Met examentraining
CE
Wim ten Brinke e.a.
Werkboek 3|4 vmbo-kgt
Bevolking en ruimte
Werkboek 3|4 vmbo-kgt
Bevolking en ruimte Auteurs | Eindredactie Wim ten Brinke Chris de Jong
2
Bevolking en ruimte
Methodeoverzicht
SE Leerstof voor Schoolexamen 978 9006 43689 1 Arm en rijk lesboek 978 9006 43682 2 Arm en rijk werkboek 978 9006 43690 7 Grenzen en identiteit lesboek 978 9006 43683 9 Grenzen en identiteit werkboek 978 9006 43691 4 Bronnen van energie lesboek 978 9006 43684 6 Bronnen van energie werkboek
CE
Colofon
Vormgeving & opmaak Marc Freriks, Hollandse Werken, Zwolle Beeldresearch Lineair, Arnhem Cartografie EMK, Deventer Technisch tekenwerk Tiekstra Media, Groningen
Leerstof voor Centraal examen 978 9006 43688 4 Bevolking en ruimte lesboek 978 9006 43685 3 Bevolking en ruimte werkboek 978 9006 43693 8 Weer en klimaat lesboek 978 9006 43687 7 Weer en klimaat werkboek 978 9006 43692 1 Water lesboek 978 9006 43686 0 Water werkboek De Geo lesboek 3|4 vmbo-kgt is een onderdeel van de aardrijkskundemethode De Geo Geordend. De grondleggers van deze methode zijn prof. dr. R. Tamsma, H. Dragt en W.A. Hofland (sinds 1968) en J. Bos en dr. J. Hofker (sinds 1970).
Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff is dé educatieve mediaspecialist en levert educatieve oplossingen voor het Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Middelbaar Beroepsonderwijs en Hoger Onderwijs. Deze oplossingen worden ontwikkeld in nauwe samenwerking met de onderwijsmarkt en dragen bij aan verbeterde leeropbrengsten en individuele talentontwikkeling. ThiemeMeulenhoff haalt het beste uit élke leerling. Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze educatieve oplossingen: www.thiememeulenhoff.nl of via de Klantenservice 088 800 20 15 ISBN 978 90 06 43685 3 Derde druk, tweede oplage, 2013 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www. stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.
Deze uitgave is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
3
Inhoud
Inhoud Start
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
4
Bevolking en ruimte in Nederland Bevolkingsgroei in Nederland Bevolkingsgroei, nu en later De verstedelijking van Nederland De Randstad Bronnen: Strijd om de ruimte
5 8 11 14 17
Bevolking en ruimte in Duitsland
20
Bevolkingsgroei in Duitsland Verschillen tussen regio's De verstedelijking van Duitsland Ruhrgebied Bronnen: Duitsland en Nederland vergeleken Nederland en Duitsland in beeld
20 24 27 30 33 36
Examentraining
3
37
Bevolking en ruimte in China
40
Bevolking in China Migratie in China Wonen in de stad Bronnen: Werken, verkeer en milieu China in beeld
40 43 47 49 52
C
Casus: Megasteden in China
53
C.1 C.2 C.3
Guangzhou in de Parelrivierdelta Shanghai in de Yangtzedelta De delta's vergeleken
53 56 59
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
GT
5
Examentraining
62
4
Bevolking en ruimte
Start
u
Leven in Shanghai 1
Lees de tekst en bekijk de foto.
Figuur/bron
:
Figuur/bron
:
a W at heeft de foto met de titel van dit examenonderwerp te maken? b Waarom is het nodig de oude woningen af te breken?
3
Blader door het lesboek.
Maak een woordweb over bevolking en ruimte.
c Bedenk twee redenen voor het bouwen van hoge flats. 2
Blader door het lesboek.
Dit lesboek gaat over bevolking en ruimte. Zoek drie afbeeldingen en vertel bij iedere afbeelding waarom die volgens jou veel met het onderwerp te maken heeft. Figuur/bron
:
1.1
5
Bevolkingsgroei in Nederland
1
Bevolking en ruimte in Nederland
1.1
Bevolkingsgroei in Nederland
1
W2 Geboorte en sterfte in Nederland
Lees Bevolkingsgroei.
Over de bevolkingsgroei heb je in klas 1 en 2 al veel begrippen geleerd. Weet je ze nog? Noteer de begrippen bij de omschrijvingen in W1. natuurlijke bevolkingsgroei, geboortecijfer, sterftecijfer, geboorteoverschot, sterfteoverschot, sociale bevolkingsgroei, migratie, immigratie, emigratie, vertrekoverschot, vestigingsoverschot
Geboorte en sterfte in Nederland 24
per 1.000 inwoners (‰)
22 20 18 16 14
2
Bekijk de grote foto bovenaan bladzijde 8.
12
a W elk begrip dat je bij opdracht 1 hebt opgeschreven kun je toepassen op de foto? b Vertel ook waarom het bij de foto hoort.
begrip
, omdat
natuurlijke bevolkingsgroei
10 8 6 4 2 0 1950
1960
1970
geboortecijfer
sterftecijfer
GEO_vm_3_WB_BR_1_1_1
W1 Begrippen over bevolkingsgroei Omschrijving Het aantal kinderen dat in een jaar wordt geboren. Als er in een jaar meer mensen dood gaan dan er geboren worden. Het verhuizen naar een andere woonplaats. Mensen die zich in een bepaald land vestigen. Het verhuizen naar een ander land. Groei van de bevolking door het verschil tussen geboorte en sterfte. Het aantal mensen dat in een jaar sterft. Als er in een jaar meer mensen geboren worden dan er dood gaan. Groei van de bevolking door het verschil tussen immigratie en emigratie. Als in een jaar meer mensen uit een gebied vertrekken dan er zich vestigen. Als zich in een gebied in een jaar meer mensen vestigen dan er vertrekken.
Begrip
1980
1990
2000
natuurlijke bevolkingsgroei
2010
6
1
3
Bevolking en ruimte in Nederland
W4 Bevolkingsgroei in Nederland
Bekijk W2 op bladzijde 5.
a In W2 ontbreken begrippen. Vul ze op de goede plek in. b Geef in W2 de lijnen van het geboorte- en het sterftecijfer elk een eigen kleur. c Arceer de natuurlijke bevolkingsgroei. Denk ook aan de legenda. d Heeft Nederland een geboorteoverschot of een sterfteoverschot?
Bevolkingsgroei in Nederland 22
per 1.000 inwoners (‰)
20 18 16 14 12
10
4
8
Bekijk W3.
6
a G eef in W3 de lijnen van immigratie en emigratie elk een eigen kleur. b Als er meer mensen vertrekken (emigreren) dan zich er overschot. vestigen (immigratie): c I n twee perioden was er een vertrekoverschot. Kleur die twee perioden in W3 zwart. d In Nederland is de sociale bevolkingsgroei meestal positief / negatief (omcirkel het goede antwoord). Er is overschot. meestal een W3 Sociale bevolkingsgroei in Nederland
4 2 sociale bevolkingsgroei
0 –2 1950
6
1960
1970
1980
1990
2000
2010
GEO_vm_3_WB_BR_1_1_3 Lees Van jong naar oud en gebruik figuur 1.
a W at is er tussen 1950 en 2010 gebeurd met het aantal jongeren? b En met het aantal ouderen?
Sociale bevolkingsgroei in Nederland 10
natuurlijke bevolkingsgroei
per 1.000 inwoners (‰)
7
immigratie
Lees nog een keer Van jong naar oud.
8
a Wat zijn de drie oorzaken van vergrijzing? 1
6
2
3
emigratie
4
b Waardoor daalde het geboortecijfer na 1960 zo sterk?
2
0 1950
1960
1970
vestigingsoverschot
1980
1990
2000
8
2010
vertrekoverschot
Lees De bevolkingspiramide en gebruik figuur 2.
a Wat is een bevolkingspiramide? 5
GEO_vm_3_WB_BR_1_1_2
Bekijk W4.
a Kleur de lijnen van natuurlijke en sociale bevolkingsgroei. b Vul het goede begrip in W4 in. Kies uit: totale bevolkingsgroei, geboortecijfer, sterfteoverschot.
b V ergelijk de lijn van 1950 met die van 2010. Hoe zie je in fi guur 2 dat de vergrijzing is toegenomen?
1.1
7
Bevolkingsgroei in Nederland
c Hoe zie je dat het aantal jongeren is afgenomen?
Van jong naar oud
u Tussen 1950 en nu:
l Na Tweede Wereldoorlog: geboortegolf (of
d Hoe herken je de babyboom in de grafiek van 2010?
.
boom); nu is de
boom bejaard;
aantal ouderen
.
l Door de
9
a Welke vier groepen migranten kwamen naar Nederland? 1
2
3
4
geboortecijfers is het aandeel
jonge mensen afgenomen. Dat noem je
l
Lees Migratie en gebruik figuur 4.
is toegenomen.
u Bevolkingspiramide of
:
.
een staafdiagram met de
Migratie
u Nederland voor 1965:
Daarna:
land. land. Vier groepen:
l Vanaf 1965
c Schrijf op waarom mensen uit een bepaald land naar Nederland komen.
Polen
Duitsland
Turkije
Suriname
Wat moet je leren?
Bevolkingsgroei u Toename door
bevolkingsgroei ) en
(geboorte -
bevolkingsgroei (immigratie -
).
cijfers: er zijn 150.000 baby’s geboren;
11 baby’s geboren.
-Europeanen.
W5 Uittreksel 1.1
l Inwoners van Nederlandse koloniën.
l Nu veel
Maak het uittreksel in W5 af.
l
l
Herhaling
.
De bevolkingspiramide
b Bekijk figuur 4. Wat is het belangrijkste immigratiegebied?
10
cijfers: 11‰ = per 1.000 inwoners zijn
Lesboek - De onderdelen van de bevolkingsgroei. - De kenmerken van een leeftijdsdiagram. - De oorzaken van vergrijzing. - De herkomst van migranten. Werkboek - W2, W3 en W4: de ontwikkeling van geboorte, sterfte, migratie en bevolkingsgroei. Begrippen Nieuw: babyboom, emigratie, gastarbeider, geboortecijfer, geboortegolf, immigratie, leeftijdsdiagram (bevolkingspiramide), levensverwachting, migratie, natuurlijke bevolkingsgroei, ontgroening, seizoensmigrant, sociale bevolkingsgroei, vergrijzing, vluchteling
lle begrippen met definities vind je achter in A je lesboek. De begrippen met definities van hoofdstuk 1 vind je op DeGeo-online.nl.
8
1
1.2 1
Bevolking en ruimte in Nederland
Bevolkingsgroei, nu en later W6 Ontgroening en vergrijzing in de toekomst
Lees Toekomst.
a W at is een aantrekkingsfactor? (Kijk in de begrippenlijst als je het niet weet.)
100
%
90
80
b B edenk twee aantrekkingsfactoren die Nederland voor immigranten heeft.
70
60
50
40
c W at is een afstotingsfactor? (Kijk in de begrippenlijst als je het niet weet.)
30
20
10
d Bedenk een afstotingsfactor van Nederland.
0
2010
2020
0-20 jaar
2
Gebruik de tekst Toekomst en figuur 5.
2030
2040
20-65 jaar
2050
65+
GEO_vm_3_WB_BR_1_2_1
a W elke kleur heeft de lijn van de natuurlijke bevolkingsgroei?
3
Gebruik W6.
b In welk jaar wordt die negatief?
a Geef de groep 0-20 jaar en de groep 65+ aparte kleuren. (Kijk bij figuur 1 in je lesboek hoe je dat kunt doen.) b Wat gaat er veranderen in de groep 0-20 jaar?
c V anaf dat jaar is er een geboorteoverschot / sterfteoverschot / bevolkingsoverschot. (Omcirkel het goede antwoord.) d In welk jaar wordt de totale bevolkingsgroei negatief?
c En in de groep 65+?
e D e oorzaak van de afname is de natuurlijke bevolkingsgroei / sociale bevolkingsgroei. (Omcirkel het goede antwoord.) f In welk jaar zal de bevolkingsafname het grootst zijn?
d Neemt de vergrijzing toe?
e Neemt de ontgroening toe?
g In dat jaar neemt de bevolking af met ongeveer
mensen.
1.2
4
Bekijk figuur 6.
a Omcirkel de cijfers van de goede stellingen. I Gebieden waar de bevolking krimpt, liggen aan de rand van Nederland. II Krimpgebieden vind je vooral in de Randstad. III In de Randstad, Eindhoven en Groningen blijft de bevolking groeien. IV In de Randstad, Enschede en Groningen blijft de bevolking groeien. V In meer dan 50% van het Nederlandse grondgebied gaat de bevolking krimpen. b Door bevolkingskrimp verandert de bevolkingsdichtheid. Op welke manier? 5
9
Bevolkingsgroei, nu en later
Lees Regionale verschillen. Gebruik ook Vaardigheid 4 Verklaren met factoren.
a Waarom gaan jongeren weg? Noem twee afstotings factoren.
7 a Wat is reikwijdte? b Waardoor is de reikwijdte voor veel mensen toegenomen? 8 a W aarom kopen mensen liever hun boodschappen in een grote supermarkt in de stad? b I n een dorp verdwijnt de ene na de andere voorziening. Hoe komt dat? Kruis de goede antwoorden aan. Bevolkingskrimp Concurrentie voorzieningen grote stad Emigratie Immigratie Ontgroening
b Vul het schema in W7 in. W7 Bevolkingskrimp Gevolgen bevolkingskrimp
9
a Beschrijf de ontwikkeling van de vergrijzing in het algemeen.
Demografisch
Sociaal-economisch
Ruimtelijk (inrichting) 6
Lees Herinrichting en bekijk figuur 8.
a Door de vergrijzing zijn andere woningen nodig. Leg dat uit.
Gebruik in de atlas de kaart Vergrijzing 1980-2025
b I n welke drie provincies neemt de vergrijzing het sterkst toe?
c Waarom juist daar?
b Welke aantrekkingsfactor staat in figuur 8?
10
1
10
Bevolking en ruimte in Nederland
Ga naar DeGeo-online.nl
Maak de opgave over de bevolkingspiramide.
Onderzoek 11
Het minimum aantal klanten (=
wordt niet meer gehaald.
Voorzieningen
)
.
Ook andere oorzaak voor afname maximale afstand
Gebruik Vaardigheid 10 Onderzoeksplan.
In deze opdracht werk je samen in een groepje (2-4). Je gaat de bevolking in je eigen regio onderzoeken. Is er een geboorte- of een sterfteoverschot? Groeit de bevolking of krimpt die? Deze en andere vragen werk je uit in een onderzoek. Ga daarvoor naar De Geo-online.nl.
die mensen willen afleggen om van een voorziening
)
gebruik te maken (= de is toegenomen.
l
Herinrichting u Herinrichting nodig door afname
Herhaling 12
.
Maak het uittreksel in W8 af.
Ook zijn andere woningen nodig, bijvoorbeeld door
l Voorbeeld Delfzijl:
W8 Uittreksel 1.2 Toekomst u Bevolkingsgroei toekomst: kijken naar
en
bevolkingsgroei.
woningen naar weinig
Van veel
Meer ruimte voor
.
Concentratie van
.
woningen.
l Waarom naar Nederland?
1
Wat moet je leren?
2
3
(=
In de toekomst
Lesboek - De ontwikkeling van de natuurlijke en sociale bevolkingsgroei tot 2050. - Verschillen in bevolkingsgroei of bevolkingskrimp in regio’s van Nederland. - Gevolgen van bevolkingskrimp benoemen. - Kenmerken van herinrichting wegens bevolkingskrimp. Werkboek - W6: Ontgroening en vergrijzing in de toekomst. 4 Verklaren met factoren. - 10 Onderzoeksplan. - - W8: Uittreksel. Begrippen Nieuw: bevolkingskrimp, drempelwaarde, gezinshereniging, reikwijdte, remigratie, sterftecijfer, sterfteoverschot, verzorgingsgebied, vestigingsoverschot, voorzieningen Herhaling: immigratie, levensverwachting, natuurlijke bevolkingsgroei, sociale bevolkingsgroei, vergrijzing Alle begrippen met definities vind je achter in je lesboek. De begrippen met definities van hoofdstuk 1 vind je op DeGeo-online.nl.
Waarom weg uit Nederland? Bijvoorbeeld terugkeren naar je geboorteland ). overschot.
l Natuurlijke bevolkingsgroei:
en nemen toe.
Na 2033
overschot. .
Totale bevolkingsgroei na 2040:
Regionale verschillen u In een aantal gebieden
krimp.
Gevolgen: l l In het gebied waar de klanten vandaan komen
(=
) te weinig klanten.
1.3
1.3 1
11
De verstedelijking van Nederland
De verstedelijking van Nederland
Bekijk figuur 9.
3
a Wat betekent ruimtegebruik? Zoek op in de begrippenlijst. b Welke vormen van ruimtegebruik staan op figuur 9?
Gebruik W9.
a Kleur de lijn in W9. b Tot 1964 groeide de bevolking. Welk begrip hoort bij deze periode: urbanisatie of suburbanisatie? c In welke periode nam de bevolking af?
2
d Welk begrip hoort bij deze periode: urbanisatie of suburbanisatie?
Lees Naar de stad en De stad uit.
a Waardoor ontstond de suburbanisatie?
e Sinds wanneer groeit de bevolking weer?
f Z et nu de volgende omschrijvingen op de goede plek in W9. Kies uit: urbanisatie, suburbanisatie, re-urbanisatie.
b Wat is suburbanisatie van het werken?
4
Bekijk figuur 10.
a W at is er veranderd aan de verstedelijking tussen 1950 en 2010?
W9 De bevolking van Rotterdam 800
Ă— 1.000 inwoners
b Wat is daarvan de belangrijkste oorzaak?
750
700
c Schrijf de namen op van vijf dorpen die door suburbani- satie zijn gegroeid.
650
600
550
500 1960
1970
GEO_vm_3_WB_BR_1_3_1
1980
1990
2000
2010
12
1
5
Bevolking en ruimte in Nederland
W11 Topografie stedelijke gebieden
Lees De gevolgen.
a Wat betekent bevolkingsdichtheid?
b W elk gevolg had de suburbanisatie voor de bevolkingsdichtheid van de stad Rotterdam? c En voor het landelijk gebied in de omgeving van Rotterdam? W10 Stedelijke gebieden in Nederland grens stedelijk gebied stad
A 1 2 3 4 B 5 6 7 8 C 9 10
Randstad Amsterdam Rotterdam Den Haag Utrecht Brabantstad Den Bosch Eindhoven Tilburg Breda Arnhem-Nijmegen Arnhem Nijmegen 7
D 11 12 13 E 14 15 F 16 17
Twente Enschede Hengelo Almelo Zuid-Limburg Maastricht Heerlen Groningen-Assen Groningen Assen
Lees Terug naar de stad en bekijk figuur 9.
a Wat is er gedaan om de stad weer aantrekkelijk te maken?
No ord z ee
b Welk voorbeeld staat op figuur 9? c B edenk zelf een voorbeeld om een binnenstad aantrekkelijk te maken. 8
0
25
50 km
1:3.000.000
Lees Het landelijk gebied.
a Wat is er veranderd in het ruimtegebruik van veel landelijke gebieden?
6
Gebruik W10 en de kaart Nederland, Provincies in de atlas.
a Maak de grenzen van de stedelijke gebieden rood. b Zet de letters van de stedelijke gebieden in W11 op de goede plek in de kaart. c Zet de cijfers van de steden in W11 op de goede plek.
b Welk begrip hoort bij figuur 11 en 12?
1.3
9
13
De verstedelijking van Nederland
Gebruik in de atlas de kaart Nederland, Bevolkingsspreiding.
l Dat was mogelijk door
a Noteer twee voorbeelden van steden met een zeer hoge bevolkingsdichtheid.
.
en
l Ook veel
verhuisden uit de stad.
De gevolgen u Suburbanisatie had grote gevolgen.
l Steden en dorpen groeiden aaneen tot
b Hoe hoog is daar de bevolkingsdichtheid?
.
l In de grote steden
c Schrijf de naam op van een provincie met een lage bevolkingsdichtheid.
het aantal inwoners.
Terug naar de stad
u Na 1980 stijgt het aantal inwoners weer dankzij
d Waar woon jij en hoe hoog is daar de bevolkingsdichtheid?
10
en Die terugkeer naar de stad heet
Het landelijk gebied u Veranderingen in ruimtegebruik.
Gebruik in de atlas de kaart Nederland Verstedelijking.
a Aan welke kleur herken je landelijke gebieden?
l
l l
b Noteer de namen van vijf provincies met veel platteland.
Wat moet je leren?
Lesboek - Waardoor de urbanisatie op gang kwam. - Waardoor suburbanisatie ontstond. - Waardoor de industrie uit de steden verdween. - De gevolgen van suburbanisatie. - Waardoor steden weer ‘aantrekkelijk’ zijn geworden. - Kenmerken van veranderingen in het landelijk gebied. Werkboek - W10: Topografie. - W12: Uittreksel. Begrippen Nieuw: agglomeratie, landelijk gebied, mobiliteit, re-urbanisatie, ruimtegebruik, stedelijk gebied, stedelijke zone, suburbanisatie, urbanisatie, verstedelijking, welvaart
Herhaling 11
Maak het uittreksel in W12 af.
W12 Uittreksel 1.3 Naar de stad u Na 1870 begonnen industrialisatie en
.
De stad uit u Na 1960 begon de
.
lle begrippen met definities vind je achter in A je lesboek. De begrippen met definities van hoofdstuk 1 vind je op DeGeo-online.nl.
. .
14
1
1.4 1
Bevolking en ruimte in Nederland
De Randstad
Lees Ontstaan en groei en bekijk figuur 13.
a W elke kenmerken van een historische stadskern staan op figuur 13?
3
Gebruik in de atlas de kaart Steden/Steden met historische stadskern.
Welke steden uit W13 hebben een historische stadskern? Kruis ze aan.
W13 De grootste steden van de Randstad
Stad
b Waarom is de naam Randstad een beetje vreemd? c H ieronder staan kenmerken van een concentrisch groeimodel en een meerkernen groeimodel. Vul in: concentrisch of meerkernen.
Historische kern?
1 Amsterdam
2 Rotterdam
3 Den Haag
4 Utrecht
5 Leiden
6 Haarlem
1 bestaat uit vele steden
7 Amersfoort
2 rond een historische
8 Dordrecht
9 Haarlemmermeer
3 betekent rond
10 Almere
11 Lelystad
4 de Randstad is
12 Zoetermeer
5 de stad Amsterdam is
2
stadskern
een centrum
een voorbeeld
een voorbeeld Bekijk figuur 14 en gebruik de kaart Nederland, Provincies in de atlas.
4
Gebruik in de atlas de kaart Randstad/Groene Hart.
a Welke hoofdindeling wordt op kaart A gemaakt?
a In welke provincies ligt de Randstad?
b Bekijk de kaart met stedelijke knooppunten. Noteer de namen.
b H oe kun je op figuur 14 zien dat de Randstad uit meerdere kernen bestaat?
c Wat is het kenmerk van het Groene Hart?
1.4
15
De Randstad
c E ĂŠn knooppunt heeft twee toplocaties voor kantoren. Beschrijf hoe dat zit.
8
Lees Bereikbaarheid en infrastructuur.
a Waardoor is forensisme ontstaan in de Randstad?
5
Gebruik in de atlas de kaart Randstad/Groene Hart.
a Hoe staan nieuwbouwprojecten op de kaart aangegeven? b D e meeste nieuwe woonwijken liggen aan de rand van de grote steden. Klopt dat volgens de kaart?
b Wat heeft het afnemen van files met leefbaarheid te maken? 9
Bekijk figuur 15.
a Welke soorten infrastructuur worden verbeterd?
6
Gebruik in de atlas de kaart Randstad/Groene Hart.
a Wat is het Groene Hart?
b Worden er nieuwe snelwegen aangelegd?
c Waarom wel of waarom niet?
b Door welke drie oorzaken is het Groene Hart verbrokkeld?
10
7
Lees Woonkwaliteit.
a N oteer drie kenmerken van een woonwijk met een goede leefbaarheid. b W aarom verbetert de leefbaarheid als huurwoningen worden vervangen door koopwoningen?
Ga naar DeGeo-online.nl.
Daar ga je onderzoeken waar vaak files staan en waarom dat zo is. 11
Lees Voorzieningen en bekijk figuur 16.
a B edenk drie voorzieningen die je alleen in de Randstad vindt. b Is figuur 16 een topvoorziening? Licht je antwoord toe.
16
1
12
Bevolking en ruimte in Nederland
Bereikbaarheid en infrastructuur
Lees Voorzieningen. Gebruik ook Vaardigheid 6 Schaalniveaus.
u Grote
a W at is het verzorgingsgebied van een topmusical in het Circustheater in Den Haag? Omcirkel het goede antwoord.
1
Den Haag
2
de Randstad
3
heel Nederland
1 een bakker
2 een voetbalclub in het betaald voetbal
3 een topmusical
door
.
Veel files, veel verstoppingen van de snelwegen =
l Daarom uitbreiding
b W elke voorziening heeft de meeste klanten nodig om te kunnen bestaan? Omcirkel het goede antwoord.
1
2
Voorzieningen u Topvoorzieningen Randstad hebben grote .
c Wat is het schaalniveau van topvoorzieningen in de Randstad?
Wat moet je leren?
d Wat is het schaalniveau van een bakkerij?
Herhaling 13
Maak het uittreksel in W14 af.
W14 Uittreksel 1.4 Ontstaan en groei u Ontstaan vanaf
. Veel steden met
stadskern. Kenmerken:
l Groei tijdens industrialisatie volgens
groeimodel. Dat is
l Door suburbanisatie groei tot
Woonkwaliteit u Inspanningen voor woonkwaliteit l l
.
Kenmerk:
ď Ž Elke stad zijn eigen
:
.
Lesboek - Hoe de Randstad is ontstaan. - Wat er gedaan wordt om de woonkwaliteit van de Randstad te verbeteren. - Wat er gedaan wordt om de bereikbaarheid te verbeteren. - Waarom de Randstad topvoorzieningen heeft. Werkboek - De topografie van opgave 3 en 4. 6 Schaalniveaus. - - W14: Uittreksel. Begrippen Nieuw: bebouwingsdichtheid, bereikbaarheid, concentrisch groeimodel, congestie, forensisme, historische stadskern, infrastructuur, leefbaarheid, meerkernen groeimodel, onderhoud, stratenpatroon, veiligheid Herhaling: mobiliteit, reikwijdte, stedelijk gebied, suburbanisatie, voorzieningen
lle begrippen met definities vind je achter in A je lesboek. De begrippen met definities van hoofdstuk 1 vind je op DeGeo-online.nl.
1.5
1.5 1
17
Bronnen: Strijd om de ruimte
Bronnen: Strijd om de ruimte
Gebruik Vaardigheid 12 Invalshoeken.
Bij (her)inrichting spelen verschillende invalshoeken een rol. Ga na bij welke invalshoek de volgende woorden horen. Vul ze in het schema in. werk, inkomen, recreatie, wonen, landschap, planten en dieren, geluid, snelweg, spoorweg, beslissing
4 a Welke bron gaat over politiek? b W elk verschil is er tussen de nationale politiek en de lokale politiek?
Invalshoek
Economisch
Sociaal 5
Politiek Milieu 2
Lees de bronnen en vul W15 in.
W15 Invalshoeken Lees en bekijk bron 5.
a Om welke invalshoek gaat het? b Wat is het belangrijkste voor deze invalshoek?
Invalshoeken
Bron
Milieu Economie Sociaal Politiek
6
Bekijk de kaart bij bron 6.
a Wat betekent de rode stippellijn op de kaart?
3
Lees en bekijk bron 6.
a Om welke invalshoek gaat het? b Leg uit hoe de invalshoeken van bron 5 en bron 6 botsen. c Hoe is dat rond Schiphol opgelost?
b Waarom is dat gedaan?
18
1
Bevolking en ruimte in Nederland
Invalshoek milieu
7 Vraag aan je docent of je deze opdracht alleen of in groepjes moet maken. Schiphol wil uitbreiden met een nieuwe startbaan om meer vracht en passagiers te ‘verwerken’. Schrijf bij elke invalshoek een reden voor of tegen die uitbreiding op.
8
Gebruik W16.
Vraag aan je docent of je deze opdracht alleen of in groepjes moet maken. De gemeente Haarlemmermeer is op zoek naar een locatie voor een woonwijk, een bedrijventerrein en een recreatiegebied. Jij/jullie gaan die locaties bepalen. Bij je keuze heb je informatie nodig uit de bronnen. Je moet bijvoorbeeld weten of je wel overal een woonwijk kunt bouwen. a Wat is de beste locatie voor een nieuwe woonwijk? Kies een van de cirkels op de kaart. Kleur deze in.
Economische invalshoek
Sociale invalshoek
W16 Schiphol en Haarlemmermeer
0
spoorlijn
bedrijven
snelweg
Schiphol
water
woonwijk
parken, recreatie
Geniedijk
kantoren
landbouw
toekomstige hoogspanningslijn
recreatiegebied
1
A9
mogelijke locaties voor woningen, kantoren en recreatie
woonwijk
2 km
Amsterdam
1:85.000
A5 A1
0
Badhoevedorp
A4
A9
Schiphol Hoofddorp
A4
Nieuw-Vennep Aalsmeer
Westeinderplassen
1.5
19
Bronnen: Strijd om de ruimte
b Waarom daar? Geef een toelichting op je antwoord.
u Nieuwe woningen in Haarlemmermeer nodig door
. Moeilijk een plek te vinden, door
en nieuwe hoogspanningslijn.
u Schiphol en de politiek: wikken en wegen.
c W at is de beste locatie voor een nieuw bedrijfsterrein? Kleur deze in. d Waarom daar? Geef een toelichting op je antwoord.
u Recreatie: gebruikmaken van
plekken.
Wat moet je leren?
e Waar kun je een nieuw recreatiegebied aanleggen? f Waarom daar? Geef een toelichting op je antwoord. 9
Ga naar DeGeo-online.nl
Lees daar of je beslissingen van opgave 8 overeenkomen met de voorstellen die je op de site van Edugis kunt vinden.
Herhaling 10
Maak het uittreksel in W17 af.
W17 Uittreksel 1.5 u Schiphol is de
van Nederland. Daarom twee dingen belangrijk:
- ruimte voor
- goede
u Schiphol en het lawaai. Wat kun je er tegen doen?
- Geen woningen waar te veel
- Vliegroutes: niet
- Geen vliegtuigen die te veel
-
vliegtuigen.
is.
maken.
Lesboek - Beschrijven dat bij de (her)inrichting van een gebied verschillende manieren van kijken een rol spelen. - Beschrijven dat er tussen die verschillende manieren conflicten voorkomen. - Beschrijven dat het nodig is een oplossing te zoeken voor conflicten. - Beschrijven dat het in een dichtbevolkt gebied moeilijk is aan alle belangen een even grote waarde toe te kennen. - Beschrijven en verklaren hoe je een goede locatie kunt vinden voor een nieuw woningbouwproject in een intensief gebruikt stuk Nederland. Werkboek 12 Invalshoeken. - - W17: Uittreksel. Begrippen Nieuw: bestemmingsplan, ruimtelijke ordening Herhaling: infrastructuur, suburbanisatie
lle begrippen met definities vind je achter in A je lesboek. De begrippen met definities van hoofdstuk 1 vind je op DeGeo-online.nl.