De geo vmbo bovenbouw lesboek bevolking ruimte

Page 1

Met examentraining

CE

Wim ten Brinke e.a.

Lesboek 3|4 vmbo-kgt

Bevolking en ruimte


CE

Lesboek 3|4 vmbo-kgt

Bevolking en ruimte Auteurs | Eindredactie Wim ten Brinke Chris de Jong


2

Bevolking en ruimte

Methodeoverzicht SE Leerstof voor Schoolexamen 978 9006 43689 1 Arm en rijk lesboek 978 9006 43682 2 Arm en rijk werkboek 978 9006 43690 7 Grenzen en identiteit lesboek 978 9006 43683 9 Grenzen en identiteit werkboek 978 9006 43691 4 Bronnen van energie lesboek 978 9006 43684 6 Bronnen van energie werkboek

CE Leerstof voor Centraal examen 978 9006 43688 4 Bevolking en ruimte lesboek 978 9006 43685 3 Bevolking en ruimte werkboek 978 9006 43693 8 Weer en klimaat lesboek 978 9006 43687 7 Weer en klimaat werkboek 978 9006 43692 1 Water lesboek 978 9006 43686 0 Water werkboek

Colofon

Vormgeving & opmaak Marc Freriks, HollandseWerken, Zwolle Beeldresearch Lineair, Arnhem Cartografie EMK, Deventer Technisch tekenwerk Tiekstra Media, Groningen

Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff is dé educatieve mediaspecialist en levert educatieve oplossingen voor het Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Middelbaar Beroepsonderwijs en Hoger Onderwijs. Deze oplossingen worden ontwikkeld in nauwe samenwerking met de onderwijsmarkt en dragen bij aan verbeterde leeropbrengsten en individuele talentontwikkeling. ThiemeMeulenhoff haalt het beste uit élke leerling.

De Geo lesboek 3|4 vmbo-kgt is een onderdeel van de aardrijkskundemethode De Geo Geordend. De grondleggers van deze methode zijn prof. dr. R. Tamsma, H. Dragt en W.A. Hofland (sinds 1968) en J. Bos en dr. J. Hofker (sinds 1970).

Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze educatieve oplossingen: www.thiememeulenhoff.nl of via de Klantenservice 088 800 20 15 ISBN 978 90 06 43688 4 Derde druk, tweede oplage, 2013 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.

Deze uitgave is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.


3

Inhoud

CE

Inhoud Aan de leerling

4

Start

6

1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5

2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6

Bevolking en ruimte in Nederland Bevolkingsgroei in Nederland Bevolkingsgroei, nu en later De verstedelijking van Nederland De Randstad Bronnen: Strijd om de ruimte

8 10 12 14 16

Bevolking en ruimte in Duitsland

18

Bevolkingsgroei in Duitsland Verschillen tussen regio's De verstedelijking van Duitsland Ruhrgebied Bronnen: Duitsland en Nederland vergeleken Nederland en Duitsland in beeld

18 20 22 24 26 28

Examentraining

3

30

Bevolking en ruimte in China

32

Bevolking in China Migratie in China Wonen in de stad Bronnen: Werken, verkeer en milieu China in beeld

32 34 36 38 40

C

Casus: Megasteden in China

42

C.1 C.2 C.3

Guangzhou in de Parelrivierdelta Shanghai in de Yangtzedelta De delta's vergeleken

42 44 46

3.1 3.2 3.3 3.4 3.5

GT

8

Examentraining

48

Vaardigheden

50

Begrippen

54


4

Bevolking en ruimte

Aan de leerling Voor je ligt het katern Bevolking en ruimte. Dit katern bereidt je voor op het Centraal Schriftelijk Examen. In totaal zijn er zes katernen. Drie katernen bereiden je voor op het Schoolexamen. De andere drie bereiden je voor op het Centraal Schriftelijk Eindexamen. 38

Elk katern bestaat uit een lesboek en een werkboek. Op deze bladzijden lees je hoe je met deze twee boeken werkt.

Lesboek Start Elk katern begint met Start. Dat is de oriëntatie op het katern. Via de foto en het verhaal maak je kennis met de belangrijkste onderwerpen en regio’s die in de hoofdstukken behandeld worden. 6

Bevolking en ruimte

7

Start

w

Start

Bevolking en ruimte

Hoofdstukken Na de start volgen drie hoofdstukken. De hoofdstukken zijn onderverdeeld in paragrafen. In deze paragrafen leer je de stof die je nodig hebt voor je schoolof eindexamen. Begrippen die je moet kennen, zijn vetgedrukt en blauw. Als een begrip herhaald wordt, ziet het er zo uit: cursief en zwart. Soms oefen je met vaardigheden. Dan word je vanuit de tekst verwezen naar het overzicht met vaardigheden achterin het lesboek.

3

3.4

3.4

Bevolking en ruimte in China

Bronnen: Werken, verkeer en milieu

39

Bronnen: Werken, verkeer en milieu

 Bron 4

 Bron 5

Schoner milieu? De grootste vervuilers in China zijn de kolencentrales, die energie opwekken. Zij krijgen filters op de schoorstenen of hogere schoorstenen, zodat de vervuiling zich beter verspreidt. Ook worden veel huishoudens op gas aangesloten, zodat ze geen kolenkachels en -fornuizen meer nodig hebben. Kolen zijn erg vervuilend, maar wel goedkoop. Ook zijn er kolen genoeg; ze komen uit Chinese steenkoolmijnen.

De Chinese economie groeit razendsnel, zo’n 10% per jaar. Dat is natuurlijk goed, maar er zijn ook nadelen.  Bron 1

Groeiend autoverkeer Het autobezit groeit snel. In de hoofdstad Beijing kwamen er in 2010 elke dag 2.000 nieuwe auto’s bij. Dat zijn er 750.000 per jaar! Het verkeer in de stad loopt helemaal vast. Elke dag staan er lange files op de rondwegen. Door de congestie is de reistijd in een paar jaar verdubbeld. Ook de vervuiling is enorm. De meeste auto’s voldoen niet aan alle milieueisen zoals die in Europa gelden.

 Bron 2

Loterij De overheid in Beijing neemt verschillende maatregelen tegen de verkeerscongestie. Er mogen bijvoorbeeld op maandag geen auto’s rijden met kentekens die eindigen op 0 of 5, op dinsdag 1 of 6, enzovoort. Ook moeten de mensen loten als ze een nieuwe auto willen kopen. Zo probeert de overheid de groei van het autobezit te verminderen.

Autobezit in Beijing 5

× 1 miljoen auto’s

4 3

Smog

2 1 0 1997

2000

2005

2010

Geo_vm_3_bb_LB_BR_3_4_bron_2

Niet alleen auto’s vervuilen de steden. De lucht is ook smerig door fabrieken en huishoudens. Soms is het zelfs zo erg dat het helemaal mistig is. De vieze lucht is slecht voor de gezondheid. Veel mensen dragen buiten een mondkapje. De vervuilde lucht in steden door giftige gassen van auto’s, fabrieken en huishoudens heet smog.

 Bron 6

Misstanden Veel werknemers in China werken onder slechte omstandigheden. In de grote fabriekshallen valt het meestal nog wel mee. Daar houden werkgevers zich nog redelijk aan wetten en regels. Veel erger is het in de kleine, slecht geventileerde werkplaatsen. De werknemers doen er onveilig werk met gevaarlijke stoffen. De werktijden lopen op tot 80 - 100 uur per week. En dat tegen lonen die onder het wettelijk minimumloon liggen.

 Bron 3

Tunnelbus De overheid in Beijing wil vervuilende auto’s van de weg halen. Alleen ‘groene’ auto’s mogen dan nog in het centrum rijden. Ook moet de infrastructuur worden verbeterd. De Chinezen willen een snel openbaar vervoer. Een bijzonder idee is de ‘tunnelbus’, waar auto’s onderdoor rijden. De bus rijdt op rails aan beide kanten van de weg.

28

2.6

2

Normaal werkrooster in een Chinese fabriek Ochtend

7.30 – 11.30 uur

Lunch

11.30 – 12.30 uur

Middag

12.30 – 17.30 uur

Avondeten

17.30 – 18.45 uur

Avond (overwerk)

18.45 – 23.45 uur

 Bron 7

Jasmine De zestienjarige Jasmine werkt als losse-draadjesknipper in een jeansfabriek in Guangzhou. In de fabriek werken 10.000 meisjes, allemaal zo’n 16 tot 25 jaar. Jasmine slaapt op een kamer met twaalf meiden. ’s Ochtends moet ze al vroeg uit bed. Ze vertelt: ‘Elke dag moeten wij hard werken. Mijn baas wil op tijd de productie halen. Als dat niet lukt, dan moeten wij overwerken. Soms werk ik dan tot twee uur ’s nachts. We zijn soms zó moe dat we bovenop een stapel spijkerbroeken in slaap vallen.’ Met het loon is ze wel tevreden. ‘Ik verdien 100 euro per maand. Al dat geld stuur ik naar huis. Mijn ouders hebben geld nodig om een huis te bouwen. Ik verlang erg naar huis. Het leven is heel saai. Ik zie alleen de fabriek, de slaapzaal en de kantine.’

Vaardigheid 12 Invalshoeken

2.6

Bevolking en ruimte in Duitsland

52

29

Nederland en Duitsland in beeld

Nederland en Duitsland in beeld

Leven in Shanghai Shanghai ziet eruit als een hypermoderne, westerse metropool. Er zijn hoge wolkenkrabbers, luxe woonflats en dubbeldeks snelwegen. Maar Shanghai heeft ook een ander gezicht. In traditionele wijkjes gaat het oude Chinese leven gewoon door. Hoe lang blijft dat zo? Kunnen de oude wijkjes de oprukkende flats tegenhouden? Of verdwijnen ze? Dong Su is zestien jaar en woont met zijn ouders in Shanghai. Ze wonen in een winkelstraatje in de oude stad. Hij vertelt: ‘Het is een heel gezellige buurt. Altijd zijn er mensen op straat, tot ’s avonds laat. Ze komen om boodschappen te doen of een praatje te maken.’ De ouders van Dong hebben een kleine slagerij. Maar kortgeleden kregen ze een brief thuis. De winkel moet sluiten. Dong: ‘De hele wijk gaat plat. De huizen zijn oud en vervallen. Ook hebben ze geen wc of douche. Er komen flats voor in de plaats.’ De ouders van Dong krijgen een nieuwe flat aangeboden. Mooi toch, zou je zeggen. Maar dat ligt heel anders: ‘Hoe kunnen mijn ouders geld verdienen als de slagerij dichtgaat? De flat ligt zo’n tien kilometer uit de buurt, in een heel ander deel van Shanghai. Protesteren helpt niet, de overheid gaat gewoon door. Er zijn al huizen in de straat dichtgemetseld.’ Dit katern gaat over de bevolkingsgroei en het ruimtegebruik in drie landen: Nederland, Duitsland en China. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen die landen?

In dit katern: 1

Nederland vergrijst. Hoe kun je dat merken?

2

De bevolking in Duitsland neemt af. Loopt Duitsland leeg?

3

China’s economie groeit snel. Hoe ziet het nieuwe China eruit?

C

In China liggen megasteden. Welke grootstedelijke problemen zijn er?

De structuurtekens helpen je de tekst te lezen: u hoofdzaak: waar gaat het over;  bijzaak of opsomming van punten;  voorbeeld of extra uitleg.

Casus De Casus is examenstof voor de gt-leerlingen. 42

1

1.1

Bevolking en ruimte in Nederland

in het bijzonder de pil. Na 1965 nemen de geboortecijfers sterk af. Door de dalende geboortecijfers is het aandeel jonge mensen in de bevolking afgenomen. Dat noem je ontgroening.  De vergrijzing wordt versterkt doordat mensen langer leven. De levensverwachting is toegenomen. Levensverwachting is het gemiddeld aantal te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd. Een meisje dat in 2010 is geboren, heeft een levensverwachting van ruim 82 jaar, een jongen van 78,5 jaar.

1 1.1

Bevolkingsgroei in Nederland

Leeftijdsopbouw Nederland

Bevolkingsgroei

%

u In Nederland wonen bijna 17 miljoen

90 80 70 60 50 40 30 20 10 0

1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010 0-20 jaar

r Figuur 1

de vluchtelingen. Dat zijn mensen die uit hun land gevlucht zijn omdat ze daar niet veilig waren. Er zijn ook veel mensen die komen in de hoop werk en welvaart te vinden. Je noemt hen economische vluchtelingen. Zij krijgen in Nederland geen verblijfsvergunning.

20-65 jaar

Geo_vm_3_bb_LB_BR_1_1_2

65+

mensen. Dat zijn er ongeveer 7 miljoen meer dan in 1950. Die groei komt door natuurlijke bevolkingsgroei (geboorte sterfte) en door sociale bevolkingsgroei. Bij sociale bevolkingsgroei gaat het om het aantal mensen dat zich in een gebied vestigt min het aantal dat vertrekt. In het kort: immigratie min emigratie.  Je kunt kijken naar absolute cijfers: bijvoorbeeld in 2010 werden 150.000 baby’s geboren. Je kunt ook kijken naar relatieve cijfers: een geboortecijfer van 11‰ wil zeggen dat per 1.000 inwoners 11 baby’s werden geboren.

Van jong naar oud u Na 1950 is er veel veranderd aan de

verdeling van jonge en oude mensen in

de Nederlandse bevolking. Dat kun je zien in figuur 1. Het aandeel van ouderen is toegenomen. Voor die vergrijzing zijn verschillende oorzaken.  In de eerste plaats is het aantal ouderen flink gegroeid. Om die groei te verklaren moet je terug naar 1945. Na de Tweede Wereldoorlog was er een echte geboortegolf. Dat is een periode met hoge geboortecijfers. Vaak wordt het Engelse woord gebruikt: babyboom. De kinderen die tussen 1945 en 1965 werden geboren bereikten vanaf 2010 de leeftijd van 65 jaar. De babyboom is nu bejaard.  In de tweede plaats worden er minder kinderen geboren. In 1946 kreeg een vrouw gemiddeld 4 kinderen, nu gemiddeld 1,7. Belangrijke oorzaak daarvoor is het gebruik van voorbehoedsmiddelen,

laten zien in een leeftijdsdiagram of bevolkingspiramide. Elke staaf stelt een bepaalde leeftijd voor. Links staan altijd de mannen, rechts de vrouwen. Je kunt twee leeftijdsdiagrammen met elkaar vergelijken. In figuur 2 staat de leeftijdsopbouw in 2010. Met een zwarte lijn is de opbouw van 1950 erin getekend. Zo kun je bekijken wat er tussen 1950 en nu is veranderd.

u Voor 1965 was Nederland een emigra-

Europese Unie zijn naar Nederland gekomen. Oost-Europeanen doen vaak het werk dat Nederlanders niet willen doen. Een groot aantal komt alleen een bepaalde periode van het jaar, bijvoorbeeld om te werken in de aspergeoogst. Daarna gaan ze weer terug. Zij zijn seizoensmigranten.

leeftijd 100

Polen 9%

90

70

overige landen 34,9%

60 50 40 Suriname

20 10 0 100

50

0

rest Europese Unie 18,4%

1,7% overig Europa 2,7% 1,7% Ned. Antillen 21% Marokko

30

150

Duitsland België 5,9% 1,7%

80

0

50

100

150

3%

Totaal: 755.000 immigranten

× 1.000 mensen mannen

vrouwen

r Figuur 2

Migratie

 Veel inwoners uit landen van de

Immigratie naar Nederland 2005-2010

Leeftijdsopbouw Nederland in 1950 en 2010

u Je kunt de leeftijdsopbouw ook Nederland

Deze paragraaf gaat over de groei van de Nederlandse bevolking. Je onderzoekt belangrijke kenmerken, zoals het aantal jongeren, ouderen en migranten.

100

inwoners van Nederlandse koloniën en kwamen om te studeren en te werken.

 De derde groep immigranten zijn

De bevolkingspiramide

Bevolking en ruimte in Nederland

9

Bevolkingsgroei in Nederland

1950

Geo_vm_3_bb_LB_BR_1_1_5

r Figuur 4

Geo_vm_3_bb_LB_BR_1_1_3

tieland. Veel emigranten begonnen een nieuw leven in de Verenigde Staten, Canada, Australië of Nieuw-Zeeland. Later werd Nederland een immigratieland. Je kunt vier groepen immigranten onderscheiden.

 Vanaf 1965 kwamen mensen voor

werk naar Nederland. Er was toen veel werk, maar er waren te weinig arbeiders. Bedrijven zochten vooral mensen voor zwaar en vies werk. Die vonden ze in Turkije en Marokko. Het was de bedoeling dat ze tijdelijk in Nederland zouden werken. Ze stonden daarom bekend als gastarbeiders.  Ook kwamen veel Surinamers en Antillianen naar Nederland. Zij waren

r Figuur 3 In Nederland werken veel Oost-Europeanen, in de tuinbouw, de zorg of in de bouw.

Turkije

43

Guangzhou in de Parelrivierdelta

Parelrivierdelta in 1993 Guangzhou

Foshan

Huizhou

Dongguan

Panyu CHINA

Shenzhen

Zhongshan

Jiangmen

Hongkong Zhuhai

HONGKONG

MACAU r Figuur 2 Shipai Village in Guangzhou. 0

25

ee Zuid-Chinese Z

50 km

1:2.000.000

Megasteden in China

China

Yangtzedelta

Parelrivierdelta in 2007

Parelrivierdelta

Guangzhou

Foshan

C.1 Guangzhou in de Parelrivierdelta

CHINA

Twee Chinese megasteden zijn Shanghai en Guangzhou. Ze liggen in sterk verstedelijkte gebieden in het oosten en zuiden van China: de Yangtzedelta en de Parelrivierdelta.

Ligging in een delta u De Parelrivier of Xi Jiang (2.200 km) stroomt in het zuiden

van China naar zee. In het laaggelegen mondingsgebied vertakt de rivier zich in vele stromen: een delta. De megastad Guangzhou (vroeger: Kanton) is met 12 miljoen inwoners de grootste stad in de Parelrivierdelta. Het is de hoofdstad van de provincie Guangdong.  In figuur 3 kun je zien dat er in het deltagebied twee vroegere kolonies liggen: de Britse kolonie Hongkong (Xianggang) en de Portugese kolonie Macau. Beide kolonies zijn aan het eind van de twintigste eeuw onder Chinees bestuur gekomen. Het welvaartspeil ligt er veel hoger dan in China. Hongkong (7 miljoen inwoners) is voor China hét internationale financieel centrum, Macau staat vooral bekend als gokstad.

Hongkong, poort naar de wereld u Vroeger mocht niemand vanuit Hongkong de grens over-

steken naar het communistische China. Het was een soort ‘IJzeren Gordijn’, net als tussen Oost- en West-Europa na de Tweede Wereldoorlog.

 Dat is nu veranderd. Het éénpartijstelsel bleef bestaan, maar in 1980 begon China met de opendeurpolitiek. Net over de grens bij Hongkong mochten – voor het eerst – buitenlandse fabrieken worden neergezet. De nieuwe politiek werd een groot succes. Aangetrokken door de lage lonen verhuisden duizenden fabrieken van Hongkong naar China. Ze hadden veel ongeschoolde werknemers nodig bij het maken van eenvoudige producten, zoals kleding, schoenen, speelgoed en meubelen. Aan de ‘voorkant’ bleven de kantoren in Hongkong, aan de ‘achterkant’ lagen de fabrieken. Dat noem je ook wel front office (office = kantoor), back factory (factory = fabriek).

Parelrivierdelta: een megaregio u Net over de grens bij Hongkong ligt Shenzhen. Die stad

merkte als eerste de gevolgen van de investeringen uit Hongkong. In 1980 was het nog een vissersdorp, nu is het een megastad met snelwegen en talloze torenflats.

 Na 1980 kwam de industie ook in andere steden in de

buurt van Hongkong snel op. De migratie was massaal. Vanuit het binnenland van China vertrokken jaarlijks 1 à 2 miljoen

Huizhou

Dongguan

Panyu

Jiangmen

ng Jia Xi

8

C.1

Megasteden in China

ng Jia Xi

Er zijn drie soorten paragrafen: - Tekstparagrafen met opdrachten, - Bronnen: soms met gewone opdrachten, soms met een onderzoek, - In beeld: een paragraaf, waarin je begrippen uit het hoofdstuk aan de hand van foto’s toepast.

Casus

Zhongshan

Shenzhen

r Figuur 3 Elektronicafabriek in Guangzhou.

Hongkong Zhuhai

HONGKONG

MACAU

0

25 1:2.000.000

50 km

ee Zuid-Chinese Z

r Figuur 1

arbeidsmigranten naar de provincie Guangdong. Ze gingen werken in grote productiehallen, maar ook in kleine naaiateliers of als straathandelaren.

 Als je kijkt naar figuur 1, dan zie je de grote gevolgen voor

de inrichting. Helemaal uit het niets verschijnen grote metropolen op de kaart. Dat zijn enorm grote agglomeraties. Samen vormen zij een stedelijk gebied van bijna 45 miljoen inwoners. En de agglomeratievorming gaat alsmaar door: Guangzhou, Dongguan en Shenzhen groeien al bijna aan elkaar vast, net als Shenzhen en Hongkong.

Dorpen-in-steden u Het platteland raakt steeds meer verstedelijkt. In het

metropolitane gebied van grote steden als Guangzhou en Shenzhen liggen honderden ‘dorpen-in-steden’: stadsdorpen omringd door flatwijken, soms nog met restanten landbouwgrond. Het is voor de overheid heel moeilijk om de grond en de huizen op te kopen, omdat de dorpsbewoners oude rechten bezitten. Ze leven niet meer als boer, maar verhuren goedkope woonruimte aan migranten die niet in de stad terechtkunnen. Soms bouwen ze wel vijf bouwlagen bovenop hun huis om maar zoveel mogelijk te verdienen. Of ze breken hun huis af en zetten er een flat van tien verdiepingen neer. De kwaliteit van de woningen is vaak slecht. Er is geen wettelijke controle van de bouwvoorschriften. De huizen staan dicht op elkaar en de appartementen zijn klein. De bebouwingsdichtheid in de rommelige, ongeplande wijkjes is enorm. Er wonen soms 50.000 migranten op één vierkante kilometer! Vaardigheid 6 Schaalniveaus

51


5

Aan de leerling

CE

Examentraining Na hoofdstuk 2 en Casus test je je kennis met de Examentraining. Zo kun je je goed voorbereiden op het echte examen. Daarnaast vind je op DeGeo-online.nl extra examentraining. 30

Bevolking en ruimte

CE

31

Examentraining

Examentraining

Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten je krijgt voor een goed antwoord. 6

2p

Bron 1

C Veel mensen vertrekken uit de stad, hun plaatsen worden door immigranten uit binnen- en buitenland ingenomen. D Er zijn veel banen in de hightech; dat trekt veel mensen aan.

Leeftijdsopbouw Duitsland en Nederland 0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100%

2010

IV III

1p I

1

1p

20-65 jaar

3

Bekijk bron 1. Geo_vm_3_bb_LB_BR_ET_1_2_1  Neem de cijfers I, II, III en IV over en zet er de

goede betekenissen bij. Kies uit: Duitsland, Nederland, 65+, jonger dan 20 jaar.

Bron 2

Geboorte en sterfte in Nederland en Duitsland 24

Bron 4

22

Bevolkingsopbouw Nederland in 2010 en 2050

20

leeftijd 100 1

Hieronder staan twee uitspraken. I In het noordoosten van Duitsland is het werk in de landbouw een belangrijke aantrekkingsfactor. II Na de sluiting van fabrieken en steenkoolmijnen is de werkloosheid in het Ruhrgebied sterk gedaald.  A I en II zijn goed. B I en II zijn fout. C I is goed, II is fout. D I is fout, II is goed.

II

Bron 5

In Nederland en Duitsland speelt vergrijzing een belangrijke rol. Noem een overeenkomst en een verschil tussen Nederland en Duitsland.

1

18

3

16

9 90

14

8 80

12 7 70 A

2

8

5 50

B

4

10

A 6 60

C

Begrippen Aan het eind van elk katern staan alle begrippen die je moet kennen nog eens op een rij, met de definitie en het paginanummer erbij. Zo’n begrippenlijst is handig om te leren en om snel iets op te zoeken. Op DeGeo-online.nl staat van elk hoofdstuk een aparte begrippenlijst.

B

6 1950

C

4 40

’60

3 30

’70

’80

A

’90

2000

54

’10

2 20

1p

4

Wat is de demografische transitie?

1 10 D

III

Bron 3

50

0

0

II

Geo_vm_3_bb_LB_BR_ET_1_2_4 2p 7 In bron 4 staat de

40

50

2 geboorteb overschot

sterftecijfer

Bekijk bron 2. Neem de cijfers I, II, III en IV over.  Welke uitspraken over de bevolkingsgroei zijn

2p

5

Bekijk bron 3. Geo_vm_3_bb_LB_BR_ET_1_2_2

 Neem de cijfers 1, 2, 3, 4 en 5 over. Zet bij elk

cijfer de juiste letter van de uitspraken hieronder. A Geboorte en sterfte in Duitsland B Bevolkingsexplosie: de natuurlijke bevolkingsgroei is groot C De demografische transitie is voltooid D Veel geboortes, veel sterftegevallen E Geboorte en sterfte in Nederland

van toepassing op de vier verschillende gebieden van Duitsland. Zet bij elk cijfer de letter van de juiste uitspraak. A De bevolking neemt er een klein beetje af. B De bevolking neemt er sterk af.

8

2p

CE

Bekijk bron 5. Geo_vm_3_bb_LB_BR_ET_1_2_5 Schrijf er de juiste betekenis achter. Kies uit: - geboortecijfer Duitsland - geboortecijfer Nederland - sterftecijfer Nederland - sterftecijfer Duitsland

1p

10

Bekijk bron 5.

 Over de legendablokjes A en B worden vier

Welke begrippen moet je kennen?

uitspraken gedaan. Welke is goed? Neem het cijfer van het goede antwoord over. I A is het sterfteoverschot van Nederland en B dat van Duitsland. II A is het geboorteoverschot van Nederland en B het sterfteoverschot van Nederland. III A is het geboorteoverschot van Duitsland en B het sterfteoverschot van Duitsland. IV A is het sterfteoverschot van Duitsland en B het geboorteoverschot van Duitsland.

Beschrijf het verband tussen levensverwachting en vergrijzing.

Vaardigheden Achter in het boek vind je een overzicht met vaardigheden. Hierin worden alle vaardigheden die je voor het examen moet beheersen uitgelegd. 50

Bevolking en ruimte

CE 1

2

Vaardigheden

Hoe gebruik je de atlas?

Bladwijzer

6

Carnarvon Monkey Mia Midland

10 km

Geraldton

Mundaring

0

250

PERTH

AZIË Darwin

Kalgoorlie Coolgardie Fremantle Esperance Albany

500 km

1:46.000.000

Kus

da Neva rra

Lokale schaal

verschillende werelddelen, wereld

Door in te zoomen of uit te zoomen kun je wisselen van schaalniveau.

PERTH

AUSTRALIË Brisbane Adelaide Sydney Melbourne

Oc ea an

he

Centrum Fremantle 5

1:1.100.000

Mondiaal

Gibsonwoestijn WESTAUSTRALIË Grote Victoriawoestijn

isc Ind

Sie

meer dan 1.500

0

an ea Oc

500 - 1.000

e sch Indi

ergte

250 - 500 1.000 - 1.500

PERTH

Oceaan

minder dan 250

NEVADA

Schaalniveau's

Er zijn verschillende schaalniveaus: Lokaal dorp, stadswijk, stad Regionaal streek, provincie, landsdeel Nationaal land Internationaal verschillende landen, werelddeel

Indische

Neerslag in Californië en Nevada neerslag in mm

tgeb

0

Regionale schaal

AZIË Gro Ocea te an Indonesië ische Ind aan AUSTRALIË Oce AFRIKA

PERTH Nieuw-Zeeland

1.000 2.000 km

1:180.000.000

ANTARCTICA

ANTARCTICA

Nationale schaal

Internationale en mondiale schaal

inzoomen

O Grote

an cea

y lle l Va tra Cen te rg be

tge

Death Valley

0

Los Angeles

uitzoomen

r Figuur 3

Las Vegas 125

250 km

7

1:17.500.000

Stappenplan eigen mening

8

Regio in beeld

r Figuur 1 Reliëf in Californië en Nevada hoogte in meters

Kus

tgebergte

Verklaren met factoren

beneden zeeniveau 0 - 200 Sie

a ea Oc

ley Val t ral rg be

tge

Grote

Cent

Kus

n

r Figuur 2

e

500 - 1.000 1.000 -2.000

da Neva

CALIFORNIË

200 - 500

NEVADA

San Francisco

rra

Verklaren betekent dat je gaat uitleggen hoe iets komt. Voorbeeld: Tropische regenwouden ontstaan in een warm en vochtig klimaat. De factoren zijn dan: temperatuur en neerslag. Er zijn twee soorten factoren: Natuurlijke factoren - Klimaat: temperatuur, neerslag - Natuurkrachten: vulkanisme, aardbevingen, erosie Menselijke factoren - Economisch: geld en werk - Sociaal: (samen)leven van mensen - Cultureel: taal, godsdienst, geschiedenis, gewoontes - Politiek: regering, provincies, gemeentes

Verbanden leggen

CALIFORNIË San Francisco

Beschrijven en verklaren

Bij aardrijkskunde ga je een gebied beschrijven en verklaren. - Bij beschrijven is een belangrijke vraag: Wat is daar? Voorbeeld: Tropische regenwouden in het Amazone- gebied. - Bij verklaren is een belangrijke vraag: Waarom is dat daar? Voorbeeld: Het Amazonegebied ligt dicht bij de evenaar. Het is er altijd warm en vochtig.

4

5

In de aardrijkskunde leg je uit wat twee of meer verschijnselen met elkaar te maken hebben. Dat noem je verbanden leggen. Voorbeeld: Langs de kust in Californië regent het veel. Dat komt omdat de vochtige lucht van zee botst tegen het Kustgebergte en de Sierra Nevada. In het gebied erachter valt weinig neerslag. Dat ligt in de regenschaduw. Je kunt dus zeggen dat er een verband is tussen de hoeveelheid neerslag en het reliëf in Californië. Kus

aart met vakken waarin de nummers van K atlaskaarten staan. Inhoud De nummers en de titels van atlaskaarten. Namenregister Lijst van alle namen van plaatsen, rivieren en bergen in de atlas. Legenda Uitleg van kleuren en symbolen op atlaskaarten.

3

51

Vaardigheden

Wat is nodig bij kaartlezen?

- Titel: naam van de kaart (gebied, onderwerp). - Legenda: uitleg van kleuren en symbolen op de kaart. - Noordpijl: geeft aan waar het noorden is. - Schaal: geeft aan hoeveel de werkelijkheid is verkleind.

Stap 1 Stap 2 Stap 3

2.000 - 3.000 meer dan 3.000 Death Valley

Los Angeles

Las Vegas 0

125

250 km

1:17.500.000

Stap 4

Wat is het probleem? r ligt een ongebruikt stuk grond in de stad. E Hoe moet het worden ingericht? Wie zijn erbij betrokken? Winkeliers, bewoners, leerlingen en de gemeente. Wat is hun mening over het probleem? Winkeliers: Wij willen meer parkeerruimte, anders blijven de klanten weg. Bewoners: In onze buurt is er nauwelijks groen. Daarom willen wij een park. Leerlingen: Wij willen graag een half-pipe en een basketbalveldje bij de school. Gemeente: Wij willen appartementen bouwen voor woningzoekenden. Wat is jouw eigen mening? Je moet als een soort rechter goed luisteren wat de verschillende partijen willen. En waarom ze dat willen. Daarna geef je een eigen oordeel.

55

Begrippen

Begrippen

 Neem de cijfers 1, 2, 3 en 4 over in je schrift.

bevolkingsopbouw van 2010

daan. Neem de getallen over en schrijf erachter of de uitspraak goed of fout is. I Bij de lijn van de leeftijdsopbouw van 2050 staat de letter C. II De babyboom staat aangegeven met de letter A. III Tussen 2010 en 2050 is de vergrijzing afgenomen. Dat zie je bij B. IV De letter D geeft aan dat de ontgroening tussen 2010 en 2050 is toegenomen.

5

0

9

1 150

 Over bron 4 zijn de uitspraken I tot en met IV ge-

sterfte4 overschot

3

10 0

50 100 km

2

100

en 2050.

geboortecijfer b ijf 1

30 0 20 0

1p

D 0

× 1.000 mensen

50

geboorte- en sterftecijfer (‰)

I

1p

100

De demografische transitie

IV

0

0 150

Bevolking en ruimte

B

Topografie 1 Ligging van steden, wateren, bergen en landen Natuur 2 Klimaat 3 Landschappen 4 Hoogteligging Mensen 5 Bevolking 6 Bestaansmiddelen 7 Ontwikkelingspeil 8 Infrastructuur 9 Cultuur 10 Politiek

aantrekkingsfactor Een reden om naar een gebied toe te gaan. afstotingsfactor Een reden om uit een gebied weg te gaan. agglomeratie Een stad met de daaraan vastgegroeide steden en dorpen. babyboom Het Engelse woord voor geboortegolf. bebouwingsdichtheid Het gemiddeld aantal gebouwen (vaak woningen) per vierkante kilometer. bereikbaarheid Het gemak en de snelheid waarmee mensen op een bepaalde plaats kunnen komen. bestemmingsplan Plan van een gemeente, waarin staat hoe de grond gebruikt moet worden voor wonen, werken, verkeer, recreatie en andere functies. bevolkingskrimp Afname van de bevolking. bevolkingspiramide Zie leeftijdsdiagram. bevolkingsspreiding De verdeling van mensen over een land of een gebied. brain drain Het vertrek van goed opgeleide mensen naar het buitenland. communisme Staatsvorm waarbij de staat alles bezit en bepaalt (dictatuur). concentrisch groeimodel De groei van een stad vanuit het centrum met de historische stadskern. congestie Als door verkeersdrukte de wegen verstopt raken. demografische transitie De overgang van hoge geboortecijfers en hoge sterftecijfers naar lage geboortecijfers en lage sterftecijfers.

21 21 13

8 14

15

17

10 9 32 34

20

14

15 19

drempelwaarde 11 Het minimum aantal klanten dat een voorziening nodig heeft om te kunnen bestaan. éénkindpolitiek 33 Gezinnen mogen niet meer dan één kind hebben. éénpartijstelsel 34 Er is één partij in een land die alles voor het zeggen heeft. emigratie 8 Het verhuizen naar een ander land. forensisme 15 Het heen en weer reizen tussen woon- en werkplek. gastarbeider 9 Iemand die tijdelijk naar een ander land gaat om daar te werken. geboortecijfer 8 Het aantal kinderen dat in een jaar wordt geboren (per 1.000 inwoners). geboortegolf 8 Een periode met hoge geboortecijfers. geboorteoverschot 19 Als er in een jaar meer mensen geboren worden dan er sterven, zie natuurlijke bevolkingsgroei. gezinshereniging 10 Immigratie van familie van een immigrant die al jaren eerder is verhuisd. historische stadskern 14 Oudste deel van de stad. Kenmerken: oude gebouwen, alles dicht op elkaar gebouwd, smalle en kronkelige straten, weinig open ruimte. huishouden 21 Een of meer personen die gezamenlijk op één adres wonen. hukou-systeem 35 De regel in China dat je altijd moet blijven wonen in het gebied waar je bent geboren. hutong 36 Traditionele Chinese woonwijk met woonhofjes langs smalle, rechte straten.

immigratie 8 Mensen die zich in een bepaald land vestigen. infrastructuur 15 Alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen of informatie te vervoeren; bijvoorbeeld: autowegen, spoorwegen, telefoonverbindingen en glasvezelkabels. inspraak 37 Je mag zeggen wat je van iets vindt. Andere mensen houden dan rekening met jou. integratie 23 Meedoen aan de maatschappij. kapitalisme 20 Systeem waarin ondernemers produceren wat de markt (de mensen) vraagt. landelijk gebied 13 Gebieden met weinig bebouwing en veel open ruimte. Andere naam: platteland. leefbaarheid 14 De mate waarin een woonwijk geschikt is om in te leven. leeftijdsdiagram 9 Diagram, waarin je de verdeling van de bevolking over verschillende leeftijdsklassen ziet. levensverwachting 9 Hoe oud mensen in een land gemiddeld worden. meerkernen groeimodel 14 De groei van een stedelijk gebied vanuit meerdere steden. megastad 34 Stad met meer dan 10 miljoen inwoners. migrant 18 Iemand die verhuist buiten de eigen woonplaats. migratie 9 Het verhuizen naar een andere woonplaats. mobiliteit 13 De verplaatsing van mensen en goederen met behulp van een vervoermiddel. natuurlijke bevolkingsgroei 8 Groei van de bevolking door het verschil tussen geboorte en sterfte. onderhoud 14 Hoe een buurt en de huizen eruit zien.

ontgroening 9 De afname van het aandeel jongeren in de bevolking. participatie 36 Actieve deelname van de bewoners aan de leefbaarheid van een wijk. projectontwikkelaar 37 Een bedrijf dat bouwprojecten in de stad ontwikkelt. re-urbanisatie 13 Als het aantal inwoners van de stad na vele jaren weer toeneemt. reikwijdte 11 De maximale afstand die mensen willen afleggen om van een voorziening gebruik te maken. remigratie 10 Terugkeer naar het gebied waar je ooit vandaan bent verhuisd. ruimtegebruik 13 De inrichting van stad en platteland voor wonen, werken, verkeer, recreatie en andere functies. ruimtelijke ordening 17 Het maken van plannen voor de inrichting van de ruimte. segregatie 23 Het apart wonen van bevolkingsgroepen met bepaalde kenmerken (armoede, taal). seizoensmigrant 9 Iemand die een korte periode naar een ander gebied migreert. smog 39 De vervuilde lucht in steden door giftige gassen van auto’s, fabrieken en huishoudens. sociale bevolkingsgroei 8 Het aantal mensen dat zich ergens vestigt min het aantal dat vertrekt. sociale controle 36 Bewoners letten op elkaar of er niet iets geks gebeurt. sociale ongelijkheid 23 De verschillen tussen bevolkingsgroepen in kansen op werk, welvaart en gezondheid. staat 20 Een duidelijk begrensd gebied waar een regering de macht heeft.

Werkboek Je begint altijd te werken vanuit je werkboek. Daar staan alle opdrachten over het lesboek. Ook zijn er opdrachten die je met de atlas of de computer moet maken. Aan het eind van elke paragraaf maak je een uittreksel. Een overzicht van de lesstof vind je in het onderdeel Wat moet je leren? 6

1

3

1.1

Bevolking en ruimte in Nederland

c

W4 Bevolkingsgroei in Nederland

Bekijk W2 op bladzijde 5.

a In W2 ontbreken begrippen. Vul ze op de goede plek in. b Geef in W2 de lijnen van het geboorte- en het sterftecijfer elk een eigen kleur. c Arceer de natuurlijke bevolkingsgroei. Denk ook aan de legenda. d Heeft Nederland een geboorteoverschot of een sterfteoverschot?

7

Bevolkingsgroei in Nederland

Hoe zie je dat het aantal jongeren is afgenomen?

per 1.000 inwoners (‰)

18

9

2

overschot.

–2 1950

W3 Sociale bevolkingsgroei in Nederland

6

1960

1970

1980

2000

2010

 Nederland voor 1965:

4

Daarna: Vanaf 1965

Schrijf op waarom mensen uit een bepaald land naar Nederland komen.

Inwoners van Nederlandse koloniën.

Polen

Duitsland

b En met het aantal ouderen?

Lees nog een keer Van jong naar oud.

a Wat zijn de drie oorzaken van vergrijzing? 1

10

3

emigratie

4

b Waardoor daalde het geboortecijfer na 1960 zo sterk?

Maak het uittreksel in W5 af.

W5 Uittreksel 1.1 Bevolkingsgroei

2

 Toename door

vestigingsoverschot

1980

1990

2000

2010

vertrekoverschot

8

Lees De bevolkingspiramide en gebruik figuur 2.

Bekijk W4.

bevolkingsgroei

bevolkingsgroei (immigratie -

).

cijfers: er zijn 150.000 baby’s geboren;

GEO_vm_3_WB_BR_1_1_2

a Kleur de lijnen van natuurlijke en sociale bevolkingsgroei. b Vul het goede begrip in W4 in. Kies uit: totale bevolkingsgroei, geboortecijfer, sterfteoverschot.

) en

(geboorte -

a Wat is een bevolkingspiramide? 5

-Europeanen.

Wat moet je leren?

Suriname

Herhaling

2

1970

Nu veel

Turkije 7

immigratie

6

1960

land. land. Vier groepen:

c

per 1.000 inwoners (‰)

8

0 1950

.

b Bekijk figuur 4. Wat is het belangrijkste immigratiegebied?

Sociale bevolkingsgroei in Nederland 10

:

Migratie

3 1990

GEO_vm_3_WB_BR_1_1_3 Lees Van jong naar oud en gebruik figuur 1.

a Wat is er tussen 1950 en 2010 gebeurd met het aantal jongeren?

 Bevolkingspiramide of

een staafdiagram met de

2

sociale bevolkingsgroei

0

overschot.

vestigen (immigratie):

De bevolkingspiramide

1

c

meestal een

Lees Migratie en gebruik figuur 4.

a Welke vier groepen migranten kwamen naar Nederland?

6 4

. is toegenomen.

natuurlijke bevolkingsgroei

8

In twee perioden was er een vertrekoverschot. Kleur die twee perioden in W3 zwart. d In Nederland is de sociale bevolkingsgroei meestal positief / negatief (omcirkel het goede antwoord). Er is

geboortecijfers is het aan-

jonge mensen afgenomen. Dat noem je

14

10

.

Door de deel

16

Bekijk W3.

boom bejaard;

aantal ouderen d Hoe herken je de babyboom in de grafiek van 2010?

12

4

a Geef in W3 de lijnen van immigratie en emigratie elk een eigen kleur. b Als er meer mensen vertrekken (emigreren) dan zich er

Na Tweede Wereldoorlog: geboortegolf (of boom); nu is de

Bevolkingsgroei in Nederland 22 20

cijfers: 11‰ = per 1.000 inwoners zijn b Vergelijk de lijn van 1950 met die van 2010. Hoe zie je in figuur 2 dat de vergrijzing is toegenomen?

11 baby’s geboren. Van jong naar oud  Tussen 1950 en nu:

.

Lesboek - De onderdelen van de bevolkingsgroei. - De kenmerken van een leeftijdsdiagram. - De oorzaken van vergrijzing. - De herkomst van migranten. Werkboek - W2, W3 en W4: de ontwikkeling van geboorte-, sterfte-, migratie-, en bevolkingsgroei. Begrippen Nieuw: babyboom, emigratie, gastarbeider, geboortecijfer, geboortegolf, immigratie, leeftijdsdiagram (bevolkingspiramide), levensverwachting, migratie, natuurlijke bevolkingsgroei, ontgroening, seizoensmigrant, sociale bevolkingsgroei, vergrijzing, vluchteling Alle begrippen met definities vind je achter in je lesboek. De begrippen met definities van hoofdstuk 1 vind je op www.DeGeo-online.nl.

Symbolen De volgende symbolen kun je tegenkomen in het werkboek: Atlas Vaardigheden Lesboek Computer Samenwerkingsopdracht ICT en De Geo Op DeGeo-online.nl vind je de volgende onderdelen: - ICT-opdrachten uit de paragrafen en de casus, - proeftoets per hoofdstuk en de casus, - begrippentoets, - examentraining, - film en animaties per paragraaf, - begrippenlijst per hoofdstuk, - overzicht van vaardigheden.


6

Bevolking en ruimte


7

Start

w

Start

Bevolking en ruimte Leven in Shanghai Shanghai ziet eruit als een hypermoderne, westerse metropool. Er zijn hoge wolkenkrabbers, luxe woonflats en dubbeldeks snelwegen. Maar Shanghai heeft ook een ander gezicht. In traditionele wijkjes gaat het oude Chinese leven gewoon door. Hoe lang blijft dat zo? Kunnen de oude wijkjes de oprukkende flats tegenhouden? Of verdwijnen ze? Dong Su is zestien jaar en woont met zijn ouders in Shanghai. Ze wonen in een winkelstraatje in de oude stad. Hij vertelt: ‘Het is een heel gezellige buurt. Altijd zijn er mensen op straat, tot ’s avonds laat. Ze komen om boodschappen te doen of een praatje te maken.’ De ouders van Dong hebben een kleine slagerij. Maar kortgeleden kregen ze een brief thuis. De winkel moet sluiten. Dong: ‘De hele wijk gaat plat. De huizen zijn oud en vervallen. Ook hebben ze geen wc of douche. Er komen flats voor in de plaats.’ De ouders van Dong krijgen een nieuwe flat aangeboden. Mooi toch, zou je zeggen. Maar dat ligt heel anders: ‘Hoe kunnen mijn ouders geld verdienen als de slagerij dichtgaat? De flat ligt zo’n tien kilometer uit de buurt, in een heel ander deel van Shanghai. Protesteren helpt niet, de overheid gaat gewoon door. Er zijn al huizen in de straat dichtgemetseld.’ Dit katern gaat over de bevolkingsgroei en het ruimtegebruik in drie landen: Nederland, Duitsland en China. Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen die landen?

In dit katern: 1

Nederland vergrijst. Hoe kun je dat merken?

2

De bevolking in Duitsland neemt af. Loopt Duitsland leeg?

3

China’s economie groeit snel. Hoe ziet het nieuwe China eruit?

C

In China liggen megasteden. Welke grootstedelijke problemen zijn er?


8

1

Bevolking en ruimte in Nederland

1 Bevolking en ruimte in Nederland 1.1

Nederland

Bevolkingsgroei in Nederland

Deze paragraaf gaat over de groei van de Nederlandse bevolking. Je onderzoekt belangrijke kenmerken, zoals het aantal jongeren, ouderen en migranten.

100

Leeftijdsopbouw Nederland

Bevolkingsgroei

%

u In Nederland wonen bijna 17 miljoen

90 80 70 60 50 40 30 20 10 0

1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010 0-20 jaar

r Figuur 1

20-65 jaar

Geo_vm_3_bb_LB_BR_1_1_2

65+

mensen. Dat zijn er ongeveer 7 miljoen meer dan in 1950. Die groei komt door natuurlijke bevolkingsgroei (geboorte sterfte) en door sociale bevolkingsgroei. Bij sociale bevolkingsgroei gaat het om het aantal mensen dat zich in een gebied vestigt min het aantal dat vertrekt. In het kort: immigratie min emigratie.  Je kunt kijken naar absolute cijfers: bijvoorbeeld in 2010 werden 150.000 baby’s geboren. Je kunt ook kijken naar relatieve cijfers: een geboortecijfer van 11‰ wil zeggen dat per 1.000 inwoners 11 baby’s werden geboren.

Van jong naar oud u Na 1950 is er veel veranderd aan de

verdeling van jonge en oude mensen in

de Nederlandse bevolking. Dat kun je zien in figuur 1. Het aandeel van ouderen is toegenomen. Voor die vergrijzing zijn verschillende oorzaken.  In de eerste plaats is het aantal ouderen flink gegroeid. Om die groei te verklaren moet je terug naar 1945. Na de Tweede Wereldoorlog was er een echte geboortegolf. Dat is een periode met hoge geboortecijfers. Vaak wordt het Engelse woord gebruikt: babyboom. De kinderen die tussen 1945 en 1965 werden geboren bereikten vanaf 2010 de leeftijd van 65 jaar. De babyboom is nu bejaard.  In de tweede plaats worden er minder kinderen geboren. In 1946 kreeg een vrouw gemiddeld 4 kinderen, nu gemiddeld 1,7. Belangrijke oorzaak daarvoor is het gebruik van voorbehoedsmiddelen,


1.1

in het bijzonder de pil. Na 1965 nemen de geboortecijfers sterk af. Door de dalende geboortecijfers is het aandeel jonge mensen in de bevolking afgenomen. Dat noem je ontgroening.  De vergrijzing wordt versterkt doordat mensen langer leven. De levensverwachting is toegenomen. Levensverwachting is het gemiddeld aantal te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd. Een meisje dat in 2010 is geboren, heeft een levensverwachting van ruim 82 jaar, een jongen van 78,5 jaar.

inwoners van Nederlandse koloniën en kwamen om te studeren en te werken.  De derde groep immigranten zijn de vluchtelingen. Dat zijn mensen die uit hun land gevlucht zijn omdat ze daar niet veilig waren. Er zijn ook veel mensen die komen in de hoop werk en welvaart te vinden. Je noemt hen economische vluchtelingen. Zij krijgen in Nederland geen verblijfsvergunning.

 Veel inwoners uit landen van de

Leeftijdsopbouw Nederland in 1950 en 2010

Immigratie naar Nederland 2005-2010

tieland. Veel emigranten begonnen een nieuw leven in de Verenigde Staten, Canada, Australië of Nieuw-Zeeland. Later werd Nederland een immigratieland. Je kunt vier groepen immigranten onderscheiden.  Vanaf 1965 kwamen mensen voor werk naar Nederland. Er was toen veel werk, maar er waren te weinig arbeiders. Bedrijven zochten vooral mensen voor zwaar en vies werk. Die vonden ze in Turkije en Marokko. Het was de bedoeling dat ze tijdelijk in Nederland zouden werken. Ze stonden daarom bekend als gastarbeiders.  Ook kwamen veel Surinamers en Antillianen naar Nederland. Zij waren

9%

70

overige landen 34,9%

60 50 40 Suriname

20 10 0 100

50

0

rest Europese Unie 18,4%

1,7% overig Europa 2,7% 1,7% Ned. Antillen 21% Marokko

30

150

Duitsland België 5,9% 1,7%

80

0

50

100

150

3%

Totaal: 755.000 immigranten

× 1.000 mensen mannen

vrouwen

r Figuur 2

u Voor 1965 was Nederland een emigra-

Polen

90

u Je kunt de leeftijdsopbouw ook

Migratie

Europese Unie zijn naar Nederland gekomen. Oost-Europeanen doen vaak het werk dat Nederlanders niet willen doen. Een groot aantal komt alleen een bepaalde periode van het jaar, bijvoorbeeld om te werken in de aspergeoogst. Daarna gaan ze weer terug. Zij zijn seizoensmigranten.

leeftijd 100

De bevolkingspiramide laten zien in een leeftijdsdiagram of bevolkingspiramide. Elke staaf stelt een bepaalde leeftijd voor. Links staan altijd de mannen, rechts de vrouwen. Je kunt twee leeftijdsdiagrammen met elkaar vergelijken. In figuur 2 staat de leeftijdsopbouw in 2010. Met een zwarte lijn is de opbouw van 1950 erin getekend. Zo kun je bekijken wat er tussen 1950 en nu is veranderd.

9

Bevolkingsgroei in Nederland

1950

Geo_vm_3_bb_LB_BR_1_1_5

r Figuur 4

Geo_vm_3_bb_LB_BR_1_1_3

r Figuur 3 In Nederland werken veel Oost-Europeanen in de tuinbouw, de zorg of in de bouw.

Turkije


10

1

1.2

Bevolking en ruimte in Nederland

Bevolkingsgroei, nu en later

Gaat de bevolking van Nederland in de toekomst groeien of krimpen? Wat zullen de verschillen tussen gebieden zijn?

Toekomst u De bevolkingsgroei van de toekomst

kun je voorspellen door te kijken naar ontwikkelingen in de sociale en natuurlijke bevolkingsgroei.  De belangrijkste redenen om naar Nederland te komen zijn werk en studie. Veel arbeidsmigranten doen ongeschoold werk, bijvoorbeeld in de tuinbouw. Ze steken asperges, werken in een tuinbouwkas of plukken aardbeien. Ook komen er steeds meer hoogopgeleide kennismigranten, die bijvoorbeeld op universiteiten of bij hightechbedrijven een baan krijgen. Een andere reden voor immigratie is gezinshereniging (de vader woont hier al, de rest van het gezin volgt later).

Regionale verschillen

Er vertrekken ook mensen uit Nederland. Zo zijn er bijvoorbeeld Turken en Marokkanen die teruggaan naar hun geboorteland. Maar deze terugkeermigratie of remigratie zal minder zijn dan de immigratie. In de toekomst zal er dan ook een vestigingsoverschot zijn.  In de tweede plaats zal de bevolking door natuurlijke bevolkingsgroei toenemen. Er komen wel steeds meer ouderen, maar die leven langer. Dus: de vergrijzing neemt toe, net als de levensverwachting.  Rond 2033 komt er een omslag. De sterftecijfers gaan omhoog, want er zijn dan heel veel oude mensen. Er ontstaat een sterfteoverschot. Uiteindelijk gaat de bevolking vanaf 2040 een beetje afnemen.

u Binnen Nederland zijn er grote

verschillen in bevolkingsgroei. In een aantal gebieden neemt de bevolking af. Je zegt: er is bevolkingskrimp. Die krimp heeft verschillende gevolgen.  In gebieden met bevolkingsafname valt het vertrek van jongeren op. Zij migreren naar de stad om er te studeren of te gaan werken. Door het vertrek van jongeren verandert de samenstelling van de bevolking. Er komen naar verhouding meer ouderen. Dus een gevolg is: de vergrijzing neemt toe.  In een dorp had je vroeger veel voorzieningen: een bakker, een slager, een supermarkt. Hun klanten kwamen uit het dorp.

Bevolkingsgroei in de toekomst × 1.000 mensen 80

Groningen

Noord ze e

70 60

Bevolkingsontwikkeling Nederland, 2010-2040 sterke krimp (-10% of minder) krimp (-10 tot -2,5% redelijk stabiel (-2,5 tot 2,5%)

50

groei (2,5 tot 10%)

40

sterke groei (10% of meer)

30

Zwolle

20

Amsterdam

10

Den Haag

0 –10 –20

Enschede

Utrecht

Arnhem

Rotterdam

–30 2010 0

2020

2030

2040

2050 Eindhoven

totale bevolkingsgroei natuurlijke bevolkingsgroei sociale bevolkingsgroei r Figuur 5

Geo_vm_3_bb_LB_BR_1_2_1

0

25 1:3.000.000

r Figuur 6

50 km

Maastricht


1.2

Het gebied waar de klanten vandaan komen noem je het verzorgingsgebied. Als de bevolking krimpt, komt er een moment dat er te weinig klanten voor de bakker of voor de supermarkt zijn. Een voorziening heeft een minimum aantal klanten nodig om te kunnen bestaan. Dat is de drempelwaarde. Ook andere voorzieningen, zoals een basisschool, huisarts, bibliotheek hebben te weinig klanten en verdwijnen uit het dorp of de woonwijk.  Niet alleen door bevolkingskrimp verdwijnen voorzieningen. Vroeger kochten dorpsbewoners alle boodschappen bij de plaatselijke supermarkt. Nu gaan ze met de auto naar een grote supermarkt in een nabijgelegen stad. Daar doen ze boodschappen voor de hele week. De reikwijdte is toegenomen: dat is de maximale afstand die mensen willen afleggen om van een voorziening gebruik te maken.  Door bevolkingskrimp is het nodig een gebied opnieuw in te richten. Hier en daar gebeurt dat al.

11

Bevolkingsgroei, nu en later

r Figuur 8 Met reclame probeert Zuid-Limburg nieuwe inwoners te lokken.

Herinrichting u Waar minder mensen wonen, zijn op

den duur minder woningen nodig. Ook zijn andere woningen nodig. Een alleenstaande oudere wil een andere woning dan een gezin met jonge kinderen.

 Herinrichting door bevolkingskrimp

komt in Nederland nu al voor. Een goed voorbeeld is Delfzijl. Daar is een hele woonwijk afgebroken. Er stonden goedkope, kleine huurwoningen waar niemand meer wilde wonen. Nieuwe woningen kwamen ervoor terug, met andere kenmerken: modern, ruim, koopin plaats van huurwoningen en met een grote tuin. Een deel van de wijk blijft onbebouwd. Daar is een park ingericht. Ook kwam er een nieuw winkelcentrum waar alle voorzieningen zijn geconcentreerd.

Vaardigheid

r Figuur 7 In dit dorpscentrum van het dorp Giesbeek hebben verschillende voorzieningen een plaats,

zoals een basisschool, een cultureel centrum voor alle inwoners en een bibliotheek.

4 Verklaren met factoren

50

10 Onderzoeksplan

52


12

1.3

1

Bevolking en ruimte in Nederland

De verstedelijking van Nederland

Tussen 1950 en nu is de inrichting van Nederland sterk veranderd. Dat is te zien aan het gebruik van de ruimte voor wonen, werken, verkeer en recreatie.

r Figuur 9 De Kop van Zuid in Rotterdam. Dit havengebied is opnieuw ingericht met woningen, kantoren, horeca en cultuur (theater, museum).

Naar de stad

Monster

u Na 1870 begon in Nederland de

Wateringen

Pijnacker Berkel en Rodenrijs

‘s-Gravenzande

industrialisatie. In de steden werden honderden fabrieken gebouwd. Massaal trokken mensen van het platteland naar de stad om er te werken in de industrie. De steden breidden uit met veel woonwijken. Deze urbanisatie of verstedelijking ging door tot ongeveer 1960.

Delft

Naaldwijk Hoek van Holland

Bleiswijk

Bergschenhoek

De Lier

Ni eu we

g

Wa ter we Maasvlakte

Maassluis

Rozenburg

Brielle

Capelle ad IJssel Krimpen ad IJssel

Schiedam

Vlaardingen

we Maas Nieu Rotterdam

De stad uit u Na 1960 verhuisden steeds meer

mensen uit de stad. Ze hadden genoeg van de stad met zijn kleine woningen in nauwe straten zonder groen. In de dorpen rondom de stad was wel ruimte. Daar kon je een huis met tuin kopen. En daar konden kinderen veilig buiten spelen.

Ridderkerk

Hoogvliet Spijkenisse

Hellevoetsluis 0

2,5

Rhoon Poortugaal

5 km

Oud-Beijerland

1:300.000

Verstedelijking van Rotterdam en omgeving

snelweg

bebouwing in 1950

industrie en havens in 1950

hoofdweg

bebouwing in 2010

industrie en havens in 2010

spoorlijn

r Figuur 10

Barendrecht


1.3

13

De verstedelijking van Nederland

 Dat inwoners van de stad konden

verhuizen had met twee factoren te maken: welvaart en mobiliteit. In de eerste plaats gingen de lonen omhoog. Mensen konden een duurder huis kopen of huren. Ook was er geld om een auto aan te schaffen. Daarmee konden ze gemakkelijk en snel naar hun werk, dat in de stad was gebleven. Het verschijnsel dat mensen de stad uit verhuizen heet suburbanisatie.  Niet alleen mensen vertrokken, ook de industrie verdween. In de binnensteden lagen veel fabrieken, die stank en lawaai veroorzaakten. Het was beter als deze gingen verhuizen. Veel bedrijven vonden een nieuwe plek aan de rand van de stad. Ook gingen veel fabrieken failliet. Ze verloren de concurrentie met lagelonenlanden.

De gevolgen u De suburbanisatie had grote gevolgen.  In de omgeving van grote steden

werden nieuwe woonwijken gebouwd. Weilanden en akkers veranderden in woonwijken. Het platteland verstedelijkte. Door die nieuwbouw groeiden steden en dorpen aan elkaar vast. Je kunt die groei goed zien op figuur 10. Er ontstonden agglomeraties: een grote stad met daaraan vastgegroeide woonwijken (voorsteden) en dorpen. Tussen agglomeraties zit vaak weinig ruimte. Agglomeraties die bijna aan elkaar zijn vastgegroeid vormen een stedelijk gebied. Het grootste stedelijke gebied in Nederland is de Randstad. Een ander woord voor stedelijk gebied is stedelijke zone.  De grote steden liepen ‘leeg’, ze verloren duizenden inwoners aan het omringende landelijke gebied. Rotterdam had in 1964 bijna 732.000 inwoners, 25 jaar later nog maar 554.000.

r Figuur 11 Een nieuwbouwwijk in de Randstad.

Terug naar de stad u Tot 1980 nam de bevolking van

grote steden af. Daarna begon de re-urbanisatie. Dat is de toename van het aantal inwoners van een stad na vele jaren van afname. Die re-urbanisatie was mogelijk door vernieuwing van het ruimtegebruik (dat is de inrichting van stad en platteland voor wonen, werken, verkeer, recreatie en andere functies). Het werd weer leuk om in de stad te wonen. Zo zijn er in binnensteden veel winkels en uitgaansmogelijkheden bij gekomen. Verlaten fabrieksterreinen en oude havengebieden zijn veranderd in luxe woongebieden. De industrie heeft plaatsgemaakt voor de dienstensector: fabrieken maakten plaats voor kantoren. Er hebben zich bijvoorbeeld banken, verzekeringen of hightechbedrijven gevestigd. Al die bedrijven hebben veel hoogopgeleide werknemers in dienst.

Het landelijk gebied u Het grootste deel van Nederland is

landelijk gebied. Daar vind je weilanden, akkers en bossen. In het landelijk

r Figuur 12 De stad rukt op.

gebied is, net als in de steden, veel veranderd in het ruimtegebruik.  Als gevolg van de suburbanisatie zijn vooral in de buurt van grote steden veel nieuwbouwwijken gebouwd. Dat is de verstedelijking van het platteland.  De landbouw is de belangrijkste ruimtegebruiker van Nederland. Alle weilanden en akkers zijn door boeren gemaakt. In de landbouw is veel veranderd: er zijn veel minder boeren en de bedrijven die overbleven, zijn een stuk groter geworden.  Er is nu meer ruimte voor natuur en recreatie (fiets-, wandel- en ruiterpaden).


14

1.4

1

Bevolking en ruimte in Nederland

De Randstad

Het belangrijkste stedelijke gebied van Nederland is de Randstad. Welke kenmerken heeft dit gebied?

Woonkwaliteit u In de Randstad wonen zo’n 6,5

r Figuur 13 De historische stadskern van Utrecht.

Ontstaan en groei u De steden van de Randstad zijn vanaf

ongeveer 1300 ontstaan. Ze lagen aan het water en waren per schip goed te bereiken. Bijna alle steden zijn oud en in de historische stadskern (ook bekend als de oude binnenstad) vind je veel monumenten zoals kerken en woonhuizen. De gebouwen staan er dicht op elkaar, vaak aan smalle, bochtige straatjes. De bebouwingsdichtheid is er dus hoog en het stratenpatroon is kronkelig.  Tijdens de industrialisatie gingen de steden van de Randstad sterk groeien. Die groei verliep concentrisch. Dat woord betekent ‘rond een centrum’. Dat centrum is de historische stadskern uit de middeleeuwen. Daaromheen kwamen woonwijken en fabrieken te liggen.

De groei vanuit een centrum heet het concentrisch groeimodel.  Door suburbanisatie groeiden de steden uit tot het stedelijk gebied de Randstad. Eigenlijk klopt de naam ‘Randstad’ niet. Er is niet één stad, maar de Randstad bestaat uit vele steden, die door weilanden en parken van elkaar gescheiden zijn. De groei vanuit meerdere steden noem je het meerkernen groeimodel.  Elke stad heeft z’n eigen specialisaties: Amsterdam heeft veel hoofdkantoren van banken, Rotterdam is de grootste havenstad van Europa, Den Haag is de stad van het bestuur en de rechtspraak en Utrecht is een belangrijke handelsstad.

miljoen mensen. Dat aantal groeit nog steeds. Al die inwoners willen graag een goede woning. Om dat te bereiken moet er veel werk worden verzet.  Er worden nieuwe, grote woonwijken gebouwd. De meeste liggen aan de rand van de grote steden. Zo is bij de stad Utrecht het stadsdeel Leidsche Rijn gebouwd. Daar zullen in 2025 ongeveer 80.000 mensen wonen.  In de grote steden zijn veel woonwijken met goedkope huurwoningen. Een aantal van die wijken kent grote problemen. Veel inwoners hebben geen werk. Er is veel overlast van jongeren die herrie schoppen en spullen vernielen. Op straat ligt rotzooi en muren zijn volgespoten met graffiti. Ook is er veel misdaad, zoals inbraken en drugshandel. Inwoners voelen zich onveilig. Uit zo’n wijk willen veel mensen weg, want ze vinden de leefbaarheid slecht. Een wijk is leefbaar als de veiligheid en het onderhoud goed zijn. Veiligheid betekent dat er geen gevaar dreigt en dat je goed beschermd bent door verschillende maatregelen: van betere sloten op de deur tot een strenge aanpak van hangjongeren. Met goed onderhoud wordt bedoeld dat de huizen en de buurt er goed uitzien; dus geen graffiti, vernielingen of rondslingerend vuil. De leefbaarheid verbeter je ook door te zorgen voor betere voorzieningen (bijvoorbeeld nieuwe speel- en voetbalveldjes). Soms zijn grote ingrepen nodig door ‘slechte’ huurwoningen te slopen en te vervangen door duurdere koopwoningen.


1.4

15

De Randstad

0

De Randstad

5

10 km

1:720.000

wonen en werken het Groene Hart r ee elm s s IJ

bos en duin weilanden water spoorlijn

Haarlem

snelweg

Almere

Amsterdam

or dz ee

Hoofddorp

No

Hilversum

Amersfoort Woerden

Zoetermeer

Utrecht

Gouda

0

5

10 km

1:1.000.000

A2

Den Haag

Alphen aan den Rijn

A1 A27

Leiden

UTRECHT

A28

A12

A12

A2

7

A2

Rotterdam

Dordrecht

r Figuur 14 De steden van de Randstad liggen rond een gebied met veel open ruimte: het Groene Hart.

Bereikbaarheid en infrastructuur u In de Randstad reizen veel mensen

heen en weer tussen de plaats waar ze wonen en waar ze werken. Zij zijn forensen. Forensisme is een belangrijk onderdeel van de grote mobiliteit. Tijdens de spits zijn de snelwegen overvol. Elke werkdag staan er veel files. Als ergens vaak files voorkomen, noem je dat congestie. Dat is de verstopping van een netwerk, in dit geval van een verkeersnetwerk. Door die congestie neemt de bereikbaarheid af: het gemak en de snelheid waarmee mensen op een bepaalde plaats kunnen komen. ď Ź Er worden maatregelen genomen om de bereikbaarheid te verbeteren door uitbreiding van de infrastructuur. Erg belangrijk is de verbreding van snel-

Utrecht, verbetering van de infrastructuur verbreding/verbetering van: snelwegen

vaarwegen

spoorwegen

stationsproject

r Figuur 15

wegen. Ook het openbaar vervoer wordt verbeterd. Dat gebeurt door spoorwegen te verdubbelen. Daarnaast komen er nieuwe stations, zodat meer mensen gemakkelijk de trein kunnen nemen.

Voorzieningen u In de Randstad wonen zoveel mensen

dat ook bijzondere voorzieningen, zoals een musicaltheater, genoeg klanten hebben. Die topvoorzieningen zijn zo bijzonder dat er mensen vanuit heel Nederland naartoe komen. De reikwijdte is groot.

r Figuur 16 Naar de musicals in het Circus-

theater van Den Haag komen mensen uit heel Nederland.

Vaardigheid 6 Schaalniveaus

51


16

1

1.5

Bevolking en ruimte in Nederland

Bronnen: Strijd om de ruimte

In de Randstad is gebrek aan ruimte. Hoe geef je woningen, kantoren, vliegvelden, parken, snel- en spoorwegen een plek? Steeds weer is het wikken en wegen. In deze paragraaf onderzoek je hoe dat bij Schiphol is gebeurd.

Recreëren onder de startbaan

Schiphol en Haarlemmermeer Schiphol en Haarlemmermeer woonwijk

spoorlijn

bedrijven

snelweg

Schiphol

hoofdweg

parken, recreatie

Geniedijk

Amsterdam A5

landbouw 0

1

A1 Badhoevedorp

2 km

0

1:130.000

A4

Een luchthaven, snelwegen, spoorlijnen, woonwijken, bedrijfsterreinen – overvol is het rond Schiphol. Kun je ergens gaan wandelen, zwemmen of fietsen? Je kunt zeggen: dankzij de herrie van de luchthaven kan dat. Daardoor zijn er gebieden waar je geen woningen mag bouwen, daar kun je de ruimte gebruiken om een park in te richten.

 Bron 2

A9

 Bron 1

Hoofddorp

A9

Schiphol

 Bron 3

Schiphol en de politiek Veel politici vinden het belangrijk dat Schiphol de ruimte krijgt, want hier is voor veel mensen werk. In de gemeente Haarlemmermeer zijn ze het daar mee eens. En… oneens, want Schiphol geeft ook veel overlast door lawaai, stank en verkeer. Bovendien: nergens is nog ruimte om nieuwe woonwijken te bouwen.

A4 Nieuw-Vennep Aalsmeer

Westeinderplassen

 Bron 4

Nieuwbouw In Haarlemmermeer is het moeilijk plekken te vinden waar je nog kunt bouwen. Aan de oostkant ligt Schiphol in de weg. Aan de westkant was ruimte gevonden om 10.000 woningen te bouwen. Maar helaas. De Rijksoverheid zette een streep door de plannen, want juist daar is een nieuwe hoogspanningslijn gepland. Die is nodig om de Randstad van stroom te voorzien. Dat is van nationaal belang en gaat dus boven het belang van de gemeente Haarlemmermeer.


1.5

17

Bronnen: Strijd om de ruimte

 Bron 5

 Bron 6

Schiphol en het lawaai Rond Schiphol wonen honderdduizenden mensen. Veel mensen hebben last van vliegtuiglawaai. Er is afgesproken dat Schiphol mag groeien, maar alleen als de overlast binnen de perken blijft. Veel maatregelen zijn genomen om de geluidsoverlast te beperken. Waar te veel lawaai is, mogen geen woningen worden gebouwd. Er zijn vliegroutes ontworpen die zo min mogelijk over woonwijken gaan. Vliegtuigen die veel lawaai maken, mogen niet meer op Schiphol landen. Bovendien komen er in de toekomst steeds stillere vliegtuigen.

Schiphol is belangrijk voor de economie van de Randstad en van Nederland. Bijna 300.000 banen zijn met de luchthaven verbonden. Het is de banenmotor van Nederland. Volgens berekeningen leveren 1 miljoen extra passagiers 1.000 banen op. Het is daarom belangrijk dat Schiphol de ruimte krijgt, bijvoorbeeld om nieuwe bedrijfsterreinen aan te leggen. Ook moet je Schiphol en omgeving goed kunnen bereiken via snelwegen en openbaar vervoer. Indien nodig moet daarvoor nieuwe infrastructuur worden aangelegd. Op de foto zie je hoe langs Schiphol snelwegen en spoorlijnen lopen en hoe dichtbij de woonwijken van Haarlemmermeer liggen.

Noo rdze e

Schiphol, mainport en banenmotor Purmerend Zaandam Haarlem

Amsterdam Schiphol

Hoofddorp NieuwVennep

Amstelveen

Leiden Alphen aan den Rijn  Bron 7

Ruimtelijke ordening Schiphol ligt in de gemeente Haarlemmermeer. In die gemeente liggen de stadsdelen Hoofddorp en Nieuw-Vennep. Vanaf 1960 verhuisden er inwoners van Amsterdam en Haarlem naartoe. De ene nieuwbouwwijk na de andere werd er gebouwd. Door suburbanisatie groeiden Hoofddorp en Nieuw-Vennep uit tot een stad van 130.000 mensen. De gemeente wil nog duizenden woningen bouwen. Het maken van plannen voor de inrichting van de ruimte noem je ruimtelijke ordening. Een gemeente legt zijn plannen vast in een bestemmingsplan. Daarin staat precies aangegeven hoe de grond gebruikt moet worden voor wonen, werken, verkeer, recreatie, natuur en ander grondgebruik.

0

5

10 km

1:750.000

Schiphol en het vliegtuiglawaai 53 decibel startbaan 58 decibel

binnen dit gebied geen nieuwe woonwijken

Vaardigheid 12 Invalshoeken

52


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.