Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland Geschiedenis voor de bovenbouw 3|4 vmb0-kgt
Geschiedenis voor de bovenbouw 3|4 vmb0-bkgt
Geschiedenis voor de bovenbouw Themakatern 3|4 vmbo-bkgt
Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland
Auteur Martin Buunk Auteursteam Martin Buunk Ronald den Haan Cor van der Heijden Jan-Wolter Smit Eindredactie Juul Lelieveld
Inhoud Beeldresearch: Daliz, ’s Gravenhage Technisch tekenwerk en cartografie: EMK, Deventer Ontwerp: DATBureau, Amsterdam Omslag: Spaarnestad Photo Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff is dé educatieve mediaspecialist en levert educatieve oplossingen voor het Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Middelbaar Beroepsonderwijs en Hoger Onderwijs. Deze oplossingen worden ontwikkeld in nauwe samenwerking met de onderwijsmarkt en dragen bij aan verbeterde leeropbrengsten en individuele talentontwikkeling. ThiemeMeulenhoff haalt het beste uit élke leerling. Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze educatieve oplossingen: www.thiememeulenhoff.nl of via de Klantenservice 033 448 3600 ISBN 978 90 06 62186 0 Tweede herziene druk, eerste oplage, 2016
Zo werk je met Feniks 3 Oriëntatie 4 1 Arm in de negentiende eeuw 7 2 Crisis, ellende en schaamte 15 3 Nooit meer armoede! 23 4 De toekomst van de verzorgingsstaat 37 5 De verzorgingsstaat vroeger en nu 37 6 Afsluiting 41 Examentraining 46
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2016 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Illustratieverantwoording Nationaal Archief, Collectie Spaarnestad, Het Leven, Fotograaf onbekend, Den Haag: p. 4, p. 8 (6); Nationaal Archief, Collectie Spaarnestad, Kees Hofker, Den Haag: p. 5 (2), p. 7 (5); Bas Czerwinski, ANP, Rijswijk: p. 5 (3); Spaarnestad Photo / Hollandse Hoogte: p. 7 (4); Collectie Spaarnestad Photo, Het Leven, Argus, Den Haag: p. 8 (8); IISG, Albert Hahn, Amsterdam: p. 9, p. 14, p. 16 (22); IISG, Amsterdam: p. 10, p. 17 (21), p. 37 (46); Stichting Zuiderzee Museum, Enkhuizen: p. 12, p. 16; Nationaal Archief, Collectie Spaarnestad, A. Hakeboom, Den Haag: p. 15; Nationaal Archief, Spaarnestad Photo, Den Haag: p. 18; p. 25 (30), p. 38 (49); Atlas van Stolk, Rotterdam: p. 22; Nationaal Archief, Collectie Spaarnestad, Jan van Eyk, Den Haag: p. 23; Remco de Waal, ANP, Rijswijk: p. 25 (31); Rijksoverheid, Den Haag: p. 25 (32); Letterkundig Museum, IISG, Amsterdam: p. 27; Jos Collignon, Utrecht: p. 29; Spaarnestad: p. 24; Roger Dohmen Fotografie,
Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd.
Hollandse Hoogte, Den Haag: p. 30 (38); ANP foto, fotograaf Lex van
het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw
fotograaf Ed Oudenaarden: p. 37 (47); Stadsarchief Amsterdam: p. 38
Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
Lieshout: p. 31; Nationaal Archief, www.wikipedia.nl (Lubbers); ANP , (48); Marcel van den Bergh, Hollandse Hoogte, Den Haag: p. 38 (49); Wikimedia Commons: p. 46.
3
Zo werk je met Feniks
Zo werk je met Feniks Voor je ligt het themakatern Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland. Dit is een van de onderwerpen die je voor het schoolexamen geschiedenis gaat bestuderen. Veel plezier met het vak geschiedenis en succes op het examen! Oriëntatie In de Oriëntatie vind je de hoofdvraag van dit katern. Deze vraag kun je aan het eind van het katern beantwoorden. Als je de opdrachten van de Oriëntatie maakt en de teksten leest, weet je waarover dit katern gaat. Op de tijdbalk zie je de tijdvakken waarin dit onderwerp zich afspeelt. Hoofdstuk 1 t/m 4 Elk hoofdstuk begint met een deelvraag. Deze vraag staat centraal in dit hoofdstuk. Je maakt opdrachten, je leest en bekijkt teksten, tekstbronnen en beeldbronnen, zodat je aan het eind van het hoofdstuk de deelvraag kunt beantwoorden. In Wie was …? lees je over belangrijke historische personen uit deze periode. De begrippen die je moet leren, staan in de tekst vetgedrukt. Op dezelfde pagina of de pagina ernaast vind je de uitleg van het begrip. Er zijn verschillende soorten opdrachten. Vat samen helpt je om de deelvraag te beantwoorden en de kern van het hoofdstuk samen te vatten. Je oefent: … gaat over een vaardigheid, iets wat je moet kunnen. Je oefent bijvoorbeeld met het beoordelen van de betrouwbaarheid van een bron. Een uitleg van de vaardigheden vind je achter in het Historisch Overzicht vanaf 1848 en Staatsinrichting en op www.thiememeulenhoff.nl/feniksvmbo. Verdieping betekent dat je iets extra’s over het onderwerp leert. Havo- opdracht deze opdracht is voor jou als je erover denkt om naar de havo te gaan of als je graag een moeilijker opdracht wilt proberen. Deze opdracht laat je alvast kennismaken met het soort vragen dat je op de havo bij het vak geschiedenis krijgt. Probeer het maar eens! betekent dat je deze opdracht samen kunt doen. betekent dat je bij de opdracht de computer nodig hebt, omdat je iets online moet opzoeken of omdat er informatie staat op www.thiememeulenhoff.nl/feniksvmbo.
Hoofdstuk 5 In dit hoofdstuk leer je over een onderwerp door zelf onderzoek te doen. Het hoofdstuk begint met een onderzoeksvraag. Aan het eind van het hoofdstuk heb je deze vraag beantwoord. Afsluiting In de Afsluiting vind je alles wat je moet weten op een rij. Met de opdrachten in de Afsluiting kun je de hoofdvraag van dit katern beantwoorden. Op de tijdbalk staan de belangrijkste gebeurtenissen uit de periode en van het onderwerp waarover dit katern gaat. Ook de begrippen en de belangrijkste personen staan hier op een rij. Gebruik dit overzicht bij het voorbereiden van een toets of het examen. Examentraining Met deze opdrachten kun je oefenen voor het examen. Het zijn examenopdrachten die al eens op een examen zijn gebruikt of opdrachten die net zo zijn geschreven als examenopdrachten. In de kantlijn staat hoeveel punten je op een examen krijgt voor een vraag. Dus je kunt zien hoe goed je voorbereid bent op het examen. Kijkwijzer en vaardighedenoverzicht Op www.thiememeulenhoff.nl/feniksvmbo staan allerlei hulpmiddelen. Je vindt er bijvoorbeeld het vaardighedenoverzicht. Ook vind je hier de Kijkwijzer spotprenten. Je leert hiermee in stapjes een cartoon of spotprent te analyseren.
4
Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland
Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland hoofdvraag Hoe heeft de verzorgingsstaat in Nederland zich ontwikkeld?
bron 1
Deze vrouw en twee kinderen staan in de rij voor voedsel. Door de Eerste Wereldoorlog stegen de voedselprijzen enorm. Veel mensen hadden niet genoeg geld om eten te kopen. In verschillende steden werden daarom gaarkeukens opgericht. In deze Rotterdamse gaarkeuken konden mensen voor een dubbeltje warm eten krijgen. Foto uit 1917. 3000 v. Chr.
1
v. Chr.
500
n. Chr.
5
OriĂŤntatie
Waarover gaat dit katern? Je baan kwijtraken, gehandicapt worden: dat kan iedereen overkomen. Maar aan het eind van de negentiende eeuw was dat een grote ramp. Want hoe kwam je dan aan geld om eten te kopen? Hoe moest je de huur van je woning betalen? Als je geluk had, konden je partner en je kinderen werken. Dan had je toch nog een beetje geld. Maar de meeste mensen zonder baan moesten om geld bedelen bij kerken of rijke burgers. Hulp van de overheid kreeg je alleen in uiterste nood. De regering vond namelijk dat iedereen voor zichzelf moest zorgen. Nu is dit anders. Als je niet voor jezelf kunt zorgen, krijg je een uitkering. Daardoor hoef je geen honger te lijden en kun je je woning blijven betalen. Nederland is een verzorgingsstaat: een staat waarin elke burger recht heeft op een minimuminkomen. In dit katern leer je hoe Nederland een verzorgingsstaat is geworden. Je ontdekt ook welke voordelen en welke nadelen een verzorgingsstaat heeft.
bron 3
bron 2
Ook nu zijn er in Nederland mensen met grote financiĂŤle problemen, bijvoorbeeld door schulden. Ze hebben niet genoeg geld voor eten. Een groep burgers richtte daarom de Voedselbank op. Hier kunnen de allerarmste mensen een gratis voedselpakket krijgen. Op de foto zie je een voedselbank in de Amsterdamse wijk De Baarsjes. Foto uit 2014.
In de jaren dertig ging het wereldwijd erg slecht met de economie. Ook in Nederland was het crisis. Veel mensen verloren hun baan. Ze kregen van de overheid een kleine steunuitkering. Om te voorkomen dat mensen onterecht een uitkering kregen, werd er streng gecontroleerd. Werklozen moesten twee keer per dag lang in de rij staan om een stempel te halen. Zo konden zij niet stiekem gaan werken. Foto uit 1931.
1000
1500
1600
1700
1800
1900 1950 2000
6
Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland
Opdrachten 1
Dit weet je al
2
Bekijk: bron 1 en 2
a Er kunnen dingen gebeuren in je leven waardoor je (tijdelijk) niet meer voor je eigen inkomen kunt zorgen. Bedenk drie voorbeelden. b Als je niet voor je eigen inkomen kunt zorgen, word je ondersteund door de overheid. Hoe? a Is bron 1 een goed voorbeeld van armoede in Nederland? Waarom wel of niet? b Vergelijk bron 1 en 2. Noem een verschil en een overeenkomst tussen de gaarkeuken op bron 1 en de voedselbank op bron 2. Doe het zo: Een overeenkomst tussen de gaarkeuken en de voedselbank is ... Een verschil tussen de gaarkeuken en de voedselbank is …
3
Bekijk: bron 3
a Waarom moeten deze mensen stempelen? b Hoe kun je zien dat de werkloosheid in de jaren dertig van de vorige eeuw groot was? Gebruik één bronelement in je antwoord. c Veel werklozen vonden het verschrikkelijk om te moeten stempelen. Bedenk twee redenen. d Tegenwoordig kun je ook een uitkering krijgen. Maar er zijn grote verschillen met de jaren dertig. Noem ten minste één verschil.
4
Lees: Waarover gaat dit katern?
a Vroeger waren de gezinnen veel groter. Wat was daarvan een voordeel? b Wat was daarvan een nadeel? 5 Lees: Waarover gaat dit katern?, en bekijk: bron 3
a Wat is een verzorgingsstaat? b Vind je dat er bij bron 3 sprake is van een verzorgingsstaat? Leg je antwoord uit. Doe het zo: Ik vind dat er wel / niet sprake is van een verzorgingsstaat, omdat ... (leg je antwoord uit). c Stelling: Door de verzorgingsstaat hoeft niemand meer in armoede te leven. Klopt deze stelling? Waarom wel of niet?
6
Bekijk: de tijdbalk en de rest van dit katern
7
Het belang van dit onderwerp
a Teken een tijdbalk van 1800 tot 2000. Zet bij elke 50 jaar een streepje. b Zet de namen van de tijdvakken uit dit katern op de juiste plaats bij de tijdbalk. c Er worden in dit katern verschillende periodes uit de Nederlandse geschiedenis genoemd. Blader door het katern en zet de volgende periodes met bijbehorende jaartallen bij de tijdbalk. • Tweede Wereldoorlog • de tijd van de sociale kwestie (hoofdstuk 1) • economische crisis (hoofdstuk 2) • opbouw en uitbouw verzorgingsstaat (hoofdstuk 3) • wederopbouw (hoofdstuk 3) a De overheid betaalt mee aan de opvoeding van kinderen tot 18 jaar. Jouw ouders krijgen voor jou dus ook een vergoeding. Hoe noem je deze vergoeding? b Waarom doet de overheid dit? Onthouden: 1b, 3a, 5a, 6a, 6b, 6c Begrijpen: 2b, 7a, 7b Toepassen: 1a, 3c, 3d, 4a, 4b, 5b, 5c Analyseren: 2a, 3b
7
1 Arm in de negentiende eeuw
1
Arm in de negentiende eeuw
deelvraag Hoe was de zorg voor armen, zieken en werklozen geregeld tot 1930?
Leven van de liefdadigheid
Gevaarlijk en zwaar werk
Als je rond 1850 door een ziekte of door werkloosheid geen geld kon verdienen, had je een groot probleem. Als je geluk had, kon je familie je helpen. Zo niet, dan was je afhankelijk van de hulp van bijvoorbeeld kerken of rijke burgers. Deze liefdadigheid bestond uit voedsel, brandstof en kleding. Je kreeg die hulp alleen als de liefdadigheidsinstellingen vonden dat je daar recht op had. Er kwam iemand bij je thuis om te controleren of je wel arm genoeg was. Ook moest je je netjes gedragen. Dat wil zeggen dat je niet dronken mocht worden, niet mocht samenwonen en dat je dankbaar moest zijn voor de hulp. Kerkelijke liefdadigheidsinstellingen wilden bovendien dat je regelmatig naar de kerk ging. Sommige steden hadden ook een armenfonds. Maar steden waren niet verplicht om zo’n fonds te hebben, en er zat vaak maar weinig geld in dit fonds. In 1854 nam het parlement de Armenwet aan. In die wet stond dat liefdadigheidsinstellingen voor de armen moesten zorgen. Alleen in uiterste nood moesten gemeenten meehelpen. Maar in de jaren erna nam de armoede in Nederland toe. Daardoor konden de liefdadigheidsinstellingen niet meer alle armen helpen. Gemeenten kregen dus een steeds grotere rol in het bestrijden van armoede, terwijl dit juist niet de bedoeling was van de Armenwet.
In de tweede helft van de negentiende eeuw was de armoede op het platteland groot. Tegelijkertijd kwamen er na 1870 in veel Nederlandse steden fabrieken: de industrialisatie kwam op gang. Veel mensen trokken naar de stad om in de fabrieken te gaan werken. Ze hoopten op een beter leven, maar daar kwam vaak niets van terecht. Het werk in de fabrieken was zwaar, gevaarlijk en eentonig. Regels over arbeidstijden, veiligheid en de hoogte van lonen waren er niet. De arbeiders maakten werkdagen van soms wel 14 uur en ze kregen een laag loon. Vaak werkten ze met machines die onveilig waren. Er gebeurden veel ernstige ongelukken in de fabrieken, vooral omdat de arbeiders oververmoeid waren. Vrouwen en kinderen werkten ook in de fabriek. Het loon van de man was meestal niet genoeg om de huur en het eten voor het gezin te betalen.
bron 5
bron 4
Een journalist heeft tien dagen als een arme bedelaar in Amsterdam rondgelopen. Hij beschreef in de krant wat hem allemaal overkwam. Foto uit 1916.
Tot ver in de twintigste eeuw bestond op het platteland enorme armoede, vooral in het oosten en noorden van Nederland. Veel woningen van kleine boeren en landarbeiders in Drenthe en Twente kon je nauwelijks een huis noemen: het was vaak niet meer dan een hut van planken en plaggen. Foto uit 1936.
industrialisatie Overgang van het maken van producten met de hand naar het maken van producten met machines. Er komen fabrieken en veel mensen die tot die tijd in de landbouw werkten, worden fabrieksarbeider. liefdadigheid Hulp aan armen van kerken en rijke burgers, niet van de overheid.
8
Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland
bron 6
Kinderen, zwart van het kolenstof, in de Staatsmijn van Heerlen. Foto uit 1917.
bron 8
bron 7
Een man over zijn tijd in een glasblazerij in Maastricht: ‘Ik was tien jaar toen ik voor het eerst naar de fabriek ging. Ik ging er ’s nachts om half twaalf heen en dan kwam ik ’s morgens om half twaalf naar huis, helemaal zwart, terwijl ik bijna niet kon staan van vermoeidheid (…). De arbeiders moesten de gloeiende ovens in, om de cassetten met glas eruit te halen. Deze cassetten waren zo heet dat ze niet in de hand waren te houden. Ik zag hoe mensen, als zij uit die ovens kwamen, ellendig gingen zitten.’ Naar: Parlementaire enquête naar de arbeidsomstandigheden in fabrieken. Verhoor van M. Evenaerts, voormalig fabrieksarbeider uit Maastricht, 1887.
Wonen in een krot Doordat veel mensen naar de steden verhuisden, moest er veel woonruimte bij komen. De nieuwe arbeiderswoningen werden snel en goedkoop gebouwd. De kwaliteit van deze woningen was erg slecht: de huizen stonden dicht op elkaar en dicht bij de fabrieken. Ze waren gehorig, donker en klein. Vaak woonde een grote familie in één kamer. De arbeiderswoningen hadden bovendien vaak geen riolering, elektriciteit en waterleiding. Door de onhygiënische omstandigheden in de steden braken er vaak besmettelijke ziekten uit, zoals cholera. Arbeiders werden snel ziek, als gevolg van slechte voeding en zwaar en ongezond werk. Als een arbeider ziek was, kreeg hij geen loon, en was er dus nog minder eten. Ook geld voor een dokter of medicijnen was er vaak niet.
Een kelderwoning in Amsterdam. In deze kamer woonden een vader, een moeder en zes kinderen. Foto uit 1914.
bron 9
Een arbeiderskind vertelt: ‘In een vochtig, vettig slop in Amsterdam bewoonden wij met z’n allen een vertrek. Het was een kamer waar de zon nooit doordrong. ’s Winters was het er koud en nat, ’s zomers werden we ziek van de klamme hitte. Er was alleen een bedstee, die met planken in een boven- en onderhelft was verdeeld. Vader en moeder sliepen beneden, een paar kinderen bovenin, en de andere kinderen op de grond waar ’s avonds een strozak werd gelegd. In een hoek stond een ton die als toilet diende, in de andere hoek stonden de vuile luiers en verder alle rommel die je in een huishouden kon verwachten. De rook van vaders pijp en de stank van tien arme mensen zorgden ervoor dat je in de kamer aan één stuk door naar lucht zat te happen.’ Naar: Neel Doff, Dagen van honger en ellende, 1915.
Ontevredenheid en protest De meeste arbeiders protesteerden niet tegen hun lage loon en de verschrikkelijke werkomstandigheden in de fabrieken, want protesteren was gevaarlijk. Je kon ontslagen worden en dan had je helemaal geen geld meer om van te leven. Toch kwamen aan het eind van de negentiende eeuw steeds meer arbeiders in verzet. Zij richtten vakbonden op om samen hun doel te bereiken: hogere lonen en betere werkomstandigheden. Om dit te bereiken organiseerden de vakbonden demonstraties en stakingen.
9
1 Arm in de negentiende eeuw
Door de groei van de arbeiderswijken in de steden zagen steeds meer mensen in welke armoede de arbeiders leefden. Ook de rijken zagen dat er iets moest gebeuren. De besmettelijke ziektes in deze wijken waren ook voor hen een bedreiging. De vraag wat er aan de slechte leefen werkomstandigheden van arbeiders gedaan moest worden, heet de sociale kwestie.
bron 10
Een groot deel van het spoorwegpersoneel legde in 1903 het werk neer. Zij eisten het recht om te staken en om zich bij een vakbond aan te sluiten. Het treinverkeer in Amsterdam en omgeving lag stil. De socialistische tekenaar Albert Hahn maakte over de spoorwegstaking deze spotprent.
Aanpak van de armoede In de politiek ontstond een discussie over de sociale kwestie. Er zaten verschillende groepen in het parlement die allemaal een andere mening hadden. • De liberalen zaten al sinds 1848 in de regering en bepaalden dus het beleid. De conservatief-liberalen waren voorstander van een nachtwakersstaat: een staat waarin de overheid alleen zorgt voor de orde en de veiligheid, en zich verder niet bemoeit met de economie. Wanneer je ondernemers de vrijheid geeft, kunnen zij hoge winsten maken, vonden de
conservatief-liberalen. Dat was goed voor iedereen, ook voor de arbeiders. Het betalen van uitkeringen aan werknemers die ziek, oud of werkloos zijn en het zorgen voor voldoende goede woningen zou de overheid te veel geld kosten. Bovendien zou dit de arbeiders lui maken. Ze zouden niet meer aangemoedigd worden om zelf iets aan hun slechte positie te doen. • De jong-liberalen vonden wel dat de overheid iets moest doen tegen de armoede. Zij wilden wetten maken om de arbeiders te beschermen tegen uitbuiting door fabrikanten. Deze groep kreeg onder de liberalen steeds meer invloed. • Confessionelen zijn mensen die het geloof als uitgangspunt nemen voor hun politieke ideeën. Twee groepen confessionelen waren de protestanten en de katholieken. Zij waren het erover eens dat de ongelijkheid tussen mensen door God is gewild. Aan die ongelijkheid hoefde dus niets te veranderen. De zwakken moesten alleen wel beschermd worden tegen uitbuiting door de rijken. Goede christenen hoorden elkaar te helpen en alleen in geval van nood moest de overheid ingrijpen. Confessionelen vonden het dus vooral de taak van werkgevers en werknemers om samen de problemen op te lossen.
confessionelen Mensen of groepen mensen die hun ideeën over politiek, onderwijs, enzovoort baseren op hun godsdienst. conservatief-liberalen Groep liberalen aan het eind van de negentiende eeuw die vindt dat er geen sociale wetgeving moet komen. jong-liberalen Groep liberalen aan het eind van de negentiende eeuw die vindt dat er sociale wetgeving moet komen. liberalen Politieke groep die vindt dat ieder mens zo veel mogelijk vrijheid moet hebben. De overheid moet zich daarom zo weinig mogelijk met de samenleving en economie bemoeien. nachtwakersstaat Staat waarin de overheid zich niet bemoeit met de economie. De overheid zorgt alleen voor orde en veiligheid. vakbond Organisatie die opkomt voor de belangen van werknemers.
10
• Er was ook een groep in het parlement die speciaal voor de belangen van de arbeiders opkwam. Dit waren de sociaaldemocraten. Zij vonden dat de overheid er alles aan moest doen om de arbeiders te beschermen. Zij zetten zich in voor hogere lonen, betere arbeidsomstandigheden, een uitkering bij ziekte, en voor pensioenen. Bovendien mocht een arbeidsdag niet langer duren dan acht uur. Om dit te bereiken, moest er algemeen kiesrecht komen. Alleen dan konden de arbeiders meebeslissen over de invoering van sociale wetten. Aan het begin van de twintigste eeuw werden er enkele wetten aangenomen waardoor de arbeiders het een beetje beter kregen. Zo kwam er de Ongevallenwet, die een kleine uitkering regelde voor arbeiders die tijdens het werk een ongeluk kregen. In de Woningwet werd vastgelegd aan welke minimale eisen een woning moest voldoen. De Leerplichtwet verplichtte kinderen tussen de zes en twaalf jaar om naar school te gaan.
Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland
bron 12
Art. 1 Het is verboden kinderen beneden twaalf jaren in dienst te nemen of in dienst te hebben. Art. 2 Het verbod van art. 1 is niet toepasselijk op huiselijke en personele diensten en op veldarbeid. (…) Art. 4 Overtreding van art. 1 wordt gestraft met een geldboete van 3 tot 25 gulden en gevangenisstraf van 1 tot 3 dagen. Bij herhaling van overtreding wordt altijd gevangenisstraf toegepast. Naar: het Kinderwetje van Van Houten, 1874.
algemeen kiesrecht Recht van alle burgers (vanaf een bepaalde leeftijd) om bij verkiezingen te stemmen. sociaaldemocraten Politieke stroming die het verschil tussen arm en rijk wil verkleinen door sociale wetten.
bron 11
Om mee te kunnen praten over de sociale kwestie moesten de arbeiders kiesrecht krijgen. De sociaaldemocraten en sommige confessionelen zetten zich in voor algemeen kiesrecht. Uiteindelijk zou in 1917 het algemeen kiesrecht voor mannen worden ingevoerd. Twee jaar later, in 1919, kregen ook vrouwen algemeen kiesrecht. Affiche uit 1911.
11
1 Arm in de negentiende eeuw
1 1 a b
Opdrachten Dit weet je al
In welk land begon de Industriële Revolutie? A Frankrijk B Amerika C Engeland D Nederland Welke gevolgen had de Industriële Revolutie voor de woon- en werkomstandigheden van de mensen?
2
Lees: Leven van de liefdadigheid
a Stel: jij leeft in 1850 en je hebt hulp nodig. Wie moest je het eerst om hulp vragen? Zet de manieren om hulp te krijgen in de goede volgorde. 1 armenfonds van de gemeente 2 familie 3 liefdadigheidsinstellingen b Mensen die hulp nodig hadden van een liefdadigheidsinstelling kregen dit niet zomaar. Je moest aan bepaalde voorwaarden voldoen. Noem er drie. c Gemeenten verleenden nauwelijks hulp aan armen. Noem twee oorzaken van deze beperkte hulp.
3
Bekijk: bron 4 Je oefent: verandering en continuïteit
a In het begin van de twintigste eeuw waren er veel bedelaars in Amsterdam. Hoe kun je dat opmaken uit de foto? Tip: Wie is dit? Wat is zijn werk? b Als dit een echte bedelaar was, is bron 4 dan een voorbeeld van liefdadigheid? Leg je antwoord uit.s bron 4 een voorbeeld van liefdadigheid? Leg je antwoord uit. c Veel armen klopten bij kerken aan voor hulp. Bedenk op welke manier kerken aan het geld kwamen voor liefdadigheid. d Zoek via internet op welke manier kerken zich tegenwoordig inzetten voor de armen. e Is er sprake van verandering of continuïteit in de rol van de kerken bij het bestrijden van armoede? Leg je antwoord uit.
4 a b
Lees: bron 13 Je oefent: een mening vormen
Wat vond minister Thorbecke van liefdadigheid? Ben jij het met minister Thorbecke eens? Doe het zo: Ik ben het eens / oneens met minister Thorbecke, omdat ... (leg je antwoord uit).
bron 13
Minister Thorbecke over de armenzorg (rond 1850): ‘De armenzorg zou moeten bestaan uit kleine giften, maar het versterkt alleen maar de luiheid van de armen en de armoede wordt ermee vergroot.’
5
Lees: Leven van de liefdadigheid Je oefent: verandering en continuïteit
6
Lees: Gevaarlijk en zwaar werk, en bekijk: bron 5
7
Bekijk: bron 6
a Leg uit welk gevolg de groeiende armoede in de tweede helft van de negentiende eeuw had voor de liefdadigheidsinstellingen. b Welke rol hadden de gemeenten bij de uitvoering van de Armenwet? c Leg uit dat de Armenwet zowel verandering als continuïteit betekende. Doe het zo: De Armenwet was verandering, omdat ... De Armenwet was continuïteit, omdat ... a Wat zijn plaggen? Zoek je antwoord via internet. b Waarom gebruikten veel kleine boeren en landarbeiders in Drenthe en Twente plaggen om hun huis mee te bouwen? c De mensen op de foto hadden zelf geen geld om een foto te laten maken. Bedenk wie deze foto gemaakt kan hebben en wat het doel van de foto geweest kan zijn. Deze opdracht doe je met z’n tweeën. Neem het schema over. Overleg samen over de antwoorden in de kolom ‘nu’. Als jullie iets niet weten, kun je het opzoeken. Arbeidsom standigheden in Nederland Arbeidstijden Veiligheid Kinderarbeid Loon vrouwen en kinderen
Eind negentiende eeuw
Nu
12
0 8
Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland
Lees: bron 7
a In de negentiende eeuw waren er nog bijna geen regels over werktijden en werkomstandigheden. Noem twee voorbeelden uit de bron waardoor je dit weet. b Aan het einde van de negentiende eeuw werd er onderzoek gedaan naar de woon- en werkomstandigheden van fabrieksarbeiders. Veel ondervraagde arbeiders vertelden de onderzoekers dat de situatie wel meeviel. Hoe zou dit komen, denk je? c Hoe komt het dat meneer Evenaerts (bron 7) wel eerlijk is over de werkomstandigheden in de fabriek?
9
Lees: Wonen in een krot, en: bron 14
a Wat wordt er in bron 14 bedoeld met ‘openbare wateren’? b In 1866 brak een cholera-epidemie uit in Amsterdam, die aan ongeveer 22.000 mensen het leven kostte (een tiende van de bevolking). Zoek via internet informatie over de ziekte cholera en geef een korte omschrijving van deze ziekte. c Leg uit hoe deze ziekte zoveel slachtoffers kon maken. Gebruik hiervoor de tekst ‘Wonen in een krot’ en bron 14.
bron 15
bron 14
Uit een gezondheidsrapport uit 1902: ‘De gewoonte om de openbare wateren te gebruiken als drinkwater, als badwater, als spoelwater voor groenten en vruchten, enzovoort. komt veelvuldig voor. Het water wordt voor gebruik niet of slechts zeer onvoldoende gezuiverd.’
10 Bekijk: bron 8, en lees: bron 9
a Hoe wordt de woning in bron 9 beschreven? Noem vier kenmerken. b Welke van deze kenmerken zie je ook in bron 8? c Welke oorzaken worden in bron 9 genoemd van de ongezonde woonomstandigheden in een kelderwoning?
11 Lees: Ontevredenheid en protest
a Waarom richtten arbeiders aan het einde van de negentiende eeuw vakbonden op? b Na 1870 gingen ook steeds meer rijke mensen inzien dat er wat aan de armoede gedaan moest worden. Hoe kwam dit? c Leg in je eigen woorden uit wat de sociale kwestie was. d Leg uit dat de sociale kwestie een gevolg was van de industrialisatie.
Het hele gezin helpt mee op het land. Foto gemaakt op de Veluwe rond 1920.
13
1 Arm in de negentiende eeuw
0
12 Bekijk: bron 10
a De tekenaar maakt gebruik van symbolen om zijn boodschap duidelijk te maken. Wie moet de grote man in de spotprent voorstellen? Gebruik eventueel de Kijkwijzer spotprenten op www.thiememeulenhoff.nl/feniksvmbo. b Wie moeten de kleine mannetjes onderaan in de spotprent voorstellen? En waaraan kun je dat zien? c Wat is de boodschap van de tekenaar van de spotprent?
13 Lees: bron 12, en bekijk: bron 15
a Het Kinderwetje van Van Houten was de eerste sociale wet in Nederland. Veel fabrikanten moesten niets hebben van het Kinderwetje. Bedenk waarom dat was. b Maar ook veel arbeidersgezinnen waren tegen het Kinderwetje. Bedenk waarom. Bekijk bron 15. c Stelling: Op de foto van bron 15 zie je een situatie waarin het Kinderwetje van Van Houten wordt overtreden. Klopt deze stelling? Waarom wel of niet?
14 Bekijk: bron 11
a Ook dit affiche zit vol symbolen waarmee de tekenaar zijn boodschap wil overbrengen. De tekenaar vindt dat alle arbeiders hun mening moeten laten horen. Welk symbool gebruikt hij hiervoor op het affiche? b Een opkomende zon staat symbool voor hoop en een nieuwe tijd. Waarom zou de tekenaar dit symbool in het affiche gebruikt hebben?
e De invoering van het algemeen kiesrecht was de enige kans voor arbeiders om hun werkomstandigheden te verbeteren. Leg dit uit.
16 Je oefent: oorzaak en gevolg
a De komst van de eerste sociale wetten is een oorzaak / gevolg van de sociale kwestie. b Leg je antwoord bij opdracht a uit.
17 Lees: Aanpak van de armoede, en bekijk: bron 6
a In Zuid-Limburg werkten veel kinderen in de mijnbouw. Dit was heel vies en zwaar werk. Noem een beeldelement uit bron 6 waaraan je dit kunt zien. b Waarom was het werken in de mijnen erg slecht voor de gezondheid? c Noem een sociale wet die aan het begin van de twintigste eeuw werd ingevoerd die zou moeten voorkomen dat kinderen in de mijnen werkten.
18 Bekijk: bron 16
a Waarvoor staakten de schoonmakers in 2014? Gebruik het internet bij het beantwoorden van de vraag. b Wat was het resultaat van hun staking? c De schoonmakers gebruikten beroemde posters uit het verleden die zij aanpasten voor hun actie. Bij welke staking werd deze poster vroeger gemaakt? d Waaraan kun je zien dat het nu om een staking van schoonmakers gaat?
15 Lees: Aanpak van de armoede
a In het parlement waren verschillende groepen die allemaal een andere mening hadden over de juiste aanpak van de armoede. Neem het schema over en vul het in.
Aanpak van de armoede
Conservatief-liberalen Jong-liberalen Confessionelen Sociaaldemocraten b Lees bron 13 op pagina 11 nog eens. Tot welke stroming binnen het liberalisme behoorde Thorbecke? A Conservatief-liberalen B Jong-liberalen c Leg je antwoord bij opdracht b uit. d Sinds 1848 waren de liberalen aan de macht. Slechts een deel van de bevolking, het rijke gedeelte, mocht stemmen. Waarom stemden de rijken niet snel voor wetten die de arbeiders zouden beschermen?
bron 16 In 2014 vond er een landelijke staking van
schoonmakers plaats. Dit was een van de posters die ze gebruikten bij hun actie.
14
Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland
0
19 Vat samen
a Neem de deelvraag over in je schrift. b Hoe was de armenzorg tot 1854 geregeld? c Schrijf de volgende jaartallen op en schrijf erachter welke verbetering er in dat jaar kwam. Doe het zo: 1854: … (noem verbetering) 1874: … (noem verbetering) 1917: … (noem verbetering)
20 Verdieping Bekijk: bron 10 en 11
a Gebruik de Kijkwijzer spotprenten op www.thiememeulenhoff.nl/feniksvmbo. In spotprenten gebruikt een tekenaar vaak symbolen om zijn boodschap duidelijk te maken. Welke twee symbolen zie je terug in bron 11? b Tekenaars gebruiken naast symbolen ook vaak tegenstellingen in hun spotprenten. Zo tekende de sociaaldemocratische tekenaar Albert Hahn de fabrieksbaas altijd als een dikke man in een net pak met een hoge hoed en een duur horloge. De arbeiders in zijn tekeningen waren vaak broodmager en liepen in oude, versleten kleren. Wat zou hij met deze tegenstelling duidelijk willen maken? c Van welke tegenstelling maakt de tekenaar van bron 10 gebruik? Wat wil hij daarmee zeggen? d Stel: jij bent een tekenaar en jou wordt gevraagd een spotprent te maken over de sociale kwestie. Kies over welk thema (bijvoorbeeld armoede, slechte werkomstandigheden, slechte woonomstandigheden) jouw spotprent gaat. Teken vervolgens deze spotprent en maak gebruik van de symbolen en tegenstellingen zoals we die in deze paragraaf hebben behandeld.
21 Havo-opdracht Bekijk: bron 17
a Van wie is de schoppende voet in het parlement? Waaraan kun je dat zien? b Wie zal de tekenaar bedoeld hebben met de wegrennende mannen? c Wat is de boodschap van deze spotprent?
bron 17
De rijke heren worden uit het parlement geschopt. Spotprent van Albert Hahn uit 1904.
Onthouden: 1a, 2b, 3c, 5a, 5b, 6a, 11a, 11b, 15a, 17c, 18a, 18b, 18c, 19a, 19b, 19c Begrijpen: 1b, 2a, 2c, 3b, 4a, 6b, 7, 8a, 8b, 8c, 9a, 9b, 9c, 10a, 10c, 11c, 11d, 15b, 15c, 15d, 16a, 16b, 17a, 18d, 20c Toepassen: 3a, 3d, 4b, 5c, 6c, 10b, 12c, 13a, 13b, 13c, 14a, 14b, 17b, 20d Analyseren: 12a, 12b, 20a, 20b, 21a, 21b, 21c
Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland Geschiedenis voor de bovenbouw 3|4 vmb0-kgt
Geschiedenis voor de bovenbouw 3|4 vmb0-bkgt