Domein Meten en meetkunde
Reken-wiskundemethode voor het primair onderwijs
Katern 1F
Domein Meten en meetkunde
1
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
– Uitspraak en notatie van – (euro)bedragen – tijd (analoog en digitaal) – kalender, datum (23 -11- 2007) – lengte-, oppervlakte- en inhoudsmaten – gewicht – temperatuur
Weten hoe je maten voor lengte, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, temperatuur, data, tijden en geldbedragen uitspreekt en noteert. u Lengte/omtrek –H oe spreek je de volgende maten uit: km, m, dm, cm, mm? –W at is de korte schrijfwijze voor ‘kilometer’?
Lengte/omtrek Toets Maatschrift 5, blok 2 Toets Maatschrift 5, blok 5 Toetsschrift 5, blok 5
Weten hoe je maten voor lengte, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, temperatuur, data, tijden en geld bedragen uitspreekt en noteert. u Lengte/omtrek – Hoe spreek je de volgende maten uit: hm, dam, dm, cm, mm? – Wat is de korte schrijfwijze voor ‘millimeter’? – Wat betekent ‘dam’? u Oppervlakte – Hoe schrijf je in symbolen: 10 hectare? u Inhoud – Schrijf de korte notaties op voor de maten: liter, deciliter, centiliter en milliliter. – Hoe spreek je uit: 25 m3? u Gewicht – Welke maten kun je gebruiken om aan te geven hoeveel iets weegt? (kilogram, gram, milligram, ton)
blok 1
16
les 13
Oppervlakte Toets Maatschrift 5, blok 6 Toets Maatschrift 6, blok 5
Leerlingenboek 5, blok 1
C
1
Wie is het langst? Abel zegt: Ik ben 141 cm. Lieke zegt: Ik ben 1 meter 38. Hamid zegt: Nou, ik ben precies anderhalve meter.
blok 5
48
C
Inhoud Toets Maatschrift 6, blok 3 Gewicht Toets Maatschrift 6, blok 4
les 5 herhalen
2 Wie is in5,onze langer dan 1 m 40? Leerlingenboek blokgroep 5
C
1
Meet in centimeter of millimeter. 1 cm = 10 mm
aa
C
C
3
Hoe hoog is de lamp op het plaatje? 4 cm En de klok? 2 cm b Hoe dik is het boek op het plaatje? 3 mm En hoe breed? 12 mm c Hoe hoog hetmidden? plantje? ongeveer 25 mm Wie staat er inishet b d De schemerlamp is in het echt 40 cm. Hoe dik is het boek in het echt? 3 cm b e Hoe hoog is de plant in het echt? ongeveer 25 cm
2
Sophie Jeroen Femke Ruben Welke getallen met mm of cm horen 134 cm 147 cm 1m 29 bij de1 letters? m 49 d i f aa g e
Mees 131 cm ab h
Isis 1 m 45
Julie 140 cm ac
Domein Meten en meetkunde
2
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
1-Fundament Paraat hebben
36
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
les 1 bij 1-Fundament Toelichting en voorbeelden 2
Blok 5 Les 16 en 17
blok 4
Paraat hebben
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
C
u Oppervlakte 1 Lesverloop Boodschappen vandoen. les 16 – Hoe spreek je uit: ‘De oppervlakte van de hotelkamer is 25 m2’?
Allemaal getallen. Herken je ze? 1 Zes Handleiding 5, blok Watvijvers. heeft de5meeste ruimte nodig in de kar? Rol beschuit en Wat weegtenveel? Olie, melk, kruidenazijn. kruidenazijn Oppervlakte omtrek En gaat wat weinig? Beschuit, kerriesoep. Het in deze opgave om vijvers met dezelfde omtrek maar met verschillende oppervlakte. Hoeveel is weegt beschuit ongeveer?10 gram Belangrijk dat deeen kinderen ook zelf actief zijn met vouwblaadjes of tekenen op het
C
schoolplein. Een probleem is hier de schaal. Dit is nog niet echt een leerdoel, maar geeft u wel aan dat het groene vierkantje rechtsboven in werkelijkheid 1 vierkante meter is. In het lokaal tekenen de kinderen zo’n vierkante meter met behulp van de bordliniaal. Zet u ook de schrijfwijze op het bord: 1 vierkante meter schrijven we als 1 m², 1 vierkante centimeter schrijven we als 1 cm². We zeggen 1 vierkante centimeter, maar ook wel 1 centimeter in het vierkant of zelfs 1 u Inhoud centimeter in het kwadraat. Voorlopig is één manier (de eerste) aanbevolen. – Schrijf de korte notaties op voor de maten: liter, milliliter. Kinderen moeten ook een gevoel voor grootte en oppervlakte ontwikkelen. Stelt u daarom – HAlles oevragen kun jeals ‘10‘Past kubieke water’ korter noteren? telt Handleiding 5vijver 3meter in het lokaal?’. Daarna afpassen of afbakenen met meetlinten of iets – Hoedergelijks. spreek je uit: 6 dm3?
C
45
Handleiding 5, blok 3
C
2
2
C
3
Bedenk tegelpleintjes met een omtrek van 10 cm.
Waar gaat endeze les over? Oppervlakte omtrek
Zoek bijfielkaar. Allemaal guren die dezelfde grootte (oppervlakte) hebben en een omtrek van 10 cm. In kinderen kennis met deHet mlml (milliliter) van een a deze Watles isismaken samen ml? 250 ml + 750 De vraag hoeveeldefi1000 guren er mogelijk zijn. zijn er 3 alsals je duizendste ze ook magdeel omkeren. Zieliter. Bekende voorwerpen alskunnen een beker, karaf, wordenvan vergeleken nadat met ml b WatDeis samen 1000 g?kopje, 500 + 450 g worden + enzovoort 50 g met behulp boven. antwoorden ookgverkregen kartonnen of plastic de inhoud isvan aangegeven. Ook de maatbeker speelt een rol. vierkantjes dezelfde grootte. 500 g 750 ml De 350 kinderen ml krijgen ook de gelegenheid om praktisch bezig te zijn met vullen en aanvullen. 250 ml 125 g Bij het maatschrift maken de kinderen voor het eerst kennis met de omrekening 1 liter = Tegelpleintjes. 100 cl (centiliter). 450 g
300engomtrek 50 ml 50 g Oppervlakte 450 ml Leerlingenboek 5, blok 4 Laat de kinderen de figuren natekenen. Let daarbij op of alle zijden even lang zijn. Voor Taal en rekenen het namaken van de figuren kan ook gebruikgemaakt worden van even lange stokjes 3 Welke flessen hebben (bijvoorbeeld lucifers). Hetdezelfde blijkt datinhoud? als je het oppervlak halveert, de omtrek niet de helft Taaltip wordt. Dat is met deze fi guren mooi aan b en dDenk / c, ook f enterug h aan blok 4 les 3 opgave 1 l = 100 cl = 1000 ml a, e en gte/tonen. dezehet lesjuniorgaat het inhoud, ook wel volume genoemd. Daarbij termenOmspan als 1Inover en over seniorvoetbalveld. Laat dat zien met vouwen of worden met touwtjes. 'vol',een 'vullen' en dergelijke gebruikt: bespreek de volgende zinnen waarin ‘vol’ voorkomt in met touwtje een zo groot mogelijke oppervlakte (cirkel) en een zo klein mogelijke wisselende betekenissen, waarbij sommige zinnen door kinderen kunnen worden aangevuld: oppervlakte (helemaal uitrekken).
C
Dit glas is vol, maak jij hem ... Praat niet met volle mond, want … De hele tafel ligt vol met papieren. Hij trok een volle zaal met ... Ik ben hier ten volle van overtuigd, want ... Hij metml zijn volle gewicht a stond 1 l ging b 250 c 500 ml opd 25 cl mijn tenen.
werkschrift
blz. 32
Ik wacht al een vol uur op jou. Drink vandaag maar volle melk. De boom staat in volle bloei, dus is ... Hij gaf vol gas om ... Piet zag Jan niet voor vol aan want ... Inevolle dat ...g 1000 ml 100ernst cl zeg f ik50je cl
maatschrift
blz. 32 en 33
h 0,5 l
computer
Domein Meten en meetkunde
3
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Temperatuur Toets Maatschrift 7, blok 4 Toetsschrift 7, blok 4
u Temperatuur – Schrijf kort op: 15 graden. – Wat betekent: ‘het is –5 °C’? u Tijd – Welke namen gebruiken we allemaal om de tijd aan te geven? – Wat is ‘een etmaal’? Wat betekent ‘kwartaal’? – Wat bedoelen ze met: ‘In week 35 komen de nieuwe banken’? – Wat bedoelen ze met zomertijd en wintertijd? u Geld – Bij het tankstation staat dat de benzine 1,549 per liter kost. ‘Dat kan toch niet, bij geld staan toch maar twee cijfers achter de komma?’, zegt Linda. Wat denk jij? – Hoe noteer je: 12 euro en 2 eurocent?
u Gewicht – Welke maten kun je gebruiken om aan te geven hoeveel iets weegt? (kilogram, gram, milligram) – Wat is de korte schrijfwijze voor ‘milligram’?
blok 2
70
les 23
Leerlingenboek 5, blok 2
C
1
Hoeveel weegt een vink? 1 kilogram is 1000 gram 1 kg = 1000 g een halve kg = 500 g
– Uitspraak en notatie van – (euro)bedragen – tijd (analoog en digitaal) – kalender, datum (23 -11- 2007) – lengte-, oppervlakte- en inhoudsmaten – gewicht, temperatuur
u Temperatuur 2– H die je op school15 gebruikt. oe Weeg zeg je dingen voluit: het is vandaag °C ? op hoeveel elk ding weegt. –W at Schrijf is de verkorte schrijfwijze voor ‘vijf graden boven nul’?
C
les 25 oefenen
blok 2
C
3
Tel alle gewichten op.
5 CD
a a
C
b
4
Wat is de temperatuur? Kijk naar de thermometer. a Wat is de buitentemperatuur? 7,1 graden b Wat is de binnentemperatuur? 21,8 graden erschil c Hoe groot is het temperatuurverschil raden tussen buiten en binnen? 14,7 graden d Om 3 uur ’s middags zijn de temperaturen peraturen ve veranderd. Buiten is het vierenhalve graad warmer geworden. Binnen is het anderhalve graad koeler geworden. Hoe hoog zijn de temperaturen binnen en n buiten dan? binnen 20,3 graden; buiten 11,6 graden
Geld Toetsschrift 5, blok 5 Toetsschrift 6, blok 6
Wanneer gebruik je deze weegschalen? Ken je nog andere weegschalen?
aa
b
73
Tijd Toetsschrift 4, blok 6 Toetsschrift 5, blok 1 Toetsschrift 5, blok 3 Toetsschrift 5, blok 6 Toets Maatschrift 5, blok 6 Toets Maatschrift 6, blok 3 Toetsschrift 7, blok 6 Toets Maatschrift 7, blok 6
Leerlingenboek 7, blok 2
c
bd
Alles telt Handleiding 7
19
Domein Meten en meetkunde A. Notatie, taal en betekenis
4
Waar gaat deze les over?
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten In deze les komen de kommagetallen op allerlei manieren aan devan orde. Er moet een symbolen en relaties – Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis meetkundige
1-Fundament Paraat hebben
temperatuurgrafiekje met teperaturen met 2 decimalen worden afgelezen. De plaats van het kommagetal op de getallenlijn tussen hele getallen wordt bekeken. Ook komen de Toelichting en voorbeelden bijmaten 1-Fundament kommagetallen bij het berekenen van aan de orde en moet er een HTEth-schema worden ingevuld. Belangrijk in deze les is het uitspreken van de kommagetallen.
Paraat hebben Taal en7, rekenen Handleiding blok 3
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
Taaltip Besteed aandacht aan het uitspreken van kommagetallen. Er zijn verschillende manieren van uitspreken, afhankelijk van de context. 1,25 wordt bij geld: één vijfentwintig, bij bijvoorbeeld een afstand in kilometers: één komma vijfentwintig en bij sport: één en vijfentwintig honderdsten. Hoe zeg je de temperatuur? (‘Ik heb 38 komma 9.’) Let op bij 0,58. Achtenvijftig honderdsten lijkt in de uitspraak heel veel op acht en vijftig honderdsten (8,50, zie maatschrift opgave 2). Daarom is het duidelijker om nul komma achtenvijftig te zeggen. Ga met de leerlingen ook de lastige woorden na en laat ze vertellen van hun ‘koortservaringen’. Rekenwoorden – Graden Celsius
Lastige woorden – Tussenstanden – Koorts
u Tijd – Welke namen gebruiken we voor de dagen van de week en voor de maanden van het jaar? – Wat betekent: 23 -11- 2007? – Hoe schrijf je kort: 13 april 2008? – Hoe spreek je uit: 14.35 uur? Wat is het verschil met 2.35 uur?
blok 54
46
les 11 en 12
Werkschrift 6, blok 5
C
1
Hoe laat is het? Schrijf de tijd op 3 manieren. aa
kwart voor 9 08.45.55 20.45.55
C
2
a
HL7_blok3.indd 19
b
c
bd
10 voor 6
10 voor 5
2 voor 9
12 over half 12
05.50.15
04.50.05
08.58.23
11.42.00
17.50.15
16.50.05
20.58.23
23.42.00
Teken de wijzers in de klokken. Maak de secondewijzers rood. a b
c
d
be
29-07-2010 14:26:19
10 minuten = 10 × 60 = 600
C
2
360 seconden = 360 : 60 = 6
seconden.
minuten.
Verdeel 1 minuut in gelijke stukken.
Hoe heet elk stuk? Hoeveel seconden zijn dat? Domein Meten en meetkunde
A. Notatie, taal en betekenis
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
5
b in 3 stukken
a in 4 stukken
in 2 stukken
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Paraat hebben
minuut Paraat hebben
C
3
minuut
1 2
1 4
60 : 2 = 30 sec.
60 : 4 =
Maatschrift 6, blok 6
15
minuut
60 :
sec.
1 6
3 = 20
minuut
60 :
sec.
13.25.14
11 uur, 11 minuten en 15 seconden
11.11.15
13 uur, 25 minuten en 14 seconden
08.29.54
7 uur, 38 minuten en 54 seconden
CD
Reken uit. 07.38.54 Zet de getallen onder elkaar. b a 17.46.06 246 156 − 34 = 122 249 − 26 = 223 192 376 − 43 = 333 358 187 −laat 52 = 467 Leerlingenboek 7, blok 4 Hoe is135 het? 1
6 CD
1 3
6 = 10
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
sec.
Het is minuten 8.00 later uur.
37
17 uur, 46 minuten en 6 seconden − − − −
124 29 1228=uur, 131 = 61 225 = 133 243 = 224
c
d
347 − 127 = 220 539 − 336 = 203 748 − 628 = 120
1246 − 143 = 1103 2355 − 252 = 2103 3789 − 1484 = 2305
minuten seconden 1473 − 171 = 1302 226 − en 11654 = 110
Schrijf de nieuwe tijden op. a Hoe laat is het? 1 minuut later dan 09.00 uur is 09.01 3
uur.
b 1 minuut later dan 10.30 uur is 10.31 a Wie heeft gelijk,
Het kan ook uur.uur2zijn. minuten 20.00
dan 09.00 uur is 09.03
4 minuten Anouk later dan 09.00 uur is 09.04
uur. Linde
Ze is Anouk Linde? uur later danof 10.30 hebben allebei gelijk.
uur.
10.32
uur.
5 minuten later dan 10.30 uur is 10.35
uur.
MS6_B6_les16.indd 50
22-07-2010 09:22:24
klok 1
klok 2
klok 3
klok 4
b Hoe laat is het? Schrijf de tijden op 2 manieren. klok 1: 03.00 en 15.00 uur klok 2: 07.15 en 19.15 uur klok 3: 03.45 en 15.45 uur klok 4: 05.55 en 17.55 uur
7 CD
Toetsen 1-Fundament
Kijk goed naar de tijden. Uren, minuten en seconden. a Zoek dezelfde tijden en maak de kaartjes vast. b Zet een streep onder de getallen die na 1 minuut veranderen.
5
C
c in 6 stukken
Hoe lang duurt de reis? Neem de tabel over en vul in. a
b
c
d
e
vertrek
10.30
09.00
14.45
13.15
09.55
aankomst
12.00
13.30
17.30
19.50
23.35
reistijd
1 uur en 30 …
4 uur en 30 …
2 uur en 45 …
6 uur en 35 …
13 uur en 40 …
minuten
minuten
minuten
minuten
minuten
5 CD
Reken uit. a 560 : 8 = 70
b 360 : 60 = 6
c 365 : 6 =
60
r5
d 492 : 7 =
70
420 : 6 = 70
490 : 70 = 7
423 : 7 =
60
r3
483 : 8 =
60
450 : 90 = 5
544 : 6 =
90
r4
272 : 3 =
90
Domein Meten en meetkunde 350 : 5 = 70
r2
37r 3
6
r2
A. Notatie, taal en betekenis
630 : 9 = 70 630 : 70 = 9 123 : 4 = 30 r3 404 : 5 = 80 r4 Reken uit. Zet de getallen onder elkaar. – Meetinstrumenten c d a Verdeel het geld eerlijk. b en −betekenis en relaties 124 246 − 122 –= Schrijfwijze 226 116 = 110 van meetkundige 1473 − 171symbolen = 1302 156 − 34 = 122 a 3 kinderen verdelen € 300. b 3 kinderen verdelen € 600. c 4 kinderen verdelen € 800. 249 − 26 = 223 192 − 131 = 61 1246 − 143 = 1103 347 − 127 = 220 376Ieder − 43krijgt = 333€ 100 358 − 225 = 133Ieder krijgt539 2355 − krijgt 252 =€ 2103 − 336 = 203 € 200 Ieder 200 Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 187 − 52 = 135 3789 − 1484 = 2305 467 − 243 = 224 748 − 628 = 120 d 3 kinderen verdelen € 660. e 6 kinderen verdelen € 1200. f 4 kinderen verdelen € 900.
5 CD – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud 6 en gewicht, temperatuur CD – Tijd en geld
1-Fundament Paraat hebben
Paraat hebben
6 CD Maatschrift 7, blok 2 7 CD
Ieder krijgt € 220 Hoe laat is het?
Ieder krijgt € 200
klok 1
klok 2
Paraat hebben
Ieder krijgt € 225 a Wie heeft gelijk, Anouk of Linde? Ze hebben allebei gelijk.
Het kan ook Het is 20.00 uur zijn. 8.00 uur. Hoe laat is het? TekenAnouk de wijzers in de klokken en schrijf de tijd op. Linde Is het ’s nachts, ’s ochtends, ’s middags of ’s avonds? Zet een streep onder het goede antwoord.
klok 3
klok 4
b Hoe laat is het? Schrijf de tijden op 2 manieren. klok 1: 03.00 en 15.00 uur klok 2: 07.15 en 19.15 uur klok 3: 03.45 en 15.45 uur klok 4: 05.55 en 17.55 uur
7 CD
Hoe lang duurt de reis? a kwart over 5 b Neem de tabel over en vul in. 1. ’s nachts of a 2. ’s ochtends 3. ’s middags vertrek 10.30 4. ’s avonds aankomst
12.00
reistijd
1 uur en 30 …
minuten Leerlingenboek 7, blok 1
8 CD
kwart voor 4
c 10 uur
1. ’s nachts 2.b ’s ochtends 3.09.00 ’s middags 4. ’s avonds
c 14.45
13.30
17.30
4 uur en 30 …
2 uur en 45 …
minuten
minuten
1. 2. 3. 4.
’s nachts d ’s ochtends ’s middags 13.15 ’s avonds 19.50
6 uur en 35 … minuten
d half 11 1. 2. 09.55 3. 4.
e
23.35
’s nachts ’s ochtends ’s middags ’s avonds
13 uur en 40 … minuten
Een maand op de kalender. ma
3
10
17
24
di
4
11
18
25
wo
5
12
19
26
do
6
13
20
27
vr
7
14
21
28
za
1
8
15
22
29
zo
2
9
16
23
30
LB7a_B1Les.indd Sec2:37
a b c d
1-Fundament
Hoeveel dagen heeft deze maand? 30 Welke maand kan dit zijn? april, juni, september, november Hoeveel dagen heeft de volgende maand? 31 Als dit de kalender van september is, op welke dag valt dan 1 november? donderdag
16-12-2009 19:10:40
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben
prijs
6 CD
€ 3,00
€ 1,50
€ 6,00
€ 9,00
€ 15,00
Hoeveel moet je betalen? Schat het eerst. Controleer dan met je rekenmachine.
Domein Meten en meetkunde a Ik schat € 12 of 13
b Ik schat € 16 of 17
c Ik schat € 9 of 10
7
d Ik schat € 12 of 13
A. Notatie, taal en betekenis SUPER SIMON Yoghurt temperatuur € 0,61 – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, Appels € 2,56 – Tijd en geld Kaas Druiven Brood
€ 5,68 € 1,99 € 1,72
SUPER A 2000
KOOPGROOT
– Meetinstrumenten Melk € 1,12 Volle melk Peren € 2,89 en betekenis Peren van – Schrijfwijze Kaas € 6,73 Gehakt Gehakt € 3,58 Ananas Rozijnenbrood € 2,48 Beschuit
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Paraat hebben
Paraat hebben TOTAAL:
€ 12,56
TOTAAL:
TOTAAL:
€ 16,80
BOERENHUIS
€ 0,48 € 2,98 meetkundige € 3,68 € 1,75 € 0,72
Vanillevla Mandarijnenen symbolen Boterhamworst Shampoo Chocoladecake
TOTAAL:
€ 9,61
€ 2,75 €relaties 3,10 € 0,88 € 3,98 € 2,66
€ 13,37
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
Maatschrift 8, blok 3
7 CD
De kalender. a Julian moet op 12-03-10 naar de tandarts. Dat is in de maand maart b Hij moet over precies 3 maanden terugkomen. Dat is in de maand juni
20
les 6 en 7
c Daarna moet hij over 6 maanden terugkomen. Dat is in de maand december
blok 5
8
d Tussen 30 maart en 2 april zitten
2
dagen.
u Geld Zeteurobiljetten een rondje om en het euromunten goede antwoord. zijn er? 18– Welke Hoeveel kost het? Hoelang duurt een € 0,02 b Hoeveel km kun je – Hoeaspreek je uit: € 1,65, gewone ongeveer lopen in – Hoeanoteer je:schooldag 1 euro en vijfendertig eurocent? Lesverloop van (een je ochtend en les een 8 bin een – Hoe schrijf ‘125 eurocent’ eenuur? kommagetal?
CD
Blok 2 Les 8 en 9
c Hoelang is het vliegen naar Parijs?
c
d Hoelang moet een eitje koken tot het d lekker is?
middag)?
C
Handleiding 5, blok 1 Hoeveel geld2ligt hier?
1. ruim een uur 1. 12 uur 1. 2,2 km 1. een uur 2. een dag 2. 24 uur€-teken 2. 10,7 km 2. een half uur Introductie 5 € 5,98 9 15 ,9 ,9 0 € 1, € 3dag 3. eenBedragen halve 5,5 uur € van 3. 20 een kwartier De 3. introductie het euroteken enkm bedragen met hele euro’s. met komma3.komen 4. een paar minuten 4. 8 uur 4. 4,5 km 4. 5 minuten later aan de orde (blok 4). Vraag daarna: Waarmee betalen jullie of waarmee kun je betalen?
0 euro en 95 cent
C
1 euro en
euro en
5
euro en
99
cent
98
cent
2
15 cent Betaal gepast met zo weinig mogelijk briefjes.
2
Introductie €-teken Hoeveel geld ligt er? Laat de kinderen dit twee aan twee uitspelen met namaakgeld. De een speelt ‘kassajuf’, de Schrijf het bedrag als een kommagetal. ander de klant. Laat de kinderen hardop zeggen wat er gebeurt.
3
Kun je het bedrag gepast betalen met dit geld?
Maatschrift 5, blok 5
C
3
MS8_B3_les11.indd Sec1:17
C
08-06-2010 14:14:52
Introductie €-teken a €is5,60 b hoe € de3,50 c € omgaan 4,40 en of ze systematisch d € 10,65 Het interessant om te zien kinderen met de vraag of onsystematisch te werk gaan. Bij de bespreking kunnen ze veel van elkaar leren. Leerlingenboek 5, blok 4
C
C
blok 4
24
3
Hoeveel geld krijg je terug? Vul in hoeveel wisselgeld je krijgt. € 3,98 Schrijf met €-teken.mogelijk munten. Gebruik zo weinig Denk aan een prijskaartje. Winkeliers geven meestal geld terug met doortellen. 0,25 b 205 c = € 2,05 a aHet25 c =Je€betaalt 45 c = € 0,45 30 c = € 0,30 kost: met: 135 c = € 1,35 150 c = € 1,50 198 c = € 1,98 400 c = € 4,00 € 3,55 € 5 1 2
1
C
les 20 herhalen
2
a
€ 4,35 € 5 1 1 Zet de bedragen van klein naar groot. 1 1 € 9,65 € 10 a € 3,75 € 1,95 € 1,99
bc 1
1000 c = € 10,00 Samen terug: 899 c = € 8,99 5 c = € 0,05 1 c = € 0,01
€ 1,45
1 1 € 2,15
€ 3,15
€ 2,55
65
cent
35
cent
c Heeft het langste kind de grootste schoenmaat?
ja/nee
d Is het kind met de kleinste schoenmaat het jongst? naam
leeftijd
lengte
Domein Meten en meetkunde
8
cm cm
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
2
schoenmaat cm
A. Notatie, taal en betekenis
C
ja/nee
cm – Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Hoe lang zijn de lijnen?
1-Fundament
ond af. en voorbeelden bij 1-Fundament Rond Toelichting
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
7,8 7 cm b 7,2 cm a Weten wat er met de begrippen ‘lengte’, ‘breedte’, ‘omtrek’, ‘oppervlakte’ en ‘inhoud’ wordt bedoeld en deze begrippen in de juiste situaties gebruiken. u Omtrek –W ijs bij jouw tafel eens aan: de lengte, breedte, omtrek en oppervlakte. c lang en 5 meter breed. We 5,3 zetten cm er een d hek omheen. Hoeveel meter 9,8 cm – ‘ De tuin is 12 meter
Omtrek/oppervlakte Toets Maatschrift 5, blok 6 Toets Maatschrift 6, blok 2 Toetsschrift 6, blok 5 Toetsschrift 7, blok 1
Weten wat er met de begrippen ‘lengte’, ‘breedte’, ‘omtrek’, ‘oppervlakte’ en ‘inhoud’ wordt bedoeld en deze begrippen in de juiste situaties gebruiken. u Omtrek – Jasper zegt: De omtrek van de tuin is 25. Welke maateenheid ontbreekt er achter 25? u Oppervlakte – Als je parket of laminaat wilt laten leggen in een kamer, wat moet je dan uitrekenen? Hoe noem je dat? – Als je wilt weten op welke ansichtkaart je het meeste kunt schrijven, wat bereken/bekijk je dan? De omtrek, de oppervlakte of de inhoud? u Inhoud – Wat betekent: ‘de inhoud van ons klaslokaal is 250 m3’? Hoe spreek je dat uit? Schrijf dat ook eens op. – Welke maten gebruiken we om de inhoud aan te geven? Kies uit: liter, meter, dm3, m2, cm3
– Omtrek, oppervlakte en inhoud
hek hebben we dan nodig?’ Hoe noem je dat wat je moet uitrekenen? Maatschrift 4, blok 6
C
3
Afronden: bijna of iets meer.
Meten en afronden. Vul in. Meer antwoorden.
a De lengte van
4
Inhoud Toets Maatschrift 6, blok 3 Toets Maatschrift 6, blok 5
b De omvang
b De lengte
b De hoogte
je rekenboek is
van je hoofd is
van je tafel is
van je stoel is
ongeveer
ongeveer
ongeveer
ongeveer
cm.
blok 4
les 3
cm.
cm.
cm.
Leerlingenboek 5, blok 4
C
1
MS4B_B6L06.indd 1
Hoeveel meter rennen ze per rondje? De senioren rennen om het hele veld. De junioren rennen om de helft van het veld.
70 m
C
100 m
2
Pleintjes maken.
28-04-2009 14:01:51
De senioren lopen 340 m per ronde. De junioren lopen 240 m per ronde.
100 m
Domein Meten en C meetkunde Bij het voetbalveld komt een pleintje. 2
A. Notatie, taal en betekenis
Pleintjes maken.
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
1-Fundament Paraat hebben
9
Welke zal het worden? Vergelijk de pleintjes. Samen bespreken. – Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Om welk pleintje staat het langste hek? Even lang: beide omtrekken zijn 12 cm. Welk pleintje is groter? Het vierkant (9 hokjes) is groter dan de rechthoek (8 hokjes).
Alles telt Handleiding 5 Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament 3 Teken zelf pleintjes. ParaatTeken hebben twee pleintjes met
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
35
C
dezelfde omtrek, maar van u Oppervlakte verschillende groottes. – Als jeWaar wil weten grootles deDoe tuinhet is, vraag je dan naar de oppervlakte of naar de inhoud? gaathoe deze over? zoals pleintje – Welke maathet gebruik je hiernaast. voor de oppervlakte? m2 of m3? Hoe spreek je dat uit? Gebruik je liniaal. In deze les leren de kinderen de oppervlakte en omtrek te bepalen van meetkundige vormen Meer antwoorden. als rechthoek, vierkant en andere vormen die uit vierkanten zijn opgebouwd. Zo’n vierkant Leerlingenboek 5, blok 4 van 1 cm² is dan de maateenheid en stelt 1 vierkante meter (1 m²) voor. Schaal is dus ook aan de orde, maar is geen direct leerdoel. 4 Zoek met 5 vierkante vouwblaadjes de kleinste en de grootste omtrek. Het belangrijkste is dat de kinderen inzien dat oppervlakte en omtrek geen verband met Wordt het pleintje groter of kleiner? elkaar hebben. Wel bepaalt de vorm van de figuren of de omtrek groot of klein is en ook de oppervlakte hangt daarvan af. Is de vorm grillig dan is de omtrek groot en is de vorm rond dan is de oppervlakte klein. Dat is van belang als je een hek om de tuin wilt zetten. Verder wordt er geoefend met het rekenen met geld.
C
Taal en rekenen
Handleiding 5, blok 5 werkschrift
LB5b_B4L01.indd 4
blz. 33
maatschrift
blz. 34 en 35
computer
Taaltip ‘Oppervlakte’ en ‘omtrek’ zijn lastige begrippen die vaak verward worden met elkaar en dus goed begrepen moeten zijn. 05-01-2010 De oppervlakte van iets is de bovenste of buitenste laag. Bijvoorbeeld: de zeehond dook onder, en kwam toen weer aan de oppervlakte. Maar de oppervlakte is ook een maat. De oppervlakte van iets geeft aan hoe groot een vlak is. Ook omtrek heeft verschillende betekenissen. De omtrek van iets is de buitenste lijn ervan. Bijvoorbeeld: Maarten tekende de omtrek van een euro. De omtrek is ook het gebied ergens omheen. Bijvoorbeeld: in de omtrek van het vakantiehuis zijn veel bossen. Gebruik als symbool voor oppervlakte papier. Als je een doos moet inpakken in papier, heb je het dan over oppervlakte of omtrek? Gebruik als symbool voor omtrek een touwtje. Als je een touwtje doet om een pakje, heb je het dan over oppervlakte of omtrek? Rekenwoorden – Omtrek – Oppervlakte
Lastige woorden – Oppervlak
12:01:53
Domein Meten en meetkunde
10
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Paraat hebben
Paraat hebben
les 6 en 7
blok 1
4
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
Werkschrift 8, blok 1
C
1
Hoeveel meter lopen ze? Vul de tabel in. Het vierkante plein is 50 meter breed. Het rechthoekige plein is 60 bij 35 meter. De middellijn van het ronde plein is 60 meter.
aa
bc
b rechthoekig plein
vierkant plein
aantal rondjes
Niels
rond plein
Linde
Janine
1
200 m
190 m
186 à 188 m
10
2000 m
1900 m
1860 à 1884 m
25
5000 m
4750 m
4650 à 4710 m
C
u 2 Inhoud middellijn 30 mm Kies het juiste antwoord. – Wijs inhoud een emmer zand, een Hetop blikhet is voorwerpbwat Dede wikkel om hetis van:b ceen Eenvolle anderfles blikCola, heeft een a a aan 100 mm hoog. blik is wikkel van 20 cm. lege doos. × 28 cm. hoog. De middellijn van dat – De klant 140 wil mm weten hoeveel water in het aquarium kan. Wat reken je blik danisuit? Hoe noem je × 105 mm hoog. 30 cm. minder dan 60 mm. dat (schrijf op en spreek uit)? 31,5 cm. × meer dan 60 mm.
▫ ▫ ▫
▫ ▫ ▫
▫ ▫les 10 oefenen 35 mm ▫ precies 68 mm.
Maatschrift 8, blok 3
5 CD
schaal 1 : 3
Wat moet je berekenen? Kies uit: omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht.
3 CD
a
blok 3
a som Je wilt hoeveel benzine er in De vanweten de getallen is aan elke kant 1. een tank gaat. Inhoud. Vul in. b Je wilt voor een vliegreis weten of je niet te veel bagage bij je hebt. Gewicht. a b bc c Je wilt weten hoe lang een broekriem moet zijn. Omtrek. 0,1
0,12
0,1
d Je wilt weten hoeveel verf je nodig hebt om de garagevloer te schilderen. Oppervlakte.
6 CD
0,6van deze blokkenstapels.0,4 0,7de inhoud Bereken Ieder blokje is 1 cm3. 0,5
0,2
4 CD
0,5
0,3
0,2
bc
b 100
0,13
0,3
Vul in.
aa
0,78
0,75
0,6
1000
0,77
0,1
1000
43
37
20
270
400
330
230
450
320
35
18
47
370
350
280
220
280
500
13
Domein Meten en meetkunde
11
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
telt Handleiding 5 ParaatAlles hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
– Namen van enkele vlakke en ruimtelijke figuren, zoals rechthoek, vierkant, cirkel, kubus, bol
Alles de telt namen Handleiding 5 veel voorkomende ruimtelijke figuren, zowel tweedimensionaal als Kennen van van driedimensionaal: rechthoek, cirkel, vierkant, driehoek, vierhoek, vijfhoek, zeshoek, bol, kubus, balk. u Bij eenWaar plaatjegaat van een zeshoek: hoe heet dit figuur? deze les over?
Waar gaat dezedeles over? In 5, deze les 1 maken kinderen kennis met meetkundige figuren als vierkant, rechthoek, Handleiding blok driehoek en zeshoek. Dit vanuit de context van tegels leggen. In doende deze lesleren maken kennis van metdie meetkundige figuren vierkant, rechthoek, Al ze de de kinderen eigenschappen figuren kennen en als verwoorden. driehoek en2zeshoek. Ditleerlingenboek vanuit de context van tegels leggen.op hoeveel manieren een tegel Bij opgave en 3 in het bekijken de kinderen Al doende leren ze de eigenschappen vanwordt die figuren kennenDat en verwoorden. neergelegd kan worden als de onderkant uitgesloten. hangt natuurlijk samen met Bij 2 en 3 dat in het bekijken hoeveel manieren tegel hetopgave aantal zijden de leerlingenboek tegel heeft. Maar als er de eenkinderen patroon op of een tekening op deeen tegel staat neergelegd kan worden als de onderkant uitgesloten. Dat hangt natuurlijk samen met wordt het aantal mogelijkheden daardoorwordt beperkt. het aantal zijden dat de tegel heeft. Maar als er een patroon of een tekening op de tegel staat wordt het aantal mogelijkheden beperkt. Voorbereiding: Verzamel of tekendaardoor en kopieer een aantal tegels: egaal en met patroon. Laat de kinderen hiermee tijdens de les concreet experimenteren om te ontdekken op hoeveel Voorbereiding: Verzamel of teken kopieerzonder een aantal egaal en met patroon. Laat manieren een tegel aangelegd kanenworden het altegels: dan niet bestaande patroon te de kinderen hiermee tijdens de les concreet experimenteren om te ontdekken op hoeveel doorbreken. manieren een tegel aangelegd kan worden zonder het al dan niet bestaande patroon te doorbreken. Taal en rekenen
Taal Taaltipen rekenen In deze les komen veel nieuwe meetkundige figuren, namen en begrippen aan de orde. Taaltip Geef als afsluiting van de les de volgende opdracht: pak een blaadje en teken deze figuren: In deze les komen veel nieuween meetkundige figuren, namen enZoek begrippen de orde. met vierkant, rechthoek, driehoek, als je kunt ook een zeshoek. ook eenaan verkeersbord Geef als afsluiting van les dedie volgende opdracht: dezelfde vorm. Kleur dede figuur nieuw voor je was.pak een blaadje en teken deze figuren: vierkant, rechthoek, en als kunt ookvorm een hebben zeshoek.enZoek een verkeersbord met Zoek in de omgevingdriehoek, voorwerpen diejedezelfde laatook die beschrijven. dezelfde vorm. Kleur de figuur die nieuw voor je was. Zoek in de omgeving voorwerpen die dezelfde vorm hebben en laat die beschrijven. Rekenwoorden Lastige woorden – Vierkant –Rekenwoorden Rechthoek –– Vierkant Driehoek Rechthoek –– Cirkel –– Driehoek Ruit –– Cirkel Zeshoek –– Ruit Achthoek – Zeshoek – Achthoek
– Onderkant woorden –Lastige Bovenkant –– Onderkant Recht van boven – Bovenkant – Recht van boven
19 19
Kennen van de namen van veel voorkomende ruimtelijke figuren, zowel tweedimensionaal als driedimensionaal: rechthoek, cirkel, vierkant, driehoek, ruit, vierhoek, vijfhoek, zeshoek, bol, kubus, balk, piramide. u Teken eens een ruit. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen een ruit en een vierkant? u Wat is het verschil tussen een balk en een kubus? Kan een balk een kubus zijn? En omgekeerd? u Welke voorwerpen uit het dagelijks leven hebben de vorm van een driehoek? En van een piramide? Vormen herkennen, tekenen, benoemen.
a 2×9=
C
1
18
4×9=
36
9 × 4 = 36 Hoeveel milliliter zit er in de beker? 500 ml 2 kleuren. b 200 c 800 ml ba Gebruik Zetml met 1 kleur 1000 1000 kringen om 4 × 9. 1000 900 900 900 800met kringen in 800 800 Laat de andere kleur zien 700 700 700 600 dat600 9 × 4 hetzelfde antwoord heeft. 600
Domein Meten en meetkunde A. Notatie, taal en betekenis
500 400 300 200 100
CD
500 400 300 200 100
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud temperatuur 6 enTelgewicht, met sprongen van 9. – Tijd en geld a Tel verder.
1-Fundament Paraat hebben
C
45
5×9=
9 × 2 = 18
500 400 300 200 100
× × × ×
d× × × ×
450 × ×ml× × 1000 × × 900 × 800 × × 700 × 600 × × 500
27
3×9=
9 × 5 = 45
9 × 3 = 27 × × × ×
× × × ×
e× × × ×
750 × ml × 1000 900 × 800 700 × 600 500
400 300 200 100
12
400 300 200 100
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
2 Hoeveel moet erbij? 0 en 9voorbeelden 18 27 36 45 54 63 Toelichting bij 1-Fundament Vul aan tot aba Tel terug.
b Vul aan tot 1 liter. 500 milliliter. Paraat hebben 300 ml + 700 ml ml ml + 150 … 90 81 72 63 54 350 45 36 … 27 u Wat is het650 verschil een ml + tussen mlvierkant? + 425 350 … mleen rechthoek en75 … ml 9… ml . c Dit antwoorden uit de tafel 225zijn ml de + 775 375van ml + 125 ml … ze nog MaatschriftLees 5, blok 3 eens langzaam op. c Vul aan tot b d Vul aan tot 250 milliliter. 750 milliliter. 7 Welke vormen zijn hetzelfde? 25 ml + 225 550 ml + 200 ml … kleur. … ml Geef ze dezelfde 125 ml + 125 325 ml + 425 … ml … ml 225 ml + … 515 ml + 235 25 ml … ml
72
81
90
18
9
0
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
CD
3 CD
Welk bloemperk is groter? Hoe heb je gemeten?
vijfhoek
CD 4 CD
rechthoek
De bloemperken zijn even groot.
driehoek
vierkant
zeshoek
8 Teken een guur.3 Leerlingenboek 5,fiblok
Gebruik deze vormen. Je mag ze ook vaker gebruiken. Meer antwoorden. Welke van de figuren zijn vierkanten? 1 en 3 2 3 4 1
werkschrift
MS5b_B3_les11.indd 15
blz. 30
5
computer
16-12-2010 11:38:47
Domein Meten en meetkunde
13
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
u Welke voorwerpen uit het dagelijks leven hebben de vorm van een bol? En van een vierkant? u Vormen herkennen.
les 3
blok 4
4
Leerlingenboek 6, blok 4
C
1
Welke vormen herken je in de gebouwen en tenten?
kegel 1, 3 en 4
cilinder 1, 3 en 5
piramide 2, 9 en 6
kogel of bol 8
balk 7 en 6
blokje of kubus 7
2 3
1
4 5
6
8
C
9
2
Wat zie je in de klas? Zoek voorwerpen die deze vorm hebben. Meer antwoorden. piramide
C
3
7
kegel
Welke bouwplaat hoort erbij? 2C 1D
A
B
kubus
kogel
cilinder
3B
4A
C
D
balk
Domein Meten en meetkunde
14
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Paraat hebben
Paraat hebben
blok 4
34
les 3 en 4
Maatschrift 6, blok 4
C
1
Welke vormen horen erbij? Maak vast. kegel
cilinder
piramide
bol
blok
Werkschrift 6, blok 4
C
2
Van welke bouwplaten kun je de doosjes maken? Kleur de goede bouwplaten rood. a 1 2
C
b
3
1
3
2
Hoeveel blokken zijn het? Vind je het moeilijk? Bouw dan na met echte blokjes. a b
3
c
kubus
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
C
2
Vormen door elkaar. Geef de omtrek van gelijke vormen. a
b
Domein Meten en meetkunde
15
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
C
les 17
1-Fundament
1 Met welke weeg je? Toelichting enweegschaal voorbeelden bij 1-Fundament
Paraat hebben
Paraat hebben
1 max. 100 g
blok 4
21
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
2 max. 1 kg
3 max. 10 kg
4 max. 5 kg
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
u Teken een cirkel, zeshoek en een balk Maatschrift 4, blok 2
C
3
Teken zelf. driehoek
vierkant
rechthoek
cirkel
aa
Wat kun je met de brievenweger wegen? Bol wol, muisje en brief. Wat kun je wegen met de tweede weegschaal? Als a, plus de suiker. c Welke dingen weeg je met de derde weegschaal? Konijn, kattenvoer en spijkers. d Wat kun je misschien niet met de digitale weegschaal wegen? Konijn en spijkers. e Wat weeg je met de digitale weegschaal? Bol wol, muisje, kattenvoer, suiker en brief.
ab b – Veelgebruikte meetkundige begrippen zoals (rond, recht, vierkant, midden, horizontaal etc.)
Kennen van meetkundige begrippen zoals: boven, onder, rond, recht, schuin, midden, horizontaal, verticaal. Met welkeinmaat je?en daarbij mondelinge of geschreven instructies u2 Een bouwplaat elkaarmeet zetten a c b kunnen volgen als: Kies uit kg of g. Kies uit km, m, cm of mm. dl of cl. –h oud de ronde kant boven, vouw het onderste randje naar achter enKies plakuit hetl, midden voor op de vloer. kanarie 12 g… Amsterdam-Parijs 500 km benzinetank 60 l… … –Z et de lange rode strook35daar verticaal naast. kind kg spijkertje 15 mm beker slagroom 25 cl … … … u Lees, bouw auto en teken 1200 kg pen 15 cm fles limonadesiroop 7 dl
C
a
b
pot jam
Leerlingenboek 6, blok 4
3 CD
… 450 g…
woonkamer
… 850 cm …
les 4
1
blok 4
5
Welke vormen zien er van onder, van boven of van de zijkant zo uit? balk b piramide c kegel, cilinder b d piramide, balk en bol en werkschrift blz. 38 computer kubus
aa
LB6b_B4L16.indd 21
2 CD
… 50 cl …
Bouw zelf. Je krijgt 3 bouwplaten. Maak daarvan een kegel en een cilinder en een piramide. a Hoe hoog is de kegel? 8 cm Hoeveel hoekpunten heeft een kegel? 1 hoekpunt b Hoe hoog is de cilinder? 10 cm Hoeveel hoekpunten heeft een cilinder? 0 hoekpunten c Hoe hoog is de piramide? 6,5 cm Hoeveel hoekpunten heeft een piramide? 5 hoekpunten
C
flesje koffiemelk
09-07-2010 09:41:49
Is het groot of klein, ver weg of dichtbij?
Kennen van meetkundige begrippen zoals: boven, onder, rond, recht, schuin, midden, horizontaal, verticaal, diagonaal. u Teken eens een rechthoek. Teken nu de diagonalen in de rechthoek. u Rebecca vouwt een dier uit een vouwblaadje. Ze volgt de mondelinge of geschreven instructies: – Vouw het vouwblaadje twee keer diagonaal door, zodat je vier driehoeken krijgt. Zet een stip in het midden van het blaadje… Wat wordt bedoeld?
Domein Meten en meetkunde
les 23 en 24
A. Notatie, taal en betekenis
les 19
blok 5
16
51
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten 1 Kies uit km – m – dm – cm – mm. – Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
C
1-Fundament Functioneel gebruiken – Meetinstrumenten aflezen en uitkomst noteren; liniaal, maatbeker, weegschaal, thermometer etc.
a
a Mijn oom Frans is 1
en 95
blok 2
65
.
Mijn en leesboek is wel 3 dik. Toelichting voorbeelden bij 1-Fundament 1 Vul aan. bHoeveel Ons zwembad is 25erbij? breed. meter moet Functioneel gebruiken
C
aa
totde300 m liggen tegels van b tot 400 c . tot 450 m b d tot 500 m In keuken 3 bij 3m Lengte, inhoud, gewicht afmeten het m meetresultaat correct 200 m 150 m 350 m 100 men temperatuur kunnen 140 m 260 m en230 220 m c Een minder dan 1170meetlint, 225 m 275 m 150 mmeetinstrumenten 150 m van het rekenboek 260ismeetlat, m 140 mrolmaat, m 280dik. mkilometerteller, opschrijven: metbladzijde als liniaal, 329 m 171 m 280 school m 20 mnaar huis is 365200 m 35 mwinkelweegschaal maatbeker, Van personenweegschaal, keukenweegschaal, ongeveer . 380 m 70 men (digitale) thermometer. d Naar het museum is een ritje van 25 . u Lengte 2– M Hoeveel rondjes? et welke lengtes meten? (liniaal, meetlat, rolmaat, meetlint, Mijninstrumenten duim is 2 kun je dik. De atletiekbaan is 400 m lang. kilometerteller) alang Jordy loopt 800 meter. 2– H pen en liniaal. oeTeken ismet het velletje A4-papier? Meet het met je liniaal en schrijf het antwoord op Hoeveel rondjes loopt hij? 2 in mm nauwkeurig. b kilometertellers Le× loopt 1 kilometer. Hoeveel –Z ie de hieronder. rondjes 2 en een half rondje Welke hoort bij deloopt auto hij? en welke bij de fiets? Waarom? c De vader van Fatima loopt 3 rondjes. Lees eens af welke afstand er is gereden. Wat kun je met deze instrumenten ook aflezen?
b
C
C
a b
Loopt hij meer of minder dan 1 kilometer? er? meer
Groep 5
C
3
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Lengte Toetsschrift 5, blok 3 Toetsschrift 5, blok 5 Toets Maatschrift 6, blok 1
Lengte, inhoud, gewicht en temperatuur kunnen afmeten en het meetresultaat correct opschrijven: met meetinstrumenten als liniaal, meetlat, rolmaat, meetlint, kilometerteller, maatbeker, personenweegschaal, keukenweegschaal, winkelweegschaal en (digitale) thermometer. u Lengte – Met welke instrumenten kun je lengtes meten? (liniaal, meetlat, rolmaat, huishoudcentimeter, kilometerteller) en wanneer gebruik je welk instrument als je iets wil meten? Kun je het verschil aangeven? – Jip wil de lengte van de tuin meten. Wat kan hij het beste gebruiken? En voor het opmeten van het raam als je een nieuw raam nodig hebt? En wat kun je het beste gebruiken als je een vogelkastje wil maken? Leg uit waarom. u Inhoud – Lees af hoeveel er in de litermaat zit. u Gewicht – Welke weegschaal gebruik je? – De groenteweegschaal heeft op het display staan: 1,94. Welke maat hoort daarbij? Hoeveel wegen die appels dan ongeveer? u Temperatuur – Waar meet je allemaal de temperatuur van en wat voor een instrument heb je daarvoor nodig? (water/bad, lichaam, woonkamer, buiten temperatuur) – Lees de temperatuur af. u Tijd – Op de wijzerklok zie je niet of het voor of na de middag is. Hoe zie je dat wel op een digitale klok? – Weten hoe je informatie van een kalender kunt aflezen en weten welke informatie wel/niet. – Lees af op de stopwatch.
Inhoud Toetsschrift 6, blok 3 Toets Maatschrift 6, blok 3 Tijd Toets Maatschrift 6, blok 3 Toets Maatschrift 6, blok 4 Toets Maatschrift 6, blok 5 Toets Maatschrift 7, blok 6
Kilometers op de teller. Hoe hard rijdt de auto? 100 km per uur a b Wat is de kilometerstand? 357 km c Na hoeveel kilometer wordt de 7 een 8? 1 km d Na hoeveel kilometer wordt de 5 een 6? 3 km Na hoeveel kilometer wordt b ae Teken een4? lijn a de 3 een 43van 6 cm. bf Na Teken een rechthoek een hoeveel kilometer staat er omtrek van 12 cm. b c Teken een vierkant datmet 500 op de teller? 143 kmeen halve dm breed is. b d Teken een vierkant dat 25 mm breed is.
CD 43
aa
Meet Vul in.de omtrek in millimeters. B A
a
tot 100
D
tot 200
tot 500
aa
20
a
80
180
480
b
90
1…10
4…10
c
39
10 … C 61 …
1…61
4…61
d
51
b 76 a De omtrek van A e
49 …
1…49
24 …
1…24 mm.
b De omtrek van B is even snel
blz. 74 - 77
4…49 4…24 c De omtrek van C is
mm.
werkschrift b d De blz.omtrek 19 van D is computer mm. mm. verder
blz. 78 - 81
plus
blz. 82 - 85
computer
C
1
Meet in centimeter of millimeter. 1 cm = 10 mm
Domein Meten en meetkunde a Hoe hoog is de lamp op het plaatje? 4 cm
17
a
En de klok? 2 cm b Hoe dik is het boek op het plaatje? 3 mm En hoe breed? 12 mm – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten c Hoe hoog is het plantje? ongeveer 25 mm – Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties d De schemerlamp is in het echt 40 cm. b Hoe dik is het boek in het echt? 3 cm 1-Fundament Toelichting voorbeelden 1-Fundament Toetsen hoog is de plant in hetbij echt? b e Hoe en ongeveer 25 cm
A. Notatie, taal en betekenis
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
C
2
Functioneel gebruiken
Welke getallen met mm of cm horen bij de letters? d i f aa g e
aa ab c
bj 7 3 C CD
3 cm 10 cm 15 cm
d e f
ab
ac
h
g 42 mm h 105 mm i 3 mm
0 cm 5 cm 25 mm
117
Hoe groot is de afstand tussen i en a? En tussen g en h? 27 mm en 63 mm
Meet de rekentekens. Wat kosten ze samen? Gebruik je liniaal. 1 2
€ 180
€ 119
3
4
€ 155
€ 134
printer en het scherm 299 a a a Wat De kosten omtrekde van de PLUS is 12 cm. samen? e De €oppervlakte van PLUS 1 is 5 cm . 2
b
b b Wat bureaulamp en de bureaustoel samen? € 289 De kosten omtrekde van de MIN is … f De oppervlakte van MIN 2 is … 8 cm. 3 cm2. c c Wat printer, het isscherm samen? € 433 De kosten omtrekde van de KEER 12 De oppervlakte van KEER 3 … 5 cm2. … cm.en deglamp d d Waarom hebvan je aan € 600 voldoende omh alle te kopen? van GEDEELD DOOR De omtrek de GEDEELD De 4oppervlakte 2 Omdat € 299 € 289 elk minder is dan € 300, dus samen 8 cm. DOOR is en 2 cm 4 is . nog geen € 600. … …
CD
Handleiding 6, blok 4 extra 8 Observatie Schrijf de volgende 4 getallen en hulp op.
ur
LB5b_B5L01.indd 48
9 CD
1-Fundament
a Maak hebben 1het concreter 1 2 voor2de kinderen 4 4die moeite 7 7 11met de 11 gewichtsmaten. 16 16 22 17-12-2010 Laat ze praktische ervaring opdoen met het wegen met gewichten (volumes b vergelijken) en met 100 105 101modernere 106 102weegschalen. 107 103 Bekijk 108 welke 104 kinderen moeite hebben met het herleiden van maten en leg de analogie tussen kilometer en meter en kilogram en gram nog eens uit: 1 kilometer = 1000 meter en 1 kilogram c 16 gram. 14 Laat 12een kg 10 suiker 8 op de 6 balansweegschaal 4 2 0 wegen met verschil= 1000 lende gewichten en laat die bij elkaar optellen. d 256 128 64 32 16 8 4 2 1 Maak de sommen. b 160 + 70 = 230 a 85 + 16 = 101
c 131 + 58 = 189 d 541 + 156 = 697
08:28:59
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Functioneel gebruiken
Domein Meten en meetkunde
18
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
u Inhoud – Meten van de inhoud. – Hoeveel vloeistof zit er in deze maatbeker?
les 9
blok 5
53
Leerlingenboek 5, blok 5
C
1
Hoeveel ml zit in er in de kannen? 500 ml b 900 ml
aa
1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100
bd
c 200 ml
450 ml
1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100
1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100
1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100
u Gewicht 2– Kira wil Hoeveel er in dezepakjes? wetenzithoeveel weegt. De personenweegschaal is kapot. Kan ze dan de keuken1 2 3 4 weegschaal gebruiken? Waarom wel/niet? – De groenteweegschaal heeft op het display staan: 1,94 kg. Hoeveel wegen de appels (ongeveer)? xxx
C
SAP
blok 5
46
xxx
Leerlingenboek 4, blok 5 xxx
C
1
les 16
SAP
SAP
xxx
20
xxx
xxx
xxx
xxx
Hoe kun je wegen? cl 30
SAP
cl
250
ml
3l
0,3
aa b
In welke pakje zit het minste sap? 2 b In welk pakje het meeste? 4 c Hoeveel ml zit er in pakje 2? 200 ml d In welke pakjes zit samen 34 l? 1, 2 en 3
3 CD
Reken uit. Denk aan de tafelsommen.
aa
C2 4 CD
24 : 6 = 4 42 : 6 = 7 18 : 6 = 3 54 : 6 = 9 Waa Waar of niet waar?
Reken uit. 12 10 + 2
b 28 40 36 27
: : : :
7=4 5=8 9=4 3=9
c 36 60 37 35
: : : :
5=… 7r… 1 8=… 7r… 4 4=… 9r… 1 8=… 4r… 3
bd
65 51 77 34
: : : :
7=… 9r… 2 8=… 6r… 3 8=… 9r… 5 7=… 4r… 6
700 600 500 400 300 200 100
700 600 500 400 300 200 100
700 600 500 400 300 200 100
Domein Meten en meetkunde
C2 A. Notatie, taal en betekenis
19
Hoeveel kun je ermee vullen? Streep de kopjes, bekers of glazen weg die je niet nodig hebt.
a a Je hebt 1 liter sap.
b Je hebt een c Je hebt een b d Je hebt driekwart – halve Meetinstrumenten liter sap. halve liter melk. liter koffie.
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
u Temperatuur – Met welk instrument kun je meten hoe warm het buiten is? – Wat kun je met deze thermometer meten? Hoeveel geeft deze thermometer aan?
200 ml Werkschrift 5, blok 5
3 CD
CD
250 ml
125 ml
Kleur de thermometer tot de goede temperatuur.
aa
410
100 ml
b 15 oC
20 oC
bd
c 37 oC
–5 oC
les 8 en 9 blok 3 Deel de getallen door 9. Wat is de rest?
Maatschrift 7, blok 3
C
1
aa
Hoe hoog staat het kwik? Kleur het in de thermometers. getal 20 40 a 37,4 °C b 38,0 °C
2 40˚
rest
40˚ 39˚
39˚
even snel
2
blz. 74 - 77
bd
c 61
83
7
2
c 38,5 °C 40˚ 39˚
verder
108
120
d 39,7 °C 40˚
e 36,5 °C
0
340˚
39˚
blz. 78 - 81
39˚
plus
210 3
f
777
40,1 °C
3
40˚ 39˚
blz. 82 - 85
38˚
38˚
38˚
38˚
38˚
38˚
37˚
37˚
37˚
37˚
37˚
37˚
36˚
36˚
36˚
36˚
36˚
36˚
WS5B_B5_L06.indd 45
C
4
b
Kommagetallen. a Zet de getallen in het schema. 37,15
H T E, t h 3 7, 1 5
17,17
H T E, t h
b Hoe spreek je deze getallen uit? Zet een rondje om het goede antwoord. 1,25 1. een vijf en twintigste 2. een en vijfentwintig honderdsten 3. honderd vijf en twintigste
computer
16-12-2010 08:56:53
les 8
blok 4
10
Domein Meten en C meetkunde Kevin maakte deze grafiek. 1
Vergelijk de grafieken. Samen bespreken.
A. Notatie, taal en betekenis
°C 8
Functioneel gebruiken
ºC 8
maandag
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur 6 – Tijd en geld
1-Fundament
20
Milan maakte deze.
dinsdag
– Meetinstrumenten6 – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
4
4
2
2
0
0
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Functioneel gebruiken 9 7, 10 Leerlingenboek blok 11 4
C
2
12
13
14
15
Bekijk de thermometers. a Hoe groot is het temperatuurverschil? 20 °C 30˚
4 CD
a
25˚ 20˚ Maak de rijen af. 15˚ 10˚ maximum Kijk goed naar de 5˚ sprong. 0˚ -5˚ a 6 13 20 -10˚ 27 minimum 34 41 -15˚
c
16 uur
9
10
11
12
les 15 oefenen
13
14
15
blok 4
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
16 uur
19
b Wat zijn de verschillen tussen deze 2 thermometers? Samen bespreken.
48 55
b
25 44 63 82 101 120 139 158
10 55 100 145 190 235 280 325
bd
65 92 119 146 173 200 227 254
CD
u 5Tijd Reken uit. – Hoe Denk laat is aan het op horloge? (Aflezen alle kloktijden een digitale aanduiding de je tafels. binnentemperatuur in °C 20 17,5van18,5 19,2 18,6van15,7 21,6 19,8 16,4 18,9 en een a aanduiding 5 × 3 = 15 met wijzers.) 6 × 5 = 30 9 × 3 = 27 d 80 b … c … … … x 9 + 8 = 728 buitentemperatuur in °C –3,0 –5,2 –6,5 –1,3 6van × 4een = 24 816,5 ×kalender. 6 =4,048 13,5 14,1… 7 ×9,8 6 = 420,5 – Aflezen (deel van een) … … …7 × 70 + 2 = 492
a
b
4 × 8in=°C32 … verschil
5… × 9 =… 45 … 3,5 13,5 3 × 7 = 21 …
3 × 65,= blok 18 4 Leerlingenboek …
46 CD
5,0 …
5 ×… 7= 5,1… 8,8 …
35… 15,2 4 × 9 = 36 …
… x… 24,690 25,06 …
+… 10 = 550 22,9 20,2 … …9 x 90 + 12 = 822
Lees dit met krantenbericht. Samen bespreken. Reken de kalender.
aa
Hoeveel dagen telt de maand februari? 28
warm zaam Zeld Hoeveel dagen tellen de 3 maanden samen? e dag. 90 warm zeer De Bilt − We beleefden gisteren een
b
°C b Op welke dag valt 31 december 2012? Maandag ur van 33,9 In Brabant werd een maximumtemperatu e drie jaar. Op welke dag valt 1 april 2013? Maandag de laatst gemeten, de hoogste temperatuur in c De Hoeveel je?afgelo 13 pen 100 jaar werd op in de temperatuur tel hoogstezondagen gemeten: 38,6 °C. Hoeveel telsveld je? 13 1944 in Warn 23 augustusweekends : –27,4 °C. in Winterswijk 1942 27 janua e opkomt d Welke dag inridit kwartaal het minst voor? Maandag De laagst Telt dit kwartaal meer of minder dan 13 weken? Minder werkschrift
blz. 35 2013
januari
maatschrift
2013
computer
maart blz. 40 en 41
2013
31
7
14
21
28
maandag
28
4
11
18
25
maandag
25
4
11
18
25
1
dinsdag
1
8
15
22
29
dinsdag
29
5
12
19
26
dinsdag
26
5
12
19
26
2
2
9
16
23
30
woensdag
30
6
13
20
27
woensdag
27
6
13
20
27
3
10
17
24
31
donderdag
31
7
14
21
28
donderdag
28
7
14
21
28
woensdag LB7b_B4L06.indd Sec1:10 donderdag
7 CD
februari
maandag
3 18-06-2010 09:08:21 4
vrijdag
4
11
18
25
1
vrijdag
1
8
15
22
1
vrijdag
1
8
15
22
29
5
zaterdag
5
12
19
26
2
zaterdag
2
9
16
23
2
zaterdag
2
9
16
23
30
6
zondag
6
13
20
27
3
zondag
3
10
17
24
3
zondag
3
10
17
24
31
7
Rekenen in het jaar 2013. Julia is op zaterdag 13 februari jarig. c Is 2013 een schrikkeljaar? Nee Wanneer is het volgende En het is nu nog maar 30 januari. schrikkeljaar? 2016 Over hoeveel dagen is Julia jarig? 14
aa
Domein Meten en meetkunde A. Notatie, taal en betekenis
blok 4
24
21
les 20 herhalen
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
1-Fundament Functioneel gebruiken
C
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1 Met welke gewichten weeg je deze vogels? Gebruiken zo voorbeelden min mogelijk gewichten. Toelichting bij 1-Fundament soort
gewicht
havik
800 gram
Functioneel gebruiken
aa
Leerlingenboek 6, blok 2
C
500 gram
200 gram
100 gram
…
1 …
1 …
1 …
ab
visarend
1500 gram
1 …
1 …
…
…
c
meeuw
1000 gram
1 …
…
…
…
de klokken. ransuil 2500 gram b dKijk naar
1 …
…
…
b
2 … Hoe laat is het? Samen bespreken. vale gier 6700 gram 6 e …
1 …
1 …
…
1
C
1 kg
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
2
Hoeveel gram wegen ze samen? Kijk naar de gewichten in opgave 1. a a De meeuw en de visarend. 2500 gram b De havik en de vale gier. 7500 gram c De visarend, de meeuw en de vale gier. 9200 gram d Welke dieren zijn samen precies 10 000 gram? Vale gier, havik, meeuw en visarend. b 2 b eHoeMaak laat zelf is het? een combinatie die meer dan 6000 gram weegt. Meer antwoorden. Leerlingenboek 6, blok 4 b a c d e
C
C
3
Hoe laat is het precies? aa
1 over 10
C C
3
bd
c
3 over 10
4 over 10
5 over 10
Er is vertraging. Wat wordt de vertrektijd nu?
kwart over 10 a 10 seconden en 4
2 over 10
b
half 7 en kwart over 9 5 voor half 9 11 voor 3 en Het en is … 10 12. 3 seconden vertraging 5 min. 8b seconden 15 seconden en 31 17 voor seconden Vertrektijd wordt … 5 voor 12.
Amersfoort
a
Hoeveel seconden nog tot ...? a c a b vertraging 3 min. b
11a
d be Het is … 5 voor half 11. Vertrektijd wordt … 2 voor half 11.
Zwolle c
Tot 12 uur nog Tot half 8 nog seconden. 18 … seconden. 900 … Amsterdam LB6b_B4L16.indd 24
d
Het is … 3 over half 10. Vertrektijd 5 over 10. … Tot half kwart Tot 5 over Tot halfwordt 10 nog 660 half 5 nog … seconden. over 1 nog 458 51 … seconden. … seconden.
vertraging 2 min. 8b
vertraging 5 min. 3a
Haarlem
Het is … 3 voor 8. Vertrektijd wordt … 2 over 8.
09-07-2010 09:42:12
les 11 en 12
blok 5
46
1 Tot waar is de maatbeker gevuld? Domein Meten en C meetkunde Zet een streep. les 15 herhalen c 102 a a blok 6 a b A. Notatie, taal en betekenis 1l
1l
22
be
d 1l
1l
1l
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten 1 Bereken de oppervlakte van deze pleinen. en betekenis van meetkundige symbolen en relaties – Tijd en geld – Schrijfwijze
C
1-Fundament Functioneel gebruiken – Verschillende tijdseenheden (uur, minuut, seconde; eeuw, jaar, maand)
lengte breedte oppervlakte Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
a
a 4m
2m
30,3ml
3m
Functioneel gebruiken
2 m = …8 m2 …4 m x … 3 m x 3… m = …9 5mdl2
…ml 700
0,75 dm³
350 cm³
Weten welke verschillende tijdseenheden er zijn (uur,2kwartier, minuut, seconde; eeuw, jaar, 5m 2m 5 m x 2 m = 1…0 m maand, dag, week) en in welke … situaties…die gebruikt worden. 6m m m = 3…0zinnen: m2 u Welke maat moet je5 gebruiken volgende …6inmdex 5… 2(kies uit: Vul de tabel in. dagen, uren, minuten, seconden): b jaren, 6 m maanden, 4,5 m weken, 4,5 m = 2…7 m2 …6 m x … – I k kan mijn … inhouden. literadem 50 dl cl ml dm³ cm³ 7,5school m 1…0 m x 7…,5 m = 7…5 m2 – I k fiets in108 m … naar 10 100 1000 1 1000 aa 1 –D e baby is nu 4 … oud. b 15 150 1500 1,5 1500 1,5 a –D e Tweede Wereldoorlog is al veel … geleden 2
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Toetsschrift 7, blok 6
Weten welke verschillende tijdseenheden er zijn (etmaal, uur, minuut, seconde; eeuw, jaar, maand, dag, week, kwartaal) en in welke situaties die gebruikt worden. u Welke tijdmaat gebruik je?
C
b cc
Welke maten passen bij een oppervlakte van 72 m ? Meer antwoorden.
0,7 7 70 700 0,7 700 de oppervlakte van het schoolplein van jullie school. Meer antwoorden. b d Schat Leerlingenboek 6, blok 6 d
C
2
5,53
55,3
553
5530
5530
e 123,3 1233 12 330 12,33 12,33 b Hoeveel jaren en eeuwen zijn het? f 1000,1 10 001 100 010 100,01 100,01jaar duurt b Hoeveel een periode? Hoeveel eeuwen zijn dat? 100
3 CD
5,53
Vul in. 1300 1358 1400 Aan elke kant moet evenveel.
a aaa
bc
1358 – 1672 800 – 1500 11 2 1170 – 1378
1674 4–12 1969 1856 – 1941 1506 – 2093 1 4
31
2
12 330 100 010
100
100
1500
314 jaar 700 … jaar 208 … jaar
b
3 eeuwen
295 … jaar 85 jaar … 587 … 5 jaar
2…eeuwen0,6 g …een eeuwen 5…eeuwen 1,3 1,2
7 eeuwen … 2 eeuwen …
1,4
14
1600
1672
1700
Meer antwoorden, bijvoorbeeld:
b 1672 – 1849b c 1852 – 1945 2783 – 2967
177 … jaar 93 jaar … 184 … jaar
1,1
7
1 eeuw … geen eeuwen … 1 eeuw …
5
0,8
9
3
1
11
Werkschrift 7, blok 5
C
3
CD
4
Reken met jaartallen. Welke sommen kun je maken? Denk aan: welk jaar is het nu, hoe oud ben jij? Vul de goede woorden in. In welk jaar ben je geboren? Samen bespreken.
a Sem kijkt op de kalender
om te weten wanneer de zomervakantie begint.
Mijn overgrootvader werd in 1898 geboren. a ba Een jaar heeft 4 kwartalen/seizoenen. oom is 38 jaar ouder dan ik. a cb ErMijn zijn 7 maanden met 31 dagen.
c Willem van Oranje-Nassau werd in 1533 geboren.
dd De tijd1751 op een metwas wijzers heet deVanaloge Van totklok 1795 Willem stadhouder.
terp leefde tussen 1734 een b ee DeOptijddeze op een klok met alleen cijfers heetende1822 digitale
kunstschilder. Op zijn zesde was hij er komen wonen.
even snel LB6b_B6L11.indd Sec2:102 WS7B_B5_L11.indd 46
blz. 74 32 - 77 33
verder
blz. 78 34 - 81 35
tijd. tijd.
plus
blz. 82 36 - 85 37
computer 08-07-2010 14:37:51 16-06-2010 12:44:42
7 CD
305 – 104 =
101
3775 – 1075 =
2700
5009 – 1009 =
4000
325 – 150 =
175
4444 – 1111 =
3333
3008 – 1009 =
1999
Reken uit.
Je mag een kladblaadje gebruiken. Domein Meten en meetkunde a
A. Notatie, taal en betekenis
600
b 2 × 1500 =
3000
c 6 × 420 =
2520
4 × 400 =
1600
3 × 1200 =
3600
4 × 2400 =
9600
4 × 420 =
1680
6 × 1400 =
8400
6 × 1010 =
6060
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur 4 × 510 = 2040 – Tijd en geld
1-Fundament Functioneel gebruiken – Aantal standaard referentiematen gebruiken (‘een grote stap is ongeveer een meter’, in een standaard melkpak zit 1 liter)
23
3 × 200 =
– Meetinstrumenten 7 × meetkundige 701 = 4907 symbolen en relaties betekenis van
5 ×–1600 = 8000en Schrijfwijze
CD
8 Reken uit. en voorbeelden bij 1-Fundament Toelichting Denk aan de makkelijke som, bijvoorbeeld: 20 : 2 = 10. b a Functioneel 100 1000 2000 : 2 = 200 : 2 = gebruiken
c 460 : 2 =
230
100 : 2 veel = 50 6000 : 3 = 2000 8400 : 4 = inhoud, 2100 gewicht, Verschillende voorkomende referentiematen voor lengte, oppervlakte, 800 : 4 snelheid, = 200 tijd en geld kennen 6000 : 6en = kunnen 1000 gebruiken. 4800 : 6 = 800 temperatuur, 600 : 3 =
200
9 CD
Kies de goede maat. Maak vast.
70 Kies uit: blok 5 2m
C
1
a
600
3000 : 5 =
Maatschrift 7, blok 3
8800 : 8 =
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Gewicht Toets Maatschrift 7, blok 4
Verschillende veel voorkomende referentiematen kennen en kunnen gebruiken voor lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, temperatuur, snelheid, tijd en geld. u Lengte/omtrek – Een hele grote stap is ongeveer 1 meter. – Twee meter, dat is de hoogte van een deur of van een bed. u Oppervlakte – De oppervlakte van een hand van een volwassen persoon is ongeveer 1 dm2. – Maatgevoel. u Inhoud – Er kunnen ongeveer 6 glazen limonade uit een fles van 1,5 liter. – In een beker zit ongeveer 200 ml of 0,2 liter. u Gewicht – 1kg is het gewicht van 1 pak suiker. – Een volwassen persoon weegt ongeveer 80 kg. – Een gewone brief weegt ongeveer 20 gram. u Temperatuur – Als je gezond bent heb je een temperatuur van ongeveer 37 graden. u Tijd – Een wandelaar loopt ongeveer 5 km in een uur. – Je fietst ongeveer 15 km per uur. – Een auto rijdt op de snelweg vaak 120 km per uur. u Geld – Hoe duur is een brood ongeveer: 20 eurocent, 2 euro of 20 euro?
1100
les 23
40 kg
0,3 l
6m
Wat betekenen de getallen? b c Samen bespreken.
d
350 kg
e
60 l
f
1l
g
80 cm
h
10 20 30
981
40
60
50 60
u Lengte/omtrek – Een hele grote stap is ongeveer 1 meter. Hoeveel stappen is de lengte van een schoollokaal? – Twee meter lang, dat is de hoogte van een deur. 70
80
MS7_B3_Les06.indd 9
02-06-2010 09:46:02
90
C
2
100
Leerlingenboek 5, blok 5
540
Welke maten horen erbij? Samen bespreken. Kies uit kilometer, meter, decimeter of centimeter. 8m 7m 6m
C
Bedenk dingen van 1 km en van 1 m. Hoeveel cm is een m? 100 cm
3
Hoeveel meter en centimeter is het? 1 km = 1000 m, 1 m = 10 dm, 1 dm = 10 cm, 1 m = 100 cm a 1 m en 50 cm =1…50 cm. b 2 m 36 cm = 2…36 cm. c Jordy is 1 m 75, dat is 1…75 cm. d Met de fiets is het 2 km en 300 m. Dat is 2…300 m.
Domein Meten en meetkunde
24
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Schutblad leerlingenboeken groep 7 en 8
Alles telt Handleiding 7
49
In deze les wordt een tekening op schaal van een tennispark besproken. Dit is weer een aanzet tot het omrekenen van oppervlaktematen. Hierbij wordt het maatbegrip ontwikkeld. De kosten van een terrasaanleg moeten worden berekend. Ook moet de oppervlakte van een (school)tuin worden uitgerekend. Ten slotte oefenen de leerlingen het cijferend vermenigvuldigen. Voorbereiding: teken op het bord een tennisbaan met de werkelijke u Oppervlakte afmetingen erbijhand (23,77van m bij 10,97 m). – De oppervlakte van een een volwassen persoon is ongeveer 1 dm2. AT_Posters.indd 4
Taal7,en rekenen Handleiding blok 2
20-09-2010 16:34:19
Taaltip In deze les wordt van verschillende vormen en terreinen de oppervlakte gevraagd. Enige kennis van de genoemde terreinen, met hun vormen, is dan een vereiste. Meestal zijn het rechthoeken of vierkanten, maar bij de vijvers is het een willekeurige vorm. Dat laatste is belangrijk voor de begripsvorming. Voor leerlingen die consequent denken ‘Oppervlakte is lengte × breedte’, is de volgend anekdote leerzaam: Gevraagd naar de oppervlakte van een cirkel zei een kind: ‘Die heeft geen oppervlakte, want hij heeft geen lengte en breedte.’ Zet u het woord oppervlakte op het bord. Lees de zinnen voor en vraag of het goed of fout is. Laat bij de foute zinnen verbeteringen aangeven. Mijn boek is 2 dm2. (goed) Onze tuin is 30 cm2. (fout) Mijn jasje is 20 dm2. (goed) Het tennispark is 3 m2. (fout) Onze vijver heeft een oppervlakte van 6 km2. (fout) Een A4’tje is 1 m2. (fout)
Rekenwoorden
ISBN 978 90 06 63165 4 - Het metriek stelsel
Waar gaat deze les over?
Lastige woorden
verder
blok 4
38
11 Kies het goede antwoord. Domein Meten en CD meetkunde a Welk getal kun je afronden op 1
1 2
25
1. 1 516 894 023 A. Notatie, taal en betekenis 2. 15 168 940 3. 1 516 894 4. 151 689 – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur
b Welk getal wordt afgerond op 3? 1. 2,49998 Samen bespreken. 2. 2,5103 3. 2,096 4. 2,4555 – Meetinstrumenten
– Tijd en geld
– Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament Functioneel gebruiken
4m
12 CCD
miljard?
Reken uit.
2 Reken a Hetom. Woordenboek der Nederlandse Taal1-Fundament heeft zo’n 44 000 bladzijden. Stel je voor: vanaf je Toelichting en voorbeelden bij b 1 m = 100 dm c 1 km = 1 000 000 m a 1 dm = 100 cm
… je elke dag 2 bladzijden. Hoe oud … ben je dan als je het woordenboek … uit hebt? 80 jaar twintigste lees dmis2 = 50 782 cm2km2 en Nederland 40 ongeveer m2 = 4000 dm2 km2. Hoeveel0,5 kmis2 = 000 m2 … … … b 0,5 India 3 287 42 000 keer India500 groter? Functioneel gebruiken 2 2 2 2 2 278 keer dm zo = 200 4,5 m = 450 2 km = 2 000 … cm … dm … 000 m2 groot 4,3 dm2 = 430 0,45 m2 = … 45 dm2 2,5 km2 = 2 500 … cm2 … 000 m2 2
2
2
2
2
2
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Leerlingenboek 7, blok 2
C
13 CD
Reken handig. Kijk goed naar de getallen. Welke maat hoort erbij? b a Kies 42 + 67 + 58 = 167 108 − uit: 99 = 9
3
c 3 × 6 × 5 = 90
m2 = 166 365800 − 199
2 1 cm2 31 + 45 + 0,86 69 =dm 145
64 × m2 4 = 700 7 × 25
459 − 298 = 161
456 + 44 + 39 = 539
9 × 50 × 2 = 900
698 − 399 = 299
123 + 146 + 177 = 446
10 × 8 × 10 = 800
d 12 × 8 ×
1 3
=
32
444 1km2× 4 × 166=dm2 32 2
0,3 × 6 × 10 =
18
30,8 × 13 × 100 = 40 040
Curaçao
CD 14
Reken uit. b c d a 3×4 = 12 9 × 25 = 225 2 × 375 = 750 7×2 = 14 7 × 0,2 = 1,4 3 × 0,4 = 1,2 9 × 2,5 = 22,5 2 × 37,5 = 75 7 × 0,25 = 1,75 3 × 0,44 = 1,32 9 × 0,25 = 2,25 2 × 3,75 = 7,5 2 2 6 dm2; klaslokaal 64 m=2, 1,335 vingertop 1 cm eiland=444 km2; plein 2800 ; hand 0,86 dm2 7 rekenboek × 0,1258, = 0,875 3 × 0,445 9 ×; 0,025 0,225 × m0,375 = 0,75 Leerlingenboek blok 4
les 4
15 1 C CD LB7a_B2L21.indd
werkschrift blz. 21 Welke maat hoort erbij?
blok 2
maatschrift
Waar zit het 2meeste2 in? 2 Kies uit: cm dm ha km2 Zet van klein naar groot.m a 1De oppervlakte van het boomblad2is 13 cm Sec1:70 … 23 b Het bos is 9 ha groot. …
blz. 58 en 59
4
47
computer
5
21-12-2010 11:12:02
c De oppervlakte van Nederland is ongeveer 42 000 km …2 d De oppervlakte van het schoolplein is 1250 m …2 e De oppervlakte van mijn handpalm is ongeveer 1 dm …2
CD
u16 InhoudReken uit. b 1liter melk. a gewoon pak melk zit – In een 2 m2 = 1… 00 cm2 dmliter. a = fles100 …frisdrank – In een1 grote zit1 1,5 15 a = 1… 500 m2 1 ha = 10 … 000 m2 Leerlingenboek 5, blok 2 0,5 ha = 5… 000 m2
C
2
0,5 dm2 = … 50 cm2 3,5 dm2 = 3… 50 cm2 35 dm2 = 35… 00 cm2
c 100 ha = 1… km2 2 10 ha = 0,1 … km 2 1 ha = 0,01 … km 1000 ha = 1… 0 km2
d 100 a = …1 ha 00 ca 1 a = 1… 50 a 0,5 ha = … 25 a 0,25 ha = …
Waar of niet waar? In een emmer kan meer dan 1 liter water. Waar of niet waar? b In een bad gaat minder dan 1 liter water. Waar of niet waar? c In de winkel kan ik een pak melk van 1 liter kopen. Waar of niet waar?
b
aa
LB8b_B4Les.indd 38
3 CD
4 CD
05-07-2010 17:41:44
Maak de keersommen. 4×5= b 7×3= 3×4= 9×2=
aa
Eerlijk delen.
7×6= 6×8= 9×5= 6×6=
c … × 3 = 24 … × 5 = 35 … × 6 = 36 … × 4 = 36
bd
… × 8 = 56 … × 6 = 54 … × 6 = 42 … × 8 = 40
500 ml
Domein Meten en meetkunde
26
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
1-Fundament Functioneel gebruiken
– Meetinstrumenten 500 ml – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
les Functioneel gebruiken l 46 0,7blok 5
16
les 3 en 4
Toetsen 1-Fundament
blok 2
Werkschrift 5, blok 2
C1 C
Soeppan met glazen deksel. Inhoud Meer of minder dan 81 liter. liter? Samen bespreken. Hoe kun je wegen? meer of minder dan 1 liter? a a een theekopje
2
b
b een fles shampoo
meer of minder dan 1 liter?
c een dl, emmer Hoeveel cl en ml?
meer of minder dan 1 liter?
d1 l 6=
blikjes cola
10 … dlsamen 1 dl =
C
32
2
150 l
minder meer
dan 1 liter?
1000 meer … ml 100 … ml
1 cl =
Leerlingenboek 8, blok 1
CC
meer of
100 minder … cl 10 cl …
minder
…10 ml
Slagroomtaart maken. Welke maten horen erbij? Voor 1 slagroomtaart is 1 liter slagroom nodig. Kies uit l, dl, cl, ml. Van slagroomtaart kunnen 8 personen eten. l benzine getankt. a Ik1heb 45 …
b Je In wilt dit blik zit 16 80 cl soep. … voor personen slagroomtaart maken. a aWaa c Hetof medicijnfl esje bevat 25 ml … neusdruppels. Waar niet waar? d e bf g h
bc
Een halveliter liter slagroom 5 dl. Hoeveel slagroomis heb … je nodig? 2 liter Het blikje bevat 0,3 … l frisdrank.
JePotgrond wilt voor 24 verkocht personen slagroomtaart maken. l. wordt in zakken van 10 tot 50 …
Een plastic citroen bevat 100 ml … jecitroensap. Hoeveel liter slagroom heb nodig? 3 liter Een fles afwasmiddel bevat 75 cl. …
Je wilt voor 4 personen een kleine slagroomtaart maken. tapel a Een stapel b Het computer- c De halters zijn d De driewieler is u Gewichtwerkschrift blz. 9 heb je nodig?maatschrift blz. 22 en 23 computer een halve liter Hoeveel liter slagroom rekenboeken scherm is samen net zo zwaarder dan – 1 kg is het gewicht van 1 pak suiker. is lichter dan zwaarder zwaar als jij. 10 kilo. niet – Een appel weegt ongeveer 200 gram. een stapel dan het niet waar waar 3 Hoeschriften. laat is het? niet b toetsenbord. c d Leerlingenboek a a waar4, blok 5 be waar
C
CD 3
Schat het gewicht. Enveloppen, pak suiker, netje sinaasappels, zak aardappels, fiets, auto. Wat is het lichtst? Wat is het zwaarst? Zet van licht naar zwaar.
C
half 7
kwart over 4
10 voor 4
5 voor 8
4 Zet de klok 3 uur en 30 minuten vooruit. Teken de wijzers. CD b c aa bd
4
Hoe kun je ze wegen? Samen bespreken.
5 voor half 3
be
13Functioneel gebruiken
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Functioneel gebruiken
Domein Meten en meetkunde
27
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
les 23 en 24
Werkschrift 5, blok 2
C
1
boterham: 20
2
a
appel: 140
gram
Hoeveel weegt het ontbijt? Kijk bij opgave 1. a
3
sinaasappel: 145
gram
yoghurt: 125
gram
tomaat: 80
gram
b
40 gram
C
21
Hoeveel weegt het?
banaan: 170
C
blok 2
bc
160 gram
315 gram
Hoeveel wegen de honden? Schrijf hun gewicht op in kg en g. 1000 g = 1 kg
1000 g
100 g
10 g
1g
6
8
5
0
6 kg 850 g
8
7
5
0
8 kg 750 g
12
3
0
0
12 kg 300 g
gram
gram
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
dag
ma
di
wo
do
vr
za
aantal
9
25
36
20
52
78
aa
Op welke 2 dagen werden de minste stripboeken verkocht? Maandag en donderdag.
Domein Meten en meetkunde b Op welke dagen werden samen 88 stripboeken verkocht? Woensdag en vrijdag.
28
c Op welke 3 dagen werden samen 70 stripboeken verkocht? Ma, di en woe. A. Notatie, taal en betekenis b d Hoeveel boeken werden er in de tweede helft van de week meer verkocht dan in de eerste helft? 80 – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten – Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties 6 Maak getallen.
CD
1-Fundament Functioneel gebruiken
Gebruik deze cijfers:
3
7
1
Toelichting 1-Fundament metvoorbeelden de 3 kaartjes het bij kleinste getal. 137 a a Maaken b Maak met de 3 kaartjes het grootste getal. 731 Functioneel c Maakgebruiken met 2 kaartjes het grootste getal. 73 b d Maak met 2 kaartjes het kleinste getal. 13
Leerlingenboek 5, blok 4
7 CD
Wat weet je van gewichten? Denk aan kilogram en gram. 75 kg
30 kg
1
aa b bc
2
1 kg
20 g 3
250 g 4
5
Zoek bij elk plaatje het juiste gewicht. 1: 20 g, 2: 30 kg, 3: 1 Kg, 4: 75 kg, 5: 250 g Bedenk bij elk gewicht iets dat even zwaar is. Verschillende mogelijkheden. Hoeveel weegt alles samen? 106 kg en 270 g
u Tijd – Een wandelaar loopt ongeveer 5 km in een uur. – Je fietst ongeveer 15 km per uur.
64
blok 2
les 18
Leerlingenboek 5, blok 2
C
1
LB5b_B4L16.indd
C
2
even snel blz. 32 - 35 verder blz. 36 - 39 plus blz. 40 - 43 computer Kilometers. Een kind loopt Een volwassene loopt Een fietser rijdt ongeveer 1 kilometer in ongeveer ongeveer 4 kilometer 15 kilometer per uur. 10-02-2009 25 20 minuten. per uur. 1 kilometer is 1000 meter 1 km = 1000 meter 1 2 km = 500 meter a Hoe lang doe jij over 1 kilometer? b Wie woont meer dan een kilometer van school? c Wat is een kilometer hier vandaan?
Hoeveel meter?
11:18:46
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
In 1908 was het wereldrecord 100 m vrije slag 1.05,6 seconden. In 2008 zwom de winnaar van de Olympische Spelen die afstand in 47,05 seconden. 2,13 m/s.
Domein Meten en meetkunde
29
A. Notatie, taal en betekenis
C
2
Reken uit. a Pieter fietst 5 meter per seconde. Hoeveel kilometer is – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten dat per uur? 18 km/u. – Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties b Mieke loopt in een uur 5,4 km. Hoeveel meter per minuut is dat? 90 m/min. En per seconde? 1,5 m/s.
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Leerlingenboek 8, blok 3
C
3
Snel, sneller, snelst. Welke snelheden horen erbij? 5 1 4
6
3
2
1
a
49 km/u
2
b
15 km/u
3
c
4 km/u
4
d
160 km/u
5
e
950 km/u
6
f
120 km/u
werkschrift
blz. 29
maatschrift
blz. 22 en 23
computer
Domein Meten en meetkunde
30
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
u Geld – Hoe duur is een brood ongeveer? Kies uit: 20 eurocent, 2 euro of 20 euro? – En een paar schoenen: 5 euro, 50 euro of 500 euro? Leerlingenboek 5, blok 2
C
1
Hoeveel is 1 liter?
Blok 3 Les 21 en 22
46 Lesverloop van les 21
C
C
1
1 liter is 1000 milliliter.
Handleiding 5, blok 2 Hoeveel liter3past er in de emmer? mer? Maateenheid: liter en milliliter Ga voordat de kinderen aan de opgaven uit het boek beginnen eerst hun informele kennis na. Hoeveel melk gaat er in een melkpak? Hoeveel bekers melk kun je daarmee vullen? Laat enkele frisdrankflessen zien. Hoeveel gaat daarin? (1 liter of 112 liter) Hoeveel glazen kun je daaruit volschenken? Eerst schatten, dadelijk mogen jullie het uitzoeken. Bekijk met de kinderen de foto in het boek. Wat zie je op de plaat? Wat gebruiken ze allemaal? (kan, beker, glas, maatbeker) Laat vervolgens de maatbeker zien en vergelijk die met degene in het boek. Wat staat daarop? Wat betekenen die streepjes? Waar doet het je aan denken? Het is eigenlijk een getallenlijn tussen 0 en 1000. Hoeveel streepjes staan erop? Welke getallen staan erbij? Herhaal en noteer deze standaardmaten: in 1 liter gaan 1000 milliliter of 1 l = 1000 ml. Wat betekenen de getallen 12 en 1 4 ? Hoeveel milliliter hoort daarbij? (500 en 250) Wat is er bijzonder aan de onderkant? (hij loopt niet vanaf 0) Waarom zou dat zo gedaan zijn? Kun je aanwijzen waar eigenlijk de nul zou moeten staan en waar de getallenlijn (maatverdeling) zou moeten beginnen? (op de bodem) Laat de 3 Vlaflip maken. kinderen vervolgens in groepjes uitproberen hoeveel bekers, glazen, soepkommen, enzovoort Recept voor vlaflip. Verdeel de vanillevla over de glazen. zij kunnen vullen uit een melkpak (of frisdrankfles) van 1 liter of 12 liter of 14 liter. Ze mogen Verdeel ook de aardbeienyoghurt over de glazen. Giet de yoghurt bovenop de vla. dit uitproberen door een leeg melkpak met water te vullen uit een emmer die is klaargezet Giet in elk glas een klein beetje aardbeiensiroop. en dit in bekers over te schenken. Leg van tevoren enkele handdoeken of dweilen klaar! Het Leg eventueel overal een aardbei bovenop. gebruikte water wordt weer in de emmers teruggegoten. Laat ze ook meten tot hoever de Voor hoeveel personen is dit recept denk je? maatbeker is gevuld na 3 glazen of 5 kopjes. N.B. Aandachtspunt: bij de schalen van sommige maatbekers staat in plaats van ml (milliliter) ook cc (dat betekent kubieke centimeter), dus milliliter in een andere betekenis. Ga hier nu niet verder op in. Let wel op dat er geen verwarring ontstaat met de maatbekers met cl erop die voor het maatschrift nodig zijn. Er is een groot verschil tussen cc en cl!
C
Domein Meten en meetkunde
31
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
– Eenvoudige routebeschrijving (linksaf, rechtsaf)
Kunnen hanteren van richting aanwijzingen als linksaf, rechtsaf, rechtdoor, naar/in het noorden, oosten, zuiden, westen, zowel bij het beschrijven als bij het volgen van een richting of route. u Je bent vanmorgen van huis naar school gegaan. Vertel eens hoe je bent gelopen. u Kijk in de atlas en zoek een kaart van je eigen provincie. Welke stad ligt helemaal in het noorden van jouw provincie? Als je naar het westen rijdt, welke stad kom je dan als eerste tegen? u Routes tekenen en beschrijven.
C
Hoe loopt Timo naar school? Hij kiest de kortste weg.
= school
Refi Eef Lotte
Timo
Kunnen hanteren van richting aanwijzingen als linksaf, rechtsaf, rechtdoor, naar/in het noorden, oosten, zuiden, westen, zowel bij het beschrijven als bij het volgen van een richting of route. u Aan de hand van de kaart van Nederland worden de begrippen noord, oost, zuid, west besproken. Ook wordt het conflict besproken, dat als je buiten staat, het noorden steeds op dezelfde plaats blijft, als je zelf draait: noord is dus niet altijd waar jouw neus naartoe staat. u Een toerist vraagt je de weg te wijzen van de school naar de schouwburg in de stad. Vertel eens hoe hij moet lopen. u Kijk op de kaart van de stad Amsterdam (zie internet). Beschrijf hoe je van de Dam naar het Station kunt lopen. Gebruik de woorden links en rechts, maar let erop dat je het beschrijft vanuit de persoon die daar loopt.
Domein Meten en meetkunde
32
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
les 23 en 24 – blok 5
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken 51
Functioneel gebruiken
Werkschrift 6, blok 4
C
1
Hoeveel kilometer is de route van A naar B? 1 cm = 1 km
aa
B
A
9 km
b A
B
11 km
bc
blok 4
58
C
A
16 km
les 23 en 24
B
Maatschrift 6, blok 2 Bekijk deze 4grafieken.
C
tijd in uren
3 CD
B
1
2
3
4 tijd in uren
in 1 uur? 15
km. 5
Na 20 km heeft hij
Na 1 uur hield zij een
2
rustpauze van 1
De windstreken.
1 cm = 100 m
uur.
E
30 20
1
2
3
4 tijd in uren
bibliotheek
N NW
W
5
Thijs fietst 30 km in 1 12 uur. Dan houdt hij een rustpauze van 1 uur. Na 3 12 uur heeft hij 45 km afgelegd. Teken de grafiek van Thijs. school
uur heeft zij 30
km gereden.
aReken Vul de uit.windstreken in op het kompas. Kies uit: N, Z, O, W, NO, NW, ZO, ZW. b Zetstart een rondje om het goede antwoord:
D
40
5
in 1 uur? 10
uur gefietst.
station
Thijs C
10
Hoeveel kilometer fi4etst Lieke
km.
bc
3
Hoeveel kilometer fietst Abel
Na 3
2
supermarkt A
afstand in kilometers
a
Ze horen bij de fietstochten van Abel, Lieke en Thijs. Routes lopen en kaartlezen. a Abel b Lieke a Teken met rood de weg van het station naar de school. 40 b 40Teken met blauw de weg van de supermarkt naar de bibliotheek. 30 30 c Teken met groen de weg van de school naar de bibliotheek. 20 20 d Schat de afstanden. Welke weg is het langst? e 10Kies een plek voor de aanleg van een sportpark. 10 Waarom daar? Meer antwoorden. 1 2 3 4 5 1 2
afstand in kilometers
1
afstand in kilometers
C
NO
stop O
a
b
€
0,75 kg
c
0,75
d
prijs/kg € 4,40
€ 0,75 is
Domein Meten en meetkunde 75 cent.
33
A. Notatie, taal en betekenis 0,75 l
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld 0,75 l is
1-Fundament
0,75 kg is 750 gram. – Meetinstrumenten –75 Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen relaties € 4,40 is cl. 440 cent. 0,7 km is en700 m.
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
C
2
Vul de goede getallen in.
Weten waarom
Weten waarom
– Eigen referentiematen ontwikkelen, (‘in 1 kg appels zitten ongeveer 5 appels’)
BegrijpenAlles datteltreferentiematen handig zijn om je een voorstelling van een hoeveelheid te maken Handleiding 8 of om een 5 hoeveelheid/maat te schatten. Enkele eigen referentiematen ontwikkelen.
a
5,1
5,2
5,3
5,4
5,5
5,6
5,7
5,8
6
5,9
Waar gaat deze les over? 30
C
3
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Weten waarom
Weten waarom
Lengte Toets Maatschrift 5, blok 3
Begrijpen dat referentiematen handig zijn om je een voorstelling van een hoeveelheid te maken of om een hoeveelheid te schatten. Specifiek voor tijd het besef dat tijd relatief is. u Lengte – De lengte van een schoolliniaal is 30 cm. Ik denk aan een liniaal als ik bijvoorbeeld moet schatten hoe lang een stuk stokbrood is. – Hoeveel auto’s staan er ongeveer in 3 km file? – Hoe kun je dat berekenen? Wat kun je schatten? u Gewicht – Als m’n moeder zegt dat ze 5 kg is afgevallen, denk ik altijd, dat zijn 5 pakken suiker. Dat is best veel! u Oppervlakte – Ik weet dat een voetbalveld ongeveer twee hectare is. Daar denk ik aan als ik hoor dat er ergens een stuk bos is afgebrand. – Ik weet dat de zijkant van het schoolbord 1m2 is. Toen m’n vader vertelde dat mijn nieuwe slaapkamer 12 m2 was, moest ik aan het schoolbord denken. u Inhoud – Schat de inhouden, wat weet je? u Tijd – Wanneer ‘vliegt’ de tijd? Waar ligt dat aan? Wanneer vind je dat iets ‘eindeloos lang’ duurt? – Naar mijn oma fietsen duurt twee keer zo lang als fietsen naar school.
39
Lengte/gewicht/inhoud Toets Maatschrift 5, blok 2
Handleiding 8, blok 1 b 30,1
Toetsen 1-Fundament
30,2
30,3
30,4
30,5
30,6
30,7
30,8
31
30,9
In deze les worden inhouden gemeten met liters (l), deciliters (dl), centiliters (cl) en milliliters (ml). De leerlingen leren welke van deze vier maten het handigste te gebruiken is bij kleine en Tel grote verderinhouden. met kommagetallen. Het is lastig en moeilijker als je de verkeerde maat gebruikt. Vergelijk maar 2 liter metvan 2000 a eens Met sprongen 0,2.ml of 0,003 liter met 3 ml. Het is belangrijk dat de leerlingen referentiematen ontwikkelen. De inhouden van bekende 6,4 6,6als flessen, 6,8 blikken, 7,0 dozen enzovoort, 7,2 7,4 7,6 nauwkeurig 7,8 8,0 kunnen 8,2 voorwerpen moeten vrij geschat worden. Op potjes honing en jam wordt de inhoud vaak vermeld als 450 g in plaats van b Met sprongen van 0,3. 450 ml. 5,1 5,4 5,7 6,0 6,3 6,6 6,9 7,2 7,5 7,8
en rekenen u LengteTaal c Met sprongen van 0,5. – Mijn bed is ongeveer 2 meter lang, dus dan is mijn slaapkamer ongeveer … m lang
Taaltip 4,3 4,8 5,3 5,8 6,3 6,8 7,3 7,8 8,3 8,8 Om de verschillende inhoudsmaten goed te kunnen omrekenen, moeten de leerlingen goed Maatschrift 8, blok 4 weten wat de termen deci, centi en milli betekenen. Zet nog eens op het bord: – deci: een tiende, 101 of 10 keer zo klein; 4 Kies de goede maat. 1 of 100 keer zo klein; – centi: een honderdste, 100 Kies uit: m, l, mm, kg, km/u, 1 g. of 1000 keer zo klein. – milli: een duizendste, 1000 a Vergelijk Onze woonkamer is 5 men milliliter breed enook met decimeter, d Die man reed wel km/u en met deciliter, centiliter centimeter en160 millimeter decigram, centigram en milligram. 7,5 m lang.
8,4
8,1
9,3
C
b In die fles cola zit 1,5 l e Dat pak koffie weegt 0,25 kg Rekenwoorden Lastige woorden Dat stuk kaas weegt 650 g –c Liter N.v.t.f Die schroeven zijn 5 mm dik. – Deciliter u Gewicht – Centiliter – Inschatten hoeveel kg een groot net sinaasappels weegt, op basis van de ervaring dat 5 – Milliliter
appels ongeveer een kg wegen.
MS8_B4_les01.indd Sec1:34
08-06-2010 14:21:19
Domein Meten en meetkunde
34
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
– Wat is zwaarder/lichter dan een kg?
les 24
blok 2
71
Leerlingenboek 5, blok 2
C1
Hoeveel Hoeveel wegen wegen de de boodschappen? boodschappen? 11 kg 250 kg == 1000 1000 gg 500 500 gg 250 gg
100 100 gg
10 10 gg
11 gg
Wat Wat weegt weegt samen samen 11 kg? kg? 1 pak pak suiker suiker a aa ……22 kuipjes kuipjes halvarine. halvarine. bb … 11 kuipjes 22 pakjes kuipjes halvarine halvarine en en … pakjes margarine. margarine. … … 2 pakjes margarine en 5 cc … … 2 pakjes margarine en 5 repen chocolade. chocolade. … … repen b dd 50 … … 50 zakjes vanillesuiker vanillesuiker en en 500 500 bruine bonen. bonen. Maar Maar het het kan kan ook ook anders. anders. … zakjes … bruine
C2
Welk Welk gewicht gewicht hoort hoort erbij? erbij? gg aa 80 bb 200 80 kg kg 200 gg
cc 900 900 kg kg
dd 25 25 kg kg
33 kg kg 1000 1000 gg 22 gg 900 900 kg kg
ee 1000 1000 gg
ff 250 250 gg
gg 22 gg
hh 33 kg kg
80 80 kg kg 200 200 gg 25 25 kg kg 250 250 gg
3 CD
Schrijf Schrijf de de getallen getallen in in cijfers. cijfers. vierhonderd vierhonderd 400 400 vierhonderd vierhonderd dertig dertig 430 430
a aa
cc tweehonderd tweehonderd zesenzeventig zesenzeventig 276 276 tweehonderd tweehonderd zevenenzestig zevenenzestig 267 267
Domein Meten en meetkunde
35
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Weten waarom
Weten waarom
38
Hoeveel weegt het? Zet een streep onder het goede antwoord.
a 1. 2. 3. 4.
b
c 1. 2. 3. 4.
1. 850 gram verder
10 gram 100 gram 1 kg 10 kg
blok 4
2. 8500 gram 3. 85 kg 4. 850 kg
d 1. 2. 3. 4.
2,5 gram 25 gram 2,5 kg 25 kg
2,5 kg 250 kg 2,5 ton 250 ton
CCD D
u Tijd 9 Teken na. kost het om met de fiets naar school te gaan? Hoeveel kilometer heb je dan 6– Hoeveel Kleur tijd de getallen. a Teken de letter precies na in je schrift. b Kleur de getallen die je kunt delen door 10. a Kleur de getallen die je kunt delen door 2. afgelegd? b Teken ook de letter T. Hij moet net zo dik zijn. – Hoe lang loop je ongeveer over 1 km? 31 24 ongeveer? 18 11 22 20 25 30 41 50 – Hoe lang16duurt17het avondeten – Wat duurt voor je gevoel heel lang? Wat duurt heel kort? Hoe kan dat? 8
2
5
1
6
20
85
40
55
60
70
80
Leerlingenboek 5, blok 4 c Kleur de getallen die je kunt delen door 3.
C 10 D
Hoe29lang doe 11 je erover? 18 23 wandelen: 4 km per uur 30
7 CD
CD 8
C 11 D
24
17
d Kleur de getallen die je kunt delen door 4.
16
17
22
9
3
50
fietsen: 12 km per uur
10
24
18
30
28
40
20
25
36
12
16
autorijden: 60 km per uur
Vul de goede getallen in.
0
afstand 8 km
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Weten waarom
Weten waarom
29
Maatschrift 7, blok 1
5 CD
Toetsen 1-Fundament
0,5
12 km
0,9
2 uur lopend: … 3 uur lopend: …
Reken uit. 24 km lopend: Denk aan de getallenlijn.
6 uur …
1,5
1,7
op de fiets: … 2 uur
5 uur op de fiets: …
met de auto: … 1 uur
120 km
op de fiets: 10 … uur
met de auto: … 2 uur
900
b c 8 lucifers. 890 + 20 = 910 180 − 179 = 1 a Hoeveel van deze sterren kun je met 120 lucifers leggen? 15
a Leg sterren van 1625 + 25 = 1650
2,8
op de fiets: … 1 uur
60 km
890
2,5
2,0
910 d 980 + 50 = 1030
3,00
Domein Meten en meetkunde
36
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
u Waarom is het handig als je sommige maten van dingen uit het dagelijks leven weet? Waarvoor kun je die kennis gebruiken? – Een vierkante meter hoeft geen vierkant te zijn
Begrijpen dat een vierkante (centi-, deci-, kilo-)meter de grootte van een oppervlakte aangeeft, maar dat die oppervlakte verschillende vormen kan hebben. u Wat is een vierkante meter? u In de reclame folder staat dat de oppervlakte van de ronde trampoline 29 m2 is. ‘Dat kan toch niet’, zegt Joey. ‘De trampoline is rond, dan kun je toch niet zeggen hoeveel vierkante meter hij is?’ Wat denk jij? u Bedenk verschillende rechthoeken die een oppervlakte hebben van 1 vierkante meter. Hoe doe je dat? u Onze tuin heeft een ronde vorm en heeft een oppervlak van 90 m2. Welke lengte en breedte kan een rechthoekige tuin met dezelfde oppervlakte hebben? Zijn de tuinen nu even groot of toch niet?
Begrijpen dat een vierkante (centi-, deci-, kilo-)meter de grootte van een oppervlakte aangeeft, maar dat die oppervlakte verschillende vormen kan hebben, dus niet ‘vierkant’ hoeft te zijn. u Maak vijf verschillende figuren die 1 m² groot zijn. u Een vierkante meter is bijvoorbeeld een stukje oppervlakte van 10 dm bij 10 dm. Waarom is een stukje oppervlakte van 4 dm bij 25 dm ook 1 vierkante meter? Maatschrift 6, blok 6
C
Wat is de oppervlakte en wat is de omtrek?
a . Hoe bereken je de oppervlakte? Zet in elke figuur de som. Werkschrift 7, blok 2
C
1
Teken verschillende figuren van 12 cm2. Maak niet alleen rechthoeken. Meer antwoorden.
les 23 en 24 – blok 2
21
Domein Meten en meetkunde A. Notatie, taal en betekenis
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
1-Fundament Weten waarom – Betekenis van voorvoegsels zoals ‘kubieke’
37
Alles telt Handleiding 7
29 – Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Waar gaat deze les over? Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
In deze les gaat het specifiek over de inhoud van 1m3 en 1dm3. Beide zijn vrij moeilijk voor te stellen. Zie het onderzoekje in opgave 1. Het is van groot belang dat de leerlingen deze Weten waarom inhoudsmaat beleven. Probeer daarom aan het volgende geschikte materiaal te komen: Begrijpen voorvoegsel het woord komt en een inhoudsmaat a) dat eenhet staafkubus, dat is ‘kubieke’ een kubus van opgebouwd uit 12‘kubus’ staven waarin leerlingen kunnen zitten. aangeeft. kunnen voorstellen dat er 10 zijde x 10 open kubieke die10 aanx één is. centimeters in een kubieke b) Jeeen doorzichtige dm3 kubus decimeter gaan kubieke in van eende kubieke meter). zullen de leerlingen ontdekken dat Door 1(idem liter water over decimeters te gieten in die dm3 kubus, water precies inpast dus u Waaromhet heet dit er blokje van 1 cmenbij 1 evenveel cm bij 1is.cm een ‘kubieke centimeter’?
Taal 7,enblok rekenen Handleiding 2 Taaltip Het begrip ‘inhoud’ is vrij complex. Ten eerste kan het iets leegs betekenen: In deze emmer kan 10 liter. Maar ook iets stoffelijks: In deze doos passen 4 kinderen. Ten tweede worden vaste stoffen, vloeistoffen en gassen gemeten met dm3 of met liters. Ten derde hebben we daar 2 namen voor: inhoud en volume. Ten vierde worden er abstracte dingen mee gemeten: 'Die toespraak had weinig inhoud' of 'Die zangeres heeft een groot stemvolume'. Maak een woordveld met het begrip inhoud in de cirkel. Schrijf samen daaromheen associërende woorden en begrippen als volume, dm3, cm3, m3, lengte breedte, hoogte, keersom, vloeistoffen, gassen, zand, liter, blok, doos enzovoort. Laat de leerlingen bij elk woord een zinnetje maken, waarbij steeds de ‘inhoud’ een rol speelt. Bijvoorbeeld: Vloeistoffen meten we in liters. Ten slotte het woord ‘kubieke’, dat is afgeleid van kubus. Bij een kubus zijn de lengte, de breedte en de hoogte gelijk. Rekenwoorden – Inhoud en volume – Kubieke meter – Kubieke decimeter – Kubieke centimeter – Liter
Lastige woorden – Omrekenen – Bouwplaat – Uitslag
u Eén blokje is een kubieke centimeter. Er gaan er duizend in een kubieke decimeter. Hoe kun je zien dat het er 1000 zijn? Maatschrift 7, blok 2
C
De kubieke decimeter. a Hoeveel kubieke centimeters (cm ) zitten er in een kubieke decimeter (dm )?
b Hoeveel kubieke decimeter (dm ) zitten er in een kubieke meter (m )?
c inhoud. Lengte, breedte, hoogte, kubieke, keersom.
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Weten waarom
Weten waarom Begrijpen dat het voorvoegsel ‘kubieke’ van het woord ‘kubus’ komt en een inhoudsmaat aangeeft. Je kunnen voorstellen dat er 10 x 10 x 10 kubieke centimeters in een kubieke decimeter gaan (idem kubieke decimeters in een kubieke meter, enzovoort). u Een kubieke meter kan 10 dm bij 10 dm bij 10 dm zijn, dan zit er 1000 dm3 in. – Lieke zegt dat dat niet altijd zo is. ‘Een kubieke meter kan ook 20 dm bij 5 dm bij 10 dm zijn.’ Heeft Lieke gelijk? Leg eens uit. u Kan een grote zak óók een inhoud hebben van 1 kuub? Waarom wel/niet? u Bestaat dan ook een kubieke kilometer? Hoe groot is dat? Wanneer zouden ze het over kubieke kilometers hebben?
les 13
blok 2
58
1 Hoeveel past erin? Domein Meten en C meetkunde a
doos = 1 m3
38
1 m3
b
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Hoeveel kubieke decimeters Weten
Hoeveel kinderen passen er in waarom 1 kubieke meter (1 m3)?
zitten er in een kubieke meter? Reken handig als dat kan. 10 × 10 × 10 = 1000
u 1000 kubieke decimeters. 3 dm1000 past erin? u 2 Je kuntHoeveel van die dm3 ook een ander blok maken. Is het dan ook nog 1 m3?
C
58
24
les 13
blok 2
Leerlingenboek 7, blok 2
C
1
Hoeveel past erin? 3adm
doos = 1 m3
b
lengte
breedte
hoogte
inhoud
5 dm
4 dm
5 dm
6 dm
3 dm
3 dm 18m
7 dm
7 dm
7 dm
100 dm3 … 144 dm3 … 343 dm3 …
2 dm 1 dm3
4 dm
3
Maak van de bouwplaat een kubieke decimeter.
10 cm
C
schaal 1 : 10
C
42
1 dm3
Hoeveel kubieke decimeters zitten er in een kubieke meter? Reken handig als dat kan. 10 × 10 × 10 = 1000 10 cm
(1 cm is in werkelijkheid 10 cm) Hoeveel kinderen passen er in 1 kubieke meter (1 m3)?
10 cm
10 cm
3 Hoeveel dmdecimeter. past erin? De kubieke 24
a Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er in 1000 decimeter (dm3)?inhoud lengte 1 kubieke breedte hoogte b Hoeveel kubieke decimeters (dm3)3 zitten er in 4 dm 5 dm 100 dm 1 kubieke meter (m3)? 1000… 6 dmc Hoeveel 3 dmkubieke8 centimeters dm 144 dm3)3 zitten er dan (cm … 3 )? in 1 kubieke meter (m 7 dm 7 dm 7 dm 343 dm3 … 1000 × 1000 = 1 000 000 5 dm
3 dm
2 dm 4 dm
3
schaal 1 : 10 werkschrift blz. (1 cm is in werkelijkheid 10 17 cm)
Maatschrift 7, blok 2
C
1 cm3
Maak van de bouwplaat een kubieke decimeter.
10 cm
C
De kubieke decimeter.
LB7a_B2L11.indd Sec1:58
C
4
a Hoeveel kubieke centimeters (cm ) zitten er in een kubieke decimeter (dm )? De kubieke decimeter.
b Hoeveel kubieke decimeter (dm ) zitten er in een kubieke meter (m )?
10 cm
maatschrift 10 cm
Weten waarom
1 dm3
10 cm
1-Fundament
– Meetinstrumenten 3 1 dm – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
blz. 46 en 47
computer
16-12-2009 18:51:46
a Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er in 1 kubieke decimeter (dm3)? 1000 b Hoeveel kubieke decimeters (dm3) zitten er in 1 kubieke meter (m3)? 1000 c Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er dan in 1 kubieke meter (m3)? 1000 × 1000 = 1 000 000
3
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Weten waarom
Weten waarom
Domein Meten en meetkunde
39
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
– 1 dm3 = 1 liter = 1000 ml
Het verband kennen tussen verschillende inhoudsmaten: 1 dm3 = 1 liter = 1000 ml u In 1 dm3 (bijvoorbeeld een bak van 10 cm bij 10 cm bij 10 cm) kan precies evenveel melk als in een pak van 1 liter. En in een kan van 1 liter past precies 1000 ml melk. Wat is juist? 10 dm3 = 100 liter – 10 dm3 = 10 l – 100 ml = 10 dm3 10 liter = 10 dm3
Toetsschrift 7, blok 4 Toets Maatschrift 7, blok 4
Het verband kennen tussen verschillende inhoudsmaten: 1 dm3 = 1 liter = 1000 ml u In een kan van 1 liter past precies 10 dl water, 100 cl water of 1000 ml water. Wat is juist? 10 dm3 = 100 liter – 1 dm3 = 10 dl 10 liter = 100 dl – 1000 cl = 1 dm3 u 1 dm3 = 1 liter = 1000 ml. – Hoeveel ml zit er dan in 0,1 dm3?
les 21
Leerlingenboek 5, blok 3
C
1
1 liter is 1000 milliliter. Waar gaat evenveel in? En waarin het meeste? Samen bespreken.
les 22
1 l = 1000 ml
Leerlingenboek 7, blok 3 2 Hoeveel milliliter zit er in de beker? dm3 = 1 literd 900 ml a 300 ml b 600 ml c 250 1ml 1 Hoeveel past erin?
C
C
1 2
1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100
m
1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100
1000 1 m3 = 900 800 700 600 500 400 300 200 1007 dm
1000 l 1000 dm3 = 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100
blok 3
111
e 100 ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100
C
6 dm
3
2m
Wat is samen 1 liter? Meer antwoorden. 1m Schrijf de sommen op. op: je mag ook van twee bij elkaar doen.liter water past er in dit d Hoeveel de maten hetdezelfde aquariummaten in a aLetVerander decimeters. 10 dm × 5 dm × 5 dm Hoeveel dm3 water past er in het aquarium? 10 × 5 × 5 dm3 = 250 dm3 c Hoeveel liter is dat? 250 l
a
ab
b
aquarium? 20 × 6 × 7 dm3 = 840 dm3 = 840 l e Hoeveel meer of minder dan 1 m3 is dat? 160 l minder.
C
2
Hoeveel blokjes van 1 cm3 passen er in deze dozen? Maak de sommen erbij en reken uit.
Domein Meten en meetkunde
40
B. Met elkaar in verband brengen
5 cm
– Meetinstrumenten gebruiken 3 cm – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament Paraat hebben
3 cm
6 cm 4 cm
3 cm
4 cm
2 cm
2 cm
a 2
×3
×3
b 2
=
×4
×3
c 4
=
Toelichting en voorbeelden bij 24 1-Fundament 18 blokjes. blokjes.
×6
120
les 21 en 22 Is de inhoud: Paraat 26 d hebben blok 3 lengte × breedte × hoogte? ja
×5
=
blokjes.
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
e Kun je de inhoud van een pan water ook uitrekenen met l × b × h? nee
Maatschrift 7, blok 5
CC
1 3
Hoeveel rollen drop zijn dit? Klopt Maakhet de wel? sommen erbij en reken uit. 3 3 dmde =grote 1000 cm a 1 In doos zitten
C
2
ab Dat zijn
120
c Dat kost
2400
1 rolletje drop kost € 0,50
16liter =×1000 ml 4
×
1 cm3 heet ook 1 cc 5 1 dm=3 = ook 1201 literdoosjes drop.
b 20 = 2400 rolletjes drop. Dan is 1 ml × €hetzelfde 0,50 als=1€cm 1200 3 .
×
500 ml
Wat is de inhoud van deze bak?
De inhoud van de bak is
1 dm = 1 liter 3
5 Klopt het wat Samira denkt? ja 4 dm
4
C
3
1
– Een 2D representatie van een 3D object zoals foto, plattegrond, landkaart (incl. legenda), patroontekening
1
8 dm³ =
8
N
0,001
l
4 cm³ =
0,004
l
5 dm³ =
O
l=
1 Vanuit het … westen
2
5000
cm³
5 cm³ =
0,005
2 Vanuit het … oosten
Hoeveel zit erin?in een 2D representatie, zoals in een plattegrond, uitslag, u 4 Een 3D objectparfum herkennen Zet eenvooraanzicht, rondje om het goede antwoord. bouwplaat, patroon-tekening In dit parfumflesje zit: Z 1. 8 l Leerlingenboek 6, blok 2 2. 8 dl 3. 8 cl 4. 8 ml welke richting 2 Vanuit
C
3 Vanuit het … noorden
4 Vanuit het … zuiden
zie je het?
N
C
5
Hoeveel liter water zit er in dit aquarium? Vul in. 1 W
4 dm
dm³.
57
l
Vanuit welke richting zie je het?
a 1 dm³ =
blok 2
b 1 cm³ =
ml
2
ml
W
C
b Hoeveel les 12 cc is het?
5 dm
l
ml
9000
MS7_B5_Les11.indd 14
60
=
2000 cc dm3 = 1 dm3 = 1 liter 3 3 = 1000 cmcc 6 l= 6 dm3 =1 dm6000 1 liter = 1000 ml 1,5 l = 1,5 dm3 = 1500 cc c d 1 dm³ = 1000 cm³ 1 cm³ = 0,001 dm³
3000 3l= Reken om. 5l= 5000 9l=
4
3 dm
Reken om.
Maatschrift 8, blokmilliliter 3 a Hoeveel is het?
C
×
Klopt het wat Julian zegt? ja
u Relatie tussen m3 en dm3.
C
3
×
is ‘De60 l. JulianDat zegt: motorinhoud is 500 cc.’
O
Z
Vanuit het … zuiden
2 Vanuit het … oosten
3 Vanuit het … noorden
4 Vanuit het … westen
dm³
08-06-2010 08:54:07
Toetsschrift 4, blok 5 Toetsschrift 5,blok 5 Toets Maatschrift 5, blok 5
Een 3D object herkennen in een 2D representatie, zoals in een plattegrond, uitslag, bouwplaat, vooraanzicht, patroon-tekening. u Er zijn foto’s van een piramide, een kubus, een balk. Maak van elk figuur een bouwplaat. Waar let je dan op? u Denk aan een dobbelsteen. Hier zie je bouwplaten van de dobbelsteen. Waar moeten dan de andere stippen staan? u Welke plattegrond hoort bij welk huis?
W
oosten
zuiden
3
4
O
Domein Meten en meetkunde
westen
Z
les 19
noorden
blok 3
C
B. Met elkaar in verband brengen 2 Wat is de goede foto?
Zet daar een rondje om. – Meetinstrumenten gebruiken 1 Hoeveel heb je nodig? – Structuur en samenhang tussen maateenheden Maak de tabel af. – Verschillende representaties, 2D en 3D
C
1
Oliebollen
aantal oliebollen
a a 15 Voor 15en oliebollen heb je nodig:bij 1-Fundament Toelichting voorbeelden 200 g meel, a b 30 10 g gist, Paraat hebben 45 3c 20 cl melk, Maatschrift 2 1006,g blok krenten. d 75
1-Fundament Paraat hebben
C
3
be
Wie ziet welk plaatje?
120
meel
C
a
b
a
b
krenten
10 g …
20 cl …
100 g …
…400 g
20 g …
40 cl …
200 g …
30 g …600 g 4 …
60 cl …
300 g …
1000 g …
50 g …
100 cl …
500 g …
1600 g …
80 g …
160 cl …
800 g …
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
Renske
Kinderen uit de bovenbouw verkopen oliebollen. a In welke jaren verkochten de meisjes evenveel oliebollen als de jongens? 2006, 2007 b In welk jaar was het verschil tussen de jongens en de meisjes het grootst? 2009 c In welke jaren werden er meer dan 200 oliebollen verkocht? 2004, 2006, 2009 d Werden er in 2004 meer of minder oliebollen verkocht dan in 2009? Meer e Wat was het laagste aantal oliebollen dat de meisjes in een jaar verkochten? En het hoogste aantal? 50 en 200 Marijke Hanne f Hoeveel oliebollen werden er in al die jaren ongeveer verkocht? Ongeveer 1300 oliebollen. g Wie hebben er in al die jaren meer oliebollen verkocht, de jongens of de meisjes? De meisjes (680; jongens 620) aantal
Marijke
Hidde
Renske
Leerlingenboek 6, blok 3
3 CD
melk
…200 g
Hidde
2
2 gist
41
107
Hanne
jaar
Kerststerren knippen.
Neem een vierkant vouwblaadje en een schaar. Vouw het vouwblaadje 3 keer dubbel. uw het blaadje weer open. Knip dezelfde figuur uit als op het plaatje en vouw Bedenk zelf nog meer kerststerren. Meer antwoorden. werkschrift
blz. 29
computer
les 3 en 4
blok 4
Domein Meten en meetkunde les 3 vormen B. Met elkaar in verband brengen 4 horen erbij? C 14 Welkeblok
33 42
Maak vast.
– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden 1 Welke vormen herken je in de gebouwen en tenten? – Verschillende representaties, 2D en 3D
C
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Paraat hebben
piramide Paraatahebben
b kegel
c balk
kegel cilinder piramide u Welke 1, bouwplaat 3 en 4 hoort 1, 3bij enwelk 5 figuur? 2, 9 en 6
u Vanaf welke kant is de tekening/foto gemaakt? Werkschrift 6, blok 4 f kubus
C
2
g piramide
2
CD
h kkogell
i cilinder
1
Paraat hebben
Paraat hebben
j cilinder 3
6
2
9
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
3
7
Wat zie je in de klas? Figuur 1 en 2. Zoek voorwerpen die deze vorm hebben. Meer antwoorden.
a
kubus b
a
kogel
9 7erbij? 5 Welke bouwplaat hoort 1D 52 2C 2 −
3
balk 9 4 5
4 5 7 −
4A
7 0 0 − 4 0 0 = 3 0 0
2 6 8 −
9 0 0 − 2 0 0 = 7 0 0
7 0 −
2 0 =
5 0
8 0 −
5 0 =
3 0
4 0 −
5 −
2 =
3
4 −
7 =
− 3
5 −
4 0 0 + 5 0 + 3 = 4 5 3 A B
3 0 0 + 3 0 − 3 = 3 2 7 C
21 −
5
= 16
b 42 −
6
= 36
53
− 5 = 48
30 −
8
= 22
34 −
8
= 26
90
23 −
4
= 19
73 −
5
= 68
73
8
= maatschrift 87 82
7 = 24blz. 33 31werkschrift − 95 − even snel
blz. 32 - 35
c
verder
blz. 36 - 39
6 0 =− 2 0 8 =
− 3
7 0 0 − 2 0 − 3 = 6 7 7 D
Reken uit.
aa
LB6b_B4L01.indd 4
cilinder bc 7 8 4
3B
9 0 0 − 5 0 0 = 4 0 0
4 CD
blokje of kubus 7
5
piramide 3 Reken uit. Leerlingenboek 6, blok 4 kegel
C
e kogel
balk 7 en 6
Kleur de bouwplaten waarmee je het doosje kunt maken. 2 1 2 a 3 1 4 Figuur 1 en 3. 8 b
C
d balk
kogel of bol 8
Toetsen 1-Fundament
bd
121
− 12 = 109
− 7 = 83
351
− 34 = 317
− 6 = 67
281
− 53 = 228
blz. − 8 =34 74en 35
482computer − 67 = 415
plus
blz. 40 - 43
computer
09-07-2010 14:31:17
15 5 CD
Welke som kun je ervan maken? Reken uit.
Domein Meten en meetkunde a Vorige maand had Samira € 2264 op haar B. Met elkaar in verband
rekening staan. Nu staat er € 2634 op. brengenHoeveel is er bij gekomen? De som is: € 2634 − € 2264 = € 370
– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
c In een parkeergarage staan om 9 uur ’s d Aan de roeimiddag doen 119 kinderen mee. morgens 1249 auto’s. 2 uur later zijn er 452 bij Er kunnen 6 kinderen in een boot. gekomen. auto’s staan er bij dan? 1-Fundament Hoeveel boten zijn er nodig? Toelichting enHoeveel voorbeelden De som is: 1249 + 452 = 1701
Paraat hebben
Hoeveel boten zijn er nodig? 20
Maatschrift 8, blok 3
6 CD
De som is: 119 : 6 = 19 rest 5
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
Hoeveel kinderen zitten er in de laatste boot? 5
De kaart van een dorp. Vergelijk de tekening en de plattegrond.
uw
Paraat hebben
De som is: 8 × € 8,63 = € 69,04
bla
1-Fundament
43
b Luuk koopt 8 dvd’s van € 8,63. Hoeveel moet hij betalen?
rood
geel
bruin
groen
a Zoek de kerk op de tekening. Zoek nu de kerk op de plattegrond. Kleur die rood. b Zoek de 3 kleine huizen langs de weg. Kijk eerst op de tekening en dan op de plattegrond. Kleur de huizen blauw. c Zoek het ronde parkje. Kleur dat groen. d Zoek de antiekwinkel. Kleur die bruin. e Zoek het huis met 5 ramen dat in de bocht van de weg staat. Kleur dat geel. f Wat kun je zeggen over de bomen en de bankjes? Die staan wel op de tekening, maar niet op de plattegrond.
7 CD
Reken uit. a 6 × 700 = 4200
b 5 × 600 = 3000
c 800 : 10 = 80
d 835 : 10 = 83,5
6 × 70 = 420
5 × 60 = 300
850 : 10 = 85
435 : 10 = 43,5
6 × 770 = 4620
5 × 660 = 3300
260 : 10 = 26
657 : 10 = 65,7
MS8_B3_les11.indd Sec2:15
08-06-2010 14:14:47
blok 6
32
C
1
Vul de goede antwoorden in. Kijk ook naar de echte meetlat.
Domein Meten en meetkunde
44
B. Met elkaar in verband brengen
0 dm 1 dm
2 dm
3 dm
4 dm
5 dm
6 dm
7 dm
8 dm
9 dm
– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D 2 Reken en teken.
C
1m
Gebruik je liniaal.
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
– In betekenisvolle situaties samenhang tussen enkele (standaard)maten – km ➞ m – m ➞ dm, cm, mm – l ➞ dl, cl, ml – kg ➞ g ➞ mg
In betekenisvolle situaties veelvoorkomende maten kunnen herleiden, vooral van grotere maten naar kleinere maten, met name: u Lengte van km naar m – J op doet mee met een hardloopwedstrijd. Hij moet 3 km lopen, dat is … meter; zijn broertje Pim hoeft maar 1500 meter te lopen. Dat is … km. van m naar dm, cm en mm –1 2 meter = … dm = … cm; 1m = … mm –1 0 dm = … m; 15horizontale cm = … mm a Teken een lijn van 1 dm. Begin linksboven.
Lengte/Omtrek Toets Maatschrift 6, blok 2 Toets Maatschrift 8, blok 4
In betekenisvolle situaties veelvoorkomende maten kunnen herleiden, ook herleiden van een kleinere maat naar een grotere, waarbij met komma’s gewerkt wordt: u Lengte van km naar hm en m – Op de fietspaddenstoel staat dat het naar het zwembad nog 2,5 km is. Hoeveel meter is dat? Of: Dat is 2 km en … m van m naar dm, cm en mm – Meters, centimeters en millimeters. (Uit: Alles telt) u Omtrek – De lengte van je kamer is 320 cm en de breedte 220 cm. Je wilt een nieuwe plint. Hoeveel meter heb je nodig (tel de deur even niet mee)? u Oppervlakte – Je wilt laminaat in je kamer gaan leggen. De lengte is 320 cm en de breedte 220 cm. Hoeveel m2 laminaat moet je kopen? u Inhoud van l naar dl, cl en ml – Herleiden van inhoudsmaten. – Voor een gerecht heb je ¾ liter melk nodig. Hoeveel liter is dat? Hoeveel ml is dat? u Gewicht van kg naar hg en g van g naar mg – 10 zoetjes wegen 1 gram. Hoeveel mg weegt één zoetje? – Herleiden.
Oppervlakte Toets Maatschrift 7, blok 3 Inhoud Toetsschrift 6, blok 3 Toets Maatschrift 8, blok 2
b Teken een schuine lijn van 1 dm. Begin linksonder. c Teken rechtsboven een vierkant met een omtrek van 2 dm. De zijde is een halve dm. Maatschrift 5, blok 6
C
3
Vul de goede maat in. Kies uit: cm – dm – m – km. a Deze stok is 8 dm lang. Dat is hetzelfde als 80 km
b Gisteren hebben we 16
c Mijn potlood is nog maar 7 d Dit skateboard is 7 e Pablo is 150
cm
dm
cm m
gelopen. Dat is hetzelfde als 16 000 cm
lang.
lang. Dat is hetzelfde als 70
lang. Dat is hetzelfde als 15
dm
cm
. m
en ook anderhalve
47
Maatschrift 6, blok 4
C
4
5 CD
Rekenen met cm, dm en m. Vul in. Weet je nog? 1 km = 1000 m 1 m = 100 cm a 1in. m = 10 dm b 1 m = 100 cm c 10 cm = 1 dm d 100 cm = 1 m Vul 3 m = 30 dm a 2 km = = 2000 50 dmm 5m
2m=
200
4m=
3 km = = 3000 40 dmm 4m
6m=
5
m
500 m= 600 cm
6
m
600
en m =cm =3 30kmdm cm 3100300
100 m= 400 cm
4
m
5 km =
5000
m
1850 m =
1
km en
850
m
7 km =
7000
m
3760 m =
3
km en
760
m
c 4m=
400
cm
d 325 cm =
3
m en
25
cm
6m=
600
cm
630 cm =
6
m en
30
cm
8m=
800
cm
248 cm =
2
m en
48
cm
9m=
900
cm
499 cm =
4
m en
99
cm
MS5b_B6_les01.indd 32
6
500 cm =
400
100 cm = 10 dm b en m =cm =2 20kmdm cm 2500200
cm
Een rondje op de ijsbaan is 400 meter. Welke afstand hebben ze geschaatst?
21-01-2010 10:44:34
10
20
50
60
70
80
0 0
0,1 1
0,2 2
0,5 5
1m 10 dm
0
10
20
50
100 cm
0
1 –– 100
2 1 –– = –– 100 50
5 1 –– = –– 100 20
0
0,01 0,1
0,02 0,2
0,05 0,5
0,1 m 1 dm
1
2
5
10 cm
1 meter
Reken om.
Maak er centimeters van. Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament b 3 dm = 30 cm c 0,2 m = 20 cm a 1 m = 100 cm
Functioneel gebruiken
5 m = 500 cm Functioneel 800 cm 8 m =gebruiken 10 m = 1000 cm
Leerlingenboek 7, blok 1
C 17 D
18 CD LB7a_B1L21.indd
45
10 1 –– = –– meter 100 10
1-Fundament
4
100
5 1 –– = –– 10 2
– Meetinstrumenten gebruiken 0 0 – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
C
90
2 1 –– = –– 10 5
B. Met elkaar in verband brengen
3
40
1 –– 10
Domein Meten en meetkunde
C
30
0
7 dm = 70 cm 9 dm = 90 cm 4 dm = 40 cm
d 0,30 m = 30 cm 0,45 m = 45 cm 0,77 m = 77 cm 0,98 m = 98 cm
0,8 m = 80 cm 0,7 m = 70 cm 0,3 m = 30 cm
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
35
Lengte g meten. n.
Vul aan. a 40 a + 60 … = 100 47 20 + 53 cm= 100 … 50 2 + 50 dm= 100 … … 51 0,2+ 49 m = 100 … … werkschrift Reken om. a 1 m = 100 … cm 26 5 m = 500 … cm 9 m = 900 … cm 11 m = 1100 … cm
Toetsen 1-Fundament
b 130b + 70 … = 200 129… + 71 180 … =cm200 131…18 + 69 … =dm200 1351,80 + 65 … =m200
c 280 +c20 … = 300 21 279 +55 cm … = 300 19 281 +… 5,5 dm … = 300 12 288 +… 0,55 m … = 300 maatschrift
blz. 10 b 1 dm = 7 dm = 15 dm = 23 dm =
d 310 + 90 …d= 400 400 m 301 + 99 ……= 3,26 400 dm 311 + 89 … =32,6 = 400 cm 309 + 91 326 …… blz. 26 en 27
c 10 cm … 70 cm … 150 … cm 230 … cm
1 m = 1000 … mm 9 m = 9000 … mm 000 mm 10 m = 10 … 000 mm 16 m = 16 …
computer
d 1 dm = 100 … mm 8 dm = 800 … mm 14 dm = 1400 … mm 20 dm = 2000 … mm
16-12-2009 19:12:18
Schutblad leerlingenboeken groep 7 en 8 Reken uit. a 1 4
C 20 D
C 21 D
b
c
deel van 100 = 25
1 5
deel van
50 = 10
1 3
deel van 60 = 20
1 4
deel van 1000 = 250
1 5
deel van 500 = 100
1 3
deel van 600 = 200
1 4
deel van 400 = 100
1 5
deel van 2000 = 400
1 3
deel van 630 = 210
1 4
deel van 2000 = 500
1 5
deel van 4000 = 800
1 3
deel van 603 = 201
Wat krijg je terug? Ik moet betalen:
Ik geef:
a
€5
€ 10
Ik krijg terug: 5 €…
b
€7
€ 10
€… 3
c
€ 12
€ 20
€… 8
d
€ 16
€ 20
€… 4
e
€ 39
€ 50
€ 11 …
Bereken de korting.
a
Oude prijs:
Nu voor:
Korting:
€ 2,60
€ 1,99
€ 3,50
€ 1,99
€ 5,80
€ 4,99
€ 0,61 … € 1,51 … € 0,81 …
3165 4 - Het metriek stelsel
C 19 D
2 CD
Teken en vul in. Gebruik je liniaal. a Teken een lijn van 6 cm.
Domein Meten en meetkunde b Teken een rechthoek van 3 bij 4 cm.
46
B. Met elkaar in verband brengenDeze rechthoek heeft een oppervlakte van
12
vierkante centimeter.
c Teken een vierkant met een zijde van 3 cm.
– Meetinstrumenten gebruiken Dit vierkant heeft een oppervlakte van – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
9
vierkante centimeter.
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
u Omtrek – De lengte van je kamer is 300 cm en de breedte 200 cm. Je wilt een nieuwe plint aanbrengen. Hoeveel meter heb je nodig? Maatschrift 5, blok 5
3 CD
Hoeveel hebben ze nodig? a Jordy maakt een hek om de vijver.
b Thijs wil een zeil over de vijver leggen.
1 vierkante centimeter is 1 vierkante meter
1 cm = 1 meter
Hij heeft
14
meter hek nodig.
Hij heeft 12 vierkante meter zeil nodig. les 25 oefenen 31 blok 4
Leerlingenboek 5, blok 4
5 CD
Meet de omtrek. Gebruik je liniaal en meet in centimeters.
MS5b_B5_les21.indd
aa b
6 CD
28
Hoe heet de eerste figuur? Wat is de omtrek? Vierkant; 16 cm b Wat is de omtrek van de tweede figuur? 16 cm c Wat is de omtrek van de derde figuur? 20 cm d Weet je een handige manier om ze te meten? 4 × 4; het dubbele van 3 en 5; het dubbele van 6 en 4.
Maak de sommen. 242 + 136 = 378 123 + 236 = 359
aa
b 861 − 230 = 631 631 − 211 = 420
c 328 + 561 = 889 416 + 282 = 698
bd
941 − 12 = 929 863 − 170 = 693
18-01-2011
08:41:30
les 14
Domein Meten en meetkunde
blok 2
59 47
C
B. Met elkaar in verband brengen 1 Pablo maakt een terras.
De tegels zijn 50 cm bij 50 cm. Meet het terras. – Meetinstrumenten gebruiken a Hoeveel tegels heeft hij nodig? 96 tegels – Structuur en samenhang tussen maateenheden b Pablo legt in het midden 1 grote tegel – Verschillende representaties, 2D en 3D van 100 cm bij 100 cm. Hoeveel kleine tegels heeft hij dan nog nodig? 92 tegels 1-Fundament Toelichting envervangt voorbeelden bijhoek 1-Fundament c Daarna hij in iedere de kleine tegels door een tegel van 100 cm Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken bij 100 cm. Hoeveel tegels liggen er als het terras klaar is? 5 grote en 76 kleine Leerlingenboek tegels6, blok 2
a b
C
2
Meet en reken. Meet met je liniaal de lengte en de breedte van deze plattegrond. Hoe groot is het weiland in het echt? 180 meter lang, 120 meter breed b De boer maakt een hek om het weiland. Hoeveel meter hek heeft hij nodig? 600 meter c De boer heeft een grasmaaier van 120 cm breed. Hoeveel banen moet hij maaien? 100 banen of 150 banen, afhankelijk van de richting.
aa
b
C 5 CD
1 cm = 1 m
les 101 cm oefenen = 20 m
blok 3
13
Maatschrift 6, en blok 3 uit. 3 Teken reken
Rosa’s tafel is 140 cm bij 70 cm. Ze legt er een tafelkleed van 200 cm bij 120 cm overheen. Bereken de omtrek. a Hoeveel kleed langer daneen de tafel? 60 cm Het grasveldisishet ingezaaid. Er moet lint omheen. Hoeveel is het Hoeveel meter lint kleed heb jebreder nodig?dan de tafel? 50 cm b Hoedever hangterhet kleed over de Schrijf maten in de tekening bij.tafel? 25 cm en 30 cm c Rondom het kleed 6 m komt een groene band en een rode band. Rosa over?5 m20 cm a Rosa heeft 13 meter band. Hoeveel band houdt b
a
b
4 CD
Schrijf het op in andere maten. 4m
je nog? 1 m = 100 cm; 1 km = 1000 m
Schrijf het op in meters en centimeters. 360 cm = …3 m en … 60 cm b 753 cm = …7 m en … 53 cm c 288 cm = …2 m6 men … 88 cm De cm omtrek m en …6 cm d 1206 = 12 … is: e 2860 60 cm … … 4 +cm 6 +=428 + 6m=en 20 m
Schrijf het op in5 mkilometers en meters. 1800 m = … 1 km en 800 … m g 2600 m = … 2 km en 600 … m h 3050 m = … 3 km en … 50 m De m omtrek is:en 450 2 km i 2450 =… … m j 5004 = 2… 5 +km 2 +m 5+ 5 =en14 … m4 m
aa
af
b
b
a
20 m
Je hebt
2m
2m 4 mWeet
a
lint nodig. werkschrift
Je hebt blz. 17
14 m
lint nodig. computer 8m
4m
c
d 4m
4m
6m
4m
6m
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
5 CD
Bereken de omtrek. Het grasveld is ingezaaid. Er moet een lint omheen. Hoeveel meter lint heb je nodig? Schrijf de maten er in de tekening bij.
Domein Meten en meetkunde a
6m
48 5m
b
B. Met elkaar in verband brengen
2m
2m 4m
4m
– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
5m
6m
1-Fundament Functioneel gebruiken
De en omtrek is: De omtrek is: Toelichting voorbeelden bij 1-Fundament 4 + 6 + 4 + 6 = 20 m
2 + 5 + 2 + 5 = 14 m
Functioneel gebruiken Je hebt 20 m lint nodig.
Je hebt
14 m
lint nodig. 8m
4m
c
d 4m
4m
6m
6m
4m
8m
De omtrek is:
De omtrek is:
4 + 4 + 4 + 4 = 16 m
6 + 8 + 6 + 8 = 28 m
Je hebt
16 m
lint nodig.
Je hebt
28 m
lint nodig.
u Oppervlakte 6 Deze kinderen meten elkaar. – Je wilt in op je kamer gaan leggen. De lengte is 300 cm en de breedte 200 cm. Zet laminaat de kinderen volgorde. moet je kopen? Hoeveel m2 laminaat Van klein naar groot. u Inhoud van l Schrijf naar dl, en mlop in m en cm. decllengte – OpJeroen het pak staat dat er 1 liter melk in zit. Hoeveel centiliter is dat? En hoeveel milliliter? 1m 16 cm En hoeveel dm3? Femke m 100 18 cm – In de tube1zit ml. Hoeveel cl is dat? 20 cm – VanSamira l naar 1dlmnaar cl en ml. Samira is melk 120 cm lang.Hoeveel ml is dat? – Voor het1 maken van appelflappen heb je een kwart liter nodig. Julie m 25 cm Sander is 128 cm lang. Femke is 118 cm lang. Sander 1 m 28 cm Leerlingenboek 7, blok 4 Julie is 125 cm lang. Jeroen is 116 cm lang.
CD
les 15 oefenen
5 CD
Hoeveel liter is het?
MS6_B3_les06.indd 13
a
1000 ml
1l
500 ml
0,5 l
100 ml
0,1 l
a
1000 ml = 1 l
l
: 10 dl
× 10
cl
× 10
b
ml
08-06-2010 12:32:10
× 10 c
bd
10 ml = 0,01 l
15 ml = 0,015 l
300 ml = 0,3 l
20 ml = 0,02 l
95 ml = 0,095 l
500 ml = 0,5 l
1500 ml = 1,5 l
50 ml = 0,05 l
120 ml = 0,12 l
100 ml = 0,1 l
7500 ml = 7,5 l
90 ml = 0,09 l
225 ml = 0,225 l
3000 ml = 3
Hoeveel moet erbij om 1 liter te maken?
19
: 10
l
7000 ml = 7 l
6 CD
: 10
blok 4
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
3 dm
2 dm 4 dm
a De inhoud van deze bak is
B. Met elkaar in verband brengen
b De inhoud van deze bak is
72
16
72
Dat is
liter.
10
dm3. liter.
– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden 7 Hoeveel blokjes van 1 cm3 passen in deze doos? – Verschillende representaties, 2D en 3D Vul in.
Functioneel gebruiken
49
× 6 × 6 dm =
360
dm3.
Dat is
360
liter.
Weet je nog? 1 dm is 10 cm.
CD
1-Fundament
c De inhoud van deze bak is
8 × 3 × 3 dm =
dm3.
Dat is
10 dm
8 dm
Domein Meten en meetkunde 4 × 2 × 2 dm = 16
6 dm
3 dm
2 dm
les 11 en 12
a De inhoud van deze doos is
Toelichting bij 1-Fundament 46 blok 5voorbeelden 10 × en10 × 20 cm = 2000 cm . b Dat is gebruiken 2 dm . Functioneel 3
2 dm
3
C C D
cTot Dat isisevenveel als gevuld? 2 pakken melk van 1 liter. 1 waar de 5maatbeker Maatschrift 7, blok Zet een streep. c a b 8 Hoeveel is het? Reken om. 1 l 1l 1l
a
1 dm
a
a Een pak melk is 1 liter. Dat is
1000
ml.
b Een bakje slagroom is 0,25 l. Dat is
250
d In een jerrycan zit 5 l benzine. Dat is
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
1 dm
b
e 1 dm³ = 1000 cm³ of 1000 ml 1 l = 1000 ml 0,1 liter1=l 100 ml
1l
ml.
c Voor een recept heb je 500 ml water nodig. Dat is
0,5
5000
l.
ml.
e Op een fles limonade staat 1500 ml. Dat is dus ook 0,3 l
d
Toetsen 1-Fundament
700 ml
1,5
l.
5 dl
0,75 dm³
350 cm³
Werkschrift 7, blok 5
C
2
Vul de tabel in.
MS7_B6_Les21.indd 57
08-06-2010 08:48:13
liter
dl
cl
ml
dm³
cm³ 1000
aa ab
1
10
100
1000
1
1,5
15
150
1500
1,5
1500
c
0,7
7
70
700
0,7
700
d
5,53
55,3
553
5530
5,53
5530
e
12,33
123,3
1233
12 330
12,33
12 330
bf
100,01
1000,1
10 001
100 010
100,01
100 010
b
Leerlingenboek 8, blok 1
3 CD C
Vul in. Aan elke kant moet evenveel. Reken om. a a b 11 … dl 2 … cl … 1 cl 31 4 2 … 2 cl
aa
4
4 CD
1
bc
b … … … …
ml cl dl ml
5
1,3
Meer antwoorden, bijvoorbeeld:
1,4
0,6
7
1,1
1,2
5
0,8
9
3
1
Vul de goede woorden in. a Sem kijkt op de kalender
om te weten wanneer de zomervakantie begint.
b Een jaar heeft 4 kwartalen/seizoenen. c Er zijn 7 maanden
met 31 dagen.
11
Domein Meten en meetkunde
50
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
les 18 Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
blok 1
22
en 19
Maatschrift 8, blok 1
C
1
Hoeveel zit erin? a
b
c
d
Soeppan Inhoud 8 liter. Er zit 500
1 l = 1000
ml in.
8 × 20 cl = 160
ml.
u Gewicht 2van kgTotnaar waargram komt het en water? van gram naar milligram Zet een streep. – De zak aardappels weegt 2,5 kg, hoeveel gram is dat? a 500 ml b 700 ml c 750 ml d 8 dl – 500 gram aardbeien is … kg
C
1l
1l
1l
In de pan past 800
cl.
cl.
1 liter = 10 dl = 100 cl = 1000 ml 1 dl = 10 cl = 100 ml
1l
e 2 dl
f
1l
1l
50 cl
23
Maatschrift 6, blok 1
4 CD
C
3
Vul de grammen en kilogrammen in. 1 kg = 1000 g a 2 kg = 2000
g
b 3000 g = 3
kg
c 2000 g + 500 g = 2500
g
4 kg = 4000
g
5000 g = 5
kg
1000 g + 700 g = 1700
g
2000 g = 2
kg
3 kg + 200 g = 3200
g
4000 g = 4
kg
4 kg + 300 g = 4300
g
Welke maten horen erbij? kgl,=dl,5000 Kies5uit: cl, ml. g
3 kg = 3000
5 CD
g
Maak vast. 0
500 310
98
6 CD
C
4
a 800 ml
405
231
b 25 cl
b
10 ml =
1
cl
b 2
375
490
c 5 dl
Zet de getallen van groot naar klein. a Reken om. 375 378 387 357 395 359 a
450
l=
2000
395 387 ml
d 1,5 l
378
375
c 20 dl =
359 2
357 l
bc
C
3
Niek spaart voor een laptop. Zijn ouders willen de helft betalen. In zijn spaarpot zit € 189. Heeft Niek genoeg geld om de laptop te kopen? Ja
Skeelers kopen. € 223 Abel wil skeelers kopen. Hij heeft € 145 in zijn spaarpot. Hij krijgt nog € 8. Hoeveel geld heeft hij dan? Kan hij de skeelers betalen? € 153, neee b Wat is de prijs van 4 paar skeelers? € 892 B. Met elkaar in verband brengen b c Jeroen verdient met een krantenwijk € 68 per maand. Hoeveel maanden moet hij werken om de skeelers te kunnen betalen? Hoeveel – Meetinstrumenten gebruiken geld houdt hij dan over? 4 maanden. Over: € 272 − € 223 = € 49 – Structuur en samenhang tussen maateenheden
aa
Domein Meten en meetkunde
4 CD
51
– Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament Functioneel gebruiken
IJs eten. Hoeveel kosten 2 ijsjes? € 2,65 + € 2,65 = € 5,30 Toelichting en voorbeelden 1-Fundament Hoeveel ijsjes kan Dennis bij kopen voor € 10? 3 ijsjes b Dennis wil 3 ijsjes kopen. Hij heeft € 5. Is dat genoeg? Nee Functioneel gebruiken Hoeveel houdt hij over of komt hij tekort? € 2,95 tekort c Hoeveel kosten 10 ijsjes? En hoeveel kosten 15 ijsjes? b Leerlingenboek 6, blok 3 10: € 26,50. 15: € 26,50 + € 13,25 = € 39,75
5 CD 4 CD
57
Schrijf het op in kilometers of meters en kilogrammen of grammen. 1 km = 1000inm Schrijf de getallen cijfers. a a drieduizend vijfhonderd 3500
a
1 kg = 1000 g 9000 m = …9 km
7 km = 7000 … m
12 000 m = 12 … km
duizend zeshonderd 1600
b c d vierduizend zevenhonderd 4700 1
b
3 km = 3000 … m
tweeduizend achthonderd 2800
2000 g … g c 5 kg = 5000 vierduizend vijfhonderd zesenveertig 4546 8 kg = 8000 … g
2 2 km = 2500 … m
7500 m = …7 12 km
9 1 km = 9500 … m
1 12 500 m = 12 … 2 km
tweeduizend tweehonderd 2200
2 negenduizend driehonderd 9300
9500 g = …9 2 … g d3 2 kg = 3500 vijfduizend zeshonderd eenennegentig 5691 1 1
= …2 kg
1
1
5 2 kg = 5500 … g
6000 g = …6 kg
drieduizend vierhonderd vijfentachtig 3485
drieduizend zeshonderd achtendertig 3638
zevenduizend honderd zeventig 7170
werkschrift
kg
8500 g = …8 2 kg
tweeduizend achthonderd drieëntwintig 2823
Maatschrift 7, blok 4
5 CD
€ 2,65
aa
computer
blz. 30
Reken om. 1 kg = 1000 g
a 3
kg =
3000
g
b 4000 g = 4
kg
c 2,7 kg =
2700
g
d 3,25 kg =
3250
g
0,5 kg =
500
g
4500 g = 4,5 kg
3,2 kg =
3200
g
1,81 kg =
1810
g
15 000
g
400 g = 0,4 kg
8,1 kg =
8100
g
0,75 kg =
750
g
15
6 CD
kg =
Hoe betaal je? Vul de tabel in. Het kost: Je betaalt:
7 CD
€ 54,88
€ 54,90
€ 37,53
€ 37,55
€ 64,63
€ 64,65
1 1 1
1
1
1
2
1
1
1
2
1
2 1 1
1
Hoeveel euro krijg je terug? Denk aan het afronden. Het kost: Je betaalt:
8 CD
€ 7,67
€ 10
€ 24,59
€ 40
€ 56,81
€ 60
Tel terug met sprongen van 500.
Je krijgt terug: 2 1
2
1 1
1
1
1
€ 2,35
2
€ 15,40
1
€ 3,20
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
ab
Er wachten 27 mensen. 5 c Er wachten 100 mensen. 17 d Er wachten 200 mensen. 34
b
Domein Meten en meetkunde
52
B. Met elkaar in verband brengen 6 Hoe vaak moet de lift omhoog?
CD
a
– Meetinstrumenten gebruiken a 3 1000 kg – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
b 5 1500 kg
bd
c 3 800 kg
be
6 2000 kg
4 1100 kg Max 350 kg
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken Hoe groot zijn dekunnen afstanden ongeveervan in het Speeltuin In 7betekenisvolle situaties omrekenen veelecht? voorkomende tijdmaten, met name:
CD
a
a
d Van het huis van Esra naar het huis van Pablo. 400 m
b e Van het huis van Esra via Pablo naar school. 750 m Leerlingenboek 6, blok 3 les 11 en 12 26 blok 3 8 Hoeveel minuten is het? CD b aa
C
1
3 uur = 180 … minuten 1 12 uur = 90 minuten Op welke klokken is het even laat? … 5 uur vast. = 300 Maak … minuten 1 uur en 1 kwartier = 75 … minuten
C
2
laan
PABLO Bessenstraat
Bessenstraat
Appelstraat
ESRA
1 cm = 100 m
6 uur = 360 … minuten 3 12 uur = 210 … minuten 4 uur en 1 kwartier = 255 … minuten 2 uur en 3 kwartier = 165 … minuten
bd
c 9 uur = 540 … minuten 4 12 uur = 270 … minuten 2 uur en 1 kwartier = 135 … minuten 1 uur en 3 kwartier = 105 … minuten even snel 3 blz. 116 - 119 Werkschrift 6, blok
School
Fruit
Bramenstraat
Meet met je – maanden, weken enliniaal. dagen in een jaar – dagen in de maanden en de week Van school naar de speeltuin. 300 m – uren inaeen dag b Van het huis van Pablo naar de speeltuin. 200 m – minuten en kwartieren in een uur c Van het huis van Pablo naar de school. 350 m – seconden in een minuut.
Kiwiweg Perzikstraat
– Tijd (maanden, weken, dagen in een jaar, uren, minuten, seconden)
5 12 uur = 330 … minuten 12 12 uur = 750 … minuten 4 uur en 3 kwartier = 285 … minuten 8 uur en 2 kwartier = 510 … minuten
verder
blz. 120 - 123 plus
Vul in.
aa
blz. 124 - 127 computer
bc
b
C
het is nu
3
1 kwartier geleden was het
08.15
03.05
11.25
over 1 kwartier is het
08.45
03.35
11.55
Teken de wijzers.
aa
ab
c
d
be
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Toetsschrift 6, blok 6 Toets Maatschrift 6, blok 6 Toets Maatschrift 8, blok 2 Toets Maatschrift 8, blok 3
Veel voorkomende tijdmaten kunnen omrekenen, ook in ingewikkelder situaties en minder makkelijke getallen. – kwartalen, maanden, weken en dagen in een jaar – dagen in de maanden en de dagen in de week – etmalen en uren in een dag – minuten en kwartieren in een uur – seconden in een minuut u 1 ½ uur = … minuten = … seconden. u Hoeveel jaar ben je? Hoeveel dagen zijn dat? Wat denk je, ben je meer of minder dan 1 miljoen seconden? u Seconden in een dag. u Mijn oma is geboren op 12 juni 1931 en gestorven op 15 augustus 2008. Hoe oud is mijn oma geworden? u Rekenen met tijden. u Het is nu 18:55 uur. Jullie vertrekken over een kwartier op de fiets. Hoe laat gaan jullie weg?
Domein Meten en meetkunde
53
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament Functioneel gebruiken
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
les 18 Functioneel 22 blokgebruiken 4
Leerlingenboek 6, blok 4
C
1
Hoeveel uren, minuten en seconden? 14 over 9 en 11 seconden
uten 1 uur = 60 min seconden 60 = t 1 minuu
De gewichtheffer moet zijn halter 2 seconden rustig boven zijn hoofd houden. Anders is de poging mislukt.
9 uur, 14 minuten en 11 seconden
les 19
blok 4
a Kijk op de klok hoe de seconden en de minuten worden aangegeven. b Tel 1 minuut lang de seconden hardop mee. Samen bespreken.
C
12
a a
Reken in seconden seconden.zijn er voorbij? Hoeveel nog tot de volgende minuut? Hoeveel minuten 1 60 Je kunt rekentabel Hoe laateen is het precies?gebruiken. seconden 60 a b c d e a Hoeveel seconden gaan er in 10 minuten? 600 seconden. b Hoeveel seconden gaan er in een uur? 3600 seconden. c Hoeveel seconden gaan er in 1 12 uur? 5400 seconden. d Hoeveel seconden gaan er in 3 kwartier? 2700 seconden. e Hoeveel seconden zit jij op woensdag op school? Ongeveer 3 12 × 3600 = 12 600 seconden, afhankelijk van de duur van de ochtend.
les 17
b
blok 6
Leerlingenboek blok 6 Samen 6, bespreken.
2 CD C 13
Hoeveel goedkoper is het geworden?
b a aReken Tel je eigen uit. hartslag.
2
c
1 min. = 60 sec. bd
met bde hartslagen de tabel. Samen bespreken. 2 min.jouw = 120 sec. = 30 4 min. = 240 a aVergelijk b c min. … hartslag … sec. …in sec. 1 2
dier of mens 3 min. = 180 … sec.
C
a
23
hartslagen per = 300 of mens 5 min. sec. …dier minuut 10 min. = 600 … sec. 24 paard
1 4
hartslagen per min. = 15 … sec. minuut min. = 10 … sec. 36
6 min. = 360 … sec. olifant Reken uit. vleermuis (actief ) 972 hond 73 a 60 sec. = 1 min. 4 min. b 240 sec. = … b c 30 sec. = egel (actief ) 180 cavia 250 2 min. 120 sec. = … 20 sec. = 300 sec. = … 5 min. van € 2,65 van € 2,73 van € 4,98 egel (in winterslaap) 9 volwassen mens 70 3 min. 180 =… 6 min. voorsec. € 1,45 voor € 360 1,59sec. = … voor € 2,75 10 sec. = 1 6
1. 2.
min.
1. 3.
min.
1. 6.
min. voor € 5,98
van €
8,75
105
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Domein Meten en meetkunde
54
B.  Met elkaar in verband brengen
les 17
– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament Functioneel gebruiken
3 min. = 180 ‌ sec. Functioneel gebruiken
2
a
105
1 min. = 60 sec.
uit. C 1 a aReken Toelichting en= voorbeelden 2 min. 120 b bij4 1-Fundament min. = 240 ‌ sec. ‌ sec.
C
blok 6 bc
1 2
min. = 30 ‌ sec.
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
min. = 15 ‌ sec.
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruikenÂ
min. = 10 ‌ sec.
5 min. = 300 ‌ sec.
1 4
6 min. = 360 ‌ sec.
10 min. = 600 ‌ sec.
1 6
Reken uit. a 60 sec. = 1 min.
4 min. b 240 sec. = ‌
77 b
c 30 sec. =
1. 2.
min.
2 min. 120 sec. = ‌ 20 sec. = 13.. min. 300 sec. = ‌ 5 min. 20 Hoeveel geld samen? 10 sec. = 16.. min. 3 min. sec. 6 min. 360 sec. = ‌ ‌ a 3180 van 10 =cent en 3 van 20 cent b 1 van 50 cent, 2 van 10 cent en 3 van 5 cent u 3 Niet alle maanden hebben evenveel dagen. Weet je hoeveel dagen elke maand heeft? met tijd. cReken 4 van 2 cent, 4 van 5 cent en 4 van 20 cent Hoe kun je daarachter komen? Welke maand heeft de minste dagen? Hamid loopt naar school. Bij het verkeerslicht, bij de brug en als hij op school aankomt, kijkt hij hoe laat het is.
CD C
les 18 en 19
blok 2
29
Werkschrift 5, blok 3
C
1
Alle maanden van het jaar. a Kleur de maanden met 30 dagen groen. 21 bHoeveel in maanden een euro? met 31 dagen rood. Kleur de Hoeveel muntenmaanden van 10 cent gaan in een euro? ca Kleur de andere geel. vertrek verkeerslicht brug school b Hoeveel munten van 20 cent gaan in een euro? kwartaalmunten januari februari c1steHoeveel van 5 cent gaan in een euro? maart Van huis muntjes naar hetvan verkeerslicht loopt hij in 6 minuten. a ad2deHoeveel ‌ 2 cent gaan in een euro? kwartaal april naar de brug mei loopt hij in ‌ Van het verkeerslicht 3juni minuten. de brug naar in 18 ‌ minuten.september kwartaal juli school loopt hij augustus 3deVan b Hoedelang is Hamid onderweg van zijn huis naar school? 27 minuten 22 Splits bedragen. de kwartaal oktober november december c4 ₏Op de₏terugweg gaat ongeveer een a 245 200 + ₏ 40 + ₏hij5 vaak b ₏even 178bij oma langs. Daar blijft c ₏hij 101 kwartier. Hoe lang doet Hamid over de terugweg? ongeveer ₏42170 minuten ₏ 424 ₏ 386 d ₏Hoe lang is Hamid week onderweg tussen zijn huis en school? b Hoeveel 3525, ₏ 467 ₏ 200 (Zonder bezoek 2 dagen elkper kwartaal? Leerlingenboek blok heeft 2 aan oma.) Hij blijft op maandag en dinsdag over. Geef je antwoord eerst in minuten. Let op! Het is een schrikkeljaar. × 2 × 7 = 378 min: 6 uur en 18 min. Reken uit hoeveel uur dat is. 27 samen
CD
CD
C
23 CCD D 4
Hoeveel dagen heeft de maand? 1stemaart kwartaal + + b juni Reken uit onder elkaar. a c december d2deseptember f mei kwartaal + + e februari b c a a de bd + 2891 + + 345 = 3236 3 kwartaal 833 + 430 = 1263 2404 + 1726 = 4130 4813 + 2307 = 7120 u De voetbalwedstrijd duurt twee keer+drie is een kwartier rust. Hoe lang duurt= 4955 922 + 111 = 1033 1027 646 kwartier = 1673 en er 1879 + 2092 = 3971 3217 + 1738 24 Welke getallen horen +erbij? + 4de kwartaal een wedstrijd in totaal? a b c d H T E Huit T Eelkaar. H T E u 5 Hoe oud zijn de onder gebouwen nu? H T E Reken
CD CD D C3
a
Delen met of zonder rest. c ab bd c 61 : 6441 7 = − 5541 = 900 7= 1634 − b 23130= :1403 3618 − 1358 = b 2260 2678 − 359 = 2319 4494 − 2663 = 1831 3478 f h 50 : 8 = − 1396 = 2082 25 : 8 = g H T E H T werkschrift E H blz.T 58 E Hcomputer T E 25 : 6 = 51 : 6 = 27 : 6 =
aa
a759 28−: 502 7 = = 257 347 − 215 e 24 : 8 = = 132 11 : 5 =
LB6b_B6L16.indd 105
4
Winterslaap.
21 : 2 =
21 : 10 = 21-12-2010 12:10:23
Domein Meten en meetkunde
55
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
u Hoeveel keer slaat jouw hart per minuut? Mijn hart slaat 20 keer in 15 seconden. Hoeveel is dat per minuut? Leerlingenboek 6, blok 4
C
Tel je eigen hartslag. Vergelijk jouw hartslag met de hartslagen in de tabel. Samen bespreken. dier of mens
hartslagen per minuut
dier of mens
hartslagen per minuut
Domein Meten en meetkunde
56
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
– Afmetingen bepalen met behulp van afpassen, schaal, rekenen
Afmetingen bepalen met behulp van afpassen en schaal en hiermee rekenen in eenvoudige situaties en met eenvoudige getallen. u Schatten hoe hoog een object is (huis, boom, lantaarnpaal) door gebruik te maken van een bekende referentiemaat (bijvoorbeeld een persoon of deur).
Toetsschrift 6, blok 1 Toetsschrift 7, blok 1 Toets Maatschrift 7, blok 1 Toets Maatschrift 7, blok 5 Toets Maatschrift 8, blok 1 Toets Maatschrift 8, blok 6
Afmetingen bepalen met behulp van afpassen en schaal en hiermee rekenen. u Schatten hoe hoog een object is op een foto, waarop veel informatie staat en waaruit zelf een referentiemaat gekozen moet worden (hoogte van de deur, lengte van een bed, lengte van een volwassene). Bijvoorbeeld: hoe hoog zou het standbeeld op deze krantenfoto ongeveer zijn? Dit vergelijken met de drie verdiepingen van de flat die er naast staat. u Bereken de afstanden, gebruik de schaallijn. u Schatten en afpassen. u De plattegrond van een straat is getekend op een schaal van 1:100. Op de plattegrond is de voorkant van een huis 10 cm breed. Hoe breed is dat huis in werkelijkheid?
Leerlingenboek 6, blok 3
C
1
Dennen en sparren. Schat de antwoorden. Een dennenboom groeit de eerste 20 jaar 13 cm per jaar. In de volgende 20 jaar groeit hij 54 cm per jaar. Een spar groeit in de eerste 20 jaar 31 cm per jaar. Daarna groeit hij 48 cm per jaar. cm 200
Spar Den
150 100 50 0
jaar
1e 2e 3e 4e 5e 6e 7e 8e 9e 10e 11e 12e
C
a Hoe hoog is de boom ongeveer? 10 meter 28 jaar
C
2
3
Hoe oud is de boom? Een boom groeit 36 cm per jaar. Hoe oud is de boom als hij 5 meter en 4 cm is? 14 jaar Maak een tabel. lengte
1 …
2 …
3 …
4 …
5 …
10 …
14 …
leeftijd
36 …
72 …
108 …
144 …
180 …
360 …
504 …
Hoe oud zijn de bomen ongeveer? Maak de tabel af. soort boom
lengte
leeftijd
den
1m
1 …7 2 jaar
spar
1m
…3 jaar
Domein Meten en meetkunde
57
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
blok 3
les 18 en 19 Functioneel gebruiken 22 blok 3
91
Maatschrift 6, blok 3
C
5 CD 1
Hoe vaak moet de lift omhoog? Er mogen maximaal 6 mensen in de lift. Wat schat jij? a Er wachten mensen. 2 antwoord. a Zet een rondje 8om het goede a b Er wachten 27 mensen. 5 c Er wachten 100 mensen. 17 Een hond is zwaarder dan 70 kilo. ja/nee b d Er wachten 200 mensen. 34Een volwassen olifant is zwaarder dan 2000 kilo. ja/nee Een giraf is hoger dan 2 meter. ja/nee Een paard is hoger dan 3 meter. ja/nee
Een neushoorn is zwaarder dan een olifant. ja/nee Hoe vaak moet de lift omhoog?Een leeuw is zwaarder dan een neushoorn. ja/nee b 5 c 3 aa 3 bd 6 be 4 1000 kg 1500 kg 800 kg 2000 kg 1100 kg 2 Wat schat jij? Max u Op een eenom schaallijn afpassen hoe ver het is van de ene plaats naar de Zetkaart een met rondje het goede antwoord.
6 CD
C
350 kg
andere plaats.
Een auto weegt ongeveer 1000 kg.
ja/nee
Een huis is meer dan 20 meter hoog.
ja/nee
Leerlingenboek 6, blok 3
7 CD
Een 300 meter lang. ja/nee Hoezwembad groot zijn isdeongeveer afstanden ongeveer in het echt? Meet met je liniaal. Een vrachtwagen is ongeveer 15 meter lang. ja/nee
C
klaslokaal is ongeveer 30 meter ja/nee a Van school naar de speeltuin. 300lang. m a Het b Van het huis van Pablo naar de speeltuin. 200 m a Een hijskraan is ongeveer 100 m hoog. ja/nee
3
C
8 CD
4
Speeltuin School
Fruit
laan
PABLO Bessenstraat
Bramenstraat
Functioneel gebruiken
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament les 5 oefenen
Kiwiweg Perzikstraat
1-Fundament
Bessenstraat
c Van het huis van Pablo naar de school. 350 m Appelstraat ESRA d Van het huis van Esra naar het huis van Pablo. 400 m is het ongeveer? e Van het huis van Esra via Pablo naar school. 750 m b Hoeveel 1 cm = 100 m Zet een rondje om het goede antwoord. a b 230 + 600minuten is meer/minder € 3,18 + € 6,50 is meer/minder dan € 10 Hoeveel is het? dan 1000 a b € 8,75 + € 13,10 is meer/minder dan € 20 a 1500 + 3800 is meer/minder dan 5000 3 uur = 180 6 uur = 360 … minuten … minuten 41 ×12 uur 350=is90 dan 1000 5 ×=€210 16 meer/minder dan € 50 3 12 uur minuten minuten …meer/minder … is 5 uur = 4 uur en 1 kwartier = 255 300 minuten … … minuten 3400 : 4 is meer/minder dan 1000 € 100 : 6 is meer/minder dan € 20 1 uur en 1 kwartier = 75 2 uur en 3 kwartier = 165 … minuten … minuten c 540 9 uur = is …hetminuten Hoeveel ongeveer? 4 12 uur = 270 … minuten + 41 ≈ 294uur en +1 59 kwartier = 135 … minuten + 40 ≈ 190 = 105 190uur en +3 60 kwartier … minuten
bd
5 12 uur = 330 … minuten 12 12 uur = 750 … minuten 401 + 509 ≈… minuten 4 uur 394 en 3+kwartier = 285 400 + 500 ≈…1300 8 uur 400 en 2+kwartier = 510 minuten
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
6 CD
Reken uit. a 560 : 8 = 70
b 720 : 9 = 80
c 650 : 10 = 65
d 677 : 10 = 67
r7
450 : 9 = 50
250 : 5 = 50
720 : 10 = 72
346 : 10 = 34
r6
480 : 6 = 80
630 : 7 = 90
380 : 10 = 38
286 : 10 = 28
r6
350 : 5 = 70
270 : 9 = 30
460 : 10 = 46
539 : 10 = 53
r9
Domein Meten en meetkunde B. Met elkaar in verband brengen 7 CD
58
Welke deelsom hoort erbij?
– Meetinstrumenten gebruiken Vul in. – Structuur en samenhang tussen maateenheden a aantal – Verschillende representaties, 2D en 3D
b de som is
aantal koekjes
aantal doosjes
de som is
koekjes
aantal doosjes
81
9
81 : 9 = 9
75
8
75 : 8 = 9 r 3
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament 56 8 56 : 8 = 7 66 9
Functioneel gebruiken
63 7 63 : 7 = 9 Functioneel gebruiken
47
5
47 : 5 = 9 r 2
54 : 9 = 6
30
7
30 : 7 = 4 r 2
54
9
66 : 9 = 7 r 3
Maatschrift 7, blok 1
8 CD
Hoeveel km is de afstand in het echt? a
1 cm op de tekening is 3 km in het echt.
Molenberg
Peppel Golder Van Peppel naar Golder is de tekening. De afstand is in het echt b
6
cm op
18
Knistel 8
Van Molenberg naar Knistel is de tekening. 24 De afstand is in het echt
km.
cm op km.
1 cm op de tekening is 5 m in het echt.
De boom is in het echt 15
m hoog.
De flat is in het echt 20
De lantaarnpaal is in het echt 12,5
m hoog.
les 23 en 24
m hoog.
u Hoe lang en hoe breed in het echt?
28
blok 1
Maatschrift 8, blok 1
C
1
Hoe groot zijn ze in het echt? Kijk naar de maten en reken uit. a
b
c
3 cm
3 cm
3 cm schaal 1 : 3
schaal 1 : 50 De lengte op de foto is 3 cm.
De ware grootte is 9 cm.
De ware grootte is
De som is 3 × 3 = 9 cm.
De som is 3 ×
C
2
schaal 1 : 15
De hoogte op de foto is 3 cm.
50
150
cm.
De hoogte op de foto is 3 cm. De ware grootte is
45
De som is =
150
Een modelbouwer maakt een sportvliegtuig met schaal 1 : 10.
cm.
3 ×
15
=
45
cm.
cm.
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Domein Meten en meetkunde
59
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Maatschrift 8, blok 6
C
Welke vakken zijn gekleurd? a A
B
C
D
E
F
A
B
C
D
E
F
Deze vakken zijn gekleurd:
b
A
B
C
D
E
F
A
B
C
D
E
F
Kleur zelf een patroon en schrijf op welke vakken je hebt gekleurd. Meer antwoorden.
Domein Meten en meetkunde
60
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Maatschrift 8, blok 6
C
1
Wat is de goede foto? Schrijf op hoe je dat weet.
Domein Meten en meetkunde 1
B. Met elkaar in verband brengen
Foto 3 is goed.
2
3
61
4
– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
C
1-Fundament
2 Wat zijnen de voorbeelden goede maten en getallen? Toelichting bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Ik zitgebruiken 3… m van de televisie. Functioneel
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Toets Maatschrift 5, blok 3 Toetsschrift 7, blok 1 Toets Maatschrift 7, blok 1
Kunnen vergelijken en ordenen van voorwerpen naar lengte, inhoud of gewicht, door te schatten of op basis van gegeven aanduidingen. u Oppervlakte – Waddeneilanden van klein naar groot. u Gewicht – Leg op volgorde van licht naar zwaar: een pen, een ballon, een nietje, een spons. Waar let je op? Hoe kun je nagaan of het klopt. – Wat is zwaarder: 1 liter melk of 1 dm3 lood? u Wat is meer van omvang/inhoud: 3 kg lood of 3 kg schuimplastic? Leg eens uit. u Inhoud – Flesjes met gegeven inhouden in volgorde zetten van ‘minder inhoud’ naar ‘meer inhoud’. – Meer of minder dan 0,5 liter?
– Maten vergelijken en ordenen
a a Het computerscherm is 42 cm … breed.
b De afstand naar school is voor Margot 300 m. … Kunnen vergelijken en ordenen voorwerpen naar lengte, inhoud of gewicht, door te lang. Zij is precies 145 cm …van schatten of basis c op Mijn bedvan is … 2gegeven m lang aanduidingen. en 70 … cm breed. Meer antwoorden. u Lengte Hoeveel fiets jij in een uur? –W elke voorwerpen dit lokaal zijn ongeveer 1 meter lang? Welke zijn langer, welke zijn … km. 15 totin20 Hoe1 lang is een normale personenauto ongeveer? korter meter? b d dan 4…m tot 5 m Hoe 5, hoog is 5een stapel van 100 rekenboeken ongeveer? 1…m of 100 cm hoog Leerlingenboek blok
C
3
Allemaal dieren.
spin, worm, poes, koe, neushoorn, Zet de dieren op volgorde van groot naar klein. haai, walvis b Hoe groot zijn deze dieren in het echt? Schrijf het zo op: De spin is … cm.
aa bc
1 dm 40 cm 12 m 2 cm 2,50 m 30 m 3 m 50 cm Bedenk bij elk dier een ander dier dat even groot is. Meer antwoorden.
spin
walvis
koe
poes spin 2 cm walvis 30 m koe 2,50 m poes 40 cm neushoorn 3 m 50 cm worm 1 dm, haai 12 m
neushoorn
LB5b_B5L21.indd 72
worm
haai
17-12-2010 09:04:04
C
1
Vul aan tot 15.00. Hoeveel moet erbij? a
b
c
€ 13,50
Domein Meten en meetkunde B. Met elkaar in verband brengen
1,85 km
1 uur en
45
C D
– Meetinstrumenten gebruiken Maak de kaartjes op de goede plaats vast aan de getallenlijn. 52 Hoeveel geld ligt hier? – Structuur en samenhang tussen maateenheden 5,1 5,3 5,6 5,9 6,2 – Verschillende representaties, 2D en 3D 1 uur en 45 minuten a 1,85 km
1-Fundament Functioneel gebruiken
6,5
6,7
€ 1,50
6,9
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
C2 Functioneel gebruiken
Maak de kaartjes op de goede plaats vast aan de getallenlijn. 5 5,5 6 5,1 5,3 5,6 5,9 6,2
3 × 5 cent = 15 cent. u Gewicht
C
3
Zet in de goede volgorde.
6,5
3 × € 5 = 6,5 € 15
3 × 50 cent = 150 cent.
7
6,7
3 × € 50 =6,9 € 150
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
– Wat is lichter, wat is zwaarder? Leg in volgorde. 1 km = 1000 b Reken uit.m
5 Zet 5,5 a afstanden op volgorde klein naar groot.6 Maatschrift blok 3 6van × 30 = 180 3 8, ×de 40 = 120 2,5 km
C
3
6 CD
300
5 × 60 =
1900 m
Zet in de goede volgorde. 1,86 km 1 km = 1000 m
1,86 km
2,15 km
2050 m
2100 m
240
4 × 60 =
1900 m
6,5
2050 m
2100 m
7 × 80 =
2,15 km
cent.
320
8 × 40 =
540
9 × 60 =
1 ei kost 8
Hoeveel kosten 10 en 12 eieren?
140
7 × 20 =
7
560
2,5 km
aReken Zet de op volgorde van klein naar groot. uitafstanden en vul in. 1 kg = 1000 g 2,5 km
1900 m
1,86 km
2,15 km
2 3 licht4 naar zwaar. 5 6 b eieren Zet de gewichten 1op volgorde van 1,86 km 3,5 kg prijs (cent) 3079 g
10 eieren kosten 1 kg = 1000 g
1900 gm 83400 16
24
3,15 kg
cent.
80
2050 3,6 kgm 40 32
48
3190 g
7
2100kg 3,15 56m
2050 m
8
9
64
10
11
2,15 gkm 723079 80
88
3400 g
3,5 kg
3,15 kg
3079 g
2100 m
12
2,5 km 3190 96 g 3,6 kg
96 cent. eieren kosten op volgorde b12 Zet de gewichten van licht naar zwaar.
C
Maatschrift 4 Wat is5,deblok goede6 maat?
7 CD
C
4
3,5 kg 3400 g 3,6 2 kg3 ,m. Vul in. Kies uit: uur, seconden, liter, kg, m
minder dan van een7halve aIs het In demeer een m² 3079 gkamerofkomt 3,15tapijt kg 3190kg? g m3
a Laura cWat is wel 6maat? kg b afgevallen. is de goede Vul in. Kies uit: de uur, seconden, m 2, m 3. d Mees loopt 100 meter in liter, 15 kg,seconden In een de kamer komt tapijt 10 van 7 ea In emmer pasteen meestal
c
e meer In een emmer past meestal 10 minder meer f
8 CD
De klok slaat elk half
d
liter m²
De klok meterstand was 235,642 m3 fb De slaat elkvan halfhet gas uur am gr 0 25 c Laura is wel 6 kg afgevallen. pakje gram beker 650 d Mees loopt de 100 meter in 15 seconden MS8_B3_les11.indd Sec2:14
3190 1000 gram is 1g kg. 500 gram is een halve kg. 3,5 kg 3,6 kg
3400 g
het goedevan antwoord. bKleur De meterstand het gas was 235,642
liter minder
pak 400 gr
meer
am
pak 300 gr
minder
meer
am
minder
uur
08-06-2010 14:14:44
Maak de getallen vast op de goede plek aan de getallenlijn. 804
MS8_B3_les11.indd Sec2:14
800
810
817
820
799
830
819
836
840
851
850
837
860
874
870
855
62
35
€ 1,50
minuten
880
876
889
890
08-06-2010 14:14:44
900
901
a 400 + 65 = 465
C
b 900 + 7 = 907
200 + 44 = 244
1
Reken uit. Doe +er83 5 km bij. 602 = 685 25 km 30 km 504 66142 = 570 137+km km 2500 km 2505 km
aa
Domein Meten en meetkunde
207 + 3 = 210 b Doe er +12 8 km=bij. 408 416 48 km 48,5 km 507km + 416=km 511 15,5 31,25 km 31,75km
B. Met elkaar in verband brengen 6 Schrijf de getallen in cijfers.
CD
600 − 9 = 591
C
Functioneel gebruiken
c negenhonderd zestien
600 − 90 = 510
b
Halveer300 de prijs. − 60 € 27 € 13,50 € 15,40 500 € 7,70− 40 € 6,12 € 3,06
e duizend zevenhonderd tien Tw i j n s t r a a t
916
1860
Melk €tweeënzeventig 1,00 g duizend negenhonderd
CD
Aardbeien Sinaasappels Appels Eieren
€ 3,20
T0taal:
€ 11,24
100
Wat betaal je als je 5% korting krijgt? € 10,70.
3 8 CCD D
30 cl
100
€ 2,24 € 1,99 11,9 ,999
100
70 cl
1972
€ 2,81
u Wat is zwaarder: kg lood ? 1000 1 mlkg veren of 11000 ml 1000 ml 1000 ml 900 900 900 900 u Inhoud 800 800 800 800 700 700 700 700 – Voor de klas 600 staat een aantal flesjes en bekertjes met cl of ml daarop 600 600 de inhoud in l, dl, 600 € 3,76. 500 je terug van € 15?500 500 500 a a Wat krijg aangegeven. Zet ze op volgorde inhoud. 400 400 van meer naar minder 400 400 b De winkel rekent niet met munten van 1 en 2 cent. 300 300 300Hoeveel moet je betalen? 300 € 11,25 200 200 200 200 – In welke fleskosten kan het meest?€ 1,99. c Wat de eieren? 100
63
= 460
002 000007
Functioneel gebruiken 7 Kleur de maatbekers.
cl 6 Maatschrift 5, 60 blok
= 240
1710
Supermarkt
f duizend achthonderd 1 7 . 0 7 . 0 9 2 0 : 0 zestig 0 0190
Toelichting en driehonderd voorbeelden bij1380 1-Fundament d duizend tachtig
bd
99
d 900 − 20 = 880
c Doe er 1 12 −km 302 6 bij. = 296 d 9 km 10,5 km 4 = 503 8,5 507 km 10− km 42,8 km 44,3 km
– Meetinstrumenten gebruiken 2 betaal je?drieëndertig 433 aHoeveel vierhonderd Hoeveel krijg je terug? – Structuur en samenhang tussen maateenheden b zeshonderd achtenvijftig 658 – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament
blok 3
c 900 − 6 = 894
90 cl
1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
ml
50 cl
Hoeveel wegen de pakjes?
Welke maten zijn evenveel? Geef ze dezelfde kleur. 15 een halve 250 g 0,175 kg 100 kg liter een liter
0,18 25 clkg
1 4
0,25 g
1l
aa
Hoeveel weegt het lichtste pakje? 0,25 g. ml2 pakjes zijn even zwaar? 14 kg en 50250 cl g. b 250 Welke 15 kg − 0,175 kg − 0,18 kg − c Zet ze op volgorde van licht naar zwaar. 0,25 g − 100 d Wegen de pakjes samen meer of minder dan 1 kg? Meer dan 1 kg.
b Leerlingenboek 8, blok 3 4 CD
kg
een kwart liter
100 cl 1 4
kg en 250 g.
Wat is de inhoud van de flesjes?
MS5b_B6_les16.indd 55
0,5 l
0,35 l
16-12-2010 10:29:48
0,55 l
300 ml
550 ml
0,3 l
b
aa
Welk 2 flesjes hebben de grootste inhoud? 0,55 l en 550 ml. b Welk 2 flesjes hebben de kleinste inhoud? 300 ml en 0,3 l. c Zet de flesjes op volgorde: van kleine inhoud naar grote inhoud. 300 ml en 0,3 l − 0,35 l − 0,5 l − 0,55 l en 550 ml. d Hoeveel liter zit er in alle flesjes samen? 2,55 l. werkschrift
blz. 26
computer
Domein Meten en meetkunde
64
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
les 12
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
C
1
blok 3
99
Reken uit. u De zakaaardappels 1,5 kg en de zak is 1000c gram. het zwaarst? Doe er 5 kmis bij. b Doe er 12uien km bij. Doe erWelke 1 12 kmisbij. d Halveer de prijs. Hoe weet je25dat? Waarom kun 48 je datkm weten zonder dat een weegschaal km 30 km 48,5 km 9 jekm 10,5 km €hebt ? 27 € 13,50 137 km 142 km 15,5 km 16 km 8,5 km 10 km € 15,40 € 7,70 2500 km 2505 km 31,25 km 31,75km 42,8 km 44,3 km € 6,12 € 3,06 Leerlingenboek 5, blok 2
C
a
b
21
les 4
Waar het meeste in? Hoeveelzitbetaal je? Zet vankrijg klein naar groot. Hoeveel je terug? 1
blok 2
Supermarkt
2
3
4
Tw i j n s t r a a t 17.07.09 20:00 0190 002 000007
Melk Aardbeien Sinaasappels Appels Eieren
T0taal:
5
€ 1,00 € 3,20 € 2,81 € 2,24 € 1,99 11,9 ,999 € 11,24
aa b
Wat krijg je terug van € 15? € 3,76. b De winkel rekent niet met munten van 1 en 2 cent. Hoeveel moet je betalen? € 11,25 c Wat kosten de eieren? € 1,99. d Wat betaal je als je 5% korting krijgt? € 10,70.
Leerlingenboek 8, blok 3
C
2
CD 3
Waar of niet waar?
In een emmer kan meer dan 1 liter water. Waar of niet waar? a aHoeveel wegen de pakjes? b In een bad gaat minder dan 1 liter water. Waar of niet waar? b c In de winkel kan ik een pak melk van 1 liter kopen. Waar of niet waar? 0,175 kg
3 CD
4 CD 4 CD
15 100
kg
250 g
0,18 kg
Maak de keersommen. Hoeveel 4 × 5 = weegt het lichtste b 7 pakje? × 6 = 0,25 g. c … × 3 = 24 bd Welke 2 pakjes zijn even zwaar? 14 kg en 250 g. 7×3= 6×8= 15… × 5 = 35 c Zet ze op volgorde van licht naar zwaar. 0,25 g − 100 kg − 0,175 kg − 0,18 kg − 3 × 4 =de pakjes samen meer 9 × 5of=minder dan 1 kg?…Meer × 6 dan = 361 kg. b d Wegen 9×2= 6×6= … × 4 = 36
aa aba
1 4
kg
… × 8 = 56 = 54 …kg×en6250 g. … × 6 = 42 × 8 = 40 …
Wat is de inhoud van de flesjes?
Eerlijk delen. Maak bij elke vraag een som. 2 kinderen verdelen 20 kastanjes. Hoeveel krijgt ieder?
0,5 lkrijgt er 10, 0,35 l 0,55 Ieder want: 2 × 10 =l 20 en 20 300 : 2 ml = 10
aa
550 ml
0,3 l
b dc
5 kinderen verdelen 10 plaatjes. Hoeveel krijgt ieder? 8 kinderen verdelen 16 stickers. Hoeveel krijgt ieder? Welk 2 flesjes hebben de grootste inhoud? 0,55 l en 550 ml. 6 kinderen appels. Hoeveel Welk 2 flesjesverdelen hebben de30 kleinste inhoud? 300 mlkrijgt en 0,3ieder? l. 5Zetkinderen 100 euro. Hoeveel krijgt ieder? de flesjes verdelen op volgorde:
bd
van kleine inhoud naar grote inhoud. 300 ml en 0,3 l − 0,35 l − 0,5 l − 0,55 l en 550 ml. Hoeveel liter zit er in alle flesjes samen? 2,55 l.
a abc b
5 CD
1 4
0,25 g
Maak de sommen.
47
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Domein Meten en meetkunde
65
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
– (Lengte)maten en geld in verband brengen met decimale getallen: – 1,65 m is 1 meter en 65 centimeter – € 1,65 is 1 euro en 65 eurocent
Inzicht hebben in de waarde van de cijfers in eenvoudige meetgetallen met een komma, zowel passief (kunnen interpreteren) als actief (kunnen noteren) en op basis van die waarde kunnen omzetten in een andere maat. u Lengte – L isa is 1,65 meter lang. Dat is 1 meter en … cm. –W at is die 6 achter de komma waard in 1,65 meter? En de 5?
les 1 en 2
blok 5
2
Maatschrift 5, blok 5
C
1
Hoe lang ben jij? Meet elkaar. Kijk naar de plaatjes.
Vul in: Ik ben
m en
cm.
Dat schrijf ik zo: 1,
8
C 21
,
blok 5
is
m en les 6 en 7 cm.
Dat schrijf ik zo: 1,
m.
Meet de schroeven Hoeveel kost het? precies. Trek een lijn van de schroef naar het goede doosje.
a
c
b
€
0,95
0 euro en 95 cent
C 32
m.
€
d
1,15
€
3,99
€
1 euro en
3
euro en
5
euro en
15
99
cent
98
cent
cent
Met welkegeld maat Hoeveel ligtmeet er? je? Kies uit:het bedrag als een kommagetal. Schrijf meter a
5,98
centimeter b
millimeter c
Inzicht hebben in de waarde van de cijfers in eenvoudige meetgetallen met een komma, en op basis van die waarde kunnen omzetten in een andere maat. u Lengte Afstanden in meters en centimeters. – Piet wil de omtrek van een boom meten met een touw van 50 cm. Hij meet 2,5 touwlengtes. Hoe groot is de omtrek van de boom in meters? En in centimeters? – Op onderstaande kilometerteller staat als afgelegde afstand 14,51. Hoeveel is de 1 waard? Hoeveel kilometer en hoeveel meter heeft de fietser afgelegd?
Domein Meten en meetkunde
66
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
– Piet wil de omtrek van een boom meten met een touw van 50 cm. Hij meet 3 touwlengtes. Hoe groot is de omtrek van de boom in meters en centimeters? – Op onderstaande kilometerteller staat als afgelegde afstand 14,51. Vul in: De fietser heeft … kilometer en … meter afgelegd.
les 21
blok 1
26
Leerlingenboek 7, blok 1 Blok 1 Les 21 en 22
C
46
1
Kommagetallen en meten. Wat betekenen de getallen? Samen bespreken.
Lesverloop van les 21
C C
Afm (l x b): 129 x 19,4 cm
1
2
13 CD
Kommagetallen en meten. Kommagetallen als meetgetallen Bekijk en bespreek de afbeeldingen samen met de leerlingen. Wat betekenen de getallen in de afbeeldingen? Waarom zijn het kommagetallen? Laat bij het hectometerbordje en de afbeelding 15,50 met de afstand tussen de bomen vertellen welke maat er bedoeld wordt. Bespreek elke afbeelding apart: Maten, breuken enstaat kommagetallen. Paddenstoel: Wat er voor de komma? Wat erna? Benoem de getallen ‘2 km’ en ‘800 m’. Hoe is de meter verdeeld? Samen bespreken. Hoeveel is 2,8 ongeveer? Waar vind je deze paddenstoelen? (bij fietspaden en voetpaden) Hectometerbordje: Wat betekent A50? Bestaat er ook Wat80zal er op90het volgende 10 20 30 40 50 60 een A50,1? 70 100 bordje staan? (156,6) 1 2 1 5 1 0 1 meter –– –– = –– –– = –– Verkeersbord: Wat dit bord aan? (doorrijhoogte) Is dit meer of minder dan de hoogte van 10 10 geeft 5 10 2 Reken uit. ons a lokaal? b c 01 0,1 0,2 0,5 Hoe spreek je dat uit? 1m Bomen: Welke afstand geeft de dubbele pijl aan? 1 3 (vijftien en een halve 3 = € 1,50 = € 610 dm 2 van € 5 4 van € 8 03 van € 1300 = € 100 2 meter of 15 meter en 50 centimeter Wat valt hier op? (Dat er 1 1 of zelfs 15 meter en 5 decimeter) 2 010 van € 10 50 100 cm 300 = € 20 30 van € 12,40 = € 6,20 5 van € 2,50 = € 1 15,50 staat en niet 15,5. Het is in 2centimeter nauwkeurig gemeten.) Is ons lokaal zo lang? 1 3 1 1 1 10 1 015 van € –– 300 = maat €2 =60–– €5 =3,50 € 1,75 van € 1,20 = € m) 0,72 –– –– =kun –– = –– meter 2 van –– Balken: Welke wordt hier gebruikt?(cm) Hoe je 129 cm ook5 schrijven? (1,29 100
C 142 D C C3 15 CD C4
100
50
100
20
100
10
2 1 3 € 300ontbreekt?(de = € 100 vanbalk) € 5,50 € 2,75 van € 2 = € 0,75 Welke dikte van Zoek= eventueel in een8bouwmarktfolder de 6 vanmaat 2 de diverse dikten van 0 0,01 0,02laminaat en parket op. 0,05 0,1 m
0
0,1
0,2
0,5
1 dm
Schrijf als kommagetal. 1 2 5 10 cm a b c d Maten, breuken en kommagetallen. 7 dm = 0,7 1 m 20 cm = 1,20 51 cm = 5,1 42 cm = 0,42 … m … dm … m … m Reken Kommagetallen en m breuken 73 cm om. = 0,73 4 dm = 0,4 1 m 85 cm = 1,85 29 cm = 2,9 … als … dm … m als meetgetallen … m Maak er centimeters van.2 dmeen 0,85 m 3,42 dm 85 cmzo = mogelijk = 0,2 3 m 42 cm cm = 7,7 Geef en bespreek de =indeling. betekenen grote …bordliniaal … de … m elk groepje … m Wat77 3 dm 30 cm = =20 cmEnmde kleinste d cm 0,30 30 (cm) cm a cm 1m = 0,97 m 7,64 9,2 97 = (dm) 8b dm = 0,8 7c m0,2 64 m cm 92 =m …= m …=dm …100 … strepen? Encm de iets kleinere strepen er precies tussenin? (5 cm) streepjes? 70 handen cm 80 cm m = 45 1cm = 500 cmeerst 0,1 m 7 dm 0,8 m Laat 5demleerlingen met= de aangeven en=vervolgens 10 cm0,45 en daarna 0,77 m = 77 cm 8 m = 800 cm 9 dm = 90 cm 0,7 m = 70 cm dm. Geven de leerlingen bij alle drie dezelfde maat aan? Laat een voorwerp van eenFinish halve 0,98 m = 98 cm 10de m afstand. = 1000 cm 4 dm = 40 cm 0,3 m = 30 cm Meet meter lang zien en vraag de leerlingen deze maat op zo veel mogelijk verschillende manieren Lars loopt de paarse route. op te schrijven. (0,5 m, 0,50 m, 5 dm en 50 cm) Zijn er leerlingen die de breuk 12 erbij hebben Niels loopt de zwarte route. geschreven? Ga hier route. op in en vergelijk de breuk 102 = 15 met alle andere gegevens onder de Lengte gloopt meten. Stijn den. oranje bovenste bordliniaal bij route? de 20 in het leerlingenboek. Vraag enkele leerlingen de getallen Niels a Wie loopt de kortste 0
39
2m
Domein Meten en meetkunde
5m
B. Met elkaar in verband brengen De vlaggenmast is 3 × zo hoog.
32
blok 4
1-Fundament Weten waarom
51 CD
6
De boom is
× zo hoog.
3
m hoog.
5
×
1700 WetenJewaarom weegt:
=
15
1000
360
75
925
× zo hoog.
×
1,5
9
=
m hoog.
/
90
/
/
cm =
2,45
m/
270cmgram 359 = 3
m// 59
cm =/
3,59
38
cm =
5,38
m
2
km
350
m=
2,350
km
m/
5780 m =
5
km
780
m=
5,780
km
m
8410 m =
8
km
410
m=
8,410
km
200 g +
2
3
2
3
Toets Maatschrift 7, blok 2 Toets Maatschrift 7, blok 5
u Gewicht – Hoeveel kg is 220 gram? … kilogram – Wat is zwaarder: 4,10 kilogram of 41.000 gram? Leg uit hoe je aan je antwoord komt. u Inhoud – Wat is de 5 waard in 1,45 liter? – 0,003 liter is … ml u Geld – Hoeveel muntjes van 10 cent kun je wisselen voor €2,30? En voor €12,30? – De benzine bij de pomp is 157³cent per liter – Wat bedoelen ze daarmee? – Hoe schrijf je dit bedrag met een euroteken? Bij geld staan toch altijd twee cijfers achter de komma?
800
Weet je nog? 1 kg = 1000 g.
4 = groen
c 250 g +
750
g
750 g +
250
g
350 g +
650
g
350
g
2
g
1650
g+
1 = rood 2 = geel 3 = blauw 4 = groen
4 2
2
Goed onthouden: 1 liter = 1000 ml 1 liter = 100 cl.
1
d
b
1
Weten waarom
250 m = 1,250 km
2
4 1 cl? Hoeveel Vul de goede hoeveelheden in.
ac
Weten waarom 8
172
2350 m = /
3
4
2
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
/
C CD
g
180
328
b 1225 m = 1/ km
2 Vul aan tot 1 kg. u7 Gewicht Maak een mooi kunstwerk. 1 = rood 2 = geel 3 = blauw Kleur de vakjes. –W elke waarde heeft de 5 in 2,5 kg? aa 900 g + 100 g b 500 g + 500 g b Kies uit: 5 gram, 50 gram, 500 gram, 5000 gram 400 g + 600 g1 u Inhoud 800 g +3 200 g 1 –M aten700 op gverschillende + 300 g manieren aangeduid. 300 g + 700 g 600 g + 400 Maatschrift 5, blok 4
500 240
Toetsen 1-Fundament
/ /
m// 45
5
680
/
230cmgram 245 = 2
3
c
330
270
Schrijf op een andere manier. 130 gram / a 180 gram 134 cm = 1 m 34 cm= /1,34 m
538 cm =
3
6
m hoog.
690
Maatschrift 8, blok 3 160 gram
C
6
m.
Vul in.
2700
6 CD
1,5
De boom is dus
De toren is dus
Hoeveel heb je nodig van elk gewicht? b a Kijk goeden naar het voorbeeld. Meer Toelichting voorbeelden bijantwoorden. 1-Fundament
1625
– (Lengte)maten en geld in verband brengen met decimale getallen: – 1,65 m is 1 meter en 65 centimeter – € 1,65 is 1 euro en 65 eurocent
3
De toren is
les 1 en 2
De mast is dus
– Meetinstrumenten gebruiken 3×2= – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
67
1,5 m
De schaduw is
De schaduw is 5 m.
De schaduw is 2 m.
c
d
e
1 2 3
1
1 liter 100
1
4
500 ml 50
cl
Welke figuren zijn symmetrisch? a en c
750 ml cl
halve liter
75 cl
50
cl
330 ml 33
cl
MS8_B3_les21.indd 29
C
4
21-12-2010 10:34:13
Weet je nog? 1 l = 100 cl.
Vul aan tot 1 l. a 90 cl +
10
cl
b 25 cl +
75
cl
80 cl +
20
cl
35 cl +
65
cl
70 cl +
30
cl
45 cl +
55
cl
60 cl +
40
cl
55 cl +
45
cl
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10
cl
Domein Meten en meetkunde
68
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
les 13 en 14
blok 6
57
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
C
1
Teken 3 verschillende vloeren. Gebruik steeds precies 60 tegels.
u Geld – Wat is 65 waard in € 1,65? – Wat is de 7 waard in € 2,07? – 1,65 euro is 1 euro en … eurocent – Hoe betaal je? – Welke bedragen kun je precies maken met alleen munten van 10 cent? Kies uit: 120 cent; 201 cent; 225 cent. Leg eens uit hoe je denkt.
les 16 en 17
blok 4
38
Werkschrift 5, blok 4 2 Teken 3 verschillende vloeren. 1 Gebruik Hoeveelsteeds euro isprecies het? 70 tegels.
C
C
Voorbeeld: 165 c = € 1,65
aa
C
bd
2, 25
b 205 c = € 2,05
c 170 c = € 1,70
155 c = € 1,55
55 c = € 0,55
800 c = € 8,00
999 c = €
9,99
325 c = € 3,25
98 c = € 0,98
80 c = € 0,80
50 c = €
0,50
190 c = € 1,90
80 c = € 0,80
8 c = € 0,08
1c=€
0,01
225 c = €
1000 c = € 10,00
2 Alles5,wordt Werkschrift blok goedkoper. 6 Vul in.
CD 3
C
3
a
a 50 c goedkoper b 20 c goedkoper Hoeveel euro is het samen? Vul in. € 1,50 € 1,00 € 1,20 € 1,00 Schrijf het bedrag met een komma.
c 150 c goedkoper
bd
75 c goedkoper
€ 4,00 € 2,50
€ 2,00 € 1,25
€ 2,75 € 2,25
€ 3,10 € 2,90
€ 7,95 € 6,45
€ 1,50 € 0,75
€ 3,50 € 3,00
€ 3,05 € 2,85
€ 2,25 € 0,75
€ 8,60 € 7,85
€ 1,00 € 0,50
€ 1,00 € 0,80
€ 10,00 € 8,50
€ 10,00 € 9,25
1
1
Wat krijg je terug? Je krijgt geen munten van 1 en 2 cent terug!
samen
€ 11,00
aa
Je betaalt met:
b
aa
Het kost 75 c
€ 0, 25
€ 11,25 25
€ 4,25
€ 9,25
b
Het kost 40 c
€ 0,60
€ 1,60
€ 4,60
€ 9,60
c
Het kost € 1
€0
€1
€4
€9
Het kost 98 c
€0
€1
€4
€9
c
b db d 4 CD
Teken de grote en kleine wijzer. b
aa
even snel
blz. 116 - 119
verder
c
d blz. 120 - 123 plus
be
blz. 124 - 127 computer
€ 0,99 5 CD C2
Op de boerderij. Hoe is de euro verdeeld?
Domein Meten en meetkunde 1 10
2 10
=
€ 0,89 5 10
=
– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden Welke € 0,10 0,20 0 som 10 maak€ je? 0 20 – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament Weten waarom
10 10
= 501
Welke som maak je?
hokken. 5 1 100 = 20
Er komen
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
€1
750 : 125 = 6 10 100
in ieder hok.
c0 Vergelijk som a en b.
varkens = 101 10
Weten waarom Wat valt je op? Het is dezelfde som, maar dan omgekeerd. 6 CD C3
69
=1
100 b Boer Rinus heeft 750 varkens. Die verdeelt hij over 125 hokken. Hoeveel varkens komen er in ieder hok?
€ 0,50
750 : 6 = 125
2 100
Handdoeken: € 2 per stuk
1 2
Er passen 6 kalfjes in een hok. Hoeveel hokken moet boer Gerrit bouwen?
1 100
0,89
Samen bespreken.
1 5
B. Met elkaar in verband brengen a0 Boer Gerrit koopt 750 kalfjes.
Hij bouwt
va n € voo r €
per stuk voor
Leerlingenboek € 0,01 0 7, 01 blok 1€ 00,02 02
€ 0,05 0 05 Hoeveel moet Evelien nog sparen? Evelien wil een mountainbike kopen. Ze heeft al € 600 gespaard. Schrijf De rest als wil kommagetal. ze in 5 maanden bij elkaar sparen. Elke maand spaart ze evenveel. b sparen? Kies het goede c antwoord. d a Hoeveel moet ze per maand 10 c = € 0,10 1 euro 10 c = € 1,10 3 c = € 0,03 15 cent = € 0,15 cent = €€ 70, 0,23februari € 70, 9 cmaart = € 0,09 euro€35 30 c = € 0,30 1.23januari € 70, april € 70,1 mei 70c = € 1,35 cent = €€ 50, 0,49februari € 50, 7 cmaart = € 0,07 euro€90 300 c = € 3,00 2.49januari € 50, april € 50,1 mei 50c = € 1,90
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Weten waarom
Weten waarom
€ 0,10
€ 900
3. januari € 60, februari € 60, maart € 60, april € 60, mei € 60 groot€zijn prijsverschillen? 4.Hoe januari 80, de februari € 80, maart € 80, april € 80, mei € 80
C4 Maatschrift 8, blok 1 7 CD
maandag
donderdag
8 Hoeveel is liter het cijfer159 waard? V-Power, Vul in. 5
diesel, liter
113
V-Power, liter
1615
V-Power 1,7 c per liter
diesel, liter
1139
diesel 0,4 c per liter
c Hoeveel is de 5 waard in 11,50? V-Power, diesel 1154 V-Power, diesel 1. vijf tiende 4 autogas, liter 52 autogas, liter 2. vijf honderdste 3. vijf duizendste 4. vijftig werkschrift blz. 9
d Hoeveel is de 5,1 2 waard in € 425,36? V-Power diesel c per liter 1. 2 cent autogas 3,4 c per liter 558 2. 20 cent 3. € 2 4. € 20 maatschrift blz. 22 en 23 computer 1205
LB7a_B1L16.indd 22
8 CD
16-12-2009 19:14:14
Reken uit. a
b
c
d
10 + 0,5 = 10,5
10 – 0,5 = 9,5
2 × 0,5 = 1
10 : 5
20 + 0,25 = 20,25
10 – 0,25 = 9,75
2 × 3,5 = 7
10 : 0,5 = 20
30 + 1,5 = 31,5
10 – 0,75 = 9,25
4 × 1,25 = 5
10 : 2
40 + 4,25 = 44,25
10 – 5,5 = 4,5
4 × 1,5 = 6
10 : 0,2 = 50
MS8A_B1_les21.indd Sec1:31
= 2
= 5
26-02-2010 16:47:51
100
540
C
2
Welke maten horen erbij? Samen bespreken. Kies uit kilometer, meter, decimeter of centimeter.
Domein Meten en meetkunde C. Gebruiken
70
8m 7m 6m
– Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament Paraat hebben – Schattingen maken over afmetingen en hoeveelheden
Toelichting voorbeelden bij 11-Fundament Bedenken dingen van 1 km en van m. Hoeveel cm is een m? 100 cm
Paraat hebben Hoeveel meterafmetingen en centimeter is het? In 3 toepassingssituaties en hoeveelheden kunnen schatten.
C
1 km = 1000 m, 1 m = 10 dm, 1 dm = 10 cm, 1 m = 100 cm
u Lengte/omtrek a 1 m en 50 cm =1…50 cm. –H oe lang is een auto ongeveer? b 2 m 36 cm = 2…36 cm. –P ast je auto dan in jouw kamer? c Jordy is 1 m 75, dat is 1…75 cm. –H oeveel centimeter is de omtrek van die dikke boom die voor de school staat?
4
90
Schat de lengte en hoogte. Samen bespreken. Wat is de hoogte van het lokaal? Wat is de breedte van het lokaal? Hoe lang is jouw voet? Hoe ver is het naar de dichtstbijzijnde supermarkt?
blok 6
les 5 herhalen
Leerlingenboek 5, blok 6
werkschrift
C
1
LB5b_B5L21.indd
blz. 51
maatschrift
Paraat hebben
Paraat hebben
Oppervlakte Toets Maatschrift 7, blok 3
In toepassingssituaties afmetingen en hoeveelheden kunnen schatten, ook in complexere situaties en met moeilijker getallen. u Lengte/omtrek – Het wereldrecord verspringen staat op 8,95 meter. Hoe ver is dat ongeveer denk je: zo lang als dit lokaal? Hoe ver spring jij denk je? – Schat eens, hoeveel boterhammen zitten er ongeveer in een brood? u Oppervlakte – Schat de oppervlakte van de eilanden. u Inhoud – Hoeveel water gebruik je bij douchen? En bij in bad gaan? Meer of minder denk je? En hoeveel water drupt er in een uur uit de kraan? Weet je hoeveel water het kost om de was te draaien of de wc door te spoelen?
Lokaal in meters, voeten in centimeters en naar de supermarkt in meters of kilometers. blz. 28 en 29
Meten en weten. Als je het niet weet, moet je meten. 3a a Is een mannenschoen 1, 2 of 3 dm lang? 3 dm Een schoen is ongeveer … 1 dm breed. b Is een zonnebril minder of meer dan een dm breed? Meer. c Is een cd 8 cm, 1 dm of 12 cm? 12 cm Het stuk van deze liniaal is 1…0 cm of 1 dm b d De breedte van je gezicht bij je ogen is ongeveer 1…dm De breedte van een kolom in de krant is een halve dm, 1 dm of anderhalve dm. Halve dm.
computer
10-02-2009 15:40:31
C
Kijk en meet. u2 Oppervlakte Je voorwerpen ziet hier eenin5-puntsster en ongeveer een 6-puntsster. – Welke dit lokaal zijn een vierkante meter groot?
aa
Hoeveel grote driehoeken tel je in de 6 puntsster? 2 Hoe lang zijn de zijden van die driehoeken? 5 cm b Hoeveel lijnen van een halve dm tel je in de 6-puntsster? 6 lijnen c Hoeveel lijnen van een halve dm tel je in de 5-puntsster? 5 lijnen Welke van de twee sterren heeft de grootste omtrek? 6-puntsster Hoe meet je het makkelijkst? Door een van de 12 of 10 lijntjes te meten, want die zijn allemaal gelijk.
bd
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Tijd Toetsschrift 8, blok 5 Toets Maatschrift8, blok 5
d Met de fiets is het 2 km en 300 m. Dat is 2…300 m. e Naar huis is het een halve km. Dat is 5…00 m. Leerlingenboek 5, blok 5 f Naar het zwembad is het anderhalve km. Dat is 1…500 m.
C
Toetsen 1-Fundament
Domein Meten en meetkunde
71
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
u Inhoud – Er staan enkele flessen van verschillende vormen en afmetingen. Waar kan het meeste in? Waar let je dan op? – In welke fles past 1 liter water en in welke fles niet?
52
blok 5
les 8
Leerlingenboek 5, blok 5
C
1
Met welke 2 flessen vul je de maatbeker? Samen bespreken. Ik weet dat 75 cl iets meer is dan 0,7 l. Een liter is 100 cl.
75 cl
2l
30 cl
0,7 l
C
33 cl
2
Welk pak of welke fles is in de kan geleegd? De fles van 250 ml. 1 liter = 100 centiliter = 1000 milliliter
C
1L
3
Zet de maten van klein naar groot. 1l
10 cl
10 cl − 400 ml − 0,7 l − 43 l − 1 l 400 ml
3 4
l
0,7 l
C
2
Verdeel het geld eerlijk. Hoeveel krijgt ieder? Opa verdeelt:
Domein Meten en meetkunde C. Gebruiken
72
€ 12 000
Oom Bram krijgt:
Tante Manja krijgt:
Moeder krijgt: € 4000
€ 4000
€ 4000
– Meten – Rekenen in de meetkunde Moeder verdeelt: € 4000
1-Fundament Paraat hebben
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Britt krijgt:
Paraat hebben € 800
Niels krijgt:
Julian krijgt:
€ 800
€ 800
Dorine krijgt: € 800
Max krijgt: € 800
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
Maatschrift 7, blok 4
C
3
Waar past precies 1 liter in? Zet er een rondje om. a
b
c
e
f
4 dm 6 dm 3 dm
d 1 dm 1 dm 1 dm
1 liter
u Temperatuur – Het is winter. Wat zal de temperatuur overdag zijn? Kies uit: –20°C, 0°C, 10°C, 20°C. MS7_B4_Les11.indd 48 – Welke temperatuur hoort bij het plaatje?
10-12-2010 16:18:21
Domein Meten en meetkunde 86 blok 6
les 1
73
C. Gebruiken
C
1
– Meten – Rekenen in de meetkunde
Welke houdbaarheid hoort bij welk product? Kies de goede houdbaarheidstijd bij elk product. Samen bespreken. 1 week
2 weken
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament pak melk kaas
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
– Schattingen maken over afmetingen en hoeveelheden
8 maanden fles fris
u Gewicht 3 jaar 3 maanden –W at weegt ongeveer 100 gram? beschuit blik erwten Kies uit: een bloemkool, een mandarijn, een ananas of een pruim?
29
Maatschrift 7, blok 1
2 CCD 5
Waarom is het ene stuk kaas afgeprijsd? Hoeveel weegt het? Wat is het prijsverschil? € 1,40 Zet een streep onder het goede antwoord.
−35%
ag
woensd
16
Ten minste houdbaar tot 16-03-2011
maart
C
a b 1. 10 gram 1. 850 gram Reken uit. 2. 100om gram 2. centen. 8500 gram Denk de afronding op hele 3. 1 kg 3. 85 kg 4. 10 kg 4. 850 kg
3
€ 3,99
c 1. 2. 3. 4.
Ten minste houdbaar tot 24-03-2011
d 1. 2. 3. 4.
2,5 gram 25 gram 2,5 kg 25 kg
2,5 kg 250 kg 2,5 ton 250 ton
u Tijd een de televisieprogramma opnemen op DVD. Kijk in de televisiegids, in de krant of op 6Je wiltKleur getallen. teletekst hoe lang het programma ongeveer ruimte je DVD b voldoende Kleur de getallen die op je kunt delenom doorhet 10. a Kleur de getallen die je kunt delen door 2. duurt. Is er programma op te nemen?
CD
16
17
31
24
18
11
22
20
25
30
41
50
5
1
6
20
85
40
55
60
70
80
Leerlingenboek 8, blok 6
C
8
4
2
Hoelang is het houdbaar?
d Kleurconsumeren de getallenbinnen die je kunt delenzaterdag door 4.
cin de Kleur de getallen die je kunt delen door 3. winkelwagen houdbaarheidsdatum yoghurt 29
11
18
23
augurken
30 appelsap
24
17
salami
7 CD
… dagen 22 12 24
17
1
10
9 3 ongeopend: 15-04-11
…3 2 …6
22
18
30
28
25
36
12
jaar
50 83 20 … dagen
28-01-11
40
16 januari
dagen
Vul de goede getallen in. werkschrift
0
LB8b_B6L01.indd 86
8 CD
03-02-11 16
ongeopend: 10-07-2014
maatschrift
blz. 52
0,5
Reken uit. Denk aan de getallenlijn.
0,9
1,5
blz. 32 en 33
1,7
2,0
computer
2,5
2,8
3,00
06-07-2010 09:28:45
u Gewicht – Hanna en Stijn hebben net een nieuw broertje gekregen. Hoe lang kan dat broertje Mart ongeveer zijn en hoeveel kan hij wegen? Wat kan wel en wat kan zeker niet? u Schatten – Hoe besteed jij jouw tijd? u Snelheid – Stijn en Hannah wonen in Amsterdam en moeten voor een turnwedstrijd naar Maastricht. Ze gaan met de auto. Hoe lang zullen ze dan ongeveer onderweg zijn? Wat moet je dan allemaal weten? Kun je een schatting maken? – Wat denk je dat de hoogste snelheid is van een sprinter die de 100 meter in 10 seconde aflegt? u Geld – Noem een artikel dat een prijs heeft ... – tussen 1 en 10 euro – tussen 10 en 100 euro – tussen 100 en 1000 euro – hoger dan 1000 euro.
475 = 400 5 … + 70 … +… 735 = 700 5 … + 30 … +…
2 CD
567 = 500 7 … + 60+ … … 492 = 400 2 … + 90+ … …
Reken uit.
Domein Meten en meetkunde aa – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament Paraat hebben
ab
600 + 50 = 650 300 + 80 = 380 220 + 30 = 250 410 + 70 = 480
C. Gebruiken
841 = 800 1 … +… … + 40 765 = 700 5 … +… … + 60
bd
c 300 + 215 = 515 200 + 418 = 618 500 + 356 = 856 400 + 468 = 868
200 + 300 = 500 600 + 100 = 700 400 + 350 = 750 500 + 210 = 710
821 = 800 1 … +… … + 20 812 = 800 2 … +… … + 10
CD
3 Wat zijn de buurgetallen? Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament 26
Paraat hebben
aa u Snelheid
27
28 b
33
34
35
126
127
128
70
71
72
811
812
813
bc
74
220 + 348 = 568 660 + 224 = 884 840 + 159 = 999 430 + 678 = 1108
899
900
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
Toets Maatschrift 5, blok 3 Toets Maatschrift 7, blok 3
Oppervlakten globaal en precies kunnen vergelijken, ordenen en berekenen door gebruik te maken van een natuurlijke maat (rooster, voorwerpen). u Kijk op de kaart van Nederland. Welke provincie is ongeveer het grootste? Gebruik het rooster. Oppervlakte van Texel – Wat is de oppervlakte van Texel ongeveer? – Welke Waddeneilanden zijn groter? En welke kleiner?
901
– Hassan fietst hard naar school. Hoe hard kan hij fietsen? Kies uit: 5 km per uur; 10 km per uur, 20 km per uur, 40 km per uur of 100 km per uur. 55 56 57 241 242 243 100 101 102 u Geld Hoe duur is een brood ongeveer? 58 59 60 375 376 377 898 899 900 Kies uit: 15 eurocent, 150 eurocent, 15 euro Leerlingenboek 6, blok 1
4 CD
Kies het goede getal: 10, 100 of 1000. In 3 minuten kan ik 10 … tafelsommen maken. b Die oude dame is bijna 100 … jaar. c Ik fiets iedere dag 10 … kilometer naar school. d Die grote man weegt bijna 100 … kilo. e 9 euro is bijna 1000 … cent. f Met de auto heen en terug naar Parijs is ongeveer 1000 … kilometer. g Anderhalf uur is bijna 100 … minuten.
aa a b b
– Oppervlakte benaderen via rooster
999 1000 1001
Oppervlakten globaal en precies kunnen vergelijken, ordenen en berekenen door gebruik computer te maken van een natuurlijke maat (rooster,werkschrift voorwerpen). blz. 2 u Op de plattegrond van de wijk zie je de schoolpleinen van twee scholen. Welke school heeft het grootste schoolplein? u Oppervlakte van Texel –W at is de oppervlakte van Texel ongeveer?
blok 5
48
les 16 en 17
Werkschrift 5, blok 5
C
1
a
Kleur de figuren.
C
b
a b c d
2
Kleur de figuur met de grootste oppervlakte rood. Kleur de figuur met kleinste oppervlakte groen. Kleur de figuur met de grootste omtrek geel. Kleur de figuur met omtrek 18 blauw.
Teken en kleur. Gebruik je liniaal.
a
aa
Kleur een rechthoek met een oppervlakte van 10 cm2 rood. b Kleur een rechthoek met een oppervlakte
b
d Kleur een figuur met een omtrek van 12 cm2 geel. e Zet een G in de grootste figuur.
Domein Meten en meetkunde
75
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Paraat hebben
Paraat hebben
les 13
100 blok 3
Leerlingenboek 7, blok 3
C
1
Hoe groot is Schiermonnikoog? Reken met hectare en vierkante kilometer. Samen bespreken.
Schiermonnikoog
Schiermonnikoog
SCHIERMONNIKOOG
16
0
SCHIERMONNIKOOG
les 13 en 14
blok 3 3 km
les 22
CC
blok 4
1 Hoe groot is Ameland? Leerlingenboek 7, blok 4 2 Oppervlakte vergelijken.
C
1
Heeft Sharon gelijk? Samen bespreken. Bereken de omtrek en de oppervlakte van elke figuur.
27
4 km
A R U B A
Aruba is ongeveer 5 × zo groot als Schiermonnikoog. Oranjestad
Ameland
16 km2 Op deze kaart is Ameland ongeveer
8
cm lang. 2
Op het breedste stuk is Ameland ongeveer 16 cm, 16 cm aIna het echt is Ameland ongeveer 2
C
2
C
2
C
4
C
C
3 3
a a8 0
Hoe groot is het eiland? 50 cm Vul in. Reken om. a 3 km2 = 300 … ha 50 ha 0,5 km2 = … 1 km2 = … 25 ha 4 90 cm
C
3
b 16 cm, 8 cm2 32 km lang.
Reken Op het uit. breedste stuk is Ameland ongeveer
Maatschrift 7, blok 3
Oppervlakte. 1 km² De oppervlakte van deze fiReken gurenuit. is 10 m2. Wat is de oppervlakte van het gekleurde deel? Samenom. bespreken. Reken
8,5 cm lang en 1,5 cm breed is ook goed.
cm breed. c 13,6 cm, 14 cm b 34 km lang en 6 km breed is ook goed. 2
Hoekm hoog is dit tuinhekje? 90 cm breed. Hoe breed is het? 50 cm 3 km Hoeveel lange planken zijn het? 8
2 1 cm1=km 5 km = b100Hoeveel ha meter hout is er nodig voor het hekje? 8 × 90 1 ha = 10 000 m2
cm + 3 × 50 cm = 8,70 m a De grootste lengte van dit eiland is b c aan c Het hekje wordt beide kanten 1 keer gelakt. 2 2 5 kmEen = 3ongeveer 000 m 500 ha = … 3 1 km bus lak van l (voor 122 m2) kost € 22,50. … km. ongeveer 27,5 000 2 1250 ha = 12,5 3 lakken ha = van30het 000 m2 ongeveer? 0,9 m2 … kmHoeveel kost het …hekje b De breedte van dit eiland is 2 50 ha = … 0,5 kmis 0,5 grootste km2 = € 24 500 000 bijna 1 m2. Ongeveer : 12 … ha …=m€ 22= 50 d Het hoeveelsteongeveer deel van de17,5 bus is na km.het lakken leeg? ongeveer 121 deel. c Schat het aantal hele en halve hokjes. De
b b
oppervlakte is ongeveer
aa GRASZAAD 1 km² = 1 000 000 m²
1 m² = 10 000 cm²voor 45 m
70
km².
Bereken de oppervlakte van het voetbalveld. 4050 m2 b Hoeveel pakken graszaad heb je hiervoor nodig? 81
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
C
1
Teken verschillende figuren van 12 cm2. Maak niet alleen rechthoeken. Meer antwoorden.
Domein Meten en meetkunde
76
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Werkschrift 7, blok 2
C
2
Hoe groot zijn deze vijvers? a Kleur de vijver van ongeveer 13 m2 rood. b Kleur de vijver van ongeveer 10 m2 blauw. c Kleur de vijver van ongeveer 12 m2 groen. d Kleur de vijver van ongeveer 18 m2 geel.
geel
1m
blauw groen
rood
CD
Maatschrift blok 4 3 Hokjes8,kleuren. Meer antwoorden.
CD
Omtrek en oppervlakte. Schrijf onder iedere figuur de omtrek. Bereken daarna de oppervlakte.
a
aa
b
Hoeveel hokjes zijn er?
100 hokjes. Welkeoppervlakte breuk hoort erbij?
m
20 grijze hokjes =
1 5
30 witte hokjes =
3 10
deel. deel. deel.
geel. Dat zijn 50 oppervlakte
even snel
m. blz. 74 - 77
hokjes. m
Kleur 14 deel zo, dat je een mooie figuur krijgt. Meer oppervlakte antwoorden.
m
Van de helft die overblijft, kleur je de helft blauw. Dat zijn
25
hokjes.
Van de rest kleur je
De omtrek is
bc
b Kleur de helft van de hokjes
1 2
50 oranje hokjes =
c
zwart. Dat zijn
De omtrek is
verder
5
1 5
deel hokjes.
blz. 78 - 81
m.
De omtrek is plus
blz. 82 - 85
m. computer
Domein Meten en meetkunde
77
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
– Omtrek en oppervlakte berekenen van rechthoekige figuren
Kunnen berekenen van de omtrek en oppervlakte van rechthoekige figuren met eenvoudige getallen. Hierbij hoeft geen gebruik gemaakt te worden van formules, maar wel van het begrip van wat omtrek en oppervlakte is. u De tuin is 12 meter lang en 5 meter breed. We zetten er een hek omheen. Hoeveel meter hek hebben we dan nodig? Wat is dus de omtrek van de tuin? u Voor deze tuin van 12 meter bij 5 meter willen we ook nieuw gras kopen. Wat is de oppervlakte van de tuin? Hoeveel vierkante meter gras hebben we dan nodig? u Het schoolplein krijgt nieuwe tegels. Bereken de oppervlakte van het schoolplein door eerst zelf metingen te doen in overleg met je leerkracht. u Het schoolplein krijgt een nieuw hek. Bereken hoe lang dat hek moet zijn? Leg uit hoe je aan je oplossing komt.
Toets Maatschrift 6, blok 2 Toets Maatschrift 6, blok 4 Toetsschrift 6, blok 5 Toets Maatschrift 6, blok 5 Toets Maatschrift 7, blok 1 Toets Maatschrift 8, blok 2
Kunnen berekenen van de omtrek en oppervlakte van rechthoekige figuren met eenvoudige getallen. Hierbij mag in de opgave gebruik gemaakt worden van formules voor omtrek en oppervlakte: – Bij omtrek: lengte + lengte + breedte + breedte of varianten hierop. – Bij oppervlakte lengte x breedte. u De parkeerplaats wordt afgezet met een lint omdat er nieuwe stenen komen. Het lint moet om de parkeerplaats heen. De parkeerplaats is rechthoekig en heeft een lengte van 120 meter en een breedte van 50 meter. Hoeveel lint is dan ongeveer nodig? Om te weten hoeveel tegels nodig zijn, hebben we de oppervlakte nodig. Wat is de oppervlakte van deze ruimte?
les 17
Leerlingenboek 5, blok 1
C
1
Hoeveel vierkanten passen in de hele figuur? Gebruik potlood en papier en teken de figuren na. Je mag ook een liniaal gebruiken.
aa
b
c
bd
C
be
2
Hoeveel tegels kunnen er nog bij? a
b
blok 1
21
Domein Meten en meetkunde
78
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat 62 hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
blok 5
les 16
Leerlingenboek 5, blok 5
C
1
Zes vijvers. Vergelijk de omtrek en de oppervlakte. 1 cm 1 cm
1 cm op de tekening is 1 m in het echt.
stelt 1 vierkante meter voor.
vijver er 1
vijver jver 2
vijver v er 3
vijver 4
vijver 5
vijver 6
a b c d
Wat is de omtrek van elke vijver in het echt? 14 m Hoeveel vierkante meter is de oppervlakte van elke vijver in het echt? 6, 8, 8, 6, 8, 8 Welke vijvers zijn even groot? 1 en 4; 2, 3, 5 en 6 vierkante meter Teken een vijver die net zo groot is als de grootste vijver, maar die anders van vorm is. Meer antwoorden.
C
2
Bedenk tegelpleintjes met een omtrek van 10 cm.
C
3
Tegelpleintjes. Vergelijk de omtrek. Welk pleintje heeft de grootste omtrek? 3: 10 cm 1 cm 1 cm
1
2
3
Domein Meten en meetkunde
les 15 oefenen
blok 1
C. Gebruiken 5 CD
– Meten – Rekenen in de meetkunde
Meet de omtrek van elke figuur. b a
c
d
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Paraat hebben
omtrek is: ParaatDehebben 96
De omtrek is: 66
mm.
Maatschrift 7, blok 1
6 CD
De omtrek is: 60
mm.
Omtrek en oppervlakte. Kleur de oppervlakte van elke figuur groen en de omtrek blauw. Zet een rondje om het goede antwoord.
a De omtrek is: 1. 14 cm 2. 7 cm De oppervlakte is: 1. 10 cm² 2. 7 cm²
b De omtrek is: 1. 8 cm 2. 12 cm De oppervlakte is: 1. 8 cm² 2. 4 cm²
De omtrek is: 78
mm.
omtrek
CD
C 8 CD
9 CD
cm.
532
cm. 415
d Niels springt 6 m en 7 cm. Dat is
cm.
607
cm.
Alle treinen hebben 20 minuten vertraging.
Alle treinen hebben 20 minuten vertraging. Hoe laat vertrekken de treinen nu? Vul in.
b
oppervlakte
4 m en 18 cm
418
c Eva springt 4 m en 1 dm en 5 cm. Dat is
vertrek eerst
06.00
07.22
08.13
09.33
11.57
vertrek nu
06.20
07.42
08.33
09.53
12.17
aa
mm.
c De omtrek is: 1. 6 cm 2. 12 cm De oppervlakte is: 1. 5 cm² 2. 6 cm²
Leerlingenboek 8, blok 3 7 Verspringen. a Bram springt 4 m en 18 cm. Dat is Vergelijk de figuren. b Luuk springt 5 m en 32 cm. Dat is
b Wat is de grootste figuur? c d Hoeveel kost het?
1 kilo € 8
a
79
19
b
c
Je koopt:
Je betaalt:
Je koopt:
Je betaalt:
Je koopt:
Je betaalt:
500 g
€4
1500 g
€ 12
1,5 kg
€ 12
100 g
€ 0,80
2000 g
€ 16
0,1 kg
€ 0,80
600 g
€ 4,80
2500 g
€ 20
2,2 kg
€ 17,60
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
les 6 en 7
blok 4
38
Domein Meten en meetkunde 1 Wat is de omtrek van de figuren?
C
80
C. Gebruiken
Meet de figuren eerst precies en reken daarna de omtrek uit in millimeters. a
b
– Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Paraat hebben
Paraat hebben De omtrek is
Maatschrift 8, blok 4
C
2
110
mm.
De omtrek is
120
c
mm.
De omtrek is
100
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
mm.
Jesse maakt een hek van gaas om de vijver. Hij maakt een rechthoek om de vijver en meet die. Kijk maar. a Jesse meet de omtrek van de rechthoek. 18
Dat is 3m
meter.
b Jesse koopt het gaas. Heeft hij dan te veel of te weinig gaas? te veel/te weinig
6m
C
3
De omtrek van een cirkel is iets meer dan 3 keer de middellijn.
Omtrek en middellijn. a Kleur de middellijn van de cirkels blauw. Kleur de omtrek rood.
rood blauw 1
2
3
4
b Vul de tabel in en kies de goede omtrek. Gebruik je liniaal of tel de hokjes. cirkel
middellijn
1
1 cm
3 cm
3,1 cm
4 cm
2
2 cm
6,3 cm
6,6 cm
6,7 cm
6,8 cm
3
3 cm
9 cm
9,4 cm
9,5 cm
9,6 cm
4
4 cm
8,4 cm
8 cm
12 cm
12,6 cm
MS8_B4_les06.indd Sec2:38
omtrek (iets meer dan 3 keer de middellijn) 4,1 cm
08-06-2010 14:22:21
Domein Meten en meetkunde
81
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
– Routes beschrijven en lezen op een kaart met behulp van een rooster
Kunnen lezen en interpreteren van gegevens op plattegronden, waarbij gebruik gemaakt wordt van de legenda, schaallijn en/of een rooster met coördinaten, met inbegrip van het mentaal innemen van een standpunt. u De kinderen bekijken een kaart van de eigen wijk of eigen stad, omgeving. De kaart heeft een rooster, een legenda, een schaallijn en eventueel een register: – I n A5 staat het ziekenhuis. Kun je dat vinden? –D oor welke vakken op de kaart kom je als je van huis naar school gaat? –W ijs eens aan hoe je van de school naar het zwembad kunt gaan. Welke straten moet je dan door? –A ls je bij het zwembad staat, welke kant moet je dan uit als je naar het ziekenhuis wilt? –W at betekent het dubbele zwarte lijntje op de kaart, hoe weet je dat? u De plattegrond van Wieldrecht. – I n welk vak staat de moskee? –D oor welke vakken loopt de spoorlijn en in welk vak staat het station? –B eschrijf hoe je moet lopen van het station naar de kerk. –G ebruik de woorden linksaf, en rechtsaf.
Toetsschrift 8, blok 6
Kunnen lezen en interpreteren van gegevens op plattegronden, waarbij gebruik gemaakt wordt van de legenda, schaallijn en/of een rooster met coördinaten, met inbegrip van het mentaal innemen van een standpunt. u In het dorp Ingen.
les 23
blok 4
28
Leerlingenboek 6, blok 4
C
1
Dichtbij of veraf ? Samen bespreken. A 1 2
B
C
D
E
F
G
1 Huis van Marco
3 4 5 6
Huis van Omar
Domein Meten en meetkunde
82
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Leerlingenboek 6, blok 5
blok 5
C
1
les 23 N
Bekijk de kaart. Samen bespreken. a Waar liggen het Taarlose Diep, het Oudemolense Diep, het Schipborgsdiep, het Anloër Diepje en het Gasterse Diep? Deze beekjes komen in het noorden samen in de Drentse Aa. b Wat betekenen deze tekens? c Pak de atlas en zoek op waar in de provincie Drenthe dit gebied ligt. d Dennis loopt een stuk van het Pieterpad (de rood-witte route). Hij loopt van paddenstoel 22145 tot wegwijzer 2925. Hij begint om 09.30 uur. Is hij om 12.00 uur in Gasteren? e Hoe lang is de groen-witte route ongeveer?
tijdsduur
vertrek
aankomst
8 km
4 km per uur
2 uur …
10.30 uur
1…2.30 uur
4 km per uur …
1 12 uur
14.45 uur
16.15 uur …
9…km
3 km per uur
3 uur
09.30 uur
12.30 uur …
9 km
6 km per uur
1 uur …
15.30 uur …
17.00 uur
9
9
c Joost km
1 2
Wie loopt het snelst? Joost a Niek b Tante Lydia km
3
snelheid
6 km
km
C
afstand
9
8
8
8
7
7
7
6
6
6
5
5
5
4
4
4
3
3
3
Domein Meten en meetkunde
83
C.โ Gebruiken โ Meten โ Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Paraat hebben
Paraat hebben
les 23
blok 1
28
Leerlingenboek 7, blok 1
1
Steden in Zuid-Holland. Samen bespreken. 7ASSENAAR
!
3 '2!6%.(!'%
6OORBURG
:OETERMEER
#
:OETERWOUDE A D รฅ2IJN (AZERSWOUDE
,EIDSCHENDAM
.//2$:%%
:WAMMERDAM
E 2IJN /UD
"ODEGRAVEN
"OSKOOP
7ADDINXVEEN
2IJSWIJK
-ONSTER
(ONSELERSDIJK
.AALDWIJK
(OEKรฅVAN (OLLAND
$ELFT
$Eรฅ,IER
-AASSLUIS "RIELLE
6LAARDINGEN + R I3CHIEDAM MPENERWAARD
GV
LIE
T
(AASTRECHT
+RIMPENERWAARD 3TOLWIJK
(/,,!.$
+RIMPENรฅA D รฅ)*SSEL ,EKKERKERK
2HOON
0OORTUGAAL /
/UD "EIJERLAND
(OEKSEรฅรฅรฅ7AARD
.IEUW ,EKKERLAND
!LBLASSERDAM "LESKENSGRAAF
(ENDRIK )DO !MBACHT
"ARENDRECHT
U D E -AAS
'ROOT !MMERS
!LBLASSERWAARD
"OLNES ) * S S E L M O N D E 2IDDERKERK
3PIJKENISSE (ELLEVOETSLUIS 0UTTEN
3CHOONHOVEN
"ERKENWOUDE "ERGAMBACHT !MMERSTOL
0ERNIS
(OOGVLIET
RIN
'OUDA
:EVENHUIZEN
"ERGSCHENHOEK .IEUWERKERK 2OTTERDAM A D รฅ)*SSEL
2/44%2$!-
6IERPOLDERS
(A
2EEUWIJKSE 0LASSEN
#APELLEรฅA D รฅ)*SSEL
2OZENBURG
6O O R N E
:5)$ !IRPORT
$ELFLAND
2EEUWIJK
3CHIELAND
0IJNACKER
7ESTLAND
S 'RAVENZANDE
106
!LPHEN
"
6OORSCHOTEN
3CHEVENINGEN
'OUWE
C
0APENDRECHT
(ARDINXVELD 'IESSENDAM
3LIEDRECHT
$/2$2%#(4
:WIJNDRECHT
kustlijn
weg
Plaatsen:
dijk
spoorlijn
met meer dan 100.000 inwoners
rivier
grens
met 20.000 - 100.000 inwoners
kanaal
industriegebied
met 10.000 - 20.000 inwoners
meer
vliegveld
met 1000 - 10.000 inwoners
0
- ER W E D E
4 km
Schaal: 1 : 400 000
les 18
a In welke vakken liggen de meeste grote steden?
blok 6
Leerlingenboek 8, blok 6
CC
1 2
Hoe werk je met coรถrdinaten? Hoeveel een is het in het echt? Gebruik atlas. 1 4 km uit provincie met schaal. aReken Welke is dit? Drenthe c b a 2 b In welk vak ligt Meppel? A5 1 mm is 400 m 4 km c1 cm In is welk vak ligt Assen? C312 cm is โ ฆ 2 km 3 d2 cm Enisde8andere โ Hoogeveen C5 โ 5Roden 2000 mm isB1 โ ฆ km 3? Emmen3 12E5cm is 14 km โ ฆ m โ ฆ e In welk vak ligt Coevorden? D6 4 4 cm is 16 4 mm is 1600 โ ฆ km โ ฆ m 6 12 cm is 26 โ ฆ km 5 7 cm is 28 7 mm is 2800 โ ฆ km โ ฆ m 8 1 cm is 34 km 2
C
C
3 2
A
B
C
D
E
F 1
d
2
20 mm is โ ฆ 8 km
3
60 mm is 24 โ ฆ km
โ ฆ
90 mm is 36 โ ฆ km
4
100 mm is 40 โ ฆ km
5 6
6
Meet de afstanden. Meet hemelsbreed. a Van Gouda Scheveningen. 8 cm = 32 km Hoe werk je metnaar puntcoรถrdinaten? Van Scheveningen naar 4 cm = 16 km ab Zoek de punten (1,5) en Zoetermeer. (5,2). Zie je waarom
A
B
C
D
E
F
c Van Scheveningen naar Delft. 3,2 cm = 12,8 km 7 d Van Gouda naar Dordrecht. 5,5 cm = 22 km
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
Domein Meten en meetkunde
84
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Paraat hebben
Paraat hebben
21
Maatschrift 8, blok 3
5 CD
Hoe groot zijn de afstanden in het echt? Vul de tabel in. Weet je nog? Schaal 1 : 100 000 betekent: 1 cm op de kaart is 1 km in het echt. Schaal 1 : 800 000 betekent: 1 cm op de kaart is 8 km in het echt. Zutphen
Je kunt dat ook zo zien:
Utrecht
8 km
Arnhem
Nijmegen
6 CD
van
naar
op de kaart
Arnhem
Nijmegen
2,5 cm
km in het echt 20 km
Arnhem
Utrecht
7,5 cm
60 km
Arnhem
Zutphen
3,75 cm
30 km
Hoeveel kan erin? Maak er sommen bij. a
b
3 dm
c
5 dm 1 dm 4 dm 5 dm
5 =
Dat is
7 CD
6 dm
4
× 60
×
3
6 =
dm³ 60
Reken uit. a
Dat is
l.
b
3
× 90
×
dm³ 90
5 dm
3 dm
3 dm
5
3 =
Dat is
l.
c
5
× 15
×
dm³ 15
d
l.
1
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
Domein Meten en meetkunde
85
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
– Veel voorkomende maateenheden omrekenen
In toepassingssituaties eenvoudige berekeningen kunnen maken en veel voorkomende maten kunnen omrekenen, ook met samengestelde grootheden. Geld kunnen inwisselen en gepast betalen. 16 Hoeveel ml en l is het samen? u Lengte/Omtrek –H oeveel stukjes van 25 300 cm kun van 1 meter? 1 schaaltje ml je knippen uit een touw 1 beker 250 ml – E en touw kost 2 euro per meter. Hoeveel betaal je voor 300 centimeter? 900 ml 500 ml 3 schaaltjes 2 bekers … … u Inhoud 1800 ml of … 1van l en200 800ml mlkun je10 2500 ml of … 2 l en … 500 ml schaaltjes bekers vullen? – J e hebt6 4 liter melk. Hoeveel bekers daarmee … … …
39
CD
10 schaaltjes
3000 ml of … 3 l en … 0 …
Leerlingenboek 6, blok 1
1 CCD 17
Hoeveel suiker zit erin? Hoeveel glazen kun jje Gebruik je rekenmachine.
samen
gram suiker afgerond
% suiker afgerond
25 ml
125 ml 400 ml
22 4 l
18
200 ml
40 ml
240 ml
35
15
c
150 ml
30 ml
180 ml
26
14
d
225 ml
35 ml
260 ml
31
12
2l
127 …
92 … 74 … … 18 Hoeveel 71 is3het? 15
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Lengte/omtrek Toets Maatschrift 7, blok 2 Toets Maatschrift 8, blok 4
In toepassingssituaties berekeningen kunnen maken en veel voorkomende maten kunnen omrekenen, ook met samengestelde grootheden. Geld kunnen inwisselen en gepast betalen. u Lengte/omtrek – Je gaat meedoen aan een zwemvierdaagse. Elke avond wil je een halve kilometer zwemmen om te oefenen. Hoeveel baantjes van 25 m zijn dat? u Oppervlakte – We leggen tegels van de voordeur naar de straat. Dat pad is 1 meter breed en 12 meter lang. We hebben tegels van 50 cm bij 50 cm. Hoeveel tegels hebben we dan nodig? Kun je een tekening maken? u Inhoud – Hoeveel glazen van 125 ml kun je schenken uit een fles met 1 liter wijn? u Gewicht – De kaas kost € 7,98 per kg. Hoeveel moet je dan ongeveer betalen voor 250 gram?
Inhoud Toetsschrift 6, blok 3 Toetsschrift 8, blok 2 Toetsschrift 8, blok 6
53
b 10
+ diksap
100 ml
250 ml
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Appeldiksap bevat per 100 ml 88 g suiker.
b
b
19 CD
blok ml 6
5000 ml of … 5 l en … 0 …
aa
Werkschrift 8, blok 6
2 CD
20 bekers
vullen?
a 8
water
les 3 en 4
ml
Toetsen 1-Fundament
32
26 …
43
1 beker = 200 ml
1 kopje = 150 ml
1 dessertlepel = 10 ml
1 theelepel = 3 ml
Reken uit. a 12 km + 36 km + 18 km = 54 km + 22 km + 36 km = 33 km + 60 km + 27 km =
216 124 … 92 … 42 82 10 …
69 …
58
345 … 186 159 94 92 67 … …
1 eetlepel = 15 ml
b 44 + 18 + 36 + 22 = 120 51 + 27 + 19 + 63 = 160 46 + 46 + 54 + 5410=ml 200
66 km … 112 … km 120 … km
1,5 l
C 20 D 3 CD
C 21 D
aa
b
bd
c
1 Hoeveel hoefijzers? 10 kopjes 10 eetlepels 33 theelepels Een 1smid maakt per dag 25 hoefijzers. 2 bekers Hij7 werkt 4 dagen per week. Over 12 weken heeft hij vakantie. Hoeveel hoefijzers kan hij nog maken voor zijn vakantie? Bedenk er een som bij. 4 × 25 = 100. 12 × 100 = 1200 hoefijzers Vul in.
40
4
2
b
30
3
1,5
c
6
0,6
0,3
6
10
4,5
7,5
0,9
1,5
€ 10
20 66
eetlepels dessertlepels
2 3
theelepels
100%
4%
12%
40%
60%
30%
12
0,48
1,44
4,8
7,2
3,6
be
1,6
0,064
0,192
0,64
0,96
0,48
b
2
0,08
0,24
0,8
€ 15 1,2
0,6
30
€ 46 22,5 4,5
1 3
bd
100% sommen. 10% 5% Meer 15%antwoorden. 25% 75% Bedenk
aa
13
f
€ 23
Domein Meten en meetkunde
86
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Tijd Toetsschrift 6, blok 4 Toets Maatschrift 6, blok 4 Toetsschrift 6, blok 5 Toets Maatschrift 6, blok 5 Toetsschrift 6, blok 6 Toets Maatschrift 6, blok 6
u Tijd – Hoe oud geworden? – Treintijden en wachttijden. u Geld – Bedenk drie manieren om de munten uit het vak in te wisselen voor andere munten. – Bedenk drie manieren om de briefjes/munten uit het andere vak in te wisselen voor andere briefjes en munten.
u Gewicht – Op de bagagedrager van de fiets staat ‘maximaal draagvermogen 25 kg’. Kun je dan een zak aardappels van 5000 gram meenemen op de fiets?
les 24
blok 2
71
Leerlingenboek 5, blok 2
C
1
Hoeveel wegen de boodschappen? 1 kg = 1000 g 500 g 250 g
a b – Veel voorkomende maat eenheden omrekenen
100 g
10 g
1g
Wat weegt samen 1 kg? 1 pak suiker a …2 kuipjes halvarine. 2 pakjes margarine. b …1 kuipjes halvarine en … c …2 pakjes margarine en … 5 repen chocolade. d 50 … zakjes vanillesuiker en 500 … bruine bonen. Maar het kan ook anders.
u Tijd 2– G erbij? äbyWelk fietstgewicht in 2 uurhoort precies 32 km. Hoeveel kilometer fietst ze dan ongeveer in een uur en g kwartier? b 200 g a 80 c 900 kg d 25 kg hoeveel in kg een 3 kg –W achten op de trein.
C
60
blok 6
les 21 en 22
1000 g
Werkschrift 5, blok 6
C
1
2g
Hoe lang duurt het? Zet in de goede volgorde. Van kort naar lang. 2 weken e 1000 g december
2 dagen f 250 g 1 week
900 kg juni g 2g 7 maanden
80 jaar kg een half
4 dagen h 3 kg 40 dagen
een 200 jaarg 25 kg
C
250 g
2 3 CD
Onderstreep het goede antwoord. b a aSchrijf de getallen in cijfers.
c
bd
Geld Toets Maatschrift 5, blok 1 Toets Maatschrift 5, blok 2 Toets Maatschrift 5, blok 6
22 : 2 = 11 24 : 2 = 12 28 : 2 = 14
48 : 4 = 12 56 : 4 = 14 60 : 4 = 15
88 : 8 = 11 104 : 8 = 13 120 : 8 = 15
108 : 9 = 12 126 : 9 = 14 153 : 9 = 17
2 Maak de sommen. Domein Meten en C meetkunde
Kijk goed naar de getallen. a 77 : 7 = 11 b 30 44 : 4 = 11 39 52 : 4 = 13 14 60 : 5 = 12 117
a
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament Functioneel gebruiken
87 : : : :
2 = 15 3 = 13 1 = 14 9 = 13
c 78 84 96 80
: : : :
6 = 13 7 = 12 8 = 12 5 = 16
bd
84 135 104 95
: : : :
6 = 14 9 = 15 8 = 13 5 = 19
CD
Toelichting voorbeelden 3 Hoeveelen briefjes krijg je terug?bij 1-Fundament
Wissel het bedrag om in briefjes van € 5. Functioneel gebruikenb € 55 11 c € 75 15 a a € 50 10 € 60 12 € 65 13 € 80 16
bd
Leerlingenboek 5, blok 4
4 CD
€ 100 20 € 200 40
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Hoe lang moet je nog wachten?
Circus
aa
b
Super open 20.00 uur van 8.00 tot
De voorstelling begint om half 3. 35 minuten.
10 minuten.
bd
c
11.47 de kantine gaat om half 6 ‘s middags open.
Alkmaar
De directie
1 uur en 55 minuten.
les 19
blok 5
8 minuten.
Leerlingenboek 5, blok 5
C
1
aa
2
Spreekuur Van 10.30 tot 12.00
b Engelse les 3.00 − 3.45
Hoe laat is het?
a
3 CD
65
werkschrift blz. 40 c: 1 uur en 45computer b: 45 minuten; minuten; d: 15 minuten Hoe lang duurt het? a: 1 uur 30 minuten; Gebruik een getallenlijn.
LB5b_B4L21.indd 27
C
sneltrein
a 8 uur
b half 4
c Bibliotheek 9.30 − 11.15
545 − 315 = 230
Op tv: 20-01-2010 13.35 Bibaboerderij 13.50 Teletubbies
20 over 10 of c kwart voor 2 b d 10 voor half 11
Reken uit.
aa
bd
b 442 − 218 = 224
c 962 − 329 = 633
bd
763 − 546 = 217
10:36:38
dm, 1 dm of anderhalve dm. Halve dm.
C
2
Kijk en meet. Je ziet hier een 5-puntsster en een 6-puntsster.
Domein Meten en meetkunde
Hoeveel grote driehoeken tel je in de 6 puntsster? 2 Hoe lang zijn de zijden van die driehoeken? 5 cm b Hoeveel lijnen van een halve dm tel je in de 6-puntsster? 6 lijnen
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament Functioneel gebruiken
88
aa
c Hoeveel lijnen van een halve tel je in de 5-puntsster? 5 lijnen Toelichting en voorbeelden bijdm 1-Fundament
bd
Welke van de twee sterren heeft de grootste omtrek? 6-puntsster Hoe gebruiken meet je het makkelijkst? Door een van de 12 of 10 lijntjes te meten, want die zijn Functioneel allemaal gelijk.
3
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Leerlingenboek 5, blok 6
C
Toetsen 1-Fundament
Reken uit. Een jaar telt 7 maanden van 31 dagen, 4 maanden van 30 dagen en 1 maand van 28 dagen.
aa
juli augustus Hoeveel dagen telt de maand 1 29 22 19 15 12 8 5 maandag maandag 29 juli? 31 dagen. 30 23 20 16 13 9 6 dinsdag dinsdag 2 30 31 24 21 17 14 10 7 woensdag woensdag 3 31 En hoeveel juli en augustus 1 25 22 18 15 11 8 donderdag donderdag 4 1 samen? 62 dagen. 2 26 23 19 16 12 9 vrijdag vrijdag 5 2 b Hoeveel dagen tellen de 3 27 24 20 17 13 10 zaterdag zaterdag 6 3 zeven maanden van 31 dagen 4 28 25 21 18 14 11 zondag zondag 7 4 samen? 217 dagen. c En hoeveel dagen tellen de andere maanden samen? 148 dagen. d Hoeveel dagen zitten in de jaren 2015, 2016, 2017 en 2018 samen? 1461 dagen.
les 9
b
blok 4
26 27 28 29 30 31 1
11
Leerlingenboek 6, blok 4
C
1
Haal je de trein nog? Hoeveel minuten ben je te vroeg of te laat? a Ja, 2 minuten te vroeg. a b Nee, 2 minuten te laat.
LB5b_B6L01.indd 90
a
bd
C
c Ja, 16 minuten te vroeg.
2
05-01-2010 12:16:14
Ja, 16 minuten te vroeg.
Reis van Venlo naar Den Haag. Tijd
Station
Spoor
13:19 13:59 14:05 15:37
Venlo Eindhoven Eindhoven Den Haag HS
1b 4 6 5
Tijd 14:19 14:59 15:05 16:37
Station Venlo Eindhoven Eindhoven Den Haag HS
Spoor 1b 4 6 5
aa ab
c d e
bf
Van welk spoor vertrek je? 1b Hoe laat moet je vertrekken als je om 5 uur ’s middags in Den Haag wilt zijn? 13.19 of 14.19 Moet je overstappen? Waaraan zie je dat? Het is nu 13.14. Kun je voor vertrek nog een broodje halen? Alleen als je de trein van 14.19 neemt. Hoelang ben je in Eindhoven? 6 minuten Hoelang duurt de treinreis van Venlo naar Den Haag?
Domein Meten en meetkunde
89
C. Gebruiken
les 17
– Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament Functioneel gebruiken
blok 4
21
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament 1 Zet de bedragen van klein naar groot. Functioneel gebruiken
C
aa
€ 0,89 − € 0,98 − € 1,25 − € 2,55
€ 2,55 € 0,98 € 1,25 € 0,89
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
u Geld – Metteb koopt een computerspelletje € 1,09 − € 1,39 − € 1,45 − € 2 € 1,39 € 1,45 € 1,09 van € 2 44,50 euro. Hoe kan ze dat gepast betalen met zo weinig mogelijk munten? Ze betaalt een briefje euro.€ Welke munten/briefjes terugkrijgen? c met € 2,89kan − €ze 2,98 − € 3,05 − € 3,50 − € 5 € 2,89 € 3,05van€50 2,98 5 € 3,50 Weet je meer manieren? d – Bedragen samenstellen. € 0,09 € 1 € 0,90 € 0,10 € 0,19 € 0,20
b
€ 0,09 − € 0,10 − € 0,19 − € 0,20 − € 0,90 − € 1 Leerlingenboek 5, blok 4
C
2
Betaal gepast. Gebruik zo weinig mogelijk munten en briefjes. Schrijf het zo op: € 1,25 = 1 euro + 20 c + 5 c. a € 2 2 euro b € 3,45 2 euro + 1 euro + 2 × 20 c + 5 c € 2,50 2 euro + 50 c € 4,60 2 × 2 euro + 50 c + 10 c € 3,20 2 euro + 1 euro + 20 c € 0,40 2 × 20 c
a
bd
c € 0,25 20 c + 5 c € 1,90 1 euro + 50 c + 2 × 20 c € 5,50 5 euro + 50 c
C
3
€ 7,25 5 euro + 2 euro + 20 c + 5 c € 8,05 5 euro + 2 euro + 1 euro + 5 c € 4,85 2 × 2 euro + 50 c + 20 c + 10 c + 5 c
Wat krijg je terug van 5 euro?
aa 4 CD
a
b
€3€2 € 2,50 € 2,50
b € 3,90 € 1,10 € 4,95 € 0,05
c € 3,55 € 1,45 € 1,95 € 3,05
€ 0,55 € 4,45 € 2,09 € 2,91
Wat is het verschil? De Nederlandse mannen zijn gemiddeld 1 m 81 lang. De vrouwen zijn 1 m 68 lang. a Hoeveel cm is 1 m 81? 181 cm b Hoeveel cm is meneer Jans langer dan zijn vrouw? 13 cm c De meeste deuren zijn 2 m hoog. Hoeveel ruimte is er nog over voor meneer Jans? En voor mevrouw Jans? 19 cm en 32 cm d Welke lengte ligt ongeveer in het midden? Tussen 1 m 74 en 1 m 75 1 m 68 werkschrift
LB5b_B4L16.indd 21
bd
blz. 38
1 m 81 computer
20-01-2010 09:19:47
Domein Meten en meetkunde
90
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Leerlingenboek 5, blok 5
C
Hoeveel geld krijg je terug? Denk aan doortellen.
aa
b
Het kost:
6 CD
7 CD
8 CD
9 CD
Je betaalt met:
c
Het kost:
Je betaalt met:
Het kost:
3,80
32,75
83,30
1,45
16,80
7,78
Maak de sommen. a 20 : 2 = 10 24 : 2 = 12 30 : 2 = 15 2,60 40 : 2 = 20
b 30 : 3 = 10 c 55 : 5 = 11 33 : 3 = 11 60 : 5 = 12 39 : 3 = 1318,89 100 : 5 = 20 45 : 3 = 45 125 : 5 = 25
Je betaalt met:
75
d 60 : 4 = 15 56 : 4 = 14 52 : 4 = 13 0,65 64 : 4 = 16
Hoeveel cent is het? 11,45 76,05 b € 2,85 285 c € 0,25 25 a € 1,25 125 € 1,00 100 € 9,98 998 € 0,99 99 200 € 3,05 305 € 0,80 80 b d €€ 22,50 250 €8 800 € 0,10 10
15,55
d € 0,05 5 € 0,01 1 € 0,09 9 € 0,90 90
Geld wisselen.
a
€ 0,30
6
€ 1,00
5
€ 3,00
6
b
€ 0,55
11
€ 1,80
9
€ 4,00
8
c
€ 1,00
20
€ 3,00
15
€ 10,00
20
Wat is meer? a 7 × 9 of 8 × 8 9 × 11 of 10 × 10 7 × 7 of 8 × 6 10 × 8 of 9 × 9
b 405 of 504 399 of 400 101 of 98 874 of 847
c 63 : 7 of 64 : 8 54 : 6 of 54 : 9 40 : 8 of 26 : 5 28 : 4 of 27 : 3
d 200 − 34 of 200 − 35 87 − 29 of 90 − 31 123 + 76 of 53 + 151 88 + 99 of 93 + 93
4 blok 1 Domein Meten en meetkunde C. Gebruiken
C
1
les 6 en 7 91
1-Fundament
Welke berg is het hoogst? Zet de namen van de bergen op de juiste plek. Je hoeft alleen de beginletters op de invullijnen te schrijven. Rothorn 2276 m, Groshorn 3762 m, Monte Rosa 4634 m, Mont Tendre 1680 m, Matterhorn 4478 m. b Geef in de invulvakjes de bergen een nummer in volgorde van laag naar hoog. ongeveer 10 km wilt klimmen, welke bergen ga jij dan op? Meer antwoorden. Toelichting voorbeelden bij 1-Fundament b c Als je en
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
5000 Functioneel gebruiken verder
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
– Meten – Rekenen in de meetkunde
aa
122 4500 blok 6 Leerlingenboek 5, blok 6 4000
C 10 D
5 4
3
Betaal met zo weinig mogelijk briefjes en munten. 3500 3000 2
2500
b € 1345 = € 500 + € 500 + € 200 + € 100 + € 20 + € 20 + € 5 a € 1056 = € 500 + € 500 + € 50 + € 5 + € 1 € 1560 = € 500 + € 500 + € 500 + € 50 + € 10 € 1435 = € 500 + € 500 + € 200 + € 200 + € 20 + € 10 + € 5 2000 € 1650 = € 500 + € 500 + € 500 + €1100 + € 50 € 1453 = € 500 + € 500 + € 200 + € 200 + € 50 + € 2 + € 1 1500 € 1655 = € 500 + € 500 + € 500 + € 100 + € 50 + € 5 € 1543 = € 500 + € 500 + € 500 + € 20 + € 20 + € 2 + € 1 € 1552 = € 500 + € 500 + € 500 + € 50 + € 2 € 1534 = € 500 + € 500 + € 500 + € 20 + € 10 + € 2 + € 2 1000
11 CD
G Vul aan.
Werkschrift 6, blok 1
C
2
M
R
M
a 280 + 2…20 = 500 b 750 + 2…50 = 1000 c 1750 + …250 = 2000 d 4…50 + 1550 = 2000 4…10 + 1590 = 2000 1840 + …160 = 2000 5…05 + 1495 = 2000 210 + 7…90 = 1000 210 + 1…790 = 2000 440 + …60 = 500 490 + 5…10 = 1000 490 + 1…510 = 2000 90 + 4…10 = 500 …55 + 1945 = 2000
+ 1…60 = 1000 320 + 1…80 = 500Meer 840 antwoorden. Betaal gepast.
12 CD
a € 1250 a Reken om.
a ab
€ 1508
1 km = 1…000 m
c 1 €m1111 = …100 cm
= … 10 dm d 1 €m1777
be
C 13 D 3 CD
M
1 dm = … 10 cm € 1438
b 1 cm = … 10 mm c 10 m = 1…000 cm d 4 dm = … 40 cm 1 dm = …100 mm 10 dm = …100 cm 3 m = …300 cm 1 m = 1…000 mm 10 cm = …100 mm 8 cm = … 80 mm 2 m = 2…000 mm 10 dm = 1…000 mm 2 km = 2…000 m
f € 1414 b Welke maand is het?
Aantal dagen in een jaar. Welke getallen horen erbij? feb50, 165, mrt 765, april mei 655. juni Kiesjan uit: 300, 560, 930, c a a 28a b 31 30 31 31 30
Begin op 1 januari. 100 200 In welke maand zitten we:
0
50
165
na 17 dagen? jan
juli
aug
sept
okt
nov
dec
d 31
31e
30b f
31
30b g
31
560
655
500
300
na 50 dagen? feb
1000
765
930
na 250 dagen? sept na 300 dagen? okt
na 32snel dagen? feb32 - 35 na 100verder dagen? april 36540 dagen? even blz. blz. na 36120 - 39 dagen? plus mei nablz. - 43 jan computer
14 CD
WS6A_B1_L06.indd 4
Reken uit. a 760 – 5…10 = 250 340 – …90 = 250 810 – 5…60 = 250
b 490 – 3…40 = 150 320 – 1…70 = 150 580 – 4…30 = 150
14-12-2010 12:27:21
c 1520 – 5…70 = 950 d 1520 – 2…70 = 1250 1370 – 4…20 = 950 1370 – 2…20 = 1150 1190 – 2…40 = 950 1190 – 6…40 = 550
Domein Meten en meetkunde
92
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Maatschrift 6, blok 3
CD
Betaal gepast. Kruis de munten aan die je gebruikt. Meer antwoorden. b
a
c
d
Leerlingenboek 8, blok 6
CD
Hoeveel geld krijg je terug?
aa prijs
bc
b betaald
terug
prijs
betaald
terug
prijs
betaald
terug
…
…
…
…
…
…
…
…
…
…
… …
Domein Meten en meetkunde
93
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
– Liniaal en andere veel voorkomen meetinstrumenten gebruiken
In toepassingssituaties kunnen afmeten met een geschikt meetinstrument. u Lengte/Omtrek – J e moet voor je paspoort opgeven hoe lang je bent. Hoe meet je dat en met welk meetinstrument? Noteer je je lengte in meters of centimeters? –O m de vijver komt een hek van gaas. Hoe kunnen we de omtrek meten? –M eet de hoogte van je tafel. Waarmee heb je gemeten? Wat is de hoogte?
Toets Maatschrift 5, blok 2
In toepassingssituaties kunnen afmeten met een geschikt meetinstrument. u Lengte/Omtrek – Om de vijver komt een hek van gaas. Hoe kunnen we de omtrek meten? De vijver is grillig van vorm. – Hoe meet je je maten? u Oppervlakte – Er moeten graszoden gelegd worden in de rechthoekige tuin. Je kunt graszoden kopen per rol van 4 meter bij 50 centimeter. Hoe kun je uitzoeken hoe groot de tuin is en hoeveel grasrollen je nodig hebt? – Met één rol behang kun je 5 m2 muur behangen. Hoeveel rollen behang heb je nodig? Hoe kun je dat uitzoeken? u Inhoud – Met welk meetinstrument zou je de inhoud van een zwembad kunnen meten? – Op een sauspakje staat dat je 250 ml melk moet toevoegen aan het sauspoeder. Je hebt alleen een beker van 1 liter. Hoe kun je toch 250 ml afmeten? u Gewicht – Met welk weeginstrument meet je? Hoe doe je dat? – het gewicht van jezelf – het gewicht van de poes – het gewicht van de hamster – een zak appels – zout voor in de taart u Tijd – Prinsjesdag is altijd op de derde dinsdag van september. Hoe kom je erachter op welke datum dat dit jaar is? – Lees of teken en schrijf de tijden.
44
blok 5
les 1
Leerlingenboek 5, blok 5
C
1
Meet je lokaal. Samen bespreken. Kijk naar de kinderen en meet ook zo.
C
2
Meet je rekenboek. Bedenk eerst wat je allemaal kunt opmeten. De hoogte (of lengte), de breedte, de dikte en mogelijk zelfs het gewicht.
C
3
Meet in centimeter en millimeter. Als je heel precies wilt meten, gebruik je de millimeter.
Domein Meten en meetkunde
94
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
les 2
blok 5
45
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Leerlingenboek 5, blok 5
C
1
Met welke maat meet je? Kies uit meter centimeter
a De lengte van een auto. m
millimeter
a b De lengte van
c De lengte en
lesbreedte 24 van een
een mier. mm
postzegel. mm
C
1
Hoeveel kosten de terrassen? 25 cm 30 cm
€ 0,50
e De hoogte van 30 cm een hak. cm a a of mm
C
af
c
blok 2
71
3m
bd
€ 1,25
2m
25 cm
De dikte van deze lijn. mm
d De diepte van het zwembad. m
a g De hoogte van een boom. m
a h De2 mlengte van
5m een baby. cm
b 1 12 m
Meet de spijkers. u 2 Oppervlakte 3 min cm en mm. Meet – Er moeten graszoden gelegd worden1in 1 de rechthoekige tuin. Je kunt graszoden kopen per 1m a Hoe lang zijn de langste en de2 mkortste spijker? 5 cm en 1 cm c rol van 4 meter bij 1 meter. b Meet de langste en kortste spijker in mm. 50 mm en n 10 mm m – Hoe meet je de tuin op? Hoe zoek je uit hoeveel rollen je nodig hebt? 5m
a
m spijker naast de langste spijker? 45 mm c Hoe lang is3 de 5m
spijker naast de kortste spijker? 5 mm 10 ×hoe 10 ×lang € 0,50is=de c [20 × 20] −15 [4 × 4] × € 1,25 = € 480 a a En Leerlingenboek 7, blok 2 € 50 lang is =de€ 12,50 middelste spijker? 3 cmb d 8 × 12 + 12 × 4 × € 1,25 = € 180 5×5× € 0,50 b db Hoe
C
2
3 CD
En hoe lang zijn alle spijkers samen? 27 cm
Bereken de oppervlakte. Om het bloemperk ligt een strook gras van 1 m breed. a Hoeveel vierkante meter is de oppervlakte Kies de juiste getallen. van het bloemperk? 35 m2 a Welke getallen kun je delen door 5? 10, 15, 25, 35 en 40 b Hoeveel vierkante meter is de oppervlakte 48 4 56 40 722 m b Welke getallen kun je delen door 6? 18, 24, 36, 42 en 48 van het gras? 9 × 7 m2 − 35 m2 = 28 m2 c Welke getallen kun jewordt delen50door 8? 16, 24, 32, 40, 48 en 28 10 32 14 27 c De grasrand cm smaller 5m d Welke getallen kunWat je delen door 3 én 4? van 24, 36 en 48 gemaakt. is dan de oppervlakte 16 24 31 25 37 het gras? 8 × 6 m2 − 35 m2 = 13 m2 35 15 36 42 18
a
a b
b
CD 43
Bekijk de schooltuintjes. met rest. – Met Delen één pot verf kun je 12 m2 muur schilderen. Kun je daarmee de muren van je kamer Denk aan tafelsommen. 2 4 schilderen?1Hoedekun je daarachter komen?3
aa
14 : 6 = 2 r 2 12 : 5 = 2 r 2 13 : 5 = 2 r 3 22 : 4 = 5 r 2
b 25 : 3 = 8 r 1 19 : 4 = 4 r 3 34 : 5 = 6 r 4 41 : 6 = 6 r 5
c 25 : 7 = 3 r 4 25 : 9 = 2 r 7 47 : 8 = 5 r 7 33 : 10 = 3 r 3
bd
53 : 7 = 7 r 4 70 : 8 = 8 r 6 79 : 9 = 8 r 7 66 : 5 = 13 r 1
56
Domein Meten en meetkunde
95
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
u Inhoud – Op een sauspakje staat dat je 250 ml melk moet toevoegen aan het sauspoeder. Hoe meet je dat af? Met wat voor een instrument? – Zit erin wat er op staat? Probeer het uit! u Gewicht – Voor een recept is 400 gram meel nodig. Hoe bepaal je de hoeveelheid? Welk instrument gebruik je? – Weeg nu zelf.
les 17
blok 4
21
Leerlingenboek 6, blok 4
C
1
Met welke weegschaal weeg je? 1 max. 100 g 2 max. 1 kg
3 max. 10 kg
4 max. 5 kg
aa
Wat kun je met de brievenweger wegen? Bol wol, muisje en brief. Wat kun je wegen met de tweede weegschaal? Als a, plus de suiker. c Welke dingen weeg je met de derde weegschaal? Konijn, kattenvoer en spijkers. d Wat kun je misschien niet met de digitale weegschaal wegen? Konijn en spijkers. e Wat weeg je met de digitale weegschaal? Bol wol, muisje, kattenvoer, suiker en brief.
ab
C
b 2
Met welke maat meet je?
aa
b
Kies uit kg of g. kanarie kind auto pot jam
3 CD
12 g… 35 kg … 1200 kg … 450 g…
bc
Kies uit km, m, cm of mm.
Kies uit l, dl of cl.
Amsterdam-Parijs 500 km … spijkertje 15 mm … pen 15 cm … woonkamer 850 cm …
benzinetank 60 l… beker slagroom 25 cl … fles limonadesiroop 7 dl … flesje koffiemelk 50 cl …
Bouw zelf. Je krijgt 3 bouwplaten. Maak daarvan een kegel en een cilinder en een piramide.
Domein Meten en meetkunde
96
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
les 2 Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
blok 1
3
CD
u Temperatuur 1– Jeroen Splits. is ziek en wil kijken of hij koorts heeft. Welk meetinstrument heeft hij nodig? Wanneer heb je eigenlijk koorts?
les 8H
blok 3
94
425 = 400 + 203+ 5 Leerlingenboek 7, blok a
C
a
4
T
E
2
5
2 CD
temperatuur (°C)
1
b Lichaamstemperatuur 5 meten. 6 215 = 200 116 = 100 … +… … … … + 10 … + 10+ De temperatuur 325 = 300 +… 5Luuk. 238 = 200 8 … + 20 …van … + 30+ … … 475 =41400 5 567 = 500 7 … + 70 … +… … + 60+ … … 735 = 700 5 492 = 400 2 … + 30 … +… … + 90+ … … 40
0
3 CD
bd
601 = 600 … + …1 730 = 700 … … + 30 821 = 800 1 … +… … + 20 812 = 800 2 … +… … + 10
38,28 38,70
39 uit. Reken a 600 +3850 = 650 300 + 80 = 380 220 37 + 30 = 250 410 + 70 = 480
a
c 6 666 = 600 … +… … + 60 De 987 temperatuur Samira. = 900 80 7 … + … … +van 38,83 841 = 800 1 … +… … + 40 765 = 700 5 38,59 … +… … + 60
16
18
ab
c
200 + 300 = 500 600 + 100 = 700 400 + 350 = 750 500 + 210 = 710
20
22
De 300 temperatuur + 215 = 515 om200 24.00 38,90 + uur: 418 = 618 Samen 500 bespreken. + 356 = 856
400 + 468 = 868
bd
220 + 348 = 568 660 + 224 = 884 840 + 159 = 999 430 + 678 = 1108
24 uur
Wat zijn de buurgetallen?
aa
26
27
28
33
34
35
b
C
128
bc
126
127
899
900
901
811
812acht813 999 1000 1001 en vijftig honderdsten
u 2 Tijd Kommagetallen. – Je wila een eitje Hoedeze weet je wanneer de 3 minuten b Schrijf getallen in woorden. Neem hetkoken. schemaDat overmoet en zetdrie dezeminuten koken. 55 56 57 241 242 243 100 101 102 voorbij getallen zijn? Operin. welke manieren kun je dat nagaan? – Ik moet over een half jaar op 15 maart naar de tandarts. Op8,50 welke 2,05 dag valt7,2dat? Hoe kun je 2,10 58 7,05 59 17,1760 70,07 107,07 375 376 1,25 377 898 899 900 daar achter komen? H
T
70
Leerlingenboek
4 CD
t
71
h
72
, 11 6, 2blok
0
7 , 0
5
een en vijfentwintig honderdsten
twee en vijf honderdsten zeven en twee tienden
1 goede 7 , 1getal: 7 10, 100 of 1000. Kies het In 37 minuten … tafelsommen maken. 0 , 0 kan 7 ik 10 b 1 Die0oude dame 7is bijna 100 … jaar. 7 , 0 c Ik fiets iedere dag 10 … kilometer naar school. d Die grote man weegt bijna 100 … kilo. eEen9fietstochtje. euro is bijna 1000 … cent. fNaomi MetendeManja automaken heen een en terug naar Parijsb isHoe ongeveer 1000 kilometer. 1,75 km + lang zijn alle tussenstukken? fietstochtje. … 3,05 km + 3,70 km + 8,15 km = 16,65 km de tussenstanden in kilometers op. gZe schrijven Anderhalf uur is bijna 100 minuten. …
aa a
C
E
3
b
b
a Hoeveel kilometer hebben ze gefietst? Voorbeeld
EINDE
T 2
E t 0 , 1
h 5
km werkschrift
blz.5.252
8.30
12.00 computer
Toetsen 1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken