Feniks vmbo bb katern historisch overzicht bk

Page 1

Historisch Overzicht vanaf 1848 en Staatsinrichting Geschiedenis voor de bovenbouw 3|4 vmb0-bk

Geschiedenis voor de bovenbouw 3|4 vmb0-bk

Historisch Overzicht vanaf 1848 en Staatsinrichting



Historisch Overzicht vanaf 1848 en Staatsinrichting Geschiedenis voor de bovenbouw 3|4 vmbo-bk

Auteurs Eugenia Smit Ronald den Haan Auteursteam Martin Buunk Ronald den Haan Cor van der Heijden Jan-Wolter Smit


Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt. Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl ISBN 978 90 06 62185 3 Tweede herziene druk, eerste oplage, 2016 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2016 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd.

Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk.

Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.


Inhoud

Zo werk je met Feniks  4

1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5

Nederland van 1848 tot 1914  7 Oriëntatie  7 Een nieuwe grondwet  10 De strijd van de arbeiders  18 Kerk en politiek  24 Gelijke rechten voor iedereen?  30 Afsluiting  36 Examentraining  40

5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5

De Koude Oorlog (1945-1989)  131 Oriëntatie  131 Een verdeelde wereld  134 Crises tijdens de Koude Oorlog  140 Internationale samenwerking  146 Nederland in de Koude Oorlog  150 Afsluiting  158 Examentraining  162

2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5

De Eerste Wereldoorlog (1914-1918)  41 Oriëntatie  41 Spanningen in Europa  44 Een gruwelijke oorlog  50 Een nieuw Europa  56 Nederland in de Eerste Wereldoorlog  62 Afsluiting  66 Examentraining  70

6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5

Naar een nieuwe eeuw  163 Oriëntatie  163 Een nieuw Europa?  166 Een nieuwe bedreiging voor de vrede  170 De Europese Unie  176 Nederland na de Koude Oorlog  180 Afsluiting  184 Examentraining  188

3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5

Het interbellum (1919-1939)  71 Oriëntatie  71 Crisis!  74 Een sterke leider  78 Het Duitsland van Hitler  84 Nederland in het interbellum  90 Afsluiting  96 Examentraining  100

4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5

De Tweede Wereldoorlog (1939-1945)  101 Oriëntatie  101 Duitsland begint een nieuwe oorlog  104 De bezetting van Nederland  110 De Holocaust  116 Het einde van de oorlog  122 Afsluiting  126 Examentraining  130

Tijdvakken  189 Onderzoeksopdracht  190 Examentraining  192 Kaartopdracht  196 Hulpmiddelen  198 Leeswijzer tekstbronnen  198 Kijkwijzer spotprenten  198 Stappenplan onderzoek  203 Vaardighedenoverzicht  204 Belangrijke personen  206


4

Zo werk je met Feniks Voor je ligt het Historisch Overzicht vanaf 1848 en Staatsinrichting. Dit zijn de onderwerpen die je voor het centraal schriftelijk eindexamen geschiedenis gaat bestuderen. Achter in dit boek vind je ook een overzicht van de onderwerpen voor het schoolexamen. Voor elk onderwerp heeft Feniks een apart boekje met tekst en opdrachten. Veel plezier met het vak geschiedenis en succes op het examen! De hoofdstukken Een hoofdstuk van Feniks bestaat uit de volgende onderdelen. Oriëntatie In de Oriëntatie vind je de hoofdvraag van het hoofdstuk. Deze vraag kun je aan het eind van het hoofdstuk beantwoorden. Als je de opdrachten van de Oriëntatie maakt en de teksten leest, weet je waarover het hoofdstuk gaat. Paragraaf 1 t/m 4 Elke paragraaf begint met een deelvraag. Deze vraag staat centraal in deze paragraaf. Je maakt opdrachten, je leest en bekijkt teksten, tekstbronnen en beeldbronnen, zodat je aan het eind van de paragraaf de deelvraag kunt beantwoorden. In Wie was …? lees je over de belangrijkste historische personen uit deze periode. De begrippen die je moet leren, staan in de tekst vetgedrukt. Op dezelfde pagina of de pagina ernaast vind je de uitleg van het begrip. Er zijn verschillende soorten opdrachten. Vat samen

helpt je om de deelvraag te beantwoorden en de kern van de paragraaf samen te vatten.

Je oefent: …

gaat over een vaardigheid, iets wat je moet kunnen. Je oefent bijvoorbeeld met het beoordelen van de betrouwbaarheid van een bron. Een uitleg van de vaardigheden vind je achter in dit boek en op www.thiememeulenhoff.nl/feniksvmbo.

Verdieping

betekent dat je iets extra’s over het onderwerp leert.

betekent dat je deze opdracht samen kunt doen.

betekent dat je bij de opdracht de computer nodig hebt, omdat je iets online moet opzoeken of omdat er informatie op www.thiememeulenhoff.nl/feniksvmbo staat.


5

Paragraaf 5 Afsluiting In de Afsluiting vind je alles wat je moet weten op een rij. Met de opdrachten in de Afsluiting kun je de hoofdvraag van dit hoofdstuk beantwoorden. Op de tijdbalk staan de belangrijkste gebeurtenissen uit de periode waarover dit hoofdstuk gaat. Ook de begrippen en de belangrijkste personen staan hier op een rij. Gebruik dit overzicht bij het voorbereiden van een toets of het examen. Examentraining Aan het einde van elk hoofdstuk vind je het onderdeel Examentraining. Met de opdrachten in dit onderdeel kun je oefenen voor het examen. Het zijn echte examenopdrachten die al eens op een examen zijn gebruikt. Met deze opdrachten bereid je je goed voor op het examen. Aanvullende onderdelen Naast de hoofdstukken bevat dit boek nog aanvullende onderdelen. Onderzoeksopdracht In de onderzoeksopdracht leer je over een onderwerp door zelf op onderzoek uit te gaan. Dit doe je aan de hand van een onderzoeksvraag. Door bronnen te onderzoeken kun je aan het eind van de opdracht de onderzoeksvraag beantwoorden. Extra examentraining In elk examen staan ook enkele opdrachten die niet over de periode van ĂŠĂŠn hoofdstuk gaan, maar over het hele Historisch Overzicht, of over een deel ervan. In het onderdeel Examentraining aan het eind van dit boek staat dat soort opdrachten. Kaartopdracht Op je examen moet je aan de kaart van Europa kunnen zien uit welke periode van de twintigste eeuw deze komt. Met deze kaartopdracht oefen je dat. Belangrijke personen Alle belangrijke personen vanaf 1848 die je moet kennen voor je examen staan in het overzicht Belangrijke personen nog eens op een rij. Hulpmiddelen Het onderdeel Hulpmiddelen bevat een leeswijzer waarmee je tekstbronnen kunt beoordelen, een aantal vragen om beeldbronnen te analyseren en een kijkwijzer om spotprenten te analyseren. Vaardighedenoverzicht De vaardigheden die je op je examen moet beheersen, staan hier op een rij met een korte beschrijving.



7

1 Oriëntatie

1

Nederland van 1848 tot 1914

hoofdvraag Hoe werd Nederland na 1848 een democratie?

bron 1

Een demonstratie in 1916. Op de wagen staat: ‘Algemeen vrouwenkiesrecht in de grondwet’.


8

1 Nederland van 1848 tot 1914

Waarover gaat dit hoofdstuk? Ongeveer tweehonderd jaar geleden werd Nederland een koninkrijk. De koning had heel veel macht. Hij regeerde over Nederland zoals hij dacht dat het goed was. Als zijn ministers wat anders zeiden, luisterde hij gewoon niet naar ze. In 1848 veranderde dat, doordat de grondwet werd gewijzigd. De koning kreeg toen minder macht. Een klein deel van de mannen kreeg kiesrecht, dat wil zeggen dat zij mochten meebeslissen over het bestuur van het land.

Later in de negentiende eeuw kregen meer mannen kiesrecht. Pas in 1919 gold het kiesrecht voor álle volwassen mannen en vrouwen. Nederland werd dus steeds democratischer. Maar dat ging niet vanzelf: verschillende groepen mensen moesten hard voor hun kiesrecht strijden. In dit hoofdstuk leer je over die strijd en over de gevolgen daarvan voor Nederland in onze tijd. bron 2

Een stembureau van de gemeente Amsterdam in 1921. In dat jaar konden vrouwen voor het eerst stemmen.

bron 3

In 1972 werd de leeftijd waarop je mag stemmen verlaagd van 23 jaar naar 18 jaar. Dit meisje mag haar moeder ‘helpen’ met stemmen. Foto uit 2014.


9

1 Oriëntatie

1

Lees: Waarover gaat dit hoofdstuk?

a Welke twee grote veranderingen stonden er in de nieuwe grondwet van 1848? 1

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . b Nederland werd dus steeds democratischer. Wat wordt met deze zin bedoeld? n Steeds meer mensen gingen strijden voor kiesrecht. n Steeds meer mensen mochten meebeslissen over het bestuur van ons land. n Steeds meer mensen waren vóór democratie.

2

Lees: Waarover gaat dit hoofdstuk?, en bekijk: bron 1, 2 en 3

b Hadden vrouwen in 1916 kiesrecht, volgens bron 1? Ja / Nee c Vrouwen kregen kiesrecht in het jaar . . . . . . . . . . . . . . De foto van bron 2 is uit het jaar . . . . . . . . . . . . . . Bij deze foto staat dat vrouwen dat jaar voor het eerst konden stemmen. Verklaar het verschil tussen de twee jaartallen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Bekijk: bron 1, 2 en 3

1916 1921 2014

Voor: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Tegen: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

b Wat vind jij: moeten jongeren van zestien jaar kiesrecht hebben? Ja / Nee c Lees bron 4. Zou jij ook een dag op het stembureau willen werken tijdens verkiezingen? Ja / Nee, want . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

d Stel, jij doet mee aan de prijsvraag van bron 4. Wat zou jouw idee zijn? Je mag het overleggen met een klasgenoot. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

bron 4

Wie hebben kiesrecht? Vrouwen

a In het verleden hebben mensen geprobeerd ook jongeren vanaf zestien jaar kiesrecht te geven. Dit ging niet door, omdat de meeste mensen dit geen goed idee vinden. Geef een argument vóór en een argument tegen dit idee.

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Wie hebben kiesrecht? Kruis in het schema de juiste vakjes aan.

Mannen

Het belang van dit onderwerp

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

a Bron 1, 2 en 3 gaan alle drie over . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

3

4

Jongeren vanaf 18 jaar

Kinderen

De gemeente Zwijndrecht zet bij de verkiezingen op 7 maart in elk stembureau jongeren in. Zwijndrecht hoopt hiermee jongeren meer te betrekken bij de verkiezingen. Voor een dag werken op het stembureau krijgen de jongeren 75 euro. Het gaat om vijftig scholieren vanaf 15 jaar. Volgens de gemeente trekt jeugd weer andere jeugd aan in de stembureaus, en kunnen de jongeren kennismaken met de praktijk van democratie. Ook is er een prijsvraag voor jongeren die ideeën hebben over hoe hun leeftijdsgenoten meer bij verkiezingen betrokken kunnen worden. Inmiddels hebben zich ruim 130 scholieren opgegeven voor de goedbetaalde klus op het stembureau. Bron: www.rijnmond.nl


10

1 Nederland van 1848 tot 1914

1.1

Een nieuwe grondwet

deelvraag Welke gevolgen had de grondwet van 1848 voor het bestuur van Nederland?

Revolutiejaar 1848 1848 was een onrustig jaar in Europa. In veel steden kwamen mensen in opstand. Zij wilden meer democratie: mogen meebeslissen over het bestuur van hun land. In Frankrijk zetten de opstandelingen de koning af. Dat land was toen niet langer een monarchie, maar een republiek.

Koning Willem II en Johan Thorbecke Ook het Nederlandse volk had in die tijd nauwelijks invloed op de politiek. Koning Willem II besliste vrijwel alles zelf. Er waren wel ministers, maar zij hadden weinig te vertellen. Een groep rijke burgers vond dit oneerlijk: zij mochten nergens over meepraten, terwijl zij wĂŠl belasting moesten betalen. Deze mensen noemden zich liberalen. Zij wilden dat rijke burgers meer macht kregen en de koning minder. Volgens deze liberalen moest de overheid zorgen voor orde en veiligheid in het land en voor goed onderwijs. Verder moest de overheid zich zo min mogelijk bemoeien met de burgers. Dat zou de meeste vrijheid geven aan mensen, zodat iedereen in zijn leven kon bereiken wat hij wilde. Om dit te regelen, moest de grondwet worden veranderd. Toen er ook in Nederland rellen uitbraken, gaf koning Willem II toe. Hij gaf aan de liberale politicus Johan Thorbecke de opdracht om de grondwet te wijzigen.

Wie was Johan Thorbecke? Johan Thorbecke (1798-1872) ging in 1844 in de politiek. Hij probeerde de koning ervan te overtuigen dat de macht in Nederland anders verdeeld moest worden, maar de koning wilde dat niet. Vier jaar later veranderde Willem II van mening en mocht Thorbecke de grondwet wijzigen. Thorbecke was tot aan zijn dood in 1872 afwisselend minister en lid van de Tweede Kamer.

bron 5

Berlijn in maart 1848.

democratie Manier van besturen waarbij het volk veel invloed heeft op hoe het land bestuurd wordt. grondwet Belangrijkste wet van een land. Hierin staat hoe het land bestuurd wordt en wat de rechten van de burgers van dat land zijn. liberalen Politieke groep die het belangrijk vindt dat ieder mens zo veel mogelijk vrijheid heeft. Daarom moet de overheid zich zo weinig mogelijk met de samenleving en de economie bemoeien. monarchie Land met een koning of keizer. republiek Land zonder een koning of keizer. Een republiek heeft meestal een president als staatshoofd.


11

1.1 Een nieuwe grondwet

1

Dit weet je al

Welke zinnen staan in de grondwet? n Je mag niet door rood licht fietsen. n Je hebt vrijheid van meningsuiting. n Als je te laat op school komt, moet je de volgende dag een uur vroeger komen. n Alle Nederlanders die achttien jaar of ouder zijn, hebben kiesrecht.

2

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

3

1

Bekijk: bron 5 Je oefent: bruikbaarheid van bronnen

Stel, je doet onderzoek naar de gebeurtenissen in Berlijn in 1814. Je ziet bron 5 in een boek. a Welke vragen kun je beantwoorden met bron 5? n Deden er ook buitenlanders mee aan de opstand? n Deden er veel mensen mee aan die opstand? n Was er in 1848 een opstand in Berlijn? n Werd de koning tijdens die opstand afgezet? b Bedenk nog een vraag die je met bron 5 kunt beantwoorden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

c Ruil je boek met dat van een klasgenoot. Beantwoord elkaars vraag bij opdracht b. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

e Schrijf ook een verschil op tussen bron 5 en bron 6. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Lees: Revolutiejaar 1848

a Ons land is een monarchie / republiek. b Geef twee voorbeelden van landen die een republiek zijn. 1

d Vergelijk bron 5 met bron 6. Schrijf twee dingen op die hetzelfde zijn.

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

4

Lees: Koning Willem II en Johan Thorbecke, en: Wie was Johan Thorbecke?

a Nummer de zinnen in de juiste volgorde van tijd.

.............

In Frankrijk wordt de koning afgezet.

.............

Koning Willem II heeft alle macht in handen.

.............

Thorbecke schrijft een nieuwe grondwet.

.............

Koning Willem II schrikt en geeft toe.

.............

Ook in Nederland zijn rellen.

b Waarom wilden de rijke burgers meer invloed op het bestuur hebben? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

c Welke uitspraken zijn van een liberaal in de negentiende eeuw? n Ik heb liever een republiek dan een monarchie. n De overheid moet zich niet bemoeien met mijn bedrijf. n De koning moet meer macht krijgen en de burgers minder. n Burgers moeten meer macht krijgen en de koning minder.

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

bron 6

Rellen in Parijs in 1848.


12

1 Nederland van 1848 tot 1914

De macht van de koning

Klassieke grondrechten

Na 1848 veranderde er veel voor de koning. Nederland bleef een monarchie, maar de koning had veel minder macht dan daarvoor. In de nieuwe grondwet stond dat de ministers verantwoordelijk zijn voor alles wat de koning in het openbaar doet of zegt. Door deze ministeriële verantwoordelijkheid kan de koning niet de schuld krijgen als hij iets verkeerds doet of zegt. Daarom moet in Nederland de koning over alles wat hij in het openbaar wil doen eerst met de ministers overleggen. Ook als hij iets over de politiek wil zeggen, moet hij dat van tevoren met de ministers bespreken.

De belangrijkste regels in onze grondwet zijn de klassieke grondrechten. Al voor de tijd van Thorbecke stonden die in de grondwet. De belangrijkste zijn: • Vrijheid van godsdienst. Je mag geloven wat je wilt. • Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van drukpers. Je mag alles zeggen en schrijven, zolang je niet discrimineert of aanzet tot haat. Thorbecke voegde er nog enkele grondrechten aan toe: • Vrijheid van vereniging en vergadering. Mensen mogen zich organiseren en bij elkaar komen om met elkaar te praten. • Vrijheid van onderwijs. Iedereen mag een school beginnen, als het onderwijs maar goed genoeg is om een diploma te kunnen halen. Iedereen mag ook voor zijn kinderen de school kiezen die hij wil. Grondrechten beschermen je tegen de overheid. Ook de overheid moet zich immers aan de wet houden! Door de grondrechten mag de overheid burgers dus niet discrimineren of een geloof verbieden. Er kan nooit een wet worden aangenomen die in strijd is met de grondrechten. Iedere nieuwe wet moet kloppen met de grondrechten. Daarom zijn de grondrechten de belangrijkste afspraken in ons land.

Wie was Willem II?

Wie was Willem III?

Koning Willem II (1792-1849) wilde het liefst alles alleen beslissen. Maar in 1848 keurde hij de nieuwe grondwet goed waarin de macht van de koning werd beperkt.

klassieke grondrechten Vrijheidsrechten die de burger beschermen tegen de overheid. ministeriële verantwoordelijkheid De ministers zijn verantwoordelijk voor de (politieke) daden en uitspraken van de koning.

Willem II werd opgevolgd door zijn zoon, Willem III (1817-1890). Deze vond de grondwet maar niets. Hij wilde weer zélf alle macht in handen hebben. Maar Willem III kon de grondwet niet meer ongedaan maken.


13

1.1 Een nieuwe grondwet

5

Lees: De macht van de koning Je oefent: continuïteit en verandering

a Na de wijziging van de grondwet in 1848 bleef Nederland een monarchie / republiek. Dit is een voorbeeld van continuïteit / verandering. De macht van de koning werd groter / kleiner. Dit is een voorbeeld van continuïteit / verandering. b Nieuw in de grondwet was de ministeriële verantwoordelijkheid. Wat betekent dat? n De koning is verantwoordelijk voor de ministers. Als de ministers een fout maken, krijgt de koning daarvan de schuld. n De koning mag besluiten wat hij wil. Als dat verkeerd uitpakt, dan zijn de ministers daar verantwoordelijk voor. n Als de koning een politieke uitspraak wil doen, moet hij dat eerst overleggen met de ministers. Zij zijn verantwoordelijk voor de koning. De koning kan niet de schuld krijgen als er iets fout gaat. c Stel dat de koning de volgende uitspraken wil doen. Over welke uitspraken moet hij eerst met de minister overleggen? n Mijn dochter Amalia zit op een school in Den Haag en ze heeft het erg naar haar zin. n De minister van Justitie heeft volgens mij een grote fout gemaakt. n Ik vind de uitkomst van de verkiezingen heel goed, want de partij waar ik op stem, is de grootste geworden. n Veel mensen in Afrika worden ziek doordat ze geen schoon drinkwater hebben. Dat is heel erg. d Op Prinsjesdag leest de koning de troonrede voor. Hierin staan de plannen van de regering voor het komende jaar. De koning schrijft de troonrede niet zelf: dat doen de ministers. Bedenk waarom dit zo is. Doe dat door de zin af te maken: De ministers zijn verantwoordelijk voor wat de koning zegt, en dus.... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

6

Lees: Wie waren Willem II en Willem III?

a Kies steeds de juiste Willem. Vul in: II of III. 1 Willem . . . . . . . . . . . . . was de zoon van Willem . . . . . . . . . . . . .. 2 Willem . . . . . . . . . . . . . was bijna kaal. 3 Willem . . . . . . . . . . . . . had een snor. 4 Willem . . . . . . . . . . . . . vond de grondwet maar niks. 5 Willem . . . . . . . . . . . . . had eerst heel veel macht, en later minder. b Waarom kon Willem III de grondwet niet gewoon afschaffen? Hij was toch koning? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

7

Lees: Klassieke grondrechten

a Waarom zijn de klassieke grondrechten belangrijk? Geef twee redenen. 1

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

b Onderstreep in de tekst de klassieke grondrechten: • met blauw: de grondrechten die vóór 1848 in de grondwet stonden • met rood: de grondrechten die Thorbecke toevoegde.


14

1 Nederland van 1848 tot 1914

Drie machten In Nederland wonen miljoenen mensen. Die kunnen onmogelijk over iedere beslissing gaan stemmen, want dat zou te veel tijd kosten. Daarom kiezen Nederlanders met kiesrecht de mensen die namens hen de beslissingen mogen nemen. Deze volksvertegenwoordigers zitten in het parlement. Nederland is dus een parlementaire democratie. Het parlement bestaat uit de Eerste Kamer en de Tweede Kamer. De macht is in ons land in drieën verdeeld: • Het parlement heeft de wetgevende macht: de macht om wetten te maken en wetten te veranderen. • De regering heeft de uitvoerende macht: de macht om de wetten uit te voeren. • Rechters hebben de rechterlijke macht. Alleen zij mogen mensen straffen die zich niet aan de wet houden. Iemand kan maar bij één macht horen. Je mag bijvoorbeeld niet tegelijk rechter én minister zijn. Door de verdeling van de machten kan nooit één persoon of één groep alle macht in handen krijgen.

Verkiezingen Iedere vier jaar kiezen Nederlanders de leden van de Tweede Kamer. Na de verkiezingen worden de zetels (stoelen in de Tweede Kamer) verdeeld. Haalt een partij twaalf zetels, dan komen er van die partij twaalf mensen in de Tweede Kamer. Nog nooit haalde een politieke partij meer dan de helft van alle zetels. Na de verkiezingen wijzen de leden van

bron 7

de Tweede Kamer iemand aan onder wiens leiding vertegenwoordigers van de partijen met elkaar gaan praten. Als twee of meer partijen samen een meerderheid hebben en zij het met elkaar eens zijn, kunnen zij een coalitie vormen. Deze coalitiepartijen bepalen dan welke mensen in de regering komen. De partijen die niet in de coalitie zitten, zijn samen de oppositie. Er zijn ook verkiezingen voor de gemeenteraad (het bestuur van de gemeente waarin je woont) en voor de Provinciale Staten (het bestuur van de provincie waarin je woont). De leden van de Provinciale Staten kiezen de leden van de Eerste Kamer. We zeggen daarom: de Eerste Kamer wordt indirect gekozen. coalitie De politieke partijen die samen de regering vormen. kiesrecht Het recht om bij verkiezingen je stem uit te brengen. oppositie Politieke partijen die niet tot de coalitie behoren. parlement Eerste en Tweede Kamer samen, ook wel Staten Generaal. Het parlement heeft de wetgevende macht. parlementaire democratie Democratie met gekozen volksvertegenwoordigers. regering De koning en de ministers. De regering heeft de uitvoerende macht.

Het Binnenhof in Den Haag. Hier vergaderen de Eerste Kamer, de Tweede Kamer en de regering. Het ronde torentje links is de werkkamer van de minister-president.


15

1.1 Een nieuwe grondwet

8

9

Lees: Drie machten, en bekijk: bron 7

a Welke drie machten zijn er in ons land? 1

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . b Kies steeds de juiste macht. 1 Een minister heeft . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . macht. 2 De gemeenteraad heeft . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . macht. 3 De Eerste Kamer heeft . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . macht.

Lees: Verkiezingen

Op deze pagina zie je in een schema hoe de politiek in Nederland is ingericht. Bij deze opdracht maak je het schema af. a Er zijn drie verkiezingen waarvoor mensen met kiesrecht mogen stemmen. Schrijf op de juiste plaats: Gemeenteraad – Tweede Kamer – Provinciale Staten. b Hoe heten de Eerste en Tweede Kamer samen? Schrijf het in het juiste vak. c Hoe heten de ministers en de koning samen? Schrijf het in het juiste vak. d Hoe heten de politieke partijen die samen een meerderheid hebben en een regering vormen?

...................................................................................................

4 Het parlement heeft . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . macht. 5 De regering heeft . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . macht. c Bekijk bron 7. Welke twee machten vergaderen op het Binnenhof?

= burger bij stembus

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Schema van het Nederlands politiek stelsel.

Kiezers Kiezers

...............................

...............................

Eerste Kamer (75 zetels)

Kiezers

(150 zetels)

.........................

Koning

Koning

+ Enkele politieke partijen die samen een meerderheid hebben in de Tweede Kamer, bepalen wie in de regering komen

.........................

Ministers Kiezers

Kiezers

Kiezers

Koning

Koning

Koning

Ministers

Ministers

Ministers

Koning

Burgers met kiesrecht

Ministers


16

Het parlement heeft twee taken. Om die taken goed te kunnen uitvoeren, heeft het parlement rechten: taak 1 Het parlement moet wetten maken en goedkeuren. De Tweede Kamer heeft hierbij twee rechten die de Eerste Kamer niet heeft: • Recht van amendement. Leden van de Tweede Kamer mogen een wetsvoorstel van een minister wijzigen of aanvullen. • Recht van initiatief. Leden van de Tweede Kamer mogen een voorstel voor een nieuwe wet doen. taak 2 Het parlement moet de regering controleren. Daarvoor heeft het parlement drie rechten: • Recht van budget. De ministers moeten vertellen waaraan zij het geld van de belastingen besteden. Het parlement moet dit goedkeuren. • Recht van interpellatie. Het parlement mag een minister om informatie vragen. De minister is verplicht die informatie te geven, en hij moet daarbij eerlijk en volledig zijn. • Recht van enquête. Het parlement kan, buiten de minister om, een onderzoek laten doen naar iets.

Stap 1 Een minister of een Tweede Kamerlid doet een wetsvoorstel. Stap 2 De Tweede Kamer stemt over het voorstel.

Voor

Tegen

Stap 3 De Eerste Kamer stemt over het voorstel.

Voor

Tegen

De minister of het Tweede Kamerlid moet het voorstel aanpassen.

Taken van het parlement

1 Nederland van 1848 tot 1914

Stap 4 De nieuwe wet wordt aaangenomen. bron 9

Van wetsvoorstel tot wet.

bron 8

Een vergadering van de Tweede Kamer.


17

1.1 Een nieuwe grondwet

10 Lees: Taken van het parlement, en bekijk: bron 8 a Welke twee taken heeft het parlement? 1

In 1848 werd een nieuwe . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

b Vul het schema in. 1 Schrijf in de eerste kolom de vijf rechten van het parlement. 2 Kruis in de tweede kolom de rechten van de Eerste Kamer aan en in de derde kolom de rechten van de Tweede Kamer. Recht

Eerste Kamer?

Tweede Kamer?

Recht van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

n

n

Recht van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

n

n

Recht van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

n

n

Recht van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

n

n

Recht van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

n

n

11 Lees: Taken van het parlement, en bekijk: bron 9 a Wie mogen een wetsvoorstel doen? 1

12 Vat samen

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

gemaakt door de liberaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Voortaan waren ministers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . voor de politieke daden en uitspraken van de koning. Nederlandse burgers met . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . mogen zelf hun volksvertegenwoordigers kiezen. In de grondwet staan vrijheidsrechten. We noemen deze de . ..................................................................................................

13 Verdieping a De Tweede Kamer heeft . . . . . . . . . . . . . . . . . . . zetels. Kijk in het schema op pagina 15 als je het niet meer weet. b De meerderheid is de helft plus ĂŠĂŠn. In de Tweede Kamer zijn dat dus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . zetels. c Gebruik bron 10. Hebben de politieke partijen PvdA en VVD samen een meerderheid? d Na de verkiezingen van 2012 vormden de PvdA en VVD samen een coalitie. Maar stel dat dat niet was gelukt? Er was dan een coalitie van andere partijen gekozen. Bijvoorbeeld een coalitie van PvdA + SP + D66 + CDA. Die coalitie had dan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . zetels. e Bedenk nog een mogelijke coalitie. Schrijf je berekening erbij. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

b Wie mogen over het wetsvoorstel stemmen? 1

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

.

50+ (2)

GL (4) PvdD (2)

c Wie mag een wetsvoorstel veranderen?

D66 (12)

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

PvdA (38)

SP (15)

bron 10

VVD (41) CDA (13)

CU (5) SGP (3) PVV (15)


Historisch Overzicht vanaf 1848 en Staatsinrichting Geschiedenis voor de bovenbouw 3|4 vmb0-bk

Geschiedenis voor de bovenbouw 3|4 vmb0-bk

Historisch Overzicht vanaf 1848 en Staatsinrichting


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.