Feniks bovenbouw 3e editie - vwo - proefexemplaar - tijdvakken en historische contexten

Page 1

VWO

ldVoorbee en k k u t s d f hoo

Tijdvakken en historische contexten 4, 5, 6 VWO Naam Klas


Inhoud

Tijdvakken

Geschiedenis indelen

1 2 3

4 Tijd van steden en staten (1000-1500)  2

5 6 7 8 9 10

Tijd van jagers en boeren Tijd van Grieken en Romeinen Tijd van monniken en ridders

Oriëntatie  2 4.1 Opbloei en macht van de stad  4 4.2 Staten ontstaan  9 4.3 De paus en de kruistochten  13 Afsluiting  18 Examentraining  20

Tijd van ontdekkers en hervormers Tijd van regenten en vorsten Tijd van pruiken en revoluties Tijd van burgers en stoommachines Tijd van wereldoorlogen Tijd van televisie en computer

Historische contexten

1

Steden en burgers in de Lage Landen 1050-1700

2

Verlichting 1650-1900

3 China (1842-2001)  22

4 Duitsland in Europa (1918-1991)  56

Oriëntatie  22 3.1 China en het modern imperialisme  25 3.2 Nationalisten en communisten strijden om de macht  33 3.3 De Volksrepubliek China  40 Afsluiting  51 Examentraining  53

Oriëntatie  56 4.1 Duitsland: van de Eerste naar de Tweede Wereldoorlog  59 4.2 Duitsland in de Koude Oorlog  73 4.3 Toenadering, hereniging en integratie  85 Afsluiting  91 Examentraining  93

Dit betreft tijdelijk materiaal, zetfouten voorbehouden. Het complete boek en de digitale variant hiervan (Tijdvakken en Historische contexten) verschijnen in juni 2019. Houd onze website in de gaten voor meer informatie en actuele verschijningsdata.


2

4

Tijd van steden en staten 1000-1500 13 14 15 16 17

Kenmerkende aspecten

De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden. Het begin van staatsvorming en centralisatie. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben. De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten.

3000 v. Chr.

1 voor Chr.

Prehistorie

500 na Chr.

Oudheid


3

Oriëntatie

Het tapijt van Bayeux (geborduurd rond 1068) is een linnen doek van zeventig meter lang en vijftig centimeter hoog. Als een stripverhaal is de voorgeschiedenis en het verloop van de Slag bij Hastings van 1066 afgebeeld.

Schotland

Ierland

0

York Stanford Bridge

Dublin

Willem de Veroveraar

200 km

e ze rd

Cambridge

Engeland

Wales

Londen

Sluis

Vlaanderen Hastings Bouvines HEILIGE Azincourt Kanaal Crécy ROOMSE Het RIJK Rouen Normandië Bretagne

Château Gaillard Champagne Parijs Orléans

Go lf v an

Bourgondië Poitou

B aje isk

In 1064 voelde de Engelse koning Edward zijn einde naderen. Tevreden stelde de vrome koning (vandaar zijn bijnaam ‘de Belijder’) vast dat zijn belangrijkste levenswerk was voltooid. In Londen had hij, na de nieuwbouw van het Westminster Palace, voor de Westminster Abbey een prachtige nieuwe kerk laten bouwen. Na zijn dood in 1066 werd hij daar begraven. Edward de Belijder was kinderloos. Drie verre familieleden stonden klaar om hem op te volgen. De machtige Engelse graaf Harold liet zich snel door de Engelse adel tot koning kiezen. Vanuit Noorwegen viel koning Harald het land binnen en aan de overzijde van Het Kanaal maakte de Normandische graaf Willem zich op om de troon te veroveren. Willem liet schepen bouwen en hij voerde wapens en voedsel aan om zijn ridders en voetknechten, in totaal zevenduizend man, mee uit te rusten. De krijgers van Harold rekenden in het noorden van Engeland af met de Noorse koning. Maar tijdens de Slag bij

100

No o

bron 1

Châlus Périgord Guyenne

Auvergne

Toulouse Toulouse Muret

Béziers

Engeland

lenen van de Franse kroon

Saksen

omstreden door Engeland en Frankrijk

Juten en Friezen

veldslag

Angelen en Denen

belegerde en veroverde stad

Kelten

Willem de Veroveraar

Engelse bezittingen 1154

Harold

Engelse bezittingen 1259 gebied van de Franse koning 1180

bron 2

Herald

Engeland en Frankrijk in de periode 1066-1400.

Hastings bleek hij niet opgewassen tegen de Normandiërs. De boogschutters van het invasieleger lieten een regen van pijlen op hun vijanden neerkomen. Een Normandische ruiter stormde op Harold af en doodde hem met zijn zwaard. Na het winnen van de Slag bij Hastings werd Willem van Normandië koning van Engeland. Hij kreeg de bijnaam ‘de Veroveraar’ en reorganiseerde Engeland tot een moderne feodale staat.

bron 3

Londen koos in ruil voor handhaving van de vrijheden van de stad, onmiddellijk na 1066 de kant van de nieuwe koning. In de Tijd van steden en staten groeide Londen uit tot het centrale bestuurscentrum. Miniatuur uit omstreeks 1485.

1000

Middeleeuwen

In de late Middeleeuwen kwamen nijverheid en handel tot bloei. Rijke stedelingen streefden naar invloed op het bestuur, ten koste van de adel en de koning. Ook speelde er een machtsstrijd tussen koning en paus. Dit veelzijdige krachtenspel wordt in dit hoofdstuk uiteengezet.

1500

1600

1700

Vroegmoderne tijd

1800

1900 1950

heden

Moderne tijd


Opbloei en macht van de stad

4.1 13 14

bron 4

Kenmerkende aspecten

De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.

Franse miniatuur uit 1422.

Moderniseringen in de landbouw In het midden van het miniatuur van bron 4 is een boer te zien die twee paarden heeft gespannen voor een enorme ploeg met twee wielen. Een tweede boer laat een paard een eg trekken om de grond geschikt te maken om graan in te zaaien. De man rechts zaait uit een voorschort graan uit over de geploegde en geëgde akker. Niets speciaals… of toch? De miniaturist geeft een voorstelling van de vele vernieuwingen in de landbouw in de Tijd van steden en staten. De boeren vervingen de oude, eenvoudige ploeg waarmee ze de grond slechts opzij duwden door de zware karploeg die de grond echt opensnijdt en omkeert. In plaats van ossen spanden ze paarden voor de ploeg. Paarden zijn wendbaarder en houden het zware werk langer vol. Daarvoor was eerst de uitvinding van de haam nodig, een brede band die om de hals van het paard wordt gelegd. Daarmee kan het paard als trekdier zijn kracht optimaal inzetten.

Door akkers te bemesten, raakte de grond minder snel uitgeput. Daardoor kon jaarlijks twee derde van de akkers worden ingezaaid, in plaats van de helft. De vruchtbare grond in Vlaanderen en Noord-Italië was daarvoor het meest geschikt. De graanproductie nam toe en de bevolkingsomvang groeide snel. Deze ontwikkelingen en de opbloei van handel en nijverheid worden in deze paragraaf uiteengezet.

Nieuwe steden, handel en nijverheid In de vroege Middeleeuwen was elk dorp, vaak zelfs elk huishouden, vrijwel geheel autarkisch. Voedseloverschotten waren er niet, waardoor honger altijd op de loer lag. Toen Willem de Veroveraar Engeland veroverde, waren er daar nog nauwelijks ontginningen. Daarin kwam snel verandering. Met het leger van Willem de Veroveraar waren ook enkele Vlaamse edelen meegekomen naar Engeland. Zij wisten van de


5

4.1 Opbloei en macht van de stad

ontginningen in Vlaanderen en haalden Vlaamse boeren over om ook in Engeland ontginningen te beginnen. Kloosters uit Noord-Frankrijk en Vlaanderen hadden Willem de Veroveraar met voedsel en uitrusting gesteund bij zijn verovering van Engeland. Als beloning kregen zij in Engeland grond. De kloosterlingen ontgonnen die grond en namen het als landbouwgebied in gebruik. De boeren uit Vlaanderen gaven bovendien een sterke impuls aan de schapenteelt, waarmee ze in Vlaanderen vertrouwd waren. Dankzij de toenemende voedselproductie was het niet langer noodzakelijk dat alle mensen in de landbouw werkten. Wie daar handig in was, kon zich specialiseren in de productie van bijvoorbeeld aardewerk of textiel. Deze specialisten in een ambacht gingen wonen op een plek waar veel mensen kwamen en waar zijzelf en hun voorraden veilig waren. Bestaande stadjes werden hierdoor groter en bij knooppunten van handelsroutes en bij burchten ontstonden nieuwe steden. De hoeveelheid handel en nijverheid nam steeds verder toe, net als de omvang van de steden. De maatschappij veranderde van een landbouw­ samenleving in een landbouw-stedelijke samenleving. Willem de Veroveraar stichtte nieuwe steden op strategische plaatsen. Daarmee wilde hij handel en nijverheid bevorderen, maar hij had ook een politiek-militair motief. Vanuit de stad kon hij het omliggende platteland besturen en er belasting heffen. Dat vooral aan de grenzen met Wales en Schotland versterkte steden werden gebouwd, toont de militaire functie ervan.

Brugge, de belangrijkste haven van Vlaanderen. Via Londen kwamen ook luxeproducten, zoals wijn en specerijen, Engeland binnen. De bevolkingsgroei van Londen illustreert de bloei van de stad. Londen telde in de veertiende eeuw 45.000 inwoners, drie keer zoveel dan in de elfde eeuw. Maar in vergelijking met steden op het vasteland van Europa was Londen toch maar klein. Constantinopel was met ongeveer 300.000 inwoners de grootste stad. In Noord-Italië hadden de havensteden Venetië en Genua, en Bologna, Milaan en Florence, waar veel nijverheid was, bijna 100.000 inwoners. In de Nederlanden was Gent met 60.000 inwoners de grootste stad, gevolgd door Brugge.

Londen

Interregionale handel

Londen had in de elfde eeuw vijftienduizend inwoners en was daarmee veruit de grootste stad van Engeland. Na de Slag bij Hastings gaf Londen zich onmiddellijk over aan de nieuwe koning. De burgers van Londen eisten in ruil daarvoor wel dat Willem hun vrijheden in een privilege vastlegde. Dit privilege bevat de oudste stadsrechten van Londen.

Steden handelden aanvankelijk vooral met het omringende platteland. Boeren verkochten er voedsel en grondstoffen (zoals wol) en kochten van de opbrengst producten voor hun huishouden. Naast deze regionale handel was er ook interregionale handel. Handelaren uit Noord-Italië brachten specerijen en andere Aziatische en Arabische luxeproducten over de Alpen naar Noord-Europa. Enkele Noord-Franse steden organiseerden jaarlijks gedurende een aantal weken een jaarmarkt. Deze jaarmarkten vormden in de dertiende eeuw het hoogtepunt van de ‘handel van verre’. Handelaren wisselden daar Vlaams textiel uit tegen de handelswaren uit het Middellandse Zeegebied. In de veertiende eeuw namen de jaarmarkten in betekenis af. Italiaanse handelaren deden nu ook per schip Brugge aan. Ze hadden grotere schepen gebouwd, zodat het voor hen mogelijk en lonend was om via de Straat van Gibraltar naar Brugge te varen. Daarnaast maakten oorlogsgeweld en belastingen de handel over de weg onveilig en verminderde de winstgevendheid ervan. Handelaren organiseerden zich steeds vaker in koopmans­ gilden en werkten samen om handelsvoorrechten te krijgen, om elkaar bij te staan op reis en om kapitaal voor verre handelsreizen bijeen te krijgen. Het instellen van een Hanze

‘Willem de bisschop en Geoffrey de burgemeester en alle burgers van Londen, zowel Frans als Engels, vriendelijk gegroet. Het is mijn wil dat jullie wetten en gebruiken blijven gelden zoals ze in de tijd van koning Edward golden. Iedere zoon zal na de dood van zijn vader zijn erfenis krijgen. Niemand zal jullie kwaad mogen doen. God is met jullie.’ Uit: Privilege van Willem de Veroveraar voor Londen (1067).

bron 5 Londen ontwikkelde zich tot handelscentrum. In Vlaanderen was veel textielnijverheid. Vlaamse ambachtslieden produceerden onder meer laken, een wollen stof. Een deel van de benodigde wol werd ingevoerd vanuit Engeland. Het overgrote deel van deze wolhandel ging via Londen naar

bron 6

Miniatuur van een markt in Parijs uit omstreeks 1403.


6

4 Tijd van steden en staten

HOUT

Danzig GRAAN

Londen Bremen Brugge Antwerpen Ieper Leipzig Gent Keulen Atrecht WIJN Frankfurt Parijs Provins ZOUT Troyes Bar-sur-Aube

ce aa n A

he

Oo stze

Lübeck Hamburg

WOL

c tis tlan

e

Noo rdz e

e

Novgorod

Southampton

O

Riga VIS HOUT PELS Kiev

La Rochelle Bordeaux WIJN GRAAN

Milaan Genua Pisa

ZIJDE SPECERIJEN

Caffa

Venetië

Zee Zwarte

Florence

Lissabon Constantinopel

Antiochië

steden

grote commerciële regio’s

grote handelsroutes

hanzesteden

Vlaanderen

zeewegen

grote jaarmarkten

Champagne

landwegen

Italiaanse centra

Mi dd e ll a

ZIJDE EDELSTENEN

Alexandrië

Noord-Italië

andere steden

bron 7

Damaskus Akko

ndse Zee

SPECERIJEN

0

500

1.000 km

Handel in Europa omstreeks 1300.

was een volgende stap in het organiseren van de handel. Steden die in een Hanze samenwerkten, gaven elkaars handelaren allerlei handelsvoorrechten. Van de grootste Hanze waren vele tientallen handelssteden aan de Oostzee en de Noordzee lid. Zij handelden in bulkgoederen, zoals graan, vis en hout, en in duurdere producten, zoals was, pek en bont. Zoals de Noord-Italiaanse steden de schakels waren tussen Azië, Afrika en Europa, zo was Brugge dat tussen Zuid-Europa en het handelsgebied van de Noord-Europese Hanze.

Stadsstichtingen Steden in de Duitse gebieden speelden een minder belangrijke rol in de interregionale handel dan de steden met de jaarmarkten in Frankrijk, de Noord-Italiaanse steden, of Brugge. Toch zagen de koningen, keizers en regionale heersers in Centraal-Europa wel het nut van steden. Daarom stimuleerden zij de stichting en de groei van steden en gaven de inwoners privileges, bijvoorbeeld in de vorm van stadsrechten. Zulke vrijheden en voorrechten lokten veel mensen aan, ook vanaf het platteland. Doordat horigen van het platteland naar de stad vertrokken, dreigde een tekort aan horigen op de domeinen. De adel kon dit alleen voorkomen door ook voor de horigen de belastingen te verlagen en de verplichtingen te verminderen. Zo veroorzaakte de opkomst van de steden meer vrijheid voor de bevolking, zowel in de steden als op het platteland.

Conrad, hertog van Zwaben, stichtte Freiburg (ZuidoostDuitsland): ‘Het dient aan iedereen, nu en in de toekomst, bekend te zijn dat ik de kooplieden uit de omgeving heb samengeroepen. 1 Ik heb een markt opgericht en aan die markt iedere koopman een stuk grond gegeven van honderd voet lang en vijftig voet breed om er een huis te bouwen. Voor dat stuk grond moet de eigenaar elk jaar een schilling cijns betalen. 2 Ik garandeer iedereen die naar de markt komt, bescherming en veiligheid. Als iemand op de markt beroofd wordt, krijgt hij schadeloosstelling. 3 Als een van mijn burgers sterft, zullen zijn vrouw en zijn kinderen alles erven wat hij bezit. 4 De kooplieden van de marktplaats hoeven geen tol te betalen. 5 De burgers van de stad mogen hun eigen priester en hun eigen plaatselijke beschermheer kiezen.’ Uit: Stichtingsacte Freiburg (1120).

bron 8

Spanningen in de stad Aanvankelijk stelde de machthebber in de regio waarin een stad ontstond, een stadsbestuur samen. De patriciërs, de rijke, grondbezittende burgers, maakten in toenemende mate


4.1 Opbloei en macht van de stad

7

gebruik van hun financiële positie. In ruil voor belasting­ betalingen eisten en kregen ze invloed in het stadsbestuur. Ze kregen bijvoorbeeld het recht om als schepen plaats te nemen in de schepenbank, de rechtbank van de stad. Veel bestuurders behielden hun bestuursfunctie hun leven lang, ook wanneer ze slecht functioneerden. Er was bovendien sprake van corruptie en van vriendjespolitiek. Onder het gemeen, de grote meerderheid van de stedelingen die niet rijk was, bestond veel onvrede over deze situatie.

loon en acceptabele werktijden afdwingen. Naast de patriciërs en de handelaren eisten ook zij invloed op het stadsbestuur. Hoewel de adel bestuursmacht over de steden verloor, bleef er meestal nog wel een economische band bestaan tussen de stad en de edelman in wiens gebied die stad lag. De burgers moesten aan hem belasting betalen en handelaren die er kwamen, betaalden tol. In Noordwest-Europa was de invloed van de adel op de steden in Vlaanderen het verste afgenomen. In de grote en rijke steden van Noord-Italië was de machtpositie van de adel nog verder afgenomen. In feite waren daar stadstaten ontstaan, want steden als Florence, Milaan en Bologna overheersten het platteland en hadden er bestuursmacht.

‘1 Als iemand in de Raad gekozen wordt, dan mag hij twee jaren zitting hebben, daarna een jaar niet. 2 Om tot raadslid te worden gekozen, moet men vrijgeboren zijn van zowel vaders- als moederszijde en niet iemands bezit. 3 Een raadslid mag geen onecht kind zijn of een zoon van een geestelijke of pastoor. 4 Een raadslid moet grondbezit in de stad hebben en niet zijn geld verdienen in de nijverheid.’ Uit: Privilege van Hendrik de Leeuw, hertog van Saksen, voor de stad Lübeck (1167).

bron 9 Door de ontwikkelingen in de handel en nijverheid beschikten steeds nieuwe groepen in de stad over kapitaal en ze betaalden mee aan de belastingen. Ook zij eisten dan invloed in het stadsbestuur. Dat gold voor handelaren, maar ook de handwerkslieden werden een belangrijke economische macht in de stad. Om voor hun rechten op te komen, organiseerden ze zich in handwerkersgilden. Zo konden ze een rechtvaardiger

Opdrachten Oriëntatie opdracht 1

Twee bewering over de Tijd van steden en staten: 1 Doordat in Engeland in de elfde eeuw de machts­ verhoudingen veranderden, veranderde ook de samenleving. 2 Doordat in Europa de samenleving veranderde, veranderden ook de machtsverhoudingen. Leg beide beweringen uit met de tekst van de Oriëntatie.

opdracht 2 relevantie – vaardigheid

Standplaatsgebondenheid a In de late Middeleeuwen kwam een proces van staatsvorming op gang: er ontstonden staten. Definieer wat jij verstaat onder een staat. Geef in je definitie aan welke kenmerken een staat heeft. b Beoordeel in hoeverre Engeland in 1066 voldeed aan jouw kenmerken van een staat. c Toen staten ontstonden, had dat kennelijk voordelen. Beredeneer wie voordeel hadden van de staatsvorming en op welke wijze. d Beredeneer ook wie nadeel hadden van de staatsvorming en op welke wijze. e Bedenk twee voordelen en twee nadelen van het bestaan van staten in onze tijd. Je hoeft je daarbij niet te beperken tot de machtsverhoudingen. Onthouden: 2a Begrijpen: 1, 2c, 2d, 2e Toepassen: 2b

bron 10

In de Duitse stad Augsburg kwamen in 1368 de gilden in opstand. Zij eisten vertegenwoordigers in het stadsbestuur. De opstand had effect: de wevers, bakkers, slagers, kooplieden en bierbrouwers kregen ieder een vertegenwoordiger in het stadsbestuur. Op het kussen in het midden van de afbeelding ligt een Bijbel en de sleutel voor de geldkist van de stad.


8

4 Tijd van steden en staten

opdracht 6 relevantie – vaardigheid

4.1 OPDRACHTEN opdracht 1 vaardigheid

Oorzaken en gevolgen Gebruik bron 4. a Noem vier vernieuwingen in de landbouw die bijdroegen aan een grotere voedselproductie. b Beredeneer de causale relatie tussen de grotere voedselproductie en: • de stichting van steden • de opleving van de economie.

opdracht 2

a

b

c d

Willem de Veroveraar was getrouwd met een Vlaamse. Beredeneer welke invloed dit huwelijk kan hebben gehad op de ontginningen in Engeland en op de stichting van nieuwe steden in Engeland.

opdracht 3

Gebruik bron 5 en 6. Stelling 1: Zowel Willem de Veroveraar als de stad Londen had voordeel van het privilege van 1067. Stelling 2: De producten die op de Parijse markt werden verhandeld, tonen aan dat de markt een regionale en een interregionale functie had. Stelling 3: De producten die volgens bron 6 op de Parijse markt werden verkocht, waren ook op Londense markten te koop. Toon telkens met twee verwijzingen naar de bron aan dat de stellingen juist zijn.

opdracht 4

a Geef een overeenkomst en een verschil tussen een koopmansgilde en een Hanze. b Door welke drie oorzaken verloren de jaarmarkten aan belang en nam de betekenis van Brugge in de interregionale handel toe?

opdracht 7 actieve werkvorm – vaardigheid

Veranderende betekenis van begrippen In dit boek heb je vier keer kennisgemaakt met steden: • de stadstaten in het gebied van de Eufraat en de Tigris • de poleis in het oude Griekenland • de steden in het Romeinse Rijk • de steden in de late Middeleeuwen. a Vorm een groepje van vier leerlingen. Iedere leerling kiest een van de vier soorten steden die hiervoor genoemd worden en gaat na wat de kenmerken zijn van de macht van de keizer of koning, de wetgeving, de organisatie van het stadsbestuur en de invloed van de verschillende bevolkingsgroepen daarop. Verdeel een vel A2-papier in vijf even grote delen: een middendeel en vier hoeken. In de vier hoekdelen zetten jullie de uitwerkingen. b Beoordeel gezamenlijk in welke soort stad de meeste inwoners betrokken werden bij het bestuur en in welke soort stad de inwoners de meeste vrijheid hadden. Werk dit uit in het middendeel van het A2-vel.

opdracht 8 samenvatting

opdracht 5 vaardigheid

Betrouwbaarheid, bruikbaarheid en representativiteit van bronnen Gebruik bron 8. Onderzoeksvraag: ‘Hoe en waardoor werden de mensen in de Tijd van steden en staten vrijer?’ a Beredeneer of de bron bruikbaar is voor de beantwoording van de onderzoeksvraag. b Beredeneer of de bron betrouwbaar is voor de beantwoording van de onderzoeksvraag. c Beredeneer of de bron representatief is voor de ontwikkeling naar meer vrijheid voor horigen in de Middeleeuwen.

Motieven, standplaatsgebondenheid Gebruik bron 8 en 9. In de Middeleeuwen had elke stad eigen wetten en eigen rechten. Voorbeelden daarvan lees je in bron 8 en 9. Bedenk drie motieven die de hertogen hadden om aan die steden deze rechten te verlenen. Leg uit dat de burgers, de hertogen en zelfs horigen voordelen hadden van de stadsprivileges. Gebruik bronelementen in je antwoord. Alle partijen hadden voordeel van dit systeem. Bedenk waarom het desondanks in de loop van de tijd is afgeschaft. In onze tijd geldt een wet voor alle burgers in het hele land. Beredeneer waarom dit systeem voor onze samenleving effectiever is dan het systeem van stadsprivileges. Beredeneer vervolgens waarom ons huidige systeem in de Middeleeuwen niet effectief zou zijn geweest.

Gebruik bron 3, 4, 6 en 10. Leg in een betoog van ongeveer driehonderd woorden uit dat de opkomst van steden de feodale verhoudingen en vooral de macht van de adel aantastte. Bouw je betoog op aan de hand van drie van de vier genoemde bronnen. Verwijs in je betoog naar bronelementen.

Onthouden: 1a, 4a, 4b, 7a Begrijpen: 1b, 2, 6a, 6b, 6c, 6d, 8b Toepassen: 3, 5a, 5b, 5c Analyseren: 7b, 8a


22

3

China (1842-2001)

1 2 3

Leidende vragen

Waardoor verloor China zijn positie als regionale grootmacht (1842-1911)? Waardoor ontstond de Volksrepubliek China (1912-1949)? Waardoor heeft de Volksrepubliek China zich kunnen ontwikkelen tot een grootmacht (1949-2001)?

3000 v. Chr.

1 voor Chr.

Prehistorie

500 na Chr. Oudheid


23

Oriëntatie

bron 1

President Xi Jinping tijdens een bezoek aan een lagere school in Beijing op 30 mei 2014 ter gelegenheid van de Internationale Dag van het Kind.

De Chinese Droom In 2013, vlak na zijn aantreden als president van China, maakte Xi Jinping zijn ambitieuze toekomstplannen bekend. Hij introduceerde de Chinese Droom; een groot pakket aan maatregelen waardoor China nog verder moest moderniseren en de positie van economische grootmacht zou versterken. Ondanks de ongekend grote economische groei die China de afgelopen jaren al doormaakte, bestaan er nog veel sociale problemen. Ruim zeventig miljoen Chinezen leven onder de armoedegrens, dat is meer dan de helft van de totale bevolking. Het oplossen van het armoedeprobleem is een van de belangrijkste onderdelen van de Chinese Droom. Alle burgers moeten volgens de president kunnen rekenen op werk, goede sociale voorzieningen, een huis en een auto. Uiterlijk in 2049, als de communisten waarschijnlijk vieren dat ze een eeuw de dienst uitmaken, moet de Chinese Droom verwezenlijkt zijn. Xi Jinping is ervan overtuigd dat daarmee eveneens het definitieve succes van het communisme wordt aangetoond. 0

500

1.000 km

MONGOLIË

Beijing

CHINA Nanking

Shanghai

Hongkong

Bevolkingsdichtheid China aantal inwoners per km2 onbewoond

1 - 10

100 - 200

minder dan 1

10 - 100

meer dan 200

bron 2

Bevolkingsdichtheid in China.

1000 Middeleeuwen

Grote O

Macao

cea an

INDIA

bron 3

Propagandaposter uit 1966. Vertaling opschrift: ‘Het zonlicht van de ideeën van Mao Zedong verlicht de weg van de Grote Proletarische Revolutie.’ Op de voorgrond dragen de mensen boekjes waarin citaten van Mao zijn verzameld, ook wel bekend als het Rode Boekje.

De Chinese Droom van Xi Jinping is een reactie op de Chinese geschiedenis van de twee voorafgaande eeuwen. Onder invloed van het kapitalisme en het modern imperialisme ondernamen westerse grootmachten in de negentiende eeuw pogingen om invloed in China te krijgen. Dat leidde tot veel weerstand onder de Chinese bevolking. Aan het einde van de negentiende eeuw nam ook het verzet tegen het steeds zwakker wordende centrale keizerlijke gezag toe. Diverse volksopstanden braken uit. In die omstandigheden vond in 1911 een revolutie plaats die een einde maakte aan het keizerrijk China. Hierna verviel het land in chaos. Communisten en nationalisten probeerden de centrale macht in handen te krijgen. In 1949 slaagden de communisten hierin. Hun leider, Mao Zedong, probeerde met extreme maatregelen de economische groei van China te versnellen. Miljoenen slachtoffers waren het trieste gevolg van het totalitaire bewind. Na de dood van Mao verweefde zijn opvolger Deng Xiaoping elementen van het economisch kapitalisme met het Chinese communisme. Met succes, want de economie groeide. In 2001 trad China toe tot de Wereldhandelsorganisatie. Het land was een economische en politieke wereldmacht geworden. China houdt vast aan een communistisch bewind dat kapitalistisch denkt, maar niet democratisch handelt. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat het Nationale Volkscongres in 2018 besloot om de grondwet te wijzigen. Hierdoor hoeft de Chinese president niet meer na twee termijnen af te treden. Xi Jinping kan daarmee levenslang aan de macht blijven. Niet voor niets wordt daarom ook wel gesproken over keizer Xi.

1500

1600

1700

Vroegmoderne tijd

1800

1900 1950 2000 Moderne tijd


24

3 China (1842-2001)

Tijdvakken – kenmerkende aspecten 31

33 34 36

37

38

44

45

46 48

Tijdvak 8 Burgers en stoommachines

De industriële revolutie die (in de westerse wereld) de basis legde voor een industriële samenleving  In deze context ook gekoppeld aan tijdvak 10. De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie. De opkomst van emancipatiebewegingen  In deze context ook gekoppeld aan tijdvak 9. De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme  In deze context ook gekoppeld aan tijdvak 9.

Tijdvak 9 Wereldoorlogen

De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie  In deze context ook gekoppeld aan tijdvak 10. Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme  In deze context ook gekoppeld aan tijdvak 10. Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme  In deze context ook gekoppeld aan tijdvak 8.

Tijdvak 10 Televisie en computer

De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog. De dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld. De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen.

Opdrachten opdracht 1 vaardigheid

Continuïteit en verandering a Maak een vergelijking tussen de economisch-politieke situatie in China in de jaren 1842, 1966 en 2013. Blader daartoe het hoofdstuk door. Zoek eventueel aanvullende kennis online en vul het schema in. 1842 Wie was staatshoofd van China? Wat was de staatsideologie? Wat waren de voornaam­ste ken­ merken van de Chinese economie? Hoe valt de relatie tussen China en het Westen te typeren?

1966

2013

b Toon met een voorbeeld van een politiek of economisch verschijnsel aan dat er sprake is van continuïteit tussen 1842 en 1966 en tussen 1966 en 2013. c Toon met een voorbeeld van een politiek of economisch verschijnsel aan dat er sprake is van verandering tussen 1842 en 1966 en tussen 1966 en 2013.

opdracht 2 vaardigheid

In de tijd plaatsen Het verleden van China valt niet los te zien van de WestEuropese geschiedenis. Toch sluiten de indeling van de kenmerkende aspecten over de tien tijdvakken niet naadloos aan op de Chinese geschiedenis. Sommige ontwikkelingen vonden in China eerder of juist later plaats dan in Europa. Dat blijkt ook uit de toepassing van de kenmerkende aspecten: sommige passen in de Chinese geschiedenis beter bij een andere eeuw. Schrijf twee van dergelijke kenmerkende aspecten op en koppel aan elk ervan een beeldbron uit dit hoofdstuk. Leg uit waarom deze bron daarbij past.

opdracht 3 relevantie – vaardigheid

Standplaatsgebondenheid a Een bewering: ‘Niet alleen in 2013, maar ook rondom 1842 en 1966 propageerde de Chinese overheid een droom voor het land.’ Ga in op de bewering door per jaartal aan te geven welke droom dat was en door welke omstandigheden deze droom werd beïnvloed. b Er wordt wel beweerd dat de Chinese Droom is afgeleid van de American Dream. Zoek op wat daaronder wordt verstaan en geef zowel overeenkomsten als verschillen. c Verdiep je, bijvoorbeeld met behulp van online nieuwsberichten, in de actuele situatie in China. Wat moet er volgens jou op politiek, sociaal en economisch gebied veranderen of verbeteren om de Chinese Droom te realiseren? Geef van elk een beargumenteerd voorbeeld. d De Chinese kunstenaar Ai Weiwei heeft gezegd: ‘Er bestaat helemaal geen Chinese Droom. Het is enkel een nachtmerrie. Het is een prachtig luchtkasteel, maar dat staat niet op de grond.’ Leg uit welke kritiek Ai Wei Wei uit op de Chinese overheid en zoek uit hoe het regime van Xi Jinping omgaat met dergelijke kritiek. Onthouden: 1a Begrijpen: 3a Toepassen: 1b, 1c, 2 Analyseren: 3b, 3c, 3d


3.1

China en het modern imperialisme 33 34 36 44

bron 0 bron 4

Kenmerkende aspecten

De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie. De opkomst van emancipatiebewegingen. De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme. Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme (in deze context ook gekoppeld aan tijdvak 8).

Leidende vraag

Waardoor verloor China zijn positie als regionale grootmacht (1842-1911)?

Twee illustraties die op de voorpagina’s van de Franse tijdschriften Le Petit Journal (1899) en Le Petit Parisien (1900) verschenen. Hierop zijn gewelddadige acties van de Boksers te zien.

Boksers Toen Kaatje Dierckx in het najaar van 1899 vanuit Europa naar China vertrok, was ze niet gerust op een goede afloop van haar avontuurlijke reis. Samen met zes andere nonnen waren ze door de katholieke Kerk als missionarissen naar China gestuurd. Maar het was er al enige tijd erg onrustig. Voor Europeanen, en voor christenen in het bijzonder, was het er zelfs levensgevaarlijk. Agressieve rebellen, die Boksers werden genoemd, pleegden regelmatig aanslagen op Europese imperialisten. In de zomer van 1900 pakten ze Kaatje en de andere nonnen op. De Boksers sleurden hen hardhandig door de straten. Op bevel van de plaatselijke gouverneur volgde een onthoofding.

De Bokserrebellen pleegden talloze moorden, vernielden westerse gebouwen en plunderden buitenlandse eigendommen. Pas toen in 1901 een internationale coalitie de Bokseropstand met militair ingrijpen beëindigde, keerde de rust in China voor even terug. De Bokseropstand is een van de vele Chinese reacties op het modern imperialisme. Europa, Japan en de Verenigde Staten breidden hun machtspositie in Azië gedurende de negen­ tiende eeuw steeds verder uit. Vanaf 1842 verminderde daardoor het gezag van de keizer. Ook verloor China zijn positie van regionale grootmacht. Ondanks hervormings­ pogingen door het hof bleek de val van het keizerrijk uiteindelijk onafwendbaar. In deze paragraaf worden de ontwikkelingen behandeld die daartoe hebben geleid.


26

bron 5

3 China (1842-2001)

De Chinese keizers woonden in de Verboden Stad, een ommuurd gebouwencomplex in Beijing. De plattegrond van dit complex, opgezet in een strakke en hiërarchische ordening, sluit aan bij het confucianisme. Links bovenin is de Hal van de Opperste Harmonie te zien. Afbeelding uit de tweede helft van de achttiende eeuw.

De Qing-dynastie Vanaf de zeventiende eeuw werd China geregeerd door keizers van de Qing-dynastie. Deze keizerlijke familie was oorspronkelijk afkomstig uit Mantsjoerije, een gebied in het noordoosten van China. Daarom worden de keizers uit deze familie ook wel de Mantsjoes genoemd. Het keizerlijke gezag was in China gebaseerd op het confucianisme. Volgens deze filosofie en gedragsleer werd de keizer door de Hemel aangewezen. Als Zoon des Hemels regeerde hij over het land. Een groep ambtenaren, mandarijnen genoemd, ondersteunde hem bij die taak. Wie mandarijn wilde worden, moest eerst een ingewikkeld en kostbaar examenprogramma doorlopen. Elk jaar behaalden maar duizend van de honderdduizend kandidaten de eindstreep daarvan. Vanwege dit examenstelsel vormden de mandarijnen een bevoorrechte klasse met veel aanzien. Meer dan negentig procent van de Chinese bevolking was boer en had nauwelijks rechten. Plichten hadden ze wel: ze betaalden het grootste deel van de belasting, produceerden het voedsel en dienden in het leger. De Chinese keizers konden aanvankelijk rekenen op een gezagsgetrouwe bevolking. Volgens het confucianisme moest men eerbied hebben voor de hiërarchische ordening van de samenleving. Van iedereen werd verwacht dat hij een vaste plek in de maatschappij innam en deze ook respecteerde. Als

bron 6

Franse spotprent uit 1898. Het onderschrift bij deze afbeelding luidt: ‘China. De taart van koningen… en keizers.’


27

3.1 China en het modern imperialisme

iedereen dat deed, zou de samenleving harmonieus blijven. Maar ondanks deze gedragsleer verzwakte in de negentiende eeuw de machtspositie van de Qing-dynastie. De keizers kregen te maken met economische en politieke problemen. Door een sterke bevolkingsgroei braken in sommige delen van het keizerrijk hongersnoden uit. Aan het hof heerste corruptie. Bestuursfuncties werden steeds vaker op basis van vriendjespolitiek verdeeld. Veel mandarijnen maakten zich bovendien schuldig aan afpersing en diefstal. Sommigen zagen in deze problemen een teken dat de Qingdynastie haar Mandaat van de Hemel dreigde te verliezen. Naast de interne onrust ontstond bovendien een externe bedreiging voor de keizerlijke macht: het modern imperialisme.

China en het modern imperialisme In de negentiende eeuw kwam onder invloed van de industrialisatie en het nationalisme het modern imperialisme op. Het economisch doel ervan was het verkrijgen van grondstoffen en afzetgebieden. Maar het modern imperialisme draaide ook om het versterken van de machtspolitiek: hoe meer koloniaal gebied, hoe meer status het moederland had. Net als in Afrika en elders in AziĂŤ, probeerden westerse mogendheden in China hun positie te versterken. Dat ging aanvankelijk moeizaam. Het keizerlijk hof beperkte de mogelijkheden voor westerlingen om in China handel te drijven. Alleen de havenstad Kanton was beperkt opengesteld voor Europese handelaren. Maar ruilhandel, of het importeren van westerse producten, was bijna niet mogelijk, want China toonde nauwelijks interesse in de westerse handelswaar. Dat kwam onder meer voort uit een sterk Chinees superioriteitsgevoel, sinocentrisme genoemd: Chinezen zagen de westerlingen als barbaren. Niet voor niets noemden de Chinezen hun land het Rijk van het Midden. Omstreeks 1820 vonden de Britten toch een product waarmee ze de Chinese markt konden betreden: opium. Miljoenen Chinezen werden door deze handel verslaafd gemaakt. De Chinese overheid stelde een opiumverbod in, maar dat had weinig effect. De Britten bleven via Kanton enorme hoeveelheden van deze drugs het land binnen smokkelen. De illegale opiumhandel was voor Groot-BrittanniĂŤ zeer winstgevend, want de Chinezen betaalden met zilver voor de drugs. Door de massale verslaafdheid aan opium raakte de Chinese samenleving totaal ontwricht. In 1839 besloot de keizer daarom in te grijpen. Twintigduizend kisten opium werden in beslag genomen en vernietigd. De Britten reageerden hierop door oorlogsschepen naar de Chinese kust te sturen. De Eerste Opiumoorlog was een feit. Tegen de moderne Britse schepen maakte de traditionele Chinese vloot geen schijn van kans.

Ongelijke Verdragen De Eerste Opiumoorlog eindigde in 1842 met een nederlaag voor China. De Britten stelden een vernietigend vredesverdrag op, waarin de Chinezen verplicht werden een flinke schadevergoeding te betalen. Bovendien moesten vijf Chinese havens volledig worden opengesteld voor Britse handelaren en werd de stad Hongkong een Britse kroonkolonie. Dit Verdrag van Nanking kan worden beschouwd als een van de eerste Ongelijke Verdragen. In deze diplomatieke overeenkomsten, waarvan er in de negentiende eeuw nog vele volgden, werd China steeds tot veel verplicht, terwijl de westerse mogendheden voor zichzelf juist rechten en privileges afdwongen. In navolging van Groot-BrittanniĂŤ probeerden Frankrijk, de Verenigde Staten en Rusland op dezelfde wijze hun invloed in China te vergroten. Rusland zag Mantsjoerije als onderdeel van haar invloedssfeer en legde er een spoorlijn aan die uitkwam in de Russische havenstad Vladivostok. In veel steden in het zuiden en oosten van China, zoals Shanghai, nam de westerse aanwezigheid toe. De Chinese regering verloor steeds meer zeggenschap over haar eigen grondgebied. Voor buitenlanders werd in de verdragen extraterritorialiteit geregeld. De buitenlanders vielen niet langer onder de Chinese wetgeving en rechtspraak, maar konden door eigen rechtbanken op Chinees grondgebied worden berecht. Doordat steeds meer Europeanen, Japanners en Amerikanen zich in de steden vestigden, verloren Chinese handelaren, schippers en ambachtslieden inkomsten. Dat zorgde voor veel onvrede onder de Chinese bevolking. In 1856 brak de Tweede Opiumoorlog uit, nadat China zich probeerde te verzetten tegen nieuwe Britse economische eisen. Ook dit keer werd China verslagen en kreeg wederom een vernederend verdrag opgelegd. Buitenlandse handelaren, missionarissen en zendelingen kregen voortaan in heel China bewegingsvrijheid. Tussen China en Japan verslechterden de betrekkingen eveneens. In 1894 kwam het tot een oorlog tussen beide landen, omdat Japan zijn macht naar Korea probeerde uit te breiden. China beschouwde Korea als haar invloedssfeer en voelde zich door de Japanse expansie bedreigd. De Chinese vloot werd vrijwel direct door de moderne Japanse marine uitgeschakeld. China kon niet anders dan de vredesvoorwaarden accepteren. Japan eiste hoge schadevergoedingen, invloed in Korea en de mogelijkheid om Japanse industrie op Chinees grondgebied te vestigen.

Opstanden Door de Ongelijke Verdragen hadden buitenlandse mogendheden hun machtspositie in China aanzienlijk versterkt. Overheidstaken, zoals rechtspraak en het invoeren van importheffingen, waren door hen overgenomen. De


28

3 China (1842-2001)

Koloniale bezittingen

Invloedgebieden

Brits

Brits

Frans

Frans

Japans

Japans

Russisch

Russisch

RUSLAND

Duits grens Keizerrijk Qing-dynastie

MANTSJOERIJE

MONGOLIË

KOREA

JAPAN

CHINA TIBET

INDIA Kanton Macao

BIRMA

TAIWAN Hongkong

LAOS

SIAM FRANSINDO-CHINA

0

bron 7

500

FILIPIJNEN

1.000 km

Invloedssferen en koloniën van imperialistische mogendheden in China en de buurlanden tussen 1850 en 1910.

macht van de keizer werd daardoor ernstig ondermijnd. Binnenlands verzet tegen het falende centrale gezag nam daardoor toe. Ook protesten tegen de buitenlandse inmenging en beïnvloeding werden talrijker. Tussen 1851 en 1868 werd de Chinese overheid geconfronteerd met twee grote volksopstanden. In het zuiden van China had Hong, een charismatische man die er niet in was geslaagd om mandarijn te worden, grote groepen ontevreden boeren gemobiliseerd. Hong wilde met hen een revolutie ontketenen tegen de keizer. De deelnemers aan deze Taipingopstand lieten zich inspireren door de boodschap van Hong, die elementen uit het christendom, het confucianisme en het nationalisme bevatte. De Taipingrebellen kregen een groot deel van China in handen.

Op hetzelfde moment als de Taipingopstand zorgden overstromingen van de Gele Rivier in het noorden van China voor grote problemen. De overheid deed hier nauwelijks iets aan, waardoor boeren massaal in opstand kwamen. Tijdens deze Nianopstand werden gewapende acties uitgevoerd tegen grootgrondbezitters en tegen ambtenaren die belasting inden. Met moeite werden de Taiping- en Nianopstand neergeslagen. Dat lukte alleen met buitenlandse militaire steun. De opstanden hadden enorme gevolgen: honderden steden waren verwoest en twintig miljoen Chinezen hadden door honger en geweld het leven verloren. De ontevredenheid onder de bevolking en de opmars van de imperialistische


29

3.1 China en het modern imperialisme

mogendheden deed sommige Chinezen beseffen dat moderniseringen noodzakelijk waren. Japan was daarbij een belangrijke bron van inspiratie. In de negentiende eeuw had dit land naar westers voorbeeld succesvolle moderniseringen doorgevoerd, waardoor haar economische positie in Azië behoorlijk was versterkt. In 1861, tijdens de grote volksopstanden, startte in China de Zelfversterkingsbeweging. De aanhangers wilden belangrijke stappen zetten op het gebied van militaire en technische modernisering. Mijnen en nieuwe fabrieken werden geopend, zodat China een eigen wapenindustrie kon opbouwen. De marine werd gemoderniseerd en de aanleg van spoorwegen en telegrafie verbeterden de vervoers- en communicatiemogelijkheden in het land.

Amerikaanse en Duitse soldaten, greep in en versloeg de Boksers. China werd daarop gedwongen een Ongelijk Verdrag te accepteren, waarin de coalitie herstelbetalingen kreeg toegekend. Ook werden de leiders van de Bokserrebellen zwaar bestraft en kregen westerse mogendheden toestemming permanent troepen in China te vestigen.

Bokseropstand De keizer besloot onder invloed van een aantal hervormingsgezinde mandarijnen en de Zelfversterkingsbeweging enkele aspecten van het bestuur te moderniseren. Het keizerrijk zou democratischer bestuurd moeten worden. Ook werden er initiatieven genomen om het onderwijs en het leger te verbeteren. Hoewel velen deze hervormingen toejuichten, waren er ook tegenstanders. Een invloedrijke groep conservatieven waardeerde de moderniseringspogingen niet. Cixi, de keizerin-weduwe, steunde hen. Zij had veel macht doordat zij regelmatig als regentes over China heerste. Ook nu, in 1898, nam ze de macht over van de keizer en draaide de meeste hervormingen direct terug. Dat onder de Chinese bevolking lang niet iedereen de vernieuwingen toejuichte, blijkt ook uit de Bokseropstand, waarover je in de inleiding van de paragraaf las. Eind jaren negentig van de negentiende eeuw ontstond in Noord-China een geheimzinnige rebellenbeweging. De aanhangers, die ervan overtuigd waren bovennatuurlijke krachten te bezitten, noemden zichzelf het Genootschap der Vuisten van de Gerechtvaardigde Eensgezindheid. Anderen noemden hen Boksers, naar de gevechtstechniek van de rebellen, die vooral hun vuisten gebruikten. De Boksers ondernamen gewelddadige acties tegen westerse imperialisten. Volgens hen waren de buitenlanders schuldig aan het economische en sociale verval van de Chinese staat. Overal werden kerken, telegraaflijnen en westerse bezittingen vernield. Daarbij scandeerden zij de leus ‘Steun de Qing, vernietig de vreemdeling’. De Boksers konden rekenen op de steun van keizerin Cixi. Zij moedigde de gewelddadige acties tegen buitenlandse bezittingen en personen aan. Zo probeerde ze de aandacht af te leiden van het falende keizerlijke bewind. In 1900 werd de ambassadewijk van Beijing het doelwit van de Boksers. Zij belegerden dit stadsdeel en vermoordden daarbij een belangrijke Duitse gezant. Een internationale troepenmacht, bestaande uit onder andere Franse, Engelse,

bron 8

Na de Bokseropstand probeerde het Chinese hof de relatie met de westerse mogendheden te verbeteren. Op deze foto uit 1903 houdt de vrouw van de Amerikaanse ambassadeur in Beijing de hand van keizerin Cixi vast.

Revolutie De macht van de Qing-dynastie was door de Bokseropstand verder verzwakt. De steun van Cixi aan de rebellen bleek een verkeerde keuze. De strafmaatregelen die de buitenlandse mogendheden oplegden, de mislukte hervormingspogingen van het hof en de machteloosheid van Cixi brachten de onvrede tot een hoogtepunt. In een poging de keizerlijke positie te versterken, werd alsnog een aantal hervormingen doorgevoerd. Het leger werd gemoderniseerd, het examenstelsel voor mandarijnen werd afgeschaft en er kwamen meer mogelijkheden tot inspraak in het bestuur. Maar ondanks de hervormingspogingen, die in feite te weinig betekenden en te laat kwamen, functioneerde het keizerlijke landsbestuur nauwelijks meer. Cixi overleed in 1910. Keizer Puyi, drie jaar oud, kwam op de troon. Revolutionaire ideeën verspreidden zich in deze instabiele omstandigheden snel. Eind negentiende eeuw was er een nieuwe nationalistische beweging ontstaan onder leiding van Sun Yat-sen. Hij had in het buitenland gestudeerd en was daarbij in aanraking gekomen met politieke opvattingen over democratie. In 1895 had hij een opstand tegen het Chinese keizerlijk gezag geleid, maar deze was mislukt. Sun Yat-sen werd verbannen en verbleef enkele jaren in Europa en in de Verenigde Staten. In 1911 brak in het zuiden van China een muiterij uit in het leger. De onrust breidde zich uit over andere delen van China.


30

3 China (1842-2001)

Generaal Yuan Shikai nam de leiding van deze revolutie op zich. De Qing-dynastie kwam ten val; keizer Puyi trad af en enkele maanden later werd Shikai president van de Republiek China. In deze nieuwe politieke omstandigheden was het ook voor Sun Yat-sen weer mogelijk om terug te keren naar China.

1 2 3 4 5

De achtergrond van de groep die het verzet pleegt Wat de groep wil bereiken Waartegen men zich precies verzet Concrete voorbeelden van het verzet De gevolgen van het verzet voor de maatschappij.

opdracht 2

Gebruik bron 5. Leg uit bij welke opvatting van het confucianisme de architectuur van de Verboden Stad aansluit.

opdracht 3 vaardigheid

Oorzaken, gevolgen Historici wijzen vier oorzaken aan voor het verzwakken van het keizerlijke centrale gezag in de negentiende eeuw. a Noem deze oorzaken en leg steeds uit waarom ze tot verzwakking van het centrale gezag leiden. b Geef aan welke gezien kunnen worden als interne oorzaken en welke als externe oorzaken. c Welke van deze vier oorzaken is volgens jou de belangrijkste? Beargumenteer je keuze.

opdracht 4 vaardigheid

bron 9

Een republikeinse soldaat knipt de vlecht af van een Chinese man. Tijdens de Qing-dynastie was deze haardracht verplicht ingesteld door het keizerlijk hof. Foto uit 1912.

3.1 Opdrachten opdracht 1 relevantie – vaardigheid

Motieven a Leg uit dat het motief van Kaatje Dierckx om naar China af te reizen en de moord door de Bokserrebellen past bij twee verschillende kenmerkende aspecten. b In de negentiende eeuw bestond er in de Chinese samenleving veel verzet tegen de invloed van westerse mogendheden. Ook in andere regio’s en in andere perioden, zowel in het verleden als tegenwoordig, werd en wordt verzet gepleegd tegen westerse invloeden op de maatschappij. Werk in tweetallen. Een van jullie zoekt een historisch voorbeeld dat zich niet afspeelt in het China van de negentiende of de twintigste eeuw (tot 1990). De ander zoekt een actueel voorbeeld op. Dit voorbeeld hoeft niet over China te gaan. Beschrijf van beide voorbeelden:

Oorzaken Gebruik bron 10. a Welk kenmerkend aspect kan gezien worden als oorzaak van de Eerste Opiumoorlog? Leg je antwoord uit. b Welke gebeurtenis is de aanleiding tot de Eerste Opiumoorlog? Leg je antwoord uit. c Toon aan, met een verwijzing naar de bron, waarom de typering ‘Ongelijke Verdragen’ past bij het Verdrag van Nanking.

‘Artikel II. Zijne Majesteit de Keizer van China verklaart dat alle Britse burgers, met hun familieleden, zich voor handelsdoeleinden zonder beperkingen mogen vestigen in de steden Kanton en Shanghai. Artikel III. Zijne Majesteit de Keizer van China schenkt Hare Majesteit de Koningin van Groot-Brittannië en haar opvolgers het eiland Hongkong. Deze stad bestuurd zal worden volgens de wetten en regels van Hare Majesteit de Koningin van Groot-Brittannië. Artikel IV. De Keizer van China verklaart een bedrag van zes miljoen dollar te betalen als schadevergoeding voor de vernietigde opium en de Britse slachtoffers die zijn gevallen. Artikel VIII. De keizer van China verklaart alle Britten vrij te laten die zich op dit moment in gevangenschap bevinden in het Chinese Keizerrijk.’ Uit: Verdrag van Nanking (1842).

bron 10


31

3.1 China en het modern imperialisme

opdracht 5

Gebruik bron 6 en 7. a Benoem de nationaliteiten van de vijf personen die in bron 6 rondom de taart zitten. b Vergelijk bron 6 met bron 7. Geef aan wat de boodschap van de tekenaar was en leg uit, met een verwijzing naar bron 7, of die boodschap historisch juist is. c Onderzoek online welke gebeurtenissen in 1898 de cartoontekenaar wellicht als aanleiding zag voor het maken van de spotprent in bron 6.

‘Vreemde duivels zijn gekomen en hebben met hun leer velen verleid hun katholiek of protestants geloof aan te nemen. Hun kerken passen niet in onze omstandigheden. Telegraaf en spoorwegen werden aangelegd, fabrieken voor geweren en geschut opgericht en aan deze instellingen beleven de vreemde duivels een machtig kwaadaardig plezier. Hetzelfde is het geval met locomotieven en elektrische lampen, die deze vreemde duivels als voortreffelijke uitvindingen beschouwen. Maar China beschouwt hen als barbaren die God moge verdoemen. Mogen er geesten uit de hemel dalen om hen te vernietigen. Vrijwilligers zullen de huizen der vreemdelingen verbranden en de tempels weer oprichten.’

opdracht 6 vaardigheid

Motieven a De Taiping- en Nianopstand, de Zelfversterkingsbeweging en de Bokseropstand passen bij de onvrede die op dat moment in de Chinese samenleving heerste. Leg dat van elk van de vier verschijnselen afzonderlijk uit. b Leg uit dat de mandarijnen zowel een motief hadden om voor de Zelfversterkingsbeweging te zijn, als een motief om er tegen te zijn.

opdracht 7

Gebruik bron 11 en 12. a Leg met drie verwijzingen naar de bron uit bij welke opstand bron 11 past. b Leg met drie verwijzingen naar de bron uit bij welke opstand bron 12 past. c Bij welke beeldbron uit deze paragraaf past bron 11? Leg je antwoord uit. d Bij welke beeldbron uit deze paragraaf past bron 12? Leg je antwoord uit.

‘Chinezen zouden eruit moeten zien als Chinezen, maar de Mantsjoes hebben ons bevolen ons haar rond het hoofd af te scheren en een staart te hebben, waarmee we op dieren lijken. De Mantsjoeduivels hebben al onze mooie Chinese meisjes ingepikt om hun slavinnen en bijvrouwen te zijn. Bij overstromingen en droogtes tonen de Mantsjoes geen enkel medelijden, ze laten de uitgehongerde mensen gewoon rondzwerven tot hun verbleekte beenderen als onkruid opschieten. Bovendien hebben ze in heel China hun hebzuchtige ambtenaren en corrupte dienaren de vrije hand gegeven om het volk het vel over de oren te halen, totdat mannen en vrouwen langs de weg liggen te kermen. In naam van God hierboven zullen we hen wreken die de Hemel bedriegen. Voor China zullen we het gewone volk bevrijden van zijn ellende. We moeten de stank van de Qing-dynastie verjagen opdat we samen het geluk van de hemelse vrede kunnen genieten.’ Uit: Proclamatie van opstandelingen (1852-1853).

bron 11

Uit: Fragment uit een Chinees pamflet (1900).

bron 12

opdracht 8 vaardigheid

Continuïteit en verandering, bruikbaarheid van bronnen Gebruik bron 8. In het bewind van keizerin-weduwe Cixi zie je zowel voorbeelden van continuïteit als van verandering, in vergelijking tot het bewind vóór Cixi. a Ontleen aan de paragraaf informatie die wijst op continuïteit op politiek gebied. b Ontleen aan de paragraaf informatie die wijst op verandering op politiek gebied. c Stel, je wilt onderzoeken of de Bokseropstand van invloed is geweest op het beleid van keizerin-weduwe Cixi na 1901. In hoeverre is bron 8 bruikbaar voor je onderzoek?

opdracht 9 vaardigheid

Oorzaken en gevolgen Geef twee oorzaken van de toenemende onvrede in de Chinese maatschappij omstreeks 1898 en 1911. Geef per oorzaak aan welk gevolg deze kreeg.

opdracht 10 vaardigheid

Bruikbaarheid van bronnen Gebruik bron 4 en 13. Een bewering: ‘De Bokseropstand kan gezien worden als een revolutionaire en nationalistische beweging.’ Geef per bron aan in hoeverre je deze kunt gebruiken om de bewering te onderbouwen. Verwijs steeds naar een element uit de bron.


32

3 China (1842-2001)

opdracht 12 actieve werkvorm – vaardigheid

a

b

c d

Standplaatsgebondenheid, oorzaken, gevolgen Zoek online acht beeldbronnen die betrekking hebben op de Bokseropstand. Het moet gaan om illustraties uit de tijdschriften Le Petit Parisien, Le Petit Journal of Punch. Werk in een tweetal. De ene leerling kiest twee van de acht beeldbronnen en bedenkt waarom de westerse coalitie deze kon gebruiken voor hun propaganda. De andere leerling kiest twee beeldbronnen en bedenkt waarom aanhangers van de Bokserbeweging deze konden gebruiken voor hun propaganda. Doe dit zonder iets op te schrijven en zonder te overleggen. Neem de twee bronnen die je medeleerling heeft geselecteerd. Formuleer per afbeelding een onderschrift dat past bij het standpunt van de westerse coalitie of van de Bokserbeweging. Het onderschrift moet een propagandistisch doel hebben. Lees elkaars onderschriften en geef feedback. Was dit de propagandaboodschap die je zelf had bedacht? Verwerk de beeldbronnen tot een chronologisch opgebouwd beeldverhaal, bijvoorbeeld in een digitale presentatie, waarmee je het verloop van de Bokseropstand illustreert. Bedenk per afbeelding een passende toelichting van maximaal vijf zinnen. Zorg ervoor dat je illustraties opneemt die passen bij de oorzaken, het verloop en de gevolgen van de Bokseropstand.

opdracht 13 samenvatting

bron 13

Afbeelding gemaakt in 1900 door de Chinese ambtenaar en schrijver Tse Tsan-tai. De dieren rondom de kaart, die China bedreigen, stellen de imperialistische mogend­ heden voor. In China staan figuren die de conservatieve en passieve mentaliteit van de Chinese elite voorstellen.

opdracht 11 vaardigheid a b

c d e f

Plaatsen in de tijd Zet de gebeurtenissen op chronologische volgorde. China wordt een republiek. Li Hongzhang, een van de leiders van de Zelfversterkingsbeweging, sticht een aantal militaire academies waar westerse kennis wordt bestudeerd. Yilibu ondertekent namens het Chinese hof na de Eerste Opiumoorlog het Verdrag van Nanking. Sir Claude Maxwell MacDonald voert het bevel over de internationale coalitie tegen de Boksers. De Chinese generaal Song Qing verliest een landveldslag tijdens de Japans-Chinese oorlog. Veel arme Chinezen geven gehoor aan de oproep van Hong Xiuquan om in opstand te komen tegen het keizerlijk gezag van de Mantsjoes.

a

b

c

d

De leidende vraag van deze paragraaf luidt: Waardoor verloor China zijn positie als regionale grootmacht (18421911)? Noteer de vier kenmerkende aspecten die bij deze leidende vraag horen. Leg per kenmerkend aspect uit waarom het past bij China in de negentiende eeuw. Noteer per kenmerkend aspect een passende gebeurtenis of verschijnsel uit de Chinese geschiedenis van de negentiende eeuw. Beantwoord de leidende vraag. Betrek in je antwoord minimaal twee kenmerkende aspecten van deze paragraaf, voorzien van een toelichting. Inventariseer uit deze paragraaf de gebeurtenissen die geleid hebben tot het verminderen van de regionale macht van het Chinese keizerrijk. Maak daarvan een chronologisch overzicht. Geef vervolgens aan of het verliezen van de positie als grootmacht het gevolg is van een specifieke gebeurtenis of juist het resultaat van een langdurige ontwikkeling. Onthouden: 3a, 4b, 6a, 10 Begrijpen: 2, 3b, 4c, 5a, 7a, 7b, 7c, 7d, 9a, 9b,13b Toepassen: 1a, 4a, 5c, 6b, 9c, 11, 12a, 12d, 13a, 13c Analyseren: 1b, 3c, 5b, 8, 12b, 12c, 13d


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.