LIBRE SERVICE



Textes & activités
Louise Bakker
Lara ten Broeke
Fietje Hoyer
Françoise Lomier
Els Mulder-van Franeker
Bert Nap
Patrick Schuitema
Jeanine van der Velde
Judith Visser
Eindredactie
Ann Brohm
Emily Palmer
Textes & Activités leerwerkboek
1 vmbo-gt/havo havo/vwo vwo
2 vmbo-gt havo vwo
3 vmbo-gt havo vwo
4 havo vwo
5 havo vwo
6 vwo
Manuel naslagwerk met strategieën, grammatica en werkwoorden, voor 4/5 havo en 4/5/6 vwo
Littérature
• leerwerkboek 4/5 havo
• leerwerkboek 4/5/6 vwo
Examenbundel oefenvragen, examenstof en echte examens
Over ThiemeMeulenhoff
ThiemeMeulenhoff is een educatieve uitgeverij die zich inzet voor het voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs. De mensen van ThiemeMeulenhoff zijn er voor onderwijsprofessionals – met ervaring, expertise en doeltreffende leermiddelen. Ontwikkeld in doorlopende samenwerking met de mensen in het onderwijs om samen het onderwijs nog beter te maken. We ontwikkelen lesmethodes die goed te combineren zijn met andere leermiddelen, naar eigen inzicht aan te passen en bewezen effectief zijn. En natuurlijk worden al onze lesmethodes zo duurzaam mogelijk geproduceerd. Zo bouwen we samen met de mensen in het onderwijs aan een mooie toekomst voor de volgende generatie.
Samen leren vernieuwen.
www.thiememeulenhoff.nl
ISBN 978 90 06 99256 4
Editie 4, druk 2, oplage 1, 2025
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2025
Alle rechten voorbehouden. Tekst- en datamining, AI-training en vergelijkbare technologieën niet toegestaan. Niets uit
Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Als je in Frankrijk bij een benzinestation, wegrestaurant of supermarkt libre service ziet staan, weet je dat het om ‘zelfbediening’ gaat. Je moet zélf aan de slag, je maakt keuzes, je gaat op je eigen manier te werk. Libre Service biedt je veel mogelijkheden om tot het beste resultaat te komen!
Je gebruikt het boek Textes & Activités als je gaat werken aan de vaardigheden, het vocabulaire en de grammatica. De teksten en opdrachten staan bij elkaar in één boek.
Daarnaast maak je gebruik van het Manuel. In dit handboek vind je:
A Stratégies
B Grammaire: uitleg van alle grammatica
C Verbes irréguliers: werkwoordenschema's
TEXTES & ACTIVITÉS
Bij het leren van een taal vormen de vaardigheden de basis. In iedere unité komen ze daarom aan bod. Zo kun je het vocabulaire dat je leert en de grammatica waarmee je oefent, in de praktijk brengen. Daarnaast leer je in elke unité iets over de Franse cultuur en ook is er drie keer aandacht voor het oefenen van grammatica. De zes unités zijn als volgt opgebouwd:
CIVILISATION
Iedere unité begint met een informatieve tekst over Frankrijk of over de verschillen tussen Nederland en Frankrijk om zo het thema te introduceren.
REGARDER
Bij kijkvaardigheid bekijk je net als in de onderbouw een vlog aan het begin van een unité. In de bovenbouw gaat de vlog over een groep jongeren die voor een schoolproject een podcastserie maken: Le Balado.
LIRE
De leestekst sluit aan bij het thema van de unité. Bij de tekst beantwoord je verschillende soorten vragen. Een paar vragen zijn altijd in de stijl van het eindexamen, zodat je daar alvast aan gewend raakt. De vragen die in het Nederlands zijn gesteld, beantwoord je in het Nederlands. De Franse vragen beantwoord je in het Frans.
GRAMMAIRE
In iedere unité komen drie verschillende grammaticaonderwerpen aan bod. Deze grammatica heb je nodig voor de berichten die je bij Écrire schrijft en voor de gesprekken die je voert bij Parler. De oefeningen bij Grammaire lopen steeds in moeilijkheid op, van herhaling en geleide toepassing naar een vrijere opdracht. Ook leer je goed met de opzoekgrammatica te werken.
ÉCRIRE
Bij schrijfvaardigheid krijg je bouwstenen in de vorm van vocabulaire en nuttige zinnen aangereikt zodat je een goede mail of korte brief kunt schrijven.
ÉCOUTER
In dit onderdeel train je je luistervaardigheid om het Frans goed te verstaan en te begrijpen. In de oneven unités doe je dat door middel van diverse luisteropdrachten (die bestaan uit verschillende tekstsoorten en luisterdoelen) met een link naar het thema van de unité. In de even unités oefen je je luistervaardigheid door het beluisteren van podcasts die aansluiten op de vlogs uit het onderdeel Regarder.
PARLER
De woorden en zinnen die je leert bij Parler pas je toe in praktijkgerichte oefeningen. Dat zorgt ervoor dat je prima in staat bent om gesprekken in het Frans te voeren.
EXAMEN
Aan het eind van iedere unité kun je oefenen met een eindexamentekst. Je start met teksten uit het vmbo-examen. De examentraining begint altijd met een opdracht met signaalwoorden; die zijn heel belangrijk om een tekst goed te begrijpen. Verder krijg je een aantal opstapvragen, die je helpen om de echte examenvragen goed te kunnen begrijpen.
OPBOUW VAN DE VAARDIGHEDEN
Bij iedere vaardigheid biedt Libre Service een indeling in grofweg drie stappen aan, de didactique en trois étapes:
1 Een inleidende opdracht bedoeld om je kennis te laten maken met het onderwerp en om woorden bij het thema te activeren.
2 De oefenfase waarin je bronnen leert begrijpen of bouwstenen verzamelt voor je schrijf- of spreekopdracht.
3 Tot slot een toepassing van wat je in de oefenfase hebt geleerd.
Je gaat dus stapsgewijs van makkelijk naar moeilijk, en dat werkt motiverend. Je zult merken dat deze drie stappen je helpen om Frans te leren spreken en schrijven.
MISE EN ROUTE
Een vaardigheid begint met een kleine, speelse starter (m.u.v. Regarder). Je kijkt wat je al weet van een bepaald onderwerp of je herhaalt woorden rondom een thema die je al in de onderbouw hebt geleerd.
MISE EN ROUTE – VOCABULAIRE / GRAMMAIRE
Deze Mise en route biedt je woorden die je nodig hebt om iets te kunnen begrijpen, zeggen of schrijven. Ook grammatica en uitspraak komen – afhankelijk van de vaardigheid – aan bod in de Mise en route.
COMPRÉHENSION GLOBALE EN COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE
Bij Regarder, Lire en Écouter (de receptieve vaardigheden) ga je eerst in grote lijnen aan de slag met de bron. Als je weet waar het fragment ongeveer over gaat, kun je de begripsvragen daarna beter maken.
COMMENT ÉCRIRE / COMMENT DIRE EN RECONSTRUIRE
Bij schrijven en spreken zoek je in de bronnen praktische zinnen op en je oefent daarmee zodat je ze daarna zelf kunt toepassen in een bericht of gesprek.
MISE EN PRATIQUE
Aan het eind van een vaardigheid pas je toe wat je geleerd hebt. Bij Regarder, Lire en Écouter is dat een kleine toepassingsopdracht, bij Écrire en Parler is het de eindopdracht waarin je laat zien wat je geleerd hebt aan vocabulaire, grammatica en handige zinnen. Met daarbij natuurlijk je eigen creativiteit.
MENU AU CHOIX
Aan het eind van elk onderdeel vind je een Menu au choix. Dit keuzemenu biedt extra opdrachten op drie niveaus: herhalingsniveau; basisniveau waarop je extra kunt oefenen, bijvoorbeeld voor de toets; niveau met een uitdagende opdracht. In het boek vind je een korte beschrijving van deze opdracht, die verder staat uitgelegd op de website. Jij, of je docent, bepaalt welke opdracht je maakt.
FRANSE INSTRUCTIES
In Libre Service staan de instructies zo veel mogelijk in het Frans. Dat helpt je om meer vertrouwd te raken met het Frans. Als hulpmiddel vind je achter in dit boek een overzicht van veelvoorkomende Franse instructies en de Nederlandse vertalingen. Bij het onderdeel Grammaire zijn de instructies altijd in het Nederlands.
Om te bepalen op welk niveau leerlingen in Europa een taal beheersen, zijn er beschrijvingen en niveau-aanduidingen geformuleerd: het Europees Referentiekader, kortweg ERK. In Libre Service zie je bij iedere unité op welk niveau je een bepaalde vaardigheid beheerst en hoe je vorderingen maakt. De volgende niveaus gelden als eindexamenniveau:
5 havo 6 vwo
Lezen B1 B2
Schrijven A2+ B1
Luisteren B1 B2
Spreken / Gesprekken voeren B1 B1+
LEERDOELEN
Het ERK is voor elk niveau opgebouwd uit verschillende leerdoelen per vaardigheid. Deze leerdoelen vind je in Libre Service terug aan het begin van iedere vaardigheid. Zo weet je precies waar je naar toewerkt bij het maken van de opdrachten.
DIGITALE LEEROMGEVING
Bij Libre Service hoort de digitale leeromgeving eDition.
Via de licentie krijg je toegang tot:
� alle opdrachten uit het boek in digitale vorm;
� uitgebreide beoordelingsmogelijkheden met rubrics bij de Mise en pratique van Écrire en Parler;
� alle opdrachten uit het Menu au choix;
� alle bronnen: audio, video, leesteksten;
� alle theorie: het grammaticaoverzicht, en bij verschillende grammaticaonderdelen vind je ook uitleg in de vorm van een korte animatie.
In dit boek worden de volgende pictogrammen gebruikt:
Video Herhalingsopdracht (opstapniveau)
Audio Basisopdracht (toetsniveau)
Opdracht in tweetallen
Groepsopdracht
Examenvraag
Uitdagende, verdiepende opdracht
Creatieve opdracht waarbij je verschillende vaardigheden gebruikt
Op de website vind je een formulier voor formatieve evaluatie.
Website Woordenboek
10 Een geel bolletje verwijst naar een grammaticaonderdeel in het Manuel.
1 CONTACT
pagina 10
Differentiatie
2 DILEMMES
C’est la rentrée ! Vlog : podcast Le Balado (Les vacances passées)
Een vlog begrijpen over vijf jongeren die voor een schoolproject een podcastserie maken: Le Balado.
Menu au choix
Politesse, hiérarchie et satire
pagina 34
Differentiatie
3 OBJECTIF ACTION
Individualistes … mais aussi généreux
Vlog : podcast Le Balado (Quoi faire ? )
Een vlog begrijpen over een vervelend voorval en de reactie daarop van de groep jongeren.
Menu au choix
Rentrée scolaire : quatre raisons d’être heureux
Een tekst over de eerste schooldag begrijpen.
Stratégie 1a Hoofdgedachte: globaal lezen
Menu au choix + Lire Extra
Métro des uns, métro des autres
Een tekst begrijpen over verschillende groepen metrogebruikers.
Stratégie 2 Tekstverbanden: signaalwoorden
Menu au choix + Lire Extra
Vlog : podcast Le Balado (La bonne cause)
Een gesprek begrijpen over duurzaamheid en goede doelen.
Een eenvoudige persoonlijke e-mail schrijven aan een correspondentievriend(in) waarin je iets over jezelf vertelt.
Menu au choix
Een eenvoudig aangifteformulier invullen, een dief beschrijven en beschrijven wat er is gebeurd.
pagina 60
Differentiatie
Menu au choix
Se rendre utile, oui, mais comment ? Et quand ?
Specifieke informatie begrijpen in een eenvoudige tekst over vrijwilligerswerk.
Stratégie 1b
Hoofdgedachte: W-vragen
Menu au choix + Lire Extra
Menu au choix
In korte, eenvoudige zinnen een actie voor een goed doel beschrijven.
Menu au choix
ÉCOUTER PARLER GRAMMAIRE EXAMEN
Een video begrijpen over het begin van het schooljaar in Frankrijk.
Drie reclamespots begrijpen rond het thema vakantie.
Persoonlijke informatie uitwisselen.
Prononciation
Neusklanken
Menu au choix
Een podcast begrijpen over een gesprek tussen reizigers over veiligheid in de metro.
Omroepberichten in het openbaar vervoer begrijpen.
Menu au choix
Een gesprek voeren in geval van aangifte bij vermissing of diefstal.
Prononciation
Meervoud werkwoorden
I Het bijvoeglijk naamwoord (§ 3)
II Regelmatige werkwoorden op - er, aller, avoir, être, faire (§ 21.12.1, § 22)
III Telwoorden, kloktijden en data (§ 6)
Menu au choix + Grammaire Extra
I Het bijwoord (§ 4)
II Regelmatige werkwoorden op - re, pouvoir, savoir, voir, vouloir (§ 21.12.3, § 22)
III Het bezittelijk voornaamwoord (§ 8)
Eindterm
De hoofdgedachte van een tekst(gedeelte) aangeven.
Stratégie 1a
Hoofdgedachte: globaal lezen
Extra examenteksten online
Eindterm
Relaties tussen delen van een tekst aangeven.
Stratégie 2
Tekstverbanden: signaalwoorden
Menu au choix
De hoofdpunten begrijpen van twee video's en een vlog over vrijwilligerswerk.
Menu au choix
Een dialoog voeren waarin je een vriend(in) probeert over te halen om voor een groene camping te kiezen.
Prononciation
Stemhebbende en stemloze medeklinkers
Menu au choix + Grammaire Extra
I De trappen van vergelijking (§ 5)
II Regelmatige werkwoorden op -ir, boire, connaître, devoir, recevoir (§ 21.12.2, § 22)
III Het vragend voornaamwoord (§ 11)
Extra examenteksten online
Eindterm
De hoofdgedachte van een tekst(gedeelte) aangeven.
Stratégie 1b Hoofdgedachte: W-vragen
Menu au choix
Menu au choix
Menu au choix + Grammaire Extra
Extra examenteksten online
UNITÉ CIVILISATION
4
L’amour en chansons Vlog : podcast Le Balado (L'amour)
Een vlog begrijpen waarin de jongeren praten over liefdesrelaties.
pagina 86
Differentiatie
5 CLICHÉS
Clichés : tulipes et baguettes
pagina 112
Differentiatie
6 BIZARRE
Menu au choix
Vlog : podcast Le Balado (Inégalités)
Een vlog begrijpen waarin de jongeren discussiëren over clichés en vooroordelen.
Menu au choix
Inventions françaises : les tops, les flops et quelques insolites
Vlog : podcast Le Balado (La fin)
Een vlog begrijpen waarin de jongeren praten over het afscheid van de podcast.
Un texte sur l’amour
Het hoofdthema en de belangrijkste argumenten begrijpen in een eenvoudige tekst over liefde.
Stratégie 3 Woorden kennen
Menu au choix + Lire Extra
Quatre idées reçues sur la santé
Belangrijke feitelijke informatie begrijpen in korte artikelen over gezondheid.
Stratégie 4 Voorbeelden
Menu au choix + Lire Extra
Top 10 des inventions françaises qui ont révolutionné le monde
Belangrijke feitelijke informatie begrijpen in korte artikelen over uitvindingen.
Een eenvoudige contactadvertentie opstellen.
pagina 140
Differentiatie
pagina 166 Vocabulaire & Phrases
pagina 178 Franse instructies
pagina 179 Dictionnaire
pagina 181 La France
pagina 182 Plan de Paris
Menu au choix
Menu au choix + Lire Extra
Menu au choix
Een reactie schrijven op een blog over gescheiden klassen.
Menu au choix
Zeer kort en elementair beschrijven hoe de vakantie is geweest.
Menu au choix
Verhalen begrijpen van jongeren die vertellen hoe ze verliefd werden.
Een vlog over gespreksonderwerpen voor een eerste date globaal begrijpen.
Prononciation
Lettercombinaties -ti en -si
Een eenvoudig telefoongesprek voeren om een afspraak te maken.
Menu au choix
De hoofdlijnen volgen van een reportage over vooroordelen.
Bijzonderheden en tips herkennen in een video over de ervaringen van Franse expats in Nederland.
Menu au choix
Een podcast volgen over een bijzonder restaurant.
De hoofdlijnen volgen van drie berichten van regionale nieuwszenders.
Menu au choix
Prononciation
Enchaînement vocalique en liaison
In verschillende situaties eenvoudige informatie vragen met betrekking tot reizen in het openbaar vervoer.
Menu au choix
Prononciation
Virelangues (tongbrekers) richtingaanwijzingen vragen en geven met een kaart of plattegrond.
I Het aanwijzend voornaamwoord § 9
II Wederkerende werkwoorden + conduire, dire, mettre en prendre § 17, § 22
III Het persoonlijk voornaamwoord § 7
Menu au choix + Grammaire Extra
I De ontkenningen (§ 14)
II Bijzonderheden bij de werkwoorden op -er, partir, tenir, vivre (§ 21.13, § 22)
III Het lidwoord (§ 1)
Menu au choix + Grammaire Extra
I De verbindingswoorden (§ 15)
II De onregelmatige werkwoorden croire, falloir, pleuvoir, suffire, venir en herhaling (§ 21, § 22)
III Het betrekkelijk voornaamwoord (§ 10)
Eindterm
De betekenis van belangrijke elementen van een tekst aangeven.
Stratégie 3
Woorden kennen
Extra examenteksten online
Eindterm
Relaties tussen delen van een tekst aangeven.
Stratégie 4 Voorbeelden
Extra examenteksten online
Eindterm
Relaties tussen delen van een tekst aangeven.
Stratégie 5 Specialist aan het woord
Menu au choix
Menu au choix
Menu au choix + Grammaire Extra
Extra examenteksten online
C’est la fin des vacances ! Début septembre, les vacances sont finies pour tous les jeunes français. Pendant cette période, ils se sont bien amusés. Certains sont partis en vacances avec leurs parents ou avec des copains, et d’autres ont passé quelques semaines dans un camp de vacances. C’est une sorte de centre de vacances où on organise des activités culturelles, sportives ou créatives.
Longues journées
Les vacances d’été ont duré deux mois. C’est long ! En septembre, beaucoup de jeunes français sont heureux de revoir leurs camarades de classe. Ils aiment parler de leurs aventures et ils ont envie de rencontrer de nouveaux copains. Leurs journées à l’école sont longues. Pour un élève français les cours commencent entre 8h30 et 8h45 et ils finissent entre 16h30 et 17h00.
Contact !
Une nouvelle année scolaire, ça veut dire : apprendre de nouvelles choses, rencontrer de nouveaux amis et avoir de nouveaux contacts. Fini le collège, on va au lycée. Bon courage pour la rentrée !
12 REGARDER
Vlog : podcast Le Balado (Les vacances passées)
Een vlog over vijf jongeren die voor een schoolproject een podcastserie maken: Le Balado.
14 LIRE
Rentrée scolaire : quatre raisons d’être heureux
Een tekst met tips voor de eerste schooldag en een testje om te zien hoe gespannen je bent voor het nieuwe schooljaar.
18 GRAMMAIRE I
Het bijvoeglijk naamwoord
20 ÉCRIRE
Een eenvoudige persoonlijke e-mail schrijven aan een correspondentievriend(in) waarin je iets over jezelf vertelt, als reactie op een advertentie.
22 GRAMMAIRE II
Regelmatige werkwoorden op - er, aller, avoir, être en faire
24 ÉCOUTER
Een video over hoe het komt dat het Franse schooljaar pas begint in september en drie reclamespots.
27 GRAMMAIRE III
Telwoorden, kloktijden en data
28 PARLER
Persoonlijke informatie uitwisselen om een geschikte reisgenoot te vinden voor een taalcursus in het buitenland.
31 LEERSTOFOVERZICHT
32 EXAMEN
Répondez :
Deux mois de vacances d’été ... Quels sont les avantages ? Quels sont les inconvénients ?
Na deze unité kun je …
• begrijpen wat iemand op vakantie heeft meegemaakt.
• specifieke en soms voorspelbare informatie vinden in een tekst over het begin van een nieuw schooljaar.
• een e-mail schrijven aan een correspondentievriend(in) waarin je iets over jezelf vertelt.
• de belangrijkste punten begrijpen uit een video over la rentrée.
• de boodschap van reclamespots begrijpen.
• jezelf voorstellen en een kort gesprek aanknopen met een (on)bekende.
1
A2 – Ik kan begrijpen wat iemand op vakantie heeft meegemaakt.
Cinq lycéens vont faire une série de podcasts comme projet scolaire. Vous allez faire leur connaissance. La série s’appelle Le Balado, le mot franco-canadien pour podcast.
Je gaat kennismaken met Moz, Bes, Luc, Sara en Timo die als schoolproject een podcastserie maken. De serie heet Le Balado, naar het Frans-Canadese woord voor podcast.
COMPRÉHENSION GLOBALE
Regardez le premier épisode du podcast Le Balado.
a Trouvez les bonnes combinaisons et notez les descriptions en néerlandais. Welke beschrijving past bij welk personage? Noteer in het Nederlands de beschrijvingen bij de juiste personages.
est le leader du groupe | est toujours très fatiguée | raconte son amour de vacances | s’occupe des effets spéciaux | veut gagner beaucoup d’argent
b Wat is het onderwerp van de eerste aflevering?
c De raptekst van Moz gaat over
◯ de vakantie.
◯ het nieuwe schooljaar.
◯ het podcastproject.
d De scholieren gaan afleveringen maken over
◯ alles wat belangrijk is in het leven.
◯ hun belevenissen op school.
e Waarom geeft Moz het woord aan Timo?
f Welk personage spreekt je het meest aan en waarom?
COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE
Regardez encore une fois.
a Écoutez le rap de Moz et complétez le texte. Utilisez les mots donnés.
année | copains (2x) | la destination | la récré | travailler | les vacances
J’ai le cafard. sont terminées.
Mais je suis excité par la nouvelle
Car je vais ; je ne veux pas redoubler.
Je retrouve mes potes pendant . hyper cools ou super cons.
C’est le voyage qui compte, pas
b Luc ontmoet graag veel jongeren, maar met wie wil hij vooral kennismaken?
c Luc vertelt dat hij tot diep in de nacht achter zijn beeldscherm zit. Waarom is dat?
◯ om te gamen
◯ om winst te maken met crypto’s
d Wat noemt Timo allemaal op als hij zijn vakantie in de Provence beschrijft?
£ bergweggetjes
£ blauwe hemel
£ de zee
£ de zon
£ een markt
£ korenvelden
e Wat vroeg Timo aan het meisje dat zeep verkocht op de markt?
◯ Bel je me zo snel mogelijk?
◯ Mag ik je adres?
◯ Mag ik je telefoonnummer?
f Op wie werd het meisje verliefd?
£ lavendel
£ zonnebloemen
g Wat is de les die de luisteraars volgens Moz kunnen leren uit het verhaal van Timo?
h Waarom zucht Timo als hij het cadeau van Luc aanneemt?
Apprenez le vocabulaire de Regarder F N.
MENU AU CHOIX
Oefen met het vocabulaire van de vlog.
Bekijk de film Raccroche-moi
Schrijf een rap.
A2 – Ik kan specifieke en soms voorspelbare informatie vinden in een tekst over het begin van een nieuw schooljaar.
MISE EN ROUTE
Écrivez le rébus en mots, puis traduisez-les.
MISE EN ROUTE ~ VOCABULAIRE
Choisissez le mot qui convient à l’aide du contexte. Traduisez le mot que vous avez choisi. Vous retrouverez ces mots dans le texte Rentrée scolaire : quatre raisons d’être heureux.
1 Notre prof de français ..... à mon oncle. Ils ont les mêmes lunettes et la même couleur de cheveux.
◯ ressemble ◯ retourne
2 Quel est son ..... dans la vie ? Elle veut devenir ministre ?
◯ emploi du temps ◯ objectif
3 Pour cette année scolaire, j’ai pris une bonne ..... : je ferai mes devoirs tous les jours.
◯ raison ◯ résolution
4 Mon copain de classe m’a raconté ..... de vacances vraiment drôle.
◯ une atmosphère ◯ une histoire
5 ..... est un organe important, car il contrôle notre organisme.
◯ Le cerveau ◯ Le lieu
6 La rentrée scolaire peut être difficile, ..... quand on ne connaît personne dans sa nouvelle classe.
mais
surtout
7 Après un vol de dix heures, l’avion est arrivé à ..... : l’aéroport des Seychelles. ◯ connaissance
destination
8 Tu crois que l’école est ..... où on se fait vite des amis ?
◯ un endroit ◯ un espoir
9 Pour ..... à ses examens, il faut travailler vraiment dur. ◯ explorer
réussir
10 Pourquoi tu pleures ? Quelle est la cause de ton ..... ?
besoin
chagrin
Après avoir passé un été plein de soleil et de repos, il est temps de reprendre ses livres scolaires, de regarder son emploi du temps, bref : de se préparer pour une nouvelle année scolaire. À première vue, cela ne ressemble pas vraiment à une partie de plaisir. Vous êtes seulement heureux de retourner à l’école parce que vous voulez avoir votre diplôme ? Voici quatre raisons pour lesquelles retourner à l’école peut vous faire danser de joie !
Tout est nouveau
Une nouvelle année scolaire commence avec beaucoup de nouveautés : de nouveaux camarades de classe, de nouveaux livres, de nouvelles fournitures scolaires, de nouveaux professeurs, de nouvelles salles de classe ou même un nouvel établissement scolaire. Vous pouvez commencer l’année avec de nouveaux objectifs et peut-être une nouvelle attitude. C’est un peu comme le nouvel an en milieu de l’année. Remplissez votre année scolaire avec de nouveaux espoirs, un nouveau rêve et peutêtre une ou deux résolutions.
Il y a de l’amitié dans l’air
Une des raisons pour lesquelles on aime retourner à l’école, c’est qu’on rencontre de nouvelles personnes. Bien sûr, vous pouvez le faire tout au long de l’année, mais il y a toujours une atmosphère spéciale au début d’une nouvelle année scolaire. Si vous allez dans un nouvel établissement, ces premières semaines sont pour vous une période intéressante pour apprendre de nouvelles histoires et rencontrer de nouveaux amis –peut-être même des amis pour la vie.
La réactivation de votre cerveau
Il est temps de réutiliser votre cerveau ! Le passage du mode « vacances » en mode « école » peut être difficile, car il existe réellement une perte de connaissances. Pendant les vacances, vous avez beaucoup oublié. C’est comme quand vous avez fait un vol de treize heures en avion : à l’arrivée, vous avez envie de sortir de l’avion, vous voulez marcher et explorer votre destination de vacances. C’est la même chose après les vacances : votre cerveau est excité à l’idée de commencer à travailler à nouveau.
S’amuser avec ses amis
Même le cerveau le plus actif a besoin d’une pause de temps en temps. Le lycée est _9_ un endroit où il y a toujours quelque chose d’amusant à faire et quelqu’un avec qui parler. Ces contacts sont aussi importants que les études pour réussir dans la vie. Alors, c'est logique, il faut cultiver les amitiés, vivre les aventures et explorer de nouveaux lieux.
Envie de retourner à la plage ou au lycée ? Fais ce test et tu sais si tu es prêt(e) pour la rentrée.
1 Les derniers jours de vacances, tu … £ A te sens vraiment triste. £ B continues à t’amuser. £ C commences à t’ennuyer.
£ A
£ B
2 Quel est le symbole qui te ressemble le plus quand tu penses à la rentrée ?
£ C
3 Tu espères vraiment … £ A être dans la même classe que tous tes meilleurs copains. £ B avoir un emploi du temps cool et des profs sympas. £ C rencontrer de nouveaux copains.
4 Qu’est-ce que tu sens la veille de ta rentrée ?
£ A du chagrin
£ B un peu de stress
£ C de l’excitation
UNE MAJORITÉ DE RÉPONSES A ?
Tu n’es pas très motivé(e). Pense aux aspects positifs du lycée et tu survivras.
UNE MAJORITÉ DE RÉPONSES B ?
Tu as besoin d’un peu de temps pour reprendre le rythme scolaire, mais tes copains vont sûrement t’aider.
UNE MAJORITÉ DE RÉPONSES C ? Tu es vraiment prêt(e) pour la rentrée. Amuse-toi au lycée ! TEST :
COMPRÉHENSION GLOBALE
Lisez le titre, l’introduction et les intertitres du texte Rentrée scolaire : quatre raisons d’être heureux.
Als je de tussenkoppen leest, krijg je vaak al een goed idee over de inhoud van de alinea’s.
Zo kun je snel het goede antwoord vinden op globale vragen bij een tekst.
Lees meer over Stratégie 1a in het Manuel.
a Wat is het doel van deze tekst? In deze tekst …
◯ krijg je tips die je helpen om je vakantiegevoel zo lang mogelijk vast te houden.
◯ lees je welke positieve punten er zijn aan het begin van een nieuw schooljaar.
◯ wordt opgesomd waar je allemaal aan moet denken bij het begin van het nieuwe schooljaar.
b Hieronder staan de samenvattingen van alinea I tot en met IV. Welke samenvatting hoort bij welke alinea?
1 Aan het begin van een nieuw schooljaar maak je snel nieuwe vrienden. Alinea:
2 Aan het begin van het schooljaar is bijna niets meer hetzelfde als vorig jaar. Alinea:
3 Op school kun je veel lol maken met vrienden. Alinea:
4 Tijdens de vakantie gaat vaak veel kennis verloren. Alinea:
COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE
Lisez attentivement le texte et répondez aux questions en néerlandais.
a Welke twee handelingen die horen bij het begin van het schooljaar worden in de inleiding genoemd?
b Welk type leerlingen krijgt in deze tekst adviezen, volgens de inleiding?
c Het bijvoeglijk naamwoord nieuw heeft in het Frans vijf verschillende vormen. Onderstreep de vijf vormen in alinea I samen met het zelfstandig naamwoord dat erachter komt.
d In alinea I lees je dat een heleboel dingen aan het begin van het schooljaar nieuw kunnen zijn. Welke zaken worden in deze alinea genoemd?
£ boeken
£ doelen
£ droom
£ hoop
£ houding
£ klasgenoten
£ kleding
£ leraren
£ lokalen
£ regels
£ school(gebouw)
£ schoolspullen
£ vakken
£ voornemens
e Vrienden maken kun je het hele jaar door. Maar het begin van het schooljaar leent zich daar extra goed voor. Hoe komt dat, volgens alinea II?
f Qu’est-ce qu’on peut lire dans le troisième paragraphe ?
1 Pendant l’été, le cerveau se repose et cela vous aide à mémoriser des choses.
2 Après les vacances, votre cerveau a envie de recommencer à travailler.
◯ 1 est vrai.
◯ 2 est vrai.
◯ 1 et 2 sont vrais.
◯ 1 et 2 sont faux.
g Wat is belangrijker volgens alinea IV: school of een leuke tijd hebben met je vrienden?
Noteer de woorden waaruit je antwoord blijkt.
h Vertaal de woorden uit vraag i in het Nederlands.
1 3
2 4
i Choisissez le mot qui manque à la ligne 59.
◯ assez
◯ par contre
◯ aussi ◯ par exemple
j Lees de titel van de test en de inleidende zin. Wat kom je in deze test te weten?
k Maak de test en bepaal of jij klaar bent voor de start van het schooljaar!
Welk antwoord heb je het meeste gegeven?
l Wie zou de hoofdtekst goed moeten lezen: iemand die vooral antwoord A, B of C heeft ingevuld?
Leg je antwoord kort uit.
MISE EN PRATIQUE
Hieronder vind je een extra testvraag bij de test Es-tu prêt(e) pour la rentrée ? Bedenk drie antwoorden die passen bij de vraag en bij de uitslag van de test.
Question : Quel type d’élève es-tu ?
B C Apprenez le vocabulaire de Lire F N.
MENU AU CHOIX
Oefen met het vocabulaire.
Lees de tekst Internet et la vraie vie en beantwoord de vragen.
Bedenk in tweetallen nog twee goede redenen waarom het leuk is om weer naar school te gaan en noteer deze in het Frans. Presenteer ze daarna aan de rest van de klas.
2
NAAMWOORD
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Onderstreep de bijvoeglijke naamwoorden en geef aan of het bijvoeglijk naamwoord mannelijk of vrouwelijk is, en enkelvoud of meervoud. Noteer ook de betekenis.
M ev M mv V ev V mv betekenis
1 Nous avons une jolie maison.
2 Les cheveux sont blonds.
3 C’est une belle plage.
4 Ce livre est difficile.
5 Je donne des informations personnelles.
6 Elle a deux grands frères.
7 C’est une nouvelle école.
8 Je vois mes vieux amis.
EN ÉTAPES
a Lees § 3.2 over de vorming van het vrouwelijk enkelvoud en § 3.3 over de vorming van het meervoud. Bedenk wat de hoofdregel is. Noteer waar nodig de juiste uitgangen achter de bijvoeglijke naamwoorden.
1 un petit frère
2 une petit sœur
3 deux petit frères
4 deux petit sœurs
5 un voyage intéressant
6 une présentation intéressant
7 des films intéressant
8 des informations intéressant
b Kijk nog eens naar exercice 1. Welke bijvoeglijke naamwoorden uit exercice 1 zijn regelmatig gevormd, en welke zijn afwijkend of onregelmatig gevormd? Noteer de nummers van de zinnen.
Regelmatig: zin Afwijkend / onregelmatig: zin
c In § 3.4 lees je dat beau, nouveau en vieux een speciale vorm hebben voor een mannelijk zelfstandig naamwoord dat begint met een klinker of een stomme h in het enkelvoud. Onderstreep de juiste vorm.
1 un beau / bel pull
2 un beau / bel ordinateur
3 une bel / belle occasion
4 deux bel / beaux appartements
5 un nouveau / nouvel livre
6 un nouveau / nouvel hôtel
7 une vieille / vieil école
8 les vieux / vieil élèves
d Je kunt de bijvoeglijke naamwoorden uit § 3 in vier of vijf vormen zetten.
Maak het schema compleet.
M ev V ev M mv V mv
1 zwart noir
2 sportief sportifs
3 mooi
soms: belles
e In § 3.5 lees je dat bijvoeglijke naamwoorden soms vóór en soms achter een zelfstandig naamwoord staan. Gebruik de lijst om het Franse bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats te zetten.
1 een dikke meneer un monsieur
2 een sportieve leraar un prof
3 een betere school un lycée
L’ADJECTIF
Ga naar Libre Service en ligne. Bekijk de instructievideo en/of oefen verder op jouw niveau. 3
Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm en op de juiste plaats.
1 drie grote huizen trois maisons
2 een nieuwe plaats un endroit
3 twee Europese landen deux pays
4 een nationaal team une équipe
5 drie jonge begeleiders trois moniteurs
6 een paar oude vrienden quelques amis
7 twee Engelse boeken deux livres
8 moeilijk huiswerk des devoirs
FAIRE DES PHRASES
Maak zinnen met de gegeven woorden. Zet de werkwoorden in de passé composé en zet de bijvoeglijke naamwoorden in de juiste vorm en op de juiste plaats.
1 rencontrer – nouveau – ami – pendant les vacances
J’ai
2 voir – blond – joli – fille – dans le hall
Marc a
3 faire – intéressant – deux voyages – au Maroc
Mon oncle a
MENU AU CHOIX
A2 – Ik kan een e-mail schrijven aan een correspondentievriend(in) waarin ik iets over mezelf vertel.
Par quels mots peut-on se décrire ? Travaillez à trois. Complétez le schéma. Notez sous « hobbies » par exemple le hockey ou le foot .
nom hobbies vêtements préférés composition de la famille
Remplissez. Utilisez le contexte pour trouver le mot juste. Notez aussi la traduction de ces mots. Vous aurez besoin de ces mots dans le mail que vous allez écrire.
à bientôt | correspondre | matière | passe-temps | en seconde
1 Je voudrais avec un garçon français.
2 Mon frère est au lycée Blaise Pascal.
3 Ma préférée ? C’est le français.
4 Écris-moi vite ; , j’espère !
5 Ma copine a les mêmes que moi : le shopping et la musique.
espère | nul | oublié | préfère | me présente
6 J’ai d’envoyer une photo à mon correspondant anglais.
7 J’ que tu vas m’écrire le plus vite possible.
8 Je : je m’appelle Pierre et j’ai quinze ans.
9 Thierry est en maths, mais fort en histoire.
10 Je écrire en français.
MISE EN ROUTE ~ GRAMMAIRE
Placez les adjectifs avant ou après le substantif et mettez-les à la bonne forme.
1 J’ai les cheveux bruine
2 Elle a une sœur et un frère . grote, kleine
3 Je veux correspondre avec une fille Frans
4 Il porte souvent un jean blauwe
5 Nous habitons dans un appartement oud
Bonjour, je m’appelle Sophie. J’ai quinze ans et j’habite dans un petit village près de Bordeaux. Je vais parler un peu de moi : j’ai les cheveux courts et noirs et les yeux bleus. J’ai une sœur et deux frères. Je voudrais correspondre en français avec une fille de mon âge. Je suis en seconde au lycée. Mes matières préférées : l’histoire et les langues. Mes passe-temps favoris : m’amuser avec mes amies, faire du shopping et lire des magazines. Écris-moi et n’oublie pas d’envoyer aussi une photo. À+, bisous.
Salut, je m’appelle Christophe. J’ai seize ans et je suis en troisième. Cette année je redouble la troisième. Je voudrais correspondre en français avec une fille ou un garçon qui a les mêmes passe-temps que moi. Je me présente : j’habite à Paris avec mes parents et mon frère aîné. J’ai les cheveux blonds et les yeux verts. Mes hobbies sont : regarder des émissions de sport à la télé, jouer au foot et discuter avec mes amis sur Facebook. À l’école je préfère la géographie et je déteste l’allemand. Je suis nul en allemand. Écris-moi le plus vite possible, avec photo bien sûr. À bientôt, j’espère.
COMMENT ÉCRIRE ?
EXERCICE 15 — COMMENT ÉCRIRE ?
Lisez les annonces de Sophie et de Christophe.
Lisez les annonces de Sophie et de Christophe.
a Noteer de zinnen waarin Sophie iets zegt over:
Noteer de zinnen waarin Sophie iets zegt over:
1 haar woonplaats
1 haar woonplaats
2 haar uiterlijk
2 haar uiterlijk
3 haar favoriete vakken
3 haar favoriete vakken
b Verbeter de volgende beweringen over Christophe. Noteer de hele zin.
Verbeter de volgende beweringen over Christophe. Noteer de hele zin.
4 Christophe est en seconde.
1 Christophe est en seconde.
5 Christophe habite avec ses parents et sa sœur aînée.
2 Christophe habite avec ses parents et sa sœur aînée.
6 Christophe est nul en anglais.
3 Christophe est nul en anglais.
RECONSTRUIRE
EXERCICE 16 — RECONSTRUIRE
Voici quelques questions personnelles. Répondez et faites des phrases entières.
Voici quelques questions personnelles. Répondez et faites des phrases entières.
1 Comment tu t’appelles ?
1 Comment tu t’appelles ?
m'
m'
2 Quel âge as-tu ?
2 Quel âge as-tu ?
3 Tu es en quelle classe ?
3 Tu es en quelle classe ?
4 Quelle est la couleur de tes cheveux et de tes yeux ?
4 Quelle est la couleur de tes cheveux et de tes yeux ?
5 Où habites-tu ?
5 Où habites-tu ?
6 Quels sont tes passe-temps préférés ?
6 Quels sont tes passe-temps préférés ?
Wie brengt in Frankrijk de brieven rond? Répondez en français !
Omdat je graag je Frans wilt verbeteren, zoek je een correspondentievriend(in) in Frankrijk. Reageer op de advertentie van Sophie of Christophe. Schrijf een enthousiast mailtje.
Het begin van de mail is al gegeven. Maak de mail af en verwerk de volgende punten:
• Vertel eerst iets over jezelf: naam, leeftijd.
• Vertel waar je woont en met wie.
• Zeg hoe je eruitziet en van welke kleren je houdt.
• Vertel wat je hobby’s zijn.
• Vraag om een snelle reactie.
Gebruik 80 à 100 woorden.
Chère Sophie / Cher Christophe, Je voudrais bien correspondre avec toi, parce que je veux perfectionner mon français. Je me présente : …
Apprenez le vocabulaire d’Écrire N F.
M ENU AU CHOIX
Oefen met het vocabulaire en de zinnen.
Beschrijf een bekend persoon. Laat je klasgenoten raden om wie het gaat.
Schrijf aan een vriend(in) een berichtje van 60 à 80 woorden waarin je vertelt dat je hebt gereageerd op één van de advertenties.
CONJUGUER
Vul het schema in. présent imparfait passé composé futur chercher tu vous je/j’ il rencontrer ils nous elle ils aller elle nous elles tu avoir ils je/j’ tu nous être je/j’ ils nous elle faire vous tu ils je/j’
Onderstreep de juiste werkwoordsvorm. Vertaal deze vorm.
1 Ce matin, je chercherais / j’ai cherché mes chaussures.
2 Après l’école, je vais envoie / envoyer un mail à mon corres.
3 L’été dernier, ma sœur rencontre / a rencontré un garçon sympa.
4 Qu’est-ce que tu feras / as fait demain ?
5 Salut ! Nous sommes / serions deux filles de 15 ans.
6 Quand j’étais en seconde, j’avais / aurai un bon prof de français.
7 Demain, je serai / j’ai été toute la journée à l’école.
8 La semaine passée, il a fait / ferait très beau.
Vertaal de werkwoordsvormen in het Frans.
1 Élise un séjour linguistique en Angleterre. zal doen
2 Pendant la récré, nous tous ensemble. waren
3 Beaucoup de jeunes dans un pays étranger pour y apprendre la langue. gaan
4 Pendant longtemps, j’ un correspondant italien. heb gehad
5 Elle aller dans une autre classe, avec ses copains. zou leuk vinden
6 Nous à la plage tous les jours. zijn gegaan
7 J’ beaucoup de vêtements pour la rentrée. koop
8 Il de ses problèmes pendant une heure. heeft gepraat
9 Mon prof me toujours des compliments sur ma prononciation. maakte
10 Marc en Hollande chez son correspondant. is geweest
FAIRE DES PHRASES LOGIQUES
Maak samen met een klasgenoot vier goedlopende en logische zinnen. Gebruik uit iedere kolom steeds één element en verzin de rest van de zin er zelf bij. Bekijk eerst het voorbeeld.
je tu elle nous ils chanter aller être faire habiter avec toi (passé composé) demain (futur) pour qui ? (présent) depuis longtemps (présent) toujours (imparfait)
Exemple : J’habite à Paris depuis longtemps.
MENU AU CHOIX
Ga naar Libre Service en ligne en oefen verder op jouw niveau.
A2+ – Ik kan de belangrijkste punten herkennen in een korte documentaire over la rentrée.
B1 – Ik kan de boodschap van reclamespots begrijpen.
a Quatre amis parlent des vacances. Complétez les phrases. Choisissez parmi :
bronzer au soleil | être dans un embouteillage | faire des randonnées | faire la grasse matinée | lire des magazines
Attention ! Il reste une activité.
1 Antoine: Pendant le samedi noir, beaucoup de gens partent en vacances dans le sud de la France. C’est pourquoi le voyage dure toujours plus longtemps. Je déteste
2 Solène: J’adore le beau temps, la chaleur et la plage. J’aime
3 Noraly: Je n’aime pas me lever tôt. Pendant les vacances je ne me lève pas avant onze heures. J’adore .
4 Hugo: Moi, je préfère les activités sportives pendant les vacances. J’adore
b Quelles activités peut-on faire pendant les grandes vacances ? Remplissez la liste en français avec un(e) camarade de classe.
1 bronzer au soleil 3 faire des randonnées
2 être dans un 4 faire la grasse matinée embouteillage 5 lire des magazines
MISE EN ROUTE ~ VOCABULAIRE
Choisissez le mot qui convient. Vous retrouverez ces mots dans la vidéo et les pubs. Il reste un mot. le calendrier | les chaînes de télévision | les courses | les écoliers | embouteillages | fermé | les mois | rappeler | retourner | scolaires | surchargé
1 Pauline m’a téléphoné, mais je n’ai pas répondu. Je vais la demain.
2 Il y a beaucoup de monde dans le train, le train est .
3 Je fais toujours à Intermarché car ce supermarché a de bonnes promotions.
4 Sur la liste de fournitures , il y a tous les produits essentiels pour la rentrée.
5 En septembre, tous rentrent à l’école.
6 Malheureusement, le magasin est déjà , je ne peux plus entrer.
7 Aujourd’hui, c’est l’anniversaire de Julie. C’est écrit sur .
8 Pendant le samedi noir, beaucoup de gens partent en vacances en voiture. C’est pourquoi il y a beaucoup d’
9 proposent de nouvelles séries à partir de septembre.
10 Pendant d’août et de juillet, tous mes amis sont en vacances.
COMPRÉHENSION GLOBALE
Regardez la vidéo Le rite : la rentrée. Dans cette vidéo, on parle de la rentrée scolaire en France et de l’étalement des vacances (vakantiespreiding). Répondez aux questions en néerlandais.
a Wat wordt er bedoeld met la rentrée?
b In deze video wordt de zomervakantie in Frankrijk met die in Duitsland vergeleken.
1 Wat is het grootste verschil tussen de Duitse en de Franse zomervakantie?
2 Lijkt de Nederlandse zomervakantie meer op die in Frankrijk of in Duitsland? Licht je antwoord toe.
COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE
Regardez encore une fois la vidéo Le rite : la rentrée. Répondez aux questions.
a Welke activiteiten doen Fransen graag tijdens les grandes vacances volgens de video?
Cochez vrai ou faux
1 naar het strand gaan
2 naar de camping gaan
3 naar het zwembad gaan
4 wandelen in de bergen
5 surfen bij mooi weer
faux
b « Avez-vous déjà essayé d’acheter une baguette au mois d’août ? »
1 Wat betekent deze vraag?
2 Waarom kan het zijn dat dit in de maand augustus niet lukt?
c La rentrée heeft invloed op veel dingen uit het dagelijks leven in Frankrijk. Welke onderwerpen komen aan bod in de video?
£ gezondheidszorg
£ literatuur
£ mode
£ muziek
£ politiek
£ pretparken
£ school
£ sport
£ stakingen
£ televisie
£ verkeer
£ winkels
d « Les Français ont deux années parallèles. » Wat wordt hiermee bedoeld in de video?
COMPRÉHENSION EXPRESS
Regardez les trois pubs.
a Kruis bij iedere reclame aan wat het thema is: vacances, rentrée of allebei? vacances rentrée
1 FRAM
2 Pas Paris
3 Intermarché
£ £
£ £
£ £
Regardez les pubs encore une fois. Répondez aux questions en néerlandais.
b Wat is de man in deze reclame van reisbureau FRAM (pub 1) vergeten?
c Voor wie is deze reclame van Transavia (pub 2) bedoeld?
d In deze reclame (pub 3) worden de bezienswaardigheden en andere culturele aspecten vergeleken met bijzondere kenmerken uit Parijs.
1 Welke Parijse variant wordt bij elk beeld genoemd?
2 Vergelijk je antwoorden met die van een klasgenoot en verbeter ze waar nodig.
e Wie bepalen er bij de Intermarché wat er op de lijst met onmisbare schoolspullen komt te staan?
Choisissez la bonne réponse.
◯ docenten
◯ kinderen
◯ klanten
◯ medewerkers
f Waarom waren de klanten van concurrenten van de Intermarché niet geïnteresseerd in hun roze pennen?
◯ Bij de Intermarché zijn de roze pennen altijd goedkoper.
◯ De klanten vinden de kwaliteit van de roze pennen slecht.
◯ De ouders willen niet dat hun kinderen met roze pennen schrijven.
◯ De roze pennen staan niet op de lijst met onmisbare schoolspullen.
Qu’est-ce que vous avez fait pendant les vacances ? Parlez de vos activités de vacances à un(e) camarade de classe. Stel de volgende vragen aan elkaar:
1 Où as-tu passé tes vacances ?
2 Qu’est-ce que tu as fait pendant les vacances ? C’était comment ?
3 Tu es content(e) d’être rentré(e) à l’école ? Pourquoi ?
Apprenez le vocabulaire d’Écouter F N.
MENU AU CHOIX
Oefen met het vocabulaire en de uitspraak van neusklanken.
Bekijk een reportage op TV5MONDE.
Voer nog eens het gesprek van de Mise en pratique en neem het interview op.
RÉVISION
a Luister naar de zinnen en noteer de getallen in cijfers.
b Luister naar de zinnen en noteer de kloktijden in cijfers.
c Luister naar de zinnen en noteer de data. Exemple : le 3 juillet 1999
LES NOMBRES
Schrijf de getallen, data en kloktijden voluit.
1 35 2 71 3 83 4 296 5 3e 6 de helft 7 11 januari 8 1 juli
9 27 oktober
10 vrijdag 15 juni
Il est
FAIRE DES PHRASES
Maak hele zinnen met de gegevens en schrijf alle getallen voluit.
Exemple : hond / geboren 15-8-2011 Mon chien est né le quinze août deux mille onze.
1 film / eindigt 22.45 uur
2 vakantie / van 18 juli tot 1 augustus
3 oma / geboren 29-11-1937
4 ik / 21 april jarig / word 16
PARLER DE VOTRE FAMILLE
Praat met een klasgenoot over minstens vier familieleden of vrienden/vriendinnen. Bereid je kort voor en maak wat aantekeningen voor jezelf. Eerst vertelt A hoe ze heten, hoe oud ze zijn en wat hun geboortedatum is. B noteert de gegevens en controleert na afl oop. Wissel daarna van rol.
MENU AU CHOIX
Ga naar Libre Service en ligne en oefen verder op jouw niveau.
1 2
A2 – Ik kan mezelf voorstellen en een kort gesprek aanknopen met een (on)bekende.
MISE EN ROUTE ~ PRONONCIATION
a Neusklanken zijn belangrijk voor een goede Franse uitspraak. In het zinnetje un bon vin blanc zitten alle Franse neusklanken: de u, o, i en a.
Hieronder staan steeds twee woorden naast elkaar. Het linkerwoord bevat geen neusklank, het rechter wel. Luister mee en spreek de woorden hardop na.
1 chacune chacun 3 ils viennent il vient
2 bonne fête bon voyage 4 cas quand
b Hieronder volgen zestien woorden die allemaal een neusklank bevatten. Spreek ze hardop uit en zet ze in de juiste kolom. In iedere kolom komen vier woorden te staan.
aucun | immense | européen | impossible | pardon | lundi | gens | certain | température | région | souvent | bonjour | internationale | parfum | quelqu’un | oncle
1 un [ũ] 2 bon [õ] 3 vin [ Ĩ ] 4 blanc [ã]
Beluister de woorden en corrigeer je antwoorden.
MISE EN ROUTE
a Pendant les vacances dans le Midi vous rencontrez un(e) camarade de classe à la terrasse d’un café. Faites la conversation. Combinez les chiffres 1-5 avec les lettres A-E.
A Tchin-tchin.
B Alors, je bois à tes vacances.
C Bof, ça va, ça va. Demain on rentre à la maison. Et toi ?
D Donc, il nous reste seulement maintenant pour boire un verre.
E Je prends un Orangina.
Toi Camarade de classe
1 Toi ici ? Salut, mais comment vas-tu ?
2 Moi, je viens d’arriver. Encore trois semaines !
2 Oui, tu as raison. Qu’est-ce que tu bois ?
4 Je n’aime pas ça, je préfère un coca.
5 Et moi, à ton retour.
b Ensuite jouez le dialogue. Changez aussi de rôle.
Traduisez les mots ci-dessous en français. Puis, complétez les phrases. Il reste deux mots. a antwoordapparaat beantwoorden
doe … eindexamen
1 La musique est bonne. danser.
2 Je ne sais pas si je veux sortir ce soir. Je vais
het spijt me ik heb zin om nadenken
3 Cette année je , et l’année prochaine je vais faire des études.
4 , mais je ne peux pas venir à ton anniversaire.
5 Bonjour, je ne suis pas là. Tu peux laisser un message sur mon b binnenkort dichtbij naar het buitenland ook niet weekzojuist
1 L’Express est un magazine
2 Ce magasin de mode va ouvrir , dans une semaine.
3 Tu veux déjà partir ? On arriver.
4 Pour apprendre une langue, tu peux aller
5 Je n’aime pas les tomates et je n’aime pas les fraises
MISE EN ROUTE ~ GRAMMAIRE
Faites l’interview. Élève A pose une question, B répond par une phrase complète. Puis, changez de rôle.
1 Quelle heure est-il maintenant ?
2 Tu es né(e) quand ? Tu as quel âge alors ?
Il est …
Je suis né(e) le ... J’ai …
3 Quel est ton numéro de portable ? C’est le …
4 Quand commence le nouvel an ?
5 Combien d’élèves portent un jean bleu dans la classe ?
COMPRÉHENSION GLOBALE
Le nouvel an commence le …
Écoutez les dialogues et choisissez à quel(s) dialogue(s) correspondent les sujets suivants. dialogue 1 dialogue 2 dialogue 3 komt niet voor
1 Reservering restaurant
2 Sollicitatie voor vakantiebaantje
3 Ontmoeting tussen twee oude vrienden
4 Bericht op antwoordapparaat
5 Gesprek over vakantie
6 Gesprek met een nieuwe leerling
7 Uitnodiging om een ijsje te gaan eten
8 Uitnodiging voor een verjaardagsfeestje
Écoutez le dialogue 1 et répondez aux questions.
a Hoe vraagt Marie of Joël haar niet herkent?
◯ Tu ne me reconnais pas ?
◯ Pourquoi tu ne me reconnais pas ?
b Hoe vraagt Joël om het mobiele nummer van Marie ?
◯ Je vais te donner un coup de fil.
◯ Donne-moi le numéro de ton portable.
c Hoe zegt Marie dat ze er is?
◯ Voilà, ça y est.
◯ Voilà, je suis arrivée.
d Écoutez le dialogue 2 et soulignez les cinq fautes que vous entendez.
Le répondeur : Bonjour, vous êtes bien sur le répondeur du restaurant espagnol Chez Mario.
Aujourd’hui c’est mercredi, le jour de notre fermeture hebdomadaire. Nous sommes ouverts du mardi au dimanche, de minuit à onze heures du soir. Si vous voulez réserver une table ou simplement nous donner un message vous pouvez parler après le bip. Veuillez nous laisser aussi un numéro de téléphone. Nous espérons vous accueillir prochainement dans notre pizzeria. Merci.
e Écoutez encore une fois et corrigez les fautes
1 3 4 5
Écoutez le dialogue 3 et répondez aux questions.
f Hoe zegt Lise dat ze drie jaar in de Verenigde Staten heeft gewoond?
g Hoe zegt Marc dat het vandaag erg mooi weer is?
h Hoe stelt Lise voor elkaar om kwart voor vijf voor school te zien?
RECONSTRUIRE
Pendant les vacances vous rencontrez un garçon ou une fi lle français(e) au camping. Vous allez boire quelque chose à la terrasse. Faites la conversation. Puis changez de rôle. A is de Franse jongen of het Franse meisje; hij/zij begint.
A Français(e)
1 Bonjour ! Comment tu t’appelles ?
3 Avec qui es-tu ici ?
5 Je m’appelle Michel(le) et j’ai 16 ans.
7 J’habite à Lille, et toi ?
9 C’est le 06 67 54 39 87. Et ton numéro ?
11 On se voit encore ?
B Toi
2 Zeg je naam.
4 Zeg dat je hier bent met ouders, broer en zus. Vraag naam en leeftijd van A.
6 Vraag waar A woont.
8 Zeg dat je net terug bent uit de Verenigde Staten en dat je in Bordeaux woont. Vraag het mobiele nummer van A.
10 Mijn nummer is 06 57 31 76 91.
12 Misschien vanavond op het terras van de camping, het is mooi weer.
13 Très bonne idée. À plus tard. Salut ! 14 Groet terug.
MISE EN PRATIQUE ~ SPEEDDATING
Vraag aan je docent de kaartjes voor de volgende opdracht. Je maakt groepjes van vier leerlingen. Leerling 1 is op zoek naar een jongen of meisje van zijn/haar eigen leeftijd om mee naar een taalcursus in het buitenland te gaan. De andere leerlingen worden om beurten ondervraagd. Aan het eind stelt leerling 1 vast wie het best bij hem/haar past.
Let op: je speelt het personage dat op je kaartje staat. Zorg ervoor dat de anderen niet zien wat er op jouw kaartje staat. Maak bij het spreken gebruik van de woorden die je hebt geleerd en de zinnen uit de vorige opdrachten.
Apprenez le vocabulaire de Parler N F.
M ENU AU CHOIX
Oefen met het vocabulaire en de zinnen.
Oefen de extra dialoog.
Maak samen met een klasgenoot een videoboodschap waarin je jezelf presenteert en vertelt wat je de afgelopen vakantie hebt gedaan.
Ik kan: £ begrijpen wat iemand op vakantie heeft meegemaakt.
£ specifieke en voorspelbare informatie vinden in een tekst over het begin van het schooljaar.
£ een e-mail schrijven aan een correspondentievriend(in) waarin ik iets over mezelf vertel.
£ de belangrijkste punten begrijpen uit een video over la rentrée en de boodschap van reclamespots begrijpen.
£ mezelf voorstellen en een kort gesprek aanknopen met een (on)bekende.
Grammaire
£ Het bijvoeglijk naamwoord 3
£ Regelmatige werkwoorden op -er, aller, avoir, être en faire 21.12.1 22.1 22.4
22.19 22.20
£ Telwoorden, kloktijden en data 6
Vocabulaire
£ Regarder
£ Lire
£ Écrire + zinnen
£ Écouter
£ Parler + zinnen
Dit helpt je
£ Lire stratégie 1a: hoofdgedachte (globaal lezen)
£ Menus au choix: extra oefenen
Ik kan de hoofdgedachte van een tekst(gedeelte) aangeven.
PRÉPARATION
Soulignez le mot correct et notez la traduction.
1 Je fais beaucoup de sport. Par contre / Par exemple, je joue au squash, au badminton, et j’aime aller courir.
2 J’ai réussi à perdre du poids grâce à / quant à mon coach.
3 Hier, j’ai travaillé dur, mais / même je n'ai pas encore fini mes exercices de maths.
4 Elle ne comprend pas, alors / depuis il faut l’aider.
5 Contre / Selon ma mère, il faut prendre un bon petit-déjeuner avant d’aller à l’école.
TEXTE D’EXAMEN
(1) Swan et Néo, Kalys et Athéna, Fantin et Amantine… Ils sont tous des enfants youtubeurs. Ils font des vidéos sur YouTube. Et ils ont des millions de fans ! Pour certains, c’est seulement pour s’amuser. Mais d’autres gagnent de l’argent grâce à des publicités. Faire des vidéos sur YouTube, c’est alors un travail.
Le Parlement français veut maintenant adopter une nouvelle loi pour protéger ces jeunes stars du web.
(2) Selon cette loi, les jeunes de moins de 16 ans doivent avoir une autorisation spéciale pour travailler comme influenceur. En plus, le nombre d’heures qu’ils peuvent travailler comme influenceur doit être limité. Le jeune doit aussi mettre une grande partie de l’argent qu’il gagne sur un compte en banque. Quand il aura 18 ans, il pourra utiliser l’argent qu’il a gagné.
d’après 1jour1actu, le 20 octobre 2020 1
(3) Dans la nouvelle loi, il y a aussi « un droit à l’oubli » pour les influenceurs de moins de 16 ans. Cela veut dire qu’ils peuvent toujours demander à YouTube de supprimer leurs vidéos en ligne. Quand les jeunes influenceurs seront plus grands, ils auront donc le choix : continuer à être des stars ou bien retrouver une vie normale.
a Lees de titel van de tekst en bekijk de afbeelding. Zo krijg je alvast een idee van de tekst.
Wat is het onderwerp van het artikel, denk je?
b Lees de tekst globaal. Je voorspelde waar de tekst over zou gaan. Denk je daar nu anders over?
STRATÉGIE 1A
Om de hoofdgedachte te bepalen bekijk je eerst de opvallende delen van de tekst (titel, inleiding, afbeeldingen, tussenkopjes) om een idee te krijgen waar de tekst over gaat. Daarna ga je bij jezelf na wat je al van dit onderwerp weet en probeer je de inhoud van de tekst te voorspellen. Vervolgens lees je de tekst globaal door om te weten of je voorspelling klopt.
Lees meer over Stratégie de lecture 1A in het Manuel.
c Lees de tekst nog eens. Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
◯ Er komt een wet om influencers te beschermen.
◯ Influencers hebben soms veel volgers.
◯ Jonge influencers mogen geen bankrekening openen.
◯ Sommige influencers verdienen veel geld.
d Bekijk de afbeelding.
1 « Et ils ont des 5 millions de fans ! » Over wie gaat deze informatie?
2 Is de volgende bewering waar of niet waar? Jongeren mogen beschikken over al het geld dat ze verdienen.
3 « Il y a aussi un droit à l’oubli. » Wat houdt dit in?
e Faites la question d’examen.
Wat kun je concluderen uit de laatste alinea?
Volgens de nieuwe wet …
◯ kunnen jonge influencers altijd van YouTube eisen dat hun video’s verwijderd worden.
◯ moeten video’s op YouTube in de toekomst aan strengere eisen voldoen.
◯ mogen jongeren nog maar een beperkt aantal video’s op YouTube zetten.
MOTS DU TEXTE
adopter aannemen la loi de wet le compte en banque de bankrekening protéger beschermen en ligne online la publicité de reclame l'influenceur de influencer supprimer verwijderen limiter beperken youtubeurs youtubers
VERDER OEFENEN?
Ga naar Libre Service en ligne. Lees de extra examenteksten en maak de opdrachten.
Dans une famille française, les enfants tutoient leurs parents, et aussi leurs grands-parents, oncles et tantes. Mais, en France, on dit « vous » à une personne de plus de quinze ans qu’on ne connaît pas, dans les magasins, les hôtels, les administrations, la rue, etc. On peut aussi vouvoyer quelqu’un qu’on connaît bien. Au lycée, certains professeurs disent « vous » à leurs élèves. Dans ce cas, ils utilisent le prénom. Par exemple : « Julie, vous répondez ? » Cette forme, polie et amicale, est fréquente entre professeurs et étudiants, au travail entre collègues, ou entre voisins. En général, les Français sont plus formels et moins directs que les Néerlandais. Cela provoque quelquefois des malentendus. Les Français trouvent les Néerlandais rudes et les Néerlandais trouvent les Français arrogants !
Hiérarchie et … satire
Au travail, la hiérarchie est très présente. D’une manière générale, il ne faut pas manquer de respect aux supérieurs hiérarchiques, policiers, hommes et femmes politiques. Malgré ces relations polies et respectueuses, la liberté de critiquer et de se moquer peut aller assez loin. Par exemple, dans le domaine politique, certains hebdomadaires ou émissions satiriques, comme Les Guignols de l’Info, ont une liberté de ton qui peut choquer certaines personnes.
Répondez :
Regardez un épisode des Guignols de l’Info et racontez ce que vous avez vu. Cela est-il acceptable pour vous ou trouvez-vous que cela va parfois trop loin ? Justifiez votre réponse.
36 REGARDER
Vlog : podcast Le Balado (Quoi faire ? ) Een vlog over Bes die iets vervelends is overkomen. De groep jongeren doet een oproep.
38 LIRE
Métro des uns, métro des autres Een tekst over verschillende groepen metrogebruikers in Parijs.
42 GRAMMAIRE I
Het bijwoord
44 ÉCRIRE
Een eenvoudig aangifteformulier invullen, een dief beschrijven en beschrijven wat er is gebeurd.
48 GRAMMAIRE II
Regelmatige werkwoorden op - re, pouvoir, savoir, voir en vouloir
49 ÉCOUTER
Een podcast over reizigers die met elkaar praten over veiligheid in de metro en over Youssef, een populaire metrobestuurder in Parijs.
Vijf omroepberichten in het openbaar vervoer.
52 GRAMMAIRE III
Het bezittelijk voornaamwoord
54 PARLER
Een gesprek voeren in geval van aangifte bij vermissing of diefstal.
57 LEERSTOFOVERZICHT
58 EXAMEN
Na deze unité kun je …
• begrijpen hoe iemand een persoon beschrijft.
• de hoofdlijn begrijpen van een eenvoudige en duidelijk gestructureerde tekst uit een tijdschrift.
• in korte, eenvoudige zinnen een dief beschrijven.
• een gesprek volgen tussen reizigers over veiligheid in de metro.
• omroepberichten in het openbaar vervoer begrijpen.
• vertrouwde zaken op een eenvoudige manier beschrijven in geval van aangifte.
A2 – Ik kan begrijpen hoe iemand een persoon beschrijft.
Quoi faire quand quelqu’un vole votre sac ?
LEERDOEL
In de tweede aflevering gebruiken Moz, Bes, Luc, Sara en Timo hun podcast om een dief op te sporen.
COMPRÉHENSION GLOBALE
Regardez l’épisode Quoi faire ? et répondez aux questions.
a Wat is de reden dat geluidstechnicus Bes te laat binnen komt rennen?
b Hoe willen de anderen haar helpen?
c Waarom lopen Moz en Bes aan het eind samen weg?
COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE
Regardez encore une fois et répondez aux questions.
a Waarom is Luc al in de studioruimte als Moz binnenkomt?
◯ Hij heeft vrij gevraagd van wiskunde.
◯ Hij mocht eerder weg bij wiskunde.
◯ Zijn laatste lesuur was uitgevallen.
b Als Luc zegt: ‘J’étais vraiment très déçu’, bedoelt hij dit dan serieus?
Licht je antwoord toe.
c Wat antwoordt Sara als Moz aan haar vraagt of ze een zware dag heeft gehad?
◯ Ja, het was vandaag verschrikkelijk.
◯ Voor mij is elke dag verschrikkelijk.
d Timo zegt: ‘Tu es victime de la vie.’ Wat zegt Sara daarop?
Slachtoffer is mijn
e Beschrijf wat er met Bes is gebeurd toen ze door het park liep.
f Hoe lang geleden is dat gebeurd?
g Welke tekening (boven aan de volgende pagina) komt overeen met de beschrijving die Bes geeft?
h Kijk naar de Franse zinnen. Noteer de Nederlandse vertaling bij de juiste personages.
Apprenez le vocabulaire de Regarder F N.
MENU AU CHOIX
Oefen met het vocabulaire van de vlog. Bekijk de film La queue de la souris. Beschrijf een gebeurtenis.
DOEL: je kunt de hoofdlijn begrijpen van een eenvoudige en duidelijk gestructureerde tekst uit een tijdschrift.
A2 – Ik kan de hoofdlijn begrijpen van een eenvoudige en duidelijk gestructureerde tekst uit een tijdschrift.
A Travaillez à deux. Combinez. Op de site van de metro van Parijs staat een FAQ, waarin reizigers vragen stellen. Combineer de vragen met de juiste antwoorden. Let op: er blijft één vraag over.
a Travaillez à deux. Combinez. Op de site van de metro van Parijs staat een FAQ, waarin reizigers vragen stellen. Combineer de vragen met de juiste antwoorden. Let op: er blijft één vraag over.
1 2 3 4
1 2 3 4
1 Je ne comprends pas pourquoi je n’ai pas le droit de circuler en roller dans le métro.
2 Il y a des affiches nulles dans les couloirs du métro. Moi, j’ai du talent. Je peux faire des graffitis ?
3 Nous sommes un groupe de danseurs hip-hop. On peut danser dans une station de métro ?
4 Est-ce qu’on peut manger et boire dans le métro ?
A Les dessins, graffitis et inscriptions sont interdits, seules les affiches sont autorisées.
B Nous acceptons seulement les musiciens avec une autorisation. Les autres artistes ne sont pas acceptés.
C Pour des raisons de sécurité, il est strictement interdit de circuler en roller dans le métro.
b Welke vraag is overgebleven? Bedenk in het Frans een antwoord op die vraag.
B Welke vraag is overgebleven? Bedenk in het Frans een antwoord op die vraag.
EXERCICE 7 — MISE EN ROUTE ~ VOCABULAIRE
MISE EN ROUTE ~ VOCABULAIRE
A Pour chaque phrase, traduisez les deux mots et choisissez le mot qui convient. Vous retrouverez ces mots dans le texte Métro des uns, métro des autres.
a Pour chaque phrase, traduisez les deux mots et choisissez le mot qui convient. Vous retrouverez ces mots dans le texte Métro des uns, métro des autres
1 Les Parisiens trouvent pratique de en métro à Paris.
1 Les Parisiens trouvent pratique de en métro à Paris.
£ A sélectionner
◯ sélectionner ◯ voyager
£ B voyager
2 Une personne qui n’a pas de toit est
2 Une personne qui n’a pas de toit est
◯ un banlieusard
£ A un banlieusard
◯ un sans-abri
£ B un sans-abri
3 Les policiers courent très vite sur le quai pour attraper
3 Les policiers courent très vite sur le quai pour attraper
◯ un malfaiteur
£ A un malfaiteur
£ B une plainte
◯ une plainte
4 On de circuler à vélo sur l’autoroute.
4 On de circuler à vélo sur l’autoroute.
◯ n’a pas le droit
£ A n’a pas le droit
£ B ne donne pas sa chance
◯ ne donne pas sa chance
5 Ce musicien , mais il a du talent.
5 Ce musicien , mais il a du talent.
£ A s’installe
◯ s’installe ◯ manque d’expérience
£ B manque d’expérience
6 Beaucoup de jeunes rêvent de devenir
6 Beaucoup de jeunes rêvent de devenir
◯ célèbres ◯ déçus
£ A célèbres £ B déçus
B Lees de tekst hieronder en zoek naar woorden die bij de volgende drie categorieën passen. Schrijf ze op.
b Lees de tekst hieronder en zoek naar woorden die bij de volgende drie categorieën passen. Schrijf ze op.
la police le métro une audition
la police le métro
une audition
Les Parisiens et les banlieusards connaissent bien le métro. Certains le prennent tous les jours pour se rendre à l’école ou au travail. En effet, environ cinq millions de voyageurs, souvent très pressés, se croisent chaque jour dans le métro. Mais comment ces voyageurs voient-ils les autres, ceux qui ne voyagent pas ? Les autres, ce sont les sans-abris qui dorment, couchés sous une couverture, les musiciens au coin des couloirs, ou encore les pickpockets. Pickpockets, sans-abris, musiciens, sont-ils tous les bienvenus dans le métro ?
BUREAU DE POLICE ET CENTRES D’ACCUEIL
Les pickpockets sont malheureusement très nombreux dans le métro. La police patrouille pour les rechercher. Si un policier les attrape, ils sont arrêtés et emmenés au poste de police. Mais est-ce pareil pour les sans-abris ? Un agent du métro nous explique. « Non, c’est différent et c’est plus compliqué. D’une part, les sansabris ne sont pas des malfaiteurs. Mais d’autre part, nous recevons énormément de plaintes des voyageurs sur la présence des sansabris dans le métro. Il y a environ chaque jour 300 sans-abris réfugiés ici. Ils entrent dans les stations, …..5….. ils recherchent un toit qui les protège de la pluie et du froid. Tous les jours, nos équipes patrouillent et les emmènent dans des centres d’accueil. Là, ils dorment dans un lit, prennent une douche, mangent un repas chaud. …..6….. ils reviennent toujours. Certains vivent plusieurs années sur un quai de métro. »
Leïla, tu es musicienne, chanteuse ?
Je suis chanteuse, enfi n … je rêve de devenir chanteuse.
Tu as passé l’audition et … tu as réussi ?
Les pickpockets ne sont pas du tout les bienvenus dans le métro. Les sans-abris, pas vraiment. Et les musiciens ? Si vous croyez que, pour jouer dans le métro, il suffit de s’installer et de commencer à chanter ou à jouer de la guitare, vous avez tout faux ! On a le droit de jouer à condition de passer une audition devant un jury. Ces auditions sont organisées deux fois par an par la RATP1. Les candidats viennent de tous les pays du monde et sont de tous les âges. Tous les styles de musique – jazz, pop, folk, reggae, soul, chanson ou même classique – sont les bienvenus. Les candidats sont toujours très nombreux, environ 2000 par an. Le jury auditionne les musiciens et en sélectionne 350 par an. Les musiciens sélectionnés reçoivent un badge « Musicien du métro ». Grâce à ce badge, ils ont le droit de choisir la station de métro avec la meilleure acoustique pour s’installer et jouer.
1 la RATP = gemeentelijk vervoerbedrijf van Parijs
Non. Je suis déçue. Le jury ne m’a pas sélectionnée. Pourtant, je sais que j’ai du talent. Mais le jury sélectionne les meilleurs. Moi, je manque d’expérience car je suis très jeune. Je trouve que ce n’est pas juste de ne pas avoir le droit de chanter ici. On ne m’a pas donné ma chance.
Pourquoi est-ce que tu veux absolument chanter dans les couloirs du métro ?
Je veux progresser. Et le public du métro, pour moi, c’est un test et aussi une énorme motivation.
Alors, qu’est-ce que tu vas faire ?
Je participerai à la prochaine audition, et ça va marcher, j’en suis sûre ! Tu verras, un jour je serai célèbre.
Alors, bonne chance Leïla !
COMPRÉHENSION GLOBALE
Regardez les illustrations, lisez le titre et l’introduction du texte. Répondez.
a In de titel wordt een tegenstelling aangegeven tussen le métro des uns en le métro des autres .
1 Welke metrogebruikers worden bedoeld met les uns?
2 Wie zijn les autres?
b Op welke vraag wil de journalist antwoord krijgen?
c Lees de tekst. Welke bewering is juist?
◯ Zakkenrollers en musici moeten naar het politiebureau, daklozen naar opvangcentra.
◯ Zakkenrollers en zwartrijders gaan naar het politiebureau, daklozen worden naar opvangcentra gebracht, musici moeten een casting doen.
◯ Zakkenrollers gaan naar het politiebureau, daklozen worden naar opvangcentra gebracht, musici moeten een casting doen.
◯ Zakkenrollers gaan naar het politiebureau, daklozen worden opgesloten in opvangcentra, musici krijgen een boete.
d Op wie slaan de volgende getallen?
cinq millions (regel 3)
2 000 (regel 39)
300 (regel 19) 350 (regel 40)
COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE
Lisez le texte et répondez aux questions.
a Welk woord in regel 12-14 geeft de mening van de auteur weer?
b ‘Non, c’est différent … ’ (regel 16) Voor wie is de situatie vergeleken met zakkenrollers anders?
STRATÉGIE 2
Het is belangrijk om verbanden tussen delen van een tekst te kunnen zien. Een belangrijk hulpmiddel hiervoor zijn signaalwoorden. De antwoorden staan namelijk vaak in de buurt van signaalwoorden.
Lees meer over Stratégie 2 in het Manuel.
c ‘D’une part … le métro.’ (regels 16-19)
Wat betekenen de cursieve woorden?
◯ Enerzijds … anderzijds
◯ Hetzij … hetzij
◯ Nu eens … dan weer
d ‘ … et c’est plus compliqué.’ (regel 16) Waarom is het ingewikkelder? Noem twee redenen.
e ‘Ils entrent … du froid.’ (regels 20-21) Welk woord past op de open plek?
◯ car
◯ depuis
◯ donc
f ‘… reviennent toujours.’ (regel 24) Welk woord past op de open plek?
◯ C’est pourquoi
◯ Depuis
◯ Pourtant
g ‘à condition de’ (regel 33) Wat betekenen deze woorden? ◯ in plaats van ◯ op voorwaarde dat ◯ vanaf
h Cochez vrai ou faux. Justifiez votre réponse avec une citation. vrai faux
1 Ces auditions ont lieu tous les six mois. ◯ ◯
Justification :
2 Il faut être français mais l’âge n’est pas important. ◯ ◯
Justification :
3 Les musiciens sélectionnés peuvent s’installer dans la station de leur choix. ◯ ◯
Justification :
i Lees het interview. Leïla is het niet eens met de beslissing van de jury. Waarom niet? Noem twee redenen.
j In de inleiding staat de vraag: ‘Pickpockets, sans-abris, musiciens, sont-ils tous les bienvenus dans le métro ?’ Wat is hierop het antwoord voor Leïla en waarom?
k Bekijk de volgende woorden uit de tekst.
(regel 12) malheureusement (regel 18) énormément (regel 57) absolument
1 Dit zijn bijwoorden. Waaraan herken je een bijwoord meestal?
2 Noteer de vertaling van deze bijwoorden.
MISE EN PRATIQUE
Lees de tekst Le millionnaire des sans-abris en beantwoord de vragen. Schrijf een interview in tweetallen. Op je school zijn castings geweest. Interview een klasgenoot hierover. 5
Donnez votre opinion. Vind je het eerlijk dat je auditie moet doen voor de Parijse metro? Geef je mening in het Frans en geef minstens twee argumenten. Werk in tweetallen.
Apprenez le vocabulaire de Lire F N.
MENU AU CHOIX
Oefen met het vocabulaire.
In de vorige unité heb je geleerd over het bijvoeglijk naamwoord. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Een bijwoord zegt iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord of een hele zin.
a Lees de Franse zin. Noteer de vertaling van het vetgedrukte woord naast de zin.
1 Les Parisiens et les banlieusards connaissent bien le métro.
2 Hier, j’ai attendu longtemps pour changer de métro.
3 Dans le métro, il y a parfois de bons musiciens.
4 Les pickpockets sont malheureusement très nombreux dans le métro.
5 Naturellement, la police patrouille pour les attraper.
6 En ce qui concerne les sans-abris, la situation est différente et plus compliquée.
7 Les sans-abris ne sont pas vraiment les bienvenus dans le métro.
8 Mais ce ne sont pas des malfaiteurs. La police parle poliment avec eux.
b Onderstreep in de zin waar het vetgedrukte woord naar verwijst.
c In welke zinnen is het vetgedrukte woord een bijvoeglijk naamwoord?
En in welke zinnen is het een bijwoord?
EN ÉTAPES
a Lees § 4.1 en 4.2 over het gebruik en de vorming van het bijwoord. Vul de regels en de voorbeelden aan.
regel
Als het bijvoeglijk naamwoord op een klinker eindigt, komt er achter de mannelijke vorm.
Als het bijvoeglijk naamwoord op een medeklinker eindigt, maak je het bijvoeglijk naamwoord éérst , en daarna voeg je toe.
bijvoeglijk naamwoord bijwoord
absol u (absoluut) libr e (vrij) vra i (echt) à absolu à à
nature l (natuurlijk) dou x (zacht) len t (langzaam) à à à
b Lees § 4.3 over afwijkende vormen en § 4.4 over onregelmatige vormen. Al deze vormen moet je uit je hoofd leren en kunnen gebruiken. In welke zinnen van exercice 1a zijn de bijwoorden afwijkend of onregelmatig gevormd?
c Lees de zinnen. Kruis aan of je een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord moet invullen. Noteer daarna het juiste woord in het Frans. naamwoord bijwoord
1 Le prof a raison, c’est ! duidelijk
2 , le prof ne veut pas écouter. duidelijk
3 Le policier a fait attention. goed
4 C’est un policier. goed
5 Le train qui arrive est très . lang
6 Le sans-abri est malade ; il va slecht
d Lees § 4.5 over vaste uitdrukkingen. Vul aan.
In het Frans gebruik je soms een , terwijl je in het Nederlands een zou gebruiken. Noteer twee voorbeelden.
L’ADVERBE
Vertaal het bijwoord in het Frans.
1 Corine rêve depuis de devenir chanteuse. lang
2 , elle n’a pas été sélectionnée par le jury. helaas
3 Elle pense qu’elle a chanté que les autres candidats. beter
4 Et surtout, elle s’est vraiment présentée. goed
5 Le jury a donné sa chance à la jeune fille. duidelijk
6 Mais ils ont compris qu’elle manquait d’expérience. snel
7 Alors, ils ont dit : « Vous avez du talent, mais vriendelijk vous manquez d’expérience. »
8 À la prochaine audition, ça va marcher ! zeker
FAIRE DES PHRASES
Maak van de bijvoeglijke naamwoorden een bijwoord en noteer dit. Maak daarna een zin van ten minste vijf woorden met de gegeven woorden en het bijwoord.
1 calme chanté – chanson
2 typique chanson – française
3 clair jeune fille – talent MENU AU CHOIX
Ga naar Libre Service en ligne. Bekijk de instructievideo en/of oefen verder op jouw niveau.
A2 – Ik kan in korte, eenvoudige zinnen een dief beschrijven.
MISE EN ROUTE
LEERDOEL
Travaillez à deux. Zoek in elke schoenafdruk acht woorden die de politie kunnen helpen om het signalement van een dief te geven. Onderstreep ze en bedenk zelf een omschrijving voor de derde schoenafdruk. noirogfhjyblancpoqrougengfcdrbl e u gh teloivmaajbtrevhjuolenuajfbd z narodacx g e s dfga grosasnhdyeuxfgvfmaigrebgrvfbeaueb n m b ra narggfvtsdeeb trhmzenomdbxuevehcevfbd blousonlk j jeanmjghdt shir t txcvbasketscm p a taewsxrilpnolatn a ftrsettenultrgbx x trebortpz y u t
description physique vêtements
MISE EN ROUTE ~ VOCABULAIRE
Traduisez les mots. Puis, complétez les phrases avec la traduction des mots. Les phrases forment une histoire. Vous aurez besoin de ces mots dans la déclaration de vol que vous allez écrire.
a is … lang kleren een muts ingebroken slank
1 Quelqu’un a le lycée hier soir. Il a volé des ordinateurs.
2 Des élèves ont vu le voleur. C’est un homme très grand. Il 1m95.
3 Il est aussi très
4 Il était habillé en noir. Tous ses étaient noirs.
5 Sur la tête, il portait noir. b afdrukken herkend een inwoner sportschoenen zonnebril
1 C’était le soir, et pourtant il avait des !
2 Il portait des noires.
3 Il avait de très grands pieds et il a laissé beaucoup d’
4 Les élèves savent qui est ce voleur, ils l’ont
5 Selon eux, il s’agit d’ du quartier.
Remplissez le mot correct.
Remplissez le mot correct.
évidemment | horriblement | méchamment | rapidement | tranquillement
évidemment | horriblement | méchamment | rapidement | tranquillement
1 Le hold-up s’est passé , en deux minutes.
1 Le hold-up s’est passé , en deux minutes.
2 D’abord, le voleur, très calme, est entré dans la banque.
2 D’abord, le voleur, très calme, est entré dans la banque.
3 Soudain, il a crié très fort et très : « Donnez-moi l’argent ! »
3 Soudain, il a crié très fort et très : « Donnez-moi l’argent ! »
4 Les clients ont eu peur. Le caissier aussi !
4 Les clients ont eu peur. Le caissier aussi !
5 , il a donné sa caisse au voleur.
5 , il a donné sa caisse au voleur.
La police de Toulouse demande immédiatement l’aide des habitants de Toulouse. Dans la nuit de samedi à dimanche, rue Paradoux, une boutique de vêtements a été cambriolée. Les voisins ont entendu du bruit dans la rue. De leur fenêtre, ils ont vu un homme courir avec un gros sac sur le dos. Grâce aux lampadaires qui éclairaient la rue, ils ont pu voir l’homme. Voici son signalement :
• Il s’agit d’un jeune homme, entre 20 et 25 ans.
• Il est assez grand, il mesure environ 1m80.
COMMENT ÉCRIRE ?
• Il a la peau blanche.
• Il est très mince.
• Il était habillé complètement en noir : son sweat-shirt, son jean, ses chaussures, tout était noir.
• Il portait un bonnet noir.
• Il portait des lunettes de soleil.
• Il a volé beaucoup de vêtements et aussi de l’argent.
La police de Toulouse mène l’enquête. Le voleur a laissé des empreintes de chaussures. Si vous avez reconnu ou vu le suspect, téléphonez à la police de Toulouse. Bien sûr, c’est pour notre sécurité à tous.
Lisez l’avis de recherche de la police de Toulouse.
Lisez l’avis de recherche de la police de Toulouse.
1 Verbeter de beschrijving van de verdachte. Noteer de hele zin.
a Verbeter de beschrijving van de verdachte. Noteer de hele zin.
1 Il s’agit d’un vieil homme de 70 ans.
a Il s’agit d’un vieil homme de 70 ans.
2 Il est plutôt petit.
b Il est plutôt petit.
Waarom lacht een Fransman als je van iemand die veel haar op zijn armen heeft, zegt: Il a beaucoup de cheveux?
3 Il est gros.
c Il est gros.
b Noteer de drie zinnen over de kleding en de accessoires van de verdachte.
2 Noteer de drie zinnen over de kleding en de accessoires van de verdachte.
a b c
EXERCICE 16 — RECONSTRUIRE
RECONSTRUIRE
Faites des phrases. Maak nu zelf een opsporingsbericht. Gebruik steeds uit elk vak een zinsdeel. Je mag elk zinsdeel maar één keer gebruiken. De woorden in het eerste vak staan in de juiste volgorde.
Faites des phrases. Maak nu zelf een opsporingsbericht. Gebruik steeds uit elk vak een zinsdeel. Je mag elk zinsdeel maar één keer gebruiken. De woorden in het eerste vak staan in de juiste volgorde.
Avis de recherche de la police de Dijon Voici le signalement du suspect.
Avis de recherche de la police de Dijon Voici le signalement du suspect.
• Il s’agit d’ ...
• Il est ...
• Il s’agit d’ ...
• Il est ...
• Il a ...
• Il a ...
• Il porte ...
• Il porte ...
• Il a volé ...
• Il a volé ...
• La police mène ...
... un garçon de dix-neuf ans qui ... ... un T-shirt noir, un jean noir ... ... l’enquête et demande l’aide des habitants ... ... très grand, il mesure 1m95 ... ... les cheveux noirs ... ... de l’argent ...
• La police mène ... ... un garçon de dix-neuf ans qui ... ... un T-shirt noir, un jean noir ... ... l’enquête et demande l’aide des habitants ... ... très grand, il mesure 1m95 ... ... les cheveux noirs ... ... de l’argent ... ... et des vêtements. ... court très vite. ... et il est assez mince. ... et un bonnet gris. ... et courts. ... et des touristes. 1 Il
b c d e f
s’agit d’un garçon de dix-neuf ans qui court très vite.
... et des vêtements. ... court très vite. ... et il est assez mince. ... et un bonnet gris. ... et courts. ... et des touristes.
EXERCICE 17 — MISE EN PRATIQUE
VOL DE PORTABLE
Paris. Mardi 20 novembre. Dans la rue Saint-Jacques, quelqu’un a volé un téléphone portable puis est parti très vite. Mais la victime a eu le temps de voir le voleur ou la voleuse et est allée au commissariat de police pour faire une déclaration de vol.
Situatie
Situatie
Gisterochtend is je mobieltje gestolen, ergens op straat in Parijs. De zakkenroller ging er snel vandoor, maar je hebt hem/haar toch gezien. Je gaat naar het politiebureau om aangifte te doen.
Gisterochtend is je mobieltje gestolen, ergens op straat in Parijs. De zakkenroller ging er snel vandoor, maar je hebt hem/haar toch gezien. Je gaat naar het politiebureau om aangifte te doen.
Opdracht
Opdracht
Kijk naar de afbeeldingen, kies jouw dief en vul het aangifteformulier in.
Kijk naar de afbeeldingen, kies jouw dief en vul het aangifteformulier in.
• Noteer jouw gegevens: naam, voornaam, adres, geboortedatum en beroep.
• Noteer jouw gegevens: naam, voornaam, adres, geboortedatum en beroep.
• Vertel waar het was.
• Vertel waar het was.
• Vertel wanneer het was.
• Vertel wanneer het was.
• Vertel wat er is gebeurd. Gebruik twee bijwoorden.
• Vertel wat er is gebeurd. Gebruik twee bijwoorden.
• Geef een beschrijving van de zakkenroller. Vertel hoe hij/zij eruitzag en welke kleding hij/zij droeg. Gebruik ten minste zes zinnen.
• Geef een beschrijving van de zakkenroller. Vertel hoe hij/zij eruitzag en welke kleding hij/zij droeg. Gebruik ten minste zes zinnen.
Tips
Tips
• Gebruik de vocabulairelijst en exercice 4 en 5.
• Gebruik de vocabulairelijst en exercice 15 en 16.
• Gebruik indien nodig een woordenboek.
• Gebruik indien nodig een woordenboek.
• Controleer of je de bijwoorden goed gebruikt hebt.
• Controleer of je de bijwoorden goed gebruikt hebt.
Nom et prénom
Adresse
Date de naissance
Profession
Date et lieu du vol
Circonstances du vol
Signalement du suspect
Apprenez le vocabulaire d’Écrire N F.
Apprenez le vocabulaire et les phrases FN et NF de : Écrire page 103-104.
Vul het evaluatieformulier in en kijk welke opdracht uit het menu au choix het best bij jou past.
M ENU AU CHOIX
Oefen met het vocabulaire en de zinnen.
Oefen met het vocabulaire en de zinnen.
Schrijf een e-mail aan je Franse correspondentievriend(in) waarin je vertelt dat je getuige bent geweest van een winkeldiefstal.
Schrijf een e-mail aan je Franse correspondentievriend(in) waarin je vertelt dat je getuige bent geweest van een winkeldiefstal.
Schrijf een kort artikel voor de schoolkrant over een zakkenroller op school.
Schrijf een kort artikel voor de schoolkrant over een zakkenroller op school.
CHOISIR LA FORME CORRECTE
Onderstreep de juiste werkwoordsvorm en vertaal.
1 Demain, je répondrai / répondais à tes questions. C’est promis !
2 Hier à cinq heures, vous avez entendu / entendez des cris, monsieur ?
3 En ce moment, les élèves attendent / attendaient le bus pour Lille.
4 Tu as perdu / perdais ton sac à dos dans le métro hier soir ?
5 Voilà, nous te rendons / rendions tes clés.
6 Il faisait si froid que le sans-abri ne peut / pouvait pas dormir dehors.
7 On a volé le sac de Stéphane quand il descendra / est descendu du métro.
8 Regardez ! Vous voyez / verrez le pickpocket là-bas ?
CONJUGUER ET TRADUIRE
Vul de juiste vorm in van het werkwoord. Noteer de vertaling onder de zin.
1 Souvent, les pickpockets les objets qu’ils ont volés. vendre, présent
2 Rachid son parapluie dans le métro. perdre, passé composé
3 Les gendarmes de leur voiture pour arrêter le pickpocket. descendre, futur
4 Le voleur bien ce qu’il faisait. savoir, imparfait
5 Les jeunes des sans-abris en centre-ville. voir, passé composé
6 Nous téléphoner à la police de Toulouse. pouvoir, futur
7 Tu qu’il s’agit d’un homme d’environ 30 ans ? savoir, présent
8 Autrefois, je devenir agent de police. vouloir, imparfait
TRADUIRE
Vertaal de werkwoordsvorm in het Frans en vul in.
1 Nous à la prochaine station. stappen uit
2 Les musiciens passer l’audition. willen
3 On a volé mon porte-monnaie quand j’ le métro. wachtte op
4 Ce n’est pas un voleur. Demain, il te ton portable. zal teruggeven
5 La police arrêter le pickpocket. heeft gekund
6 Les voyageurs les sans-abris qui dorment dans les couloirs. zien
7 J’ à toutes les questions de la police. heb geantwoord
8 Je décrire le pickpocket. zal kunnen
22 21.12.3
Maak vier Franse zinnen van ten minste vijf woorden. Kies uit de eerste cirkel een persoonlijk voornaamwoord, uit de tweede een werkwoord en uit de derde cirkel een werkwoordstijd.
Gebruik elke werkwoordstijd één keer.
je, tu, il, elle, on, nous, vous, ils, elles vouloir, pouvoir, savoir, voir, vendre, perdre, répondre, rendre, descendre, défendre, attendre
présent, imparfait, passé composé, futur
MENU AU CHOIX
Ga naar Libre Service en ligne en oefen verder op jouw niveau.
B1 – Ik kan een gesprek volgen tussen reizigers over veiligheid in de metro.
A2 – Ik kan omroepberichten in het openbaar vervoer begrijpen.
MISE EN ROUTE
Remplissez cette toile de mots. Mettez les mots aux endroits qui conviennent. Il reste deux mots.
l’avion | le conducteur | décoller | l’embarquement | la gare | l’heure de pointe | la ligne | le quai | les passagers | le pilote | la station | le TGV | le voyage
voir plus loin sur la page suivante
MISE EN ROUTE ~ VOCABULAIRE
Choisissez le mot qui convient. Vous retrouverez ces mots dans le podcast Youssef, conducteur favori de la ligne 12 . Il reste un mot.
applaudi | conducteur | croise | l’embarquement | ordures | réussi à | souris | surveiller | les transports publics | l’usager | vues
1 On va prendre une photo, alors regarde bien la caméra et !
2 Dans le métro, je tous les jours beaucoup de voyageurs que je ne connais pas.
3 Ce matin, ont des problèmes: les trains et les métros ont tous du retard.
4 J’ai horreur de toutes ces dans la rue, à côté des poubelles. Ça sent très mauvais.
5 Après le concert, le public était très enthousiaste et a très fort.
6 Attention ! Il faut bien vos affaires, car il y a des pickpockets ici.
7 Pfft ! C’était vraiment difficile, mais j’ai enfin acheter des billets pour le TGV.
8 Dépêche-toi ! L’avion va bientôt partir. est dans dix minutes.
9 Marie-Anne a déjà un million de sur ses vidéos YouTube !
10 Le du métro vient d’annoncer un retard de 30 minutes à cause des travaux sur la voie.
COMPRÉHENSION GLOBALE
Écoutez le podcast Le Balado : Youssef, conducteur favori de la ligne 12 sur un conducteur de métro populaire. Puis, répondez à la question.
Moz en Bes vertrekken om aangifte doen van diefstal (zie Regarder). Sara, Luc en Timo besluiten er een leuke podcast van te maken!
Welke vier problemen in het openbaar vervoer komen in deze podcast aan de orde? Kruis ze aan.
£ afval
£ daklozen
£ ongezelligheid
£ (on)veiligheid
£ vandalisme
£ vertragingen
£ zakkenrollers
£ zwartrijden
COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE
Écoutez encore une fois le podcast Le Balado : Youssef, conducteur favori de la ligne 12 . Répondez aux questions.
a Waarom nam Sara elke morgen de metro naar het Place d’Italie?
b Wat zegt Sara over metrolijn 5? Er zijn meerdere antwoorden juist.
£ De passagiers praten weinig met elkaar.
£ Er worden veel smartphones gestolen.
£ Het is vaak erg druk in deze metro.
£ ’s Morgens zijn er vaak dezelfde reizigers.
c Wat vindt Sara het vervelendst in de metro?
◯ de norse conducteurs
◯ de ongezelligheid
◯ de onveiligheid
◯ de viezigheid
d Wat valt je in het omroepbericht op aan de toon van Youssef, de bestuurder van de metro?
e Wat vinden de passagiers van de bijzondere omroepberichten van Youssef?
◯ Ze luisteren er niet naar.
◯ Ze vinden het geweldig.
◯ Ze vinden het onzin.
◯ Ze vinden het overdreven.
f Wat is er volgens Youssef verbeterd in zijn metro? Er zijn meerdere antwoorden juist.
£ De passagiers hebben meer aandacht voor elkaar.
£ De passagiers zijn beleefder naar de conducteur.
£ De sfeer in de metro is beter.
£ Het is rustiger in zijn metro.
g Wat is er volgens Sara nog meer verbeterd sinds de aankondigingen van Youssef?
Kruis aan welke twee verbeteringen zij noemt.
£ Er wordt minder gestolen.
£ Er wordt minder rommel achtergelaten.
£ Er zijn minder zwartrijders.
£ Mensen lijken vrolijker.
h Youssef wordt le conducteur favori de la ligne 12 genoemd.
Stel dat je Youssef zou spreken, wat zou je dan tegen hem willen zeggen? Schrijf dat in het Frans op.
COMPRÉHENSION EXPRESS
Écoutez les annonces et répondez aux questions.
a Combinez les annonces avec les images.
b Welke van
1
Écoutez encore une fois les annonces.
c Choisissez vrai ou faux. vrai faux
1 Je hebt nog een half uurtje de tijd om te lunchen voordat je instapt.
2 De dochter van mevrouw Blagnac komt een half uur later aan.
3 De zakkenrollers zijn vooral actief in de trein.
4 Céline is 14 jaar geworden.
5 Volgende week kun je weer ongehinderd met de trein richting Quimper.
MISE EN PRATIQUE ~ FAITES UNE ANNONCE !
Vous allez faire une annonce dans le métro. Stel, je mag een dag mee met een metroconducteur in Parijs. Het is jouw taak om aankondigingen te doen aan de passagiers.
a Faites des annonces. Vul de zinnen aan en maak er drie korte berichten van.
Probeer steeds drie zinnen toe te voegen.
1 Chers voyageurs, attention ! Voici
2 Il est strictement interdit de
3 Et voici encore un message personnel pour
b Oefen de uitspraak en intonatie van je aankondigingen met een klasgenoot en neem ze op.
Apprenez le vocabulaire d’Écouter F N.
MENU AU CHOIX
Oefen met het vocabulaire en de uitspraak van stemhebbende en stemloze klanken.
Luister naar een interview op Radio Libre FM. Bekijk een documentaire op TV5MONDE.
Luister naar de zinnen en vul het bezittelijk voornaamwoord in dat je hoort. Geef daarna de vertaling van het bezittelijk voornaamwoord met het zelfstandig naamwoord dat erbij hoort.
1 Regarde, voici une photo de vacances en Espagne.
2 Et toi, qu’est-ce que tu as fait pendant vacances ?
3 Je suis allée à Paris avec copine Fleur.
4 Nous voulions nous baigner dans la Seine avec cousin français.
5 En fait, nous avions déjà mis maillots de bain
6 Les gendarmes n’ont rien vu pendant patrouille ?
7 Si, un gendarme a vu groupe. Il nous a donné un avertissement.
8 Alors, tu as eu de la chance ! parents étaient fâchés, j’imagine.
2
a In § 8.1 staan de vormen van het bezittelijk voornaamwoord die je waarschijnlijk al kent. Deze vormen worden bepaald door het zelfstandig naamwoord dat erachter staat. Vul het juiste bezittelijk voornaamwoord in en kruis aan. mannelijk vrouwelijk meervoud enkelvoud enkelvoud
1 jouw broer = frère, want frère is
2 onze spullen = affaires, want affaires is
3 zijn veiligheid = sécurité, want sécurité is
4 haar fiets = vélo, want vélo is
b Je kijkt dus naar het woord achter het bezittelijk voornaamwoord. Zoals je leest in § 8.1 is er een aparte aanpak voor vrouwelijk zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud die beginnen met een klinker of stomme h. Welk bezittelijk voornaamwoord moet je dan kiezen?
c Vul in de volgende zinnen de juiste vorm in en leg je keuze uit.
1 mère me demande toujours où je vais. mijn
2 C’était le moment où yeux se sont croisés. onze
3 Tu vas à la fête avec frère ? haar
4 Marc va au cinéma avec amie. mijn
d Er zijn ook bezittelijke voornaamwoorden die zelfstandig worden gebruikt. Deze vormen moet je kunnen herkennen. Lees daarover in § 8.2. Vertaal daarna de zinnen.
1 Cette clé est à toi ? – Oui, c’est la mienne
2 Il pleut et je n’ai pas de parapluie. Donne-moi le tien
3 J’entends un bébé. C’est le vôtre ?
4 C’est votre solution ? – Non, c’est la leur
3 8
LE PRONOM POSSESSIF
Vul het juiste bezittelijk voornaamwoord in.
1 Pouvez-vous me donner nom de famille ? jullie
2 Hier soir, on a cambriolé appartement. haar
3 J’ai vu le voleur. Voici signalement. zijn
4 Il était habillé en noir. chaussures étaient noires aussi. zijn
5 Si vous avez vu le voleur, téléphonez à la police. C’est pour sécurité. onze
6 Pouvez-vous me donner une description de vêtements ? hun
7 On a volé mon vélo ! Je dois téléphoner à parents. mijn
8 Tu as perdu lunettes de soleil dans le train ? jouw
Werk samen. Maak combinaties met de gegeven woorden en afbeeldingen. Gebruik hele zinnen.
mijn | jouw | zijn | haar | onze | jullie | uw | hun
Exemple : Mes grands-parents s’appellent Emma et Pierre.
MENU AU CHOIX
Ga naar Libre Service en ligne en oefen verder op jouw niveau.
A2 – Ik kan vertrouwde zaken op een eenvoudige manier beschrijven in geval van aangifte.
MISE EN ROUTE ~ PRONONCIATION
Het meervoud van werkwoordsvormen bij de derde persoon (ils of elles ) kun je in geschreven taal wel zien, maar in gesproken taal vaak niet horen. Dat komt omdat in het Frans de uitgang - ent van een werkwoordsvorm nooit wordt uitgesproken.
Bij werkwoorden op - er die met een medeklinker beginnen, is er geen verschil in uitspraak tussen de werkwoordsvormen in het enkelvoud en in het meervoud: il joue - ils jouent
Bij werkwoorden op - er die met een klinker beginnen, hoor je door de woordverbinding wel een verschil tussen enkelvoud en meervoud: il aime - ils aiment.
Bij de overige werkwoorden (op -ir, -re en de onregelmatige werkwoorden) is er altijd een duidelijk verschil in uitspraak tussen enkelvoud en meervoud. Meestal klinkt dat verschil als volgt:
Enkelvoud: je spreekt de laatste medeklinker niet uit, bijvoorbeeld elle part: [par].
Meervoud: je spreekt de medeklinker voor - ent duidelijk uit, zoals elles partent: [part].
Zo ook: il peut – ils peuvent [peu] – [peuv] il choisit – ils choisissent [choisi] – [choisis]
Lees de volgende zinnen hardop voor en vergelijk je eigen uitspraak met de zinnen die zijn ingesproken.
1 Elle veut venir mais ses sœurs ne veulent pas.
2 Laurent et Marc vendent des sapins de Noël, Laure vend des gâteaux.
3 Il achète un livre et ils achètent des magazines.
4 Elle joue au tennis et ils jouent au foot.
5 Mon oncle vient à mon anniversaire et mes grands-parents viennent demain.
MISE EN ROUTE
Travaillez à deux et décrivez.
a Beschrijf je portemonnee of je tas in het Frans in ten minste twee zinnen.
b Doe je tas en je portemonnee open en noem vijf voorwerpen die erin zitten.
1 Dans mon sac, il y a :
2 Dans mon porte-monnaie, il y a :
MISE EN ROUTE ~ VOCABULAIRE
Lisez les phrases. Cochez les mots corrects. Ensuite, complétez les phrases en français.
1 Au bureau de police, on remplit un formulaire de
◯ aangifte van diefstal
◯ beschrijving
2 On peut acheter au distributeur de la gare, mais aussi sur Internet.
◯ een rits
◯ een treinkaartje
3 Dépêche-toi ! Tu vas ton train !
◯ missen
◯ vergeten
4 Vous pouvez votre nom, s’il vous plaît ?
◯ letten op
◯ spellen
5 Mon sac est en noir.
◯ leer
MISE EN ROUTE ~ GRAMMAIRE
◯ vorm
Utilisez la grammaire des unités 1 et 2 pour faire l'interview. Élève A pose une question, B répond par une phrase complète. Puis, changez de rôle.
A B
1 Quelle sorte d’élève es-tu ?
Je suis un(e) élève …
2 Tu travailles comment en français ? Et en maths ? Pour le français je travaille …, …
3 Comment est l’ambiance au lycée ? En général, l’ambiance est …
4 Comment étaient tes dernières vacances ? …
5 Est-ce que ton prof parle lentement en français ?
Écoutez les trois dialogues et lisez les phrases. Soulignez les mots justes.
1 Pierre moet zijn kaartje nog kopen bij de balie / een automaat.
2 Op het station wordt gewaarschuwd voor zakkenrollers / vertraging.
3 Als je onbeheerde bagage ziet, moet je die naar de balie brengen / niet aanraken en naar het informatieloket gaan.
4 Marine is haar portemonnee / portemonnee en bankpas kwijt.
5 Ze weet wel / niet wie de dader is.
6 In haar portemonnee zat geld en een paar foto’s / een identiteitskaart en treinkaartje.
7 Marine weet zeker / niet zeker dat haar portemonnee is gestolen.
8 Haar portemonnee is van stof en bruin / leer en zwart.
9 Haar portemonnee is rechthoekig / vierkant met een rits.
Écoutez une deuxième fois les trois dialogues.
a Onderstreep de fout in de eerste oproep. Mesdames et messieurs, votre attention s’il vous plaît. Des pickpockets ont été signalés dans cette gare. Surveillez bien vos bagages.
b Onderstreep de fout in de tweede oproep. Dans le cadre du plan Vigipirate, nous vous prions de ne pas abandonner vos bagages. Si vous voyez un bagage abandonné, prenez-le et adressez-vous au bureau d’information.
c Geef antwoord in plaats van Marine of Pierre. Gebruik zinnen uit dialoog 2.
Pierre Marine
1 Qu’est-ce que tu cherches ? Ton porte-monnaie ? 2 Oui, je n’arrive
3 Tu l’as oublié chez toi ?
4 Non, quelqu’un
5 Tu sais ce qu’il y avait dans ton porte-monnaie ? 6 Oui, il y avait Je dois téléphoner à mes parents !
7 Non,
d Écoutez le dialogue 3. Choisissez.
1 Hoe zegt Marine dat ze aangifte wil doen?
◯ Je viens pour faire une déclaration de vol.
◯ Je voudrais faire une déclaration de vol.
2 Hoe vraagt de agent Marine haar achternaam te spellen?
◯ Vous pouvez épeler votre nom de famille ?
◯ Pouvez-vous épeler votre nom de famille ?
3 Hoe vraagt de agent wat er is gebeurd?
◯ Maintenant, expliquez-moi ce qui s’est passé.
◯ Expliquez-moi, s’il vous plaît. Qu’est-ce qui s’est passé ?
4 Hij wil weten hoe de portemonnee eruitzag. Hoe vraagt hij dat?
◯ Pouvez-vous me donner une description précise de votre porte-monnaie ?
◯ Pouvez-vous me décrire précisément votre porte-monnaie ?
Faites le dialogue. Travaillez à deux. Je bent op straat en je zoekt je fi ets. Je kunt hem nergens vinden. Iemand wil weten wat je zoekt. Gebruik de zinnen van exercice 6.
1 Tu as un problème ? Tu cherches quelque chose ? Fiets kwijt.
2 Tu l’as peut-être rangé ailleurs ?
Onmogelijk. Fiets zeker gestolen.
3 Il est comment, ton vélo ? Et de quelle marque ? Oude zwarte fiets. Van het merk (zelf invullen).
4 Tu dois téléphoner à tes parents ! Nee, naar de politie gaan.
5 Pourquoi tu veux aller à la police ? Aangifte doen.
a Kies met een klasgenoot een voorwerp en studeer samen een gesprek in. Leerling A doet aangifte en leerling B treedt op als agent, bank- of clubmedewerker. – Leerling A gebruikt onderstaande gegevens; leerling B gebruikt de vragen en zinnen uit exercice 6.
– Maak tijdens het voorbereiden ook aantekeningen op papier.
b Kies een ander voorwerp. Wissel van rol en voer een tweede gesprek.
omschrijving carte bancaire perdue
complicaties • kan hem niet vinden
• kan niet meer betalen
• vanmiddag gestolen
• dader goed gezien
portable volé valise volée raquette de tennis échangée
• in de trein gestolen
• alle spullen voor de vakantie weg
Apprenez le vocabulaire de Parler N F.
M ENU AU CHOIX
Oefen met het vocabulaire en de zinnen.
Vertel aan een vriend(in) over je gestolen portemonnee, in de metro in Parijs.
Ik kan: £ begrijpen hoe iemand een persoon beschrijft.
£ in korte, eenvoudige zinnen een dief beschrijven.
• verwisseld
• na training
training
• te zwaar
aangifte bij bank of politie politie politie op het station clubmedewerker
Kies een ander voorwerp uit de Mise en pratique en voer samen met een klasgenoot een dialoog.
£ de hoofdlijn begrijpen van een eenvoudige en duidelijk gestructureerde tekst uit een tijdschrift.
£ een gesprek volgen tussen reizigers over veiligheid in de metro en omroepberichten in het openbaar vervoer begrijpen.
£ vertrouwde zaken op een eenvoudige manier beschrijven in geval van aangifte.
Grammaire
£ Het bijwoord 4
£ Regelmatige werkwoorden op -re, pouvoir, savoir, voir en vouloir 21.12.3 22.33
£ Het bezittelijk voornaamwoord 8
Vocabulaire
£ Regarder
£ Lire
£ Écrire + zinnen
£ Écouter
£ Parler + zinnen
Dit helpt je
£ Lire stratégie 2: tekstverbanden (signaalwoorden)
£ Écouter stratégie 2: effectief luisteren en kijken
£ Menus au choix: extra oefenen
Ik kan relaties tussen delen van een tekst aangeven.
Choisissez le mot correct et complétez les phrases. Il reste cinq mots. ainsi | alors | beaucoup de | car | en outre | grâce à | moins de | par contre | parce qu’ | selon
1 ma grand-mère, les jeunes pensent seulement à s’amuser.
2 ton aide, j’ai eu une bonne note.
3 Il ne comprend pas, il faut l’aider.
4 Les enfants sont plus tolérants que les adultes ; les enfants ont préjugés.
5 Mon prof était fâché je n’avais pas fait mes devoirs.
In het examen wordt getoetst of je voorbeelden, redenen, tegenstellingen en andere tekstfuncties kunt herkennen. Daarom is het belangrijk om verbanden tussen delen van een tekst te zien. Een belangrijk hulpmiddel hiervoor zijn signaalwoorden en leestekens. Maak er dus een vaste gewoonte van dat je signaalwoorden markeert of aanstreept in de tekst. Lees meer over Stratégie 2 in het Manuel.
(1) Elle chante seulement depuis six ans, mais Aya, 25 ans, est déjà très populaire parmi les Français et aussi dans le reste du monde. Selon le magazine Vanity Fair, elle fait partie des cinquante Français les plus connus de la planète. Les plus grandes stars adorent ses chansons. Ainsi, en janvier 2020, Madonna a publié une vidéo sur les réseaux sociaux dans laquelle on peut voir des filles danser avec enthousiasme sur son clip Djadja.
(2) Quand elle était enfant, Aya était fan de la série télévisée Heroes : elle n’en manquait jamais un épisode ! Son personnage préféré, interprété par l’acteur Masi Oka, s’appelait Hiro Nakamura. Alors, quand elle a décidé de prendre un nom d’artiste pour sa carrière musicale, elle a tout de suite pensé à « Nakamura ».
(3) Quand elle était adolescente, Aya ne rêvait pas du tout de devenir chanteuse. Elle n’avait pas l’idée de devenir célèbre.
La Fédération française de natation voulait faire d’elle une championne de natation. Il est vrai qu’elle avait un corps d’athlète. Mais Aya préférait la mode aux piscines. Elle adorait le maquillage, les vêtements et les coiffures et s’est lancée dans une formation pour travailler dans la mode. Finalement, elle n’a pas aimé les cours de couture, alors elle a arrêté. Grâce à ses collègues de travail qui l’entendaient chanter toute la journée, elle s’est décidée, à 19 ans, à choisir la musique comme métier.
d’après Juniors Quotidiens mai-juillet 2021
a
Lees de tekst globaal om een idee van de tekst te krijgen. Wat is de functie van alinea 1?
◯ Inleiding: je leert Aya kennen.
◯ Probleem: er wordt een probleem aangesneden.
◯ Voorbeeld: je krijgt een voorbeeld van een Franse zangeres.
b Lees de tekst nog eens. Wat was het dilemma van Aya?
◯ Ze moest haar droom opgeven voor haar sport.
◯ Ze moest kiezen tussen zwemles en naailes.
◯ Ze moest kiezen tussen zwemmen, mode en muziek.
c Bekijk alinea 3. Welke signaalwoorden kom je tegen? Noteer twee signaalwoorden.
d Lees het fragment uit alinea 3. Welk signaalwoord past op de lege plek?
« Quand elle était adolescente, Aya ne rêvait pas du tout de devenir chanteuse. Elle n’avait pas l’idée de devenir célèbre. La Fédération française de natation voulait faire d’elle une championne de natation. »
◯ enfin
◯ mais
◯ par exemple
◯ parce que
Faites les questions d’examen.
e « elle a tout de suite pensé à ‘Nakamura’ » (lignes 21-22) Pourquoi est-ce qu’Aya a choisi le nom ‘Nakamura’ d’après le 2ème alinéa ?
C’était le nom ...
◯ de sa série télévisée favorite.
◯ d’un artiste très célèbre.
◯ d’un personnage de Heroes qu’elle aimait.
f Geef van elke bewering aan of die overeenkomt met de laatste alinea. Kies wel of niet wel niet
1 Aya wist al op jonge leeftijd dat ze zangeres wilde worden.
2 Aya droomde van een carrière als topzwemster.
3 Aya heeft haar modeopleiding met succes afgerond.
4 Aya werd door collega’s aangemoedigd om zangeres te worden.
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
MOTS DU TEXTE
célèbre beroemd parmi onder le champion / la championne de kampioen préférer de voorkeur geven aan la couture naaien les réseaux sociaux de sociale media manquer missen se lancer beginnen aan / aan de slag gaan le métier het beroep seulement slechts
VERDER OEFENEN?
Ga naar Libre Service en ligne. Lees de extra examenteksten en maak de opdrachten.
REGARDER F N
le pote de vriend
c’est con (fam.) dat is stom à bientôt tot gauw la destination de bestemming fatigué moe le mec de vent, de gozer bienvenue welkom
l’épisode (m) de aflevering extraordinaire buitengewoon plein de heel veel
VOCABULAIRE THÉMATIQUE : LA RENTRÉE
le voyage de reis terminé afgelopen l’année (f) het jaar
LIRE F N
la résolution het voornemen surtout vooral le chagrin het verdriet réussir à slagen voor le mode de modus / stand le lieu de plaats / plek l’histoire (f) het verhaal / de geschiedenis la veille de dag (er)voor ressembler à lijken op
VOCABULAIRE THÉMATIQUE : L’ÉCOLE la récré / récréation de pauze le proviseur de rector la filière het profiel redoubler blijven zitten / doubleren
ÉCRIRE N F praten discuter zich voorstellen se présenter zo snel mogelijk le plus vite possible de hobby le passe-temps dezelfde / hetzelfde le / la / les même(s) in de vierde klas en seconde corresponderen / correspondre schrijven het tijdschrift le magazine oudste aîné
VOCABULAIRE THÉMATIQUE : LES HOBBIES tv-kijken regarder la télé surfen op internet surfer sur Internet het computerspelletje le jeu vidéo
le profit de winst la perte het verlies le savon de zeep le coup de foudre de liefde op het eerste gezicht
grâce à dankzij méchant gemeen l’auditeur / l’auditrice de luisteraar elle me manque ik mis haar
les devoirs (m pl) het huiswerk retrouver weer zien le prof / la prof de docent
continuer à doorgaan met l’endroit (m) de plaats / plek l’espoir (m) de hoop la perte het verlies les fournitures de (school)scolaires (f pl) benodigdheden l’objectif (m) het doel en milieu de midden in le cerveau het brein / de hersenen la destination de bestemming
l’orientation (f) de studie- of beroepskeuze le bac / baccalauréat het eindexamen
heel slecht nul, nulle vergeten oublier tot gauw à bientôt de uitzending l’émission (f) hopen espérer het vak la matière het Duits l’allemand (m) liever willen / préférer de voorkeur geven tot later À+ (à plus)
dansen faire de la danse de hobby / hobby’s le hobby / les hobbies voetballen jouer au foot
1 Ik wil met een meisje van mijn leeftijd schrijven. 1 Je voudrais correspondre avec une fille de mon âge.
2 Mijn correspondentievriend heeft kort haar. 2 Mon correspondant a les cheveux courts.
3
Haar lievelingshobby is kletsen met haar
3 Son passe-temps favori est bavarder avec ses vriendinnen. amies.
4 Hij zit in de vierde klas.
4 Il est en seconde.
5 Ik heb een broer van acht jaar en een zus van 5 J’ai un frère de huit ans et une sœur de zes jaar. six ans.
6 Zij is blijven zitten in de derde klas.
7 Schrijf me zo snel mogelijk.
8 Vergeet niet een foto te sturen.
ÉCOUTER F N surchargé overvol la moitié de helft le répondeur het antwoordapparaat rappeler terugbellen l’embouteillage (m) de file les courses (f pl) de boodschappen la promotion de aanbieding le gouvernement het parlement le syndicat de vakbond
VOCABULAIRE THÉMATIQUE : LES VACANCES bronzer zonnen faire la grasse matinée uitslapen la destination de bestemming
PARLER N F nadenken réfléchir week- / wekelijks hebdomadaire zin hebben om avoir envie de terugzien revoir het spijt me je suis désolé gaan zitten s’asseoir in / naar het buitenland à l’étranger het antwoordapparaat le répondeur de sluiting la fermeture
VOCABULAIRE THÉMATIQUE : LES AMIS naar huis gaan rentrer kennismaken met faire connaissance avec de afspraak le rendez-vous
1 Herken je me niet?
2 Het is leuk om je weer te zien.
3 Geef mij je mobiele nummer.
4 Hij gaat een tafel reserveren.
5 Het restaurant is geopend van 12.00 uur
6 Elle a redoublé la troisième.
7 Écris-moi le plus vite possible.
8 N’oublie pas d’envoyer une photo.
la chaîne de télévision de televisiezender le calendrier de kalender la confusion de verwarring le mois de maand fermer sluiten retourner teruggaan l’écolier (m) de scholier ne … que slechts, alleen maar scolaire school-
l ’été (m) de zomer la randonnée de wandeltocht les grandes vacances de zomervakantie (f pl)
binnenkort prochainement de mobiele telefoon le portable de les le cours eindexamen doen passer le bac herkennen reconnaître (uit)eindelijk finalement zojuist venir de geopend ouvert ook niet non plus
met vakantie gaan partir en vacances de groep la bande iets drinken boire un verre
1 Tu ne me reconnais pas ?
2 C’est bien de te revoir.
3 Donne-moi le numéro de ton portable.
4 Il va réserver une table.
5 Le restaurant est ouvert de midi à tot 23.00 uur ’s avonds. 23h00 du soir.
6 In welke klas zit je?
7 Heb je zin in een ijsje?
8 Ik ga met mijn vrienden op vakantie.
6 Tu es en quelle classe ?
7 Tu as envie d’une glace ?
8 Je pars en vacances avec mes amis.
REGARDER F N
le cours de les c’est nul dat is waardeloos
lève-toi sta op dur zwaar, moeilijk
c’est une horreur het is verschrikkelijk la victime het slachtoffer exagérer overdrijven tranquille rustig voler stelen
discuter de praten over se balader wandelen d’un coup plotseling se sauver ervandoor gaan reconnu herkend aidez-nous help ons le coupable de schuldige utiliser gebruiken l’imagination (f) de fantasie
VOCABULAIRE THÉMATIQUE : LES VÊTEMENTS les baskets (f pl) de sportschoenen porter dragen le blouson het jack dessous onder bleu marine donkerblauw la capuche de capuchon
LIRE F N
arrêter arresteren voyager reizen avoir le droit het recht hebben le sans-abri de dakloze le voyageur de reiziger donner sa chance de kans geven être pressé gehaast zijn sélectionner selecteren le malfaiteur de boef le pickpocket de zakkenroller
VOCABULAIRE THÉMATIQUE : LES TRANSPORTS PUBLICS
l’arrêt de bus (m) de bushalte le ticket de métro het metrokaartje le quai het perron changer à overstappen op la gare het (trein)station
ÉCRIRE N F de muts le bonnet de zonnebril les lunettes de soleil (f pl) herkend (herkennen) reconnu (reconnaître) lang … zijn mesurer de kleren les vêtements (m pl) de sportschoenen les chaussures de sport (f pl) het lawaai le bruit het opsporingsbericht l’avis de recherche (m)
VOCABULAIRE THÉMATIQUE : LA DESCRIPTION PHYSIQUE van gemiddelde être de taille lengte zijn moyenne de baard la barbe gekruld / steil / blond / avoir les cheveux frisés / bruin / zwart haar raides / blonds / bruns / hebben noirs
s’installer gaan staan / gaan zitten le banlieusard de forens déçu teleurgesteld célèbre beroemd / bekend se rendre à gaan naar la plainte de klacht manquer d’expérience gebrek aan ervaring hebben attraper pakken juste eerlijk
le billet de train / d’avion het treinkaartje / vliegticket la station de métro het metrostation la correspondance de aansluiting
de afdruk l’empreinte (f) inbreken cambrioler zich kleden s’habiller rennen courir slank mince de bewoner l’habitant (m) natuurlijk bien sûr het geld l’argent (m) dankzij grâce à de verdachte le suspect
groene / blauwe / avoir les yeux verts / bruine ogen hebben bleus / marron een lichte / donkere / avoir la peau blanche / getinte huid hebben noire / mate lijken op ressembler à kaal chauve
1 Het gaat om een vrouw van 25 jaar. 1 Il s’agit d’une femme de 25 ans.
2 Ze is ongeveer 1 meter 75 lang.
3 Ze heeft grijs kort haar.
4 De man is erg mager en vrij kaal.
5 De buren hebben lawaai gehoord.
6 Hij droeg ook een donkerblauw jack en witte
2 Elle mesure environ 1m75.
3 Elle a les cheveux blancs courts.
4 L’homme est très maigre et assez chauve.
5 Les voisins ont entendu du bruit.
6 Il portait aussi un blouson bleu marine sportschoenen. et des chaussures de sport blanches.
7 Het is zondagnacht gebeurd.
7 Ça s’est passé dans la nuit de dimanche.
8 Hij was helemaal in het zwart gekleed. 8 Il était habillé complètement en noir.
ÉCOUTER F N fréquenté drukbezocht croiser tegenkomen pénible irritant la saleté de viezigheid à côté ernaast faire le buzz trending zijn la vue de ‘view’ sourire glimlachen réussir à erin slagen te l’humanité (f) de menselijkheid
VOCABULAIRE THÉMATIQUE : LES TRANSPORTS PUBLICS les transports publics het openbaar vervoer (m pl) le conducteur de bestuurder l’usager (m) de gebruiker
PARLER N F vergeten oublier het treinkaartje le billet de train spellen épeler missen rater het retourtje l’aller-retour (m) de aangifte van diefstal la déclaration de vol het merk la marque letten op faire attention à de identiteitskaart la carte d’identité
VOCABULAIRE THÉMATIQUE : À LA POLICE de pincode le code personnel de getuige le témoin de politieagent le policier, la policière de aanvaller l’agresseur (m)
inciter à aanzetten tot / stimuleren om les ordures (f pl) het afval le gobelet het bekertje la convivialité de gezelligheid applaudir applaudisseren les déchets (m pl) het afval surveiller in de gaten houden avertir waarschuwen
l’heure de pointe (f) het spitsuur l’embarquement (m) het aan boord gaan (vliegtuig of boot) décoller opstijgen
de beschrijving la description de spullen les affaires (f pl) achterlaten abandonner de ritssluiting la fermeture éclair de zak la poche de vorm la forme van leer en cuir vierkant carré verloren (verliezen) perdu (perdre)
het paspoort le passeport de bankpas la carte bancaire het slachtoffer la victime
1 Ik wil graag aangifte van diefstal doen. 1 Je voudrais faire une déclaration de vol. 2 Kunt u uw achternaam spellen? 2 Vous pouvez épeler votre nom de famille ?
3 Wat is er gebeurd?
3 Qu’est-ce qui s’est passé ?
4 Iemand heeft mijn mobieltje gestolen. 4 Quelqu’un a volé mon téléphone portable.
5 Ik kan mijn paspoort niet vinden.
5 Je n’arrive pas à trouver mon passeport.
6 In mijn portemonnee zat geld en een treinkaartje. 6 Dans mon porte-monnaie, il y avait de l’argent et un billet de train.
7 Hij is van rood leer, vierkant met een ritssluiting, 7 Il est en cuir rouge, de forme carrée van het merk … avec une fermeture éclair, de la marque …
8 Ik heb de zakkenroller niet gezien.
8 Je n’ai pas vu le pickpocket.
• Associez les mots de la colonne A aux mots
Verbind de woorden uit kolom A met de woorden de la colonne B. uit kolom B.
• Choisissez à quel(s) dialogue(s) correspondent Kies de dialoog / dialogen die bij de volgende les sujets suivants. onderwerpen hoort / horen.
• Choisissez le mot correct et notez-le. Kies het juiste woord en schrijf het op.
• Choisissez le mot qui convient à l’aide Kies met behulp van de context het woord dat in du contexte. de zin past.
• Cochez le résumé qui correspond. Kruis de samenvatting aan die erbij hoort.
• Comparez vos réponses. Vergelijk jullie antwoorden.
• Complétez la grille / le schéma. Vul het schema in.
• Complétez la phrase avec le mot qui convient. Vul het woord in dat in de zin past.
• Complétez le champ lexical. Vul het woordweb in.
• Complétez le résumé. Vul de samenvatting aan.
• Complétez les phrases à l’aide des mots donnés. Vul de zinnen aan met behulp van de gegeven woorden.
• Corrigez les affirmations suivantes. Verbeter de volgende beweringen.
• Écrivez les mots du rébus, puis traduisez Schrijf de woorden van de rebus op en vertaal daarna la phrase. de zin.
• Élève A pose une question, élève B répond par Leerling A stelt een vraag, leerling B antwoordt une phrase complète. met een hele zin.
• Faites des phrases complètes. Maak hele zinnen.
• Faites le dialogue / l’interview. Voer de dialoog. / Houd het interview.
• Faites le résumé. Maak de samenvatting.
• Faites les questions d’examen Maak de examenvragen.
• Il reste deux mots. Er blijven twee woorden over.
• Les phrases forment une histoire. De zinnen vormen een verhaal.
• Lisez le titre, l’introduction et les intertitres. Lees de titel, de inleiding en de tussenkopjes.
• Lisez les annonces. Lees de berichtjes.
• Mettez les phrases dans le bon ordre. Zet de zinnen in de juiste volgorde.
• Notez la lettre correspondante. Noteer de bijbehorende letter.
• Notez quelques mots-clés en français pour Schrijf een paar steekwoorden op in het Frans om justifier votre réponse. je antwoord te onderbouwen.
• Préparez-vous. Bereid je voor.
• Regardez la première séquence avec Bekijk de eerste scène met ondertiteling. les sous-titres.
• Regardez le court métrage en entier, Bekijk de korte film in zijn geheel, sans les sous-titres. zonder ondertiteling.
• Remplacez les mots en italique par Vervang de schuingedrukte woorden door d’autres mots. andere woorden.
• Résumez l’annonce en 50 mots. Vat het bericht samen in 50 woorden.
• Soulignez la traduction correcte Onderstreep de juiste vertaling van de des mots en gras. vetgedrukte woorden.
• Soulignez le mot correct et notez la traduction. Onderstreep het juiste woord en schrijf de vertaling op.
• Soulignez les fautes que vous entendez. Onderstreep de fouten die je hoort.
• Traduisez les mots ci-dessous. Vertaal de onderstaande woorden.
• Traduisez les mots que vous avez choisis. Vertaal de woorden die je hebt gekozen.
• Travaillez à deux. Werk in tweetallen.
• Utilisez le contexte. Gebruik de context.
• Vous retrouverez ces mots dans le texte. Deze woorden vind je straks terug in de tekst.
In het Manuel lees je hoe je gebruikmaakt van je woordenboek voor het kiezen van de juiste woordsoorten, verbindingswoorden en voorzetsels, en hoe je de betekenis van uitdrukkingen achterhaalt.
a Om welke woordsoort gaat het? Kruis aan. Zoek daarna de betekenis op in je woordenboek en vul de Franse zin aan.
1 Ik reis veel voor mijn werk. ◯ werkwoord ◯ zelfstandig naamwoord
Je beaucoup pour mon travail.
2 Hij weegt slechts 50 kilo, dat is erg licht
◯ bijvoeglijk naamwoord ◯ zelfstandig naamwoord
Il ne pèse que 50 kilos, c’est très .
b Kruis de juiste betekenis aan, zoek de Franse vertaling op in je woordenboek en vul de zin aan.
1 Heb je de rekening voldaan? ◯ betaald ◯ tevreden ◯ vol
As-tu l’addition ?
2 Dit horloge loopt gelijk ◯ direct ◯ even groot ◯ op tijd
Cette montre est .
3 Voor die actie gaan we geld ophalen ◯ inzamelen ◯ omhoog halen ◯ opfrissen (van kennis)
Pour cette action, on va de l’argent.
c Vul de Franse zin aan met behulp van je woordenboek.
1 Geef me een seintje als je bent aangekomen. Fais-moi quand tu es arrivé.
2 Dat is gemakkelijk te leren. Cela facilement.
3 Ik wil alleen weten of je blijft eten. Je veux savoir si tu restes à dîner.
4 Hij vroeg altijd waar ik op vakantie ging. Il me toujours où j’allais en vacances.
5 Er zijn veel armen in de wereld. Il y a beaucoup de dans le monde.
VERBINDINGSWOORDEN EN VOORZETSELS
Zoek het verbindingswoord of voorzetsel op in je woordenboek. Kies het woord dat in de zin past.
1 il est entré dans le salon, tout le monde était là. toen
2 Il a hésité d’abord, et il a dit : d’accord. toen
3 Je n’aime pas les chiens je suis très allergique. omdat
4 elle était malade, elle n’a pas pu venir. omdat
5 L’étudiant travaille moniteur dans une colonie de vacances. als
6 J’ai accompli ce défi 24 heures ! binnen
7 trois jours, les vacances vont commencer. over
8 Je n’ai pas d’argent moi. bij
9 Tu vas souvent tes grands-parents ? naar
10 Ce soir, je ne vais pas rentrer onze heures. voor
3
Lees de uitdrukkingen en doe voor iedere uitdrukking het volgende:
a Probeer eerst de betekenis te raden.
b Zoek daarna de uitdrukking op in je woordenboek en onderstreep het woord in de zin waarmee je de betekenis van de uitdrukking hebt gevonden.
c Noteer de betekenis of een gelijkwaardige uitdrukking in het Nederlands.
1 Avoir le cœur sur la main.
2 Retrousser ses manches.
3 Une goutte d’eau dans la mer.
4 Donner sa langue au chat.
5 Loin des yeux, loin du cœur.
6 Revenons à nos moutons.
7 C’est en forgeant qu’on devient forgeron.
8 Tomber dans les pommes.
9 Il n’a pas la lumière à tous les étages.*
10 Tu en fais tout un fromage !*
* Gebruik voor deze uitdrukkingen het internet als je de betekenis niet in een woordenboek kunt vinden.
BRETAGNE
Sarthe
Haute-Savoie
Seine-Maritime
Seine-et-Marne 78 Yvelines 79 Deux-Sèvres 80 Somme
Tarn
Tarn-et-Garonne
Var
Vaucluse
Vendée
Vienne
Haute-Vienne
Vosges
Yonne 90 Territoire de Belfort 91 Essonne 92 Hauts-de-Seine 93 Seine-Saint-Denis 94 Val-de-Marne 95 Val-d’Oise Les départements
Haut-Rhin 69 Rhône 70 Haute-Saône
Saône-et-Loire
Défense
L’Arc de triomphe
La tour Eiffel
L’hôtel des Invalides
La tour Montparnasse
La gare Montparnasse
Le jardin du Luxembourg
Le musée d’Orsay
Le musée du Louvre
Le jardin des Tuileries
La gare du Nord
18 La gare de l’Est
Le Centre Pompidou / Beaubourg
La place de la République
Notre-Dame 22 La place de la Bastille
L’Opéra Bastille 24 La gare de Lyon
La gare d’Austerlitz 26 La Bibliothèque nationale 27 Disneyland Paris 28 La Villette (Cité des sciences et de l’industrie) 29 Le Stade de France 30 L’aéroport Roissy-Charles de Gaulle 31 Le Marché aux Puces de Saint-Ouen 32 Le musée Picasso
33 La Fondation Louis Vuitton
Concept Nardy Frijters-Getkate, Patrick Schuitema, Esther Tiggelers
Vormgeving en opmaak Crius Group
Vormgeving omslag
Redactie
Eduardo Media
Liesbeth van der Hagen, Marieke Smeenk, Annet Talsma, Daniëlla Zoon
Foto’s omslag (locatie: Marseille)
Shutterstock: Sergii Figurnyi (achterzijde), Kavalenkau (voorzijde), Max4e Photo (voorzijde), Thyrymn2 (voorzijde)
Illustraties
Ontwerphaven: p. 15, 21, 27, 38, 39, 44, 45, 66, 70, 71, 72, 91, 97, 117, 123, 145, 151
Michel de Boer: p. 64, 80, 90, 98, 106, 126, 144, 160, 163
Eduardo Media: p. 101, 103, 156
Shutterstock: Peter FitzVerploegh (p. 13, 37 b.), Davooda (p. 49, 50), Giraffarte (p. 72), MJTH (p. 91), Grmarc (p. 117), Monbibi (p. 151), Antikwar (p. 155), Danilo Sanino (p. 155)
Foto’s
ANP / AFP Photo: François Guillot (p. 60-61), Patrick Kovarik (p. 86-87)
Encyclopedia Britannica Online: p. 145
Flickr.com/commons: laradiologieetla00curi (p. 145)
Els Mulder-van Franeker (p. 156)
iStock: Mila_1989 (p. 156)
Shutterstock: Mastapiece (p. 10-11), Benjamas154 (p. 14), Michael Jung (p. 14), Sergign (p. 14), Timmary (p. 14), Remy Musser (p. 15), Dana E. Fry (p. 21), Katielittle (p. 21), Transavia (p. 26), Ground Picture (p.32), Gudea Rares (p. 34-35), Elena Dijour (p. 39), Roman Sigaev (p. 39), Yuriy Rudyy (p. 45), Blinkblink (p. 49, 50), Sorbis (p. 49), Fotos593 (p. 50), Markus Mainka (p. 50), EQRoy (p. 51), Jacob Lund (p. 51), Pio3 (p. 51), M. Vistatic (p. 51), Olena Yokobchuk (p. 51), Indigolotos (p. 54), Sashkin (p. 54), Vitaly Titov & Maria Sidelnikova (p. 54), Lisa F. Young (p. 54), Yacinefort (p. 58), Marino Bocelli (p. 66), Marish (p. 66), April Cat (p. 74), Artens (p. 74), Kinga (p. 74), Alexei Logvinovich (p. 74), Preto Perola (p. 74), Kurhan (p. 95), D’Vine Photography (p. 96), Losw (p. 96), Oscity (p. 96), Pkproject (p. 96), Syda Productions (p. 96), Fotopool (p. 97), Gualtiero Boffi (p. 99), Kryvenok Anastasiia (p. 100), Graeme Dawes (p. 100), Monticello (p. 100), Olga Pink (p. 100), Mary Sadu (p. 110), Dragon Images (112-113), VasilkovS (p. 117), YanLev (p. 123), Africa Studio (p. 127), Aisyaqilumaranas (p. 127), Miya38 (p. 127), NMTD media (p. 127), Sebra (p. 127), Denis Vrublevski (p. 133), Dmitry Kalinovsky (p. 134), Luxor photo (p. 134), Wrangler (p. 134), Stefan Milivojevic (p. 138), Science photo (p. 140-141), ClS (p. 145), Isaravut (p. 145), Igor Lateci (p. 145), Brent Hofacker (p. 154), Liliya Kandrashevich (p. 154), Neil Langan (p. 154), Stockcreations (p. 154), Karen Mandau (p. 156), Matthew Cole (p. 160), ImageCatalog (p. 160), Juliar Studio (p. 160), MSSA (p. 160), Naddya (p. 160), Eva Picasso (p. 160), Igor Shy (p. 160), Spreadthesign (p. 160), Kira_Yan (p. 164)
Wikimedia Commons: Tieum512 (p. 145), Roby (p. 145), Archives Château Lumière (p. 145), ByB (p. 145), Guillaume Baviere (p. 156)
Stills
Vector Films (p. 12, 37 o., 89, 114), Russell de Haan (p. 131)
Als je in Frankrijk bij een benzinestation, wegrestaurant of supermarkt libre service ziet staan, weet je dat het om ‘zelfbediening’ gaat.
Je moet zélf aan de slag, je maakt keuzes, je gaat op je eigen manier te werk. Met Libre Service leer je de Franse taal op jouw manier!
Auteurs
Louise Bakker
Lara ten Broeke
Fietje Hoyer
Françoise Lomier
Els Mulder-van Franeker
Bert Nap
Patrick Schuitema
Jeanine van der Velde
Judith Visser
Eindredactie
Ann Brohm
Emily Palmer