


4 vwo
Textes & activités
Louise Bakker
Lara ten Broeke
Fietje Hoyer
Françoise Lomier
Els Mulder-van Franeker
Bert Nap
Patrick Schuitema
Jeanine van der Velde
Judith Visser
Eindredactie
Ann Brohm
Emily Palmer
Textes & Activités leerwerkboek
1 vmbo-gt/havo havo/vwo vwo
2 vmbo-gt havo vwo
3 vmbo-gt havo vwo
4 havo vwo
5 havo vwo
6 vwo
Manuel naslagwerk met strategieën, grammatica en werkwoorden, voor 4/5 havo en 4/5/6 vwo
Littérature
• leerwerkboek 4/5 havo
• leerwerkboek 4/5/6 vwo
Examenbundel oefenvragen, examenstof en echte examens
Over ThiemeMeulenhoff
ThiemeMeulenhoff is een educatieve uitgeverij die zich inzet voor het voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs. De mensen van ThiemeMeulenhoff zijn er voor onderwijsprofessionals – met ervaring, expertise en doeltreffende leermiddelen. Ontwikkeld in doorlopende samenwerking met de mensen in het onderwijs om samen het onderwijs nog beter te maken. We ontwikkelen lesmethodes die goed te combineren zijn met andere leermiddelen, naar eigen inzicht aan te passen en bewezen effectief zijn. En natuurlijk worden al onze lesmethodes zo duurzaam mogelijk geproduceerd. Zo bouwen we samen met de mensen in het onderwijs aan een mooie toekomst voor de volgende generatie.
Samen leren vernieuwen.
www.thiememeulenhoff.nl
ISBN 978 90 06 99194 9
Editie 4, druk 2, oplage 1, 2025
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2025
Alle rechten voorbehouden. Tekst- en datamining, AI-training en vergelijkbare technologieën niet toegestaan. Niets uit
Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Als je in Frankrijk bij een benzinestation, wegrestaurant of supermarkt libre service ziet staan, weet je dat het om ‘zelfbediening’ gaat. Je moet zélf aan de slag, je maakt keuzes, je gaat op je eigen manier te werk. Libre Service biedt je veel mogelijkheden om tot het beste resultaat te komen!
Je gebruikt het boek Textes & Activités als je gaat werken aan de vaardigheden, het vocabulaire en de grammatica. De teksten en opdrachten staan bij elkaar in één boek.
Daarnaast maak je gebruik van het Manuel. In dit handboek vind je:
A Stratégies
B Grammaire: uitleg van alle grammatica
C Verbes irréguliers: werkwoordenschema's
TEXTES & ACTIVITÉS
Bij het leren van een taal vormen de vaardigheden de basis. In iedere unité komen ze daarom aan bod. Zo kun je het vocabulaire dat je leert en de grammatica waarmee je oefent, in de praktijk brengen. Daarnaast leer je in elke unité iets over de Franse cultuur en ook is er drie keer aandacht voor het oefenen van grammatica. De zes unités zijn als volgt opgebouwd:
CIVILISATION
Iedere unité begint met een informatieve tekst over Frankrijk of over de verschillen tussen Nederland en Frankrijk om zo het thema te introduceren.
REGARDER
Bij kijkvaardigheid bekijk je net als in de onderbouw een vlog aan het begin van een unité. In de bovenbouw gaat de vlog over een groep jongeren die voor een schoolproject een podcastserie maken: Le Balado.
LIRE
De leestekst sluit aan bij het thema van de unité. Bij de tekst beantwoord je verschillende soorten vragen. Een paar vragen zijn altijd in de stijl van het eindexamen, zodat je daar alvast aan gewend raakt. De vragen die in het Nederlands zijn gesteld, beantwoord je in het Nederlands. De Franse vragen beantwoord je in het Frans.
GRAMMAIRE
In iedere unité komen drie verschillende grammaticaonderwerpen aan bod. Deze grammatica heb je nodig voor de berichten die je bij Écrire schrijft en voor de gesprekken die je voert bij Parler. De oefeningen bij Grammaire lopen steeds in moeilijkheid op, van herhaling en geleide toepassing naar een vrijere opdracht. Ook leer je goed met de opzoekgrammatica te werken.
ÉCRIRE
Bij schrijfvaardigheid krijg je bouwstenen in de vorm van vocabulaire en nuttige zinnen aangereikt zodat je een goede mail of korte brief kunt schrijven.
ÉCOUTER
In dit onderdeel train je je luistervaardigheid om het Frans goed te verstaan en te begrijpen. In de oneven unités doe je dat door middel van diverse luisteropdrachten (die bestaan uit verschillende tekstsoorten en luisterdoelen) met een link naar het thema van de unité. In de even unités oefen je je luistervaardigheid door het beluisteren van podcasts die aansluiten op de vlogs uit het onderdeel Regarder.
PARLER
De woorden en zinnen die je leert bij Parler pas je toe in praktijkgerichte oefeningen. Dat zorgt ervoor dat je prima in staat bent om gesprekken in het Frans te voeren.
EXAMEN
Aan het eind van iedere unité kun je oefenen met een eindexamentekst. Je start met teksten uit het vmbo-examen. De examentraining begint altijd met een opdracht met signaalwoorden; die zijn heel belangrijk om een tekst goed te begrijpen. Verder krijg je een aantal opstapvragen, die je helpen om de echte examenvragen goed te kunnen begrijpen.
OPBOUW VAN DE VAARDIGHEDEN
Bij iedere vaardigheid biedt Libre Service een indeling in grofweg drie stappen aan, de didactique en trois étapes:
1 Een inleidende opdracht bedoeld om je kennis te laten maken met het onderwerp en om woorden bij het thema te activeren.
2 De oefenfase waarin je bronnen leert begrijpen of bouwstenen verzamelt voor je schrijf- of spreekopdracht.
3 Tot slot een toepassing van wat je in de oefenfase hebt geleerd.
Je gaat dus stapsgewijs van makkelijk naar moeilijk, en dat werkt motiverend. Je zult merken dat deze drie stappen je helpen om Frans te leren spreken en schrijven.
MISE EN ROUTE
Een vaardigheid begint met een kleine, speelse starter (m.u.v. Regarder). Je kijkt wat je al weet van een bepaald onderwerp of je herhaalt woorden rondom een thema die je al in de onderbouw hebt geleerd.
MISE EN ROUTE – VOCABULAIRE / GRAMMAIRE
Deze Mise en route biedt je woorden die je nodig hebt om iets te kunnen begrijpen, zeggen of schrijven. Ook grammatica en uitspraak komen – afhankelijk van de vaardigheid – aan bod in de Mise en route.
COMPRÉHENSION GLOBALE EN COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE
Bij Regarder, Lire en Écouter (de receptieve vaardigheden) ga je eerst in grote lijnen aan de slag met de bron. Als je weet waar het fragment ongeveer over gaat, kun je de begripsvragen daarna beter maken.
COMMENT ÉCRIRE / COMMENT DIRE EN RECONSTRUIRE
Bij schrijven en spreken zoek je in de bronnen praktische zinnen op en je oefent daarmee zodat je ze daarna zelf kunt toepassen in een bericht of gesprek.
MISE EN PRATIQUE
Aan het eind van een vaardigheid pas je toe wat je geleerd hebt. Bij Regarder, Lire en Écouter is dat een kleine toepassingsopdracht, bij Écrire en Parler is het de eindopdracht waarin je laat zien wat je geleerd hebt aan vocabulaire, grammatica en handige zinnen. Met daarbij natuurlijk je eigen creativiteit.
MENU AU CHOIX
Aan het eind van elk onderdeel vind je een Menu au choix. Dit keuzemenu biedt extra opdrachten op drie niveaus: herhalingsniveau; basisniveau waarop je extra kunt oefenen, bijvoorbeeld voor de toets; niveau met een uitdagende opdracht. In het boek vind je een korte beschrijving van deze opdracht, die verder staat uitgelegd op de website. Jij, of je docent, bepaalt welke opdracht je maakt.
FRANSE INSTRUCTIES
In Libre Service staan de instructies zo veel mogelijk in het Frans. Dat helpt je om meer vertrouwd te raken met het Frans. Als hulpmiddel vind je achter in dit boek een overzicht van veelvoorkomende Franse instructies en de Nederlandse vertalingen. Bij het onderdeel Grammaire zijn de instructies altijd in het Nederlands.
Om te bepalen op welk niveau leerlingen in Europa een taal beheersen, zijn er beschrijvingen en niveau-aanduidingen geformuleerd: het Europees Referentiekader, kortweg ERK. In Libre Service zie je bij iedere unité op welk niveau je een bepaalde vaardigheid beheerst en hoe je vorderingen maakt. De volgende niveaus gelden als eindexamenniveau:
5 havo 6 vwo
Lezen B1 B2
Schrijven A2+ B1
Luisteren B1 B2
Spreken / Gesprekken voeren B1 B1+
LEERDOELEN
Het ERK is voor elk niveau opgebouwd uit verschillende leerdoelen per vaardigheid. Deze leerdoelen vind je in Libre Service terug aan het begin van iedere vaardigheid. Zo weet je precies waar je naar toewerkt bij het maken van de opdrachten.
DIGITALE LEEROMGEVING
Bij Libre Service hoort de digitale leeromgeving eDition.
Via de licentie krijg je toegang tot:
� alle opdrachten uit het boek in digitale vorm;
� uitgebreide beoordelingsmogelijkheden met rubrics bij de Mise en pratique van Écrire en Parler;
� alle opdrachten uit het Menu au choix;
� alle bronnen: audio, video, leesteksten;
� alle theorie: het grammaticaoverzicht, en bij verschillende grammaticaonderdelen vind je ook uitleg in de vorm van een korte animatie.
In dit boek worden de volgende pictogrammen gebruikt:
Video Herhalingsopdracht (opstapniveau)
Audio Basisopdracht (toetsniveau)
Opdracht in tweetallen
Groepsopdracht
Examenvraag
Uitdagende, verdiepende opdracht
Creatieve opdracht waarbij je verschillende vaardigheden gebruikt
Op de website vind je een formulier voor formatieve evaluatie.
Website Woordenboek
10 Een geel bolletje verwijst naar een grammaticaonderdeel in het Manuel.
Opdracht die voorbereidt op een DELFexamen
1 CONTACTEZMOI
Ça y est, c’est la rentrée !
pagina 10
Differentiatie
2 ÇA SE DISCUTE
pagina 34
Differentiatie
Politesse, hiérarchie et satire
Vlog : podcast Le Balado (Les vacances passées)
Een vlog begrijpen over vijf jongeren die voor een schoolproject een podcastserie maken: Le Balado.
Menu au choix
Vlog : podcast Le Balado (Quoi faire ? )
Een vlog begrijpen over een vervelend voorval en de reactie daarop van de groep jongeren.
Cinq conseils pour bien réussir sa rentrée
De hoofdlijn begrijpen van een tekst over de eerste schooldag.
Stratégie 1a
Hoofdgedachte: globaal lezen
Menu au choix + Lire Extra
Scrupules
Een tekst begrijpen over dilemma’s waar je in het dagelijkse leven mee geconfronteerd kunt worden.
Stratégie 2 Tekstverbanden: signaalwoorden
Een eenvoudige persoonlijke e-mail schrijven aan een correspondentievriend(in) waarin je iets over jezelf vertelt.
pagina 62
Differentiatie
Individualistes … mais aussi généreux
Menu au choix
Vlog : podcast Le Balado (La bonne cause)
Een gesprek begrijpen over duurzaamheid en goede doelen.
Menu au choix
Een eenvoudig aangifteformulier invullen, een dief beschrijven en beschrijven wat er is gebeurd.
Menu au choix
Menu au choix + Lire Extra
Quelle cause humanitaire soutenir ?
Een tekst over vrijwilligerswerk begrijpen waarin jongeren vertellen over hun ervaringen.
Stratégie 1b Hoofdgedachte: W-vragen
Menu au choix + Lire Extra
Menu au choix
Een persoonlijke e-mail schrijven om te vertellen over een solidariteitsactie op school.
Menu au choix
ÉCOUTER PARLER GRAMMAIRE EXAMEN
Een podcast begrijpen over de geschiedenis van de grote vakantie in Frankrijk.
Vier reclamespots begrijpen rond het thema vakantie.
Persoonlijke informatie uitwisselen.
Prononciation
Neusklanken
Menu au choix
Een podcast begrijpen over een gesprek tussen reizigers over veiligheid in de metro.
Omroepberichten in het openbaar vervoer begrijpen.
Menu au choix
Een gesprek voeren in geval van aangifte bij vermissing of diefstal.
Prononciation
Meervoud werkwoorden
I Het bijvoeglijk naamwoord (§ 3)
II Regelmatige werkwoorden op - er, aller, avoir, être, faire (§ 21.12.1, § 22)
III Telwoorden, kloktijden en data (§ 6)
Menu au choix + Grammaire Extra
I Het bijwoord (§ 4)
II Regelmatige werkwoorden op - re, pouvoir, savoir, voir, vouloir (§ 21.12.3, § 22)
III Het bezittelijk voornaamwoord (§ 8)
Eindterm
De hoofdgedachte van een tekst(gedeelte) aangeven.
Stratégie 1a
Hoofdgedachte: globaal lezen
Extra examenteksten online
Eindterm
Relaties tussen delen van een tekst aangeven.
Stratégie 2
Tekstverbanden: signaalwoorden
Menu au choix
Een reportage begrijpen over een goed doel en een podcast over jonge vrijwilligers.
Menu au choix
Een dialoog voeren waarin je een vriend(in) probeert over te halen om voor een groene camping te kiezen.
Prononciation Stemhebbende en stemloze medeklinkers
Menu au choix + Grammaire Extra
I De trappen van vergelijking (§ 5)
II Regelmatige werkwoorden op -ir, boire, connaître, devoir, recevoir (§ 21.12.2, § 22)
III Het vragend voornaamwoord (§ 11)
Extra examenteksten online
Eindterm
De hoofdgedachte van een tekst(gedeelte) aangeven.
Stratégie 1b
Hoofdgedachte: W-vragen
Menu au choix
Menu au choix
Menu au choix + Grammaire Extra
Extra examenteksten online
UNITÉ CIVILISATION
4
AMOUR
L’amour en chansons Vlog : podcast Le Balado (L'amour)
Een vlog begrijpen waarin de jongeren praten over liefdesrelaties.
pagina 88
Differentiatie
5 IDÉES REÇUES
pagina 114
Differentiatie
6 INSOLITE
Les clichés : connaissance ou ignorance ?
Menu au choix
Vlog : podcast Le Balado (Inégalités)
Een vlog begrijpen waarin de jongeren discussiëren over clichés en vooroordelen.
Qu’est-ce que l’amour ?
Het hoofdthema en de belangrijkste argumenten begrijpen in een eenvoudige tekst over liefde.
Stratégie 3 Woorden kennen
Menu au choix + Lire Extra
Un texte sur les filles et les garçons
Het hoofdthema en de belangrijkste argumenten begrijpen in een eenvoudige tekst over vooroordelen.
Stratégie 4 Voorbeelden
Menu au choix
Inventions françaises : les tops, les flops et quelques insolites
Vlog : podcast Le Balado (La fin)
Een vlog begrijpen waarin de jongeren praten over het afscheid van de podcast.
Een eenvoudige contactadvertentie opstellen.
pagina 142
Differentiatie
pagina 171 Vocabulaire & Phrases
pagina 189 Franse instructies
pagina 190 Dictionnaire pagina 192 La France pagina 193 Plan de Paris
Menu au choix
Menu au choix + Lire Extra
Rubrique insolite Belangrijke feitelijke informatie begrijpen in korte krantenartikelen.
Stratégie 5 Specialist aan het woord
Menu au choix + Lire Extra
Menu au choix
Een reactie op een blog over vervelende schoolsituaties schrijven.
Menu au choix
Zeer kort en elementair beschrijven hoe de vakantie is geweest (A2+).
Menu au choix
ÉCOUTER PARLER GRAMMAIRE EXAMEN
Verhalen begrijpen van jongeren die vertellen hoe ze verliefd werden.
Een vlog over gespreksonderwerpen voor een eerste date globaal begrijpen.
Prononciation
Lettercombinaties -ti en -si
Een eenvoudig telefoongesprek voeren om een afspraak te maken.
Menu au choix
Hoofdlijnen volgen van een reportage over vooroordelen over mannen- en vrouwenberoepen.
Ervaringen herkennen in conversaties over cultuurverschillen tussen Frankrijk en Nederland.
Menu au choix
Prononciation
Enchaînement vocalique en liaison
Relevante informatie uitwisselen over praktische problemen wanneer dat rechtstreeks gevraagd wordt, zoals bij een identiteitscontrole (A2+).
Menu au choix Menu au choix
Een podcast volgen over een bijzonder restaurant.
De hoofdlijnen volgen in een vlog over een bijzonder beroep.
Prononciation
Virelangues (tongbrekers)
Richtingaanwijzingen vragen en geven met een kaart of plattegrond.
I Het aanwijzend voornaamwoord § 9
II Wederkerende werkwoorden + conduire, dire, mettre en prendre § 17, § 22
III Het persoonlijk voornaamwoord § 7
Menu au choix + Grammaire Extra
I De ontkenningen (§ 14)
II Bijzonderheden bij de werkwoorden op -er, partir, tenir, vivre (§ 21.13, § 22)
III Het lidwoord (§ 1)
Eindterm
De betekenis van belangrijke elementen van een tekst aangeven.
Stratégie 3 Woorden kennen
Extra examenteksten online
Eindterm
Relaties tussen delen van een tekst aangeven.
Stratégie 4 Voorbeelden
Menu au choix
Menu au choix
Menu au choix + Grammaire Extra
I De verbindingswoorden (§ 15)
II De onregelmatige werkwoorden croire, falloir, pleuvoir, suffire, venir en herhaling (§ 21, § 22)
III Het betrekkelijk voornaamwoord (§ 10)
Menu au choix + Grammaire Extra
Extra examenteksten online
Eindterm
Relaties tussen delen van een tekst aangeven.
Stratégie 5
Specialist aan het woord
Extra examenteksten online
Début septembre, les vacances sont terminées pour tous les jeunes français. Pendant les vacances, les ados se sont bien amusés. Certains sont partis en vacances avec leurs parents ou avec des copains, tandis que d’autres ont passé une ou plusieurs semaines dans un camp de vacances : une sorte de centre de vacances où on organise toutes sortes d’activités, par exemple des activités culturelles, sportives et créatives.
Longues journées
Les vacances d’été ont été longues : deux mois. En septembre, la plupart des jeunes français sont heureux de revoir leurs camarades de classe. Ils aiment se raconter leurs histoires de vacances et ils ont envie de rencontrer de nouveaux copains. Leurs journées scolaires sont longues. Les cours commencent entre 8h30 et 8h45 et ils finissent entre 16h30 et 17h00.
Le lycée
Le système éducatif français est organisé en trois grandes étapes : l’école primaire (6-11 ans), le collège (11-15 ans) et le lycée (15-18 ans). L’enseignement est obligatoire de 6 à 16 ans. À l’âge de quinze ans on entre au lycée. Le lycée est un nouveau bâtiment, avec d’autres élèves et d’autres profs qu’au collège.
Contact !
Commencer une nouvelle année scolaire, ça veut dire aussi apprendre de nouvelles choses, rencontrer de nouvelles personnes et nouer de nouveaux contacts. Bon courage pour la rentrée !
Répondez :
Deux mois de vacances d’été ...
Quels sont les avantages ?
Quels sont les inconvénients ?
12 REGARDER
Vlog : podcast Le Balado (Les vacances passées)
Een vlog over vijf jongeren die voor een schoolproject een podcastserie maken: Le Balado.
14 LIRE
Cinq conseils pour bien réussir sa rentrée Een tekst met tips voor de eerste schooldag en een testje om te zien hoe gespannen je bent voor het nieuwe schooljaar.
18 GRAMMAIRE I
Het bijvoeglijk naamwoord
20 ÉCRIRE
Een eenvoudige persoonlijke e-mail schrijven aan een correspondentievriend(in) waarin je iets over jezelf vertelt, als reactie op een advertentie.
22 GRAMMAIRE II
Regelmatige werkwoorden op - er, aller, avoir, être en faire
24 ÉCOUTER
Een podcast over de geschiedenis van de grote vakantie in Frankrijk.
Vier reclamespots rond het thema vakantie.
27 GRAMMAIRE III
Telwoorden, kloktijden en data
28 PARLER
Persoonlijke informatie uitwisselen om een geschikte reisgenoot te vinden voor een taalcursus in het buitenland.
31 LEERSTOFOVERZICHT
32 EXAMEN
Na deze unité kun je …
• begrijpen wat iemand op vakantie heeft meegemaakt.
• specifieke en soms voorspelbare informatie vinden in een tekst over het begin van een nieuw schooljaar.
• een briefje of e-mail schrijven aan een correspondentievriend(in) waarin je iets over jezelf vertelt.
• de belangrijkste punten begrijpen uit een podcast over de geschiedenis van de grote vakantie in Frankrijk.
• de boodschap van reclamespots begrijpen.
• jezelf voorstellen en een kort gesprek aanknopen met een (on)bekende.
A2 – Ik kan begrijpen wat iemand op vakantie heeft meegemaakt.
Vous allez faire la connaissance de Moz, Bes, Luc, Sara et Timo, cinq lycéens qui vont faire une série de podcasts comme projet scolaire. La série s’appelle Le Balado, le mot franco-canadien pour podcast.
Regardez le premier épisode du podcast Le Balado.
a Associez les personnages aux descriptions. Trouvez les bonnes combinaisons et notez les descriptions en néerlandais.
achète et vend des crypto-monnaies | est le leader du groupe | est toujours très fatiguée | raconte son amour de vacances | s’occupe des effets spéciaux
b Quel est le sujet du premier épisode de Le Balado ?
c Le rap de Moz a pour sujet
◯ la nouvelle année scolaire.
◯ le projet scolaire Le Balado
◯ les vacances.
d Les cinq lycéens vont faire des épisodes sur
◯ leurs aventures au lycée.
◯ tous les sujets importants de la vie.
e Waarom geeft Moz het woord aan Timo?
Hij is benieuwd naar
f Welk personage spreekt je het meest aan en waarom?
COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE
Regardez encore une fois.
a Écoutez le rap de Moz et complétez le texte. Utilisez les mots donnés.
année | cools | copains | Copains | la destination | excité | la récré | redoubler | retrouve | terminées | travailler | les vacances | le voyage
J’ai le cafard. sont
Mais je suis par la nouvelle .
Car je vais ; je ne veux pas
Je mes potes pendant hyper ou
super cons.
C’est qui compte, pas
b Luc dit : « J’aime rencontrer plein de jeunes en vacances. » Maar met wie wil hij vooral kennismaken?
c Pourquoi est-ce que Luc est derrière l’écran de son ordinateur jusqu’au bout de la nuit ?
◯ Il essaie de gagner beaucoup d’argent.
◯ Il est un joueur passionné de jeux vidéo.
d Quel mot avez-vous entendu pour trouver la réponse à la question c ?
e Avec quels éléments est-ce que Timo décrit ses vacances en Provence ?
£ bergweggetjes
£ blauwe hemel
£ de zee
£ de zon
£ een markt
£ korenvelden
£ lavendel
£ zonnebloemen
f Wat vroeg Timo aan het meisje dat zeep verkocht op de markt?
◯ Bel je me zo snel mogelijk?
◯ Mag ik je adres?
◯ Mag ik je telefoonnummer?
g De qui est-ce que la fille est tombée amoureuse ?
h Wat is de les die de luisteraars volgens Moz kunnen leren uit het verhaal van Timo?
i Waarom zucht Timo als hij het cadeau van Luc aanneemt?
Apprenez le vocabulaire de Regarder F N.
MENU AU CHOIX
Entraînez-vous avec le vocabulaire du vlog.
Regardez le film
Écrivez un rap.
Bouts en train.
A2 – Ik kan specifieke en soms voorspelbare informatie vinden in een tekst over het begin van een nieuw schooljaar.
MISE EN ROUTE
détendu ◯ pâle 1 2
Devinez les mots du rébus. Puis traduisez la phrase.
MISE EN ROUTE ~ VOCABULAIRE
Choisissez le mot qui convient à l’aide du contexte. Traduisez les mots que vous avez choisis. Vous retrouverez ces mots dans le texte Cinq conseils pour bien réussir sa rentrée.
1 Les vacances sont terminées. Demain, ..... huit heures, les cours recommencent.
◯ alors ◯ dès ◯ donc
2 Il y a peu de ..... aujourd’hui : seulement une lettre pour ma mère.
◯ conseils ◯ courrier ◯ retard
3 ..... j’aime les vacances, j’ai envie d’aller à l’école.
◯ Bien que ◯ Quand même ◯ Sans doute
4 Yannick ne stresse jamais. Il est toujours ..... .
◯ agréable ◯ détendu ◯ timide
5 ...... ne pas arriver en retard. C’est le jour de la rentrée ! ◯ Il vaut mieux ◯ Je m’en fous ◯ Quand même
Tu connais ..... « Tout début est difficile » ? ◯ le comportement ◯ la filière ◯ le proverbe
7 Ce matin, l’élève est allé dans un magasin pour acheter des ..... scolaires. ◯ fournitures ◯ horaires ◯ matières
8 J’adore les langues. J’aimerais bien ..... le chinois et le japonais. ◯ apprendre ◯ rater ◯ redoubler
9 Ce jour-là, j’étais vraiment fatigué. Je n’avais presque pas dormi ..... . ◯ la façon ◯ la récré ◯ la veille
10 Tu as l’air vraiment ..... . Tu es malade ?
bête
La rentrée est souvent synonyme de stress pour les collégiens ou les lycéens. Nouvelle classe, nouveaux professeurs, nouvel établissement … Le Figaro Étudiant vous donne quelques conseils pour faire bonne impression dès le premier jour.
Vérifi er plusieurs fois l’heure de la rentrée
Ça peut paraître bête, mais la meilleure façon de rater sa rentrée c’est de ne pas être présent ! Alors pour être sûr de ne pas faire cette erreur, on ressort le courrier de l’école indiquant les dates de rentrée, et on vérifie bien l’horaire indiqué, surtout si toutes les classes ne commencent pas à la même heure. Dans le doute, un petit coup de téléphone à l’établissement ne peut pas faire de mal.
Soigner son « entrée »
facile à dire qu’à faire, mais si la première impression est importante, elle ne doit pas pour autant devenir une obsession. À l’autre extrême, dire « je m’en fous » dans chaque phrase ou faire trop de blagues peut aussi être désastreux. En cas de doute, il est préférable de se faire discret.
Être bien équipé
Bien qu’elle se révèle souvent fausse, la première impression joue un rôle essentiel dans les relations humaines. Pour renvoyer une bonne image auprès de ses camarades de classe et de ses professeurs, il faut 3 choisir sa tenue avec soin et adopter un comportement sérieux en classe. Si vous ne voulez pas vous faire remarquer par un prof, attendez la récré pour raconter vos vacances à vos copains.
Être détendu … mais pas trop Pour se faire rapidement des amis, il vaut mieux éviter d’être trop stressé ou trop timide. Plus
Comme le dit le proverbe, « on reconnaît un bon ouvrier à ses outils ». Pour réussir sa rentrée, il est donc recommandé d’avoir déjà fait ses courses de fournitures scolaires et de retourner acheter plus tard ce que les profs vous auront demandé en plus.
Être ouvert aux autres
Malheureusement, les amis ne tombent pas du ciel. Que l’on soit timide ou grande gueule, grand(e) ou petit(e), peu importe : la meilleure façon d’apprendre à connaître quelqu’un reste quand même d’aller lui parler. Et si vous vous sentez gêné(e), n’oubliez pas que les autres élèves sont sans doute dans le même cas que vous !
TEST : OURENTRÉECOOL STRESSRENTRÉE ? ceCommentteprépares-tupour mainsretourenclasse?Plutôtles danslespochesoule de«panicomètre»aumaxàl’idée Pourcequit’attend?lesavoir,faisnotretest!
1 Laveilledelarentréetudors:£ A comme un bébé £ B plutôtmal £ C absolumentpas 2 Quandachètes-tutes fournitures scolaires ?
teemix.aufeminin.com
£ A vertpomme
£ B jaunepâle £ C grissouris 4queGénéralement,onditdetoi tues: £ A plein(e)dejoie £ B prudent(e) £ C pessimiste 5proposeLaféedelarentréetedet’accorderun vœu. Tu choisis :
£ Arentrée,Lessemainesaprèsla comme tout le monde. £ BlaLeweek-endjusteavant joursrentréeetquelques aprèslarentrée. £ CtoutAumoisdejuillet,quand le monde est en vacances. 3 Si tu devais donner une decouleuràtonhumeurlejour larentrée,ceserait:
£ CpasserSautercepremierjouret semainedirectementàla suivante.
£ A Vivre une rentrée riche en émotions. £ B Avoir une rentrée normalequisedéroulesans problèmes.
DEUNEMAJORITÉ RÉPONSESA ? deTuesplutôtcontent(e) pouvoirretrouver sympas.tescopainsettesprofs Bravo!
DEUNEMAJORITÉ RÉPONSESB ? C’estTuesunpeupartagé(e). bien de revoir tes desamis,maisilyauraaussi nouveautés, des Tuévènementsimprévus… sortirasverrasquetut’en bien !
DEUNEMAJORITÉ RÉPONSESC ? çaLeschangementsettoi, faitdeux.Calme-toi, lalarentrée,cen’estpas fin du monde !
COMPRÉHENSION GLOBALE
Lisez le titre, l’introduction et les intertitres du texte Cinq conseils pour bien réussir sa rentrée.
STRATÉGIE 1A
Als je de tussenkoppen leest, krijg je vaak al een goed idee over de inhoud van de alinea’s.
Zo kun je snel het goede antwoord vinden op globale vragen bij een tekst.
Lees meer over Stratégie 1a in het Manuel.
a Voor welke doelgroep is deze tekst geschreven?
b In deze tekst krijg je een aantal adviezen. Welk advies hoort bij welke alinea?
1 Maak een goede eerste indruk.
2 Maak je niet te druk.
3 Praat met andere leerlingen.
Alinea:
Alinea:
Alinea:
4 Zorg dat je de juiste spullen bij je hebt. Alinea:
5 Zorg dat je op tijd bent. Alinea:
COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE
Lisez attentivement le texte et répondez aux questions.
a Lees de inleiding. Hoe komt het dat leerlingen vaak gespannen zijn op de eerste schooldag?
b Welke fout maken sommige leerlingen, volgens alinea I?
c « Bien qu’elle … en classe » (lignes 23-32). Traduisez les mots ci-dessous.
Puis choisissez le mot qui manque à la ligne 26.
◯ car
◯ donc
◯ mais
◯ pourtant
d « … adopter un comportement sérieux en classe » (lignes 31-32).
Welk concreet voorbeeld van dit gedrag wordt in alinea II gegeven?
e Lees alinea III. Hoe maak je snel vrienden?
Als je …
◯ doet alsof het je weinig kan schelen.
◯ een beetje relaxed bent.
◯ heel erg verlegen bent.
◯ veel grapjes maakt.
f Op welke twee momenten kun je het best schoolspullen kopen volgens alinea IV?
g Que faut-il faire si on est un peu timide et qu’on veut se faire des amis, d’après le paragraphe V ? Il faut …
I aller parler aux autres.
II oublier que les autres sont dans le même cas que vous.
◯ Seul I est vrai.
◯ Seul II est vrai.
◯ I et II sont vrais.
◯ I et II sont faux.
Lisez l’introduction et les questions et réponses du test.
h Wat kun je hier testen?
i Doe de test en bekijk de uitslag. Noteer kort jouw uitslag in je eigen woorden.
j Eén vraag uit deze test komt precies overeen met een advies uit de hoofdtekst.
a Welk advies uit de tekst en welke testvraag horen bij elkaar?
b Welk antwoord zou je op de testvraag moeten geven, volgens de hoofdtekst?
k In vraag 4 van de test staat bij antwoord A en B een e tussen haakjes: plein(e) de joie, prudent(e)
Bij antwoord C ( pessimiste) is dit niet het geval. Leg uit waarom bij antwoord A en B een e is toegevoegd en bij antwoord C niet.
Bedenk een extra testvraag aan de hand van de adviezen uit de hoofdtekst. Verzin er ook drie antwoorden bij die passen bij de vraag en overeenstemmen met de adviezen uit de hoofdtekst.
£ A
£ B
£ C
Apprenez le vocabulaire de Lire F N.
MENU AU CHOIX
Entraînez-vous avec le vocabulaire.
Lisez le texte Les adolescents connectés même la nuit et faites les exercices.
Travaillez à deux et écrivez trois conseils pour la rentrée.
NAAMWOORD
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Omcirkel de bijvoeglijke naamwoorden in de zin, noteer de woordenboekvorm (mannelijk enkelvoud) en de vertaling.
mannelijk enkelvoud vertaling
1 Faire la fête, c’est une bonne façon de rencontrer des gens.
2 Pour les Français, l’anglais et l’allemand sont des langues difficiles.
3 Ma copine a les cheveux blonds.
4 Cette année, j’ai trois nouveaux professeurs.
5 Tu choisis tes informations personnelles.
On peut créer une belle page sur Facebook.
EN ÉTAPES
a Lees § 3.2 over de vorming van het vrouwelijk enkelvoud en § 3.3 over de vorming van het meervoud. In welke van bovenstaande zinnen zijn de bijvoeglijke naamwoorden regelmatig gevormd, en in welke zinnen zijn ze afwijkend of onregelmatig gevormd?
Regelmatig: zin
Afwijkend / onregelmatig: zin
b In § 3.4 lees je dat beau, nouveau en vieux een speciale vorm hebben voor een mannelijk zelfstandig naamwoord dat begint met een klinker of een stomme h in het enkelvoud. Lees de voorbeelden en bedenk er zelf nog drie. Doe inspiratie op door te bladeren in de woordenlijst achter in je boek of kijk in een woordenboek.
voorbeelden uit § 3.4 eigen voorbeelden
1 un bel appartement un bel
2 un nouvel hôtel un nouvel
3 un vieil agenda un vieil
c In § 3.5 lees je dat bijvoeglijke naamwoorden soms vóór en soms achter een zelfstandig naamwoord staan. Gebruik de lijst om het Franse bijvoeglijk naamwoord op de juiste plek te zetten.
1 een dikke meneer un monsieur
2 een sportieve leraar un prof
3 een betere school un lycée
4 een gevaarlijk advies un conseil
d Zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plek én in de juiste vorm.
1 een oude vrouw une dame
2 drie grote huizen trois maisons
3 een nieuwe computer un ordinateur
4 twee Europese landen deux pays
L’ADJECTIF
Maak de zinnen compleet met behulp van de gegeven woorden.
1 J’ai faim, je vais acheter deux kleine broodjes
2 Ma copine a un jonge hond
3 Le prof nous a donné des moeilijk huiswerk
4 Mon grand-père est un oude man
5 Cet été, j’ai lu quelques Engelse boeken
Pour cette fête, il me faut deux witte T-shirts
7 Sophie joue au tennis. C’est une sportief meisje
8 En juillet, Paul fera un lange reis
DÉCRIRE QUELQU'UN
Bekijk de oude man met de dikke buik en het lange meisje met te kleine schoenen. Beschrijf beide personen in vijf korte zinnen. In elke zin moet minimaal één bijvoeglijk naamwoord voorkomen, op de juiste plek en in de juiste vorm.
C’est un Il porte
C’est une
Elle porte
Elle
Elle
MENU AU CHOIX
Allez sur Libre service en ligne. Regardez la vidéo tutorielle et/ou entraînez-vous à votre niveau.
LEERDOEL
A2 – Ik kan een briefje of e-mail schrijven aan een correspondentievriend(in) waarin ik iets over mezelf vertel.
MISE EN ROUTE
Par quels mots peut-on se décrire ? Complétez le schéma avec les mots que vous connaissez.
parties du corps vêtements hobbies les cheveux le T-shirt jouer au foot
MISE EN ROUTE ~ VOCABULAIRE
Complétez les phrases à l’aide des mots donnés. Utilisez le contexte. Ensuite traduisez les mots en néerlandais.
améliorer | correspondre | nul | oublié | passe-temps | préfère | me présente | rencontrer | rester en forme | en seconde
1 Je voudrais avec un garçon français.
2 Mon frère est au lycée Blaise Pascal.
3 On va au cinéma ce soir ? On peut se devant la gare.
4 Je suis en maths, mais fort en histoire.
5 Mon favori est faire du shopping.
Ma correspondante veut écrire en anglais, mais moi, je le français.
7 Je : je m’appelle Sophie et j’ai dix-sept ans.
8 Pour , je fais du sport trois fois par semaine.
9 Je fais un stage en Angleterre pour mon anglais.
10 Ma mère n’a pas acheté de pain, elle a
MISE EN ROUTE ~ GRAMMAIRE
Placez les adjectifs avant ou après le substantif et mettez-les à la bonne forme.
1 Je suis une fille et j’ai les cheveux . Engels, blond
2 J’habite dans une maison dans un village. groot, klein
3 Mon petit ami habite dans un appartement dans un immeuble. oud, mooi
4 À l’école, mes matières sont le français et l’histoire. lievelings-
5 Hier soir au fast-food, j’ai vu une actrice ! beroemd
www.correspondant(e)s.fr
Bonjour, je m’appelle Sophie. J’ai quinze ans et j’habite dans un petit village près de Bordeaux. Je vais parler un peu de moi : j’ai les cheveux courts et noirs et les yeux bleus. J’ai une sœur et deux frères. Je voudrais correspondre en français avec une fille de mon âge. Je suis en seconde au lycée. Mes matières préférées : l’histoire et les langues. Mes passe-temps favoris : m’amuser avec mes amies, faire du shopping et lire des magazines. Écris-moi et n’oublie pas d’envoyer aussi une photo. À+, bisous.
Salut, je m’appelle Christophe. J’ai seize ans et je suis en troisième. Cette année je redouble la troisième. Je voudrais correspondre en français avec une fille ou un garçon qui a les mêmes passe-temps que moi. Je me présente : j’habite à Paris avec mes parents et mon frère aîné. J’ai les cheveux blonds et les yeux verts. Mes hobbies sont : regarder des émissions de sport à la télé, jouer au foot et discuter avec mes amis sur Facebook. À l’école je préfère la géographie et je déteste l’allemand. Je suis nul en allemand. Écris-moi le plus vite possible, avec photo bien sûr. À bientôt, j’espère.
COMMENT ÉCRIRE ?
EXERCICE 15 — COMMENT ÉCRIRE ?
Lisez les annonces de Robert et de Camille.
Lisez les annonces de Sophie et de Christophe.
Noteer de zinnen waarin Sophie iets zegt over:
a Notez les phrases où Robert donne des informations sur : 1 son domicile
1 haar woonplaats
2 haar uiterlijk
2 ses vêtements
3 ses loisirs
3 haar favoriete vakken
b Corrigez les affirmations suivantes concernant Camille. Écrivez la phrase entière.
Verbeter de volgende beweringen over Christophe. Noteer de hele zin.
1 Camille a seize ans.
4 Christophe est en seconde.
5 Christophe habite avec ses parents et sa sœur aînée.
2 Camille est forte en langues.
6 Christophe est nul en anglais.
3 Camille joue du saxophone.
EXERCICE 16 — RECONSTRUIRE
Voici quelques questions personnelles. Répondez et faites des phrases entières.
RECONSTRUIRE
1 Comment tu t’appelles ?
Voici quelques questions personnelles. Répondez.
1 Comment tu t’appelles ?
2 Quel âge as-tu ?
2 Quel âge as-tu ?
3 Tu es en quelle classe ?
3 Tu es en quelle classe ?
4 Quelle est la couleur de tes cheveux et de tes yeux ?
4 Quelle est la couleur de tes cheveux et de tes yeux ?
5 Où habites-tu ?
5 Où habites-tu ?
6 Quels sont tes passe-temps préférés ?
Quels sont tes passe-temps préférés ?
Wie brengt in Frankrijk de brieven rond? Répondez en français !
Vous avez lu les annonces sur Internet et vous avez décidé de réagir. Choisissez une des deux annonces de Robert et de Camille.
Opdracht
In je e-mail moeten de volgende punten aan de orde komen:
• Leg aan Robert/Camille uit waarom je hem/haar gekozen hebt.
• Vertel dat je graag wilt corresponderen in het Frans en leg uit waarom (bedenk zelf een reden).
• Stel jezelf voor: naam, leeftijd, woonplaats, klas.
• Beschrijf hoe je eruitziet en welke kleren je graag draagt.
• Vertel over je hobby’s en/of je sport.
• Vraag om een snelle reactie.
Vorm
• Gebruik 80 à 100 woorden voor je e-mail.
• Gebruik minstens drie bijvoeglijke naamwoorden.
Apprenez le vocabulaire d’Écrire N F.
M ENU AU CHOIX
Entraînez-vous avec le vocabulaire et les phrases.
Décrivez en quelques phrases une personne célèbre (homme ou femme). Les autres élèves devinent de qui il s’agit.
Écrivez un message à un(e) ami(e). Vous racontez pourquoi vous avez réagi à l’annonce de Camille ou de Robert.
Vul het schema in.
présent imparfait passé composé futur chercher tu vous je/j’ on oublier ils nous elle ils faire vous tu ils je/j’ aller on nous elles tu
CHOISIR LA FORME CORRECTE
Onderstreep de juiste werkwoordsvorm en vertaal deze.
1 L’été dernier, ma sœur rencontre / rencontrera / a rencontré un garçon sympa.
2 Il est déjà huit heures ? Nous allons / allions / sommes allés être en retard.
3 Qu’est-ce que tu feras / fais / as fait demain soir ?
4 Salut ! Nous sommes / étions / serons deux filles de 15 ans.
5 Tu vas / es allé / iras répondre à cet e-mail ?
Quand j’étais en seconde, j’ ai / avais / aurai un très bon prof de français.
7 Demain, je/j’ ai été / étais / serai toute la journée à l’école.
8 La semaine passée, il fait / a fait / ferait très beau.
TRADUIRE
Vertaal de werkwoordsvormen in het Frans.
1 Élise un séjour linguistique en Angleterre. zal doen
2 Pendant la récré, nous tous ensemble. waren
3 Beaucoup de jeunes dans un pays étranger pour y apprendre la langue. gaan
4 Qu´est-ce que tu dans mon cas ? zou doen
5 Pendant longtemps, j’ un correspondant italien. heb gehad
L’année dernière, j’ une fille suisse en Italie. heb ontmoet
7 Mon ami des amis sur Internet. zocht
8 Louise aller dans une autre classe, avec ses copains. zou leuk vinden
FAIRE DES PHRASES
Maak zelf vier gevarieerde zinnen met de regelmatige werkwoorden op -er, avoir, être, faire en aller.
1 2 3 4
MENU AU CHOIX
Allez sur Libre service en ligne et entraînez-vous à votre niveau.
1
A2+ – Ik kan de belangrijkste punten herkennen in een podcast over de geschiedenis van de grote vakantie in Frankrijk.
A2 – Ik kan de boodschap van reclamespots begrijpen.
MISE EN ROUTE
a Quatre amis parlent des vacances. Complétez les phrases. Choisissez parmi :
bronzer au soleil | être dans un embouteillage | faire des randonnées | faire la grasse matinée | lire des magazines | manger au restaurant | visiter des monuments historiques
Attention ! Il reste une activité.
1 Aurélie: Quand je suis à l’étranger, j’ai envie de gouter les spécialités du pays. Je vais souvent
2 Solène: J’adore le beau temps, la chaleur et la plage. J’aime .
3 Antoine: Pendant le samedi noir, beaucoup de gens partent en vacances dans le sud de la France. C’est pourquoi le voyage dure toujours plus longtemps. Je déteste
4 Adam: Pendant les grandes vacances, je veux apprendre beaucoup sur l’histoire d’une ville.
J’aime
5 Hugo: Moi, je préfère les activités sportives pendant les vacances. J’adore .
Noraly: Je n’aime pas me lever tôt. Pendant les vacances, je ne me lève pas avant onze heures.
J’adore
b Quelles activités peut-on faire pendant les grandes vacances ? Remplissez la liste en français . Qui a le plus d’idées ?
1 bronzer au soleil
2 être dans un embouteillage
3 faire des randonnées
4 faire la grasse matinée
2
5 lire des magazines manger au restaurant 7 visiter des monuments historiques 8 9 10
MISE EN ROUTE ~ VOCABULAIRE
Choisissez le mot qui convient. Vous retrouverez ces mots dans le podcast et les pubs. Il reste un mot. agricole | avancer | ça y est | la chasse | congés payés | libérés | occupée | rendre fou | me rends compte | repartir | réussi
1 Malheureusement, c’est la fin de notre voyage à Paris, je suis rentré. Mais dans deux semaines je vais en vacances en Croatie. J’en ai vraiment envie !
2 Dans une semaine, c’est la rentrée. Je que c’est la fin des vacances ; c’est dommage !
3 Lucy n’a pas le temps de faire du shopping maintenant, elle est
4 Les sont des jours pendant lesquels on ne travaille pas mais gagne quand même de l’argent.
5 La période de est la période pendant laquelle on a le droit de tuer certains animaux.
Les fermiers travaillent dans le secteur
7 , aujourd’hui nous allons enfin partir en vacances à Nice !
8 Autrefois, les élèves étaient plus tôt de l’école pour aider leurs parents dans les champs.
9 On a décidé d’ notre rendez-vous de la semaine prochaine à demain. Donc, on se voit déjà demain !
10 Le gouvernement n’a pas à raccourcir les vacances d’été, car tous les ministres n’étaient pas d’accord.
COMPRÉHENSION GLOBALE
Écoutez le podcast sur l’histoire des grandes vacances et répondez aux questions en néerlandais.
a Welke vraag wordt in de podcast beantwoord?
b Vrai ou faux ? vrai faux
1 Franse leerlingen hebben het langst zomervakantie van alle leerlingen in Europa.
2 In de 19e eeuw duurde de zomervakantie langer dan tegenwoordig.
3 Meerdere ministers wilden de zomervakantie in Frankrijk inkorten.
COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE
Écoutez le podcast de nouveau. Répondez aux questions en néerlandais.
a « C’est plutôt au mois d’octobre que les enfants faisaient leur retour sur les bancs de l’école. »
Wat was vóór 1936 vooral van invloed op de planning van de zomervakantie? Noem twee redenen.
b Waardoor veranderde de zomervakantie uiteindelijk in 1936? Choisissez la bonne réponse. ◯ de modernisering van de landbouw ◯ de wet op betaald verlof ◯ het verbod op kinderarbeid
c Hoelang hebben kinderen in de volgende landen vakantie? Verbind de landen met het juiste aantal weken.
Frankrijk • • 6 semaines
Italië, Bulgarije • • 8 semaines
Duitsland, Denemarken • • 16 semaines
COMPRÉHENSION EXPRESS
Regardez les quatre pubs.
a Kruis bij iedere reclame aan wat het thema is: vacances, rentrée of allebei?
vacances rentrée
1 FRAM
2 Pas Paris
Regardez les pubs encore une fois. Répondez aux questions en néerlandais.
b Wat is de man in de reclame van reisbureau FRAM vergeten?
c Voor wie is de reclame van Pas Paris bedoeld?
d In de reclame van Pas Paris (pub 2) worden de bezienswaardigheden en andere culturele aspecten vergeleken met bijzondere kenmerken uit Parijs.
1 Welke Parijse variant wordt bij elk beeld genoemd?
2 Vergelijk je antwoorden met die van een klasgenoot en verbeter ze waar nodig.
e Wie bepalen er bij de reclame van Intermarché (pub 3) wat er op de lijst met onmisbare schoolspullen komt te staan?
f Waarom waren de klanten van concurrenten van de Intermarché niet geïnteresseerd in hun roze pennen?
◯ Bij de Intermarché zijn de roze pennen altijd goedkoper.
◯ De klanten vinden de kwaliteit van de roze pennen slecht.
◯ De ouders willen niet dat hun kinderen met roze pennen schrijven.
◯ De roze pennen staan niet op de lijst met onmisbare schoolspullen.
g Wat wordt er in de reclame van Transavia (pub 4) gezegd over de perfecte foto? Er zijn meerdere antwoorden goed.
£ De foto is grappig.
£ De foto is niet bewerkt
£ De foto is van goede kwaliteit.
£ De foto krijgt veel likes.
£ De foto maakt anderen jaloers.
h Wat houdt de actie van Transavia in? Répondez aux questions en néerlandais.
1 Wat moet je doen?
2 Wat kun je winnen?
MISE EN PRATIQUE ~ PARTICIPEZ AU CONCOURS !
Vous allez participer au concours de Transavia. Cherchez une photo ratée de vos vacances sur votre portable. Racontez à un(e) camarade de classe pourquoi cette photo mérite de gagner le concours.
Répondez aux questions suivantes :
1 Qu’est-ce que vous avez fait pendant les vacances ?
2 C’était comment ?
3 Où est-ce que vous avez pris la photo ?
Apprenez le vocabulaire d’Écouter F N.
MENU AU CHOIX
Entraînez-vous avec le vocabulaire.
4 Qu’est-ce qu’on voit sur la photo ?
5 Pourquoi est-ce que vous pouvez gagner le concours de Transavia avec cette photo ?
Regardez le reportage Ça bouge en Bretagne de TV5MONDE.
Enregistrez vos vidéos pour le concours de Transavi.
RÉVISION
a Luister naar de zinnen en noteer de getallen in cijfers.
b Luister naar de zinnen en noteer de kloktijden in cijfers.
c Luister naar de zinnen en noteer de data. Exemple : le 3 juillet 1999
LES NOMBRES
Schrijf de getallen, data en kloktijden voluit.
1 99
2 2087
3 10 e
4 een derde
9 Het is kwart over vijf. Il est
10 Het is vijf over twaalf (’s middags).
11 Het is tien voor half negen.
12 Het is kwart voor vier.
FAIRE DES PHRASES
5 15 februari
31 juli
7 1 september
8 maandag 19 mei
Maak hele zinnen met de gegevens en schrijf alle getallen voluit.
Exemple : hond / geboren 15-8-2011 Mon chien est né le quinze août deux mille onze.
1 vakantie / van 18 juli tot 1 augustus
2 oma / geboren 29-11-1937
3 ik / 21 april jarig / word 16
4 tennisles / altijd donderdag / 17.00 uur
PARLER DE VOTRE FAMILLE
Praat met een klasgenoot over minstens vier familieleden of vrienden/vriendinnen. Bereid je kort voor en maak wat aantekeningen voor jezelf. Eerst vertelt A hoe ze heten, hoe oud ze zijn en wat hun geboortedatum is. B noteert de gegevens en controleert na afl oop. Wissel daarna van rol.
MENU AU CHOIX
Allez sur Libre service en ligne et entraînez-vous à votre niveau.
A2 – Ik kan mezelf voorstellen en een kort gesprek aanknopen met een (on)bekende.
MISE EN ROUTE ~ PRONONCIATION
PRONONCIATION
Neusklanken zijn belangrijk voor een goede Franse uitspraak. In het zinnetje un bon vin blanc zitten alle Franse neusklanken: de u, o, i en a.
a Hieronder staan steeds twee woorden naast elkaar. Het linkerwoord bevat geen neusklank, het rechter wel. Luister mee en spreek de woorden hardop na.
1 chacune chacun 3 ils viennent il vient
2 bonne fête bon voyage 4 cas quand
b Hieronder volgen zestien woorden die allemaal een neusklank bevatten. Spreek ze hardop uit en zet ze in de juiste kolom. In iedere kolom komen vier woorden te staan.
aucun | immense | européen | impossible | pardon | lundi | gens | certain | température | région | souvent | bonjour | internationale | parfum | quelqu’un | oncle
1 un [ũ] 2 bon [õ] 3 vin [ Ĩ ] 4 blanc [ã]
c Beluister de woorden en corrigeer je antwoorden.
MISE EN ROUTE
a Pendant les vacances dans le Midi vous rencontrez un(e) camarade de classe à la terrasse d’un café. Mettez les phrases dans l’ordre pour avoir une conversation logique.
A Oui, tu as raison. Qu’est-ce que tu bois ?
B Tchin-tchin.
C Moi, je viens d’arriver. Encore trois semaines !!!
D Alors, je bois à tes vacances.
E Bof, ça va, ça va. Demain on rentre à la maison. Et toi ?
F Je n’aime pas ça, je préfère un coca.
G Toi ici ? Salut, mais comment vas-tu ?
H Et moi, à ton retour.
I Donc, il nous reste seulement maintenant pour prendre un pot.
J Je prends un Orangina.
Toi Camarade de classe
1 Toi ici ? Salut, mais comment vas-tu ? 2
7 8
9 10 Tchin-tchin.
b Ensuite jouez le dialogue. Changez aussi de rôle.
Traduisez les mots ci-dessous en français et complétez les phrases. antwoordapparaat | bezit | binnenkort | grappig | iets drinken | ik verveel me | mobieltje | de sluiting | wekelijks | zwemmen
1 Quel est ton numéro de ? – C’est le 06 45 99 18 33.
2 Une fois par semaine il y a un grand marché provençal à Bédoin. C’est un marché
3 On annonce de la piscine en plein air à cause du mauvais temps.
4 Ma famille une maison de vacances au bord de la mer en Normandie.
5 Bonjour, je ne suis pas là. Tu peux laisser un message sur mon . Le nouveau restaurant va ouvrir , dans une semaine précisément.
7 C’est un garçon très . Il me fait tout le temps rire.
8 Je suis seul et je n’ai rien à faire ;
9 Quand il fait chaud, on va dans la mer.
10 Tu as envie de à la terrasse du Café de la Plage ?
MISE EN ROUTE ~ GRAMMAIRE
Faites l’interview. Élève A pose une question, B répond par une phrase complète. Puis, changez de rôle.
A B1 Quelle heure est-il maintenant ?
2 Tu es né(e) quand ? Tu as quel âge alors ?
3 Quel est ton numéro de portable ? …
4 Combien d’élèves portent un jean bleu dans la classe ?
5 Décris ton prof préféré !
COMPRÉHENSION GLOBALE
Écoutez les dialogues et cochez vrai ou faux. vrai faux
1 Caroline voudrait travailler dans le sud de la France. ◯ ◯
2 L’employé va rappeler demain. ◯ ◯
3 Christian voudrait réserver une table pour le dimanche 20 septembre. ◯ ◯
4 Le numéro du portable de Christian est le 06 31 72 88 17. ◯ ◯
5 Émilie a rencontré un garçon anglais, beau et sympa. ◯ ◯
Émilie voudrait revoir le garçon.
a Écoutez le dialogue 1 et répondez aux questions.
1 Hoe zegt Caroline dat ze het liefst op een camping in Zuid-Frankrijk werkt?
◯ Je préfère un camping dans le sud de la France.
◯ Je préfère travailler dans un camping dans le Midi.
2 Hoe zegt de man dat hij eerst haar gegevens gaat noteren?
◯ D’abord je vais prendre votre nom et votre numéro de téléphone.
◯ D’abord je vais prendre vos coordonnées.
3 Hoe zegt Caroline dat ze graag buitenlandse jongeren ontmoet?
◯ J’aime rencontrer des jeunes étrangers.
◯ J’aime rencontrer des jeunes à l’étranger.
b Écoutez le dialogue 2 et soulignez les fautes que vous entendez. Il y en a sept.
Le répondeur : Bonjour, tu es bien sur le répondeur du restaurant italien Pasta. Aujourd’hui c’est jeudi, le jour de notre fermeture hebdomadaire. Nous sommes ouverts du mardi au dimanche, de minuit à onze heures. Si vous voulez réserver une table ou enfin nous laisser un message vous pouvez parler après le bip. Veuillez nous donner aussi un numéro de téléphone. Nous espérons vous accueillir prochainement dans notre établissement. Merci.
c Écoutez encore une fois et corrigez les fautes. 1 2 3
d Écoutez le dialogue 3 et répondez aux questions.
1 Hoe zegt Émilie dat ze in Bretagne aan zee is geweest?
2 Hoe zegt ze dat ze elke dag gingen zwemmen?
3 Hoe zegt Émilie dat ze hoopt hem (de jongen) terug te zien?
Pendant les vacances vous rencontrez un garçon ou une fille français(e) au camping. Vous allez boire quelque chose à la terrasse. Faites la conversation. Puis changez de rôle.
A is de Franse jongen of het Franse meisje; hij/zij begint.
A Français(e)
1 Bonjour ! Comment tu t’appelles ?
3 Tu es ici depuis longtemps ?
5 Avec qui es-tu ici ?
7 Je m’appelle Michel(le) et j’ai 16 ans.
B Vous
2 Geef antwoord.
4 Nee, zeg dat je net bent aangekomen.
Met ouders, broer en zus. Vraag naam en leeftijd van A.
8 Vraag of A ook met vakantie is.
9 Non, je travaille au restaurant du camping. 10 Vraag of het restaurant vanavond open is.
11 Oui, c’est ouvert de 19 heures à 22 heures. 12 Zeg dat je hoopt dat A na 22.00 uur vrij is.
13 Oui, je suis libre.
15 Bonne idée. On se retrouve où ?
17 C’est le 06 67 54 39 87.
MISE EN PRATIQUE ~ SPEEDDATING
14 Stel voor om ‘s avonds iets te gaan drinken.
1 Liefst op het terras van het café in de haven. Vraag nummer mobiel.
18 Herhaal telefoonnummer. Bedank en zeg tot later.
Demandez les cartes à votre professeur. Formez des groupes de quatre. Élève 1 est à la recherche d’un garçon ou d’une fille de son âge pour aller suivre un cours de langue dans un pays étranger. Il/Elle interroge les trois autres élèves chacun à leur tour.
Attention : vous jouez le personnage de votre carte. Les autres élèves ne doivent pas savoir ce qu’il y a sur votre carte. Utilisez les phrases et les mots appris dans les exercices précédents pendant l’entretien.
Apprenez le vocabulaire de Parler N F.
M ENU AU CHOIX
Entraînez-vous avec le vocabulaire et les phrases.
Faites un autre dialogue.
Travaillez à deux. Faites un message vidéo : présentez-vous et parlez de vos vacances d’été.
Ik kan: £ begrijpen wat iemand op vakantie heeft meegemaakt.
£ specifieke en soms voorspelbare informatie vinden in een tekst over het begin van het schooljaar.
£ een briefje of e-mail schrijven aan een correspondentievriend(in) waarin ik iets over mezelf vertel.
£ de belangrijkste punten herkennen in een podcast over de geschiedenis van de grote vakantie in Frankrijk en de boodschap van reclamespots begrijpen.
£ mezelf voorstellen en een kort gesprek aanknopen met een (on)bekende.
Grammaire
£ Het bijvoeglijk naamwoord 3
£ Regelmatige werkwoorden op -er, aller, avoir, être en faire
£ Telwoorden, kloktijden en data 6
Vocabulaire
£ Regarder
£ Lire
£ Écrire + zinnen
£ Écouter
£ Parler + zinnen
Pour vous aider
£ Lire stratégie 1a: hoofdgedachte (globaal lezen)
£ Menus au choix: extra oefenen
Ik kan de hoofdgedachte van een tekst(gedeelte) aangeven.
PRÉPARATION
Soulignez le mot correct et notez la traduction.
1 Contre / Finalement mon ami n’est pas venu ce week-end.
2 Je vais t’aider, pour que / puisque tu aies une bonne note.
3 Pour / Si j’avais beaucoup d’argent, j’achèterais un bateau.
4 J’ai mangé, ainsi / après je me suis habillé.
5 Elle ne comprend pas, car / depuis c'est un exercice difficile.
Lina, 18 ans, parle de son année de césure à Budapest.
(1) Pourquoi une année de césure ?
En terminale, j’ai pris la décision de prendre une année pour voyager. Mes parents n’étaient pas d’accord. Ils voulaient que j’aille directement faire des études après mon bac. Finalement, je me suis inscrite pour une formation, mais après deux semaines j’ai abandonné. Voyager est devenu une obsession. Je m’étais renseignée, et j’avais découvert le concept de volontariat : en gros, tu travailles quatre heures par jour dans une ferme, une auberge ou au pair chez un particulier, et en échange, tu es nourri et logé.
(2) Tu nous racontes ton année de césure ?
Actuellement, je travaille dans une auberge de jeunesse située au centre de Budapest. Je range et je fais le ménage deux heures par jour. Le reste du temps, je suis libre ! Je discute avec les clients, je visite la ville et je sors faire la fête presque tous les soirs ! Après, j’ai prévu de continuer plus ou moins de la même façon à Prague, en Italie ou en Espagne.
(3) Quels sont les avantages d’une année de césure ?
La liste est longue ! Je progresse en anglais, car c’est la langue que parlent les volontaires avec qui je travaille. Je m’ouvre au monde en discutant avec des voyageurs internationaux. J’apprends à sortir de ma zone de confort et à être autonome financièrement. J’apprends aussi à mieux me connaître.
(4) Tu as des conseils à donner ?
Quand tu voyages, tu vas de découverte en découverte, et c’est difficile de mettre fin à tout ça, de se dire : « Maintenant, je rentre. » Je connais une personne qui est partie pour une année de césure et qui parcourt le monde depuis maintenant huit ans ! Pour éviter ça, il faut, dès le début, un projet et une date de retour. Moi, j’ai prévu de passer les concours des écoles de commerce. Je cherche une école qui m’offre la possibilité d’étudier à distance... pour continuer à voyager !
d’après Phosphore, du 15 mars 2022
Om de hoofdgedachte te bepalen bekijk je eerst de opvallende delen van de tekst (titel, inleiding, afbeeldingen, tussenkopjes) om een idee te krijgen waar de tekst over gaat. Daarna ga je bij jezelf na wat je al van dit onderwerp weet en probeer je de inhoud van de tekst te voorspellen. Lees de tekst daarna globaal door om te weten of je voorspelling klopt.
Lees meer over Stratégie 1a in het Manuel.
a Bekijk de titel en lees de voetnoot. Bedenk wat je over een tussenjaar weet. Schrijf een voordeel en een nadeel op.
b Lees de titel en de inleiding van de tekst. Wat kom je over Lina te weten? Noem twee dingen.
c Lees de tekst globaal door. Waarover gaan de verschillende vragen? Maak de juiste combinaties.
Vraag 1 • • de motivatie van Lina
Vraag 2
Vraag 3
Vraag 4
Faites les questions d’examen.
de voordelen van Lina’s keuze
goede raad van Lina
hoe Lina’s jaar verliep
d « La liste est longue ! » (regel 28) Hoeveel voordelen van een tussenjaar noemt Lina in de derde alinea? Noteer het aantal.
e In de laatste alinea geeft Lina advies aan degenen die een tussenjaar willen gaan nemen. Citeer de eerste twee Franse woorden van de zin waarin je leest welk advies zij aan hen geeft.
MOTS DU TEXTE à distance op afstand en échange in ruil voor abandonner (hier:) opgeven offrir bieden le conseil de raad prévoir van plan zijn directement meteen ranger opruimen discuter praten met la terminale de eindexamenklas
VERDER OEFENEN?
Allez sur Libre Service en ligne. Lisez les autres textes d’examen et faites les exercices.
Dans une famille française, les enfants tutoient tous les adultes : leurs parents, grands-parents, oncles et tantes. Mais, en France, on vouvoie une personne de plus de quinze ans qu’on ne connaît pas, dans les magasins, les hôtels, les administrations, la rue, etc. On peut aussi vouvoyer quelqu’un qu’on connaît bien. Au lycée, certains professeurs vouvoient leurs élèves. Dans ce cas, ils utilisent le prénom. Par exemple : « Julie, vous répondez ? »
Cette forme intermédiaire, polie et amicale, est fréquente à l’université entre professeurs et étudiants, au travail entre collègues, ou entre voisins.
En général, on peut dire que les Français sont plus distants, plus formels et moins directs que les Néerlandais. Cela provoque quelquefois des malentendus. Les Français trouvent les Néerlandais rudes et les Néerlandais trouvent les Français arrogants !
Hiérarchie et … satire
Au travail, la hiérarchie est très présente et parfois lourde pour le personnel. Le chef et l’autorité doivent être respectés. D’une manière générale, il ne faut pas manquer de respect aux supérieurs hiérarchiques, policiers, hommes et femmes politiques.
Malgré ces relations polies et respectueuses, la liberté de critiquer et de se moquer peut aller assez loin. En particulier, dans le domaine politique, certains hebdomadaires ou émissions satiriques, comme Les Guignols de l’Info, par exemple, ont une liberté de ton qui peut même choquer certaines personnes.
Répondez :
Regardez un épisode des Guignols de l’Info et racontez ce que vous avez vu. Cela est-il acceptable pour vous ou trouvez-vous que cela va parfois trop loin ? Justifiez votre réponse.
36 REGARDER
Vlog : podcast Le Balado (Quoi faire ? ) Een vlog over Bes die iets vervelends is overkomen. De groep jongeren doet een oproep.
38 LIRE
Scrupules
Een tekst over dilemma’s waar je in het dagelijks leven mee geconfronteerd kunt worden.
42 GRAMMAIRE I Het bijwoord
44 ÉCRIRE
Een eenvoudig aangifteformulier invullen, een dief beschrijven en beschrijven wat er is gebeurd.
47 GRAMMAIRE II
Regelmatige werkwoorden op - re, pouvoir, savoir, voir en vouloir
49 ÉCOUTER
Een podcast volgen over reizigers die met elkaar praten over veiligheid in de metro en over Youssef, een populaire metrobestuurder in Parijs.
Omroepberichten volgen in het openbaar vervoer.
53 GRAMMAIRE III Het bezittelijk voornaamwoord
55 PARLER
Een gesprek voeren in geval van aangifte bij vermissing of diefstal.
59 LEERSTOFOVERZICHT
60 EXAMEN
Na deze unité kun je …
• begrijpen begrijpen hoe iemand een persoon beschrijft.
• hoofdlijnen en belangrijke argumenten begrijpen in een eenvoudige tekst op een forum.
• in korte, eenvoudige zinnen een dief beschrijven.
• een gesprek volgen tussen reizigers over veiligheid in de metro.
• omroepberichten in het openbaar vervoer begrijpen.
• vertrouwde zaken op een eenvoudige manier beschrijven in geval van aangifte.
A2 – Ik kan begrijpen hoe iemand een persoon beschrijft.
Quoi faire quand quelqu’un vole votre sac ? Dans le deuxième épisode, Moz, Bes, Luc, Sara et Timo utilisent leur podcast pour rechercher un voleur.
COMPRÉHENSION GLOBALE
Regardez l’épisode Quoi faire ? et répondez aux questions.
a Qu’est-ce qui s’est passé avec Bes, la technicienne de son ?
◯ Elle a perdu son sac.
◯ On a volé son sac.
b Wat stelt Sara voor om Bes te helpen?
COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE
Regardez encore une fois.
a Waarom is Luc al in de studioruimte als Moz binnenkomt?
b Als Luc zegt: ‘J’étais vraiment très déçu’, bedoelt hij dit dan serieus? Licht je antwoord toe.
Ja/Nee,
c Timo dit: « Tu es victime de la vie. » Quelle est la réponse de Sara ?
Victime, c’est mon
d Quelle description correspond au coupable ?
◯ un blouson blanc, des baskets bleues Adidas, des cheveux noirs bouclés
◯ un blouson bleu marine, des baskets blanches, des cheveux noirs
◯ une peau blanche, un blouson noir, des cheveux noirs sous une capuche
e Associez les phrases aux personnages. Notez les noms des personnages (Bes, Sara, Moz, Luc, Timo) et ajoutez la traduction néerlandaise.
le vocabulaire de Regarder F N.
MENU AU CHOIX
Entraînez-vous avec le vocabulaire du vlog.
Regardez le film Le Vœu.
Écrivez un rap.
Ma copine et moi, nous avons un petit boulot dans un hypermarché. Je viens de remarquer qu’elle vole plein de choses : des boissons, des produits de maquillage, même des vêtements. Je n’aime pas ça du tout. Dois-je en parler à notre chef ?
Louis : À mon avis, oui. Tu dois le signaler à ton chef. Voler, c’est interdit.
Steph : Ne fais pas ça si tu aimes ton amie. Il vaut mieux ne rien dire à ton chef. Ce n’est pas la peine de te fâcher avec elle pour ça. Tu risques de la perdre. Parle avec elle, essaie de savoir pourquoi elle vole.
Coco : Elle doit peut-être consulter un psy.
J’ai heurté un scooter en rangeant mon vélo. Le scooter est tombé et il était un peu cassé. Je n’ai pas laissé mon numéro de téléphone et maintenant, je me sens coupable. Vous pensez que j’ai raison de regretter ?
Igor : Tu n’as pas cassé ce scooter volontairement. Alors, selon moi, ce n’est pas grave.
Ikram : On voit bien que ce n’est pas ton scooter ! C’est nul ! J’ai horreur de ce genre d’attitude parce que c’est complètement asocial et très lâche !
Vous avez vu le documentaire sur France 2 samedi soir ?
Les laboratoires font des tests sur les animaux pour les shampoings, les gels douches, etc.
C’est abominable. C’est pourquoi je voudrais acheter seulement des produits qui ne font pas ces tests. Mais ils sont trop chers pour moi. Comment faire ?
Manon : Moi, je fabrique moimême mes produits. Je sais, c’est un peu exagéré …
Fred : Il y a les produits mauvais pour l’environnement, les produits qui font des tests sur les animaux, les produits mauvais pour notre santé.
C’est un problème mais je pense qu’on ne peut jamais être sûr. Alors, moi, j’achète ce qui me plaît.
Hier, je suis allé avec deux copains faire du shopping. Nous avons acheté plein de trucs, super ! Quand nous sommes sortis du magasin, un clochard nous a demandé de l’argent. Nous ne lui avons rien donné. Qu’est-ce que vous faites, vous, dans ce cas-là ? Vous lui donnez de l’argent ?
Claire : Pas question ! Je ne suis pas égoïste mais je pense qu’il doit s’adresser aux services sociaux, pas à moi ! Je ne suis pas responsable de sa situation.
Marius : Ça dépend. Oui, parfois je donne une pièce ...8... quand ce sont des musiciens.
Samedi dernier, mon frère et moi, nous sommes allés en voiture au supermarché pour faire une petite course. Impossible de trouver une place de parking ! Nous étions pressés. Alors, mon frère a garé sa voiture sur la place réservée aux handicapés. Vous êtes d’accord ou pas ?
Yann : Pour juste quelques minutes, franchement, pas de soucis. Tout le monde le fait quand c’est nécessaire.
Léa : Demande son avis à une personne handicapée, tu comprendras je crois !
J’ai trouvé sur le trottoir un portemonnaie qui contient beaucoup d’argent. Il y a aussi les papiers du propriétaire, donc son nom, son adresse, tout ! J’ai très envie de garder l’argent, mais ce n’est pas bien, non ?
Iza : Non, ce n’est pas bien, mais ...9... est-ce que c’est grave ? Pas vraiment. Alors, pas de scrupules. Garde tout, profites-en bien. Comme dit le proverbe : l’occasion fait le larron !
Sof : Cet argent est-il à toi ? Évidemment non. Donc, sois honnête et rends-le à son propriétaire.
Mon copain Tristan et moi avons fait le projet de partir ensemble pour les prochaines vacances. Mais un autre ami m’invite à venir avec lui aux ÉtatsUnis. J’ai très envie d’y aller. Qu’en pensez-vous ? Qu’est-ce que je dois faire selon vous ?
Het is belangrijk om verbanden tussen delen van een tekst te kunnen zien. Een belangrijk hulpmiddel
hiervoor zijn signaalwoorden . De antwoorden staan namelijk vaak in de buurt van signaalwoorden.
Lees meer over Stratégie 2 in het Manuel.
Message 4 f Relisez le message de Fatima. Que signifie
« c’est pourquoi » ?
◯ daarom
◯ omdat
◯ waarom
g Fred schrijft: ‘Alors, … plaît.’ Wat voor reden geeft hij?
◯ Hij denkt dat de producten niet slecht zijn.
◯ Hij denkt dat de producten te duur zijn.
◯ Hij denkt dat we niet kunnen weten of de producten goed of slecht zijn.
◯ Hij is niet geïnteresseerd in dat soort vragen.
Message 5 h Traduisez les mots ci-dessous. Puis, complétez la réponse de Marius en choisissant le mot qui manque dans la phrase : « Oui, parfois … musiciens. »
◯ au lieu de
◯ donc
◯ malgré
◯ surtout
Message i Iza écrit : « Non, …. grave ? ». Traduisez les mots ci-dessous. Puis, complétez la réponse d'Iza avec le mot qui manque.
◯ en effet
◯ au fond
◯ depuis
◯ dès que
j Lees alle reacties nog een keer. Zet de namen in de juiste kolom.
zoals het hoort niet helemaal zoals het hoort overig
k Kijk naar de bijwoorden uit het forum:
message 2: volontairement, complètement
message 3: franchement
message : évidemment
1 Wat zijn de overeenkomsten tussen deze vier woorden?
2 Welk woord wijkt qua vorm het meest af?
1
a Zoek in het forum woorden of zinnen die je kunt gebruiken bij het geven van een mening. Noteer de woorden of zinnen en vertaal ze.
Message 1 à mon avis naar mijn mening
Message 2
Message 3
Message 4
Message 5
b Dans le forum, la question de Victor n’a pas encore de réactions. Écrivez une réaction à sa question. Utilisez les mots de question A.
Apprenez le vocabulaire de Lire F N.
Entraînez-vous avec le vocabulaire. Lisez le texte Sanctions alternatives et faites les exercices. Vous avez un dilemme (réel ou imaginaire) et vous écrivez sur le forum Scrupules. Vous expliquez entre quelles solutions vous hésitez. Demandez l’opinion des lecteurs.
GRAMMAIRE I
HET BIJWOORD
RÉVISION
In de vorige unité heb je geleerd over het bijvoeglijk naamwoord. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Een bijwoord zegt iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord of een hele zin.
a Lees de Franse zin. Noteer de vertaling van het vetgedrukte woord naast de zin.
1 Luc a tout bêtement perdu son porte-monnaie.
2 Mais Lisa est une fille honnête, elle lui a rendu le porte-monnaie.
3 Luc a généreusement remercié Lisa : il lui a donné 20 euros.
4 Dans un cas pareil, Louis aurait gardé l’argent, il est plutôt égoïste
5 Mais il arrive rarement qu’on trouve un porte-monnaie.
Nathalie parle gentiment avec le clochard au coin de la rue.
7 Son copain lui donne de l’argent. Le clochard est vraiment content.
b Onderstreep in de zin waar het vetgedrukte woord naar verwijst.
c In welke zinnen is het vetgedrukte woord een bijvoeglijk naamwoord?
En in welke zinnen is het een bijwoord?
a Lees § 4.1 en § 4.2 over het gebruik en de vorming van het bijwoord. Onderstreep de laatste letter(s) van het bijvoeglijk naamwoord en maak het bijwoord. bijvoeglijk naamwoord bijwoord
1 facile (gemakkelijk) è (gemakkelijk)
2 libre (vrij) è (vrij)
3 franc (eerlijk, open) è (eerlijk gezegd)
4 patient (geduldig) è (geduldig)
5 doux (zacht) è (zachtjes)
b Lees § 4.3 over afwijkende vormen en § 4.4 over onregelmatige vormen. Al deze vormen moet je uit je hoofd leren en kunnen gebruiken. In welke zin van exercice 1 staat een bijwoord dat afwijkend of onregelmatig gevormd is?
Zin
c Lees § 4.5 over vaste uitdrukkingen (‘Uitdrukkingen met bijvoeglijk naamwoord’). Geef drie redenen waarom deze uitdrukkingen lastig zijn voor Nederlanders.
L’ADVERBE
Vertaal het bijvoeglijk naamwoord of het bijwoord in het Frans.
1 Bruno s’est comporté : c’est lui qui a cassé la tablette de Léo. gemeen
2 Puis, Bruno a eu des regrets. Alors , il a avoué sa faute. natuurlijk
3 Et il est allé acheter une nouvelle tablette pour Léo. snel
4 Léo l’a remercié ; une tablette, ça coûte ! duur
5 Ma copine Élise m’a invité à venir chez elle, demain soir. vriendelijk
Je lui ai répondu que je ne peux pas venir. beleefd
7 Je ne veux pas rater la fête de Tarik. absoluut
8 Alors, que faire ? Tu penses qu’il vaut expliquer cela à Élise ? beter
TRADUIRE DES PHRASES
Vertaal de zin in het Frans. Let op het bijwoord.
1 Jean heeft een mobieltje gevonden. Hij heeft lang nagedacht: moet ik naar de politie gaan?
2 Zijn vriend Vincent zegt: Natuurlijk, je moet het mobieltje teruggeven aan zijn eigenaar!
3 En zijn broer is het ermee eens: Je vriend heeft absoluut gelijk.
4 Dus gaat Jean naar de politie. Gelukkig vinden de politiemensen de eigenaar snel terug.
5 De eigenaar is echt heel blij!
MENU AU CHOIX
en ligne. Regardez la vidéo tutorielle et/ou entraînez-vous à votre niveau.
A2 – Ik kan in korte, eenvoudige zinnen een dief beschrijven.
Trouvez dans l’empreinte de doigt au total vingt mots pour aider les gendarmes à donner le signalement du voleur. Écrivez les mots dans la catégorie à laquelle ils appartiennent.
m f v b a r b e ed sb runvfgutrjeanrfdgmincebfvem a r q u e t x c v b d s hcgbxaxueve bztr csteksa m pl x ed p a n t a l o n u y r t y t g b l o nd plirxsweatv d rghnoirmnbvflunette s n b v c d b l e u e r f vg c
sorg a s n hdyeuxfg v f t h b l rtpjklnosuo d b l a n c poqwer i maig rebg r m e s u r enbeserussuahcyjhfgor
vêtements couleurs description physique
MISE EN ROUTE ~ VOCABULAIRE
Soulignez le mot qui convient. Utilisez le contexte. Traduisez les mots choisis en néerlandais.
1 Regarde ! Il y a un avis de recherche / un habitant dans le journal aujourd’hui.
2 La police publie le signalement de l’enquête / du voleur
3 Il mesure / vole environ 1m65.
4 Il a très peu de cheveux, il est presque chauve / précis.
5 Il est aussi très mince / perdu
Il porte des empreintes / des lunettes
7 Il porte aussi un jean et une doudoune / un témoin
8 Il a une arme / une casquette sur la tête.
9 Il a pu essayer / se sauver très rapidement.
10 Les policiers disent que grâce à / pire encore nous tous, ils pourront l’arrêter.
MISE EN ROUTE ~ GRAMMAIRE
Traduisez les mots en français. Utilisez la forme correcte de l'adverbe.
1 Dans le tram, un homme s’est assis à côté de moi. rustig
2 Il m’a dit bonjour. beleefd
3 Puis, il m’a volé mon porte-monnaie. discreet
4 Et moi, je n’ai rien remarqué ! absoluut
5 Ensuite, il s'est levé, a heurté un passager, puis est sorti du tram. gewelddadig
COMMENT ÉCRIRE ?
EXERCICE 15 — COMMENT ÉCRIRE ?
La police de Montpellier demande immédiatement l’aide des habitants du quartier de la gare. Hier, lundi 13 octobre, vers 22h00, Alia et Mika L., qui habitent rue de la Gare, ont entendu une alarme de scooter. Très vite, ils se sont aperçus que quelqu’un essayait de voler un scooter, et pire encore, leur propre scooter ! Ils sont sortis rapidement de chez eux. Malheureusement, l’homme a eu le temps de se sauver sur le scooter. Mais il a perdu sa casquette en partant ! De plus, grâce aux lampadaires qui éclairaient bien la rue, ils ont pu nous donner un signalement assez précis du voleur.
• Il s’agit d’un garçon d’environ dix-huit ans.
• Il mesure environ 1m85.
• Il est très mince et chauve.
• Il portait des lunettes.
Lisez l’avis de recherche.
a Notez la phrase qui informe sur l’âge du suspect.
1 Notez la phrase qui informe sur l’âge du suspect.
2 Notez les deux phrases qui décrivent le suspect.
b Notez les deux phrases qui décrivent le suspect.
• Il portait également un vieux jean, une doudoune noire et des baskets rouges.
• Sa casquette est rouge et porte le nombre 22.
• L’homme portait peut-être une arme.
Le scooter volé est un scooter Peugeot blanc.
La police mène l’enquête et relève des empreintes laissées par le suspect.
La police de Montpellier cherche des témoins du vol. Elle vous demande de l’appeler ou de lui envoyer un e-mail au cas où vous auriez vu le suspect ou le scooter. C’est pour notre sécurité à tous.
3 Soulignez dans l’avis de recherche les trois phrases qui concernent les vêtements et les accessoires vestimentaires du suspect.
c Soulignez dans l’avis de recherche les trois phrases qui concernent les vêtements et les accessoires vestimentaires du suspect.
EXERCICE 16 — RECONSTRUIRE
RECONSTRUIRE
Lisez l’avis de recherche ci-dessous et écrivez un autre avis de recherche : recopiez le texte et remplacez les mots en italique par d’autres mots. Par exemple, remplacez garçon par fi lle.
Lisez l’avis de recherche ci-dessous et écrivez un autre avis de recherche : recopiez le texte et remplacez les mots en italique par d’autres mots. Par exemple, remplacez garçon par fille.
Avis de recherche de la police de Montpellier !
Avis de recherche de la police de Montpellier !
La police de Montpellier souhaite informer les habitants de toute la ville. Avant-hier, dimanche 12 octobre aux environs de 20h00, un garçon d’environ dix-huit ans a volé une moto noire. Il portait un blouson gris et un pantalon noir. Il a perdu sa casquette verte en partant Si vous voyez le suspect, veuillez appeler la police.
La police de Montpellier souhaite informer les habitants de toute la ville. Avant-hier, dimanche 12 octobre aux environs de 20h00, un garçon d’environ dix-huit ans a volé une moto noire. Il portait un blouson gris et un pantalon noir. Il a perdu sa casquette verte en partant Si vous voyez le suspect, veuillez appeler la police.
Waarom lacht een Fransman als je van iemand die veel haar op zijn armen heeft, zegt: Il a beaucoup de cheveux ?
Situation
Situation
Le week-end dernier, à la gare, quelqu’un a volé votre porte-monnaie et votre téléphone portable et est parti très vite. Mais vous avez eu le temps de voir le voleur / la voleuse. Vous allez au commissariat de police pour déclarer le vol. Regardez les photos et choisissez votre pickpocket.
Le week-end dernier, à la gare, quelqu’un a volé votre porte-monnaie et votre téléphone portable et est parti très vite. Mais vous avez eu le temps de voir le voleur / la voleuse. Vous allez au commissariat de police pour déclarer le vol. Regardez les photos et choisissez votre pickpocket.
Consigne
Consigne
Remplissez le formulaire de déclaration de vol :
• Notez vos informations personnelles.
Remplissez le formulaire de déclaration de vol :
• Indiquez quand et où a eu lieu le vol.
• Notez vos informations personnelles.
• Indiquez quand et où a eu lieu le vol.
• Racontez ce qui s’est exactement passé.
• Racontez ce qui s’est exactement passé.
• Donnez un signalement clair du voleur / de voleuse (cinq phrases).
• Donnez un signalement clair du voleur / de la voleuse (cinq phrases).
Nom et prénom
Adresse
Date de naissance
Profession
Date et lieu du vol
Circonstances du vol
Signalement du suspect
Apprenez le vocabulaire et les phrases FN et NF de : Écrire page 104.
Apprenez le vocabulaire d’Écrire N F.
M ENU AU CHOIX
Entraînez-vous avec le vocabulaire et les phrases.
Vul het evaluatieformulier in en kijk welke opdracht uit het menu au choix het best bij jou past.
Entraînez-vous avec le vocabulaire et les phrases. Choisissez un personnage d’un fi lm ou d’une série et décrivez son physique et ses vêtements. Puis échangez votre texte avec votre voisin(e). Il/Elle lit le texte et devine de qui il s’agit.
Choisissez un personnage d’un film ou d’une série et décrivez son physique et ses vêtements. Puis échangez votre texte avec votre voisin(e). Il/Elle lit le texte et devine de qui il s’agit.
Vous êtes journaliste. Depuis deux mois, dans votre ville, un pickpocket est très actif. La police vous a donné le signalement du pickpocket. Écrivez un petit article d’environ 120 mots.
Vous êtes journaliste. Depuis deux mois, dans votre ville, un pickpocket est très actif. La police vous a donné le signalement du pickpocket. Écrivez un petit article d’environ 120 mots.
CHOISIR LA FORME CORRECTE
Onderstreep de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -re. Noteer de vertaling achter de zin.
1 Hier, les voleurs vendent / vendront / ont vendu le portable volé.
2 Quand le gendarme nous demandera si nous avons vu quelque chose, nous lui répondrons / répondions / avons répondu ‘non’.
3 Ce n’est pas un voleur ! Demain, il te rend / rendra / rendait ton porte-monnaie.
4 Maintenant, j’attends / attendrai / attendais la police pour faire une déclaration de vol.
5 Tu as vu le suspect quand tu descends / descendras / descendais au premier étage ?
CONJUGUER ET TRADUIRE
Vul de juiste vorm in van het werkwoord. Noteer de vertaling onder de zin.
1 Souvent, les voleurs les objets qu’ils ont volés. vendre, présent
2 Hier, Robert ses lunettes. Il ne les trouve plus. perdre, passé composé
3 Quand les gendarmes de leur voiture, le voleur aura déjà disparu. descendre, futur
4 Le voleur bien ce qu’il faisait. savoir, imparfait
5 Antoine que la police arrêtait le jeune homme. voir, passé composé
TRADUIRE
Vertaal de werkwoordsvorm in het Frans.
1 Après avoir volé un portable, le voleur a pris le TGV et il à Marseille. is uitgestapt
2 Demain, il le portable volé à un ami. zal verkopen
3 La police de Lyon cherche des témoins. J’ai tout vu, car j’ le train. wachtte op
4 J’irai à la police demain et je à toutes les questions. zal antwoorden
5 Le policier a demandé : -vous épeler votre nom de famille ? kunt
Vous étiez à la gare et vous le voleur ? heeft gezien
7 J’ : Oui, j’ai tout vu. heb geantwoord
8 Je décrire l’homme. zal kunnen
9 Je qu’il s’agit d’un homme d’environ 30 ans. weet
10 Je bien aider la police à arrêter le voleur ! wil
Maak vijf Franse zinnen van ten minste vijf woorden. Kies uit de eerste cirkel een persoonlijk voornaamwoord, uit de tweede een werkwoord en uit de derde cirkel een werkwoordstijd.
je, tu, il, elle, on, nous, vous, ils, elles
vouloir, pouvoir, savoir, voir, vendre, perdre, répondre, rendre, descendre, défendre, attendre
présent, imparfait, passé composé, futur
2 3 4 5 MENU AU CHOIX
Allez sur Libre service en ligne et entraînez-vous à votre niveau.
B1 – Ik kan een gesprek volgen tussen reizigers over veiligheid in de metro. A2 – Ik kan omroepberichten in het openbaar vervoer begrijpen.
a Regardez les images. Rangez les mots selon les catégories 1-4. Dans chaque catégorie il faut trois mots.
attendre | le conducteur | le contrôleur | le douanier | faire attention | l’heure de pointe | l’hôtesse de l’air | le retard | la sécurité | surveiller | la valise | le voyageur 1 2 3 4
b Vous connaissez d’autres mots pour les différentes catégories ? Ajoutez-les.
Choisissez le mot qui convient. Vous retrouverez ces mots dans le podcast Youssef, conducteur favori de la ligne 12 (exercices 3 et 4). Il reste deux mots.
avertir | conducteur | croise | l’embarquement | inciter à | ordures | te protéger | réussi à | surveiller | les transports publics | l’usager | vues
1 Brrr ! Il fait moins 18 degrés, prends ton manteau ! Il faut bien contre le froid.
2 Dans le métro, je tous les jours beaucoup de voyageurs que je ne connais pas.
3 Ce matin, il y a pas mal de problèmes dans : les trains et les métros ont tous du retard.
4 J’ai horreur de toutes ces dans la rue, à côté des poubelles. Ça sent très mauvais.
5 Pourquoi vous ne m’écoutez pas ? Je veux tout simplement vous de ces dangers.
Attention ! Il faut bien vos affaires, car il y a des pickpockets ici.
7 Pfft ! C’était vraiment difficile, mais j’ai enfin acheter des billets pour le TGV.
8 Dépêche-toi ! L’avion va bientôt partir. est dans dix minutes.
9 Marie-Anne a déjà plus d’un million de sur ses vidéos YouTube !
10 Le du métro vient d’annoncer un retard de 30 minutes à cause des travaux sur la voie.
Les mots qui restent : + .
COMPRÉHENSION GLOBALE
Moz en Bes vertrekken om aangifte te doen van diefstal (zie Regarder). Sara, Luc en Timo besluiten er een leuke podcast van te maken! Le Balado : Youssef, conducteur favori de la ligne 12 est un podcast sur un conducteur de métro très populaire.
Écoutez le podcast. Puis, répondez à la question.
Welke vijf problemen in het openbaar vervoer komen in deze podcast aan de orde? Noteer er minimaal drie.
COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE
Écoutez encore une fois le podcast Le Balado : Youssef, conducteur favori de la ligne 12 Répondez aux questions.
a Tussen welke metrostations reisde Sara elke morgen? Omcirkel ze op de afbeelding.
b
Wat zegt Sara over deze metrolijn 5? Meerdere antwoorden kunnen juist zijn.
◯ De passagiers praten weinig met elkaar.
◯ Er worden veel smartphones gestolen.
c Wat vindt Sara het vervelendst in de metro?
◯ de norse conducteurs
◯ ongezelligheid
◯ Het is vaak erg druk in deze metro.
◯ ’s Morgens zijn er vaak dezelfde reizigers.
◯ onveiligheid
◯ viezigheid
d Wat valt je in het omroepbericht op aan de toon van Youssef, de bestuurder van de metro?
e Wat vinden de passagiers van de bijzondere omroepberichten van Youssef?
◯ Ze luisteren er niet naar.
◯ Ze vinden het geweldig.
◯ Ze vinden het onzin.
◯ Ze vinden het overdreven.
f Wat is er volgens Youssef verbeterd in zijn metro? Er zijn meerdere antwoorden juist.
◯ De passagiers hebben meer aandacht voor elkaar.
◯ De passagiers zijn beleefder naar de conducteur.
◯ De sfeer in de metro is beter.
◯ Het is rustiger in de metro.
g Heeft Sara een positieve of een negatieve ervaring met de metrolijn van Youssef? Geef er minimaal één voorbeeld bij.
h Youssef wordt le conducteur favori de la ligne 12 genoemd. Stel dat je Youssef zou spreken, welk compliment zou je hem dan willen maken? Schrijf dat in het Frans op.
COMPRÉHENSION EXPRESS
Écoutez les annonces et répondez aux questions.
a Combinez les annonces avec les images.
Écoutez encore une fois les annonces.
b Vrai ou faux ? Répondez et justifiez vos réponses en néerlandais.
1 Je hebt nog een half uurtje de tijd om te lunchen voordat je instapt.
Justificatif :
2 De dochter van mevrouw Blagnac komt een half uur later aan.
Justificatif :
3 De zakkenrollers zijn vooral actief in de trein.
Justificatif :
4 Het is niet toegestaan dieren mee te nemen in de trein.
Justificatif :
5 Als de rookmelder afgaat, stopt de trein onmiddellijk.
Justificatif :
Volgende week kun je weer ongehinderd met de trein richting Quimper.
Justificatif :
c Welke twee van deze zes aankondigingen vallen op door de ironische ondertoon?
Aankondiging en
EN PRATIQUE ~ FAITES UNE ANNONCE !
vrai faux
Vous allez faire une annonce dans le métro. Stel, je mag een dag mee met een metroconducteur in Parijs. Je krijgt de mogelijkheid om een bijzondere aankondiging te doen aan de passagiers.
a Vul aan en bedenk een kort bericht. Noteer drie zinnen en sluit de aankondiging op een passende manier af.
Chers voyageurs, veuillez écouter avec attention le message suivant :
b Oefen de uitspraak en intonatie van je aankondiging met een klasgenoot. Neem jullie aankondiging op.
Apprenez le vocabulaire d’Écouter F N.
MENU AU CHOIX
Entraînez-vous avec le vocabulaire et la prononciation des consonnes. Écoutez un interview sur Radio Libre FM. Regardez un documentaire sur TV5MONDE.
RÉVISION
Luister naar de zinnen. Noteer het bezittelijk voornaamwoord met het zelfstandig naamwoord. Geef ook de vertaling.
a In § 8.1 staan de vormen van het bezittelijk voornaamwoord die je al kent. Deze vormen worden bepaald door het zelfstandig naamwoord dat erachter staat. Vertaal en zet in de juiste kolom.
mijn broer | zijn hobby | haar portemonnee | hun spullen | ons signalement | jouw auto | haar petje | zijn haren | uw veiligheid | onze kleren
mannelijk enkelvoud vrouwelijk enkelvoud meervoud mon frère
b Je kijkt dus naar het woord achter het bezittelijk voornaamwoord. Er is daarop één uitzondering. Welke? Formuleer duidelijk wat de regel is bij deze uitzondering.
c Schrijf de voorbeelden uit § 8.1 over deze uitzonderingsgevallen op. Bedenk zelf drie andere voorbeelden. Gebruik eventueel de woordenlijst achter in het boek.
voorbeelden uit § 8.1 eigen voorbeelden
d Lees § 8.2. Er zijn ook bezittelijke voornaamwoorden die zelfstandig worden gebruikt. Vul deze bezittelijke voornaamwoorden in.
1 Ce parapluie, c’est le parapluie du voleur ? – Oui, c’est de zijne
2 C’est le scooter de Miriam qu’on a volé ? – Oui, c’est de hare
3 J’ai perdu mes lunettes de soleil. Je peux utiliser ? de uwe
4 Monsieur, ne prenez pas ces doudounes. Ce sont de onze
5 À qui est ce sac ? À toi, Zoé ? – Oui, c’est . de mijne
LE PRONOM POSSESSIF
Kies de juiste woorden. Vul ze in het Frans in. de mijne | hun motors | zijn auto | de jouwe | onze chef | zijn persoonlijke gegevens | de zijne | haar vriend
1 J’étais en vacances avec mon frère quand est tombée en panne.
2 Il a appelé le numéro d’urgence et la dame lui a demandé .
3 Quand le dépanneur a vu la voiture il a cru que c’était !
4 Mon frère a expliqué au dépanneur que c’était
5 Ma copine vole des trucs. Dois-je en parler à ?
Regarde ! Une fille va se baigner dans la Seine. Et aussi.
7 Je vais dire ça aux gendarmes. Je vois sur le quai.
8 J’ai trouvé un porte-monnaie dans la classe. C’est ?
FAIRE DES PHRASES
Maak met elke woordgroep een Franse zin van ten minste vijf woorden. mijn mobieltje – jouw zonnebril – mijn petje – uw veiligheid – hun persoonlijke gegevens – de onze
Exemple : Je prends mon portable, parce que j’attends un appel.
Allez sur Libre service en ligne et entraînez-vous à votre niveau.
A2 – Ik kan vertrouwde zaken op een eenvoudige manier beschrijven in geval van aangifte.
PRONONCIATION
Het meervoud van werkwoordsvormen bij de derde persoon (ils of elles ) kun je in geschreven taal wel zien, maar in gesproken taal vaak niet horen. Dat komt omdat in het Frans de uitgang -ent van een werkwoordsvorm nooit wordt uitgesproken.
Bij werkwoorden op - er die met een medeklinker beginnen, is er geen verschil in uitspraak tussen de werkwoordsvormen in het enkelvoud en in het meervoud: il joue - ils jouent
Bij werkwoorden op - er die met een klinker beginnen, hoor je door de woordverbinding wel een verschil tussen enkelvoud en meervoud: il aime - ils aiment
Bij de overige werkwoorden (op -ir, -re en de onregelmatige werkwoorden) is er altijd een duidelijk verschil in uitspraak tussen enkelvoud en meervoud. Meestal klinkt dat verschil als volgt: Enkelvoud: je spreekt de laatste medeklinker niet uit, bijvoorbeeld elle part: [par].
Meervoud: je spreekt de medeklinker voor -ent duidelijk uit, zoals elles partent: [part].
Zo ook: il peut – ils peuvent [peu] – [peuv] il choisit – ils choisissent [choisi] – [choisis]
Lisez les phrases à haute voix et comparez votre prononciation avec celle des phrases enregistrées.
1 Elle veut venir mais ses sœurs ne veulent pas.
2 Laurent et Marc vendent des sapins de Noël, Laure vend des gâteaux.
3 Il achète un livre et ils achètent des magazines.
4 Elle joue au tennis et ils jouent au foot.
5 Mon oncle vient à mon anniversaire et mes grands-parents viennent demain.
Elle écrit une lettre à son amie et elles écrivent des lettres à leurs cousines.
Travaillez à deux. Observez les dessins et choisissez les phrases. Mettez les phrases dans le bon ordre, sous l’illustration qui correspond.
1 2
1 Une fille s’est approchée d’un vélo.
2 Je voudrais faire une déclaration de vol.
3 Je nageais tranquillement dans la piscine.
4 Elle a sorti un objet de son panier.
5 Elle a coupé l’antivol du vélo.
Un garçon a pris mon sac et est très vite parti.
7 Elle a sauté sur le vélo et est partie très rapidement.
8 J’ai crié « au voleur » mais il était déjà loin.
Ce texte forme une histoire. Complétez les phrases avec la traduction des mots sous les phrases. Il reste chaque fois un mot. Traduisez-le. Vous retrouverez ces mots dans les dialogues.
1 Je voudrais faire
2 Je peux mon nom de famille : G.U.I.L.L.O.T.
3 Ma ? Je suis étudiant.
4 À la gare, au moment de payer mon billet, plus de porte-monnaie ! Il avait !
5 Il y avait un homme à côté de moi. Je peux le een aangifte | beroep | beschrijven | snijden | spellen | verdwenen
Le mot qui reste : . Traduction : .
L’homme était de taille moyenne. Il était plutôt .
7 Il avait les cheveux
8 Je son visage.
9 Mon porte-monnaie est noir avec une fermeture éclair.
10 Il est de forme
duwen | heb niet gelet op | van leer | rood en kort | stevig | vierkant
Le mot qui reste : . Traduction : .
Utilisez la grammaire des unités 1 et 2 pour faire l’interview. Élève A pose une question, B répond par une phrase complète. Puis, changez de rôle.
1 Quelle sorte d’élève es-tu ?
2 Tu travailles comment en français ? Et en maths ?
3 Comment est l’ambiance au lycée ?
4 Comment étaient tes dernières vacances ?
5 Est-ce que ton prof parle lentement en français ?
COMPRÉHENSION GLOBALE
Écoutez les trois dialogues et lisez les phrases. Soulignez les mots justes.
1 Pierre moet zijn kaartje nog kopen bij de balie / een automaat
2 Op het station wordt gewaarschuwd voor zakkenrollers / vertraging
3 Als je onbeheerde bagage ziet, moet je die naar de veiligheidsdienst brengen / niet aanraken en naar het informatieloket gaan
4 Marine is haar portemonnee / portemonnee en bankpas kwijt.
5 Ze denkt wel / niet te weten wie de dader is.
In haar portemonnee zat 30 euro en een paar foto’s / 13 euro en een foto.
7 De dader was van gemiddelde lengte en vrij slank / vrij dik
8 Marine heeft wel / niet het gezicht van de dader gezien.
9 Haar portemonnee is bruin en rechthoekig / zwart en vierkant.
COMMENT DIRE ?
Écoutez les trois dialogues une deuxième fois.
a Soulignez la faute dans la première annonce. Mesdames et messieurs, votre attention s’il vous plaît. Des pickpockets ont été signalés dans cette gare. Surveillez bien vos bagages.
b Soulignez la faute dans la deuxième annonce. Dans le cadre du plan Vigipirate, nous vous prions de ne pas abandonner vos bagages. Tout bagage trouvé sera détruit.
Si vous voyez un bagage abandonné, prenez-le et adressez-vous au bureau d’information.
c Répondez à la place de Marine ou de Pierre. Utilisez des phrases du dialogue 2.
Pierre Marine
1 Qu’est-ce que tu cherches ? Ton portemonnaie ?
3 Tu l’as oublié chez toi ?
2 Oui, …
4 Non, …
5 Tu sais qui est le voleur ? Oui, …
7 Il y avait beaucoup d’argent dans ton porte-monnaie ?
10 Non, …
d Hoe zegt Marine dat ze aangifte wil doen?
◯ Je viens pour faire une déclaration de vol.
◯ Je voudrais faire une déclaration de vol.
e Hoe vraagt de politieagent wat er gebeurd is?
◯ Maintenant, expliquez-moi ce qui s’est passé.
◯ Maintenant, racontez-moi ce qui s’est passé.
8 Non, …
9 Qu’est-ce que je dois faire ? Téléphoner à mes parents ?
f De politieagent wil weten hoe de man eruitzag. Hoe vraagt hij dat?
◯ Pourriez-vous me décrire cet homme ?
◯ Vous pouvez me décrire cet homme ?
g Hoe beschrijft Marine de man?
◯ Il était de taille moyenne, corpulent et robuste, avec les cheveux roux et courts.
◯ Il était de taille moyenne, plutôt gros et robuste. Il avait les cheveux roux et courts.
Travaillez à deux. Vous êtes dans le tram. Vous allez à la piscine. Vous vous apercevez que votre sac de sport a disparu. Vous cherchez partout. Un voyageur / Une voyageuse vous demande ce qui se passe. Faites le dialogue. Utilisez les phrases de l’exercice .
1 Tu as un problème ? sporttas kwijt
2 Tu l’as oublié chez toi ? onmogelijk, tas zeker gestolen
3 Volé ? Mais qui ? vrouw zat naast jou
4 Tu peux me décrire cette femme ? lang, blond haar, nogal dik
5 Tu as vu son visage ?
je denkt dat ze een bril droeg, verder helemaal niet opgelet
Et ton sac, il est comment ? oude rugzak, grijs, met zwemspullen erin
MISE EN PRATIQUE ~ DÉCLARATION
Kies met een klasgenoot twee voorwerpen en studeer voor ieder voorwerp een gesprekje in. In het ene gesprek ben jij degene die aangifte doet en treedt de ander op als agent, bank- of clubmedewerker. In het tweede gesprek wissel je van rol. Stel in het gesprek de onderstaande informatie aan de orde.
omschrijving carte bancaire perdue portable volé valise volée raquette de tennis échangée
complicaties kwijt, sinds vrijdag kan niet meer betalen
onbekende heeft 500 euro gepind
had een wapen
vanmiddag
dader: 1.80 m met pet hoge rekening gehad in de trein op de heenweg
alle spullen voor de vakantie weg omgewisseld, per ongeluk na training te zwaar
aangifte bij bank of politie politie politie op het station clubmedewerker
Apprenez le vocabulaire de Parler N F.
M ENU AU CHOIX
Entraînez-vous avec le vocabulaire et les phrases.
Choisissez un autre objet de l’exercice 8 et faites le dialogue. Puis changez de rôle. On a volé votre vélo en France. Vous racontez l’incident à un(e) ami(e) français(e).
Ik kan: begrijpen hoe iemand een persoon beschrijft.
hoofdlijnen en belangrijke argumenten begrijpen in een eenvoudige tekst op een forum.
in korte, eenvoudige zinnen een dief beschrijven.
een gesprek volgen tussen reizigers over veiligheid in de metro en omroepberichten in het openbaar vervoer begrijpen.
vertrouwde zaken op een eenvoudige manier beschrijven in geval van aangifte.
Grammaire
Het bijwoord 4
Regelmatige werkwoorden op -re, pouvoir, savoir, voir en vouloir 21.12.3 22.33
22.38 22.50 22.51
Het bezittelijk voornaamwoord 8
Vocabulaire
Regarder
Lire
Écrire + zinnen
Écouter
Parler + zinnen
Pour vous aider
Lire stratégie 2: tekstverbanden (signaalwoorden)
Écouter stratégie 2: effectief luisteren en kijken
Menus au choix: extra oefenen
Ik kan relaties tussen delen van een tekst aangeven.
Soulignez le mot correct et notez la traduction.
a Dans un texte, on utilise le mot ‘ainsi’ / ’cependant’ pour introduire des exemples. Dans ce sens, ce mot est synonyme de ‘par exemple’.
b J’adore mon téléphone portable. En conséquence / Tout d’abord, parce que je peux faire des photos avec mon portable. De plus, / Pour qu’ il me permet de rester en contact avec mes amis C’est pourquoi / Finalement, on peut l’utiliser pour surfer sur Internet.
c J’adore mon nouveau vélo, désormais / pour je le prends pour aller à l’école.
(1) La consommation d’alcool est désormais interdite par arrêté préfectoral dans les gorges de l’Ardèche du 1er mai jusqu’au 30 septembre.
(2) Pendant la période estivale, « il est interdit aux randonneurs et aux utilisateurs des canoës et des kayaks de consommer des boissons alcoolisées dans les campements de Gaud et de Gournier et sur le domaine fluvial », précise l’arrêté.
(3) Cette interdiction est destinée à « éviter les bagarres, les comportements dangereux et les accidents causés par l’ivresse », indique la préfecture. Elle précise par ailleurs que des contrôles seront effectués régulièrement et que le non-respect de cet arrêté fera l’objet de sanctions.
(4) En été, les gorges de l’Ardèche sont confrontées à une fréquentation touristique massive. elles attirent chaque année plus de 1,5 million de visiteurs et l’on compte plus de 180 000 descentes par an de canoë-kayak.
d’après Le Parisien du 2 mai 2019
In het examen wordt getoetst of je voorbeelden, redenen, tegenstellingen en andere tekstfuncties kunt herkennen. Daarom is het belangrijk om verbanden tussen delen van een tekst te zien. Een belangrijk hulpmiddel hiervoor zijn signaalwoorden en leestekens . Maak er dus een vaste gewoonte van dat je signaalwoorden markeert of aanstreept in de tekst.
Lees meer over Stratégie 2 in het Manuel.
a Lees de titel en de eerste alinea van de tekst. Krijg op die manier een idee van het artikel. Wat is het onderwerp van de tekst?
b Bekijk de eerste zin. Welke functie heeft deze zin?
◯ aankondiging
◯ oorzaak
◯ probleem
c Lees de tekst. Met welke woorden wordt alinea 3 aan alinea 2 verbonden?
d Lees alinea 3 nog eens. Wat wil de politie met de genomen maatregel voorkomen? Noem twee dingen.
e Lees alinea 4. Maak de juiste keuze.
Zin 2 « … elles attirent de canoë-kayak » is een conclusie / toevoeging / voorwaarde bij zin 1 « en été touristique massive ».
Faites les questions d’examen.
f « L’alcool interdit dans les gorges de l’Ardèche » Citeer de eerste twee Franse woorden van de zin waarin je leest wat het doel van deze maatregel is.
g Choisissez les mots qui manquent au 4ème alinéa.
◯ Comme si,
◯ De plus,
◯ En effet,
MOTS DU TEXTE
la bagarre de vechtpartij la fréquentation het bezoek la consommation het verbruik interdit verboden désormais voortaan l’ivresse (f) de dronkenschap déstiné à bedoeld om la période estivale de zomerperiode le domaine fluvial het riviergebied le randonneur de wandelaar
VERDER OEFENEN?
Allez sur Libre Service en ligne. Lisez les autres textes d’examen et faites les exercices.
REGARDER F N
le pote de vriend
c’est con (fam.) dat is stom la destination de bestemming fatigué moe le mec de vent, de gozer bienvenue welkom l’épisode (m) de aflevering extraordinaire buitengewoon n’importe quel het maakt niet uit welk numérique digitaal
VOCABULAIRE THÉMATIQUE : LA RENTRÉE
le voyage de reis terminé afgelopen rencontrer ontmoeten
LIRE F N
l’horaire (m) het tijdschema bête dom / stom recommander aanbevelen sans doute waarschijnlijk bien que hoewel détendu ontspannen sauter overslaan / springen le proverbe het spreekwoord apprendre leren se dérouler zich afspelen il vaut mieux je kunt beter la veille de dag ervoor pâle bleek
VOCABULAIRE THÉMATIQUE : LA VIE SCOLAIRE redoubler blijven zitten / doubleren la filière het profiel le bac / baccalauréat het eindexamen la matière het vak
ÉCRIRE N F het kledingstuk le vêtement vooral surtout toevoegen joindre ontmoeten rencontrer slecht nul, nulle daarom c’est pourquoi de hobby le passe-temps zich voorstellen se présenter in de vierde klas en seconde fit blijven rester en forme verbeteren améliorer
plein de heel veel le profit de winst la perte het verlies le savon de zeep le coup de foudre de liefde op het eerste gezicht pas grand-chose niet veel grâce à dankzij méchant gemeen l’auditeur / l’auditrice de luisteraar elle me manque ik mis haar
bon courage ! succes retrouver weer zien raconter vertellen
l’ouvrier (m) de arbeider la façon de manier dès zodra, vanaf rater missen quand même toch se révéler blijken le comportement het gedrag je m’en fous het kan me niets schelen
le courrier de post les fournitures (f pl) de spullen / benodigdheden
la récré / récréation de pauze l’orientation (f) de studie- of beroepskeuze le prof principal de mentor
vergeten oublier het lichaamsdeel la partie du corps indien mogelijk si possible nogal / tamelijk assez lievelings- favori, favorite schrijven correspondre een heleboel plein de op zaterdag / ’s zaterdags le samedi liever hebben / de voorkeur geven (aan) préférer
VOCABULAIRE THÉMATIQUE : LES HOBBIES naar de disco gaan sortir en boîte het videospelletje le jeu vidéo downloaden van internet télécharger sur Internet dansen faire de la danse gitaar spelen jouer de la guitare schaken jouer aux échecs voetballen jouer au foot tekenen dessiner reizen voyager tv-kijken regarder la télé
1 Het is een jongen van dezelfde leeftijd als ik.
2 Mijn correspondentievriendin heeft blond haar
1 C’est un garçon qui a le même âge que moi.
2 Ma correspondante a les cheveux blonds en blauwe ogen. et les yeux bleus.
3 Mijn hobby’s zijn lezen en kletsen met mijn
3 Mes hobbies sont lire et bavarder avec mes vrienden. amis.
4 Ik wil een heleboel jongeren ontmoeten.
4 Je voudrais rencontrer plein de jeunes.
5 In 2013 woonde ik niet in Parijs, maar op 5 En 2013, je n’habitais pas à Paris, mais à la het platteland. campagne.
Wij hebben dezelfde hobby’s. Nous avons les mêmes passe-temps.
7 Ik schrijf het liefst in het Frans, want ik ben 7 Je préfère écrire en français, car je suis slecht in Engels. nul(le) en anglais.
8 Ik ben erg sportief, ik voetbal.
9 Hij zit in de vierde klas.
10 Schrijf me snel en stuur me een foto.
ÉCOUTER F N se rendre compte beseffen, zich realiseren avancer vervroegen libérer vrij geven, bevrijden être occupé de bezig zijn met reculer verzetten repartir weer vertrekken indispensable onmisbaar les congés payés (m pl) betaalde vakantie retourner au boulot weer aan het werk gaan rendre fou gek maken
VOCABULAIRE THÉMATIQUE : LES VACANCES bronzer zonnen faire la grasse matinée uitslapen la destination de bestemming
PARLER N F de persoonlijke gegevens les coordonnées (f pl) week- / wekelijks hebdomadaire eerst d’abord de sluiting la fermeture ontvangen accueillir het antwoordapparaat le répondeur hartstikke vachement binnenkort prochainement de haven le port elkaar weer ontmoeten se retrouver grappig / leuk drôle zich vervelen s’ennuyer
8 Je suis très sportif / sportive, je joue au foot.
9 Il est en seconde.
10 Écris-moi vite et envoie-moi une photo.
ça y est het is zover rater mislukken le / la pire het ergste, het slechtste perdre verliezen agricole landbouwla réussite het slagen, het succes oublier vergeten la chasse de jacht raccourcir verkorten parvenir à erin slagen te
l’été (m) de zomer la randonnée de wandeltocht les grandes vacances (f pl) de zomervakantie
zwemmen se baigner de mobiele telefoon le portable vervolgens ensuite iets drinken prendre un pot het bureau l’agence (f) aan zee au bord de la mer zou u zo vriendelijk willen zijn om veuillez niet geweldig pas terrible bezitten posséder terugzien revoir geopend ouvert
VOCABULAIRE THÉMATIQUE : L’AMITIÉ feestvieren faire la fête naar huis gaan rentrer terugbellen rappeler kennismaken met faire connaissance avec de afspraak le rendez-vous met vakantie gaan partir en vacances de groep la bande
1 Henri wil graag kennismaken met jouw zus. 1 Henri aimerait faire connaissance avec ta sœur.
2 Zullen we iets gaan drinken op het terras? 2 On va prendre un pot à la terrasse ?
3 Mijn broer heeft een baantje voor de 3 Mon frère a un travail pour les vacances zomervakantie. d’été.
4 Ik zal u het nummer van mijn mobiel geven. 4 Je vais vous donner le numéro de mon portable.
5 Ik ben dol op talen en ik vind het leuk om 5 J’adore les langues et j’aime rencontrer des buitenlandse jongeren te ontmoeten. jeunes étrangers.
Christian gaat een tafel voor vier personen Christian va réserver une table pour quatre reserveren om 19.00 uur. personnes à 19 heures.
7 Mijn ouders brengen hun vakantie aan zee door. 7 Mes parents passent leurs vacances au bord de la mer.
8 We zagen elkaar soms op het strand. 8 On se voyait parfois sur la plage.
9 In de vakantie is zij verliefd geworden. 9 Elle est tombée amoureuse pendant les vacances.
10 Ik hoop die aardige jongen terug te zien. 10 J’espère le revoir, ce garçon sympa.
REGARDER F N
le cours de les déçu teleurgesteld
lève-toi sta op dur zwaar, moeilijk
c’est une horreur het is verschrikkelijk la victime het slachtoffer exagérer overdrijven tranquille rustig
l’enregistrement (m) de opname discuter de praten over
VOCABULAIRE THÉMATIQUE : LES VÊTEMENTS
se balader wandelen d’un coup plotseling se mettre à beginnen met au secours ! help!
se sauver ervandoor gaan reconnu herkend aidez-nous help ons le coupable de schuldige utiliser gebruiken
l’imagination (f) de fantasie
les baskets (f pl) de sportschoenen porter dragen le blouson het jack dessous onder bleu marine donkerblauw la capuche de capuchon
LIRE F N
Pas de soucis ! (fam.) Geen probleem! le psy (fam.) de psycholoog le boulot (fam.) het werk rendre teruggeven égoïste egoïstisch voler stelen casser kapotmaken
C’est interdit. Het is verboden. Ce n’est pas la peine. Dat is niet nodig. le truc (fam.) het ding
regretter spijt hebben responsable verantwoordelijk se fâcher avec ruzie krijgen met exagérer overdrijven avoir raison gelijk hebben nécessaire noodzakelijk Ça dépend. Dat hangt ervan af. nul (fam.) waardeloos coupable schuldig garer parkeren
VOCABULAIRE THÉMATIQUE : LE CARACTÈRE doux, douce zacht honnête eerlijk sympathique aardig généreux, généreuse gul franc, franche openhartig lâche laf méchant gemeen patient geduldig hésitant aarzelend courageux, courageuse moedig
ÉCRIRE N F de dief le voleur, la voleuse de bril les lunettes (f pl) ontsnappen se sauver proberen essayer precies précis meten / lang zijn mesurer nog erger pire encore kaal chauve het wapen l’arme (f) het opsporingsbericht l’avis de recherche (m) de inwoner l’habitant (m)
dankzij grâce à de afdruk l’empreinte (f) de donsjas la doudoune het onderzoek / de enquête l’enquête (f) slank mince de verdachte le suspect stelen voler de getuige le témoin de pet la casquette verliezen (verloren) perdre (perdu) de veiligheid la sécurité
VOCABULAIRE THÉMATIQUE : LA DESCRIPTION PHYSIQUE het rode haar les cheveux roux de paardenstaart la queue de cheval de blauwe / groene / les yeux (m pl) bruine ogen bleus / verts / marron zwaarlijvig corpulent lijken op ressembler à
1 Het gaat om een vrouw van 30 jaar.
2 Zij is ongeveer 1,75 m lang.
3 Zij heeft blond / bruin / grijs / kort / lang haar.
4 De man is heel mager en kaal.
5 Hij heeft zijn bril verloren.
een lichte / donkere huidskleur avoir la peau hebben blanche / noire van gemiddelde lengte de taille moyenne het gekrulde / steile haar les cheveux frisés / raides de snor la moustache
1 Il s’agit d’une femme de 30 ans.
2 Elle mesure environ 1m75.
3 Elle a les cheveux blonds / bruns / blancs / courts / longs.
4 L’homme est très maigre et chauve.
5 Il a perdu ses lunettes.
Hij droeg ook een donkerblauw jack en Il portait aussi un blouson bleu marine et des witte sportschoenen. baskets blanches.
7 Hij droeg een groene pet met de letters NY. 7 Il portait une casquette verte avec les lettres NY.
8 Het gebeurde gisteravond, maandag 8 Ça s’est passé hier soir, lundi 13 octobre, vers 13 oktober, tegen 22.00 uur. 22h00.
9 Iemand heeft een zwarte fiets in de 9 Quelqu’un a volé un vélo noir dans le garage fietsenstalling van het station gestolen. à vélos de la gare.
10 De politie vraagt u contact op te nemen. 10 La police vous demande de la contacter.
ÉCOUTER F N fréquenté drukbezocht croiser tegenkomen pénible irritant la saleté de viezigheid à côté ernaast faire le buzz trending zijn la vue de ‘view’ se protéger elkaar beschermen réussir à erin slagen te l’humanité (f) de menselijkheid
VOCABULAIRE THÉMATIQUE : LES TRANSPORTS PUBLICS les transports publics (m pl) het openbaar vervoer le conducteur de bestuurder l’usager (m) de gebruiker
PARLER N F
verdwijnen (verdwenen) disparaître (disparu) van zwart leer en cuir noir de spullen les affaires (f pl) spellen épeler stevig robuste missen rater slechts juste de zakkenroller le pickpocket de aangifte van diefstal la déclaration de vol de rits la fermeture éclair niet letten op ne pas faire attention à het fietsslot l’antivol (m) het beroep la profession
inciter à aanzetten tot / stimuleren les ordures (f pl) het afval le gobelet het bekertje la convivialité de gezelligheid applaudir applaudisseren se rendre à gaan naar surveiller in de gaten houden avertir waarschuwen la couverture de deken considérable aanzienlijk
l’heure de pointe (f) het spitsuur l’embarquement (m) het aan boord gaan (van vliegtuig of boot) décoller opstijgen
snijden couper aangeven déclarer beschrijven décrire verlaten abandonner de verdwijning la disparition zich wenden tot s’adresser à vierkant carré schreeuwen crier dichterbij komen s’approcher rood en kort haar hebben avoir les cheveux roux et courts duwen pousser het treinkaartje le billet de train
VOCABULAIRE THÉMATIQUE : À LA POLICE de pincode le code personnel zeker zijn être sûr een aanklacht indienen porter plainte de bankpas la carte bancaire iemand aanhouden arrêter quelqu’un de politieman/-vrouw le policier, la policière de aanvaller l’agresseur (m) pinnen retirer de l’argent
1 Ik wil graag aangifte doen van diefstal. 1 Je voudrais faire une déclaration de vol.
2 Kunt u uw achternaam spellen?
3 Wat is er gebeurd?
4 Er stond een man naast mij.
5 Kunt u deze man precies beschrijven?
2 Vous pourriez épeler votre nom de famille ?
3 Qu’est-ce qui s’est passé ?
4 Il y avait un homme à côté de moi.
5 Vous pouvez décrire précisément cet homme ?
Hij was van gemiddelde lengte, hij had rossig Il était de taille moyenne, il avait les cheveux haar. Hij was nogal dik. roux. Il était plutôt gros.
7 Ik heb niet echt op zijn gezicht gelet. 7 Je n’ai pas vraiment fait attention à son visage.
8 Ik kan mijn portemonnee niet vinden. 8 Je n’arrive pas à trouver mon porte-monnaie.
9 Hij is van zwart leer, vierkant met een rits. 9 Il est en cuir noir, carré, avec une fermeture éclair.
10 Je kunt beter naar de politie gaan.
10 Il vaut mieux aller à la police.
• Associez les mots de la colonne A aux mots
Verbind de woorden uit kolom A met de woorden de la colonne B. uit kolom B.
• Choisissez à quel(s) dialogue(s) correspondent Kies de dialoog / dialogen die bij de volgende les sujets suivants. onderwerpen hoort / horen.
• Choisissez le mot correct et notez-le. Kies het juiste woord en schrijf het op.
• Choisissez le mot qui convient à l’aide Kies met behulp van de context het woord dat in du contexte. de zin past.
• Cochez le résumé qui correspond. Kruis de samenvatting aan die erbij hoort.
• Comparez vos réponses.
Vergelijk jullie antwoorden.
• Complétez la grille / le schéma. Vul het schema in.
• Complétez la phrase avec le mot qui convient. Vul het woord in dat in de zin past.
• Complétez le champ lexical. Vul het woordweb in.
• Complétez le résumé. Vul de samenvatting aan.
• Complétez les phrases à l’aide des mots donnés. Vul de zinnen aan met behulp van de gegeven woorden.
• Corrigez les affirmations suivantes. Verbeter de volgende beweringen.
• Écrivez les mots du rébus, puis traduisez Schrijf de woorden van de rebus op en vertaal daarna la phrase. de zin.
• Élève A pose une question, élève B répond par Leerling A stelt een vraag, leerling B antwoordt une phrase complète. met een hele zin.
• Faites des phrases complètes. Maak hele zinnen.
• Faites l’auto-évaluation. Maak de diagnostische toets.
• Faites le dialogue / l’interview. Voer de dialoog. / Houd het interview.
• Faites le résumé. Maak de samenvatting.
• Faites les questions d’examen Maak de examenvragen.
• Il reste deux mots. Er blijven twee woorden over.
• Les phrases forment une histoire. De zinnen vormen een verhaal.
• Lisez le titre, l’introduction et les intertitres. Lees de titel, de inleiding en de tussenkopjes.
• Lisez les annonces. Lees de berichtjes.
• Mettez les phrases dans le bon ordre. Zet de zinnen in de juiste volgorde.
• Notez la lettre correspondante. Noteer de bijbehorende letter.
• Notez les phrases où il donne des informations Noteer de zinnen waarin hij informatie geeft over sur ses loisirs. zijn hobby’s.
• Notez quelques mots-clés en français pour Schrijf een paar steekwoorden op in het Frans om justifier votre réponse. je antwoord te onderbouwen.
• Préparez-vous. Bereid je voor.
• Regardez la première séquence avec Bekijk de eerste scène met ondertiteling. les sous-titres.
• Regardez le court métrage en entier, Bekijk de korte film in zijn geheel, sans les sous-titres. zonder ondertiteling.
• Remplacez les mots en italique par Vervang de schuingedrukte woorden door d’autres mots. andere woorden.
• Résumez l’annonce en 50 mots. Vat het bericht samen in 50 woorden.
• Soulignez la traduction correcte Onderstreep de juiste vertaling van de des mots en gras. vetgedrukte woorden.
• Soulignez le mot correct et notez la traduction. Onderstreep het juiste woord en schrijf de vertaling op.
• Soulignez les fautes que vous entendez. Onderstreep de fouten die je hoort.
• Traduisez les mots ci-dessous. Vertaal de onderstaande woorden.
• Traduisez les mots que vous avez choisis. Vertaal de woorden die je hebt gekozen.
• Utilisez le contexte. Gebruik de context.
• Vous retrouverez ces mots dans le texte. Deze woorden vind je straks terug in de tekst.
In het Manuel lees je hoe je gebruikmaakt van je woordenboek voor het kiezen van de juiste woordsoorten, verbindingswoorden en voorzetsels, en hoe je de betekenis van uitdrukkingen achterhaalt.
WOORDSOORT EN CONTEXT
a Om welke woordsoort gaat het? Kruis aan. Zoek daarna de betekenis op in je woordenboek en vul de Franse zin aan.
1 Ik reis veel voor mijn werk. ◯ werkwoord ◯ zelfstandig naamwoord
Je beaucoup pour mon travail.
2 Hij weegt slechts 50 kilo, dat is erg licht
◯ bijvoeglijk naamwoord ◯ zelfstandig naamwoord
Il ne pèse que 50 kilos, c’est très .
b Kruis de juiste betekenis aan, zoek de Franse vertaling op in je woordenboek en vul de zin aan.
1 Heb je de rekening voldaan? ◯ betaald ◯ tevreden ◯ vol
As-tu l’addition ?
2 Dit horloge loopt gelijk ◯ direct ◯ even groot ◯ op tijd
Cette montre est .
3 Voor die actie gaan we geld ophalen ◯ inzamelen ◯ omhoog halen ◯ opfrissen (van kennis)
Pour cette action, on va de l’argent.
c Vul de Franse zin aan met behulp van je woordenboek.
1 Geef me een seintje als je bent aangekomen. Fais-moi quand tu es arrivé.
2 Dat is gemakkelijk te leren. Cela facilement.
3 Ik wil alleen weten of je blijft eten. Je veux savoir si tu restes à dîner.
4 Hij vroeg altijd waar ik op vakantie ging. Il me toujours où j’allais en vacances.
5 Er zijn veel armen in de wereld. Il y a beaucoup de dans le monde.
VERBINDINGSWOORDEN EN VOORZETSELS
Zoek het verbindingswoord of voorzetsel op in je woordenboek. Kies het woord dat in de zin past.
1 il est entré dans le salon, tout le monde était là. toen
2 Il a hésité d’abord, et il a dit : d’accord. toen
3 Je n’aime pas les chiens je suis très allergique. omdat
4 elle était malade, elle n’a pas pu venir. omdat
5 L’étudiant travaille moniteur dans une colonie de vacances. als J’ai accompli ce défi 24 heures ! binnen
7 trois jours, les vacances vont commencer. over
8 Je n’ai pas d’argent moi. bij
9 Tu vas souvent tes grands-parents ? naar
10 Ce soir, je ne vais pas rentrer onze heures. voor
Lees de uitdrukkingen en doe voor iedere uitdrukking het volgende:
a Probeer eerst de betekenis te raden.
b Zoek daarna de uitdrukking op in je woordenboek en onderstreep het woord in de zin waarmee je de betekenis van de uitdrukking hebt gevonden.
c Noteer de betekenis of een gelijkwaardige uitdrukking in het Nederlands.
1 Avoir le cœur sur la main.
2 Retrousser ses manches.
3 Une goutte d’eau dans la mer.
4 Donner sa langue au chat.
5 Loin des yeux, loin du cœur.
Revenons à nos moutons.
7 C’est en forgeant qu’on devient forgeron.
8 Tomber dans les pommes.
9 Il n’a pas la lumière à tous les étages.*
10 Tu en fais tout un fromage !*
* Gebruik voor deze uitdrukkingen het internet als je de betekenis niet in een woordenboek kunt vinden.
BRETAGNE
Les départements
Haut-Rhin 69 Rhône 70 Haute-Saône
Saône-et-Loire
Sarthe
Haute-Savoie
Seine-Maritime
Seine-et-Marne 78 Yvelines 79 Deux-Sèvres 80 Somme
Tarn
Tarn-et-Garonne
Var
Vaucluse
Vendée
Vienne
Haute-Vienne
Vosges
Yonne 90 Territoire de Belfort 91 Essonne 92 Hauts-de-Seine 93 Seine-Saint-Denis 94 Val-de-Marne 95 Val-d’Oise
01 La Défense
L’Arc de triomphe
La tour Eiffel
L’hôtel des Invalides
La tour Montparnasse
La gare Montparnasse
Le jardin du Luxembourg
Le musée d’Orsay
Le musée du Louvre
Le jardin des Tuileries
La gare du Nord
18 La gare de l’Est 19 Le Centre Pompidou / Beaubourg
La place de la République
Notre-Dame 22 La place de la Bastille
L’Opéra Bastille 24 La gare de Lyon
La gare d’Austerlitz 26 La Bibliothèque nationale 27 Disneyland Paris 28 La Villette (Cité des sciences et de l’industrie) 29 Le Stade de France 30 L’aéroport Roissy-Charles de Gaulle 31 Le Marché aux Puces de Saint-Ouen 32 Le musée Picasso
33 La Fondation Louis Vuitton
Concept Nardy Frijters-Getkate, Patrick Schuitema, Esther Tiggelers
Vormgeving en opmaak Crius Group
Vormgeving omslag
Redactie
Eduardo Media
Liesbeth van der Hagen, Marieke Smeenk, Annet Talsma, Daniëlla Zoon
Foto’s omslag (locatie: Annecy)
Shutterstock: Armando Oliveira (achterzijde), Queenmoonlite Studio (voorzijde), Georgios Tsichlis (voorzijde), ViDI Studio (voorzijde)
Illustraties
Michel de Boer: p. 56, 82 108, 136, 152, 164, 167
MetroParis: p. 50, 51
Ontwerphaven: p. 15, 19, 21, 38, 39, 44, 45, 67, 72, 73, 93, 99, 119, 125, 139, 148, 153
Shutterstock: Karina Bostanika (p. 49), Classic vector (p. 49), lemono (p. 49), Bakhtiar Zein (p. 49), Emojoez (p. 93), Mascha Tace (p. 93), Artem Musaev (p. 99), Shizayats (p. 99), i3alda (p. 119), Aleksandra Novakovic (p. 119), Areipa.lt (p. 125), Mamanamsai (p. 125), Venimo (p. 125), GoodStudio (p. 129), Anna Chelnokova (p. 148), Monbibi (p. 153), Antikwar (p. 158), Danilo Sanino (p. 158), Matthew Cole (p. 163), ImageCatalog (p. 163), Juliar Studio (p. 163), MSSA (p. 163), Eva Picasso (p. 163), Igor Shy (p. 163), Naddya (p. 163), Spreadthesign (p. 163)
Foto’s
Commons Wikimedia: Guillaume Baviere (p. 158)
Hollandse Hoogte: Gwendoline Le Goff /Panoramic (p. 62-63)
Image Select: Album Robert Doisneau (p. 112)
iStock: Mila_1989 (p. 158)
Els Mulder-van Franeker: (p. 158)
Shutterstock: Inna Felker (p. 10-11), Binh Thanh Bui (p. 14), Jurate Buiviene (p. 14), Filmfullphoto (p. 14), Rob Hainer (p. 14), Sergey Peterman (p. 14), Plamen (p. 14), Halfpoint (p. 15), Sylvie Bouchard (p. 19), Chernenko Timofey (p. 19), Ivonne Wierink (p. 19), Pinkcandy (p. 21), Julia Tsokur (p. 21), Transavia (p. 26), Wavebreakmedia (p. 26), Arenysam (p. 34-35), Guas (p. 38), Dboy Studio (p. 39), Edyta Pawlowska (p. 39), Rido (p. 39), Sielemann (p. 39), Rui Vale Sousa (p. 39), Beauty of Life (p. 45), Ollyy (p. 46), Edyta Pawlowska (p. 46), Stockeyimages (p. 46), Karina Bostanika (p. 51), Divers (p. 51), EQRoy (p. 51), Jacob Lund (p. 51), Moomin201 (p. 51), Pio3 (p. 51), Africa Studio (p. 59), Alexey Boldin (p. 59), Pixel Embargo (p. 59), Pukach (p. 59), Rolf E. Staerk (p. 60), Diego Cervo (p. 67), Samuel Borges Photography (p. 73), Olena Zaskochenko (p. 73), TalseN (p. 86), Ekaterina Pokrovsky (p. 88-89), Ruth Black (p. 97), Design56 (p. 97), Everything (p. 97), GorillaAttack (p. 97), Monica Iniesta (p. 97), Karkas (p. 97), Elena Kharichkina (p. 97), Mivr (p. 97), Peteri (p. 97), Gordana Sermek (p. 97), Angelika Smile (p. 97), Vitalii Tiagunov (p. 97), Jiang Zhongyan (p. 97), Stefano Cavoretto (p. 98), Conrado (p. 98), Iakov Filimonov (p. 98), Dima Sidelnikov (p. 101), Aliasemma (p. 102), Fasphotographic (p. 102), Veniamin Kraskov (p. 102), Ivonne Wierink (p. 102), Carlos Barquero (p. 103), Ekaterina Pokrovsky (p. 114-115), lenetstan (p. 119), Stokkete (p. 119), Poznyakov (p. 124), Africa Studio (p. 125), RossHelen (p. 128), Christine Langer-Pueschel (p. 135), Mila Supinskaya (144, 196), Paul Bé du (p. 148), Robert Granstrom/TT (p. 148), David Slater (p. 148), Karen Mandau (p. 158), Mongaman (p. 168) M. Vistatic: p. 51
Stills
Vector Films: p. 12, 64, 91, 116, 147
Als je in Frankrijk bij een benzinestation, wegrestaurant of supermarkt libre service ziet staan, weet je dat het om ‘zelfbediening’ gaat.
Je moet zélf aan de slag, je maakt keuzes, je gaat op je eigen manier te werk. Met Libre Service leer je de Franse taal op jouw manier!
Auteurs
Louise Bakker
Lara ten Broeke
Fietje Hoyer
Françoise Lomier
Els Mulder-van Franeker
Bert Nap
Patrick Schuitema
Jeanine van der Velde
Judith Visser
Eindredactie
Ann Brohm
Emily Palmer