direct de functie betrokken wordt. De informatie die wordt gegeven is erop gericht om meer inzicht te krijgen in de mens als totaliteit. De tien te onderscheiden orgaanstelsels van de mens vinden in deze totaliteit een logische plaats; in deel 1 worden ze geïntroduceerd, in deel 2 worden ze één voor één uitvoerig besproken en in deel 3 staat de ontwikkeling centraal. Tekst en illustraties in dit boek gaan hand in hand; deze samenhang bevordert het leerproces. Anatomie en fysiologie geven fundamentele informatie over de mens. En dus ook over jezelf.
Anatomie en fysiologie van de mens
Dit boek bespreekt de bouw van het menselijk lichaam waarbij
Anatomie en fysiologie van de mens Ludo Grégoire Agnes van Straaten-Huygen Rogier Trompert
Anatomie en fysiologie van de mens mr drs Ludo GrĂŠgoire drs Agnes van Straaten-Huygen Rogier Trompert
Teksten Ludo Grégoire, Alkmaar, Agnes van Straaten – Huygen, Bergen Illustraties Rogier Trompert, Maastricht (www.medical-art.nl), Myrthe Boymans, Geleen Vormgeving Marjan Gerritse, Amsterdam Redactie Ton Vermeij, Warmenhuizen Opmaak Bite Grafische Vormgeving, Amsterdam Omslagfoto’s Leo Vogelzang, Egmond aan Zee (voorzijde: Marianne Timmer) Martin Hogeboom, Epe (achterzijde) Overige foto’s Elf bureau voor beeldresearch (Elvire de Bruijn-Berens), Geldermalsen Karin Lighthart, Amsterdam, Corbis/SPL, Corbis, ANP/SPL, Amsterdam Technisch tekenwerk Frans Hessels, Almere Advies Alexander Huygen, Amstelveen (medisch advies) Sophie en Pieter van Straaten, Amsterdam (studenten, tekstadvies) Met dank aan leden gebruikersoverleg, afzonderlijke docenten en studenten (inhouds- en tekstsuggesties) ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Onderwijs Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl of via onze klantenservice (088) 800 20 16 ISBN 978 90 06 95095 3 Derde druk, achtste oplage, 2011 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2007 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
Curriculum mr drs Ludo Grégoire
Rogier Trompert
Ludo Grégoire heeft na zijn opleiding aan de
Rogier Trompert is specialist in de medische en
Academie voor Lichamelijke Opvoeding te Tilburg
wetenschappelijke illustratie. Hij is opgeleid aan
de doctoraalstudie Functionele Anatomie voltooid,
de Hogeschool voor de Kunsten ‘Academie Minerva’
aan de Faculteit Bewegingswetenschappen van de
te Groningen en in het ‘Departement of Art in
Vrije Universiteit te Amsterdam. Hierbij koos hij als
Medicine’ van de Universiteit van Manchester.
bijvak Onderwijsresearch, gericht op de didactiek
Bovendien volgde hij de ‘Postgraduate Course in
van de anatomie/fysiologie. Postdoctoraal deed hij
Scientific Illustration’, een samenwerkingsverband
de studie Arbeids- en Organisatiepsychologie.
tussen de Hogeschool Zuyd en de Universiteit Maas-
Vanaf 1976 doceerde hij het vak anatomie/fysio-
tricht. Sinds 1999 zet hij zijn specialisatie profes-
logie aan verschillende opleidingen; vanaf 1984
sioneel voort in het bedrijf Rogier Trompert Medical
met name aan de HBO-V in Alkmaar. Vanaf 1986
Art. De klantenkring omvat medisch specialisten,
werkte hij als districtsdirecteur van de Landelijke
farmaceutische bedrijven, universiteiten, musea,
Huisartsen Vereniging en vervolgens vanaf 1997 als
wetenschappelijke tijdschriften en uitgeverijen.
adjunct-directeur Zorg van het Waterlandzieken-
Hij is verbonden aan de Faculteit der Geneeskunde
huis in Purmerend. In 1998 voltooide hij de studie
van de Universiteit Maastricht waar hij voor de
Nederlands Recht aan de Universiteit Utrecht.
capaciteitsgroep Anatomie/Embryologie onder-
Sinds 2001 is hij algemeen directeur van de Woon-
wijsmateriaal en 3D-reconstructies ontwikkelt.
zorggroep Wilgaerden in Westfriesland.
Sinds 2004 doceert hij aquareltechnieken, grafische computertechnieken en de vakken ‘Preparaatstudie
drs Agnes van Straaten-Huygen
en -registratie’ en ‘Chirurgische illustratie’ aan de
Agnes van Straaten-Huygen heeft biologie gestu-
‘Postgraduate Course in Scientific Illustration’.
deerd aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.
Sinds 1994 is hij lid van de Europese vereniging
Zij heeft jarenlange leservaring in het voortgezet
van wetenschappelijke en medische illustratoren,
onderwijs en werkte vijftien jaar als huisarts-
AEIMS (Assocation Européenes des Illustrateurs
assistente in de praktijk van haar echtgenoot.
Médicaux et Scientifiques) waarvan hij in 2001
Zij is al ruim twaalf jaar werkzaam als educatief
vice-voorzitter werd.
auteur en redacteur. Ze is als auteur en eindredacteur betrokken geweest bij de totstandkoming van twee biologiemethoden voor het voortgezet onderwijs. Ze is auteur van ‘Samengevat Anatomie en Fysiologie’ voor HBO-V/verpleegkunde A. Ze is medeauteur van ‘Anatomie en fysiologie’ kwalificatieniveau 4 en van ‘Anatomie en ziekteleer voor verzorgenden’ deel 1 en 2.
Woord vooraf Leren moet zo plezierig mogelijk zijn, dat is de leidende gedachte geweest bij het maken en het steeds verbeteren van dit boek. We hebben geprobeerd om in de opzet, de tekst en de bijbehorende illustraties zo goed mogelijk aan te sluiten bij de wereld van de moderne student. Ons streven bij het ontwerpen, bij het eerste schrijf- en tekenwerk en vervolgens bij het schaven en polijsten daarvan is steeds gebleven: een boek maken waar je prettig in studeert, maar dat je ook later, in je werkzame leven, als betrouwbaar naslagwerk kunt gebruiken. Of we in onze opzet geslaagd zijn, zal in de praktijk blijken. We nodigen de gebruikers van het boek uit om commentaar te blijven geven. Dat stelt ons in staat om een volgende druk nog beter te maken. WĂj zijn blij met het boek. We willen graag dat de gebruikers dat ook zijn! Zomer 2006. Ludo GrĂŠgoire Agnes van Straaten-Huygen Rogier Trompert
Inhoud
Inhoud Deel 1 Fundament Inleiding
21
1 Terreinverkenning
23
23
Inleiding
23
1.1 Doelstelling en plaatsbepaling
1.2 Anatomie + fysiologie = functionele anatomie 1.2.1 Functionele anatomie
25
1.2.2 Onderzoeksmethoden
26
Het maken van rรถntgenopnamen
26
26
Computertomografie
Magnetic resonance imaging Echografie/echoscopie
26
28
28
Dopplersonografie 28
Endoscopie
28
1.3 Structuur van het boek
1.4 Bestuderen van de leerstof
30
1.4.1 Enkele handreikingen bij het studeren 1.4.2 De Terminologia Anatomica
30
30
1.4.3 Afkortingen
31
1.4.4 Standaardisatie
1.5 De mens is meer dan de som der delen
2 Cellen Inleiding
33
33 33
2.1 Metabolisme Enzymen
33 35
2.2 De celmembraan 2.3 Transport
36
2.3.1 Passief transport 2.3.2 Actief transport Enzymatische pomp Blaasjestransport 2.4 Organellen
24
37
38
38
2.4.1 Nucleus
38
2.4.2 Ribosomen
41
36 37
31
30
1
2
Inhoud
2.4.3 Endoplasmatisch reticulum 2.4.4 Golgi-complex
42
2.4.5 MitochondriĂŤn
43
44
2.4.6 Lysosomen
44
2.4.7 Centrosoom
44
2.5 De levenscyclus van de cel 45
2.5.1 Mitose
2.5.2 Differentiatie en specialisatie
3 Weefsels Inleiding
41
46
49
49 49
3.1 Dekweefsel
49
3.1.1 Eenlagig epitheel
50
Eenlagig plaveiselepitheel 50
Kubisch epitheel
50
Cilindrisch epitheel 50
Trilhaarepitheel
50
3.1.2 Meerlagig epitheel
Verhoornend plaveiselepitheel
50
Niet-verhoornend plaveiselepitheel 50
Overgangsepitheel 50
3.1.3 Klieren
52
Exocriene klieren
52
Endocriene klieren 3.2 Steunweefsel
52 53
3.2.1 Bindweefsel Collagene vezels
53
Elastische vezels
53
Reticulinevezels
53
Straf bindweefsel
54
Losmazig bindweefsel
54
Elastisch bindweefsel
54
Vetweefsel
54 55
Reticulair bindweefsel
3.2.2 Kraakbeenweefsel Elastisch kraakbeen
55
Vezelig kraakbeen
56
3.2.3 Botweefsel
56
3.2.4 Bloed
56
3.3 Spierweefsel
57
55
55
Hyalien kraakbeen
Dwarsgestreept spierweefsel Glad spierweefsel
58
58
50
Inhoud
58
Hartspierweefsel 58
3.4 Zenuwweefsel
4 Functiesystemen Inleiding
63
63 64
4.1 Functies en orgaanstelsels 64
4.1.1 Transport
65
4.1.2 Voedselvoorziening 65
4.1.3 Uitscheiding
65
4.1.4 Gaswisseling
65
4.1.5 Begrenzing 4.1.6 Regulatie
65 67
4.1.7 Integratie en interactie 68
4.1.8 Voortplanting
68
4.2 Onderscheiding, geen scheiding
5 Topografie Inleiding
71
71 71
5.1 De anatomische houding
5.2 Lichaamsvlakken en doorsneden Frontaal vlak
72
72
Transversaal vlak Sagittaal vlak
72
72
5.3 Plaatsaanduidingen
73
5.4 Richtingaanduidingen
74
5.5 Indeling in hoofd, romp en ledematen
76
5.6 Bouwelementen, lichaamsholten, sereuze holten en vliezen 5.6.1 Bouwelementen
76
5.6.2 Lichaamsholten
77
Schedelholte en wervelkanaal Borstholte
77
Buikholte
77
77
5.6.3 Sereuze holten en vliezen
77
76
3
4
Inhoud
Deel 2 Orgaanstelsels Inleiding
89
6 Circulatiestelsel Inleiding
91
91 92
6.1 Het hart
92
6.1.1 Ligging van het hart
93
6.1.2 Bouw van het hart 94
Kleppen Wand
96 96
Prikkelgeleidingssysteem van het hart 98
6.1.3 Functie van het hart 99
Actie-rustcyclus
101
Bloeddruk in het hart
101
Het elektrocardiogram Hartcapaciteit
102
Hartcirculatie
103
105
6.2 Bloedvaten
106
6.2.1 Topografie van de grote bloedvaten Truncus pulmonalis en aorta Grote arteriën
106
106
Arteriolen, capillairnetwerken, venulen Venen
110
110
Vaatsystemen
110
6.2.2 Bouw en functie van de bloedvaten De grote arteriën
113
Kleine arteriën en arteriolen Capillairen
114
114
Venulen en venen
114
6.3 Bloeddruk in het lichaam
115
6.3.1 Bloeddruk in de lichaamscirculatie 6.3.2 Bloeddruk in de longcirculatie 6.3.3 Bloeddrukregulatie Neurale regulatie
118
Hormonale regulatie 6.4 Bloed
113
118
118
6.4.1 Bloedcellen Erytrocyten
119
Leukocyten
119
119
Trombocyten
121
Bloedstelping
121
118
117
115
Inhoud
122
6.4.2 Bloedplasma 122
Water
122
Elektrolyten
123
Plasma-eiwitten
123
Bloedgassen
123
Passageaire stoffen
6.5 Uitwisseling van stoffen tussen capillair en weefselvocht 6.5.1 Bloeddruk en osmotische druk 6.5.2 Weefselvocht
124
6.6 Lymfatisch systeem
125 125
6.6.1 Lymfe en lymfevaten
126
6.6.2 Lymfo誰de organen 126
Lymfeknopen
127
Ring van Waldeyer-Hartz 127
Plaques van Peyer Thymus Milt
128
128
6.7 Afweer
128 129
6.7.1 Aspecifieke afweer 129
Eerste afweerlinie
130
Tweede afweerlinie Ontsteking
131
6.7.2 Specifieke afweer: immuniteit B-lymfocyten
133 133
Immunoglobulinen
Primaire en secundaire immuunreactie T-lymfocyten
135 138
6.7.3 Immunisatie 6.7.4 Bloedgroepen
138 138
AB0-bloedgroepsysteem Resusbloedgroep
139
7 Spijsverteringsstelsel
141
141
7.1 Voedingsstoffen
142
7.1.1 Koolhydraten Indeling van koolhydraten
142
Afbraak van koolhydraten
143
7.1.2 Lipiden
143
Indeling van de lipiden Afbraak van lipiden 7.1.3 Eiwitten
132
132
Vorming van lymfocyten
Inleiding
124
145
143
145
135
123
5
6
Inhoud
Indeling van eiwitten
145
Afbraak van eiwitten
146
7.1.4 Mineralen
147
7.1.5 Vitaminen
147
148
7.1.6 Water
150
7.2 Spijsverteringskanaal
7.2.1 Algemene bouw van de wand van het spijsverteringskanaal 151
7.2.2 Mondholte
Begrenzing van de mondholte
151 151
Spijsvertering in de mondholte 154
Kauwen en slikken 7.2.3 Keelholte
156
7.2.4 Slokdarm
157
Bijzondere kenmerken van de wand Bijzondere kenmerken van de wand Maagsap
157
157
7.2.5 Maag
158
158
Maagsapsecretie
159 160
Voedselbewerking 160
Maaglediging
160
7.2.6 Dunne darm
Bijzondere kenmerken van de dunne darmwand 162
Kneding en transport
De secretie van verteringssappen
162
163
Verteringssappen 163
Resorptie
164
7.2.7 Dikke darm
Bijzondere kenmerken van de dikkedarmwand Resorptie, transport en opslag
165
166
Ontlasting
7.3 Spijsverteringsklieren en galwegen 166
7.3.1 Alvleesklier 7.3.2 Lever
167 168
Bloedvoorziening Bouw
169
Functies
161
170
Suikerstofwisseling Vetstofwisseling
170
170
Eiwitstofwisseling
171
Stapeling (opslag)
171
Ontgifting Uitscheiding
172 172
Warmteproductie
173
166
165
150
Inhoud
173
Galproductie
173
7.3.3 De galafvoerwegen
Enterohepatische kringloop van galzure zouten 7.4.1 Extra- en intraperitoneale organen 7.4.3 Peritoneale ruimten
8 Urinewegstelsel
174
174
7.4.2 Mesenterium en omentum
Inleiding
173
174
7.4 Buikvlies
175
179
179 179
8.1 Nieren
8.1.1 Bouw van de nier
180 181
8.1.2 Doorbloeding van de nier 181
8.1.3 Nefronen
8.1.4 Werking van de nier Reabsorptie Excretie
183
183
Ultrafiltratie
183
185
8.1.5 Regeling van de water- en zoutenuitscheiding 187
8.1.6 Zuur-basenhuishouding
8.1.7 Controle op de aanmaak van erytrocyten 8.2 Urine
8.3 Urinewegen
188
8.3.1 Nierkelken, nierbekken en urineleider 190
8.3.2 Urineblaas 8.3.3 Urinebuis 8.4 Urinelozing
190
191
9 Ademhalingsstelsel Inleiding
187
187
193
193
9.1 Luchtwegen
193
9.1.1 Neusholte
194
Bouw van de neusholte
194
Functies van de neusholte 9.1.3 Keelholte
194
196
9.1.2 Mondholte
196 196
9.1.4 Strottenhoofd
Stembanden en stemvorming
198
9.1.5 Luchtpijp en hoofdbronchiĂŤn 9.1.6 Bronchi en bronchioli 9.1.7 Longblaasjes 9.1.8 Longvlies
199
201
201
201
9.1.9 Doorbloeding van de longen
202
189
185
7
8
Inhoud
202
9.2 Gaswisseling
202
9.2.1 Gaswisseling in de longblaasjes
203
9.2.2 Gaswisseling in de weefsels 204
9.3 Ademhalingsbewegingen 9.3.1 Inspiratie
204
9.3.2 Expiratie
205
9.3.3 Regulatie van de ademhaling
206
9.3.4 Onderbreking van het ademautomatisme 9.4 Longfunctie
9.4.1 Longfunctiegrootheden
208
9.4.2 Ademhalingsfrequentie
209
209
9.4.3 Dode ruimte
209
9.4.4 Gasanalyse
10 Huid Inleiding
211 211 211
10.1 Functies van de huid 10.2 Bouw van de huid
212
10.2.1 Opperhuid
212
10.2.2 Lederhuid
214 215
10.2.3 Onderhuids bindweefsel
10.2.4 Bijzondere epidermale structuren 10.3 Bloedvoorziening van de huid 10.4.1 Lichaamstemperatuur
215
218
10.4 Temperatuurregulatie via de huid
219
219
10.4.2 Warmteproductie en warmteoverdracht
11 Hormonaal stelsel 11.1
223
223
Algemene werking van hormonen
223
11.1.1 Stero誰dhormonen en peptidehormonen Stero誰dhormonen
224
Peptidehormonen
225
11.1.2 Regelkringen 11.2
225
Het hypothalamushypofysesysteem 11.2.1 Neurohypofyse Antidiuretisch hormoon Oxytocine
226 226
227
11.2.2 Adenohypofyse
227
Glandotrope hormonen
227
Effecthormonen 11.3
220
220
10.4.3 Regulatie
Inleiding
206
208
Pijnappelklier
229 229
225
224
Inhoud
230
11.4
Schildklier
11.5
Bijschildklieren
11.6
Eilandjes van Langerhans
11.7
Bijnieren
231
233
11.7.1 Bijnierschors
235
11.7.2 Bijniermerg
235
11.8
Geslachtsklieren
11.9
Juxtaglomerulaire cellen Erytropoëtine
236
236
Secretine
236 236
Cholecystokinine Histamine
237
Prostaglandines
237
12 Zenuwstelsel
241
Inleiding 12.1
236
236
11.10 Weefselhormonen Gastrine
231
232
241 241
Algemene functies
241
Regulatie van activiteiten van weefsels en organen Coördinatie van activiteiten van weefsels en organen Regulatie en coördinatie van vegetatieve functies Coördinatie van contacten met de buitenwereld Coördinatie van de psychische functies 242
Sensorische input Verwerking
242 242
Motorische output 12.2
Indelingen
243
12.2.1 Anatomische indeling
243
12.2.2 Fysiologische indeling
243
Integratie
243
Benamingen en hun beperkingen Hiërarchie
Richting van het signaal 12.3
Zenuwweefsel
247
Sensibele neuronen Interneuronen
246
246
12.3.1 Neuronen
248
248
Motorische neuronen 12.3.2 Steuncellen Gliacellen
245
246
248 248
248
Cellen van Schwann
250
12.3.3 Witte stof en grijze stof
250
242
242
242 242
9
10
Inhoud
250
Zenuwen Banen
251 251
Zenuwknopen en kernen
12.3.4 Membraanpotentiaal en impulsopwekking 251
Membraanpotentiaal Actiepotentiaal
252
Impulsgeleiding
252 253
Refractaire periode
253
12.3.5 Impulsoverdracht 254
Neurotransmitters
Versterking of verzwakking van het signaal 12.4
12.4.2 Inwendige bouw
255
258
12.4.3 Functies 258
Motoriek
260
Sensoriek
262
Emoties Geheugen
263
264 265
Tussenhersenen
266
12.5.1 Thalamus
266
12.5.2 Hypothalamus 12.6
256
257
Holten en kernen
Slapen
267
Hersenstam
12.6.1 Middenhersenen
267
268
12.6.2 Pons
12.6.3 Verlengde merg
268
12.6.4 Formatio reticularis 12.6.5 Hersenzenuwen 12.7 12.8
254
255
Grote hersenen
12.4.1 Uitwendige bouw
12.5
251
271
272
Kleine hersenen Ruggenmerg
275
12.8.1 Bouw
275
Grijze stof
275
Witte stof
277
12.8.2 Functies
269
277
Efferente routes: piramidebanen en extrapiramidale banen Afferente informatie
278
Horizontaal verlopende informatie 12.8.3 Ruggenmergzenuwen Armzenuwen
282
Beenzenuwen
282
Rompzenuwen
282
280
279
277
Inhoud
12.9
282
Reflexen
Onvoorwaardelijke en voorwaardelijke reflexen 284
Reflexboog
285
12.9.1 Hersenstamreflexen 12.9.2 Spinale reflexen
285
12.10 Vegetatief zenuwstelsel
286
12.10.1 Sympathicus en parasympathicus Centraal deel van de sympathicus
288
Perifeer deel van de sympathicus
288
Centraal deel van de parasympathicus
289
Perifeer deel van de parasympathicus
289
12.11 Hersen- en ruggenmergvliezen
289
290
Dura mater
291
Arachnoidea mater 291
292
12.12 Ventrikels en liquor
12.12.1 Hersenventrikels
292
Ventriculi laterales cerebri
292
Ventriculus tertius cerebri
293 294
Ventriculus quartus cerebri 294
12.12.2 Hersenvocht 294
Liquorstroming
294
Functies van liquor 12.13 Vascularisatie
295 296
A. carotis interna A. vertebralis
296
13 Sensorisch stelsel Inleiding
288
288
12.10.2 Bouw en ligging
Pia mater
283
297
297
13.1 Sensoren
297 297
13.1.1 Indeling Exteroreceptoren
298
Interoreceptoren
298
Chemoreceptoren
298 298
Mechanoreceptoren Thermoreceptoren
298
Fotoreceptoren
299
Pijnreceptoren
299
13.1.2 Algemene kenmerken
299
Uniforme vertaling van prikkels in impulsen Specifieke gevoeligheid Specifieke gewaarwording
300 300
299
11
12
Inhoud
300
Specifiek bereik 300
Adaptatie
300
13.2 Reukzintuig Ruiken
301 302
13.3 Smaakzintuig Proeven
302 304
13.4 Huidzintuigen
305
Temperatuurzin Drukzin
305
Tastzin
306
Pijnzin
306 307
13.5 Gezichtszintuig
13.5.1 Bouw van de oogbol 308
Harde oogrok 308
Vaatvlies Netvlies
308
309
13.5.2 Inwendige bouw van de oogbol Lens
310
310
Glasachtig lichaam
310
310
Oogkamers
311
13.5.3 Zien Lichtgeleiding
311
Accommodatie
311 313
Lichtverwerking
314
Beeldvorming
13.5.4 De hulporganen van het oog Oogkassen Oogleden
315 315 317
Oogspieren
Traanapparaat
317
13.6 Gehoorzintuig
318
13.6.1 Bouw van het oor Middenoor
319
Binnenoor
322
13.6.2 Horen
322
Harde en zachte geluiden Hoge en lage tonen 13.7 Proprioceptoren
322
323
323
13.7.1 Evenwichtsorgaan Vestibulum
319
319
Uitwendig oor
323
323
Halfcirkelvormige kanalen 13.7.2 Spierspoelen
324
323
315
Inhoud
13.7.3 Sensoren in pezen en gewrichten
14 Motorisch stelsel Inleiding
325
325
13.8 Interoceptoren
327
327
14.1 Skelet
327 328
14.1.1 Bouw van het bot Periost
328
Substantia compacta
329
Substantia spongiosa
329 329
14.1.2 Botafbraak en -opbouw
14.1.3 Botten in soorten en maten Platte beenderen
330
Korte beenderen
331
Onregelmatige beenderen
331
331
14.2 Botverbindingen
331
14.2.1 Bindweefselverbindingen
331
14.2.2 Kraakbeenverbindingen 14.2.3 Gewrichten Algemene bouw Indeling
330
330
Pijpbeenderen
331
331
333
14.3 Botten en botverbindingen van het hoofd 14.3.2 Aangezichtsschedel
337
14.4 Botten en botverbindingen van de romp
339
339
14.4.1 Wervelkolom 339
Krommingen
Algemene bouw van de wervel Specifieke bouw van wervels
339 339
342
Tussenwervelschijven Ligamenten
334
334
14.3.1 Hersenschedel
342
14.4.2 Ribben en borstbeen
344
14.5 Botten en botverbindingen van de extremiteiten 345
14.5.1 Schoudergordel
346
14.5.2 Arm en hand 14.5.3 Bekken
347
Het grote en kleine bekken 14.5.4 Been en voet 14.6 Spieren
348
349
352
14.6.1 Algemene bouw en functie Actine en myosine Motorische eenheid
354 354
352
345
13
14
Inhoud
354
Langzame en snelle spiervezels 355
Pezen en peesscheden
355
Synergisten en antagonisten
14.6.2 Spieren van hoofd en hals Hoofd
356
356 358
14.6.3 Spieren van de romp
14.6.4 Spieren van de extremiteiten Bovenste extremiteit
367
Onderste extremiteit
369
371
Spieren in de voet
15 Voortplantingsstelsel Inleiding
367
375
375 375
15.1 Geslachtskenmerken
376
15.2 Geslachtsorganen bij de vrouw 376
15.2.1 Vulva
376
15.2.2 Eierstokken
379
15.2.3 Eileiders
379
15.2.4 Baarmoeder 379
15.2.5 Schede
15.3 Geslachtsorganen bij de man
380
380
15.3.1 Penis
381
15.3.2 Zaadballen
382
15.3.3 Bijballen
15.3.4 Zaadleider, zaadblaasjes en prostaat 15.4 Ontwikkeling van geslachtscellen 383
15.4.1 Meiose
385
15.4.2 Eicelontwikkeling
15.4.3 Zaadcelontwikkeling 15.5 Hormonale be誰nvloeding 15.5.1 Menstruele cyclus Proliferatiefase
387
388 388
390
Menstruatiefase Secretiefase
390
390
15.5.2 Hormonale regulatie van de testes 15.6 Paring
391
Opwindingsfase Plateaufase
391
391
Orgastische fase
392
Ontspanningsfase 15.7 Bevruchting
382
383
392
393
15.7.1 Op weg naar de eicel 15.7.2 Versmelting
393
393
391
Inhoud
Deel 3 Levensloop Inleiding
399
16 Voor de geboorte Inleiding
397
400
400 400
16.1 Overerving van eigenschappen 401
16.1.1 Karyogram
401
16.1.2 Allelen
16.1.3 Kansberekening bij overerving 402
Jongen of meisje? 403
Bloedgroepen
403
16.1.4 X-chromosomale overerving 403
Rood-groen kleurenblindheid
405
16.2 Embryonale ontwikkeling
405
16.2.1 Eerste tot vierde week 405
Innesteling
Drie kiembladen
407 408
16.2.2 Vierde tot negende week Eivliezen
402
408 408
Neurale buis en segmentatie 411
16.3 Foetale ontwikkeling Foetale bewegingen
411
Geboorteligging De tijd is rijp
411
412
16.4 Aanleg, groeien ontwikkeling van de orgaanstelsels 413
16.4.1 Circulatiestelsel Placenta
413
Hart en bloedvaten in het embryo Immuunsysteem
414
414
Foetale bloedverversing 415
16.4.2
Spijsverteringsstelsel
416
417
16.4.3
Urinewegstelsel
16.4.4
Ademhalingsstelsel
16.4.5
Huid
16.4.6
Hormonaal stelsel
16.4.7
Zenuwstelsel
16.4.8
Sensorisch stelsel
16.4.9
Motorisch stelsel
418
419 420
420 421 423
16.4.10 Voortplantingsstelsel
425
412
15
16
Inhoud
17 Zwangerschap, bevalling en geboorte Inleiding
427
427 427
17.1 Zwangerschap
17.2 Veranderingen van de orgaanstelsels tijdenszwangerschap 428
17.2.1
Circulatiestelsel
17.2.2
Spijsverteringsstelsel
17.2.3
Urinewegstelsel
17.2.4
Ademhalingsstelsel
17.2.5
Huid
17.2.6
Hormonaal stelsel
17.2.7
Zenuwstelsel
17.2.8
Sensorisch stelsel
17.2.9
Motorisch stelsel
428
429 429
429 430
430 430 430 432
17.2.10 Voortplantingsstelsel 433
17.3 Bevalling
433
17.3.1 Ontsluiting 17.3.2 Uitdrijving
434
17.3.3 Nageboorte
435
435
17.4 Geboorte
435
17.4.1 Postnatale bloedcirculatie 437
17.4.2 Apgar-score 438
17.5 De kraamvrouw
18 Na de geboorte Inleiding
439
439
18.1 Ontwikkeling
439 439
18.1.1 Groei, rijping en leren 18.1.2 Be誰nvloeding 18.1.3 Tempo
440
440 441
18.1.4 Door de eeuwen heen
18.1.5 Meten van ontwikkeling 18.2 Levensfasen
442
18.3 De orgaanstelsels
443
18.3.1 Circulatiestelsel
443 445
18.3.2 Spijsverteringsstelsel Gebitsontwikkeling
446
18.3.3 Urinewegstelsel
447
18.3.4 Ademhalingsstelsel 18.3.5 Huid
447
448
18.3.6 Hormonaal stelsel 18.3.7 Zenuwstelsel Slapen
441
449
450
450
18.3.8 Sensorisch stelsel
451
428
Inhoud
452
18.3.9 Motorisch stelsel Lengtegroei
452 454
Groei van het hoofd
Groei van wervelkolom en ledematen Motoriek
455 455
Afname van botmassa
18.3.10 Voortplantingsstelsel 456
18.4 Sterven en dood Sterven
456
De overledene
Uitleiding
457
458
Appendix 459
Verklarende woordenlijst “Voorkennis�-onderwerpen Studiehulpen
464
Voor- en achtervoegsels Afkortingen en eenheden
Register
464
468
465 467
456
454
17
16
oo
Circ
st e
lse
tie
l
-
7
ewegstelsel
l l se Top
og
ste
Ur in
e We
gs-
lin
n
e Ad
4
el
el
s
Ho
12
rm o
stel
naal
sel
Huid
l s
17 10
11
Zwa
m
9
lse
st uw
me
ha
Zen
te
fs
es
ys
els
cti
13
8
te
Mo
Na
tor
de
isc
h
3
Fun
S en so risc h s te ls el
Terreinverkenning
or te
1
ebo
sring rte ve l ls e ste
e
5
eg
ijs
fi ra
rd
Sp
2
n lle Ce
14
18
ula
o Vo
rte
15 geb
6
rt Voo gs ntin a l p lsel ste
te nger boor schap, be valling en ge
Deel 1
Fundament Inleiding
21
1 Terreinverkenning 2 Cellen
23
33
3 Weefsels
49
4 Functiesystemen 5 Topografie
71
63
Inleiding In deel 1 van dit boek wordt het fundament gelegd voor een samenhangende bestudering van het vak anatomie en fysiologie. In hoofdstuk 1 komen doelstelling, plaatsbepaling en nadere definitie van het vak anatomie en fysiologie aan de orde en wordt de structuur van het boek toegelicht. Hoofdstuk 2 gaat over cellen, de basisbouwstenen en de fundamentele stofwisselingseenheden van het organisme. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de bouw en functie van weefsels en worden de vier hoofdgroepen van weefsels besproken. In hoofdstuk 4 wordt – met een totaalbenadering van het mens-zijn als uitgangspunt – uitgelegd dat bij de behandeling van het vak anatomie en fysiologie het menselijk lichaam gezien kan worden als een geheel van functiesystemen. De functies binnen die systemen blijken door tien orgaanstelsels uitgeoefend te worden. In hoofdstuk 5 komt de topografie van het menselijk lichaam aan de orde. Hierbij worden alle gangbare plaats- en richtingaanduidingen van organen, lichaamsstructuren en lichaamsdelen behandeld. Ten slotte wordt een algemene beschrijving van de uitwendige en inwendige mens gegeven.
23
1 Terreinverkenning plaats die dit vak inneemt binnen je opleiding. Er wordt uitgelegd wat het vak inhoudt en met welke methoden de wetenschap kennis over de anatomie en fysiologie van het menselijk lichaam vergaart. Vervolgens wordt de structuur van het boek toe-
Inleiding Dit boek is geschreven voor iedereen die een opleiding volgt voor een beroep in de gezondheidszorg, in de sport of het bewegen. Het is ook geschreven als naslagwerk voor verpleegkundigen, verloskundigen, artsen, biologiedocenten, hygiënisten en
gelicht en wordt aandacht besteed aan de manier waarop je het boek kunt bestuderen. Het hoofdstuk eindigt met een filosofisch getinte paragraaf, waarin benadrukt wordt dat – hoewel je bij de bestudering het menselijk lichaam als het ware uit elkaar haalt – de mens altijd meer is dan de som der delen waaruit de mens bestaat.
diëtisten, voor fysiotherapeuten, ergotherapeuten of bewegingstherapeuten, en ook voor bewegingswetenschappers, leraren lichamelijke opvoeding en
1.1 Doelstelling en
sporttrainers.
plaatsbepaling
Je hebt je vakgebied gekozen omdat je belangstel-
Het behalen van het diploma van een van de boven-
ling hebt voor werken met en voor mensen. Je hebt
bedoelde opleidingen geeft je het recht het bijbe-
nagedacht over wat het beroep zoal inhoudt, over
horende beroep uit te oefenen. De opleiding bereidt je voor op een optimale vervulling van je beroeps-
de voldoening die het beroep kan geven en over de
taken. Bij alle beroepen in de gezondheidszorg, in
moeilijke kanten van het werk. Zeker is in ieder ge-
sport en beweging werk je met mensen, met hun
val dat de kans op ‘vakmanschap’ groter is naarmate
lichamelijke, geestelijke en sociale eigenschappen, hun mogelijkheden en beperkingen. Je biedt hulp,
je jezelf datgene wat er aan kennis en kunde op je
je geeft instructies, aanwijzingen en informatie. Dit
vakgebied beschikbaar is, goed hebt eigen gemaakt.
kan alleen als je weet wélke hulp, wélke instructies,
Met dit boek bieden we je een gedegen basis in de
welke aanwijzingen en wélke informatie je moet geven, op welke manier, wanneer en vooral ook
kennis en kunde op het gebied van de anatomie en
waarom. Als je die belangrijke zaken goed onder
fysiologie van de mens.
de knie hebt, werk je ook met meer plezier. Tijdens
In dit eerste hoofdstuk wordt ingegaan op de doelstelling van het vak anatomie en fysiologie en de
je opleiding leer je dit ‘wat’, ‘hoe’, ‘wanneer’ en ‘waarom’. In de verpleegkunde, de geneeskunde, de verlos-
24
Deel 1 Fundament
kunde, de therapie en in alle beroepen op het gebied van sport en beweging moet je eerst een goed inzicht hebben in hoe de gezonde mens gebouwd is en functioneert. Kennis van bouw en functie vormt immers het belangrijke fundament waarop je gaat bouwen aan de specifieke aspecten van elk hierboven genoemd vak. Binnen de verpleegkunde, de geneeskunde, de fysiotherapie en soortgelijke vakgebieden zijn zeer veel methoden ontwikkeld die het herstel van een ziekte, letsel of functiestoornis bevorderen. In de
1.1 Ontleding van het menselijk lichaam in de snijzaal
verloskunde draait alles om de specifieke periode van zwangerschap, bevalling en geboorte. Ook op het gebied van sport en beweging is er veel aandacht voor de lichamelijkheid van de mens, of het
1.2 Anatomie + fysiologie =
functionele anatomie
nu gaat om je opleiding op de sportacademie, het
Om te weten te komen hoe iets gebouwd is, kun
trainen voor de Olympische spelen, bewegings-
je het het beste uit elkaar halen. Ondernemende
wetenschap, yoga, fitness of bewegingstherapie.
kinderen passen dit principe vaak toe. Van ouds-
Om de mogelijkheden van training en beweging
her doen nieuwsgierige wetenschappers dat ook
optimaal te kunnen toepassen moet je eerst goed
en vooral het menselijk lichaam is al eeuwen een
weten hoe de gezonde mens ‘in elkaar zit’ en func-
uitdagend object van onderzoek. Om de bouw te
tioneert.
kunnen bestuderen en beschrijven werd (en wordt)
Het vak anatomie en fysiologie is dan ook specifiek
het lichaam opengesneden en ontleed. Deze activi-
gericht op het gezonde lichamelijke (somatische)
teit wordt aangeduid met de term anatomie (ont-
functioneren van de mens. Het psychische en so-
leedkunde), afgeleid van de Griekse woorden ‘ana’
ciale functioneren behoort tot de terreinen van de
(uiteen) en ‘temnein’ (snijden). De anatomie houdt
psychologie en de sociologie.
zich bezig met de bouw van het menselijk lichaam.
Samenvattend zijn de doelstelling en de plaatsbe-
Hoewel door middel van de anatomie ontdekt werd
paling van het vak anatomie en fysiologie:
dat het menselijk lichaam uit zeer veel verschil-
• Je hebt een zodanige kennis van en inzicht in
lende delen bestaat waartussen allerlei verbindin-
de bouw en functie van het gezonde menselijk lichaam, dat je voor je eigen vakgebied in de gezondheidszorg of in de sport en beweging rekening kunt houden met de mogelijkheden en beperkingen van de menselijke lichamelijkheid. • Het is een steunvak; anatomie en fysiologie bieden een belangrijk fundament voor de specifiek beroepsgerichte competenties.
1.2 Meting van de longcapaciteit
1 Terreinverkenning
1.3a Inspectie; in dit geval stand van wervelkolom en bekken
1.3c Percussie; in dit geval bepaling van de long-levergrens
25
1.3b Palpatie; in dit geval beoordeling van de pols
1.3d Auscultatie; in dit geval luisteren naar de luchtstroom in de longen
gen aanwezig zijn, gaf het ontleden geen antwoord
tief jonge wetenschap. Nog steeds worden nieuwe
op vragen als: ‘Hoe werkt het?’ ‘Wat is de functie?’
apparaten uitgevonden en bestaande technieken
Het ontlede lichaam is immers dood, de organen
verfijnd om metingen van de lichaamsfuncties te
werken niet meer zoals ze tijdens het leven hebben
verrichten. Voorbeelden van fysiologische gegevens
gedaan. Je kunt weliswaar door logisch redeneren
zijn: bloeddruk, zuurstofverbruik, samenstelling
en verbanden leggen bepaalde veronderstellingen
van de urine, ademfrequentie, spierkracht en her-
doen over de werking en de functie, maar je zou
senactiviteit.
deze veronderstellingen ook graag willen bewijzen. Onderzoek bij levende mensen maakt dit
1.2.1 Functionele anatomie
mogelijk. Dit soort onderzoek gebeurt met gebruik
De bouw van een lichaamsdeel of orgaan hangt
van – vaak ingewikkelde – apparatuur, waarmee
samen met de functie ervan. Mede doordat de duim
proeven worden gedaan, bepaalde functies worden
tegenover alle vingers van dezelfde hand geplaatst
gemeten en het inwendige van het lichaam wordt
kunnen worden, is de hand uitermate geschikt als
onderzocht. Het meten en bepalen van functies
grijpinstrument. Vanwege een andere bouw is deze
van het levende lichaam wordt aangeduid met de
bewegingsmogelijkheid bij de voet niet aanwezig.
term fysiologie, afgeleid van de Griekse woorden
De functie van de hand is dan ook een andere dan
‘phusis’ (natuur) en ‘logos’ (leer, wetenschap). De
die van de voet. Je mag echter niet concluderen dat
fysiologie houdt zich bezig met onderzoek naar de
de vorm en de bouw bepálend zijn voor die functies.
functies van delen van het lichaam. Het is een rela-
Je kunt immers leren op je handen te lopen of met
26
Deel 1 Fundament
je voeten te schilderen. Het is juister om het als
afmetingen? Is de frequentie van de hartslag nor-
volgt te zeggen: vorm en bouw zijn bepalend voor
maal?
de functiemógelijkheden.
• Bij percussie klop je aan de buitenkant van een
Andersom heeft de functie van een orgaan ook
deel van het lichaam om uit de hoogte van de toon
invloed op de bouw ervan. Wanneer je bijvoorbeeld
een indruk te krijgen over de toestand van het
regelmatig gaat hardlopen, worden je beenspieren
onderliggende weefsel. Is het hart vergroot? Hoe
dikker, wordt je longinhoud groter en je hartwand
ontplooien de longen zich tijdens de ademhaling?
dikker. De veranderde bouw (zoals de dikkere
• Bij auscultatie luister je met een stethoscoop
beenspieren) bepaalt op zijn beurt weer de functie-
naar geluiden die door het lichaam geproduceerd
mogelijkheden, maar het is niet zo dat de functie
worden. Welke tonen produceert het hart? Hoe ac-
de vorm bepaalt. Al oefen je nog zoveel, je kunt de
tief zijn de darmen? Hoe stroomt de lucht tijdens
grote teen nooit tegenover de kleine teen van de-
het ademen door de longen?
zelfde voet plaatsen, zoals bij duim en pink.
• Bij laboratoriumonderzoek worden vloeistoffen,
Bouw en functie zijn dynamische variabelen, die
zoals bloed, speeksel of urine, en weefsels onder-
elkaar beïnvloeden en zeer nauw samenhangen.
zocht. Hoe is de samenstelling van de bloedcellen?
Je kunt beide grootheden wel van elkaar ónder-
Zitten er ontstekingsbacteriën in het speeksel?
scheiden, maar nooit van elkaar scheíden. Dat is
Welke stoffen zitten er in de urine?
de reden dat anatomie en fysiologie vaak als één vakgebied worden gezien. De combinatie van beide
Ook moderne technologie biedt veel mogelijkheden
wordt aangeduid met het begrip functionele ana-
om onderzoek te doen naar bouw en functie van
tomie. Functionele anatomie behandelt de bouw
het menselijk lichaam. Veelgebruikte technieken
van het menselijk lichaam in directe relatie met de
zijn onder meer:
lichaamsfuncties.
• het maken van röntgenopnamen;
In dit boek worden de vakaanduidingen ‘anatomie
• computertomografie (CT-scan);
en fysiologie’ en ‘functionele anatomie’ als synonie-
• magnetic resonance imaging (MRI-scan);
men gebruikt.
• echografie/echoscopie; • Dopplersonografie;
1.2.2 Onderzoeksmethoden
• endoscopie.
Bij de studie van de bouw en functie van het menselijk lichaam wordt gebruik gemaakt van allerlei
Het maken van röntgenopnamen
onderzoeksmethoden. Zonder het lichaam te ontle-
Het röntgenapparaat maakt het mogelijk om door
den leveren bepaalde onderzoeken al heel wat func-
middel van röntgenstraling (X-straling) opnamen
tioneel-anatomische kennis op.
te maken van de botten in het lichaam. De kalkhoudende botten absorberen de straling niet, in te-
• Bij inspectie observeer je systematisch de bui-
genstelling tot de omringende zachtere weefsels. Op
tenkant van het lichaam. Hoe is de kleur van de
een röntgenfoto lichten de botten daardoor wit op.
huid? Zijn er putjes of knobbels? Staat de persoon recht? Hoe beweegt hij zich?
Computertomografie
• Bij palpatie tast je met de vingers het lichaams-
Bij computertomografie (CT-scan) wordt eveneens
oppervlak op zo’n manier af dat je iets te weten
röntgenstraling toegepast. Hierbij kunnen echter
komt over dieper gelegen structuren. Zijn er ver-
ook zachtere weefsels zichtbaar worden gemaakt.
hardingen in het weefsel te voelen? Zijn de spieren
De computer versterkt de absorptieverschillen en
slap of juist gespannen? Heeft de lever normale
maakt er een afbeelding van. Terwijl een röntgen-
1 Terreinverkenning
2
3 1
1.4a Rรถntgenfoto van de hand
1.4b CT-scan van de hersenen
1 grote hersenen 2 schedel 3 hersenholten
1.4c Echo van de baarmoeder van een zwangere vrouw (12 weken)
6
1
2
7 5
3 4
1.4d Artroscopie bij de knie
1 dijbeen
3 kuitbeen
5 atroscoop
2 knieschijf
4 scheenbeen
6 beeld (scopie)
7 meniscus
27
28
Deel 1 Fundament
1.4e Het afnemen van een elektrocardiogram
1.4f Het maken van een MRI-scan
foto een soort skeletportret is, wordt bij een CT-scan
Dopplersonografie
een doorsnede van het totale lichaamsdeel gemaakt.
Bij de Dopplersonografie wordt ook gebruik ge-
Hierop zijn de meeste typen weefsels herkenbaar.
maakt van hoogfrequente geluidsgolven. Hiermee kunnen vooral de stroomrichting en -snelheid in de
Magnetic resonance imaging
bloedvaten worden geregistreerd.
Bij magnetic resonance imaging (MRI-scan) ligt de te onderzoeken persoon in een tunnel die een
Endoscopie
zeer sterke magneet bevat, waarmee de waterstofa-
Endoscopie is de verzamelnaam voor alle onderzoe-
toomkernen in het lichaam gemagnetiseerd worden.
ken waarbij gebruik wordt gemaakt van een opti-
Deze kernen gaan zich als minimagneetjes gedragen
sche sonde. Dit is een flexibele staaf, voorzien een
en ze draaien ten opzichte van de grote magneet in
minicamera. Met deze sonde, de endoscoop, kunnen
een bepaalde richting. Tegelijkertijd worden vanuit
vrijwel alle holle organen en de grote gewrichten
de MRI-tunnel radiogolven uitgezonden waardoor
van binnen worden bekeken.
de waterstofatoomkernen gaan meetrillen (resoneren). Zodra de radiogolven gestopt worden, geven de waterstofatoomkernen de trillingsenergie af als signalen. De computer kan deze signalen omreke-
1.3 Structuur van het boek
nen in doorsneden, die bepaalde eigenschappen
De structuur van dit boek is weergegeven in af-
van de structuren en weefsels weergeven. Lucht en
beelding 1.5. Het midden van de cirkel geeft tege-
weefsels die weinig of geen water bevatten, bijvoor-
lijkertijd de start van het boek en de start van de
beeld botweefsel, geven geen signaal af en zien er
leerroute weer.
op de MRI-scan zwart uit.
Deel 1 vormt het fundament voor een gedegen bestudering van de functionele anatomie van de
Echografie/echoscopie
mens. Het begint met een afbakening en verken-
Bij echografie en echoscopie (ultrageluidonder-
ning van het vakgebied. De rol en betekenis van het
zoek) worden via een sonde hoogfrequente geluids-
vak worden uitgelegd. Verder omvat het fundament
golven het lichaam ingezonden. De golven worden
alle benodigde informatie over cellen en weefsels.
door de organen en weefselstructuren weerkaatst
Er wordt uitgelegd dat het totale menselijk functi-
en vervolgens geregistreerd. De computer zet de
oneren gebaseerd is op een aantal functiesystemen
weerkaatste golven om in beeld.
in het lichaam. De essentiĂŤle functies van alle orgaanstelsels komen aan de orde, waarbij steeds de
1 Terreinverkenning
16
oo
Circ
st e
lse
tie
l
-
7
h
isc l
ewegstelsel
l se Top
og
Ur in
els e Ad
el
s Ho
12
rm o
stel
naal
Huid
sel
10
te nger boor schap, be valling en ge
Deel 1 Fundament + Deel 2 Orgaanstelsels + Deel 3 Levensloop 1.5 Structuur en leerroute van het boek
s
17
11
Zwa
m
9
l
ha
lin
gs-
fs
e We
n
lse
st uw
me
4
el
8
te
Mo
ste
tor
de Na
S en so risc h s te ls el
es
Zen
te
or te
3
cti
ys
ngs-
l
Terreinverkenning Fun
13
e ri
ls e
1
ebo
rt ve
ste
e
5
eg
ijs
fi ra
rd
Sp
2
n lle Ce
14
18
ula
o Vo
rte
15 geb
6
rt Voo gs ntin pl a lsel ste
29
30
Deel 1 Fundament
nadruk wordt gelegd op de onderlinge samenhang
toegevoegd, waarin korte, schematische samenvat-
en samenwerking tussen deze stelsels. Het funda-
tingen van de leerstof zijn weergegeven.
ment wordt afgesloten met de bespreking van de to-
• Achter in het boek bevinden zich verklarende
pografie van het menselijk lichaam, een onmisbaar
woordenlijsten, zowel van veelgebruikte afkortin-
onderwerp voor de verdere studie van de anatomie
gen en eenheden als van de Terminologia Anato-
en fysiologie van de mens.
mica.
In deel 2 van dit boek worden de anatomie en fysiologie van de orgaanstelsels gedetailleerd besproken.
1.4.2 De Terminologia Anatomica
Deel 3 bevat hoofdstukken die handelen over de
Het zal je niet ontgaan zijn dat artsen, apothe-
levensloop van de mens, te beginnen bij de con-
kers, fysiotherapeuten en verpleegkundigen zich
ceptie, waarop de zwangerschap, de embryonale
bedienen van specifieke termen en begrippen: het
ontwikkeling en de bevalling volgen. Vervolgens
vakjargon. Ook in de functionele anatomie kom
komen de levensfasen aan de orde, vanaf de eerste
je veel vakjargon tegen. Dit is noodzakelijk om te
levensdag tot aan het levenseinde.
voorkomen dat er een ‘anatomische spraakverwarring’ optreedt wanneer mensen met verschillende beroepen of moedertalen met elkaar over functi-
1.4 Bestuderen van de
onele anatomie willen spreken. Daarom is er een
leerstof
internationale naamgeving afgesproken, de Termi-
De hoofdstukken van deel 1 kunnen het best in de
De Terminologia Anatomica is grotendeels ge-
aangegeven volgorde bestudeerd worden.
baseerd op het Latijn, maar er zijn ook vrij veel
Deel 2 en 3 hebben een bepaalde, logische orde-
invloeden uit het Oudgrieks. In een goed genees-
ning. Je kunt de hoofdstukken binnen elk deel
kundig woordenboek wordt de herkomst van de
echter los van elkaar en in willekeurige volgorde
opgenomen termen uitgelegd. Ook de vertaling van
bestuderen.
het in dit boek gebruikte vakjargon kun je in zo’n
nologia Anatomica.
woordenboek opzoeken.
1.4.1 Enkele handreikingen bij het
Je zult je de noodzakelijke termen eigen moeten
studeren
maken. Achter in dit boek (in de appendix) vind
Wanneer je gebruik maakt van de in deze paragraaf
je een verklarende woordenlijst met telkens terug-
genoemde handreikingen zal het bestuderen van de
kerende ‘vreemde’ termen. Deze woordenlijst ver-
uitgebreide leerstof je gemakkelijker afgaan dan je
schaft je inzicht in het gebruik van de terminologie
misschien denkt.
en vergemakkelijkt het van buiten leren. Vaak ver-
• Elke nieuwe term of elk nieuw begrip dat deel
keren de gebruikte termen in een soort ‘vermom-
uitmaakt van de leerstof wordt vetgedrukt en is op-
ming’, meestal die van hun naamvallen. Dit herken
genomen in het register achter in dit boek.
je na enige tijd wel.
• Op plaatsen waar dat van toepassing is, staan
Veel namen van onderzoekers zijn in functioneel-
aparte teksten die ‘Voorkennis’ genoemd worden.
anatomische termen vereeuwigd. Voorbeelden zijn
Hierin worden onderwerpen behandeld, waarvan
Eilandjes van Langerhans, crypten van Lieberkühn,
je de kennis misschien niet (meer) paraat hebt. Ze
Brunnerse klieren, buis van Eustachius, cirkel van
kunnen je begrip van de leerstof verhogen. Achter
Willis, aquaeductus Sylvii en kapsel van Bowman.
in het boek staat een lijst met alle ‘Voorkennis’-
Deze structuren en weefsels hebben de naam gekre-
onderwerpen.
gen van de onderzoeker die ze het eerst ontdekte
• Aan enkele hoofdstukken zijn ‘Studiehulpen’
en/of beschreef.
1 Terreinverkenning
1.4.3 Afkortingen Voor begrippen die regelmatig terugkomen worden vaak afkortingen gebruikt. Het menselijk lichaam
31
1.5 De mens is meer dan
de som der delen
heeft bijvoorbeeld honderden spieren. Bij de op-
Een vierkant is meer dan de optelsom van vier rech-
somming daarvan is het inefficiënt steeds het
te lijnen. Een scheikundige verbinding is meer dan
woord musculus (= spier) voluit te schrijven. Daar-
alleen de atomen die erin voorkomen. Het samen-
om wordt de afkorting m. gebruikt, met daarachter
hangend geheel is in veel gevallen meer dan de som
de nadere aanduiding, bijvoorbeeld m. pectoralis
van de delen. Bovendien is het menselijk lichaam
major (= grote borstspier).
niet, zoals een machine, helemaal uit elkaar te
Veelgebruikte afkortingen en hun betekenis zijn:
halen en vervolgens weer in elkaar te zetten. Alle
• a. = arteria (slagader);
verbindingen zouden onherstelbaar zijn verbroken
• v. = vena (ader);
en de dood zou onherroepelijk zijn ingetreden. Het
• n. = nervus (zenuw), voor (aftakkingen van) rug-
lichaam is dus niet gelijk te stellen aan de verzame-
genmergzenuwen;
ling van delen, op de juiste wijze in elkaar gezet,
• N. = nervus (zenuw), voor hersenzenuwen;
waaruit het bestaat. Toch wordt er in de anatomie
• m. = musculus (spier).
en fysiologie noodzakelijkerwijs veelvuldig analyse toegepast, dat wil zeggen: ontleding in bestand-
Bij de verklarende woordenlijst achter in dit boek
delen. Analyse maakt bespreking en bestudering
is een completer overzicht opgenomen van de in de
mogelijk. Uit de delen alléén is echter nooit het ge-
anatomie en fysiologie gebruikte afkortingen en
heel te herleiden. Relaties tussen delen zijn immers
hun betekenis.
verloren gegaan waardoor de onderlinge afhankelijkheid en de eventuele hiërarchie niet meer aan te
1.4.4 Standaardisatie
tonen zijn. Evenmin kun je uit de verschijnselen die
In dit boek worden allerlei ‘menselijke maten’ ver-
optreden nadat een orgaan is verwijderd of doorge-
meld. Ze zijn gerelateerd aan een niet-bestaand
sneden, de volledige functie van dat orgaan herlei-
‘ideaal type mens’. We noemen dit de standaard-
den. Je zou al te gemakkelijk verkeerde conclusies
mens. Aan de standaardmens zijn de volgende ken-
kunnen trekken. Uit het feit dat je een deel van je
merken gegeven:
lichaam (zoals de keelamandelen) kunt missen, zou
• mannelijk;
je bijvoorbeeld kunnen afleiden dat het ‘dus’ geen
• 25 jaar oud;
functie heeft. Maar dat is onjuist.
• 1,75 m lang; • 70 kg zwaar;
Wanneer door analyse bepaalde gegevens beschik-
• gemiddelde lichaamsbouw;
baar komen, moeten deze steeds gerelateerd wor-
• gezond.
den aan het functioneren van het intacte levende lichaam, aan het leven. Definiëren wat ‘leven’ is
In alle vakgebieden van gezondheidszorg, sport en
blijkt echter niet gemakkelijk, zo niet onmogelijk.
beweging is het van belang om de gegevens over de
Er is wel een aantal kenmerken van ‘leven’ in verge-
(standaard) mens te relateren aan de individuele
lijking met ‘dood’ of ‘levenloos’ te geven:
mens.
• Levende organismen nemen voedingsstoffen op voor de energiestofwisseling, de bouwstofwisseling en herstel. Een levend organisme heeft de drang tot zelfhandhaving. Een machine voorziet zichzelf niet
32
Deel 1 Fundament
van energie en wanneer er iets kapotgaat is er geen ‘zelfreparatie’. Een levend organisme heeft beide functies (binnen zekere grenzen) wél. • Levende organismen hebben de drang tot soorthandhaving, dat wil zeggen: zorgen voor nageslacht door middel van voortplanting. • Bij ‘leven’ is er sprake van reactievermogen, beweging en ontwikkeling (groeien, rijpen en leren). Het menselijk lichaam is ontstaan uit één cel. Door ontelbare celdelingen zijn alle weefsels, organen en orgaanstelsels ontstaan, die, ondanks de verschillen die zijn opgetreden tijdens deze ontwikkeling, hun onderlinge samenhang steeds behouden. Bovendien is het lichaam niet een ‘ding’, waarbinnen het ‘ik’ leeft. Het is geen mechanisch apparaat waarmee je je verplaatst en dat je gebruikt. Je lichaam, dat bén je, dat beleef je als jezelf, als een essentieel onderdeel van je identiteit. De raadselachtige eenheid van ziel (psyche) en lichaam (soma) van de mens duikt hier op. Het wordt nog complexer wanneer je bedenkt dat de mens niet alleen voor zichzelf leeft, maar samen met en voor andere mensen. Het sociale aspect is wezenlijk voor het mens-zijn. Mensen gaan met elkaar om, ze beïnvloeden elkaar en hebben invloed op de omgeving waarin ze leven. De mens is een psychosomatische eenheid en bij uitstek een sociaal wezen. Het is daarom eigenlijk heel onwezenlijk en kunstmatig om te analyseren, te ontleden. Analyse geeft op zijn best een onvolledige voorstelling van de werkelijkheid. Maar er zijn nu eenmaal geen betere methoden en het feit dat we ons deze beperkingen bewust zijn kan ons behoeden voor onjuiste conclusies. Het bestuderen van de ‘onderdelen’ van de mens moet er steeds op gericht zijn de mens in zijn totaliteit (psychisch, somatisch, sociaal) beter te begrijpen. Die gerichtheid op het totaal wordt de holistische benadering genoemd. We passen daar-
bij synthese toe: kennis en inzicht worden samengevoegd tot een ondeelbaar geheel.
33
2 Cellen wordt ingegaan op de bouw en eigenschappen die alle cellen gemeen hebben. De verschillen tussen de celtypen komen later aan de orde.
Inleiding
2.1 Metabolisme De cel is gedefinieerd als de kleinste stofwisselings-
Wil je inzicht krijgen in de functionele anatomie
eenheid van het organisme. Met stofwisseling ofwel
van het menselijk lichaam, dan moet je beginnen
metabolisme worden alle biochemische reacties
bij de kleinste eenheid waaruit het lichaam is op-
bedoeld die in een organisme kunnen optreden. Biochemische reacties zijn in twee soorten te
gebouwd: de cel. Het menselijk lichaam bestaat uit
verdelen: anabole en katabole reacties. Anabole
zo’n 60 biljard (60.000.000.000.000.000) cellen.
reacties zijn omzettingen waarbij kleine moleculen
Cellen zijn zowel de basisbouwstenen (anatomische
samengevoegd worden tot grotere. Deze reacties kosten energie. De zo gevormde moleculen worden
term) als de fundamentele stofwisselingseen-
(tijdelijk) ingebouwd in de cellen en staan ten
heden (fysiologische term) van een organisme.
dienste van groei, onderhoud en reparatie van het
Alle cellen vertonen kenmerken van het leven,
lichaam. Daarom wordt dit soort stofwisseling ook wel aangeduid met assimilatie ofwel opbouwstof-
zoals ademhaling, voedselvertering, stofwisseling
wisseling. Katabole reacties zijn omzettingen
en reacties op veranderingen in de omgeving. Veel
waarbij grotere moleculen afgebroken worden tot
celtypen kunnen zich vermeerderen.
kleinere. Bij deze reacties komt energie vrij, die dan weer gebruikt kan worden voor de assimilatie
In het lichaam komen zeer veel verschillende cel-
of voor energievragende processen als beweging en
typen voor, elk met een karakteristieke bouw en
warmteproductie. Omdat er sprake is van afbraak
functie. Zenuwcellen in de hersenen bijvoorbeeld
van stoffen noem je dit soort stofwisselingsreacties ook wel dissimilatie of afbraakstofwisseling.
hebben een andere bouw en functie dan spiercellen, kliercellen of bloedcellen. Hoe verschillend cellen zich ook hebben ontwikkeld, altijd vertonen ze een
Enzymen Chemische reacties vinden meestal plaats bij hoge temperaturen en bij hoge concentraties van de
aantal overeenkomsten. Dat is niet verwonderlijk
betrokken stoffen. Door de hoge concentratie is de
wanneer je bedenkt dat het biljardencellige, com-
kans groot dat de stoffen elkaar tegenkomen. Om
plexe menselijk lichaam zich uiteindelijk ontwikkeld heeft uit ĂŠĂŠn bevruchte eicel. In dit hoofdstuk
reacties sneller te laten verlopen wordt in de scheikunde vaak een katalysator gebruikt, een stof die de reactie versnelt zonder daar zelf bij verbruikt te
468
Register
adempomp 115 ademteugvolume 208 208 adenine 39 40 adenohypofyse 225 228
De blauwe verwijzingen
adenoïd 127
geven een illustratie aan.
adenosinetrifosfaat 38 adequate prikkel 300
–ase 35
adolescentiefase 443
α-globulinen 123
adrenaline 97, 118, 235
β-cellen 232
adrenocorticotroophormoon 227
β-globulinen 123
aerobe dissimilatie 43, 65
γ-globulinen 123
afbraakstofwisseling 33
à terme 412
afdalende banen 246
à terme datum 428
afferente banen 251
aandrang 191
afferente informatie 246
AB0-bloedgroepsysteem 138 139
afweer 89
abdomen 77
agglutinatie 139
abductie 75 75
albumine 123
accommodatiebreedte 312 312
aldosteron 118, 186, 233
accommoderen 312 312
alfaritme 264 264
acetabulum 348 347
algemene fascie 77 77
achterhoofdsknobbels 336 337
allelen 401
achterhoofdsligging 412
allelenpaar 401
achterste oogkamer 310 310
alveoli pulmonales 201 200
achterstreng 277 276
amenorroe 430
acromion 345 344
aminogroep 147
acrosoom 387 388
aminozuren 39, 145, 164
actief transport 36
ammoniak 172
actiepotentiaal 252
amnion 408 407
actieve immunisatie 138
amnioncellen 407
actieve vullingsfase 99
amnionholte 407 407
actine 354 353
ampulla 323 324
actinefilamenten 57
ampulla ductus deferentis 382 383
adamsappel 197
ampulla duodeni 160 167
adaptatie 300
ampulla recti 165 165
adductie 75 75
amylase 143, 153, 163
ademautomatisme 206
anabole reacties 33
ademcentrum 206, 268
analyse 31
ademhalingsfrequentie 209
anastomosen 111 111
ademhalingsoppervlak 201
anatomie 24
ademhalingsspieren 205
anatomisch dode ruimte 209
ademhalingsstelsel 65, 89
anatomische houding 71 72
ademminuutvolume 209
androgenen 234
Register
angiotensine 118, 186
a. bronchialis 108
angiotensinogeen 186
a. carotis communis dextra 106 105, 108
animale functies 67 67
a. carotis communis sinistra 106 105, 108
animale integratie 67, 245 67
a. carotis externa 296
animale motoriek 258
a. carotis interna 296 295
animale sensoriek 298
a. cerebri anterior 296 295
animale zenuwstelsel 68, 245
a. cerebri media 296 295
annuli fibrosi (cordis) 93 94
a. cerebri posterior 296 295
annulus fibrosus 342 342
a. communicans anterior 296 295
anorganische 142
a. communicans posterior 296 295
antagonisten 288, 356
a. femoralis 110 107
anteflexie 74, 379 74
a. fibularis 110
anterior 73
a. gastrica sinistra 108 105
anti-D 139
a. hepatica 108, 168 105
anti-D-profylaxe 139
a. iliaca communis dextra 108 105
anticodons 41
a. iliaca communis sinistra 108 105
antidiuretisch hormoon 118, 185, 226
a. iliaca externa 110 105
antigenen 132
a. iliaca interna 110 105
antihemofilieglobuline 121
a. lienalis 108, 128 105
antistoffen 132
a. mesenterica inferior 108
antrum 157 159
a. mesenterica superior 108 105
anus 165 165
a. ovarica 108
aorta 94, 106 95, 105
a. pulmonalis 94 95
aorta abdominalis 106 105
a. radialis 106 107
aorta ascendens 106 105
a. renalis 181 181
aorta descendens 106 105
a. subclavia dextra 106 105
aortaklep 96 94
a. subclavia sinistra 106 105
aorta thoracica 106 105
a. testicularis 108
apex 93 95
a. tibialis 110 107
apex pulmonis 201
a. ulnaris 106 107
Apgar-score 437
arteriae arcuatae 181 181
appendix vermiformis 164 164
arteriae bronchiales 202
aqueductus mesencephali 267, 293 292
arteriae carotis externa 106 108
arachno誰dale ruimte 291 291
arteriae carotis interna 106 108
arachnoidea 291
arteriae cerebelli 296 295
arachnoidea mater 291
arteriae coronariae 103, 106 104, 105
arbor vitae 272
arteriae intercostales 108
arcus vertebrae 339
arteriae pulmonales 106
arcus aortae 106 105
arteriae renales 108 105
arcus zygomaticus 335 334
arteriae umbilicales 408 413
a. axillaris 106 107
arteriae vertebrales 106, 296 108, 295
a. basilaris 296 295
arterieel bloed 106
a. brachialis 106 107
arterieel wondernet 182
469
470
arteriële kleppen 94
bifurcatio 108, 199
arteriële pomp 115
bijniermerg 235 234
arteriële portale circulatie 181
bijnierschors 233 234
arteriën 91
bilirubine 119, 172
arteriolen 91
bindweefselmatrix 53
arterioveneuze anastomosen 219 219
biokatalysatoren 34
articulatio 331
blastocyste 405 406
ascensus medullae 421 421
blastulaholte 405 406
aspecifieke afweer 129
blikveld 311
assimilatie 33
blinde vlek 309 310
associatiebanen 251, 256
bloed-liquorbarrière 294
associatieve schorsgebieden 262
bloedantigenen 138
astrocyten 248 249
bloeddruk 101
atelectase 207
bloedgroep 138
atherosclerose 445
bloedplasma 119 120
atlas 341 340
bloedreservoir 128
ATP 38, 43
bloedserum 123
atriale natriuretrische factor 186
bloedstolling 121 121
atrioventriculaire kleppen 94
bloedsuikerspiegel 170
atrioventriculaire knoop 97 98
bloedtransfusie 138 139
atrioventriculaire ritme 97
bloedvatenstelsel 91
atrium 92
borstademhaling 205
atriummyocard 96
borstholte 77
auris externa 319 320
borstklieren 217
auris interna 322 320
bovenste extremiteiten 76
auris media 319 320
bovenste hoorns 197 196
auscultatie 26 25
bovenste slokdarmsfincter 157
autolyse 457
bovenste spronggewricht 351 351
autonoom zenuwstelsel 243
braakcentrum 268
axis 341 340
braakreflex 207, 284
axon 58, 247
brachium 346
B-lymfocyten 133 136
brekende media 311
baringskanaal 433
bronchi lobares 201
basaalmembraan 49
bronchioli 201 200
basale ganglia 251, 257, 260 258
bronchi segmentales 201
basis pulmonis 201
bufferen 187
bekkenbodem 77
buikademhaling 204 205
bekkenholte 77, 349
buikholte 77
bekkeningang 349
buikhuidreflex 286
bekkenuitgang 349
buikpers 366
benige labyrint 322 320
buis van Eustachius 321 320
bètaritme 264
bulbus oculi 308
bicuspidaalklep 95 94
bundel van His 97 98
Register
bursae synoviales 333
centrosoom 44, 45
bursa omentalis 176 175
centrum tendineum 365 363
C-cellen 231
cerebellum 272 273
calcaneus 351 351
cerebrum 255 256
calcitonine 231
cerumen 217, 319
calices 181, 189 180
cervicale lordose 339 340
calor 131
cervix 379 378
canalis centralis 269, 275 276
cervixkanaal 379 378
canalis inguinalis 367 366
cervixprop 432
capillaire druk 117
chemische regelstoffen 66
capillairen 91
chemoreceptoren 298
capillairnetwerk 91
chemosensoren 206
capsula articulare 332 332
chiasma opticum 271, 314 315
capsula interna 257 259
cholecystokinine 163, 236
caput femoris 349 350
cholesterolaanmaak 171
carboxylgroep 147
cholesterolmoleculen 35 35
cardia 157 159
chondrine 55
cartilagines arytenoideae 197 197
chordae tendineae 95 95
cartilago cricoidea 197 196
chorion 407, 408 407
cartilago thyroidea 197 196
chorionholte 407
caudaal 73
chorionvilli 407 407
cauda equina 275, 421 274, 421
choroidea 308 307
cavitas articularis 332 332
chromatiden 45
cavum cranii 334
chromatinedraden 38, 45
cavum oris 151
chromosomen 39 40
cavum tympani 319 320
chylomicronen 164
cavum uteri 379 378
chylus 164
cel 33 34
chylusvaten 164
celademhaling 65
chymase 445
celdifferentiatie 46 46
chymus 160
cellen 232
cilia 50, 301 301
cellen van Leydig 382
cilindrisch epitheel 50 51
cellen van Schwann 250 250
circulaire spierlaag 151 150
cellulaire immuniteit 136
circulatiestelsel 65, 89
cellulose 143
circulus arteriosus cerebri 296
celmembraan 35 35
cirkel van Willis 296
celspecialisatie 46 46
cisterna chyli 125 126
cement 153 153
citroenzuurcyclus 43
centraal 73
claviculae 345 344
centrale vene 169 169
climacterium 450
centrale zenuwstelsel 243 244
clitoris 376 377
centriolen 44, 45
co-enzym 35
centromeer 45
cochlea 322 320
471
472
codons 41
cortex 180, 255 180
coïtus 391
cortex ovarii 377
collageen 53
corticoïden 233
collagene vezels 53 54
corticosteroïden 233
collaterale circulaties 111
cortisol 233 233
colloïd-osmotische waarde 37, 123
costae 344 344
colloïdale oplossing 37
cotyledones 414
collum femoris 349 350
craniaal 73
colon 164
cranium 334
colon ascendens 164 149
cranium cerebrale 334
colon caecalis 164
cranium viscerale 337
colon descendens 165 149
creatinine 188
colon rectalis 165 165
cremasterreflex 286
colon sigmoideum 165 149
crista iliaca 348 347
colon transversum 164 149
crossing-over 385
colostrum 445
crypten 158 158
commissuren 251, 256
cupula 324 324
complementsysteem 131
curvatura major 158 158
computertomografie (CT-scan) 26 27
curvatura minor 157 158
concentratieverschil 36
cutane vaatnetwerk 218
conceptie 393 392
cutis 212
concha auriculae 319 320
cytolyse 135 135
conchae 194, 336 195
cytoplasma 35
conjunctiva 316 316
cytosine 39 40
conjunctivale zakken 316
cytoxische T-cellen 136
contractie 354
D-antigeen 139
contractiele elementen 352
darmflora 165
contractiliteit 57
darmsap 163
cornea 308 307
decussatio pyramidum 268
corneareflex 284
defecatie 166
corpora cavernosa penis 380 381
defecatiedrang 166
corpus 157 159
defecatiereflex 166, 286
corpus amygdaloideum 262 263
delingsfase 44
corpus callosum 256
deltaritme 265 264
corpus ciliare 308 307
dendriet 58, 247 59, 246
corpus geniculatum laterale 314 315
dens 341 340
corpus luteum 378 386
dens caninus 152 152
corpus penis 380
dens cuspidatus 152
corpus spongiosum penis 380 381
dentes incisivi 152 152
corpus sterni 344 344
dentes molares 152 152
corpus uteri 379 378
dentes premolares 152 152
corpus vertebrae 339 340
dentes sapientiae 152
corpus vitreum 310 307
dentine 152 153
Register
depolarisatie 252, 299
draagster 405
dermatomen 280, 408 279
drempelpotentiaal 252
dermis 212, 214 212
driehoekjes van Kiernan 169 169
desaminering 171
droomslaap 265
descensus testes 425
druksensoren 305
desoxyribonucleïnezuur (DNA) 38 40
drukzin 305
desoxyribosemolecuul 39
dubbele bloedsomloop 92
dexter 73
ductuli efferentes 382 387
diafragma 77, 93, 365 93, 363
ductus arteriosus 414 415
diafragma pelvis 367
ductus choledochus 160, 167, 173 167
diafyse 330, 424 423
ductus cysticus 173
diastole 99
ductus deferens 382 387
diastolische bloeddruk 116
ductus ejaculatorius 382 383
diencephalon 265 265
ductus epididymidis 382 387
diepe slaap 265
ductus hepaticus 170, 173 167
differentiatie 439
ductus lymphaticus 125
diffusie 36 37
ductus pancreaticus 160, 166, 173 167
diffusieafstand 36
ductus thoracicus 125 126
diffusieoppervlak 36
ductus venosus 414 415
dipeptidase 146, 163
duodenum 160
diploïd 383
dura mater 290 290
disacharidasen 163
durazak 291 274
disachariden 143
dwarsgestreept spierweefsel 58 57
discus articularis 333
dynamica 74
discus intervertebralis 331, 342 342
ECG 102 100
dissimilatie 33
echografie 28
distaal 73
echoscopie 28 27
distale tubulus 182 182
ectoderm 407 409
distribuerende functie 114
eelt 214
diurese 187
eenlagig plaveiselepitheel 50 51
DNA-molecuul 39
éénsecondewaarde 208 208
Döderlein-bacillen 380
eerste afweerlinie 129 129
dode ruimte 209
eerste harttoon 100
doelwitcellen 224
eerste slaap 265
doelwitorgaan 224
efeliden 214
dolor 131
effecthormonen 227
dominant 402
effectoren 242
Dopplersonografie 28
efferente banen 251
dorsaal 73
efferente informatie 246
dorsaalflexie 74 74
eifollikel 377 386
dorsaalflexoren 369 370
eilandjes van Langerhans 167, 231
dorsale mesenterium 175
eindarteriën 110 111
dorstcentrum 266
eivliezen 408
473
474
eiwitsynthese 171
epidurale ruimte 291 289
eiwitten 145
epifysaire schijven 330, 424 423
ejaculatie 392
epifyse cerebri 229
ejectiefase 101
epifysen 330, 424 423
elasticiteit van de vaatwand 116
epiglottis 156, 197 155, 197
elastine 53
epineurium 250 250
elastisch bindweefsel 54 54
epitheel 49
elastische arteriĂŤn 113 114
erectie 381
elastische vezels 53 54
erogene zones 391
elastisch kraakbeen 55 55
erytrocyten 57, 119 120
elektrische impulsen 66
erytropoĂŤtine 187, 236
elektro-encefalogram 264 264
essentiĂŤle aminozuren 147
elektrocardiogram 102 102
excavatio recto-uterina 176
elektrolyten 122, 147
excavatio rectovesicalis 176
ellipsvormig gewricht 333 333
excavatio vesico-uterina 176
email 152 153
exciterende neurotransmitters 254
embryoblast 405 406
excretie 185
embryogenese 405
exocriene klier 52, 167 52
emissiefase 392
exocytose 38 38
emulgatie 163
exogene factoren 440
endocard 96, 103 95
exorotatie 75
endocardbuis 414
expiratie 205
endocriene cellen 223
expiratoir reserve volume 208 208
endocriene klier 52, 167, 224
expressie 401
endocytose 38 38
expulsiefase 392
endogene factoren 440
extensie 74
endometrium 379 378
externe secretie 52 52
endomysium 352
externus 74
endoplasmatisch reticulum 41 42
exteroceptoren 298
endorotatie 75
exteroreceptoren 298
endoscopie 28
extraperitoneaal 79
endotheel 50
extrapiramidale banen 257, 278 277
energieleveranciers 142
extremiteitsknoppen 410 409
enkelgewricht 351 351
facetgewrichten 339
enkelvoudig onverzadigd vetzuur 145
facies hippocratica 456
enterohepatische kringloop 172 172
fagocytose 38 38
enterokinase 163
falx cerebri 290 290
entoderm 407 409
farynxbogen 151 152
enzymen 34
fascia renalis 179 180
eosinofiele granulocyten 130
fasciale vaatnetwerk 218 219
epicard 96 95
febris 132
epidermis 212 212
feces 164, 166
epididymis 382 383
feedback 225
Register
femur 349 350
fundus 157 159
fenotype 402
fundus oculi 309
fibrine 122, 123
fundus uteri 379, 432 378, 432
fibrinogeen 122, 123
funiculus spermaticus 381 387
fibula 349 350
fuseren 38
fila olfactoria 301 301
fysiologie 25
filtereenheid 182
fysiologisch dode ruimte 209
filtratiedruk 183
fysiologische leeftijd 441
fimbriae 379 378
gal 163, 173
fissura longitudinalis cerebri 255 256
galactose 143
fixatienystagmus 317
galzure zouten 163
flatus 166
gameten 383
flexie 74
gang van Wolff 418 417, 424
flexiereflex 285 285
gangen van M端ller 425 424
foetale fase 411
ganglia 251
foetogenese 411
ganglion 251
follikelcellen 377 386
gastrine 159, 236
follikelstimulerend hormoon 227
gastro-oesofageale sfincter 157 159
fontanellen 423
gaswisseling 202 203
fonticulus anterior 423, 454 422
gebit 152 152
fonticulus posterior 423, 454 422
gebitselementen 152
foramen interventriculare 293 292
gebitsleeftijd 442
foramen intervertebrale 275, 339 340
geboorteligging 412 412
foramen magnum 275, 336 336
geforceerde expiratie 206
foramen obturatum 348 347
gefragmenteerd slaappatroon 451
foramen ovale 414 415
geheugen 262
foramen transversarium 341 340
geheugen-B-lymfocyten 135
foramen vertebrale 339 340
gehoorbeentjesketen 321
formatio reticularis 269
gekruiste strekreflex 285 285
fosfaatmolecuul 39
gemengde zenuwen 250
fosfolipiden 35, 145 35
gen 39, 401
fotopigmenten 313
genetica 400
fotoreceptoren 299
genitalia 376
frontaal vlak 72 72
genitalia externa 376
frontale doorsnede 72
genitalia interna 376
fructose 143
genotype 402
functiesystemen 63, 64
geraamte 327
functio laesa 131
geslachten 375
functionele anatomie 26
geslachtschromosomen 401
functionele fase 44
geslachtshormonen 235
functionele residulongcapaciteit 208 208
gestagene fase 390 389
functionele scoliose 339
gewrichtssensoren 325
fundamentele stofwisselingseenheden 33
gezichtsveld 311
475
476
glad spierweefsel 57, 58 57
gyrus postcentralis 255 256
glandotrope hormonen 227
gyrus precentralis 255 256
glandula lacrimalis 317 316
haarbulbus 216 212
glandula parotis 153 154
haarfollikel 215 212
glandula sublingualis 153 154
haarpapil 216
glandula submandibularis 153 154
haarschacht 216 212
glandula suprarenalis 232 234
haarwortel 216 212
glandula thyroidea 230 230
haarzaksensoren 306 304
glandulae parathyroidea 231 230
halfcirkelvormige kanalen 323 324
glandulae suprarenales 179 180
hals 152 153
glans clitoridis 376
halscellen 158 158
glans penis 380 381
hamstrings 371
gliacellen 248
handpalmarcaden 108 107
gliocyten 58, 248
haplo誰d 383
glomerulus 182 182
harde buiken 433
glottis 156 155
haren 215
glucagon 232 232
hartcapaciteit 102
glucocortico誰den 233
hartcirculatie 103
glucogenese 170
hartfrequentie 103
gluconeogenese 170
hartminuutvolume 102
glucose 143
hartpomp 115
glucosurie 429
hartregulatiecentrum 118, 268
glucuronzuur 172
hartspierweefsel 58 57
glycocalix 36 35
Havers-kanaal 56, 329 56
glycogeen 143, 170
HDL 171
glycogenese 170
hechtsteel 407 407
glycogenolyse 170
heksenmelk 456
Golgi-complex 42 42
hematocriet 119
gonaden 235, 376
hemisferen 255 256
gonadotrope hormonen 229
hemoglobine 119
Graafse follikel 377 386
hemostase 122
granulae 119
hepar 167 167
granulationes arachnoidales 294 291
hersenstamreflexen 285
granulocyten 119 120
heterolateraal 278 277
grensstreng 288 287
heterolateraal horizontale banen 279 278
grijze stof 250
heterolateraal opstijgende banen 278 278
groei 439
heterozygoot 401
groeifase 44
hilus 78 78
groeihormoon 229
hippocampus 262 263
groeisnelheid 453
histamine 118, 122, 131, 237
groeispurt 453
histologie 49
guanine 39 40
hoestcentrum 268
gyri 255
hoestreflex 207, 284
Register
holistische benadering 32
immunologie 129
homeostase 64
immuunsysteem 132
homolateraal 277 277
impuls 58, 252
homolateraal horizontale banen 279 278
impulsgeleiding 252 252
homolateraal opstijgende banen 278 278
incisie 214 215
homologe chromosomen 383
incus 321 320
homozygoot 401
indaling 433
hongercentrum 267
inferior 73
hoofd 76
inflammatio 131
hoofdbronchiën 199 200
infundibulum tubae uterinae 379 378
hoofdcellen 158 158
inhiberende neurotransmitters 254
hormonale regulatie 159
inhibiting hormones 227
hormonale stelsel 66, 89
insnoeringen van Ranvier 59, 247 59, 246
hormonen 52
inspectie 26 25
hormoon-receptorcomplex 224 224
inspiratie 204
huid 65, 89
inspiratoir reserve volume 208 208
huidkleur 214
instelreflex 284, 317
huidlijsten 214
insula 255
hulpademhalingsspieren 205
insuline 232 232
humaan choriongonadotrofine 427
integratie 66
humaan chorionsomatomammotrofine 429
intelligentieleeftijd 442
humane genoom 401
intercalaire schijven 58
humerus 346 345
interferonen 131
humorale immuniteit 133 134
interleukines 136 136
hyalien kraakbeen 55 55
interlobaire arteriën 181 181
hydrocortison 233
interlobulaire arteriën 169, 181 169, 181
hydrofiel 35
interlobulaire galgangen 169 169
hydrofoob 35
interlobulaire ruimten 169 169
hymen 376 378
interlobulaire venen 169 169
hypothalamus 266 265
intermediaire stofwisseling 170
hypothalamus-hypofysesysteem 225 228
interne secretie 52, 223
IF-B12-complex 159
interneuronen 248 247
IgA-antistoffen 133
internus 74
IgD-antistoffen 134
intero(re)ceptoren 298
IgE-antistoffen 134
interstitiële-cellenstimulerend hormoon 229
IgG-antistoffen 133
interstitiële cellen 382
IgM-antistoffen 133
interstitiële vloeistof 64
ijzeratoom 119
intestinum tenue 160
ileum 161 149
intraperitoneaal 78
immissio penis 391
intraperitoneale organen 174
immunisatie 138
intrinsic factor 159
immuniteit 132
involutio uteri 438
immunoglobulinen 123, 132 135
inwendige spildraai 435
477
478
iris 308 307
kniepees 371 368
isovolumetrische fase 99
kniepeesreflex 286 286
istmus 230
kogelgewricht 333 333
jejunum 161 149
kokhalsreflex 156, 284
junctura 331
kom 331 332
junctura cartilaginea 331
koolhydraten 142
junctura fibrosa 331
kop 331 332
juxtaglomerulaire cellen 183 186
korte beenderen 331
juxtaglomerulaire complex 186 186
kortetermijngeheugen 263
kaliumefflux 252
koudesensoren 305
kalkzouten 56
kristallo誰d-osmotische waarde 37, 122
kamerwater 310
kroon 152 153
kanaal van Schlemm 311 310
kroonnaad 423, 454 422
kapsel 126 126
kruisbanden 349 350
kapsel van Bowman 182 182
kubisch epitheel 50 51
karyogram 401 401
Kupffer-cellen 130, 169
katabole reacties 33
kwadrant 152 152
katalysator 33
kyfose 339
kauwen 154
labia majora 376 377
kauwspieren 151, 356
labia minora 376
kegeltjes 313 314
laboratoriumonderzoek 26
keratine 213
lactase 143
kern 251
lactatie 445
kernmembraan 38
lactose 143
kerntemperatuur 173, 219 220
lactotroop hormoon 229
kiembladen 405
lamellaire bouw 328
kiemschijf 407 409
lamina propria mucosae 150 150
kieuwbogen 410 418
langetermijngeheugen 263
killercellen 130
langzame spiervezels 354
klank 196
lanugo 411
klankvorming 196
laryngopharynx 156
klappertanden 221
larynx 196 194
kleppen 114
lateraal 73
klep van Bauhin 164 164
laterale meniscus 349 350
kleuterfase 442
lateroflexie 74
klieren 51
LDL 171
klieren van Bartholin 376
ledematen 76
klieren van Brunner 161
lengtedoorsnede 73
klieren van Cowper 380
lens 310
klierweefsel 50
lensbanden 309, 310 307
klievingsdeling 405
leren 440
klonale expansie 133
leukocyten 57
kniebanden 349
leukocytose 132
Register
leukodiapedese 119
lobus frontalis 255 257
levensverwachting 441
lobus occipitalis 255 257
leverhilus 168
lobus parietalis 255 257
lichaampje van Malpighi 182 182
lobus temporalis 255 257
lichaampjes van Krause 305 304
locus 401
lichaampjes van Ruffini 305 304
lokale vasoconstrictie 121
lichaampjes van Vater-Pacini 305 304
longcirculatie 92 92
lichaamsas 327
longfunctiegrootheden 208
lichaamscirculatie 92 92
longitudinale doorsnede 73
lichaamslengte 441
longitudinale spierlaag 151 150
lichaamsvlakken 72 72
longkwab 201 200
lidslagreflex 316
longsegment 201
Lieberk端hn-crypten 161 162
longtrechtertjes 201 200
lien 128
lordose 339 340
ligamenta 332
losmazig bindweefsel 54
ligamenta flava 342 343
luchtstroming 220 221
ligamenta interspinalia 342 343
lumbale lordose 339 340
ligamenta intertransversaria 342 343
lumen 73
ligamentum falciforme hepatis 167 175
lunula 216 217
ligamentum inguinale 367 366
lute誰niserend hormoon 229
ligamentum latum uteri 379 378
lymfatische systeem 91, 125 126
ligamentum longitudinale anterius 342 343
lymfatisch weefsel 125
ligamentum longitudinale posterius 342 343
lymfe 125
ligamentum recto-uterina 379
lymfecapillairen 125
ligamentum supraspinale 342 343
lymfecapillairnetwerken 125
ligamentum teres uteri 379 378
lymfefollikels 127 126
ligamentum teres hepatis 167
lymfeknopen 126 126
lijkvlekken 457
lymfestam 125
limbische systeem 262 263
lymfevatenstelsel 125 126
limbus corneae 308 307
lymfocyten 121 120
linea alba 366 365
lymfo誰de organen 125
lingua 154 154
lysosomen 44
lipase 145, 163
lysosoommembraan 44
lipiden 143
lysozym 129
lipogenese 170
maagsap 158
lipolyse 171
maagstraat 158
lippen 151
macrofagen 53, 119, 130
liquor 294
macula lutea 309 310
liquor cerebrospinalis 292
magnetic resonance imaging (MRI-scan) 26 27
liquor seminalis 382
malleus 321 320
lis van Henle 182 182
maltase 143
lobulus hepaticus 169 169
maltose 143
lobus 255
mammae 218
479
480
mandibula 152, 338 338
menstruatiefase 390
manubrium 344, 345 344
menstruele cyclus 388 389
manus 347
merg 126 126
mastocyten 131
mergholte 330 330
matrix 52
mergpiramiden 180
maxilla 152, 337 338
mergsinussen 127 126
mechanoreceptoren 298
mergstralen 180
mechanosensoren 305
mesencephalon 267 267
meconium 446
mesenterium 174 175
mediaal 73
mesenterium dorsale commune 417 416
mediaanvlak 73 72
mesenterium ventrale 417
mediale meniscus 349 350
mesoderm 407 409
mediastinum 77, 92 93
mesotheel 50
mediastinum testis 382
messenger-RNA (mRNA) 39 41
medulla 180, 255 180
metabolisme 33
medulla oblongata 268 267
microgliocyten 249
medulla spinalis 275
microvilli 50, 161 162
meervoudig onverzadigd vetzuur 145
mictie 191
meiose 383 384
mictiereflex 191, 286
meiose I 385 384
milia 448
meiose II 385 384
milieu extérieur 64
melanine 213
milieu intérieur 64
melanocyten 213
milt 128 126
melanocytenstimulerend hormoon 229
miltfollikels 128
melatonine 229
miltsinussen 128
melkklieren 218 218
mimische spieren 356 347
membraan 36
mineralocorticoïden 233
membraan van Corti 322 320
mitochondriën 43 42
membraaneiwitten 36
mitose 44 45
membraanporiën 36 35
mmHg 101
membraanpotentiaal 251 251
mondbodem 151
membrana basilaris 322 320
monddak 151
membrana fibrosa 332 332
monocyten 119 120
membrana interossea antebrachii 346
monosacharide 143, 164
membrana interossea cruris 349
monosynaptische reflexen 284
membrana synovialis 332 332
mons veneris 376
membrana tympani 319 320
morula 405 406
membranae interosseae 331
motorische eenheid 354 355
meningeale bloedvaten 296
motorische eindplaatjes 255
meninges 289 291
motorische geheugen 263
menisci 333, 349
motorische homunculus 259 260
menopauze 450
motorische neuronen 248 247
menstruatie 388
motorische output 242
Register
motorische schorsgebieden 258 261
m. temporalis 356 347
motorische somatotopie 259 260
m. tibialis anterior 371 368
motorische stelsel 68, 90
m. transversus abdominis 366 365
motorische voorhoorn 275
m. trapezius 358, 369 359
motorische voorwortel 275 276
m. triceps brachii 369 370
mucineus 153
m. triceps surae 371
mucosa 150 150
m. vocalis 198 199
muscularis 151 150
musculi bulbi 317, 356
muscularis mucosae 150 150
musculi intercostales 363 360
musculeuze arteriĂŤn 114
musculi intercostales externi 204, 363
m. biceps brachii 369 368
musculi intercostales interni 206, 363
m. biceps femoris 371 370
musculi papillares 95 95
m. buccinator 356 347
musculus 352
m. ciliaris 308 307
musculus erector pilorum 216 212
m. constrictor pupillae 309 308
myeline 59, 249
m. cremaster 381
myelineschede 59, 247, 249 246, 249
m. deltoideus 369 362, 368
myocard 96 95
m. dilatator pupillae 309 308
myofibrillen 57, 352 353
m. erector pilorum 216 212
myometrium 379
m. erector spinae 358 347, 359
myosine 354 353
m. gastrocnemius 371 370
myosinefilamenten 57
m. gluteus maximus 371 370
myotoom 280, 408
m. iliacus 371
Na/K-pomp 252
m. iliopsoas 371 368
nabijheidspunt 312 312
m. latissimus dorsi 369 362
naevus maternus 214
m. levator ani 367 367
nageboorte 435 436
m. levator palpebrae 316 316
nagelbed 216 217
m. masseter 356 347
nagelmatrix 216 217
m. obliquus externus abdominis 366 365
nagelriem 216 217
m. obliquus internus abdominis 366 365
nagels 216
m. pectoralis major 369 364
nagelwal 216 217
m. pectoralis minor 367 368
nagelwortel 216
m. psoas 371
nasopharynx 156
m. quadriceps femoris 371
natriumbicarbonaat 163
m. rectus abdominis 365 365
natriuminflux 252
m. semimembranosus 371 370
naweeĂŤn 438
m. semitendinosus 371 370
nefron 181 182
m. soleus 371 368
negatieve adaptatie 300
m. sphincter ani externus 165 165
neonatale fase 442
m. sphincter ani internus 165 165
neonatus 437
m. sphincter urethrae 190 189
N. abducens 271 270
m. sphincter vesicae 190 189
N. accessorius 272 270
m. sternocleidomastoideus 358 347
N. facialis 271 270
481
482
n. femoralis 282 282
niesreflex 207, 284
N. glossopharyngeus 272 270
niet-essentiĂŤle aminozuren 147
N. hypoglossus 272 270
niet-verhoornend plaveiselepitheel 50 51
n. ischiadicus 282 282
noradrenaline 118, 235
n. laryngeus recurrens 199
nucleĂŻnezuur 38
n. medianus 282 281
nucleoli 39
N. octavus 272 270
nucleoplasma 38
n. oculomotorius 271 270
nucleotide 39
N. olfactorius 271 270
nucleus 38, 251 39
N. opticus 271 270
nucleus caudatus 257 259
n. phrenicus 206, 282 283
nucleus lentiformis 257 259
n. radialis 282 281
nucleus pulposus 342 342
n. spinalis 280
nucleus ruber 268
N. statoacusticus 272 270
occlusie 152
N. trigeminus 271 270
oerdarm 416
N. trochlearis 271 270
oernier 418
n. ulnaris 282 281
oesophagus 157
N. vagus 79, 272 287
oestradiol 235
N. vestibulocochlearis 272 270
oestrogeen 234, 377
nervi 250
oestrogene fase 390 389
nervi accelerantes 97
oestrogene hormonen 235
nervi craniales 271 270
olecranon 346
nervi intercostales 206
oligodendrocyten 249 249
nervi thoracici 282 283
olivae 268
nervus 250
omentum majus 175 175
neurale buis 408 409
omentum minus 167, 175 175
neurale groeve 408 409
omkeerlens 311
neuriet 58, 247 59
omzetting van vetzuren 171
neurilemma 59
onderhuids vetweefsel 215
neuroglia 59, 248
onderste extremiteiten 76
neurohypofyse 225 228
onderste hoorns 197 196
neuron 58, 247 59, 246
onderste spronggewricht 351 351
neurosecretie 226
onregelmatige beenderen 331
neurosecretoire cellen 223 228
ontbinding 457
neurotransmitter 254
ontsluiting 433 436
neus 300 301
ontsluitingsweeĂŤn 433
neusgangen 194 195
ontspanningsfase 392
neusholte 194 194
ontsteking 131
neutrofiele granulocyten 130
ontstekingsmediatoren 131
nidatie 405 406
onverzadigde vetzuren 145
nierhilus 179 180
onvoorwaardelijke reflexen 283
nierkapsel 180 180
onwillekeurig spierweefsel 58
nierpapil 180 180
onwillekeurig zenuwstelsel 243
Register
oĂśgenese 385 386
ossa metatarsi 351 350
oogharen 316
ossa nasales 337
oĂśgonium 385
ossa tarsi 351 350
opbouwstofwisseling 33
osmoregulatie 185 185
oplosmiddel 64, 148
osmose 36 37
opponeren 75, 347
osteoblasten 329
opstijgende banen 246
osteoclasten 329
optimumtemperatuur 34
osteocyten 329
optische as 308
osteonen 56, 329 56
opvliegers 456
osteoporose 455
opwindingsfase 391
ostium uteri 379 378
orbitae 315
otolieten 323 324
orgaanstelsels 63, 64
ouderdom 443
orgaan van Corti 322 320
ouderdomsverziendheid 451
organellen 35 34
ovale venster 321
organisch 142
ovaria 376 378
organogenese 405
overgang 450
orgasme 392
overgangsepitheel 50 51
orgastische fase 392
ovulatie 377
oropharynx 156
ovulatoire cyclus 390
os 328
oxytocine 227, 433
os coccygis 342 340
P-top 102 102
os ethmoidale 194, 336 337
pacemaker 97
os frontale 335 335
palatum 151 152
os hyoideum 154, 197 194
palatum durum 151, 338 155
os ilium 347 347
palatum molle 151 155
os ischii 347 347
palmairflexie 74 74
os lacrimale 337 338
palmairflexoren 369 368
os naviculare 351 351
palpatie 26 25
os occipitale 336 337
palpebrae 315
os parietale 335 334
pancreas 166 167
os petrosum 336 336
pancreassap 163
os pubis 347 346
papil van Vater 160, 167 167
os sacrum 342 340
papilla mammae 218 218
os sphenoidale 194, 336
papillae corii 214 212
os temporale 335
papillae filiformes 302
os zygomaticum 337
papillae fungiformes 302
ossa 328
papillae linguales 302
ossa carpi 347 345
papillae vallatae 302
ossa coxae 347 347
parasympathicus 288 287
ossa digitorum manus 347 345
parasympathische systeem 245, 288 245
ossa digitorum pedis 351 350
parathormoon 185, 231
ossa metacarpi 347 345
parathyroĂŻd hormoon 231
483
484
pariĂŤtale blad 78 78
peuterfase 442
pars prostatica 190, 382 383
pH-buffer 123
pars spongiosa 190
pharynx 156, 196 194
partus 433
pia mater 291 291
Pascal 101
pijlnaad 423, 454 422
passageaire stoffen 123
pijnreceptoren 299
passief transport 36
pijnsensoren 306
passieve immunisatie 138
pijnzin 306
passieve vullingsfase 99 99
pijpbeenderen 330
patella 349 350
pinealocyten 229
pathogenen 129
pinocytose 38 38
pedunculi cerebellares 272
piramidebanen 257, 277 277
pedunculi cerebri 267
plaatepitheel 50
peessensoren 325
placenta 413, 427 413, 437
pelvis 347
plantairflexie 75 74
pelvis major 349
plaque 445
pelvis minor 349
plaques van Peyer 127
pepsine 146, 158
plasma 57
pepsinogeen 158
plasma-eiwitten 123
peptidebinding 145
plasmacellen 133
peptidehormonen 225
plasmamembraan 35
percussie 26 25
plateaufase 391
pericard 78, 96 95
platte beenderen 330
pericardholte 78, 96 95
pleura 78, 201
perifeer 73
pleuraholte 78, 201
perifere weerstand 116
pleura parietalis 78, 201
perifere zenuwstelsel 243
pleurasinus 202
perilymfe 322
pleura visceralis 78, 201
perimetrium 379
plexus 281
perimysium 352 353
plexus brachialis 281
perineum 376
plexus cervicalis 281
perineurium 250 250
plexus cervicobrachialis 282 280
periost 328
plexus choroideus 294 293
perirenaal vet 179 180
plexus lumbosacralis 281 280
peristaltiek 151
polsgewricht 346 345
peritoneale ruimten 175
polsgolf 113
peritoneum 78, 174
polysachariden 143
peritoneumholte 174 175
polysynaptische reflex 284
peritoneum parietale 78, 174 175
pons varoli 268 267
peritoneum viscerale 78, 174 175
poollichaampje 385 386
permeabel 36
portale circulaties 111 111
perspiratie 217
portio 379 378
pes 351
positieve adaptatie 300
Register
posterior 73
ptyaline 153
PQ-segment 102 102
puberteitsfase 443
prematuur 412
puerperium 438
premotorische schors 260
pulmonalisklep 96 102
preperitoneaal 78
pupil 308 307
preperitoneale organen 174
pupilreflex 284
preputium clitoridis 376
pus 131
preputium penis 380 381
pyelum 181, 189 180
prevertebrale ganglia 288 287
pylorus 157 159
prikkel 251
pyrogenen 132
prikkeldrempel 299
QRS-complex 102 102
prikkelgeleidingssysteem 96 98
quadriceps 371
primaire auditieve schors 262 261
RAAS 186, 236
primaire geslachtskenmerken 375
radiaalabductie 75 75
primaire geuren 302
radiatio optica 314 315
primaire immuunreactie 135
radius 346 345
primaire motorische schors 258 261
radix penis 380
primaire o旦cyten 385 386
randsinus 127 126
primaire optische schors 262 261
reabsorptie 183
primaire sensorische schors 260 261
reactiespecifiek 34
primaire spermatocyten 387 387
receptor 297
processus 339
receptoreiwit 36 35
processus articulares 339 340
receptorpotentiaal 299
processus mastoideus 335 334
recessief 402
processus spinosus 339 340
rechte oogspieren 317, 356 316
processus transversi 339 340
reduceren 63
processus xiphoideus 344 344
reflex 282
profundus 74
reflexboog 284
progesteron 236, 378
reflexcentrum 284
prolactine 229, 438
reflex van Hering-Breuer 206
proliferatiefase 390 389
reflex van Str端mpell 286
promontorium 339 340
refractaire periode 253
pronatie 75 75
regionale lymfeknopen 126 126
proprio(re)ceptoren 298, 323
rekkingsgevoelige sensoren 206
prosecretine 160, 236
relaxatie 354
prostaat 382 381
relaxatiefase 101
prostaglandines 237, 433
releasing hormones 227
prote誰nasen 146
remslaap 265
prote誰nen 145
ren 179
protrombine 122
renine 118, 186, 236
proximaal 73
renine-angiotensine-aldosteronsysteem 186, 236 186
proximale tubulus 182 182
repolarisatie 252
psychosomatische eenheid 32
reponeren 75
485
486
residuale volume 208 208
sagittaal vlak 72 72
resorptie 163
sagittale doorsnede 73
restdruk 117
saltatoire impulsgeleiding 253
resusantigeen 139
scala media 322 320
rete testis 382 387
scala tympani 322 320
reticulair bindweefsel 55
scala vestibuli 322 320
reticulinevezels 53
scapulae 345 344
reticulo-endotheliaal systeem 169
schakelcellen 248
reticulumcellen 55
schakelingen 246
retina 309 307
scharniergewricht 333 333
retinaculum 369 368
schede van Schwann 59, 250 59, 250
retroflexie 74 74
schedelbasis 335
retroperitoneaal 78
schedeldak 335
retroperitoneale organen 174
schedelholte 77
reukepitheel 194, 300
schedelnaden 423
reuksensoren 300 301
schemerzintuig 313
reukslijmvlies 300
schiltemperatuur 219 220
reukzin 300
schoolkind 443
ribonucleĂŻnezuur (RNA) 39 42
schorsgebied 258
ribose 143
schoudergordel 345 344
ribosomaal-RNA 41
schuine oogspieren 317, 356 316
ribosomen 41 42
sclera 308 307
rigor mortis 457
sclerotoom 408
rijping 440
scrotum 381 381
rillen 221
secretie 154
ring van Waldeyer-Hartz 127 127
secretiefase 390 389
RNA-molecuul 39
secretine 160, 163, 236
rode pulpa 128
secundaire auditieve schors 262 261
rodopsine 313
secundaire geslachtskenmerken 375
rolgewricht 334 333
secundaire immuunreactie 135
romp 76
secundaire motorische schors 260 261
ronde venster 321
secundaire oĂścyt 385 386
rĂśntgenstraling 26 27
secundaire optische schors 262 261
rubor 131
secundaire sensorische schors 261 261
ruggenmergsegment 275 274
secundaire spermatocyten 387 387
ruimte van Douglas 176
seksen 375
rustpotentiaal 251
seksuele leeftijd 442
S.I.-gewricht 348 347
semipermeabele 36
sacculus 323 324
sensibele achterhoorn 275 276
sacharase 143
sensibele achterwortel 275
sacharose 143
sensibele neuronen 248 247
sacrale kyfose 339 340
sensibiliteit 304
sacro-iliacaal gewricht 348
sensor 67, 212, 242, 297
Register
sensorische geheugen 263
smaakpapillen 154
sensorische homunculus 261 260
smaaksensoren 154, 302 303
sensorische input 242
smaakzin 302
sensorische somatotopie 261 260
snelle spiervezels 354
sensorische stelsel 68, 89
somatomedine 229
sensorpotentiaal 299
somatotroop hormoon 229
septum cordis 94 95
somatotropine 229
septum interatriale cordis 94
somieten 408 409
septum interventriculare cordis 94
soorthandhaving 68
septum nasi 194, 336
specialisatie 439
septum penis 380
specifieke gevoeligheid 300
sereus 153
specifieke gewaarwording 300
sereuze holten 77
speeksel 153
sereuze vliezen 77
speekselklieren 153
serosa 151 150
speekselreflex 284
serotien 412
sperma 393
Sertoli-cellen 387
spermatiden 387 387
sesambeen 349
spermatogenese 387 387
sfincter 157
spermatogonia 387
sfincter pylori 157 159
spermatozoa 382, 387 387
sinister 73
sphincter Oddii 160
sinus coronarius 104, 110 104
spierantagonisme 356
sinus ethmoidalis 336
spierbuik 352 353
sinus frontalis 335
spierfascie 76, 352 77
sinus paranasales 194 195
spierpomp 115 115
sinus sphenoidalis 336
spierspoelen 324 325
sinus urogenitalis 418
spierspoelreflex 285, 324
sinusknoop 96 98
spierteugels 154, 358 154, 347
sinus maxillaris 338
spiervezels 58, 352 353
sinusoĂŻden 169 169
spijsverteringsstelsel 65, 89
sinusritme 97
spina iliaca anterior superior 348 347
skelet 76, 327 328
spina scapulae 345 344
skeletleeftijd 441
spinale ganglion 251, 275 276
skeletspieren 58
spinale reflexen 285
slaapcentrum 269
spinale zenuwen 275
slagvolume 103, 116
spiraalarteriĂŤn 427 413
slapen 264
spirometer 208
slijm 159, 163
splijtlijnen 214 215
slijmvlies 50, 194
splijtrichting 214 215
slikken 156 155
spoeldraden 45
slikreflex 156, 284
spoorelementen 147
slokdarmarteriĂŤn 157
spraakcentrum van Broca 260 261
smaakknoppen 302 303
spraakcentrum van Wernicke 262 261
487
488
ST-segment 102 102
suturae 331, 334
staafjes 313 314
symbiose 166
stamcellen 47 46
symfyse 190 188
standaardmens 31
sympathicus 286 287
stapes 321 320
sympathische systeem 243, 286 245
statica 74
symphysis pubica 190, 331, 348 247
statolieten 323
synaps 253 253
stemspleet 198
synapsblaasjes 253 253
stercobiline 173
syncytium 58
stereoscopie 314
synergisten 355
sternum 92, 344 344
synovia 332
stero誰den 145
synthese 32
stero誰dhormonen 224 224
systemische reactie 132
steuncellen 248
systole 99
stolsel 121
systolische bloeddruk 116
straf bindweefsel 54 54
T-geheugencellen 136
straf gewricht 334 333
T-helpercellen 136 136
stratum basale 213 213
T-lymfocyten 133
stratum corneum 213 213
T-suppressorcel 138
stratum germinativum 213
T-top 102 102
stratum granulosum 213 213
taeniae coli 165 164
stratum lucidum 213 213
talg 217
stratum papillare 214 212
talgklier 217 212
stratum reticulare 214
talus 351 351
stratum spinosum 213 213
tandformule 152 152
stress 233 234
tandholte 153
striae gravidarum 429 429
tandpulpa 153 153
subcutis 212, 215
tastlichaampje van Merkel 306 304
subepitheliale venenplexus 218
tastlichaampjes van Meissner 306 304
submucosa 150 150
tastzin 306
subpapillaire vaatnetwerk 218 219
tekenen 434
subperitoneaal 78
teken van Chadwick 432
subperitoneale organen 174
temperatuur 36
substantia compacta 56, 329 56, 330
temperatuurcentrum 266
substantia nigra 268
temperatuurregulatiecentrum 268
substantia spongiosa 56, 329 56, 330
temperatuurspecifiek 34
sulci 255
tendo 355
sulcus centralis 255 256
tendo Achillis 371
sulcus lateralis 255 257
tendo calcaneus 371 370
superficialis 74
tensie 101
superior 73
tentorium cerebelli 290 290
supinatie 75 75
tepelhof 218 218
suprachiasmatische kern 229, 267
terminale haar 216
Register
Terminologia Anatomica 30
transportmedium 148
terugtrekreflex 285
transversaal vlak 72 72
testes 381 381
transversale doorsnede 72
testosteron 236
tri-jodothyronine 230
tetra-jodothyronine 230
tricuspidaalklep 94 94
thalamus 266 265
triglyceriden 143
thermoreceptoren 298
trilhaarepitheel 50 51
thermosensoren 305
triplet 39 41
thètaritme 265 264
trochanter major 349 350
thoracale kyfose 339 340
trochanter minor 349 350
thorax 77, 92, 344
trofoblast 405 406
thymine 39 40
trofoblastcellen 405 406
thymocyten 128, 133
trombine 122
thymus 128 126
trombocyten 57
thyroĂŻdstimulerend hormoon 227
tromboplastine 122
tibia 349 350
tromboplastinogeen 121, 122
toeschietreflex 227, 438
tromboxaan 237
tong 302 303
truncus brachiocephalicus 106
tongamandel 154
truncus cerebri 267 367
tongriem 154
truncus coeliacus 108, 128 105
tongspieren 356
truncus intestinalis 125
tonsilla lingualis 127 127
truncus lumbalis 125
tonsilla palatina 127 127
truncus lymphaticus 125
tonsilla pharyngealis 127 127
truncus pulmonalis 94, 106 95
tonsillen 151 152
trypsine 146, 163
topografie 71
trypsinogeen 163
totale longcapaciteit 208 208
tuba uterina 379 378
toxinen 133
tuber ischiadicum 348 347
traanapparaat 317
tubulus contortus I 182
traanfilm 318
tubulus contortus II 182
traankanaaltjes 318
tumor 131
traanreflex 284
tunica adventitia 113 113
traanvocht 317
tunica intima 113 113
traanzak 318 318
tunica media 113 113
trabekels 126 126
turgor 214
trachea 199 200
Turkse zadel 336 336
tractus 251
tussencelstof 49
tractus opticus 314 315
tweede afweerlinie 130
transaminering 171
tweede harttoon 101
transpiratie 217
uitdrijving 434 436
transport-RNA (tRNA) 41 41
uitwendige gehoorgang 319 320
transportenzym 37 37
uitwendige spildraai 435
transportfunctie 91, 113
ulna 346 345
489
490
ulnairabductie 75 75
v. portae 110, 128, 168 110, 168
ultrafiltratie 183
v. renalis 181 181
uracil 39 41
v. umbilicalis 408 413
ureter 181, 189 180
venae coronaria 104 104
urethra 190
venae hepaticae 168
ureum 172, 188
venae pulmonales 94
urine 187
venen 91
urinewegen 188
veneuze druk 117
urinewegstelsel 65, 89
ventilatie 204
urinezuur 188
ventraal 73
urobiline 173, 188
ventrale mesenterium 175
urobilinogeen 173, 188
ventriculi cerebri 292 292
uterus 379 378
ventriculi laterales cerebri 292 292
utriculus 323 324
ventriculus 157
uvula 151 152
ventriculus quartus cerebri 294 292
vaatvlies 291
ventriculus tertius cerebri 293 292
vaatzenuwstreng 106
ventrikel 92
vagina 379 378
ventrikelmyocard 96 95
vagina musculi recti abdominis 366 364
ventrikelmyocardritme 97
vagina tendinis 355
ventrikelsystolische fase 99 99
valse ribben 344 344
venulen 91
valse stembanden 198 199
verbeningskernen 423
valva bicuspidalis 95
verdamping 220 221
valva ileocaecalis 164
vergrijzen 443
valva mitralis 95
verhoornend plaveiselepitheel 50
valva tricuspidalis 94
vernauwingen 157
valvulae semilunares 96
vernix caseosa 411
vas afferens 182 182
verslikken 156
vas efferens 182 182
versterkte lumbale lordose 432
vasoconstrictie 114, 116, 221
verstijving van de slagaders 444
vasodilatatie 114, 116, 131, 220
verstrijken 434
vasomotorisch centrum 118, 268
vertebrae 339
vasopressine 118
vertebrae cervicales 341 340
vegetatieve functies 65 66
vertebrae coccygeae 342
vegetatieve integratie 66, 243 66, 244
vertebrae lumbales 341 340
vegetatieve orgaanstelsels 65 66
vertebrae sacrales 342 340
vegetatieve sensoriek 67, 298
vertebrae thoracales 341 340
vegetatieve zenuwstelsel 66
vertepunt 312 312
vellushaar 216
verzadigde vetzuren 145
v. cava inferior 94, 110 95, 104, 110
verzamelbuis 183 182
v. cava superior 94, 110 95, 104
vesica fellea 168, 173 167
v. jugularis interna 296
vesica urinae 190 189
v. lienalis 128
vesiculae seminales 382 383
Register
vestibulum 323
warmtesensoren 305
vestibulum vaginae 376 377
water 158, 163
vetoplosbare vitaminen 147
wateroplosbare vitaminen 147
vetweefsel 54
weefsel 49
vetzuren 164
weefselherstel 122
vezelig kraakbeen 56 55
weefselhormonen 236
vezels van Purkinje 97 98
weefselvocht 64
villi 161 162
weke delen 76
viscerale blad 78 78
wenkbrauwen 315
viscositeit 36, 64
wervelkanaal 77
vitale longcapaciteit 208 208
willekeurige zenuwstelsel 245
vlak gewricht 334 333
willekeurig spierweefsel 58
VLDL 171
windketelfunctie 113 114
vliezige labyrint 322 324
witte pulpa 128
voedingsstoffen 142
witte stof 250
voetgewelven 351 352
wondvocht 122
voetzoolreflex 286
wortel 152 153
volgreflex 317
X-chromosomale allelen 403
Volkmann-kanalen 329
X-chromosomen 401
volkomen ontsluiting 434
Y-chromosoom 401
volwassenheid 443
zaadbuisjes 382 387
vomer 337 338
zadelgewricht 333 333
voorhoorns 275
zelfhandhaving 68
voornier 418 417
zenuwstelsel 89
voorste gehemeltebogen 151
zetmeel 143
voorste oogkamer 310 310
zijhoorns 275 276
voorstreng 277 276
zijstrengen 277 276
voortplantingsstelsel 68, 90
zindelijk worden 446
voorurine 183
zintuigen 298
voorwaardelijke reflexen 283
zona pellucida 393 393
vorming van lipoprote誰ne 171
zoutzuur 158
vrije zenuwtakken 306 304
zuchtreflex 207
vruchtvliezen 408
zuigelingfase 442
vruchtzak 434
zuurgraadspecifiek 34
vullingstoestand 116
zuurstofarm bloed 106
vulva 376
zuurstofrijk bloed 106
wandcellen 158 158
zwangerschapslusten 429
wangen 151
zwangerschapsmasker 430 430
ware ribben 344 344
zweetklier 217 212
ware stembanden 198 197
zwellichamen 380
warmte-uitstraling 220 221
zwevende ribben 344 344
warmtebuffer 64, 122, 148
zygote 393 393
warmtegeleiding 220 221
491
direct de functie betrokken wordt. De informatie die wordt gegeven is erop gericht om meer inzicht te krijgen in de mens als totaliteit. De tien te onderscheiden orgaanstelsels van de mens vinden in deze totaliteit een logische plaats; in deel 1 worden ze geïntroduceerd, in deel 2 worden ze één voor één uitvoerig besproken en in deel 3 staat de ontwikkeling centraal. Tekst en illustraties in dit boek gaan hand in hand; deze samenhang bevordert het leerproces. Anatomie en fysiologie geven fundamentele informatie over de mens. En dus ook over jezelf.
Anatomie en fysiologie van de mens
Dit boek bespreekt de bouw van het menselijk lichaam waarbij
Anatomie en fysiologie van de mens Ludo Grégoire Agnes van Straaten-Huygen Rogier Trompert