06484069_omsl.indd 1
29-11-2006 10:55:05
PaletPraktisch 1 Kunstautobiografie 2 Kiezen en bezoeken van een culturele activiteit 3 Kunstwijzers 4 Verslag uitbrengen: presentatievormen 5 Het maken van een kunstwerk 6 Eindverslag
111
06484069_prktsch.indd 111
29-11-2006 10:52:14
.1 Kunstautobiografie In een biografie vertelt een schrijver over het leven van een ander. In een autobiografie vertelt de schrijver over zichzelf. In een kunstautobiografie vertel jij over wat jij in je leven op kunstgebied hebt meegemaakt en wat je is bijgebleven. Daarbij moet je overigens niet alleen denken aan beeldende kunst. Ook dans, muziek, cabaret, theater en film zijn kunst. Als je actief aan kunst doet, kun je daarover iets in je kunstautobiografie schrijven. Maar je kunt natuurlijk ook iets over kunst zeggen zonder dat je daarin zelf een actieve rol speelt. Er is immers geen kunst zonder publiek: ook als toeschouwer maak je deel uit van een kunstervaring.
Vertel allereerst in je kunstautobiografie waar je op dit moment staat. w Ga eens na welke voorstellingen of (pop)concerten je hebt bezocht in de periode dat je op de middelbare school zit. w Heb je in de vakantie wel eens een kerk, kasteel of bijzondere tuin bezocht? w Heb je zelf wel eens meegewerkt aan een musical of schoolvoorstelling? w Bespeel je een instrument? Dans of acteer je? w Heb je iets bezocht of gedaan op kunstgebied wat je het vermelden waard vindt? w Is er iets op kunstgebied wat je graag zou willen doen? Dromen horen ook in je kunstautobiografie. Het tweede deel van je kunstautobiografie bestaat uit een schema waarin je met kruisjes aangeeft hoe groot je belangstelling voor verschillende vormen van kunst op dit moment is. Als derde kun je de cd-rom Hotel Palet gebruiken. Neem een kijkje in de verschillende hotelkamers. Welke kunstuitingen die je daar aantreft spreken je aan, welke niet? En waarom? Vat de resultaten van je rondgang samen in een ‘smaakdocument’ en voeg het aan je kunstautobiografie toe. Je ziet nu nog beter waar je op dit moment staat ten aanzien van kunst en cultuur.
112
06484069_prktsch.indd 112
29-11-2006 10:52:14
Palet Praktisch
kunstvorm
veel
redelijk veel
Kunstautobiografie
weinig
geen belangstelling
architectuur beeldhouwkunst (video)installaties cabaret dans design film klassiek ballet klassieke muziek literatuur mode musical opera/operette poĂŤzie popmuziek schilderkunst prentkunst fotografie toneel Waar houd je op dit moment het meest van? Waarom?
Waar zou je wel wat meer van willen weten? Waarom?
06484069_prktsch.indd 113
113
29-01-2008 17:40:12
.2 Kiezen en bezoeken van een culturele activiteit 1 Wat is een culturele activiteit? Binnen het vak ckv wordt van je verwacht dat je een aantal keren aan een culturele activiteit hebt deelgenomen: een havoleerling minimaal zes en een vwo-leerling minimaal acht keer. Een filmbezoek is zo’n culturele activiteit, net als een bezoek aan een cabaret- of theatervoorstelling, (pop)concert, dansvoorstelling, tentoonstelling of museum. Maar ook een schoolvoorstelling of de musical waaraan je zelf hebt meegedaan, telt misschien als culturele activiteit. Overleg dit met je docent(e). Thuis een dvd bekijken of een cd beluisteren is niet voldoende. Je moet echt letterlijk de drempel van een gebouw zijn overgestapt. Je kunt natuurlijk wel een voorstelling die je live hebt gezien, thuis nogmaals op cd of dvd beluisteren/bekijken om je verslag te verdiepen.
3 Verslag uitbrengen van je culturele activiteit Van iedere activiteit moet je verslag uitbrengen. Maar wat moet je dan allemaal onthouden? Waar kun je op letten als je een culturele activiteit bezoekt? De kunstwijzers uit hoofdstuk 3 helpen je op gang: ze zetten per kunstvorm allerlei aandachtspunten voor je op een rij. De echte uitwerking doe je vervolgens in een verslag naar keuze. Bij een verslag denk je waarschijnlijk aan een geschreven tekst, maar er zijn meer vormen van verslaglegging. In hoofdstuk 4 Verslag uitbrengen: presentatievormen worden verschillende vormen genoemd en uitgewerkt.
2 Wat bepaalt je keuze? w Diversiteit. Het is de bedoeling dat je varieert. Dus niet zes keer naar de film, maar bijvoorbeeld één filmbezoek, één bezoek aan een museum, één keer naar een expositie, eenmaal naar een concert en één bezoek aan een dans- of theatervoorstelling. w Je eigen smaak in combinatie met school-/docentkeuze. Je maakt meestal zelf een keuze uit het aanbod van culturele activiteiten. Soms wordt de keuze door de school gemaakt, doordat er een voorstelling in school wordt gehaald. Uiteindelijk beslist je docent(e) wat als culturele activiteit geldt. Je kunt immers eindeloos discussiëren over de vraag of bijvoorbeeld elke film tot kunst of cultuur gerekend kan worden. Kortom, overleg altijd tijdig met je docent(e).
114
06484069_prktsch.indd 114
29-11-2006 10:52:15
Palet Praktisch
Kunstwijzers
.3 Kunstwijzers
Je eerste indruk van een kunstwerk is altijd erg belangrijk. Vaak heb je aan een halve minuut genoeg om je mening te vormen. Als de muziek, een schilderij of een toneelstuk je aanspreekt, is het geen probleem langer te luisteren of te kijken. Op het moment dat het kunstwerk niet direct je aandacht trekt, is dat veel lastiger. In elk geval is het zinvol om, los van je eerste indruk, te weten te komen waarover het kunstwerk gaat en wat de bedoeling is geweest van de maker. Waarschijnlijk zul je het dan beter begrijpen.
Overigens is daarmee niet gezegd dat hetgeen jij denkt dat de maker heeft bedoeld, hetzelfde is als de maker in gedachten had. Er zit bijna altijd een verschil tussen jouw beleving en die van de maker. Toch is de kans groot dat je, door het kunstwerk beter te bekijken of te beluisteren, het ook anders gaat beoordelen en waarderen. Om je enkele handvatten te geven bij het kijken en luisteren, hebben we voor elke kunstvorm een kijk- of luisterwijzer gemaakt.
115
06484069_prktsch.indd 115
29-11-2006 10:52:17
Kunstwijzer toneel I
Informatie
1 Noteer de zakelijke gegevens van de voorstelling: w naam voorstelling w naam gezelschap w locatie w datum voorstelling 2 Bewaar je toegangsbewijs en je programma. 3 Zoek minstens één recensie of krantenartikel over de voorstelling.
II
Vorm
4 In welke ruimte vond de voorstelling plaats? (Lijsttoneeltheater, vlakkevloertheater of op een andere locatie?) 5 Welk effect heeft de ruimte op de voorstelling? 6 Beschrijf in enkele woorden het toneelbeeld. Denk daarbij aan decor, licht, kostuums/grime, attributen, spel/dans en film/video. 7 Wordt er gebruikgemaakt van muziek, zang of geluidseffecten? Noem deze middelen. 8 Wat voor rol spelen muziek, zang of geluidseffecten? Is de muziek een overgangsmoment of zijn de zangers de vertellers van het verhaal?
III Inhoud 9 Geef in enkele regels een samenvatting van de voorstelling. 10 Om welk(e) conflict(en) gaat het in de voorstelling? 11 Wie zijn de belangrijkste personages? Geef een korte karakterbeschrijving. Door welke uitingen herken je die karaktereigenschappen? 12 Beschrijf de onderlinge relaties tussen de belangrijkste personages.
13 Zijn de personages ‘gewone’ mensen of zijn het vooral vertegenwoordigers van een bepaald standpunt? Denk bijvoorbeeld aan ‘het goede overwint’, de ‘wereld is een dansfeest’ enzovoort. Leg je antwoord uit. 14 Met wie heb je het meest meegeleefd? Waardoor komt dat?
IV Functie 15 Wat is het doel van de voorstelling? w D e voorstelling is vooral bedoeld om het publiek te amuseren. w D e voorstelling wil een mening of boodschap overbrengen, namelijk ... 16 Geef enkele voorbeelden van de theatrale middelen die hierbij een rol spelen. Denk daarbij aan spel, mise-en-scène, decor/rekwisieten, kostuums/grime, belichting, muziek, attributen, geluidseffecten en/of filmbeelden. 17 Welke theatrale middelen heeft de regisseur gebruikt om de aandacht van het publiek vast te houden? Welke waren het meest effectief?
V
Jouw reactie
18 Wat verwachtte je toen je naar de voorstelling ging? Geef aan waar aan je verwachting is voldaan (en waar niet). 19 Wat heeft de meeste indruk op je gemaakt? 20 Geef in maximaal 100 woorden je totale indruk van de voorstelling. Neem hier ook je mening in op. Geef bij elk argument voorbeelden uit de voorstelling. Verwerk in je betoog ook wat je bij de vragen hierboven hebt genoteerd.
116
06484069_prktsch.indd 116
29-11-2006 10:52:17
Palet Praktisch
Kunstwijzers
Kunstwijzer dans I
Informatie
1 Noteer de zakelijke gegevens van het concert of de voorstelling: w naam orkest/band/ensemble w bezetting (instrumenten) w locatie w datum voorstelling 2 Bewaar je toegangsbewijs en je programma. 3 Zoek minstens ĂŠĂŠn recensie of krantenartikel over de voorstelling.
II
Vorm
4 In welke ruimte vond de voorstelling plaats? (Lijsttoneeltheater, vlakkevloertheater of op een andere locatie?) 5 Welk effect heeft de ruimte op de voorstelling? 6 Beschrijf in enkele woorden het toneelbeeld. Denk daarbij aan decor, licht, kostuums/grime, attributen, spel/dans, film/video, opstelling van de groep en/of de solist op het podium. 7 Wordt er gebruikgemaakt van moderne media zoals film en video? Wat is het effect daarvan op de dans en de voorstelling? 8 Op welke manier wordt muziek gebruikt bij de voorstelling? Denk aan live of opname, instrumentaal of vocaal, gebruikte instrumenten, muziekgenre. Raadpleeg het programmaboekje of internet voor achtergrondinformatie. 9 Hoe worden de dansen uitgevoerd? Denk daarbij aan: w solist of groepen w gelijke bewegingen (of juist niet) w aantal dansers w afwisseling w b ewuste geluiden van de dansers (bodysounds, attributen) enzovoort
III Inhoud 10 Tot welk dansgenre reken je deze voorstelling? 11 Gaat het om een verhalende, thematische of abstracte dans? Waaruit heb je dat opgemaakt? 12 A ls er sprake is van een verhaal of thema, hoe wordt dit dan duidelijk gemaakt? Dat kan zowel in de dans, de muziek als in de presentatie tot uitdrukking komen. 13 In hoeverre zijn er belangrijke personages, conflicten, relaties? Hoe uit dit zich in de dans? Geef een korte toelichting. 14 Met wie/welke danser(s) heb je het meest meegeleefd? Hoe komt dat? 15 Waren er momenten in de voorstelling dat het toneelbeeld (zie 6) of de muziek (zie 8) een bijzondere werking hadden? Leg je antwoord uit.
IV Functie 16 Wat heeft de choreograaf met deze voorstelling willen zeggen? 17 In welke mate hebben het toneelbeeld en de muziek daaraan bijgedragen?
V
Jouw reactie
18 Wat verwachtte je toen je naar de voorstelling ging? Geef aan waar aan je verwachting is voldaan (en waar niet). 19 Wat heeft de meeste indruk op je gemaakt bij de voorstelling? 20 Geef in maximaal 100 woorden je totale indruk van de voorstelling. Neem hier ook je mening in op. Geef bij elk argument voorbeelden uit de voorstelling. Verwerk in je betoog ook wat je bij de vragen hierboven hebt genoteerd.
117
06484069_prktsch.indd 117
29-11-2006 10:52:17
Kunstwijzer cabaret I
Informatie
1 Noteer de zakelijke gegevens van de voorstelling: w naam voorstelling w naam gezelschap/artiest w locatie w datum voorstelling 2 Bewaar je toegangsbewijs en je programma. 3 Zoek minstens één recensie of krantenartikel over de voorstelling.
II
Vorm
4 In welke ruimte vond de voorstelling plaats? (Lijsttoneeltheater, vlakkevloertheater of op een andere locatie?) 5 Welk effect heeft de ruimte op de voorstelling? 6 Beschrijf in enkele woorden het toneelbeeld. Denk daarbij aan decor, licht, kostuums/grime, attributen, spel/dans en film/video. 7 Wordt er gebruikgemaakt van muziek, zang of geluidseffecten? Noem deze middelen. 8 Wat voor rol spelen muziek, zang of geluidseffecten? 9 Als de voorstelling wordt gepresenteerd door twee cabaretiers of een groep, hoe is dan de rolverdeling tussen de cabaretiers of de groep? 10 Tot welk genre cabaret kun je de voorstelling rekenen? (Tekstcabaret, stand-upcomedy, fysiek cabaret, muzikaal cabaret, of anders, namelijk ...) Leg je antwoord uit.
III Inhoud 11 Hoe is de voorstelling opgebouwd? w D e voorstelling bestaat uit losse onderdelen zonder samenhang. Noem er een aantal. w E r loopt een rode draad door de voorstelling. Welke? w E r komen een of meer thema’s aan de orde. Welke? 12 Als de cabaretier een boodschap heeft of zijn mening uitdraagt, hoe verpakt hij die dan? Denk hierbij aan een specifiek soort humor (welke?), afwisseling van plezier en ontroering, wisselwerking met de zaal en dergelijke. 13 Welke onderdelen van de voorstelling zijn je het meest bijgebleven? Waarom?
IV Functie 14 Wat is het doel van de voorstelling? Is de voorstelling uitsluitend bedoeld om het publiek te amuseren of wil deze ook een mening of boodschap overbrengen? Zo ja, welke mening of boodschap? Leg je antwoord uit en geef enkele voorbeelden van de manier waarop dat gebeurt.
V
Jouw reactie
15 Wat verwachtte je toen je naar de voorstelling ging? Geef aan waar aan je verwachting is voldaan (en waar niet). 16 Wat heeft de meeste indruk op je gemaakt? 17 Geef in maximaal 100 woorden je totale indruk van de voorstelling. Neem hier ook je mening in op. Geef bij elk argument voorbeelden uit de voorstelling. Verwerk in je betoog ook wat je bij de vragen hierboven hebt genoteerd.
118
06484069_prktsch.indd 118
29-11-2006 10:52:18
Palet Praktisch
Kunstwijzers
Kunstwijzer opera, operette en musical I
Informatie
1 Noteer de zakelijke gegevens van de voorstelling: w naam voorstelling w naam gezelschap w locatie w datum voorstelling 2 Bewaar je toegangsbewijs en je programma. 3 Zoek minstens één recensie of krantenartikel over de voorstelling.
II
Vorm
4 In welke ruimte vond de voorstelling plaats? (Lijsttoneeltheater, vlakkevloertheater of op een andere locatie?) 5 Welk effect heeft de ruimte op de voorstelling? 6 Beschrijf in enkele woorden het toneelbeeld. Denk daarbij aan decor, licht, kostuums/grime, attributen, spel/dans en film/video. 7 Welke rol(len) spelen de leden van het koor? Vormen ze een onderdeel van de handeling? (Bijvoorbeeld: het volk in de straat, een leger soldaten, een straatbende.) Of hebben de koorleden een algemene muzikale rol? 8 Om welke danstechniek gaat het in deze voorstelling? (academische dans, moderne dans, jazz-/musicaldans of anders?) Leg je antwoord uit.
III Inhoud 9 Geef in enkele regels een samenvatting van de voorstelling. 10 Om welk(e) conflict(en) gaat het in de voorstelling? 11 Wie zijn de belangrijkste personages? Geef een korte karakterbeschrijving. Door welke uitingen herken je die karaktereigenschappen?
12 Beschrijf de onderlinge relaties tussen de belangrijkste personages. 13 Zijn de personages ‘gewone’ mensen of zijn het vooral vertegenwoordigers van een bepaald standpunt? Denk bijvoorbeeld aan ‘het goede overwint’, de ‘wereld is een dansfeest’ enzovoort. Leg je antwoord uit. 14 Met wie heb je het meest meegeleefd? Waardoor komt dat?
IV Functie 15 Wat is het doel van de voorstelling? w D e voorstelling is vooral bedoeld om het publiek te amuseren. w D e voorstelling wil een mening of boodschap overbrengen, namelijk ... 16 Geef enkele voorbeelden van de theatrale middelen die hierbij een rol spelen. Denk daarbij aan spel, mise-en-scène, decor/rekwisieten, kostuums/grime, belichting, muziek, zang, geluidseffecten en/of filmbeelden. 17 Welke theatrale middelen heeft de regisseur gebruikt om de aandacht van het publiek vast te houden?
V
Jouw reactie
18 Wat verwachtte je toen je naar de voorstelling ging? Geef aan waar aan je verwachting is voldaan (en waar niet). 19 Wat heeft de meeste indruk op je gemaakt? 20 Geef in maximaal 100 woorden je totale indruk van de voorstelling. Neem hier ook je mening in op. Geef bij elk argument voorbeelden uit de voorstelling. Verwerk in je betoog ook wat je bij de vragen hierboven hebt genoteerd.
119
06484069_prktsch.indd 119
29-11-2006 10:52:18
Kunstwijzer film I
Informatie
1 Noteer de zakelijke gegevens: w titel film w namen regisseur en enkele hoofdrolspelers w waar gezien? (bioscoop of thuis op dvd/video) w datum film 2 Zoek minstens één recensie of krantenartikel over de film.
II
Vorm
3 Op welke locaties speelde het verhaal zich vooral af? 4 Hoe waren de hoofdpersonen gekleed en gegrimeerd? 5 In hoeverre bepaalden locaties en kleding de sfeer van de film? 6 Had de muziek een opvallende rol in de film of diende deze vooral als achtergrond? Geef voorbeelden. 7 Was er sprake van speciale geluidseffecten? Zo ja, noem er enkele. 8 Op welke manier werd het verhaal verteld? w in (tamelijk) chronologische volgorde w h et verhaal versprong voortdurend in plaats en tijd (onder andere door montage, flashbacks, flashforwards) w anders, namelijk ... 9 Welke scènes zijn je het meest bijgebleven? In hoeverre hebben cameravoering, camerastandpunt en/of montage hierbij een rol gespeeld? Geef enkele voorbeelden. 10 Bij welk genre kun je de film indelen? (Comedy, film noir, avonturenfilm, western, thriller enzovoort.)
III Inhoud 11 Geef in enkele regels een samenvatting van de film. 12 Om welk(e) conflict(en) gaat het in de film? 13 Wie zijn de belangrijkste personages? Geef een korte karakterbeschrijving. Door welke uitingen herken je die karaktereigenschappen? 14 Beschrijf de onderlinge relaties tussen de belangrijkste personages. 15 Zijn de personages ‘gewone’ mensen of zijn het vooral vertegenwoordigers van een bepaald standpunt? Denk bijvoorbeeld aan ‘het goede overwint’, de ‘wereld is een dansfeest’ enzovoort. Leg je antwoord uit. 16 Met wie heb je het meest meegeleefd? Waardoor komt dat?
IV Functie 17 Wat is het doel van de film? w D e film is vooral bedoeld om het publiek te amuseren. w D e film wil een mening of boodschap overbrengen, namelijk ... w De film wil informatie verstrekken, namelijk ... 18 Welke middelen heeft de regisseur gebruikt om de aandacht van het publiek vast te houden?
V
Jouw reactie
19 Wat verwachtte je toen je naar de film ging? Geef aan waar aan je verwachting is voldaan (en waar niet). 20 Wat heeft de meeste indruk op je gemaakt? 21 Geef in maximaal 100 woorden je totale indruk van de film. Neem hier ook je mening in op. Geef bij elk argument voorbeelden uit de film. Verwerk in je betoog ook wat je bij de vragen hierboven hebt genoteerd.
120
06484069_prktsch.indd 120
29-11-2006 10:52:18
Palet Praktisch
Kunstwijzers
Kunstwijzer muziek I
Informatie
1 Noteer de zakelijke gegevens van het concert of de voorstelling: w naam orkest/band/ensemble w bezetting (instrumenten) w locatie w datum concert of voorstelling 2 Bewaar je toegangsbewijs en je programma. 3 Zoek minstens één recensie of krantenartikel over het concert of de voorstelling.
II
Vorm/opbouw
4 I n wat voor ruimte vindt het concert of de voorstelling plaats? In een concertzaal, op een jazz- of pop podium of op een bijzondere locatie? 5 Beschrijf in enkele woorden het toneelbeeld. Denk daarbij aan decor, licht, kostuums/grime, opstelling van de muziekgroep en/of de solist op het podium. 6 Wordt er gebruikgemaakt van moderne media zoals film en video? Wat is daarvan het effect op de muziek en de voorstelling? 7 Op welke manier is het concert of de voorstelling opgebouwd? Denk aan afwisseling in langzame/snelle nummers, harde/zachte en korte/lange stukken. 8 Geef bij een onderdeel van het concert of de voorstelling aan welke van de volgende punten je hebt gehoord. In welk muziekstuk/nummer/lied is dat geweest? w herhaling van stukjes muziek w meerstemmigheid w afwisseling in coupletten en refreinen w solo’s w meerdere melodieën door elkaar heen w improvisatie w iets anders, namelijk ...
III Inhoud 9 Bij welk muziekgenre kun je het concert of de voorstelling indelen? 10 V alt de muziek binnen dit genre onder een bepaald subgenre? Zo ja, welk subgenre? 11 I s er sprake van cross-over (vermenging) van (sub)genres? Zo ja, benoem deze. 12 W elke kenmerken van het muziekgenre vallen je het meest op? 13 Houden de verschillende muzieknummers verband met elkaar? Leg uit hoe ze verband met elkaar houden of juist niet. 14 A ls er sprake is van een verhaal of een thema, hoe wordt dit dan duidelijk gemaakt? Dat kan zowel in de tekst, de muziek als in de presentatie tot uiting komen.
IV Functie 15 Wat is het doel van het concert of de voorstelling? Amusement, een boodschap, een verhaal of puur luisterplezier? 16 Voel je je betrokken bij de muziek? Is er sprake van communicatie tussen de muzikanten en jou? 17 In hoeverre heeft het toneelbeeld (zie 5) een functie gehad in het concert of de voorstelling?
V
Jouw reactie
18 Wat verwachtte je toen je naar het concert of de voorstelling ging? Geef aan waar aan je verwachting is voldaan (en waar niet). 19 Wat heeft de meeste indruk op je gemaakt? 20 Geef in maximaal 100 woorden je totale indruk van het concert of de voorstelling. Neem hier ook je mening in op. Verwerk in je betoog ook wat je bij de vragen hierboven hebt genoteerd.
121
06484069_prktsch.indd 121
29-11-2006 10:52:18
Kunstwijzer schilderkunst, fotografie en ruimtelijk werk I
Informatie
1 Noteer de zakelijke gegevens van het kunstwerk: w naam kunstenaar w titel kunstwerk w datering kunstwerk w locatie waar je het hebt gezien w tijd wanneer je het hebt gezien 2 Bewaar je toegangsbewijs en eventueel een folder of zaaltekst. 3 Zoek minstens één recensie of verklarende tekst over het kunstwerk.
II
Vorm
4 Zijn er overeenkomsten tussen het kunstwerk en de zichtbare werkelijkheid? Is het kunstwerk w r ealistisch? (geheel overeenkomstig de werkelijkheid) w g eabstraheerd of figuratief? (deels overeenkomstig de werkelijkheid) w a bstract of non-figuratief? (geen overeenkomst met de werkelijkheid) 5 Is het kunstwerk tweedimensionaal of driedimensionaal? 6 Met welk materiaal en welke techniek is het tweedimensionale kunstwerk gemaakt? 7 Met welk materiaal is het driedimensionale kunstwerk gemaakt? 8 Is het driedimensionale kunstwerk w gehakt? w gemodelleerd (en daarna gegoten)? w geassembleerd? w anders, namelijk ... 9 Welke beeldende middelen heeft de maker gebruikt?
III Inhoud 10 Waar gaat dit kunstwerk volgens jou over?
122
06484069_prktsch.indd 122
11 Levert de titel eventueel een aanwijzing voor je interpretatie? 12 Met welke reden denk je dat de kunstenaar dit werk heeft gemaakt? 13 Wil hij zijn mening of een bepaald idee overbrengen? Zo ja, welke mening of welk idee?
IV Functie 14 Wat is volgens jou de functie van het kunstwerk? Is het bedoeld als w a nekdote? (ter illustratie van een verhaal of gebeurtenis) w d ecoratie? (om van te genieten zonder bijbedoelingen) w o proep tot eigen interpretatie? (stimuleert de beschouwer zelf over het onderwerp na te denken en daar een mening over te vormen) w p rovocatie? (bedoeld om de toeschouwer wakker te schudden) w u iting van persoonlijke gevoelens en gedachten van de maker? w o nderzoek naar de eigen kunstvorm? (l’art pour l’art) w meditatie? w ‘ter lering en vermaak’? 15 Is het kunstwerk voor dezelfde plek of gelegenheid gemaakt als je nu ziet? Zo nee, waar is het in eerste instantie voor gemaakt?
V
Jouw reactie
16 Wat verwachtte je toen je het kunstwerk ging bekijken? Klopte jouw verwachting? Leg je antwoord uit. 17 Wat heeft de meeste indruk op je gemaakt? 18 Geef in maximaal 100 woorden je oordeel over het kunstwerk (positief of negatief). Vergeet niet aan te geven hoe je aan die mening komt. Verwerk in je betoog ook wat je bij de vragen hierboven hebt genoteerd.
29-11-2006 10:52:19
Palet Praktisch
Kunstwijzers
Kunstwijzer architectuur I
Informatie
1 Noteer de zakelijke gegevens van het gebouw: w eventuele naam van het gebouw w naam architect w datum bezichtiging w plaats/locatie van het gebouw 2 Maak of verzamel foto’s van het gebouw. 3 Zoek minstens één recensie of tekst over het gebouw en de architect.
II
Vorm
4 Kun je aan de vorm zien welke functie dit gebouw heeft? 5 Waarmee of waarvan is de huid van het gebouw gemaakt? w baksteen w glas w beton w hout w kunststof w i jzer, koper, aluminium, titanium of een ander metaal w anders, namelijk ... 6 Welke beeldende middelen heeft de architect gebruikt? Bekijk dit voor de binnenkant en buitenkant van het gebouw. Betrek daarbij de volgende zaken: w Licht: licht/schaduw, gebruik van indirect licht. w K leur: één kleur of verschillende kleuren? Heeft elk materiaal een eigen kleur? w R uimte: lijkt het gebouw buiten en binnen kleiner of groter dan het in werkelijkheid is? - Hoe zijn de ruimtes van binnen opgebouwd? - Hoe is de routing in het gebouw? w Muurvlakken: open of gesloten? w O mgeving: hoe is het gebouw in de omgeving geplaatst?
III Inhoud 7 Wat voor uitstraling heeft het gebouw? Denk aan macht, vriendelijkheid, gezelligheid, openheid, geslotenheid, zuinigheid of juist spaarzaamheid.
IV Functie 8 Wat is de functie van het gebouw? w kantoor w woning of woningcomplex w museum w stadion, sporthal w onderwijsinstelling w fabriek w winkel of winkelcentrum w theater, opera, bioscoop w gevangenis w anders, namelijk … 9 Is het gebouw oorspronkelijk voor deze functie (zie 8) gebouwd? 10 Verwijst de vorm naar de functie van het gebouw? Waaraan kun je dat zien?
V
Jouw reactie
11 Wat verwachtte je toen je het gebouw ging bekijken? Klopte jouw verwachting? Leg je antwoord uit. 12 Wat heeft de meeste indruk gemaakt? 13 Geef in maximaal 100 woorden je oordeel over het gebouw (positief of negatief). Vergeet niet aan te geven hoe je aan die mening komt. Verwerk in je betoog ook wat je bij de vragen hierboven hebt genoteerd.
123
06484069_prktsch.indd 123
29-11-2006 10:52:19
Kunstwijzer design I
Informatie
1 Noteer de zakelijke gegevens van het voorwerp: w naam vormgever w eventueel titel of naam w eventueel datering voorwerp w locatie waar je het hebt gezien of gebruikt w tijd wanneer je het hebt gezien of gebruikt 2 Bewaar je toegangsbewijs en eventueel een folder of zaaltekst. 3 Zoek minstens één recensie of toelichtende tekst over het voorwerp.
II
Vorm
4 Kun je aan de vorm zien wat voor functie dit voorwerp heeft? 5 Is het voorwerp machinaal of ambachtelijk vervaardigd? 6 Waarvan is het voorwerp gemaakt? 7 Welke designmiddelen zijn er gebruikt? 8 Is er een gebruiksaanwijzing toegevoegd? Zo ja, is die duidelijk? Zo nee, is die wel/niet gewenst?
III Inhoud 9 Waarvoor dient het voorwerp? 10 Waarom heeft de ontwerper het gemaakt? 11 Wat wil de maker eventueel overbrengen op de gebruiker of verbeteren ‘in het leven’?
IV Functie 12 Met welk doel is het voorwerp gemaakt? (meer antwoorden mogelijk) w als functioneel gebruiksvoorwerp w als esthetisch en decoratief object w als eigen interpretatie w als provocatie w als onderzoek w om emoties op te roepen w om economische redenen w anders, namelijk … 13 Is er al eerder een voorwerp voor hetzelfde gebruik gemaakt? Zo ja, waarin verschilt dat van het bekeken voorwerp? 14 Is het voorwerp geschikt voor het doel? Waarom? 15 Is het veilig in het gebruik? Waarom?
V
Jouw reactie
16 Wat verwachtte je toen je het voorwerp ging bekijken of gebruiken? Klopte jouw verwachting? Leg je antwoord uit. 17 Wat heeft de meeste indruk gemaakt? 18 Geef in maximaal 100 woorden je oordeel over het voorwerp (positief of negatief). Vergeet niet aan te geven hoe je aan die mening komt. Verwerk in je betoog ook wat je bij de vragen hierboven hebt genoteerd.
124
06484069_prktsch.indd 124
29-11-2006 10:52:19
Palet Praktisch
Kunstwijzers
Kunstwijzer museum, tentoonstelling of beelden(park)route I
Informatie
1 Noteer de zakelijke gegevens van het museum, de tentoonstelling of beelden(park)route: w naam museum, tentoonstelling, park/route w eventueel naam samensteller/conservator w datering w locatie waar je het hebt gezien w tijd wanneer je het hebt gezien 2 Bewaar je toegangsbewijs en eventueel een folder of catalogus. 3 Zoek minstens één recensie of toelichtende tekst over het museum, beeldenpark of de tentoonstelling.
II
Vorm
4 Is het pand/park oorspronkelijk als museum/beeldenpark gebouwd of aangelegd? Zo nee, waarvoor is het in eerste instantie bedoeld? 5 Beschrijf het museum, het beeldenpark of de tentoonstelling. 6 Wat omvat de collectie of tentoonstelling? 7 Hoe staan de kunstwerken en voorwerpen in de ruimtes opgesteld? 8 Welke middelen heeft/hebben de inrichter(s) gebruikt? 9 Vertel hoe de inrichter(s) de getoonde objecten heeft/ hebben gestructureerd? 10 Is de ‘routing’, dat wil zeggen de richting waarin je door de zalen loopt of langs de tentoongestelde voorwerpen gaat, logisch of juist niet? Leg je antwoord uit.
III Inhoud 11 Waar gaat dit museum, deze tentoonstelling of deze beelden(park)route over? 12 Zegt de naam of titel iets over de inhoud? Zo ja, wat? 13 Wat is de reden dat de inrichter(s) de ruimte zó heeft/ hebben ingericht, denk jij?
14 Heeft dat iets te maken met zijn/hun functie? Zo ja, wat? 15 Welke ordening ligt aan de presentatie ten grondslag? (Chronologisch, thematisch enzovoort.) 16 Verstrekt/Verstrekken de inrichter(s) informatie over het tentoongestelde? Zo ja, hoe gebeurt dat? (Tekstborden per zaal/per object, video/film, audiotour, zaalpapier, catalogus enzovoort.) 17 Begrijp je de manier waarop de informatie wordt gegeven? Vind je de informatie wel/niet storend? Hoe komt dat?
IV Functie 18 Wat is volgens jou het doel van de opstelling? w H et tonen van (een deel van) de geschiedenis. w H et tonen van (delen van) het oeuvre van een of meer kunstenaars, ontwerpers, schrijvers of andere personen. w Het genieten zonder verdere bijbedoelingen. w H et oproepen tot eigen interpretatie (stimuleert de beschouwer zelf over het onderwerp na te denken en daar zijn/haar eigen mening over te vormen). w H et uiting te geven aan religieuze gevoelens of het bevorderen van meditatie. w Het oproepen van emoties. w Anders, namelijk ...
V
Jouw reactie
19 Wat verwachtte je toen je het museum, de tentoonstelling of het beeldenpark ging bekijken? Klopte jouw verwachting? Leg je antwoord uit. 20 Wat heeft de meeste indruk gemaakt? 21 Geef in maximaal 100 woorden je oordeel over het museum, de tentoonstelling of het beeldenpark (positief of negatief). Vergeet niet aan te geven hoe je aan die mening komt. Verwerk in je betoog ook wat je bij de vragen hierboven hebt genoteerd.
125
06484069_prktsch.indd 125
29-11-2006 10:52:19
Kunstwijzer literatuur I
Informatie
1 Noteer de zakelijke gegevens van het boek: w titel boek w naam auteur w naam vertaler w uitgever en jaar van eerste druk
II
Vorm
2 Tot welke categorie behoort het werk? 3 Als je naar de literaire middelen kijkt, welke zijn dan in de westerse literatuur minder gebruikelijk of onbekend? Denk aan structuur/opbouw, taalgebruik, beeldspraak, symbolen, beschrijvingen, dialogen, herhalingen, vertelperspectief.
III Inhoud 4 Vat in enkele regels de inhoud van het werk samen. 5 Wat heeft de schrijver volgens jou met het werk willen zeggen? 6 Kan het onderwerp van het verhaal ook in jouw leven voorkomen? Licht je antwoord toe. 7 Kun je je met een van de personages identificeren? Welk personage? Motiveer je antwoord. 8 Wat zijn de opvallendste verschillen met werken die je kent uit de Nederlandse literatuur op het gebied van normen en waarden, maatschappelijke verhoudingen, thema’s en motieven, personages en onderlinge verhoudingen? 9 Krijg je door dit werk ook een beeld van het land of de cultuur? Welk beeld? Denk je dat dit beeld klopt met de werkelijkheid? Leg je antwoord uit.
10 Is het werk geïnspireerd op een al bestaand kunstwerk? (Denk aan Romeo en Julia.) Zo ja, beantwoord dan de volgende vragen: w W at zeggen de personen en gebeurtenissen uit de tekst jou? w W at wil de kunstenaar dat de personen en gebeurtenissen ons vertellen? Klopt zijn visie met dat wat jij leest? w I n hoeverre is er sprake van ‘iets nieuws’ als je het oorspronkelijke werk met dit werk vergelijkt?
IV Functie 11 Waarom denk je dat dit werk ook buiten het land van herkomst en/of eeuwen na het ontstaan ons nog steeds aanspreekt?
V
Jouw reactie
12 Wat verwachtte je toen je het boek ging lezen? Klopte jouw verwachting? Leg je antwoord uit. 13 Wat heeft de meeste indruk op je gemaakt? Geef argumenten en voorbeelden. 14 Schrijf in maximaal 100 woorden een recensie over dit boek. Maak daarbij gebruik van wat je bij de vragen hierboven hebt genoteerd.
126
06484069_prktsch.indd 126
29-11-2006 10:52:20
Palet Praktisch
Kunstwijzers
Kunstwijzer erfgoed De vragen in deze Kunstwijzer erfgoed komen deels overeen met die in de overige kunstwijzers, maar gaan dieper in op de context: geschiedenis, plaats, gebruik, betekenis en waardering. Vanuit erfgoedperspectief kun je oneindig veel vragen stellen. Al doende zul je er steeds meer over willen weten.
I
Vorm
Bewust kijken levert je allerlei informatie en aanwijzingen op. w Hoe ziet het eruit? w Van welk materiaal is het gemaakt? w I s het compleet, zijn er dingen veranderd of toegevoegd? w Hoe is het gemaakt? w Hoe voelt het, waar ruikt het naar, hoe klinkt het?
II
Inhoud en functie
Om deze vragen te kunnen beantwoorden moet je waarschijnlijk nader onderzoek doen, bijvoorbeeld in de bibliotheek, het museum of archief in jouw omgeving, of door mensen te interviewen die er meer van weten. Ga uit van je eerste indruk en probeer je er al zoekend een eigen mening over te vormen. w W at is de functie? Hoe is het gebruikt en is dat gebruik veranderd? w Is te achterhalen van wie het ontwerp is? w I s het ontwerp functioneel: sluit het aan bij het doel waarvoor het object wordt/is gebruikt? w Wat zijn de herkomst en de ouderdom?
III Context De omgeving en geschiedenis van een object bepalen de inhoud en de functie ervan, en daarmee de waarde en betekenis. Vragen hierover vallen deels samen met die hierboven. w W aar bevindt het object zich, en wat zegt die omgeving over het object? (Bijvoorbeeld: een gebruiksvoorwerp in een museum, een oude boerderij in een nieuwbouwwijk, een tot appartementencomplex omgebouwde kerk.) w W at is de levensloop van het object? Wat heeft het allemaal meegemaakt? Hoe is het veranderd? w W elke waarde heeft het? Denk daarbij niet alleen aan geldwaarde, maar ook aan emotionele waarde, historische waarde, kunstwaarde en statuswaarde.
IV Jouw mening w Vind jij het object/gebouw/landschap mooi of lelijk? Denk je dat andere mensen het mooi vinden? Geef daar argumenten bij. w W at is de betekenis voor jou: mag het blijven staan of moet het weg? Wegen je argumenten voor behoud ervan op tegen de argumenten om het weg te gooien, te vernietigen of te slopen?
127
06484069_prktsch.indd 127
29-11-2006 10:52:20
.4 Verslag uitbrengen: presentatievormen Voor ckv zul je regelmatig verslag uitbrengen van iets wat je hebt gedaan. Dat geldt in elk geval voor een culturele activiteit die je hebt bezocht. De kunstwijzer is dan je basis: met behulp van die kunstwijzer bepaal je de grote lijnen van wat je hebt gezien, gehoord of gelezen en met die ervaringen kom je tot een oordeel. De belangrijkste bevindingen uit je ingevulde kunstwijzer verwerk je in een verslag. Dat verslag kan allerlei vormen hebben. Het is belangrijk om een vorm ervoor te vinden die past bij jou, bij de soort culturele activiteit en bij het materiaal dat je hebt verzameld. Je kunt, in overleg met je docent(e), kiezen uit de volgende vormen: a schriftelijk verslag: betoog, commentaar, recensie b mondeling verslag: presentatie c een film als verslag d expositieverslag e creatief verslag: andere vormen van verslag (collage, tekening/strip, gedicht, drama enzovoort)
Stel jezelf de volgende vragen voordat je aan het verslag begint: w Welke verslagvorm past goed bij de culturele activiteit en bij jou? w Voor wie ga je het verslag maken? (Docent, klasgenoten, andere klassen, ouders?) w Hoeveel tijd heb je beschikbaar voor de voorbereiding? w Hoeveel tijd krijg je voor de presentatie van je verslag? w Wat is je doel: wat wil je aan anderen duidelijk maken? w Wat komt er in grote lijnen in je verslag en wat wordt de structuur? w Wat voor materiaal heb je verzameld, wat is bruikbaar en wat moet je nog meer verzamelen? w Wat voor materialen heb je nodig voor de verslaggeving? (Beamer, expositietafels, verf en papier enzovoort.) w Waar kun je aan je verslag werken? w Als je samenwerkt met anderen: wie gaat wat doen? w Hoe verwerk je je eigen mening over de culturele activiteit in het verslag? Let op! Als je een creatief verslag maakt, leg dan in een korte toelichting het verband uit tussen de bezochte culturele activiteit en het verslag. Denk eraan dat je bij elke presentatievorm informatie geeft over het onderwerp en je mening naar voren brengt. Het best kun je dus steeds de kunstwijzer naast de presentatievorm van je keuze leggen en daarmee aan de slag gaan. Veel succes!
128
06484069_prktsch.indd 128
29-11-2006 10:52:20
Palet Praktisch
Verslag uitbrengen: presentatievormen
Schriftelijk verslag Tekstsoort De meest voorkomende vormen van schriftelijk verslag bij ckv zijn: a Verslag van eigen onderzoek. b Betoog of commentaar: je mening over een stelling of gebeurtenis. c Recensie: je mening over een kunstwerk. Een recensie bevat meestal drie onderdelen: w een beschrijving van wat je hebt gezien of gehoord w een afweging van positieve en negatieve kanten, onderbouwd met argumenten w je oordeel
1 Oriëntatie: wat wil je vertellen? a Stel duidelijk vast waar het verslag over moet gaan. Beperk je tot enkele onderdelen, anders ‘verdrink’ je in je materiaal. b Selecteer de informatie: wat kun je wel of niet gebruiken? c Vat de belangrijkste informatie samen: onderstreep belangrijke gedeelten of geef de informatie in enkele zinnen weer. d Rangschik de informatie: in welke volgorde ga je het vertellen?
2 Maak een schrijfplan a Inleiding Je hebt de keuze uit: w een prikkelend voorbeeld w een overzicht van wat je gaat vertellen w een aanleiding b Kern Maak een alinea-indeling voor de onderdelen van je verslag. Plaats daarachter enkele steekwoorden uit je informatie. Plaats er eventueel (voorlopige) kopjes boven.
c Slot Formuleer in enkele steekwoorden een samenvatting, conclusies en aanbevelingen.
3 Schrijf de tekst a Maak de definitieve indeling van je tekstalinea’s. Let daarbij op het onderlinge verband tussen de alinea’s, bijvoorbeeld door het gebruik van signaalwoorden, zoals: bovendien, maar, want, omdat, echter, verder, daarnaast, zodat, waardoor, ten eerste ..., ten tweede ..., ten slotte enzovoort. b Gebruik koppen en subkoppen ter verduidelijking van de tekstindeling (eventueel met toevoeging van cijfers en letters: 1.1 of 1a). c Lees de tekst enkele malen over op grammaticale fouten en spelfouten. Vertrouw nooit alleen op de spellingcorrectie van je tekstverwerker.
4 Bronvermelding Let bij het gebruik van bronnen altijd op de betrouwbaarheid. In hoeverre is het waar wat er staat? Vooral als je een zoekmachine gebruikt, moet je goed opletten. Kijk altijd naar de ‘afzender’ van de tekst. Bij gebruik van teksten van anderen kun je bijvoorbeeld: a Citeren: je neemt stukken tekst letterlijk over uit boeken of van internet. Plaats die tekst tussen aanhalingstekens. b Parafraseren: in eigen woorden weergeven wat je in de geraadpleegde tekst hebt gelezen. c Verwijzen naar bronnen: zie vraaggesprek met acteur X in Het Parool van 5 juni 2006. Bij citeren, parafraseren en verwijzen is het geven van een bronvermelding verplicht. Dat geldt ook voor beeldmateriaal. Voorbeeld van een bronvermelding: Uit: Jan de Wit, Schilderkunst, Amsterdam 1990, pag. 25.
129
06484069_prktsch.indd 129
29-11-2006 10:52:20
Mondeling verslag Bij een mondeling verslag kun je een onderscheid maken tussen: w een liveverslag in de vorm van een spreekbeurt/ presentatie w een (gedeeltelijk) van tevoren vastgelegd verslag in de vorm van een dia- of powerpointpresentatie
1 Oriëntatie: wat wil je vertellen? a Onderscheid de hoofdzaken van de bijzaken. b Selecteer de informatie: wat wil (en kun) je wel of niet gebruiken? c Een mondeling verslag leent zich goed voor samenwerking met z’n tweeën. Zorg in dat geval voor een praktische taakverdeling.
2 Maak een presentatieplan w Liveverslag - Kijk eerst bij punt 2a, b en c van het schriftelijke verslag op de vorige pagina. - Maak een ‘praatpapier’ van een A4’tje. Hierop staan schematisch de hoofdlijnen van je verhaal. - Welke hulpmiddelen heb je nodig? (Bord, projectiescherm, cd-speler, dia-apparaat, dvd-speler?) w Dia- of powerpointpresentatie - Gebruik het folder- en reclamemateriaal van de voorstelling of tentoonstelling. - Verzamel fotomateriaal van de voorstelling of tentoonstelling op internet. - Als je geluidsopnames van de artiest(en) hebt, gebruik deze dan. - Oefen in het geval van een powerpointpresentatie een paar keer met de presentatie op de computer, zodat je zeker weet dat je de bediening van de computer, muis en dergelijke onder de knie hebt.
Voor beide presentatievormen geldt: rangschik de informatie. In welke volgorde ga je het vertellen?
3 Presenteer je mondelinge verslag w Zet alle hulpmiddelen stand-by. Oefen vooraf even met de afstandsbediening van de apparatuur. w Overleg met je docent(e), als dat nodig is, over een verduisterd lokaal. w Maak zo nodig afspraken met je medepresentator wie wat, waar en wanneer doet. w Begin pas wanneer je de volledige aandacht van je klasgenoten hebt (stilte).
4 Tips w Je kunt je verslag verlevendigen door gebruik te maken van (bewegende) beelden, sheets, modellen, voorwerpen en geluidsvoorbeelden. w Neem, als je die hebt, voorwerpen mee die je verhaal ondersteunen: dansschoenen, een muziekinstrument, een skateboard, speciale kleding, handtekeningen van de artiesten enzovoort. w Gebruik geen woorden en begrippen die je zelf niet kent. w Oefen je spreekbeurt thuis minstens één keer voor de spiegel. w Kijk je klasgenoten regelmatig aan. Lees je tekst niet al te veel op van papier. w Herhaal geen teksten die al op een scherm te lezen zijn. w Als je bij een spreekbeurt songs laat horen, kopieer dan vooraf de liedteksten. Geef als het enigszins kan de vertaling erbij. w Heb je nog nooit een powerpointpresentatie gemaakt? Je docent(e) kan je helpen aan een stappenplan.
130
06484069_prktsch.indd 130
29-11-2006 10:52:20
Palet Praktisch
Verslag uitbrengen: presentatievormen
Film als verslag Wat voor soort film wordt het? w een documentaire/videoverslag w een verhalend filmpje met hoofdrolspeler(s) en/of een verteller
1 OriÍntatie: wat wil je vertellen? w Geef duidelijk aan, bijvoorbeeld in een inleiding, waarover de film gaat. w Wat voor sfeer heeft de film? Vrolijk, ernstig, gevoelig, vertellend ... w Wil je je mening over de voorstelling geven? Of laat je de kijker zijn eigen mening vormen?
2 Maak een filmplan (storyboard) Een documentaire ligt het meest voor de hand om te maken, omdat die het eenvoudigst op te bouwen en te monteren is. Hoe bouw je je documentaire op? w Inleiding: bijvoorbeeld een prikkelend voorbeeld, een overzicht van wat je gaat vertellen of een aanleiding. w Kern: stukjes van de voorstelling of het concert, interviews met artiesten, reacties van het publiek, je eigen mening. Maak hierbij gebruik van de Kunstwijzer film. w Slot: in enkele woorden of filmbeelden een conclusie of aanbeveling. Dat kan eigen commentaar zijn maar ook reacties van het publiek of de artiesten. Wil je een verhalend filmpje maken? Maak dan een script met alle dialogen en uitgebreide aanwijzingen voor een regisseur.
3 Maak de film w Geluid - livegeluiden, bijvoorbeeld van de voorstelling of het concert - bij de montage muziek toevoegen - stomme film met commentaarstem w Cameravoering - close-up, inzoomen, uitzoomen - camerastandpunt w Montage - Bepaal de definitieve volgorde van de gefilmde shots. - Tijdens het monteren van de film kun je nog oneffenheden wegwerken of muziek toevoegen. - Fade-in, fade-out.
4 Tips w Bij een filmverslag komen een paar technische vaardigheden om de hoek kijken. Houd het vooral simpel. w Maak vooraf een draaiboek waarin de volgorde van de filmopnames staat. w Maak eerst enkele proefopnames. Test ook het geluid (en de batterijen). w Beweeg de camera rustig. Veel in- en uitzoomen kan het beeld onrustig maken. w De aftiteling kun je filmen door vellen papier neer te leggen met daarop de namen van alle medewerkers. w Met een digitale camera of een mobiele telefoon kun je soms korte filmpjes opnemen. w Maak je gebruik van beelden van anderen? Vermeld dan de bronnen in de aftiteling.
131
06484069_prktsch.indd 131
29-11-2006 10:52:21
Expositieverslag Een van de manieren om anderen te laten zien wat je hebt gedaan, is een tentoonstelling samenstellen over je onderwerp. Je kunt: w informatie geven over (een deel van) de geschiedenis, over het oeuvre van een kunstenaar, over een bepaalde gebeurtenis of plek of over een bepaald voorwerp w een boodschap willen overbrengen
1 Oriëntatie: wat wil je vertellen? a Bedenk eerst wat je wilt vertellen of laten zien met je expositie. Beperk je tot de kern. b Bedenk ook waarom je de tentoonstelling wilt maken. Wat is je doel? c Zoek een locatie uit waar de tentoonstelling zal plaatsvinden.
2 Maak een tentoonstellingsplan a Rangschik de verschillende onderdelen, zodat er een logische volgorde in de inhoud ontstaat. b Pas die inhoudelijke volgorde zodanig in de beschikbare ruimte in dat je een heldere tentoonstelling kunt presenteren met een vanzelfsprekende ‘routing’. c Om de tentoonstelling te kunnen vullen is een uitgebreide verzameling tentoonstellingsmateriaal van groot belang. Je kunt bij het verzamelen denken aan: w kunstwerken w (historische) gebruiksvoorwerpen w anekdotes, uitspraken, citaten w brieven, boeken, posters, stickers, geboortekaartjes, oude kranten/tijdschriften w videofilms, foto’s, geluidsopnames, muziek w prenten en tekeningen w schetsen, maquettes
Selecteer alleen die voorwerpen uit je materiaalverzameling die passen bij wat je de toeschouwer wilt laten zien of vertellen.
3 Maak de expositie a Ga na, zeker bij kunstwerken, in hoeverre je het materiaal zomaar voor je tentoonstelling mag gebruiken. Misschien heb je speciale toestemming nodig? b Bedenk hoe je het geselecteerde materiaal gaat presenteren. Ga je het ophangen, neerleggen of doe je het anders? c Zijn er hulpmiddelen als vitrines, panelen/schotten, geluidsapparatuur beschikbaar? d Mag je de te presenteren voorwerpen beschadigen door er bijvoorbeeld een punaise doorheen te prikken of plakband op te plakken? e Denk na over de kwetsbaarheid van je presentatiemateriaal. Is het geselecteerde materiaal geschikt voor daglicht? En als je buiten exposeert, kan het tegen de regen? f Bedenk waar en hoeveel (toelichtende) tekst je wilt aanbrengen. Bedenk ook hoe je dat gaat doen (zaaltekst, catalogus, flyer).
4 Tips w Begin op tijd met het verzamelen van tentoonstellingsmateriaal. Als je bijvoorbeeld een foto van een prent uit een archief wilt aanvragen, neemt dat enkele weken in beslag. Zorg ook voor tijdelijke opslag van je materiaalverzameling. w Zo’n materiaalverzameling kun je natuurlijk ook voor andere doeleinden gebruiken. Je kunt er bijvoorbeeld een film over maken of een schilderij. w Bedenk een goede en pakkende titel voor je expositie. w Vergeet niet het colofon. Wie heeft de tentoonstelling samengesteld? Wie zijn de bruikleengevers? Wie hebben gesponsord?
132
06484069_prktsch.indd 132
29-11-2006 10:52:21
Palet Praktisch
Verslag uitbrengen: presentatievormen
Andere vormen van verslag Bij deze toch wat bijzondere vorm van verslaglegging gaat het erom dat je zelf iets maakt of ontwerpt. Het is belangrijk dat het verband tussen de bezochte culturele activiteit en dat wat je hebt gemaakt zichtbaar is. Denk aan de volgende presentatievormen: w kleding- of modeshow w fotoverslag, collage of tekening w gedicht w object, ontwerp of maquette
Kleding of modeshow Een modeshow is een soort levende expositie van kleding. Lees het Expositieverslag op pagina 132. Veel aanwijzingen zijn ook van toepassing op een kledingshow. De punten die niet bij een modeshow passen, sla je over. Tips w Wees kritisch op de ruimte: (sfeer)verlichting, verwarming, ruimte voor een catwalk, omkleedruimte, geluidsapparatuur. w Denk aan de make-up van de modellen.
Fotoverslag, collage of tekening w Bij het maken van een fotoverslag of collage kun je twee invalshoeken kiezen (of combineren): - de inhoud van de voorstelling met foto’s of tekeningen ervan; - de sfeer voor of na, tijdens of na de voorstelling met reacties van het publiek en/of de artiesten. w Een collage is meer dan een verzameling plaatjes. De compositie van je collage is minstens even belangrijk als de plaatjes zelf. En natuurlijk kun je tekst toevoegen. Tip Denk eens aan een driedimensionaal verslag in de vorm van een kijkdoos of een boek dat je kunt openklappen (pop-upboek).
06484069_prktsch.indd 133
Gedicht Begin met het opschrijven van steekwoorden die op de voorstelling of tentoonstelling slaan. Maak groepjes van woorden die bij elkaar passen. Zoek in (synoniemen)woordeboeken naar woorden met vergelijkbare betekenissen. Bij dichten kun je hulpmiddelen inzetten. w Rijmsoorten zoals assonantie (klinkerrijm) en alliteratie (beginrijm). w Metrum dat ontstaat door een regelmatige afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen. w Rijmschema’s zoals aabbcc (gepaard rijm), abab (gekruist rijm) en abba (omarmd rijm). w Speel met rijm. Rijm hoeft niet altijd aan het eind van de regel te staan. Je kunt het ook verstoppen in het gedicht zoals klinkerrijm en beginrijm. w Versvormen. Van sommige gedichten vormen de eerste letters van de regels een woord of naam. w Metaforen en vergelijkingen maken je gedicht sterker. Tips w Probeer te verrassen met de taal (de woorden) of met de inhoud. Vermijd al te sterke clichés. w Denk na over de opbouw. Val je met de deur in huis of werk je naar een kernboodschap toe? w Heb je nog nooit of heel weinig gedichten gemaakt? Zoek dan eens een bestaand gedicht of lied. Maak op het ritme hiervan een nieuwe tekst.
Object, ontwerp of maquette w Stel van tevoren de omvang van je werkstuk vast. w Verzamel materiaal en hulpmiddelen. w Bepaal de volgorde waarin je alles maakt. w Maak het verband tussen je werkstuk en de opdracht (culturele activiteit) duidelijk.
133
29-11-2006 10:52:21
.5 Het maken van een kunstwerk In de themakaternen van Palet zul je regelmatig een praktische opdracht tegenkomen waarbij je zelf iets moet maken of ontwerpen. Dat kan van alles zijn: een tekening, een schets, een maquette, een filmpje, een interview, een choreografie of een cd. In dit onderdeel van Palet Praktisch vind je een checklist die je kunt gebruiken bij de voorbereiding en uitvoering van dergelijke opdrachten. Het is handig als je voor jezelf kort de antwoorden op de vragen formuleert. Je krijgt dan scherp wat je precies moet gaan doen.
a Opdracht w Hoeveel leerlingen kunnen er minimaal/maximaal aan werken? w Wat is precies de opdracht? Formuleer dit in eigen woorden. Analyse van de opdracht w Wat moet er precies gebeuren? w Met welke randvoorwaarden moet je rekening houden? w Welke (audio)visuele hulpmiddelen heb je nodig? w Hoeveel ruimte heb je nodig om te exposeren? w Heb je tijd en publiek nodig om het eindresultaat te tonen? (Film, muziek, dans, theater.) w Is de presentatievorm een vast gegeven of mag je de vorm zelf bepalen? Planning w Wanneer moet wat klaar zijn? w Hoeveel tijd is er beschikbaar, zowel binnen als buiten de les? Beoordelingscriteria w Wat zijn de beoordelingscriteria? w Wordt behalve je ‘product’ ook de presentatie beoordeeld?
134
06484069_prktsch.indd 134
29-11-2006 10:52:21
Palet Praktisch
Het maken van een kunstwerk
b Proces
c Product
Ontwerp Wat ga je maken? w Statisch: - beeldende vormgeving: collage, tekening, constructie, sculptuur, schilderij - architectuur: maquette, plattegrond van een architectuurontwerp - foto/film: fotoserie, scenario, storyboard - design: ontwerptekening, model - literatuur: gedicht, verhaal, essay, rap w Dynamisch: - beeldende vormgeving: video-installatie, performance - muziek: muziekstuk maken/uitvoeren, cd samenstellen - foto/film: powerpointpresentatie, (video)film, animatie - theater: act, scène, dansstuk, mime
Wat wordt je eindresultaat? w Onderdelen ter plekke samenvoegen. w Plaats bepalen waar het kunstwerk wordt getoond. w Wat wil je met het kunstwerk uitdrukken? w Welke eisen stel je aan het eindresultaat? w Wat maakt je werkstuk straks bijzonder? w Hoe ga je het resultaat presenteren? - Stem de presentatievorm af op de inhoud. - Neem je het proces van het maken op in de eindpresentatie? - Presenteer je het werkstuk in de klas, tijdens de les of ergens in school als tentoonstelling, installatie, powerpointpresentatie of film?
Taakverdeling w Wie doet wat? w Wie houdt overzicht? (regisseur, hoofdaannemer)
Tips w Overleg met je docent(e), als je twijfelt over de haalbaarheid van je idee: de hoeveelheid tijd, de benodigde apparatuur, de momenten dat je op school kunt werken, de beschikbare lokalen enzovoort. w Probeer in het begin zo goed mogelijk in te schatten hoeveel tijd de opdracht je gaat kosten. w Maak het niet te ingewikkeld.
Materialen w Wat heb je nodig om je werkstuk te maken? w Wat heb je nodig om je werkstuk te presenteren? w Hoe zorg je voor zo weinig mogelijk afval? w Welke audiovisuele hulpmiddelen heb je nodig? Werkwijze Hoe ga je aan de slag? Bijvoorbeeld: w informatie verzamelen w gezamenlijk het concept vaststellen w individueel onderdelen uitwerken w onderdelen samenvoegen/vergelijken met het oorspronkelijke idee (concept)
06484069_prktsch.indd 135
135
29-11-2006 10:52:22
.6 Eindverslag Bij de afsluiting van het vak ckv moet je kunnen praten over je keuzes, ervaringen en bevindingen op cultureel en kunstzinnig gebied. Een kunstdossier kan je daarbij helpen. Dat is een verzamelmap waarin je de volgende zaken opneemt: w je kunstautobiografie w de belangrijkste praktische opdrachten uit de themakaternen die je in de loop van de tijd hebt gemaakt; overleg met je docent(e) w een overzicht van je culturele activiteiten (havo: minimaal zes, vwo: minimaal acht), als dat kan met verslag w een eindverslag met een terugblik op je ckv-ervaringen In het eindverslag kijk je terug op de periode waarin je het vak ckv hebt gevolgd. Wat zijn je ervaringen? Ben je anders over kunst gaan denken? Heb je nieuwe dingen ontdekt? Gebruik in je verslag de volgende aandachtspunten: a Wat heb je geleerd? b Wat heeft je het meest verrast? c Ben je in deze periode andere dingen gaan waarderen? Is je smaak veranderd? d In hoeverre heeft dit vak je kijk op de wereld veranderd? Wat heb je er zelf aan gehad? e Kijk nog eens in je kunstautobiografie naar het kruisjesschema met je belangstelling voor verschillende vormen van kunst (pagina 113). Is daar verandering in gekomen? Je kunt ook nog een keer met de cd-rom Hotel Palet werken. Kijk je nu met andere ogen naar bepaalde kunstuitingen? Zo ja waarom?
136
06484069_prktsch.indd 136
29-11-2006 10:52:22
Dit Basisboek bestaat uit drie delen: Palet Basis, Palet Praktisch en Palet Tijdbalk. In Palet Basis maak je kennis met de verschillende kunstvormen: theater, film, muziek, beeldende kunst, architectuur, design en literatuur. Je vindt er beknopte achtergrondinformatie. In Palet Praktisch vind je checklists voor de verschillende vormen van verslaglegging van een culturele activiteit en andere hulpmiddelen voor de uitvoering van praktische opdrachten. Palet Tijdbalk neemt je mee terug in de tijd, met een overzicht van de belangrijkste kunsthistorische ontwikkelingen vanaf 3000 voor Christus tot heden.
ckv voor de tweede fase
Themakatern De Stad
06484069_omsl.indd 2
ckv voor de tweede fase
Themakatern Feesten
ckv voor de tweede fase
Themakatern Liefde
ckv voor de tweede fase
Themakatern Helden
29-11-2006 10:55:13