NEDERLANDS
Leerwerkboek A
1 vmbo-kgt
Naam:
Klas:
Leerwerkboek A
1 vmbo-kgt
Naam:
Klas:
1 vmbo-kgt
Leerwerkboek A
Alinde Haan
Anneke Luijendijk
Geertje Plug
Elles van Pol
Erica Renckens
Jante Rittersma
Rosa Scheffer
Marion Simon
Susanne Thomas
Martine van de Ven
Stephan Verhoeff
Judit Verlouw
1 vmbo-bk vmbo-kgt vmbo-gt/havo havo/vwo vwo
2 vmbo-bk vmbo-kgt vmbo-gt havo/(vwo) vwo
3 vmbo-b vmbo-k vmbo-gt havo vwo
4 vmbo-b vmbo-k vmbo-gt
Bureauredactie
MR Taal
Vormgeving
Studio Michelangela
Over ThiemeMeulenhoff
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt slimme flexibele leeroplossingen met een persoonlijke aanpak. Voor elk niveau en elke manier van leren. Want niemand is hetzelfde.
We combineren onze kennis van content, leerontwerp en technologie, met onze energie voor vernieuwing. Om met en voor onderwijsprofessionals grenzen te verleggen. Zo zijn we samen de motor voor verandering in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs.
Samen leren vernieuwen.
www.thiememeulenhoff.nl
ISBN 978 90 0663428 0
Eerste druk, eerste oplage 2024
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2024
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën,
Omslagfotografie
Studio Kluif
Opmaak
Crius Group
opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl).
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
Structuur
hoofdstuk inhoud
thema Aan de hand van een thema werk je aan je taalvaardigheid. Je gaat aan de slag met het interpreteren, beoordelen en geven van informatie. Je leest, beluistert en schrijft teksten en je oefent met het voeren van gesprekken en met presenteren. Tegelijkertijd werk je aan persoonlijke vaardigheden zoals bronnen kritisch lezen, en je mening vormen over wat je leest. Daarnaast vergroot je je woordenschat met schooltaalwoorden en woorden uit de teksten.
fictie In deze hoofdstukken gaat het over de kracht van het verhaal. Je maakt kennis met verschillende verhalen, je leest en vertelt verhalen en je luistert ernaar. Je leert praten, schrijven en presenteren over de verhalen die je leest en je leert hoe je zelf verhalen kunt schrijven.
taalverzorging grammatica Je leert met welke woordsoorten en zinsdelen zinnen kunnen worden opgebouwd, zodat je dit in teksten op de juiste manier kunt toepassen.
spelling Je oefent de regels van spelling en leestekens, zodat je deze in teksten op de juiste manier toepast.
formuleren Je leert zinnen logisch en goed op te bouwen, zodat je in teksten of gesprekken correcte zinnen kunt formuleren.
taalbewustzijn Je leert meer over taalgebruik, taalvarianten en woordvorming, zodat je meer inzicht krijgt in het verschijnsel taal.
• Formatieve evaluatie: De thematische hoofdstukken en fictiehoofdstukken werken toe naar een eindopdracht waarin je alles uit het hoofdstuk toepast. Deze hoofdstukken sluiten af met een terugblik waarin je terugkijkt op het hoofdstuk, jezelf beoordeelt en bepaalt wat je beter wilt doen.
• Zelftoets en dictee: In de hoofdstukken taalverzorging sluit je de onderdelen grammatica, spelling en formuleren af met een zelftoets. Bij spelling kun je ook oefenen met een dictee.
• Differentiatie: Wil je verder oefenen op jouw niveau? Online vind je extra oefeningen op verschillende niveaus bij de thematische hoofdstukken en de hoofdstukken taalverzorging.
Licentie
Alle opdrachten en theorie staan ook in de online leeromgeving. Daar kun je ook extra oefenmateriaal vinden, bijvoorbeeld van andere niveaus en andere leerjaren.
Taalvaardigheden
Lezen, luisteren, schrijven, spreken, fictie
Vakoverstijgende vaardigheden
Bijv. begrijpen, analyseren, interpreteren, discussiëren, samenvatten
Wij zijn taal
Taalkennis Spelling, grammatica, formuleren, woordenschat, taalbewustzijn
Ontwikkeling identiteit
Bijv. kitisch denken, sociaal-culturele vaardigheden, samenwerking, motivatie, bewustzijn van de kracht van taal
H1 Verhalen over mensen H2 Taalverzorging 1 H3 Nieuws
- Sociale en culturele vaardigheden
1 Start: Introductie fictie
1 Grammatica
Woordsoorten: - Zelfstandig naamwoord - Lidwoord - Werkwoord Zelftoets en differentiatie
- Kritisch denken - Informatievaardigheden
1 Start: Over nieuws Woordenschat (online)
2 Duik in een verhaal
Caja Cazemier, Vuurspuwen
- Leestips
2 Spelling - Leestekens (. ? !) - Hoofdletters - Lettergrepen - Korte en lange klanken
Spellingregels: - Meervoud Zelftoets, dictee en differentiatie
3 Over verhalen
Mijke Pelgrim, Dex, over vrienden en andere bagage
- Boeken kiezen - Fictie en non-fictie - Hoofdpersoon en bijfiguren
- Personen beschrijven
4 Verhalen vertellen
- Verhaal voorlezen
- Feedback geven en feedback krijgen
- Verhaal vertellen
Eindopdracht
1 Boek lezen en profielpagina maken
2 Voorleespodcast maken
Terugblik en differentiatie (keuze)
3 Formuleren
- Leestekens - Hoofdletters - Afkortingen - Hele zinnen
Zelftoets en differentiatie
2 Nieuws voor jou Nieuwsbericht herkennen en schrijven
- Nieuwsberichten - 5W+1H-vragen
3 Nieuws en nieuwsberichten Nieuwsbericht beoordelen en schrijven
- Titel, tussenkopjes, bronvermelding - Schrijfdoelen en tekstsoorten
H4 Taalverzorging 2 H5 Sociale media
- Communiceren - Mediawijsheid
1 Grammatica Woordsoorten: - Persoonsvorm - Hele werkwoord
- Voltooid deelwoord
Zinsdelen:
- Werkwoordelijk gezegde - Splitsbaar werkwoord Zelftoets en differentiatie
2 Spelling
Werkwoordspelling: - Ik-vorm
- Werkwoorden vervoegen - Persoonsvorm tegenwoordige tijd Zelftoets, dictee en differentiatie
1 Start: Over sociale media Woordenschat (online)
2 Jongeren en sociale media
Oplossingen bij een video beschrijven
- Onderdelen van een tekst - Tekst en beeld
3 Formuleren
- Formeel en informeel taalgebruik - Begrijpelijke woorden en zinnen
- Stopwoorden Zelftoets en differentiatie
3 Veilig omgaan met sociale media E-mail schrijven
- Manieren van luisteren - Alinea - Publiek - E-mail schrijven
4 Taalbewustzijn
- Trappen van vergelijking
4 Wanneer is iets nieuws? Nieuws beoordelen
- Aantekeningen maken
- Onderwerp en deelonderwerp
5 Beoordelen of nieuws waar is Nepnieuwsbericht schrijven en presenteren
- Nepnieuws en verzonnen nieuws - Stem en houding
Eindopdracht Nieuwsshow presenteren
Terugblik en differentiatie (bk en gt/h)
4 Taalbewustzijn - Vaktaal - Jongerentaal - Sociale media
4 Leren van sociale media Instructie schrijven
- Schrijfdoelen en tekstsoorten - Instructie
5 Jezelf zijn op sociale media Vlog maken
- Gesprek voeren
Eindopdracht Blog schrijven
Terugblik en differentiatie (bk en gt/h)
H6 Spannende verhalen
- Probleemoplossend denken en handelen
1 Start: Introductie fictie
2 Duik in een verhaal
Maren Stoffels, Lock down
- Leestips
3 Over verhalen
Rob Ruggenberg, Piratenzoon
- Tijd in een verhaal
- Spanning - Leeservaring
H7 Taalverzorging 3
H8 Reclame H9 Taalverzorging 4
- Samenwerken
- Creatief denken
1 Grammatica
Zinsdelen:
- Zin - Zinsdeel
- Bouwplan van een zin
- Zinsdelen herkennen
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp
Zelftoets en differentiatie
2 Spelling
Spellingregels:
- Leestekens (: ,) - Hoofdletters
Werkwoordspelling:
- Persoonsvorm verleden tijd
Spellingregels:
- Verkleinwoorden
Zelftoets, dictee en differentiatie
3 Formuleren
- Hoofdletters - Leestekens
Herhaling:
- Hele zinnen
- Formeel en informeel taalgebruik
- Afkortingen
Zelftoets en differentiatie
4 Verzinnen en vertellen
- Verhaal vertellen
- Spannend vertellen
- Verhaalsoorten
Eindopdracht
1 Fotoverhaal maken
2 Spannend verhaal vertellen
Terugblik en differentiatie (keuze)
4 Taalbewustzijn - Beeldtaal
1 Start: Over reclame Woordenschat (online)
1 Grammatica Woordsoorten:
- Bijvoeglijk naamwoord
- Voorzetsel
- Persoonlijk voornaamwoord
- Bezittelijk voornaamwoord
Zelftoets en differentiatie
H10 Vrije tijd
- Kritisch denken
- Zelfregulering
1 Start: Over vrije tijd Woordenschat (online)
H11 Spelen met taal
1 Start: Introductie fictie
2 Reclame werkt!
Maar hoe?
Reclamespot presenteren
- Schrijfdoelen en tekstsoorten
- Inleiding, middenstuk, slot
- Aantekeningen maken
- Een presentatie geven
3 Reclametaal en verleidingstrucs
Advertentie schrijven
- Feit en mening
- Slogans
4 Kritisch kijken naar reclame
Flyer schrijven
- Publiekgerichtheid
- Schrijfdoelen en tekstsoorten
5 Andere soorten reclame
Ideële reclame presenteren
- Stemgebruik en lichaamshouding
Eindopdracht
Reclamefilm maken
Terugblik en differentiatie (bk en gt/h)
2 Spelling
Werkwoordspelling:
- Werkwoordsvormen
- Voltooid deelwoord
Spellingsregels:
- Bijvoeglijk naamwoord
- Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Zelftoets, dictee en differentiatie
3 Formuleren
- Bijzonder taalgebruik
- Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Herhaling:
- Hoofdletters en leestekens
- Hele zinnen
- Formeel en informeel taalgebruik
Zelftoets en differentiatie
4 Taalbewustzijn
- Samenstellingen
2 Verspillen of gebruiken
Interview houden en advertentie maken
- Manieren van lezen
- Kernzin
2 Duik in een verhaal
Barry Jonsberg, Een lied dat alleen ik kan horen
- Leestips
3 Bewegen of stilzitten
Informatieposter maken
- Informatie zoeken
- Hoofdzaken, bijzaken
- Informatie beoordelen
- Schrijfdoelen en tekstsoorten
4 Samen of alleen Alinea schrijven
- Schrijven voorbereiden
5 Voor jezelf of voor een ander
Tekst schrijven
- Tekst opmaken
- Tekst en beeld
- Schrijfplan maken
Eindopdracht Tijdschriftpagina maken
Terugblik en differentiatie (bk en gt/h)
3 Over verhalen
Annet Schaap, Lampje
- Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
4 Gedichten - Gedichten - Bijzonder taalgebruik - Rijm
Eindopdracht
1 Gedicht voordragen
2 Gedicht schrijven
Terugblik en differentiatie (keuze)
In de leerwerkboeken kom je de volgende symbolen tegen.
Ga naar de Op niveau-website of zoek iets op internet.
Je werkt aan de vaardigheid Lezen.
Je werkt aan de vaardigheid Kijken.
Je werkt aan de vaardigheid Luisteren.
Je werkt aan de vaardigheid Schrijven.
Je werkt aan de vaardigheid Spreken of Gesprekken.
Werk aan je persoonlijke ontwikkeling én aan Nederlands
Werk samen met een of meer klasgenoten.
Het cijfer op het boek geeft het niveau van het leesfragment aan.
Bij deze opdracht gebruik je strategieën van Woordenschat.
Vertel jij wel eens een echt gebeurd verhaal, bijvoorbeeld over wat je beleefd hebt? Of geniet je van een verzonnen verhaal in een game, film, serie, podcast of boek?
Van welke verhalen houd jij?
Je leert:
1 herkennen wat een ander voelt;
2 verschillende soorten verhalen herkennen;
3 verhalen kiezen die je leuk vindt;
4 personen en hun rol in verhalen beschrijven;
5 uitleggen wat je door een verhaal voelt;
6 een verhaal voorlezen;
7 een verhaal vertellen.
1 Wat ga ik leren?
Bekijk de leerdoelen van dit hoofdstuk.
Wat vind jij belangrijk om te kunnen?
Start
• Je kijkt vooruit naar de dingen die je in dit hoofdstuk gaat leren.
2 Verzin een smoes!
Stel je voor: na school ga je met een vriend of vriendin mee naar huis. Je hebt dit niet aan je ouders laten weten. Je bent veel te lang weggebleven. Als je thuiskomt, is je moeder of vader boos.
a Wat is er onderweg naar huis gebeurd? Verzin een fantastische smoes.
b Vertel jouw smoes aan een klasgenoot. Wie van jullie heeft het beste verhaal verzonnen?
a Verhalen kom je overal tegen.
Van welke verhalen geniet jij het meest?
Sociale media Games Film en series Boeken
□ Sociale media – Ik bekijk of maak stories of video's.
□ Films en series – Ik kijk naar films of series.
□ Games – Ik speel een game met een verhaal.
□ Boeken – Ik lees een boek.
□ Podcasts – Ik luister naar een podcast.
□ Songteksten – Ik luister bij muziek naar de tekst.
□ Gedichten – Ik lees gedichten.
b Sommige mensen houden veel van het lezen van verhalen, andere minder. Wat voor lezer ben jij?
Leesverslaafde
Ik ben dol op lezen!
Plezierlezer
Ik vind lezen best leuk.
Af-en-toe-lezer
Ik lees soms.
Niet-lezer
Ik lees alleen als het moet.
Je leert:
• herkennen wat een ander voelt;
• uitleggen wat je door een verhaal voelt.
4 Verhaal lezen
Lees het verhaal Vuurspuwen.
a Fien gaat kijken naar het nieuwe huis van haar nieuwe gezin.
Hoe zou jij je voelen als je dit zou meemaken?
Als je het zelf al hebt meegemaakt, schrijf dan op hoe je je toen voelde.
b Welke drie dingen in de nieuwe situatie maken Fien blij?
Markeer de zinnen in de tekst.
c Wat bedoelt de schrijver met de volgende zinnen?
1 Hier hebben we eindelijk ruimte om adem te halen. (regel 1-2)
2 Verbluft kijkt Fien van Felix naar haar moeder. (regel 94)
3 Fien spuugt de woorden uit. (regel 102)
d Op het moment dat Fien de woorden uitspuugt, heeft ze een gevoel. Welk gevoel is dat?
e Noteer drie zinnen uit het verhaal waaraan je kunt zien hoe Fien zich voelt.
f Waarom denk je dat het boek Vuurspuwen heet? Tip: Spuwen en spugen zijn hetzelfde.
De ouders van Fien zijn gescheiden. Zowel haar vader als haar moeder hebben een nieuwe relatie. Fien gaat voor het eerst kijken in het nieuwe huis waar zij komt te wonen, samen met haar moeder, de vriend van haar moeder Felix én zijn kinderen Jur en Jasmijn.
Haar moeder straalt. ‘Wacht maar tot je binnen bent! Hier hebben we eindelijk ruimte om adem te halen!’ Ze doet de deur wijd open.
‘Kom binnen.’
Ze stappen een hoge gang in met een marmeren vloer. De deuren die op de gang uitkomen, zijn versierd met houtsnijwerk. Ze gaan de woonkamer in, waar schuifdeuren de langwerpige ruimte in drieën verdelen: voorkamer, achterkamer en serre. Fiens blik glijdt over de ouderwetse schouw en de schuifdeuren met kleurige glas-in-loodraampjes. Die zijn wel geinig.
‘Wat chic! En wat een ruimte, zeg!’ Fiens stem galmt in de lege kamers. ‘Die Felix van jou verdient goed dat hij dit kan betalen.’
‘Fien, alsjeblieft...’
‘Hebben jullie wel genoeg spullen om dit allemaal in te richten?’ Fien ziet al halflege kamers voor zich.
‘Er komen twee huishoudens bij elkaar,’ antwoordt haar moeder, ‘dus dat komt helemaal goed.’
Fiens maag trekt zich samen. Twee huishoudens bij elkaar
De houten vloer kraakt zacht als ze naar de serre loopt. ‘Wauw!’ De tuin is dieper dan je zou verwachten bij een huis in de stad. Vooraan is een terras en dan een stuk gras met een paadje naar achter, waar het vol staat met bloemen en struiken. Links is een schuur. Haar moeder doet de serredeuren open. ‘Je kunt hier zo naar buiten lopen!’
Alsof dat in ons eigen huis niet kan! Thuis hebben ze ook een tuin, al kan die tien keer in deze, maar een tuin is een tuin. Fien houdt zich in. Ze laat haar moeder enthousiast zijn over dit alles. En ze is best blij voor haar, want sinds ze Felix kent, is ze een stuk vrolijker en relaxter. Dat is het goeie eraan.
Ze lopen de keuken in. ‘Kijk Fien, een bijna gloednieuwe keuken! Mooi fornuis, hè? En een kokendwaterkraan, zo handig!’
Dan gaan ze de trap op, naar de eerste verdieping, en ondertussen vertelt haar moeder wat er moet gebeuren voor ze erin kunnen trekken: een verfje hier, wat stucwerk daar. En in een van de kamers zegt ze: ‘Die muur wordt opengebroken, dan hebben Felix en ik een mooi grote slaapkamer. En de badkamer gaan we aanpakken. De werkmannen beginnen morgen. O, het wordt zo mooi!’
Maar hoe harder haar moeder straalt, hoe chagrijniger Fien wordt. Ze kan er niks aan doen.
‘Wat wordt mijn kamer?’ vraagt Fien terwijl ze door de slaapkamers op de tweede verdieping lopen. Ondertussen zit ze al te bedenken welke zij zou willen.
‘Daar moeten we het nog over hebben,’ antwoordt haar moeder. ‘Maar we hebben kamers genoeg! Iedereen een eigen kamer!’ Ze juicht bijna.
Logisch toch, iedereen een eigen kamer?! Fien zucht.
Haar moeder omhelst haar. ‘Ik krijg ook een eigen kamer, straks heb ik alle ruimte voor mijn stofjes en hoef ik niet meer elke keer mijn naaimachine op te ruimen als we gaan eten!’
Ineens horen ze beneden een mannenstem roepen: ‘Ik ben er, hoor!’
Haar moeder laat Fien los en roept naar beneden: ‘Joehoe!
We zijn boven!’
Straks is hij er altijd, schiet het door Fien heen.
Felix holt met energieke passen de trap op. Hij komt zo uit zijn werk, hij heeft zijn nettemenerenpak nog aan. Fien kijkt snel de andere kant op als hij haar moeder zoent.
Daarna groet hij Fien.
‘Nou, wat vind je ervan?’
Fien knikt. ‘Ja, aardig.’
‘Fantastisch huis, hè?! Zie je het zitten om hier te gaan wonen?’
wil hij weten. Ook bij hem spat het enthousiasme ervan af.
‘De kamers zijn oké,’ zegt ze.
‘Fien!’ protesteert haar moeder. ‘Een beetje positief, graag.’
Dit was positief. Fien kijkt naar de laatste trap. ‘Ik ga op zolder kijken.’
Ze laat haar moeder en Felix achter zich en loopt de smalle traptreden op, verder naar boven. Daar komt ze op een schemerige overloop met een schuin dak dat aan de binnenkant met hout is afgetimmerd. Er is alleen een klein klapraampje. Een deur leidt naar een zolderkamer, verrassend groot en licht ineens. Fien kijkt naar de schuine wanden met links en rechts een dakkapel zodat de kamer wat meer ruimte krijgt. Aan de ene kant kijk je op de straat uit, aan de andere kant kijk je tegen de dakkapel van de buren aan. Je zou zó bij elkaar naar binnen kijken als er geen raamfolie tegen het glas was geplakt.
Fien doet dat raam open, en snuift de frisse lucht op. Ze zet zich met haar handen af op de vensterbank en hijst zichzelf moeiteloos omhoog. En dan staat ze in de dakgoot. Of eigenlijk zijn het twee dakgoten: die van hen en die van de buren, tussen de schuine daken. Een prachtige plek om te zitten!
Wauw, echt te gek! Hier houdt ze van, raar maar waar, het is een tic van haar om altijd de hoogste plek op te zoeken. Deze kamer moet ze hebben! Bovendien is vanaf hier de afstand tot de rest van de familie het grootst.
Genietend zit ze in de dakgoot. Een lichte zomerbries streelt haar wangen. Ja, hier wil ze wel wonen!
‘Fien!’ hoort ze roepen. ‘Waar ben je?’
Ze komt overeind en springt soepel de kamer in. ‘Deze kamer wil ik!’
‘Hé, wat doe jij nou?’ Vanuit de deuropening kijken haar moeder en Felix haar aan, haar moeder met schrik op haar gezicht, Felix met een afkeurende trek om zijn mond.
‘Zat jij nou in de dakgoot?’ Dat Felix dit belachelijk vindt, druipt van zijn gezicht.
‘Deze kamer wil ik,’ herhaalt Fien zonder antwoord te geven op haar moeders vraag, want die weet best dat ze van klimmen houdt. En Felix hoeft ze geen antwoord te geven.
‘Nou...’ zegt haar moeder, terwijl ze Felix aankijkt. ‘We hadden het er net over...’
‘We hebben besloten dat de oudste eerst mag kiezen,’ zegt Felix op een toon die geen tegenspraak duldt. ‘Dat leek ons het eerlijkst.’
Fien kijkt hem aan. ‘Maar ik ben de oudste!’ Haar leven lang al, dubbel zelfs, want ook in het huis van haar vader is zij de oudste.
Haar moeder heeft maar één kind, dat is zij, en ze is ook de oudste dochter van haar vader.
‘Jij bent bij je moeder de oudste en Jur is bij ons de oudste,’ zegt Felix. Want ja, Felix heeft twee kinderen: Jur en Jasmijn.
‘Maar Jur en ik zijn allebei vijftien!’ protesteert Fien. ‘Even oud dus. Ik wil deze kamer echt heel graag!’
‘Jur is een paar maanden ouder...’ Felix zegt het met alweer zo’n dwingende stem.
Verbluft kijkt Fien van Felix naar haar moeder, die zegt: ‘Hij is van jullie drie het oudst. Je hebt nu een andere plek in de rij van kinderen...’ Fien hapt naar lucht. ‘Waar slaat dat op?!’
‘Je moeder en ik nemen de grote slaapkamer op de eerste verdieping,’ gaat Felix onverstoorbaar verder. ‘En die andere kamer op die verdieping wordt de naaikamer van je moeder. We hadden gedacht dat jullie, meisjes, mooi samen op de tweede verdieping kunnen en Jur hier op zolder. Er zijn drie kamers op de tweede verdieping, daar mag jij het eerst uit kiezen.’
‘Dus we mogen helemaal niet kiezen?’ Fien spuugt de woorden uit. ‘Jullie hebben alles toch al besloten.’
‘Nee, hoor,’ zegt haar moeder.
‘Ja, inderdaad,’ zegt Felix.
Uit: Caja Cazemier, Vuurspuwen
5 Gedichten lezen
Lees de gedichten Vogel en Fotoalbum
a Waar gaat het gedicht Vogel over, denk je?
b Waar gaat het gedicht Fotoalbum over, denk je?
c Welke van de twee gedichten vind je het mooist? Leg uit waarom.
d In welk van de twee gedichten herken jij jezelf het meest? Leg uit waarom.
e Vergelijk de gedichten met het verhaal Vuurspuwen. Welk gedicht vind je het beste passen bij het verhaal? Leg uit waarom.
Als ik weg wil, word ik soms een vogel.
Dan ga ik op mijn tenen staan en vlieg ik heel ver hier vandaan.
Over de huizen en het bos op eigen wieken, helemaal los Over de puntige bergen en de diepe zee –
Als je wil dan mag je mee ...
Voel de wind langs je oren, voel de wind door je haar.
Hij blaast alle gedachten uit je hoofd anders ben je veel te zwaar.
Theo Olthuis
Dat ik van mijn vader hou
Doet moeder soms verdriet
En dat ik van mijn moeder hou
Dat weet mijn vader niet
Zo draag ik mijn geheimen mee
En loop van hier naar daar
Nog altijd hou ik van die twee
Die hielden van elkaar
Het fotoalbum van toen ze trouwden
Bestaat nog altijd en ik weet het te staan
Het fotoalbum van toen ze trouwden
Ze kijken elkaar zo vriendelijk aan
Nog niets van de ruzies die komen zouden
Nog niets van de dag dat-ie weg zou gaan
Nog niets van de ruzies die komen zouden
Nog niets van de dag dat-ie weg zou gaan
Dat was zo rot in het begin
Dat heeft geen kind verdiend
Nu heeft m'n vader een vriendin
En moeder heeft een vriend
En alles went wel op den duur
Dan doet het minder zeer
Maar soms in een verloren uur
Pak ik dat album weer
Het fotoalbum van toen ze trouwden
Ze kijken elkaar zo vriendelijk aan
Nog niets van de ruzies die komen zouden
Nog niets van de dag dat-ie weg zou gaan
Nog niets van de ruzies die komen zouden
Nog niets van de dag dat-ie weg zou gaan
Willem Wilmink
6 Verhaal en gedichten bespreken
Werk samen met twee andere klasgenoten of doe deze opdracht klassikaal.
Gebruik het verhaal Vuurspuwen en de gedichten Vogel en Fotoalbum
Bespreek samen het verhaal en de gedichten.
Je kunt deze vragen gebruiken.
1 In Vuurspuwen staan de volgende zinnen: Het is een tic van haar om de hoogste plek te zoeken. Bovendien is vanaf hier de afstand tot haar familie het grootst. (regel 71-72).
Welke van de twee gedichten past hier het best bij? Waarom vind je dat?
2 In de gedichten staan manieren die je kunnen helpen om te gaan met grote gevoelens. Welke manieren zijn dat?
3 Stel je voor dat je Fien tips zou mogen geven hoe ze het beste kan omgaan met haar gevoelens in deze situatie.
• Welke tip zou je haar geven hoe ze kan omgaan met haar boosheid?
• Welke tip zou je haar geven hoe ze kan omgaan met haar verdriet?
4 Denk je dat Fien ook boos zal zijn op Jur als hij de kamer krijgt die zij graag wil? Leg uit waarom.
5 Welk gedicht vind je het best bij Fien passen? Leg uit waarom je dat vindt.
Wil je meer verhalen lezen over lastige situtaties? Bekijk deze tips.
Hans Mijnders, Link
In de klas van Winston en Tim draait alles om challenges. Winston en Tim kunnen er geen genoeg van krijgen. Maar waarom doet Susan niet mee? Als de challenges van Winston steeds gevaarlijker worden, probeert Tim hem te stoppen. Maar Winston laat zich door niets en niemand tegenhouden ...
Mijke Pelgrim, Over straatfiguren en wegpiraten
Dex verheugt zich op de schoolreis naar Engeland: vier dagen snacken, lol trappen en vrij zijn. Engels praten, daar doet Dex niet aan, dus de straatinterviewopdracht is een probleem. En wat is er met de buschauffeur aan de hand? Dex en zijn vrienden moeten met hun vooroordelen aan de slag.
Caja Cazemier, FAB
Kim vlogt en wil niets liever dan beroemd worden op YouTube. Wendes moeder is een BN'er en weet dat het niet altijd fijn is om door iedereen herkend te worden. Senna droomt als zwemster van de Olympische Spelen. Ze wil de beste worden, maar het gaat haar niet om de roem. Hoe ver ga je voor de roem? En is beroemd zijn eigenlijk wel zo geweldig?
Mirjam Mous, 2C
Klas 2C gaat op werkweek naar de Ardennen. Als ze nog maar net met de bus op weg zijn, krijgen ze allemaal een vreemd bericht op hun telefoon. Er ligt een bom in de bus, en niemand mag er meer in of uit. Is het een grap? En wie zou zoiets doen?
Je leert:
• herkennen wat een ander voelt;
• verhalen kiezen die je leuk vindt;
• personen en hun rol in verhalen beschrijven.
Beginnen met het fictiedossier
In de fictiehoofdstukken maak je een map waarin je je opdrachten bewaart. Die map heet het fictiedossier. Overleg met je docent wat je in je fictiedossier bewaart.
7 Speeddate met boeken
Lees de theorie Boeken kiezen
Boeken kiezen
Het is belangrijk om te ontdekken welke boeken jij graag leest. Zo ontdek je jouw eigen leessmaak of leesvoorkeur
Op het internet vind je informatie over boeken, bijvoorbeeld op bibliotheek.nl of jongejury.nl
titel lezen omslag bekijken
Dit boek wil ik lezen!
flaptekst lezen eerste bladzijden lezen tips van anderen of internet
Verhalen
a Lees de titels van zoveel mogelijk boeken. Welke titel maakt jou nieuwsgierig?
b Bekijk het omslag van in ieder geval tien boeken. Welk omslag vind je het mooist? Leg ook uit waarom.
c Lees de flaptekst van in ieder geval vijf boeken. Welke flaptekst maakt je zo nieuwsgierig dat je het boek zou willen lezen? Leg uit waarom.
d Welk boek spreekt je niet aan en zou je niet willen lezen? Leg uit hoe dat komt.
e Kies een boek dat je zou willen lezen. Lees daaruit de eerste twee bladzijden. Noteer de volgende punten.
• De auteur van het boek
• De titel van het boek
• De hoofdpersoon van het boek
• Een kenmerk van het boek (bijv. humor, spanning, vriendschap)
f Vertel kort aan een klasgenoot waar het boek over gaat.
a Bekijk de theorie Boeken kiezen
Hoe kies je een boek dat bij jou past?
• Je ziet vijf tips. Schrijf bij elke tip wat het voordeel van de tip is.
• Bespreek jouw voordelen met een klasgenoot.
• Kies samen het beste voordeel bij iedere tip.
tip voordeel van de tip
titel lezen
omslag bekijken
flaptekst lezen
eerste bladzijden lezen
tips van anderen of internet
b Als je een boek kiest dat je leuk vindt, lees je met meer plezier. Er zijn nog meer voordelen van lezen. Welke drie vind jij belangrijk?
□ Van lezen word je rustig.
□ Als je leest, kun je even je problemen vergeten.
□ Je leert nieuwe woorden.
□ Je ontdekt hoe andere mensen denken en voelen.
□ Je beleeft avonturen.
□ Je leert over andere plaatsen, landen en culturen.
□ Je kunt naar het verleden of de toekomst gaan.
□ Je merkt dat jij niet de enige bent met problemen.
□ Je gebruikt je fantasie.
9 Verzonnen of niet?
a Kijk en luister naar het gedicht dat Sosha voordraagt in de aflevering van Het Klokhuis (tot 0:32). Hoe weet je dat dit gedicht gaat over iets dat verzonnen is?
b Lees de theorie Fictie en non-fictie
Een verzonnen verhaal noemen we fictie. Teksten over dingen die echt zijn gebeurd noem je non-fictie. Fictie lees en bekijk je vooral voor je plezier. Non-fictie lees en bekijk je om iets te leren.
Wat is het?
fictie verzonnen verhalen, bedoeld om je te vermaken
voorbeelden
leesboek, stripverhaal, gedicht, film, televisieserie, musical, toneelstuk non-fictie teksten en beelden over de werkelijkheid, met feiten, over echte mensen en gebeurtenissen, niet verzonnen, bedoeld om je te informeren
krantenbericht, tijdschriftartikel, studieboek, informatief boek, journaal, documentaire, tekst op Wikipedia
Noem twee voorbeelden van verhalen die niet verzonnen zijn.
c Bekijk de afbeelding van een webwinkel van een boekhandel. Op welke lijsten zijn alle boeken waarschijnlijk fictie?
Omcirkel deze lijsten.
d Bekijk de eerste aflevering van Rakhi & Peppe
Is het verhaal van Rakhi & Peppe fictie of non-fictie?
Leg ook uit waarom.
10 Personen en rollen
Lees de theorie Hoofdpersoon en bijfiguren
Gebruik het fragment Rakhi & Peppe
Hoofdpersoon en bijfiguren
THEORIE
De belangrijkste persoon in een verhaal noem je de hoofdpersoon. Veel verhalen hebben één hoofdpersoon, soms zijn er twee of meer. De hoofdpersoon:
• wordt uitgebreid beschreven. Je leert deze persoon van binnenuit kennen.
• heeft een belangrijk probleem, opdracht of doel
Andere personen in het verhaal noem je bijfiguren. Ze zijn minder belangrijk en je leert hen minder goed kennen dan de hoofdpersoon.
Een bijfiguur heeft vaak een bepaalde rol in het verhaal: een helper helpt de hoofdpersoon bij het oplossen van zijn probleem, een tegenstander maakt het de hoofdpersoon juist moeilijk.
a Geef van de personen in Rakhi & Peppe aan of ze een hoofdpersoon of een bijfiguur zijn.
hoofdpersoon bijfiguur
• Rakhi
• Peppe
• de broer van Rakhi
• de vader van Peppe
• de beveiliger bij de discotheek
b Rakhi en Peppe hebben allebei een probleem.
Schrijf op wat hun probleem is.
Rakhi:
Peppe:
c Is Peppe een helper of een tegenstander voor Rakhi?
Geef twee redenen waarom je dat denkt.
d Op welk moment in de serie zie je het duidelijkst welke rol Peppe heeft?
Je ziet dat het best als
Werk samen in een groepje van vier leerlingen.
Gebruik de theorie Hoofdpersoon en bijfiguren
Lees het verhaal Dex
a Het verhaal is in vier delen verdeeld.
Lees om beurten een deel van het verhaal voor.
Bij elke pijl leest de volgende leerling voor.
b Teken een placemat met vijf vakken. Maak het middenvak niet te klein. Iedereen krijgt één vak om in te schrijven. Schrijf nog niet in het middenvak.
Wie is volgens jou de belangrijkste persoon in dit verhaal?
• Schrijf de naam op in jouw deel van de placemat.
• Hoe weet je dat deze persoon de belangrijkste is? Schrijf dat ook op.
c Vertel elkaar je antwoorden.
Schrijf in het middenvak wie volgens jullie de belangrijkste persoon is in dit verhaal en hoe je die persoon kunt herkennen.
Hoe noem je de belangrijkste persoon in een verhaal ook wel? Schrijf dat begrip bij de naam.
d Welk probleem heeft de belangrijkste persoon in het verhaal Dex?
Schrijf het in je eigen woorden in jouw vak.
e Vertel elkaar je antwoord.
Schrijf in het middenvak wat volgens jullie het probleem is.
f Welke andere zes personen komen er in het verhaal voor?
Schrijf ze in je eigen vak.
g Vertel elkaar je antwoorden.
Schrijf in het middenvak de namen van de andere zes personen.
h Hoe noem je minder belangrijke personen ook wel?
Schrijf dit begrip onder de namen in het middenvak.
Ik ben Dex. Ik ben 13 jaar en ik woon met mijn vader, moeder en hond Ringo in Amsterdam. Mijn hobby's zijn Ajax, lekker eten en gamen met Brian.
Brian is mijn beste vriend, al vanaf de basisschool. Nu zitten we bij elkaar in de brugklas van het Apollo college. We mogen niet meer naast elkaar, omdat het dan te gezellig wordt. En ook omdat ik alleen maar onvoldoendes haalde.
Ik vind school een sadistische uitvinding. Ik weet niet hoe het met jou zit, maar ik word langzaam gek van zo'n hele dag stilzitten en dat je naar saaie verhalen van saaie docenten moet luisteren. Ik doe veel liever dingen. Tosti's maken bijvoorbeeld, of mijn oom Dries helpen op de markt, of mijn pa als hij een klus heeft. Dan kan ik heen en weer lopen en bewegen. En vooral: dan heb ik het gevoel dat ik iets nuttigs aan het doen ben. Ik vind heel veel dingen op school totaal niet nuttig.
Maar Dex, wat doe je dan op die school, hoor ik je denken. Goeie vraag. Een tijd lang wist ik dat zelf ook niet. Maar bij je vrienden wil je in de buurt zijn. Daarom heb ik besloten dat ik toch maar mijn best ga doen om over te gaan naar de tweede.
Meneer Hendriks zegt dat ik hartstikke slim ben en dat ik het nog makkelijk kan halen. Als hij mijn mentor niet was, was ik allang van school getrapt, dat weet ik zeker. We hadden afgesproken dat we samen een plan zouden maken om te zorgen dat het goed zou komen met mij. En nu was het zover.
Het was maandagmiddag. Buiten sneeuwde het. De school was halfleeg en Brian was al naar huis. Ik voel me altijd een beetje vreemd als ik alleen met een leraar in een lokaal zit. Een lokaal hoort gewoon een lekkere herriebak te zijn, waarin van alles gebeurt en iedereen door elkaar heen aan het gillen is.
'Goed, Dex', zei meneer Hendriks. 'Dan gaan we nu beginnen met het gesprek.'
Hij nam een slok van zijn koffie en zette zijn meest serieuze gezicht op.
'Op 1 april krijgen jullie je tweede rapport. Het is van het allergrootste belang dat je daarop een stijgende lijn laat zien. Er staan je twee dingen te doen. Ten eerste is vanaf nu je schoolwerk pico bello in orde. Daarmee bedoel ik: boeken bij je, huiswerk af en keihard leren als je een toets hebt.'
Ik voelde hoe ik helemaal licht werd in mijn hoofd. Ik begon te zuchten en liet me zo'n beetje onderuitzakken op mijn stoel.
Maar dat pikte meneer Hendriks niet.
'Als je er nu al bij gaat zitten als een zak aardappelen, dan gaat het hem natuurlijk nooit worden, Dex. Hoppetee! Overeind met dat lijf.'
Ik hees mezelf omhoog en meneer Hendriks knikte tevreden. 'Heel goed', zei hij. 'Komen we bij puntje twee. Het gedrag.'
Ik wilde alweer onder de tafel verdwijnen, maar kon mezelf nog net inhouden.
'Vanaf nu', zei meneer Hendriks, 'let je op in de les. Je bent vriendelijk en beleefd tegen al je docenten. Vragen als "waarom moeten we dit leren" of "wat is het nut van dit vak" stel je alleen in je hoofd. Ik wil honderd procent inzet van je. Is dat een deal?'
'Deal', zei ik.
'Honderd procent?'
'Zeker', zei ik. 'Honderd procent.'
lk hield het nog bijna een hele dag vol, maar toen ik donderdag het zevende het lokaal van Hendriks binnen kwam strompelen, kon ik niet meer.
'Ha, Dex!' zei meneer Hendriks. 'Ik heb al van drie collega's gehoord dat je je weer uitstekend hebt gedragen vandaag!'
lk knikte zo'n beetje, maar ik voelde me verre van uitstekend.
Mijn hand deed zeer van het schrijven, mijn rug deed zeer van het rechtop zitten en ik had een kermishoofd van de hele dag stil zijn en luisteren.
lk hoopte dat we bij Nederlands iets van een spel zouden gaan doen. Werkwoordenbingo of zo. Iets waarbij ik kon roepen en bewegen en een klein beetje mijn normale zelf kon zijn.
Maar nee hoor, we gingen lezen.
In een boek.
Het ging over een paar jongens in een gevangeniskamp en meneer Hendriks had gezegd dat het heel spannend was, maar ik kon mijn aandacht er niet meer bij houden. De letters dansten voor mijn ogen, de zinnen buitelden over elkaar heen en ik kreeg een melige lachaanval van elk derde woord dat ik tegenkwam.
Pfff... Dit ging dus niet werken. Ik zakte onderuit en liet mijn armen naast me bungelen. Misschien was het beter om wat te tukken of zo. Ik deed mijn ogen dicht en probeerde weg te dommelen. Maar naast me zat Luuk te lezen alsof zijn leven ervan afhing. Zijn hele hoofd zat verstopt in dat boek. Er kwam alleen een roodgloeiend oor en wat blond piekhaar bovenuit.
En hij sloeg de hele tijd keihard zijn bladzijden om.
'Ssst...!' siste ik, toen mijn derde poging in slaap te vallen mislukte door Luuks geritsel. Meneer Hendriks keek op van zijn boek. 'Wat is er?' vroeg hij.
Ik hees me een beetje overeind. 'Luuk slaat bladzijden om', zei ik.
Meneer Hendriks krabde op zijn achterhoofd. 'Dat lijkt me een vrij noodzakelijk onderdeel van het lezen van een boek. Ik zou zeggen: probeer het ook eens.' 'Ja, maar hij maakt herrie. En zo kan ik me niet concentreren.'
Luuk deed alsof hij me een klap voor mijn kop wilde geven. 'Kom op, Dex', zei meneer Hendriks. 'Nog twintig minuutjes. Hou vol.'
Ik deed het boek open. Ergens in het midden. Maar al die letters deden pijn aan mijn ogen. Ik had er gewoon te veel gezien vandaag.
Uit: Mijke Pelgrim, Dex, over vrienden en andere bagage
Vuurspuwen
12
Eigenschappen herkennen
Werk in een groepje van vier klasgenoten. Gebruik de theorie Personen beschrijven
Als je een persoon uit een verhaal beschrijft, let je op:
• het uiterlijk van de persoon (lichaam, gezicht, haar, kleding) – soms wordt er veel over gezegd, soms maar heel weinig.
• belangrijke kenmerken (bijvoorbeeld leeftijd, gezondheid, arm of rijk).
• de karaktereigenschappen die je ontdekt door te letten op wat iemand doet, zegt en denkt – zie de lijst hieronder.
persoon beschrijven uiterlijk karaktereigenschappen belangrijke kenmerken
aardig — gemeen opvliegend — beheerst zichzelf verlegen — vrij open, spontaan — gesloten, geremd eigenwijs — gehoorzaam snel in paniek — kalm piekert veel — zorgeloos angstig — dapper driftig — zoekt vrede voorzichtig — onvoorzichtig druk — rustig doorzettingsvermogen – geeft snel op
Gebruik de verhalen Vuurspuwen en Dex en de aflevering van Rakhi & Peppe Kies eigenschappen bij personen.
1 Schrijf deze personen uit de verhalen op een vel papier: Rakhi – Peppe – Fien – Dex – meneer Hendriks
2 Maak 15 kaartjes met eigenschappen. Leg ze op een stapeltje. Je mag de woorden niet zien.
eerlijk zorgzaam grappig verlegen open
moedig sportief bazig druk aardig
creatief behulpzaam lief onzeker slim
3 Pak om beurten een kaartje. Lees de eigenschap. Leg het kaartje bij de persoon waar jij de eigenschap bij vindt passen. Bij elke persoon mogen twee kaartjes liggen.
4 Kun je een kaartje niet meer kwijt? Overleg dan hoe je met de kaartjes kunt schuiven. Aan het einde houd je vijf kaartjes over. Jullie moeten het eens zijn over welke vijf kaartjes overblijven.
Je leert:
• herkennen wat een ander voelt;
• een verhaal voorlezen;
• een verhaal vertellen.
13 Luisteren naar een verhaal
a Luister nog een keer naar het gedicht over de pudding (tot 0:32).
Wat vind je goed aan hoe Sosha dit gedicht vertelt?
Schrijf twee dingen op.
1
2
b Je wilt een verhaal goed voorlezen.
Noem twee punten waar je op moet letten. 1 2
c Lees de theorie Verhaal voorlezen
Bekijk je antwoorden op de vorige vraag.
Op welk punt wil jij vooral letten als je gaat voorlezen?
Dat mag een van je eigen punten zijn. Het mag ook een punt uit de theorie zijn.
Als je een verhaal voorleest, let dan op deze dingen:
• Zorg ervoor dat je het verhaal zelf goed kent, lees het een paar keer door.
• Lees niet te snel voor, houd het rustig zodat iedereen je kan volgen. Spannende stukjes kun je iets sneller voorlezen.
• Leef je in de gebeurtenissen van het verhaal in. Wissel je stem af: zachter of harder (maar niet schreeuwen), hoger of lager.
• Zet geen stemmetjes op bij verschillende personen. Gebruik je gewone stem en pas die een klein beetje aan als dat nodig is.
• Kijk af en toe naar de luisteraars.
Werk in een groepje van vier klasgenoten.
Gebruik het verhaal Dex
a Lees opnieuw om beurten een deel van het verhaal voor.
Let bij het voorlezen goed op de punten uit de theorie Verhaal voorlezen
b Lees de theorie Feedback geven en feedback krijgen Hoe hebben jullie voorgelezen?
Geef elkaar om beurten feedback.
Zeggen wat je vindt van het werk van een klasgenoot heet feedback geven
• Geef complimenten. Wat je vond goed en waarom?
• Wees eerlijk over wat je niet goed vond.
• Geef tips voor verbetering.
Feedback krijgen kan je helpen om beter te worden.
• Luister goed naar wat de ander zegt.
• Denk na over wat je met de opmerkingen kunt doen.
• Het is niet altijd leuk om te horen wat je beter kunt doen. Als iemand je feedback geeft, probeert diegene je eigenlijk juist te helpen. Ga jezelf daarom niet meteen verdedigen.
c Luister naar de feedback die jij krijgt van je groepsgenoten. Waar wil je de volgende keer op letten?
Noteer een of twee punten.
Gebruik het verhaal Dex
a Lees het verhaal nog een keer.
Hoe gaat het de volgende dag verder met Dex?
Bedenk:
• welk vak hij het eerste uur heeft;
• hoe hij heel erg zijn best doet;
• wat er gebeurt, waardoor het toch weer misgaat.
b Gebruik de eigenschappen voor Dex uit opdracht 12 en de gebeurtenissen die je bedacht hebt bij vraag a.
Bedenk een kort verhaal over Dex.
• Schrijf het verhaal voor jezelf op een spiekbriefje.
• Schrijf geen hele zinnen op, maar korte punten.
a Werk in een groepje van vier klasgenoten.
Lees de theorie Verhaal vertellen Vertel om de beurt jullie verhaal over Dex aan elkaar.
Bij het vertellen:
• gebruik je je spiekbriefje.
• let je op de punten bij vraag b.
• noteer je de feedback die je krijgt.
Bij het luisteren:
• geef je je klasgenoot feedback.
• denk je aan de regels voor het geven van feedback.
Verhaal vertellen
Als je een verhaal vertelt, let dan op deze dingen:
• Vertel uit je hoofd. Gebruik alleen een spiekbriefje met korte punten.
• Oefen het vertellen een paar keer, zodat de volgorde goed in je hoofd zit.
• Vertel rustig, met pauzes en zorg voor een beetje afwisseling.
• Gebruik je gewone stem.
• Kijk vaak naar de luisteraars.
• Zorg dat je gezichtsuitdrukking en gebaren bij het verhaal passen, maar overdrijf niet.
b Bespreek samen hoe het vertellen ging. Hoe vonden je klasgenoten dat jij vertelde?
• Ik kan het verhaal goed uit mijn hoofd vertellen.
• Ik vertel rustig, houd pauzes en zorg voor afwisseling.
c Wat zou je de volgende keer beter willen doen bij het vertellen van een verhaal?
• Je past toe wat je in dit hoofdstuk hebt geleerd.
EINDOPDRACHT ONLINE
LEERDOELEN
Je kunt kiezen uit twee eindopdrachten. Een opdracht staat hieronder, de andere (Voorleespodcast maken) vind je op Op niveau online
Overleg met je docent welke opdracht je gaat maken.
Fictiedossier
In dit hoofdstuk heb je kennisgemaakt met allerlei verhalen. Je sluit het hoofdstuk af met een eindopdracht waarbij je op een creatieve manier je leeservaring verwerkt.
Alle eindopdrachten van de fictiehoofdstukken verzamel je in je fictiedossier.
Inleiding
Je leest een boek en maakt een (Instagram-)profielpagina over de hoofdpersoon.
Boek kiezen
Kies een boek dat je graag wilt lezen.
Lees het hele boek.
• Let tijdens het lezen op de hoofdpersoon en vier belangrijke bijfiguren. Let vooral op hun eigenschappen.
• Bekijk ook alvast het beoordelingsmodel bij deze opdracht.
Profielpagina maken
Maak de profielpagina.
• Maak de profielpagina op papier of digitaal. Je mag ook een echte Instagram-profielpagina maken. Maak dan voor iedere persoon een eigen bericht.
• Werk netjes en let op spelling, hoofdletters en leestekens.
Volg de volgende stappen:
1 Schrijf de naam van de hoofdpersoon in het midden van een groot vel papier.
2 Zoek een foto van iemand die lijkt op de hoofdpersoon. Je kunt ook zelf een foto maken. Vraag wel om toestemming! Plak de foto bij de naam.
3 Schrijf een biografie over de hoofdpersoon. Beschrijf daarin drie eigenschappen van de hoofdpersoon. Schrijf er ook bij welk probleem de hoofdpersoon heeft.
4 Schrijf de namen van vier bijfiguren om de hoofdpersoon heen. Plak ook bij hen een passende foto.
5 Schrijf bij elke bijfiguur een of twee eigenschappen. Noem ook wat de bijfiguur met de hoofdpersoon te maken heeft, bijvoorbeeld moeder, vriend of docent
6 Schrijf bovenaan het vel de titel en de auteur van het boek. Plak of teken er een afbeelding bij van de voorkant van het boek.
7 Schrijf onderaan het vel een persoonlijk bericht aan de hoofdpersoon. Benoem daarin het probleem van de hoofdpersoon, vertel hoe goed jij je kunt inleven en geef advies.
• Op de profielpagina staat de naam en een foto van de hoofdpersoon.
• In de biografie van de hoofdpersoon staan drie eigenschappen en het probleem.
• Om de hoofdpersoon heen staan namen en foto's van vier bijfiguren.
• Bij de bijfiguren staan een of twee eigenschappen en wat ze met de hoofdpersoon te maken hebben.
• Bovenaan het vel staan de titel, de auteur en de voorkant van het boek.
• Onderaan het vel staat een persoonlijk bericht aan de hoofdpersoon met daarin een advies.
• De hoofdletters, de leestekens en de spelling kloppen.
• De pagina ziet er netjes uit.
Bekijk het beoordelingsmodel bij deze opdracht.
Heb je alles gedaan wat in de opdracht staat?
Verbeter je profielpagina als dat nodig is.
Laat je profielpagina beoordelen door een klasgenoot of je docent.
• Gebruik hiervoor het beoordelingsmodel.
• Bewaar de profielpagina en de beoordeling in je fictiedossier.
a Hoe ging de eindopdracht?
• Ik kan goed ontdekken wie de hoofdpersoon is en wie de bijfiguren zijn.
• Ik kan eigenschappen van de personen goed beschrijven.
• Ik kan beschrijven wat het probleem van de hoofdpersoon is.
• Ik kan me goed inleven in de hoofdpersoon.
• Mijn profielpagina is goed gelukt.
b Je hebt een boek gelezen en een profielpagina gemaakt over de hoofdpersoon.
Heb je door deze opdracht meer, net zo veel of minder plezier in lezen?
Leg je antwoord in één zin uit.
• Je kijkt terug op je werk.
Wat neem ik mee?
a In dit hoofdstuk heb je geleerd wat fictie is en hoe je verhalen kiest die bij jou passen. Je hebt nagedacht over de personen in verhalen en hun eigenschappen. Je hebt ook zelf een verhaal voorgelezen en verteld. Kijk nu terug op het hoofdstuk en beantwoord de vragen. Heb je de leerdoelen van dit hoofdstuk bereikt?
• Ik kan herkennen wat een ander voelt
• Ik kan verschillende soorten verhalen herkennen.
• Ik kan verhalen kiezen die ik leuk vind.
• Ik kan personen en hun rol in verhalen beschrijven.
• Ik kan uitleggen wat ik door een verhaal voel.
• Ik kan een verhaal voorlezen.
• Ik kan een verhaal vertellen.
b Wat vond je in dit hoofdstuk het interessantst om te leren?
□ samenwerken met anderen
□ verbeelding en fantasie gebruiken
□ herkennen wat een ander voelt
□ verhalen schrijven
□ voor publiek vertellen
□ iets nieuws proberen
c Wat zou je nog willen verbeteren in het volgende hoofdstuk over verhalen?
MEER MET FICTIE?
Wil je meer opdrachten over fictie maken? Ga dan naar Op niveau online voor het schrijven van een gedicht.
Bij taalverzorging ontdek je van alles over taal. In dit hoofdstuk leer je uit welke woordsoorten een zin bestaat en hoe je een goede zin opbouwt. Om je boodschap zo goed mogelijk te kunnen overbrengen, oefen je met de regels van spelling en het formuleren van goede zinnen. Ook leer je hoe je nieuwe woorden kunt vormen en kom je meer te weten over het systeem achter taal.
Je leert:
deze woordsoorten herkennen en benoemen:
• zelfstandig naamwoord;
• lidwoord;
• werkwoord.
1 Woord invoegen
a Zet het juiste woord in de zin.
Shane | batterij | kersen | Limburg
1 De van mijn telefoon is snel leeg.
2 De stad Venlo ligt in
3 De boom hangt vol met
4 is blij met zijn nieuwe schoenen.
b Kijk naar de woorden die je bij vraag a hebt ingevuld.
Hoe noem je zulke woorden?
Deze woorden zijn allemaal
2 Zelfstandig naamwoord herkennen
Lees de theorie Zelfstandig naamwoord
a Kruis de zelfstandige naamwoorden aan.
rugzak
boek
het
omdat
Amsterdam
lopen
flesje
Murat
b Markeer de zelfstandige naamwoorden in de zin.
1 Soriada haalde de bus net op tijd.
2 Mijn vader is dol op dit nieuwe computerspel.
3 De oma van Kevin heeft een koffiekopje met een kapot oor.
4 Elke week bakt Yasmin een brood voor haar tante Soumia.
5 Mijn zusje en haar vriendin gaan elke zaterdag winkelen.
6 Morgenochtend moet ik naar de tandarts.
geweest
meisjes
naast
boos
Een zelfstandig naamwoord (znw) is een woord voor mensen, dieren, planten en dingen. Je kunt er een lidwoord voor zetten: de, het of een. Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een meervoud en een verkleinwoord maken.
meervoud verkleinwoord het kind de kinderen het kindje de hond de honden het hondje de eik de eiken het eikje de lamp de lampen het lampje
Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden. Je noemt ze eigennamen. Er staat geen lidwoord voor.
Victor, Gelderland, Rotterdam, Schiphol, Rembrandtplein, Omniversum
Vorm een groepje met vier klasgenoten of doe de opdracht met de hele klas.
Maak een ketting van zelfstandige naamwoorden.
Dat doe je zo:
1 De ketting begint met het woord school
2 De eerste leerling noemt een zelfstandig naamwoord dat begint met de laatste letter van school
3 De volgende leerling noemt een zelfstandig naamwoord dat begint met de laatste letter van het vorige woord.
4 Ga zo verder tot jullie geen nieuw woord meer kunnen bedenken. Hoe lang is jullie ketting?
4 Lidwoord begrijpen
Werk samen met een klasgenoot.
a Vandaag moet ik afwas doen.
Welk woord mist in deze zin?
Het woord ontbreekt.
b Bedenk samen nog drie zinnen zonder de, het of een
Hoe vinden jullie ze klinken? 1 2 3
c Sommige talen gebruiken geen de of het
Spreekt iemand in de klas nog een andere taal dan het Nederlands?
Hebben die talen de of het?
d Welke talen kennen jullie die wel woorden voor de en het hebben?
Welke woorden gebruiken deze talen voor de en het?
5 Lidwoord invullen
Lees de theorie Lidwoord Vul het goede lidwoord in.
Gebruik de of het
THEORIE
Lidwoord
Er zijn drie lidwoorden (lw): de, het en een. Ze staan voor zelfstandige naamwoorden. Soms staan daar nog andere woorden tussen.
de drie biggetjes het gezellige feestje een goed verhaal
6 Lidwoord bij meervoud en verkleinwoord
Gebruik de theorie Lidwoord en de theorie Zelfstandig naamwoord
a Vul het goede lidwoord (de of het) in.
Doe dit voor het meervoud en het verkleinwoord.
1 de fiets: fietsen fietsje
2 het boek: boeken boekje
3 de weg: wegen weggetje
4 de stip: stippen stipje
5 het potlood: potloden potloodje
6 de tas: tassen tasje
7 het papier: papieren papiertje
8 de ballon: ballonnen ballonnetje
b Kijk nog eens goed naar je antwoorden bij vraag a.
Wat valt je op als je naar de lidwoorden kijkt?
1 Meervouden hebben altijd als lidwoord.
2 Verkleinwoorden hebben altijd als lidwoord.
7 Lidwoord en zelfstandig naamwoord herkennen
Lees de tekst.
Markeer de lidwoorden en de zelfstandige naamwoorden. Gebruik voor iedere woordsoort een eigen kleur.
Raadsel
Je hebt drie flessen waarin een heel vieze geur zit. De stank is vreselijk. Je hebt twee kurken om het smerige luchtje te stoppen Kun jij het probleem oplossen? Je mag alleen de twee kurken gebruiken en niets anders. De oplossing: stop de twee kurken in je neus en: je ruikt niets meer !
Werkwoorden
8 Werkwoorden
Wat doen de personen op de plaatjes?
Schrijf het goede werkwoord eronder.
9 Passend woord
Lees de zinnen.
Vul een passend woord in.
De eerste is al voorgedaan.
1 Joris zwaait naar mij.
2 Ik na schooltijd.
3 De leraar een spannend verhaal.
4 Onze klas een klassenfeest.
10 Wat weet je al van het werkwoord?
a Lees de theorie Werkwoord Markeer de werkwoorden.
schrijft – nieuws – gehoord – is – oud – presenteerde – krantenbericht – lees
Werkwoord
Werkwoorden (ww) zijn de belangrijkste onderdelen van een zin. Ze vertellen je wat iemand of iets doet of wat er gebeurt. Een zin zonder werkwoord is geen goede zin.
lopen, fietsen, rennen, springen, maken
Werkwoorden kunnen in verschillende vormen voorkomen. Ze passen zich aan, aan wie of wat het doet.
werken werkt werkte gewerkt lopen loopt liep gelopen zijn ben, bent, is was, waren geweest
Werkwoorden kunnen van tijd veranderen: tegenwoordige tijd of verleden tijd
Ik lees nu een boek. tegenwoordige tijd
Ik las gisteren een boek. verleden tijd
b Vul op de open plek steeds de goede vorm van het werkwoord overhoren in.
Wat valt je op als je kijkt naar hoe het werkwoord overhoren geschreven is?
1 Ik mijn klasgenoot.
2 Mijn moeder mij.
3 Wij elkaar.
Het valt me op dat
11 Werkwoord herkennen
Markeer alle werkwoorden in de tekst.
Muziek
Zayn houdt van muziek. Hij luistert graag naar de radio. Zelf maakt hij ook muziek. Een keer per week gaat hij naar de muziekschool. Daar krijgt hij les op een leeninstrument. Voor zijn verjaardag vraagt hij een eigen gitaar. Zayn heeft veel plezier. Hij doet goed zijn best. Zijn
muziekleraar is tevreden. Misschien wordt hij later beroemd.
12 Werkwoord begrijpen
a Markeer de werkwoorden in deze zinnen.
1 De kat speelt met een propje papier
2 De zon schijnt de hele dag.
3 De dj draait de nieuwste muziek.
b Bekijk het voorbeeld.
Maak de zinnen op dezelfde manier af.
1 speelt komt van spelen
2 schijnt komt van
3 draait komt van
13 Werkwoord gebruiken
Denk aan wat je gisteren hebt gedaan. Heb je met vrienden afgesproken, gesport, gegamed of iets anders?
Noteer in drie werkwoorden wat je gisteren hebt gedaan.
Maak met deze drie werkwoorden een verslag van drie zinnen over jouw dag.
Mijn dag in drie werkwoorden:
Verslag van mijn dag:
's Ochtends
's Middags
's Avonds
a Gebruik de theorie Werkwoord. Staat het werkwoord in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt)?
TIP
Een werkwoord in de tegenwoordige tijd vertelt wat iemand doet of wat er gebeurt. Een werkwoord in de verleden tijd vertelt wat iemand heeft gedaan of wat al is gebeurd.
Het paard staat in de stal. tt
1 Tim koopt een nieuwe scooter.
2 Ik fietste naar school.
3 Vind jij dit een leuke school?
4 Aan het begin en het einde van de les ging de zoemer .
5 Mijn ouders brengen mijn oma naar huis.
6 Mounir steekt de sleutel in het slot.
7 Lazen jullie een stripverhaal?
b Kijk nog eens naar de zinnen bij vraag a.
Verander de zinnen van tijd. Schrijf ze helemaal op.
ZELFTOETS
Testen hoe goed je dit onderdeel beheerst? Ga naar Op niveau online en maak de zelftoets.
VERDER OEFENEN?
Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online
Je leert:
• leestekens gebruiken;
• hoofdletters en kleine letters gebruiken;
• het meervoud van zelfstandige naamwoorden spellen;
• woorden in lettergrepen verdelen;
• woorden op de goede manier afbreken.
15 Zonder leestekens en hoofdletters
a Lees de teksten.
verboden huisdier
vroeger mocht je elk huisdier houden in 2014 bedacht een politicus een zwarte lijst op deze zwarte lijst stonden allerlei verboden dieren je mocht bijvoorbeeld geen eland meer hebben en geen wasbeer baasjes met een gevaarlijk huisdier namen afscheid van hun dierbare beest dus de baasjes zwaaiden hun gevaarlijke huisdier uit sommige baasjes kochten een hond of kat die huisdieren kregen geen plek op de lijst welk gevaarlijk huisdier zou jij willen hebben
Verboden huisdier
Vroeger mocht je elk huisdier houden. In 2014 bedacht een politicus een zwarte lijst. Op deze zwarte lijst stonden allerlei verboden dieren. Je mocht bijvoorbeeld geen eland meer hebben en geen wasbeer. Baasjes met een gevaarlijk huisdier namen afscheid van hun dierbare beest. Dus de baasjes zwaaiden hun gevaarlijke huisdier uit. Sommige baasjes kochten een hond of kat. Die huisdieren kregen geen plek op de lijst. Welk gevaarlijk huisdier zou jij willen hebben?
Welke tekst vinden jullie gemakkelijker te lezen?
Hoe komt dat, denk je? Noem twee dingen.
1
2
b Waarom is het belangrijk om hoofdletters en leestekens te gebruiken als je een tekst schrijft?
a Schrijf het alfabet in kleine letters en in hoofdletters. Je hoeft de letters niet aan elkaar te schrijven.
Kleine letters:
Hoofdletters:
b Bekijk elkaars alfabet. Is het verschil tussen hoofdletters en kleine letters duidelijk te zien?
Waarom is het belangrijk dat je het verschil tussen hoofdletters en kleine letters duidelijk kunt zien?
c Bekijk jouw hoofdletters.
Vind jij dat je ze duidelijk hebt geschreven? Welke hoofdletters zouden beter kunnen?
17 Leestekens en hoofdletters
Bekijk de theorie Hoofdletters en kleine letters en Punt, vraagteken en uitroepteken Verbeter de zinnen.
Noteer steeds de hele zin.
1 weet jij of de gymles vandaag doorgaat
2 niet doen
3 mevrouw beumer is 26 januari jarig
4 mijn broer lex werkt bij de jumbo in rotterdam
5 may neemt haar zusje mee naar de film assepoester
6 sam heeft een toets voor engels en wiskunde
Hoofdletters en kleine letters
Het eerste woord van een zin schrijf je altijd met een hoofdletter
Je schrijft ook een hoofdletter bij de volgende dingen:
• een naam: Luuk, mevrouw Smit, Mustafa Salah.
• een merknaam: Apple, sneakers van Nike.
• een stad of land: Amsterdam, Duitsland.
• een titel van een boek of film: Spijt!, Dagboek van een muts, Kruistocht in spijkerbroek
Aan het eind van een zin zet je altijd een punt, vraagteken of uitroepteken
regel voorbeeld
punt
vraagteken
uitroepteken
• na een gewone zin
• bij veel afkortingen
• na een voorletter
• na een vragende zin
• na een uitroep
• na een waarschuwing
• na een bevel
a Wanneer gebruik je hoofdletters?
□ aan het begin van een zin
• Veel mensen hebben een huisdier.
• o.a. (onder andere), enz. (enzovoort)
• S.A. de Vries
• Hoe laat is het?
• Wat leuk!
• Kijk uit!
• Kom hier!
□ als iemand iets schreeuwt □ als je iets extra duidelijk wilt aangeven
□ bij namen van merken of personen
b Kies de woorden die met een hoofdletter moeten beginnen.
□ marieke
□ cola
□ arnhem
Op een forum lees je deze tekst.
□ albert heijn
□ station
□ teddybeer
□ meneer demir
□ ali
□ mei
Ik ga aankomend schooljaar naar de middelbare. Ik ben bang dat ik geen vrienden krijg en dat ik de rest van de middelbare alleen ben. Heeft iemand tips hoe je makkelijker vrienden maakt en je er beter bijhoort?
Anoniempje
Schrijf een kort antwoord op de vragen van Anoniempje.
Let daarbij op hoofdletters en leestekens.
Vertel in ieder geval:
• waar je op school zit;
• wie je nieuwe vrienden zijn;
• hoe je dat hebt aangepakt.
Sluit je antwoord af met een vraag voor Anoniempje.
Bekijk de afbeelding. Het woord op het bord past niet op de regel.
a Maak duidelijk dat het om boerenmetworst (soort worst) gaat. Zet een streepje op de juiste plaats.
b Bekijk de afbeelding. Het woord op het bord past niet op de regel.
Maak duidelijk dat het om lekkerbekken (gebakken vissen) gaat. Zet een streepje op de juiste plaats.
c Waarom is het belangrijk om een afbreekstreepje te gebruiken?
Lees de theorie Lettergrepen
Verdeel de woorden in lettergrepen.
Zet een streepje (-) tussen de lettergrepen.
1 boompje
2 koningin
3 hamster
4 oranje
5 lichaam
6 pistool
7 waxinelichtje
8 klinken
Een lettergreep is een klankgroep. Ieder woord bestaat uit minstens één lettergreep. Woorden met meerdere klanken kun je opdelen in twee of meer lettergrepen.
kat au-to vracht-wa-gen lo-co-mo-tief
In de meeste (online) woordenboeken worden de lettergrepen aangegeven. Past een woord niet helemaal op een regel? Dan kun je het afbreken tussen twee lettergrepen. Daartussen schrijf je een afbreekstreepje (-).
Breek het woord af tussen de woorddelen, zodat het woord niet verkeerd kan worden gelezen.
vrachtwa-gen vracht-wagen bommel-ding bom-melding lo-comotief loco-motief
Als je twijfelt, kun je het best het hele woord op een nieuwe regel zetten.
Welke woorden zijn op de juiste manier afgebroken?
□ afbreek-streepje
□ proef-werkweek
□ oli-fant
□ radi-o
□ mede-eigenaar
□ dok-ter
□ vakan-tiehuis
□ kerst-omaatje (soort tomaat)
Lees de theorie Korte en lange klanken
Korte en lange klanken
Als je een woord uitspreekt, kun je het in stukjes verdelen. Ieder stukje is een klankgroep (lettergreep) met een korte of lange klank.
brood brood een klankgroep
kroket kro-ket twee klankgroepen
hagelslag ha-gel-slag drie klankgroepen
Met klinkers kun je korte klanken en lange klanken maken.
1 Zeg de woorden hardop. Hoor je een korte klank?
Schrijf dan maar één klinker: bank, bed, post, put, vis.
2 Hoor je een lange klank?
Schrijf dan de klinker twee keer: kaart, feest, boot, stuur.
3 Sommige woorden hebben korte en lange klanken: kantoor, alleen, vrachtwagen.
a Hebben de woorden een korte of een lange klank of beide?
Zet de woorden in de goede kolom.
Kies uit: bord — kleed — aanrecht — meetlat — mes — afwas — brood — vuurwerk — baas
korte klank lange klank beide
b Bedenk woorden met korte en lange klanken.
1 Bedenk vijf woorden met een korte klank.
2 Bedenk vijf woorden met een lange klank.
3 Bedenk vijf woorden met een korte en lange klank.
korte klank lange klank beide
c Werk samen met een klasgenoot. Lees om de beurt vijf woorden voor die je bij vraag b hebt opgeschreven. Kies woorden uit verschillende kolommen.
Noteer de woorden die je klasgenoot voorleest in de juiste kolom.
• Ga door tot jullie alle woorden gedaan hebben.
• Controleer jullie antwoorden. Staan de woorden op dezelfde plaats in de tabel? Bespreek de verschillen.
korte klank
lange klank beide
d Sommige woorden lijken erg op elkaar. Het enige verschil is de lengte van de klinker: kort of lang. De woorden betekenen vaak wel iets heel anders. Kijk maar: bot en boot, ram en raam
Bedenk nog drie woordparen waarvan alleen de lengte van de klinker verschilt.
a Markeer de klankgroepen met een lange klank.
1 re|gen
2 be|heer
3 balk
4 wa|ter|kraan
5 stronk
6 en|kel
7 klank
8 schaam|te
9 her|ders|hond
10 a|dem
b Bedenk zelf vier woorden met één klankgroep en vier woorden met twee klankgroepen.
Woorden met één klankgroep:
Woorden met twee klankgroepen:
c Bekijk samen met een klasgenoot de woorden die je bij vraag b hebt bedacht. Hebben de woorden inderdaad een of twee klankgroepen?
Bepaal samen van elke klankgroep of er een korte klank of een lange klank in zit.
d Heeft het woord een korte of een lange klank?
Vul de juiste klinker(s) in.
Kies uit: a — aa — e — ee — i — ie — o — oo — u — uu
1 De b t vaart onder de br g door.
2 W l jij je t s opruimen?
3 De z n schijnt door het r m.
4 De m r is met v rf beklad.
5 De v s zwemt in de z
6 Uit het b s heb ik een n t meegenomen.
7 Tijdens de r st speelt een hond met de b l.
8 De p r ligt in de sch l met fruit.
25 Meervoud
a Staat het zelfstandig naamwoord in het enkelvoud of in het meervoud? enkelvoud meervoud
1 broden
2 vogels
3 eieren
4 batterij
b Lees de theorie Meervoud.
Zet de woorden in het meervoud.
1 pit 2 hok
3 mug
4 braam
5 dag
5 laptops
6 hagelslag
7 water
8 wagen
6 schroef
7 roos
8 dief 9 baas 10 neus enkelvoud meervoud
De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een enkelvoud en een meervoud. Je maakt het meervoud door -(e)n, -s, of -eren achter het woord te zetten. Meestal kun je het meervoud gewoon opschrijven zoals je het hoort.
boek – boeken vakantie – vakanties kind – kinderen
Sommige zelfstandige naamwoorden hebben een bijzondere meervoudsvorm. Let op deze regels:
regel
1 Woorden die eindigen op a, i, o, u of y, krijgen in het meervoud 's. Anders zou je het woord verkeerd uitspreken.
voorbeelden
oma – oma's ski – ski's foto – foto's accu – accu's hobby – hobby's
2 Bij woorden die eindigen op -s of -f moet je in het meervoud soms de laatste letter veranderen in een -z- of een -vhuis – huizen erf – erven
3 Bij sommige woorden moet je een klinker weghalen of er een medeklinker bij zetten.
boom – bomen blok – blokken
4 In sommige woorden verandert de klinker in het meervoud. stad – steden schip – schepen
5 Sommige woorden die eindigen op -e hebben twee meervoudsvormen seconde - secondes/seconden keuze - keuzes/keuzen
6 Woorden die eindigen op -ee of -ie krijgen een trema in het meervoud. Ligt de klemtoon op de laatste lettergreep? Voeg dan in het meervoud -ën toe. Anders zet je het trema op de laatste e van het woord.
idee - ideeën knie - knieën bacterie - bacteriën porie - poriën
7 Sommige woorden hebben alleen een enkelvoud of alleen een meervoud. rommel, vee hersenen, inkomsten 26 Meervoud op -n begrijpen
a Bekijk samen het enkelvoud en het meervoud van de zelfstandige naamwoorden.
Op welke manier is van het enkelvoud een meervoud gemaakt?
• Noteer in de laatste kolom wat is toegevoegd aan het enkelvoud om een meervoud te maken.
• Je kunt vier verschillende manieren ontdekken.
enkelvoud meervoud manier
1 boek boeken
2 bacterie bacteriën
3 melodie melodieën
4 idee ideeën
5 zee zeeën
enkelvoud meervoud manier
6 ei eieren
7 kind kinderen
8 dier dieren
b Bekijk je antwoord op vraag a.
Wanneer schrijf je in het meervoud -ën en wanneer zet je een trema op de laatste -e van het woord?
Leg je antwoord uit met behulp van de zelfstandige naamwoorden melodie en bacterie
27 Meervoud op -n maken
Vul het goede meervoud in.
1 de boef de
2 de poes de
3 de kopie de
4 de kolonie de
5 de fee de
6 het blad (van een boom) de
7 de allergie de
8 de olie de
28 Meervoud met -s begrijpen
a Bekijk samen het enkelvoud en het meervoud van de zelfstandige naamwoorden.
Op welke manier is van het enkelvoud een meervoud gemaakt?
• Noteer in de laatste kolom wat is toegevoegd aan het enkelvoud om een meervoud te maken.
• Je kunt twee verschillende manieren ontdekken.
enkelvoud meervoud manier etalage etalages cowboy cowboys ski ski's wijzer wijzers abonnee abonnees niveau niveaus
hobby hobby's alinea alinea's
b Waarom moet je voor het meervoud soms 's gebruiken in plaats van s?
Gebruik de woorden in de tabel om je antwoord uit leggen.
verkeerd gespeld goed gespeld
skis, zebras, metros, paraplus
ski's, zebra's, metro's, paraplu's
29 Meervoud met -s invullen
Vul het goede meervoud in.
1 een loempia twee
2 een lolly twee
3 een piramide twee
4 een regio twee
30 Meervoud invullen
Zet de woorden in het meervoud.
1 het risico de
2 de party de
3 het cadeau de
4 het alibi de
ZELFTOETS
5 een café twee
6 een kangoeroe twee
7 een bikini twee
8 een bureau twee
5 het café de
6 de fantasie de
7 de camera de
8 het display de
Testen hoe goed je dit onderdeel beheerst? Ga naar Op niveau online en maak de zelftoets.
VERDER OEFENEN?
Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online.
2.3 Formuleren
Je leert:
• duidelijke zinnen schrijven;
• regels voor hoofdletters en leestekens goed toepassen.
LEERDOELEN
31 Hoofdletters en leestekens
Lees Stijlregel 1: Gebruik hoofdletters en leestekens. Verbeter de zin. Gebruik hoofdletters en leestekens op de goede plaats.
1 dit meen je niet
2 isa heeft flessenpost gevonden in een beekje dat door putten stroomt
3 de brief zat in een lege fles coca-cola
4 wie zou de brief hebben verstuurd
5 de afzender was mevrouw reepel uit voorthuizen
6 stuur onmiddellijk een bericht terug
Stijlregel 1: Gebruik hoofdletters en leestekens
Gebruik hoofdletters en leestekens. Een tekst waarin hoofdletters en leestekens staan, is makkelijker te lezen.
Dit zijn de regels:
• Begin elke zin met een hoofdletter.
• Schrijf namen met hoofdletters.
• Zet achter een gewone zin een punt.
• Zet achter een vragende zin een vraagteken.
• Zet achter een uitroep een uitroepteken.
Gebruik nooit meer dan één vraagteken of uitroepteken. Eén is genoeg. Als je een uitroep extra nadruk wilt geven, doe dat dan met woorden.
Volgens de weervrouw gaat het deze week 's nachts al vriezen.
Heb je dat goed gehoord, Jalou? Hè, de winter begint wel erg vroeg!
32 Afkortingen
Lees Stijlregel 2: Gebruik geen afkortingen. Bekijk het WhatsAppgesprek tussen twee vrienden.
Stijlregel 2: Gebruik geen afkortingen
Gebruik geen afkortingen. Afkortingen maken je tekst moeilijker te lezen, want niet iedereen begrijpt ze.
De beklimming van de Mont Blanc was idd ’n groot avontuur. ✘ (fout)
De beklimming van de Mont Blanc was inderdaad een groot avontuur. ✓ (goed)
a Neem het gesprek precies over, maar zonder afkortingen. Maak van alle afkortingen dus hele woorden.
Bente Srry k zag je app ni.
Moreno Je lag sws te slapen!
Bente Neh, had mn tel gwn ni bij me.
b Waarom worden op sociale media vaak afkortingen gebruikt? Noem drie redenen.
Moreno Stuur me ff een pb op ig!
Bente Wrm?
Bente Ok! Moreno Vertel ik zo.
c In welke teksten horen afkortingen niet thuis, volgens jou?
33 Hele zinnen maken
Lees Stijlregel 3: Maak hele zinnen. Verbeter de zinnen. 1 Ben niet gek!
2 Moet nog even langs huis fietsen.
3 Gisteren eindelijk een wedstrijd gewonnen.
4 Weet niet of ik kan.
5 Afgelopen maand niet over mijn internetbundel gegaan.
Stijlregel 3: Maak hele zinnen
Maak hele zinnen. Schrijf dus in elke zin een onderwerp en een persoonsvorm.
Volgende week tennissen? ✘ (fout)
Ga je volgende week met me tennissen? ✓ (goed)
ZELFTOETS
Testen hoe goed je dit onderdeel beheerst? Ga naar Op niveau online en maak de zelftoets.
VERDER OEFENEN?
Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online.
2.4 Taalbewustzijn
Je leert: • de trappen van vergelijking gebruiken.
34 Vergelijken Bekijk de afbeelding.
a Wat kun je zeggen over de rode matroesjka in vergelijking met de andere vier?
De rode matroesjka is
b Wat kun je over de blauwe matroesjka zeggen in vergelijking met de andere vier?
De blauwe matroesjka is
35 Trappen van vergelijking
a Lees de theorie Trappen van vergelijking
Maak twee woordreeksen af.
Voeg zelf een woordreeks toe.
trap 1 trap 2 trap 3
1 laat later laatst
2 wit witter witst
3 duur duurder duurst
4 bang
5 koud
6
Trappen van vergelijking
Er zijn drie trappen van vergelijking. Je gebruikt ze als je twee of meer dingen met elkaar wilt vergelijken.
trap 1 trap 2
Onze auto is snel
trap 3
De auto van mijn neef is sneller De auto van Max is het snelst
Je maakt de trappen door -er en -st achter het grondwoord te schrijven. Soms moet je het woord aanpassen.
lang - langer - langst duur - duurder - duurst goed – beter – best
b Verbind de trap met de juiste vorm van het grondwoord.
trap 1
trap 2
trap 3
• • het grondwoord + -er
• • het grondwoord + -st
• • het grondwoord
36 Trappen invullen
Noteer de trappen van vergelijking van de woorden.
trap 1 trap 2 trap 3
1 ver
2 interessanter
3 mooi
4 trots
5 valser
6 breder
7 grijst
8 positief
37 Trappen opzoeken
Deze trappen van vergelijking komen vaak voor, maar gaan niet volgens de regels.
Noteer de trappen van vergelijking.
Gebruik een woordenboek als dat nodig is.
trap 1 trap 2 trap 3
veel
weinig
goed
Nieuws gaat over de wereld om je heen. Als er iets belangrijks gebeurt, dan komt het in het nieuws. Het nieuws vind je op tv, in de krant, op websites of in een app op je mobiel. Je kunt natuurlijk niet al het nieuws volgen. Iedereen maakt zijn eigen keuzes. Je leert ook waar je op kunt letten als je niet zeker weet of een nieuwsbericht waar is. Duik in de wereld van nieuws!
Je leert:
1 je mening geven over een nieuwsbericht;
2 informatie zoeken om een nieuwsbericht te schrijven;
3 de inhoud van een nieuwsbericht begrijpen;
4 het onderwerp van een nieuwsbericht bepalen;
5 het schrijfdoel van een nieuwsbericht herkennen;
6 de titel, tussenkopjes en bronvermelding van een tekst herkennen;
7 aantekeningen maken en gebruiken;
8 een nieuwsbericht beoordelen;
9 een nieuwsbericht schrijven;
10 een nieuwsbericht presenteren.
1 Wat ga ik leren?
a Bekijk de leerdoelen van dit hoofdstuk.
Welk leerdoel lijkt je leuk om mee aan de slag te gaan?
Leg uit waarom.
b Welk leerdoel lijkt je het makkelijkst?
Leg uit waarom.
LEERDOELEN
• Je kijkt vooruit naar de dingen die je in dit hoofdstuk gaat leren.
2 Het nieuws
Als er iets belangrijks gebeurt, komt het in het nieuws.
a Lees of kijk je weleens naar het nieuws?
ja
nee
b Waar lees of hoor jij meestal het nieuws?
□ (Jeugd)journaal
□ website
□ krant
□ app
□ Ik lees of hoor geen nieuws.
c Vind je nieuws belangrijk?
◯ Ja, ik vind het goed om te weten wat er in de wereld gebeurt.
◯ Ja, maar ik vind het nieuws vaak wel ingewikkeld.
◯ Een beetje, maar ik volg het nieuws niet echt.
◯ Nee, het interesseert me niet zo veel.
Kijk en luister naar het ochtendjournaal van het Jeugdjournaal
a Welk onderwerp vond je het interessantst?
b Welk onderwerp is volgens jou het belangrijkst?
Leg uit waarom je dat denkt.
c Zou je mee willen werken aan het maken van nieuws, bijvoorbeeld door erover te vertellen of door erover te schrijven?
Leg uit waarom.
4 Hier wil ik meer van weten!
Bekijk de titels en afbeeldingen van de nieuwsberichten.
1 iPad 48 jaar vergrendeld 2 Kleine zonnebril grote trend 3 Duitse politie betrapt snelheidsduif
4 Egyptenaren gingen 2000 jaar geleden al naar de tandarts
5 Te lang naar een scherm kijken is slecht voor je ogen
6 13 jaar en miljonair door gezond snoep
5
a Welk bericht zou je graag helemaal willen lezen?
Leg uit waarom je dit bericht gekozen hebt.
b Wanneer wil jij een nieuwsbericht lezen?
Je mag meer antwoorden aankruisen.
□ Als er een grappige titel boven staat.
□ Als er een leuke afbeelding bij staat.
□ Als het over iets interessants gaat.
□ Als het over iets belangrijks gaat.
□ Als ik het zelf interessant of belangrijk vind.
c Kijk nog eens naar de nieuwsberichten bij vraag a.
Welk bericht zou je niet willen lezen?
Leg uit waarom.
d Lees nu een van deze drie nieuwsberichten.
1 Kleine zonnebril grote trend
2 iPad 48 jaar vergrendeld
3 Duitse politie betrapt snelheidsduif
4 Te lang naar een scherm kijken is slecht voor je ogen
Vind je het gekozen nieuwsbericht meer of minder interessant dan je had verwacht?
Leg uit waarom.
Morgen kunnen de eerste lentekriebels alweer opkomen. Het kan plaatselijk wel 16 graden worden. Voor je het weet staat de zomer alweer voor de deur en dan kun je maar beter je zonnebril paraat hebben. Maar een oversized donkere zonnebril is helemaal uit. De mini-zonnebril is nu al wat de klok slaat.
Bron: www.rtlnieuws.nl
'Probeer het opnieuw over 25.536.442 minuten'. Evan Osnos schrok zich vorige week een hoedje toen hij op zijn iPad keek. Zijn zoontje had zo vaak het verkeerde wachtwoord ingevuld dat het apparaat was geblokkeerd … 48 jaar lang!
'Uhm, dit ziet er nep uit. Maar zo ziet onze iPad er helaas uit, nadat onze driejarige zoon ermee heeft gespeeld en de foute code heeft ingetoetst', schreef de Amerikaanse Osnos bij een foto op Twitter. Osnos hoopte dat iemand een oplossing zou hebben voor de blokkade. 48 jaar wachten zag hij namelijk niet zitten!
(On)geluk Osnos had geluk. Dankzij een reset* via iTunes kon hij de iPad weer ontgrendelen. Helaas gingen hierdoor wel al zijn gegevens verloren.
*reset - resetten = opnieuw instellen
Doorgaans hoef je nooit zo lang te wachten als je de code fout intoetst. Maar hoe vaker je het verkeerd doet, hoe langer de tijd dat je moet wachten. Dit is bedacht om ervoor te zorgen dat vreemden niet zomaar in je iPad kunnen inbreken. Eigenlijk heel handig dus, maar niet als je het te vaak doet. Osnos' zoontje mag in ieder geval de komende tijd niet meer op de iPad spelen!
nos.nl
Politie-agenten in Duitsland keken raar op toen ze de foto's van een flitspaal bekeken. Behalve te hard rijdende auto's bleek ook een duif te zijn geflitst. Het dier vloog 45 kilometer per uur op een plaats waar je maar 30 kilometer per uur mag.
De Duitse politie heeft een bewijsfoto op Facebook gezet. Daarbij hebben ze geschreven dat de duif na correctie maar 12 kilometer te snel was gevlogen. Normaal moet je dan een boete van 25 euro betalen. De politie gaat niet op zoek
naar getuigen om de duif op te sporen, meldt de politie droogjes.
Onderzoekers weten het nu zeker. Te lang en te vaak turen naar een klein beeldscherm is slecht voor je ogen.
Onderzoekers van het Erasmus MC volgden een grote groep Rotterdamse kinderen van hun zesde tot dertiende jaar. Een kwart van deze groep blijkt nu bijziend. Dat betekent dat ze niet scherp kunnen zien in de verte. Op zesjarige leeftijd kon maar 2,5 procent van deze kinderen niet goed in de verte kijken.
Blindheid
De verwachting is zelfs dat méér dan de helft van de onderzochte groep jongeren bijziend is als ze 21 jaar zijn. Hoewel alleen naar kinderen in Rotterdam is gekeken, verwachten de onder-
zoekers dat de uitkomsten voor alle kinderen in Nederland gelden. Bijziendheid kan als je ouder bent ook tot blindheid leiden.
Scherp zien
Dat de ogen van kinderen achteruitgaan, komt volgens de onderzoekers doordat ze vaak én lang naar iets kijken dat dichtbij is: tablets en smartphones. Aan het NOS Radio 1 Journaal vertelt oogdeskundige Jan Roelof Polling: 'Als je heel veel leest of heel veel dichtbij kijkt en heel weinig buiten komt, dan gaat het oog groeien. Dan wordt het oog bijziend. Als je in je schrift kijkt op school of op je tablet, dan kun je alles nog goed zien. Maar als je in de verte op het bord kijkt, zie je niet meer scherp.'
20, 20, 2-regel
Het advies van Polling? De 20, 20, 2-regel. Niet te lang achter elkaar op je schermpje turen, bijvoorbeeld twintig minuten en dan twintig minuten rust nemen zodat je ogen iets anders kunnen doen. En verder zoveel mogelijk buiten spelen. Minstens twee uur per dag.
Bron: www.kidsweek.nl
WOORDENSCHAT
Als je veel woorden kent, kun je beter zeggen wat je bedoelt, en kun je teksten beter begrijpen. In de paragraaf Woordenschat leer je de betekenis van woorden. Ook leer je wat je kunt doen als je een woord niet kent. Ga naar Op niveau online en oefen je woordenschat.
Je leert:
• informatie zoeken om een nieuwsbericht te schrijven;
• je mening geven over een nieuwsbericht;
• de inhoud van een nieuwsbericht begrijpen;
• een nieuwsbericht schrijven.
5 Nieuwsbronnen verkennen
a Nieuws kun je vinden op verschillende plaatsen. Bijvoorbeeld in de krant.
Waar kun je nog meer nieuwsberichten lezen of luisteren?
b Een plaats waar je nieuwsberichten leest, noem je een nieuwsbron.
Kijk naar de afbeeldingen bij vraag a.
Kies één nieuwsbron die je kent.
1 Hoe heet de nieuwsbron?
2 Hoe vaak verschijnt de nieuwsbron?
3 Gaat het nieuws vooral over gebeurtenissen bij jou in de buurt, in Nederland of in het buitenland?
6
Nieuwsbericht luisteren
Bekijk de video Iedereen beroemd
TIP
Zie je een woord dat je niet kent? Gebruik dan het Stappenplan moeilijke woorden achter in het boek.
a Over wie gaat de video vooral?
◯ brugklassers
◯ medewerkers van de film
b Wat is er gebeurd?
◯ de première van de film Brugklas
◯ een klassenuitje van een brugklas
◯ er is een film gemaakt door brugklassers
c Waar speelt het zich af?
◯ in Brabant
◯ in Drenthe
◯ in Zeeland
d Vind je dit nieuws interessant?
Leg je antwoord uit.
e Bekijk de afbeelding bij dit nieuwsbericht.
Wat is een rode loper?
f De jongen, die als eerste geïnterviewd wordt, is enthousiast.
Waaruit blijkt dat hij enthousiast is?
g Wat heb je aan een bericht over een nieuwe film?
7 Ontdekken wat er is gebeurd
Bekijk de tekst Goudvissen leren autorijden
Lees de theorie Nieuwsberichten
Nieuwsberichten
Nieuwsberichten zijn vaak korte teksten in de krant of op nieuwssites die het doel hebben om de lezer te informeren. Elke tekst gaat over één onderwerp
Een nieuwsbericht begint altijd met een aantrekkelijke kop (titel), waardoor de interesse van de lezer wordt gewekt. Meestal geeft de kop van een nieuwsbericht direct aan om welk nieuws het gaat.
Na de titel volgt een vetgedrukte inleiding met het belangrijkste nieuws over het onderwerp. De inleiding maakt de lezer nieuwsgierig naar de rest van de tekst. De hele tekst geeft antwoorden op de 5W+1H-vragen
Teksten zijn vaak verduidelijkt of aantrekkelijker gemaakt met beeld, zoals foto's, schema's, grafieken en tekeningen.
Nieuwsberichten komen uit een bepaalde bron. Deze staat meestal onder de tekst vermeld. Om te weten of je de tekst kunt vertrouwen, is het belangrijk te weten uit welke nieuwsbron hij komt.
a Maakt de titel je nieuwsgierig?
Leg je antwoord uit.
b Kijk nu naar de titel, de foto en de dikgedrukte zinnen (tussenkopjes).
Waar denk je dat dit bericht over gaat?
c Lees nu het nieuwsbericht helemaal.
Wat is er ontdekt?
d Wie heeft het ontdekt?
e Hoe hebben ze de goudvissen leren autorijden?
f Je kunt ook de vragen Wanneer? en Waar? beantwoorden.
Zijn die vragen belangrijk bij deze tekst?
Leg uit waarom wel of niet.
g Wat bewijst dit onderzoek volgens de wetenschappers?
Goudvissen leren autorijden
Het is Israëlische wetenschappers gelukt om goudvissen te leren rijden. Ze bouwden een speciaal vissenvoertuig: een aquarium, een camera en een computer bovenop een set wielen.
Het speciale vissenvoertuig reageert op de bewegingen van de vissen in het aquarium. De wielen onder de bak met water rijden dezelfde kant op als waar de goudvis naartoe zwemt.
De wetenschappers leerden zes goudvissen hoe ze het moesten besturen. Daarvoor kregen ze ieder zo’n tien rijlessen. Elke keer dat een vis
een duidelijk zichtbaar doel bereikte, werd die beloond met eten.
Niet veel tijd nodig
Verrassend genoeg hadden de vissen niet veel tijd nodig om te leren rijden, vertelt onderzoeker
Shachar Givon van de Israelische Ben- Gurion Universiteit. ‘In het begin zijn ze in de war, maar al snel snappen ze dat wat zij doen, invloed heeft op hoe de “auto” zich beweegt.’
Betere chauffeurs
Sommige goudvissen zijn zelfs betere chauffeurs dan andere, merkten de wetenschappers. 'Er waren zeer goede vissen die het uitstekend deden en er waren middelmatige vissen', aldus biologieprofessor Ronen Segev. Nu denk je misschien: waarom zou je dit willen weten? Volgens de wetenschappers bewijst dit onderzoek dat vissen moeilijke dingen kunnen leren. ‘Veel mensen zien vissen als primitief, maar dat klopt niet’, aldus Segev.
Bron: www.kidsweek.nl
8 5W+1H-vragen gebruiken
Lees de theorie 5W+1H-vragen
Bekijk de afbeelding. Jullie gaan er samen een nieuwsbericht over schrijven. Gebruik daarbij ook de theorie Nieuwsberichten én je fantasie.
Een nieuwsbericht geeft antwoord op deze vragen:
• Wie?
• Wat?
• Waar?
• Wanneer?
• Waarom of waardoor?
• Hoe?
Dit noem je de 5W+1H-vragen
a Wie is er aangereden?
b Wie praat er met de agent?
c Wat is er gebeurd?
d Waar is het ongeluk gebeurd?
e Wanneer is het ongeluk gebeurd?
f Waardoor is het ongeluk gebeurd?
g Hoe is het ongeluk gebeurd?
Schrijf een kort nieuwsbericht over het ongeluk.
a Bedenk een titel voor jullie nieuwsbericht.
b Schrijf het nieuwsbericht.
• Gebruik jullie antwoorden op de 5W+1H-vragen.
• Zorg ervoor dat iemand anders het bericht kan begrijpen.
• Let op de punten bij vraag d.
c Wissel jullie nieuwsbericht uit met twee andere klasgenoten. Controleer elkaars nieuwsbericht.
• Let op de punten bij vraag d.
• Verbeter jullie tekst als dat nodig is.
d Hoe ging het schrijven?
• Ons bericht geeft antwoord op de 5W+1H-vragen.
• We gebruiken hoofdletters en leestekens.
• We hebben de woorden goed gespeld.
e Wat willen jullie bij een volgende schrijfopdracht beter doen?
Je leert:
• je mening geven over een nieuwsbericht;
• de inhoud van een nieuwsbericht begrijpen;
• het schrijfdoel van een nieuwsbericht herkennen;
• de titel, tussenkopjes en bronvermelding van een tekst herkennen;
• een nieuwsbericht beoordelen;
• een nieuwsbericht schrijven.
10 Nieuwsbericht bekijken
Lees de theorie Titel, tussenkopjes, bronvermelding Bekijk de tekst iPad 48 jaar vergrendeld
Een tekst bestaat vaak uit verschillende onderdelen:
• Boven een tekst staat altijd een titel. De titel vertelt vaak waar de tekst over gaat, maar kan je ook nieuwsgierig maken.
• In langere teksten staan meestal tussenkopjes. Die geven aan waarover het volgende stuk tekst gaat. Ze maken een tekst overzichtelijker.
• Onderaan de tekst staat de bronvermelding. Deze geeft aan waar de tekst vandaan komt.
a Maakt de titel je nieuwsgierig? ◯ ja ◯ nee
b Wat zou je willen weten als je de titel leest?
c Wat is de bron van dit bericht?
'Probeer het opnieuw over 25.536.442 minuten'. Evan Osnos schrok zich vorige week een hoedje toen hij op zijn iPad keek. Zijn zoontje had zo vaak het verkeerde wachtwoord ingevuld dat het apparaat was geblokkeerd … 48 jaar lang!
'Uhm, dit ziet er nep uit. Maar zo ziet onze iPad er helaas uit, nadat onze driejarige zoon ermee heeft gespeeld en de foute code heeft ingetoetst', schreef de Amerikaanse Osnos bij een foto op Twitter. Osnos hoopte dat iemand een oplossing zou hebben voor de blokkade. 48 jaar wachten zag hij namelijk niet zitten!
(On)geluk Osnos had geluk. Dankzij een reset* via iTunes kon hij de iPad weer ontgrendelen. Helaas gingen hierdoor wel al zijn gegevens verloren.
*reset - resetten = opnieuw instellen
Lees de tekst iPad 48 jaar vergrendeld nu helemaal.
a Wat betekent blokkade? (regel 12)
Doorgaans hoef je nooit zo lang te wachten als je de code fout intoetst. Maar hoe vaker je het verkeerd doet, hoe langer de tijd dat je moet wachten. Dit is bedacht om ervoor te zorgen dat vreemden niet zomaar in je iPad kunnen inbreken. Eigenlijk heel handig dus, maar niet als je het te vaak doet. Osnos' zoontje mag in ieder geval de komende tijd niet meer op de iPad spelen!
◯ het oplossen van iets ◯ het repareren van iets ◯ het tegenhouden van iets
b Wat betekent doorgaans? (regel 18)
◯ altijd ◯ meestal
◯ soms
c De tekst gaat over een jongetje dat de iPad van zijn vader heeft vergrendeld.
Schrijf kort op wat er is gebeurd.
Gebruik hiervoor deze vragen:
Wie?
Wat?
Waardoor?
Hoe?
d Je kunt ook de vragen Wanneer? en Waar? beantwoorden.
Zijn die vragen belangrijk bij deze tekst?
Leg uit waarom wel of niet.
e Waarmee had Evan Osnos geluk en waarmee had hij pech?
f Hoe kon je het antwoord op de vorige vraag snel vinden?
12 Nieuwsbericht beoordelen
Lees de theorie Schrijfdoelen en tekstsoorten
Gebruik de tekst iPad 48 jaar vergrendeld
Schrijfdoelen en tekstsoorten
Een schrijver heeft een bedoeling met zijn tekst. Dit noem je het schrijfdoel. Bij ieder schrijfdoel hoort een tekstsoort. De tekstsoort herken je vaak aan de opmaak van de tekst.
schrijfdoel tekstsoort uitleg kenmerken voorbeeld informeren informerende tekst informatie geven tussenkopjes nieuwsbericht, tekst uit een schoolboek, journaal, website, achtergrondtekst
a Wat vind je van dit bericht?
◯ Ik vind het grappig.
◯ Ik vind het interessant.
◯ Ik vind het niet leuk.
◯ Ik vind het niet belangrijk.
◯ Ik vind het saai.
b Leg je antwoord op vraag a uit.
c Wat is het schrijfdoel van deze tekst?
d Als je zelf een iPad hebt of zou hebben, wat heb je dan aan dit bericht? Noem twee dingen.
1 2
13 Nieuwsbericht voorbereiden
Maak een groep van vier. Jullie zijn verslaggever voor een jongerenkrant. Je krijgt de opdracht om een nieuwsbericht te schrijven voor lezers die net zo oud zijn als jij. Het doel van het bericht is de lezer informeren.
a Kies de titel waarbij jullie een nieuwsbericht willen schrijven.
◯ Computers vaak slecht beveiligd
◯ Steeds meer mensen kopen tweedehands kleding
◯ Rapper brengt nieuw album uit
◯ 13 jaar en miljonair
◯ Rechtop peddelen steeds populairder
b Gebruik de theorie 5W+1H-vragen
Lees zo nodig de theorie Nieuwsberichten nog eens door.
Verdeel de vragen in de groep.
Zorg dat iedereen een vraag heeft. Jullie hoeven niet alle vragen te gebruiken.
14 Nieuwsbericht schrijven
a Beantwoord de vraag die je koos bij opdracht 13b.
Schrijf het antwoord in twee of drie zinnen op.
b Schrijf het nieuwsbericht.
• Voeg de antwoorden van de groep bij elkaar.
• Pas de zinnen aan als dat nodig is.
• Zorg dat iemand anders het nieuwsbericht goed kan begrijpen. Gebruik eventueel tussenkopjes.
• Bedenk een passende titel.
• Noteer een bronvermelding.
c Wissel jullie nieuwsbericht uit met het nieuwsbericht van een ander groepje. Beoordeel elkaars nieuwsbericht.
• Let op de punten bij vraag d.
• Verbeter jullie tekst als dat nodig is.
d Hoe ging het schrijven?
• Ons bericht geeft antwoord op de 5W+1H-vragen.
• Ons bericht heeft een duidelijk doel (informeren).
• Ons bericht heeft een bron.
• We gebruiken hoofdletters en leestekens.
e Wat wil je bij een volgende schrijfopdracht beter doen?
Je leert:
• informatie zoeken om een nieuwsbericht te schrijven;
• een nieuwsbericht beoordelen;
• het onderwerp van een nieuwsbericht bepalen;
• aantekeningen maken en gebruiken.
15 Nieuws zoeken en controleren
De NOS zorgt voor nieuws op tv. Dit heet het journaal. Je gaat een video bekijken van de NOS over hoe nieuws wordt gemaakt.
Lees eerst de vragen goed door. Lees de theorie Aantekeningen maken
Je maakt aantekeningen om te onthouden wat je leest, ziet of hoort. Bijvoorbeeld als je informatie krijgt van je docent tijdens de les, maar ook als je een werkstuk maakt.
Aantekeningen maken doe je zo:
Kleur
• je ziet wat bij elkaar hoort
Tekens
• • • • • lijnen pijlen cirkels vraagteken uitroepteken
Tekst
• • • alleen de belangrijkste dingen trefwoorden geen hele zinnen
Tekeningetjes
• simpel = herkenbaar
a Bekijk de video Hoe wordt nieuws gemaakt? Maak aantekeningen.
Wat wordt er in het fragment uitgelegd? Schrijf het op in je eigen woorden.
b Journalisten van de NOS gaan op zoek naar nieuws.
Op welke manieren doen ze dat?
1 Ze gebruiken hun eigen contacten (netwerk).
2 Ze kijken op sociale netwerken.
3 Ze krijgen telefoon van ongeruste mensen.
4 Ze krijgen berichten van persbureaus.
5 Ze maken elke dag zelf veel mee.
6 Ze krijgen berichten van bedrijven en organisaties.
juist onjuist
c De NOS controleert altijd goed of informatie waar is.
Waarom is het belangrijk om goed uit te zoeken of een bericht waar is?
d De NOS bepaalt of een gebeurtenis belangrijk genoeg is voor het nieuws.
Welke vijf vragen stelt de NOS om te bepalen of nieuws belangrijk is?
□ Gaat het over belangrijke personen?
□ Is het bijzonder of uitzonderlijk?
□ Is het interessant?
□ Is het nieuw?
□ Is het spannend?
□ Spreekt het veel mensen aan?
□ Zijn er grote gevolgen?
□ Zijn er veel slachtoffers?
e Er wordt eerst een basisbericht gemaakt van het nieuws.
Wat staat er in dit basisbericht?
16 Tekst bekijken
Bekijk de tekst Bijzondere operatie
a Wat is de titel?
b Maakt de titel jou nieuwsgierig?
Zet een kruisje op de lijn.
niet nieuwsgierig heel nieuwsgierig
c Lees de titel, bekijk de afbeelding en lees de inleiding.
Lees de theorie Onderwerp en deelonderwerp
Waar gaat de tekst over?
Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp. Je kunt vaak in een paar woorden zeggen waar een tekst over gaat. In een langere tekst worden vaak ook deelonderwerpen besproken. Daarin komt steeds een gedeelte van het onderwerp aan bod.
Je vindt het onderwerp en de deelonderwerpen door de titel en de tussenkopjes te lezen en de afbeeldingen te bekijken.
d De basisinformatie geeft antwoord op de vragen: Wie, Wat, Waar, Wanneer en Hoe? Staat de basisinformatie in de inleiding? Leg je antwoord uit.
e Wat is het schrijfdoel van de tekst?
3D-printers kunnen bijna alles maken. Zelfs een implantaat voor de schedel van een hond. Het geprinte plaatje van titanium redde het leven van Iza.
Iza, een Siberische husky, had een grote tumor op haar schedel. Bij de operatie moest een groot stuk van het bot worden weggehaald. Dat zorgde ervoor dat de hersenen van de hond niet meer goed beschermd waren.
Dierenarts Björn Meij legt uit dat dat heel gevaarlijk kan zijn. Over een oplossing hoefde hij niet lang na te denken. Samen met de Universiteit Utrecht deed hij al onderzoek naar 3D-printen. Zo kwam hij al snel op het idee om een schedelimplantaat te printen. Het was voor het eerst dat zo’n operatie in Europa is gedaan. Een echte primeur dus.
Meneer Meij verwacht met behulp van de 3D-printer meer hondenlevens te kunnen red-
Lees de tekst Bijzondere operatie nu helemaal.
a Wat is een 3D-printer? (regel 1)
den. Deze techniek kan ook heel goed gebruikt worden voor een heup, kaak of poot.
En Iza? Haar operatie was al een paar maanden geleden, maar werd pas deze week bekendgemaakt. Het gaat heel goed met haar. Ze is gelukkig weer helemaal de oude.
Bron: 7Days
b De hond Iza heeft voor haar schedel een implantaat gekregen. Wat is een implantaat? (regel 2)
Tip: Lees de zin die erna staat.
c Wat is een primeur? (regel 17)
Tip: Lees de zin die ervoor staat.
◯ Iets wat al heel vaak is gebeurd.
◯ Iets wat nog nooit eerder is gebeurd.
◯ Iets wat waarschijnlijk nooit zal gebeuren.
d Zet pijltjes bij de lichaamsdelen waarvoor de 3D-techniek ook gebruikt kan worden.
e Vergelijk je antwoord bij vraag d met dat van een klasgenoot.
Hebben jullie hetzelfde antwoord gegeven?
Verbeter je antwoord als dat nodig is.
f Vind je de informatie in de tekst belangrijk genoeg voor een nieuwsbericht?
Leg je antwoord uit.
18 Nieuwswaarde ontdekken
Gebruik de tekst Utrechter Khalid laat jongeren kickboksen in zijn nieuwe gym
a Lees de titel van de tekst.
Denk je dat je dit nieuws bij de NOS tegenkomt of juist niet?
Leg uit waarom.
b Lees de tekst nu helemaal.
Beantwoord de 5W+1H-vragen bij de tekst.
• Wie?
• Wat?
• Waar?
• Wanneer?
• Waarom?
• Hoe?
c Beantwoord de vragen die de NOS stelt bij het maken van nieuwsberichten. ja nee
1 Gaat het nieuws over belangrijke personen?
2 Is het bijzonder of uitzonderlijk?
3 Is het nieuw?
4 Zijn er grote gevolgen?
5 Zijn er veel slachtoffers?
d Werk samen met twee klasgenoten. Kijk nog eens naar jullie antwoorden bij vraag c. Deze vragen gebruikt de NOS om te bepalen of een gebeurtenis nieuwswaarde heeft.
Heeft de tekst over Khalids sportschool veel nieuwswaarde voor de NOS?
Bespreek samen jullie antwoord en leg uit waarom jullie dit denken.
Van 200 vierkante meter naar 900. Utrechter
Khalid Bourdif (40) heeft een nieuwe én ruimere locatie gevonden voor zijn sportschool Bourdif Gym. En ook nog eens in de buurt van de oude locatie in Overvecht. 'We moeten nog het een en ander verbouwen, dus het duurt nog even voordat de sportschool opengaat. Dat zal waarschijnlijk deze zomer zijn.'
Ieder kind is welkom bij de Utrechtse sportschool. Jongens en meisjes. Ook kinderen waarvan de ouders het niet breed hebben. 'Dat komt nou eenmaal veel voor hier in Overvecht. Als een kind gemotiveerd is en heel graag wil leren kickboksen is hij of zij welkom. Ik kijk regelmatig samen met de ouders wat mogelijk is.'
'Alles blijft binnen de sportschool' Er bestaat een belangrijke regel en wet binnen Bourdif Gym: 'Alles wat je hier leert, blijft binnen de sportschool.' Dit bespreekt hij iedere laatste tien minuten van een les. Ontzettend belangrijk, vertelt Bourdif, omdat hij wil voorkomen dat kinderen buiten op straat met elkaar gaan kickboksen.
'Dat is niet de bedoeling. Het is en blijft een sport. Zodra ik hoor dat kinderen met elkaar vechten op straat, grijp ik in. Dan betrek ik de ouders van het kind er ook bij en ga ik met hen in gesprek om te kijken waar het fout gaat of waar het kind behoefte aan heeft.'
Het is niet voor niks dat Bourdif voor veel Utrechters meer is dan alleen een kickboksleraar. 'Ik ben ook een coach voor de kinderen. En ook wel een bekend figuur in de wijk. Ouders kennen mij vanwege mijn eigen wedstrijden van vroeger. Als ik naar de supermarkt ga, wordt er vaak "hey meester" naar mij geroepen. Dat vind ik heel mooi. Ik ben gek op die kinderen.'
Je leert:
• informatie zoeken om een nieuwsbericht te schrijven;
• een nieuwsbericht beoordelen;
• een nieuwsbericht schrijven;
• een nieuwsbericht presenteren.
19 Nepnieuws herkennen
Bekijk de video Wat is nepnieuws?
a Wat is nepnieuws?
b Waar kom je tegenwoordig nepnieuws tegen?
Noem twee voorbeelden.
1 2
c Waarom maken mensen nepnieuws?
□ Om andere mensen te beïnvloeden.
□ Omdat ze dat leuk vinden.
□ Omdat ze het gewone nieuws saai vinden.
□ Omdat ze van onwaarheden houden.
□ Om geld te verdienen.
d Hoe kan iemand met nepnieuws geld verdienen?
e Hoe worden mensen beïnvloed om op iemand in de politiek te stemmen?
◯ Door mensen te laten geloven dat iemand de beste is om het land te besturen.
◯ Door te beweren dat er een 'gevaar' is zodat ze gaan stemmen op iemand die er iets aan gaat doen.
◯ Door te zeggen dat mensen rijk worden als ze op een bepaalde persoon stemmen.
f Hoe kun je bepalen of nieuws waar is of niet waar?
Noem twee tips die in de video genoemd worden.
1 2
a Lees de theorie Nepnieuws en verzonnen nieuws.
Lees de titels van de nieuwsberichten:
• Nog te weinig katten op zwemles
• Zwemmende kat Nathan is hit op Instagram
Denk je dat de berichten waar zijn?
Leg je keuze uit.
Nog te weinig katten op zwemles is waar/niet waar, omdat
Zwemmende kat Nathan is hit op Instagram is waar/niet waar, omdat
Nepnieuws en verzonnen nieuws
Je kunt nieuwsberichten tegenkomen die niet waar zijn: nepnieuws. Soms kom je ook nieuwsberichten tegen die voor een deel verzonnen zijn. Een schrijver kan de waarheid aanvullen met informatie die zelf bedacht is.
Zo bepaal je of een bericht waar is:
• Bekijk de bron. Ken je de bron niet? Bekijk op internet ook andere berichten van die bron.
• Is de informatie ook in andere bronnen te vinden? Dan is het waarschijnlijker dat het bericht waar is.
• Wees kritisch. Vraag jezelf af of het mogelijk is wat je leest of hoort.
• Controleer dingen die je vreemd of belachelijk vindt.
b Lees de tekst Nog te weinig katten op zwemles
Wat is het onderwerp van de tekst?
c Wat is de belangrijkste informatie in de tekst?
d Waar in de tekst kun je deze informatie vinden?
e Wat betekenen de volgende woorden?
Tip: Lees de zinnen voor en na de woorden. Dan kom je achter de betekenis.
1 zwemvaardig (regel 3)
2 essentieel (regel 11)
3 vooruitgang (regel 19)
f Bekijk de bron van de tekst.
Wat is dit voor bron?
Als je de bron niet kent, zoek dan online informatie op.
g Waarom is deze tekst geschreven?
◯ De tekst geeft informatie over zwemles voor katten.
◯ Het is een bijzonder onderwerp.
◯ De tekst gaat over een bijzondere kat.
◯ De tekst is bedoeld als grap.
h Bekijk de video Zwemmende kat Nathan is hit op Instagram
Kijk terug naar je antwoord op vraag a.
Ben je van mening veranderd?
Leg uit waarom.
nieuwspaal.nl
De meeste katten in ons land hebben nooit leren zwemmen. Dat blijkt uit een onderzoek naar de zwemvaardigheid onder Nederlandse katten. Maar 3 procent van de katteneigenaren geeft hun huisdier zwemles.
Uit het onderzoek blijkt dat het grootste deel van de katten niet of onvoldoende kan zwemmen. Ruim 18 procent van de oppervlakte van ons land bestaat uit water. Daarom is zwemles voor katten essentieel. De kans is groot dat een kat ooit een keer in het water raakt.
al aardig zwemmen, maar katten hebben geen flauw idee. Als je ze in het water gooit, raken ze totaal in paniek.'
Bron: www.nieuwspaal.nl 5
'Als je in water terecht komt, is het belangrijk dat je rustig blijft en zwemt', zegt een onderzoeker. 'Honden en paarden kunnen van nature
Toch ziet de onderzoeker wel vooruitgang: 'Van alle onderzochte katten kwam 4 procent levend op het droge. Vijf jaar geleden was dat maar de helft.'
21 Nepnieuwsbericht voorbereiden
Werk in een groep van vier.
a Jullie gaan een nepnieuwsbericht schrijven en presenteren voor het schooljournaal. Het is de bedoeling dat jullie de leerlingen flink laten schrikken!
Kies een van de situaties hieronder.
Je mag ook zelf een situatie bedenken.
◯ Leerlingen die meer dan twee onvoldoendes hebben gehaald, moeten de hele herfstvakantie op school blijven.
◯ Docenten mogen voortaan aan het eind van een leuke les vragen om een fooi.
◯ Elke klas krijgt zijn eigen dier en is daar verantwoordelijk voor.
b Beantwoord de vragen bij de situatie die jullie hebben gekozen.
Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Waardoor? / Waarom?
Hoe?
a Schrijf het nepnieuwsbericht.
• Verwerk hierin jullie antwoorden op de 5W+1H-vragen.
• Gebruik ongeveer 80 woorden.
• Gebruik je fantasie.
• Bekijk eventueel nog een keer de theorie Nepnieuws en verzonnen nieuws.
b Zet een leuke titel boven jullie bericht.
c Controleer jullie bericht.
• Let op de punten bij vraag d.
• Let op hoofdletters, punten, vraagtekens, uitroeptekens en afkortingen.
• Verbeter zo nodig jullie bericht.
d Bekijk jullie bericht.
Wat ging goed en wat moet je nog oefenen?
• We kunnen informatie zoeken om een nieuwsbericht te schrijven.
• Ons bericht geeft antwoord op de 5W+1H-vragen.
• Onze tekst is duidelijk.
• We gebruiken hoofdletters en leestekens.
Jullie gaan straks je nepnieuwsbericht presenteren. Om goed te kunnen presenteren, kijk je eerst een filmpje. Lees eerst de vragen goed door, zodat je weet waar je op moet letten.
Bekijk de de video Spreekbeurt over de vis tot 1:07. Maak aantekeningen.
a Lees de theorie Stem en houding
Wat valt je op aan de spreekster? Kies het juiste antwoord.
Stem:
• Ze praat in het begin erg zacht | heel hard
• Ze wisselt haar toonhoogte niet | regelmatig af.
Houding:
• Ze staat een beetje wiebelig | stevig op de grond en gespannen | ontspannen
Stem
Gebruik je stem goed tijdens een presentatie. Wat je vertelt, komt dan beter over.
• Kies het goede volume: niet te hard en niet te zacht.
• Denk om je tempo: spreek rustig en neem een pauze voor elk volgend onderdeel.
• Let op de toonhoogte: een lagere stem is fijner om naar te luisteren dan een hoge stem. Maar wissel een beetje af.
Houding
Let ook op je houding. Een ontspannen houding is beter voor je stem en fijner voor je publiek. Zo kun je ontspannen:
• Sta of zit met beide voeten stevig, maar nog wel ontspannen, op de grond.
• Ontspan je schouders.
• Houd je hoofd rechtop.
• Adem naar je buik.
b Hoe vind jij het om een presentatie te houden?
• Ben je heel zenuwachtig of gaat het je juist gemakkelijk af?
• Noteer ook wat je het lastigst vindt als je een presentatie houdt.
a Werk in hetzelfde groepje als bij opdracht 22.
Presenteer jullie nepnieuwsbericht om de beurt aan je groepje. Ieder presenteert het bericht op een andere manier.
Verdeel de manieren van presenteren in je groepje.
Kies uit: zenuwachtig — ontspannen — ongeïnteresseerd — enthousiast.
b Bepaal hoe je stem en houding moeten zijn bij jouw manier van presenteren.
Houd je presentatie voor je groep.
Tip: Overdrijven mag!
c Bespreek samen welke indruk iedereen heeft gemaakt.
d Welke manier van presenteren vinden jullie het beste bij het bericht passen?
Bespreek samen waarom.
e Hoe beoordeel je jouw presentatie?
• Het is duidelijk waar mijn presentatie over gaat.
• Mijn stem en houding passen bij het presenteren.
f Wat zou je bij een volgende presentatie anders willen doen?
Leg uit waarom.
• Je past toe wat je in dit hoofdstuk hebt geleerd.
Inleiding
Je hebt in dit hoofdstuk verschillende nieuwsberichten gelezen en bekeken. Je weet wanneer iets nieuws is en je hebt een nieuwsbericht gepresenteerd. In deze eindopdracht maak je samen met vier klasgenoten een nieuwsshow. Iedereen presenteert daarin een eigen nieuwsbericht.
Nieuwsshow
a Lees de opdracht eerst helemaal door, zodat je weet wat je gaat doen. Vorm een groep met vier klasgenoten.
Bekijk het beoordelingsmodel bij deze opdracht.
Verdeel de rollen. Kies uit:
• Hoofdpresentator
Kondigt de show aan. Presenteert een belangrijk bericht uit het nieuws van vandaag (binnenlands of buitenlands nieuws).
• Presentator 1
Presenteert een sportbericht, bijvoorbeeld over een belangrijke wedstrijd.
• Presentator 2
Presenteert een showbericht, bijvoorbeeld over een beroemde ster.
• Presentator 3
Presenteert een nieuwtje uit de stad of uit de buurt, bijvoorbeeld een inbraak.
Beoordelingsmodel
Let bij de beoordeling van je nieuwsbericht en je presentatie op deze punten:
Tekst van je bericht
• Gebruik de 5W+1H-vragen.
• Zoek informatie die bruikbaar is voor je tekst.
• Maak het onderwerp van de tekst duidelijk.
• Stijlregel 1: Gebruik hoofdletters en leestekens.
• Stijlregel 2: Gebruik geen afkortingen.
• Stijlregel 3: Schrijf begrijpelijke zinnen.
Presentatie
• Spreek duidelijk, zodat je goed te verstaan bent.
• Gebruik je stem goed.
• Let op je houding.
b Zoek bij jouw rol een interessant bericht in een krant of op een nieuwssite.
c Beantwoord de 5W+1H-vragen voor jouw bericht.
Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Hoe?
d Zoek een afbeelding die past bij je bericht. De afbeelding laat je tijdens de nieuwsshow zien.
e Vertel elkaar welk nieuwsbericht je hebt gekozen.
• Bespreek je antwoorden op de 5W+1H-vragen.
• Vraag of je het nog duidelijker kunt maken.
a Schrijf het nieuwsbericht helemaal uit. Maak er een goedlopend verhaal van.
• Vertel eerst wat het onderwerp is.
• Geef daarna de antwoorden op de 5W+1H-vragen.
• Herhaal het belangrijkste uit je nieuwsbericht aan het eind.
b Controleer je tekst goed. Gebruik hiervoor het beoordelingsmodel.
Nieuwsshow oefenen
a Oefen het presenteren van je nieuwsbericht eerst voor jezelf.
• Lees het hardop voor.
• Bedenk waar je adem wilt halen.
• Houd na een punt steeds een seconde pauze.
b Bedenk samen hoe jullie je nieuwsshow gaan presenteren.
• Spreek af of jullie gaan staan of zitten.
• Bepaal de plek van de hoofdpresentator.
• Zorg voor genoeg ruimte of tafels en stoelen.
• Bepaal hoe jullie je afbeeldingen laten zien (op de beamer, of omhoog houden).
c Oefen de nieuwsshow samen.
De hoofdpresentator:
• kondigt de nieuwsshow aan;
• presenteert het eerste nieuwsbericht;
• geeft het woord aan de eerste presentator.
De presentatoren:
• presenteren een voor een hun nieuwsbericht.
De hoofdpresentator:
• sluit de show af;
• bedankt de andere presentatoren;
• wenst het publiek een prettige dag.
Nieuwsshow presenteren
Presenteer de nieuwsshow.
Doe dit voor de klas. Let op de punten in het beoordelingsmodel als anderen presenteren.
Heb je je doelen bereikt?
Geef aan welke dingen goed gingen en wat je nog moet oefenen.
• Ik kan antwoorden op de 5W+1H-vragen gebruiken in een tekst.
• Ik kan informatie zoeken om een nieuwsbericht te schrijven.
• Het is duidelijk waar mijn tekst over gaat.
• Ik kan hoofdletters en leestekens gebruiken.
• Ik ben goed te verstaan bij het presenteren.
• Ik let op mijn stem en houding bij het presenteren.
• Je kijkt terug op je werk.
Wat neem ik mee?
In dit hoofdstuk heb je geleerd wat nieuws is. Je hebt nieuwsberichten beoordeeld en je eigen nieuwsbericht geschreven en gepresenteerd. Kijk nu terug op het hoofdstuk. Oefen daarna verder op je eigen niveau.
a Heb je de leerdoelen van dit hoofdstuk bereikt?
• Ik kan mijn mening geven over een nieuwsbericht.
• Ik kan informatie zoeken om een nieuwsbericht te schrijven.
• Ik kan de inhoud van een nieuwsbericht begrijpen.
• Ik kan het onderwerp van een nieuwsbericht bepalen.
• Ik kan het schrijfdoel van een nieuwsbericht noemen.
• Ik kan de titel, tussenkopjes en bronvermelding van een tekst herkennen.
• Ik kan aantekeningen maken en gebruiken.
• Ik kan een nieuwsbericht beoordelen.
• Ik kan een nieuwsbericht schrijven.
• Ik kan een nieuwsbericht presenteren.
b Welke opdracht vond je het leukst om te doen? Leg ook uit waarom.
c Wat zou je nog willen verbeteren?
VERDER OEFENEN?
Via Op niveau online kun je verder oefenen op jouw niveau. Kijk naar de smileys die je hebt gekozen en bepaal wat bij jou past:
Heb je vooral en gekozen? Doe dan de basisopdrachten.
Heb je vooral en gekozen? Doe dan de plusopdrachten.
We hebben letters in ons DNA en in onze chromosomen. Zelfs een bloedgroep met één of twee letters. Het hele alfabet zit in ons. Taal zit in ons. Zo kunnen we uitdrukken wie we zijn, wat we denken en wat we voelen. Bovendien helpt taal ons om contact met anderen te maken en de wereld te begrijpen. Met Op niveau ontdek je het plezier, de kracht en de duizend-en-een mogelijkheden van taal.
Elk mens wil zo goed mogelijk uit de verf komen. Jezelf ontwikkelen tot wie je bent. Taal is daarin onmisbaar. In deze lesmethode ontdek je stap voor stap hoe taal je belevingswereld vergroot. Daarom is Nederlands in Op niveau niet in losse delen geknipt – van taalkennis tot persoonlijke vaardigheden – maar zien we het als een stevig vlechtwerk, dat je zelf creëert. Zo ervaar je het nut en de noodzaak van de lesstof. Van a tot z. Want ook jij bent taal.
Alinde Haan
Anneke Luijendijk
Geertje Plug
Elles van Pol
Erica Renckens
Jante Rittersma
Rosa Scheffer
Marion Simon
Susanne Thomas
Martine van de Ven
Stephan Verhoeff
Judit Verlouw