Conceptmateriaal - Libre Service - Onderbouw - 2024

Page 1


Bladerboek Libre Service onderbouw

Concept en voorbeeldmateriaal

Inleiding

ThiemeMeulenhoff werkt aan de herziening van de lesmethode Libre Service voor de onderbouw. Een nieuw ontwerp is gemaakt op basis van de visie van ThiemeMeulenhoff op effectieve didactiek en op basis van marktonderzoek. Een unité van Libre Service onderbouw is uitgewerkt als concepthoofdstuk om het nieuwe ontwerp te visualiseren. Lesmateriaal dat online komt te staan is niet meegenomen in deze visualisatie.

Samenvatting

De belangrijkste uitgangspunten van het nieuwe ontwerp zijn: Overzichtelijk houden

• De gewaardeerde strakke structuur verstevigen

• De basis in het boek en de rest online

• Minder bronmateriaal en minder opdrachten

• Elke paragraaf behelst één afgeronde leseenheid/ lessenserie

Effectief leren incorporeren

• Digitale interactieve lesopening in de mise en route

• Afsluiting met een billet de sortie

• Aandacht voor motivatie en relevantie

• Aandacht voor formatieve evaluatie en de feedbackcyclus

Digitale mogelijkheden benutten

• De paragraaf Écrire als extra taak online

• Theorie Grammaire als manuel online

• Oefeningen grammatica en woordenschat online

• Onbeperkt digitaal oefenen (AI)

• Differentiatie in het Menu au choix als creatieve en actuele productietaken op/onder/boven niveau online (vgl lesbrieven)

Kenmerken Libre Service

Libre Service is een methode voor het leren van Frans in het voortgezet onderwijs met een kenmerkende doorlopende leerlijn van de onderbouw naar de bovenbouw. De doorlopende leerlijn bestaat consequent uit korte leerlijnen met eenzelfde structuur: de didactique en trois étapes. De structuur blijft bewaard en wordt verstevigd.

Effectieve didactiek

ThiemeMeulenhoff ondersteunt docenten door bewezen effectieve didactiek (Wijze Lessen, Surma & Krischner, 2019) expliciet in het lesmateriaal te verwerken, zoals het voortbouwen op voorkennis, het actief verwerken van de leerstof, reflectie, formatief handelen en onderzoekend leren. Dergelijke zaken worden dus ook in het nieuwe ontwerp van Libre Service meegenomen.

Marktonderzoek

Uit marktonderzoek is gebleken dat docenten de duidelijke structuur van Libre Service sterk waarderen, maar dat de methode zo veel materiaal bevat dat het niet meer behapbaar is. Docenten

willen overzicht en inzicht, en voornamelijk materiaal dat qua omvang aansluit bij de lespraktijk. Minder dus.

Uit marktonderzoek is ook gebleken dat de gemiddelde leerling een negatief beeld heeft van het vak Frans. Dat komt het gebrek aan (gepercipieerde) relevantie, de verwachting dat het moeilijk zal zijn, dat het vak tuttig is en braaf. De leerling wil activiteiten die passen bij jonge mensen, iets leren waar ze de komende vakantie al iets mee kunnen en succeservaringen beleven.

Ook docenten geven aan materiaal nodig te hebben waarmee ze de leerling kunnen boeien en motiveren en waar ze ook zelf plezier aan beleven. De docent én de leerling hebben hulp nodig om het geleerde in de werkelijkheid te gaan gebruiken. De docent wil met lesmateriaal in zijn kracht gezet worden in zijn interactie met de leerling.

Ontwerp unité

In het nieuwe ontwerp van Libre Service wordt een unité als volgt opgebouwd:

A. Oriëntatie: Hoofdstukopening met introductie op het thema en de leerdoelen

B. Per paragraaf:

1. Mise en route: Paragraafopening met een interactieve en docentgestuurde introductie

2. Compréhension: Oefenen met bronnen in samenwerking

3. Mise en pratique: Uitvoeren in samenwerking

Evaluatie en reflectie: Kijken waar de leerling staat aan de hand van toetsjes en testjes Menu au choix: Online differentiatie met een gevarieerde oefeningen

Les outils: Woordenschat en grammatica online leren en met een AI-buddy

C. Reflectie: Afsluiting hoofdstuk met evaluatie thema en leerdoelen

Oriëntatie en reflectie

Elk hoofdstuk start en eindigt met een oriëntatie- respectievelijk een reflectiefase. Relevantie voor de leerling wordt duidelijk, niet alleen door leerdoelen, maar ook door het onderwerp. “Straks ben jij zelf in staat om de verkoopster aan te spreken als jij in Frankrijk kleding aan het shoppen bent. En, kun jij je redden in de kledingwinkel, als je om een andere maat moet vragen of er ook nog een trui bij wilt?”

Uitzicht op realistische succeservaringen werkt motiverend.

Opbouw unité

Elke unité heeft dezelfde paragraafstructuur:

• Regarder

• Lire

• Écouter

• Parler

Online is er extra:

• Écrire: Online schrijftaak, tasked based.

De paragrafen Grammaire I en Grammaire II verdwijnen. De grammatica en woordenschat komen compact aan bod in elke paragraaf, waar de leerling ze nodig heeft (gebruikersgrammatica) met een verwijzing naar de online omgeving (zie de toelichting onder kop Les Outils).

Opbouw paragraaf

De opbouw van elke paragraaf is gevat in een korte leerlijn van drie stappen: de didactique en trois étapes. De stappen/ korte leerlijnen zijn afgestemd op de duur van een les/lessenserie. De docent kan erop vertrouwen dat hij een afgeronde leseenheid heeft. Het belang hiervan is naar voren gekomen uit het marktonderzoek.

Stap 1, de mise en route, start het met ophalen van voorkennis en het motiveren van de leerling. Deze opdracht wordt klassikaal gedaan en zet de docent in een glansrol. De mise en route is de start van de korte leerlijn, het eerste moment van de afgeronde leseenheid. De opdracht is interactief, online, geschikt voor digibord.

De leerling gaat vervolgens geactiveerd aan de slag met stap 2: (voornamelijk) samen oefenen, in de zin van samen een bron (tekst, audio of video) aanpakken in de opdrachten van Compréhension (globale et détaillée). In plaats van twee of meer bronnen per paragraaf is er maar één, de verwerkingsopdrachten zijn beperkt. Toegevoegd zijn vragen die leerling betrekken en activeren (“Wat is jouw eigen kledingstijl?”) en vragen betreffende taal als vak (“Herken je dit van het Engels?”).

Vanaf de mise en route moet ook duidelijk zijn waar deze oefening met de bronnen toe leidt: een korte praktische taak (motiveert de leerling; hij kan iets nieuws in de praktijk) in stap 3: de mise en pratique.

Na de mise en pratique eindigt de afgeronde leseenheid weer bij de docent in interactie met de leerlingen, heel kort met een exit ticket (billet de sortie) dat een dubbele functie heeft: succeservaring voor de leerling én formatief momentje voor de docent.

Vervolgens is er ruimte voor differentiatie: het menu au choix. Dit gebeurt na reflectie op self- of peerfeedback aan de hand van een evaluatieformulier dat online beschikbaar is.

Differentiatie

Het menu au choix biedt de keuze uit drie praktische opdrachten op verschillende niveaus: onder, op, boven het gewenste ERK-niveau. Dit betekent dat de differentiatie niet in RTTI gezocht wordt, maar in eenvoudiger of moeilijker brongebruik en/of eenvoudiger/moeilijker eisen aan leermiddeleninzet.

Alle drie de opdrachten zijn creatief ingestoken realistische taken (task based learning). RTTI zou resulteren in bijspijkeroefeningen woordenschat en grammatica voor leerlingen die moeite hebben met het vak, al dan niet vanuit demotivatie. Dit heeft een neerwaartse spiraal tot gevolg. Deze doorbreken we door elke leerling een succeservaring te geven in de zone van naaste ontwikkeling middels een creatieve, activerende, realistische opdracht.

De opdrachten worden alleen online aangeboden. Het menu au choix is extra en kan gezien worden als een uitgebreide mise en pratique (vervangend in te zetten), als een formatieve toets (toetsvervangend in te zetten). De inhoud is te vergelijken met een lesbrief. Toekomstige lesbrieven kunnen variaties gaan vormen op de menus au choix als actuele taken die aansluiten bij het thema/ de context.

[niet in conceptmateriaal]

Les outils

Kennisonderdelen woordenschat en grammatica zijn ondersteunend aan de vaardigheden. Leerlingen oefenen hiermee middels online oefeningen: les outils, en een grammaticabot. AI-inzet moet het mogelijk maken onbeperkt te blijven oefenen.

De titel les outils, de leermiddelen, het gereedschapskistje van de leerling, is gekozen om duidelijk te maken dat woordenschat en grammatica geen doel op zich zijn. Leerlingen hebben deze nodig om te lezen, luisteren, schrijven, spreken. Perfectie bestaat hier niet in, en zowel de beginnende als de gevorderde leerling mag fouten blijven maken en verbeteren. Met regelmaat en bij herhaling oefenen van zowel woordenschat als grammatica hoort bij taalonderwijs.

Les outils bevat zowel theorie als oefening. Adaptieve oefening en ipsatieve toetsing is passend; zo oefent de leerling in de zone van naaste ontwikkeling en scoort hij ten opzichte van zichzelf. Dit houdt de motivatie erin; uit marktonderzoek blijkt dat leerlingen te vaak afhaken omdat lessen niet aansluiten bij hun leerproces en het gat te groot wordt om te dichten. Les outils bevatten na elk onderdeel een formatieve evaluatie met koppeling naar de grammaticabot.

[niet in conceptmateriaal]

Toetsing

Formatieve evaluatie is mogelijk aan de hand van evaluatieformulieren en de reguliere oefenstof. Uit marktonderzoek blijkt dat docenten summatieve toetsen zien als onderdeel van een methode; deze zullen dus aangeboden worden met de toelichting in de docentenhandleiding dat toetsing ter beoordeling en afsluiting (summatief) didactisch gezien pas zinvol is bij een overstap naar een volgend (ERK-)niveau, wanneer de vraag rijst of de leerling mee kan komen met de geavanceerde lesstof.

[niet in conceptmateriaal]

Voorbeeldmateriaal Unité 5 havo/vwo jaar 1

Frankrijk en mode, dat is al heel lang een bekende combinatie. Franse marques als Chanel en Dior, maar ook internationale couturiers presenteren hun nieuwste modellen graag in Parijs.

Coco Chanel opende al in 1921 haar eerste boutique en werd beroemd door haar vernieuwende ontwerpen. Ze groeide uit tot een echte ster. Haar parfum, No 5, is een van de meest verkochte geuren ter wereld. Elke dertig seconden wordt er een flesje gekocht.

Frankrijk is niet alleen toonaangevend voor de haute couture, maar ook voor de prêt-à-porter (confectiekleding). Beroemde magazines de mode als Elle en Vogue en modeblogs houden je op de hoogte van de laatste tendances (trends).

Het is opvallend dat veel Franse namen van kledingstukken uit het Engels komen. Je spreekt ze natuurlijk wel ‘op z’n Frans’ uit: un jean, un teeshirt, un pull (een trui), un slip of un cardigan (een vest). En als Fransen het over une veste hebben, bedoelen ze een jas of een colbertje.

INHOUD

Orientation

Regarder Lire

Écouter

Parler

Réflexion

ORIENTATION

1 COMMUNICATION

In deze unité leer je een gesprek te voeren met een verkoper in een kledingwinkel. Als jij ooit een keertje gaat shoppen in een Franse kledingzaak, weet jij tenminste zeker dat je ook thuiskomt met wat je wilde hebben. Kleding in de juiste kleur en de juiste maat en voor de juiste prijs. En natuurlijk in de juiste stijl: jouw stijl.

2 LES OUTILS

In deze unité leer je woorden die je helpen om een gesprek te kunnen voeren over kleding: kleuren, prijzen (getallen!) en natuurlijk kledingstukken. Ook leer je hoe je kunt vragen om wat je graag wilt, daar heb je het werkwoord vouloir voor nodig

3 EVALUATION

Ga eens bij jezelf na. Welke leerdoelen beheers jij nu al? Wat zou je nu al kunnen vragen in een kledingwinkel? En als de verkoper jou wat vraagt, zou je dan wat kunnen antwoorden? Kleur de smileys in die je vindt passen.

A2

☐ Ik begrijp een tekst over kledingstijl.

☐ Ik volg een gesprek in een kledingzaak.

☐ Ik herken kledingstukken, kleuren en prijzen.

☐ Ik herken bijvoeglijk naamwoorden.

☐ Ik herken vervoegingen van het werkwoord vouloir.

☐ Ik kan een gesprek voeren met een verkoper in een kledingwinkel.

Regarder

LEERDOEL

A2 – Ik volg het gesprek over kleding shoppen. Ik herken kledingstukken en prijzen.

1 MISE EN ROUTE

In deze unité ga je kijken, luisteren en lezen over jongerenmode. Daarom gaan we eerst eens kijken hoe al die kleding in het Frans heet. Faites l’exercice interactif en classe. Regardez les mots. Doe eerst samen de oefening en schrijf daarna op wat jij wilt kopen als je gaat shoppen.

Tu veux faire du shopping ?

Oui, je veux acheter un/une____________________________ et un / une

[interactief] [voorbeeld screenshot]

2 COMPRÉHENSION GLOBALE

Regarde le vlog de David et réponds à la question.

Waarom gaat David met Bram kleren kopen?

3 COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE

Regarde encore une fois le vlog et réponds aux questions.

a Wat vraagt David aan Bram als ze in de stad zijn aangekomen?

b Als Bram naar de prijzen kijkt, zegt hij « Ce n’est pas cher ». Waarom zijn de kleren in de winkel niet duur volgens David?

o Het is nep-merkkleding.

o Het is geen dure merkkleding.

o De merkkleding is afgeprijsd.

c Wat gaat Bram allemaal passen? Luister goed naar wat David opnoemt. Kruis de kleding aan die hij noemt

une casquette des chaussettes des chaussures un jean une chemise un pantalon un teeshirt une veste

d Complète. Als Bram uit het pashokje komt zegt David:

1 Le pantalon : c’est beaucoup trop _________________________________ !

2 Le teeshirt : c’est beaucoup trop _________________________________ !

e Vind je de winkel waar Bram en David inkopen doen een aantrekkelijke winkel? Waarom wel of waarom niet?

f Wat moet Bram nog kopen volgens David als ze aan het eind door de stad lopen?

LES OUTILS

1 LES NOMBRES

a Kijk [navigatie en/of QR-code] naar de video over de Franse getallen. Je hebt ze nodig als je spreekt over prijzen of kleding- en schoenmaten.

b Schrijf het getal in cijfers.

1 trente-deux

2 cinquante-sept

3 quarante et un

c Ga naar [navigatie] en oefen de getallen.

2 VOCABULAIRE

a Choisis le mot correct et traduis.

1 Calvin Klein, c’est une grande marque / couleur.

2 Je cherche une taille / un pantalon bleu.

3 Je veux aller faire du shopping / essayer au centre-ville.

b Ga naar [navigatie] en oefen onine verder met de woorden van Regarder.

Lire

LEERDOEL

A2 – Ik begrijp de tekst over kledingstijl.

Ik herken kledingstukken en kleuren. Ik herken vervoegingen van het werkwoord vouloir.

1 MISE EN ROUTE

In deze unité ga je teksten lezen en horen over kleding in verschillende kleuren. Daarom duiken we nu eerst in de wereld van die couleurs

Faites l’exercice interactif en classe. Regardez les mots. Doe eerst samen de oefening met de klas en vul daarna je eigen voorkeur in.

[interactief]

[link: https://view.genially.com/66fd465d922c185e0a422690/interactive-content-mise-en-route-lire] [voorbeeld screenshot]

Kévin Coty :

Un style personnel et unique

Bienvenue sur mon blog de mode pour les jeunes ! Aujourd'hui, je veux parler de l'importance d’un style personnel : vêtements, couleurs et accessoires.

Un look stylé

Au collège, mon look est simple. Je mets un jean bleu avec un teeshirt rouge ou vert. Et s’il fait froid, je mets un beau manteau. Pour une fête, je veux être plus stylé. Je préfère un beau pantalon noir avec une belle chemise blanche. J’aime beaucoup les accessoires comme des lunettes de soleil ou une casquette Yankees. Comme chaussures, je porte des baskets confortables avec des chaussettes blanches

Pour changer, je peux choisir un look sportif avec un sweatshirt gris ou marron ou je mets un pull ou un teeshirt avec un message amusant. C’est cool !

Rebelle ou classique

J’aime les jeunes qui ont du style. Moi, j’ai un look garçon, mais il y a aussi beaucoup de styles pour les filles : style rebelle, sportif ou classique : par exemple, une belle robe ou une jupe élégante avec un beau collier plein de couleurs. Et pourquoi pas un joli chapeau ?

Avec les vêtements, les couleurs et les accessoires tu peux trouver ton style unique !

2 COMPRÉHENSION GLOBALE

a Waar schrijft Kévin over in zijn blog?

b Vrai ou faux ?

1 Kévin kleedt zich altijd op dezelfde manier. vrai / faux 2 Kévin geeft alleen kledingtips aan jongens. vrai / faux

3 COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE

a Lees de inleiding. Met welke drie dingen varieert Kévin zijn stijl ? 1 2 3

b Wat voor soort kleding draagt Kévin graag op school?

c Wat trekt Kévin aan als hij naar een feest gaat?

1 Zijn broek is ____________________________.

2 Zijn overhemd is ____________________________.

3 Noem twee accessoires die hij daarbij graag draagt.

d Welke drie voorbeelden geeft Kévin als hij een klassieke stijl voor meisjes beschrijft?

1 een mooie

2 of een elegante

3 met

e Lees de laatste alinea. Wat kun je met je kledingstijl laten zien?

f Wat laat jij zelf zien met je kledingstijl?

4 MISE EN PRATIQUE

Travaillez ensemble. Qu’est-ce que tu portes aujourd’hui ? Et ton copain ou ta copine ? Laat je medeleerling controleren of je alle woorden goed hebt geschreven.

Aujourd’hui je porte …

vêtement : couleur :

vêtement : couleur :

Mon copain/ma copine porte

5 BILLET DE SORTIE

[Dit is een korte opdracht of een paar vragen die leerlingen aan het einde van de les beantwoorden om te laten zien wat ze hebben geleerd. Het helpt docenten om snel inzicht te krijgen in de voortgang en het begrip van hun leerlingen.]

6 MENU AU CHOIX

Vul de evaluatieformulieren in. Wat gaat al goed? Waar wil je je in verbeteren? Kies vervolgens een van de ster-opdrachten.

LES OUTILS

1 VOULOIR

a Het Franse werkwoord vouloir betekent: willen. Je hebt het al verschillende keren gebruikt.

Qu’est-ce que tu veux acheter ?

Wat wil je kopen ?

Je veux acheter un beau teeshirt. Ik wil een mooi t-shirt kopen.

Ga naar [navigatie] en kijk naar de uitleg van het werkwoord vouloir.

b Kies de juiste vorm.

1 Vous voulons / voulez aller faire du shopping ? voulons / voulez

2 Ce soir, mon frère veux / veut regarder un vidéo. veux / veut

3 Mes copains veut / veulent jouer au foot. veut / veulent

c Ga naar [navigatie] om verder te oefenen met het werkwoord vouloir.

2 VOCABULAIRE

a Traduis les mots. Il reste deux mots.

een bril │ dragen │ een hoed │ verander │ vergeet

1 Quand je vais à une fête, je change de style.

2 J’aime porter des vêtements confortables.

3 Tu préfères des accessoires comme des lunettes ?

b Ga naar [navigatie] en oefen online verder met de woorden van Lire

Écouter

LEERDOEL

A2 – Ik volg een gesprek in een kledingzaak.

Ik herken kledingstukken, kleuren en prijzen.

Ik herken bijvoeglijk naamwoorden.

1 MISE EN ROUTE

Als je iets of iemand wil beschrijven gebruik je bijvoeglijk naamwoorden. Is iets groot of klein? Duur of juist goedkoop? En welke kleur zie je?

Faites l’exercice interactif en classe. Doe de oefening en beschrijf daarna de foto.

C’est un petit chien ?

- Non, c’est un

C’est un chien blanc ?

- Non, c’est un _________________________________

[interactief] [voorbeeld screenshot]

2 COMPRÉHENSION GLOBALE

[fotoroman, online bladeren bij audio]

Choisir des vêtements dans une boutique en ligne

[beeld : Romain zit achter computer met de handen in het haar. Clémence komt aanlopen]

Clémence Romain, tu es sur internet ? Qu’est-ce que cherches ?

Romain Je cherches des vêtements en ligne. Je n’ai rien à mettre pour la fête de classe.

Clémence Rien à mettre ? Alors, on va acheter quelque chose. Vite !

Romain Tu peux aider ?

[beeld : Clémence is gaan zitten en neemt de situatie in handen. Romain kijkt toe]

Clémence Bien sûr. Tu veux quoi ?

Romain Je voudrais acheter un pantalon et une veste bleue.

Clémence Regarde le site « laboutique.fr »! Tiens, il y a même des soldes. Quelle couleur, le pantalon ?

[beeld : Zicht op het scherm. Daar is een kledingsite met een zwarte broek te zien. Romain doet enthousiast mee.]

Romain Noir.

Clémence Tu as quelle taille ?

Romain Euh … 38 ?

Clémence Alors, on cherche couleur noire … taille 38. Voilà, un beau pantalon noir.

Romain À quel prix ?

Clémence Il coute 49 euros 50. Ce n’est pas cher.

Romain Non, ce n’est pas cher. Et maintenant, on choisit une veste.

[beeld : Clémence wijst enthousiast naar het scherm. Romain is absoluut afwijzend. Dat wil hij niet!]]

Clémence Voilà des vestes. Oh ! Des jolies vestes rose !

Romain Non, non ! Pas une veste rose. C’est moche !

Clémence Ce n’est pas moche !

Romain Je veux une veste bleue !

Clémence Comme tu veux. Voici une veste bleu pour 65 euros. Tu aimes ?

[beeld : Romain en Cleémence kijken elkaar duidelijk tevreden aan ‘high five. Het is gelukt!]

Romain Oui cool. Je tape … pantalon et veste … puis ‘commander’ et voilà, c’est ajouté à mon panier. Merci Clémence.

Clémence De rien, Romain.

Écoute le dialogue et souligne.

1 Romain wil een kleding / schoolspullen kopen

2 Romain vindt wel / niet wat hij zoekt

3 COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE

Écoute encore une fois et réponds aux questions.

a Coche. Vrai ou faux ?

1 Romain zoekt kleding voor een schoolfeest vrai / faux

2 Clémence wil ook kleren kopen. vrai / faux

3 Romain zoekt een zwarte broek. vrai / faux

b Romain / Clémence vindt het roze jasje mooi.

c Zou jij zo’n roze jasje kiezen? Met wie ben jij het eens?

d Ecoute la conversation et choisis.

1 De broek kost 45,90 / 49,50 euro.

2 Het jasje kost 65 / 76 euro.

3 Clémence vindt de broek wel / niet duur.

e Je gaat straks de Franse bijvoeglijk naamwoorden leren. Onderstreep in de volgende zinnen de bijvoeglijk naamwoorden.

1 Je veux acheter une belle veste bleue.

2 Voilà un beau pantalon noir.

4 MISE EN PRATIQUE

Travaillez ensemble. Faites des dialogues. Vraag wat voor kleding je klasgenoot gaat kopen en wat het kost.

Exemple :

- Qu’est-ce que tu veux acheter ?

+ Je voudrais acheter une casquette.

- Quelle couleur, la casquette ?

+ Je voudrais une casquette orange.

- Voilà une casquette orange. Elle coute combien ?

+ Elle coute 15 euros.

5 BILLET DE SORTIE

[Dit is een korte opdracht of een paar vragen die leerlingen aan het einde van de les beantwoorden om te laten zien wat ze hebben geleerd. Het helpt docenten om snel inzicht te krijgen in de voortgang en het begrip van hun leerlingen.]

6

MENU AU CHOIX

Vul de evaluatieformulieren in. Wat gaat al goed? Waar wil je je in verbeteren? Kies vervolgens een van de ster-opdrachten.

LES OUTILS

1 HET BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

De vorm van het bijvoeglijk naamwoord

a Kijk naar de video met uitleg over de vorm van het bijvoeglijk naamwoord en vul de ontbrekende vormen van vert in.

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord

b Kijk naar de video met uitleg over de plaats van het bijvoeglijk naamwoord Noteer de bijvoeglijk naamwoorden die vóór het zelfstandig naamwoord komen.

c Ga naar [navigatie] en oefen met de vorm en de plaats het bijvoeglijk naamwoord.

2 VOCABULAIRE

a Traduis les mots

1 Le manteau coute 67 euros. Ce n’est pas cher

2 J’achète tous mes vêtements en ligne

3 Je tape ‘commander’ et c’est ajouté à mon panier

b Ga naar [navigatie] en oefen online verder met de woorden van Écouter

Parler

LEERDOEL

A2 – Ik kan een gesprek voeren met een verkoper in een kledingwinkel.

1 MISE EN ROUTE

In een Franse winkel praat je over wat je wil kopen en welke maat je hebt. Faites l’exercice interactif en classe. Doe de oefening en bestel daarna dit kledingstuk in jouw maat..

Qu’est-ce vous voulez acheter? Je voudrais

[interactief] [voorbeeld screenshot]

Nathan: Hé Mathis, regarde les baskets bleues !

Mathis : Oh ! Les Nike. Trop cool ! Elles coutent combien ?

Nathan : Madame, s’il vous plaît ?

Vendeuse : Qu’est-ce que vous désirez ?

Nathan : Elles coutent combien, les Nike ?

Vendeuse : 68 euros. Elles sont en promotion. Mais c’est une bonne qualité.

Nathan : Je peux essayer ?

Vendeuse : Bien sûr. Quelle est votre pointure ?

Nathan : Ma pointure, c’est 39 ou 40.

Vendeur : Je suis désolée. Je n’ai plus votre pointure. J’ai seulement 41 et 42

Nathan : C’est dommage. C’est trop grand. Vous avez un autre modèle ?

Vendeur : Oui. Par exemple, les Adidas là-bas

Nathan : Elles sont aussi en promotion ?

Vendeur : Elles ne sont pas en promotion, mais j’ai votre pointure.

Nathan : Et le prix ?

Vendeur : Elles sont 69 euros 50. C’est la dernière paire.

Nathan : Hmm. C’est un peu cher. Mais je vais essayer quand même.

Vendeur : C’est la bonne pointure ?

Nathan : Oui ! Parfait. Elles sont cool ! Je les prends.

Vendeuse : Vous pouvez payer à la caisse..

Nathan : Mathis ?

Mathis : Oui ?

Nathan : Tu peux me prêter 67 euros 50, s’il te plaît ?

2 COMPRÉHENSION GLOBALE

a Waar zijn Nathan en Mathis?

b Waarom is de prijs van de Nike-schoenen zo laag?

c Wat is de reden dat Nathan de Nike-schoenen niet koopt?

d Waarom moet Nathan niet te lang nadenken over het kopen van de Adidas schoenen?

o Morgen is de uitverkoop afgelopen

o Het is het laatste paar van de winkel.

o Het is een heel populaire schoen.

e Waar moet zijn vriend Mathis mee helpen als Nathan de schoenen koopt?

3 COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE

a Als Nathan de verkoopster iets wil vragen, zegt ze Qu’est-ce que vous désirez? Hoe vraagt een Nederlandse verkoper of verkoopster dat?

b Bedenk of zoek op hoe dat in het Engels of het Duits wordt gevraagd.

Engels: Duits:

c Zoek zelf nog een andere taal op waarin je dat kunt zeggen.

Taal: ____________________________________________________________________________

d Zoek op in de tekst hoe je dit in het Frans zegt.

1 Ze zijn in de aanbieding.

2 Hoeveel kosten ze?

3 Mijn schoenmat is 39 of 40.

4 Het spijt me. (Ik heb alleen maat 41 en 42)

5 Het is jammer. (Ze zijn te groot)

4 MISE EN PRATIQUE

Travaillez à deux. Faites le dialogue.

a Je gaat naar een wedstrijd van het Nederlands elftal. Daar zoek je de juiste kleding voor. Je bent in de winkel.

Le vendeur / la vendeuse Toi Bonjour. Qu’est-ce que vous désirez ? Ik wil graag een sweatshirt. Quelle est votre taille? Mijn maat is M.

Vous voulez quelle couleur?

Ik wil graag een oranje sweatshirt. Voici un teeshirt orange. Hoeveel kost hij? Ça coute 34 euro.

Dat is niet duur. Très bien. La caisse est là-bas.

Dank u wel. Au revoir. Tot ziens.

b Je bent met een vriend of vriendin in een kledingwinkel. Daar zien jullie allerlei artikelen. Je spreekt er met elkaar over.

Taille: XXS / XS / S

Taille: 28 / 29 / 32

Taille: S / L / XL prix: 22 € prix: 59 € prix: 15 €

Pointure: 36 / 37 / 39 / 41

Taille: unique

Taille: M / L prix: 64 € prix: 47 € prix: 36 €

Bespreek alle zes artikelen. Je kunt bijvoorbeeld met elkaar bespreken:

• wat je wel / niet wil kopen

• welke maten er zijn

• of jouw maat verkrijgbaar is.

• welke kleuren er verkrijgbaar zijn

• welke kleur jij zou kiezen

• of de ander het met je eens is

• wat het kost

• of je dat duur vindt

• en wat je verder over de artikelen zou willen zeggen of vragen.

5 BILLET DE SORTIE

[Dit is een korte opdracht of een paar vragen die leerlingen aan het einde van de les beantwoorden om te laten zien wat ze hebben geleerd. Het helpt docenten om snel inzicht te krijgen in de voortgang en het begrip van hun leerlingen.]

6 MENU AU CHOIX

Vul de evaluatieformulieren in. Wat gaat al goed? Wat nog niet helemaal? Kies vervolgens een van de ster-opdrachten.

LES OUTILS

1 VOCABULAIRE

a Traduis les mots.

1 Je voudrais acheter une paire de chaussures.

2 Chouette ! Les jeans sont en promotion

3 Je suis désolée. Je n’ai pas votre poiture.

b Ga naar [navigatie] en oefen verder met de woorden van Parler.

[Vraag: is er nog behoefte om hier te herhalen: getallen, bijv. nw en vouloir?]

RÉFLEXION

1 COMMUNICATION

In deze unité heb je [ERK-leerdoelen]

2 LES OUTILS

In deze unité heb je de Franse getallen tot en met 79 gebruikt geef een voorbeeld van zo’n Frans getal (hoger dan 30) ____________________________

het werkwoord vouloir (willen) geleerd je ______________________ | nous __________________________

geleerd dat een bijvoeglijk naamwoord bij vrouwelijk of meervoud een -e of een -s krijgt geef een voorbeeld ____________________________________

maar ook dat er bijvoeglijk naamwoorden zijn die een eigen vorm hebben (bijv. belle, nouvelle) geef nog een voorbeeld __________________________________

geleerd dat in het Frans bijvoeglijk naamwoorden achter het zelfstandig naamwoord staan geef een voorbeeld ____________________________________________

maar dat sommige bijvoeglijk naamwoorden vóór het zelfstandig naamwoord staan

geef een voorbeeld ________________________________________

en je hebt in deze unité 80 nieuwe woorden gebruikt.

3 EVALUATION

Kijk eens terug naar de Orientation. Is het je gelukt je doelen te bereiken? Red jij jezelf nu beter in een kledingwinkel en voer je een gesprekje met de verkoper om te kunnen kopen wat je wilt?

Kijk eens terug naar je evaluatieformulier. Welke drie criteria vind jij het belangrijkst om je taalvaardigheid te vergroten? Wil je goed luisteren naar de uitspraak? Wil je je woordenschat uitbreiden? Lees je liever zodat je de woorden voor je ziet? Waarop leg jij in het volgende hoofdstuk de nadruk? Vink aan. [evaluatieformulier]

Voca REGARDER

1. le style de stijl

2. changer veranderen

3. faire du shopping winkelen

4. d’accord oké

5. on y va ? zullen we gaan?

6. cher duur

7. parce que omdat

8. la marque het merk

9. la couleur de kleur

10. rouge rood

11. bleu blauw

12. noir zwart

13. essayer passen, proberen

14. prêt klaar

15. le pantalon de broek

16. le teeshirt het t-shirt

17. la taille de (kleding)maat

18. la veste het jasje

19. la casquette de pet

20. la chaussure de schoen

Voca LIRE

1. les vêtements de kleren

2. porter dragen

3. un jean een spijkerbroek

4. vert groen

5. le manteau de jas

6. la chemise de bloes, het overhemd

7. blanc, blanche wit

8. les lunettes (de soleil) de (zonne)bril

9. la basket de sportschoen

10. la chaussette de sok

11. gris grijs

12. marron bruin

13. le pull de trui

14. par exemple bijvoorbeeld

15. la robe de jurk

16. la jupe de rok

17. le chapeau de hoed

18. le collier de halsketting

19. le sweat-shirt het sweatshirt

20. le message de boodschap

Voca ÉCOUTER

1. choisir kiezen

2. la boutique het winkeltje

3. en ligne online

4. mettre aantrekken

5. ne … rien niets

6. acheter kopen

7. quelque chose iets

8. vite snel

9. bien sûr natuurlijk

10. aider helpen

11. quoi ? wat ?

12. je voudrais ik wil graag

13. le site de site

14. les soldes de uitverkoop

15. le prix de prijs

16. il coute (couter) hij kost

17. rose roze

18. moche lelijk

19. commander bestellen

20. ajouter toevoegen

Voca PARLER

1. le vendeur / la vendeuse de verkoper, de verkoopster

2. désirer wensen

3. combien hoeveel

4. la pointure de schoenmaat

5. en promotion in de aanbieding

6. la qualité de kwaliteit

7. je suis désolé het spijt me

8. ne … plus niet meer

9. dommage jammer

10. autre ander(e)

11. le modèle het model

12. dernier, dernière laatste

13. la paire het paar

14. quand même toch

15. parfait perfekt

16. je prends ik neem

17. payer betalen

18. la caisse de kassa

19. prêter lenen

20. s’il te plait alsjeblieft

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.