ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 360
28/12/16 15:51
Nederlands Leeropdrachtenboek Minke van Dam Hanneke Luth-van den Berg Geertje Plug Erica Renckens Jante Rittersma Saskia Tromp-Lantman Stephan Verhoeff Jan de Waard Eindredactie Ezra van Wilgenburg
Op niveau onderbouw 2e editie Leerjaar 3 vmbo-gt
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 1
28/12/16 15:45
Vormgeving
Methodeoverzicht
Omslag en blokopeningen:
Op niveau onderbouw 2e editie is op de volgende manier opgebouwd:
Sproud, Sanneke Prins Binnenwerk: DATBureau,
leerjaar 4 4b
4k
4gt
Amsterdam
leerjaar 3 3b
3k
3gt
3h
3v
leerjaar 2 2bk
2(k)gt
2(t)h
2hv
2v
leerjaar 1 1bk
1kgt
1th
1hv
1v
Opmaak Imago Mediabuilders, Amersfoort
De methode is voor de leerling op drie manieren te gebruiken: boek
Bureauredactie
leerling boek
Bureau Sproet, Arnhem
docent
mix
digitaal
boek + startlicentie
totaallicentie
boek + startlicentie boek + startlicentie of totaallicentie totaallicentie
Dyslexie In de opmaak hebben we zo veel mogelijk rekening gehouden met dyslectische leerlingen.
Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt. Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl ISBN 978 90 06 92164 9 Eerste druk, eerste oplage, 2017 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2017 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurs wet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 2
28/12/16 15:45
Inhoud
Introductie
4
Leerstofoverzicht
6
Blok 1
8
Blok 2
65
Blok 3
126
Blok 4
177
Blok 5
231
Blok 6
290
Register
335
Afspraken en regels Schrijven
337
Leesplan
339
Werkwijzer zakelijke brief
340
Werkwijzer zakelijke e-mail
343
Rubrics Schrijven
344
Rubrics Spreken
347
Rubrics Gesprekken
350
Verantwoording
352
ONO2_3kgt_Voorwerk blok 1-6.indd 3
29/12/16 15:12
Introductie
Over Op niveau onderbouw 2e editie Fictie
Deze paragraaf gaat over jeugdboeken, gedichten en schrijvers, waarbij je lees- en discussievragen beantwoordt.
Grammatica
Je leert hoe de taal is opgebouwd en hoe je zinnen moet ontleden.
Spelling
Je oefent het foutloos leren schrijven van werkwoordsvormen en andere woorden.
Over taal
Je vergroot je woordenschat en je komt te weten hoe taal in het dagelijks leven wordt gebruikt.
Lezen
Je leert hoe teksten in elkaar zitten, zodat je ze beter kunt begrijpen.
Schrijven
Je leert hoe je goede teksten kunt schrijven.
Spreken, kijken en luisteren
Je leert beter spreken, kijken en luisteren.
Projectopdracht
Een opdracht waarbij je toepast wat je in het blok hebt geleerd.
Twee routes Je kunt de opdrachten op twee manieren doorwerken: Per blok (lineair) of per vaardigheid (modulair). Lineair 3 vmbo-gt 1 Fictie
blok 1
blok 2
blok 3
blok 4
blok 5
blok 6
Verhaal • Aline Sax (Grensgangers) • verschijningsvormen van fictie: verhalen, leesboeken, gedichten, stripverhalen, tv-series, films, toneel • persoonlijke literaire smaak en ontwikkeling beschrijven • realisme in verhalen • opbouw van een verhaal • figuurlijk taalgebruik
V Ve rhaal Verhaal • Rom Molemaker (De kleur van bloed) • genres: detective, thriller,rr, o ntwikkelingsverhaal, ontwikkelingsverhaal, sciencefiction, fantasy, yy, d ystopie dystopie • leeservaring: emotieve en realistische argumenten (beoordelingswoorden) • leeservaringen uitwisselen Gedicht • vormkenmerken (versregel, strofe f , couplet, fe strofe, refrein, rijm, ritme, beeldspraak) • stijlfiguren (herhaling, opsomming, overdrijving, tegenstelling, ironie, sarcasme)
Verhaal • Sam Hepburn (Een slag in het donker) • hoofdpersoon en bijfiguren • probleem, opdracht doel van de hoofdpersoon • bijfiguren: helpers en tegenstanders • eigenschappen van personen (uiterlijk, kenmerken, karaktereigenschappen) • relaties tussen personages • sympathie/antipathie • recensies
Verhaal • Margaretha van Andel (In transit) • spanningsverhogende elementen • ruimte en sfeer • thema en moraal Gedicht • eindrijm: gepaard rijm, gekruist rijm of omarmend rijm. • binnenrijm, • klinkerrijm/ medeklinkerrijm.
Verhaal • Anouk Saleming (Paradise now) • Tijd in een verhaal: tijdloze verhalen, vertelde tijd, chronologisch/niet-chronologisch, terugverwijzing, vooruitwijzing, flashback • Ik-vertelperspectief, hij/zij-vertelperspectief, alwetende verteller • Wisselend perspectief • Begin van het verhaal
Verhaal • Monica Hesse (Ik zal je vinden) • boekenprijzen: vakjury, publieksjury, debuut • herhaling lesstof blok 1 t/m 5 Gedicht • verband tussen strofen
2 Grammatica
Zinsontleding v mv, v, v bwb v, • herhaling wwg, ond, lv, • bijvoeglijke bepaling Woordsoortbenoeming w, znw, znw, w, lw, lw w, bnw, bnw, w, vz, pers.vnw pers.vnw w w w • herhaling ww,
Zinsontleding v mv, v, v bwb, bvb v, • herhaling wwg, ond, lv, • verschil bwb en bvb Woordsoortbenoeming w, znw, w znw, w, lw, w lw w, bnw, bnw, w, vz, pers. w pers. vnw • herhaling ww, w wederkerend en wederkerig vnw w, • bez. vnw, • bedrijvende vorm • lijdende vorm
Zinsontleding • herhaling wwg, ond, lv, v mv, v, v bwb, bvb v, • bouwplan mv • enkelvoudige en samengestelde zinnen Woordsoortbenoeming bnw, pers. • herhaling ww, w, zznw, w nw, w w, llw, w, b w nw, w w, vz, per s. vnw, w, bez. vvnw, w nw, w wederkerig vnw, w, w w, wederkerend vnw • voegwoord
Zinsontleding • herhaling wwg, ond, lv, v, v, v mv, v bwb, bvb • onderscheid hoofdffd- en bijzin • onderscheid nevenschikkende en onderschikkende zinnen
Zinsontleding • herhaling wwg, ond, lv, v mv, v, vv, bwb, bvb • herhaling hoofdzinffdzin- en bijzin • herhaling nevenschikkende en onderschikkende zinnen Woordsoortbenoeming bnw, pers. • herhaling ww, w, zznw, w nw, w, llw, w w, b w nw, w, vz, per w s. vnw., bez. vnw, w wederkerig vnw, w, w wederkerend vnw w, • vragend vnw • aanw. vnw • betr. vnw
• herhaling wwg, ond, lv, vv, mv, v bwb, bvb v, • herhaling hoofdffd- en bijzin Woordsoortbenoeming bnw, pers. • herhaling ww, w, zznw, w nw, w w, llw, w, b w nw, w w, vz, per s. vnw., bez. vnw, w wederkerig vnw, w, w wederkerend vnw w,
3 Spelling
• herhaling vormen van het werkwoord: pv, vdw, infinitief • herhaling spelling pv tt ev & mv • herhaling spelling pv vt ev & mv, klankvast en klankveranderend • zinnen met twee onderwerpen en twee gezegdes • dictee: ou/au, ei/ij, i/ie/ g/gg/ch, m/n, -isch, -ig, -lijk, -heid, -teit
• herhaling spelling voltooid deelwoord • herhaling spelling voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord • spelling stoffelijk ffelijk bij ff voeglijk naamwoord bijvoeglijk • werkwoorden uit het Engels • dictee: werkwoorden, l-klank, hoofdlet ffdletters hoofdletters
• herhaling spelling werkwoorden (uit het Engels) • herhaling zinnen met twee onderwerpen en twee gezegdes • herhaling meervoud van zelfstandige naamwoorden • spelling meervoud zelfstandige naamwoorden op -ie • dictee: p/pp, r/rr, werkwoorden
• herhaling werkwoordspelling • tussenletter(s) in samenstellingen (-s en -e(n)) • zelfstandig gebruikte verwijswoorden • meeste of meesten • dictee: spelambigue woorden
• herhaling werkwoordspelling • herhaling je/jij achter pv • herhaling zinnen met twee onderwerpen en twee gezegdes • directe rede • komma na aanhef en uitroep • komma in opsomming • dictee: afkortingen, verkleinwoorden
• herhalingsopdrachten • dictee: p/pp, r/rr, spelambigue woorden
4 Over taal
Woordenschat • 10 examenwoorden • 10 woorden uit teksten • Stappenplan moeilijke woorden • znw maken van ww en vice versa Kijk naar taal • homoniemen en homofonen
Woordenschat • 10 examenwoorden • 10 woorden uit teksten • bnw maken van ww/znw Kijk naar taal • vakjargon • spreekwoorden en uitdrukkingen
Woordenschat • 10 examenwoorden • 10 woorden uit teksten Kijk naar taal • etymologie en leenwoorden
Woordenschat • 10 examenwoorden • 10 woorden uit teksten Kijk naar taal • stijlfiguren pleonasme en tautologie • computers en taal
Woordenschat • 10 examenwoorden • 10 woorden uit teksten Kijk naar taal • stijlfouten: dubbele ontkenning en contaminatie • taalfamilies • bedreigde talen
Woordenschat • 10 examenwoorden • 10 woorden uit teksten Kijk naar taal • stijlfouten: verkeerd gebruik woorden en uitdrukkingen • schriftsystemen
5 Lezen
• herhaling leesmanieren • herhaling tekstdoelen en tekstsoorten herkennen • aangeven hoe een tekst is ingedeeld en wat het onderwerp is
• activerende teksten herkennen • publiek van een tekst vaststellen • signaalwoorden herkennen en tekstverbanden benoemen • een tekst samenvatten in kernzinnen en in de hoofdgedac f fdgedac hte hoofdgedachte
• teksten met een mening herkennen • objectieve en subjectieve teksten onderscheiden • feiten en meningen herkennen • feitelijke en persoonlijke argumenten
• herhaling stof voorafgaande blokken • teksten vergelijken
• herhaling stof voorafgaande blokken • teksten samenvatten • hoofdgedachte formuleren
• herhaling stof voorafgaande blokken
6 Schrijven
• herhaling manieren van informatie verzamelen • herhaling schrijfplan • herhaling tekstdoelen uitleg geven, informeren • schrijfdoel: meningen en gevoelens uitdrukken • herhaling publiek, deelonderwerp, tussenkopjes • inleiding en slot schrijven • taalverzorging • teksten schrijven: persoonlijke e-mail, nieuwsbericht, uitleggende tekst
• herhaling info f rmatie verzamelen op internet fo informatie • herhaling tekstdoelen overtuigen, info fo f rmeren informeren • herhalen hoofdgedac f fdgedac hte hoofdgedachte • herhalen tussenkopjes f fdzaken • herhalen hoofdzaken • herhalen alineaopbouw • herhaling ffeit en menin g, objectief en subjectief mening, • gebruik signaalwoorden en verwijswoorden. • taalverzorging • teksten schrijven: info f rmerende tekst, reclame, fo informerende flyer
• herhaling informatie verzamelen op internet • herhaling (betrouwbare) informatie selecteren • herhaling tekstdoel informeren, overhalen • herhalen hoofdgedachte, publiek, deelonderwerp • herhalen schrijven inleiding, middenstuk, slot • alineaopbouw • uitsmijter • herhaling signaalwoorden en verwijswoorden • taalverzorging • teksten schrijven: informerende tekst, ingezonden brief
• herhaling inleiding, middenstuk, slot • herhaling alineaopbouw • herhaling zakelijke e-mail • herhaling zakelijke brief • curriculum vitae • herhaling formulier • tautologie en pleonasme • taalverzorging
• herhaling schrijf een inleiding, middenstuk, slot. • herhalen kernzin en toelichting (alineaopbouw). • herhaling open en gesloten vragen (SKL) • herhaling e-mail • enquête maken en resultaten verwerken • verslag schrijven • taalverzorging
• herhaling van voorafgaande blokken • flyer maken
7 Spreken, kijken en luisteren
Luisteren • herhaling tekstsoorten, tekstdoelen • herhaling luistermanieren • beeldgebruik • verbale en non-verbale communicatie Spreken • herhaling spreekplan • stemgebruik, lichaamstaal en spreekhouding
Luisteren • herhaling tekstsoorten, tekstdoelen • herhaling publiek • herhaling luistermanieren • signaalwoorden • inhoud van interview en sprekers beoordelen • open en gesloten vragen en doorvragen Gesprekken • gesprek voorbereiden • regels voor interview • gesprek gaande houden
Luisteren • herhaling kern, deelonderwerpen, opbouw • herhaling uitleggende tekst, objectief vs subjectief • aantekeningen maken Spreken • herhaling spreekplan • herhaling bronnen • herhaling motiveren publiek
Luisteren • herhaling non-verbale communicatie en stemgebruik • beoordeling taalgebruik • beoordeling opening en afsluiting • herhaling samenvatten Gesprekken • herhaling gesprek voorbereiden (sollicitatie) • sollicitatiegesprek voeren • opbouwende kritiek
Luisteren • vergaderen, notulen, agenda • ordenen van informatie en theorie Gesprekken • vergaderen
• herhaling van voorafgaande blokken
8 Project
• lead schrijven en presenteren bij nieuwsberichten Lezen, Schrijven, Spreken
• levensverhalen lezen, schrijven en beoordelen Lezen, Woordenschat, Schrijven
• folder maken en presentatie houden over beroepen Schrijven, SKL
• oefenen met solliciteren Schrijven, Gesprekken
• vergadering oefenen Schrijven
• voorbereiding sectorwerkstuk Schrijven, Lezen
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 4
Modulair
28/12/16 15:45
Introductie
Methodesite Op de website www.opniveau-online.nl staat aanvullend materiaal: startlicentie
totaallicentie
leerling formulieren kijk- en luisterfragmenten woordenlijsten en begrippen werkwijzer grammatica en grammaticaanimaties werkwijzer werkwoordspelling bijspijkeropdrachten bij de lesstof leesapp opstroommodule alle onderdelen van de leerlingstartlicentie lesstof (theorie en opdrachten)
docent alle zwarte onderdelen van de leerlingstartlicentie docentenhandleiding antwoorden lesbrieven Jonge Jury lesbrieven Alles over taal – actueel
alle onderdelen van de startlicentie alle onderdelen van de leerlingtotaallicentie toetsen Schooltas (pdf van leeropdrachtenboek) lesbrieven Alles over taal – archief
Leesapp In de leesapp van Op niveau staan diverse leestips voor jeugdboeken. Je kunt onder andere zoeken op leeftijd, genre en moeilijkheidsgraad. Opstroommodule Als je volgend jaar naar een hoger niveau gaat, kun je je kennis bijspijkeren met de opstroommodule. Lesbrieven Jonge Jury Elk jaar komen er nieuwe lesbrieven van Jonge Jury over de nieuwste boeken. Lesbrieven Alles over taal Vijf keer per jaar komen er nieuwe lesbrieven van Alles over taal. Deze lesbrieven bieden inspirerend, aanvullend en actueel lesmateriaal. Verwijzingen Voor deze opdracht heb je (een computer met toegang tot) internet nodig.
Bij deze opdracht hoort een formulier dat je kunt vinden op www.opniveau-online.nl.
Deze opdracht kun je bewaren in je fictiedossier.
Voor deze opdracht heb je een beoordelingsmodel nodig. Deze staan achter in het boek en op de website. Bij deze opdracht hoort een kijk- of luisterfragment dat je kunt vinden op de website.
Deze opdracht is een diagnosticerende opdracht.
Deze opdracht is een plusopdracht. 1F
2F
2F Een verwijzing naar het referentiekader taal (1F - Op weg naar 2F – 2F).
O B I T Een verwijzing naar OBIT. R T T I Een verwijzing naar RTTI. Alle opdrachten en toetsen van Op niveau onderbouw 2e editie zijn gelabeld volgens de methodieken OBIT en de RTTI. Deze labeling staat in het grijs (OBIT) en blauw (RTTI) voor de opdracht.
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 5
28/12/16 15:45
Leerstofoverzicht
3 vmbo-gt 1 Fictie
blok 1
blok 2
blok 3
Verhaal • Aline Sax (Grensgangers) • verschijningsvormen van fictie: verhalen, leesboeken, gedichten, stripverhalen, tv-series, films, toneel • persoonlijke literaire smaak en ontwikkeling beschrijven • realisme in verhalen • opbouw van een verhaal • figuurlijk taalgebruik
Verhaal • Rom Molemaker (De kleur van bloed) • genres: detective, thriller, ontwikkelingsverhaal, sciencefiction, fantasy, dystopie • leeservaring: emotieve en realistische argumenten (beoordelingswoorden) • leeservaringen uitwisselen Gedicht • vormkenmerken (versregel, strofe, couplet, refrein, rijm, ritme, beeldspraak) • stijlfiguren (herhaling, opsomming, overdrijving, tegenstelling, ironie, sarcasme)
Verhaal • Sam Hepburn (Een slag in het donker) • hoofdpersoon en bijfiguren • probleem, opdracht doel van de hoofdpersoon • bijfiguren: helpers en tegenstanders • eigenschappen van personen (uiterlijk, kenmerken, karaktereigenschappen) • relaties tussen personages • sympathie/antipathie • recensies
2 Grammatica
Zinsontleding • herhaling wwg, ond, lv, mv, bwb • bijvoeglijke bepaling Woordsoortbenoeming • herhaling ww, znw, lw, bnw, vz, pers.vnw
Zinsontleding • herhaling wwg, ond, lv, mv, bwb, bvb • verschil bwb en bvb Woordsoortbenoeming • herhaling ww, znw, lw, bnw, vz, pers. vnw • bez. vnw, wederkerend en wederkerig vnw • bedrijvende vorm • lijdende vorm
Zinsontleding • herhaling wwg, ond, lv, mv, bwb, bvb • bouwplan mv • enkelvoudige en samengestelde zinnen Woordsoortbenoeming • herhaling ww, znw, lw, bnw, vz, pers. vnw, bez. vnw, wederkerig vnw, wederkerend vnw • voegwoord
3 Spelling
• herhaling vormen van het werkwoord: pv, vdw, infinitief • herhaling spelling pv tt ev & mv • herhaling spelling pv vt ev & mv, klankvast en klankveranderend • zinnen met twee onderwerpen en twee gezegdes • dictee: ou/au, ei/ij, i/ie/ g/gg/ch, m/n, -isch, -ig, -lijk, -heid, -teit
• herhaling spelling voltooid deelwoord • herhaling spelling voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord • spelling stoffelijk bijvoeglijk naamwoord • werkwoorden uit het Engels • dictee: werkwoorden, l-klank, hoofdletters
• herhaling spelling werkwoorden (uit het Engels) • herhaling zinnen met twee onderwerpen en twee gezegdes • herhaling meervoud van zelfstandige naamwoorden • spelling meervoud zelfstandige naamwoorden op -ie • dictee: p/pp, r/rr, werkwoorden
4 Over taal
Woordenschat • 10 examenwoorden • 10 woorden uit teksten • Stappenplan moeilijke woorden • znw maken van ww en vice versa Kijk naar taal • homoniemen en homofonen
Woordenschat • 10 examenwoorden • 10 woorden uit teksten • bnw maken van ww/znw Kijk naar taal • vakjargon • spreekwoorden en uitdrukkingen
Woordenschat • 10 examenwoorden • 10 woorden uit teksten Kijk naar taal • etymologie en leenwoorden
5 Lezen
• herhaling leesmanieren • herhaling tekstdoelen en tekstsoorten herkennen • aangeven hoe een tekst is ingedeeld en wat het onderwerp is
• activerende teksten herkennen • publiek van een tekst vaststellen • signaalwoorden herkennen en tekstverbanden benoemen • een tekst samenvatten in kernzinnen en in de hoofdgedachte
• teksten met een mening herkennen • objectieve en subjectieve teksten onderscheiden • feiten en meningen herkennen • feitelijke en persoonlijke argumenten
6 Schrijven
• herhaling manieren van informatie verzamelen • herhaling schrijfplan • herhaling tekstdoelen uitleg geven, informeren • schrijfdoel: meningen en gevoelens uitdrukken • herhaling publiek, deelonderwerp, tussenkopjes • inleiding en slot schrijven • taalverzorging • teksten schrijven: persoonlijke e-mail, nieuwsbericht, uitleggende tekst
• herhaling informatie verzamelen op internet • herhaling tekstdoelen overtuigen, informeren • herhalen hoofdgedachte • herhalen tussenkopjes • herhalen hoofdzaken • herhalen alineaopbouw • herhaling feit en mening, objectief en subjectief • gebruik signaalwoorden en verwijswoorden. • taalverzorging • teksten schrijven: informerende tekst, reclame, flyer
• herhaling informatie verzamelen op internet • herhaling (betrouwbare) informatie selecteren • herhaling tekstdoel informeren, overhalen • herhalen hoofdgedachte, publiek, deelonderwerp • herhalen schrijven inleiding, middenstuk, slot • alineaopbouw • uitsmijter • herhaling signaalwoorden en verwijswoorden • taalverzorging • teksten schrijven: informerende tekst, ingezonden brief
7 Spreken, kijken en luisteren
Luisteren • herhaling tekstsoorten, tekstdoelen • herhaling luistermanieren • beeldgebruik • verbale en non-verbale communicatie Spreken • herhaling spreekplan • stemgebruik, lichaamstaal en spreekhouding
Luisteren • herhaling tekstsoorten, tekstdoelen • herhaling publiek • herhaling luistermanieren • signaalwoorden • inhoud van interview en sprekers beoordelen • open en gesloten vragen en doorvragen Gesprekken • gesprek voorbereiden • regels voor interview • gesprek gaande houden
Luisteren • herhaling kern, deelonderwerpen, opbouw • herhaling uitleggende tekst, objectief vs subjectief • aantekeningen maken Spreken • herhaling spreekplan • herhaling bronnen • herhaling motiveren publiek
8 Project
• lead schrijven en presenteren bij nieuwsberichten Lezen, Schrijven, Spreken
• levensverhalen lezen, schrijven en beoordelen Lezen, Woordenschat, Schrijven
• folder maken en presentatie houden over beroepen Schrijven, SKL
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 6
28/12/16 15:45
onker)
iterlijk,
Leerstofoverzicht
blok 4
blok 5
blok 6
Verhaal • Margaretha van Andel (In transit) • spanningsverhogende elementen • ruimte en sfeer • thema en moraal Gedicht • eindrijm: gepaard rijm, gekruist rijm of omarmend rijm. • binnenrijm, • klinkerrijm/ medeklinkerrijm.
Verhaal • Anouk Saleming (Paradise now) • Tijd in een verhaal: tijdloze verhalen, vertelde tijd, chronologisch/niet-chronologisch, terugverwijzing, vooruitwijzing, flashback • Ik-vertelperspectief, hij/zij-vertelperspectief, alwetende verteller • Wisselend perspectief • Begin van het verhaal
Verhaal • Monica Hesse (Ik zal je vinden) • boekenprijzen: vakjury, publieksjury, debuut • herhaling lesstof blok 1 t/m 5 Gedicht • verband tussen strofen
Zinsontleding • herhaling wwg, ond, lv, mv, bwb, bvb • onderscheid hoofd- en bijzin • onderscheid nevenschikkende en onderschikkende zinnen
Zinsontleding • herhaling wwg, ond, lv, mv, bwb, bvb • herhaling hoofdzin- en bijzin • herhaling nevenschikkende en onderschikkende zinnen Woordsoortbenoeming • herhaling ww, znw, lw, bnw, vz, pers. vnw., bez. vnw, wederkerig vnw, wederkerend vnw • vragend vnw • aanw. vnw • betr. vnw
• herhaling wwg, ond, lv, mv, bwb, bvb • herhaling hoofd- en bijzin Woordsoortbenoeming • herhaling ww, znw, lw, bnw, vz, pers. vnw., bez. vnw, wederkerig vnw, wederkerend vnw
• herhaling werkwoordspelling • tussenletter(s) in samenstellingen (-s en -e(n)) • zelfstandig gebruikte verwijswoorden • meeste of meesten • dictee: spelambigue woorden
• herhaling werkwoordspelling • herhaling je/jij achter pv • herhaling zinnen met twee onderwerpen en twee gezegdes • directe rede • komma na aanhef en uitroep • komma in opsomming • dictee: afkortingen, verkleinwoorden
• herhalingsopdrachten • dictee: p/pp, r/rr, spelambigue woorden
Woordenschat • 10 examenwoorden • 10 woorden uit teksten Kijk naar taal • stijlfiguren pleonasme en tautologie • computers en taal
Woordenschat • 10 examenwoorden • 10 woorden uit teksten Kijk naar taal • stijlfouten: dubbele ontkenning en contaminatie • taalfamilies • bedreigde talen
Woordenschat • 10 examenwoorden • 10 woorden uit teksten Kijk naar taal • stijlfouten: verkeerd gebruik woorden en uitdrukkingen • schriftsystemen
• herhaling stof voorafgaande blokken • teksten vergelijken
• herhaling stof voorafgaande blokken • teksten samenvatten • hoofdgedachte formuleren
• herhaling stof voorafgaande blokken
• herhaling inleiding, middenstuk, slot • herhaling alineaopbouw • herhaling zakelijke e-mail • herhaling zakelijke brief • curriculum vitae • herhaling formulier • tautologie en pleonasme • taalverzorging
• herhaling schrijf een inleiding, middenstuk, slot. • herhalen kernzin en toelichting (alineaopbouw). • herhaling open en gesloten vragen (SKL) • herhaling e-mail • enquête maken en resultaten verwerken • verslag schrijven • taalverzorging
• herhaling van voorafgaande blokken • flyer maken
Luisteren • herhaling non-verbale communicatie en stemgebruik • beoordeling taalgebruik • beoordeling opening en afsluiting • herhaling samenvatten Gesprekken • herhaling gesprek voorbereiden (sollicitatie) • sollicitatiegesprek voeren • opbouwende kritiek
Luisteren • vergaderen, notulen, agenda • ordenen van informatie en theorie Gesprekken • vergaderen
• herhaling van voorafgaande blokken
• oefenen met solliciteren Schrijven, Gesprekken
• vergadering oefenen Schrijven
• voorbereiding sectorwerkstuk Schrijven, Lezen
tekst,
ectief
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 7
28/12/16 15:45
Blok Fictie 1.1 1.2
46
Schrijfdoel – Gevoelens uitdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 Taalverzorging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48 Spreken, kijken en luisteren
1.15 1.16
36
Tekstdoelen en leesmanieren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36 Tekstopbouw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40 Teksten lezen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42 Schrijven
1.13 1.14
31
Woordenschat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 Kijk naar taal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 Lezen
1.10 1.11 1.12
26
Weet je het nog? – Werkwoorden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Zinnen met twee onderwerpen en twee gezegdes . . . . . . 28 Over taal
1.8 1.9
22
Weet je het nog? – Wwg, ond, lv, mv, bwb . . . . . . . . . . . . . . . . 22 Zinsontleding – Bijvoeglijke bepaling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 Weet je het nog? – Woordsoortbenoeming. . . . . . . . . . . . . . 25 Spelling
1.6 1.7
9
Lekker lezen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .9 Over lezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 Grammatica
1.3 1.4 1.5
1
53
Kijken en luisteren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53 Spreken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57 Projectopdracht
61
8
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 8
28/12/16 15:45
1
Fictie
Aan het einde van deze paragraaf: • kun je je eigen leesvoorkeur en die van iemand anders beschrijven; • kun je fictieteksten plaatsen op de realismelijn; • herken je de onderdelen van het opbouwschema voor verhalen.
2F
1.1 Lekker lezen De muur Julian woont in 1961 in Oost-Berlijn. De grens tussen Oost en West is niet meer dan dat: een grens die hij elke dag kan oversteken om naar zijn werk in WestBerlijn te gaan, te winkelen en zijn vrienden te ontmoeten. Hij krijgt zelfs een westerse vriendin, Heike. Zij was nog nooit in Oost-Berlijn geweest, daarom liet hij haar zijn deel van de stad zien. Maar op een dag verandert alles.
5
10
15
20
Toen de bel ging, keek ik met één oog naar de wekker. Ze waren veel te vroeg. We zouden pas om tien uur vertrekken naar de Datsche, ons buitenverblijfje in de bossen buiten de stad. Ik kreunde en draaide me om. Herman, mijn schoonbroer, was altijd te vroeg. Ik trok het laken over mijn hoofd, maar ik hoorde de rennende voetstapjes van Marthe en Florian al door de gang. ‘Dag oma!’, gilde Marthe. ‘Ik ben jarig vandaag!’ Alsof we dat niet wisten. Als verjaardagscadeautje had ik haar gisteren samen met Heike meegenomen naar de dierentuin en tegen iedereen had ze gezegd: ‘Morgen word ik zoooo veel jaar!’ Waarop ze dan vier vingers in de lucht had gestoken. De voordeur sloeg dicht. Gudrun, mijn oudste zus, zei iets. Ze klonk overstuur, maar ik kon haar niet verstaan. En ook Herman sprak luid voor zijn doen. Wat was er aan de hand? Toen ik de woonkamer binnenkwam, zat vader bij de radio. Moeder, Gudrun en Herman stonden rond hem en luisterden. Ze hoorden me niet eens binnenkomen, maar keken ingespannen naar de radio alsof ze nog meer informatie uit de nieuwslezer konden trekken door naar het toestel te staren. Het nieuwsbericht was halverwege een zin en ik begreep niet waar het over ging. Vader schakelde over op de Amerikaanse zender. ‘… en de bevolking van Berlijn verwacht dat de geallieerden bij de Sovjetregering stappen zullen ondernemen’, zei de stem van de West-Berlijnse burgemeester. ‘Wat is er aan de hand?’, vroeg ik. ‘Ze hebben de grens afgesloten.’ ‘De grens afgesloten? Waarom?’
9
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 9
28/12/16 15:45
Fictie
25
30
35
40
45
1
Gudrun haalde haar schouders op. ‘Dat is wat iedereen zegt, dat ze de grens hebben afgesloten. Met prikkeldraad. Niemand mag er door.’ ‘Voor hoelang?’ ‘Dat zeggen ze niet. Definitief?’ Hoe kon dat nu? Waarom … Hoe …? Gisteren waren we twee keer de grens overgestoken om naar de dierentuin te gaan. Er was ons niets speciaals opgevallen. Alles was zoals altijd. Hoe kan dan nu …? ‘Ik ga kijken.’ Ik trok snel mijn schoenen aan. ‘Wees voorzichtig’, zei moeder. ‘Als de Russen …’ Maar ik luisterde niet. Buiten zette ik het op een lopen. Ik volgde de richting van de mensenstroom, maar rende iedereen voorbij. Het was geen doorsneezondagochtendvolk dat over straat liep. Mannen hadden geen jasjes aan. Ze kwamen niet met koeken van de bakker. Moeders droegen baby’s in hun armen in plaats van achter een kinderwagen te kuieren. Het rustige ontwaken was bruusk doorbroken. Opwinding waaide door de straten. Alle mensen liepen dezelfde richting uit alsof ze door een reusachtige magneet aangetrokken werden. De grens. Ik voelde de kracht ook aan mijn lijf trekken. Ik wilde niet geloven wat Gudrun gezegd had tot ik het zelf gezien zou hebben. Ze konden toch niet de hele grens afsluiten? We waren één stad, verdomme! Twee staten, maar één stad. De mensen op straat veranderden hun koers. Er klonk een luid gehamer, waardoor ze nu aangetrokken leken te worden. Op het einde van de straat kwam het volk ineens tot stilstand. Gudrun had gelijk.
50
55
60
Vlak voor het kruispunt met de Bernauer Stratëe was de straat opengebroken. Arbeiders ramden betonnen palen in het asfalt. Naast hen lagen rollen prikkeldraad. Voor de prikkeldraad stonden Volkspolizisten, met hun machinepistolen in de aanslag. Hun gezichten stonden star, alsof ze niet naar maar door de mensen keken die hen stonden aan te staren. Ik kon geen stap meer zetten. Ik kon geen halve gedachte meer denken. Ik kon alleen maar staren. Het dreunende geluid van de boren waarmee ze het asfalt openbraken, verdoofde me. Het was alsof ik naar iets keek dat niet echt gebeurde. Aan de andere kant van de prikkeldraad stonden ook mensen. Net zo bewegingloos als wij. Maar aan hun kant stonden geen agenten met getrokken wapens. Langzaam bekroop me een koud gevoel. De palen. De bouwtroepen. Ze sloten de grens. Niet voor enkele uren, zoals ze al vaker gedaan hadden. Ze ramden palen in de grond. Het was hun menens. Heike! Ze zou meegaan naar de Datsche. Was ze al in Oost-Berlijn? Was ze de grens over geraakt? Mijn gedachten raasden alle kanten op. Hoe laat was het? Hoelang was de grens al dicht? Had ze het gehaald? De metro. Misschien reden de metro’s wel! Ik draaide me weg van de prikkeldraad. Ik moest weer naar huis. Nu ik de Volkspolizisten met hun wapens de rug had toegekeerd, voelde ik het bloed weer door mijn benen stromen en ik zette het op een lopen, weg van de grens. Naast elk blond meisje vertraagde ik mijn pas. Het was Heike niet. Nooit.
10
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 10
28/12/16 15:45
1
Fictie
De volgende dag blijkt dat Julian niet meer naar zijn werk bij bouwbedrijf Reitmann en Zoon in West-Berlijn mag. Hij blijft Heike wel zien, want West-Berlijners mogen nog wel de grens over. Julian probeert werk te vinden in Oost-Berlijn, maar zonder succes. 65
70
75
80
85
De prikkeldraad werd een muur. Bouwvakkers metselden grote blokken steen op elkaar, onder het toeziend oog van grenssoldaten. Stukje bij beetje werd ons het uitzicht op West-Berlijn ontnomen. Aan de Westkant van de Muur stonden filmploegen en nieuwsgierige burgers. Maar wie aan de Oostkant te dichtbij kwam, werd door soldaten met opgestoken bajonet teruggedreven. (…) Ik liet de grenszone achter me en probeerde mijn leven weer op de rails te krijgen. (…) Overdag trok ik vol goede moed mijn pak aan – het enige dat ik had, maar wel een superchic exemplaar, gekocht op de Ku’damm in West-Berlijn – en schuimde alle bouwbedrijven af die ik kende. (…) Het duurde een tijdje voordat ik doorhad wat er mis was met mijn profiel. Ik was een grensganger. Ik knarsetandde, bleef beleefd glimlachen en ging weer weg. Ik liet mijn westerse pak thuis, trok een versleten broek en vest aan en probeerde het opnieuw. Het mocht niet baten. Ik vulde ‘geen ervaring’ in op de formulieren of zei niets over het adres van Reitmann en Zoon in gesprekken. Het mocht niet baten. ‘En waarom zoekt u net op dit moment een baan, meneer Niemöller?’ Omdat de grens afgesloten is … Geen grensgangers. Ik beet op mijn tanden, bleef proberen, bleef afgewezen worden. Maar ’s avonds was Heike er. Ze kuste de frustratie uit mijn lijf. Ik probeerde me voor te stellen dat ik ooit wel een job zou vinden. En dan zou ik een flat krijgen. En dan kon Heike hier komen wonen. Julian heeft een leegstaand appartement gevonden dat hij af en toe ‘leent’ om er een avond met Heike te kunnen doorbrengen.
90
95
100
‘Ik wil hier voor altijd blijven.’ Ik knipte het lampje aan. Ze glimlachte en zei niets. ‘Ik meen het. Laten we hier blijven. Verhuis. Kom naar het Oosten. Dan kunnen we altijd samen zijn.’ Ik vroeg haar hetzelfde wat zij mij enkele maanden geleden ook gevraagd had. ‘Julian …’ Ze zuchtte en ik wilde niet horen wat ze zou zeggen. ‘Het zou perfect zijn. We zouden ons eigen stekje hebben!’ ‘We kunnen toch geen krakers zijn!’ ‘Eventjes maar, tot we onze eigen flat krijgen.’ ‘Julian …’ Ze keek naar me op. ‘Ik heb mijn werk aan de overkant. Mijn vrienden. Paula. Ik kan dat niet zomaar allemaal achterlaten.’ Ze zweeg abrupt. Ik had het wel allemaal moeten achterlaten. Zonder dat ik de keuze had gehad. ‘Ik kan toch hierheen komen, net zoals we nu doen?’ ‘Dat is niet genoeg. Ik wil je altijd hier.’
11
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 11
28/12/16 15:45
Fictie
105
110
115
120
125
130
135
140
1
‘Ooit zul je toch weer werk hebben en dan ben je de hele dag bezig. En ’s avonds kom ik hierheen.’ ‘Ik wil je niet enkel ’s avonds. Ik wil je de hele nacht.’ Ze legde haar hoofd weer op mijn schouder en zei niets. Ik had het niet mogen zeggen. Het leek alsof er een grote klok oorverdovend was beginnen te tikken. Totdat het middernacht zou zijn en ze de grens weer over zou moeten. Het was een beetje zoals het sprookje van Assepoester. Elke nacht om middernacht was de betovering verbroken. Om halftwaalf trokken we de deur achter ons dicht en liepen zo stil mogelijk de trappen af. ‘Ik kom morgen weer. Hierheen. Beloofd’, kuste Heike me goedenacht. Ik kuste haar terug. ‘Denk je er nog eens over na?’ ‘Ik zie je graag, Julian’, omzeilde ze de vraag. Ik keek haar na terwijl ze de straat uit liep en ging dan de andere richting uit, op weg naar huis. Maar de volgende dag was Heike er niet. Om zes uur niet. Om zeven uur niet. De hele avond bleef ik wachten. Was ik te ver gegaan? Had ik haar afgeschrikt met mijn smeekbedes? Of was er iets gebeurd? Ik ijsbeerde even snel door de kamer als mijn gedachten door mijn hoofd raasden. Ik ging naar beneden, wachtte aan de deur, liep de straat op en neer en ging weer naar boven. Het laken op het bed rook naar haar. Ik ging liggen. De angst had mijn maag in een knoop gelegd. Ik wilde haar niet verliezen. Om twaalf uur was ze er nog steeds niet. Doodop slenterde ik naar huis. Toen ik haar de volgende ochtend vroeg vanuit een telefooncel probeerde te bellen, kreeg ik de mededeling dat de lijnen naar West-Berlijn onderbroken waren. En toen hoorde ik wat er aan de hand was. De Muur was dicht. Aan beide kanten. West-Berlijners mochten niet meer over. (…) Ik nam twee trappen tegelijk. Ik had niet gezegd aan Rolf dat ik zou komen, dus ik hoopte dat hij thuis was. Rolf woonde samen met twee andere vrienden in een nieuwbouwflat. Het was geen grote flat, maar ze hadden een eigen toilet en centrale verwarming. Ik was vaak bij Rolf. Als ik het thuis niet meer uithield, zocht ik bij hem ‘asiel’. Ik klopte luid aan en wachtte tot ik gestommel hoorde. Ik zag beweging achter het spionnetje en de deur ging open. Rolf stond in zijn onderbroek, sokken en een T-shirt in de deuropening. ‘Kom binnen’, zei hij. Hij draaide zich om en liep door de gang weer naar zijn kamer. Rolf vroeg nooit waarom ik kwam. Als ik kwaad was, liet hij me uitrazen, als ik opgewonden was, liet hij me vertellen, als ik niets wilde zeggen, zweeg hij. Hij ging op een stoel aan een klein tafeltje bij het raam zitten. Ik nam op mijn gebruikelijke plek op zijn bed plaats. Hij nam zijn broek van het tafeltje en ging verder met het aannaaien van een knoop. ‘Ik wil hier weg’, viel ik met de deur in huis.
12
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 12
28/12/16 15:45
1
145
150
155
160
165
170
175
180
Fictie
Met de naald in zijn mond keek Rolf op. ‘Je bent hier pas, waarom ben je dan gekomen?’, zei hij met toegeknepen lippen. ‘Nee, ik bedoel hier, Oost-Berlijn. Ik wil naar het Westen.’ Het was een kleine gedachte geweest, de dag dat ze de Muur bouwden en ze was heel lang erg klein gebleven. Maar sinds Heike de grens niet meer over mocht, was het idee ineens opengebarsten. Langzaam bracht Rolf zijn hand naar zijn mond, nam de naald en legde ze even traag op de tafel. ‘Je wilt naar het Westen? En dat heb je nu bedacht, nu ze de Muur gebouwd hebben om ons daarvan af te houden. En niet drie weken geleden, toen je rustig elke dag de grens overstak en meer dan de helft van je tijd in het Westen doorbracht?’ Ik negeerde zijn sarcastische toon. ‘Dit land verstikt me.’ Hij legde zijn broek op de tafel, keerde zich naar me om en keek me een tijdlang zwijgend aan. ‘Ik wil bij Heike zijn. Ik wil vrij zijn.’ Ik zuchtte. Die woorden waren zo leeg als je ze uitsprak. ‘Ik … Heike, ik …’ Ik vond geen woorden om het gat in mijn binnenste te beschrijven dat ze had achtergelaten. ‘Alles wat ik heb, is aan de overkant. Heike, mijn vrienden, mijn werk.’ ‘Je familie is hier.’ Ik zuchtte. ‘Ik weet het …’ Alsof ik er niet over had nagedacht. Kiezen is verliezen. Rolf stak een sigaret op en leunde achterover in zijn stoel. ‘Het is levensgevaarlijk, weet je. Ze hebben vorige week een man doodgeschoten toen hij het Teltowkanaal wilde overzwemmen. Doodgeschoten, Julian. Grenswachters stonden op de oever en openden het vuur. Tot hij dood was.’ Ik had het ook gehoord. In de krant heette het dat ‘een handlanger van de oorlogszuchtige kapitalisten zijn opdracht niet ten uitvoer had kunnen brengen’. ‘Ik ben hier echt niet gelukkig.’ Ik trok mijn benen op en speelde met mijn veters. Waarom was ik hierheen gekomen? Had ik gehoopt dat Rolf me zou steunen? Ik had hem net verteld dat ik weg wilde van mijn familie, van hem. Of had ik gehoopt dat hij me zou tegenhouden? Ik legde mijn hoofd op mijn knie en sloot mijn ogen. ‘Hoe wil je het aanpakken?’ Ik knipperde twee keer met mijn ogen. ‘Ze moeten iets over het hoofd gezien hebben. In drie weken tijd kun je geen heel land afzetten zonder een plek te vergeten. En die plek zal ik vinden.’ Uit: Aline Sax, Grensgangers.
13
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 13
28/12/16 15:45
Fictie
1
Denken en praten over het verhaal Opdracht 1 T1
B
T2
T1 T2 I
T2
I B
I
1 Maak een schema of overzicht van alle personages die voorkomen in het verhaal De muur. Geef ook aan wat hun relatie is. 2 Hoe maakt de schrijver in het eerste deel van het verhaal (regel 1-20) duidelijk dat er iets ergs aan de hand is? 3 Beschrijf hoe het ‘doorsneezondagochtendvolk’ (regel 36) eruitgezien zou hebben. 4 Hoe voelt Julian zich in regel 51-57? 5 Neem uit het verhaal minimaal vier zinnen over waarin figuurlijk taalgebruik voorkomt. 6 Maak een tekening waarop je Oost- en West-Berlijn aangeeft en de verschillen tussen die twee delen van de stad in 1961. Haal je informatie uit het verhaal. Je mag extra informatie opzoeken en de tekening daarmee aanvullen. 7 Vat het verhaal samen in ongeveer zeven belangrijke gebeurtenissen. 8 a Zou jij de rest van het boek Grensgangers willen lezen? Geef een reden voor je keuze. b Lees hieronder de flaptekst van Grensgangers. Motiveert deze tekst je meer of minder om het hele boek te willen lezen? Geef een reden voor je keuze.
Tekst 1
14
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 14
28/12/16 15:45
1
Fictie
Opdracht 2
T 2
I
T1 T2 I
Bespreek het verhaal De muur met klasgenoten. Je docent vertelt je hoe je deze opdracht gaat doen. Je kunt eerst je eigen antwoorden op de vragen geven. 1 Wat heeft jou in dit verhaal verbaasd? Hoe komt dat? 2 Als jij in dezelfde situatie zou zitten als Julian, wat zou jij dan doen? 3 Bespreek de verschillen tussen het vroegere Oost- en West-Berlijn. Probeer van beide kanten van de stad een aantal voordelen en een aantal nadelen te noemen. Waar zou jij het liefst willen wonen? 4 Julian beseft: kiezen is verliezen. a Welke keuze maakt Julian? b Wat zal hij daardoor verliezen? c Wat krijgt hij ervoor in de plaats? Hoe zeker is dat? d Speel de scène tussen Julian en Rolf na en geef er een vervolg aan. Doe dat op twee verschillende manieren. De eerste keer probeert Rolf Julian tegen te houden met nog meer argumenten. De tweede keer begrijpt hij Julian en moedigt hij hem aan met argumenten.
Leestips Andere boeken over vluchten:
Kijk de leook op esap p
Kwakoe – Bart Römer Suriname, 1729. Thomas, slaaf op plantage Nieuw-Holland, droomt ervan ooit vrij te zijn. Dat geldt ook voor Kwasiba, een jonge slavin. Onder de oude baas Cornelis Colenbrander heeft Thomas het redelijk goed als huisslaaf. Hij groeide op met Cornelis’ zoon Jacob en tussen de twee jongens ontstond zelfs vriendschap. Maar dan maakt Thomas een onvergeeflijke fout en ontstaat er een bittere strijd tussen de twee jongens. Meedogenloos – Natasza Tardio Op een dag is de vijftienjarige Isra spoorloos verdwenen. Al snel gonst het op school van de geruchten dat ze vrijwillig naar Syrië is afgereisd met haar vriend Mo, om daar te vechten voor IS. Haar beste vrienden Lieke en Lukas geloven daar niks van. Ze hebben er alles voor over om hun vriendin terug te vinden.
15
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 15
28/12/16 15:45
Fictie
1
De gelukvinder – Edward van de Vendel & Anoush Elman Hamayun schrijft voor school een toneelstuk over zijn eigen leven. Al jong vluchtte hij met zijn ouders uit Afghanistan. Na een lange reis kwam het gezin in Nederland terecht, waar een eindeloze asielprocedure volgde. Zullen ze in Nederland mogen blijven? Onder de ketchupwolken – Annabel Pitcher Zoe heeft iets afschuwelijks gedaan en ze is ermee weggekomen. Ze voelt zich vreselijk schuldig en besluit haar verhaal te vertellen in brieven aan Stuart, een ter dood veroordeelde moordenaar. Langzaam wordt duidelijk wat Zoe heeft gedaan.
Over Aline Sax De Vlaamse Aline Sax verzon al verhaaltjes toen ze nog niet kon schrijven en sprak ze in op cassettebandjes. Als kind schreef ze vooral griezelverhalen. Later ging ze houden van geschiedenis, ze studeerde dat vak en werkt nu als historisch onderzoeker. Daarnaast is ze blijven schrijven. Haar eerste echte boek schreef ze toen ze vijftien was. Door de liefde voor haar werk schrijft ze nu historische verhalen. Ze duikt in de geschiedenis en probeert mensen van vroeger en hun wereld opnieuw tot leven te brengen.
1.2 Over lezen Fictie kiezen Fictie is er in veel verschillende vormen: korte verhalen, leesboeken, gedichten, liedteksten, stripverhalen, tv-series, films, cabaret en toneelstukken. Al deze vormen kun je verder verdelen in verschillende genres. Fictie is bedoeld om je te vermaken, maar kan veel meer doen. Fictie kan je helpen de wereld te ontdekken, jezelf en anderen te begrijpen, na te denken over levensvragen of moeilijke dingen te verwerken. Iedereen ontwikkelt hierbij een eigen leesvoorkeur of kijkvoorkeur. In deze paragraaf lees je vooral leesboeken en gedichten en je leert dit schooljaar je leesvoorkeur verder ontdekken en ontwikkelen.
R
16
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 16
28/12/16 15:45
1
Fictie
Bij het kiezen van fictie is het belangrijk dat je actief te werk gaat. De volgende tips kunnen je daarbij helpen: • Kijk verder dan het uiterlijk. Het omslag van een boek zegt meestal niet veel. Kijk ook wie de auteur is, lees de flaptekst en lees de eerste pagina. Als je online zoekt, is er meestal nog meer informatie over boeken beschikbaar, zoals een korte omschrijving of ervaringen van andere lezers. Gebruik bijvoorbeeld de informatie in de Op Niveau Leesapp, die je gratis kunt downloaden. • Maak gebruik van achtergrondinformatie. Zoek op internet informatie over boeken en auteurs. Interviews en recensies geven een indruk van boeken. Let wel op de verschillen tussen tekstsoorten: advertenties zijn erg subjectief en dikken de positieve punten soms flink aan, om zo veel mogelijk boeken te verkopen; recensies zijn subjectief, maar de schrijvers zijn (vaak) wel deskundig en onderbouwen hun mening met argumenten; interviews zijn objectiever, daarin geeft de schrijver de mening weer van bijvoorbeeld een auteur. • Houd bij wat je leest en wat je nog zou willen lezen. Begin een leesdagboek of houd op een website een persoonlijke leeslijst en verlanglijst bij. Probeer bewust je leesvoorkeur uit te breiden, door niet alleen maar boeken te kiezen in jouw favoriete genres. • Vraag tips aan leeftijdsgenoten, docenten, een bibliothecaris, mediathecaris, boekenblogger of boekverkoper.
Fictiedossier Dit schooljaar maak je verschillende opdrachten bij fictie. Deze opdrachten verzamel je in een fictiedossier. Je fictiedossier kan een onderdeel zijn van je Programma van Toetsing en Afsluiting, dan telt het cijfer mee voor je eindexamen. Je docent vertelt je hoe het fictiedossier eruit komt te zien, welke opdrachten en toetsen je maakt en hoe deze worden beoordeeld. Je herkent de opdrachten voor het fictiedossier aan . dit icoon: Opdracht 3 I
T
Maak een leesautobiografie, een beschrijving van de rol van lezen in jouw leven. 1 Beschrijf de periode waarin je zelf nog niet kon lezen. Werd je voorgelezen? Welke boeken herinner je je? Hoe belangrijk vinden jouw ouders lezen en voorlezen? 2 Beschrijf de periode waarin je leerde lezen. Hoe ging dat? Hoe vond je het? Welke boeken herinner je je? 3 Beschrijf de periode waarin je verder leerde lezen, van groep 4 tot en met 6. Wat betekende lezen voor jou? Welke boeken las je? Wat waren jouw favorieten? Ging je naar de bibliotheek? 4 Beschrijf de periode van groep 7 en 8. Welke boeken las je? Had je al een bepaalde leesvoorkeur? Werd er nog voorgelezen? Ging je naar de bibliotheek? Las je boeken die voor oudere kinderen bedoeld waren? Maakte je verschil tussen ‘jongensboeken’ en ‘meisjesboeken’? Welke verhalen zijn je bijgebleven?
17
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 17
28/12/16 15:45
Fictie
1
5 Beschrijf de periode van de middelbare school. Ging je meer of minder lezen? Welke boeken las je? Hoe veranderde je leesvoorkeur? 6 Maak een plan voor dit schooljaar. Welke genres wil je proberen? Hoe ga je boeken vinden? Welke boeken heb je nu al op het oog? Wat is je planning? 7 Maak alvast een lijstje van minimaal vier boeken die je zou willen lezen. Schrijf de titel en de auteur op en zet er ook bij hoe je aan deze titels bent gekomen. Maak van de punten hierboven een samenhangende tekst van ongeveer twee pagina’s A4. Verdeel de tekst goed in alinea’s en geef hem de titel ‘Mijn leven en boeken’. Voeg omslagen toe van boeken die je noemt. Bewaar de leesautobiografie in je fictiedossier.
Meer of minder realistisch Een verzonnen verhaal kan lijken op de werkelijkheid, dan is het verhaal realistisch. Er kunnen in verhalen ook dingen voorkomen die ongeloofwaardig zijn of die in werkelijkheid niet mogelijk zijn. Dan is een verhaal niet-realistisch. Elk verhaal kun je ergens plaatsen op een lijn, de realismelijn, tussen heel realistisch en helemaal niet-realistisch. Hoe realistisch een verhaal op je overkomt, wordt bepaald door: • de beschrijving van de tijd en de omgeving; • de beschrijving van de personages en hun gesprekken, gedachten, problemen en bezigheden; • de geloofwaardigheid van de gebeurtenissen; • fantasie-elementen; • de afloop van het verhaal.
R
heel realistisch
een beetje realistisch
helemaal niet realistisch
Let goed op het verschil tussen waargebeurd en realistisch. Een schrijver kan gebruikmaken van waargebeurde dingen, zoals historische personages, historische gebeurtenissen of gebeurtenissen uit zijn eigen leven of dat van iemand anders. Een verhaal met waargebeurde elementen blijft echter wel fictie, omdat een auteur altijd dingen verzint en aan het verhaal toevoegt of dingen weglaat of aanpast. Andersom kan een verhaal waarin helemaal geen waargebeurde dingen worden gebruikt toch heel realistisch zijn.
Opdracht 4 T2
I
1 Beoordeel hoe realistisch jij het verhaal De muur vindt. Geef bij de verschillende onderdelen uit de theorie twee of drie zinnen uitleg. 2 Zet het verhaal op de realismelijn en leg uit waarom je het op die plaats zet. 3 Is De muur een waargebeurd verhaal? Leg je antwoord in ongeveer vier zinnen uit.
18
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 18
28/12/16 15:45
1
Fictie
4 Wissel met minimaal drie klasgenoten jullie leesautobiografieĂŤn uit opdracht 3 uit. Bekijk elkaars leeslijstjes voor komend schooljaar. a Kies uit alle genoemde boeken een boek dat heel realistisch lijkt. Leg uit waarom jij dit boek wel of niet zou willen lezen. b Kies uit alle genoemde boeken een boek dat minder realistisch (of het minst realistisch) lijkt. Leg uit waarom jij dit boek wel of niet zou willen lezen. 5 Geef aan je groepsgenoten een leestip die past bij hun leesvoorkeur. Gebruik een of meer manieren uit de theorie over het kiezen van boeken.
Het opbouwschema van verhalen In veel verhalen kun je een vaste opbouw herkennen met verschillende delen. Die opbouw ziet er zo uit:
R
Beginsituatie
Ontstaan van het probleem Steeds meer moeilijkheden
Slot Langzame verbetering
Dieptepunt Verhalen kunnen beginnen bij de beginsituatie, maar een schrijver kan ook op een ander moment beginnen. Dan lees je eerst over het ontstaan van het probleem, of over het dieptepunt, en zelfs beginnen met het slot is mogelijk. In zo’n verhaal zijn de onderdelen waaruit de vaste opbouw bestaat in een andere volgorde gezet.
Opdracht 5 T1
B
1 Kijk nog eens naar het verhaal De muur. Welk verhaaldeel uit het opbouwschema herken je in dit deel van het boek Grensgangers? Leg je antwoord uit.
19
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 19
28/12/16 15:46
Fictie
I
T
T1
B
1
2 Bekijk in de theorie het opbouwschema van verhalen. Bedenk de eerste vijf zinnen voor een verhaal in de volgende situaties. Kies voor elk verhaal een ander deel van het opbouwschema waar je het verhaal mee laat beginnen. a Je schrijft een spannend verhaal waarin de hoofdpersoon getuige is geweest van een moord. Daardoor is hij het volgende slachtoffer. Hij wordt ontvoerd, maar kan uiteindelijk ontsnappen. b Je schrijft een verhaal over een hoofdpersoon die door zijn eigen schuld zijn beste vriend(in) is kwijtgeraakt. De hoofdpersoon heeft veel spijt. Pas heel veel later komt het toch weer goed met de vriendschap. 3 Lees het verhaalbegin van een klasgenoot voor beide verhalen. Met welk deel van het opbouwschema beginnen de verhalen? 4 Vergelijk jullie antwoorden bij vraag 1 en 2 en bespreek of jullie de verhaaldelen goed hebben herkend.
Beeldspraak In spreekwoorden en uitdrukkingen komt figuurlijk taalgebruik voor, beeldspraak. Het gaat dan om bekende beelden, die door het vele gebruik vaak afgezaagd zijn. Schrijvers van fictie gebruiken ook vaak beeldspraak, maar zij proberen dat op een originele manier te doen, door nieuwe beelden te bedenken. Beeldspraak benadrukt dingen en kan een verrassend effect hebben. Als je fictie leest, kun je genieten van deze bijzondere manier waarop een schrijver taal gebruikt. Er zijn verschillende soorten beeldspraak. Een van de vormen is het maken van een vergelijking. Dat kan op twee manieren: • vergelijking met als (of met een ander woord, bijvoorbeeld ‘zoals’, ‘alsof’ en ‘net als’); • vergelijking zonder als.
R
voorbeeld vergelijking met als De ochtend voelde als een mengkom die wachtte op ingrediënten: er hing een sfeer van mogelijkheden, een belofte van dingen die komen gingen. Uit: Jennifer E. Smith, Happy mail.
vergelijking zonder als Terwijl ze hem bleef aankijken, veranderde hij in een lappenpop, een slap lijf zonder spieren. Uit: Ed Franck, Hoe Seppe ondanks alles zijn zestiende verjaardag haalde.
20
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 20
28/12/16 15:46
1
Fictie
Opdracht 6 T1
B
1 Neem uit het eerste deel van het verhaal De muur (tot aan de eerste witregel) twee zinnen over waarin vergelijkingen met als voorkomen. 2 Schrijf bij de zinnen uit vraag 1 op welke dingen met elkaar vergeleken worden. 3 Geef van de volgende zinnen aan of er wel of geen beeldspraak in staat. a Opwinding waaide door de straten. b Op het einde van de straat kwam het volk ineens tot stilstand. c Mijn gedachten raasden alle kanten op. d Ze kuste de frustratie uit mijn lijf. e Het leek alsof er een grote klok oorverdovend was beginnen te tikken. f De angst had mijn maag in een knoop gelegd. g Kiezen is verliezen. 4 In welke zin bij vraag 3 staat een vergelijking met als? 5 Neem zelf uit het verhaal nog twee zinnen over die niet letterlijk maar figuurlijk bedoeld zijn en waar dus beeldspraak in staat. Toets Opdracht 7
T2
T
I
T2
1 Kies vijf boeken die je zou willen lezen. Je mag de boeken nog niet eerder gelezen hebben. Lees van elk boek het begin: minimaal vijf pagina’s, maar lees niet verder dan de eerste tien pagina’s. 2 Schrijf van elk boek de auteur en de titel op. Beschrijf bij elk boek in ongeveer tien zinnen wie de hoofdpersoon is, wat er gebeurt in het begin van het verhaal en hoe realistisch het verhaal op jou overkomt. 3 Zet alle verhalen samen op een realismelijn. Maak er een overzichtelijk geheel van. Gebruik ook afbeeldingen van de omslagen van de boeken. 4 Beschrijf met welk deel van het opbouwschema van verhalen elk boek volgens jou begint. Omdat je nog niet het hele verhaal kent, kun je dit nog niet helemaal zeker weten. Leg per boek in ongeveer vijf zinnen jouw vermoeden uit. 5 Voorspel bij elk boek wat het dieptepunt van het verhaal zal zijn. Als een verhaal met het dieptepunt begint, voorspel dan hoe het verhaal afloopt. 6 Zoek in de pagina’s die je gelezen hebt de vijf mooiste voorbeelden van beeldspraak. Dit mogen vergelijkingen met of zonder als zijn, maar ook andere vormen van beeldspraak. Maak hiervan een mooie ‘citatenpagina’ waar je passende afbeeldingen aan toevoegt. 7 Voeg opdracht 2 tot en met 6 samen tot een geheel en bewaar het in je fictiedossier.
21
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 21
28/12/16 15:46
Grammatica
1
In deze paragraaf herhaal je leerstof van het tweede leerjaar. Weet je nog hoe je het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling herkent? Je leert nu een deel van een zinsdeel kennen: de bijvoeglijke bepaling. Ook bij woordsoortbenoeming fris je je kennis op.
Aan het einde van deze paragraaf: • kun je de zinsdelen werkwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling benoemen; • kun je de bijvoeglijke bepaling in een zin benoemen; • kun je de woordsoorten werkwoord, zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel en persoonlijk voornaamwoord benoemen.
1F
1.3 Weet je het nog? – Wwg, ond, lv, mv, bwb Opdracht 1 T 1
B
Benoem de vetgedrukte zinsdelen. Kies uit: onderwerp (ond) – lijdend voorwerp (lv) – meewerkend voorwerp (mv) – bijwoordelijke bepaling (bwb). 1 Wij gingen gisteren al om vijf uur aan tafel. 2 Die man zet graag vuurtorens op de foto. 3 De docent heeft ons het antwoordenboekje gegeven. 4 Die beroemde rapper brengt deze week eindelijk zijn nieuwe album uit. 5 In dat park staat sinds kort een prachtig kunstwerk. 6 De burgemeester overhandigde een medaille aan de Olympisch kampioene. 7 Volgende maand verloopt mijn paspoort. 8 Welke film heeft dit jaar de meeste Oscars gekregen? 9 Suus moet de orthodontist bellen voor een nieuwe afspraak. 10 De poes rende snel het trappetje op. 11 Rajiv doet soms op zaterdag boodschappen voor zijn oma. 12 Op mijn moeders nachtkastje ligt altijd een boek.
22
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 22
28/12/16 15:46
1
Grammatica
Opdracht 2 T1
B
Schrijf van elke zin van opdracht 1 het werkwoordelijk gezegde op.
1.4 Zinsontleding – Bijvoeglijke bepaling Opdracht 3
T1
T2
R
B
1 Schrijf de volgende zinnen onder elkaar op. Sla na elke zin een regel over. a De buurman schopte de bal weg. b De boze buurman schopte de nieuwe bal weg. c De boze buurman schopte de nieuwe bal van het jongetje weg. 2 Verdeel de zinnen in zinsdelen. 3 Benoem de zinsdelen. 4 a Zijn de toegevoegde woorden in de zinnen b en c aparte zinsdelen? b Om welke reden zijn deze woorden toegevoegd? 5 Is er verschil in betekenis tussen de zinnen?
Aan zelfstandige naamwoorden kun je extra informatie toevoegen. Je noemt dan een kenmerk of eigenschap van dat zelfstandig naamwoord.
Be de aknijk ook imati e
voorbeeld De zus | is | een fotomodel. De knappe zus van mijn vriendin | is | een veelgevraagd fotomodel. In het zinsdeel De knappe zus van mijn vriendin is zus het belangrijkste zelfstandig naamwoord. Knappe en van mijn vriendin geven extra informatie over zus. In het zinsdeel een veelgevraagd fotomodel geeft veelgevraagd extra informatie over fotomodel. Zo’n deel dat extra informatie geeft, noem je een bijvoeglijke bepaling (bvb). Een bijvoeglijke bepaling is geen apart zinsdeel, maar een deel van een ander zinsdeel. Knappe en van mijn vriendin zijn bijvoeglijke bepalingen bij zus. Veelgevraagd is een bijvoeglijke bepaling bij fotomodel. Een bijvoeglijke bepaling kan voor of achter het zelfstandig naamwoord staan. voorbeeld De knappe zus van mijn vriendin.
23
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 23
28/12/16 15:46
Grammatica
1
Opdracht 4 T 1
I B
1
Breid de vetgedrukte zinsdelen uit. Zet bij zin a–c een bijvoeglijke bepaling vóór het zelfstandig naamwoord. Zet bij zin d–f een bijvoeglijke bepaling achter het zelfstandig naamwoord. Schrijf de zinnen met daarin de uitgebreide zinsdelen op. a De trainer gaf ons een opdracht. b We moesten een rondje om het veld rennen. c Mijn vriendin rende veel harder dan ik. d Na dat rondje begon mijn knie pijn te doen. e Ik strompelde naar de kant. f Dat was het einde. 2 Verdeel de zinnen uit vraag 1 in zinsdelen. Opdracht 5
T1
B
Schrijf de bijvoeglijke bepalingen uit de volgende zinnen op. Schrijf ook op bij welk zelfstandig naamwoord de bijvoeglijke bepaling hoort. voorbeeld Onderzoekers uit Amerika hebben een compleet skelet ontdekt. Je schrijft op: uit Amerika is een bvb bij Onderzoekers. compleet is een bvb bij skelet.
1 2 3 4 5 6
Zij vermoeden dat het gaat om het skelet van een tyrannosaurus rex. Deze vleesetende dinosaurus had een enorme lengte. Een bekend museum wil een tentoonstelling met deze dinosaurus inrichten. Men is begonnen met het inzamelen van geld om dit bijzondere beest te kunnen kopen. Er worden speciale acties gehouden en men hoopt op geld van sponsors. Hopelijk is de dino dan in het nieuwe jaar in een van de zalen van het museum te bewonderen.
Opdracht 6 T2
B
Schrijf de bijvoeglijke bepalingen uit de volgende zinnen op. Schrijf ook op bij welk zelfstandig naamwoord de bijvoeglijke bepaling hoort. Let op: in een aantal zinsdelen kunnen meer bijvoeglijke bepalingen voorkomen. 1 Mijn oude buurvrouw kookt graag volgens ingewikkelde recepten uit de oosterse keuken. 2 Haar nieuwste succesnummer is een pittig gerecht met diverse kruiden. 3 Ze volgt de gedetailleerde aanwijzingen uit haar vergeelde kookboek niet altijd op. 4 ‘Je moet gewoon altijd je gezond verstand en je goede smaak gebruiken’, zegt ze. 5 Bij een bezoek aan mijn lieve buurvrouw proef ik haar met liefde bereide gerechten met plezier.
24
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 24
28/12/16 15:46
1
Grammatica
Je kent nu de volgende delen van een zin(sdeel): wwg – ond – lv – mv – bwb – bvb.
R
1.5 Weet je het nog? – Woordsoortbenoeming Opdracht 7 T1
B
T2
1 Benoem uit tekst 2 alle woorden waar een cijfer achter staat. Kies uit: werkwoord (ww) – zelfstandig naamwoord (znw) – lidwoord (lw) – bijvoeglijk naamwoord (bnw) – voorzetsel (vz) – persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw). 2 Leg uit dat op in regel 8 geen voorzetsel is.
Tekst 2 Eeuwige (1) roem
5
10
Voor de meeste topsporters (2) is het halen van een gouden medaille op (3) de Olympische Spelen het belangrijkste (4) doel in hun carrière. (Dit geldt (5) bijvoorbeeld niet voor voetballers. Voor hen (6) is het winnen van de Champions League of het WK de ultieme droom.) Vaak werken ze hier jaren naartoe. Het behalen (7) van records of titels bij andere kampioenschappen weegt vaak niet op tegen (8) het winnen van die ene medaille. Groot is dan ook de teleurstelling als een sporter vlak voor de Spelen geblesseerd raakt (9). Of wanneer hij of zij (10) om wat voor reden dan ook uit vorm (11) is en niet naar de Spelen mag. Het voelt dan of jaren van trainingsarbeid voor niets zijn geweest (12). Als de (13) sporter geluk heeft, is hij nog jong genoeg om het vier jaar later nog eens te proberen (14). Dan kan hij opnieuw een gooi doen naar (15) een plekje in de geschiedenisboeken van de sport.
Opdracht 8 T2
R
T
Maak zinnen met de volgende bouwplannen. 1 lw – bnw – znw | ww | lw – znw | vz – lw – bnw – znw. 2 vz – lw – znw | ww | lw – bnw – znw | ww.
Je kent de volgende woordsoorten: ww – znw – lw – bnw – vz – pers. vnw.
25
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 25
28/12/16 15:46
Spelling
1
In leerjaar 1 en 2 heb je veel geleerd over het werkwoord. Uit de vorm van het werkwoord kun je afleiden hoe je het moet spellen. In dit blok herhaal je de basiskennis over het werkwoord. Je leert ook hoe je meerdere persoonsvormen in een zin moet spellen.
Aan het einde van deze paragraaf: • heb je de kennis over het werkwoord uit leerjaar 1 en 2 herhaald; • kun je meerdere gezegdes in een zin vervoegen.
2F
1.6 Weet je het nog? – Werkwoorden R
Als je wilt weten of een werkwoord goed gespeld is, bepaal je eerst in welke vorm het werkwoord staat. Dan pas weet je welke regel je moet gebruiken om het werkwoord te spellen. In het volgende schema worden de regels voor het spellen van het werkwoord herhaald.
26
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 26
28/12/16 15:46
1
Spelling
Opdracht 1 T2
I
Beoordeel per zin of het vetgedrukte werkwoord goed gespeld is. Verbeter de spelling waar nodig en leg uit welke regel je hebt gebruikt. 1 De studente en haar vriendin studeert samen in de bibliotheek. 2 Voor de middag moet het dossier zijn ingelevert. 3 De gastouder was helaas geveld door de griep en kon niet oppassen. 4 Voor de verjaardag van haar man bakte de vrouw een taart in de vorm van een hamburger. 5 In april regend het vaak nog, maar sneeuw is zeldzaam in deze tijd van het jaar. 6 Aan de wilgentak in de vaas groeiden mooie blaadjes. 7 De winkeldief heeft bekent, zodat hij een lagere straf krijgt. 8 De tuinman verpotte de plantjes op het balkon. 9 Schuif je de tafel even aan de kant? Opdracht 2
T 1
B
1 Neem alle werkwoorden uit tekst 3 over. 2 Schrijf van elk werkwoord de ik-vorm tegenwoordige tijd, de ik-vorm verleden tijd en het voltooid deelwoord op. Als een werkwoord vaker voorkomt in de tekst, hoef je de vormen maar één keer op te schrijven. 3 Vergelijk je antwoorden met die van een klasgenoot.
Tekst 3 Waarom je je suf voelt na het slapen op een nieuwe plek Na een eerste nacht op een nieuwe locatie voelen we ons vaak moe. Amerikaanse wetenschappers hebben nu ontdekt waarom. Het komt je ongetwijfeld bekend voor: je hebt voor het eerst geslapen op een nieuwe plek en bij het ontwaken voel je je ontzettend suf en moe. Amerikaanse wetenschappers weten nu de oorzaak: bij het slapen op een nieuwe bestemming blijft één hersenhelft wat meer wakker om waakzaam te blijven. Eigen kussen Wanneer je de gevolgen van een first-nighteffect wilt verminderen, helpt het volgens de onderzoekers om je eigen kussen mee te nemen. Ook helpt het om in dezelfde hotelketens te verblijven, waardoor je al gewend bent aan het interieur. Van: www.kijkmagazine.nl
27
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 27
28/12/16 15:46
Spelling
1
Opdracht 3 T1
I
T2
1 Gebruik de volgende vervoegde werkwoorden in een zin, waarbij je de spelling van het werkwoord niet verandert. a beleeft b vervolgd 2 De volgende werkwoorden staan niet in een zin. Toch kun je aan de spelling zien in welke vorm het werkwoord staat. Leg uit welke werkwoordsvorm er staat. a presenteert b betoverd 3 De volgende werkwoorden staan niet in een zin. Aan de spelling kun je niet zien in welke vorm het werkwoord staat, er zijn twee vormen mogelijk. Welke zijn dit? Leg je antwoord uit. a beklad b fluit Opdracht 4
I
I
Je gaat samen met een klasgenoot een verhaal schrijven. Jullie schrijven om de beurt een zin. Het verhaal moet aan de volgende regels voldoen: – De openingszin gaat over iets wat jij of je klasgenoot vandaag heeft gedaan of meegemaakt. – In het verhaal moeten minstens drie voltooide deelwoorden voorkomen. – In het verhaal moeten minstens drie hele werkwoorden voorkomen. – Het verhaaltje bestaat in elk geval uit twaalf zinnen.
1.7 Zinnen met twee onderwerpen en twee gezegdes R
Tot nu toe heb je veel geoefend met zinnen met één persoonsvorm. Bij zinnen met twee persoonsvormen moet je goed opletten, want er staan twee gezegdes en twee onderwerpen in. voorbeeld Mijn zusje heeft de tafel geschuurd en ik mag hem lakken. De eerste persoonsvorm is heeft. Mijn zusje is het onderwerp. Je schrijft hier dus de zij-vorm: heeft.
28
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 28
28/12/16 15:46
1
Spelling
De tweede persoonsvorm is mag. Daar hoort het onderwerp ik bij. Je schrijft hier dus de ik-vorm: mag. voorbeeld Twee glazen zijn kapot gegaan tijdens de afwas, maar het mooie kommetje is gelukkig nog heel. In deze zin is de eerste persoonsvorm zijn. Twee glazen is het onderwerp. Je schrijft dus de meervoudsvorm: zijn. De tweede persoonsvorm is is. Hier hoort het onderwerp het mooie kommetje bij. Je schrijft dus de het-vorm: is.
Opdracht 5 T1
B
Benoem de werkwoordsvorm die je moet invullen in de volgende zinnen. Vervoeg het werkwoord dat tussen haakjes staat. voorbeeld De zakenmannen hebben de hele nacht … (vergaderen), waardoor ze nu erg moe … (zijn). Je schrijft op: voltooid deelwoord – vergaderd persoonsvorm tegenwoordige tijd – zijn 1 De lampen werden … (dimmen), toen de film in de grote zaal … (beginnen). 2 Het ene paard … (draven) achter het andere aan, toen hij het onweer … (horen) aankomen. 3 De vlinder … (fladderen) door de tuin, tot de kat hem had … (zien). 4 Heb je de boodschappen nog … (verrekenen) of … (zijn) je de bon kwijtgeraakt? 5 … (notuleren) jij de volgende vergadering of … (kunnen) je dan niet aanwezig zijn? 6 De tiener heeft van zijn vader … (leren) hoe hij zich moet … (scheren). 7 Voor het feest wil ik me nog even … (omkleden), want deze outfit … (passen) niet bij het thema. 8 De hippe tent … (serveren) alleen groenten die zijn … (stomen).
29
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 29
28/12/16 15:46
Spelling
1
Opdracht 6 T1
B
Vul in elke zin een werkwoord in. Zet erbij in welke vorm het werkwoord staat. Zorg ervoor dat het werkwoord goed gespeld is. 1 Julie schrok, toen Danique werd … . 2 De arts … omdat zijn patiënt te laat was. 3 Nadat al het werk gedaan was, ging de directeur … . 4 Toen de zwemmers hadden …, gingen ze naar de kantine. 5 De laptop van Manoah is … terwijl we op kamp waren. 6 Morgen … de jongens de schuur, die achter in de tuin staat. Dictee Opdracht 7
T1
B
Maak het dictee. Luister hiervoor naar de instructies van je docent.
30
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 30
28/12/16 15:46
1
Over taal
Je hebt de afgelopen twee jaar veel nieuwe woorden geleerd. Dat is fijn, want als je veel woorden kent, begrijp je teksten sneller. Lezen wordt dan niet alleen makkelijker, maar ook leuker. Dit jaar leer je er meer dan honderd nieuwe woorden bij. In deze paragraaf leer je bovendien op een andere manier naar taal te kijken.
Aan het einde van deze paragraaf: • begrijp je de betekenis van verschillende examenwoorden; • begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit teksten; • ken je het verschil tussen homoniemen en homofonen.
2F
1.8 Woordenschat R
In het Stappenplan moeilijke woorden staan de strategieën die je kunt gebruiken om de betekenis van moeilijke woorden af te leiden.
1
Zoek naar een synoniem (een woord dat ongeveer hetzelfde betekent).
2
Zoek naar een antoniem (een woord dat het tegengestelde betekent).
3
4
5
6
7
Zoek naar een beschrijving in de tekst. Kijk naar de delen waaruit het woord is opgebouwd.
Zoek naar een voorbeeld in de tekst.
Kijk naar de afbeeldingen bij de tekst.
Zoek de betekenis op in een woordenboek.
31
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 31
28/12/16 15:46
Over taal
1
Examenwoorden Opdracht 1 T1
B
Lees de zinnen en schrijf de grondvorm van de vetgedrukte woorden op. De grondvorm is het woord zoals dat in het woordenboek staat. Schrijf de betekenis erachter. Gebruik het Stappenplan moeilijke woorden om achter de betekenis te komen. 1 De journalist van het roddelblad heeft zijn verhaal volledig verzonnen, er is geen woord van waar! 2 Winnie houdt niet van lange mails. Ze schrijft haar berichten meestal in telegramstijl. 3 Een schrijftip: gebruik maximaal tien woorden per zin, niet meer! 4 Het lukt Joost niet om een samenhangend verhaal te vertellen. Ik begrijp er niets van. 5 Dexter zegt nooit zomaar wat. Hij denkt eerst na over de goede formulering. 6 Deze zin is niet te begrijpen. Kun je er een goedlopende zin van maken? 7 Mijn zusje snapt niets van het journaal. Het taalgebruik sluit niet aan bij haar leeftijd. 8 Onze burgemeester spreekt in prachtige volzinnen, maar de zinnen van zijn zoontje zijn kort en lopen slecht. 9 Als je komma’s en andere interpunctie aanbrengt, wordt je tekst makkelijker te lezen. 10 Die armbandjes hebben allerlei kleuren, maar samen vormen ze een mooi geheel. Opdracht 2
T1
B
Beantwoord de volgende vragen. 1 Hoeveel boterhammen eet jij maximaal per dag? 2 Hoeveel boterhammen eet jij minimaal per dag? 3 Noem minimaal vier voorbeelden van interpunctie.
Woorden uit teksten Opdracht 3 T1
B
Lees de zinnen. Schrijf de grondvorm van de vetgedrukte woorden op en schrijf de betekenis erachter. Gebruik zo nodig het Stappenplan moeilijke woorden om achter de betekenis te komen. Kies uit: eraf halen – minder bieden dan de vraagprijs – per schip vervoeren – met veel kennis van het vak – plaatselijk – rijk – strijd om een ander te overtreffen – verkopen aan andere landen – voorstellen – zonder fouten. 1 Na flink afdingen kostte de sjaal mij maar tien euro in plaats van vijftien. 2 Door de grote concurrentie van webwinkels gaan veel leuke zaakjes failliet.
32
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 32
28/12/16 15:46
1
Over taal
3 Mijn oma leest het huis-aan-huisblad van a tot z. Ze is dus goed op de hoogte van het lokale nieuws. 4 De welgestelde koopman liet na zijn dood tonnen na aan goede doelen. 5 Wij gaan emigreren naar Amerika. Onze meubels zijn gisteren al verscheept. 6 De wethouder opperde de kliko’s te vervangen door ondergrondse afvalcontainers. 7 De loodgieter heeft de leidingen in onze badkamer vakkundig aangelegd. 8 Na even oefenen kon Bram de planeten feilloos in de goede volgorde opdreunen. 9 Voordat je glazen potjes en flessen in de glasbak gooit, moet je ze ontdoen van de deksels en doppen. 10 Nederland exporteert jaarlijks maar liefst 600 miljoen kilo kaas, vooral de Goudse kaas is populair! Opdracht 4 T1
B
Welk zelfstandig naamwoord hoort bij het werkwoord? En welke werkwoorden horen bij het zelfstandig naamwoord? Kies woorden uit opdracht 3. werkwoord
zelfstandig naamwoord
1
concurreren
de …
2
…
het schip
3
…
de export
1.9 Kijk naar taal Homoniemen en homofonen R
In een woordenboek zie je soms meerdere betekenissen achter een woord staan: schop [-pen] 1 harde stoot met je voet = trap; 2 werktuig om mee te graven dat bestaat uit een breed en een beetje gebogen blad aan een steel schotel [-s] 1 plat schaaltje, meestal bedoeld om een kopje op te zetten; 2 gerecht De woorden schop en schotel zijn allebei een homoniem: ze hebben meerdere betekenissen. In een woordenboek staan de verschillende betekenissen met nummers aangegeven.
33
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 33
28/12/16 15:46
Over taal
1
Opdracht 5 T 1
B
Schrijf op welke betekenis het vetgedrukte homoniem in de zin heeft. 1 Het landgoed rond het slot is gratis te bezoeken. A sluiting, meestal met sleutel B einde van een verhaal C kasteel 2 Hij heeft nog altijd hoop dat alles goed zal komen. A rommelige verzameling B wens of verwachting C grote hoeveelheid 3 Fayah wierp nog snel een blik in haar boek voor ze de toets maakte. A kijkje B manier van kijken C busje van dun staal 4 Elke avond staat er een file op de ring van Antwerpen. A sieraad om vinger B rondweg C voorwerp in de vorm van een cirkel D wedstrijdruimte voor bijvoorbeeld boksers 5 Zet die koekenpan maar op de kleinste pit. A harde korrel in een vrucht B brander op een gasstel C lont van een kaars D kracht, energie 6 Aan het eind van de dag bergt de winkelier de kas op in een kluis. A glazen huis om groente of bloemen in te kweken B holte van bijvoorbeeld een oog C bewaarplaats voor geld 7 Mijn ouders zijn pas overgestapt op groene stroom. A kleur van bijvoorbeeld gras B jong en onervaren C goed voor het milieu 8 Op de uitnodiging staat dat mannen in pak moeten komen. A kartonnen doos voor bijvoorbeeld melk B iets dat ingepakt is C kostuum Opdracht 6
T2
B
T1
1 Schrijf bij elk homoniem twee zinnen waarin je het woord steeds in een andere betekenis gebruikt. a maat c kraan b stam d das 2 Vergelijk je zinnen met die van een klasgenoot. Hebben jullie dezelfde betekenissen gebruikt?
34
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 34
28/12/16 15:46
1
R
Over taal
Soms klinken twee woorden hetzelfde, maar schrijf je ze wel anders. voorbeeld Mijn tante lacht altijd heel hard. Mijn hart klopt heel snel. Zulke woorden zijn homofonen. Homofonen hebben verschillende betekenissen, dus het is belangrijk dat je de goede spelling gebruikt.
Opdracht 7 T1
B
Kies het goede woord uit de homofonen. 1 Heb jij verstaan wat hij zei/zij? 2 Ik lag/lach altijd om zijn grapjes. 3 De verkopers vinden ons bod/bot op hun huis te laag. 4 Ik heb jou/jouw niet gezien op school. 5 We gaan met de pond/pont naar de overkant van de rivier. 6 Wil jij het licht/ligt uitdoen als je weggaat? 7 Ik eis/ijs dat ik de toets mag overdoen. 8 Saar maakt haar huiswerk het liefst in haar eendje/eentje. Opdracht 8
T2
B
Schrijf zinnen met de andere woorden uit opdracht 7. Let erop dat je het woord in de goede betekenis gebruikt. Opdracht 9
T1 T2
I
De automatische spellingscontrole op je computer herkent niet alle fout gespelde woorden. 1 Welke fout in de volgende tekst heeft de spellingscontrole niet herkend? 2 Leg uit waarom de spellingscontrole deze fout gemist heeft. Deze zomer zijn wei naar Spanje geweest.
35
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 35
28/12/16 15:46
Lezen
1
Vorig jaar heb je geleerd hoe je teksten kunt lezen met behulp van het Leesplan, een actieve manier van lezen. Dit jaar ontwikkel je deze leesmanier verder. Je leert nieuwe begrippen en de teksten die je leest, zijn telkens wat langer en wat lastiger. In blok 1 herhaal je vooral wat je vorig jaar geleerd hebt.
Aan het einde van deze paragraaf: • weet je wat een actieve leeshouding is; • herken je tekstdoelen en tekstsoorten; • kun je aangeven hoe een tekst is ingedeeld en wat het onderwerp is.
2F
1.1 Tekstdoelen en leesmanieren Tekstdoelen en tekstsoorten R
Je begrijpt teksten beter als je voor en tijdens het lezen beseft met wat voor soort tekst je te maken hebt en wat het doel is van de schrijver. De belangrijkste tekstdoelen zijn: tekstdoel
uitleg
voorbeelden tekstvormen
informeren
de schrijver wil informatie geven, nieuwsbericht, artikel in krant of iets nieuws laten weten tijdschrift, verslag, folder, schoolboektekst
uitleggen
de schrijver wil uitleg of instructie handleiding, gebruiksaanwijzing, recept, geven schoolboektekst
mening geven de schrijver wil een of meer meningen laten zien, de mening van de lezer vormen
artikel in krant of tijdschrift
overtuigen
de schrijver wil anderen overtuigen van een mening, waarschuwen of adviseren
beoordeling, recensie, blog, column, ingezonden stuk
amuseren
de schrijver wil amuseren, gevoelens verwoorden of gevoelens oproepen bij de lezer
verhaal, gedicht, column, blog
36
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 36
28/12/16 15:46
1
Lezen
tekstdoel
uitleg
voorbeelden tekstvormen
activeren
de schrijver wil de lezer overhalen advertentie, poster, folder, flyer, of aansporen iets te doen ingezonden stuk, brief
Vaak heeft een schrijver verschillende doelen. Een schrijver die wil overtuigen, geeft vaak eerst informatie. Of een schrijver wil activeren en ook de lezer van zijn mening overtuigen. En in een tekst die bedoeld is om te amuseren kan ook een waarschuwing staan.
Leesmanieren R
Je begrijpt teksten beter als je bewust nadenkt over de manier waarop je leest. De leesmanier hangt af van het doel dat je hebt. • Voor je begint met het echte lezen van een tekst, ‘lees’ je eerst oriënterend. Je bekijkt wat voor soort tekst het is, voorspelt het onderwerp en bepaalt waarom je de tekst leest. • Een tekst die je helemaal wilt begrijpen, lees je vervolgens grondig. Je hebt een actieve leeshouding: je stelt vragen, bedenkt wat je al weet, ziet voor je wat je leest en lost dingen op die je niet begrijpt. • Een tekst waarin je bepaalde informatie opzoekt, lees je zoekend. Je leest niet de hele tekst, maar zoekt gericht naar de informatie die je nodig hebt. In het Leesplan op pagina 339 staan handige vragen die je helpen een actieve leeshouding te ontwikkelen. Het Stappenplan moeilijke woorden op pagina 31 helpt je om te gaan met onbekende woorden in teksten. Na het lezen verwerk je wat je gelezen hebt. Dat kan op vele verschillende manieren: je vertelt bijvoorbeeld iemand wat je gelezen hebt, je maakt een toets, je verandert van mening over het onderwerp, je besluit iets te kopen, je schrijft een brief of je volgt een instructie op. In het echte leven kies je zelf wat je doet met teksten die je gelezen hebt, en met sommige teksten doe je niets. Op school lees je meestal om te leren. Bij het vak Nederlands krijg je opdrachten bij leesteksten. Het is de bedoeling dat je op die manier oefent om ook in het ‘echte’ leven een actieve leeshouding te hebben.
37
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 37
28/12/16 15:46
Lezen
1
Opdracht 1 T1
I
B
Bekijk afbeelding 1. 1 Wat gebeurt er volgens jou met kleding die je in deze container doet? Lees tekst 4 oriënterend. 2 a Wat is een importverbod? b Wat dreigt volgens dit artikel waar te worden verboden? c Voorspel of de tekst positief of negatief is over het importverbod. Gebruik woorden uit de groter gedrukte tekstdelen.
Afbeelding 1
Tekst 4 Dreigend importverbod
Arme Afrikaan kan niet zonder tweedehandsjes Oost-Afrikaanse Gemeenschap wil af van invoer gebruikte kleding, schoeisel en auto’s om lokale industrieën meer kansen te geven Ilona Eveleens NAIROBI
5
10
15
20
‘Dit is het enige werk dat ik kon vinden sinds ik zeventien jaar geleden van school kwam’, vertelt Joshua Otieno. Hij verkoopt samen met een partner kleurige, gebruikte kleding en tweedehands laarzen. De blouses en rokken hangen aan rekken en de laarzen zijn uitgestald op een houten stellage. De handel staat aan de rand van een parkeerterreintje bij het winkelcentrum in Karen, een welgestelde wijk van de Keniaanse hoofdstad Nairobi. In de mitumba, het Swahiliwoord voor tweedehands kleding, en het schoeisel hangt de geur van uitlaatgassen. De Oost-Afrikaanse Gemeenschap (EAC) wil geleidelijk een verbod instellen op het importeren van tweedehands kleding, schoeisel en auto’s.
25
30
35
40
Kenia, Tanzania, Oeganda, Rwanda en Burundi, lidstaten van de gemeenschap, willen daardoor fabrieken in eigen land meer kansen geven. In 2013 exporteerden Canada en Zuid-Korea tweedehands kleding naar Tanzania ter waarde van bijna 60 miljoen euro. Groot-Brittannië voerde voor ruim 40 miljoen aan gebruikte kleren uit naar Kenia. En 80 procent van alle kleding die in Oeganda wordt gekocht, is tweedehands. ‘Als er een verbod komt op geïmporteerde tweedehands kleding ben ik mijn inkomen kwijt. Onze klanten zijn personeelsleden van de rijke buurtbewoners, en inwoners van een wijk hier vlakbij waar mensen met een kleine portemonnee wonen’, vertelt Otieno. ‘Zij kunnen zich geen
38
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 38
28/12/16 15:46
1
45
50
55
60
65
70
75
‘nieuwe kleding permitteren.’ Otieno verkoopt, na flink afdingen, blouses voor 2 tot 3 euro en laarzen gaan voor rond 10 euro. Nieuwe laarzen kosten in een winkel zo’n 30 euro. Voor de 40 procent van de Kenianen die moet rondkomen van 1 euro per dag is dat onhaalbaar. John Mark, Otieno’s zakenpartner, gelooft niets van de plannen voor de uitbreiding van de industrie in eigen land. ‘In plaats daarvan zal de regering een deal maken met China. Chinezen willen hier goedkope T-shirts verkopen en onze spullen zijn concurrentie. Als wij niet meer mogen verkopen, hebben zij vrij spel met hun spullen.’ Alleen al in Gikomba, een enorme openluchtmarkt voor gebruikte kleding en schoenen in Nairobi, werken naar schatting 65.000 mensen. De kleding en schoenen worden in de westerse wereld ingezameld voor armen in Afrika. Vroeger gebeurde dat gratis, maar nu wordt er geld mee verdiend. Handelaren verschepen de gebruikte spullen en verkopen ze aan Afrikanen zoals Otieno en Mark. ‘Misschien is het allemaal een storm in een glas water’, oppert Mark hoopvol terwijl hij het stof van de voorraad cowboylaarzen veegt. ‘De importeurs van de mitumba zijn hoge pieten. Zij willen zeker niet hun handel verliezen en zullen proberen de regering op andere gedachten te brengen.’
Lezen
Handel in mitumba, gebruikte kleding, op de markt in Nairobi
80
85
90
95
100
Een paar kilometer verderop staan tweedehands auto’s te koop achter een geëlektrificeerd hekwerk. Van een Ford-busje en een Landrover Discovery tot een kleine Suzuki. Handelaar Ali Odinga slentert tussen de auto’s door en noemt de prijzen, er direct aan toevoegend: ‘Altijd open voor onderhandeling.’ Ook hij is geschrokken van de aankondiging door de EAC. ‘Mijn vrouw en drie kinderen zijn van mij afhankelijk. Ik betaal de huur, het eten en het schoolgeld. Als de regering doorzet komen er misschien nieuwe banen, maar zeker is dat er meer verloren gaan’, zegt Odinga met een zuur lachje. De plannen van de EAC klinken dus mooi, maar het is afwachten wat de gevolgen zullen zijn. Of de arme bevolking er door het importverbod echt op vooruit zal gaan, is nog maar zeer de vraag.
Uit: Ilona Eveleens, Arme Afrikaan kan niet zonder tweedehandsjes. In: Trouw.
39
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 39
28/12/16 15:46
Lezen
1
Opdracht 2 T1
B
T2
T1
Lees tekst 4 grondig. 1 Welke manier om de tekst in te leiden gebruikt de schrijver in alinea 1? A het onderwerp van de tekst aankondigen B een belangrijke vraag over het onderwerp stellen C een herkenbaar, opvallend of grappig verhaaltje vertellen D de aanleiding voor het schrijven van de tekst noemen 2 Zeg in eigen woorden wat de volgende woorden en uitdrukkingen betekenen. a Zij kunnen zich geen nieuwe kleren permitteren. (regel 40-41) b Ze hebben vrij spel met hun spullen. (regel 57-58) c Misschien is het allemaal een storm in een glas water. (regel 69-71) d De importeurs zijn hoge pieten. (regel 73-74) 3 Wat is volgens de EAC het doel van het importverbod? 4 Waarom gelooft John Mark niets van de plannen? 5 Is Ali Odinga het eens met de mening van Otieno en Mark over het plan van de EAC? Leg je antwoord uit met gegevens uit de tekst.
1.11 Tekstopbouw De meeste teksten zijn verdeeld in een inleiding, middenstuk en slot. In de alinea’s van het middenstuk behandelt de schrijver het onderwerp van de tekst, waarbij elke alinea gaat over een nieuw deelonderwerp. Vaak maken tussenkopjes duidelijk wat het deelonderwerp is in een of meer alinea’s.
R
Opdracht 3 T1 T2
B
T1 I
Lees tekst 4 nog eens. 1 Geef aan welke alinea’s de inleiding, welke het middenstuk en welke het slot zijn. 2 Kijk naar de deelonderwerpen in het middenstuk van de tekst. Welke twee delen zie je dan in het middenstuk? 3 Wat is het deelonderwerp in alinea 3? 4 De tekst heeft geen tussenkopjes. Verdeel de tekst in drie delen en bedenk voor de twee laatste delen een passend tussenkopje. Opdracht 4
T1
B
Lees tekst 5 en 6 oriënterend. 1 Wat is het doel van deze teksten?
40
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 40
28/12/16 15:46
1
Tekst 5 Kleding, textiel en schoenen Kleding, schoenen en linnengoed kunnen goed gerecycled worden. Kringloopwinkels verkopen de tweedehands kleding. Van linnengoed en versleten of gescheurde kleding worden poetslappen en isolatiemateriaal gemaakt. Wat in Nederland niet meer te verkopen is, gaat vaak naar ontwikkelingslanden (als kleding of als grondstof).
Lezen
Tekst 6
Lever textiel gescheiden in! Weggooien van textiel bij het restafval is slecht voor het milieu
gebruik van nieuwe grondstoffen put de aarde uit
nu belandt tweederde van alle textiel bij het restafval, en wordt verbrand
4%
+5
Dit kan wel in de kledingbak … • Kleding (ook zwemkleding en onderkleding) • Schoenen (per paar samengebonden) • Gordijnen, vitrage • Beddengoed: lakens, dekens, slopen, dekbedhoezen • Handdoeken, theedoeken, tafellakens, servetten, washandjes • Sokken en kousen • Accessoires: riemen, tassen, (strop) dassen, hoeden, petten, handschoenen • Knuffels (schoon) • Poetsdoeken, vodden, lappen groter dan 25x25 cm
1985 1985
2014 2014
en de afvalberg groeit
Gescheiden inleveren van textiel is dus hard nodig...
93%
van het textiel is geschikt voor hergebruik of recycling
60% 60%
hergebruik hergebruik
33% 33%
recycling recycling
... en er mag meer in de container dan je denkt:
kapotte kleding
versleten schoenen
poetsdoeken
infovisual: eric mels
Kledingzak en textielbak Kleding en schoenen die je niet meer draagt, kun je zelf naar een kringloopwinkel brengen of verkopen in een tweedehands zaak. In de meeste gemeenten wordt afgedankt textiel ook enkele malen per jaar huis aan huis ingezameld. Daarnaast staan in veel gemeenten textielcontainers waar je kleding, schoenen en huishoudtextiel kunt inleveren. De textiel hoeft niet heel te zijn, maar wel schoon (zonder verf- of olievlekken) en droog.
knuffels
Breng gebruikt textiel naar een inleverpunt! informeer bij je gemeente voor een textielbak bij jou in de buurt
… maar dit niet • Vloerbedekking: matten, tapijt • Matrassen, kussens en dekbedden • Met verf of olie vervuilde of natte kleding/textiel en schoenen • Vulmateriaal (voor kussens of speelgoed), breigaren, lappen kleiner dan 25x25 cm • Afval Van: www.milieucentraal.nl.
41
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 41
28/12/16 15:46
Lezen
T2
1
Lees tekst 5 en 6 zoekend. a Je hebt onder in je kast een tas vol oude knuffels liggen. Mag je deze in de 2 kledingcontainer gooien? b In welke tekst kon je het snelst de informatie vinden die je zocht bij vraag a? Leg je antwoord uit. Lees beide teksten grondig. 3 Over welke zin uit tekst 6 weet je meer doordat je tekst 5 gelezen hebt? 4 Welke informatie uit tekst 6 staat niet in tekst 5? 5 Welke informatie uit tekst 5 ontbreekt in tekst 6?
1.12 Teksten lezen Opdracht 5 T1
I B
T2
I
Lees de titel van tekst 7. 1 Voorspel het onderwerp van de tekst. Lees de tekst grondig. 2 Welk argumenten gebruikt blogster Ellen om tweedehands kleding te kopen? 3 Welk tegenargument gebruikt de broer van Ellen? 4 Welke tegenargumenten worden hier in de reacties aan toegevoegd? 5 Twee argumenten van Ellen worden in de reacties verder onderbouwd. Wie onderbouwt welk argument? 6 Welk doel heeft Ellen met haar blog? 7 a Klopte je voorspelling bij vraag 1? b De titel van de tekst zet je op het verkeerde been. Leg dit uit. 8 Geef je mening over het kopen en dragen van tweedehands kleding. Geef twee argumenten, voeg in elk geval één argument toe dat niet in de tekst voorkomt.
Tekst 7 Iew, tweedehands kleding!
Spaarblog 29 juni
Spaartips Stel ik zie een leuke broek in de kringloopwinkel voor 6 euro. Je kunt zien dat de broek niet nieuw is, maar hij ziet er nog goed uit. Zo’n zelfde broek kan ik ook nieuw kopen voor 69 euro. Na vier wasbeurten ziet de nieuwe broek er precies hetzelfde uit als de tweedehands broek. Waarom zou ik dan een nieuwe broek kopen?
42
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 42
28/12/16 15:46
1
Lezen
Ik draag veel tweedehands kleding. Voor bloesjes en shirts slaag ik bijna nooit in de kringloopwinkel, maar bijna alle broeken die ik heb zijn tweedehands. Ik doe niet aan mode, dat maakt het winkelen wel gemakkelijker. Ik koop alleen kleding die ik mooi vind en die me goed staat. Ik hou het bij simpele, rechte broeken van een soepele stof. Het soort broek dat altijd wel in de winkel hangt en nooit in de aanbieding gaat. Financieel is het dus altijd een goede zet om de broek tweedehands te kopen. Toen mijn broer hoorde dat ik tweedehands kleding droeg, stond hij te klapperen met zijn oren. Hij kon niet geloven dat ik kleding droeg die al door een ander was gedragen. Gek, want je kunt kleding gewoon wassen. Als je in een leuk boetiekje iets past, weet je ook nooit wie het voor jou heeft gepast. Ik heb weleens een witte bloes in de winkel zien hangen waar make-upvlekken op zaten in de kraag. Nieuwe kleding moet je ook altijd wassen voordat je het aantrekt, de stof voelt vaak vreemd stug aan en er is zelfs weleens benzeen in een partij kleding aangetroffen. Iew! Ellen 5 REACTIES op ‘Iew, tweedehands kleding!’ Suuz
Beantwoorden
Ik zou niet snel tweedehands kleding kopen. Ik kan beter slagen in gewone winkels waar ook veel materiaal hangt om te combineren. Daarbij vind ik het gewoon een prettiger idee dat het nieuw is. Veronique
Beantwoorden
Weet je dat in vrijwel alle nieuwe kleding, matrassen, linnengoed en ander textiel (behalve eco) schadelijke stoffen zitten die zelfs heel gevaarlijk kunnen zijn voor baby’s en kinderen en voor allergische volwassenen? Je moet dus ALLE nieuwe textiel eerst wassen voor gebruik. Ook om die reden is het dus verstandig om tweedehands te kopen. Anne
Beantwoorden
Jaren geleden werkte ik in een kledingzaak, en de meiden namen geregeld op vrijdagavond kleding mee, en hingen het vervolgens maandag weer (ongewassen) terug op een hangertje en deden er een nieuw kaartje aan. Vlekken of vieze geurtjes komen niet altijd van klanten. Ik koop zelf ook regelmatig tweedehands. Even in de wasmachine en het is weer schoon. Arianne
Beantwoorden
Het is zelfs nog erger dan dat nieuwe kleding door zo veel mensen wordt gepast: personeel in een winkel moet vaak kleding aan uit die winkel. Dat dragen ze dan een dag, en dan gaat het weer op een hangertje, om als ‘nieuw’ verkocht te worden. Dát vind ik pas niet zo fris.
Lees verder op de volgende pagina.
43
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 43
28/12/16 15:46
Lezen
1
Karen
Beantwoorden
Tja, het is een keuze. Je kunt wat langer sparen voor nieuwe kleren. Zelf heb ik een spaarpotje waar elke maand geld ingaat en een keer per seizoen ga ik in de uitverkoop los en vraag de winkels om korting. Zo spaar je veel geld uit.
Van: www.spaarblog.nl.
Opdracht 6 I
T
Lees tekst 8 en verwerk de informatie in een schema, tekening of infographic.
Tekst 8 Recycling van textiel Inzameling In Nederland wordt per jaar ongeveer 70 miljoen kilo aan textiel ingezameld. Inzamelaars maken gebruik van de bekende inzamelcontainers om het textiel gescheiden in te zamelen. Daarnaast wordt er ook gebruikgemaakt van zakken aan de weg. Niet alle textiel dat door consumenten wordt afgedankt vindt zijn weg naar de textielinzamelaars. Uiteraard wordt er ook veel tweedehands kleding direct van burger op burger doorgegeven, door hen verhandeld via internet of aan kringloopwinkels aangeboden. Ten slotte wordt ook een (te) groot deel van het textiel dat nog nuttig toegepast kan worden gewoon bij het restafval gegooid. Uit onderzoek blijkt dat meer dan de helft van al het afgedankte textiel in Nederland in het restafval belandt. Hiervan is 65% nog herbruikbaar. Sortering De inzamelaars verkopen het materiaal aan gespecialiseerde textielsorteerbedrijven in Nederland en in het buitenland (veelal OostEuropa). De ingezamelde kleding kan na sortering door deze bedrijven onderscheiden worden in de volgende soorten: – nog goed draagbare kleding en textiel en schoenen; – poetslappen (te gebruiken door bedrijven); – overig materiaal, dat geschikt gemaakt kan worden voor hergebruik. Er wordt geschat dat 55% van het ingezamelde textiel geschikt is voor hergebruik, 37% geschikt is voor recycling en dat 8% afval is.
44
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 44
28/12/16 15:46
1
Lezen
Draagbare kleding en schoenen Sorteerbedrijven maken handmatig en vakkundig een verfijnde sortering naar categorie (dames-, heren-, kinderkleding), kwaliteit (geschikt voor producthergebruik of materiaalhergebruik (poetslappen of recycling)) en naar materiaalsoort (katoen, wol, enz.). Medewerkers met jarenlange ervaring en kennis van huidige modetrends kunnen feilloos en op hoge snelheid de kilo’s ongesorteerd tweedehands textiel sorteren. Na sortering worden de kledingstukken tot balen van 25, 50 of zelfs 100 kg geperst en per kilo verkocht. De balen worden geëxporteerd naar 125 landen, overal ter wereld. Met name in India, Pakistan en landen in Afrika en Oost-Europa is veel vraag naar tweedehands kleding. Poetslappen Uit het ingezamelde materiaal worden de niet meer als kleding bruikbare grotere stukken textiel gesorteerd, die na ontdaan te zijn van knopen, haken e.d. in rechthoekige stukken worden versneden tot poetslappen. Dit materiaal wordt op grote schaal in het bedrijfsleven gebruikt door drukkerijen, garages, machinefabrieken en de tram- en spoorwegen. Recycling Textiel bestaat uit vezels. Als het product afgedankt wordt en niet hergebruikt kan worden, dan is vervezelen vaak een goede optie. In zo’n proces wordt het textiele product vermalen, totdat alleen nog maar vezels over zijn. Vaak zijn deze vezels nog van een goede kwaliteit en kunnen er producten van worden gemaakt zoals garens, dekens, vilt of vulmateriaal. Vanwege het wereldwijd schaarser worden van grondstoffen proberen wetenschappers samen met het bedrijfsleven te zoeken naar nieuwe en betere manieren om textiel te vervezelen. Daarnaast zoeken zij naar nieuwe toepassingen voor de vezels die op deze manier gewonnen worden. De techniek is nog niet zo ver dat hoogwaardige producten, zoals kleding, goedkoop en op grote schaal gemaakt kunnen worden, maar er wordt zeker voortgang gemaakt. Reststof Van het ingezamelde textiel blijft uiteindelijk een hoeveelheid van 5 tot 8 procent onbruikbaar materiaal over. De eindbestemming voor dit afval is de verbrandingsoven. Van: www.textielrecycling.nl.
Opdracht 7 T1
I
1 Kijk opnieuw naar afbeelding 1. Omschrijf in ongeveer vier zinnen wat je nu weet over de kleding die de container ingaat dat je eerder nog niet wist. 2 Welke tekst vond je het interessantst om te lezen? Leg je keuze uit.
45
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 45
28/12/16 15:46
Schrijven
1
In leerjaar 1 en 2 heb je teksten geschreven rond vijf schrijfdoelen. Je kent ze vast nog wel: informeren, amuseren, overhalen, overtuigen en uitleg geven. In deze paragraaf ga je aan de slag met een nieuw schrijfdoel: gevoelens uitdrukken. Bij Lezen ben je dit doel al tegengekomen. Je schrijft in deze paragraaf ook nog teksten met de schrijfdoelen informeren en uitleg geven.
Aan het einde van deze paragraaf: • kun je een mail schrijven waarin je je gevoelens uitdrukt; • kun je een nieuwsbericht schrijven; • kun je een uitleggende tekst schrijven.
2F
1.13 Schrijfdoel – Gevoelens uitdrukken Opdracht 1
T1
B T
Nieuwsberichten kunnen aangrijpend zijn en heftige emoties oproepen, zoals: angst, verdriet, boosheid en medelijden. 1 Zoek in een (internet)krant een nieuwsbericht dat jou aangrijpt. 2 Je gaat over dit nieuwsbericht een mailtje schrijven aan jouw beste vriend(in) waarin je je gevoelens uitdrukt. Dat doe je zo: – Zet een aanhef boven je mailtje. – Noem de bron (naam van de (internet) krant en de datum) en het onderwerp van het nieuwsbericht. – Vertel kort waar het nieuwsbericht over gaat. – Vertel welke emoties het nieuwsbericht bij jou oproept en leg deze uit. Noem minstens twee emoties. – Zet een slotgroet en je naam onder het mailtje. 3 Laat je mailtje lezen aan een klasgenoot. Vraag hem welke emoties in jouw mailtje genoemd worden. Ga na of dit klopt.
Nieuwsbericht Nieuwsberichten zijn informerende teksten. Je komt ze tegen in de krant. In een nieuwsbericht wordt een actuele gebeurtenis beschreven. Nieuwsberichten zijn objectief. In een nieuwsbericht geeft de schrijver de feiten zo precies mogelijk weer. Hij geeft niet zijn eigen mening.
R
46
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 46
28/12/16 15:46
1
Schrijven
De opbouw van een nieuwsbericht ziet er meestal zo uit: • titel; • naam schrijver of ‘van onze verslaggever’; • vetgedrukte plaatsnaam; • vetgedrukte eerste alinea met hoofdzaken = de lead; • middenstuk, verdeeld in alinea’s; • slot (ontbreekt vaak).
Opdracht 2
T1
T2
T1
T
Niet alleen in de ‘boze buitenwereld’ gebeuren aangrijpende dingen. Ook dichter bij huis gebeuren nare dingen. Je gaat voor een krant een nieuwsbericht schrijven over een vervelende gebeurtenis in jouw wijk of dorp. 1 Stel de 5W+1H-vragen en beantwoord ze: Wie? Wat? Waar? Wanneer? Waarom? Hoe? 2 Neem het schrijfplan over en vul het in. 3 Schrijf de inleiding (lead). Geef daarin de hoofdgedachte. Zorg ervoor dat je alle hoofdzaken hier al noemt. 4 Schrijf drie of vier alinea’s waarin je de informatie uit de lead uitwerkt. Let op de volgende punten: – Gebruik objectieve taal: noem alleen de feiten. – Begin of eindig elke alinea met een kernzin. Schrijf de bijzonderheden in de andere zinnen (bijzaken). – Houd je aan de Afspraken en regels Schrijven 1 tot en met 7 (pagina 337). 5 Maak je tekst op als een echt nieuwsbericht. Dat doe je zo: – Zet een titel boven je tekst en maak deze vet. Gebruik een groter lettertype. Zorg ervoor dat je titel kort en duidelijk is. – Zet je naam in een kleiner lettertype onder de titel. – Begin de eerste alinea met de plaatsnaam waar het nieuws zich afspeelt. – Maak de eerste alinea vet. Onderwerp: Tekstdoel: Publiek: Hoofdgedachte: Alinea
Deelonderwerp
Aanvullende informatie
1
onderwerp + hoofdgedachte (antwoorden op 5W+1H-vragen)
…
2
…
…
3
…
…
4
…
…
5
…
…
47
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 47
28/12/16 15:46
Schrijven
1
1.14 Taalverzorging Afspraken en regels Schrijven 8 Gebruik geen afkortingen in teksten.
R
voorbeeld a.u.b.
alstublieft
di.
dinsdag
febr.
februari
9 Als twee werkwoorden uit verschillende werkwoordelijke gezegden naast elkaar staan, zet je een komma. voorbeeld Toen ik hem zag, rende hij weg. Als we de trein van 10.14 uur nemen, zijn we aan het begin van de middag in Amsterdam.
Opdracht 3 T1
I
T2
T
1 Lees je nieuwsbericht nog eens goed door. Ga na of je je hebt gehouden aan de twee nieuwe Afspraken en regels Schrijven. Als dat nodig is, verbeter je je fouten. 2 Ruil je nieuwsbericht met dat van een klasgenoot. Lees het nieuwsbericht van je klasgenoot door. Beantwoord de volgende vragen met ja of nee: – Staat er een korte en duidelijke titel boven de tekst? – Staan alle hoofdzaken in de eerste alinea (lead)? – Staan in alinea 2 tot en met 4/5 de bijzonderheden (bijzaken)? – Wordt er alleen objectieve taal gebruikt (feiten)? – Zijn de woorden goed gespeld, staan de leestekens op de goede plaats en zijn er geen afkortingen gebruikt? – Is de tekst duidelijk verdeeld in alinea’s? – Ziet de tekst eruit als een nieuwsbericht (grote vetgedrukte titel, naam van de schrijver, plaatsnaam, vetgedrukte lead)? 3 Geef je klasgenoot minstens twee verbeterpunten en schrijf deze onder het nieuwsbericht. 4 Geef het nieuwsbericht terug. Lees de antwoorden op de vragen en de verbeterpunten. 5 Verbeter je nieuwsbericht. Houd rekening met de feedback van je klasgenoot.
48
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 48
28/12/16 15:46
1
Schrijven
Woordweb en overzicht van woordsoorten R
Als je een onderwerp voor je tekst hebt gekozen, ga je het onderwerp verkennen. Je gaat na wat je allemaal al over het onderwerp weet. Dat kun je op verschillende manieren doen: • • •
Vragen stellen bij het onderwerp (de 5W+1H-vragen); Een woordweb bij het onderwerp maken; Een overzicht van woordsoorten bij het onderwerp maken.
bewoners
kenmerken woestijnen
voorbeeld
planten
woestijn
zelfstandige naamwoorden bij woestijn
soorten woestijnen
de droogte
dieren
het zand
bijvoeglijke naamwoorden bij woestijn
de luchtspiegeling
warme
de woestijnvolken
koude
werkwoorden bij woestijn
de kameel
verschillende
regenen
de planten
zeldzame
waaien
het water
verschrikkelijke
overleven
de zon
uitgestrekte
verdwalen
de zandstormen
onvruchtbare
beschermen
het water
vruchtbare
vervoeren
het ontstaan
bedreigd
groeien
de Sahara
dorstige
zweten
weer
Als je een woordweb of overzicht van woordsoorten hebt gemaakt, kun je een schrijfplan gaan maken. Vul dit met de belangrijkste woorden die je in je woordweb of overzicht van woordsoorten hebt opgeschreven.
49
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 49
28/12/16 15:46
Schrijven
1
Uitleggende tekst De meeste schoolboekteksten zijn uitleggende teksten. Er wordt in uitgelegd hoe iets werkt of in elkaar zit. Het doel is niet alleen dat het publiek iets te weten komt, maar vooral dat het iets begrijpt. Als je een uitleggende tekst schrijft, gebruik je objectieve taal: je geeft alleen feiten, geen mening.
R
Opdracht 4
T T1
I
T2
I T2
Je gaat een uitleggende tekst schrijven over een bijzondere sport, bijvoorbeeld: curling, bossaball of cricket. Je uitleg is bedoeld voor kinderen uit groep 7. 1 Kies een niet zo bekende sport waarvan jij wel wat afweet. 2 Maak een woordweb. Schrijf de sport in het midden en schrijf alles op wat je te binnen schiet. 3 Maak een overzicht van woordsoorten bij de gekozen sport. 4 Neem het schrijfplan op de volgende pagina over en vul het in. Zoek aanvullende informatie op internet, in boeken, kranten of tijdschriften. Je gaat eerst de kladversie van je uitleg schrijven. 5 Schrijf de inleiding. Dat doe je zo: – Stel een vraag over het onderwerp aan je publiek. Noem daarna de hoofdgedachte en geef aan waarover je in het middenstuk gaat vertellen (deelonderwerpen). – Gebruik objectieve taal. Houd rekening met de Afspraken en regels Schrijven. 6 Schrijf het middenstuk. Dat doe je zo: – Leg in de tweede alinea uit wat de spelregels zijn. – Schrijf in de derde en vierde alinea over de andere deelonderwerpen. – Begin of eindig elke alinea met een kernzin waarin je de hoofdzaak noemt. Geef in de overige zinnen uitleg of voorbeelden. – Houd rekening met je publiek: ga ervan uit dat ze weinig of niets van het onderwerp afweten. 7 Schrijf het slot. Geef een korte samenvatting. Gebruik het signaalwoord kortom. 8 Zet een passende titel die je publiek aanspreekt boven je tekst. 9 Schrijf boven twee alinea’s in het middenstuk een passend tussenkopje.
50
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 50
28/12/16 15:46
1
Schrijven
Onderwerp: Tekstdoel: Publiek: Hoofdgedachte: Alinea
Deelonderwerp
Aanvullende informatie
1
vraag stellen + hoofdgedachte + deelonderwerpen noemen
…
2
spelregels
…
3
…
…
4
…
…
5
samenvatting
Kortom, …
Opdracht 5 T2
I
T
I
1 Ruil je schrijfplan en tekst met die van een klasgenoot. Beantwoord de volgende vragen: – Staat er een passende, aantrekkelijke titel boven de tekst? – Wordt in de inleiding een vraag gesteld? – Wordt in de inleiding de hoofdgedachte genoemd? – Worden in de inleiding de deelonderwerpen aangekondigd? – Worden in de tweede alinea de spelregels uitgelegd? – Wordt in het slot een samenvatting gegeven? – Passen de zinnen bij het schrijfplan? – Zijn de vijf alinea’s duidelijk zichtbaar? – Staan er twee tussenkopjes in het middenstuk? – Passen de tussenkopjes bij de inhoud van de alinea’s? – Zijn de woorden goed gespeld en staan de leestekens op de goede plaats? – Is de tekst begrijpelijk voor het publiek (kinderen van tien tot twaalf jaar)? 2 Geef een top en een tip over de uitleg. 3 Bekijk de antwoorden en de top en de tip van je klasgenoot. Maak een nette versie van je uitleggende tekst. 4 Zoek op internet, in boeken, kranten of tijdschriften een afbeelding bij je uitleg. Zorg ervoor dat de afbeelding je tekst ondersteunt en aantrekkelijk is voor je publiek. Je publiek moet je tekst door de afbeelding nog beter kunnen begrijpen. Plaats de afbeelding bij je tekst.
51
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 51
28/12/16 15:46
Schrijven
1
Eindopdracht Toets Opdracht 6
T1
T
T2 I T2
I
Je bent gevraagd een uitleggende tekst te schrijven voor een website voor jongeren. Op de website wordt op een boeiende manier uitleg gegeven over allerlei onderwerpen waarin jongeren geïnteresseerd zijn. 1 Kies een van de volgende onderwerpen: – Hoe ontstaan tornado’s? – Hoe werkt gebarentaal? – Hoe spoort de politie criminelen op? 2 Maak een woordweb en een overzicht van woordsoorten. 3 Maak een schrijfplan voor een tekst van minimaal vijf alinea’s. In de inleiding stel je een vraag, noem je de hoofdgedachte en kondig je de deelonderwerpen aan. In het middenstuk behandel je deelonderwerpen. In het slot geef je een samenvatting. Zoek aanvullende informatie op internet, in boeken, kranten of tijdschriften. 4 Schrijf een kladversie van je tekst. 5 Controleer je kladversie door de volgende vragen te beantwoorden: – Is de inleiding duidelijk? Stel je een vraag en kondig je de deelonderwerpen aan? – Begin of eindig je elke alinea in het middenstuk met een kernzin? – Geef je in het slot een samenvatting? – Bestaat je tekst uit minimaal vijf alinea’s en zijn deze duidelijk te zien? – Gebruik je alleen objectieve taal? – Past je tekst bij het publiek (jongeren)? – Heb je je aan de Afspraken en regels Schrijven gehouden? 6 Schrijf een nette versie van je tekst. 7 Zet een korte, aantrekkelijke titel boven je tekst. 8 Voeg op twee plaatsen in het middenstuk een passend tussenkopje toe. Opdracht 7
T1 T2 T1 T2
I T
1 Welke manier vind je het prettigst bij het verkennen van het onderwerp? Kies uit: – 5W+1H-vragen – woordweb – overzicht van woordsoorten 2 Leg je antwoord bij vraag 1 uit. 3 Welke tekst vond je het leukst om te schrijven? Kies uit: – mailtje waarin je je gevoelens uitdrukt (opdracht 1) – nieuwsbericht (opdracht 2) – uitleggende tekst over bijzondere sport (opdracht 4) – uitleggende tekst voor jongerenwebsite (opdracht 6) 4 Leg je antwoord bij vraag 3 uit.
52
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 52
28/12/16 15:46
1
Spreken, kijken en luisteren
Als iemand een presentatie geeft over bergbeklimmen zal zijn verhaal duidelijker en interessanter zijn als hij daarbij beelden laat zien. En als hij vertelt over de spanning en het gevaar van bergbeklimmen zal dat meer indruk maken als hij dat met zijn stemgebruik en lichaamstaal ondersteunt. In deze paragraaf zie en hoor je daar enkele voorbeelden van. Bij Spreken geef je zelf twee korte presentaties.
Aan het einde van deze paragraaf: • weet je hoe het gebruik van beelden een verhaal kan ondersteunen; • weet je wat lichaamstaal, stemgebruik en non-verbale communicatie aan een verhaal kunnen toevoegen; • kun je beelden inzetten en lichaamstaal en stemgebruik juist toepassen in een korte presentatie.
2F
1.15 Kijken en luisteren Doel, tekstsoort, luistermanieren – Herhaling R
Je begrijpt teksten beter als je voor en tijdens het luisteren beseft wat het doel is van de spreker, wat hij wil bereiken. De belangrijkste tekstdoelen zijn: tekstdoel
tekstsoort
informeren: informatie geven, iets nieuws laten weten
informerende tekst
uitleggen of instructie geven: uitleggen hoe iets werkt, hoe iets zit of hoe je iets moet doen
uitleggende tekst
overtuigen: anderen overtuigen van een mening, waarschuwen of goede raad geven
betogende tekst
amuseren: amuseren, gevoelens verwoorden of gevoelens bij het publiek oproepen
amuserende tekst
activeren: het publiek overhalen, of aansporen iets te doen
activerende tekst
Vaak heeft een spreker meerdere doelen. Je kunt bijvoorbeeld iemand overtuigen door eerst informatie te geven. En je kunt mensen amuseren door ze iets te laten doen (activeren).
53
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 53
28/12/16 15:46
Spreken, kijken en luisteren
1
Opdracht 1 T1
B
Lees de vijf situaties. Beschrijf kort het doel van de spreker(s). Neem het schema over en vul het in. a Het journaal brengt een item over de bouw van de Noord/Zuidlijn in Amsterdam. b Je huurt een elektrische fiets. De verhuurder vertelt je hoe die werkt. c Iemand spreekt je op straat aan, vertelt over Greenpeace en vraagt of je lid wilt worden voor maar € 5 per maand. d Bij het kampvuur vertelt iemand een supereng griezelverhaal. e Een klasgenoot drukt je op het hart dat roken ongezond is en dat je er niet aan moet beginnen. situatie
tekstdoel
a b c d e
Opdracht 2 T1
B
Kijk nog eens naar de situaties bij opdracht 1. Welke luistermanier kies je: globaal, intensief of zoekend? Leg je keuze uit. 1 Situatie a: Je wilt weten of je in 2018 al gebruik kunt maken van de metrolijn. 2 Situatie b: Je hebt geen idee hoe die fiets werkt, maar je wilt er wel de weg mee op. 3 Situatie c: Je vindt Greenpeace een prima doel en je hebt geleerd om mensen netjes uit te laten praten, maar je kunt geen € 5 per maand missen. 4 Situatie d: Je vindt het een leuk en spannend verhaal. 5 Situatie e: Je luistert wel, maar je was toch al niet van plan te gaan roken.
Een gesproken tekst kan duidelijker worden als er ook iets te zien is. Dat kan beeldmateriaal zijn (foto’s, video, illustraties, powerpoint enzovoort), maar je kunt ook voorwerpen (of zelfs levende dieren) laten zien. Beeld bij tekst kan ondersteunend zijn. Je vertelt iets of legt iets uit en laat dat tegelijkertijd zien: het beeld verduidelijkt wat wordt gezegd of uitgelegd. Beeld kan ook aanvullend zijn. Dan geeft het beeld extra informatie, die niet wordt verteld. Je kunt beeld ook versierend gebruiken. Dan is het leuk voor de sfeer, maar niet echt nodig.
R
54
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 54
28/12/16 15:46
1
Spreken, kijken en luisteren
Let op! Het gebruik van beelden of extra materialen kan je helpen om je verhaal duidelijk te maken, maar het kan de aandacht ook afleiden of onduidelijkheid scheppen. voorbeeld • Je laat een voorwerp de hele klas rondgaan. Iedereen let meer op het voorwerp dan op je verhaal. • Je video is te lang of slecht te verstaan. • De afbeeldingen die je laat zien zijn te klein. • Je kijkt tijdens je presentatie meer naar het beeldscherm dan naar je publiek. • Je powerpoint is zo uitgebreid dat jij net zo goed je mond kunt houden.
Opdracht 3 T1
B
T2
I
T1 B T2 I T1
R
Je gaat kijken naar een video met de titel: Sollicitatievideo Timothy Burnette. 1 Wat verwacht je van een video met deze titel? Lees eerst de volgende vragen door. Kijk en luister vervolgens naar fragment 1 en beantwoord daarna de vragen. 2 Wat is het meest opvallende en onverwachte aan de video van Timothy? 3 Waarom heeft Timothy zijn video op deze manier gemaakt? 4 Hoe zorgt Timothy er toch voor dat zijn boodschap overkomt? 5 Wat is het tekstdoel van fragment 1? 6 Wat wil hij precies bereiken? 7 Wat is het publiek van de video? 8 Timothy gebruikt veel beeldmateriaal en voorwerpen. Welke functie heeft dat materiaal? Is het ondersteunend, aanvullend of versierend? Leg je antwoord uit. 9 Wat maakt Timothy duidelijk met zijn lichaamstaal op de momenten: a 0.05–0.10 d 0.36–0.37 b 0.15–0.17 e 0.42–0.47 c 0.32–0.35 f 0.54–0.55
Mensen communiceren met elkaar. Ze praten, schrijven e-mails, discussiëren, bellen elkaar op en sturen berichtjes. Daarbij gebruiken ze taal. Communiceren met taal is verbale communicatie. Verbale communicatie is wat gezegd wordt met woorden. Er is ook non-verbale communicatie. Dat is alle communicatie buiten de woorden om. Denk aan zuchten, lachen of gillen. En ook aan hoe je je stem gebruikt (toonhoogte, volume, tempo, klemtoon en betekenisvolle spreekpauzes). Of aan stemverandering (bijvoorbeeld ineens spannend fluisteren of iemand nadoen).
55
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 55
28/12/16 15:46
Spreken, kijken en luisteren
1
Ook lichaamstaal valt onder non-verbale communicatie. Met lichaamstaal wordt gezichtsuitdrukking (mimiek), lichaamshouding, gebaren en oogcontact bedoeld. Non-verbale communicatie kan wat met woorden gezegd wordt meer of een andere betekenis geven.
Houding, gezichtsuitdrukking, gebaren en oogcontact in één. En als hij ook nog gromt is de bedoeling helemaal duidelijk!
Opdracht 4
T1
B
T2
I
T1
Je gaat kijken naar een video met de titel Gif door Freek Vonk. 1 Je ziet straks een fragment dat gaat over het gif van gifslangen. Niet alleen het gevaar ervan, maar ook de nuttige kant. Wat denk jij dat de goede, nuttige kant is van slangengif? Kijk en luister nu naar fragment 2. Het fragment duurt 22 minuten. De vragen gaan over het gedeelte van 1.20 tot 4.50. 2 Wat is het hoofdonderwerp van fragment 2? 3 Wat is het spreekdoel van het hele fragment? Leg je antwoord uit. 4 Van 1.19 tot 2.05 vertelt Freek over de gevolgen van een beet van de zaagschubadder. Wat is hier het spreekdoel? Leg je antwoord uit. 5 Freek ondersteunt zijn verhaal met beeldmateriaal, voorwerpen en/of levende dieren. Schrijf steeds op of het beeldgebruik ondersteunend, aanvullend of versierend is. Leg ook uit waarom. a Van 0.28 tot 0.59 als hij het heeft over de olifant. b Van 1.19 tot 1.36 als hij het heeft over het gifslangetje. c Van 1.30 tot 2.05 als hij het heeft over het effect van het gif op een mens. d Van 2.05 tot 2.28 als hij het heeft over het medicijn. e Van 2.42 tot 3.37 als hij het heeft over de beet van de moladder. 6 a Is het beeldmateriaal bij 5a goed gekozen? Leg uit waarom je dat vindt. b Is het beeldmateriaal bij 5b goed gekozen? Leg uit waarom je dat vindt. c Is het beeldmateriaal bij 5c goed gekozen? Leg uit waarom je dat vindt. d Is het beeldmateriaal bij 5d goed gekozen? Leg uit waarom je dat vindt. e Is het beeldmateriaal bij 5e goed gekozen? Leg uit waarom je dat vindt. 7 In fragment 2 zie je veel lichaamstaal. Wat voor lichaamstaal zie je en wat vertelt het op: a 0.05 ‘Het is een biologielokaal …’ b 1.16 ‘Hun grote klauwen of hun grote tanden.’ c 1.38 ‘Eigenlijk verandert de prooi …’ d 1.58 ‘Uit mijn tandvlees, uit mijn ogen, …’ 8 Welke variatie in stemgebruik hoor je (toonhoogte, volume, klemtoon, spannende toon, betekenisvolle spreekpauzes) en wat wil de spreker daar volgens jou mee bereiken bij: a 0.13 ‘Ik ben reuze nieuwsgierig en we zijn apetrots …’ b 0.21 ‘Freek Vonk.’
56
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 56
28/12/16 15:46
1
Spreken, kijken en luisteren
c 0.41 ‘Hij was vier meter hoog, vijfduizend kilo zwaar …’ d 1.18 ‘Maar, een gifslangetje …’ tot en met ‘… vele malen gevaarlijker.’ (Luister ook eens met je ogen dicht!) B 9 Op 2.06 zegt Freek: ‘Maar er is ook een keerzijde van de medaille.’ Wat betekent die uitdrukking? 10 Op 1.34 noemt Freek het woord ‘moleculen’. Wat zijn moleculen? Zeg het in je eigen woorden. Opdracht 5
T2
I
Je hebt fragmenten gezien waarin je onder andere hebt gelet op non-verbale communicatie (lichaamstaal, stemgebruik) en het gebruik van beeld. Zoek nu zelf op internet drie korte fragmenten: – Een met opvallende lichaamstaal. – Een met opvallend stemgebruik. – Een met opvallend beeldgebruik. Schrijf bij elk fragment wat lichaamstaal, stemgebruik en het gebruik van beeld toevoegt aan de boodschap. Helpt het bij het spreekdoel?
1.16 Spreken Spreekdoel en publiek R
Het doel van een presentatie kan verschillen. Bij een informerende presentatie krijgt het publiek informatie over een onderwerp. Bij een uitleggende presentatie wordt aan het publiek iets uitgelegd. Bij een betogende presentatie wordt geprobeerd het publiek van iets te overtuigen. Bij een activerende presentatie wordt het publiek overgehaald iets te doen.
Opdracht 6 T1
B
Welke doelen hebben de volgende sprekers? Schrijf ze op. 1 Op de markt demonstreert een koopman zijn geniale groentesnijder en probeert die vervolgens aan het publiek te verkopen. 2 In een tv-debat tussen twee politici proberen deze allebei de juistheid van hun standpunten aan te tonen. 3 In het dorpshuis is een bijeenkomst waar de plannen voor een nieuwe wijk worden gepresenteerd. De mensen krijgen de gelegenheid vragen te stellen.
57
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 57
28/12/16 15:46
Spreken, kijken en luisteren
1
Opdracht 7 T2
R
I
Hieronder worden drie uitleggende presentaties beschreven. Bij elke presentatie worden drie manieren gegeven om deze te ondersteunen met beeldmateriaal, voorwerpen of iets levends. Geef van elke manier aan of je denkt dat hij bruikbaar of onbruikbaar is. Leg uit waarom wel of niet. Het publiek is je eigen klas. 1 Onderwerp: bacteriën. a Je hebt bacteriën bij je en een vergrootglas. b Je hebt een boek bij je met mooie, maar kleine illustraties van bacteriën. c Je hebt een powerpoint (video) gemaakt waarin ook opnames van bacteriën onder een microscoop te zien zijn. 2 Onderwerp: hoe vuur dooft bij gebrek aan zuurstof. a Je doet het voor, met een kaars in een glazen pot en een deksel om de pot af te sluiten. Je laat het iemand uit het publiek ook een keer doen. b Je hebt een powerpoint (video) gemaakt waarin dit wordt gedemonstreerd. c Je hebt een brandweerman uitgenodigd om de proef te laten zien. 3 Onderwerp: hoe maak je een goede portretfoto? a Je hebt een dik fotoboek bij je dat de klas rondgaat. b Je hebt een aantal foto’s uitvergroot en hangt die op. c Je hebt een powerpoint met video gemaakt waarin je laat zien wat goede portretfoto’s zijn.
Bij het geven van een presentatie is het van belang dat je: • stevig maar ontspannen staat; • je publiek recht aankijkt; • je handen gebruikt om je woorden kracht bij te zetten. Geen handen in de zakken; • nooit met je rug naar je publiek staat; • niet stokstijf op één plek blijft staan. Loop af en toe ontspannen wat heen en weer. En: • zorg dat je publiek het beeldmateriaal goed kan zien; • denk aan je stemgebruik en je lichaamstaal. Wees daarin niet te bescheiden; • pas je taalgebruik aan aan je publiek.
Opdracht 8 Je gaat voor de toetsopdracht twee korte presentaties voorbereiden. Het onderwerp van beide is hetzelfde, maar het spreekdoel verschilt. De eerste presentatie is informerend, de tweede activerend. Bij je presentaties zoek je ondersteunend beeldmateriaal. Elke presentatie duurt ongeveer een minuut.
58
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 58
28/12/16 15:46
1
Spreken, kijken en luisteren
voorbeeld Je vertelt over een film die je hebt gezien. Je vat het verhaal kort samen, noemt de acteurs, de regisseur en eventuele andere films die hij al gemaakt heeft enzovoort. (informerend) Daarna doe je dat nog een keer, maar nu probeer je je klasgenoten over te halen om ook naar die film te gaan kijken. (activerend)
T1
B T
T2
R
Kies uit de volgende onderwerpen: – Spanje, Haïti, of een ander vakantieland; – een nieuwe ijssalon in de buurt (hoeft niet echt te bestaan); – de opleiding die je na de middelbare school wilt gaan volgen; – een tv-serie. 1 Kies een onderwerp. 2 Beantwoord de 5W+1H-vragen. Je mag informatie zoeken op internet. 3 Zoek op internet afbeeldingen die passen bij je onderwerp. Niet te veel, want een minuut is maar kort. 4 Maak twee spreekplannen. Geef bij de inhoud in kernwoorden het verschil weer tussen de informatieve en de activerende versie. Denk aan objectieve en subjectieve woorden. 5 Oefen de twee presentaties voor jezelf.
Voorbeeld van spreekplannen voor een informerende en voor een activerende presentatie over commerciële ruimtevluchten. Spreekplan Onderwerp: commerciële ruimtevluchten Spreekdoel: informeren Publiek: klasgenoten Tijd: 1 minuut Tekst:
Beeld:
Inleiding
Onderwerp aankondigen: Binnenkort kun je als toerist de ruimte in.
afbeelding van de ruimte
Kern
Er zijn vanaf 2001 al zeven toeristen in de ruimte geweest met een Russische ruimtevlucht. Kosten: 20 tot 35 miljoen per persoon.
afbeelding van Russische raket
In Engeland werkt Virgin (van Richard Branson) aan commerciële ruimtereizen. Het is geen raket, maar meer een vliegtuig.
afbeeldingen van SpaceShipOne
Er is veel bezwaar van de milieubeweging. Het broeikaseffect wordt er door versterkt.
afbeelding van smeltende ijskappen
Slot
Straks kunnen we de ruimte in. Dat is vast heel spannend. Maar er zitten ook negatieve kanten aan.
59
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 59
28/12/16 15:46
Spreken, kijken en luisteren
1
Spreekplan Onderwerp: commerciële ruimtevluchten Spreekdoel: activeren Publiek: klasgenoten Tijd: 1 minuut Tekst:
Beeld:
Inleiding
Onderwerp aankondigen: Binnenkort kun je als toerist de ruimte in. Lijkt je dat niet leuker dan kamperen op Vlieland of je vervelen in een duf resort ergens in Griekenland?
mooie afbeelding van de ruimte
Kern
Het Britse bedrijf Virgin (van Richard Branson) werkt al jaren aan commerciële ruimtereizen. Over aan paar jaar kun jij ook mee! Ga maar vast sparen.
fragment van een reclamefilmpje van de SpaceShipOne
Slot
Nu nog onbetaalbaar, maar straks weten we niet beter!
Toets Opdracht 9 I
T
Je geeft de twee presentaties voor je klasgenoten. Opdracht 10
T2
I
Je hebt je presentaties gegeven. Hoe vond je het gaan? – Had je voldoende steun aan je spreekplan? – Was bij beide presentaties het spreekdoel voldoende duidelijk? – Heb je je goed aan de tijd (1 minuut) kunnen houden? – Paste je taalgebruik bij je publiek? – Had je geschikt beeldmateriaal gevonden? – Paste je lichaamstaal en stemgebruik bij de presentatie?
60
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 60
28/12/16 15:46
1
Projectopdracht
In deze opdracht: • zoek je een aantal nieuwsberichten; (Lezen) • bedenk je zelf korte nieuwsberichten; (Schrijven) • schrijf je een lead bij de gevonden berichten; (Schrijven) • presenteer je de leads. (Spreken)
In deze opdracht oefen je met 21st century skills: • communiceren • creatief denken • ICT-basisvaardigheden • informatievaardigheden • mediawijsheid • samenwerken
Deze opdracht vervangt: • Schrijven opdracht 1 t/m 3 • Spreken, kijken en luisteren opdracht 6 t/m 9.
Koppensnellers Projectopdracht
In deze opdracht schrijf je leads bij een aantal nieuwsberichten, die je daarna presenteert in het ‘koppensnellerjournaal’. Opdracht 1 T2
T
1 Lees tekst 1, 2 en 3. 2 Lees de theorie over krantenkoppen. 3 Bekijk de afbeelding. De eerste kop hoort bij tekst 1. Schrijf nu zelf een tekst bij de andere drie koppen. Gebruik ongeveer 40 woorden.
afbeelding 1
61
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 61
28/12/16 15:46
Projectopdracht
1
Tekst bij een krantenkop De meeste krantenkoppen zijn geen volledige zinnen. Als je een krantenkop leest, maak je er – vaak zonder dat je het merkt – een hele zin van. Daardoor krijg je een idee van de inhoud van het krantenbericht. Je zoekt de persoonsvorm en het onderwerp en vult de zin aan met delen die antwoord geven op vragen als wie, wat, waar, waarom, wanneer? Sommige krantenkoppen zijn dubbelzinnig. Je kunt ze op twee manieren lezen.
R
voorbeeld Aanvaller met hooivork onderzocht. manier 1: De aanvaller, die een hooivork vasthoudt, wordt onderzocht. manier 2: De aanvaller is met een hooivork onderzocht. Je kunt je voorstellen dat de inhoud van het krantenbericht van manier 1 anders zal zijn dan die van manier 2.
Tekst 1 Vader verdwenen baby meldt zich bij politie De 37-jarige vader van baby M heeft zich gisteravond telefonisch vanuit het buitenland bij de politie gemeld. Hij meldde dat hij zijn zoon heeft meegenomen uit het ziekenhuis omdat hij geen vertrouwen had in de medische verzorging van de baby. Hij was het niet eens met de behandelmethode van de arts en is daarom naar een andere arts in het buitenland vertrokken. Uit: www.nrc.nl
Tekst 2 Tanden bleken niet ongevaarlijk Veel schoonheidssalons die het bleken van tanden aanbieden, tasten de kwaliteit van het gebit aan. Volgens de beroepsorganisaties van tandartsen en mondhygiënisten komt dit doordat kennis ontbreekt en dan kan het witmakende waterstofperoxide glazuur aantasten, brandwonden veroorzaken en zenuwen kapotmaken. Uit: www.gezonderworden.nl
62
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 62
28/12/16 15:46
1
Projectopdracht
Tekst 3 Sommige wandelaars Vierdaagse lopen op pijnstillers Ondanks serieuze blessures wil een deel van de wandelaars in de Vierdaagse koste wat het kost de eindstreep halen, als het moet op pijnstillers. ‘Er komen mensen over de finish die te ver zijn gegaan,’ liet de medische dienst van de Vierdaagse woensdag weten. Enkele tientallen wandelaars hebben al weken klachten aan heupen, knieën of enkels. ‘Die gaan met een verzwikte enkel of een dikke knie naar de huisarts en die zegt dan toch: ga het maar proberen,’ aldus een woordvoerder. Uit: http://www.nu.nl/
Lead De inleiding van een nieuwsbericht of krantenartikel wordt ook wel de lead genoemd. In een krant of tijdschrift is de lead vaak vetgedrukt. Op internet is de lead het stukje tekst dat je op een overzichtspagina ziet. Als je erop klikt, krijg je het hele artikel te zien. In de lead staat waar het artikel over gaat. Een goede lead maakt de lezer nieuwsgierig, zodat hij verder leest.
R
Opdracht 2
T1
I
I
T
T2 I
I
In deze opdracht bereiden jullie het koppensnellerjournaal voor. Vorm een groepje met drie of vier klasgenoten. Lees deze en de volgende opdracht eerst goed door. Bedenk hoe je het werk gaat verdelen in de groep. 1 Lees de theorie over nieuwsberichten uit de paragraaf Schrijven. 2 Verzamel acht nieuwsberichten die jullie klasgenoten zullen aanspreken. De sites nu.nl, rtlnieuws.nl en nos.nl zijn goede bronnen. In de plaatselijke krant vinden jullie waarschijnlijk interessant buurtnieuws. 3 Schrijf bij ieder artikel de hoofdgedachte op en maak een korte samenvatting met daarin de hoofdzaken van het artikel. Deze kun je straks gebruiken voor het schrijven van de lead. 4 Bedenk bij de acht berichten een goede kop die spannend, interessant of leuk is. 5 Schrijf bij iedere kop een lead in jullie eigen woorden. Zorg dat in de lead de hoofdgedachte van het nieuwsbericht staat. Schrijf zo dat je het publiek nieuwsgierig maakt naar de rest van het artikel. De lead is ongeveer 50 woorden. 6 Zoek een passende afbeelding bij iedere tekst. 7 Controleer elkaars teksten. Kijk of er geen fouten in staan en of de tekst het publiek nieuwsgierig maakt. 8 Zet de acht koppen met de leads onder elkaar op papier. Zorg ervoor dat iedereen uit de groep deze lijst heeft.
63
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 63
28/12/16 15:46
Projectopdracht
1
Opdracht 3 T2
T
I
Lees eerst de theorie over het geven van een presentatie in de paragraaf Spreken. Presenteer voor jullie klasgenoten het ‘koppensnellerjournaal’. Dat gaat als volgt: 1 Lees op een vlotte manier telkens twee van de acht koppen voor. Let op jullie houding en lichaamstaal. 2 Jullie klasgenoten kiezen uit die twee koppen de kop waarvan ze de lead willen horen. 3 Schrijf de kop op het bord en presenteer de lead. Let op je stemgebruik en je lichaamstaal. 4 Ga door met de volgende twee koppen, de klasgenoten kiezen weer, jullie lezen het bericht voor, enzovoort. 5 Welke kop met lead vonden je klasgenoten het leukst? Leg uit waarom ze deze het leukst vonden. 6 Je werk wordt beoordeeld met een beoordelingsformulier.
64
ONO2_3kgt_COMPLEET_BOEK.indb 64
28/12/16 15:46