9 789006 731040
9789006731040_2vmbo-th-A.indd 1
23/10/2023 13:15
Vivo TH_deel2A.indb 248
18/10/2023 12:09
BIOLOGIE 2 VMBO-T/HAVO DEEL A
Beste leerling, Dit boek gebruik je samen met de digitale leeromgeving. Het is van jou, dus je mag je aantekeningen erin schrijven. Na dit schooljaar mag je het boek houden. Dan kun je er volgend jaar nog iets in opzoeken, bijvoorbeeld bij het leren voor een toets. Veel succes en plezier met biologie! Team Vivo
Vivo TH_deel2A.indb 1
18/10/2023 11:56
COLOFON Auteurs Lisette van Engelen, Barend de Graaf, Marlies van den Hurk-Bakker, Martine Kalisvaart, Corrie Leemburg, Rob Melchers, Jorinde Post, Annemarel Reiber-Elhorst, Martine Sloot-van der Wiel, Rik Smale, Willy Stein, Bram Winkelman Eindredactie Ilse Gmelig, Ramon Verwijst Taalredactie Maurice Breugelmans, Marcella Spithoven Illustraties Gemma Stekelenburg, Rogier Trompert, Marjolein Luiken Ontwerp Omslag: Carlo Polman - OudZuid Ontwerp Binnenwerk: Tom Lamers - Reclamers Opmaak Crius Group, Hulshout Omslagbeeld Shutterstock / Gillian Pullinger
Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff ontwikkelt slimme flexibele leeroplossingen met een persoonlijke aanpak. Voor elk niveau en elke manier van leren. Want niemand is hetzelfde. We combineren onze kennis van content, leerontwerp en technologie, met onze energie voor vernieuwing. Om met en voor onderwijsprofessionals grenzen te verleggen. Zo zijn we samen de motor voor verandering in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs. Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl ISBN 978 90 06 731 040 Eerste druk, eerste oplage, 2023 � ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2023 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
2
Vivo TH_deel2A.indb 2
18/10/2023 11:56
INHOUD ZO WERK JE MET VIVO
4 Deel B
Deel A Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid 7.1 Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving? 7.2 Voedselketens en kringlopen 7.3 Populaties 7.4 Verspreiding van organismen 7.5 Leefomgeving in gevaar 7.6 Duurzaam en gezond leven 7.7 Extra: Natuur in Nederland 7.8 Hoofdstukafsluiting Hoofdstuk 8 Voeding en verteren 8.1 Wat is gezond eten? 8.2 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen 8.3 Van mond tot maag 8.4 Verteren, opnemen en uitpoepen 8.5 Gezond of ongezond voedsel 8.6 Eten en verteren bij dieren 8.7 Extra: Duurzame voeding 8.8 Hoofdstukafsluiting
6 9 16 28 37 48 59 70 80 82 85 95 107 118 128 144 153 162
Hoofdstuk 9 Hart en bloedvaten 9.1 Hoe krijgt elk deel van je lichaam wat nodig is? 9.2 Bloedsomloop 9.3 Hart 9.4 Bloed 9.5 Transport van stoffen 9.6 Afweersysteem 9.7 Extra: Eerste hulp en donatie 9.8 Hoofdstukafsluiting
164 167 174 186 197 206 217 227 237
Actief leren Register
239 241
Hoofdstuk 10 Ademhalen en verbranden 10.1 Waarom adem je? 10.2 Ademhalen 10.3 Gaswisseling 10.4 Gezonde longen 10.5 Verbranding en energie 10.6 Lichaamstemperatuur 10.7 Extra: Ademhaling bij dieren 10.8 Hoofdstukafsluiting
Hoofdstuk 11 Voortplanten en seksualiteit 11.1 Hoe denk jij over seksualiteit? 11.2 Uitwendige geslachtsorganen 11.3 Inwendige geslachtsorganen 11.4 Omgaan met seksualiteit en seks 11.5 Voortplanten en zwangerschap 11.6 Soa’s en voorbehoedsmiddelen 11.7 Extra: Voortplanting bij dieren 11.8 Hoofdstukafsluiting
Hoofdstuk 12 Erfelijkheid 12.1 Wat heb je van je familie? 12.2 Overerven van eigenschappen 12.3 Familiestambomen 12.4 Genen doorgeven 12.5 Wil je het weten? 12.6 DNA-technologie 12.7 Extra: Kruisingen en kansen 12.8 Hoofdstukafsluiting
3
Vivo TH_deel2A.indb 3
18/10/2023 11:56
ZO WERK JE MET VIVO – De biologie van je leven Je gaat aan de slag met Vivo. Bij Vivo ontdek je waarom het vak biologie belangrijk is voor jou, voor onze samenleving en onze planeet. Hieronder zie je alles wat je in Vivo tegenkomt.
Hoofdstuk 5 Waarnemen en gedrag
Hoofdstuk 5 Waarnemen en gedrag
Waarom reageer je zoals je reageert?
5.1
INLEIDING Een gekko (een soort hagedis) ruikt met zijn tong! Kun je je dat voorstellen? Hij steekt zijn tong uit om geurdeeltjes te verzamelen. Daarna beweegt hij zijn tong langs een zintuig in zijn gehemelte. De geurdeeltjes prikkelen het zintuig. De gekko herkent zo soortgenoten en prooien. Daarnaast kan een gekko
5.1 WAAROM REAGEER JE ZOALS JE REAGEERT?
’s nachts kleuren zien. Iets wat mensen niet kunnen. Zo kan een gekko dus ook ’s nachts gemakkelijk een prooi vangen.
© Shutterstock / Jacob Lund
Aan het eind van deze paragraaf kun je: uitleggen waarom je reageert op je omgeving. beschrijven wat gedrag betekent in de biologie. uitleggen waardoor gedrag wordt veroorzaakt en wat de rol van de hersenen is. beschrijven wanneer je bewust of onbewust gedrag vertoont.
• • • •
Ook jij bent een onderdeel van je omgeving. Je reageert op wat je ziet, ruikt, hoort en voelt. Niet om een prooi te vangen, maar bijvoorbeeld om weg te rennen van een gevaarlijke situatie. Waarom reageer je zoals je reageert? Zintuigen, zenuwen, hersenen en hormonen spelen hierbij een rol – zoals je in dit hoofdstuk zult zien.
STARTOPDRACHT
HET GROTE PLAATJE
1
Welke verbanden zijn er?
Wat weet je al over gedrag? Gedrag is een breed begrip. Wat weet jij al over gedrag?
Wat leer je in dit hoofdstuk?
Maak samen met een klasgenoot een mindmap over gedrag. In het midden van de mindmap staat het woord ‘gedrag’. Zet hieromheen woorden en begrippen die volgens jullie met gedrag te maken hebben.
H5 H1 • Waarom biologie? Keuzes maken
H2 • Inzoomen Zenuwcellen
H4 • Bewegen Zintuig- en zenuwstelsel
H9 • Hart en bloedvaten Bloedsomloop
Waarom gedraag je je zo?
De hersenen sturen alles aan
Zintuigen laten je reageren op de omgeving
Je maakt je eigen keuzes
Hormonen kunnen je gedrag beïnvloeden
79
STARTEN MET HET HOOFDSTUK
WERKEN MET DE PARAGRAFEN
• Het hoofdstuk start met de grote vraag. Deze vraag ga je aan de hand van het hoofdstuk beantwoorden. • De hoofdstukvraag staat in een overzichtstekening: het grote plaatje. Daarin zie je de samenhang met andere hoofdstukken en de belangrijkste zaken van dit hoofdstuk om te onthouden. • Online vind je de Uitdaging. Dit is een grotere opdracht waarbij je de stof van het hoofdstuk gebruikt.
• Bij de paragraaftitel zie je welke iconen uit het grote plaatje horen bij deze paragraaf. • In de leerdoelen zie je wat je deze paragraaf gaat leren. • Bij de practica gaat het om doen: je docent bepaalt welke practica je gaat doen. Je vindt deze online. • In de startopdracht ga je meteen actief aan de slag met het onderwerp van de paragraaf. Zo ontdek je wat je al weet en begrijp je de stof die komen gaat sneller en beter.
DE EERSTE PARAGRAAF • In de eerste paragraaf ontdek je waarom het onderwerp van het hoofdstuk belangrijk is, en welke rol het onderwerp speelt in jouw leven. Ook ontdek je hoe het onderwerp samenhangt met andere onderwerpen in de biologie.
4
Vivo TH_deel2A.indb 4
18/10/2023 11:56
WERKEN IN HET BOEK OF ONLINE Je kunt aan de slag in je leerwerkboek of online. In je boek vind je alles wat je nodig hebt: theorie en opdrachten. Deze staan natuurlijk ook online, plus handige extra’s. Boek • Theorie • Opdrachten
Hoofdstuk 5 Waarnemen en gedrag
4
Online • Theorie • Opdrachten • De Uitdaging Zintuigen en zenuwstelsel
• Verder oefenen op maat • Practica • Proeftoets Hoofdstuk 5 Waarnemen en gedrag
Hoofdstukafsluiting
Taken van de hersenkwabben
5.8 HOOFDSTUKAFSLUITING
Verschillende zaken worden in verschillende delen van het centrale zenuwstelsel verwerkt. Hieronder zie je zes verschillende delen van het centrale zenuwstelsel met een kleur en een nummer (I t/m VI).
ACTIEF LEREN
5.8
Hoe leer je de theorie en begrippen uit het hoofdstuk? En hoe leg je de juiste verbanden? Kies een opdracht uit het keuzemenu achter in je boek als hulp bij het leren.
I
II
TERUG NAAR HET GROTE PLAATJE
III
1
Waarnemen en gedrag Je ziet hier nog een keer ‘het grote plaatje’ uit de hoofdstukopening. H1 • Waarom biologie? Keuzes maken
IV
V
Kies per beschrijving het deel van het centrale zenuwstelsel (I t/m VI) dat daarmee te maken heeft. Let op: Sommige hersendelen heb je niet of juist meerdere keren nodig.
Zintuigen laten je reageren op de omgeving
H2 • Inzoomen Zenuwcellen
1 Nummer I | II | III | IV | V | VI is het deel waarmee je alles wat je ziet verwerkt. 2 Nummer I | II | III | IV | V | VI is het deel waar het geheugen zit. 3 Nummer I | II | III | IV | V | VI is het deel waarmee je tijdens voetballen besluit de bal in het doel te gaan schoppen. 4 Nummers I | II | III | IV | V | VI en dan I | II | III | IV | V | VI zijn op volgorde de delen waarmee je ervoor zorgt dat je tijdens voetballen de bal precies in het doel schopt. 5 Nummer I | II | III | IV | V | VI is het deel waarmee je voelt dat je de bal raakt met je voet. 6 Nummer I | II | III | IV | V | VI is het deel waarmee je de scheidsrechter hoort fluiten, omdat je buitenspel stond.
5
De hersenen sturen alles aan
VI
Waarom gedraag je je zo?
H4 • Bewegen Zintuig- en zenuwstelsel
Snelle bromvlieg Op je boterham zit een dikke bromvlieg. Bah! Je probeert de vlieg weg te slaan, maar deze is allang weggevlogen op het moment dat je met je hand op de plek bent waar de vlieg zat. Toch sloeg je zo snel mogelijk!
Welke verbanden zijn er?
Wat leer je in dit hoofdstuk?
H9 • Hart en bloedvaten Bloedsomloop
Je maakt je eigen keuzes
Hormonen kunnen je gedrag beïnvloeden
Hoe kan een vlieg veel sneller reageren dan dat jij kunt slaan? Verklaar dit met de bouw van het zenuwstelsel van bromvlieg en mens.
a Je ziet links de verbanden tussen dit hoofdstuk en de andere hoofdstukken. Leg deze verbanden uit. Schrijf je antwoorden in de vakjes.
20
69
WERKEN MET DE PARAGRAFEN
EXTRA PARAGRAAF
• Blauwgedrukte woorden in de theorie zijn de belangrijkste begrippen. • In ‘Wist je dat?’-kaders staan weetjes en voorbeelden. Je ziet hoe het onderwerp van de paragraaf terugkomt in het dagelijks leven. • Iedere paragraaf heeft zes basisopdrachten. Daarna zijn er altijd drie extra opdrachten. • Online krijg je na de zes basisopdrachten een advies op maat om verder te oefenen: Herhaling, Extra of Plus. • Bij de opdrachten staat soms een icoon.
• Nieuwsgierig? Ga aan de slag met de extra paragraaf. Hierin leg je de verbinding tussen dit hoofdstuk en andere thema’s en je gaat dieper in op de stof van het hoofdstuk.
Staat bij opdrachten waar je samenwerkt met klasgenoten. Staat bij opdrachten waar je iets onderzoekt. Staat bij opdrachten waar je kritisch nadenkt of reflecteert. • Op het eind van de paragraaf kijk je terug op de leerdoelen. Wat gaat goed en waar moet je nog aan werken?
HOOFDSTUKAFSLUITING • Je kijkt terug op het grote plaatje. Begrijp je de verbanden en kun je de hoofdstukvraag beantwoorden met wat je hebt geleerd? • Met de online proeftoets controleer je of je de theorie goed hebt geleerd. • In Actief leren vind je werkvormen om de theorie te onthouden en begrijpen.
5
Vivo TH_deel2A.indb 5
18/10/2023 11:56
HOOFDSTUK
7 duurzaamheid Jouw omgeving en
INHOUD Het grote plaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8
Basis 7.1
Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving? . . . . . . . .
7.2 Voedselketens en kringlopen
9
.............................
16
7.3 Populaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
28
7.4 Verspreiding van organismen
............................
37
..................................
48
7.6 Duurzaam en gezond leven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
59
7.5 Leefomgeving in gevaar
Extra 7.7 Natuur in Nederland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
70
Afsluiting 7.8 Hoofdstukafsluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80 © Shutterstock / Eli Martinez
Vivo TH_deel2A.indb 6
18/10/2023 11:57
DE UITDAGING Bij elk hoofdstuk hoort een Uitdaging. Die kun je doen in plaats van een of meer paragrafen. Gebruik de leerstof om het probleem op te lossen!
Vivo TH_deel2A.indb 7
18/10/2023 11:57
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
INLEIDING Haaien hebben een slechte reputatie. Ze worden gezien als een gevaar voor alles wat zwemt, inclusief de mens. Maar dat is niet terecht. De risico’s voor de mens zijn beperkt én haaien zijn heel belangrijk voor de oceanen. Haaien verwijderen namelijk zieke en zwakke organismen uit het ecosysteem. Zo houden ze de oceanen gezond. Helaas doden mensen elk jaar meer dan 100 miljoen haaien. Zoveel komen er per jaar niet bij door voortplanting. Haaien zijn namelijk laat geslachtsrijp en krijgen weinig jongen. Hierdoor wordt een aantal soorten met uitsterven bedreigd. De afname van het aantal haaien verstoort het evenwicht en dat is nadelig voor het hele ecosysteem.
HET GROTE PLAATJE Welke verbanden zijn er?
Wat leer je in dit hoofdstuk?
H7 H3 • Leven op aarde Biodiversiteit
H6 • Planten Fotosynthese
H5 • Waarnemen en gedrag Keuzes maken
Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving?
Organismen zijn van elkaar afhankelijk
Elk organisme heeft zijn eigen plek
Evenwicht kan verstoord raken
Je hebt zelf invloed op je leefomgeving
H8 • Voeding en verteren Voeding
8
Vivo TH_deel2A.indb 8
18/10/2023 11:57
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
7.1
Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving?
7.1
HOE ZORG JE VOOR EEN DUURZAME LEEFOMGEVING?
© Shutterstock / teal sun
Aan het eind van deze paragraaf kun je: benoemen waarom jouw leefomgeving belangrijk is voor je. benoemen hoe organismen invloed hebben op de leefomgeving. uitleggen wat ecologie is. benoemen hoe je kunt zorgen voor een duurzame samenleving.
• • • •
STARTOPDRACHT 1
Milieuproblemen in jouw leefomgeving Door milieuvervuiling is de aarde de afgelopen honderd jaar drastisch veranderd. Welke milieuproblemen of veranderingen zie je in jouw eigen omgeving terug? Waar heb jij mee te maken? En wat zouden oplossingen kunnen zijn? Maak een mindmap over milieuproblemen in jouw leefomgeving en geef mogelijke oplossingen aan. Gebruik in je mindmap verschillende kleuren.
milieuproblemen in mijn omgeving
9
Vivo TH_deel2A.indb 9
18/10/2023 11:57
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving?
7.1
THEORIE Jouw leefomgeving Alles om je heen hoort bij je leefomgeving. Dus de buurt waarin je woont, de bedrijven en wegen, de parken en weilanden, de vogels en regenwormen. Je leefomgeving noem je ook wel je milieu of het ecosysteem waarin je leeft. In je leefomgeving vind je alles wat je nodig hebt. Uit de levende natuur haal je bijvoorbeeld planten om op te eten, en dieren die melk en wol geven. De niet-levende natuur is onder andere de lucht die je inademt, en de temperatuur. Alleen bij de juiste temperatuur kun je overleven (figuur 1). De levende natuur noem je biotisch en de nietlevende natuur noem je abiotisch. Al deze biotische en abiotische omgevingsfactoren hebben invloed op jou en op het ecosysteem waarin je leeft. Je leefomgeving heeft invloed op je gezondheid. Moet je bijvoorbeeld ver fietsen naar school? Dan beweeg je best veel en dat is gezond. Woon je vlak naast een drukke weg? Dan adem je veel uitlaatgassen in en dat is niet zo gezond.
© Shutterstock / evgenii mitroshin
Figuur 1 Zelfs bij lage temperaturen kun je overleven, als je geschikte kleding hebt.
Invloed op de leefomgeving Als je een steen in het water gooit, zie je dat het water gaat rimpelen. Insecten vliegen weg en vissen verdwijnen van die plek. Met dat ene kleine steentje heb je de leefomgeving eventjes veranderd. Deze verandering is niet blijvend en beïnvloedt het ecosysteem niet. Maar sommige veranderingen zijn wel blijvend. Organismen kunnen hun leefomgeving blijvend veranderen. Zo knagen bevers complete bomen om (figuur 2). Ze eten ervan, maken er dammen mee in het water en bouwen er burchten van. Hierdoor ontstaan open plekken en moerassige gedeelten. Daardoor komen er andere planten en dieren dan voorheen. De bevers brengen dus blijvend verandering in het ecosysteem aan.
10
Vivo TH_deel2A.indb 10
18/10/2023 11:57
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving?
7.1
© Shutterstock / Ghost Bear
Figuur 2 Bevers veranderen hun leefomgeving.
Mensen hebben veel invloed op hun leefomgeving. Halverwege de vorige eeuw groeide de industrie. Daardoor zijn er steeds meer schadelijke stoffen in onze leefomgeving terechtgekomen. Deze schadelijke stoffen zitten in de lucht, in het water en in de bodem. Dit heet milieuvervuiling. Voorbeelden van milieuvervuiling: Er gaan heel veel organismen dood door bosbranden en het kappen van regenwoud. Door stoffen in de lucht warmt de aarde op, waardoor gletsjers en ijskappen op de noord- en zuidpool smelten en de zeespiegel stijgt. Mensen krijgen ademhalingsproblemen door de luchtvervuiling van een vliegveld in hun leefomgeving. Zeeschildpadden raken verstrikt in plastic (figuur 3). Bomen krijgen te weinig water en gaan dood. Dit komt doordat de zomers nu warmer zijn dan twintig jaar geleden. Daardoor zijn er langere perioden van droogte.
• • • • •
De veranderingen in de leefomgeving zijn niet goed voor de gezondheid van alle organismen op aarde. De relaties tussen organismen en hun natuurlijke leefomgeving zijn vaak ingewikkeld. Ecologen bestuderen de wisselwerking tussen organismen en hun leefomgeving. Ecologie is een onderdeel van de biologie.
© Shutterstock / Jag_cz
Figuur 3 Een zeeschildpad raakt verstrikt in een plastic zak.
11
Vivo TH_deel2A.indb 11
18/10/2023 11:57
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving?
7.1
WIST JE DAT? De paddentrek Padden leggen eitjes in het water. Hieruit komt een klein visje, dat na ongeveer drie maanden is veranderd in een pad. De pad brengt de rest van zijn leven op het land door. In de winter houden padden een winterslaap. In het voorjaar verlaten ze hun slaapplaats en gaan ze naar het water om te paren en eieren te leggen. Vaak moeten padden dan eerst een drukke weg oversteken. Om hun © ANP / Persbureau Meter lichaam op te warmen, blijven padden stilzitten op het warme wegdek. Veel Zo krijgen padden hulp bij het oversteken. padden worden dan platgereden door auto’s. Vrijwilligers helpen de padden door ze op te vangen in emmers en naar de overkant van de weg te brengen. In het filmpje ‘Paddentrek - Pas op: overstekende padden!’ zie je hoe de padden geholpen worden.
De toekomst van de aarde Het is belangrijk om beter om te gaan met de natuur, want ons milieu raakt wereldwijd steeds verder aangetast. Als we niets doen, wordt de milieuvervuiling steeds erger. Veel organismen kunnen dan niet meer overleven en soorten sterven uit. Ecosystemen veranderen dan blijvend. We moeten daarom zo snel mogelijk duurzame manieren vinden om met ons milieu om te gaan. Duurzaam betekent dat we ervoor zorgen dat grondstoffen niet opraken en dat we geen blijvende schade aan ecosystemen aanrichten. De eerste stappen zijn ook in jouw leefomgeving zichtbaar. Zo wekken we steeds meer energie op met zonnepanelen (figuur 4) en windmolens. Zelf doe je misschien ook al je best om duurzamer te leven. Bijvoorbeeld door minder vlees te eten, korter te douchen of door geen afval op de grond te gooien.
© Shutterstock / Image Source Trad
Figuur 4 Zonnepanelen leveren duurzame energie.
12
Vivo TH_deel2A.indb 12
18/10/2023 11:57
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving?
7.1
OPDRACHTEN 2
Leefomgeving van een organisme Ieder organisme kan alleen in de juiste leefomgeving in leven blijven. Kies de juiste woorden. Elk organisme is afhankelijk van zijn leefomgeving. Alleen in de juiste omgeving kan het blijven leven. De temperatuur, de vochtigheid en het zuurstofgehalte in de lucht moeten goed zijn. Dit zijn voorbeelden van abiotische | biotische omgevingsfactoren. Ook de hoeveelheid voedsel, concurrenten en andere organismen maken een omgeving geschikt of minder geschikt. Dit zijn abiotische | biotische omgevingsfactoren. Veranderingen in deze factoren kunnen grote gevolgen hebben. De tak van biologie die onderzoek doet naar de relaties tussen organismen en hun leefomgeving heet duurzaamheid | ecologie | omgevingsfactor.
3
Invloed op de leefomgeving De mens heeft de afgelopen honderd jaar veel invloed gehad op de natuur. Lucht, water en bodem zijn vervuild, bijvoorbeeld door uitlaatgassen van vliegtuigen en auto’s, schadelijke stoffen van fabrieken en afval. Bovendien heeft veel natuur plaatsgemaakt voor wegen en steden.
a Welke gevolgen heeft de menselijke invloed op de niet-levende natuur? Noem een voorbeeld.
b Welke gevolgen heeft de menselijke invloed op de levende natuur? Noem een voorbeeld.
4
Plasticsoep Mensen vervuilen de leefomgeving, waaronder de oceanen. In de oceanen hoopt zich heel veel plastic en ander afval op. Dit noem je de plasticsoep. Bekijk het filmpje ‘Boyan Slat zorgt met de Ocean Clean Up voor veel aandacht voor plastic afval in de natuur’. Jij kunt er zelf voor zorgen dat er zo min mogelijk plastic in de natuur terechtkomt. Noem drie manieren.
13
Vivo TH_deel2A.indb 13
18/10/2023 11:57
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
5
Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving?
7.1
Zwerfafval Zwerfafval is al het afval dat rondslingert op plekken die daar niet voor bestemd zijn. Meestal is het afval dat door mensen is achtergelaten. Het kan echter ook gaan om afval dat door natuurkrachten zoals water en wind is achtergelaten. Bij deze opdracht onderzoek je wat voor zwerfafval in de buurt van je school te vinden is. Daarna denk je na over een manier om de hoeveelheid zwerfafval te verminderen. Deze opdracht voer je uit met een klasgenoot. Wat heb je nodig: telefoon
•
Wat ga je doen: 1 Ga in de omgeving van je school op zoek naar zwerfafval. 2 Maak foto’s van dit zwerfafval.
a Ligt er in de omgeving van jouw school meer of minder zwerfafval dan je had verwacht?
b Op welke plekken heb je dit zwerfafval gevonden?
c Waarom ligt vooral op deze plekken veel zwerfafval?
d Noem enkele manieren waarop dit zwerfafval kan worden tegengegaan.
e Bespreek in de klas welke manieren jullie hebben bedacht om zwerfafval tegen te gaan. Wat kun je zelf doen om zwerfafval tegen te gaan?
14
Vivo TH_deel2A.indb 14
18/10/2023 11:57
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
6
Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving?
7.1
Ecologie Door het gedrag van mensen is de plasticsoep ontstaan. Plasticsoep is het plastic afval dat in zeeën en oceanen voorkomt. Er zijn allerlei onderzoeken nodig om dit probleem op te lossen. Welk onderzoek is een onderdeel van de ecologie? ◯ het onderzoek naar de invloed van plasticsoep op zeedieren ◯ het onderzoek naar een manier om plasticsoep uit het water te halen ◯ het onderzoek naar manieren om plastic afval te scheiden van ander afval ◯ het onderzoek naar materialen die plastic kunnen vervangen
7
Duurzaam omgaan met voedsel Klimaatverandering heeft invloed op de leefomgeving van alle organismen op aarde. Om de gevolgen te beperken, is het belangrijk dat we duurzaam omgaan met de aarde. Duurzaam omgaan met de aarde betekent: grondstoffen niet uitputten en geen blijvende schade aan je leefomgeving aanrichten. Ook de productie van voedsel moet duurzamer gebeuren. Nu is het produceren van voedsel een belasting voor onze leefomgeving. Er is veel land en water nodig en het zorgt voor uitputting van de bodem. In de supermarkt is veel bewerkt voedsel te koop. Bewerkt voedsel is voedsel dat uit een fabriek komt, zoals pizza’s, melk, chips en groente in blik. In de fabriek is van alles met dat voedsel gebeurd. Bij deze opdracht werk je samen met een klasgenoot. Laat in een poster of een PowerPointpresentatie zien hoe je de duurzaamheid van een product uit de winkel kunt verbeteren. 1 Kies samen een bewerkt voedingsproduct uit dat je in de supermarkt kunt kopen. 2 Laat in de poster of PowerPointpresentatie zien hoe je de duurzaamheid van dit product kunt verbeteren. Denk bijvoorbeeld aan de samenstelling van het product, het transport, de verpakking en de manier waarop het bewaard moet worden. 3 Zorg ervoor dat jullie poster of presentatie origineel is en met zorg gemaakt. 4 Laat jullie presentatie beoordelen door een ander tweetal. Download de vaardigheidskaart Presentaties maken. Je mag internet gebruiken.
AFSLUITING 8
Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving? De grote vraag van deze paragraaf is ‘Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving?’ Wat is jouw antwoord op deze vraag? Gebruik in je antwoord de informatie van deze paragraaf.
15
Vivo TH_deel2A.indb 15
18/10/2023 11:57
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Voedselketens en kringlopen
7.2 VOEDSELKETENS EN KRINGLOPEN
7.2
© Shutterstock / noicherrybeans
Aan het eind van deze paragraaf kun je: een voedselketen met producenten en consumenten opstellen. de functie van reducenten in een ecosysteem uitleggen. in een voedselketen en voedselweb relaties tussen organismen aangeven. de stappen in de koolstofkringloop benoemen en uitleggen.
• • • •
Bij deze paragraaf horen de volgende practicumopdrachten: Aantonen van zetmeel Zelfreinigend vermogen van water Overleg met je docent welke je gaat uitvoeren.
• •
STARTOPDRACHT 1
Eten en gegeten worden De Arnhemse dierentuin Burgers’ Zoo heeft een nagebouwd woestijnlandschap. Op informatieborden staat een beschrijving van de planten en dieren die hier leven. Over hun voedsel lees je: Een cactusmuis is een knaagdier dat onderdelen van de saguarocactus eet. Woestijnvlinders halen nectar uit bloemen. De coloradopad eet insecten. De saguaro is een cactus die in de lente bloeit. Van de vruchten wordt jam gemaakt. De pekari is een soort varken die wortels, cactussen en soms ook kleine dieren eet. De renkoekoek is een vogel die niet kan vliegen en die insecten, hagedissen, slangen en muizen eet. De witvleugelduif is een planteneter die zaden, bessen en vruchten eet. De rode lynx eet konijnen, knaagdieren, vogels en andere kleine dieren.
• • • • • • • •
16
Vivo TH_deel2A.indb 16
18/10/2023 11:57
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Voedselketens en kringlopen
7.2
Werk in tweetallen. Bekijk het schema. Een pijl betekent ‘wordt gegeten door’. 4 3
5 6
cactusmuis
2
woestijnvlinder
1
a Waar horen de planten en dieren in het schema? Maak de juiste combinaties. coloradopad pekari renkoekoek rode lynx saguaro witvleugelduif
• • • • • •
• • • • • •
1 2 3 4 5 6
b In Burgers’ Zoo vliegen vlinders vrij rond in de woestijnhal, maar de cactusmuizen, de rode lynxen, de renkoekoek en de pekari’s worden in aparte hokken gehouden. Waarom zitten deze diersoorten in aparte hokken?
THEORIE Voedselketens in een voedselweb Het Waddengebied is een bijzonder natuurgebied in het noorden van Nederland. Het is een gebied met zee, zandbanken en eilanden met brede stranden (figuur 1). Planten en dieren leven er met de afwisseling van eb en vloed. Hier leven duizenden soorten organismen. Het is een ecosysteem waar vissen, krabben, mosselen en garnalen opgroeien en waar vogels en zeehonden hun voedsel en rust vinden.
Shutterstock / Melanie Lemahieu / Atosan
Figuur 1 H et Waddengebied heeft zee, zandbanken en eilanden. Je kunt er wadlopen onder leiding van een gids. 17
Vivo TH_deel2A.indb 17
18/10/2023 11:57
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Voedselketens en kringlopen
7.2
De verschillende soorten in dit gebied zijn afhankelijk van elkaar. Die afhankelijkheid heeft vaak te maken met voedsel. Organismen van de ene soort eten organismen van de andere soort, maar worden zelf vaak ook weer opgegeten. Als je ‘wie eet wie?’ op een rijtje zet, krijg je een voedselketen (figuur 2). Elk organisme is een schakel in een voedselketen. Elke pijl betekent: ‘worden opgegeten door’. Dus: algen worden opgegeten door garnalen, garnalen worden opgegeten door vissen, enzovoort.
algen
garnalen
kleine vissen (bijv. schol)
grote vissen (bijv. kabeljauw)
zeehond
Figuur 2 Voedselketen in het Waddengebied
In een ecosysteem bestaan verschillende voedselketens. Alle voedselketens in een gebied vormen samen een voedselweb (figuur 3). In het voedselweb zie je met rode pijlen de voedselketen van figuur 2 terug. Ook zie je in een voedselweb welke dieren van planten leven en welke dieren andere dieren eten.
zeehond
zeearend
mensen
vogels grote vissen weekdieren
kleine vissen
kleine kreeftachtigen
wormen
garnalen
algen
Figuur 3 Voedselweb in het Waddengebied 18
Vivo TH_deel2A.indb 18
18/10/2023 11:57
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Voedselketens en kringlopen
7.2
De dieren in een voedselweb kun je indelen in: planteneters, zoals: koe, paard, bladluis, grauwe gans en mossel. vleeseters, zoals: lieveheersbeestje, visarend en zeehond. alleseters, dit zijn dieren die planten en vlees eten, zoals: merel, vos en garnaal.
• • •
In een voedselketen staan de planten altijd aan het begin. Planten maken glucose met behulp van fotosynthese. Ze maken van glucose allerlei andere stoffen, zoals koolhydraten, eiwitten en vetten. Dat zijn belangrijke voedingsstoffen voor alle andere organismen in de voedselketen. Omdat planten dit voedsel produceren, noem je ze producenten. Organismen die andere organismen eten zijn consumenten. Planteneters, vleeseters en alleseters zijn allemaal consumenten (figuur 4).
planten
zijn
producenten
planteneters vleeseters
zijn consumenten
alleseters Figuur 4 Organismen zijn producenten of consumenten.
Via het voedsel komen de energierijke stoffen uit planten in het lichaam van een planteneter. Een deel van deze stoffen kan de planteneter niet verteren en wordt uitgepoept. De stoffen die de planteneter wel kan verteren, leveren de energie om te bewegen en om de lichaamstemperatuur op peil te houden. De planteneter gebruikt maar een deel van de energierijke stoffen om te groeien. Wanneer een vleeseter de planteneter opeet, gebruikt de vleeseter ook maar een klein deel van alle energierijke stoffen voor de groei. Zo bevat elke volgende schakel van de voedselketen minder energierijke stoffen (figuur 5).
voedsel voor consumenten consumenten
voedsel voor consumenten energierijke stoffen in planteneters bij verbranding gebruikt
onverteerbaar
voedsel voor planteneters energierijke stoffen in planten
producenten
Figuur 5 Energieverlies in de voedselketen
19
Vivo TH_deel2A.indb 19
18/10/2023 11:57
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Voedselketens en kringlopen
7.2
Reducenten en voedselkringloop Je ziet soms van die glanzende groene bromvliegen. Dat zijn vleesvliegen die hun eitjes in dode dieren leggen. Uit de eitjes komen larven (maden) die het vlees eten. In elk voedselweb vind je consumenten die van dode organismen, delen van dode organismen en uitwerpselen leven. Dat zijn bijvoorbeeld insecten, maden van insecten, wormen en kleine waterdieren. Uiteindelijk blijven er alleen maar dode resten over. Die resten zijn weer voedsel voor bacteriën en schimmels. Je noemt de bacteriën en schimmels reducenten. Reducenten breken de resten van (dode) organismen helemaal af tot het mineralen zijn, zoals calcium en kalium. Deze mineralen komen in de bodem en in het water terecht. Planten nemen met hun wortels water met mineralen op. Ze gebruiken deze mineralen om van glucose andere stoffen (zoals eiwitten) te maken. Door dit hergebruik ontstaat er een kringloop van voedingsstoffen. Deze kringloop noem je de voedselkringloop (figuur 6). In een gezond ecosysteem is deze kringloop in evenwicht en zijn er dus geen mineralen te veel of te weinig. Tip: Bekijk het filmpje ‘Voedselkringloop’.
producenten (planten)
dode resten voedingsstoffen (mineralen)
voedingsstoffen
consumenten (planteneters)
voedingsstoffen
dode resten
consumenten (vleeseters)
dode resten
reducenten (schimmels en bacteriën)
Figuur 6 Voedselkringloop en de rol van verschillende organismen
20
Vivo TH_deel2A.indb 20
18/10/2023 11:57
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Voedselketens en kringlopen
7.2
WIST JE DAT? Stinkende kadavers Onderzoekers legden eind 2020 het kadaver van een dwergvinvis neer op Rottumerplaat, een onbewoond eilandje in het Waddengebied. Zo konden ze precies volgen wat er tijdens het afbraakproces gebeurt. Op Rottumerplaat leven geen consumenten die het kadaver in stukken kunnen scheuren, zoals vossen en ratten. Een tegenvaller voor vogels zoals kraaien, eksters en meeuwen. Zij kwamen wel op de geur af, maar konden de dikke huid niet openpikken met hun snavels.
© The Fieldwork Company
Kadaver op de Rottumerplaat zorgt voor diversiteit.
Huidetende, bottenknagende en vleesetende kevers, zoals krompootdoodgravers, hadden er minder moeite mee. Vanaf het vaste land zijn zelfs 21 keversoorten naar het eiland gevlogen, die er eerder niet voorkwamen. Alles voor een smakelijk hapje.
Koolstofkringloop Het voedselweb in een ecosysteem blijft in stand dankzij alle kringlopen. Er is sprake van een kringloop als stoffen worden hergebruikt en steeds in de biosfeer beschikbaar blijven. Koolstof zit in alle organismen als onderdeel van veel stoffen, zoals koolhydraten, eiwitten en vetten. Bij de fotosynthese wordt koolstofdioxide opgenomen die bij de verbranding wordt gemaakt. Zo ontstaat een koolstofkringloop (figuur 7). koolstofkringloop
koolstofdioxide
vetten
eiwitten
vetten
koolhydraten
eiwitten
vetten
eiwitten
koolhydraten
koolhydraten
vetten
eiwitten koolhydraten vetten
eiwitten
koolhydraten
Figuur 7 Koolstofkringloop
21
Vivo TH_deel2A.indb 21
18/10/2023 11:57
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Voedselketens en kringlopen
7.2
OPDRACHTEN 2
Wie eet wat? Een voedselweb bestaat uit producenten en consumenten. De consumenten kun je indelen in planteneters, vleeseters en alleseters. Kruis achter elke consument aan welk voedsel het dier eet.
3
dierlijk voedsel
plantaardig voedsel
plantaardig en dierlijk voedsel
alleseters
◯
◯
◯
planteneters
◯
◯
◯
vleeseters
◯
◯
◯
Voedselketen De vier soorten in de afbeelding vormen een voedselketen.
rozenstruik
lieveheersbeestje
koolmees
bladluis
Geef de juiste volgorde aan in de voedselketen. Zet de getallen 1 t/m 4 in de juiste hokjes.
22
Vivo TH_deel2A.indb 22
18/10/2023 11:57
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
4
Voedselketens en kringlopen
7.2
Een bosrand Aan de rand van een bos leven allerlei organismen. Zij verschillen van elkaar door de manier waarop ze aan hun voedingsstoffen komen. In de afbeelding zie je een voedselweb met een aantal van deze organismen. Bekijk het voedselweb. havik
gladde slang
vos
vink
bosuil groene kikker
haas
boomsprinkhaan
veldmuis gras
© Shutterstock
a Kies de juiste woorden. 1 Op deze afbeelding zie je geen: consumenten | producenten | reducenten. 2 Schimmels en bacteriën zijn: consumenten | producenten | reducenten. 3 Schimmels en bacteriën brengen glucose | mineralen | water in de kringloop van voedingsstoffen. Die worden opgenomen door consumenten | producenten.
b Maak de juiste combinaties. boomsprinkhaan bosuil gras vos
• • • •
• • • •
planteneter producent vleeseter vleeseter
23
Vivo TH_deel2A.indb 23
18/10/2023 11:57
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
5
Voedselketens en kringlopen
7.2
De maretak De maretak is een plant die niet op de grond groeit, maar hoog in de bomen. Met zijn wortels zuigt de maretak sappen op uit de boom. Zo komt deze plant aan water en mineralen. De maretak heeft groene bladeren waarin fotosynthese optreedt. © Shutterstock / Karel Stipek
De maretak groeit hoog in de boom.
Leg uit of de maretak een producent of een consument is.
6
Koolstofkringloop In de afbeelding zie je de koolstofkringloop in een voedselketen. producenten 1
consumenten
2
koolstofdioxide
3
reducenten
4
a Leg uit door welke energiebron deze kringloop in stand wordt gehouden. b Bij welke pijl komt er koolstof in het voedselweb? ◯ ◯ ◯ ◯
pijl 1 pijl 2 pijl 3 pijl 4
c Welke pijlen geven de verbranding weer?
☐ pijl 1 ☐ pijl 2 ☐ pijl 3 ☐ pijl 4
d Welke pijl geeft aan wat schimmels en bacteriën doen? ◯ ◯ ◯ ◯
pijl 1 pijl 2 pijl 3 pijl 4
24
Vivo TH_deel2A.indb 24
18/10/2023 11:57
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
7
Voedselketens en kringlopen
7.2
Een voedselketen rondom de school Een voedselketen vind je niet alleen in het bos, op de heide of aan het strand. Planten en dieren die in een stad leven, zijn ook schakels in een voedselketen. Je gaat een voedselketen maken waarin planten en dieren voorkomen die in de buurt van jouw school leven. Bij deze opdracht werk je samen met een klasgenoot. Wat heb je nodig: telefoon computer
• •
Wat ga je doen: 1 Maak foto’s van allerlei organismen die je rond de school tegenkomt. 2 Maak met deze foto’s een of meer voedselketens. Geef met pijlen aan wie door wie wordt opgegeten. 3 Geef bij elk organisme aan of het een producent, een planteneter, een vleeseter, een alleseter of een reducent is.
a Maak de voedselketen. b Bekijk de voedselketen die je hebt gemaakt. Welke organismen uit jouw voedselketen geven koolstofdioxide af?
c Bekijk nogmaals de voedselketen die je hebt gemaakt. Welk organisme uit jouw voedselketen neemt koolstofdioxide op?
EXTRA OPDRACHTEN 8
Kikkervisjes en kikkers In het voorjaar zie je in sloten en plassen veel kikkervisjes. De kikkervisjes leven van waterplanten zoals algen. Volwassen kikkers eten insecten. Wat voor consumenten zijn kikkervisjes en kikkers? planteneter
vleeseter
reducent
Een kikkervisje is een
◯
◯
◯
Een volwassen kikker is een
◯
◯
◯
25
Vivo TH_deel2A.indb 25
18/10/2023 11:57
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
9
Voedselketens en kringlopen
7.2
Voedselweb in het Waddengebied In dit voedselweb in het Waddengebied leven alleseters, planteneters en vleeseters.
zeehond
zeearend
mensen
vogels
grote vissen weekdieren
kleine vissen
kleine kreeftachtigen
wormen
garnalen
algen
Voedselweb in het Waddengebied
a Maak met de organismen uit de afbeelding een voedselketen die bestaat uit vier schakels.
b Bekijk nogmaals het voedselweb in de afbeelding. Leg uit of alle energie die een schakel binnenkomt, wordt doorgegeven aan een volgende schakel.
26
Vivo TH_deel2A.indb 26
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
10
Voedselketens en kringlopen
7.2
Aquarium De fles in de figuur is een aquarium. Het is een heel eenvoudig ecosysteem. Pekelkreeftjes zijn kleine kreeftachtigen die in zoutwatermeren leven. Zij eten plankton, dat bestaat uit algen en kleine diertjes.
lucht
Hoe komt het dat er na een tijd nog steeds koolstofdioxide in de lucht boven het water aanwezig is? ◯ Alle koolstofdioxide uit het water zit in de lucht. ◯ De organismen gebruiken geen koolstofstofdioxide. ◯ De organismen nemen koolstofdioxide op en staan het af.
zout water met pekelkreeftjes, algen en plankton
zand en zeeschelpen
AFSLUITING 11
Leerdoelen Kruis aan hoe goed je elk leerdoel beheerst.
Je kunt... een voedselketen met producenten en consumenten opstellen.
◯
◯
◯
◯
2 de functie van reducenten in een ecosysteem uitleggen.
◯
◯
◯
◯
3 in een voedselketen en voedselweb relaties tussen organismen aangeven.
◯
◯
◯
◯
4 de stappen in de koolstofkringloop benoemen en uitleggen.
◯
◯
◯
◯
1
Meer oefenen met de stof uit deze paragraaf? Kies online voor Herhaling of Plus.
27
Vivo TH_deel2A.indb 27
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Populaties
7.3 POPULATIES
7.3
© Shutterstock / Art Wittingen
Aan het eind van deze paragraaf kun je: benoemen dat in een ecosysteem populaties van verschillende soorten leven. uitleggen hoe je de grootte van een populatie bepaalt. uitleggen waardoor een populatie groter of kleiner wordt. uitleggen dat een biologisch evenwicht kan optreden.
• • • •
Bij deze paragraaf horen de volgende practicumopdrachten: Strooisellaag Digitaal herbarium Overleg met je docent welke je gaat uitvoeren.
• •
STARTOPDRACHT 1
Vossen- en konijnenspel Ga er in deze opdracht van uit dat een vos alleen konijnen eet. Dat zijn er zo’n 100 per jaar. Een vossenpaar krijgt gemiddeld drie jongen per jaar. Konijnen hebben veel meer nakomelingen, omdat ze in een jaar wel drie keer jongen kunnen krijgen. Per keer krijgen ze meerdere jongen. Speel het vossen- en konijnenspel. Een vossenpaar leeft in een gebied waar ook een populatie van 300 konijnen leeft. Dit heb je nodig: dobbelsteen
•
Dit ga je doen: 1 Werk in tweetallen. 2 Gooi met een dobbelsteen. Het aantal ogen × 100 geeft het aantal konijnen aan dat wordt geboren. In het schema is het eerste jaar en een gedeelte van het tweede jaar al ingevuld. Elk jaar komen er drie vosjes bij. Het tweede jaar begint dus met vijf vossen. 3 Vul na het gooien met de dobbelsteen eerst het aantal geboren konijnen in. 4 Kijk daarna voor hoeveel vossen er voedsel is. Is er te weinig, dan gaan er vossen dood. Zijn alle vossen dood, dan eindigt het spel. 5 Vul het hele schema in. Als er nul konijnen zijn, stopt het spel eerder.
28
Vivo TH_deel2A.indb 28
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Populaties
jaar
aantal vossen
aantal vossen dat sterft van de honger
aantal konijnen
aantal konijnen dat wordt opgegeten
1
2
0
300
200
2
2+3=5
7.3
100 +
3 4 5 6 7
Noem minstens één onderdeel van het spel dat volgens de werkelijkheid verloopt. Noem ook een onderdeel dat niet volgens de werkelijkheid verloopt.
THEORIE Verschillende populaties In de Waddenzee leven allerlei soorten organismen, van piepkleine algen tot zeehonden en bruinvissen (kleine walvissen). Elk organisme leeft in een populatie. Een populatie is een groep organismen van dezelfde soort die in een bepaald gebied leeft en zich daar ook voortplant. In de Waddenzee komen twee soorten zeehonden voor: de gewone zeehond en de grijze zeehond. Beide soorten vormen een eigen populatie. Ze planten zich alleen voort binnen hun eigen populatie. Je ziet de twee soorten wel vaak bij elkaar liggen op de zandbanken (figuur 1). Zandbanken zijn goede plekken om te rusten. In de periode dat de zeehonden paren, verzamelen ze zich in grote groepen. Na deze paartijd valt de groep uit elkaar en verspreiden de zeehonden zich.
© Shutterstock / Ian Duffield
Figuur 1 Verschillende soorten zeehonden rusten op een zandbank.
29
Vivo TH_deel2A.indb 29
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Populaties
7.3
Dieren en planten tellen Biologen zijn bang dat menselijke activiteiten, zoals aardgasboringen en drukke scheepvaart, het ecosysteem in het Waddengebied verstoren. Daarom onderzoeken zij al jarenlang hoe het gaat met de populaties zeehonden die daar leven. In de perioden dat jongen worden geboren en de dieren verharen, zit een groot deel van de populatie op de zandbanken (figuur 2). De zeehonden zijn dan goed te zien op luchtfoto’s. Door de individuen van een soort te tellen, onderzoek je de populatiegrootte.
© Shutterstock / FotoStuss
Figuur 2 Luchtfoto van een populatie zeehonden
Hoe je organismen telt, hangt af van de manier van leven van de soort. Bij planten ga je op een andere manier te werk. In een ecosysteem tel je hoeveel planten van een bepaalde soort er voorkomen in een vierkant van 1 m2. Als je weet hoe groot het totale ecosysteem is, kun je daarna een schatting maken hoeveel planten van die soort er in het hele ecosysteem voorkomen.
Veranderingen van de populatiegrootte In 1990 leefden in de Nederlandse Waddenzee ongeveer 1500 gewone zeehonden. In 2020 leefden er ongeveer 8000 gewone zeehonden. De populatie is in die dertig jaar tijd dus enorm gegroeid. Maar vanaf 2020 groeit de populatie van de gewone zeehond in de Waddenzee nog maar weinig. Veranderingen in de grootte van een populatie kunnen komen door geboorte en sterfte (figuur 3). Als het geboortecijfer hoger is dan het sterftecijfer, groeit de populatie. Als het geboortecijfer lager is dan het sterftecijfer, neemt de populatie af. Veranderingen in de populatiegrootte kunnen ook komen door migratie (figuur 3). Als de immigratie hoger is dan de emigratie, groeit de populatie. Als de immigratie lager is dan de emigratie, neemt de populatie af. immigratie
emigratie
geboortecijfer
sterftecijfer
Door geboorte en immigratie neemt de populatiegrootte toe.
Door sterfte en emigratie neemt de populatiegrootte af.
geboortecijfer
Het aantal jongen dat per jaar in de populatie geboren wordt.
sterftecijfer
Het aantal dieren dat per jaar in de populatie doodgaat.
immigratie
Het aantal dieren dat per jaar uit andere populaties komt en zich blijvend vestigt.
emigratie
Het aantal dieren dat per jaar wegtrekt en zich in een andere populatie vestigt.
Figuur 3 Invloeden op de grootte van een populatie 30
Vivo TH_deel2A.indb 30
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Populaties
7.3
Biologisch evenwicht Veldmuizen en konijnen planten zich heel snel voort. Ze krijgen meerdere keren per jaar jongen en ook meerdere jongen per zwangerschap. Meestal leidt dat niet tot een grotere populatie. Dat komt doordat ook het aantal roofdieren in het ecosysteem toeneemt (figuur 4). Veldmuizen zijn namelijk het voedsel voor de jongen van roofdieren, zoals buizerds, uilen en wezels. Als ze voldoende voedsel vinden, groeien veel van hun jongen gezond op. Als er meer roofdieren zijn, wordt de populatie prooidieren niet te groot. afname populatiegrootte prooidieren
toename populatiegrootte roofdieren
afname populatiegrootte roofdieren
toename populatiegrootte prooidieren Figuur 4 Biologisch evenwicht
Maar als er te veel roofdieren komen, zijn er niet genoeg prooidieren om alle roofdieren in leven te houden. Zo houden het aantal roofdieren en het aantal prooidieren elkaar in evenwicht (figuur 4). Dit noem je een biologisch evenwicht. Bij een biologisch evenwicht blijven de populaties van de soorten organismen in een ecosysteem steeds ongeveer even groot. Het maximaal aantal organismen per soort dat in een ecosysteem kan leven, is de draagkracht van een ecosysteem.
WIST JE DAT? De rol van opa en oma Bij orka’s zijn oma’s belangrijk voor de overlevingskans van hun kleinkinderen. De oma’s zorgen namelijk voor voedsel en bescherming. Jonge orka’s zonder oma hebben ruim vijfmaal zoveel kans om te overlijden als jonge orka’s met oma. Bij olifanten hebben juist de opa’s een belangrijke functie. De mannetjes leven in kuddes. Voor deze kuddes zijn de oude olifanten belangrijk, omdat zij vaak de leiding hebben, in hun eentje de omgeving verkennen en de groep rustig kunnen houden.
© Shutterstock / Tory Kallman
Orka’s leven in familiegroepen.
31
Vivo TH_deel2A.indb 31
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Populaties
7.3
OPDRACHTEN 2
Koikarpers In een dierentuin is een grote hal ingericht voor allerlei dieren die oorspronkelijk uit Azië komen. In dit verblijf zijn twee vijvers waarin koikarpers leven.
© Shutterstock / CHEN MIN CHUN
Koikarpers
Leg uit of alle koikarpers in deze dierentuin tot dezelfde populatie behoren.
3
Vossen en konijnen In een duingebied komen vossen en konijnen voor. De konijnen eten vooral grassen en kruidachtige planten. De vossen jagen op de konijnen. Kies in elke zin het juiste begrip. Het duingebied is het biologisch evenwicht | ecosysteem waarin verschillende soorten organismen leven. In dit duingebied zijn vossen de prooidieren | roofdieren. De vossen die in dit duingebied leven, zijn samen de populatie | soort vossen in dit ecosysteem. Het maximum aantal konijnen in dit gebied is de draagkracht | verspreiding van deze populatie.
32
Vivo TH_deel2A.indb 32
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
4
Populaties
7.3
Bomen tellen Hoe je organismen telt, hangt af van de manier van leven van de soort. In een bos staan verschillende soorten bomen. Stel dat je de populatie eikenbomen in een bos wilt weten. Dan tel je het aantal bomen in een afgebakend stuk bos, bijvoorbeeld 100 m2.
10 m
eik 10 m
Bovenaanzicht van een stuk bos van 10 × 10 meter
a Bekijk het bovenaanzicht van het stuk bos. Hoeveel eikenbomen staan er in dit stuk bos? In dit stuk bos staan
eikenbomen.
b Het getekende stuk bos maakt deel uit van een bos met een oppervlakte van 10 000 m2. Bereken hoeveel eikenbomen er waarschijnlijk in het hele bos voorkomen.
c Je hebt nu geteld hoeveel eikenbomen in het bos voorkomen. Is dit een nauwkeurige manier om het aantal bomen te tellen?
d Hoe kun je deze methode betrouwbaarder maken?
33
Vivo TH_deel2A.indb 33
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
5
Populaties
7.3
Zeehonden In de Waddenzee leven gewone zeehonden en grijze zeehonden. De zeehonden die daar leven, zijn er niet het hele jaar door. Ze verzamelen zich in de Waddenzee tijdens de paartijd. Daarna verspreiden ze zich van Engeland tot Denemarken. Voor de paartijd komen ze weer terug naar de Waddenzee. zwemroute grijze zeehond zwemroute gewone zeehond
Denemarken
Engeland Nederland
© Shutterstock / titoOnz
Beantwoord de vragen. Is hier sprake van emigratie? ja | nee Is hier sprake van immigratie? ja | nee Zal de populatiegrootte in de Waddenzee door dit gedrag toenemen? ja | nee Heeft het seizoen invloed op de grootte van de populatie zeehonden in de Waddenzee? ja | nee
• • • • 6
Stabiele populaties a Waardoor kan een populatie groeien?
aantal dieren
☐ emigratie ☐ geboorte ☐ immigratie ☐ sterfte b In de afbeelding zie je vier diagrammen die de grootte van een populatie laten zien gedurende meerdere jaren.
aantal dieren
Er zijn twee antwoorden goed.
tijd
tijd
diagram 1
diagram 2
aantal dieren
Welk diagram laat zien dat er sprake is van een biologisch evenwicht? ◯ 1 ◯ 2 ◯ 3 ◯ 4
aantal dieren
Bekijk de diagrammen.
tijd
tijd
diagram 3
diagram 4
34
Vivo TH_deel2A.indb 34
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
7
Populaties
7.3
Loslopende honden Loslopende honden: de boswachters van Natuurmonumenten hebben er schoon genoeg van. Natuurlijk zijn honden nog steeds welkom in de natuur, maar in steeds meer gebieden geldt dat de honden aangelijnd moeten zijn. Dit wordt vaak aangegeven met een waarschuwingsbord. Loslopende honden kunnen het biologisch evenwicht in een natuurgebied verstoren.
© ANP / Bert Spiertz
Loslopende honden zijn niet toegestaan.
a Noem minstens drie voorbeelden van verstoring van het biologisch evenwicht in een natuurgebied door loslopende honden. Je mag internet gebruiken.
b Veel hondenbezitters begrijpen echter niet waarom deze maatregel nodig is. Ontwerp een nieuw waarschuwingsbord waarmee je uitlegt waarom het noodzakelijk is dat honden worden aangelijnd.
EXTRA OPDRACHTEN 8
Evenwicht In een groot gebied met weilanden leven populaties uilen en muizen in een biologisch evenwicht. Wat kan er gebeuren als de populatie uilen verdwijnt? ☐ Dan komen er andere soorten muizen bij, omdat het een veilig gebied is. ☐ Dan ontstaat na een tijd een voedseltekort voor de muizenpopulatie dat zorgt voor een hoog sterftecijfer. ☐ Dan trekt een deel van de muizen weg naar andere leefgebieden. ☐ Dan worden andere roofdieren aangetrokken door de enorme hoeveelheid prooidieren.
9
De gewone zeehond De gewone zeehond komt niet alleen voor in de Waddenzee, maar ook in de kustwateren van Zeeland en Zuid-Holland. Bij Zeeland en Zuid-Holland is het sterftecijfer hoger dan het geboortecijfer. Toch groeit de populatie daar. In de Waddenzee is het sterftecijfer lager dan het geboortecijfer, maar daar verandert het aantal gewone zeehonden niet. Het aantal grijze zeehonden neemt vanaf 2015 in de Waddenzee wel sterk toe. Het aantal gewone zeehonden in de Waddenzee blijft gelijk. Geef hiervoor twee mogelijke verklaringen.
35
Vivo TH_deel2A.indb 35
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
10
Populaties
7.3
Roofdieren en prooidieren In de grafiek zie je hoe het aantal prooidieren in een ecosysteem verandert. De rode lijn geeft het aantal prooidieren aan. De blauwe lijn geeft het aantal roofdieren aan. Maak de blauwe lijn verder af en laat zien hoe het aantal roofdieren verandert.
aantal organismen
prooidieren
roofdieren tijd
AFSLUITING 11
Leerdoelen Kruis aan hoe goed je elk leerdoel beheerst.
Je kunt... benoemen dat in een ecosysteem populaties van verschillende soorten leven.
◯
◯
◯
◯
2 uitleggen hoe je de grootte van een populatie bepaalt.
◯
◯
◯
◯
3 uitleggen waardoor een populatie groter of kleiner wordt.
◯
◯
◯
◯
4 uitleggen dat een biologisch evenwicht kan optreden.
◯
◯
◯
◯
1
Meer oefenen met de stof uit deze paragraaf? Kies online voor Herhaling of Plus.
36
Vivo TH_deel2A.indb 36
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Verspreiding van organismen
7.4 VERSPREIDING VAN ORGANISMEN
7.4
© Shutterstock / james_stone76
Aan het eind van deze paragraaf kun je: verschillende ecosystemen benoemen. benoemen dat abiotische factoren van invloed zijn op de verspreiding van organismen. benoemen dat biotische factoren van invloed zijn op de verspreiding van organismen. voorbeelden geven van de invloed van de mens op de verspreiding van organismen.
• • • •
Bij deze paragraaf horen de volgende practicumopdrachten: Vegetatieopname Abiotische factoren Overleg met je docent welke je gaat uitvoeren.
• •
STARTOPDRACHT 1
Leefgebied van ijsberen Het grootste deel van het Noordpoolgebied bestaat uit water. Alleen aan de randen is land te vinden. In de winter is de Noordelijke IJszee bijna helemaal dichtgevroren. Ook Groenland, Alaska en het noordelijk deel van Canada, Noorwegen en Rusland liggen dan onder een ijslaag. In de zomer smelt het ijs in de kustgebieden en is alleen nog het land vlak bij de Noordpool bevroren. Door de opwarming van de aarde wordt de hoeveelheid ijs steeds kleiner. Er zijn voorspellingen dat de Noordpool in 2050 geheel ijsvrij is. In het Noordpoolgebied leven ijsberen. Ze zijn op zoek naar plekken waar gaten in het ijs zitten. Hier komen zeehonden aan de oppervlakte om adem te halen. Zeehonden zijn het favoriete voedsel van de ijsbeer. Dit heb je nodig: kleurpotlood
•
a Kleur op beide wereldbollen het gebied waar je ijs kunt vinden. Gebruik de informatie uit de tekst. Teken in de linker wereldbol de situatie ’s winters en in de rechter wereldbol de situatie ’s zomers.
37
Vivo TH H7 P4 Basis.indd 37
18/10/2023 12:31
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Verspreiding van organismen
O
NoordAmerika
7.4
O
NoordAmerika
Azië
Azië
Europa
Europa
O
O
b Leg uit waarom ijsberen zowel open water als ijs nodig hebben.
c Wat is een probleem voor de ijsbeer als het water in de winter niet meer bevriest?
d Iemand zegt: “Het afsmelten van de Noordpool is onzin. Ik heb foto’s gezien waarin de ijsmassa van de Noordpool in 2014 groter was dan in 2012.” Wat klopt er niet aan deze redenering?
THEORIE Verspreiding van dieren Op de planeet Mars is het gemiddeld – 60 °C. Er zit daar weinig zuurstof in de lucht. Onder die omstandigheden kunnen mensen en dieren niet leven. Ook op aarde leven mensen en dieren alleen op plaatsen waar de omstandigheden voor hun soort gunstig genoeg zijn. In elk ecosysteem passen planten en dieren zich aan allerlei factoren in hun omgeving aan. Er zijn biotische en abiotische factoren. Biotische factoren zijn levende of dode factoren zoals soortgenoten, voedsel, roofdieren, ontlasting en overblijfselen van dode planten en dieren. Abiotische factoren zijn levenloze factoren zoals temperatuur, licht, water en de samenstelling van de lucht. Een otter eet voornamelijk vis. Overdag verblijven otters in rustplaatsen tussen het riet of het struikgewas. Vis, riet en struikgewas zijn biotische factoren die de otter nodig heeft. De otter leeft dus in gebieden waar die biotische factoren aanwezig zijn. Dat noem je het verspreidingsgebied. Het verspreidingsgebied van de otter bestaat uit meren, plassen, 38
Vivo TH_deel2A.indb 38
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Verspreiding van organismen
7.4
rivieren en hun oevers (figuur 1). Zoet water is een belangrijke abiotische factor voor de verspreiding van otters.
© Shutterstock / Ian W Douglas
Figuur 1 De leefomgeving van een otter
Sommige diersoorten, zoals het donker pimpernelblauwtje, zijn afhankelijk van één plantensoort. Deze vlinder legt haar eitjes altijd op de grote pimpernel en kan dus alleen maar leven in gebieden waar deze plant voorkomt (figuur 2), namelijk in het Roerdal. Het donker pimpernelblauwtje heeft hierdoor maar een heel klein verspreidingsgebied in Nederland. Scan de QR-code om het verspreidingsgebied van het donker pimpernelblauwtje te zien.
© Shutterstock / Kenan TALAS
Figuur 2 Een donker pimpernelblauwtje op een grote pimpernel
Sommige soorten organismen leven maar in één heel klein gebied. Er zijn ook diersoorten die zich elk jaar juist over grote afstanden verplaatsen. Deze verplaatsing heet migratie. Het verspreidingsgebied van deze dieren is dus heel groot. De vogeltrek in het voorjaar en najaar is een voorbeeld van migratie. Ooievaars broeden in Nederland, want daar kunnen ze in het voorjaar en de zomer voldoende voedsel vinden. In het najaar wordt het kouder en is er minder voedsel te vinden. Ooievaars trekken dan naar Afrika waar de omstandigheden veel beter zijn (figuur 3).
39
Vivo TH_deel2A.indb 39
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Verspreiding van organismen
7.4
= broedgebied = overwinteringsgebied = trekroute
© Wikipedia / Shyamal
Figuur 3 Migratie van de ooievaar
Verspreiding van planten Buiten zie je andere planten dan in de huiskamer. In huiskamers staan vaak planten die in de natuur alleen in tropische of subtropische gebieden voorkomen. In de warme huiskamer doen deze planten het goed, maar buiten redden deze planten het niet. Net als dieren kunnen planten alleen leven op plaatsen waar de omstandigheden gunstig zijn. Op een satellietfoto kun je aan de kleuren de verspreiding van planten op aarde zien (figuur 4). De donkergroene gebieden bij de evenaar zijn tropische oerwouden met veel plantengroei. De lichte gebieden zijn woestijnen en steppen met weinig plantengroei. Deze verschillende soorten gebieden komen overeen met verschillende ecosystemen.
© Shutterstock / Viacheslav Lopati
Figuur 4 Verspreiding van planten op aarde 40
Vivo TH_deel2A.indb 40
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Verspreiding van organismen
7.4
Op de wereldkaart zie je een heel grove indeling. Binnen de grote ecosystemen liggen allerlei kleinere ecosystemen. Als je bijvoorbeeld inzoomt op Nederland zijn er veel verschillende ecosystemen, zoals duinen, loofbossen, naaldbossen en weilanden. De temperatuur, neerslag en bodem bepalen welk ecosysteem je in een gebied aantreft (figuur 5). In een gebied met een hoge gemiddelde temperatuur, veel neerslag en een voedselrijke bodem leven enorm veel plantensoorten. In een gebied met dezelfde temperatuur, maar met heel weinig neerslag en een voedselarme bodem groeien veel minder soorten planten. laag
poolijs
temperatuur
toendra
naaldbos (taiga)
woestijn
hoog
woestijn
struikvegetatie
grasland
(steppe en prairie)
loofbos
tropisch loofbos
grasland (savanne)
weinig
naaldbos
neerslag
tropisch regenwoud veel
Figuur 5 Temperatuur, neerslag en bodem bepalen welk ecosysteem je aantreft.
Door de mens verdreven en binnengehaald Door menselijke activiteiten sterven allerlei soorten organismen uit, ook in Nederland. Steden worden groter en het wegennet wordt uitgebreid. Hierdoor verdwijnen leefgebieden van veel organismen, zoals allerlei soorten bijen. Door giftige stoffen verslechtert de kwaliteit van de leefomgeving voor veel planten en dieren. Soms worden verdwenen diersoorten uit andere landen gehaald en weer in Nederland © Getty Images / Universal Images uitgezet. Dat is succesvol gedaan met de Figuur 6 De bever is met succes in Nederland uitgezet. ooievaar, de otter en de bever (figuur 6). 41
Vivo TH_deel2A.indb 41
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Verspreiding van organismen
7.4
Je mag planten en dieren niet zomaar vanuit het buitenland invoeren in Nederland. Daarvoor gelden strenge regels. Het gevaar bestaat namelijk dat nieuwkomers de al aanwezige soorten verdringen. En dat nieuwe soorten nieuwe ziekten meenemen, zoals Aziatische tijgermuggen die knokkelkoorts overbrengen. Een organisme dat oorspronkelijk niet in Nederland voorkomt, maar door mensen is meegenomen en zich hier heeft gevestigd, noem je een exoot. Veel exoten die nu in Nederland leven, zijn ongemerkt met vrachtvervoer over land of zee meegekomen, zoals de Amerikaanse rivierkreeft (figuur 7). Exoten komen ook per ongeluk in de natuur terecht als ze uit gevangenschap ontsnappen. De nijlgans is een Afrikaanse ganzensoort die in de jaren ’60 als siervogel naar Nederland is gehaald. Inmiddels leven er vele duizenden broedparen in het wild in Nederland (figuur 8).
© Shutterstock / Marek R. Swadzba
Figuur 7 Amerikaanse rivierkreeft
© Shutterstock / Rob Kints
Figuur 8 Een nijlgans met jongen
WIST JE DAT? Veranderingen door opwarming Nederland is de afgelopen eeuw 1,5 °C opgewarmd. Hierdoor schuift het verspreidingsgebied van planten en dieren op. Soorten die eerder alleen in warme landen konden overleven, komen nu ook in Nederland voor. De wespenspin en de eikenprocessierups zijn daar voorbeelden van. De klimaatverandering heeft ook invloed op planten. Onderzoekers verwachten dat rond 2085 ongeveer 40% van de planten die nu in Nederland voorkomen hier niet meer kan leven. De plek van deze planten zal worden ingenomen door zo’n 1000 soorten waarvoor het in Nederland nu nog te koud is.
© Shutterstock / graja
De wespenspin, een nieuwkomer in Nederland
42
Vivo TH_deel2A.indb 42
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Verspreiding van organismen
7.4
OPDRACHTEN 2
Verschillende ecosystemen Op aarde komen verschillende grotere ecosystemen voor. In gebieden met een hoge gemiddelde temperatuur, veel neerslag en een voedselrijke bodem kunnen enorm veel plantensoorten leven. In gebieden met dezelfde temperatuur, maar met heel weinig neerslag en een voedselarme bodem, zoals een zandige of rotsige bodem, groeien veel minder soorten planten. Bekijk de kaart van Europa, Azië, Afrika en Australië, waarin verschillende ecosystemen zijn aangegeven. Onder de afbeelding zie je wat de betekenis van sommige kleuren is. Bij enkele kleuren is geen ecosysteem aangegeven. Zet achter elke kleur het juiste ecosysteem. Kies uit: naaldbos | loofbos | poolijs | woestijn
toendra
struikvegetatie grasland tropisch regenwoud
3
Omgevingsfactoren In elk ecosysteem vind je organismen die zijn aangepast aan de omgevingsfactoren in dat gebied. Dat kunnen biotische en abiotische factoren zijn. Kies de juiste factoren. De dieren in een gebied zijn een abiotische | biotische factor. De planten in een gebied zijn een abiotische | biotische factor. De bodemsoort in een gebied is een abiotische | biotische factor. De hoeveelheid neerslag in een gebied is een abiotische | biotische factor. De temperatuur in een gebied is een abiotische | biotische factor.
43
Vivo TH_deel2A.indb 43
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
4
Verspreiding van organismen
7.4
De rode eekhoorn In de afbeelding zie je het verspreidingsgebied van de rode eekhoorn en de grove den. Vergelijk de afbeeldingen met elkaar. rode eekhoorn
grove den
© Shutterstock
Verspreidingsgebied van de rode eekhoorn en de grove den
a Welke biotische factor is volgens deze afbeelding erg belangrijk voor de rode eekhoorn?
b Waarom is deze biotische factor zo belangrijk voor de rode eekhoorn?
5
Planten en dieren in een wegberm In een wegberm groeien drie soorten planten. Soort 1 bloeit in mei en sterft daarna af. Soort 2 leeft twee jaar en komt pas in het tweede jaar in april in bloei. Soort 3 leeft meerdere jaren. De ondergrondse delen van de plant blijven leven, ook als de stengels en bladeren afsterven. Deze planten bloeien in augustus. Om het uitzicht voor het verkeer te verbeteren, wordt besloten om deze wegberm elk jaar in april te maaien.
a Leg uit welke van deze plantensoorten zich het best kan verspreiden in deze wegberm.
44
Vivo TH_deel2A.indb 44
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Verspreiding van organismen
7.4
b Om de biodiversiteit te vergroten besluit men om de berm later in het jaar te maaien, zodat meer planten zaden kunnen maken. Na enkele jaren blijkt dat er meer roofvogels voorkomen bij deze wegberm. Geef een goede verklaring voor het toenemen van het aantal roofvogels.
6
Exoten Waarom worden in Nederland exoten bestreden?
☐ Exoten brengen soms ziekten mee naar ons land. ☐ Exoten kwamen nooit eerder in ons land voor. ☐ Exoten verdringen soms bestaande soorten. ☐ Exoten vermenigvuldigen en verspreiden zich altijd heel snel. 7
Vreemde planten en dieren Er komen veel exoten voor in Nederland. Met de meeste soorten is niets aan de hand. Maar sommige soorten veroorzaken problemen, bijvoorbeeld omdat ze andere soorten verdringen. Hieronder staat een aantal exoten waar biologen niet blij mee zijn. ambrosia Amerikaanse rivierkreeft grote waternavel Japanse duizendknoop muskusrat tijgermug
• • • • • •
Werk in tweetallen. Kies samen twee exoten uit de voorbeelden. Beschrijf hoe deze exoten in Nederland zijn gekomen en welke problemen ze opleveren. Je mag internet gebruiken.
45
Vivo TH_deel2A.indb 45
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Verspreiding van organismen
7.4
EXTRA OPDRACHTEN 8
De iepenziekte In veel steden is de iep aangeplant omdat deze boomsoort goed tegen luchtverontreiniging kan. De boom komt ook veel in de kuststreken voor, omdat hij goed tegen de zoute zeewind kan. De iepenziekte vormt een ernstige bedreiging voor iepen. De oorzaak van deze ziekte is een schimmel die verspreid wordt door de iepenspintkever. Deze kever legt haar eitjes in zieke iepen. Als de kever volwassen is, kruipt hij uit het hout van de zieke boom. Hij vliegt naar een andere iep om te eten van de jonge takken. Zo brengt de kever schimmelsporen naar een gezonde boom over. Lees eerst de tekst en beantwoord daarna de vraag. In de tekst komen verschillende factoren voor die van invloed zijn op de iep. Zijn de volgende factoren abiotisch of biotisch?
9
abiotisch
biotisch
iepenspintkever
◯
◯
luchtverontreiniging
◯
◯
schimmelsporen
◯
◯
zoute zeewind
◯
◯
Concurrerende bomen In een opgroeiend bos vechten de bomen om een plek. Het is een strijd met winnaars en verliezers. De boom die hoger wordt dan zijn buren wint, de achterblijvers verliezen en sterven geleidelijk af. Leg uit waarom de hoge bomen meer kans hebben om te overleven dan de bomen die wat kleiner blijven. Geef in je antwoord aan welke abiotische factor hierbij een belangrijke rol speelt.
10
Verdwijnen van soorten Soorten reageren op verschillende manieren op het opwarmen van het klimaat in Nederland. Er zijn soorten die in hun leefgebied blijven. Andere soorten kunnen door de hogere temperatuur niet meer in hun huidige leefgebied leven, maar kunnen zich ook niet goed verplaatsen.
populatie soort A
populatie soort B
0
30 60 km
46
Vivo TH_deel2A.indb 46
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Verspreiding van organismen
7.4
a Door de opwarming wordt voor soort A en B de temperatuur in hun leefgebied te hoog. Ze zullen in noordelijke richting moeten wegtrekken. Welke omgevingsfactor maakt dat voor soort A moeilijker dan voor soort B? Leg je antwoord uit.
b Er zijn soorten die hun bestaande leefgebied niet kunnen verlaten, terwijl de omgevingsfactoren wel veranderen. Welk gevolg kan dat hebben? Leg je antwoord uit.
AFSLUITING 11
Leerdoelen Kruis aan hoe goed je elk leerdoel beheerst.
Je kunt... verschillende ecosystemen benoemen.
◯
◯
◯
◯
2 benoemen dat abiotische factoren van invloed zijn op de verspreiding van organismen.
◯
◯
◯
◯
3 benoemen dat biotische factoren van invloed zijn op de verspreiding van organismen.
◯
◯
◯
◯
4 voorbeelden geven van de invloed van de mens op de verspreiding van organismen.
◯
◯
◯
◯
1
Meer oefenen met de stof uit deze paragraaf? Kies online voor Herhaling of Plus.
47
Vivo TH_deel2A.indb 47
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Leefomgeving in gevaar
7.5
7.5 LEEFOMGEVING IN GEVAAR
© Getty Images
Aan het eind van deze paragraaf kun je: benoemen wat het gevolg is van de verbranding van fossiele brandstoffen op de hoeveelheid koolstofdioxide in de lucht. uitleggen wat de gevolgen zijn van het versterkte broeikaseffect. voorbeelden noemen van milieuverontreiniging door de mens. de gevolgen benoemen van het gebruik van giftige stoffen voor de gezondheid van mens en dier.
• • • •
STARTOPDRACHT 1
Greta Thunberg Greta Thunberg is een Zweedse klimaatactiviste. Ze werd in 2018 bekend doordat ze van school staakte om te gaan protesteren op de stoep van het Zweedse parlement. Ze vroeg hiermee aandacht voor de dreigende klimaatverandering. Greta kwam in het nieuws door verschillende uitspraken.
• “We zitten in een grote crisis en onze leiders handelen als kleine kinderen.” • “We horen al dertig jaar mooie praatjes, maar sorry, het is nutteloos en heeft nog niks geholpen.” • “De huidige wereldleiders stelen de toekomst van hun kinderen waar ze bij staan.”
Greta Thunberg sprak met wereldleiders, met het Europees parlement en op de klimaattop van de Verenigde Naties in New York. In 2019 werd ze genomineerd voor de Nobelprijs voor de Vrede en het tijdschrift Time riep haar uit tot persoon van het jaar.
© Shutterstock / Per Grunditz
Greta Thunberg
Dit ga je doen: 1 Werk in een groepje van vier personen. 2 Elk groepslid maakt beide opdrachten voor zichzelf. 3 Na drie minuten bekijk je elkaars antwoorden. 4 Probeer met z’n vieren een gezamenlijk antwoord te maken. 48
Vivo TH_deel2A.indb 48
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Leefomgeving in gevaar
7.5
5 Na tien minuten volgt een klassengesprek. 6 Vertel tijdens het klassengesprek wat de mening van je groepje is.
a Hoe denk jij over de klimaatverandering? Beargumenteer je mening.
b Wat vind je van de uitspraken van Greta Thunberg?
THEORIE De aarde als broeikas Op de meeste plaatsen op aarde is de temperatuur leefbaar. Dat komt doordat er in de lucht gassen zitten die de warmte op aarde vasthouden. Je noemt deze gassen broeikasgassen, want hun werking lijkt op wat er in een broeikas gebeurt. Het glas van een broeikas laat zonlicht door, maar houdt de meeste warmte binnen. Dit is het broeikaseffect (figuur 1).
zonnestraling
ijle lucht
e ard d n a rm re a ee gew osf op atmorden w
warmtestraling
gedeelte van de atmosfeer met veel gassen
aarde
De zonnestraling dringt voor een groot deel door de onderste lagen van de atmosfeer. De warmtestraling vanaf het aardoppervlak wordt voor een groot deel vastgehouden en verwarmt de aarde.
Broeikasgassen waterdamp koolstofdioxide methaan
Gassen die geen broeikaseffect veroorzaken.
Figuur 1 Broeikasgassen veroorzaken een broeikaseffect. 49
Vivo TH_deel2A.indb 49
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Leefomgeving in gevaar
7.5
Het bekendste broeikasgas is koolstofdioxide. Koolstofdioxide ontstaat bij verbranding. In de koolstofkringloop nemen planten koolstofdioxide uit de lucht op. Via fotosynthese zetten ze koolstofdioxide om in glucose en zuurstof. Zolang de koolstofkringloop in evenwicht is, blijft de hoeveelheid koolstofdioxide in de lucht hetzelfde.
koolstofdioxideconcentratie (ppm)*
De koolstofkringloop op aarde is niet meer in evenwicht. Mensen ontdekten hoe ze steenkool, aardolie en aardgas konden gebruiken als brandstof en dat heeft grote gevolgen. Steenkool, aardolie en aardgas zijn fossiele brandstoffen die veel koolstof bevatten. Door de verbranding van deze fossiele brandstoffen komt veel meer koolstofdioxide in de lucht dan planten kunnen opnemen (figuur 2). De toename van broeikasgassen zoals koolstofdioxide zorgt voor een versterkt broeikaseffect.
400 2021
300
1600
1700
1800
1900
2000
* ppm = concentratie in deeltjes per miljoen deeltjes
Figuur 2 Toename koolstofdioxide in de lucht
Het klimaat verandert Het versterkte broeikaseffect zorgt ervoor dat de aarde opwarmt. De opwarming is niet in alle delen van de wereld gelijk (figuur 3).
Figuur 3 V erschillen in de opwarming van de aarde. De kleuren geven aan hoeveel graden Celsius het gebied de laatste vijf jaar is opgewarmd ten opzichte van de periode 1900 – 1951.
50
Vivo TH_deel2A.indb 50
18/10/2023 11:58
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Leefomgeving in gevaar
7.5
In Nederland is de gemiddelde temperatuur sinds 1900 met 2 °C gestegen (figuur 4). 12 temperatuur (°C)
jaargemiddelde 11 10 9 8 7 1900
1920
1940
1960
1980
2000
2020
Figuur 4 Gemiddelde jaartemperatuur in Nederland
De opwarming van de aarde gaat nog steeds door en heeft verschillende gevolgen. Klimaatverandering met een toename van extreem weer. Wereldwijd wisselen langdurige droogte en orkanen met heel veel neerslag elkaar af. Langdurige droogte leidt tot mislukte oogsten en branden. Orkanen zorgen voor grote schade aan de natuur en aan gebouwen. Grote hoeveelheden neerslag leiden tot overstromingen en aardverschuivingen. Smelten van ijskappen op Groenland en Antarctica en gletsjers over de hele wereld, met zeespiegelstijging tot gevolg. In het Noordpoolgebied neemt de hoeveelheid zee-ijs ook af. Maar dat draagt niet direct bij aan een zeespiegelstijging, omdat zee-ijs bevroren zeewater is. Als we niets doen, kan in de toekomst een flink deel van Nederland onder water lopen (figuur 5). De verwachting is dat de zeespiegel bij Nederland in 2100 een halve meter hoger ligt dan nu het geval is.
• •
boven NAP onder NAP
Figuur 5 Overstromingsgevoelig gebied in Nederland 51
Vivo TH_deel2A.indb 51
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Leefomgeving in gevaar
7.5
WIST JE DAT? Plastic is overal Plastic vind je overal, ook in voorwerpen waarin je het misschien niet verwacht. Stoffen zoals fleece, polyester en acryl zijn van plastic gemaakt. Zelfs in tandpasta en kauwgom kunnen microscopisch kleine deeltjes plastic zitten. Veel plastic komt als zwerfafval in het milieu terecht. Voor dieren lijken deze stukken plastic vaak op voedsel. Grotere dieren eten daardoor regelmatig stukken plastic op. In © Shutterstock / Wut_Moppie de maag van dode vogels wordt regelmatig Vogels gebruiken soms afval en plastic plastic gevonden, maar ook in het lichaam als nestmateriaal. van vissen en mosselen komt plastic voor. Kleine deeltjes plastic komen voor in algen en kleine waterdieren. Plastic hoort dus niet in het milieu thuis, maar sommige slimme vogels maken er ook handig gebruik van.
Te veel stikstof Stikstof is een stof die in veel vormen voorkomt. Stikstof in de lucht is een normaal en niet schadelijk gas. Stikstof zit ook in de bodem. Planten nemen stikstofmineralen op en gebruiken ze om voedingsstoffen te maken. Planteneters krijgen deze voedingsstoffen vervolgens binnen. Bij de afbraak van dode resten van dieren en planten komt de stikstof weer terug in de bodem. Door landbouw, industrie en verkeer komen er schadelijke vormen van stikstof in onze leefomgeving (figuur 6). Dat is gevaarlijk, want hele ecosystemen worden erdoor verstoord.
met de wind
ammoniak
samen met regenwater
andere stikstofgassen
uitstoot
stikstofneerslag
Figuur 6 Stikstof slaat op andere plaatsen in de leefomgeving neer.
Stikstof komt door regen en wind overal op het land terecht. Te veel stikstof op het land is schadelijk voor plantensoorten die zijn aangepast aan een leefomgeving met weinig stikstof. Veel plantensoorten verdwijnen daardoor uit hun natuurlijke leefomgeving. En als er plantensoorten verdwijnen, verdwijnen er ook allerlei soorten dieren. Door het verdwijnen van soorten neemt de biodiversiteit af. 52
Vivo TH_deel2A.indb 52
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Leefomgeving in gevaar
7.5
Te veel giftige stoffen De land- en tuinbouw gebruikt soms giftige stoffen om gewassen te beschermen tegen ongewenste insecten en schimmels (figuur 7). Deze giftige gewasbeschermingsmiddelen zijn ook slecht voor de gezondheid van mensen en dieren. Sommige giftige stoffen blijven heel lang in de leefomgeving aanwezig. Ze zijn slecht afbreekbaar. Een stof die slecht afbreekbaar is, verandert niet als deze in andere stoffen terechtkomt. Een giftige stof die slecht afbreekbaar is, blijft dus heel lang giftig.
© Shutterstock / Aleksandr Rybalko
Figuur 7 Coloradokevers met larven eten van een aardappelplant.
Via voedselketens komt zo’n stof in het lichaam van mensen en dieren terecht. Als het lichaam zo’n giftige stof niet kan afbreken of uitscheiden, vindt er ophoping plaats (figuur 8). Mensen en dieren die veel organismen eten waar gifstoffen in zitten, krijgen extra veel van de giftige stof binnen en kunnen hierdoor ernstig ziek worden.
bruinvis
gewone zeehond
kabeljauw
schol
roeipootkreeftje
kiezelwier (alg)
vlokreeftje
kiezelwier (alg)
schuimalgen
opgehoopte gifstof
Figuur 8 Gifstoffen hopen zich op in een voedselketen.
53
Vivo TH_deel2A.indb 53
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Leefomgeving in gevaar
7.5
Sommige ongewenste insecten of schimmels worden resistent tegen een giftige stof. Dit betekent dat een organisme er minder gevoelig voor is. Voor de bestrijding van zo’n organisme is dan steeds meer beschermingsmiddel nodig. Dat is extra nadelig voor de leefomgeving. Een ander nadeel van sommige beschermingsmiddelen is dat er ook allerlei organismen aan doodgaan die helemaal niet ongewenst zijn. Een milieuvriendelijkere oplossing is biologische bestrijding met behulp van natuurlijke vijanden die alleen een bepaalde ongewenste soort doden. Bijvoorbeeld lieveheersbeestjes die bladluizen opeten (figuur 9).
© Shutterstock / PictureDesignSwis
Figuur 9 Biologische bestrijding van bladluizen met behulp van lieveheersbeestjes
OPDRACHTEN 2
Fossiele brandstoffen Het bekendste broeikasgas is koolstofdioxide. Door verbranding van fossiele brandstoffen neemt de hoeveelheid koolstofdioxide in de lucht toe. Dit is een belangrijke oorzaak van het versterkte broeikaseffect. Welke brandstoffen zijn fossiele brandstoffen? ☐ aardgas ☐ aardolie ☐ kernenergie ☐ steenkool ☐ windenergie ☐ zonne-energie
3
Temperatuurstijging Bekijk de wereldkaart met daarop verschillen in de opwarming van de aarde. Op deze kaart zie je het verschil in graden Celsius tussen het jaargemiddelde van de laatste vijf jaar en het jaargemiddelde van 1900 – 1951.
54
Vivo TH_deel2A.indb 54
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Leefomgeving in gevaar
7.5
Wat kun je opmaken uit deze afbeelding? ◯ De gemiddelde jaartemperatuur is tussen 1900 en 2021 wereldwijd gestegen. ◯ Nederland ligt in een groot gebied waar de gemiddelde jaartemperatuur 1,0 – 2,0 °C is gestegen. ◯ Vooral op het zuidelijk halfrond is de gemiddelde jaartemperatuur meerdere graden Celsius gestegen ten opzichte van 1900 – 1951.
4
Stikstof In de afbeelding zie je een gaai. De vogel eet onder andere bessen. Deze bessen zijn niet giftig voor de gaai. Elk organisme gaat een keer dood en je ziet een dode gaai naast de bessenstruik. Zowel de bessenstruik als de gaai zijn onderdeel van de kringloop van stikstof. Teken met pijlen in de afbeelding hoe de kringloop van stikstof samenhangt met deze organismen.
55
Vivo TH_deel2A.indb 55
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
5
Leefomgeving in gevaar
7.5
Biologische bestrijding De witte vlieg is een schadelijk insect voor de tuinbouw in kassen. Je kunt de gewassen beschermen met sluipwespen. De sluipwesp is de natuurlijke vijand van de witte vlieg. De sluipwesp legt haar eieren in de larve van een witte vlieg. De witte vlieg gaat dood en wordt opgegeten door de larven van de sluipwesp. Biologische bestrijding is wel duurder dan gewasbescherming met giftige stoffen, maar heeft ook voordelen. Welke voordelen heeft gewasbescherming met natuurlijke vijanden? ☐ Bij deze vorm van gewasbescherming komen geen giftige stoffen in de leefomgeving terecht. ☐ Bij deze vorm van gewasbescherming treedt geen resistentie op. ☐ Bij deze vorm van gewasbescherming treedt ophoping van gifstoffen op. ☐ Bij deze vorm van gewasbescherming wordt alleen het ongewenste organisme bestreden.
6
Jouw invloed Bedenk drie manieren waarop jij invloed kunt hebben op je leefomgeving en daardoor op je eigen gezondheid. Vergelijk jouw oplossingen met die van een klasgenoot. Vind je de ideeën van je klasgenoot ook goed? Schrijf ze er dan bij. Markeer de oplossingen die jij zelf ook echt wilt en kunt uitvoeren.
• • •
7
Gif in de ontlasting Onderzoekers hebben bij een proefpersoon de urine en ontlasting onderzocht op de aanwezigheid van gewasbeschermingsmiddelen. Op de website van de ‘Krant van de aarde’ is te lezen wat het resultaat was van dit onderzoek. Lees de volgende tekst over het resultaat van het onderzoek. Na twee weken gangbaar voedsel te hebben gegeten, zat er in de ontlasting van proefpersoon Robin 72 microgram bestrijdingsmiddelen per kg droge stof en in de urine 4,7 microgram per kg droge stof. Er werden in totaal 20 stoffen gevonden in de ontlasting en 8 in de urine. Het hoogste gehalte in de ontlasting had het schimmelbestrijdingsmiddel fenhexamid. Het gehalte in de ontlasting was dusdanig hoog dat het waarschijnlijk is dat de Europese norm voor het voedsel dat de proefpersoon had gegeten werd overschreden. Die norm bedraagt slechts 10 microgram per kg vers product voor de meeste levensmiddelen.
a Leg uit hoe de gewasbeschermingsmiddelen terecht zijn gekomen in de ontlasting van de proefpersoon.
56
Vivo TH_deel2A.indb 56
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Leefomgeving in gevaar
7.5
b Hoe kan de proefpersoon ervoor zorgen dat de hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen in zijn ontlasting afneemt?
EXTRA OPDRACHTEN 8
Ontbossing Ontbossing is het vernietigen van bos en oerwoud zodat er grond vrijkomt voor andere doeleinden, zoals landbouw en veeteelt. Hierdoor verdwijnt er op aarde elke twee seconden een voetbalveld aan bos. Leg uit hoe ontbossing kan leiden tot opwarming van de aarde.
9
Spreeuwen Spreeuwen zie je in Nederland het hele jaar, maar het zijn niet altijd dezelfde spreeuwen. De spreeuwen die in Nederland de winter doorbrengen, verblijven in de zomer in het noorden. De spreeuwen die in Nederland hun eieren uitbroeden, vliegen in het najaar naar het zuiden.
a Door het versterkte broeikaseffect leggen spreeuwen hun eieren tegenwoordig 9 dagen eerder dan 50 jaar geleden. Noem een voordeel hiervan voor de spreeuwen.
b Noem een gevaar van het vroeger leggen van de eieren.
57
Vivo TH_deel2A.indb 57
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
10
Leefomgeving in gevaar
7.5
Gewasbescherming De land- en tuinbouw gebruikt soms giftige gewasbeschermingsmiddelen om gewassen te beschermen. Het gaat daarbij vaak om giftige stoffen die slecht afbreekbaar zijn. Via de voedselketen komen deze stoffen in het lichaam van dieren terecht. gewas
rups
zangvogel
roofvogel
© TM / Shutterstock
Voedselketen
Bekijk de afbeelding. Bij welk organisme uit deze voedselketen zal de hoeveelheid giftige stoffen in het lichaam het grootst zijn? ◯ bij de roofvogel ◯ bij de rups ◯ bij de zangvogel ◯ bij het gewas
AFSLUITING 11
Leerdoelen Kruis aan hoe goed je elk leerdoel beheerst.
Je kunt... benoemen wat het gevolg is van de verbranding van fossiele brandstoffen op de hoeveelheid koolstofdioxide in de lucht.
◯
◯
◯
◯
2 uitleggen wat de gevolgen zijn van het versterkte broeikaseffect.
◯
◯
◯
◯
3 voorbeelden noemen van milieuverontreiniging door de mens.
◯
◯
◯
◯
4 de gevolgen benoemen van het gebruik van giftige stoffen voor de gezondheid van mens en dier.
◯
◯
◯
◯
1
Meer oefenen met de stof uit deze paragraaf? Kies online voor Herhaling of Plus.
58
Vivo TH_deel2A.indb 58
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Duurzaam en gezond leven
7.6 DUURZAAM EN GEZOND LEVEN
7.6
© Shutterstock / peampath2812
Aan het eind van deze paragraaf kun je: benoemen hoe je duurzaam kunt omgaan met de aarde. benoemen hoe de klimaatvoetafdruk verkleind kan worden. uitleggen waarom landen moeten samenwerken om verandering van het klimaat tegen te gaan. benoemen hoe de watervoetafdruk verkleind kan worden.
• • • •
Bij deze paragraaf hoort de volgende practicumopdracht: Zwerfafval Overleg met je docent of je dit practicum gaat uitvoeren.
•
STARTOPDRACHT 1
Hoe duurzaam ben jij? Ga naar ‘voetafdruktest.wwf.nl’. Hier staat een test van het Wereld Natuur Fonds waarmee je de impact van jouw levensstijl op de aarde ontdekt. Dit ga je doen: 1 Doe de test. Bij sommige vragen heb je hulp van thuis nodig. 2 Maak een screenshot van de uitslag van de test en noteer hoeveel aardbollen passen bij jouw levensstijl. 3 Vergelijk jouw voetafdruk met die van een klasgenoot en ontdek de verschillen.
a Met hoeveel aardbollen komt jouw verbruik overeen? Leg uit wat dat betekent.
b Welke verschillen zijn er tussen jou en je klasgenoot? Waardoor komt dat?
59
Vivo TH_deel2A.indb 59
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Duurzaam en gezond leven
7.6
THEORIE Wat is duurzaamheid? Als je zuinig bent met je lievelingstrui, gaat hij lang mee. En als je trui voor jou te klein is geworden, dan geef je hem aan iemand anders. Dit is een voorbeeld van duurzaamheid. Iets wat duurzaam is, gaat lang mee. In de biologie is een ecosysteem duurzaam als het voor onbepaalde tijd kan blijven bestaan. Zo moeten we ook duurzaam omgaan met de aarde. Als we de aarde niet verder uitputten, blijft ze leefbaar voor generaties na ons. Duurzaam omgaan met de aarde betekent: ecosystemen behouden en beschermen; duurzaam met grondstoffen omgaan; op een duurzame manier milieuvervuiling voorkomen of onschadelijk maken.
• • •
Meestal herstelt de natuur zichzelf, maar dan moet er wel een gezond ecosysteem zijn. In een gezond ecosysteem blijft bijvoorbeeld de hoeveelheid hout gelijk, ondanks het kappen van bomen (figuur 1). Door groei ontstaat weer nieuw hout dat als hernieuwbare grondstof gebruikt kan worden. Hernieuwbare grondstoffen groeien weer aan en we kunnen ze steeds opnieuw uit de natuur halen. Hernieuwbaar betekent dus dat de natuur zelf de door ons gebruikte grondstoffen vervangt door nieuwe. Voorbeelden van hernieuwbare grondstoffen zijn hout, katoen en wol.
© Shutterstock / TFoxFoto
Figuur 1 Hout is een hernieuwbare grondstof.
Veel gebruikte materialen kun je opnieuw gebruiken als grondstof voor een nieuw product. Van oude kleding kun je bijvoorbeeld tassen (figuur 2), vloerkleden en zelfs isolatiemateriaal maken. Het opnieuw gebruiken van materialen noem je recyclen. Hierdoor blijven zoveel mogelijk niethernieuwbare grondstoffen in de toekomst beschikbaar.
© Shutterstock / areetham
Figuur 2
Van spijkerbroek tot schoudertas
60
Vivo TH_deel2A.indb 60
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Duurzaam en gezond leven
7.6
Bij menselijke activiteiten ontstaan allerlei verontreinigende stoffen. Denk maar aan het afvalwater van huishoudens. Via het riool gaat dit afvalwater naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie (figuur 3). Hier wordt vuil water gezuiverd. Daarna gaat het schone water terug naar meren en rivieren.
© Shutterstock / DedMityay
Figuur 3 Een rioolwaterzuiveringsbedrijf
Jouw voetafdruk beïnvloedt het klimaat De hoeveelheid broeikasgassen die jij uitstoot met jouw leefstijl, noem je jouw klimaatvoetafdruk. Producten uit het buitenland, zoals je telefoon en kleding, tellen mee bij het bepalen van je klimaatvoetafdruk. Ze moeten immers vervoerd worden en daarbij komen broeikasgassen vrij. Ook hoelang je warm doucht heeft invloed. Hiervoor worden namelijk fossiele brandstoffen verbrand. Kortom: de keuzes die je maakt voor je huis, vervoer, kleding, spullen en voeding bepalen jouw klimaatvoetafdruk (figuur 4).
industrie
stad met hoogbouw
aardolie ontbost regenwoud
vuilnisbelt
autoweg vol met auto’s vliegveld
Figuur 4 Zo ontstaat jouw klimaatvoetafdruk.
61
Vivo TH_deel2A.indb 61
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Duurzaam en gezond leven
7.6
Naast de klimaatvoetafdruk gebruik je ook vaak de ecologische voetafdruk. Dit is de oppervlakte die nodig is om de stroom op te wekken die je verbruikt, het voedsel te verbouwen dat je eet en om je afval te verwerken. Hoe kleiner je ecologische voetafdruk, hoe minder schade je aanricht aan het milieu. De ecologische voetafdruk van een Nederlander is ongeveer 5 hectare. Wereldwijd is dat 2,7 hectare per persoon. Om geen schade aan te richten aan het milieu zou je ecologische voetafdruk niet groter mogen zijn dan 1,8 hectare. Dat is het oppervlak van drie voetbalvelden. Als we duurzaam met de aarde omgaan, hebben we genoeg aan één aardbol. Maar onze wereldwijde voetafdruk is nu 1,6 aardbol (figuur 5). De voetafdruk in Nederland is zelfs gemiddeld 3,3 aardbollen. 480%
330%
160%
100% 50% 0%
60% Nederland
wereldwijd Kenia
Verenigde Staten
Figuur 5 In Nederland hebben we 3,3 aardbollen nodig.
Duurzame alternatieven: wat kun je doen? Je kunt je klimaatvoetafdruk verkleinen door je leefstijl te veranderen (figuur 6). Als je bijvoorbeeld de verwarming een graadje lager zet, stoot je minder broeikasgas uit. Gemiddelde besparing van broeikasgassen per persoon (p/p) / per gezin (p/g) per jaar. De helft van je maaltijden vegetarisch
225 kg p/p
Minder voedsel verspillen
210 kg p/p
Een dag per week met de trein i.p.v. de auto
800 kg p/p
Niet naar een ander werelddeel vliegen
2500 kg p/p
Groene stroom (wind en zon) i.p.v. aardgasstroom
1300 kg p/g
Apparaten niet op stand-by laten staan
130 kg p/p
Gloeilampen vervangen door ledlampen
90 kg p/g
Eén kledingstuk minder kopen
20 kg p/p
Figuur 6 Zo verklein je jouw voetafdruk.
62
Vivo TH_deel2A.indb 62
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Duurzaam en gezond leven
7.6
Ook de overheid en bedrijven doen steeds meer voor een duurzamer gebruik van de aarde. Fossiele brandstoffen worden steeds meer vervangen door duurzame alternatieven, zoals windenergie en zonne-energie (figuur 7). Dit zorgt voor een afname van broeikasgassen. Water, wind en zon zijn duurzame energiebronnen.
© Shutterstock / fokke baarssen
Figuur 7 Duurzaam energie opwekken met zonnepanelen en windmolens
De vraag is of de technologische oplossingen op tijd komen. Vaak duurt de overgang naar duurzame alternatieven langer dan gehoopt. Daarnaast zijn duurzame oplossingen niet altijd geheel milieuvriendelijk. Zo zorgen bijvoorbeeld afgedankte zonnepanelen voor veel afval en is volledig recyclen van de materialen nog niet mogelijk.
Internationale afspraken Broeikasgassen en lucht- en watervervuiling stoppen niet bij de grens met een ander land. Het is nodig dat een groot aantal landen afspraken maakt om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Hierdoor kan de opwarming van de aarde afremmen en de lucht- en waterkwaliteit verbeteren.
Je watergebruik Naast de klimaatvoetafdruk zijn er andere voetafdrukken, zoals de watervoetafdruk. In Nederland komt er schoon drinkwater uit de kraan. Wereldwijd wordt schoon zoet water schaarser. Het zuiveren van water wordt steeds moeilijker en kost veel energie. In Nederland gebruiken we per persoon ongeveer 119 liter drinkwater per dag. Slechts 3 liter daarvan drinken we op of gebruiken we bij het koken. Het grootste deel van het zoet water gebruiken we niet als drinkwater, maar bijvoorbeeld voor de productie van kleding en voedsel. De productie van één katoenen T-shirt kost 4100 liter zoet water (figuur 8). Dat komt vooral omdat bij de teelt van katoenplanten veel water wordt gebruikt. Voor 1 kilogram rundvlees is zelfs 15 000 liter zoet water nodig. product
liter
product
liter
product
liter
1 appel (100 g)
75 1 kop koffie (100 g)
140 1 boterham (100 g)
40
1 sinaasappel (100 g)
50 1 kop thee (100 g)
35 1 zakje chips (100 g)
185
1 aardappel (100 g)
25 1 glas bier (100 g)
75 1 hamburger (100 g)
2400
1 tomaat (100 g)
13 1 sinaasappelsap (100 g)
170 1 ei (100 g)
135
1 katoenen T-shirt (medium, 500 g)
1 vel A4-papier (80 g/m2)
10 1 paar schoenen (runderleer)
8000
4100
Figuur 8 Watergebruik bij verschillende producten
63
Vivo TH_deel2A.indb 63
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Duurzaam en gezond leven
7.6
WIST JE DAT? Duurzaam omgaan met je telefoon Is het geheugen van je telefoon alweer vol? Moet je eerst een app verwijderen voordat je een nieuwe app kunt installeren? Tijd voor een nieuwe telefoon! Maar voor een nieuwe telefoon zijn allerlei zeldzame metalen nodig zoals goud, zilver, indium, neodymium en antimoon. In jouw telefoon zit ongeveer 20 milligram goud. Dat lijkt heel weinig, maar over de hele wereld worden Maak van een selfie een duurzame selfie. ongeveer 1,4 miljard telefoons niet meer gebruikt. In al deze telefoons samen zit ongeveer 28 000 kilogram goud. Als je je oude telefoon inlevert, kunnen zeldzame metalen opnieuw gebruikt worden. Via ‘https://wecycle.nl’ kun je een inleverpunt vinden bij jou in de buurt. Zo kun je duurzaam omgaan met je telefoon.
© Imageselect
OPDRACHTEN 2
Hernieuwbaar of niet? Je fiets, je telefoon, je nieuwe spijkerbroek; zomaar een paar voorbeelden van spullen die je heel vaak gebruikt. Om al jouw spullen te maken, zijn allerlei grondstoffen nodig. Welke grondstoffen zijn hernieuwbaar? ☐ aardolie ☐ goud ☐ hout ☐ ijzer ☐ water ☐ wol
3
© Shutterstock / Ground Picture
Voor al jouw spullen zijn veel grondstoffen nodig.
Recyclen Recyclen is een manier om niethernieuwbare grondstoffen in de toekomst opnieuw te gebruiken.
© Shutterstock / Tupungato
Tweedehandskleding: recycling of hergebruik? 64
Vivo TH_deel2A.indb 64
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Duurzaam en gezond leven
7.6
Kies de juiste antwoorden.
4
Dit is een voorbeeld van recyclen.
Dit is geen voorbeeld van recyclen.
Je brengt oude kleding naar een winkel voor tweedehands spullen.
◯
◯
Je geeft je oude telefoon weg aan een vriend die geen telefoon heeft.
◯
◯
Je maakt van sloophout een nieuwe tafel.
◯
◯
Je verzamelt oudpapier en daarvan wordt nieuw karton gemaakt.
◯
◯
Je vult een lege frisdrankfles met drinkwater.
◯
◯
Rijke en arme landen Jouw klimaatvoetafdruk is waarschijnlijk veel groter dan de klimaatvoetafdruk van een scholier uit een arm land. Leg uit waarom de klimaatvoetafdruk in rijke landen veel groter is dan de klimaatvoetafdruk in arme landen.
5
Hoe leef je duurzaam? Door bepaalde activiteiten kun je duurzamer leven. Hoe helpen deze activiteiten de duurzaamheid te vergroten? Maak de juiste combinaties. Je draagt een wollen trui.
•
•
Dan gebruik je minder niethernieuwbare grondstoffen.
Je eet groente en fruit uit eigen land.
•
•
Dan hoeft er geen auto of busje naar jouw adres te rijden.
Je gebruikt oplaadbare batterijen.
•
•
Dan is er veel minder uitstoot van broeikasgas dan met een vliegreis.
Je reist per bus of trein in plaats van met de auto.
•
•
Dan is er voor die producten geen internationaal transport nodig.
Je reist per trein naar Texel in plaats van per vliegtuig naar Ibiza.
•
•
Dan maak je gebruik van een hernieuwbare grondstof.
Op de fiets haal je een online besteld pakje op.
•
•
Dan stoot je per persoon minder broeikasgassen uit.
65
Vivo TH_deel2A.indb 65
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
6
Duurzaam en gezond leven
7.6
Wereldwijd overleg over het klimaat Regeringsleiders van over de hele wereld overleggen met elkaar over de aanpak van het versterkte broeikaseffect en de toenemende milieuvervuiling. Leg uit waarom dat overleg nodig is.
7
Jouw watervoetafdruk Bij deze opdracht ga je jouw watervoetafdruk bepalen en vergelijken met de watervoetafdruk van een klasgenoot. Bij de watervoetafdruk gaat het niet alleen om het leidingwater dat je thuis gebruikt, maar ook om het water dat nodig is voor de productie van jouw kleding en voedsel. Ga naar ‘Bereken je watervoetafdruk - Water Challenge - Campagne Wereldwaterdag 2023’. Hier kun je testen hoeveel water je echt verbruikt. Dit ga je doen: 1 Doe de test. 2 Geef je naam en e-mailadres op en ontvang de uitslag.
a Hoeveel liter is jouw watervoetafdruk? b Het eerlijke wateraandeel geeft aan hoeveel water er voor iedere wereldbewoner is als we het water eerlijk delen. Vul het juiste aantal liters in. Tip: Bekijk de mail die je hebt gekregen als je de test gedaan hebt. Het eerlijke wateraandeel is wereldbevolking is
liter per dag. De gemiddelde watervoetafdruk van de
liter per dag.
c Vergelijk jouw watervoetafdruk met de gemiddelde watervoetafdruk van de gemiddelde wereldburger. Is jouw waterafdruk groter of kleiner dan die van de gemiddelde wereldburger? Hoe groot is het verschil?
d Vergelijk jouw watervoetafdruk met die van een klasgenoot. Is er verschil tussen jouw watervoetafdruk en die van jouw klasgenoot? Hoe groot is dat verschil? Wat is de oorzaak van dat verschil?
66
Vivo TH_deel2A.indb 66
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Duurzaam en gezond leven
7.6
e Er zijn allerlei manieren om je watergebruik zo laag mogelijk te houden. Noem er minstens drie. Je mag internet gebruiken.
EXTRA OPDRACHTEN 8
Jouw klimaatvoetafdruk Koolstofdioxide is een belangrijk broeikasgas. In Nederland stoot een huishouden gemiddeld 19 000 kilo koolstofdioxide per jaar uit.
© Imageselect
Samen stoten we heel wat koolstofdioxide uit.
Ga naar ‘Milieu Centraal’ en maak de test waarmee je kunt nagaan hoe groot jouw klimaatvoetafdruk is.
a Vul achter elk onderdeel in hoeveel koolstofdioxide wordt uitgestoten in jouw gezin. Neem de uitstoot over die na afloop van de test bij elk onderdeel staat. Energie in huis: Auto en ov: Vliegen: Voeding: Kleding: Totaal:
67
Vivo TH_deel2A.indb 67
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Duurzaam en gezond leven
7.6
b Vul je eigen antwoord in. Het gezin waartoe ik behoor, bestaat uit
personen.
In mijn gezin is de uitstoot van koolstofdioxide
dan 19 000 kilogram per jaar.
c Bij welk onderdeel zou je de uitstoot van koolstofdioxide willen verminderen om jouw klimaatvoetafdruk te verkleinen? ☐ energie in huis ☐ auto en ov ☐ vliegen ☐ voeding ☐ kleding
d Leg uit hoe je bij het onderdeel dat je hebt gekozen de uitstoot van koolstofdioxide kan verminderen.
9
Koolstofdioxide in binnen- en buitenland Niet alleen in Nederland is te veel uitstoot van koolstofdioxide. Ook in het buitenland is veel uitstoot van koolstofdioxide. Leg uit hoe we in Nederland voor een deel verantwoordelijk zijn voor de uitstoot van koolstofdioxide in het buitenland.
10
Hoeveel water kost 1 liter cola? Als je zoekt naar het antwoord op de vraag hoeveel water nodig is voor 1 liter cola, vind je op internet verschillende antwoorden. De producent zegt dat er 2,43 liter nodig is. Volgens de website van de NOS is 70 liter water nodig. Welk waterverbruik wordt bij het ene antwoord wel meegerekend en bij het andere antwoord niet? © Shutterstock / akuditaputri
Voor al die cola is heel veel water nodig.
68
Vivo TH_deel2A.indb 68
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Duurzaam en gezond leven
7.6
AFSLUITING 11
Leerdoelen Kruis aan hoe goed je elk leerdoel beheerst.
Je kunt... benoemen hoe je duurzaam kunt omgaan met de aarde.
◯
◯
◯
◯
2 benoemen hoe de klimaatvoetafdruk verkleind kan worden.
◯
◯
◯
◯
3 uitleggen waarom landen moeten samenwerken om verandering van het klimaat tegen te gaan.
◯
◯
◯
◯
4 benoemen hoe de watervoetafdruk verkleind kan worden.
◯
◯
◯
◯
1
Meer oefenen met de stof uit deze paragraaf? Kies online voor Herhaling of Plus.
69
Vivo TH_deel2A.indb 69
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
7.7
EXTRA
Extra: Natuur in Nederland
: NATUUR IN NEDERLAND
7.7
© Shutterstock / Rudmer Zwerver
Aan het eind van deze paragraaf kun je: benoemen hoe de mens in het verleden natuurgebieden in cultuur bracht. uitleggen hoe de biodiversiteit in Nederland verandert door ingrijpen van de mens. uitleggen hoe de mens in Nederland cultuurland verandert in natuur.
• • •
STARTOPDRACHT 1
Plaats voor natuur in Nederland? Nederland heeft kleine natuurgebieden waar zeldzame planten of dieren voorkomen. Het kost veel moeite om deze gebieden in stand te houden. Net over de grens en op een paar plaatsen in Nederland zijn er ook grotere natuurgebieden. Stelling: “Nederland is te klein om al die versnipperde stukjes natuur te beschermen. Laten we ons concentreren op de grote natuurgebieden zoals het Waddengebied.” Dit ga je doen: 1 Overleg in een groepje van vier personen over de stelling. 2 Bedenk twee argumenten voor de stelling. 3 Bedenk twee argumenten tegen de stelling. 4 Voer daarna eventueel een klassengesprek.
a Noem twee argumenten voor en twee tegen de stelling. Tip: De argumenten hoeven niet jouw argumenten te zijn, maar zijn wel goed onderbouwd.
b Wat is jouw mening? Onderbouw je mening met minstens één argument.
70
Vivo TH_deel2A.indb 70
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Extra: Natuur in Nederland
7.7
THEORIE Van natuur naar cultuur Lang geleden bestond Nederland uit ongerepte natuur. Dat is natuur die niet is beïnvloed door mensen. In het westen waren duinen, wadden, kwelders en moerasgebieden met bossen. Het oosten bestond uit zandgronden met bossen (figuur 1). Er kwamen steeds meer mensen in die gebieden wonen. De mensen gingen voedsel verbouwen op akkers en dieren houden in weilanden. Ongerepte natuur werd in cultuur gebracht. Akkers en weilanden noem je cultuurland.
Figuur 1 In een groot deel van Nederland hadden rivieren en de zee vrij spel.
Door de afwisseling tussen cultuurland en natuurlijke ecosystemen nam de biodiversiteit toe. Een weidegebied met een hoge grondwaterstand en veel insecten is aantrekkelijk voor veel soorten weidevogels, zoals de grutto (figuur 2) en de kievit (figuur 3). Akkers en weilanden met aan de randen struiken en bomen bieden een veilige woonplek en voedsel voor vogels en insecten.
© Shutterstock / Rudmer Zwerver
© Shutterstock / Rudmer Zwerver
Figuur 2 Grutto
Figuur 3 Kievit
71
Vivo TH_deel2A.indb 71
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Extra: Natuur in Nederland
7.7
Tip: Bekijk het filmpje ‘Weidevogels’.
De laatste 50 jaar is de biodiversiteit echter weer afgenomen. Dit is het gevolg van het uitbreiden van steden en wegen. Ook de intensivering van landbouw en veeteelt zorgde voor een afname van de biodiversiteit. Steeds meer natuurlijke ecosystemen kregen in die periode een andere bestemming. Door deze veranderingen nam het aantal weidevogels af (figuur 4).
Vrije doorgang voor vissen
scholekster
– 68%
grutto
– 63%
veldleeuwerik
– 62%
wulp
– 47%
kievit
– 40%
graspieper
– 29%
tureluur
– 28%
gele kwikstaart
– 23%
In Nederland zijn veel polders. Inpolderen betekent dat Figuur 4 Afname weidevogels in 25 jaar tijd er dammen en dijken om een gebied worden gelegd. Zo werd het land beschermd tegen rivier- en zeewater en kwam er meer bouwland beschikbaar. In Zeeland kwamen de Deltawerken (figuur 5). In het noorden van Nederland werd de Afsluitdijk gebouwd. Door deze dijk werd de Zuiderzee afgesloten van de zee. Sindsdien heet de Zuiderzee het IJsselmeer. Op den duur waren er in Nederland nog nauwelijks open verbindingen met de zee.
© Shutterstock / Dick van der Veer
Figuur 5 De Oosterscheldekering, een van de Deltawerken
72
Vivo TH_deel2A.indb 72
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Extra: Natuur in Nederland
7.7
Vissoorten, zoals de stekelbaars (figuur 6), de steur (figuur 7) en de zalm, leven in zee als ze volwassen zijn. Ze hebben zoet water nodig om zich voort te planten. Daarom gaan ze speciaal hiervoor naar rivieren. De paling plant zich juist voort in de zee en keert als jonge paling terug naar sloten en rivieren om volwassen te worden. Vruchtbare palingen trekken dan weer naar zee. Al deze vissoorten moeten dus vrij heen en weer kunnen zwemmen: van zee naar sloten en rivieren, en omgekeerd.
© Shutterstock / Rostislav Stefanek
© Getty Images / EyeEm
Figuur 6 Stekelbaars
Figuur 7 Steur
Tip: Bekijk het filmpje ‘De stekelbaars’. Door de afsluiting van rivieren bereikten vissen vanuit zee nauwelijks meer het zoete water in sloten, rivieren en meren. Daar komt de laatste tijd verandering in. Een mooie aanpassing om vissen door te laten is de vismigratierivier tussen de Waddenzee en het IJsselmeer (figuur 8).
Waddenzee (zout water)
Afsluitdijk IJsselmeer (zoet water)
1 2
3
Figuur 8 De vismigratierivier laat vissen door tussen de Waddenzee en het IJsselmeer. 1. Zout water stroomt bij vloed naar het IJsselmeer: kleine vissen gaan met de stroom mee. 2. Grote vissen zwemmen zo nodig ook tegen de stroom in. 3. Zoet water stroomt bij eb naar de Waddenzee: kleine vissen gaan met de stroom mee.
73
Vivo TH_deel2A.indb 73
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Extra: Natuur in Nederland
7.7
Van cultuur naar natuur Nederland heeft veel rivieren en dus ook veel uiterwaarden. Dat zijn de stroken land tussen een rivier en de dijk langs die rivier. Lange tijd gebruikten mensen deze gebieden als weidegebied of voor de uitbreiding van steden en industrieterreinen. Tegenwoordig veranderen steeds meer uiterwaarden in natuurgebied (figuur 9). Bij hoog water overstromen de uiterwaarden met rivierwater, waardoor de grond nat en moerassig wordt.
© Shutterstock / Wirestock Creator
Figuur 9 Uitzicht op de uiterwaarden als natuurgebied
Planten- en diersoorten keren terug en verhogen de biodiversiteit. Deze natuurlijke uiterwaarden hebben voor mens en natuur belangrijke functies: rustgebied voor dieren, sommige gebieden zijn alleen per boot bereikbaar recreatie-, fiets- en wandelgebied overloopgebied: bij extreem hoog water nemen de uiterwaarden veel rivierwater op, waardoor het risico van overstromingen in bewoonde gebieden afneemt zoetwatervoorraad: in droge perioden kun je het water uit zijrivieren en plassen gebruiken
• • • •
© Getty Images / Arterra / Sven-Er
© Getty Images / iStockphoto
Figuur 10 De bever komt weer in de meeste provincies Figuur 11 Ook de zeearend is in Nederland voor. teruggekeerd.
In de rustgebieden van de uiterwaarden voelen bevers zich weer thuis (figuur 10). Door de jacht om zijn vacht was de bever verdwenen. Ruim 30 jaar geleden werden bevers in de Biesbosch uitgezet en nu komen ze weer in bijna alle provincies voor. Tip: Bekijk het filmpje ‘Bever’.
74
Vivo TH_deel2A.indb 74
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Extra: Natuur in Nederland
7.7
Ook de zeearend is na twee eeuwen terug (figuur 11). Op veel plekken langs de rivieren groeien hoge bomen, waarin zeearenden hun nesten maken. Deze vogel vindt in en langs de rivieren zijn voedsel, zoals vissen, ganzen en visetende vogelsoorten. Tip: Bekijk het filmpje ‘De zeearend’. Er is nog een ander groot gebied waar de natuur zich ongestoord kan ontwikkelen. Dat is het nationaal park Nieuw Land in het midden van Nederland (figuur 12). Het bestaat uit de Oostvaardersplassen en een groot deel van het IJsselmeer met een aantal eilanden. Dit nationaal park heeft een oppervlakte van bijna 300 km2. Er leven verschillende soorten eenden en ganzen, maar ook roofvogels zoals de buizerd, de torenvalk en de zeearend. In de drogere gedeelten leven onder andere wilde konikpaarden en heckrunderen.
© Shutterstock / Aerovista Luchtfo
Figuur 12 Nationaal park Nieuw Land
WIST JE DAT? Behoud en bescherming in Europa Heel vroeger kon je in heel Europa wilde dieren tegenkomen, zoals de wolf, de lynx, de bruine beer, de eland, de Europese bizon en de kroeskoppelikaan. Ze kwamen daarna lange tijd niet meer in West-Europa voor. Ze waren namelijk naar Oost-Europa getrokken, omdat daar veel afgelegen gebieden zijn waar geen mensen wonen. Tegenwoordig trekken deze en veel andere diersoorten weer van Oost-Europa naar West-Europa. Belangrijke oorzaken van deze opmars zijn natuurbehoud en de wettelijke bescherming van diersoorten.
© Shutterstock / Lubomir Novak
De lynx maakt een opmars vanuit Oost-Europa. 75
Vivo TH_deel2A.indb 75
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Extra: Natuur in Nederland
7.7
OPDRACHTEN 2
De grutto De Nederlandse weilanden zijn een prima woonplek voor grutto’s. Van alle grutto’s broedt 85% in Nederland. Maar het aantal grutto’s neemt af. In 1960 waren er nog 120 000 broedparen in Nederland. In 2015 waren er nog maar 30 000 broedparen.
a Noem drie redenen waarom een weiland een geschikte woonplek is voor grutto’s. Tip: Bekijk nogmaals het filmpje ‘Weidevogels’.
b Vroeger was de grondwaterstand in de weilanden hoog. In de moderne veehouderij is de grondwaterstand veel lager. Daardoor kunnen veehouders gemakkelijker met zware machines het weiland op. Leg uit hoe de verlaging van de grondwaterstand de overlevingskansen van de grutto’s beïnvloedt.
c Veehouders maaien vanaf mei elke maand hun weilanden. Zo wordt er vijf keer per jaar gemaaid. Het gras wordt gebruikt als veevoer. Leg uit hoe het maaien van het gras de overlevingskansen van de grutto’s beïnvloedt.
d Vroeger stond een weiland vol met verschillende soorten bloeiende planten. Tegenwoordig groeit er in een weiland maar één soort voedzaam gras. Hierdoor levert een weiland meer veevoer op. Welke invloed heeft dit op de overlevingskansen van de grutto?
e Natuurbeschermingsorganisaties werken soms met veehouders samen om de grutto te beschermen. De veehouders krijgen een vergoeding als ze op een vogelvriendelijke manier te werk gaan. Wat kan een veehouder doen om de overlevingskans van de grutto en andere weidevogels te vergroten?
76
Vivo TH_deel2A.indb 76
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
3
Extra: Natuur in Nederland
7.7
De zeearend De zeearend was lange tijd verdwenen uit Nederland. De aanwezigheid van schadelijke stoffen in het water was één van de oorzaken hiervan. Tip: Bekijk nogmaals het filmpje ‘De zeearend’. Leg uit hoe deze schadelijke stoffen in het lichaam van de zeearend kwamen.
4
Op de grens van zoet en zout water Zuidwest-Nederland was lange tijd een delta. Dit gebied lag aan de mondingen van grote rivieren en had open verbindingen met de zee. Er stroomde dus zout water vanuit de zee in het zoete water van de rivieren. Daardoor varieerde het zoutgehalte van het rivierwater. Ook de waterstanden in rivieren en moerassen wisselden telkens. Er was een grote variatie aan abiotische omgevingsfactoren. Hierdoor was de biodiversiteit groot. Veel gebieden in deze delta werden drooggemaakt en ingepolderd.
a De open verbindingen tussen zoet en zout water zijn grotendeels verdwenen door de aanleg van dijken en sluizen. Waar de rivier in zee uitkwam, veranderde het ecosysteem. Noem twee abiotische factoren in het ecosysteem die daardoor zijn veranderd. Geef aan welke verandering er heeft plaatsgevonden.
b Tegenwoordig worden sluizen en waterkeringen van de Deltawerken regelmatig even opengezet. Tussen de Waddenzee en het IJsselmeer is een vismigratierivier aangelegd. Leg uit waarom deze maatregelen genomen zijn.
5
Uit het leven van de paling Zet de stappen uit het leven van de paling in de juiste volgorde. De eerste stap staat er al. Je mag internet gebruiken.
1
De paling ontwikkelt zich midden op de Atlantische oceaan uit een bevrucht eitje. De paling groeit in zoet water in vijf tot vijftien jaar op tot een grote paling. De paling keert terug naar zee. De paling plant zich voort door het leggen en bevruchten van eitjes. De paling wordt aangetrokken door het zoete water van de rivieren. De paling wordt door de Golfstroom meegevoerd naar de kust van West-Europa. De paling zwemt naar het gebied waar hij is geboren. De paling zwemt tegen de stroom in de rivier op. 77
Vivo TH_deel2A.indb 77
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
6
Extra: Natuur in Nederland
7.7
Nieuw Land Nationaal park Nieuw Land is een groot natuurgebied. Je zou verwachten dat in zo’n natuurgebied vanzelf een biologisch evenwicht ontstaat. Voor een deel is dit ook zo. Maar er zijn toch te weinig grote roofdieren, zoals wolven. Grote roofdieren staan aan het eind van de voedselketen en hebben geen natuurlijke vijanden.
a In nationaal park Nieuw Land leven onder andere edelherten. Tijdens de winter is er niet altijd voldoende voedsel voor deze dieren. Zonder hulp van de mens zouden de dieren honger lijden. Leg uit dat de edelherten geen honger lijden als er voldoende grote roofdieren in het nationaal park zouden leven.
b Wanneer er in de winter te weinig voedsel is voor de edelherten, heckrunderen en konikpaarden legt Staatsbosbeheer extra hooi neer voor de dieren. Bezoekers van het park mogen de dieren niet bijvoeren. De meningen over bijvoeren tijdens de winter zijn verdeeld. Noem een voordeel en een nadeel van bijvoeren.
c
Stelling: “In een natuurgebied in Nederland moet je ingrijpen als er veel dieren doodgaan.” Noem één argument waarom jij het eens of oneens bent met de stelling.
7
Maak je eigen natuurfilm Natuur is overal om je heen, zelfs op plekken waar je het niet meteen verwacht. Je gaat in een groepje een film van ongeveer 1 minuut maken die de natuur dicht bij jouw huis in beeld brengt. Daarmee laat je zien hoe mooi en belangrijk die natuur is! Dit is een uitgebreide opdracht buiten de les.
• Je hebt een mobiele telefoon of een camera nodig om mee te filmen en een computer met software voor het monteren. • Je maakt de natuurfilm volgens een stappenplan, inclusief voorbereiding aan de hand van een storyboard en montage van de opnamen.
Scan de QR-code voor het stappenplan. Tevreden over het eindresultaat? Lever dan de film in HD (1080 pixels) aan bij je docent op de afgesproken manier. Veel succes met je eigen natuurfilm!
78
Vivo TH_deel2A.indb 78
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Extra: Natuur in Nederland
7.7
AFSLUITING 8
Leerdoelen Kruis aan hoe goed je elk leerdoel beheerst.
Je kunt... benoemen hoe de mens in het verleden natuurgebieden in cultuur bracht.
◯
◯
◯
◯
2 uitleggen hoe de biodiversiteit in Nederland verandert door ingrijpen van de mens.
◯
◯
◯
◯
3 uitleggen hoe de mens in Nederland cultuurland verandert in natuur.
◯
◯
◯
◯
1
79
Vivo TH_deel2A.indb 79
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
Hoofdstukafsluiting
7.8
7.8 HOOFDSTUKAFSLUITING ACTIEF LEREN Hoe leer je de theorie en begrippen uit het hoofdstuk? En hoe leg je de juiste verbanden? Kies een opdracht uit Actief leren achter in je boek als hulp bij het leren.
TERUG NAAR HET GROTE PLAATJE 1
Jouw omgeving en duurzaamheid Je ziet hier nog een keer ‘het grote plaatje’ uit de hoofdstukopening. H3 • Leven op aarde Biodiversiteit
Organismen zijn van elkaar afhankelijk
Elk organisme heeft zijn eigen plek
H5 • Waarnemen en gedrag Keuzes maken
Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving?
H6 • Planten Fotosynthese
Welke verbanden zijn er?
Wat leer je in dit hoofdstuk?
H8 • Voeding en verteren Voeding
Evenwicht kan verstoord raken
Je hebt zelf invloed op je leefomgeving
a Je ziet links de verbanden tussen dit hoofdstuk en de andere hoofdstukken. Leg deze verbanden uit. Schrijf je antwoorden in de linker vakjes.
b Je ziet rechts iconen die laten zien waar het om draait in dit hoofdstuk. Leg in je eigen woorden uit wat je ziet en wat je hebt geleerd in dit hoofdstuk. Schrijf je antwoorden in de rechter vakjes. 80
Vivo TH_deel2A.indb 80
18/10/2023 11:59
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Hoofdstukafsluiting
7.8
c Je hebt in paragraaf 1 antwoord gegeven op de grote vraag ‘Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving?’ Kijk nog even terug naar wat je toen hebt geantwoord. Zou je je antwoord aanpassen na het doorlopen van dit hoofdstuk? Zo ja, wat zou je nu zeggen? Betrek in je antwoord de verbanden en de punten waar het om draait uit het grote plaatje.
VOORUITKIJKEN 2
Kiezen voor biologie Kies je het vak biologie in de bovenbouw? Je kunt biologie kiezen omdat je meer wilt weten over jouw leven en over je omgeving. Of omdat je het nodig hebt in je vervolgopleiding of beroep.
a In dit hoofdstuk leerde je over je leefomgeving en hoe je daar op een duurzame manier mee omgaat. Vind je deze onderwerpen interessant? Leg je antwoord uit.
b Als onderzoeker leefomgeving doe je bijvoorbeeld veel met leefomgeving en duurzaamheid. Je neemt bijvoorbeeld bodemmonsters en die onderzoek je. Bekijk het filmpje over stagelopen als Onderzoeker leefomgeving. Lijkt je dit een leuke opleiding? Leg je antwoord uit.
TERUG NAAR DE UITDAGING Maak online je eindproduct bij de Uitdaging.
PROEFTOETS Maak online de proeftoets bij dit hoofdstuk.
81
Vivo TH_deel2A.indb 81
18/10/2023 11:59
9 789006 731040
9789006731040_2vmbo-th-A.indd 1
23/10/2023 13:15