Laagland theorieboek

Page 1

Literatuur Nederlands voor de tweede fase THEORIEBOEK HAVO


CURSUS

Twintigste eeuw: van 1900 tot 1940

In de korte roman Bint (1934) van F. Bordewijk (1884-1965) is de hoofdpersoon De Bree een pasbeginnende leraar. Bint is de directeur die op zijn school een systeem van orde en tucht heeft ingevoerd. Zijn lievelingsklas heeft als bijnaam ‘de hel’. De Bree gaat er zijn eerste les geven. Tekst 1

De hel

5

10

15

20

25

30

Op het podium was een tafel en een stoel. De tafel was haarfi jn geplaatst aan de rand. De Bree verzette haar tot veilige stand, voelde tersluiks aan de stoel, ging zitten naast de tafel, greep daarvan achteloos een blad papieren met namen. Dit moest een kelder geweest zijn. Er was één wand met vier hoge kleine ramen. Zij waren van gewapend matglas, ijzerstaven nog ervoor. Daarlangs gleden de onderkanten van mensen buiten, daarlangs stootte hortend de wind. Het licht was aan, rood, somber. De klas zat stil in afwachting. Zij liep omhoog naar de overmuur, met sterke stijging. De Bree zat laag en onvoordelig. Allen keken hem aan. De meesten keken op hem neer. Het oog van een enkele dwaalde even naar de ramen met de wind. De Bree onderscheidde nog niet veel. Er waren wel vreselijke gezichten. Er was één vrouw. De Bree deed zijn ogen van het papier gaan. Hij keek tegen de klas. Hij grijnsde, zonder lach, zijn mond stond vol sterke bruine tanden. Hij wachtte wel een minuut. Hij liet de deur open. Toen ging hij lezen. – Whimpysinger – De Moraatz – Neutebeum – Nittikson – Surdie Finnis – Te Wigchel – Kiekertak – Taas Daamde… Wat een namen, dacht hij. Het antwoord: Ja, present, kwam aarzelend. – Peert – Punselie – Bolmikolke – Klotterbooke…

110

35

40

45

50

55

60

Hij hield de plattegrond der klas ver van zich af, of hij het anders niet lezen kon. Hij spelde de namen opzettelijk langzaam en moeilijk. Het moeilijk antwoorden bleef. Hij legde de plattegrond naast zich neer. Hij grijnsde breder nog, zonder lach. Hij stond op, zette de stoel àchter de tafel, en nam weer plaats. Hij keek zwijgend tegen de klas aan, in afwachting. Hij zei: – Dat jullie door elkaar zit en verkeerde namen opgeeft beschouw ik niet als een kinderachtigheid. Net zo min als wat jullie daarnet hebt uitgehaald met deze tafel. Hij legde zijn armen erop, en wipte even op zijn stoel vooruit, volkomen thuis. De klas wachtte stil af. – Jullie bent te groot voor iets kinderachtigs. Daarom, ik beschouw dit als vijandschap, twee stellige blijken van vijandschap. Jullie wilt oorlog. Het zal oorlog tussen ons zijn, zonder ophouden, het hele schooljaar door … Hij wachtte even en keek keurend rond. Hij moest er nu ineens doorheen. Hij vertrouwde op zijn kracht en wenkte: – Kom jij hier. Zijn woord had indruk gemaakt. Een gorilla zwaaide sloom op hem toe. – Geef je hand … Nee, die is te vuil … je linker. Zij gaven elkaar de linkerhand. – Knijp. De Bree zelf kneep onmiddellijk hard. De jongen kneep onmiddellijk terug uit alle macht. Hij was

Literatuurgeschiedenis


65

70

heel sterk, maar hij was een jongen. Zij knepen zwijgend en zonder beweging, de jongen staande, de man gezeten. De Bree’s niet groot, atletisch lijf bezat een macht van kracht. De ander werd bleek in zijn donkere gezicht, zijn voorhoofd ging glinsteren, maar hij bewoog zich niet en hij gaf geen geluid. De Bree bleef lachloos grijnzen, verachtelijk. Dapper jog, dacht hij. Zijn kracht was nog niet verbruikt. Hij schroefde aan. De jongen deed het ene been tegen het ander. Zijn buik trok in. De klas zag het en bleef stil. Toen liet hij los. De hand viel geel neer, het monster zwaaide terug in de bank.

75

80

85

– Deze handdruk, zei De Bree, is onze oorlogsverklaring, niet tussen hem en mij, maar tussen mij en de klas. Ik zit voortaan hier, àchter de tafel, mijn vesting. Storm nu maar aan, ik weet wie de sterkste is. De klas zweeg. – Mijn voorganger is hier weggepest. Jullie denkt natuurlijk dat je mij dat ook kunt leveren: een nieuwe leraar, een tijdelijke nogal. Je vergist je, het zal niet lukken. Ik zou jullie gemakkelijk stuk voor stuk kunnen fijnknijpen. Niet uit kwaadheid, God nee, maar omdat ik dat nu es zou willen. Verduiveld jammer alleen maar, dat het niet mag… Uit: F. Bordewijk, Blokken / Knorrende beesten / Bint.

Oriëntatie Het fragment uit Bint begint met een herkenbare situatie: een nieuwe leraar. Hoe loopt dat af? Hoe reageert hij? Hoe gedragen je klasgenoten zich? En jij? In Bint probeert ‘de hel’ de nieuwe leraar uit. Tafel en stoel zijn zo neergezet dat hij van het podium kan vallen. De leerlingen zitten niet volgens de plattegrond. Ze proberen de vaste orde te doorbreken. De Bree doorziet hen en dwingt met fysieke kracht orde af. Bint verscheen in1934. Een jaar daarvoor was Hitler in Duitsland rijkskanselier geworden. In de Sovjet-Unie was Stalin aan de macht. Beide dictators heersten door een systeem van orde en tucht. Het lijkt erop dat wat zij in het groot deden, Bint in het klein deed. Cursus 10 gaat over de literatuur uit de periode 1900-1940. Het is de periode van de Eerste Wereldoorlog en totalitaire staten, maar ook van belangrijke veranderingen in kunst en literatuur. De periode eindigt met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Eerst worden de historische en culturele achtergronden besproken. Daarna komt een aantal literaire ontwikkelingen aan de orde. De cursus besluit met ‘Lezen voor de lijst’.

Cursus 10 Twintigste eeuw: van 1900 tot 1940

111


Tijdbalk 1900-1950

Tijd van wereldoorlogen

1911 Piet Mondriaan: De grijze boom >

1919 Vrouwenkiesrecht in Nederland

1914 Eerste Wereldoorlog breekt uit (tot 1918)

1921 Piet Mondriaan: Tableau 1 met rood, zwart, blauw en geel >

1917 Russische Revolutie onder leiding van Lenin

Grondwetswijziging in Nederland: algemeen mannenkiesrecht en gelijkstelling onderwijs

Tijdschrift De Stijl (tot 1931)

1922 Sovjet-Unie opgericht

Paul van Ostaijen: Bezette stad

1923 Marsman: Verzen

1930 Arthur van Schendel: Het fregatschip Johanna Maria

1931 F. Bordewijk: Blokken

1932 Tijdschrift Forum (tot 1935)

1933 Adolf Hitler wordt rijkskanselier Duitsland

1934 Nijhoff: Nieuwe gedichten

1938 F. Bordewijk: Karakter

1939 Duitsland valt Polen binnen, begin van de Tweede Wereldoorlog (tot 1945)

F. Bordewijk: Bint

Willem Elsschot: Kaas

Willem Elsschot: Lijmen/ Het Been (1924/1938)

De Eerste Wereldoorlog was de eerste industriële en eerste totale oorlog. Technische nieuwigheden zoals machinegeweren, mijnen, de tank, onderzeeboot, kanonnen en vliegtuigen waren bepalend. Ook de bevolking was er op grote schaal bij betrokken. Nederland wist neutraal te blijven. De neutraliteit betekende niet dat de oorlog ongemerkt aan Nederland voorbijging. Nederland kreeg te maken met grote stromen vluchtelingen uit België, dat zwaar onder de oorlog leed. Ook moest het Nederlandse leger worden gemobiliseerd om de neutrale positie te kunnen handhaven. De handel had veel te lijden. Deze situatie leidde in heel Europa tot schaarste aan grondstoffen en voedsel. Toch heeft Nederland kunnen profiteren van de oorlog. Zo zag het zijn goudreserves flink toenemen, konden lange tijd via de neutrale Nederlandse havens goederen naar Duitsland worden geëxporteerd en was Nederland zelfs de grootste legale leverancier van cocaïne aan de geallieerden.

Neutraal

112

Literatuurgeschiedenis


1 Historische achtergronden 1.1 Eerste Wereldoorlog 1.2 Totalitaire staten

beweging aan de macht. Kenmerkend voor het fascisme was dat een leider al het staatsgezag kreeg en dat de staat hoger werd gesteld dan het individu. In Duitsland was Adolf Hitler de leider van het nationaal-socialisme. De beweging steunde op een grote groep ontevreden burgers. Hitlers program was antisocialistisch, antidemocratisch, anti-individua­ listisch en hij propageerde een rassenleer. In 1933 werd Hitler tot rijkskanselier gekozen. Een jaar later werd hij ook president.

1.1 Eerste Wereldoorlog Aan het begin van de twintigste eeuw leidden nationalisme en imperialisme tot spanningen in Europa. Toen in 1914 aartshertog Frans Ferdinand werd vermoord was dat de aanleiding tot de Eerste Wereldoorlog (1914-1918). De verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog (gebruik van gifgas, loopgraven­ oorlog) veroorzaakten ontreddering. Was het vertrou­ wen dat men altijd in de beschaving en cultuur had gehad wel terecht? Sommige intellectuelen, schrijvers en kunstenaars waren negatief over de opkomende massacultuur.

Nederland bleef neutraal in de Eerste Wereldoorlog. In 1917 werd een belangrijke grondwetswijziging doorgevoerd. Er kwam algemeen mannenkiesrecht (in 1919 voor vrouwen) en de gelijkstelling van openbaar en bijzonder lager onderwijs. In Nederland kwam de NSB onder leiding van Anton Mussert op. De spanningen en ontwikkelingen in Europa leidden uiteindelijk tot de Tweede Wereldoorlog (1939-1945).

1.2 Totalitaire staten In de jaren na de Eerste Wereldoorlog kwamen totalitaire staten op: de Sovjet-Unie, Duitsland en Italië. In Spanje grepen reactionaire militairen de macht. Kenmerkend voor totalitaire staten waren het systeem van orde en tucht, het antidemocratische karakter en het onderdrukken van het individu. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd in Rusland de tsaar afgezet. De communisten onder leiding van Lenin grepen de macht. De Russische revolutie was een feit. Lenin vestigde de ‘dictatuur van het proletariaat’. Na zijn dood (1924) werd hij opgevolgd door Stalin. De Sovjet-Unie (sinds 1922) werd een totalitaire communistische staat. In Italië kwamen Mussolini en zijn fascistische

Cursus 10 Twintigste eeuw: van 1900 tot 1940

Samenvatting De belangrijkste historische ontwikkelingen in de periode 1900-1940 zijn de volgende: 1 D e Eerste Wereldoorlog – waarbij Nederland neutraal bleef – veroorzaakte een gevoel van ontreddering. 2 Er kwamen totalitaire staten op met een antidemocratisch karakter en een systeem van orde en tucht. 3 In Nederland werd in 1917 een belangrijke grondwetswijziging doorgevoerd.

113


2 Culturele achtergronden 2.1 2.2 2.3 2.4

Kunst in de periode 1900-1940 Expressionisme Dadaïsme Piet Mondriaan en de Nieuwe Beelding

2.1 Kunst in de periode 1900-1940 Moderne kunst uit de periode 1900-1940 presenteerde zich als breuk met de kunst uit voorafgaande perioden. Inhoud en vorm veranderden. Een kunstwerk was niet langer de weergave van een historisch of verantwoord verhaal. Vorm, kleur en compositie gingen de inhoud domineren. De gedachte dat de artistieke vorm op zichzelf kon staan, leidde tot abstracte kunst.

De moderne kunst maakte gebruik van de montageen collagetechniek. Bij montage worden als bij een film bij elkaar passende beelden aan elkaar gevoegd. Bij een collage wordt een aantal verschillende voorwerpen of afbeeldingen als een willekeurig samenraapsel aan elkaar gehecht. De bedoeling was een shockeffect bewerkstelligen bij het publiek. Een aantal ontwikkelingen en bewegingen in de moderne kunst zijn expressionisme, dadaïsme en de ontwikkeling naar Nieuwe Beelding bij Piet Mondriaan.

Afbeelding 1  Lyrisch (1911) van Kandinsky

114

Literatuurgeschiedenis


Afbeelding 2  Het lam (1912-1913) van Marc

2.2 Expressionisme

Het werk van Marc gaat over de eenheid van dier en natuur. Volgens Marc was er een tegenstelling tussen dieren die een waren met de natuur en de vervreemde en verstedelijkte mens. In Het lam (1912-1913) komt de eenheid van dier en natuur tot uiting in de identieke kleuren en vormen van dier en omgeving (afbeelding 2). Dier en landschap gaan bijna in elkaar over. Slechts de blauwaccenten van oog en oor maken duidelijk dat het onderwerp een lam is.

Het expressionisme ontstond in Duitsland. Expres­ sionisten beschouwden hun werk als tegengif tegen de vervreemding van de mens en de burgerlijke orde. W. Kandinsky (1866-1944) en F. Marc (1880-1916) waren de leidende figuren van Der Blaue Reiter, een groep expressionistische kunstenaars uit München. Een andere belangrijke groep werkte in Dresden. Lyrisch (1911) van Kandinsky is een met een paar lijnen geschilderde ruiter tussen op zichzelf staande kleurvlakken (afbeelding 1). De ruiter was voor Kandinsky de bestrijder van het materialisme, de gedachte dat er alleen materie is en geen geest of ziel. Volgens Kandinsky hadden kleuren bijzondere eigenschappen. Geel was scherp en aards, blauw was hemels en oneindig, rood was onrustig en groen was rustig en passief.

Cursus 10 Twintigste eeuw: van 1900 tot 1940

2.3 Dadaïsme Midden in de Eerste Wereldoorlog vonden in Zürich dadaïstische bijeenkomsten plaats. Het dadaïsme was een heftige reactie van ontgoocheling en ontred­ dering op de Eerste Wereldoorlog. Dada was anti­ burgerlijk en antikunst. Dada was anti. Dadaïsten maakten veel gebruik van de collagetechniek.

115


2.4 Piet Mondriaan en de Nieuwe Beelding

blauw en geel (1921).

In het tijdschrift De Stijl (1917-1931) publiceerden architecten, dichters en kunstenaars over de functie van de nieuwe kunst. De bekendste schilder die meewerkte aan De Stijl was Piet Mondriaan (1872-1944). Na een lange ontwikkeling kwam Mondriaan uit bij de Nieuwe Beelding, waarin hij de weg van de abstractie insloeg. Mondriaan ging zijn onderwerpen (bijvoor­ beeld een boom) geabstraheerd afbeelden. Een goed voorbeeld is De grijze boom (1911) (afbeelding 3). Door de abstrahering (het weglaten van alle details) en grijze kleurvlakken verliest het onderwerp (de boom) zijn individualiteit en gaat op in een patroon van lijnen en golvingen. Mondriaan ging daarna nog een stap verder door een herkenbaar onderwerp los te laten en zich te beperken tot rechte lijnen, vlakken en het gebruik van voornamelijk primaire kleuren. Een voorbeeld hiervan is afbeelding 4: Tableau 1 met rood, zwart,

Mondriaan wilde de ‘ware’ of ‘zuivere realiteit’ weergeven: een harmonie van universele verhoudingen die volgens hem ten grondslag lag aan de zichtbare werkelijkheid. Voor Mondriaan was harmonie de essentie, en deze harmonie wilde hij met zijn schilderijen weergeven. De harmonie kwam tot stand door horizontale en verticale lijnen (de essenties van wat zich opricht en over de aarde uitstrekt) en met primaire, dus zuivere want niet-gemengde keuren. Samenvatting De belangrijkste culturele veranderingen in de periode 1900-1940 zijn: 1 De moderne kunst veroorzaakte een shockeffect en was een breuk met kunst uit vorige perioden. 2 In de moderne kunst zochten kunstenaars naar abstrahering en abstracte kunst.

© 2011 Mondrian/Holtzman Trust c/o HCR International Virginia

Afbeelding 3  Mondriaan, De grijze boom (1911)

116

Literatuurgeschiedenis


© 2011 Mondrian/Holtzman Trust c/o HCR International Virginia

Afbeelding 4  Mondriaan, Tableau 1 met rood, zwart, blauw en geel (1921)

3 Literaire ontwikkelingen 3.1 Schrijver en publiek 3.2 Doorwerking traditie: Slauerhoff en Van Schendel 3.3 Vernieuwende dichtkunst: Van Ostaijen en Marsman 3.4 Traditie en vernieuwing: Martinus Nijhoff 3.5 Bordewijk en de romanvernieuwing 3.6 Rondom Forum

boeken­bedrijf werd steeds commerciëler. Uitgeverijen drukten boeken in hoge oplagen en er was de opkomst van de bestseller: een boek waarvan meer dan 10.000 werden gedrukt en verkocht. In de periode 1900-1940 maakte men onderscheid tussen twee typen schrijvers: de publieksschrijvers en de eliteschrijvers. Ina Boudier-Bakker (1875-1966) was met De straat ( 1924) of De klop op de deur (1930) een van de populairste publieksschrijvers. Een andere succesvolle publieksschrijver was Johan Fabricius (1899-1981), schrijver van onder andere Komedianten trokken voorbij (1931) en Leeuwen hongeren in Napels (1934). Deze schrijvers schreven bestsellers. Eliteschrijvers als Menno ter Braak en E. du Perron

3.1 Schrijver en publiek In de periode tussen de wereldoorlogen kwamen nieuwe lezersgroepen uit de opgekomen midden­ groepen op. Daarbij waren veel vrouwen. Het

Cursus 10 Twintigste eeuw: van 1900 tot 1940

117


Het werk van Arthur van Schendel (1874-1946) wordt neoromantiek genoemd. Kenmerkend voor de neo­ romantiek is dat de werkelijkheid als onbevredigend wordt ervaren. De hoofdpersonen worden gedreven door een bijna niet te vervullen verlangen. Van Schendel schreef een aantal historische romans, verhalen die in het verleden spelen.

zetten zich af tegen de romans van de publieks­ schrijvers. Die romans werden bestempeld als ouder­ wets, geen echte romankunst of massaliteratuur. Deze romans hadden echter wel veel lezers. De publieks­ schrijvers schreven voor het nieuwe publiek van middengroepen en vrouwen. In de Nederlandse literatuur uit de periode 1900-1940 stonden traditie en vernieuwing naast elkaar.

Zijn bekendste werk is Het fregatschip Johanna Maria (1930), dat speelt in de tijd waarin de moderne stoomvaart het varen met grote zeilschepen ver­ dringt. Hoofdpersoon is de zeilmaker Jacob Brouwer die werkzaam is op de Johanna Maria, een grote driemaster. Brouwer heeft een onvervuld verlangen: eens wil hij het schip in zijn bezit hebben. Als lezer volg je Jacob Brouwer bij zijn pogingen zijn droom uit te laten komen.

3.2 Doorwerking traditie: Slauerhoff en Van Schendel Schrijvers en dichters als J.J. Slauerhoff en Arthur van Schendel bleken in staat de traditie van het romantische levensgevoel en romantische onder­ werpen voort te kunnen zetten. De gedichten van J.J. Slauerhoff (1898-1936) zijn de expressie van een bepaald gevoel. Zijn gedichten gaan over eenzame figuren. Zij verlangen naar geluk en liefde, maar dat is onbereikbaar. Centrale onder­ werpen zijn het verlangen en het romantische lijden aan het leven. In “De vrouw aan het venster” (tekst 2) zit een vrouw hoog in een kamer. Ze kan uitkijken over de wereld, maar er niet aan deelnemen. Ze verlangt naar iemand om te omhelzen, maar die is er niet. Tekst 2

Tekst 3

5

10

De vrouw aan het venster Nooit opent zich de poort. ’t Raam is zoo hoog Dat zij eerst de aarde ziet in wijde verte: De stroom omarmt het bosch in blauwen boog; Door ’t groen gaan roode vogels, ranke herten. 5

15

Niets weet zij van het levensspel daartusschen; Maar het moet schoon zijn, want zij mist het zeer. Zij wil omhelzen, vindt niets om te kussen Dan de eigen schouder, rond en koel en teer

20

Uit: J. Slauerhoff, Verzamelde gedichten. 25

118

Van het ogenblik dat hij de vlag had neergehaald groeide in Brouwer de begeerte die hij nu eerst kende en die hij voortaan met al de kracht van zijn wil te vervullen zocht. Hij had altijd aan twee mogelijkheden gedacht: het lot van een schip is dat het vergaat of dat het in zijn ouderdom bij de sloper komt. Hij had zich nooit voorgesteld dat het ook koopwaar kon zijn en gekocht kon worden door een ieder die er het geld voor had. Indien een Noorse kapitein, die toch niet al zijn leven rijk was geweest, een schip kon kopen, waarom zou hij het dan niet evengoed kunnen doen? Hij begon te rekenen: zoveel bedroeg zijn loon, zoveel meer dan hij nodig had uit te geven. Sedert hij in Amsterdam niemand meer had die zijn hulp behoefde, had hij het overschot van zijn gage in zijn kist bewaard zonder het ooit te tellen. Hij kende nu dit bedrag zowel als de prijs van een schip met averij, die ruim zeventig maal groter was, zodat hij zeventig maal langer zou moeten sparen. Hoewel hij het daarmede alleen nooit kon bereiken zou hij geen cent meer mogen uitgeven dan voor het nodige, nauw beperkt. Er moest nog een andere wijze verzonnen worden om geld te verzamelen, want dat hij eenmaal een schip zou kopen wist hij zeker. Zoals een ander zich bij zijn taak in verbeeldingen verlustigt, aan vrouw en kinderen denkt of zich genoegens voorstelt, zo stond Brouwer op een slingerende ra met wantslag

Literatuurgeschiedenis


30

35

Paul van Ostaijen (1896-1928) maakte in zijn korte leven een grote ontwikkeling door. In zijn bundel Bezette stad (1921) maakte hij gebruik van de dadaïstische collagetechniek. Filmtitels, liedjes, reclames en klanknabootsing werden geciteerd. In de Nagelaten gedichten streefde Van Ostaijen naar een zo autonoom mogelijke dichtkunst, door hem ‘zuivere lyriek’ genoemd. “Het liedje van twee sinten” (tekst 4) is een voor­ beeld van zuivere lyriek. Het gedicht (liedje) gaat over twee bekende en bij kinderen geliefde heiligen: Sint Nicolaas die hier niet op een schimmel, maar op een ezel rijdt en Sint Maarten, de heilige die met zijn zwaard zijn mantel door midden sneed om een arme te kleden. Het gedicht bestaat uit dertien versregels en zit vol herhalingen. Tien versregels beginnen met ‘Ik hou van…” Regel 12 is een herhaling van regel 1, 13 van 2, 10 van 3 en 11 van 4. Verder keren onder andere de ezel en het zwaard terug. Het gedicht is ontstaan door herhalen en herschikken van woorden en regels. Zo ontstond een autonoom taalbouwsel.

en garens, terwijl zijn handen het werk deden, met getallen in zijn hoofd, met meer en minder, met vermenigvuldiging, met twijfel en hoop. Hij werd hebzuchtig en gierig. Wel voelde hij zich ontmoedigd iedere keer dat hij gage ontving en de geringheid van het bedrag vergeleek bij wat nodig zou zijn, maar de begeerte was sterker dan het verstand, hij vergat hetgeen hij had en zag alleen hetgeen hij hebben wilde. Uit: Arthur van Schendel, Het fregatschip Johanna Maria.

3.3 Vernieuwende dichtkunst: Van Ostaijen en Marsman In Nederland en Vlaanderen waren Hendrik Marsman en Paul van Ostaijen dichters die hun gedichten niet (zoals in de romantische traditie) opvatten als directe expressie van hun gevoel. Zij beschouwden hun gedichten als een op zichzelf staand taalbouwsel en niet als weergave van een individueel gevoel of van de werkelijkheid. Een gedicht was een autonoom taalbouwsel. Dit leidde tot extra belangstelling voor de werking van klanken, herhalingen en beeldspraak. De beeldspraak veranderde. Beeldspraak werd meer door een associatief verband dan door een logisch verband bepaald. Tekst 4

Het liedje van twee sinten

5

10

Ik hou van Sint Niklaas ik hou van Sinte Martin Ik hou van de ezel van Sint Niklaas ik hou van het zwaard van Sinte Martin ik hou van de ezel een oude wijs van wijze goedheid – zijn rug draagt rust door de straat onbewuste venter – ik hou van het zwaard het klieft de eigen mantel – plotse scherpte van nieuwe ogen over de schijn der dingen – goed en wijs scherp en rustig ik hou van de ezel van Sint Niklaas ik hou van het zwaard van Sinte Martin ik hou van Sint Niklaas ik hou van Sinte Martin Uit: Paul van Ostaijen, Verzamelde gedichten.

Cursus 10 Twintigste eeuw: van 1900 tot 1940

119


Een aantal gedichten van Hendrik Marsman (1899-1940) uit zijn bundel Verzen (1923) is duidelijk vitalistisch, een verheerlijking van het leven. Andere gedichten daarentegen zijn somber, pessimistisch en vol levens- en doodsangst. Marsman had in 1921 in Duitsland kennis gemaakt met de expressionistische kunst en literatuur. Hij wilde gedichten schrijven met een geconcentreerde vorm. In gedichten uit Verzen ontbreken daarom leestekens, krijgen kernwoorden nadruk en is de beeldspraak vernieuwend. “Vlam” (tekst 5) is een vitalistisch gedicht. De levensvreugde wordt opgeroepen door de beeld­ spraak. Zo wordt de morgen schuimend genoemd en is de lach als van vuur. De dag is als opaal. Opaal is een meestal melkachtig wit mineraal. Deze dag wordt uit grote schalen gemaakt van lucht en aarde (dus in feite de gehele kosmos) gedronken.

werkelijkheid stelde Nijhoff de bewuste samenhang in zijn gedichten. Nijhoff streefde naar een autonoom gedicht. Hij zocht naar vernieuwing (de autonomie), zonder de band met de traditie (de vorm) te verbreken. Nijhoffs derde bundel is Nieuwe gedichten (1934). Deze bundel eindigt met het beroemde verhalende gedicht “Awater”. In 1942 publiceerde Nijhoff het lange gedicht Het uur u. Het gedicht “Clown” (tekst 6) komt oorspronkelijk uit De wandelaar (1916). Het gedicht is een sonnet, een traditionele gedichtvorm. De inhoud stelt je voor raadsels. Wie is de ik-figuur? Wie is zijn meester en wie heeft het volk naar zijn optreden gestuurd? Wat is zijn waanzin en waarom keurt hij de eigen daden goed? En wat is precies een Satans Apostel? Als apostel hier verwijst naar de leerlingen van Jezus Christus, dan is dat niet passend bij de satan (de duivel). Als apostel gebruikt wordt in de algemenere betekenis van verkondiger van een nieuwe leer, is de ik-figuur dan een verkondiger van een duivelse leer? En vindt zo’n verkondiging plaats in een circus of kermistent?

Tekst 5

Vlam

Tekst 6

Schuimende morgen

Clown

en mijn vuren lach drinkt uit ontzaggelijke schalen van lucht en aarde den opalen dag.

Met blauw-papieren pijlen op mijn wangen En op mijn hoofd een gele ster geplakt, Blijf ik, terwijl een aap mijn handen pakt, Onderste-boven aan een rekstok hangen.

Uit: Hendrik Marsman, Verzamelde gedichten. 5

3.4 Traditie en vernieuwing: Martinus Nijhoff De gedichten van Martinus Nijhoff (1894-1953) brengen je als lezer in verwarring. Deze gedichten lijken eenvoudig, maar zijn meerduidig en raad­ selachtig. Tegelijkertijd zijn ze met veel vakmanschap gemaakt. Nijhoff debuteerde in 1916 (dus midden in de Eerste Wereldoorlog) met De wandelaar. In 1924 verscheen Vormen. De titel Vormen verwijst naar de bewust toegepaste vormbeheersing waarmee Nijhoff zich nadrukkelijk wilde afzetten tegen de ‘vormloosheid’ van veel moderne gedichten. Tegenover de chaotische

120

10

Mijn meester wil de wereld vroolijk maken, – ‘Satans Apostel’ noemt mij ’t aanplakbord – En ’t volk, een optocht gekke pelgrims, wordt Hierheen gestuurd, en ik moet het vermaken. Het lacht om alles wat mijn waanzin doet, Ik speel voor hond, voor mensch, voor olifant: Ik blaf, ik schreeuw, ik daver met mijn snuit – Laat in den nacht stroomt het de tent weer uit: Ik leun op ’t plein, waar de lantaren brandt, Tegen den paal, en keur mijn daden goed. Uit: Martinus Nijhoff, Lees maar, er staat niet wat er staat.

Literatuurgeschiedenis


3.5 Bordewijk en de romanvernieuwing

Unie en de situatie in Duitsland waar Hitler en het nationaal-socialisme de dienst uitmaakten. In beide totalitaire systemen spelen orde en de over­heersing van het collectief over het individu een centrale rol.

In de periode 1900-1940 was de psychologische roman populair. Schrijvers van psychologische romans schonken (en schenken) veel aandacht aan de drijfveren van hun personages. Een psychologische roman gaat uitvoerig over gedrag, gevoelens en verlangens van de verhaalfiguren. Niet iedereen was enthousiast over de (dikke) realistische en psychologische roman.

Bordewijk bekendste roman Karakter (1938) gaat over de strijd tussen Jacob Katadreuffe en zijn vader, de deurwaarder Dreverhaven. Katadreuffe wil hoger op, hij wil advocaat worden en zijn vader lijkt hem in dat streven te hinderen. Uiteindelijk slaagt Katadreuffe, maar hij heeft daarvoor tol moeten betalen: hij heeft zijn geliefde en zijn vrienden verloren. Het decor van Karakter is de steeds groter wordende havenstad Rotterdam in de crisisjaren.

In de periode 1900-1940 werden er discussies gevoerd over de vernieuwing van de roman. Een visie op wat een nieuwe roman zou moeten zijn, zocht aansluiting bij de film, de nieuwe kunstvorm. De nieuwe roman zou de montagetechniek van de film moeten toepassen. Verder zou zo’n roman over hedendaagse onderwerpen moeten gaan. Een roman mocht niet in de ik-vorm geschreven zijn en vooral geen gepsychologiseer bevatten. F. Bordewijk schreef een aantal van deze romans, zoals Blokken (1931) en Bint (1934).

3.6 Rondom Forum Van 1932 tot 1935 leidden Menno ter Braak (1902-1940) en E. du Perron (1879-1940) het tijdschrift Forum. In Forum werd het belang van het individualisme benadrukt. Forum keerde zich tegen de autonomieopvatting (de ‘vormkracht’) in de literatuur. Forum vond dat de persoonlijkheid van de maker uit het werk moest spreken. Vormgevingskwesties werden niet onbelangrijk gevonden, maar er was vooral aandacht voor de levenshouding (de ‘vent’) achter en in het werk.

Blokken en Bint van F. Bordewijk (1884-1965) bestaan uit korte hoofdstukjes. Bordewijk had een voorkeur voor zonderlinge eigennamen, kijk maar eens naar de namen van de leerlingen uit ‘de hel’. Blokken en Bint gaan over een actueel onderwerp: totalitaire staten. In Blokken uit 1931 beschreef Bordewijk een totalitaire staat waarin het individu ten onder gaat in een anoniem collectief. Echte personages ontbreken. Er is een opstand tegen het staatsgezag, maar die wordt onderdrukt. Blokken is een poging de montagetechniek van de film in de literatuur toe te passen. De roman bestaat uit tien korte hoofdstukjes die min of meer zelfstandige scènes zijn. De lezer moet de scènes als het ware aan elkaar monteren tot een verhaal. Een andere korte roman, Bint (1934) gaat over een door directeur Bint zeer streng geleide middelbare school. Ook Bint bestaat uit scenische korte hoofd­ stukken. Op de school heerst orde en tucht. Er komt een nieuwe leraar werken, De Bree. De Bree neemt Bints opvattingen over tucht en discipline over. De trots van Bint is een klas met de bijnaam ‘de hel’, een klas die als een collectief opereert en als een soort knokploeg een opstand van andere scholieren tegen Bint en zijn systeem neerslaat. Bint was in 1934 zeer actueel. Men kende de totalitaire Sovjet-

Cursus 10 Twintigste eeuw: van 1900 tot 1940

In de jaren dertig kwamen het fascisme en het nationaal-socialisme op. In de daardoor ontstane sfeer van dreiging en onzekerheid werd er in de kunst en literatuur meer gezocht naar engagement en maatschappelijke betrokkenheid. Ter Braak en Du Perron namen stelling tegen het nationaal-socialisme. Zo schreef Ter Braak in 1937 Het nationaal-socialisme als rancuneleer. Forum had een voorkeur voor psychologische romans. Romans en verhalen van schrijvers die meewerkten aan Forum zijn vaak autobiografisch. De romans draaien om een personage dat de wereld vol twijfels bekijkt. Het personage is een individualist met veel aandacht voor het eigen innerlijk. Forum zorgde voor de herwaardering van het werk van Willem Elsschot (pseudoniem van Alfons de Ridder, 1882-1960). Willem Elsschot debuteerde in het begin van de twintigste eeuw, maar zijn eerste werken waren geen succes. Gestimuleerd door de positieve aandacht van Forum begon Elsschot weer te

121


In Kaas (1933) is de hoofdpersoon Frans Laarmans door Van Schoonbeke overgehaald een kaashandel te beginnen. Laarmans was kantoorklerk bij de General Marine and Shipbuilding Company. Hij moet hij nu een eigen bedrijf organiseren. Het is niet alleen de vraag wat de naam van de firma moet worden, maar vooral of Laarmans die zich gemakkelijk laat over­ rompelen, wel een echte zakenman is.

schrijven en vanaf de jaren dertig is het werk van Willem Elsschot niet meer weg te denken uit de Nederlandse literatuur. Elsschots werk was volgens Forum een goed voorbeeld van de ‘vent’: de per­ soonlijkheid en levenshouding van de schrijver. Elsschots personages verliezen hun dromen en idealen door het bedrieglijke leven. Hij schreef in een sobere, eenvoudige stijl. Tekst 7

5

10

15

20

25

30

35

Er moet gezorgd worden voor briefpapier, voor een bureau-ministre, voor een schrijfmachine, voor een telegramadres, voor brievenknippen en voor een hoop andere dingen, zodat ik het vreselijk druk heb. Want alles moet gauw gaan, aangezien de twintig ton Edammers over een dag of drie hun tocht naar ’t Zuiden aanvangen. En bij hun aankomst moet alles in slagorde staan. De telefoon moet bellen, de schrijfmachine ratelen, de knippen open en dicht gaan. En ik zit in ’t midden, want ik ben het brein. Over de kwestie van het briefpapier heb ik mij een halve dag lang het hoofd gebroken. Ik ben namelijk van mening dat er een moderne firmanaam op moet staan en niet zo maar eenvoudig Frans Laarmans. Ook vind ik beter dat mijn kaasonderneming niet ter ore van mijnheer Henri komt, voor ik zeker ben nooit meer een voet in de General Marine te zetten, tenzij dan om kaas te leveren aan de kantine. Ik heb nooit kunnen vermoeden dat het kiezen van een firmanaam zo moeilijk is. En toch zijn miljoenen mensen met minder verstand dan ik over die moeilijkheid heen geraakt. Als ik de naam zie van een bestaande firma, dan komt mij die altijd heel gewoon, ik zou haast zeggen bekend voor. Die mensen konden niet anders heten dan zij heten. Maar waar een nieuwe naam vandaan gehaald? Ik stond voor al de moeilijkheden der schepping, want uit niets moest ik iets te voorschijn toveren. Ik begon met het eenvoudige kaashandel. Maar als daar mijn naam niet onder staat, dan is het te onbepaald. Kaashandel, Verdussenstraat 170, Antwerpen, ziet er verdacht uit, alsof er iets verdoken wordt gehouden, alsof er wormen in die kaas zitten. Toen kwam ik op algemene kaashandel. Dat was al beter. Maar ik vind dat zo’n Vlaamse

122

40

45

50

55

60

65

70

75

benaming zo naakt is, zo overdreven duidelijk, zo zonder bloemen. En ik houd niet van het woord kaas, dat heb ik nog gezegd. Daarop probeerde ik commerce général de fromage. Klinkt beter en fromage is minder kaasachtig dan kaas. commerce général de fromage hollandais is weer een stap vooruit. Daardoor houd ik mij zeker een hoop mensen van het lijf die Gruyère of Chester nodig hebben, terwijl ik alleen Edammer omzet. Maar Commerce is toch niet alles. entreprise generale de fromage hollandais. Daar zit klank in. Maar Entreprise betekent ondernemen en ik onderneem eigenlijk niets. Ik sla eenvoudig kaas op en verkoop die. Dus entrepôts générale de fromage hollandais. Maar het opslaan is bijzaak. Dat doe ik trouwens niet eens zelf, want ik wil al die kaas niet in mijn huis. De buren zouden protesteren en daar heb je de Vemen voor. De verkoop is hoofdzaak en tekenend voor mijn bedrijf. De omzet, zoals Hornstra zegt. Wat de Engelsen ‘trading’ noemen. Dat is nog eens een woord. Waarom ook geen Engelse firmanaam, zoals de General Marine and Shipbuilding Company zaliger? Engeland heeft op handelsgebied een verdiende wereldfaam. general cheese trading company? Ik begin licht te zien. Ik voel dat ik mijn doel ga bereiken. antwerp cheese trading company? Of misschien general edam chees trading company? Zolang die kaas er in zit zal het niet gaan. Die moet vervangen worden door iets anders: voedingswaren, zuivelprodukten of iets van die aard. general antwerp feeding products association? Eureka! De beginletters vormen g a f p a, een echt slagwoord. Koop liever uw kaas bij de Gafpa,

Literatuurgeschiedenis


80

85

mijnheer. Ik zie wel dat u niet gewoon zijt aan echte Gafpakaas, mevrouw. Gafpakaas is geen kaas, het is honing, mijnheer. Haast u, want onze laatste zending Gafpakaas is bijna uitgeput. Later zal kaas vanzelf wegvallen, want Gafpa wordt spoedig een synoniem van volvette Edammerkaas. Ik heb gedejeuneerd met één enkel broodje en een stuk Gafpa. Zo ver moet ik komen. En niemand die weet dat Fransje Laarmans er achter zit, behalve mijn gezin, mijn broer en mijn vriend Van Schoonbeke aan wie ik mijn firmanaam

90

95

direct per telefoon heb bekend gemaakt, want mijn telefoon is in orde en heeft natuurlijk succes. Mijn zoon Jan belt al zijn schoolvrienden op, zo maar voor zijn plezier, en ik moet wachten om aan de beurt te komen. De eerste dag zie ik wat door de vingers, want ik wil niet kleingeestig zijn. Maar Van Schoonbeke verstond mij niet. Hij dacht dat ik Gaspard zei, omdat zijn vriend met die gouden tanden zo heet. Enfin, ik vertel hem dat woensdag wel. Ik heb hem dan maar gezegd dat mijn telefoon in orde is en hem mijn nummer opgegeven. Uit: Willem Elsschot, Verzameld werk.

In de dubbelroman Lijmen/Het Been (1924/1938) zijn Boorman en Laarmans de hoofdpersonen. Boorman is de keiharde zakenman die de praktijk van het ‘lijmen’ beheerst: hij haalt firma’s over grote hoeveelheden geïllustreerde reclamefolders van hem te betrekken. Laarmans treedt bij Boorman in dienst. Hij blijkt geen zakenman en uiteindelijk zet Boorman in zijn eentje de zaak weer voort. Samenvatting De belangrijkste literaire ontwikkelingen in de periode 1900-1940 zijn de volgende: 1 De literaire wereld veranderde door de groei van het lezerspubliek, de commercialisering en de bestseller. 2 In de Nederlandse literatuur stonden traditie en vernieuwing naast elkaar. 3 De vernieuwingen in de literatuur zijn de autonomiegedachte en de vernieuwende, op de film geïnspireerde roman. 4 Het tijdschrift Forum keert zich tegen de autonomiegedachte en benadrukt het belang van de schrijverspersoonlijkheid (de ‘vent’).

Cursus 10 Twintigste eeuw: van 1900 tot 1940

123


Lezen voor de lijst F. Bordewijk Blokken is een roman over een totalitaire staat waar het individu plaats heeft moeten maken voor het collectief. Blokken is een goed voorbeeld van de toepassing van de filmische montagetechniek. Bint lijkt een roman over een beginnende leraar. Maar het is meer. De school van Bint is een school van tucht en orde. De klas met de bijnaam ‘de hel’ is een (h)echt collectief en de trots van de directeur. De school lijkt een totalitaire staat in het klein. Karakter is een roman over een vader – zoonconflict. Dit conflict wordt uitgevochten in Rotterdam in de crisis van de jaren dertig van de twintigste eeuw. Katadreuffe de hoofdpersoon wint misschien het conflict met zijn vader, maar is ook een verliezer.

Willem Elsschot De hoofdpersoon in Kaas is Laarmans, een kantoorklerk. Na het overlijden van zijn moeder laat hij zich overhalen een kaashandel te beginnen. Aan het eind van het verhaal is hij weer kantoorklerk. In Lijmen / Het been is Boorman een keiharde zakenman en Laarmans zijn minder keiharde compagnon. Ze verkopen het “Wereldtijdschrift”, een geïllustreerde reclamefolder vol hoogdravende taal. Een smederij neemt ongehoord veel exemplaren af. Als de eigenaresse van de smederij een been moet missen krijgt Boorman wroeging. Dat leidt tot tal van verwikkelingen.

Arthur van Schendel Het Fregatschip Johanna Maria gaat over de Amsterdamse zeilmaker Jacob Brouwer die zijn droom najaagt: ooit de eigenaar van het grote zeilschip te zijn waar hij als zeilmaker op werkte. De roman speelt in de tijd waarin de zeilvaart verdrongen wordt door de moderne stoomvaart. Aanbevolen voor zeilers en voor iedereen die gelooft in het verlangen.

124

Literatuurgeschiedenis


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.