Libre service junior hv1 inkijkexemplaar

Page 1

LIBRE SE RV ICE JUNIOR T E X T E S & A C T I V I T É S | 1 H V | A |

r o i n u J

FR ANS VOOR DE ONDERBOUW

LIBRE SE RV ICE JUNIOR |

FR ANS VOOR DE ONDERBOUW

Als je in Frankrijk bij een benzinestation, wegrestaurant of supermarkt libre service ziet staan, weet je dat het om ‘zelfbediening’ gaat. Je moet zélf aan de slag, je maakt keuzes, je gaat op je eigen manier te werk. Libre Service Junior biedt je veel mogelijkheden om tot het beste resultaat te komen!

Omslag Libre Service Junior_HV_A_def.indd 1

9 789006 690361

TEX TES & AC TIVITÉS 1 H V A 13/03/17 13:06



Frans voor de onderbouw

r o i n u J

Auteurs

u u u u u u

Ronald van den Broek Fietje Hoyer Karin van der Kant Franรงoise Lomier Bert Nap Nanda Terpstra

Eindredactie

u Jeanine van der Velde

TEX TES & AC TIVITร S 1 H V A


LIBRE SERVICE JUNIOR • METHODEOVERZICHT / COLOFON

2

METHODEOVERZICHT LIBRE SERVICE JUNIOR

Textes & Activités

havo/vwo

vwo

vmbo gt/h

1 hv A 1 hv B 2 hv A 2 hv B 3 havo A 3 havo B

1 vwo A 1 vwo B 2 vwo A 2 vwo B 3 vwo A 3 vwo B

1 vmbo gt/h A 1 vmbo gt/h B 2 vmbo gt/h A 2 vmbo gt/h B 3/4 vmbo gt A 3/4 vmbo gt B

Digitaal leerplatform ­eDition

Alle boeken worden geleverd met een totaallicentie die bestaat uit de theorie en alle opdrachten voorzien van uitgebreide feedback.

Docentstartlicentie

Toegang tot docentenhandleiding, antwoorden, leerstofoverzichten en audio en video.

Docenttotaallicentie

Toegang tot de materialen van Docentstartlicentie, aangevuld met de toetsen, de digiboeken, de digibordapplicatie Schooltas, VensterFrans, Panorama en het leerlingmateriaal en leerlingvolgsysteem van eDition.

COLOFON Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt. Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl ISBN 978 90 06 690361 Eerste druk, eerste oplage, 2017 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2017

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door foto­kopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer ­informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.­auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.


WERKEN MET LIBRE SERVICE JUNIOR

WERKEN MET LIBRE SERVICE JUNIOR Als je in Frankrijk bij een benzinestation, wegrestaurant of supermarkt libre service ziet staan, weet je dat het om ‘zelfbediening’ gaat. Je moet zélf aan de slag, je maakt keuzes, je gaat op je eigen manier te werk. Libre Service Junior biedt je veel mogelijkheden om goed Frans te leren!

TEXTES & ACTIVITÉS Je werkt met een Textes & Activités. Dat betekent een tekst- en werkboek waarin de teksten en opdrachten bij elkaar in één boek staan. Heel handig én handzaam omdat het niet te dik is en je er direct in kunt werken. Het boek Textes & Activités 1 hv bestaat uit twee delen: A en B. Ieder deel heeft vier unités (hoofdstukken). Bij het leren van een taal vormen de vaardigheden de basis. In iedere unité komen ze daarom aan bod. Zo kun je de woorden en de grammatica die je leert, gebruiken in herkenbare situaties. Daarnaast maak je aan het begin van iedere unité kennis met een onderdeel van de Franse cultuur. De unités zijn als volgt opgebouwd: u  PANORAMA

Iedere unité begint met informatie over Frankrijk en over de verschillen tussen Nederland en Frankrijk. Bij de opening hoort ook de Panorama, die je docent op het digibord laat zien. De Panorama geeft een goed zicht op het hoofdstuk: het belangrijkste vocabulaire, een kort gesprekje en bijvoorbeeld een rap en filmpje die bij het onderwerp passen.

u  LIRE

e leestekst sluit aan bij het onderwerp van de D unité. Bij de leestekst beantwoord je verschillende soorten vragen. De vragen die in het Nederlands zijn gesteld, beantwoord je in het Nederlands. De vragen die in het Frans zijn gesteld, beantwoord je meestal in het Frans. Bij iedere tekst krijg je ook een tip (leesstrategie) die je helpt om teksten beter te begrijpen. u  GRAMMAIRE

In iedere unité oefen je met taalregels en leer je deze. Bij Grammaire I leer je een werkwoord dat veel voorkomt. Bij Grammaire II komt een onderwerp aan bod dat belangrijk is om goede Franse zinnen te spreken en te schrijven. De oefeningen bij Grammaire lopen steeds in moeilijkheid op, van geleide toepassing naar een vrijere opdracht. Zo hoeft grammatica niet moeilijk te zijn! Bij Grammaire Extra kun je verder oefenen met de taalregels. u  ÉCOUTER

In dit onderdeel train je je luistervaardigheid om het Frans goed te verstaan en te begrijpen. Je beluistert steeds twee gesprekken tussen vier Franse jongeren die we een heel jaar volgen: de relaxte Romain, de stoere Ousmane, de arrogante Clémence en de verlegen Aurélie. Verder luister je naar fragmenten die je in Frankrijk zou kunnen horen, zoals een omroepbericht op het station of een reclameboodschap in de supermarkt. Dit heet in Libre Service Junior semi-authentiek luisteren. De luisterfragmenten kun je via een QR-code of via de site beluisteren. u  PARLER

u  REGARDER

Bij kijkvaardigheid bekijk je een vlog waarin een Nederlandse jongen, Bram, en een Franse jongen, David, samen op pad gaan. Hoe red je je in bepaalde situaties in het Frans? Dat leer je met de vlog.

Bij Parler werk je verder met de twee dialogen van Écouter én je gaat aan de slag met een nieuwe dialoog. De woorden en zinnen die je leert bij Parler pas je toe in praktijkgerichte spreekoefeningen. Dat zorgt ervoor dat je prima in staat bent om gesprekken in het Frans te voeren. u  ÉCRIRE

Bij schrijfvaardigheid krijg je bouwstenen in de vorm van vocabulaire en handige zinnen aangereikt zodat je een kaartje, een appje of een mail kunt schrijven.

3


WERKEN MET LIBRE SERVICE JUNIOR

4

u  OPBOUW VAN DE VAARDIGHEDEN

u  MISE EN PRATIQUE

Bij iedere vaardigheid en bij Grammaire biedt Libre Service Junior een indeling in grofweg drie stappen aan (didactique en trois étapes): 1 Een inleidende opdracht bedoeld om je kennis te laten maken met het onderwerp en om woorden bij het thema te activeren (mise en route). 2 De oefenfase waarin je bronnen leert begrijpen of bouwstenen verzamelt voor je schrijf- of spreekopdracht (compréhension). 3 Tot slot een (kleine) toepassing van wat je in de oefenfase hebt geleerd (mise en pratique).

Aan het eind van een vaardigheid pas je toe wat je geleerd hebt. Bij Regarder, Lire en Écouter is dat een kleine opdracht, bij Écrire en Parler is dat de eindopdracht waarin je laat zien wat je geleerd hebt aan vocabulaire, grammatica en handige zinnen. Met daarbij natuurlijk je eigen creativiteit!

Je gaat dus stapsgewijs van makkelijk naar moeilijk, en dat werkt motiverend. Deze drie stappen maken het leren van de Franse taal overzichtelijk en goed te doen. Hieronder staat een korte toelichting bij die drie stappen. UNITÉ 6 • BON APPÉTIT

6

UNITÉ 6 • BON APPÉTIT

REGARDER

7

UNITÉ 6 REGARDER

A1

A1

Jérôme au supermarché Een vlog waarin Jérôme boodschappen doet in de supermarkt. LIRE

A1

Le tchat de Juliette et Jonas Een chat tussen Juliette en Jonas over eetgewoontes en een recept voor een zomerse salade. ÉCOUTER

u  MENU AU CHOIX

Aan het eind van elk onderdeel vind je een menu au choix. Dit keuzemenu biedt extra opdrachten op drie niveaus:   het herhalingsniveau;   het basisniveau waarop je extra kunt oefenen, bijvoorbeeld voor de toets;   en het niveau met een uitdagende opdracht. In het boek vind je een korte beschrijving van deze opdracht, die verder staat uitgelegd op de website. Meestal zal je docent aangeven welke opdracht je moet maken, maar je kunt natuurlijk altijd zelf naar de website gaan om extra te oefenen.

A1

En terrasse, Topchef, Au supermarché Twee dialogen over bestellen op een terras en boodschappen doen, en een reclameboodschap. GRAMMAIRE Het delend lidwoord. PARLER

BON APPÉTIT Frankrijk is het land van de kaas, van de fromage, net als Nederland. Maar toch is er een groot verschil. In Nederland eten veel mensen zowel bij het ontbijt als tussen de middag kaas op hun brood. Fransen eten die kaas, in allerlei soorten, als afsluiting van hun warme maaltijd. Vaak met een stuk stokbrood, een baguette.

Je merkt het al, Fransen houden erg van lekker eten. Ze eten twee keer per dag warm. De lunch (le déjeuner) heeft meestal meerdere gangen: une entrée, un plat principal, du fromage, un dessert. ’s Avonds eten ze hun dîner meestal later dan wij. Daarom is er voor de kinderen om een uur of vier un goûter met iets te drinken, chocola, koekjes of snoepjes (bonbons).

Dat stokbrood is meestal wit, maar steeds vaker kom je ook in Frankrijk gezonde meergranen stokbroden tegen. Er zijn dunne stokbroden –flûtes of ficelles– en grote broden. Die noemen ze meestal gewoon un pain. Bij de bakker kun je niet alleen brood kopen, maar ook allerlei lekkers. Des croissants, des pains au chocolat, des chaussons aux pommes, des macarons. Misschien heb je het zelf wel eens gegeten in de vakantie. En voor taart… gaan de Fransen naar de pâtisserie. Als je daar naar binnen gaat, kijk je je ogen uit!

Veel Franse koks maken erg lekkere gerechten. Niet voor niets komen de bekendste Topchefs uit Frankrijk. De Fransen hebben dan ook de meest bekende prijzen voor restaurants bedacht: de Michelin-sterren. Ieder jaar worden die sterren ook aan Nederlandse restaurants uitgereikt. Voor boodschappen gaan de Fransen naar de supermarché. Ben je wel eens in zo’n Franse supermarkt geweest? Ze noemen die ook wel hypermarché.

A1

En terrasse, Topchef, Une invitation Een gerecht bestellen en afrekenen. ÉCRIRE

A1

Un forum Een bijdrage leveren aan een forum over eetgewoontes. Hypergroot, want je vindt er wel tien meter met verschillende yoghurt, wel dertig soorten kaas, wel twintig merken bronwater. En dan hebben we het nog niet over Franse wijn, groenten, fruit, heerlijke worstjes en nog veel meer. Fransen zijn echte gourmands!

RÉPONDS AUX QUESTIONS 1 Het Franse ontbijt heet le petit-déjeuner. Hoe heet de lunch in Frankrijk? Kun je uitleggen hoe het Franse ontbijt aan deze naam komt? 2 Fransen eten dus geen kaas bij hun ontbijt. Maar… wat eten ze dan wél? Bedenk met elkaar zes dingen die de Fransen ’s ochtends eten en drinken.

APPRENDRE Woorden, zinnen en grammatica: al het leerwerk bij elkaar.

NA DEZE UNITÉ KUN JE… • een eenvoudige vlog die zich in de supermarkt afspeelt begrijpen. • verschillende korte teksten –zoals in sociale media en recepten– begrijpen. • begrijpen wat iets kost en om welke hoeveelheden het gaat. • een gerecht bestellen en afrekenen. • een bijdrage leveren aan een forum over eetgewoontes.

u  FEUILLETON

Je begint altijd met een kleine, speelse opdracht. Je kijkt wat je al weet van een bepaald onderwerp of je herhaalt woorden die je eerder hebt geleerd.

In het keuzedeel kom je steeds een kort hoofdstuk tegen uit het boek: Jean-Paul et ses bonnes idées. Als je alle fragmenten leest, heb je aan het eind van het jaar waarschijnlijk je eerste Franse boek gelezen!

u  MISE EN ROUTE – VOCABULAIRE

u  O PZOEKGRAMMATICA EN WOORDEN

De mise en route biedt je woorden die je nodig hebt om iets te kunnen begrijpen, zeggen of schrijven. Als je goed naar de betekenis van de zinnen kijkt, kun je de juiste betekenis van een woord vaak al raden! Ook grammatica en uitspraak komen – afhankelijk van de vaardigheid – aan bod in de mise en route.

De woorden bij Apprendre leer je zowel Frans Nederlands als Nederlands - Frans. Achter in het Textes & Activités vind je alle grammatica-onderwerpen die je hebt geleerd overzichtelijk bij elkaar. Ook vind je een alfabetische lijst met de woorden die aan bod zijn geweest. En een overzicht van de lees- en leertips.

u  C OMPRÉHENSION GLOBALE EN COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE: TEKSTEN BEGRIJPEN

u  QR-CODE

u  MISE EN ROUTE – START

Bij Regarder, Lire en Écouter ga je eerst in grote lijnen aan de slag met de tekst. Als je weet waar het fragment ongeveer over gaat, kun je de vragen daarna beter maken. u  C OMMENT ÉCRIRE ? / COMMENT DIRE ? EN RECONSTRUIRE

Bij schrijven en spreken zoek je in de teksten handige zinnen op en oefen je daarmee. Dan kan je ze daarna zelf toepassen in een bericht of gesprek.

De audiofragmenten kun je via de site of met een QR-code beluisteren. Voor de QR-code moet je een gratis app installeren. Schrijf niet op de QR-code, want dan doet hij het niet meer. u  INSTRUCTIES

De instructies in Libre Service Junior zijn de eerste vier unités zowel in het Frans als in het Nederlands. Vanaf unité 5 (1 hv B) zijn de instructies vooral in het Frans. Achter in het boek vind je een lijst met de veel voorkomende instructies.


WERKEN MET LIBRE SERVICE JUNIOR u  HET EUROPEES REFERENTIEKADER

Om te bepalen op welk niveau leerlingen in Europa een taal beheersen zijn er ‘Europa-breed’ beschrijvingen en niveau-aanduidingen geformuleerd: het Europees Referentiekader, kortweg ERK. In de onderbouw gelden de volgende niveaus: 1hv

2hv

3hv

Lezen

A1

A1/A2

A2

Luisteren

A1

A1/A2

A2

Schrijven

A1

A1/A2

A2/A1

Spreken/Gesprekken voeren

A1

A1/A2

A2/A1

u  LEERDOELEN

Het ERK is voor elk niveau opgebouwd uit verschillende leerdoelen per vaardigheid. Deze leerdoelen vind je in Libre Service Junior terug aan het begin van iedere vaardigheid. Zo weet je precies waar je naar toewerkt bij het maken van de opdrachten.

5

doen. De nieuwe spelling is bedoeld om het Frans makkelijker en moderner te maken. Meer informatie: www.orthographe-recommandee.info u  DIGITALE LEEROMGEVING

Bij Libre Service Junior hoort de digitale leer­ omgeving eDition: leren.libreservice-online.nl. eDition bestaat uit: • alle opdrachten uit het boek in digitale vorm; • uitgebreide beoordelingsmogelijkheden met ­rubrics bij de mise en pratique van Écrire en Parler; • alle opdrachten uit het menu au choix; • alle bronnen (audio, video, leesteksten); • alle theorie (het grammaticaoverzicht, en bij verschillende grammaticaonderdelen vind je ook uitleg in de vorm van een korte animatie). u  VERBUGA

Wil je werkwoorden leren? Dankzij een samenwerking met Verbuga oefen je op leren.libreservice-online.nl de werkwoorden uit de unités. Door de werkwoorden steeds op een andere manier te oefenen, leer je ze nóg beter! u  WRTS!

u  NIEUWE FRANSE SPELLING

In Libre Service Junior wordt de nieuwe Franse spelling toegepast, net zoals de meeste Franse educatieve uitgeverijen vanaf 2016 video

Een heel bekende site waar je vocabulaire kunt oefenen is www.wrts.nl. Libre Service Junior werkt samen met de makers van WRTS. Je vindt er snel de juiste woordenlijsten die passen bij het boek dat jij gebruikt. Meld je aan en maak je eigen inlog.

audio

examenvraag

sprek

Online

lezen

groepsopdracht

schrij

PICTOGRAMMEN In dit boek wordenmanuel de volgende pictogrammen gebruikt: (Fr) / leren (Eng en Du) woordenboek Kijken / Regarder

Groepsopdracht

Lezen / Lire

Website tweetallen

Grammatica / Grammaire

Herhalings- of reproductieve opdracht

Luisteren / Écouter

Opdracht op toetsniveau

Spreken /nakijken Parler

Uitdagende opdracht

Schrijven / Écrire

Woordenboek

Apprendre

Creatieve opdracht waarbij je verschillende eigentijdse vaardigheden gebruikt

Opdrachtleertip in tweetallen

21st century skills

B1

Grammar

B2

A

kijken rega


6

LIBRE SERVICE JUNIOR • TABLE DES MATIÈRES

TABLE DES MATIÈRES 1 HV UNITÉ

1 BONJOUR !

REGARDER A1 Je kunt de vlog waarin David en Bram elkaar weer zien begrijpen.

Differentiatie

2 MOI ET LES AUTRES

Je kunt de vlog waarin David over zijn vrienden en familie vertelt begrijpen.

Differentiatie

3 APRÈS LES COURS

Je kunt de vlog van David op school begrijpen.

Differentiatie

4 TU HABITES OÙ ?

Differentiatie

MENU AU CHOIX

Je kunt de vlog van David over zijn huis en wijk begrijpen.

LIRE

GRAMMAIRE I

A1

Je kunt korte teksten begrijpen over personen en hun omgeving.

être

Menu au choix: Lire Extra Feuilleton

Menu au choix: Grammaire Extra

Je kunt een korte tekst waarin iemand zichzelf voorstelt en een uitnodiging voor een feest begrijpen.

avoir

Menu au choix: Lire Extra Feuilleton

Menu au choix: Grammaire Extra

Je kunt een interview over school begrijpen, met behulp van afbeeldingen.

werkwoorden op -er

Menu au choix: Lire Extra Feuilleton

Menu au choix: Grammaire Extra

Je kunt informatieve teksten over wonen in Frankrijk begrijpen.

aller (+ futur proche)

Menu au choix: Lire Extra Feuilleton

Menu au choix: Grammaire Extra

Bij de vaardigheden Lire, Grammaire, Écouter, Parler, Écrire komen differentiatieopdrachten voor op drie niveaus:


LIBRE SERVICE JUNIOR • TABLE DES MATIÈRES

ÉCOUTER

A1

GRAMMAIRE II

Je kunt begrijpen hoe Fransen zich voorstellen aan elkaar.

• het bepaald lidwoord en onbepaald lidwoord • il en elle

Semi-authentiek • vocabulaire de classe Prononciation • accenten

Grammaire lexicale • vocabulaire de classe

Menu au choix

Je kunt gesprekken over familie en vrienden begrijpen. Semi-authentiek • verschillende tekstsoorten Prononciation • neusklanken

PARLER

A1

ÉCRIRE

7

A1

Je kunt iemand in het Frans begroeten, afscheid nemen en iets over jezelf vertellen.

Je kunt in een forum een paar eenvoudige zinnen over jezelf schrijven.

Menu au choix: Grammaire Extra

Menu au choix

Menu au choix

• het bezittelijk voornaamwoord

Je kunt over je familie en vrienden vertellen, vragen stellen en beantwoorden.

Je kunt een foto beschrijven en iets zeggen over de mensen die er op staan.

Grammaire lexicale • getallen 0-20

Menu au choix

Menu au choix: Grammaire Extra

Menu au choix

Menu au choix

Je kunt gesprekken over school begrijpen en korte mededelingen verstaan.

• aimer + le / la / l’ / les

Je kunt eenvoudige vragen stellen en beantwoorden over school en hobby’s.

Je kunt een bericht schrijven over je school en hobby’s.

Semi-authentiek • berichten door de intercom op school Prononciation • woorden die met elkaar verbonden worden (liaison)

Grammaire lexicale • vraagwoorden

Menu au choix

Menu au choix: Grammaire Extra

Menu au choix

Menu au choix

Je kunt een gesprek begrijpen waarin iemand naar de weg vraagt en uitleg krijgt. Je kunt een gesprek begrijpen waarin iemand iets over zijn huis en kamer vertelt.

• de ontkenning

Je kunt de weg wijzen en de inrichting van je eigen kamer beschrijven.

Je kunt je droomhuis beschrijven.

Menu au choix

Menu au choix

Grammaire lexicale • voorzetsels

Semi-authentiek • de weg vragen Prononciation • het alfabet Menu au choix

Menu au choix: Grammaire Extra

Grammaire 146 Franse instructies 159

La France 161 Plan de Paris 162


8

LIBRE SERVICE JUNIOR • TABLE DES MATIÈRES

TABLE DES MATIÈRES 1 HV UNITÉ

5 STYLES

REGARDER A1 Je kunt de vlog van David over mode en smaak begrijpen.

Differentiatie

6 BON APPÉTIT

Je kunt de vlog van David in de supermarkt begrijpen.

Differentiatie

7 MÉDIAS

Je kunt de vlog van David over sociale media begrijpen.

Differentiatie

8 VACANCES

Differentiatie

MENU AU CHOIX

Je kunt de vlog van David over vakantie begrijpen.

LIRE

GRAMMAIRE I

A1

Je kunt informatieve teksten over jongeren en hun kleding en stijl begrijpen.

vouloir

Menu au choix: Lire Extra Feuilleton

Menu au choix: Grammaire Extra

Je kunt verschillende soorten teksten, bijvoorbeeld een recept, begrijpen

prendre

Menu au choix: Lire Extra Feuilleton

Menu au choix: Grammaire Extra

Je kunt een tekst over social media begrijpen.

faire

Menu au choix: Lire Extra Feuilleton

Menu au choix: Grammaire Extra

Je kunt informatie uit een lijst opzoeken en een brochure begrijpen.

révision

Menu au choix: Lire Extra Feuilleton

Menu au choix: Grammaire Extra

Bij de vaardigheden Lire, Grammaire, Écouter, Parler, Écrire komen differentiatieopdrachten voor op drie niveaus:


LIBRE SERVICE JUNIOR • TABLE DES MATIÈRES

ÉCOUTER

A1

Je kunt gesprekken tussen Fransen begrijpen en het onderwerp bepalen van kijk- en luisterteksten.

GRAMMAIRE II • het bijvoeglijk naamwoord Grammaire lexicale • 20-69

PARLER

A1

ÉCRIRE

A1

Je kunt praten over je uiterlijk en je kleding.

Je kunt een paar zinnen opschrijven over je eigen smaak en die van anderen.

Semi-authentiek • omroepberichten in een warenhuis Prononciation • uitspraak s / z Menu au choix

Menu au choix: Grammaire Extra

Menu au choix

Menu au choix

Je kunt begrijpen wat iets kost en om welke hoeveelheden het gaat.

• het delend lidwoord

Je kunt een gerecht van een eenvoudige menukaart bestellen en afrekenen.

Je kunt een paar eenvoudige zinnen opschrijven over wat je wel en niet lekker vindt.

Semi-authentiek • aanbiedingen in een supermarkt Prononciation • uitspraak g

Grammaire lexicale • hoeveelheidswoorden en ontkenningen

Menu au choix

Menu au choix: Grammaire Extra

Menu au choix

Menu au choix

Je kunt moedertaal­sprekers verstaan en begrijpen.

• passé composé

Je kunt een aantal zaken regelen.

Je kunt een eenvoudig formulier invullen om aangifte te doen.

Semi-authentiek • berichten via verschillende media Prononciation • uitspraak f / v

Grammaire lexicale • getallen 70-100

Menu au choix

Menu au choix: Grammaire Extra

Menu au choix

Menu au choix

Je kunt moedertaalsprekers verstaan als ze directe vragen aan je stellen.

à + lidwoord en de + lidwoord

Je kunt aan een groep iets vertellen over je vakantie.

Je kunt een eenvoudige lijst met vragen over jezelf invullen.

Menu au choix

Menu au choix

Semi-authentiek • waarschuwingen Prononciation • intonatie Menu au choix

Grammaire lexicale • het weer

Menu au choix: Grammaire Extra

Grammaire 146 Franse instructies 159

La France 161 Plan de Paris 162

9


10

LIBRE SERVICE JUNIOR • VOCABULAIRE DE CLASSE

un tableau interactif Regardez le tableau ! une feuille

te tex ez e l . nd ez Lis répo tions s et que x au

une porte

Du silence ! Ouvrez vos livres, s’il vous plait !

Je n’ai pas compris. Tu peux m’aider ?

Je peux me mettre à côté de Fabienne ?

un stylo

une interrogation Vous avez les notes, s’il vous plait ? une chaise C’est à quelle page ?

un ordinateur

une poubelle

Chewinggum à la poubelle !

une table


LIBRE SERVICE JUNIOR • VOCABULAIRE DE CLASSE

11

une fenêtre

Je peux fermer la fenêtre ?

C’est très bien ! Chapeau ! Excusez-moi, je n’ai pas fait mes devoirs. Je regrette, j’ai oublié mon livre.

Madame, je peux aller aux toilettes ?

Je voudrais vous demander quelque chose.

Pourriez-vous répéter, s’il vous plait ?

un cahier

un crayon un livre


12

UNITÉ 1 • BONJOUR !

1

BONJOUR ! In Libre service Junior maak je kennis met Frankrijk en haar inwoners. Dat zijn er zo’n 66 miljoen. Le français, de Franse taal, wordt niet alleen in Frankrijk gesproken, maar over de hele wereld. 220 miljoen mensen in 28 landen spreken Frans! Bonjour! zeg je als je in Frankrijk iemand begroet. Bij een begroeting hoort in Frankrijk trouwens bijna altijd een handdruk of een paar luchtige kussen op de wang. Elke keer weer. Ook als je elkaar aan het begin van een schooldag tegenkomt. Het aantal kussen varieert per streek! Les Français zijn trots op hun land, hun taal en hun nationale helden. Nederlanders juichen voor Oranje en hebben de leeuw als macotte. In Frankrijk zie je veel bleu, blanc et rouge als les Bleus een

internationaal voetbaltoernooi winnen. Op hun shirt staat een Frans symbool, de trotse haan: le coq. La France is voor veel mensen een geweldig vakantieland. Ook voor de Fransen zelf. In juli en augustus gaan veel Fransen tegelijk op vakantie. Dat zorgt dan voor een samedi noir (zwarte zaterdag) met meer dan 700 kilometer file op de autoroutes. Misschien ben je wel eens in Frankrijk geweest in de zomer. Dan weet je er vast al wat van. Tijdens de Tour de France rijden de wielrenners door de verschillende landschappen van Frankrijk. Beroemd zijn de zware ritten door de montagnes zoals les Alpes en les Pyrénées. Maar de étapes voeren ook langs stille villages in het binnenland of langs de zonnige plages aan de kusten van de océan


UNITÉ 1 • BONJOUR !

13

UNITÉ 1 REGARDER

A1

David et Bram ! Een vlog over David die zichzelf en zijn vriend Bram voorstelt. LIRE

A1

Bonjour !, Paris, le 19e arrondissement Een tekst waarin de hoofdpersonen van Libre Service Junior zich voorstellen en een tekst over het arrondissement waarin de hoofdpersonen wonen. GRAMMAIRE I Het onregelmatige werkwoord être ÉCOUTER

A1

Twee dialogen waarin de hoofdpersonen met elkaar kennismaken en een fragment met vocabulaire de classe. GRAMMAIRE II Het lidwoord / Il(s) / Elle(s) PARLER

A1

Iemand in het Frans begroeten, afscheid nemen en iets over jezelf vertellen.

Atlantique of de Méditerranée. De finishlijn ligt altijd in de capitale van Frankrijk: Paris. Een stad zo groot als de provincie Utrecht. In dit eerste hoofdstuk maak je kennis met de vier hoofdpersonen Aurélie, Clémence, Ousmane en Romain. Je gaat ze volgen in hun dagelijkse belevenissen. Veel plezier! RÉPONDS AUX QUESTIONS

1 Ken je landen waar Frans wordt gesproken? 2 Welke beroemde Franse merken, producten of gerechten kun je noemen?

ÉCRIRE

A1

Salut ! Een paar eenvoudige zinnen over jezelf schrijven. APPRENDRE Woorden, zinnen en grammatica: al het leerwerk bij elkaar. NA DEZE UNITÉ KUN JE… • een eenvoudige vlog over twee jongens begrijpen. • korte teksten over personen en hun omgeving begrijpen. • begrijpen hoe Fransen zich voorstellen aan elkaar. • iemand in het Frans begroeten, afscheid nemen en iets over jezelf vertellen. • een paar eenvoudige zinnen over jezelf schrijven aan Franse leeftijdgenoten.


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • REGARDER

14

REGARDER A1

DOEL: je kunt de vlog van David begrijpen.

EXERCICE 1 – COMPRÉHENSION GLOBALE Regarde le vlog de David. Vrai ou faux ? Coche. Kruis aan. Waar of niet waar? 1 David stelt zichzelf voor. 2 David heeft Bram nog nooit ontmoet. 3 Bram spreekt al heel goed Frans. 4 David vertelt aan Bram wat ze allemaal kunnen doen in Lille.

vrai faux £ £ £ £ £ £ £ £

EXERCICE 2 – COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE Regarde encore une fois et réponds aux questions. Kijk nog eens en beantwoord de vragen.

1 Wat vragen David en Bram aan elkaar bij hun ontmoeting? ££A Hoe heet je? ££B Hoe gaat het met je? ££C Heb je een goede reis gehad? ££D Ben je moe? ££E Heb je honger? 2 Wat bestelt Bram bij de verkoopster? 3 De verkoopster vraagt aan de jongens ££A of ze hun bestelling willen meenemen. ££B of ze samen of apart betalen. 4 Welke woorden hoor je als David en Bram hun plannen bespreken? Er zijn meer antwoorden mogelijk. ££A la ville (de stad) ££B le quartier (de wijk) ££C les filles (de meisjes) ££D le métro (de metro) ££E le football (voetballen) Apprends le vocabulaire de : Apprendre 1 page 36.


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • LIRE

15

LIRE A1

DOEL: je kunt korte teksten begrijpen over personen en hun omgeving.

EXERCICE 3 – MISE EN ROUTE A Traduis. Vertaal. Tu parles français ? Spreek je Frans? Je maakt kennis met een nieuwe taal. Schrijf de Nederlandse betekenis achter de woorden die je herkent. Bonne chance ! Succes! 1

la musique

6

une orange

2

l’hôpital

7

merci

3

le supermarché

8

féliciter

9

délicieux

4 l’aéroport 5

un éléphant

10 bon appétit !

B T ravaillez en groupe. Kun je nog andere Franse woorden noemen? B ­ edenk er met de hele klas zoveel mogelijk. EXERCICE 4 – MISE EN ROUTE ~ VOCABULAIRE Complète les phrases. Tu retrouves ces mots dans le texte Bonjour ! Maak de zinnen compleet. Vul het ontbrekende woord in. Kies uit de woorden onder de opdracht. 1

Salut ! Je m’appelle Pierre.

Hoi!

2

Je suis un ami de Nicolas Fayet.

Ik ben

3

J’habite 32, rue des Alpes.

4

La rue des Alpes est dans un joli ­quartier.

De Alpenstraat ligt in een mooie

5

Mon école s’appelle collège Georges ­Brassens.

Mijn College.

6

La France est un grand pays.

Frankrijk is een groot

.

7

Paris est la capitale de la France.

Parijs is de hoofdstad van

.

8

C’est une grande ville.

Het is een grote

.

Pierre. van Nicolas Fayet. in de Alpenstraat 32. .

heet Georges Brassens

Frankrijk | ik heet | ik woon | klas | land | school | stad | een vriend | wijk


16

UNITÉ11••BONJOUR ! BONJOUR !••LIRE LIRE UNITÉ

! r u o j n o B 1

2

Voilà Romain. Il habite à Paris, 26, rue de Belleville. C’est dans un joli quartier. Il est au collège Georges Brassens. Il est en cinquième B.

Voici Clémence. Salut ! Je m’appelle Clémence Gautier. Je suis en cinquième A. Et toi ? Tu es en quelle classe ?

3

4

Bonjour ! Je suis Ousmane. Je suis aussi au collège Georges Brassens. Je suis un ami de Romain. Ma famille est sénégalaise. J’habite en Amérique. Oui ! C’est un quartier à Paris. C’est dans le 19e arrondissement.

Aurélie est aussi au collège Georges Brassens. Elle habite dans un autre quartier. Elle va à l’école en métro. Elle est dans la classe de Clémence.

t

rrondissemen Paris, le 19e a

s. La France est un grand pay is. Il y a 66 millions de França . Paris est une très grande ville . C’est la capitale de la France Paris. Il y a 20 arrondissements à ns est dans Le collège Georges Brasse le 19e arrondissement. ris. C’est dans le nord-est de Pa C’est un joli quartier. s de sport. Il y a des parcs et des terrain de technologie. Il y a aussi un grand musée


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • LIRE

17

EXERCICE 5 – COMPRÉHENSION GLOBALE Lis et écoute les textes. Luister naar de teksten en lees mee.

1 Kijk naar de afbeeldingen. Wat zie je voor gebouw achter de vier jongeren?

TIP

2 In welke stad wonen Romain, Ousmane, Aurélie en Clémence?

Kijk altijd goed naar de afbeeldingen. Die helpen je vaak bij het begrijpen van de tekst.

3 Waarover gaat de tekst Paris, le 19e arrondissement? ££A Over de school van de hoofdpersonen van Libre Service Junior.

££B Over de wijk waar de hoofdpersonen van Libre Service Junior wonen. ££C Over een bezoek aan Parijs door de hoofdpersonen van Libre Service Junior. EXERCICE 6 – COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE Lis les textes et réponds aux questions. Lees de teksten en beantwoord de vragen.

1 a Wat is het huisadres van Romain?

b Wat valt je op aan de plaats van het huisnummer?

2 Romain, Clémence, Ousmane en Aurélie ££A zitten in dezelfde klas. ££B wonen in dezelfde wijk. ££C zitten op dezelfde school. 3 Clémence en Ousmane begroeten je allebei. Wat is het verschil?

Clémence zegt:

!

Ousmane zegt:

!

4 Et toi ? Tu es en quelle classe ? Wat wil Clémence van jou weten?

5 Uit welk land komt de familie van Ousmane?

6 Vrai ou faux ? Coche. Kruis aan. Waar of niet waar?

7 Waar ligt het 19e arrondissement? ££A in het centrum van Parijs ££B in het noordoosten van Parijs ££C in het noordwesten van Parijs

QUIZ Wat is een arrondissement?

Op de volgende pagina vind je het antwoord op de quizvraag.

vrai faux £ £ £ £

a Aurélie woont ook in het 19e arrondissement. b Aurélie gaat elke dag met de metro naar school.


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • LIRE

18

8 Lees de tekst Paris, le 19e arrondissement. Noem vier dingen die in het 19e arrondissement te vinden zijn.

9 Denk je dat het leuk is om in het 19e arrondissement te wonen? Waarom?

J In dit hoofdstuk leer je het werkwoord être (= zijn). Zoek de zinnen op in de tekst en vertaal de vetgedrukte woorden.

Je suis un ami de Romain.

La France est un grand pays.

EXERCICE 7 – MISE EN PRATIQUE Fais une affiche. Maak een poster. Voici Paris. Zoek op internet naar informatie over Parijs, het 19e arrondissement en het Georges Brassens College, de school van de hoofdpersonen. Maak een poster met minimaal vijf afbeeldingen en schrijf Franse woorden op die erbij passen.

Apprends le vocabulaire de : Apprendre 2 page 36.

MENU AU CHOIX

Lees de tekst Bonjour ! Je me présente … op pagina 41 en maak de **-opdracht. Dit zijn vragen op toetsniveau. Je kunt de opdrachten ook digitaal maken, dan zie je meteen wat je goed of fout hebt. Lees de tekst Bonjour ! Je me présente … op pagina 41 en maak de ***-opdracht. Je oefent hier ook met inzichtvragen.

Antwoord op de quizvraag: Een stadsdeel.

Lees de tekst Bonjour ! Je me présente … op pagina 41 en maak de *-opdracht. Je oefent hier vooral verder met de tip en globale vragen.


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE I

GRAMMAIRE I

HET ONREGELMATIGE WERKWOORD ÊTRE

EXERCICE 8A

1 De volgende zinnen komen uit de tekst bij Lire. De vetgedrukte woorden zijn ­vormen van het onregelmatige werkwoord être (= zijn). Vertaal de zinnen. Je suis un ami de Romain. Ma famille est sénégalaise.

2 Lees het rijtje, luister naar de uitspraak en zeg na. Leer het daarna uit je hoofd. ÊTRE être je suis tu es

zijn ik ben jij bent

hij is zij is wij zijn, men is

il est elle est on est

nous sommes vous êtes

wij zijn jullie zijn, u bent

zij zijn (m) zij zijn (v)

ils sont elles sont

Let op. 1 2 3

‘Het is’ vertaal je met c’est. ‘Wij zijn’ kun je in het Frans op twee manieren vertalen: on est en nous sommes. ‘Zij zijn’ vertaal je bij alleen maar vrouwelijk met elles. ‘Zij zijn’ vertaal je in alle andere gevallen met ils.

Sophie et Myriam sont au collège. Paul et Marc sont au collège. Paul et Sophie sont au collège.

- Elles sont au collège. - Ils sont au collège. - Ils sont au collège.

3 Je gaat luisteren naar negen zinnen. Welke vorm van être hoor je? Zet tijdens het luisteren het nummer van de zin achter de vorm die je hoort.

Exemple 1

Bonjour, tu es en quelle classe ?

a

f

b tu es

1

g vous êtes

c

h

ils sont

i

elles sont

je suis

il est

d elle est     e

on est

nous sommes

19


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE I

20

EXERCICE 8B Vul de juiste vorm van être in. Kies uit: suis, es, est, sommes, êtes, sont. 1

Bonjour, je m’appelle Hugo. Je

2

Où est Nadia ? Elle

au collège ?

3

Elles

au camping.

4

Vous

à Paris ?

5

Nous

à la tour Eiffel.

6

Et toi ? Tu

sportif.

aussi en France ?

EXERCICE 8C Vul de juiste vertaling in. 1

Je m’appelle Bastien.

2

3

Voilà Sarah et Alicia.

4

5

6

Max est français ? - Non,

7

Nadia est en France ? - Non,

l’ami de Julien.

ik ben

l’ami de Raymond.

het is

en cinquième B.

zij zijn

sympathique.

u bent

en vacances.

wij zijn (2x)

néerlandais.

hij is

au Maroc.

zij is

/

EXERCICE 8D Geef in het Frans antwoord. Maak zinnen met de gegevens onder de opdracht. 1  Tu es l’ami de Nicolas ?

2 Non,

.

3  Vous êtes dans la même classe, Denis et Nicolas ?

4 Oui,

.

5  Marine et Sophie sont en vacances ?

6 Oui,

.

7  C’est une photo de Paris ?

8 Oui,

.

l’ami de Jules | au camping | en cinquième A | la tour Eiffel Apprends la grammaire de : Apprendre 3 page 37.

MENU AU CHOIX Maak exercice 8E op pagina 43 of op de site. Maak exercice 8F op pagina 43 of op de site. Maak exercice 8G op pagina 43 of op de site. Maak de quiz op Socrative om te testen of je dit onderwerp goed begrijpt.


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • ÉCOUTER

ÉCOUTER A1

DOEL: je kunt begrijpen hoe Fransen zich voorstellen aan elkaar.

EXERCICE 9 – MISE EN ROUTE A Écoute et combine. Luister en combineer de plaatjes met de zinnen die je hoort. Zet het nummer van de zin onder het juiste plaatje.

le métro

la Hollande

un camping

bonjour, ça va ?

la France

£

£

£

£

£

B Écoute et répète. Luister naar de woorden onder de plaatjes en zeg na. EXERCICE 10 – MISE EN ROUTE ~ VOCABULAIRE Choisis la bonne traduction. Tu retrouves ces mots dans les dialogues. Kies de juiste vertaling uit de woorden onder de opdracht en vul in. Er blijft één woord over. 1

Tu parles français ? - Oui, je parle français et néerlandais.

2

Tu es belge ? - Non, je suis français.

3

Le garçon s’appelle Tom.

4

La fille s’appelle Julia.

5

Julia est une amie de Sarah.

6

Salut. Comment tu t’appelles ? – Moi ? Simon.

7

Ça va ? - Oui, ça va bien.

8

Le prénom de monsieur Dumas, c’est Patrick.

het gaat goed | hoe | ja | de jongen | het meisje | nee | de voornaam | een vriendin | wie

TIP Om te begrijpen wat er gezegd wordt, hoef je niet elk woord precies te verstaan. Let vooral op woorden die je makkelijk kunt herkennen.

21


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • ÉCOUTER

22

EXERCICE 11 – PRONONCIATION Écoute et répète les mots. Luister naar de woorden en zeg na. In het Frans worden letters en woorden anders uitgesproken dan je in het ­Nederlands gewend bent. Soms helpt een accent (‘, `) bij de uitspraak. l’école

Een é spreek je uit als in het woord ‘thee’.

le collège

Een è spreek je uit als in het woord ‘melk’.

l’hôtel

Je spreekt de letter h niet uit.

ça va

Een ç spreek je uit als een s.

la France, le garçon

aak spreek je een klank door je neus: V de neusklank.

une fille, deux filles

Een e of een s aan het eind van een woord spreek je meestal niet uit.

vous, bonjour

Een ou spreek je uit als een oe.

au revoir

Een au spreek je uit als een o.

EXERCICE 12 – COMPRÉHENSION GLOBALE Lis les questions. Écoute les deux dialogues et souligne la bonne réponse. Lees eerst de vragen. Luister dan naar de twee gesprekken en onderstreep het juiste antwoord. DIALOGUE 1

1

Aurélie en Clémence ontmoeten elkaar en praten over hun klas / vakantie.

2

Ze kennen elkaar al / maken kennis.

3

Clémence kent Ousmane al / maakt kennis met Ousmane.

4

Als de bel gaat, gaan ze dezelfde klas binnen / nemen ze afscheid van elkaar.

DIALOGUE 2

EXERCICE 13 – COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE Écoute encore une fois et réponds aux questions. Luister nog een keer en beantwoord de vragen. DIALOGUE 1

1 Kies bij elke zin de juiste reactie. Schrijf het cijfer op.    1

Oui, c’est vrai.

b Tu es en quelle classe ?

2

Je m’appelle Aurélie.

c

3

C’est possible.

d On va être amies ?

4

Je suis en cinquième A.

a

Salut, comment tu t’appelles ?

Nous sommes dans la même classe !

2 Kruis het juiste antwoord aan.

Aurélie en Clémence komen in dezelfde klas. £ A waar £ B niet waar

QUIZ Hoe heet de komma onder de c van garçon?


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • ÉCOUTER

23

3 « ... la fille, là-bas. Qui est-ce ? » Wat vraagt Ousmane hier?

Kruis het juiste antwoord aan. ££A Dat meisje daar. Wie is dat? ££B Die jongen daar. Wie is dat? ££C Waar is jouw vriendin?

DIALOGUE 2

4 « Regarde la fille. C’est une amie ? » Vertaal de twee vetgedrukte woorden.

5 Waarom reageert Aurélie aan het eind van het gesprek met Merci?

Kruis het juiste antwoord aan. ££A Ousmane vindt dat ze een leuke naam heeft. ££B Ousmane vraagt of ze vanmiddag met hem uit wil. ££C Ousmane zegt dat ze er leuk uit ziet.

6 Onderstreep het juiste antwoord. Clémence vindt Ousmane een leuke jongen / niet zo aardig.

7 Aurélie is een beetje verlegen. Hoe merk je dat in het gesprekje? EXERCICE 14 – COMPRÉHENSION SEMI-AUTHENTIQUE A In Libre Service Junior krijg je opdrachten in het Frans. Om die te begrijpen moet je een paar belangrijke woorden kennen. Écoute le vocabulaire de classe et combine. Luister naar de woorden en maak combinaties. Noteer de letter bij het juiste Franse woord. GRAMMAIRE LEXICALE – VOCABULAIRE DE CLASSE Regarde le film.

Réponds aux questions.

Lis le texte.

Complète les phrases.

Écoute le dialogue.

Combine les images.

Écris un e-mail.

Travaillez à deux.

Kijk voor meer Vocabulaire de classe op pagina 10 en 11. Regarde

2

Lis

3

Écoute

4

Écris

5

Réponds

6

Travaillez

7

Complète

8

Combine

£ £ £ £ £ £ £ £

a

Beantwoord de vragen.

b Luister naar de dialoog. c

Werk in tweetallen.

d Lees de tekst. e

Schrijf een e-mail.

f

Combineer de plaatjes.

g Kijk naar de film. h

Maak de zinnen af.

Antwoord op de quizvraag: Une cédille.

1


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • ÉCOUTER

24

B Complète les phrases. Vul de juiste woorden in. 1

Luister nog een keer.

encore une fois.

2

Lees het gesprek.

le dialogue.

3

Combineer de zinnen.

les phrases.

4

Schrijf het antwoord.

la réponse.

5

Kijk naar de plaatjes.

les images.

EXERCICE 15 – MISE EN PRATIQUE A Complétez le dialogue. Travaillez à deux. Vul de juiste zinnen in zodat je een logisch gesprek krijgt. Werk in tweetallen. 1 Bonjour.

2

3

Ça va ?

4

5

Comment tu t’appelles ?

6

7

C’est un joli prénom !

8

9

Au revoir.

10

À plus ! | Je m’appelle ... | Merci. | Oui, ça va bien. | Salut. B Faites le dialogue. Speel samen met je klasgenoot het gesprek. Wissel daarna van rol. Apprends le vocabulaire de : Apprendre 4 et 10 (grammaire lexicale) page 37 et 39.

MENU AU CHOIX Luister naar de dialogen en vul de ontbrekende woorden in. Luister naar de dialogen en beantwoord de vragen. Luister naar de dialogen en combineer.


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE II

GRAMMAIRE II

HET LIDWOORD / IL(S) / ELLE(S)

EXERCICE 16A A Écoute le texte. Luister naar de tekst. Le village de Benoît. Voilà Benoît. Il habite à Saint-Martin. C’est un village. Voilà la maison de Benoît. C’est une maison avec un arbre. Saint-Martin la piscine

un restaurant

la maison de Benoît

un arbre

le camping

à gauche

une terrasse

à droite

le terrain de foot

un hôtel Benoît

Bonjour Benoît !

Bonjour.

C’est bien, Saint-Martin ?

Oui, c’est bien. Voici les photos. Regarde. Il y a un camping avec une piscine.

Où est la piscine ?

Elle est à gauche.

Il y a des restaurants ?

Oui, il y a un restaurant avec une terrasse.

Où est le restaurant ?

Il est à droite. L’hôtel est aussi à droite.

Et où est le terrain de foot ?

Il est à gauche. C’est super, le football !

B Kijk naar de tekening. Noteer de Franse woorden. a

e

een boom

b de camping

f

een restaurant

c

g een hotel

h

het zwembad

het voetbalveld

d het huis

een terras

25


26

UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE II EXERCICE 16B

1 Noteer de vertaling achter de Franse woorden.

a

le garçon

c

la fille

de jongen

➔ b un garçon ➔

d une fille

een meisje

2 Onderstreep het juiste antwoord.

Voor een mannelijk woord staat le of un / la of une. Voor een vrouwelijk woord staat le of un / la of une.

3 Onderstreep in het gesprekje met Benoît van exercice 16A alle vormen van le, la, un en une. HET LIDWOORD (DE, HET, EEN) In het Frans heb je mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden. Hier horen verschillende lidwoorden bij. Bij personen kun je vaak zien of een woord mannelijk of vrouwelijk is. Bij andere woorden moet je dat leren. 1.1 De lidwoorden ‘de’ en ‘het’ vertaal je met le of la. mannelijk vrouwelijk le garçon la fille le collège la classe Voor een klinker of stomme h veranderen le en la in l’. l’ami (m) de vriend l’amie (f) de vriendin l’hôtel (m) het hotel l’adresse (f) het adres Bij meervoud is het lidwoord les. les garçons de jongens les filles de meisjes les arbres de bomen les hôtels de hotels In het meervoud komt er achter het zelfstandig naamwoord een s. 1.2 Het lidwoord ‘een’ vertaal je met un of une. mannelijk vrouwelijk un garçon une fille un collège une classe un hôtel une adresse

een jongen een middelbare school een hotel

een meisje een klas een adres

Bij meervoud gebruik je in het Nederlands geen lidwoord. In het Frans gebruik je des. des amis x vrienden des filles x meisjes


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE II

27

EXERCICE 16C – EN ÉTAPES Lees 1.1. Onderstreep het juiste lidwoord. 1

het restaurant

le / la / l’ / les restaurant

2

het terras

le / la / l’ / les terrasse

3

de boom

le / la / l’ / les arbre

4

het ziekenhuis

le / la / l’ / les hôpital

5

de vrienden

le / la / l’ / les amis

Lees 1.2. Vul het juiste lidwoord in. Kies uit: un, une, des. 6

een vriend

ami

7

een vriendin

amie

8

een stad

ville

9

een dorp

village

pays

10 landen EXERCICE 16D

A Vul het juiste Franse lidwoord in. 1

Voilà          tante et           oncle de Lola.

2

3

Le 19e arrondissement est

de, de

appartement de Jean est moderne.

het

quartier fantastique.

een

4

Il y a          parcs et          terrains de foot.

x/x

5

touristes sont en terrasse.

de

de Lucas s’appelle collège Victor Hugo.

de school

B Vul de ontbrekende Franse woorden in. 1

2

Je suis dans

de Sacha.

de klas

3

Yasmine est

dans la classe de Marion.

een meisje

4

Où sont

de Martine ?

vriendinnen

5

Il y a

à la piscine ?

jongens

IL(S) EN ELLE(S) 1.3

Ook bij dingen gebuik je il / ils en elle / elles. Le camping est joli. Il est joli. Les campings sont jolis. Ils sont jolis. La chambre est jolie. Elle est jolie. Les chambres sont jolies. Elles sont jolies.

De camping is mooi. De campings zijn mooi. De kamer is mooi. De kamers zijn mooi.

Hij is mooi. Ze zijn mooi. Hij is mooi. Ze zijn mooi.


28

UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE II EXERCICE 16E Vervang de vetgedrukte woorden. Kies uit: il, elle, ils of elles. 1

Lisa est au camping.

est au camping.

2

Benoît habite à Saint-Martin.

habite à Saint-Martin.

3

Le quartier est joli.

est joli.

4

La maison de Benoît est grande.

est grande.

5

Les restaurants sont à gauche.

sont à gauche.

EXERCICE 16F Vorm tweetallen. Wijs om de beurt een afbeelding aan en maak gesprekjes volgens het voorbeeld. Exemple

1  C’est un camping.

–  Où est le camping ?

Il est à gauche.

1

2 camping (m)

3

piscine (v)

4 terrasse (v)

5

restaurant (m)

6 arbre (m)

à gauche

hôtel (m)

à droite

Apprends la grammaire de : Apprendre 5 pages 37 et 38.

MENU AU CHOIX Bekijk de instructievideo over het lidwoord en maak exercice 16G op ­pagina 44 of op de site. Maak exercice 16H en 16I op pagina 44 of op de site. Maak exercice 16J op pagina 45 of op de site. Maak de quiz op Socrative om te testen of je dit onderwerp goed begrijpt.


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • PARLER

PARLER A1

DOEL: je kunt iemand in het Frans begroeten, afscheid nemen en iets over jezelf vertellen.

1 CLÉMENCE ET AURÉLIE

Clémence Salut, comment tu t’appelles ? Aurélie Euh, moi ? Je m’appelle Aurélie. Je suis nouvelle. Clémence Moi, c’est Clémence. Clémence Gautier. Aurélie Tu es en quelle classe ? Clémence Je suis en cinquième A. Aurélie Moi aussi ! Alors, nous sommes dans la même classe ! Clémence Oui, c’est vrai. Aurélie Euh .. Clémence ? On va être amies ? Clémence Oui, ... c’est possible.

2 CLÉMENCE, OUSMANE ET AURÉLIE

Clémence Salut Ousmane. Ça va ? Ousmane Salut. Clémence. Ça va bien, merci. Regarde la fille, là-bas. Qui est-ce ? C’est une amie ? Clémence Euh, non. Elle est dans ma classe. Ousmane Bonjour. Aurélie Bonjour ... euh .... . Clémence Je te présente Ousmane. Ousmane Et toi ? Comment tu t’appelles ? Aurélie Euh ... moi ? Clémence Elle s’appelle Aurélie. Ousmane Aurélie ? C’est chouette, c’est un joli prénom ! Aurélie Merci. Ousmane Écoutez ! C’est l’heure ! Au revoir ! Clémence Au revoir. À plus ! Clémence C’est un joli garçon, hein ? Aurélie Euh ... oui.

3 JEANNE ET TRISTAN Jeanne Tu habites où maintenant ? Tristan J’habite à Bobigny. Jeanne Ah bon ! Il est bien, le quartier ? Tristan Oui, il est très bien. Il y a un skatepark, et aussi une piscine. Et le terrain de foot est super ! Jeanne Génial ! Et ... ils sont sympas, dans le quartier ? Tristan Oui ! Lucas, il est super sympa. C’est un ami. Il y a aussi Nathan, Rémi et Emma. Et il y a monsieur et madame Dumas. Ils sont très sympas aussi. Jeanne C’est super. Tu habites dans un appartement ? Tristan Non, j’habite dans une maison avec un petit jardin. Jeanne Et le collège est loin ? Tristan Non, il est à cinq minutes.

29


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • PARLER

30

EXERCICE 17 – MISE EN ROUTE ~ RÉVISION

1

2

3

4

Racontez. Travaillez à deux. Wijs om de beurt een foto aan en zeg in het Frans wat je ziet. Gebruik woorden als regarde, voilà, c’est. EXERCICE 18 – MISE EN ROUTE ~ GRAMMAIRE Répondez aux questions. Travaillez à deux. Stel elkaar om de beurt een vraag. Gebruik il, elle, ils of elles in je antwoord. Exemple Théo est sportif ? Oui, il est sportif. 1

Adrien est français ? Oui, …

2

Les villes sont modernes ? Oui, …

3

Solène est très intelligente ? Oui, …

4

Les garçons sont au supermarché ? Oui, …

5

Le collège est nouveau ? Oui, …

QUIZ Wat is het verschil tussen vousvoyeren en tutoyeren?

EXERCICE 19 – COMPRÉHENSION GLOBALE Écoute le dialogue 3 et réponds aux questions. Luister naar dialoog 3 en beantwoord de vragen. DIALOGUE 3

1 Waarover vertelt Tristan? Kruis aan. £ zijn nieuwe wijk £ mensen die hij kent £ het park £ zijn huis

£ de supermarkt £ zijn school

2 Onderstreep het juiste antwoord. a Tristan is tevreden / ontevreden over zijn nieuwe woonbuurt. b Tristan heeft al veel / nog geen nieuwe vrienden gemaakt in zijn nieuwe buurt. EXERCICE 20 – MISE EN ROUTE ~ VOCABULAIRE Traduis les mots. Tu retrouves ces mots dans les dialogues. Vertaal de woorden. Zoek de Franse woorden op in de dialogen. 1

Je suis au collège Jean Macé. Je suis

2

Chouette, nous sommes

3

Marianne est une amie. Elle est très

4

Voilà Ousmane.

5

Tu habites

6

Tu habites dans

7

Non, j’habite dans

8

Le collège est

A.

in de brugklas

la même classe !

in

.

aardig

Ousmane.

ik stel je voor

maintenant ?

waar

?

een appartement

avec un jardin.

een huis

? – Non, il est à 5 minutes.

ver


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • PARLER

31

EXERCICE 21 – COMMENT DIRE ? Écoute encore une fois et lis les trois dialogues. Souligne les phrases dans les dialogues et note. Luister nog een keer naar de dialogen en lees mee. Dialoog 1 en 2 heb je al bij Écouter beluisterd. Onderstreep de zinnen in de dialogen. Schrijf ze naast de Nederlandse vertaling. 1

Hoi, hoe heet je?

2

Ik heet Aurélie.

3

Hoe gaat het?

4

Tot ziens!

5

Waar woon je nu?

6

Ik woon in Bobigny.

DIALOGUE 2

DIALOGUE 3

EXERCICE 22 – RECONSTRUIRE

Dag.

Ik heet …

Ik zit in … (klas) B Travaillez à deux. Regardez les images et racontez. Kijk naar de afbeeldingen en de tekstballonnen. Vertel in het Frans wat er gezegd wordt. Maak hele zinnen. Oefen de gesprekjes een paar keer en wissel ook van rol.

1   ik heet − ik woon in – en jij?

3

dit is – hij /zij woont in – vriend(in)

2 dag 4  goed, bedankt 6 tot…!

1 hoi 3  hoe …? 5  tot ziens!

Antwoord op de quizvraag: Als je tutoyeert, spreek je iemand met ‘jij’ aan, als je vousvoyeert, zeg je ‘u’. Dat laatste doen Fransen veel meer dan Nederlanders.

A Travaillez à deux. Cherchez les mots et les phrases dans les dialogues. Zoek de woorden en zinnen op in de tekst. Presenteer jezelf aan elkaar.

2

DIALOGUE 1


32

UNITÉ 1 • BONJOUR ! • PARLER EXERCICE 23 – MISE EN PRATIQUE

› SITUATIE Je gaat op school je eigen Franse vlog opnemen met een klasgenoot.

› OPDRACHT Schrijf de tekst voor de vlog. Daarin moet de volgende informatie staan. • Groet de kijkers. • Vertel hoe je heet. • Vertel in welke plaats je woont. • Film je klasgenoot. • Zeg hoe hij / zij heet. • Zeg dat hij / zij een vriend(in) is. • • • •

Laat de school zien. Zeg hoe de school heet. Bedenk zelf een vraag voor je kijkers. Neem afscheid.

› TIPS • Controleer voordat je gaat filmen elkaars tekst op fouten. • Gebruik Apprendre 1 t/m 7 van deze unité.

Is de vlog af? Kijk de opdracht terug en geef elkaar twee tips en twee tops. Apprends le vocabulaire et les phrases de : Apprendre 6 et 7 page 38.

MENU AU CHOIX Voer samen het gesprek. Voer samen een gesprek waarin je kennis maakt met elkaar. Maak een korte presentatie waarin je jezelf voorstelt.


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • ÉCRIRE

33

ÉCRIRE A1

DOEL: je kunt een paar eenvoudige zinnen over jezelf schrijven.

EXERCICE 24 – MISE EN ROUTE A Regarde l’exemple. Complète la fiche d’identité. Kijk naar het voorbeeld. Vul het lege formulier in met je eigen gegevens. FICHE D’IDENTITÉ Nom

Lemaire

Prénom

Adèle

Adresse

25, rue de Provence

Ville / Village Avignon Nationalité Collège Ami(e)s

française

Collège Frédéric Mistral Chloé, Estelle

FICHE D’IDENTITÉ Nom Prénom Ville / Village Adresse Nationalité Collège Ami(e)s B Travaillez à deux. Racontez. Vertel om de beurt over jezelf aan de hand van de gegevens die je op het formulier hebt ingevuld. Maak hele zinnen. EXERCICE 25 – MISE EN ROUTE ~ GRAMMAIRE Complète les phrases. Vul de juiste vertaling in. 1

Ah,

2

Yvonne ?

3

4

Voilà Marc et Marie-Claire.

5

l’ami de Nathan !

jij bent

intelligente.

zij is

monsieur Legrand.

u bent

là-bas.

zij zijn

italiens.

wij zijn


34

UNITÉ 1 • BONJOUR ! • ÉCRIRE

FORUM

Salut !

Salut ! Je m’appelle Cédric Bonnet. Je suis français. J’habite à Nice. C’est une ville près de la mer. J’habite dans une grande maison avec un petit jardin. J’aime Nice. Et j’aime le quartier. Il y a un terrain de foot super. Je suis très sportif. J’aime le foot et le tennis. Alors, je suis content ! Je suis en cinquième. Le collège s’appelle collège Vernier. C’est à 10 minutes en bus. Dans ma classe, il y a Jules. C’est un ami. Et Valentine. C’est une amie. On habite dans le même quartier. Et toi ? Comment tu t’appelles ? Tu es français ? Tu habites où ? C’est une ville ou un village ? Comment s’appelle ton collège ? Le collège, il est loin ? Et quel est ton hobby ?

EXERCICE 26 – MISE EN ROUTE ~ VOCABULAIRE Cherche les mots et complète les phrases. Tu retrouves ces mots dans le texte Salut ! Zoek de vertaling van de woorden in de tekst. Vul het Franse woord in. Er blijft één woord over. dezelfde | Frans | geweldig | kleine | Nederlands | of | tevreden | van | de zee

FORUM

1

J’habite en France. Je suis

2

Nice est une ville près de

.

3

J’aime Nice, c’est une ville

!

4

J’habite dans une maison avec un

5

21, rue de France, c’est l’adresse

6

Mon ami Luc habite dans

7

J’aime mon quartier et ma maison. Alors, je suis

8

Tu habites dans une ville

.

jardin. Lisa. rue. C’est chouette ! ! dans un village ?

EXERCICE 27 – COMMENT ÉCRIRE ? Cherche dans le texte et souligne. Zoek op in de tekst en onderstreep. 1

Ik heet Cédric Bonnet.

2

Het is een stad dicht bij de zee.

QUIZ

3

Het is tien minuten met de bus.

4

Wij wonen in dezelfde wijk.

Aan welke zee ligt Nice?

5

Ben jij Frans?

6

Waar woon je?


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • ÉCRIRE FICHE D’IDENTITÉ

Salut !

EXERCICE 28 – RECONSTRUIRE

Nom

35

FORUM

van Veen

Regarde la fiche d’identité. SalutRéponds ! Je m’appelle Cédric Bonnet. Je suis français. Préno aux questions. Geef antwoord deC’est une ville prèsmde la mer. Max J’habite op à Nice. vragen. Maak hele zinnen. Gebruik degrande Vil le / avec J’habite dans une maison unepetitRo jardin. Villag tterdam gegevens van Max. J’aime Nice. Et j’aime le quartier. Il y a un terrain de foot super. Nationalité néerlandai Je suis très sportif. J’aime le foot et le tennis. Alors, je suis content ! Collège Wolfert

le Je suis en cinquième. Le collège s’appelle collège Vernier. Comment tu t’appelles ? C’est à 10 minutes en bus. Dans ma classe, C’est une amie. Tu es français ? il y a Jules. C’est un ami. Et Valentine. On habite dans le même quartier. Hobby

1 2 3

judo

se

College

Tu habites où ?

4

Et une toi ? Comment Tu es français ? C’est ville outuunt’appelles village??

5

Comment collège Comments’appelle s’appelle tonlecollège ? Le? collège, il est loin ? Et quel est ton hobby ?

6

Quel est ton hobby ?

Tu habites où ? C’est une ville ou un village ?

J’aime

.

EXERCICE 29 – MISE EN PRATIQUE Écris une réponse à Cédric. Reageer zelf op het forumbericht van Cédric. Beantwoord zijn vragen. Gebruik de woorden en zinnen uit de vorige opdrachten.

FORUM

MENU AU CHOIX Maak een poster over jezelf. Schrijf een bericht voor een scholierenwebsite en stel jezelf voor. Stel jezelf voor in een e-mail aan een Franse partnerschool.

Antwoord op de quizvraag: Aan de Middellandse Zee (la Méditerranée).

Apprends le vocabulaire et les phrases de : Apprendre 8 et 9 page 39.


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • APPRENDRE

36

APPRENDRE A1

BILAN: LEREN VOOR DE TOETS Ik kan: £ de vlog begrijpen van twee jongeren die zich voorstellen. £ korte teksten begrijpen over personen en hun omgeving. £ begrijpen hoe Fransen zich voorstellen aan elkaar. £ iemand in het Frans begroeten, afscheid nemen en iets over mezelf vertellen. £ een paar eenvoudige zinnen over mezelf schrijven. Grammaire: £ het onregelmatig werkwoord être -  3 £ het lidwoord (1.1 en 1.2) -  5 £ il(s) en elle(s) (1.3) -  5 £ grammaire lexicale: vocabulaire de ­classe £ exercices 8, 14, 16

10

Vocabulaire: £ thématique -  1 £ lire -  2 £ écouter -  4 £ parler + phrases -  6 + 7 £ écrire + phrases -  8 + 9 £ exercices 4, 10, 20, 21, 22, 26, 27, 28

Maak de diagnostische toets. APPRENDRE 1 – VOCABULAIRE THÉMATIQUE

£ dag £ hoi £ tot ziens £ hoe gaat het? £ bedankt

bonjour salut au revoir ça va ? merci

£ ik woon (wonen) £ hier is, hier zijn £ daar is, daar zijn £ meneer £ mevrouw

j’habite (habiter) voici voilà monsieur madame

£ ja £ nee £ de jongen £ het meisje £ ik heet

oui non le garçon la fille je m’appelle

£ er is, er zijn £ het is, dat is £ Frans £ Nederlands £ waar?

il y a c’est français(e) néerlandais(e) où ?

je m’appelle l’ami (m) j’habite (habiter) le quartier l’école (f)

£ de middelbare

le collège

le pays la France la ville bonjour salut

£ de straat £ groot £ mooi, leuk £ er is, er zijn £ ook

APPRENDRE 2 – LIRE ~ VOCABULAIRE

£ £ £ £ £

ik heet de vriend ik woon (wonen) de wijk de school

£ het land £ Frankrijk £ de stad £ dag £ hoi

£ £ £ £

school (klas 1, 2, 3) de klas hier is, hier zijn daar is, daar zijn en jij?

la classe voici voilà et toi ? la rue grand joli il y a aussi


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • APPRENDRE APPRENDRE 3 – GRAMMAIRE I être je suis tu es

zijn ik ben jij bent

il est elle est on est nous sommes vous êtes

hij is zij is wij zijn, men is wij zijn jullie zijn, u bent

zij zijn (m) zij zijn (v)

ils sont elles sont

Let op. 1 2 3

‘Het is’ vertaal je met c’est. ‘Wij zijn’ kun je in het Frans op twee manieren vertalen: on est en nous sommes. ‘Zij zijn’ vertaal je bij alleen maar vrouwelijk met elles. ‘Zij zijn’ vertaal je in alle andere gevallen met ils.

APPRENDRE 4 – ÉCOUTER ~ VOCABULAIRE

£ £ £ £ £

ja nee de jongen het meisje de vriendin

oui non le garçon la fille l’amie (f)

£ £ £ £ £

bedankt voorstellen ik? tot ziens tot later

merci présenter moi ? au revoir à plus

£ £ £ £ £

hoe? het gaat goed de voornaam jij heet hoe gaat het?

comment ? ça va bien le prénom tu t’appelles ça va ?

£ £ £ £ £

leuk wie? nieuw daar, daarginds kijk! (kijken naar)

chouette qui ? nouveau, nouvelle là-bas regarde ! (regarder)

APPRENDRE 5 – GRAMMAIRE II Het lidwoord (de, het, een) In het Frans heb je mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden. Hier horen verschillende lidwoorden bij. Bij personen kun je vaak zien of een woord mannelijk of vrouwelijk is. Bij andere woorden moet je dat leren. 1.1 De lidwoorden ‘de’ en ‘het’ vertaal je met le of la. mannelijk vrouwelijk le garçon la fille le collège la classe Voor een klinker of stomme h veranderen le en la in l’. l’ami (m) de vriend l’amie (f) de vriendin l’hôtel (m) het hotel l’adresse (f) het adres

37


38

UNITÉ 1 • BONJOUR ! • APPRENDRE Bij meervoud is het lidwoord les. les garçons de jongens les filles de meisjes les arbres de bomen les hôtels de hotels In het meervoud komt er achter het zelfstandig naamwoord een s. 1.2 Het lidwoord ‘een’ vertaal je met un of une. mannelijk vrouwelijk un garçon une fille een jongen un collège une classe een middelbare school un hôtel une adresse een hotel

een meisje een klas een adres

Bij meervoud gebruik je in het Nederlands geen lidwoord. In het Frans gebruik je des. des amis x vrienden des filles x meisjes 1.3 Ook bij dingen gebuik je il / ils en elle / elles. Le camping est joli. Il est joli. Les campings sont jolis. Ils sont jolis. La chambre est jolie. Elle est jolie. Les chambres sont jolies. Elles sont jolies.

De camping is mooi. De campings zijn mooi. De kamer is mooi. De kamers zijn mooi.

Hij is mooi. Ze zijn mooi. Hij is mooi. Ze zijn mooi.

APPRENDRE 6 – PARLER ~ VOCABULAIRE

£ in de brugklas £ in £ aardig £ ik stel je voor £ waar?

en cinquième dans sympa je te présente où ?

£ hij heet £ de minuut £ nu £ heel, erg £ goed

il s’appelle la minute maintenant très bien

£ het appartement £ het huis £ ver £ de tuin £ het zwembad

l’appartement (m) la maison loin le jardin la piscine

£ en £ maar £ met £ meneer £ mevrouw

et mais avec monsieur madame

APPRENDRE 7 – PARLER ~ PHRASES

£ Hoe heet je?

Comment tu t’appelles ?

£ Ik heet Thomas.

Je m’appelle Thomas.

£ In welke klas zit je?

£ Ik zit in de brugklas.

Tu es en quelle classe ?

Je suis en cinquième.

£ Wie is dat?

£ Dat is Maxime.

Qui est-ce ?

C’est Maxime.

£ Waar woon je?

£ Ik woon in Parijs.

Tu habites où ?

J’habite à Paris.


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • APPRENDRE APPRENDRE 8 – ÉCRIRE ~ VOCABULAIRE

£ Frans £ de zee £ geweldig £ klein £ van

français(e) la mer super petit de

£ £ £ £ £

£ dezelfde, hetzelfde £ tevreden, blij £ of £ sportief £ Nederlands

le / la même content ou sportif néerlandais(e)

£ de nationaliteit £ de hobby £ dicht bij £ tennis £ dan, dus

de bus het dorp de achternaam de leeftijd het adres

le bus le village le nom de famille l’âge (m) l’adresse (f) la nationalité (f) le hobby près de le tennis alors

APPRENDRE 9 – ÉCRIRE ~ PHRASES

£ Is het een dorp of een stad?

£ Het is een dorp.

C’est une ville ou un village ?

C’est un village.

£ Ben je Nederlands?

£ Nee, ik ben Frans.

Tu es néerlandais(e) ?

Non, je suis français.

£ Ik woon in een huis / een appartement. J’habite dans une maison / un appartement.

£ De middelbare school is op 10 minuten

£ Ik hou van voetbal.

£ In de wijk is een voetbalveld. Dans le quartier, il y a un terrain de foot.

J’aime le foot.

afstand. Le collège est à 10 minutes.

APPRENDRE 10 – GRAMMAIRE LEXICALE ~ VOCABULAIRE DE CLASSE Regarde le film. Lis le texte. Écoute le dialogue. Écris un e-mail. Réponds aux questions. Complète les phrases. Combine les images. Travaillez à deux.

Bekijk de film. Lees de tekst. Luister naar de dialoog. Schrijf een e-mail. Beantwoord de vragen. Maak de zinnen compleet. Combineer de plaatjes. Werk samen.

39


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • LIRE FEUILLETON

40

LIRE FEUILLETON Jean-Paul et la classe ennuyeuse, horrible et terrible ... (1) In het Feuilleton staat bij iedere unité een deel van het boekje Jean-Paul et ses bonnes idées. Jean-Paul heeft een probleem. Hij háát school. Daarom bedenkt hij steeds dingen die veel leuker zijn dan school. Wat die bonnes idées zijn, lees je in het Feuilleton. 1

5

10

15

20

Salut ! Comment ça va ? Comment allez-vous ? Je m’appelle Jean-Paul. Jean-Paul Marie Durand. Je suis un garçon. J’ai treize ans. Je suis petit et brun. J’ai les cheveux bruns et les yeux de couleur noisette. Je suis très intelligent, et très beau. Je suis plus intelligent qu’Albert Einstein et plus beau que Brad Pitt. Mais oui, c’est vrai. Voici ma copine. Elle s’appelle Pascale. Pascale Suzanne Marie Martin. C’est ma meilleure amie. Pascale a treize ans aussi. Elle est grande et blonde. Elle a des cheveux blonds et des yeux verts. Elle n’est pas très jolie. Elle est laide. Ha ! Ha ! Bon, elle n’est pas laide. Mais elle n’est pas belle comme moi. Je suis élève dans une petite école à Paris, en France. Paris est la capitale de la France. J’ai beaucoup de professeurs différents. Mon professeur de français s’appelle madame Fournier. C’est un professeur très ennuyeux. Elle parle beaucoup. Elle parle et parle et parle. Elle parle pendant quarante-cinq minutes sans s’arrêter. Mon professeur de mathématiques s’appelle mademoiselle Lefèvre. Elle aussi est très ennuyeuse. Elle ne parle pas beaucoup. Elle crie beaucoup. Elle crie et crie et crie. Elle crie pendant quarante-cinq minutes sans s’arrêter. Mon professeur d’histoire s’appelle monsieur Dupont. Il est très intéressant. Il ne parle ni crie beaucoup. Il chante beaucoup. Il chante et il chante et chante. Il chante pendant quarante-cinq minutes sans s’arrêter. Et le professeur le plus intéressant est mon professeur de sciences. Mon professeur de sciences s’appelle monsieur Tournesol. Lui, il ne parle, ni crie, ni ne chante. Il dort et dort et dort. Il dort pendant quarante-cinq minutes sans s’arrêter. Mais oui, c’est vrai.

D’après : Magaly Rodríguez – Jean-Paul et ses bonnes idées.


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • LIRE EXTRA

41

LIRE EXTRA TE ...

PRESEN BONJOUR ! JE ME

cq. Maeva Lecler Je m’appelle J’ai 13 ans. fille belge. Je suis une uxelles. J’habite à Br au centre jolie ville e un t es s Bruxelle ue. de la Belgiq lgique. tale de la Be pi ca la i ss C’est au de Spa. est 34, rue Mon adresse étage. rtement au 5e pa ap li jo C’est un s (flamand). et néerlandai is ça an fr e Je parl s un peu anglai you? Et je parle ) : How are ! e il ic ff di (c’est i Baudouin. e collège Ro ll pe ap s’ e Mon écol élèves : se, il y a 24 as cl ma ns Da 12 filles. 12 garçons et classe. ies dans ma am ux de ai J’ llent Elles s’appe sa. Pauline et Li sique. J’aime la mu guitare. Je joue de la

Les ta lents

du co llège Roi Baudo uin pr ésent en

t

Concert les finalistes du concours Baudouin : Maeva Leclercq (guitare), Dylan Peeters (piano) et Les College Rock Stars

Danse groupe de street dance ‘Macadam’

Théâtre de l'humour comédie par les actrices et les acteurs de l’école

prix

s

illet des b gratuit

ipants • partic 5€ s e v lè é • es (ou autr ts n re 10 € • pa famille) e d s re memb

BONJOUR ! JE ME PRÉSENTE … Lis le texte Bonjour ! Je me présente ... Réponds aux questions. Lees de tekst. Beantwoord de vragen.

TIP

1 Lees de titel en bekijk de afbeelding. Waar denk je dat de tekst

Kijk altijd goed naar de afbeeldingen. Die helpen je vaak bij het begrijpen van de tekst.

over gaat?

2 Lees de tekst. Onderstreep de juiste antwoorden.

a Maeva is Belgisch / heeft een Frans en een Nederlands paspoort. b Ze is muzikaal / sportief. c Maeva woont in een flat / rijtjeshuis.

3 Wie zijn Pauline en Lisa?

4 Lees de tekst op de poster. Onderstreep acht woorden die op het Nederlands lijken.


42

UNITÉ 1 • BONJOUR ! • LIRE EXTRA BONJOUR ! JE ME PRÉSENTE … Lis le texte Bonjour ! Je me présente ... Réponds aux questions. Lees de tekst. Beantwoord de vragen.

1 Wat vertelt Maeva over de stad waar ze woont? Noem twee dingen.

2 Je parle français et néerlandais (flamand). Wat denk je dat het woord flamand betekent?

3 Onderstreep het juiste antwoord. Er zitten evenveel jongens als meisjes in de klas van Maeva.

waar | niet waar

4 Kijk naar de poster en lees de tekst. Wat kondigt de poster aan? £ A een culturele avond door leerlingen £ B een talentenjacht voor scholieren £ C een workshop voor leerlingen met talent 5 Welk onderdeel op de poster lijkt je het leukst en waarom?

BONJOUR ! JE ME PRÉSENTE …

Lis les deux textes. Réponds aux questions. Lees de twee teksten. Beantwoord de vragen.

1 Schrijf de vertaling op van de zinnen.

a

J’ai 13 ans.

b

Je suis une fille belge.

c

Dans ma classe, il y a 24 élèves.

d

Je joue de la guitare.

2 Waaraan kun je zien dat Maeva in een flatgebouw woont?

3 Welke taal spreekt Maeva het minst goed? Hoe weet je dat?

4 Wat heeft de poster te maken met de tekst Bonjour ! Je me présente ... ? Noem twee dingen.

5 Lees de tekst op de poster. Maeva speelt goed gitaar. Waaraan kun je dat zien?

6 Vrai ou faux ? Coche. Kruis aan. Waar of niet waar? a Alleen leerlingen kunnen een kaartje kopen. b Familieleden betalen meer dan leerlingen. c Het is gratis voor leerlingen die meedoen. d Er wordt een aparte familieavond georganiseerd.

vrai faux £ £ £ £ £ £ £ £


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE I EXTRA

GRAMMAIRE I EXTRA

43

HET ONREGELMATIGE WERKWOORD ÊTRE

EXERCICE 8E Kies de juiste vorm van être en vul in. 1

Je m’appelle Lucas. Je

2

Voilà Soufian. Il

3

Tu

4

Alexa et Carline

5

Vous

6

Non, nous

au collège Georges Brassens.

suis / es

aussi au collège Georges Brassens.

est / sont

aussi dans la classe de Soufian ?

es / est

au cinéma.

sommes / sont

français ?

est / êtes

néerlandais.

sommes / êtes

Arthur ?

jij bent

l’ami de Martin.

ik ben

en vacances en Italie.

hij is

au supermarché.

zij zijn

dans le 19e arrondissement ?

jullie zijn

un joli quartier.

het is

EXERCICE 8F Vul de juiste vertaling in. 1 2

Oui,

3

Benjamin ?

4

Voilà Tom et Valentin.

5

6

Oui,

7

en France.

wij zijn (1)

8

à Paris.

wij zijn (2)

EXERCICE 8G A Maak logische en goede zinnen met behulp van de zinsdelen.

1

2

3

4

L’appartement

es

au camping, et toi ?

Vous

suis

dans une rue calme.

Je

est

sur Instagram, Matteo et Mathilde ?

Tu

êtes

l’ami de Paul ?

B Vertaal de zinnen. 1

2

3

4


44

UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE II EXTRA

GRAMMAIRE II EXTRA

HET LIDWOORD / IL(S) / ELLE(S)

EXERCICE 16G Onderstreep het juiste lidwoord. 1

C’est le / la collège Georges Brassens.

2

C’est un / une école à Paris.

3

Tu es dans le / la classe de Pauline ?

4

Quelle est le / l’ adresse de Dimitri ?

5

La France est un / une pays en Europe.

6

Les touristes visitent le / la ville.

7

Montmartre est un / une quartier dans le nord de Paris.

8

Comment s’appelle le / la rue de Timothée ?

EXERCICE 16H Vul de zinnen aan. 1

Laure est

2

sympathique.

een meisje

Elle est

de Leila.

de vriendin

3

Où est

de Thalia ?

de klas

4

Qui est

là-bas ?

de jongen

5

C’est Nicolas. Il est

de Pierre.

een vriend

6

Voilà

d’Ibrahim.

de vrienden

7

Amérique est

à Paris.

een wijk

8

Amsterdam et Rotterdam sont

en Hollande.

steden

EXERCICE 16I Vul in: il, elle, ils of elles. 1

Voilà Madeleine.

2

Il y a une piscine ? Oui,

3

Où est le collège ?

4

Où sont les amies de Lina ? -

5

La rue des Alpes est à droite ? - Non,

6

Pierre et Hugo sont à la terrasse ? - Non,

habite à Marseille. est à 5 minutes. est dans le 19e arrondissement. sont là-bas. est à gauche. sont au collège.


UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE II EXTRA EXERCICE 16J Maak Franse zinnen volgens het voorbeeld. Exemple

Le camping est à droite ?

– Oui, il est à droite.

1

2

3

4

à gauche

1

?

?

?

4

?

3

2

à droite

45


LIBRE SE RV ICE JUNIOR T E X T E S & A C T I V I T É S | 1 H V | A |

r o i n u J

FR ANS VOOR DE ONDERBOUW

LIBRE SE RV ICE JUNIOR |

FR ANS VOOR DE ONDERBOUW

Als je in Frankrijk bij een benzinestation, wegrestaurant of supermarkt libre service ziet staan, weet je dat het om ‘zelfbediening’ gaat. Je moet zélf aan de slag, je maakt keuzes, je gaat op je eigen manier te werk. Libre Service Junior biedt je veel mogelijkheden om tot het beste resultaat te komen!

Omslag Libre Service Junior_HV_A_def.indd 1

9 789006 690361

TEX TES & AC TIVITÉS 1 H V A 13/03/17 13:06


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.