LIBRE SERVICE
leren.libreservice-online.nl
1 VWO | A
LIBRE SERVICE FRANS VOOR DE ONDERBOUW
TEXTES & ACTIVITÉS
Als je in Frankrijk bij een benzinestation, wegrestaurant
of
supermarkt
LIBRE SERVICE JUNIOR
libre
service ziet staan, weet je dat het om ‘zelfbediening’ gaat. Je moet zélf aan de slag, je maakt keuzes, je gaat op je eigen manier te werk. Libre Service biedt je veel mogelijkheden om tot het beste resultaat te komen!
AUTEURS Ronald van den Broek Fietje Hoyer Françoise Lomier Els Mulder-van Franeker Bert Nap Marloes de Visser EINDREDACTIE Jeanine van der Velde
TEXTES & ACTIVITÉS 1 VWO | A Naam: Klas:
9 789006 690422
9006690422_omslag.indd 3
21/04/20 14:42
Frans voor de onderbouw
r o i n u J
Auteurs
u u u u u u
Ronald van den Broek Fietje Hoyer Franรงoise Lomier Els Mulder-van Franeker Bert Nap Marloes de Visser
Eindredactie
u Jeanine van der Velde
TEX TES & AC TIVITร S 1 V W O A
2
LIBRE SERVICE JUNIOR • METHODEOVERZICHT / COLOFON
METHODEOVERZICHT LIBRE SERVICE JUNIOR
Textes & Activités
havo/vwo
vwo
vmbo gt/h
1 hv A 1 hv B 2 havo A 2 havo B 3 havo A 3 havo B
1 vwo A 1 vwo B 2 vwo A 2 vwo B 3 vwo A 3 vwo B
1 vmbo gt/h A 1 vmbo gt/h B 2 vmbo gt A 2 vmbo gt B 3/4 vmbo gt A 3/4 vmbo gt B
Digitaal leerplatform eDition
Alle boeken worden geleverd met een totaallicentie die bestaat uit de theorie en alle opdrachten voorzien van uitgebreide feedback.
Docenttotaallicentie
Toegang tot de docentenhandleiding, antwoorden, leerstofoverzichten en audio en video aangevuld met de toetsen, de digiboeken, de digibordapplicatie Schooltas, VensterFrans, Panorama en het leerlingmateriaal en leerlingvolgsysteem van eDition.
WERKEN MET LIBRE SERVICE JUNIOR
WERKEN MET LIBRE SERVICE JUNIOR Als je in Frankrijk bij een benzinestation, wegrestaurant of supermarkt libre service ziet staan, weet je dat het om ‘zelfbediening’ gaat. Je moet zélf aan de slag, je maakt keuzes, je gaat op je eigen manier te werk. Hetzelfde geldt voor deze methode. Libre Service Junior biedt je veel mogelijkheden om goed Frans te leren!
TEXTES & ACTIVITÉS Je werkt met een Textes & Activités. Dat betekent een tekst- en werkboek waarin de teksten en opdrachten bij elkaar in één boek staan. Heel handig, je boek is niet te dik en je kunt er direct in werken. Het boek Textes & Activités 1 vwo bestaat uit twee delen: A en B. Ieder deel heeft vier unités (hoofdstukken). Bij het leren van een taal vormen de vaardigheden de basis. In iedere unité komen ze daarom aan bod. Zo kun je de woorden en de grammatica die je leert, gebruiken in herkenbare situaties. Daarnaast maak je aan het begin van iedere unité kennis met een onderdeel van de Franse cultuur. De unités zijn als volgt opgebouwd:
COLOFON Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt. Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl ISBN 9789006690422 Eerste druk, tweede oplage, 2018 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2017
u PANORAMA Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Iedere unité begint met informatie over Frankrijk en over de verschillen tussen Nederland en Frankrijk. Bij de opening hoort ook de Panorama, die je docent op het digibord laat zien. De Panorama geeft een goed zicht op het hoofdstuk: het belangrijkste vocabulaire, een kort gesprekje en bijvoorbeeld een rap en filmpje die bij het onderwerp passen.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.
u REGARDER
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Bij kijkvaardigheid bekijk je een vlog waarin een Nederlandse jongen, Bram, en een Franse jongen, David, samen op pad gaan. Hoe red je je in bepaalde situaties in het Frans? Dat leer je met de vlog.
Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
u LIRE
De leestekst sluit aan bij het onderwerp van de unité. Bij de leestekst beantwoord je verschillende soorten vragen. De vragen die in het Nederlands zijn gesteld, beantwoord je in het Nederlands. De vragen die in het Frans zijn gesteld, beantwoord je meestal in het Frans. Bij iedere tekst krijg je ook een tip (leesstrategie) die je helpt om teksten beter te begrijpen. u GRAMMAIRE
In iedere unité oefen je met taalregels en leer je deze. Bij Grammaire I leer je een werkwoord dat veel voorkomt. Bij Grammaire II komt een onderwerp aan bod dat belangrijk is om goede Franse zinnen te spreken en te schrijven. De oefeningen bij Grammaire lopen steeds in moeilijkheid op, van een geleide oefening naar een vrijere opdracht. Zo hoeft grammatica niet moeilijk te zijn! Bij Grammaire Extra kun je verder oefenen met de taalregels. u ÉCOUTER
In dit onderdeel train je je luistervaardigheid om het Frans goed te verstaan en te begrijpen. Je beluistert steeds twee gesprekken tussen vier Franse jongeren die we een heel jaar volgen: de relaxte Romain, de stoere Ousmane, de arrogante Clémence en de verlegen Aurélie. Verder luister je naar fragmenten die je in Frankrijk zou kunnen horen, zoals een omroepbericht op het station of een reclameboodschap in de supermarkt. Dit heet in Libre Service Junior semi-authentiek luisteren. De luisterfragmenten kun je via een QR-code of via de site beluisteren. u PARLER
Bij Parler werk je verder met de twee dialogen van Écouter én ga je aan de slag met een nieuwe dialoog. De woorden en zinnen die je leert bij Parler pas je toe in praktijkgerichte spreekoefeningen. Dat zorgt ervoor dat je prima in staat bent om gesprekken in het Frans te voeren. u ÉCRIRE
Bij schrijfvaardigheid krijg je bouwstenen in de vorm van vocabulaire en handige zinnen aangereikt zodat je een kaartje, een appje of een mail kunt schrijven.
3
2
LIBRE SERVICE JUNIOR • METHODEOVERZICHT / COLOFON
METHODEOVERZICHT LIBRE SERVICE JUNIOR
Textes & Activités
havo/vwo
vwo
vmbo gt/h
1 hv A 1 hv B 2 havo A 2 havo B 3 havo A 3 havo B
1 vwo A 1 vwo B 2 vwo A 2 vwo B 3 vwo A 3 vwo B
1 vmbo gt/h A 1 vmbo gt/h B 2 vmbo gt A 2 vmbo gt B 3/4 vmbo gt A 3/4 vmbo gt B
Digitaal leerplatform eDition
Alle boeken worden geleverd met een totaallicentie die bestaat uit de theorie en alle opdrachten voorzien van uitgebreide feedback.
Docenttotaallicentie
Toegang tot de docentenhandleiding, antwoorden, leerstofoverzichten en audio en video aangevuld met de toetsen, de digiboeken, de digibordapplicatie Schooltas, VensterFrans, Panorama en het leerlingmateriaal en leerlingvolgsysteem van eDition.
WERKEN MET LIBRE SERVICE JUNIOR
WERKEN MET LIBRE SERVICE JUNIOR Als je in Frankrijk bij een benzinestation, wegrestaurant of supermarkt libre service ziet staan, weet je dat het om ‘zelfbediening’ gaat. Je moet zélf aan de slag, je maakt keuzes, je gaat op je eigen manier te werk. Hetzelfde geldt voor deze methode. Libre Service Junior biedt je veel mogelijkheden om goed Frans te leren!
TEXTES & ACTIVITÉS Je werkt met een Textes & Activités. Dat betekent een tekst- en werkboek waarin de teksten en opdrachten bij elkaar in één boek staan. Heel handig, je boek is niet te dik en je kunt er direct in werken. Het boek Textes & Activités 1 vwo bestaat uit twee delen: A en B. Ieder deel heeft vier unités (hoofdstukken). Bij het leren van een taal vormen de vaardigheden de basis. In iedere unité komen ze daarom aan bod. Zo kun je de woorden en de grammatica die je leert, gebruiken in herkenbare situaties. Daarnaast maak je aan het begin van iedere unité kennis met een onderdeel van de Franse cultuur. De unités zijn als volgt opgebouwd:
COLOFON Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt. Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl ISBN 9789006690422 Eerste druk, tweede oplage, 2018 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2017
u PANORAMA Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Iedere unité begint met informatie over Frankrijk en over de verschillen tussen Nederland en Frankrijk. Bij de opening hoort ook de Panorama, die je docent op het digibord laat zien. De Panorama geeft een goed zicht op het hoofdstuk: het belangrijkste vocabulaire, een kort gesprekje en bijvoorbeeld een rap en filmpje die bij het onderwerp passen.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.
u REGARDER
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Bij kijkvaardigheid bekijk je een vlog waarin een Nederlandse jongen, Bram, en een Franse jongen, David, samen op pad gaan. Hoe red je je in bepaalde situaties in het Frans? Dat leer je met de vlog.
Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
u LIRE
De leestekst sluit aan bij het onderwerp van de unité. Bij de leestekst beantwoord je verschillende soorten vragen. De vragen die in het Nederlands zijn gesteld, beantwoord je in het Nederlands. De vragen die in het Frans zijn gesteld, beantwoord je meestal in het Frans. Bij iedere tekst krijg je ook een tip (leesstrategie) die je helpt om teksten beter te begrijpen. u GRAMMAIRE
In iedere unité oefen je met taalregels en leer je deze. Bij Grammaire I leer je een werkwoord dat veel voorkomt. Bij Grammaire II komt een onderwerp aan bod dat belangrijk is om goede Franse zinnen te spreken en te schrijven. De oefeningen bij Grammaire lopen steeds in moeilijkheid op, van een geleide oefening naar een vrijere opdracht. Zo hoeft grammatica niet moeilijk te zijn! Bij Grammaire Extra kun je verder oefenen met de taalregels. u ÉCOUTER
In dit onderdeel train je je luistervaardigheid om het Frans goed te verstaan en te begrijpen. Je beluistert steeds twee gesprekken tussen vier Franse jongeren die we een heel jaar volgen: de relaxte Romain, de stoere Ousmane, de arrogante Clémence en de verlegen Aurélie. Verder luister je naar fragmenten die je in Frankrijk zou kunnen horen, zoals een omroepbericht op het station of een reclameboodschap in de supermarkt. Dit heet in Libre Service Junior semi-authentiek luisteren. De luisterfragmenten kun je via een QR-code of via de site beluisteren. u PARLER
Bij Parler werk je verder met de twee dialogen van Écouter én ga je aan de slag met een nieuwe dialoog. De woorden en zinnen die je leert bij Parler pas je toe in praktijkgerichte spreekoefeningen. Dat zorgt ervoor dat je prima in staat bent om gesprekken in het Frans te voeren. u ÉCRIRE
Bij schrijfvaardigheid krijg je bouwstenen in de vorm van vocabulaire en handige zinnen aangereikt zodat je een kaartje, een appje of een mail kunt schrijven.
3
WERKEN MET LIBRE SERVICE JUNIOR
4
u OPBOUW VAN DE VAARDIGHEDEN
u MISE EN PRATIQUE
u HET EUROPEES REFERENTIEKADER
Bij iedere vaardigheid en bij Grammaire biedt Libre Service Junior een indeling in grofweg drie stappen aan (didactique en trois étapes): 1 Een inleidende opdracht bedoeld om je kennis te laten maken met het onderwerp en om woorden bij het thema te activeren (mise en route). 2 De oefenfase waarin je bronnen leert begrijpen of bouwstenen verzamelt voor je schrijf- of spreekopdracht (compréhension). 3 Tot slot een (kleine) toepassing van wat je in de oefenfase hebt geleerd (mise en pratique).
Aan het eind van een vaardigheid pas je toe wat je geleerd hebt. Bij Regarder, Lire en Écouter is dat een kleine opdracht, bij Écrire en Parler is dat de eindopdracht waarin je laat zien wat je geleerd hebt aan vocabulaire, grammatica en handige zinnen. Met daarbij natuurlijk je eigen creativiteit!
Om te bepalen op welk niveau leerlingen in Europa een taal beheersen zijn er ‘Europa-breed’ beschrijvingen en niveau-aanduidingen geformuleerd: het Europees Referentiekader, kortweg ERK. In de onderbouw gelden de volgende niveaus:
u MENU AU CHOIX
Je gaat dus stapsgewijs van makkelijk naar moeilijk, en dat werkt motiverend. Deze drie stappen maken het leren van de Franse taal overzichtelijk en goed te doen. Hieronder staat een korte toelichting bij die drie stappen. UNITÉ 6 • BON APPÉTIT
6
WERKEN MET LIBRE SERVICE JUNIOR
UNITÉ 6 • BON APPÉTIT
REGARDER
7
UNITÉ 6 REGARDER
A1
A1
Jérôme au supermarché Een vlog waarin Jérôme boodschappen doet in de supermarkt. LIRE
Aan het eind van elk onderdeel vind je een menu au choix. Dit keuzemenu biedt extra opdrachten op drie niveaus: het herhalingsniveau; het basisniveau waarop je extra kunt oefenen, bijvoorbeeld voor de toets; en het niveau met een uitdagende opdracht. In het boek vind je een korte beschrijving van deze opdracht, die verder staat uitgelegd op de website. Meestal zal je docent aangeven welke opdracht je moet maken, maar je kunt natuurlijk altijd zelf naar de website gaan om extra te oefenen.
A1
Le tchat de Juliette et Jonas Een chat tussen Juliette en Jonas over eetgewoontes en een recept voor een zomerse salade. ÉCOUTER
1 vwo
2 vwo
3 vwo
Lezen
A1
A1/A2
A2
Luisteren
A1
A1/A2
A2
Schrijven
A1
A1/A2
A2/A1
Spreken/Gesprekken voeren
A1
A1/A2
A2/A1
u LEERDOELEN
Het ERK is voor elk niveau opgebouwd uit verschillende leerdoelen per vaardigheid. Deze leerdoelen vind je in Libre Service Junior terug aan het begin van iedere vaardigheid. Zo weet je precies waar je naar toewerkt bij het maken van de opdrachten.
A1
En terrasse, Topchef, Au supermarché Twee dialogen over bestellen op een terras en boodschappen doen, en een reclameboodschap. GRAMMAIRE Het delend lidwoord. PARLER
BON APPÉTIT Frankrijk is het land van de kaas, van de fromage, net als Nederland. Maar toch is er een groot verschil. In Nederland eten veel mensen zowel bij het ontbijt als tussen de middag kaas op hun brood. Fransen eten die kaas, in allerlei soorten, als afsluiting van hun warme maaltijd. Vaak met een stuk stokbrood, een baguette.
Je merkt het al, Fransen houden erg van lekker eten. Ze eten twee keer per dag warm. De lunch (le déjeuner) heeft meestal meerdere gangen: une entrée, un plat principal, du fromage, un dessert. ’s Avonds eten ze hun dîner meestal later dan wij. Daarom is er voor de kinderen om een uur of vier un goûter met iets te drinken, chocola, koekjes of snoepjes (bonbons).
Dat stokbrood is meestal wit, maar steeds vaker kom je ook in Frankrijk gezonde meergranen stokbroden tegen. Er zijn dunne stokbroden –flûtes of ficelles– en grote broden. Die noemen ze meestal gewoon un pain. Bij de bakker kun je niet alleen brood kopen, maar ook allerlei lekkers. Des croissants, des pains au chocolat, des chaussons aux pommes, des macarons. Misschien heb je het zelf wel eens gegeten in de vakantie. En voor taart… gaan de Fransen naar de pâtisserie. Als je daar naar binnen gaat, kijk je je ogen uit!
Veel Franse koks maken erg lekkere gerechten. Niet voor niets komen de bekendste Topchefs uit Frankrijk. De Fransen hebben dan ook de meest bekende prijzen voor restaurants bedacht: de Michelin-sterren. Ieder jaar worden die sterren ook aan Nederlandse restaurants uitgereikt. Voor boodschappen gaan de Fransen naar de supermarché. Ben je wel eens in zo’n Franse supermarkt geweest? Ze noemen die ook wel hypermarché.
A1
doen. De nieuwe spelling is bedoeld om het Frans makkelijker en moderner te maken. Meer informatie: www.orthographe-recommandee.info u DIGITALE LEEROMGEVING
Bij Libre Service Junior hoort de digitale leeromgeving eDition: leren.libreservice-online.nl. eDition bestaat uit: • alle opdrachten uit het boek in digitale vorm; • uitgebreide beoordelingsmogelijkheden met rubrics bij de mise en pratique van Écrire en Parler; • alle opdrachten uit het menu au choix; • alle bronnen (audio, video, leesteksten); • alle theorie (het grammaticaoverzicht, en bij verschillende grammaticaonderdelen vind je ook uitleg in de vorm van een korte animatie). u VERBUGA
Wil je werkwoorden leren? Dankzij een samenwerking met Verbuga oefen je op leren.libreservice-online.nl de werkwoorden uit de unités. Door de werkwoorden steeds op een andere manier te oefenen, leer je ze nóg beter!
En terrasse, Topchef, Une invitation Een gerecht bestellen en afrekenen. ÉCRIRE
A1
u WRTS
Un forum Een bijdrage leveren aan een forum over eetgewoontes. Hypergroot, want je vindt er wel tien meter met verschillende yoghurt, wel dertig soorten kaas, wel twintig merken bronwater. En dan hebben we het nog niet over Franse wijn, groenten, fruit, heerlijke worstjes en nog veel meer. Fransen zijn echte gourmands!
RÉPONDS AUX QUESTIONS 1 Het Franse ontbijt heet le petit-déjeuner. Hoe heet de lunch in Frankrijk? Kun je uitleggen hoe het Franse ontbijt aan deze naam komt? 2 Fransen eten dus geen kaas bij hun ontbijt. Maar… wat eten ze dan wél? Bedenk met elkaar zes dingen die de Fransen ’s ochtends eten en drinken.
APPRENDRE Woorden, zinnen en grammatica: al het leerwerk bij elkaar.
NA DEZE UNITÉ KUN JE… • een eenvoudige vlog die zich in de supermarkt afspeelt begrijpen. • verschillende korte teksten –zoals in sociale media en recepten– begrijpen. • begrijpen wat iets kost en om welke hoeveelheden het gaat. • een gerecht bestellen en afrekenen. • een bijdrage leveren aan een forum over eetgewoontes.
u NIEUWE FRANSE SPELLING u FEUILLETON
Je begint altijd met een kleine, speelse opdracht. Je kijkt wat je al weet van een bepaald onderwerp of je herhaalt woorden die je eerder hebt geleerd.
Bij Lire Extra kom je ook steeds een kort hoofdstuk tegen uit het boek: Jean-Paul et ses bonnes idées. Als je alle fragmenten leest, heb je aan het eind van het jaar waarschijnlijk je eerste Franse boek gelezen! Bij unité 8 (1 vwo B) vind je een eindopdracht bij het Feuilleton.
u MISE EN ROUTE – VOCABULAIRE
u O PZOEKGRAMMATICA EN VOCABULAIRE
De mise en route biedt je woorden die je nodig hebt om iets te kunnen begrijpen, zeggen of schrijven. Als je goed naar de betekenis van de zinnen kijkt, kun je de juiste betekenis van een woord vaak al raden! Ook grammatica en uitspraak komen – afhankelijk van de vaardigheid – aan bod in de mise en route.
De woorden bij Apprendre leer je zowel Frans-Nederlands als Nederlands-Frans. Achter in het Textes & Activités vind je alle grammaticaonderwerpen die je hebt geleerd overzichtelijk bij elkaar. Ook vind je een alfabetische lijst met de woorden die aan bod zijn geweest. En een overzicht van de lees- en luistertips.
u C OMPRÉHENSION GLOBALE EN COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE: TEKSTEN BEGRIJPEN
u QR-CODE
u MISE EN ROUTE – START
Bij Regarder, Lire en Écouter ga je eerst in grote lijnen aan de slag met de tekst. Als je weet waar het fragment ongeveer over gaat, kun je de vragen daarna beter maken. u C OMMENT ÉCRIRE ? / COMMENT DIRE ? EN RECONSTRUIRE
Bij Parler en Écrire zoek je in de teksten handige zinnen op en oefen je daarmee. Dan kan je ze daarna zelf toepassen in een bericht of gesprek.
De audiofragmenten kun je via de site of met een QR-code beluisteren. Ook de vlog kun je met een QR-code bekijken. Voor de QR-code moet je een gratis app installeren. Schrijf niet op de QR-code, want dan doet hij het niet meer. u INSTRUCTIES
De instructies in Libre Service Junior zijn de eerste twee unités zowel in het Frans als in het Nederlands. Vanaf unité 3 zijn de instructies vooral in het Frans. Achter in het boek vind je een lijst met de veel voorkomende instructies.
In Libre Service Junior wordt de nieuwe Franse spelling toegepast, net zoals de meeste Franse educatieve uitgeverijen vanaf 2016
Een heel bekende site waar je vocabulaire kunt oefenen is www.wrts.nl. Libre Service Junior werkt samen met de makers van WRTS. Je vindt er snel de juiste woordenlijsten die passen bij het boek dat jij gebruikt. Meld je aan en maak je eigen inlog.
PICTOGRAMMEN In dit boek worden de volgende pictogrammen gebruikt: Kijken / Regarder
Groepsopdracht
Lezen / Lire
Website
Grammatica / Grammaire
Herhalings- of reproductieve opdracht
Luisteren / Écouter
Opdracht op toetsniveau
Spreken / Parler
Uitdagende opdracht
Schrijven / Écrire
Woordenboek
Apprendre
Creatieve opdracht waarbij je verschillende eigentijdse vaardigheden gebruikt
Opdracht in tweetallen
Opdracht die voorbereidt op een DELFexamen
5
WERKEN MET LIBRE SERVICE JUNIOR
4
u OPBOUW VAN DE VAARDIGHEDEN
u MISE EN PRATIQUE
u HET EUROPEES REFERENTIEKADER
Bij iedere vaardigheid en bij Grammaire biedt Libre Service Junior een indeling in grofweg drie stappen aan (didactique en trois étapes): 1 Een inleidende opdracht bedoeld om je kennis te laten maken met het onderwerp en om woorden bij het thema te activeren (mise en route). 2 De oefenfase waarin je bronnen leert begrijpen of bouwstenen verzamelt voor je schrijf- of spreekopdracht (compréhension). 3 Tot slot een (kleine) toepassing van wat je in de oefenfase hebt geleerd (mise en pratique).
Aan het eind van een vaardigheid pas je toe wat je geleerd hebt. Bij Regarder, Lire en Écouter is dat een kleine opdracht, bij Écrire en Parler is dat de eindopdracht waarin je laat zien wat je geleerd hebt aan vocabulaire, grammatica en handige zinnen. Met daarbij natuurlijk je eigen creativiteit!
Om te bepalen op welk niveau leerlingen in Europa een taal beheersen zijn er ‘Europa-breed’ beschrijvingen en niveau-aanduidingen geformuleerd: het Europees Referentiekader, kortweg ERK. In de onderbouw gelden de volgende niveaus:
u MENU AU CHOIX
Je gaat dus stapsgewijs van makkelijk naar moeilijk, en dat werkt motiverend. Deze drie stappen maken het leren van de Franse taal overzichtelijk en goed te doen. Hieronder staat een korte toelichting bij die drie stappen. UNITÉ 6 • BON APPÉTIT
6
WERKEN MET LIBRE SERVICE JUNIOR
UNITÉ 6 • BON APPÉTIT
REGARDER
7
UNITÉ 6 REGARDER
A1
A1
Jérôme au supermarché Een vlog waarin Jérôme boodschappen doet in de supermarkt. LIRE
Aan het eind van elk onderdeel vind je een menu au choix. Dit keuzemenu biedt extra opdrachten op drie niveaus: het herhalingsniveau; het basisniveau waarop je extra kunt oefenen, bijvoorbeeld voor de toets; en het niveau met een uitdagende opdracht. In het boek vind je een korte beschrijving van deze opdracht, die verder staat uitgelegd op de website. Meestal zal je docent aangeven welke opdracht je moet maken, maar je kunt natuurlijk altijd zelf naar de website gaan om extra te oefenen.
A1
Le tchat de Juliette et Jonas Een chat tussen Juliette en Jonas over eetgewoontes en een recept voor een zomerse salade. ÉCOUTER
1 vwo
2 vwo
3 vwo
Lezen
A1
A1/A2
A2
Luisteren
A1
A1/A2
A2
Schrijven
A1
A1/A2
A2/A1
Spreken/Gesprekken voeren
A1
A1/A2
A2/A1
u LEERDOELEN
Het ERK is voor elk niveau opgebouwd uit verschillende leerdoelen per vaardigheid. Deze leerdoelen vind je in Libre Service Junior terug aan het begin van iedere vaardigheid. Zo weet je precies waar je naar toewerkt bij het maken van de opdrachten.
A1
En terrasse, Topchef, Au supermarché Twee dialogen over bestellen op een terras en boodschappen doen, en een reclameboodschap. GRAMMAIRE Het delend lidwoord. PARLER
BON APPÉTIT Frankrijk is het land van de kaas, van de fromage, net als Nederland. Maar toch is er een groot verschil. In Nederland eten veel mensen zowel bij het ontbijt als tussen de middag kaas op hun brood. Fransen eten die kaas, in allerlei soorten, als afsluiting van hun warme maaltijd. Vaak met een stuk stokbrood, een baguette.
Je merkt het al, Fransen houden erg van lekker eten. Ze eten twee keer per dag warm. De lunch (le déjeuner) heeft meestal meerdere gangen: une entrée, un plat principal, du fromage, un dessert. ’s Avonds eten ze hun dîner meestal later dan wij. Daarom is er voor de kinderen om een uur of vier un goûter met iets te drinken, chocola, koekjes of snoepjes (bonbons).
Dat stokbrood is meestal wit, maar steeds vaker kom je ook in Frankrijk gezonde meergranen stokbroden tegen. Er zijn dunne stokbroden –flûtes of ficelles– en grote broden. Die noemen ze meestal gewoon un pain. Bij de bakker kun je niet alleen brood kopen, maar ook allerlei lekkers. Des croissants, des pains au chocolat, des chaussons aux pommes, des macarons. Misschien heb je het zelf wel eens gegeten in de vakantie. En voor taart… gaan de Fransen naar de pâtisserie. Als je daar naar binnen gaat, kijk je je ogen uit!
Veel Franse koks maken erg lekkere gerechten. Niet voor niets komen de bekendste Topchefs uit Frankrijk. De Fransen hebben dan ook de meest bekende prijzen voor restaurants bedacht: de Michelin-sterren. Ieder jaar worden die sterren ook aan Nederlandse restaurants uitgereikt. Voor boodschappen gaan de Fransen naar de supermarché. Ben je wel eens in zo’n Franse supermarkt geweest? Ze noemen die ook wel hypermarché.
A1
doen. De nieuwe spelling is bedoeld om het Frans makkelijker en moderner te maken. Meer informatie: www.orthographe-recommandee.info u DIGITALE LEEROMGEVING
Bij Libre Service Junior hoort de digitale leeromgeving eDition: leren.libreservice-online.nl. eDition bestaat uit: • alle opdrachten uit het boek in digitale vorm; • uitgebreide beoordelingsmogelijkheden met rubrics bij de mise en pratique van Écrire en Parler; • alle opdrachten uit het menu au choix; • alle bronnen (audio, video, leesteksten); • alle theorie (het grammaticaoverzicht, en bij verschillende grammaticaonderdelen vind je ook uitleg in de vorm van een korte animatie). u VERBUGA
Wil je werkwoorden leren? Dankzij een samenwerking met Verbuga oefen je op leren.libreservice-online.nl de werkwoorden uit de unités. Door de werkwoorden steeds op een andere manier te oefenen, leer je ze nóg beter!
En terrasse, Topchef, Une invitation Een gerecht bestellen en afrekenen. ÉCRIRE
A1
u WRTS
Un forum Een bijdrage leveren aan een forum over eetgewoontes. Hypergroot, want je vindt er wel tien meter met verschillende yoghurt, wel dertig soorten kaas, wel twintig merken bronwater. En dan hebben we het nog niet over Franse wijn, groenten, fruit, heerlijke worstjes en nog veel meer. Fransen zijn echte gourmands!
RÉPONDS AUX QUESTIONS 1 Het Franse ontbijt heet le petit-déjeuner. Hoe heet de lunch in Frankrijk? Kun je uitleggen hoe het Franse ontbijt aan deze naam komt? 2 Fransen eten dus geen kaas bij hun ontbijt. Maar… wat eten ze dan wél? Bedenk met elkaar zes dingen die de Fransen ’s ochtends eten en drinken.
APPRENDRE Woorden, zinnen en grammatica: al het leerwerk bij elkaar.
NA DEZE UNITÉ KUN JE… • een eenvoudige vlog die zich in de supermarkt afspeelt begrijpen. • verschillende korte teksten –zoals in sociale media en recepten– begrijpen. • begrijpen wat iets kost en om welke hoeveelheden het gaat. • een gerecht bestellen en afrekenen. • een bijdrage leveren aan een forum over eetgewoontes.
u NIEUWE FRANSE SPELLING u FEUILLETON
Je begint altijd met een kleine, speelse opdracht. Je kijkt wat je al weet van een bepaald onderwerp of je herhaalt woorden die je eerder hebt geleerd.
Bij Lire Extra kom je ook steeds een kort hoofdstuk tegen uit het boek: Jean-Paul et ses bonnes idées. Als je alle fragmenten leest, heb je aan het eind van het jaar waarschijnlijk je eerste Franse boek gelezen! Bij unité 8 (1 vwo B) vind je een eindopdracht bij het Feuilleton.
u MISE EN ROUTE – VOCABULAIRE
u OPZOEKGRAMMATICA EN VOCABULAIRE
De mise en route biedt je woorden die je nodig hebt om iets te kunnen begrijpen, zeggen of schrijven. Als je goed naar de betekenis van de zinnen kijkt, kun je de juiste betekenis van een woord vaak al raden! Ook grammatica en uitspraak komen – afhankelijk van de vaardigheid – aan bod in de mise en route.
De woorden bij Apprendre leer je zowel Frans-Nederlands als Nederlands-Frans. Achter in het Textes & Activités vind je alle grammaticaonderwerpen die je hebt geleerd overzichtelijk bij elkaar. Ook vind je een alfabetische lijst met de woorden die aan bod zijn geweest. En een overzicht van de lees- en luistertips.
u COMPRÉHENSION GLOBALE EN COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE: TEKSTEN BEGRIJPEN
u QR-CODE
u MISE EN ROUTE – START
Bij Regarder, Lire en Écouter ga je eerst in grote lijnen aan de slag met de tekst. Als je weet waar het fragment ongeveer over gaat, kun je de vragen daarna beter maken. u COMMENT ÉCRIRE ? / COMMENT DIRE ? EN RECONSTRUIRE
Bij Parler en Écrire zoek je in de teksten handige zinnen op en oefen je daarmee. Dan kan je ze daarna zelf toepassen in een bericht of gesprek.
De audiofragmenten kun je via de site of met een QR-code beluisteren. Ook de vlog kun je met een QR-code bekijken. Voor de QR-code moet je een gratis app installeren. Schrijf niet op de QR-code, want dan doet hij het niet meer. u INSTRUCTIES
De instructies in Libre Service Junior zijn de eerste twee unités zowel in het Frans als in het Nederlands. Vanaf unité 3 zijn de instructies vooral in het Frans. Achter in het boek vind je een lijst met de veel voorkomende instructies.
In Libre Service Junior wordt de nieuwe Franse spelling toegepast, net zoals de meeste Franse educatieve uitgeverijen vanaf 2016
Een heel bekende site waar je vocabulaire kunt oefenen is www.wrts.nl. Libre Service Junior werkt samen met de makers van WRTS. Je vindt er snel de juiste woordenlijsten die passen bij het boek dat jij gebruikt. Meld je aan en maak je eigen inlog.
PICTOGRAMMEN In dit boek worden de volgende pictogrammen gebruikt: Kijken / Regarder
Groepsopdracht
Lezen / Lire
Website
Grammatica / Grammaire
Herhalings- of reproductieve opdracht
Luisteren / Écouter
Opdracht op toetsniveau
Spreken / Parler
Uitdagende opdracht
Schrijven / Écrire
Woordenboek
Apprendre
Creatieve opdracht waarbij je verschillende eigentijdse vaardigheden gebruikt
Opdracht in tweetallen
Opdracht die voorbereidt op een DELFexamen
5
6
LIBRE SERVICE JUNIOR • TABLE DES MATIÈRES
LIBRE SERVICE JUNIOR • TABLE DES MATIÈRES
TABLE DES MATIÈRES 1 V WO UNITÉ
1 BONJOUR !
REGARDER
A1
Je kunt de vlog begrijpen over David die zichzelf en zijn vriend Bram voorstelt.
Differentiatie
2 MOI ET LES AUTRES
Je kunt de vlog waarin David over zijn vrienden en familie vertelt begrijpen.
Differentiatie
3 APRÈS LES COURS
Je kunt begrijpen wat David over zijn school vertelt en laat zien.
Differentiatie
MENU AU CHOIX
GRAMMAIRE I
A1
Je kunt korte teksten over personen en hun omgeving begrijpen.
être
ÉCOUTER
A1
GRAMMAIRE II
Je kunt begrijpen hoe Fransen zich voorstellen aan elkaar.
• het bepaald lidwoord en onbepaald lidwoord • il en elle
Semi-authentique • vocabulaire de classe Prononciation • accenten
Grammaire lexicale • vocabulaire de classe
PARLER
A1
ÉCRIRE
A1
Je kunt iemand in het Frans begroeten, afscheid nemen en iets over jezelf en iemand anders vertellen.
Je kunt een paar eenvoudige zinnen over jezelf schrijven aan Franse leeftijdgenoten.
Menu au choix: Lire Extra Feuilleton
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix
Je kunt een korte brief waarin iemand zichzelf voorstelt en een uitnodiging voor een circusvoorstelling begrijpen.
avoir
Je kunt korte gesprekken over familie en vrienden begrijpen.
• het bezittelijk voornaamwoord
Je kunt over je familie en vrienden vertellen, vragen stellen en beantwoorden.
Je kunt een foto beschrijven en iets zeggen over de mensen die erop staan.
Semi-authentique • verschillende tekstsoorten Prononciation • neusklanken
Grammaire lexicale • getallen 0-20
Menu au choix: Lire Extra Feuilleton
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix
Je kunt een interview over school begrijpen met behulp van afbeeldingen.
werkwoorden op -er
Je kunt getallen en bekende woorden verstaan in gesproken teksten.
• aimer + le / la / l’ / les
Je kunt eenvoudige vragen stellen en beantwoorden over school en hobby’s.
Je kunt schrijven over je school en/of hobby’s.
Semi-authentique Grammaire lexicale • berichten door de • vraagwoorden intercom op school Prononciation • woorden die met elkaar verbonden worden (liaison)
Differentiatie
4 TU HABITES OÙ ?
LIRE
Je kunt begrijpen wat David over zijn huis vertelt en hoe je in het Frans de weg wijst.
Menu au choix: Lire Extra Feuilleton
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix
Je kunt een korte, informatieve tekst begrijpen over wonen en je woonomgeving.
aller (+ futur proche)
Je kunt een gesprek begrijpen waarin iemand naar de weg vraagt en uitleg krijgt. Je kunt een gesprek begrijpen waarin iemand iets over zijn huis en kamer vertelt.
• de ontkenning
Je kunt de weg vragen en wijzen en de inrichting van je eigen kamer beschrijven.
Je kunt in eenvoudige zinnen je huis en je woonomgeving beschrijven.
Semi-authentique • de weg vragen Prononciation • het alfabet
Grammaire lexicale • voorzetsels
Menu au choix
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix
Menu au choix: Lire Extra Feuilleton
Bij de vaardigheden Lire, Grammaire, Écouter, Parler, Écrire komen differentiatieopdrachten voor op drie niveaus:
Menu au choix: Grammaire Extra
Grammaire 154 Vocabulaire 159 Franse instructies 171
Tips en strategieën 172 La France 173 Plan de Paris 174
7
6
LIBRE SERVICE JUNIOR • TABLE DES MATIÈRES
LIBRE SERVICE JUNIOR • TABLE DES MATIÈRES
TABLE DES MATIÈRES 1 V WO UNITÉ
1 BONJOUR !
REGARDER
A1
Je kunt de vlog begrijpen over David die zichzelf en zijn vriend Bram voorstelt.
Differentiatie
2 MOI ET LES AUTRES
Je kunt de vlog waarin David over zijn vrienden en familie vertelt begrijpen.
Differentiatie
3 APRÈS LES COURS
Je kunt begrijpen wat David over zijn school vertelt en laat zien.
Differentiatie
MENU AU CHOIX
GRAMMAIRE I
A1
Je kunt korte teksten over personen en hun omgeving begrijpen.
être
ÉCOUTER
A1
GRAMMAIRE II
Je kunt begrijpen hoe Fransen zich voorstellen aan elkaar.
• het bepaald lidwoord en onbepaald lidwoord • il en elle
Semi-authentique • vocabulaire de classe Prononciation • accenten
Grammaire lexicale • vocabulaire de classe
PARLER
A1
ÉCRIRE
A1
Je kunt iemand in het Frans begroeten, afscheid nemen en iets over jezelf en iemand anders vertellen.
Je kunt een paar eenvoudige zinnen over jezelf schrijven aan Franse leeftijdgenoten.
Menu au choix: Lire Extra Feuilleton
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix
Je kunt een korte brief waarin iemand zichzelf voorstelt en een uitnodiging voor een circusvoorstelling begrijpen.
avoir
Je kunt korte gesprekken over familie en vrienden begrijpen.
• het bezittelijk voornaamwoord
Je kunt over je familie en vrienden vertellen, vragen stellen en beantwoorden.
Je kunt een foto beschrijven en iets zeggen over de mensen die erop staan.
Semi-authentique • verschillende tekstsoorten Prononciation • neusklanken
Grammaire lexicale • getallen 0-20
Menu au choix: Lire Extra Feuilleton
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix
Je kunt een interview over school begrijpen met behulp van afbeeldingen.
werkwoorden op -er
Je kunt getallen en bekende woorden verstaan in gesproken teksten.
• aimer + le / la / l’ / les
Je kunt eenvoudige vragen stellen en beantwoorden over school en hobby’s.
Je kunt schrijven over je school en/of hobby’s.
Semi-authentique Grammaire lexicale • berichten door de • vraagwoorden intercom op school Prononciation • woorden die met elkaar verbonden worden (liaison)
Differentiatie
4 TU HABITES OÙ ?
LIRE
Je kunt begrijpen wat David over zijn huis vertelt en hoe je in het Frans de weg wijst.
Menu au choix: Lire Extra Feuilleton
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix
Je kunt een korte, informatieve tekst begrijpen over wonen en je woonomgeving.
aller (+ futur proche)
Je kunt een gesprek begrijpen waarin iemand naar de weg vraagt en uitleg krijgt. Je kunt een gesprek begrijpen waarin iemand iets over zijn huis en kamer vertelt.
• de ontkenning
Je kunt de weg vragen en wijzen en de inrichting van je eigen kamer beschrijven.
Je kunt in eenvoudige zinnen je huis en je woonomgeving beschrijven.
Semi-authentique • de weg vragen Prononciation • het alfabet
Grammaire lexicale • voorzetsels
Menu au choix
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix
Menu au choix: Lire Extra Feuilleton
Bij de vaardigheden Lire, Grammaire, Écouter, Parler, Écrire komen differentiatieopdrachten voor op drie niveaus:
Menu au choix: Grammaire Extra
Grammaire 154 Vocabulaire 159 Franse instructies 171
Tips en strategieën 172 La France 173 Plan de Paris 174
7
8
LIBRE SERVICE JUNIOR • TABLE DES MATIÈRES
LIBRE SERVICE JUNIOR • TABLE DES MATIÈRES
TABLE DES MATIÈRES 1 V WO UNITÉ
5 STYLES
REGARDER
A1
Je kunt begrijpen wat David en zijn vriend Bram bespreken over kleding en stijl.
Differentiatie
6 BON APPÉTIT
Je kunt begrijpen hoe David en Bram boodschappen doen in de supermarkt.
LIRE
GRAMMAIRE I
A1
Je kunt informatieve teksten over jongeren en hun kleding en stijl begrijpen.
vouloir
ÉCOUTER
A1
Je kunt korte gesprekken begrijpen over het kopen van kleding. Semi-authentique omroepberichten in een warenhuis Prononciation uitspraak -s / -z
7 EN LIGNE
Je kunt begrijpen hoe David en Bram via sociale media een afspraak maken.
Differentiatie
8 VIVE LES VACANCES !
Je kunt een gesprek begrijpen over reizen en vakantie.
het bijvoeglijk naamwoord Grammaire lexicale telwoorden 20-70
PARLER
A1
ÉCRIRE
Je kunt eenvoudige vragen stellen en beantwoorden over kleding kopen.
Je kunt in korte zinnen schrijven over jouw kledingstijl.
A1
Menu au choix: Feuilleton Lire Extra
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix
Je kunt verschillende korte teksten zoals een chat of een recept, begrijpen.
prendre
Je kunt begrijpen wat iets kost en om welke hoeveelheden het gaat.
het delend lidwoord
Je kunt een gerecht van een eenvoudige menukaart bestellen en afrekenen.
Je kunt een bijdrage leveren aan een forum over eetgewoontes. Je kunt opschrijven wat je wel en niet lekker vindt.
Semi-authentique aanbiedingen in een supermarkt Prononciation uitspraak -g Differentiatie
GRAMMAIRE II
Grammaire lexicale hoeveelheidswoorden en ontkenningen
Menu au choix: Feuilleton Lire Extra
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix
Je kunt een korte tekst en korte mededelingen over mobiele communicatie begrijpen.
faire
Je kunt eenvoudige informatie begrijpen over het gebruik van media.
de voltooide tijd met avoir (passé composé)
Je kunt een probleem uitleggen en hulp vragen. Je kunt een mobiel apparaat beschrijven en praten over de internetverbinding.
Je kunt persoonlijke gegevens invullen op een formulier en schrijven wat er is gebeurd.
Menu au choix: Feuilleton Lire Extra
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix
Je kunt eenvoudige informatie op een website lezen.
révision
Je kunt gesprekken verstaan over vakantieplannen. Je kunt korte, eenvoudige waarschuwingen begrijpen.
de voorzetsels de en à + lidwoord
Je kunt over je vakantieplannen vertellen.
Je kunt een eenvoudig inschrijfformulier voor een zomercursus invullen en je inschrijving motiveren.
Menu au choix
Menu au choix
Semi-authentique berichten via verschillende media Prononciation uitspraak -f / -v
Grammaire lexicale telwoorden 70-1000
Grammaire lexicale het weer
Semi-authentique waarschuwingen Prononciation vraagzinnen Differentiatie
MENU AU CHOIX
Menu au choix: Feuilleton Lire Extra
Bij de vaardigheden Lire, Grammaire, Écouter, Parler, Écrire komen differentiatieopdrachten voor op drie niveaus:
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix: Grammaire Extra
Grammaire 154 Vocabulaire 159 Franse instructies 171
Tips en strategieën 172 La France 173 Plan de Paris 174
9
8
LIBRE SERVICE JUNIOR • TABLE DES MATIÈRES
LIBRE SERVICE JUNIOR • TABLE DES MATIÈRES
TABLE DES MATIÈRES 1 V WO UNITÉ
5 STYLES
REGARDER
A1
Je kunt begrijpen wat David en zijn vriend Bram bespreken over kleding en stijl.
Differentiatie
6 BON APPÉTIT
Je kunt begrijpen hoe David en Bram boodschappen doen in de supermarkt.
LIRE
GRAMMAIRE I
A1
Je kunt informatieve teksten over jongeren en hun kleding en stijl begrijpen.
vouloir
ÉCOUTER
A1
Je kunt korte gesprekken begrijpen over het kopen van kleding. Semi-authentique omroepberichten in een warenhuis Prononciation uitspraak -s / -z
7 EN LIGNE
Je kunt begrijpen hoe David en Bram via sociale media een afspraak maken.
Differentiatie
8 VIVE LES VACANCES !
Je kunt een gesprek begrijpen over reizen en vakantie.
het bijvoeglijk naamwoord Grammaire lexicale telwoorden 20-70
PARLER
A1
ÉCRIRE
Je kunt eenvoudige vragen stellen en beantwoorden over kleding kopen.
Je kunt in korte zinnen schrijven over jouw kledingstijl.
A1
Menu au choix: Feuilleton Lire Extra
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix
Je kunt verschillende korte teksten zoals een chat of een recept, begrijpen.
prendre
Je kunt begrijpen wat iets kost en om welke hoeveelheden het gaat.
het delend lidwoord
Je kunt een gerecht van een eenvoudige menukaart bestellen en afrekenen.
Je kunt een bijdrage leveren aan een forum over eetgewoontes. Je kunt opschrijven wat je wel en niet lekker vindt.
Semi-authentique aanbiedingen in een supermarkt Prononciation uitspraak -g Differentiatie
GRAMMAIRE II
Grammaire lexicale hoeveelheidswoorden en ontkenningen
Menu au choix: Feuilleton Lire Extra
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix
Je kunt een korte tekst en korte mededelingen over mobiele communicatie begrijpen.
faire
Je kunt eenvoudige informatie begrijpen over het gebruik van media.
de voltooide tijd met avoir (passé composé)
Je kunt een probleem uitleggen en hulp vragen. Je kunt een mobiel apparaat beschrijven en praten over de internetverbinding.
Je kunt persoonlijke gegevens invullen op een formulier en schrijven wat er is gebeurd.
Menu au choix: Feuilleton Lire Extra
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix
Je kunt eenvoudige informatie op een website lezen.
révision
Je kunt gesprekken verstaan over vakantieplannen. Je kunt korte, eenvoudige waarschuwingen begrijpen.
de voorzetsels de en à + lidwoord
Je kunt over je vakantieplannen vertellen.
Je kunt een eenvoudig inschrijfformulier voor een zomercursus invullen en je inschrijving motiveren.
Menu au choix
Menu au choix
Semi-authentique berichten via verschillende media Prononciation uitspraak -f / -v
Grammaire lexicale telwoorden 70-1000
Grammaire lexicale het weer
Semi-authentique waarschuwingen Prononciation vraagzinnen Differentiatie
MENU AU CHOIX
Menu au choix: Feuilleton Lire Extra
Bij de vaardigheden Lire, Grammaire, Écouter, Parler, Écrire komen differentiatieopdrachten voor op drie niveaus:
Menu au choix: Grammaire Extra
Menu au choix
Menu au choix: Grammaire Extra
Grammaire 154 Vocabulaire 159 Franse instructies 171
Tips en strategieën 172 La France 173 Plan de Paris 174
9
10
LIBRE SERVICE JUNIOR • VOCABULAIRE DE CLASSE
LIBRE SERVICE JUNIOR • VOCABULAIRE DE CLASSE
11
10
LIBRE SERVICE JUNIOR • VOCABULAIRE DE CLASSE
LIBRE SERVICE JUNIOR • VOCABULAIRE DE CLASSE
11
12
UNITÉ 1 • BONJOUR !
UNITÉ 1 • BONJOUR !
13
UNITÉ 1
1
REGARDER
Bonjour ! Een vlog over David die zichzelf en zijn vriend Bram voorstelt. LIRE
Bonjour ! zeg je als je in Frankrijk iemand begroet. Bij een begroeting hoort in Frankrijk trouwens bijna altijd een handdruk of een paar luchtige kussen op de wang. Elke keer weer. Ook als je elkaar aan het begin van een schooldag tegenkomt. Het aantal kussen varieert per streek. Les Français zijn trots op hun land, hun taal en hun nationale helden. Nederlanders juichen voor Oranje en hebben de leeuw als mascotte. In Frankrijk zie je veel bleu, blanc et rouge als les Bleus een internationaal voetbaltoernooi winnen. Op hun shirt staat een Frans symbool, de trotse haan: le coq.
A1
Bonjour !, Le 19e arrondissement Een tekst waarin de hoofdpersonen van Libre Service Junior zich voorstellen en een tekst over het arrondissement waarin de hoofdpersonen wonen. GRAMMAIRE I Het onregelmatige werkwoord être ÉCOUTER
A1
Clémence et Aurélie, Clémence, Ousmane et Aurélie, fragment semi-authentique Twee dialogen waarin de hoofdpersonen met elkaar kennismaken en een fragment met vocabulaire de classe. GRAMMAIRE II
BONJOUR ! In Libre Service Junior maak je kennis met Frankrijk en haar inwoners. Dat zijn er zo’n 66 miljoen. Le français, de Franse taal, wordt niet alleen in Frankrijk gesproken, maar over de hele wereld. 220 miljoen mensen in 28 landen spreken Frans!
A1
La France is voor veel mensen een geweldig vakantieland. Ook voor de Fransen zelf. In juli en augustus gaan veel Fransen tegelijk op vakantie. Dat zorgt dan voor een samedi noir (zwarte zaterdag) met meer dan 700 kilometer file op de autoroutes. Misschien ben je wel eens in Frankrijk geweest in de zomer. Dan weet je er vast al wat van. Tijdens de Tour de France rijden de wielrenners door de verschillende landschappen van Frankrijk. Beroemd zijn de zware ritten door de montagnes zoals les Alpes en les Pyrénées. Maar de étapes voeren ook langs stille villages in het binnenland of langs de zonnige plages aan de kusten van de océan Atlantique of de Méditerranée. De finishlijn ligt altijd in de capitale van Frankrijk: Paris. Een stad zo groot als de provincie Utrecht. In dit eerste hoofdstuk maak je niet alleen kennis met Frankrijk en het Frans, maar ook met de vier
Het lidwoord / Il(s) / Elle(s) PARLER
A1
Clémence et Aurélie, Clémence, Ousmane et Aurélie, Jeanne et Tristan Iemand in het Frans begroeten, afscheid nemen en iets over jezelf en iemand anders vertellen. hoofdpersonen Aurélie, Clémence, Ousmane en Romain. Je gaat ze volgen in hun dagelijkse belevenissen. Veel plezier!
ÉCRIRE
A1
Salut !, Qui es-tu ? Een paar eenvoudige zinnen over jezelf schrijven. APPRENDRE Woorden, zinnen en grammatica: al het leerwerk bij elkaar. NA DEZE UNITÉ KUN JE …
RÉPONDS AUX QUESTIONS
1 Noem zoveel mogelijk landen waar Frans wordt gesproken.
2 Welke beroemde Franse merken, producten of gerechten kun je noemen?
• de vlog begrijpen over David die zichzelf en zijn vriend Bram voorstelt. • korte teksten over personen en hun omgeving begrijpen. • begrijpen hoe Fransen zich voorstellen aan elkaar. • iemand in het Frans begroeten, afscheid nemen en iets over jezelf en iemand anders vertellen. • een paar eenvoudige zinnen over jezelf schrijven aan Franse leeftijdgenoten.
12
UNITÉ 1 • BONJOUR !
UNITÉ 1 • BONJOUR !
13
UNITÉ 1
1
REGARDER
Bonjour ! Een vlog over David die zichzelf en zijn vriend Bram voorstelt. LIRE
Bonjour ! zeg je als je in Frankrijk iemand begroet. Bij een begroeting hoort in Frankrijk trouwens bijna altijd een handdruk of een paar luchtige kussen op de wang. Elke keer weer. Ook als je elkaar aan het begin van een schooldag tegenkomt. Het aantal kussen varieert per streek. Les Français zijn trots op hun land, hun taal en hun nationale helden. Nederlanders juichen voor Oranje en hebben de leeuw als mascotte. In Frankrijk zie je veel bleu, blanc et rouge als les Bleus een internationaal voetbaltoernooi winnen. Op hun shirt staat een Frans symbool, de trotse haan: le coq.
A1
Bonjour !, Le 19e arrondissement Een tekst waarin de hoofdpersonen van Libre Service Junior zich voorstellen en een tekst over het arrondissement waarin de hoofdpersonen wonen. GRAMMAIRE I Het onregelmatige werkwoord être ÉCOUTER
A1
Clémence et Aurélie, Clémence, Ousmane et Aurélie, fragment semi-authentique Twee dialogen waarin de hoofdpersonen met elkaar kennismaken en een fragment met vocabulaire de classe. GRAMMAIRE II
BONJOUR ! In Libre Service Junior maak je kennis met Frankrijk en haar inwoners. Dat zijn er zo’n 66 miljoen. Le français, de Franse taal, wordt niet alleen in Frankrijk gesproken, maar over de hele wereld. 220 miljoen mensen in 28 landen spreken Frans!
A1
La France is voor veel mensen een geweldig vakantieland. Ook voor de Fransen zelf. In juli en augustus gaan veel Fransen tegelijk op vakantie. Dat zorgt dan voor een samedi noir (zwarte zaterdag) met meer dan 700 kilometer file op de autoroutes. Misschien ben je wel eens in Frankrijk geweest in de zomer. Dan weet je er vast al wat van. Tijdens de Tour de France rijden de wielrenners door de verschillende landschappen van Frankrijk. Beroemd zijn de zware ritten door de montagnes zoals les Alpes en les Pyrénées. Maar de étapes voeren ook langs stille villages in het binnenland of langs de zonnige plages aan de kusten van de océan Atlantique of de Méditerranée. De finishlijn ligt altijd in de capitale van Frankrijk: Paris. Een stad zo groot als de provincie Utrecht. In dit eerste hoofdstuk maak je niet alleen kennis met Frankrijk en het Frans, maar ook met de vier
Het lidwoord / Il(s) / Elle(s) PARLER
A1
Clémence et Aurélie, Clémence, Ousmane et Aurélie, Jeanne et Tristan Iemand in het Frans begroeten, afscheid nemen en iets over jezelf en iemand anders vertellen. hoofdpersonen Aurélie, Clémence, Ousmane en Romain. Je gaat ze volgen in hun dagelijkse belevenissen. Veel plezier!
ÉCRIRE
A1
Salut !, Qui es-tu ? Een paar eenvoudige zinnen over jezelf schrijven. APPRENDRE Woorden, zinnen en grammatica: al het leerwerk bij elkaar. NA DEZE UNITÉ KUN JE …
RÉPONDS AUX QUESTIONS
1 Noem zoveel mogelijk landen waar Frans wordt gesproken.
2 Welke beroemde Franse merken, producten of gerechten kun je noemen?
• de vlog begrijpen over David die zichzelf en zijn vriend Bram voorstelt. • korte teksten over personen en hun omgeving begrijpen. • begrijpen hoe Fransen zich voorstellen aan elkaar. • iemand in het Frans begroeten, afscheid nemen en iets over jezelf en iemand anders vertellen. • een paar eenvoudige zinnen over jezelf schrijven aan Franse leeftijdgenoten.
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • REGARDER
14
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • LIRE
REGARDER A1
15
LIRE
DOEL: je kunt de vlog begrijpen over David die zichzelf en zijn vriend Bram voorstelt.
A1
DOEL: je kunt korte teksten begrijpen over personen en hun omgeving.
EXERCICE 3 – MISE EN ROUTE A
EXERCICE 1 – COMPRÉHENSION GLOBALE Regarde le vlog de David. Vrai ou faux ? Coche. Kruis aan. Waar of niet waar? 1 2 3 4
David stelt zichzelf voor. David heeft Bram nog nooit ontmoet. Bram spreekt al heel goed Frans. David vertelt aan Bram wat ze allemaal kunnen doen in Lille.
vrai
faux
£ £ £ £
£ £ £ £
B
EXERCICE 2 – COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE Regarde encore une fois et réponds aux questions. Kijk nog eens en beantwoord de vragen.
1 David en Bram stellen elkaar veel vragen tijdens hun ontmoeting. Noem er drie. a
C
Traduis. Vertaal. Tu parles français ? Spreek je Frans? Je kent vast al Franse woorden. Schrijf de Nederlandse vertaling achter de Franse woorden. 1
un hôpital
2
un aéroport
3
une orange
4
délicieux
5
bon appétit !
Travaillez à deux. Werk in tweetallen. In het Nederlands gebruiken we vaak woorden die uit het Frans komen. Kunnen jullie bedenken welke? 1
verdieping
5
ingang
2
stoep
6
ziekenauto
3
avondeten
7
geschenk
4
wc
8
verrassing
Complétez. Travaillez en groupe. Vul aan. Kun je nog andere Franse woorden noemen? Bedenk er met de hele klas zo veel mogelijk.
b c
EXERCICE 4 – MISE EN ROUTE ~ VOCABULAIRE
2 Waar gaan de jongens als eerste heen en waarom?
Complète les phrases. Tu retrouves ces mots dans le texte Bonjour ! Maak de zinnen af. Vul het ontbrekende woord in.
3 Wat bestelt Bram?
1
Salut ! Je m’appelle Pierre.
2
J’habite 32, rue des Alpes.
3
La rue des Alpes est dans un joli quartier.
De Alpenstraat ligt in een mooie
4
Mon école s’appelle collège Georges Brassens.
Mijn College.
5
La France est un grand pays.
Frankrijk is een groot
6
La passion de Maryse est faire des photos.
7
Paris est une grande ville.
Parijs is een grote
8
Il y a 2 millions d’habitants à Paris.
Er zijn 2 miljoen
4 De verkoopster vraagt aan de jongens ££A of ze hun bestelling willen meenemen. ££B of ze samen of apart betalen. 5 Welke woorden hoor je als David en Bram hun plannen bespreken? Er zijn meer antwoorden mogelijk. ££A la ville (de stad) ££B le quartier (de wijk) ££C les filles (de meisjes) ££D le métro (de metro) ££E le football (voetballen) Apprends le vocabulaire de : Apprendre 1 page 38.
Hoi!
Pierre. in de Alpenstraat 32. .
heet Georges Brassens .
van Maryse is fotograferen. . in Parijs.
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • REGARDER
14
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • LIRE
REGARDER A1
15
LIRE
DOEL: je kunt de vlog begrijpen over David die zichzelf en zijn vriend Bram voorstelt.
A1
DOEL: je kunt korte teksten begrijpen over personen en hun omgeving.
EXERCICE 3 – MISE EN ROUTE A
EXERCICE 1 – COMPRÉHENSION GLOBALE Regarde le vlog de David. Vrai ou faux ? Coche. Kruis aan. Waar of niet waar? 1 2 3 4
David stelt zichzelf voor. David heeft Bram nog nooit ontmoet. Bram spreekt al heel goed Frans. David vertelt aan Bram wat ze allemaal kunnen doen in Lille.
vrai
faux
£ £ £ £
£ £ £ £
B
EXERCICE 2 – COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE Regarde encore une fois et réponds aux questions. Kijk nog eens en beantwoord de vragen.
1 David en Bram stellen elkaar veel vragen tijdens hun ontmoeting. Noem er drie. a
C
Traduis. Vertaal. Tu parles français ? Spreek je Frans? Je kent vast al Franse woorden. Schrijf de Nederlandse vertaling achter de Franse woorden. 1
un hôpital
2
un aéroport
3
une orange
4
délicieux
5
bon appétit !
Travaillez à deux. Werk in tweetallen. In het Nederlands gebruiken we vaak woorden die uit het Frans komen. Kunnen jullie bedenken welke? 1
verdieping
5
ingang
2
stoep
6
ziekenauto
3
avondeten
7
geschenk
4
wc
8
verrassing
Complétez. Travaillez en groupe. Vul aan. Kun je nog andere Franse woorden noemen? Bedenk er met de hele klas zo veel mogelijk.
b c
EXERCICE 4 – MISE EN ROUTE ~ VOCABULAIRE
2 Waar gaan de jongens als eerste heen en waarom?
Complète les phrases. Tu retrouves ces mots dans le texte Bonjour ! Maak de zinnen af. Vul het ontbrekende woord in.
3 Wat bestelt Bram?
1
Salut ! Je m’appelle Pierre.
2
J’habite 32, rue des Alpes.
3
La rue des Alpes est dans un joli quartier.
De Alpenstraat ligt in een mooie
4
Mon école s’appelle collège Georges Brassens.
Mijn College.
5
La France est un grand pays.
Frankrijk is een groot
6
La passion de Maryse est faire des photos.
7
Paris est une grande ville.
Parijs is een grote
8
Il y a 2 millions d’habitants à Paris.
Er zijn 2 miljoen
4 De verkoopster vraagt aan de jongens ££A of ze hun bestelling willen meenemen. ££B of ze samen of apart betalen. 5 Welke woorden hoor je als David en Bram hun plannen bespreken? Er zijn meer antwoorden mogelijk. ££A la ville (de stad) ££B le quartier (de wijk) ££C les filles (de meisjes) ££D le métro (de metro) ££E le football (voetballen) Apprends le vocabulaire de : Apprendre 1 page 38.
Hoi!
Pierre. in de Alpenstraat 32. .
heet Georges Brassens .
van Maryse is fotograferen. . in Parijs.
16
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • LIRE
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • LIRE
! r u o j n o B 1
Voilà Romain. Il habite à Paris, 26, rue de Belleville. C’est dans un joli quartier. Il est au collège Georges Brassens. Il est en cinquième B. Il aime le skate et les matchs de rugby à la télé.
17
EXERCICE 5 – COMPRÉHENSION GLOBALE Lis et écoute les textes. Réponds aux questions. Luister naar de teksten en lees mee. Beantwoord de vragen.
3
Bonjour ! Je suis Ousmane. Je suis aussi au collège Georges Brassens, en cinquième C. Je suis un ami de Romain. Ma famille est sénégalaise. Mon hobby : la musique et la danse. J’habite en Amérique. Oui ! C’est un quartier à Paris. C’est dans le 19e arrondissement.
1 Wie zijn de vier jongeren op de afbeeldingen? ££A de hoofdpersonen van Libre Service Junior ££B leerlingen die een schoolreisje maken ££C vrienden die een dag naar Parijs gaan 2 Wat zie je voor gebouw achter de vier jongeren?
TIP Kijk altijd goed naar de afbeeldingen. Die helpen je vaak bij het begrijpen van de tekst.
3 Waar ligt het 19de arrondissement? 4 Wat heeft de tekst Le 19e arrondissement te maken met de vier jongeren?
EXERCICE 6 – COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE
2
Voici Clémence. Salut ! Je m’appelle Clémence Gautier. J’aime la mode. Et j’adore faire du shopping ! Je suis en cinquième A. Et toi ? Tu es en quelle classe ?
4
Aurélie est aussi au collège Georges Brassens. Elle habite dans un autre quartier. Elle va à l’école en métro. Elle est dans la classe de Clémence. Elle a une passion : les animaux.
Lis les textes encore une fois et réponds aux questions. Lees de teksten nog een keer en beantwoord de vragen.
1 Wat valt je op aan de plaats van het huisnummer bij het Franse adres in tekst 1? 2 Clémence en Ousmane begroeten je allebei. Wat is het verschil? Clémence zegt:
!
Ousmane zegt:
!
3 Wie zitten er bij elkaar in de klas? ££A Clémence en Aurélie ££B Romain en Ousmane t
issemen le 19e arrond
QUIZ Wat is een arrondissement?
4 Welke overeenkomst is er tussen alle vier de hoofdpersonen van Libre Service Junior? 5 « Et toi ? Tu es en quelle classe ? » Wat wil Clémence van jou weten?
(55 hectares !). c une halle de concerts : C’est un espace culturel ave x : la Géode. le Zénith et un cinéma Ima de technologie : Il y a aussi un grand musée l’industrie. la Cité des sciences et de
6 Je maakt kennis met Romain, Clémence, Ousmane en Aurélie. Schrijf van elke persoon drie dingen op die je te weten bent gekomen en die hierboven nog niet zijn genoemd. Romain
Clémence
Ousmane
Op de volgende pagina vind je het antwoord op de quizvraag.
ts. s avec 66 millions d’habitan La France est un grand pay de la France. La ville de Paris est la capitale Paris. Il y a 20 arrondissements à ville. situé dans le nord-est de la Le 19e arrondissement est est parc des Buttes-Chaumont Il y a deux grands parcs. Le un parc romantique. plus grand parc de Paris Le parc de la Villette est le
16
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • LIRE
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • LIRE
! r u o j n o B 1
Voilà Romain. Il habite à Paris, 26, rue de Belleville. C’est dans un joli quartier. Il est au collège Georges Brassens. Il est en cinquième B. Il aime le skate et les matchs de rugby à la télé.
17
EXERCICE 5 – COMPRÉHENSION GLOBALE Lis et écoute les textes. Réponds aux questions. Luister naar de teksten en lees mee. Beantwoord de vragen.
3
Bonjour ! Je suis Ousmane. Je suis aussi au collège Georges Brassens, en cinquième C. Je suis un ami de Romain. Ma famille est sénégalaise. Mon hobby : la musique et la danse. J’habite en Amérique. Oui ! C’est un quartier à Paris. C’est dans le 19e arrondissement.
1 Wie zijn de vier jongeren op de afbeeldingen? ££A de hoofdpersonen van Libre Service Junior ££B leerlingen die een schoolreisje maken ££C vrienden die een dag naar Parijs gaan 2 Wat zie je voor gebouw achter de vier jongeren?
TIP Kijk altijd goed naar de afbeeldingen. Die helpen je vaak bij het begrijpen van de tekst.
3 Waar ligt het 19de arrondissement? 4 Wat heeft de tekst Le 19e arrondissement te maken met de vier jongeren?
EXERCICE 6 – COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE
2
Voici Clémence. Salut ! Je m’appelle Clémence Gautier. J’aime la mode. Et j’adore faire du shopping ! Je suis en cinquième A. Et toi ? Tu es en quelle classe ?
4
Aurélie est aussi au collège Georges Brassens. Elle habite dans un autre quartier. Elle va à l’école en métro. Elle est dans la classe de Clémence. Elle a une passion : les animaux.
Lis les textes encore une fois et réponds aux questions. Lees de teksten nog een keer en beantwoord de vragen.
1 Wat valt je op aan de plaats van het huisnummer bij het Franse adres in tekst 1? 2 Clémence en Ousmane begroeten je allebei. Wat is het verschil? Clémence zegt:
!
Ousmane zegt:
!
3 Wie zitten er bij elkaar in de klas? ££A Clémence en Aurélie ££B Romain en Ousmane t
issemen le 19e arrond
QUIZ Wat is een arrondissement?
4 Welke overeenkomst is er tussen alle vier de hoofdpersonen van Libre Service Junior? 5 « Et toi ? Tu es en quelle classe ? » Wat wil Clémence van jou weten?
(55 hectares !). c une halle de concerts : C’est un espace culturel ave x : la Géode. le Zénith et un cinéma Ima de technologie : Il y a aussi un grand musée l’industrie. la Cité des sciences et de
6 Je maakt kennis met Romain, Clémence, Ousmane en Aurélie. Schrijf van elke persoon drie dingen op die je te weten bent gekomen en die hierboven nog niet zijn genoemd. Romain
Clémence
Ousmane
Op de volgende pagina vind je het antwoord op de quizvraag.
ts. s avec 66 millions d’habitan La France est un grand pay de la France. La ville de Paris est la capitale Paris. Il y a 20 arrondissements à ville. situé dans le nord-est de la Le 19e arrondissement est est parc des Buttes-Chaumont Il y a deux grands parcs. Le un parc romantique. plus grand parc de Paris Le parc de la Villette est le
18
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • LIRE
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE I
GRAMMAIRE I
Aurélie
7 Lees Le 19e arrondissement. Noem drie dingen die je in dit deel van Parijs kunt vin-
19
HET ONREGELMATIGE WERKWOORD ÊTRE
EXERCICE 8A
den en geef aan wat het is.
1 De volgende zinnen komen uit de tekst bij Lire. De vetgedrukte woorden zijn vormen
1
van het onregelmatige werkwoord être (= zijn). Vertaal de zinnen uit de tekst.
2
Je suis un ami de Romain.
3
Ma famille est sénégalaise.
8 Je hebt teksten gelezen in een voor jou nieuwe taal met onbekende woorden. Wat
Soms gebruiken we in het Nederlands in plaats van ‘zijn’ een ander werkwoord als vertaling. Kijk maar naar de volgende zinnen en vertaal ze.
heb je gedaan om de tekst toch te begrijpen?
Tu es en quelle classe ?
9 In dit hoofdstuk leer je het werkwoord être (= zijn). Zoek de zinnen op in de tekst en
Elle est dans la classe de Clémence.
vul de ontbrekende woorden in. Je
un ami de Romain.
La France
un grand pays.
Ik
2 Lees het rijtje en vul de Nederlandse vertaling in. Luister naar de uitspraak en zeg na.
een vriend van Romain.
Frankrijk
Leer het daarna uit je hoofd.
een groot land.
ÊTRE
EXERCICE 7 – MISE EN PRATIQUE
être
Fais une brochure. Maak een folder. Voici le 19e arrondissement.
je suis
Zoek op internet naar informatie over het 19de arrondissement. Maak een Franse brochure over wat een toerist daar vooral moet bezoeken. Noem minimaal vier bezienswaardigheden en zoek er Franse bijschriften bij. Apprends le vocabulaire de : Apprendre 2 page 38. MENU AU CHOIX
zijn ik ben
tu es
jij
il est
hij
elle est
zij
on est
wij
nous sommes
wij
vous êtes
jullie
,
u
,
ils sont
zij
(m)
elles sont
zij
(v)
men
Lees de tekst Lionel : 14 ans op pagina 44 en maak de *-opdracht. Je oefent hier vooral verder met de tip en globale vragen.
Let op. 1 ‘Het is’ vertaal je met c’est. 2 ‘Wij zijn’ kun je in het Frans op twee manieren vertalen: on est en nous sommes. 3 ‘Zij zijn’ vertaal je bij alleen maar vrouwelijk met elles. ‘Zij zijn’ vertaal je in alle andere gevallen met ils.
Lees de tekst Lionel : 14 ans op pagina 44 en maak de **-opdracht. Dit zijn vragen op het toetsniveau. Lees de tekst Lionel : 14 ans op pagina 44 en maak de ***-opdracht. Je oefent hier ook met inzichtvragen.
Paul et Marc sont au collège. Paul et Sophie sont au collège. Sophie et Myriam sont au collège.
– Ils sont au collège. – Ils sont au collège. – Elles sont au collège.
Antwoord op de quizvraag: Een stadsdeel.
3 Je gaat luisteren naar negen zinnen. Welke vorm van être hoor je? Zet tijdens het luisteren het nummer van de zin achter de vorm die je hoort. Exemple
Bonjour, tu es en quelle classe ?
a
je suis
d
elle est
g
vous êtes
b
tu es Exemple
e
on est
h
ils sont
c
il est
f
nous sommes
i
elles sont
18
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • LIRE
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE I
GRAMMAIRE I
Aurélie
7 Lees Le 19e arrondissement. Noem drie dingen die je in dit deel van Parijs kunt vin-
19
HET ONREGELMATIGE WERKWOORD ÊTRE
EXERCICE 8A
den en geef aan wat het is.
1 De volgende zinnen komen uit de tekst bij Lire. De vetgedrukte woorden zijn vormen
1
van het onregelmatige werkwoord être (= zijn). Vertaal de zinnen uit de tekst.
2
Je suis un ami de Romain.
3
Ma famille est sénégalaise.
8 Je hebt teksten gelezen in een voor jou nieuwe taal met onbekende woorden. Wat
Soms gebruiken we in het Nederlands in plaats van ‘zijn’ een ander werkwoord als vertaling. Kijk maar naar de volgende zinnen en vertaal ze.
heb je gedaan om de tekst toch te begrijpen?
Tu es en quelle classe ?
9 In dit hoofdstuk leer je het werkwoord être (= zijn). Zoek de zinnen op in de tekst en
Elle est dans la classe de Clémence.
vul de ontbrekende woorden in. Je
un ami de Romain.
La France
un grand pays.
Ik
2 Lees het rijtje en vul de Nederlandse vertaling in. Luister naar de uitspraak en zeg na.
een vriend van Romain.
Frankrijk
Leer het daarna uit je hoofd.
een groot land.
ÊTRE
EXERCICE 7 – MISE EN PRATIQUE
être
Fais une brochure. Maak een folder. Voici le 19e arrondissement.
je suis
Zoek op internet naar informatie over het 19de arrondissement. Maak een Franse brochure over wat een toerist daar vooral moet bezoeken. Noem minimaal vier bezienswaardigheden en zoek er Franse bijschriften bij. Apprends le vocabulaire de : Apprendre 2 page 38. MENU AU CHOIX
zijn ik ben
tu es
jij
il est
hij
elle est
zij
on est
wij
nous sommes
wij
vous êtes
jullie
,
u
,
ils sont
zij
(m)
elles sont
zij
(v)
men
Lees de tekst Lionel : 14 ans op pagina 44 en maak de *-opdracht. Je oefent hier vooral verder met de tip en globale vragen.
Let op. 1 ‘Het is’ vertaal je met c’est. 2 ‘Wij zijn’ kun je in het Frans op twee manieren vertalen: on est en nous sommes. 3 ‘Zij zijn’ vertaal je bij alleen maar vrouwelijk met elles. ‘Zij zijn’ vertaal je in alle andere gevallen met ils.
Lees de tekst Lionel : 14 ans op pagina 44 en maak de **-opdracht. Dit zijn vragen op het toetsniveau. Lees de tekst Lionel : 14 ans op pagina 44 en maak de ***-opdracht. Je oefent hier ook met inzichtvragen.
Paul et Marc sont au collège. Paul et Sophie sont au collège. Sophie et Myriam sont au collège.
– Ils sont au collège. – Ils sont au collège. – Elles sont au collège.
Antwoord op de quizvraag: Een stadsdeel.
3 Je gaat luisteren naar negen zinnen. Welke vorm van être hoor je? Zet tijdens het luisteren het nummer van de zin achter de vorm die je hoort. Exemple
Bonjour, tu es en quelle classe ?
a
je suis
d
elle est
g
vous êtes
b
tu es Exemple
e
on est
h
ils sont
c
il est
f
nous sommes
i
elles sont
20
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE I
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • ÉCOUTER
ÉCOUTER
EXERCICE 8B A
B
Vul de juiste vorm van être in. 1
Bonjour, je m’appelle Hugo. Je
2
Vous
à l’aéroport ?
3
Où est Valentin ? Il
au 2e étage ?
4
Tu
en Hollande ?
sportif.
A1
1
sommes deux filles blondes.
2
êtes à l’entrée ?
3
es au musée de technologie ?
4
DOEL: je kunt begrijpen hoe Fransen zich voorstellen aan elkaar.
A
Regarde les images et combine. Bekijk de afbeeldingen en zet er de juiste Franse woorden onder. Er blijft één woord over.
Om te begrijpen wat er gezegd wordt, hoef je niet elk woord precies te verstaan. Let vooral op woorden die je makkelijk kunt herkennen.
bonjour, ça va ? | un camping | l’école | la France | la Hollande | le métro a
Voilà Nadia et Emma.
TIP
EXERCICE 9 – MISE EN ROUTE
Vul het juiste persoonlijk voornaamwoord in.
21
c
b
e
d
sont dans le métro.
EXERCICE 8C Geef antwoord. Gebruik de juiste vorm van être. 1
Tu es français ?
Non,
néerlandais.
2
Alice est en France ?
Non,
au Maroc.
3
Vous êtes au collège, Nora et Valérie ?
Non,
en vacances.
4
Adam et Thierry sont à Paris ?
Non,
à Marseille.
5
David est dans le parc ?
Non,
au cinéma.
6
Vous êtes le directeur ?
Non,
le concierge.
EXERCICE 8D
2
Vous êtes dans la même classe, Denis et Nicolas ?
C’est une photo de Paris ?
Oui, | cinquième A | en | nous
c‘ | arrondissement | le | 3
Tu es l’ami de Théo ?
.
Oui,
. | 16e
Non, l‘ami | Jules | je | de |
Apprends la grammaire de : Apprendre 3 page 39. MENU AU CHOIX Maak exercice 8E op pagina 47 of op de site. Maak exercice 8F op pagina 47 of op de site. Maak exercice 8G op pagina 47 of op de site. Maak de quiz op Socrative om te testen of je het werkwoord goed kunt vervoegen.
Écoute et combine. Luister en combineer de plaatjes met de zinnen die je hoort. a
C
b
c
d
e
Écoute et répète. Luister naar de woorden onder de plaatjes en spreek ze na.
EXERCICE 10 – MISE EN ROUTE ~ VOCABULAIRE Note la bonne traduction. Tu retrouves ces mots dans les dialogues. Noteer de vertaling van de vetgedrukte woorden.
Geef in het Frans antwoord. Maak zinnen met behulp van de gegeven woorden. Vul op de plaats van de Franse vlag de juiste vorm van être in. 1
B
.
1
Le garçon s’appelle Tom.
2
La fille s’appelle Julia.
3
Julia est une amie de Sarah.
4
Salut. Comment tu t’appelles ? – Moi ? Simon.
5
Ça va ? – Oui, ça va bien.
6
Le prénom de monsieur Dumas, c’est Patrick.
7
Tu habites à Paris ? – Non, j’habite à Bruxelles.
8
Qui est Aurélie ? C’est l’amie de Clémence ?
20
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE I
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • ÉCOUTER
ÉCOUTER
EXERCICE 8B A
B
Vul de juiste vorm van être in. 1
Bonjour, je m’appelle Hugo. Je
2
Vous
à l’aéroport ?
3
Où est Valentin ? Il
au 2e étage ?
4
Tu
en Hollande ?
sportif.
A1
1
sommes deux filles blondes.
2
êtes à l’entrée ?
3
es au musée de technologie ?
4
DOEL: je kunt begrijpen hoe Fransen zich voorstellen aan elkaar.
A
Regarde les images et combine. Bekijk de afbeeldingen en zet er de juiste Franse woorden onder. Er blijft één woord over.
Om te begrijpen wat er gezegd wordt, hoef je niet elk woord precies te verstaan. Let vooral op woorden die je makkelijk kunt herkennen.
bonjour, ça va ? | un camping | l’école | la France | la Hollande | le métro a
Voilà Nadia et Emma.
TIP
EXERCICE 9 – MISE EN ROUTE
Vul het juiste persoonlijk voornaamwoord in.
21
c
b
e
d
sont dans le métro.
EXERCICE 8C Geef antwoord. Gebruik de juiste vorm van être. 1
Tu es français ?
Non,
néerlandais.
2
Alice est en France ?
Non,
au Maroc.
3
Vous êtes au collège, Nora et Valérie ?
Non,
en vacances.
4
Adam et Thierry sont à Paris ?
Non,
à Marseille.
5
David est dans le parc ?
Non,
au cinéma.
6
Vous êtes le directeur ?
Non,
le concierge.
EXERCICE 8D
2
Vous êtes dans la même classe, Denis et Nicolas ?
C’est une photo de Paris ?
Oui, | cinquième A | en | nous
c‘ | arrondissement | le | 3
Tu es l’ami de Théo ?
.
Oui,
. | 16e
Non, l‘ami | Jules | je | de |
Apprends la grammaire de : Apprendre 3 page 39. MENU AU CHOIX Maak exercice 8E op pagina 47 of op de site. Maak exercice 8F op pagina 47 of op de site. Maak exercice 8G op pagina 47 of op de site. Maak de quiz op Socrative om te testen of je het werkwoord goed kunt vervoegen.
Écoute et combine. Luister en combineer de plaatjes met de zinnen die je hoort. a
C
b
c
d
e
Écoute et répète. Luister naar de woorden onder de plaatjes en spreek ze na.
EXERCICE 10 – MISE EN ROUTE ~ VOCABULAIRE Note la bonne traduction. Tu retrouves ces mots dans les dialogues. Noteer de vertaling van de vetgedrukte woorden.
Geef in het Frans antwoord. Maak zinnen met behulp van de gegeven woorden. Vul op de plaats van de Franse vlag de juiste vorm van être in. 1
B
.
1
Le garçon s’appelle Tom.
2
La fille s’appelle Julia.
3
Julia est une amie de Sarah.
4
Salut. Comment tu t’appelles ? – Moi ? Simon.
5
Ça va ? – Oui, ça va bien.
6
Le prénom de monsieur Dumas, c’est Patrick.
7
Tu habites à Paris ? – Non, j’habite à Bruxelles.
8
Qui est Aurélie ? C’est l’amie de Clémence ?
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • ÉCOUTER
22
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • ÉCOUTER
EXERCICE 11 – PRONONCIATION
EXERCICE 13 – COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE
In het Frans worden letters en woorden anders uitgesproken dan je in het Nederlands gewend bent. Soms helpt een accent (‘, `) bij de uitspraak.
Écoute encore une fois les dialogues et réponds aux questions. Luister nog een keer naar de dialogen en beantwoord de vragen.
A
1 Écoute le dialogue 1. Kies bij elke zin de juiste reactie. Schrijf het juiste cijfer op.
Écoute et répète les mots. Luister naar de woorden en zeg na. l’école
Een é spreek je uit als in het woord ‘thee’. Dit is een accent aigu.
le collège
Een è spreek je uit als in het woord ‘melk’. Dit is een accent grave.
l’hôtel
Een h spreek je niet uit. Het ‘dakje’ op de ô noemen we een accent circonflexe.
ça va
Een ç spreek je uit als een s. Dit teken noemen we een cédille.
la France, le garçon Vaak spreek je een klank door je neus: de neusklank.
B
une fille, deux filles
Een e of een s aan het eind van een woord spreek je meestal niet uit. De e die je niet uitspreekt, noemen we een e muet, een ‘stomme e’.
vous, bonjour
Een ou spreek je uit als een oe.
au revoir
Een au spreek je uit als een o. De oi spreek je uit als in het woord ‘toilet’.
Spreek de volgende woorden uit voor jezelf. Onderstreep de woorden waar je de c als een k uitspreekt en bedenk een verklaring. cadeau – merci – garçon – balcon – ça va – le collège – voici – français
23
QUIZ In het woord élève (leerling) komen we drie verschillende uitspraken van de e tegen. Benoem ze.
a
Salut, comment tu t’appelles ?
1
Oui, c’est vrai.
b
Tu es en quelle classe ?
2
Je m’appelle Aurélie.
c
Nous sommes dans la même classe !
3
Oui, c’est possible.
d
On va être amies ?
4
Je suis en cinquième A.
2 Écoute le dialogue 2. « … la fille, là-bas. Qui est-ce ? » Wat vraagt Ousmane hier? ££A Dat meisje daar. Wie is dat? ££B Die jongen daar. Wie is dat? ££C Waar is jouw vriendin?
DIALOGUE 1
DIALOGUE 2
3 « Regarde la fille... . C’est une amie ? » Vertaal de twee vetgedrukte woorden. 4 Waarom zegt Aurélie merci tegen Ousmane? ££A Ousmane vindt dat ze een leuke naam heeft. ££B Ousmane vraagt of ze vanavond met hem uit wil. ££C Ousmane zegt dat ze er leuk uitziet. 5 Aurélie en Ousmane wonen in dezelfde straat. ££A waar ££B niet waar 6 Aurélie vindt Ousmane een leuke jongen / niet zo aardig. Hoe weet je dat?
EXERCICE 12 – COMPRÉHENSION GLOBALE
7 Aurélie is een beetje verlegen. Hoe merk je dat in het gesprekje?
1 Écoute le dialogue 1. Waarover is Aurélie verrast? Kies het juiste antwoord. ££A Ze komt haar vriendin Clémence tegen. ££B Ze zit al in de brugklas. ££C Ze zit in dezelfde klas als Clémence.
8 a
2 Kennen Aurélie en Clémence elkaar al? Leg je antwoord uit.
DIALOGUE 2
3 Écoute le dialogue 2. Welke bewering is juist? ££A Aurélie en Clémence zijn vriendinnen. ££B Ousmane en Aurélie kennen elkaar al. ££C Ousmane en Aurélie maken kennis met elkaar. 4 Welke bewering is juist? ££A Het gesprek wordt beëindigd omdat Ousmane naar huis moet. ££B Ze moeten het gesprek beëindigen omdat het tijd is. ££C Ze spreken af elkaar snel weer te zien.
b
« On va être amis ? » Wat denk je dat dit betekent?
Deze vraag wordt twee keer gesteld. Welke twee personen stellen deze vraag?
Antwoord op quizvraag: Accent grave, accent aigu, ‘stomme e’ / e muet.
DIALOGUE 1
Lis les questions. Écoute les deux dialogues et réponds aux questions. Lees eerst de vragen. Luister naar de twee gesprekken en beantwoord de vragen.
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • ÉCOUTER
22
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • ÉCOUTER
EXERCICE 11 – PRONONCIATION
EXERCICE 13 – COMPRÉHENSION DÉTAILLÉE
In het Frans worden letters en woorden anders uitgesproken dan je in het Nederlands gewend bent. Soms helpt een accent (‘, `) bij de uitspraak.
Écoute encore une fois les dialogues et réponds aux questions. Luister nog een keer naar de dialogen en beantwoord de vragen.
A
1 Écoute le dialogue 1. Kies bij elke zin de juiste reactie. Schrijf het juiste cijfer op.
Écoute et répète les mots. Luister naar de woorden en zeg na. l’école
Een é spreek je uit als in het woord ‘thee’. Dit is een accent aigu.
le collège
Een è spreek je uit als in het woord ‘melk’. Dit is een accent grave.
l’hôtel
Een h spreek je niet uit. Het ‘dakje’ op de ô noemen we een accent circonflexe.
ça va
Een ç spreek je uit als een s. Dit teken noemen we een cédille.
la France, le garçon Vaak spreek je een klank door je neus: de neusklank.
B
une fille, deux filles
Een e of een s aan het eind van een woord spreek je meestal niet uit. De e die je niet uitspreekt, noemen we een e muet, een ‘stomme e’.
vous, bonjour
Een ou spreek je uit als een oe.
au revoir
Een au spreek je uit als een o. De oi spreek je uit als in het woord ‘toilet’.
Spreek de volgende woorden uit voor jezelf. Onderstreep de woorden waar je de c als een k uitspreekt en bedenk een verklaring. cadeau – merci – garçon – balcon – ça va – le collège – voici – français
23
QUIZ In het woord élève (leerling) komen we drie verschillende uitspraken van de e tegen. Benoem ze.
a
Salut, comment tu t’appelles ?
1
Oui, c’est vrai.
b
Tu es en quelle classe ?
2
Je m’appelle Aurélie.
c
Nous sommes dans la même classe !
3
Oui, c’est possible.
d
On va être amies ?
4
Je suis en cinquième A.
2 Écoute le dialogue 2. « … la fille, là-bas. Qui est-ce ? » Wat vraagt Ousmane hier? ££A Dat meisje daar. Wie is dat? ££B Die jongen daar. Wie is dat? ££C Waar is jouw vriendin?
DIALOGUE 1
DIALOGUE 2
3 « Regarde la fille... . C’est une amie ? » Vertaal de twee vetgedrukte woorden. 4 Waarom zegt Aurélie merci tegen Ousmane? ££A Ousmane vindt dat ze een leuke naam heeft. ££B Ousmane vraagt of ze vanavond met hem uit wil. ££C Ousmane zegt dat ze er leuk uitziet. 5 Aurélie en Ousmane wonen in dezelfde straat. ££A waar ££B niet waar 6 Aurélie vindt Ousmane een leuke jongen / niet zo aardig. Hoe weet je dat?
EXERCICE 12 – COMPRÉHENSION GLOBALE
7 Aurélie is een beetje verlegen. Hoe merk je dat in het gesprekje?
1 Écoute le dialogue 1. Waarover is Aurélie verrast? Kies het juiste antwoord. ££A Ze komt haar vriendin Clémence tegen. ££B Ze zit al in de brugklas. ££C Ze zit in dezelfde klas als Clémence.
8 a
2 Kennen Aurélie en Clémence elkaar al? Leg je antwoord uit.
DIALOGUE 2
3 Écoute le dialogue 2. Welke bewering is juist? ££A Aurélie en Clémence zijn vriendinnen. ££B Ousmane en Aurélie kennen elkaar al. ££C Ousmane en Aurélie maken kennis met elkaar. 4 Welke bewering is juist? ££A Het gesprek wordt beëindigd omdat Ousmane naar huis moet. ££B Ze moeten het gesprek beëindigen omdat het tijd is. ££C Ze spreken af elkaar snel weer te zien.
b
« On va être amis ? » Wat denk je dat dit betekent?
Deze vraag wordt twee keer gesteld. Welke twee personen stellen deze vraag?
Antwoord op quizvraag: Accent grave, accent aigu, ‘stomme e’ / e muet.
DIALOGUE 1
Lis les questions. Écoute les deux dialogues et réponds aux questions. Lees eerst de vragen. Luister naar de twee gesprekken en beantwoord de vragen.
24
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • ÉCOUTER
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE II
EXERCICE 14 – COMPRÉHENSION SEMI-AUTHENTIQUE A
Écoute le vocabulaire de classe et traduis. In Libre Service Junior krijg je opdrachten in het Frans. Om die te begrijpen moet je een paar belangrijke woorden kennen. Luister naar de zinnen en noteer de betekenis van de Franse woorden.
GRAMMAIRE II EXERCICE 16A A
GRAMMAIRE LEXICALE – VOCABULAIRE DE CLASSE Regarde le film.
Réponds aux questions.
Lis le texte.
Complète les phrases.
Écoute le dialogue.
Combine les images.
Écris un e-mail.
Travaillez à deux.
HET LIDWOORD / IL(S) / ELLE(S)
Écoute le texte. Luister naar de tekst. Le village de Benoît. Voilà Benoît. Il habite à Saint-Martin. C’est un village. Voilà la maison de Benoît. C’est une maison avec un arbre.
Saint-Martin la piscine
un restaurant
la maison de Benoît
Kijk voor meer vocabulaire de classe op pagina 42 en 171. 1
regarde
4
écris
7
combine
2
lis
5
réponds
8
travaillez
3
écoute
6
complète
B
un arbre
Complète les phrases. Vul de juiste woorden in. 1
Luister nog een keer.
encore une fois.
2
Lees het gesprek.
le dialogue.
3
Combineer de zinnen.
les phrases.
4
Schrijf het antwoord.
la réponse.
5
Kijk naar de plaatjes.
les images.
le camping
EXERCICE 15 – MISE EN PRATIQUE A
une terrasse
à droite
le terrain de foot
Travaillez à deux. Complètez le dialogue. Vul antwoordzinnen in zodat je een logisch gesprek krijgt. Werk in tweetallen.
Benoît
un hôtel
1
Bonjour.
2
Bonjour Benoît !
Bonjour.
3
Comment tu t’appelles ?
4
C’est bien, Saint-Martin ?
5
C’est un joli prénom !
6
Oui, c’est bien. Voici les photos. Regarde. Il y a un camping avec une piscine.
7
Tu es en quelle classe ?
8
Où est la piscine ?
Elle est à gauche.
9
Tu habites où ?
10
Il y a des restaurants ?
Oui, il y a un restaurant avec une terrasse.
12
Où est le restaurant ?
Il est à droite. L’hôtel est aussi à droite.
Et où est le terrain de foot ?
Il est à gauche. C’est super, le football !
11 Au revoir. B
à gauche
Faites le dialogue. Changez de rôle. Speel samen met je klasgenoot het gesprek. Wissel daarna van rol.
Apprends le vocabulaire de : Apprendre 4 et 10 pages 39 et 42. MENU AU CHOIX Luister naar de dialogen en kies de juiste antwoorden. Luister naar de fragmenten en geef antwoord. Kijk naar de video en kies de juiste antwoorden.
B
Kijk naar de tekening. Noteer de Franse woorden. 1 het zwembad
5 een boom
2 de camping
6 een restaurant
3 het voetbalveld
7 een hotel
4 het huis
8 een terras
25
24
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • ÉCOUTER
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE II
EXERCICE 14 – COMPRÉHENSION SEMI-AUTHENTIQUE A
Écoute le vocabulaire de classe et traduis. In Libre Service Junior krijg je opdrachten in het Frans. Om die te begrijpen moet je een paar belangrijke woorden kennen. Luister naar de zinnen en noteer de betekenis van de Franse woorden.
GRAMMAIRE II EXERCICE 16A A
GRAMMAIRE LEXICALE – VOCABULAIRE DE CLASSE Regarde le film.
Réponds aux questions.
Lis le texte.
Complète les phrases.
Écoute le dialogue.
Combine les images.
Écris un e-mail.
Travaillez à deux.
HET LIDWOORD / IL(S) / ELLE(S)
Écoute le texte. Luister naar de tekst. Le village de Benoît. Voilà Benoît. Il habite à Saint-Martin. C’est un village. Voilà la maison de Benoît. C’est une maison avec un arbre.
Saint-Martin la piscine
un restaurant
la maison de Benoît
Kijk voor meer vocabulaire de classe op pagina 42 en 171. 1
regarde
4
écris
7
combine
2
lis
5
réponds
8
travaillez
3
écoute
6
complète
B
un arbre
Complète les phrases. Vul de juiste woorden in. 1
Luister nog een keer.
encore une fois.
2
Lees het gesprek.
le dialogue.
3
Combineer de zinnen.
les phrases.
4
Schrijf het antwoord.
la réponse.
5
Kijk naar de plaatjes.
les images.
le camping
EXERCICE 15 – MISE EN PRATIQUE A
une terrasse
à droite
le terrain de foot
Travaillez à deux. Complètez le dialogue. Vul antwoordzinnen in zodat je een logisch gesprek krijgt. Werk in tweetallen.
Benoît
un hôtel
1
Bonjour.
2
Bonjour Benoît !
Bonjour.
3
Comment tu t’appelles ?
4
C’est bien, Saint-Martin ?
5
C’est un joli prénom !
6
Oui, c’est bien. Voici les photos. Regarde. Il y a un camping avec une piscine.
7
Tu es en quelle classe ?
8
Où est la piscine ?
Elle est à gauche.
9
Tu habites où ?
10
Il y a des restaurants ?
Oui, il y a un restaurant avec une terrasse.
12
Où est le restaurant ?
Il est à droite. L’hôtel est aussi à droite.
Et où est le terrain de foot ?
Il est à gauche. C’est super, le football !
11 Au revoir. B
à gauche
Faites le dialogue. Changez de rôle. Speel samen met je klasgenoot het gesprek. Wissel daarna van rol.
Apprends le vocabulaire de : Apprendre 4 et 10 pages 39 et 42. MENU AU CHOIX Luister naar de dialogen en kies de juiste antwoorden. Luister naar de fragmenten en geef antwoord. Kijk naar de video en kies de juiste antwoorden.
B
Kijk naar de tekening. Noteer de Franse woorden. 1 het zwembad
5 een boom
2 de camping
6 een restaurant
3 het voetbalveld
7 een hotel
4 het huis
8 een terras
25
26
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE II
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE II
EXERCICE 16B
1 Noteer de vertaling van de Franse woorden. Let op de vetgedrukte letters en woorden. a
le garçon
➔ b les garçons
c
la fille
➔ d les filles
e
un garçon
➔ f des garçons
g
une fille
➔ h des filles
1.2 Het lidwoord ‘een’ vertaal je met un of une. mannelijk un garçon een jongen un collège een middelbare school un hôtel een hotel
Voor een vrouwelijk woord staat Voor meervoudswoorden staat
of
.
of of
EXERCICE 16C – EN ÉTAPES
.
1 Lees 1.1. Vul het juiste lidwoord in.
.
3 Onderstreep in de tekst met Benoît van exercice16A alle vormen van le, la, les, un, une en des.
4 In de tekst staat ook een woord met l’, namelijk: Waarom denk je dat er l’ gebruikt wordt in plaats van le of la? Tip: kijk eens naar de volgende voorbeelden: l’ami – l’adresse – l’appartement – l’hôpital.
.
vertaalt?
HET LIDWOORD (DE, HET, EEN) In het Frans heb je mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden. Hier horen verschillende lidwoorden bij. Bij personen kun je vaak zien of een woord mannelijk of vrouwelijk is. Bij andere woorden moet je dat leren.
Voor een klinker of stomme h veranderen le en la in l’. l’ami (m) de vriend l’amie (f) de vriendin l’hôtel (m) het hotel l’adresse (f) het adres Bij meervoud is het lidwoord les. les garçons de jongens les filles de meisjes les arbres de bomen les hôtels de hotels In het meervoud komt er achter het zelfstandig naamwoord een -s.
1
het museum
musée
2
het terras
terrasse
3
de boom
arbre
4
de inwoner
habitant
5
de vrienden
amis
2 Lees 1.2. Vul het juiste lidwoord in.
5 In de tekst staan twee woorden in het meervoud. Welk verschil is er als je les en des
1.1 De lidwoorden ‘de’ en ‘het’ vertaal je met le of la. mannelijk vrouwelijk le garçon la fille le collège la classe
een meisje een klas een adres
Bij meervoud gebruik je in het Nederlands geen lidwoord. In het Frans gebruik je des. des amis x vrienden des filles x meisjes
2 Kijk naar onderdeel 1 en vul aan. Voor een mannelijk woord staat
vrouwelijk une fille une classe une adresse
1
een vriend
ami
2
een vriendin
amie
3
een hobby
passion
4
een dorp
village
5
landen
pays
EXERCICE 16D Vul de juiste vertaling in. 1 2
Je suis dans
3
Lis
4
Il y a
5 6
Dans la rue Voltaire, il y a
7
Il habite dans
8
de Lucas s’appelle collège Victor Hugo.
de school
de Sacha.
de klas
et réponds aux questions.
de teksten
à la piscine ?
jongens
de Romain s’appelle Ousmane.
de vriend
.
hotels
calme.
een wijk
dans le 19e arrondissement sont très jolies.
de huizen
27
26
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE II
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE II
EXERCICE 16B
1 Noteer de vertaling van de Franse woorden. Let op de vetgedrukte letters en woorden. a
le garçon
➔ b les garçons
c
la fille
➔ d les filles
e
un garçon
➔ f des garçons
g
une fille
➔ h des filles
1.2 Het lidwoord ‘een’ vertaal je met un of une. mannelijk un garçon een jongen un collège een middelbare school un hôtel een hotel
Voor een vrouwelijk woord staat Voor meervoudswoorden staat
of
.
of of
EXERCICE 16C – EN ÉTAPES
.
1 Lees 1.1. Vul het juiste lidwoord in.
.
3 Onderstreep in de tekst met Benoît van exercice16A alle vormen van le, la, les, un, une en des.
4 In de tekst staat ook een woord met l’, namelijk: Waarom denk je dat er l’ gebruikt wordt in plaats van le of la? Tip: kijk eens naar de volgende voorbeelden: l’ami – l’adresse – l’appartement – l’hôpital.
.
vertaalt?
HET LIDWOORD (DE, HET, EEN) In het Frans heb je mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden. Hier horen verschillende lidwoorden bij. Bij personen kun je vaak zien of een woord mannelijk of vrouwelijk is. Bij andere woorden moet je dat leren.
Voor een klinker of stomme h veranderen le en la in l’. l’ami (m) de vriend l’amie (f) de vriendin l’hôtel (m) het hotel l’adresse (f) het adres Bij meervoud is het lidwoord les. les garçons de jongens les filles de meisjes les arbres de bomen les hôtels de hotels In het meervoud komt er achter het zelfstandig naamwoord een -s.
1
het museum
musée
2
het terras
terrasse
3
de boom
arbre
4
de inwoner
habitant
5
de vrienden
amis
2 Lees 1.2. Vul het juiste lidwoord in.
5 In de tekst staan twee woorden in het meervoud. Welk verschil is er als je les en des
1.1 De lidwoorden ‘de’ en ‘het’ vertaal je met le of la. mannelijk vrouwelijk le garçon la fille le collège la classe
een meisje een klas een adres
Bij meervoud gebruik je in het Nederlands geen lidwoord. In het Frans gebruik je des. des amis x vrienden des filles x meisjes
2 Kijk naar onderdeel 1 en vul aan. Voor een mannelijk woord staat
vrouwelijk une fille une classe une adresse
1
een vriend
ami
2
een vriendin
amie
3
een hobby
passion
4
een dorp
village
5
landen
pays
EXERCICE 16D Vul de juiste vertaling in. 1 2
Je suis dans
3
Lis
4
Il y a
5 6
Dans la rue Voltaire, il y a
7
Il habite dans
8
de Lucas s’appelle collège Victor Hugo.
de school
de Sacha.
de klas
et réponds aux questions.
de teksten
à la piscine ?
jongens
de Romain s’appelle Ousmane.
de vriend
.
hotels
calme.
een wijk
dans le 19e arrondissement sont très jolies.
de huizen
27
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE II
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE II EXERCICE 16F
IL(S) EN ELLE(S) 1.3 Met il of ils verwijs je naar een mannelijk woord. Met elle of elles verwijs je naar een vrouwelijk woord. Ook bij dingen gebruik je il(s) en elle(s). Où est le collège ? Il est là-bas. Où est la tour Eiffel ? Elle est à Paris. Comment sont les hôtels ? Ils sont modernes ! Et les chambres ? Elles sont grandes.
Waar is de school? Hij is daar. Waar staat de Eiffeltoren? Hij staat in Parijs. Hoe zijn de hotels? Ze zijn modern! En de kamers? Ze zijn groot.
Vorm tweetallen. Wijs om de beurt een afbeelding aan en maak gesprekjes volgens het voorbeeld. Exemple 1 Il y a un terrain de foot ?
2 Il y a des terrasses ?
Oui, il y a un terrain de foot.
Oui, il y a des terrasses.
Il est où ?
Elles sont où ? Elles sont à droite.
Il est à gauche. EXERCICE 16E a
Vul in: il, elle, ils of elles. 1
Lisa est au camping ?
Non,
est à la piscine.
2
Il y a des campings ?
Oui,
sont à 100 mètres.
3
Où est la maison de Benoît ?
est à Saint-Martin.
4
Où sont les terrains de foot ?
sont là-bas.
5
La piscine est à droite ?
6
Voilà les amies de Martine.
Non,
b
terrain de foot (m)
terrasse (f)
c
d
est à gauche. habitent tout près. piscine (f)
restaurant (m)
e
f
hôtel (m)
camping (m)
g
h
collège (m)
arbre (m) à gauche
à droite
28
Apprends la grammaire de : Apprendre 5 page 40. MENU AU CHOIX Bekijk de grammatica-animatie over het lidwoord en maak exercice 16G op pagina 48 of op de site. Maak exercice 16H en 16I op pagina 48 of op de site. Maak exercice 16J op pagina 49 of op de site. Maak de quiz op Socrative om te testen of je dit onderwerp goed begrijpt.
29
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE II
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE II EXERCICE 16F
IL(S) EN ELLE(S) 1.3 Met il of ils verwijs je naar een mannelijk woord. Met elle of elles verwijs je naar een vrouwelijk woord. Ook bij dingen gebruik je il(s) en elle(s). Où est le collège ? Il est là-bas. Où est la tour Eiffel ? Elle est à Paris. Comment sont les hôtels ? Ils sont modernes ! Et les chambres ? Elles sont grandes.
Waar is de school? Hij is daar. Waar staat de Eiffeltoren? Hij staat in Parijs. Hoe zijn de hotels? Ze zijn modern! En de kamers? Ze zijn groot.
Vorm tweetallen. Wijs om de beurt een afbeelding aan en maak gesprekjes volgens het voorbeeld. Exemple 1 Il y a un terrain de foot ?
2 Il y a des terrasses ?
Oui, il y a un terrain de foot.
Oui, il y a des terrasses.
Il est où ?
Elles sont où ? Elles sont à droite.
Il est à gauche. EXERCICE 16E a
Vul in: il, elle, ils of elles. 1
Lisa est au camping ?
Non,
est à la piscine.
2
Il y a des campings ?
Oui,
sont à 100 mètres.
3
Où est la maison de Benoît ?
est à Saint-Martin.
4
Où sont les terrains de foot ?
sont là-bas.
5
La piscine est à droite ?
6
Voilà les amies de Martine.
Non,
b
terrain de foot (m)
terrasse (f)
c
d
est à gauche. habitent tout près. piscine (f)
restaurant (m)
e
f
hôtel (m)
camping (m)
g
h
collège (m)
arbre (m) à gauche
à droite
28
Apprends la grammaire de : Apprendre 5 page 40. MENU AU CHOIX Bekijk de grammatica-animatie over het lidwoord en maak exercice 16G op pagina 48 of op de site. Maak exercice 16H en 16I op pagina 48 of op de site. Maak exercice 16J op pagina 49 of op de site. Maak de quiz op Socrative om te testen of je dit onderwerp goed begrijpt.
29
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • PARLER
30
PARLER A1
DOEL: je kunt iemand in het Frans begroeten, afscheid nemen en iets over jezelf en iemand anders vertellen.
1
CLÉMENCE ET AURÉLIE Salut, comment tu t’appelles ? Euh, moi ? Je m’appelle Aurélie. Je suis nouvelle. Moi, c’est Clémence. Clémence Gautier. Tu es en quelle classe ? Je suis en cinquième A. Moi aussi ! Alors, nous sommes dans la même classe ! Oui, c’est vrai. Euh … Clémence ? On va être amies ? Oui, … c’est possible.
Clémence Aurélie Clémence Aurélie Clémence Aurélie Clémence Aurélie Clémence
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • PARLER EXERCICE 17 – MISE EN ROUTE ~ RÉVISION A
Travaillez à deux. Stel jezelf voor. Groet, vertel hoe je heet en in welke klas je zit. Dag. Ik heet … Ik zit in … (klas).
B
Travaillez à deux. Regardez les images et racontez. Changez de rôle. Kijk naar de afbeeldingen en de tekstballonnen. Vertel in het Frans wat er gezegd wordt. Maak hele zinnen. Oefen de gesprekjes een paar keer en wissel ook van rol.
1 ik heet − ik woon in – en jij?
2
CLÉMENCE, OUSMANE ET AURÉLIE Clémence Salut Ousmane. Ça va ? Ousmane Salut, Clémence. Ça va bien, merci. Regarde la fille, là-bas. Qui est-ce ? C’est une amie ? Clémence Euh, non. Elle est dans ma classe. Elle est nouvelle. Ousmane Bonjour. Aurélie Bonjour … euh … . Clémence Je te présente Ousmane. Ousmane Et toi ? Comment tu t’appelles ? Aurélie Euh … moi ? Clémence Elle s’appelle Aurélie. Ousmane Aurélie ? C’est chouette, c’est un joli prénom ! Aurélie Merci. Ousmane Tu habites aussi à Paris ? Aurélie Oui, j’habite 5, rue de la Pochette, et toi ? Ousmane Ah oui ? Super ! Moi, j’habite à deux minutes, c’est tout près. Hé, Aurélie, on va être amis ? Aurélie Euh … . Clémence Ousmane Aurélie Clémence
3
Écoutez ! C’est l’heure ! Au revoir ! Oh là là, oui ! Excuse-moi ! Au revoir. À plus ! C’est un joli garçon, hein ? Euh … oui, bof … ça va.
JEANNE ET TRISTAN Tu habites où maintenant ? J’habite à Bobigny. Ah bon. Il est bien, le quartier ? Oui, il est très bien. Il y a un skatepark, et aussi une piscine. Et le terrain de foot est super ! Jeanne Génial ! Et … ils sont sympas, dans le quartier ? Tristan Oui ! Lucas, il est super sympa. C’est un ami. Il y a aussi Nathan, Rémi et Emma. Et il y a monsieur et madame Dumas. Ils sont très sympas aussi. Jeanne C’est super. Tu habites dans un appartement ? Tristan Non, j’habite dans une maison avec un petit jardin. Jeanne Et le collège est loin ? Tristan Non, il est à cinq minutes. Jeanne Tristan Jeanne Tristan
2
3
dit is – hij woont in – vriend
1 hoi
2 dag
3 hoe …?
4 goed, bedankt
5 tot ziens!
6 tot …!
EXERCICE 18 – MISE EN ROUTE ~ GRAMMAIRE : RÉVISION Travaillez à deux. Répondez aux questions. Stel elkaar om de beurt een vraag en antwoord met oui. Gebruik il, elle, ils of elles in je antwoord. 1 2 3 4 5
Adrien est français ? Les villes sont modernes ? Sabine est très intelligente ? Les garçons sont au supermarché ? Le collège est nouveau ?
QUIZ In Frankrijk begroeten bekenden elkaar met een zoen. Hoeveel zoenen geven ze?
31
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • PARLER
30
PARLER A1
DOEL: je kunt iemand in het Frans begroeten, afscheid nemen en iets over jezelf en iemand anders vertellen.
1
CLÉMENCE ET AURÉLIE Salut, comment tu t’appelles ? Euh, moi ? Je m’appelle Aurélie. Je suis nouvelle. Moi, c’est Clémence. Clémence Gautier. Tu es en quelle classe ? Je suis en cinquième A. Moi aussi ! Alors, nous sommes dans la même classe ! Oui, c’est vrai. Euh … Clémence ? On va être amies ? Oui, … c’est possible.
Clémence Aurélie Clémence Aurélie Clémence Aurélie Clémence Aurélie Clémence
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • PARLER EXERCICE 17 – MISE EN ROUTE ~ RÉVISION A
Travaillez à deux. Stel jezelf voor. Groet, vertel hoe je heet en in welke klas je zit. Dag. Ik heet … Ik zit in … (klas).
B
Travaillez à deux. Regardez les images et racontez. Changez de rôle. Kijk naar de afbeeldingen en de tekstballonnen. Vertel in het Frans wat er gezegd wordt. Maak hele zinnen. Oefen de gesprekjes een paar keer en wissel ook van rol.
1 ik heet − ik woon in – en jij?
2
CLÉMENCE, OUSMANE ET AURÉLIE Clémence Salut Ousmane. Ça va ? Ousmane Salut, Clémence. Ça va bien, merci. Regarde la fille, là-bas. Qui est-ce ? C’est une amie ? Clémence Euh, non. Elle est dans ma classe. Elle est nouvelle. Ousmane Bonjour. Aurélie Bonjour … euh … . Clémence Je te présente Ousmane. Ousmane Et toi ? Comment tu t’appelles ? Aurélie Euh … moi ? Clémence Elle s’appelle Aurélie. Ousmane Aurélie ? C’est chouette, c’est un joli prénom ! Aurélie Merci. Ousmane Tu habites aussi à Paris ? Aurélie Oui, j’habite 5, rue de la Pochette, et toi ? Ousmane Ah oui ? Super ! Moi, j’habite à deux minutes, c’est tout près. Hé, Aurélie, on va être amis ? Aurélie Euh … . Clémence Ousmane Aurélie Clémence
3
Écoutez ! C’est l’heure ! Au revoir ! Oh là là, oui ! Excuse-moi ! Au revoir. À plus ! C’est un joli garçon, hein ? Euh … oui, bof … ça va.
JEANNE ET TRISTAN Tu habites où maintenant ? J’habite à Bobigny. Ah bon. Il est bien, le quartier ? Oui, il est très bien. Il y a un skatepark, et aussi une piscine. Et le terrain de foot est super ! Jeanne Génial ! Et … ils sont sympas, dans le quartier ? Tristan Oui ! Lucas, il est super sympa. C’est un ami. Il y a aussi Nathan, Rémi et Emma. Et il y a monsieur et madame Dumas. Ils sont très sympas aussi. Jeanne C’est super. Tu habites dans un appartement ? Tristan Non, j’habite dans une maison avec un petit jardin. Jeanne Et le collège est loin ? Tristan Non, il est à cinq minutes. Jeanne Tristan Jeanne Tristan
2
3
dit is – hij woont in – vriend
1 hoi
2 dag
3 hoe …?
4 goed, bedankt
5 tot ziens!
6 tot …!
EXERCICE 18 – MISE EN ROUTE ~ GRAMMAIRE : RÉVISION Travaillez à deux. Répondez aux questions. Stel elkaar om de beurt een vraag en antwoord met oui. Gebruik il, elle, ils of elles in je antwoord. 1 2 3 4 5
Adrien est français ? Les villes sont modernes ? Sabine est très intelligente ? Les garçons sont au supermarché ? Le collège est nouveau ?
QUIZ In Frankrijk begroeten bekenden elkaar met een zoen. Hoeveel zoenen geven ze?
31
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • PARLER
32
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • PARLER EXERCICE 22 – RECONSTRUIRE
EXERCICE 19 – COMPRÉHENSION GLOBALE
Travaillez à deux. Faites le dialogue. Changez de rôle. Speel samen met je klasgenoot het gesprek. Wissel daarna van rol.
Écoute le dialogue 3 et réponds aux questions. Luister naar dialoog 3 en beantwoord de vragen. DIALOGUE 3
1 Waarover vertelt Tristan? Kruis aan. £ zijn nieuwe wijk £ mensen die hij kent £ het park £ zijn huis £ het zwembad £ zijn kamer
Rol A
Rol B
1 Groet.
2 Groet terug.
2 Tristan is tevreden / ontevreden over zijn nieuwe woonbuurt. Waaraan hoor je dat?
3 Stel jezelf voor en vraag hoe de ander heet.
4 Stel jezelf voor en vertel op welke school je zit.
3 Tristan heeft al veel / nog geen vrienden gemaakt in zijn nieuwe buurt. Waaraan hoor
5 Wijs een klasgenoot aan en vraag wie dat is.
6 Stel je klasgenoot voor. Vertel dat hij/zij nieuw is.
7 Vraag waar de ander woont.
8 Vertel waar je woont.
9 Zeg dat je het geweldig vindt en zeg de ander gedag.
10 Neem afscheid.
£ zijn tuin £ de supermarkt £ zijn school
je dat?
EXERCICE 20 – MISE EN ROUTE ~ VOCABULAIRE
EXERCICE 23 – MISE EN PRATIQUE
Choisis les mots, traduis et complète les phrases. Tu retrouves ces mots dans les dialogues. Kies in elke zin het juiste woord, vertaal het en vul in. 1
Marianne est une amie. Elle est très
.
aardig / nieuw
2
Voilà Ousmane.
Ousmane.
ik heet / ik stel je voor
3
Tu habites
maintenant ?
maar / waar
4
J’habite à Paris, dans
avec un jardin.
een huis / een voetbalveld
5
Dans le quartier, il y a un terrain de foot et
6
Le collège est
7
Je suis au collège Jean Macé. Je suis
8
Chouette, nous sommes dans
.
een minuut / een zwembad
? – Non, il est à 5 minutes.
ver / vlakbij
A.
in de brugklas / op school
classe !
de tuin / dezelfde
› SITUATIE Je gaat op school je eigen Franse vlog opnemen met een klasgenoot.
› OPDRACHT Schrijf de tekst voor de vlog. Daarin moet de volgende informatie staan: • Groet de kijkers. • Vertel hoe je heet. • Vertel in welke plaats je woont.
EXERCICE 21 – COMMENT DIRE ? Écoute et lis les dialogues à la page 30. Note les phrases. Luister nog een keer naar de drie dialogen en lees mee. Schrijf de Franse zinnen naast de vertaling.
DIALOGUE 1
DIALOGUE 3
Hoi, hoe heet je?
2
In welke klas zit jij?
3
Wie is dat?
4
Ik stel jou Ousmane voor.
5
Zullen we vrienden worden?
6
Waar woon je nu?
7
Ik woon in Bobigny.
8
Is de school ver?
Laat je school zien en vertel er iets over. Vertel in welke klas je zit.
• • •
Film een paar klasgenoten. Vertel hoe ze heten. Zeg dat ze je vrienden zijn.
• •
Bedenk zelf nog twee dingen die je kunt vertellen. Neem afscheid.
› TIPS • • Antwoord op de quizvraag: Dat verschilt per regio.
DIALOGUE 2
1
• •
Controleer voordat je gaat filmen elkaars tekst op fouten. Gebruik Apprendre 1 tot en met 7 van dit hoofdstuk.
Is de vlog af? Kijk de opdracht terug en geef elkaar twee tips en twee tops. Apprends le vocabulaire et les phrases de : Apprendre 6 et 7 page 41. MENU AU CHOIX Voer samen het gesprek waarin je kennismaakt met elkaar. Maak en hou samen een interview over school en over wonen. Maak een korte presentatie waarin je jezelf voorstelt.
33
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • PARLER
32
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • PARLER EXERCICE 22 – RECONSTRUIRE
EXERCICE 19 – COMPRÉHENSION GLOBALE
Travaillez à deux. Faites le dialogue. Changez de rôle. Speel samen met je klasgenoot het gesprek. Wissel daarna van rol.
Écoute le dialogue 3 et réponds aux questions. Luister naar dialoog 3 en beantwoord de vragen. DIALOGUE 3
1 Waarover vertelt Tristan? Kruis aan. £ zijn nieuwe wijk £ mensen die hij kent £ het park £ zijn huis £ het zwembad £ zijn kamer
Rol A
Rol B
1 Groet.
2 Groet terug.
2 Tristan is tevreden / ontevreden over zijn nieuwe woonbuurt. Waaraan hoor je dat?
3 Stel jezelf voor en vraag hoe de ander heet.
4 Stel jezelf voor en vertel op welke school je zit.
3 Tristan heeft al veel / nog geen vrienden gemaakt in zijn nieuwe buurt. Waaraan hoor
5 Wijs een klasgenoot aan en vraag wie dat is.
6 Stel je klasgenoot voor. Vertel dat hij/zij nieuw is.
7 Vraag waar de ander woont.
8 Vertel waar je woont.
9 Zeg dat je het geweldig vindt en zeg de ander gedag.
10 Neem afscheid.
£ zijn tuin £ de supermarkt £ zijn school
je dat?
EXERCICE 20 – MISE EN ROUTE ~ VOCABULAIRE
EXERCICE 23 – MISE EN PRATIQUE
Choisis les mots, traduis et complète les phrases. Tu retrouves ces mots dans les dialogues. Kies in elke zin het juiste woord, vertaal het en vul in. 1
Marianne est une amie. Elle est très
.
aardig / nieuw
2
Voilà Ousmane.
Ousmane.
ik heet / ik stel je voor
3
Tu habites
maintenant ?
maar / waar
4
J’habite à Paris, dans
avec un jardin.
een huis / een voetbalveld
5
Dans le quartier, il y a un terrain de foot et
6
Le collège est
7
Je suis au collège Jean Macé. Je suis
8
Chouette, nous sommes dans
.
een minuut / een zwembad
? – Non, il est à 5 minutes.
ver / vlakbij
A.
in de brugklas / op school
classe !
de tuin / dezelfde
› SITUATIE Je gaat op school je eigen Franse vlog opnemen met een klasgenoot.
› OPDRACHT Schrijf de tekst voor de vlog. Daarin moet de volgende informatie staan: • Groet de kijkers. • Vertel hoe je heet. • Vertel in welke plaats je woont.
EXERCICE 21 – COMMENT DIRE ? Écoute et lis les dialogues à la page 30. Note les phrases. Luister nog een keer naar de drie dialogen en lees mee. Schrijf de Franse zinnen naast de vertaling.
DIALOGUE 1
DIALOGUE 3
Hoi, hoe heet je?
2
In welke klas zit jij?
3
Wie is dat?
4
Ik stel jou Ousmane voor.
5
Zullen we vrienden worden?
6
Waar woon je nu?
7
Ik woon in Bobigny.
8
Is de school ver?
Laat je school zien en vertel er iets over. Vertel in welke klas je zit.
• • •
Film een paar klasgenoten. Vertel hoe ze heten. Zeg dat ze je vrienden zijn.
• •
Bedenk zelf nog twee dingen die je kunt vertellen. Neem afscheid.
› TIPS • • Antwoord op de quizvraag: Dat verschilt per regio.
DIALOGUE 2
1
• •
Controleer voordat je gaat filmen elkaars tekst op fouten. Gebruik Apprendre 1 tot en met 7 van dit hoofdstuk.
Is de vlog af? Kijk de opdracht terug en geef elkaar twee tips en twee tops. Apprends le vocabulaire et les phrases de : Apprendre 6 et 7 page 41. MENU AU CHOIX Voer samen het gesprek waarin je kennismaakt met elkaar. Maak en hou samen een interview over school en over wonen. Maak een korte presentatie waarin je jezelf voorstelt.
33
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • ÉCRIRE
34
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • ÉCRIRE
ÉCRIRE A1
DOEL: je kunt een paar eenvoudige zinnen over jezelf schrijven aan Franse leeftijdgenoten.
EXERCICE 24 – MISE EN ROUTE A
Complète la fiche d’identité. Vul eerst de ontbrekende woorden in. Maak daarna je eigen fiche d’identité. Adresse | Âge | Ami(e) de | Collège | Nationalité | Prénom | Ville / Village
Lemaire Adèle
14 ans
25, rue de Provence Française
Collège Frédéric Mistral Chloé et Estelle
FICHE D’IDENTITÉ Nom de famille
…............ ans
Travaillez à deux. Racontez. Vertel om de beurt over jezelf aan de hand van de gegevens die je op het formulier hebt ingevuld. Maak hele zinnen.
EXERCICE 25 – MISE EN ROUTE ~ GRAMMAIRE : RÉVISION Complète les phrases. Vul de ontbrekende woorden in. Gebruik de juiste vorm van être. 1
l’ami de Liam ? – Oui, je suis l’ami de Liam.
2
C’est Yvonne.
3
Bonjour, monsieur Legrand.
4
Voilà Marc et Marie-Claire.
5
Voici Mario et moi.
i es-tu ?
La ville
Avignon
B
Moi
Salut ! Qu
Salut ! Ça va ? Je m’appelle Cédric Bonnet Mon âge : 13 . ans. Moi, je suis fr ançais. Et toi ? Comm ent tu t’appel les ? Tu es fran Tu es belge ? çais ? Tu es canadie n ?
FICHE D’IDENTITÉ Nom de famille
FORUM ~
intelligente. français ? à la piscine. italiens.
J’habite à Nic e. C’est une vi lle super. C’est près de la mer. J’aime n ager dans la Tu habites où mer. ? Tu habites dans une ville ou un
Le hobby
Cédric et Vale n
tine
village ?
J’aime regard er des films à la télé et écou Je suis aussi ter la musiqu très sportif. J’ e. aime le foot et au 4e étage. le skate, mais j’h Heureusemen abite dans un t, dans le quar petit apparte Alors, je suis tier, il y a un te ment content ! rr ain de sport et Et quelle est une piscine. ta passion ? Tu es sportif ? Le
collège
Mon collège s’appelle collè ge Vernier. C’e C’est à 10 min st tout près d utes en bus ou e la maison. 15 minutes en Comment s’ap vé lo . pelle ton collè ge ? Où est ton co llège ? C’est to ut près ou c’es Et tu es en qu t loin ? elle classe ? M oi , je suis en cin Dans ma clas quième. se, il y a une fille très symp Je suis l’ami d a. Elle s’appelle e Valentine. El Valentine. le est sportive On habite dan . Comme moi. s le même qu artier.
35
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • ÉCRIRE
34
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • ÉCRIRE
ÉCRIRE A1
DOEL: je kunt een paar eenvoudige zinnen over jezelf schrijven aan Franse leeftijdgenoten.
EXERCICE 24 – MISE EN ROUTE A
Complète la fiche d’identité. Vul eerst de ontbrekende woorden in. Maak daarna je eigen fiche d’identité. Adresse | Âge | Ami(e) de | Collège | Nationalité | Prénom | Ville / Village
Lemaire Adèle
14 ans
25, rue de Provence Française
Collège Frédéric Mistral Chloé et Estelle
FICHE D’IDENTITÉ Nom de famille
…............ ans
Travaillez à deux. Racontez. Vertel om de beurt over jezelf aan de hand van de gegevens die je op het formulier hebt ingevuld. Maak hele zinnen.
EXERCICE 25 – MISE EN ROUTE ~ GRAMMAIRE : RÉVISION Complète les phrases. Vul de ontbrekende woorden in. Gebruik de juiste vorm van être. 1
l’ami de Liam ? – Oui, je suis l’ami de Liam.
2
C’est Yvonne.
3
Bonjour, monsieur Legrand.
4
Voilà Marc et Marie-Claire.
5
Voici Mario et moi.
i es-tu ?
La ville
Avignon
B
Moi
Salut ! Qu
Salut ! Ça va ? Je m’appelle Cédric Bonnet Mon âge : 13 . ans. Moi, je suis fr ançais. Et toi ? Comm ent tu t’appel les ? Tu es fran Tu es belge ? çais ? Tu es canadie n ?
FICHE D’IDENTITÉ Nom de famille
FORUM ~
intelligente. français ? à la piscine. italiens.
J’habite à Nic e. C’est une vi lle super. C’est près de la mer. J’aime n ager dans la Tu habites où mer. ? Tu habites dans une ville ou un
Le hobby
Cédric et Vale n
tine
village ?
J’aime regard er des films à la télé et écou Je suis aussi ter la musiqu très sportif. J’ e. aime le foot et au 4e étage. le skate, mais j’h Heureusemen abite dans un t, dans le quar petit apparte Alors, je suis tier, il y a un te ment content ! rr ain de sport et Et quelle est une piscine. ta passion ? Tu es sportif ? Le
collège
Mon collège s’appelle collè ge Vernier. C’e C’est à 10 min st tout près d utes en bus ou e la maison. 15 minutes en Comment s’ap vé lo . pelle ton collè ge ? Où est ton co llège ? C’est to ut près ou c’es Et tu es en qu t loin ? elle classe ? M oi , je suis en cin Dans ma clas quième. se, il y a une fille très symp Je suis l’ami d a. Elle s’appelle e Valentine. El Valentine. le est sportive On habite dan . Comme moi. s le même qu artier.
35
36
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • ÉCRIRE
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • ÉCRIRE
EXERCICE 26 – MISE EN ROUTE ~ VOCABULAIRE
EXERCICE 28 – RECONSTRUIRE
Cherche les mots et complète les mots croisés. Tu retrouves ces mots dans le texte Salut ! Qui es-tu ? Zoek de vertaling van de ontbrekende woorden in de tekst en maak de kruiswoordpuzzel.
Réponds aux questions. Geef de antwoorden van Jean-Pierre op de vragen uit exercice 27. Gebruik nu hele zinnen voor de antwoorden.
Horizontalement 1 Ik heb een 9! Ik ben heel … met dat cijfer. 4 Het brood is op! … is de bakker nog open. 8 Ik ga meestal op de … naar school. 10 Ik ben 13. Wat is jouw … ?
1
Verticalement 2 Ik hou van … in zee. 3 Ik luister graag naar … . 5 Goed gedaan. Je bent … ! 6 Er zijn vandaag hoge golven in de … . 7 Hoeveel uur per dag kijk je naar series op de … ? 9 Ga je met de bus … met de metro naar school?
1
37
Exemple Je m’appelle Jean-Pierre Deauville.
2
2 3
3 4
5
6
4
7
5 6 7
8
9
EXERCICE 29 – MISE EN PRATIQUE Réponds aux questions de l’exercice 27 de Cédric. Et toi ? Tu as aussi une question pour Cédric ?
10
FORUM
EXERCICE 27 – COMMENT ÉCRIRE ? Cherche dans le texte et note. Lees de antwoorden en zoek de bijbehorende vragen in de tekst. Noteer in het Frans. 1
– Jean-Pierre Deauville
2
– non, canadien
3
– à Saint-Martin
4
– un village
5
– le tennis
6
– collège Marie Curie
7
– non, 5 minutes
8
– en 5e B
QUIZ Aan welke zee ligt Nice?
MENU AU CHOIX Maak een poster over jezelf. Schrijf een bericht voor een scholierenwebsite en stel jezelf voor. Stel jezelf voor in een e-mail aan een Franse partnerschool.
Antwoord op de quizvraag: Aan de Middellandse Zee (la Méditerranée).
Apprends le vocabulaire et les phrases de : Apprendre 8 et 9 pages 41 et 42.
36
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • ÉCRIRE
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • ÉCRIRE
EXERCICE 26 – MISE EN ROUTE ~ VOCABULAIRE
EXERCICE 28 – RECONSTRUIRE
Cherche les mots et complète les mots croisés. Tu retrouves ces mots dans le texte Salut ! Qui es-tu ? Zoek de vertaling van de ontbrekende woorden in de tekst en maak de kruiswoordpuzzel.
Réponds aux questions. Geef de antwoorden van Jean-Pierre op de vragen uit exercice 27. Gebruik nu hele zinnen voor de antwoorden.
Horizontalement 1 Ik heb een 9! Ik ben heel … met dat cijfer. 4 Het brood is op! … is de bakker nog open. 8 Ik ga meestal op de … naar school. 10 Ik ben 13. Wat is jouw … ?
1
Verticalement 2 Ik hou van … in zee. 3 Ik luister graag naar … . 5 Goed gedaan. Je bent … ! 6 Er zijn vandaag hoge golven in de … . 7 Hoeveel uur per dag kijk je naar series op de … ? 9 Ga je met de bus … met de metro naar school?
1
37
Exemple Je m’appelle Jean-Pierre Deauville.
2
2 3
3 4
5
6
4
7
5 6 7
8
9
EXERCICE 29 – MISE EN PRATIQUE Réponds aux questions de l’exercice 27 de Cédric. Et toi ? Tu as aussi une question pour Cédric ?
10
FORUM
EXERCICE 27 – COMMENT ÉCRIRE ? Cherche dans le texte et note. Lees de antwoorden en zoek de bijbehorende vragen in de tekst. Noteer in het Frans. 1
– Jean-Pierre Deauville
2
– non, canadien
3
– à Saint-Martin
4
– un village
5
– le tennis
6
– collège Marie Curie
7
– non, 5 minutes
8
– en 5e B
QUIZ Aan welke zee ligt Nice?
MENU AU CHOIX Maak een poster over jezelf. Schrijf een bericht voor een scholierenwebsite en stel jezelf voor. Stel jezelf voor in een e-mail aan een Franse partnerschool.
Antwoord op de quizvraag: Aan de Middellandse Zee (la Méditerranée).
Apprends le vocabulaire et les phrases de : Apprendre 8 et 9 pages 41 et 42.
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • APPRENDRE
38
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • APPRENDRE
APPRENDRE A1
APPRENDRE 3 – GRAMMAIRE I
BILAN: LEREN VOOR DE TOETS Ik kan: £ de vlog begrijpen over David die zichzelf en zijn vriend Bram voorstelt. £ korte teksten over personen en hun omgeving begrijpen. £ begrijpen hoe Fransen zich voorstellen aan elkaar. £ iemand in het Frans begroeten, afscheid nemen en iets over jezelf en iemand anders vertellen. £ een paar eenvoudige zinnen over mezelf schrijven aan Franse leeftijdgenoten. Grammaire:
£ £ £ £ £
Vocabulaire:
het onregelmatig werkwoord être het lidwoord (1.1 en 1.2) il(s) en elle(s) (1.3) grammaire lexicale: vocabulaire de classe exercices 8, 14, 16
3 5 5 10
£ £ £ £ £ £
vocabulaire thématique 1 lire 2 écouter 4 parler + phrases 6+7 écrire + phrases 8+9 exercices 4, 10, 20, 21, 22, 26, 27, 28
être je suis tu es il est elle est on est nous sommes vous êtes ils sont elles sont
Let op. 1 ‘Het is’ vertaal je met c’est. 2 ‘Wij zijn’ kun je in het Frans op twee manieren vertalen: on est en nous sommes. 3 ‘Zij zijn’ vertaal je bij alleen maar vrouwelijk met elles. ‘Zij zijn’ vertaal je in alle andere gevallen met ils.
Maak de diagnostische toets.
Paul et Marc sont au collège. Paul et Sophie sont au collège. Sophie et Myriam sont au collège.
APPRENDRE 1 – VOCABULAIRE THÉMATIQUE
£ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £
dag goedenavond hoi tot ziens tot gauw tot morgen tot later hoe gaat het? niet slecht bedankt ja nee de jongen
bonjour bonsoir salut au revoir à bientôt à demain à plus ça va ? pas mal merci oui non le garçon
£ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £
het meisje ik heet (heten) ik woon (wonen) hier is, hier zijn daar is, daar zijn meneer mevrouw er is, er zijn het is, dat is Frans Nederlands waar?
la fille je m’appelle (s’appeler) j’habite (habiter) voici voilà monsieur madame il y a c’est français(e) néerlandais(e) où ?
APPRENDRE 2 – LIRE ~ VOCABULAIRE
£ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £
ik heet (heten) ik woon (wonen) de wijk de school het land de hobby, passie de stad de inwoner dag daar is, daar zijn hier is, hier zijn de straat in mooi, leuk
je m’appelle (s’appeler) j’habite (habiter) le quartier l’école (f) le pays la passion la ville l’habitant (m) bonjour voilà voici la rue dans joli
zijn ik ben jij bent hij is zij is wij zijn, men is wij zijn jullie zijn, u bent zij zijn (m) zij zijn (v)
£ de middelbare
le collège
school (klas 1, 2, 3)
£ hoi £ ik ben dol op £ £ £ £ £ £ £ £
(dol zijn op) en jij? de klas de vriend ook Frankrijk groot er is, er zijn het museum
salut j’adore (adorer) et toi ? la classe l’ami (m) aussi la France grand il y a le musée
– Ils sont au collège. – Ils sont au collège. – Elles sont au collège.
APPRENDRE 4 - ÉCOUTER ~ VOCABULAIRE
£ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £
de jongen het meisje de vriendin hoe? het gaat goed de voornaam jij woont (wonen) wie? ja nee jij heet (heten)
£ hoe gaat het? £ bedankt
le garçon la fille l’amie (f) comment ? ça va bien le prénom tu habites (habiter) qui ? oui non tu t’appelles (s’appeler) ça va ? merci
£ £ £ £ £ £ £ £ £ £
voorstellen ik? tot ziens tot later leuk nieuw daar, daarginds kijk! (kijken naar) vlakbij luister! (luisteren naar) £ het is tijd £ sorry
présenter moi ? au revoir à plus chouette nouveau, nouvelle là-bas regarde ! (regarder) tout près écoutez ! (écouter) c’est l’heure excuse-moi
39
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • APPRENDRE
38
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • APPRENDRE
APPRENDRE A1
APPRENDRE 3 – GRAMMAIRE I
BILAN: LEREN VOOR DE TOETS Ik kan: £ de vlog begrijpen over David die zichzelf en zijn vriend Bram voorstelt. £ korte teksten over personen en hun omgeving begrijpen. £ begrijpen hoe Fransen zich voorstellen aan elkaar. £ iemand in het Frans begroeten, afscheid nemen en iets over jezelf en iemand anders vertellen. £ een paar eenvoudige zinnen over mezelf schrijven aan Franse leeftijdgenoten. Grammaire:
£ £ £ £ £
Vocabulaire:
het onregelmatig werkwoord être het lidwoord (1.1 en 1.2) il(s) en elle(s) (1.3) grammaire lexicale: vocabulaire de classe exercices 8, 14, 16
3 5 5 10
£ £ £ £ £ £
vocabulaire thématique 1 lire 2 écouter 4 parler + phrases 6+7 écrire + phrases 8+9 exercices 4, 10, 20, 21, 22, 26, 27, 28
être je suis tu es il est elle est on est nous sommes vous êtes ils sont elles sont
Let op. 1 ‘Het is’ vertaal je met c’est. 2 ‘Wij zijn’ kun je in het Frans op twee manieren vertalen: on est en nous sommes. 3 ‘Zij zijn’ vertaal je bij alleen maar vrouwelijk met elles. ‘Zij zijn’ vertaal je in alle andere gevallen met ils.
Maak de diagnostische toets.
Paul et Marc sont au collège. Paul et Sophie sont au collège. Sophie et Myriam sont au collège.
APPRENDRE 1 – VOCABULAIRE THÉMATIQUE
£ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £
dag goedenavond hoi tot ziens tot gauw tot morgen tot later hoe gaat het? niet slecht bedankt ja nee de jongen
bonjour bonsoir salut au revoir à bientôt à demain à plus ça va ? pas mal merci oui non le garçon
£ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £
het meisje ik heet (heten) ik woon (wonen) hier is, hier zijn daar is, daar zijn meneer mevrouw er is, er zijn het is, dat is Frans Nederlands waar?
la fille je m’appelle (s’appeler) j’habite (habiter) voici voilà monsieur madame il y a c’est français(e) néerlandais(e) où ?
APPRENDRE 2 – LIRE ~ VOCABULAIRE
£ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £
ik heet (heten) ik woon (wonen) de wijk de school het land de hobby, passie de stad de inwoner dag daar is, daar zijn hier is, hier zijn de straat in mooi, leuk
je m’appelle (s’appeler) j’habite (habiter) le quartier l’école (f) le pays la passion la ville l’habitant (m) bonjour voilà voici la rue dans joli
zijn ik ben jij bent hij is zij is wij zijn, men is wij zijn jullie zijn, u bent zij zijn (m) zij zijn (v)
£ de middelbare
le collège
school (klas 1, 2, 3)
£ hoi £ ik ben dol op £ £ £ £ £ £ £ £
(dol zijn op) en jij? de klas de vriend ook Frankrijk groot er is, er zijn het museum
salut j’adore (adorer) et toi ? la classe l’ami (m) aussi la France grand il y a le musée
– Ils sont au collège. – Ils sont au collège. – Elles sont au collège.
APPRENDRE 4 - ÉCOUTER ~ VOCABULAIRE
£ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £
de jongen het meisje de vriendin hoe? het gaat goed de voornaam jij woont (wonen) wie? ja nee jij heet (heten)
£ hoe gaat het? £ bedankt
le garçon la fille l’amie (f) comment ? ça va bien le prénom tu habites (habiter) qui ? oui non tu t’appelles (s’appeler) ça va ? merci
£ £ £ £ £ £ £ £ £ £
voorstellen ik? tot ziens tot later leuk nieuw daar, daarginds kijk! (kijken naar) vlakbij luister! (luisteren naar) £ het is tijd £ sorry
présenter moi ? au revoir à plus chouette nouveau, nouvelle là-bas regarde ! (regarder) tout près écoutez ! (écouter) c’est l’heure excuse-moi
39
40
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • APPRENDRE
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • APPRENDRE
APPRENDRE 5 – GRAMMAIRE II
APPRENDRE 6 - PARLER ~ VOCABULAIRE
Het lidwoord (de, het, een) In het Frans heb je mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden. Hier horen verschillende lidwoorden bij. Bij personen kun je vaak zien of een woord mannelijk of vrouwelijk is. Bij andere woorden moet je dat leren.
£ £ £ £
1.1 De lidwoorden ‘de’ en ‘het’ vertaal je met le of la. mannelijk vrouwelijk le garçon la fille le collège la classe
£ £ £ £ £ £ £
Voor een klinker of stomme h veranderen le en la in l’. l’ami (m) de vriend l’amie (f) de vriendin l’hôtel (m) het hotel l’adresse (f) het adres
£ £ £ £
Bij meervoud is het lidwoord les. les garçons de jongens les filles de meisjes les arbres de bomen les hôtels de hotels
£ 1 Hoe heet je?
et mais avec monsieur madame c’est vrai c’est possible le terrain de foot génial on va (aller)
en maar met meneer mevrouw het is waar het is mogelijk het voetbalveld geweldig we gaan, zullen (gaan)
£ 2 Ik heet Thomas.
Comment tu t’appelles ?
Je m’appelle Thomas.
£ 3 In welke klas zit je? vrouwelijk une fille une classe une adresse
£ 4 Ik zit in de brugklas.
Tu es en quelle classe ? een meisje een klas een adres
Bij meervoud gebruik je in het Nederlands geen lidwoord. In het Frans gebruik je des. des amis x vrienden des filles x meisjes Il(s) en elle(s) 1.3 Met il of ils verwijs je naar een mannelijk woord. Met elle of elles verwijs je naar een vrouwelijk woord. Ook bij dingen gebruik je il(s) en elle(s). Où est le collège ? Il est là-bas. Où est la tour Eiffel ? Elle est à Paris. Comment sont les hôtels ? Ils sont modernes ! Et les chambres ? Elles sont grandes.
£ £ £ £ £ £ £ £ £ £
APPRENDRE 7 - PARLER ~ PHRASES
In het meervoud komt er achter het zelfstandig naamwoord een -s. 1.2 Het lidwoord ‘een’ vertaal je met un of une. mannelijk un garçon een jongen un collège een middelbare school un hôtel een hotel
in de brugklas en cinquième dezelfde, hetzelfde le / la même aardig sympa ik stel je voor je te présente (voorstellen) (présenter) waar? où ? het huis la maison het zwembad la piscine ver loin het appartement l’appartement (m) de tuin le jardin hij heet (heten) il s’appelle (s’appeler) de minuut la minute nu maintenant heel, erg très goed bien
Waar is de school? Hij is daar. Waar staat de Eiffeltoren? Hij staat in Parijs. Hoe zijn de hotels? Ze zijn modern! En de kamers? Ze zijn groot.
Je suis en cinquième.
£ 5 Wie is dat?
£ 6 Dat is Maxime.
Qui est-ce ?
C’est Maxime.
£ 7 Waar woon je?
£ 8 Ik woon in Parijs.
Tu habites où ?
J’habite à Paris.
£ 9 Zullen we vrienden/vriendinnen
£ 10 Het is dicht bij Marseille.
worden? On va être ami(e)s ?
C’est tout près de Marseille.
APPRENDRE 8 - ÉCRIRE ~ VOCABULAIRE
£ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £
Frans Nederlands Canadees Belgisch de zee geweldig klein van blij, tevreden of sportief de bus de fiets
français(e) néerlandais(e) canadien, canadienne belge la mer super petit de content ou sportif, sportive le bus le vélo
£ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £
het dorp de achternaam de leeftijd het adres de nationaliteit dichtbij dan, dus zwemmen de televisie de muziek de verdieping gelukkig
le village le nom de famille l’âge (m) l’adresse (f) la nationalité près de alors nager la télé la musique l’étage (m) heureusement
41
40
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • APPRENDRE
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • APPRENDRE
APPRENDRE 5 – GRAMMAIRE II
APPRENDRE 6 - PARLER ~ VOCABULAIRE
Het lidwoord (de, het, een) In het Frans heb je mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden. Hier horen verschillende lidwoorden bij. Bij personen kun je vaak zien of een woord mannelijk of vrouwelijk is. Bij andere woorden moet je dat leren.
£ £ £ £
1.1 De lidwoorden ‘de’ en ‘het’ vertaal je met le of la. mannelijk vrouwelijk le garçon la fille le collège la classe
£ £ £ £ £ £ £
Voor een klinker of stomme h veranderen le en la in l’. l’ami (m) de vriend l’amie (f) de vriendin l’hôtel (m) het hotel l’adresse (f) het adres
£ £ £ £
Bij meervoud is het lidwoord les. les garçons de jongens les filles de meisjes les arbres de bomen les hôtels de hotels
£ 1 Hoe heet je?
et mais avec monsieur madame c’est vrai c’est possible le terrain de foot génial on va (aller)
en maar met meneer mevrouw het is waar het is mogelijk het voetbalveld geweldig we gaan, zullen (gaan)
£ 2 Ik heet Thomas.
Comment tu t’appelles ?
Je m’appelle Thomas.
£ 3 In welke klas zit je? vrouwelijk une fille une classe une adresse
£ 4 Ik zit in de brugklas.
Tu es en quelle classe ? een meisje een klas een adres
Bij meervoud gebruik je in het Nederlands geen lidwoord. In het Frans gebruik je des. des amis x vrienden des filles x meisjes Il(s) en elle(s) 1.3 Met il of ils verwijs je naar een mannelijk woord. Met elle of elles verwijs je naar een vrouwelijk woord. Ook bij dingen gebruik je il(s) en elle(s). Où est le collège ? Il est là-bas. Où est la tour Eiffel ? Elle est à Paris. Comment sont les hôtels ? Ils sont modernes ! Et les chambres ? Elles sont grandes.
£ £ £ £ £ £ £ £ £ £
APPRENDRE 7 - PARLER ~ PHRASES
In het meervoud komt er achter het zelfstandig naamwoord een -s. 1.2 Het lidwoord ‘een’ vertaal je met un of une. mannelijk un garçon een jongen un collège een middelbare school un hôtel een hotel
in de brugklas en cinquième dezelfde, hetzelfde le / la même aardig sympa ik stel je voor je te présente (voorstellen) (présenter) waar? où ? het huis la maison het zwembad la piscine ver loin het appartement l’appartement (m) de tuin le jardin hij heet (heten) il s’appelle (s’appeler) de minuut la minute nu maintenant heel, erg très goed bien
Waar is de school? Hij is daar. Waar staat de Eiffeltoren? Hij staat in Parijs. Hoe zijn de hotels? Ze zijn modern! En de kamers? Ze zijn groot.
Je suis en cinquième.
£ 5 Wie is dat?
£ 6 Dat is Maxime.
Qui est-ce ?
C’est Maxime.
£ 7 Waar woon je?
£ 8 Ik woon in Parijs.
Tu habites où ?
J’habite à Paris.
£ 9 Zullen we vrienden/vriendinnen
£ 10 Het is dicht bij Marseille.
worden? On va être ami(e)s ?
C’est tout près de Marseille.
APPRENDRE 8 - ÉCRIRE ~ VOCABULAIRE
£ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £
Frans Nederlands Canadees Belgisch de zee geweldig klein van blij, tevreden of sportief de bus de fiets
français(e) néerlandais(e) canadien, canadienne belge la mer super petit de content ou sportif, sportive le bus le vélo
£ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £ £
het dorp de achternaam de leeftijd het adres de nationaliteit dichtbij dan, dus zwemmen de televisie de muziek de verdieping gelukkig
le village le nom de famille l’âge (m) l’adresse (f) la nationalité près de alors nager la télé la musique l’étage (m) heureusement
41
42
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • APPRENDRE
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • LIRE FEUILLETON
LIRE FEUILLETON
APPRENDRE 9 – ÉCRIRE ~ PHRASES
£ 1 Is het een dorp of een stad? C’est une ville ou un village ?
£ 3 Ben je Nederlands? Tu es néerlandais(e) ?
£ 5 Ik woon in een huis/een
appartement. J’habite dans une maison / un appartement.
£ 7 Ik hou van voetbal. J’aime le foot.
£ 9 Is het dichtbij of ver weg? C’est tout près ou c’est loin ?
£ 2 Het is een dorp. C’est un village.
Non, je suis français(e).
£ 6 De middelbare school is op 10 minuten afstand. Le collège est à 10 minutes.
In het Feuilleton staat bij iedere unité een deel van het boekje Jean-Paul et ses bonnes idées. Jean-Paul heeft een probleem. Hij háát school. Daarom bedenkt hij steeds dingen die veel leuker zijn dan school. Wat die bonnes idées zijn, lees je in het Feuilleton.
£ 8 In de wijk is een voetbalveld.
Dans le quartier, il y a un terrain de foot.
£ 10 In mijn klas zit een heel aardig meisje.£
1
Dans ma classe, il y a une fille très sympa.
APPRENDRE 10 – GRAMMAIRE LEXICALE ~ VOCABULAIRE DE CLASSE Kijk naar de film. Lees de tekst. Luister naar de dialoog. Schrijf een e-mail. Beantwoord de vragen. Vul de zinnen aan. Combineer de afbeeldingen. Werk samen.
Jean-Paul et la classe ennuyeuse et horrible … (1)
£ 4 Nee, ik ben Frans.
Regarde le film. Lis le texte. Écoute le dialogue. Écris un e-mail. Réponds aux questions. Complète les phrases. Combine les images. Travaillez à deux.
5
10
15
20
Salut ! Comment ça va ? Comment allez-vous ? Je m’appelle Jean-Paul. Jean-Paul Marie Durand. Je suis un garçon. J’ai treize ans. Je suis petit et brun. J’ai les cheveux bruns et les yeux de couleur noisette. Je suis très intelligent, et très beau. Je suis plus intelligent qu’Albert Einstein et plus beau que Brad Pitt. Mais oui, c’est vrai. Voici ma copine. Elle s’appelle Pascale. Pascale Suzanne Marie Martin. C’est ma meilleure amie. Pascale a treize ans aussi. Elle est grande et blonde. Elle a des cheveux blonds et des yeux verts. Elle n’est pas très jolie. Elle est laide. Ha ! Ha ! Bon, elle n’est pas laide. Mais elle n’est pas belle comme moi. Je suis élève dans une petite école à Paris, en France. Paris est la capitale de la France. J’ai beaucoup de professeurs différents. Mon professeur de français s’appelle madame Fournier. C’est un professeur très ennuyeux. Elle parle beaucoup. Elle parle et parle et parle. Elle parle pendant quarante-cinq minutes sans s’arrêter. Mon professeur de mathématiques s’appelle mademoiselle Lefèvre. Elle aussi est très ennuyeuse. Elle ne parle pas beaucoup. Elle crie beaucoup. Elle crie et crie et crie. Elle crie pendant quarante-cinq minutes sans s’arrêter. Mon professeur d’histoire s’appelle monsieur Dupont. Il est très intéressant. Il ne parle ni crie beaucoup. Il chante beaucoup. Il chante et il chante et chante. Il chante pendant quarante-cinq minutes sans s’arrêter. Et le professeur le plus intéressant est mon professeur de sciences. Mon professeur de sciences s’appelle monsieur Tournesol. Lui, il ne parle, ni crie, ni ne chante. Il dort et dort et dort. Il dort pendant quarante-cinq minutes sans s’arrêter. Mais oui, c’est vrai. D’après : Magaly Rodríguez – Jean-Paul et ses bonnes idées.
43
42
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • APPRENDRE
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • LIRE FEUILLETON
LIRE FEUILLETON
APPRENDRE 9 – ÉCRIRE ~ PHRASES
£ 1 Is het een dorp of een stad? C’est une ville ou un village ?
£ 3 Ben je Nederlands? Tu es néerlandais(e) ?
£ 5 Ik woon in een huis/een
appartement. J’habite dans une maison / un appartement.
£ 7 Ik hou van voetbal. J’aime le foot.
£ 9 Is het dichtbij of ver weg? C’est tout près ou c’est loin ?
£ 2 Het is een dorp. C’est un village.
Non, je suis français(e).
£ 6 De middelbare school is op 10 minuten afstand. Le collège est à 10 minutes.
In het Feuilleton staat bij iedere unité een deel van het boekje Jean-Paul et ses bonnes idées. Jean-Paul heeft een probleem. Hij háát school. Daarom bedenkt hij steeds dingen die veel leuker zijn dan school. Wat die bonnes idées zijn, lees je in het Feuilleton.
£ 8 In de wijk is een voetbalveld.
Dans le quartier, il y a un terrain de foot.
£ 10 In mijn klas zit een heel aardig meisje.£
1
Dans ma classe, il y a une fille très sympa.
APPRENDRE 10 – GRAMMAIRE LEXICALE ~ VOCABULAIRE DE CLASSE Kijk naar de film. Lees de tekst. Luister naar de dialoog. Schrijf een e-mail. Beantwoord de vragen. Vul de zinnen aan. Combineer de afbeeldingen. Werk samen.
Jean-Paul et la classe ennuyeuse et horrible … (1)
£ 4 Nee, ik ben Frans.
Regarde le film. Lis le texte. Écoute le dialogue. Écris un e-mail. Réponds aux questions. Complète les phrases. Combine les images. Travaillez à deux.
5
10
15
20
Salut ! Comment ça va ? Comment allez-vous ? Je m’appelle Jean-Paul. Jean-Paul Marie Durand. Je suis un garçon. J’ai treize ans. Je suis petit et brun. J’ai les cheveux bruns et les yeux de couleur noisette. Je suis très intelligent, et très beau. Je suis plus intelligent qu’Albert Einstein et plus beau que Brad Pitt. Mais oui, c’est vrai. Voici ma copine. Elle s’appelle Pascale. Pascale Suzanne Marie Martin. C’est ma meilleure amie. Pascale a treize ans aussi. Elle est grande et blonde. Elle a des cheveux blonds et des yeux verts. Elle n’est pas très jolie. Elle est laide. Ha ! Ha ! Bon, elle n’est pas laide. Mais elle n’est pas belle comme moi. Je suis élève dans une petite école à Paris, en France. Paris est la capitale de la France. J’ai beaucoup de professeurs différents. Mon professeur de français s’appelle madame Fournier. C’est un professeur très ennuyeux. Elle parle beaucoup. Elle parle et parle et parle. Elle parle pendant quarante-cinq minutes sans s’arrêter. Mon professeur de mathématiques s’appelle mademoiselle Lefèvre. Elle aussi est très ennuyeuse. Elle ne parle pas beaucoup. Elle crie beaucoup. Elle crie et crie et crie. Elle crie pendant quarante-cinq minutes sans s’arrêter. Mon professeur d’histoire s’appelle monsieur Dupont. Il est très intéressant. Il ne parle ni crie beaucoup. Il chante beaucoup. Il chante et il chante et chante. Il chante pendant quarante-cinq minutes sans s’arrêter. Et le professeur le plus intéressant est mon professeur de sciences. Mon professeur de sciences s’appelle monsieur Tournesol. Lui, il ne parle, ni crie, ni ne chante. Il dort et dort et dort. Il dort pendant quarante-cinq minutes sans s’arrêter. Mais oui, c’est vrai. D’après : Magaly Rodríguez – Jean-Paul et ses bonnes idées.
43
44
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • LIRE EXTRA
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • LIRE EXTRA
LIRE EXTRA
LIONEL : 14 ANS
TIP
Lis le texte Lionel : 14 ans. Réponds aux questions. Lees de tekst. Beantwoord de vragen.
Kijk altijd goed naar de afbeeldingen. Die helpen je vaak bij het begrijpen van de tekst.
1 Lees de titel en bekijk de afbeelding. Waar denk je dat de tekst over gaat?
2 Lees de tekst. Vrai ou faux ? Coche. Kruis aan. Waar of niet waar?
LIONEL : 14 ANS Lionel Roy. Je m’appelle J’ai 14 ans. en. arçon canadi Je suis un g a. éal au Canad r t n o M à e t i J’hab on. 44, rue Mass 7 2 t s e e s s e Mon adr s un petit J’habite dan au 2e étage. appartement R&B usique funk, J’adore la m hip hop. et la danse ucteur uture : prod Profession f de musique. ège appelle coll Mon école s’ de Rosemont. ec 29 de classe av n a r g e n u i a J’ illes ! çons et 17 f r a g 2 1 : s e élèv st cool ! Le collège e dans ma grands amis Il y a deux et Soufiane. i f o K : e s s a cl nse. groupe de da n u s e m m o s Nous LKS Crew. On s‘appelle te Moi, je chan et je danse.
45
Le festival de danse du collège de Rosemont présente
a b c
Lionel houdt van muziek. Lionel woont in Frankrijk. Lionel is fan van de muziekgroep LKS Crew.
vrai
faux
£ £ £
£ £ £
3 Wat vertelt Lionel over zijn school? Noem twee dingen.
Street Dance
groupe Ruemouv’ 34
4 Wie zijn Kofi en Soufiane?
Modern' Jazz
par les danseurs de 5e C : Choréart Hip hop / Funk
LKS Crew
de 19h à 21h : Atelier Graffiti Présentation : Lionel Roy Production : LKS productions
5 Lees de tekst op de poster. Onderstreep acht woorden die op het Nederlands of het Engels lijken. LIONEL : 14 ANS Lis le texte Lionel : 14 ans. Réponds aux questions. Lees de tekst. Beantwoord de vragen.
1 Lionel is een
jongen. Hij woont in de stad
2 Wat vertelt Lionel over het huis waar hij woont? Noem twee dingen. prix des billets • participants gratuit • élèves 5 T • parents 10 T (ou autres membres de famille)
3 Wat wil Lionel later worden? Door welke woorden weet je dat? 4 Wat vertelt Lionel over de klas waarin hij zit? Kruis de juiste beweringen aan. Er zijn meerdere antwoorden mogelijk. ££A Het is een grote klas. ££B Er zijn meer jongens dan meisjes. ££C Zijn vrienden zitten in een andere klas. ££D De LKS Crew bestaat uit Lionel, Kofi en Soufiane.
5 Kijk naar de poster en lees de tekst. Wat kondigt de poster aan? ££A een dansfestival door leerlingen van de school van Lionel ££B een talentenjacht voor scholieren uit Montreal ££C een workshop voor leerlingen met danstalent 6 Zou jij naar de schoolavond gaan? Leg uit waarom wel of waarom niet.
.
44
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • LIRE EXTRA
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • LIRE EXTRA
LIRE EXTRA
LIONEL : 14 ANS
TIP
Lis le texte Lionel : 14 ans. Réponds aux questions. Lees de tekst. Beantwoord de vragen.
Kijk altijd goed naar de afbeeldingen. Die helpen je vaak bij het begrijpen van de tekst.
1 Lees de titel en bekijk de afbeelding. Waar denk je dat de tekst over gaat?
2 Lees de tekst. Vrai ou faux ? Coche. Kruis aan. Waar of niet waar?
LIONEL : 14 ANS Lionel Roy. Je m’appelle J’ai 14 ans. en. arçon canadi Je suis un g a. éal au Canad r t n o M à e t i J’hab on. 44, rue Mass 7 2 t s e e s s e Mon adr s un petit J’habite dan au 2e étage. appartement R&B usique funk, J’adore la m hip hop. et la danse ucteur uture : prod Profession f de musique. ège appelle coll Mon école s’ de Rosemont. ec 29 de classe av n a r g e n u i a J’ illes ! çons et 17 f r a g 2 1 : s e élèv st cool ! Le collège e dans ma grands amis Il y a deux et Soufiane. i f o K : e s s a cl nse. groupe de da n u s e m m o s Nous LKS Crew. On s‘appelle te Moi, je chan et je danse.
45
Le festival de danse du collège de Rosemont présente
a b c
Lionel houdt van muziek. Lionel woont in Frankrijk. Lionel is fan van de muziekgroep LKS Crew.
vrai
faux
£ £ £
£ £ £
3 Wat vertelt Lionel over zijn school? Noem twee dingen.
Street Dance
groupe Ruemouv’ 34
4 Wie zijn Kofi en Soufiane?
Modern' Jazz
par les danseurs de 5e C : Choréart Hip hop / Funk
LKS Crew
de 19h à 21h : Atelier Graffiti Présentation : Lionel Roy Production : LKS productions
5 Lees de tekst op de poster. Onderstreep acht woorden die op het Nederlands of het Engels lijken. LIONEL : 14 ANS Lis le texte Lionel : 14 ans. Réponds aux questions. Lees de tekst. Beantwoord de vragen.
1 Lionel is een
jongen. Hij woont in de stad
2 Wat vertelt Lionel over het huis waar hij woont? Noem twee dingen. prix des billets • participants gratuit • élèves 5 T • parents 10 T (ou autres membres de famille)
3 Wat wil Lionel later worden? Door welke woorden weet je dat? 4 Wat vertelt Lionel over de klas waarin hij zit? Kruis de juiste beweringen aan. Er zijn meerdere antwoorden mogelijk. ££A Het is een grote klas. ££B Er zijn meer jongens dan meisjes. ££C Zijn vrienden zitten in een andere klas. ££D De LKS Crew bestaat uit Lionel, Kofi en Soufiane.
5 Kijk naar de poster en lees de tekst. Wat kondigt de poster aan? ££A een dansfestival door leerlingen van de school van Lionel ££B een talentenjacht voor scholieren uit Montreal ££C een workshop voor leerlingen met danstalent 6 Zou jij naar de schoolavond gaan? Leg uit waarom wel of waarom niet.
.
46
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • LIRE EXTRA
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE I EXTRA
LIONEL : 14 ANS Lis le texte Lionel : 14 ans. Réponds aux questions. Lees de tekst. Beantwoord de vragen.
1 Cherche dans le texte. Zoek in de tekst. Lionel stelt zich voor. Schrijf op wat je weet over: zijn leeftijd zijn nationaliteit
GRAMMAIRE I EXTRA
zijn klas zijn hobby’s
2 Uit welke drie personen bestaat de LKS Crew en wat doen ze?
HET ONREGELMATIGE WERKWOORD ÊTRE
EXERCICE 8E Vul de ontbrekende woorden in. Gebruik de juiste vorm van être. 1
Je m’appelle Soufian.
marocain.
2
Voilà Élise.
française.
3
zijn woonplaats
47
français ? – Non, nous sommes néerlandais.
4
Et toi ?
5
Où sont Marion et Juliette ? –
6
C’est un monument à Paris ? – Oui,
aussi néerlandais ? au cinéma. une photo de l‘Arc de triomphe.
EXERCICE 8F
3 Compare les textes. Vergelijk de teksten. Wat heeft de poster te maken met de tekst Lionel : 14 ans? Noem twee dingen.
Vul de juiste vertaling in. 1
4 Explique. Leg uit. Kijk naar de poster en lees de tekst. Lionel is al aan het oefenen voor zijn toekomstige beroep. Waaruit kun je dat opmaken?
Arthur.
jij bent
l’ami de Martin.
ik ben
en vacances en Italie.
hij is
au supermarché.
zij zijn
dans le 19e arrondissement ?
zijn jullie
un joli quartier.
het is
7
en France.
wij zijn (1)
8
à Paris.
wij zijn (2)
2
Oui,
3
Benjamin ?
4
Voilà Tom et Valentin.
5 6
5 Vrai ou faux ? Coche. Kruis aan. Waar of niet waar? a b c d
Je kunt op de schoolavond een workshop street art volgen. Alleen leerlingen kunnen een kaartje kopen. Familieleden betalen meer dan leerlingen. Het is gratis voor leerlingen die meedoen.
vrai
faux
£ £ £ £
£ £ £ £
6 Donne ton opinion. Geef je mening. Zou je Lionel graag in je vriendenkring willen hebben? Licht je antwoord toe met gegevens uit de tekst.
Oui,
EXERCICE 8G Geef een logisch en correct antwoord in een volledige zin. Gebruik de gegeven woorden. 1
Liam est l’ami de Bastien ? Oui,
2
Tu es en sixième ? Non,
3
Vous êtes dans le quartier, Vincent et Nathan ? Oui,
4
Lucas et Julia sont au cinéma ? Non,
in de klas van Bastien . in de brugklas . in de straat van Florian . op school .
46
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • LIRE EXTRA
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE I EXTRA
LIONEL : 14 ANS Lis le texte Lionel : 14 ans. Réponds aux questions. Lees de tekst. Beantwoord de vragen.
1 Cherche dans le texte. Zoek in de tekst. Lionel stelt zich voor. Schrijf op wat je weet over: zijn leeftijd zijn nationaliteit
GRAMMAIRE I EXTRA
zijn klas zijn hobby’s
2 Uit welke drie personen bestaat de LKS Crew en wat doen ze?
HET ONREGELMATIGE WERKWOORD ÊTRE
EXERCICE 8E Vul de ontbrekende woorden in. Gebruik de juiste vorm van être. 1
Je m’appelle Soufian.
marocain.
2
Voilà Élise.
française.
3
zijn woonplaats
47
français ? – Non, nous sommes néerlandais.
4
Et toi ?
5
Où sont Marion et Juliette ? –
6
C’est un monument à Paris ? – Oui,
aussi néerlandais ? au cinéma. une photo de l‘Arc de triomphe.
EXERCICE 8F
3 Compare les textes. Vergelijk de teksten. Wat heeft de poster te maken met de tekst Lionel : 14 ans? Noem twee dingen.
Vul de juiste vertaling in. 1
4 Explique. Leg uit. Kijk naar de poster en lees de tekst. Lionel is al aan het oefenen voor zijn toekomstige beroep. Waaruit kun je dat opmaken?
Arthur.
jij bent
l’ami de Martin.
ik ben
en vacances en Italie.
hij is
au supermarché.
zij zijn
dans le 19e arrondissement ?
zijn jullie
un joli quartier.
het is
7
en France.
wij zijn (1)
8
à Paris.
wij zijn (2)
2
Oui,
3
Benjamin ?
4
Voilà Tom et Valentin.
5 6
5 Vrai ou faux ? Coche. Kruis aan. Waar of niet waar? a b c d
Je kunt op de schoolavond een workshop street art volgen. Alleen leerlingen kunnen een kaartje kopen. Familieleden betalen meer dan leerlingen. Het is gratis voor leerlingen die meedoen.
vrai
faux
£ £ £ £
£ £ £ £
6 Donne ton opinion. Geef je mening. Zou je Lionel graag in je vriendenkring willen hebben? Licht je antwoord toe met gegevens uit de tekst.
Oui,
EXERCICE 8G Geef een logisch en correct antwoord in een volledige zin. Gebruik de gegeven woorden. 1
Liam est l’ami de Bastien ? Oui,
2
Tu es en sixième ? Non,
3
Vous êtes dans le quartier, Vincent et Nathan ? Oui,
4
Lucas et Julia sont au cinéma ? Non,
in de klas van Bastien . in de brugklas . in de straat van Florian . op school .
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE II EXTRA
GRAMMAIRE II EXTRA
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE II EXTRA
HET LIDWOORD / IL(S) / ELLE(S)
EXERCICE 16J Maak zinnen volgens het voorbeeld.
EXERCICE 16G Zet de woorden in het meervoud en vertaal. Let op les en des en de vertaling daarvan. enkelvoud
Nederlands
meervoud
Nederlands
Exemple
la classe
de klas
les classes
de klassen
1
une fille
2
le quartier
3
l’adresse
4
un musée
5
la rue
6
l’habitant
7
un arbre
8
une amie
1 Il y a des campings.
Exemple
Où sont les campings ? Ils sont à gauche. a
b
c
d
EXERCICE 16H Vul de juiste vertaling in. 1
Laure est
sympathique.
een meisje
2
Qui est
de Noémie ?
de vriendin
3
Où est
de Thalia ?
de klas
de Simon est orange.
de fiets
4 5
C’est Nicolas. C’est
de Pierre.
een vriend
6
Voilà Patrick et Julian,
d’Ibrahim.
de vrienden
7
Le Louvre est
à Paris.
een museum
8
Amsterdam et Rotterdam sont
en Hollande.
steden
EXERCICE 16I
Voilà Madeleine.
2
Il y a une piscine ? – Oui,
3
Où est le collège ? –
4
Où sont les amies de Lina ? –
5
La rue des Alpes est à droite ? – Non,
6
Adam et Hugo sont à la terrasse ? – Non,
à gauche
à droite
2 ?
3 ?
4
Vul in: il est, elle est, ils sont of elles sont. 1
48
au collège à Marseille. à 5 minutes. dans le 19e arrondissement. là-bas. à gauche. au collège.
?
49
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE II EXTRA
GRAMMAIRE II EXTRA
UNITÉ 1 • BONJOUR ! • GRAMMAIRE II EXTRA
HET LIDWOORD / IL(S) / ELLE(S)
EXERCICE 16J Maak zinnen volgens het voorbeeld.
EXERCICE 16G Zet de woorden in het meervoud en vertaal. Let op les en des en de vertaling daarvan. enkelvoud
Nederlands
meervoud
Nederlands
Exemple
la classe
de klas
les classes
de klassen
1
une fille
2
le quartier
3
l’adresse
4
un musée
5
la rue
6
l’habitant
7
un arbre
8
une amie
1 Il y a des campings.
Exemple
Où sont les campings ? Ils sont à gauche. a
b
c
d
EXERCICE 16H Vul de juiste vertaling in. 1
Laure est
sympathique.
een meisje
2
Qui est
de Noémie ?
de vriendin
3
Où est
de Thalia ?
de klas
de Simon est orange.
de fiets
4 5
C’est Nicolas. C’est
de Pierre.
een vriend
6
Voilà Patrick et Julian,
d’Ibrahim.
de vrienden
7
Le Louvre est
à Paris.
een museum
8
Amsterdam et Rotterdam sont
en Hollande.
steden
EXERCICE 16I
Voilà Madeleine.
2
Il y a une piscine ? – Oui,
3
Où est le collège ? –
4
Où sont les amies de Lina ? –
5
La rue des Alpes est à droite ? – Non,
6
Adam et Hugo sont à la terrasse ? – Non,
à gauche
à droite
2 ?
3 ?
4
Vul in: il est, elle est, ils sont of elles sont. 1
48
au collège à Marseille. à 5 minutes. dans le 19e arrondissement. là-bas. à gauche. au collège.
?
49
LIBRE SERVICE
leren.libreservice-online.nl
1 VWO | A
LIBRE SERVICE FRANS VOOR DE ONDERBOUW
TEXTES & ACTIVITÉS
Als je in Frankrijk bij een benzinestation, wegrestaurant
of
supermarkt
LIBRE SERVICE JUNIOR
libre
service ziet staan, weet je dat het om ‘zelfbediening’ gaat. Je moet zélf aan de slag, je maakt keuzes, je gaat op je eigen manier te werk. Libre Service biedt je veel mogelijkheden om tot het beste resultaat te komen!
AUTEURS Ronald van den Broek Fietje Hoyer Françoise Lomier Els Mulder-van Franeker Bert Nap Marloes de Visser EINDREDACTIE Jeanine van der Velde
TEXTES & ACTIVITÉS 1 VWO | A Naam: Klas:
9 789006 690422
9006690422_omslag.indd 3
21/04/20 14:42