MIXED - Retail & Styling - Blok 1

Page 1


RETAIL & STYLING

PROFIEL E&O RETAIL & STYLING

BB | KB | GL

In dit leerwerkboek staat alles wat je moet weten voor je toetsen en examens voor Retail & Styling. Het is van jou. Je mag erin schrijven, notities maken en alles markeren wat je belangrijk vindt.

We wensen je veel plezier bij het ontdekken van de wereld van Retail & Styling!

COLOFON

Contentontwikkeling

ThiemeMeulenhoff / Joline Moree, Tijmen Booij

Eindredactie

Toos de Zeeuw

Vormgeving

Studio Michelangela, Utrecht

Opmaak

Crius Group, Hulshout (België)

Omslagbeeld

Shutterstock / dimbar76 (r), GettyImages / AaronAmat (l)

Over ThiemeMeulenhoff

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt slimme flexibele leeroplossingen met een persoonlijke aanpak. Voor elk niveau en elke manier van leren. Want niemand is hetzelfde.

We combineren onze kennis van content, leerontwerp en technologie, met onze energie voor vernieuwing. Om met en voor onderwijsprofessionals grenzen te verleggen. Zo zijn we samen de motor voor verandering in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs.

Samen leren vernieuwen.

www.thiememeulenhoff.nl

Boek ISBN 978 90 06 60028 5

Pakket ISBN 978 90 06 86083 2

Eerste druk, eerste oplage, 2024

© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2024

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd.

Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk.Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

INHOUD

1.1

1.2 De doelgroep

1.3 Het assortiment

1.4 Soorten artikelen

1.5 De marktpositie

1.6 Het merkbeleid en soorten merken

1.7 Marketinginstrumenten

1.8 De consumentenprijs berekenen

1.9 Soorten promotiemateriaal

BLOK 2 De winkel klaarmaken voor klanten

2.1 De winkelinrichting

2.2

2.4

2.5 Etalages

2.6

2.7

2.8

Samenvattingsopdracht blok 2

ZO WERK JE MET MIXED

Je gaat aan de slag met een module van MIXED. Met MIXED leer je in de praktijk. Je ervaart wat je allemaal kunt doen in jouw beroepsgerichte profiel. Zo ontdek je wat jouw talenten zijn!

In het kort

Per module maak je praktische opdrachten. Deze praktische opdrachten laten je alle kanten van het beroepsgerichte vak ervaren. Je gaat dus écht aan de slag. Om de praktische opdrachten te kunnen doen, heb je kennis nodig. In het leerwerkboek vind je de theorie die je moet kennen. Je kunt de theoriebronnen ook in de digitale leeromgeving lezen.

Naast de theoriebronnen, moet je soms ook werkbronnen gebruiken bij de praktische opdrachten. Denk aan een uitlegfilmpje, een stappenplan of een uitwerkbijlage. Deze werkbronnen staan altijd bij de praktische opdracht in de digitale leeromgeving.

Opdracht 1

AAN DE SLAG MET PRAKTISCHE OPDRACHTEN

• Jouw docent laat je weten welke praktische opdrachten jij maakt bij deze module. Je vindt de praktische opdrachten online, of de docent heeft ze voor je geprint.

• Elke praktische opdracht begint met voorbereiden. Je ontdekt in welk werkveld je aan de slag gaat. Je leest wat je gaat doen en leren. Ook zie je hoeveel punten je kunt verdienen en wat je nodig hebt om de opdracht te maken.

• Dan ga je aan de slag. Volg stap voor stap de instructie die in de opdracht staat. Je kunt steeds de stappen die je hebt gedaan afvinken.

• Bij opdrachten gebruik je theoriebronnen en werkbronnen. De theoriebronnen staan in je leerwerkboek en in de online leeromgeving. Werkbronnen, zoals een video of uitwerkbijlage, vind je altijd online.

• Het eindproduct van de opdracht neem je op in je portfolio.

Het goede doel

WERKEN OP PAPIER OF ONLINE

HET LEERWERKBOEK VOOR DE THEORIE

• In het leerwerkboek dat je nu in je handen hebt, staat de theorie die je moet kennen. Misschien behandelt jouw docent eerst de theorie, voordat je aan de slag gaat met een praktische opdracht. Je kunt ook zelf de theorie erbij pakken als je die nodig hebt.

• Het leerwerkboek begint altijd met het grote plaatje. Dit helpt je om de verbanden te zien tussen de verschillende werkvelden in een profiel.

• Bij de theoriebronnen die je kunt lezen staan ook theorieopdrachten. Deze maak je om na te gaan of je de theorie goed begrijpt.

• In de theorie staan gekleurde begrippen. Deze begrippen moet je kennen voor een toets en voor je examen. Tip: gebruik de begrippenlijst achter in het leerwerkboek bij het leren.

• Het leerwerkboek bestaat uit twee blokken. Na elk blok maak je een samenvattingsopdracht. Zo leer je ook voor je toets en voor het examen!

Bij dit leerwerkboek hoort een online omgeving. In het schema hierna zie je wat je op papier kunt doen en wat er online te vinden is.

Op papier Online

• Praktische opdrachten (geprint)

• Theoriebronnen (in het leerwerkboek)

• Theorieopdrachten (in het leerwerkboek)

• Begrippenlijst (in het leerwerkboek)

• Praktische opdrachten

• Theoriebronnen

• Theorieopdrachten

• Begrippenlijst

• Werkbronnen

• Oefentoets begrippen

RETAIL& STYLING

WELKE

OFFICE& SUPPORT

VERBANDEN ZIJN ER?

✖ MODULE RETAIL & STYLING

Wat is jouw favoriete winkel? Wat verkopen ze daar? Waarom kom jij er graag? Een winkel moet zorgen dat alles goed bij elkaar past, van de producten die er te koop zijn tot de manier waarop de etalage is ingericht. Dit moet ook passen bij de klanten van de winkel. Als een winkel zorgt dat alles goed op elkaar is afgestemd, komen mensen er graag winkelen. In deze module leer je hoe je dat voor elkaar krijgt!

✖ MODULE SERVICE & SALES

Om de producten goed te verkopen, voert een winkelier verkoopgesprekken. Daarnaast verleent de winkelier ook service, zodat de klant een goed gevoel krijgt bij de winkel en bij zijn aankoop.

✖ MODULE STOCK & SUPPLIES

De producten die een winkel verkoopt, zijn opgeslagen in een magazijn. Wanneer een bestelling binnenkomt bij het magazijn, worden de producten geraapt en verstuurd naar de winkel.

✖ MODULE OFFICE & SUPPORT

De winkelier moet bijhouden welke producten hij inkoopt en verkoopt. Ook moet hij andere financiële gegevens verwerken, zoals declaraties.

WAT LEER JE IN DEZE MODULE?

BLOK 1

De retailformule

Als je nieuwe sneakers, een nieuwe telefoon of een nieuw boek wilt kopen, kun je dat doen in een winkel. Dat kan een online winkel zijn, een webshop, of een winkel die je kunt bezoeken, een fysieke winkel. Elke winkelier moet goed nadenken aan wie hij welke producten op welke manier wil verkopen.

BLOK 2

De winkel klaarmaken voor klanten

Als een winkelier goed heeft nagedacht over de retailformule, moet hij zorgen dat de winkel klaar is voor verkoop. De etalages moeten worden aangekleed, de schappen gevuld en speciale artikelen moeten mooi worden gepresenteerd.

1.1

De retailformule

1.1 De retailformule

Je gaat in deze module aan de slag in de retail. Retail is een Engels woord en betekent 'het leveren van goederen en diensten aan een klant'. Dit kan gebeuren in fysieke winkels waar je naartoe kunt gaan om dingen te kopen, maar ook online, bijvoorbeeld op webshops zoals Bol.com of Zalando.

Elke winkel biedt zijn producten op zijn eigen manier aan. Dit noemen we de retailformule van de winkel.

Drie onderdelen van de retailformule

De drie belangrijkste onderdelen van de retailformule zijn:

1 Het assortiment: wat verkoopt de winkel?

2 De doelgroep: aan wie verkoopt de winkel de producten?

3 De concurrentiepositie of marktpositie: hoe onderscheidt de winkel zich van de concurrenten? Bied je veel of weinig extra service, advies, sfeer en bedieningsgemak aan de klanten? Deze extra’s zorgen voor hogere prijzen.

Bedenk goed voor wie je winkel is en wat die mensen graag willen kopen. Denk na over wat jouw winkel anders maakt dan andere winkels in de buurt.

Marktpositie

Doelgroep

RETAIL

Assortiment

Een retailformule ontwikkelen en uitvoeren

Voordat je een winkel begint, maak je een plan. In dat plan beschrijf je de doelgroep, de marktpositie en het assortiment van jouw winkel. Je noemt zo’n plan waarin je de ideeën uitwerkt een marktconcept. In je marktconcept zet je ook de doelen die je wilt behalen en je legt uit hoe je die doelen wilt bereiken. De manier waarop je de doelen wilt bereiken noem je de strategie.

Als je een retailformule ontwikkelt, is het belangrijk om op een aantal dingen te letten:

1 Identiteit: de identiteit van je winkel is wat jouw winkel uniek maakt. Daarmee kun je laten zien wat je belangrijk vindt als bedrijf.

2 Imago: het imago is het beeld dat klanten hebben van jouw winkel. Het gaat erom welke indruk je wilt maken op mensen. Zorg ervoor dat je winkel een positieve indruk achterlaat.

3 Huisstijl: de huisstijl bestaat uit het logo, de kleuren en het lettertype van je winkel. Een mooie en herkenbare huisstijl zorgt ervoor dat mensen je winkel makkelijk kunnen onthouden.

4 Sfeer: de sfeer in de winkel is belangrijk. Hoe ziet je winkel eruit, hoe ruikt het er, en wat voor muziek speelt er? Een fijne sfeer maakt klanten blij en zorgt dat ze langer willen blijven.

5 Klantenbinding: klantenbinding betekent dat je klanten een band hebben met jouw winkel en graag terugkomen. Dat kun je bereiken door ze goed te helpen, naar hun wensen te luisteren en ze speciale aanbiedingen te geven. Je kunt je klanten bijvoorbeeld een klantenpas geven waarmee ze kunnen sparen voor extra korting of gratis producten.

Als deze punten goed in orde zijn, kan jouw winkel goed lopen en willen klanten graag bij je winkelen. Zorg ervoor dat mensen blij worden van jouw winkel en het aan anderen vertellen. Zo krijg je tevreden klanten en dat is goed voor de winkel!

Opdrachten

1 Aandachtspunten bij de retailformule

Een winkeleigenaar moet goed nadenken over de identiteit, het imago, de huisstijl, de sfeer en de klantenbinding van de winkel.

Lees de verhaaltjes hierna. Waar moet de eigenaar van de winkel uit het verhaal over nadenken? En wat kan de winkeleigenaar veranderen?

a Lees het verhaal en maak de zinnen af.

Verhaal 1

Joost ten Berg heeft een sneakerwinkel. De klanten vinden zijn sneakers mooi. Toch komen ze niet graag naar zijn winkel. Het is er koud en de muziek staat zo hard dat je de verkoper niet kunt verstaan.

Joost moet nadenken over:

Joost kan het volgende veranderen:

b Lees het verhaal en maak de zinnen af.

Verhaal 2

Omara Hassani heeft een kledingwinkel. Sommige mensen komen niet in haar winkel, omdat ze denken dat de kleren erg duur zijn.

Omara moet nadenken over:

Omara kan het volgende veranderen:

c Lees het verhaal en maak de zinnen af.

Verhaal 3

Zuko Wang heeft een winkel waar hij koffiebonen verkoopt. Veel klanten kopen niet elke keer hun koffiebonen bij Zuko. Zuko wil graag dat zijn klanten vaker terugkomen om bonen te kopen.

Zuko moet nadenken over:

Zuko kan het volgende veranderen:

d Lees het verhaal en maak de zinnen af.

Verhaal 4

Lilly Droesen runt een gamewinkel. Soms komen mensen bij haar in de winkel om pizza te kopen. Het logo en de kleuren van de winkel lijken erg op die van een grote pizzaketen.

Lilly moet nadenken over:

Lilly kan het volgende veranderen:

e Lees het verhaal en maak de zinnen af.

Verhaal 5

Lexy Vliet vindt duurzaamheid heel belangrijk. Ze wil dat haar (klein)kinderen ook nog van de aarde kunnen genieten. In haar hobbywinkel verkoopt ze veel plastic artikelen die ze inkoopt uit China. Lexy vindt dit wel vervelend, want wat ze belangrijk vindt en wat ze doet passen zo niet goed bij elkaar.

Lexy moet nadenken over:

Lexy kan het volgende veranderen:

De retailformule

De retailformule is de manier waarop de winkel zijn producten aanbiedt.

a Geef aan welke drie onderdelen bij de retailformule horen en leg deze onderdelen uit. Vul het overzicht verder in.

b Welke uitleg hoort bij welk begrip?

Plan met je ideeën voor de winkel • • Marktconcept

Hoe bereik je wat je wilt • • Doel

Wat je wilt bereiken • • Strategie

1.2

Doelgroep

In een winkel is het belangrijk om te weten voor wie je de producten verkoopt. Deze mensen noemen we de doelgroep. Een doelgroep is een groep mensen met ongeveer dezelfde interesses, behoeften en wensen. Door zich te richten op een bepaalde doelgroep kan een bedrijf goed aansluiten op de behoeften en wensen van deze groep klanten. Het kan bijvoorbeeld de producten verkopen die deze groep ook wil kopen en reclame maken op de manier die deze groep klanten aanspreekt.

Leeftijd

Er zijn verschillende soorten doelgroepen waar een winkel rekening mee kan houden. Je kunt bijvoorbeeld kijken naar de leeftijd van jouw doelgroep.

✖ Kinderen

Winkels die zich richten op kinderen verkopen speelgoed, snoep en kleding in kindermaten. Ze maken vaak gebruik van felle kleuren en aantrekkelijke verpakkingen om de aandacht van kinderen te trekken.

✖ Jongeren

Voor jongerenwinkels is het belangrijk om trendy en hippe producten aan te bieden die passen bij de laatste trends. Social media en influencers kunnen een rol spelen in het aantrekken van deze doelgroep.

✖ Senioren

Winkels voor senioren bieden producten aan die tegemoetkomen aan de behoeften van oudere mensen, zoals hulpmiddelen om beter te bewegen en producten voor gezondheid.

Andere kenmerken

Andere manieren om klanten in te delen in groepen kunnen zijn op basis van locatie, inkomen, interesses of zelfs gedrag.

✖ Locatie: buurtsupers richten zich op mensen in de buurt van de winkel.

✖ Inkomen: discounters zijn bedrijven die producten aanbieden voor een lagere prijs dan de concurrent. Zij richten zich op klanten met een laag inkomen.

✖ Interesse: sportwinkels richten zich op mensen die een sport beoefenen.

✖ Gedrag: wereldwinkels richten zich op klanten die de wereld willen verbeteren.

Interesse

Gedrag

Elke doelgroep heeft verschillende wensen en behoeften. Door goed te weten voor wie je winkel is en hierop in te spelen, kun je klanten aantrekken en tevreden maken.

Locatie
Inkomen

Opdrachten

1 De doelgroep

Elke winkel richt zich op een doelgroep.

a Wat is een doelgroep?

b Bekijk de afbeeldingen. Welke doelgroep hoort bij welke winkel?

2 Doelgroepen omschrijven

Omschrijf voor drie winkels de doelgroep.

Zet in de eerste kolom drie winkels waar jij wel eens komt. Vul daarna de tabel verder in. Er staat al een voorbeeld.

Winkel Doelgroep Kenmerken doelgroep (voorbeeld) GameZone Gamers

• Leeftijd: jong en oud

• Interesses: videogames, computers, gaming consoles

• Gedrag: zoeken uitdaging in games

1.3 Het assortiment

Het assortiment van een winkel bestaat uit de producten die de winkel verkoopt. Dit kunnen allerlei dingen zijn, zoals kleding, schoenen, elektronica, eten en nog veel meer. Het assortiment van een winkel kun je op verschillende manieren beschrijven.

Kernassortiment en randassortiment

Het kernassortiment bestaat uit de belangrijkste en meest gevraagde producten, die altijd beschikbaar zijn. Het randassortiment zijn de extra producten, die minder vaak worden verkocht en niet altijd op voorraad zijn, maar die wel zorgen voor meer keuze en variatie in de winkel.

Het kernassortiment van een kledingwinkel is kleding.

Het randassortiment bestaat bijvoorbeeld uit tassen, sjaals en hoeden.

Smal of breed assortiment

De breedte van het assortiment bepaalt hoeveel verschillende soorten producten een winkel verkoopt. Een groep van vergelijkbare producten die bij elkaar horen, noem je een productcategorie. Bijvoorbeeld: kleding, schoenen en accessoires vormen samen de productcategorie ‘mode’.

Een supermarkt verkoopt veel verschillende productcategorieën. Een supermarkt heeft een breed assortiment

Een sneakerwinkel verkoopt weinig verschillende soorten productcategorieën. Een sneakerwinkel heeft een smal assortiment

Lang of kort assortiment

De lengte van het assortiment heeft te maken met de hoeveelheid verschillende producten die binnen een bepaalde soort te koop zijn.

Een kledingwinkel heeft veel verschillende soorten T-shirts, broeken, truien en jassen. Een kledingwinkel heeft een lang assortiment Een ijskraam heeft alleen de bekendste en bestverkopende ijssmaken in de kar. De ijskraam heeft een kort assortiment

Diep of ondiep assortiment

De diepte van het assortiment gaat over hoeveel verschillende soorten of merken er van één bepaald product te koop zijn.

Een smartphonewinkel verkoopt veel verschillende merken en modellen. Deze winkel heeft een diep assortiment. Een kleine supermarkt, bijvoorbeeld bij een treinstation, verkoopt van een bepaald product niet veel merken. Daar is geen ruimte voor in de winkel. Zo’n winkel heeft een ondiep assortiment

Consistent of niet-consistent assortiment

De consistentie van het assortiment gaat over de vraag hoe goed de artikelen in de winkel bij elkaar passen en elkaar aanvullen. Consistent betekent ‘bij elkaar passend’.

Opdrachten

Ikea biedt betaalbare meubels en woonaccessoires aan. De producten passen goed bij elkaar. Ikea heeft een consistent assortiment. Action biedt heel veel verschillende soorten producten voor een lage prijs aan. De producten passen niet allemaal bij elkaar. Action heeft een niet-consistent assortiment

1 Kernassortiment en randassortiment

Sommige producten in een winkel worden meer verkocht dan andere producten.

a Lees de zinnen en geef de juiste antwoorden.

In een kledingwinkel worden sjaals en mutsen verkocht. Deze sjaals en mutsen horen bij het kernassortiment | randassortiment.

In een sneakerwinkel worden sneakersokken verkocht. Deze sokken horen bij het kernassortiment | randassortiment

In een parfumerie worden parfums verkocht. Deze parfums horen bij het kernassortiment | randassortiment

b Welke producten zou een boekhandel in het randassortiment kunnen hebben?

Bedenk er drie.

2

Het assortiment

Het assortiment bestaat uit alle producten die de winkel verkoopt. Je kunt het assortiment op verschillende manieren beschrijven.

a Kies de goede antwoorden.

Een tassenwinkel verkoopt heel veel verschillende soorten tassen.

Het assortiment van de tassenwinkel is breed | smal, lang | kort en diep | ondiep

Een megasupermarkt verkoopt allerlei producten voor de dagelijkse boodschappen.

Het assortiment van de megasupermarkt is breed | smal, lang | kort en diep | ondiep.

b Bekijk de afbeeldingen.

Wat voor assortiment hebben deze winkels?

Kies uit breed, smal, lang, kort, diep en ondiep. En licht je antwoord toe.

3

Consistent assortiment

Een bedrijf kan producten verkopen die bij elkaar passen of producten die juist niet bij elkaar passen.

a Leg uit of deze winkels wel of niet een consistent assortiment hebben.

Winkel 1 verkoopt hengels, visstoeltjes, laarzen, viskoffers en lokaas. Deze winkel heeft een consistent | niet-consistent assortiment, omdat

Winkel 2 verkoopt kussentjes, shampoo, schoonmaakspullen, snoep, fietsaccessoires en tuinstoelen. Deze winkel heeft een consistent | niet-consistent assortiment, omdat

b Bekijk de afbeelding.

Leg uit of de winkel wel of niet een consistent assortiment heeft.

Deze winkel heeft een consistent | niet-consistent assortiment, omdat

1.4 Soorten artikelen

Een ander woord voor de producten die een winkel verkoopt, is: artikelen. Je kunt verschillende soorten artikelen onderscheiden:

✖ Complementaire artikelen zijn producten die goed samenwerken met andere producten en vaak tegelijkertijd worden gebruikt. Voorbeelden van complementaire artikelen zijn sportschoenen en sportsokken, smartphones en smartphoneshoesjes of patat en mayonaise.

✖ Follow-up-artikelen zijn producten die klanten vaak kopen nadat ze een ander product hebben gekocht. Je kunt de artikelen niet los van elkaar gebruiken. Voorbeelden van followup-artikelen zijn inkt bij een printer, controllers bij een gameconsole en stofzuigerzakken bij een stofzuiger.

✖ Rageartikelen zijn producten die plotseling erg populair worden vanwege een bepaalde trend of hype. Ze kunnen snel in populariteit toenemen, maar ook snel weer uit de mode raken. Bepaald speelgoed is vaak een rageartikel. Voorbeelden van rageartikelen zijn de fidgetspinner, de Furby en de Air-upfles.

✖ Concurrerende artikelen zijn producten die vergelijkbaar zijn en met elkaar concurreren om de aandacht van klanten te krijgen. Ze hebben vergelijkbare functies en worden meestal verkocht in dezelfde categorie. Klanten kunnen kiezen welk merk ze willen op basis van

bijvoorbeeld smaak, prijs of merkvoorkeur. Verschillende merken cola concurreren bijvoorbeeld met elkaar.

✖ Impulsartikelen zijn producten die klanten spontaan kopen zonder er echt over na te denken. Ze worden vaak op strategische plaatsen bij de kassa of in de buurt van de uitgang van de winkel geplaatst om de verkoop te stimuleren. Voorbeelden van impulsartikelen zijn bijvoorbeeld snoep en batterijen.

Als je de functie van deze verschillende soorten artikelen begrijpt, helpt dat jou als winkelier om je assortiment beter te beheren. Door aantrekkelijke productcombinaties te maken en artikelen op slimme plekken in de winkel te zetten, trek je meer klanten aan.

Opdrachten

1 Soorten artikelen

Geef aan om welke soort artikelen het gaat.

a Deze artikelen zijn vergelijkbaar met elkaar. De consument kiest op basis van smaak, prijs of merkvoorkeur.

Het gaat hier om ...

□ complementaire artikelen

□ concurrerende artikelen

□ follow-up-artikelen

□ impulsartikelen

b Deze artikelen heb je niet nodig, maar koop je soms toch.

Het gaat hier om ...

□ complementaire artikelen

□ concurrerende artikelen

□ impulsartikelen

□ rageartikelen

c Deze artikelen koop je, omdat je ze nodig hebt zodat je een ander artikel kunt gebruiken.

Het gaat hier om ...

□ complementaire artikelen

□ concurrerende artikelen

□ follow-up-artikelen

d Bekijk de afbeeldingen.

Welke soort artikelen zie je hier?

Kies uit complementaire artikelen, follow-up-artikelen, concurrerende artikelen, impulsartikelen en rageartikelen. Licht je antwoord toe.

2 Samenstelling assortiment analyseren

Bekijk de afbeelding. Al deze producten worden verkocht in een winkel.

a Welke complementaire artikelen horen bij elkaar?

Zet hier een cirkel om en verbind ze met een lijn.

b Welke follow-up-artikelen horen bij elkaar?

Zet hier een vierkant om en verbind ze met een lijn.

c Wat zijn impulsartikelen?

Zet hier een kruisje bij.

d Wat zijn concurrerende artikelen?

Zet hier een smiley bij.

e Wat is een rageartikel?

Zet hier een hartje om.

1.5 De marktpositie

Hoe onderscheid je je met jouw winkel van concurrenten? Welke specifieke doelgroep probeer je aan te spreken? De marktpositie geeft aan welke plek de winkel inneemt ten opzichte van andere spelers in de markt.

De marktpositie is een belangrijk onderdeel van de retailformule. Die helpt namelijk bepalen welke producten of diensten je in je winkel aanbiedt, hoe je deze presenteert en welke prijzen je vraagt. Je moet zorgen dat je een duidelijke en aantrekkelijke marktpositie hebt. Zo kunnen klanten beter begrijpen wat de winkel uniek maakt en waarom ze bij jou moeten winkelen in plaats van bij de concurrent.

Als je koffie drinkt bij Starbucks, kun je je eigen koffie samenstellen. Ook kun je kiezen of je een kleine of grote koffie wilt en of je extraatjes in of op je koffie wilt. Op de koffiebeker zetten ze jouw naam. Je weet dat je bij Starbucks gemiddeld meer betaalt voor een koffie dan ergens anders. Starbucks heeft een duidelijke marktpositie ten opzichte van de concurrenten. Je hebt er veel keus, maar wel voor een hoge prijs.

Een sterke marktpositie zorgt ervoor dat klanten een positief beeld van de winkel hebben (imago) en dat ze bij de winkel terug blijven komen (klantenbinding). Het is belangrijk dat een winkel de behoeften en wensen van zijn doelgroep begrijpt en daarop inspeelt. Daardoor behoudt de winkel een sterke marktpositie te behouden en kan hij groeien.

Opdrachten

1

Marktpositie

Omschrijf in eigen woorden wat de marktpositie van een winkel is.

2 Uniek

Als een winkel een duidelijke marktpositie heeft, weet de klant wat de winkel uniek maakt.

a Bekijk de twee afbeeldingen.

Leg per afbeelding uit wat deze winkel uniek maakt volgens jou.

b Waarom zouden klanten een positief beeld van de Action hebben en er graag terugkomen?

c Waarom zouden klanten een positief beeld van Ikea hebben en er graag terugkomen?

1.6 Het merkbeleid en soorten merken

Het merkbeleid van een winkel is een plan dat bepaalt van welke merken de winkel producten verkoopt en hoe ze deze merken promoot. Op die manier weten klanten wat voor producten ze kunnen verwachten.

Soorten merken

Er zijn verschillende soorten merken:

1 A-merken zijn bekende en populaire merken die vaak landelijk of zelfs internationaal bekend zijn. Ze worden meestal gezien als kwalitatief hoogwaardige merken.

2 B-merken zijn minder bekend dan A-merken, maar ze bieden vaak vergelijkbare kwaliteit voor een lagere prijs.

3 C-merken zijn meestal de goedkoopste opties en worden vaak als minder kwalitatief beschouwd dan A- en B-merken.

4 Huismerken zijn merken van de winkel zelf. Ze worden in opdracht van de winkelgemaakt en verkocht door de winkel waarin je ze vindt. Huismerken zijn meestal goedkoper dan A-merken, maar kunnen een vergelijkbare kwaliteit bieden. Winkels gebruiken huismerken om klanten een betaalbaar alternatief te bieden voor de duurdere A-merken.

Bij Albert Heijn of Jumbo kun je A-, B-, C-merken en het huismerk kopen. Deze supermarkten maken vooral reclame voor de A-merken.

Bij Lidl of Aldi kun je het huismerk kopen en voor sommige producten ook het A-merk. Deze winkels maken vooral reclame voor hun huismerk.

Belang van een merkbeleid

Het merkbeleid is belangrijk, omdat het de winkel helpt om zich te onderscheiden van andere winkels. Je kunt met een goed merkbeleid klanten aantrekken die op zoek zijn naar specifieke merken of kwaliteit. Door reclame en goede service kan het merkbeleid ervoor zorgen dat klanten vaker terugkomen en meer kopen. Met andere woorden: met een goed merkbeleid bouw je een positief imago op, waardoor je voor klantenbinding zorgt.

Met MIXED ga je praktisch aan de slag, zodat je kunt ontdekken wat jij écht leuk vindt en waar jij goed in bent. Geen saaie boeken, maar vooral praktische opdrachten waarbij je trots kunt zijn op de prestaties die je neerzet en de producten die je maakt. Door te doen ontdek je ook welke beroepen en beroepscontexten bij jouw interesses en kwaliteiten passen. We wensen jou veel succes, maar vooral ook veel plezier bij het uitvoeren van de opdrachten!

Team MIXED

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.