Nederlands op maat
Deel 2 niveau 2F/B1
MBO sector Zorg en Welzijn niveau 1-2
Nederlands op maat De methode Nederlands op maat is speciaal ontwikkeld voor de korte opleidingen (niveau 1-2) van de sector Zorg en Welzijn van het MBO. Nederlands op maat bestaat uit twee combinatieboeken waarin de theorie en de opdrachten zijn samengebracht, een deel voor het eerste leerjaar, het tweede deel voor het tweede leerjaar. De theorie is beknopt gehouden. De opdrachten zijn niet al te omvangrijk, overzichtelijk en gemakkelijk na te kijken. De methode bestaat uit tien korte, heldere taaltrainingen die op elk gewenst moment ingezet kunnen worden binnen de opleiding. Zodra een van de vaardigheden nodig is bij projecten, het werken aan thema’s of BPV-opdrachten, dan kan de docent (of de deelnemer) de gewenste training inzetten. Elke training kan binnen drie blokuren (lesweken) afgerond worden. De opdrachten in Nederlands op maat zijn beroepsgericht. Ook de teksten en de oefenzinnen bij spelling of stijl zijn gerelateerd aan vakinhouden. Zij hebben alle een zorg- of welzijnsonderwerp. Gestreefd is naar een grote variatie in werkvormen. D.C. Kooreman
ISBN: 978-9006771077
9 789006 771077
Nederlands op Maat 路 deel 2 Nederlands / Communicatie MBO Zorg & Welzijn Niveau 1+2 D.C. Kooreman
Auteur D.C. Kooreman
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Beroepsonderwijs
Redactie Editekst, Een
Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht
Vormgeving
van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl of via onze klantenservice (088) 800 20 16
En/of ontwerpers, Utrecht ISBN 978 90 06 771077 075803 Opmaak
Eerste druk, tweede oplage, 2011
Studio Imago, Amersfoort © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2010 Illustraties iStockphoto p.62, 92
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag
Karin Ligthart p.70
worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomati-
Gaby de Boer p.105, 141, 151 Alamy p.110
seerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch,
Studio Imago p.12, 33, 34, 37, 79, 100, 101, 124
door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Ineke Koene p.20, 30, 55, 74, 111 Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieen in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is voorzien van het FSC-keurmerk . Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde manier heeft plaatsgevonden.
WOORD VOORAF De methode Nederlands op Maat is speciaal ontwikkeld voor de korte opleidingen van de sector Zorg & Welzijn van het MBO. De lesstof is gebaseerd op het Referentiekader Taal (2009) fundamentele niveau 1F & 2F en het overzicht van de taaltaken. Kijk voor een overzicht van het Referentiekader Taal niveau 1F & 2F op: http://www.minocw.nl/taalenrekenen/1484/Referentiekader.html Nederlands op Maat bestaat uit een combinatieboek waarin de theorie en de opdrachten per leerjaar in een deel zijn samengebracht. De theorie is beknopt gehouden. De opdrachten zijn niet al te omvangrijk en overzichtelijk. De methode bestaat uit twee delen. De trainingen op 1F-niveau uit het eerste deel zijn bedoeld voor het eerste leerjaar. Het tweede deel bevat trainingen op 2F-niveau bedoeld voor het tweede jaar. In beide delen is de trainingsopbouw gelijk. In deel 1 worden de basisvaardigheden geoefend. In het tweede deel staan complexere verdiepingsopdrachten. Alle onderdelen komen dus tweemaal aan de orde gedurende de beide leerjaren. De methode bestaat uit tien korte, heldere taaltrainingen die op elk gewenst moment ingezet kunnen worden binnen de opleiding. Zodra een van de vaardigheden nodig is bij projecten, het werken aan thema’s of BPV-opdrachten kan de docent (of de deelnemer) deze training inzetten. Elke training kan binnen drie blokuren (lesweken) afgerond worden. De docent kan de volgorde van de trainingen zoals die in het boek staat naar eigen inzicht veranderen. Tijdens de lessen Nederlands kan er klassikaal gewerkt worden. De meeste trainingen zijn ook zelfstandig te maken. De opdrachten in Nederlands op maat zijn beroepsgericht. Ook de keuze van de teksten en de oefenzinnen bij spelling of stijl zijn gerelateerd aan vakinhouden. Zij hebben alle een zorg- of welzijnsonderwerp. Gestreefd is naar een grote variatie in werkvormen. De opdrachten worden soms individueel gemaakt, soms in tweetallen of in groepjes van drie of vier deelnemers. Ook zijn er diverse rollenspelen en opdrachten die buiten het klaslokaal uitgevoerd moeten worden. De docentenhandleiding is online beschikbaar via www.thiememeulenhoff.nl. In de docentenhandleiding staan alle antwoorden, uitwerkingen, suggesties voor het gebruik, toetsen en extra opdrachten. Een woord van dank aan mijn collega’s Monique Terlien en Annemieke de Haan. Van hun adviezen heb ik dankbaar gebruik gemaakt. D.C. Kooreman Koog aan de Zaan, maart 2010
INHOUD Training 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9
Teksten lezen Inleiding Globaal lezen Intensief lezen Figuurlijk taalgebruik Lezen van een zorgdossier Lezen van een brief met voorwaarden Lezen van een gebruiksaanwijzing Lezen van een nieuwsbrief Lezen van een stageovereenkomst
6 6 6 9 16 17 20 22 23 25
Training 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11
Schrijven Inleiding Informatie geven Begrijpelijk schrijven: Vage afspraken Instructie opschrijven Beeldtaal Lijstje maken Een voorleesverhaaltje voor kinderen Flyer maken Logboek schrijven Het reectieverslag Werkplanning
30 30 30 31 32 33 34 35 36 37 41 42
Training 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10
Mondelinge communicatie Inleiding Intensief luisteren Het tweegesprek Interviewen Luisteren naar de cliĂŤnt Voorlichting begrijpen Informatie presenteren Het motiveringsgesprek Coachgesprek en feedback Leerdoel uitleggen
46 46 46 47 50 55 56 59 60 61 66
Training 4 4.1 4.2 4.3
Werkbespreking en vergadering Inleiding De werkbespreking De vergadering
68 68 69 70
79 79 80 81 83 88 89
Training 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
Zakelijke brieven Inleiding Voorbereiding De vorm Verzoeken om en verstrekken van informatie Uitnodigen en bestellen Klagen
Training 6 6.1 6.2 6.3 7.4 6.5 6.6 6.7 6.8
Formulieren helpende Zorg & Welzijn Inleiding Intakeformulier invullen Onkostendeclaratieformulier invullen Overzicht ADL-activiteiten maken Loonstrookje lezen Bestelformulier invullen Ongevallenregistratie Tevredenheidsonderzoek
93 93 93 96 98 99 101 102 104
Training 7 7.1 7.2 7.3
Observeren en rapporteren Inleiding Observeren en beschrijven Observeren en interpreteren: de foutjes
107 107 107 117
Training 8 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5
Taalverzorging: Spelling werkwoorden Inleiding Werkwoorden: wat zijn dat? De persoonsvorm Het voltooid deelwoord Bijvoeglijke en bijwoordelijke bepalingen
122 122 122 123 127 128
Training 9 Taalkwestie Taalkwestie Taalkwestie Taalkwestie Taalkwestie Taalkwestie Taalkwestie
Taalkwesties deel 3 17 - Lastige spelling 18 - Enkelvoud of meervoud 19 - Dubbel gezegd is 1x teveel 20 - Twee betekenissen in één! 21 - Hoofdletters en punten 22 - Met of zonder? 23 - Moeilijke woorden deel 2
Training 10 Taalkwesties deel 4 Taalkwestie 24 - Gebruik van het woordenboek Taalkwestie 25 - Foute woorden Taalkwestie 26 - Spreektaal schrijven Taalkwestie 27 - Afkortingen Taalkwestie 28 - Nog meer woordenschat
135 135 135 137 138 138 140 142 146 146 149 150 152 153
6
Training 1 Teksten lezen
Training 1
Teksten lezen
1.1 Inleiding Je gaat in je werk en tijdens je opleiding allerlei tekstsoorten tegenkomen; vakliteratuur, instructies, handleidingen en voorschriften, naslagwerken, brieven en contracten. Je kunt teksten op drie manieren lezen. De zorgvuldigheid waarmee je leest loopt op van oriënterend naar globaal tot intensief. Je kunt niet elke tekst die je tegenkomt intensief lezen. Je zult moeten kiezen uit de teksten. Kiezen doe je door de teksten oppervlakkig door te nemen (oriënteren). Daarna lees je de teksten die je kunt gebruiken globaal door. Alleen de tekst die je echt nodig hebt, lees je intensief. Soms lees je de tekst helemaal intensief. Meestal lees je alleen delen van een tekst intensief.
1.2 Globaal lezen 1
Opdracht Kinderopvangartikel lezen Lees de onderstaande tekst globaal door en beantwoord de vragen.
Kinderopvang holt achteruit De kwaliteit van de kinderopvang is de laatste jaren flink achteruit gegaan. Bij veertig procent van vijftig onderzochte crèches is de opvang onder de maat. Dat blijkt uit een onderzoeksrapport dat vandaag is verschenen. …………. De onderzoekers zien veel ‘zorgwekkende’ gebreken. De vijftig centra zijn onder meer vies en gevaarlijk. Stopcontacten zijn niet goed afgeschermd, klimrekken niet veilig, handdoek en zeep in het toilet ontbreken. Ook is er onvoldoende spelmateriaal (klei, muziekinstrumenten, blokken) en in een aantal gevallen hebben de kinderen geen eigen slaapplek. Tien jaar geleden werd alle opvang als voldoende beoordeeld, vier jaar geleden had zes procent te weinig kwaliteit. ………….
Training 1 Teksten lezen
7
1
Er is niet onderzocht waardoor crèches minder van kwaliteit worden. Men vermoedt wel dat
Boink, een belangengroep van ouders, noemt de uitkomsten ‘dramatisch’. De oorzaken zijn voor de BOINK-voorzitter wél duidelijk. ‘Politiek en ondernemers kijken te veel naar de concurrentiepositie en het geld en niet naar de kwaliteit.’ …………. De voorzitter denkt dat de dagverblijven niet in staat zijn zichzelf te controleren. ‘Ze hebben zelf een certificering (= een kwaliteitskeurmerk) bedacht. Daarmee willen ze de GGD als controleur buiten de deur houden. Maar uit het onderzoek blijkt dat de dagverblijven mét een certificaat net zo slecht presteren als de andere.’ …………. Boink wil daarom dat de GGD’s scherper toezicht houden. Verder vragen de ouders om meer personeel. ‘Zet op de groepen ook mensen die zich alleen bezig houden met het verschonen van de kinderen. De leidsters kunnen zich dan bezig houden met de opvoeding van de kinderen.’ Eén van de aanbevelingen van de onderzoekers is ook om daarvoor groepsassistenten aan te stellen. De minister wil ook beter toezicht. Hij praat binnenkort met de gemeenten, de GGD’s en met vertegenwoordigers van de kinderdagverblijven.
Vragen 1
De tekst bestaat uit vijf stukjes. Die hebben elk een titel. De titels staan hieronder genoemd. Waar hoort welke titel te staan (globaal lezen)?
A Oorzaken B Aanbevelingen C Controle D Zorgwekkend 2 Onderstreep in de tekst de belangrijkste informatie (globaal lezen). 3 Schrijf in een paar zinnen wat het belangrijkste is van de tekst. 4 Beantwoord de volgende vragen (intensief lezen): a Hoeveel procent van de kdv’s doet het goed? b Welke twee klachten zijn het belangrijkst? c ‘De dagverblijven kunnen zichzelf niet controleren.’ zegt de Boinkvoorzitter. Hij noemt ook een bewijs voor deze uitspraak. Welk bewijs noemt hij?
NEDERLANDS OP MAAT
de enorme groei één van de oorzaken is. Nederland telt inmiddels 2800 crèches. Verder is er een tekort aan goed opgeleid personeel en er is een hoge werkdruk.
8
Training 1 Teksten lezen
d Welke drie oorzaken voor de verslechtering worden genoemd? e Welke oplossingen en aanbevelingen worden genoemd?
2
Opdracht Krantenartikel lezen Lees het volgende krantenartikel globaal. Beantwoord daarna de vragen. Bijna één op de vijf kinderen heeft grote problemen met de Nederlandse taal. Je kunt bijna niet met deze kinderen praten. Ze spreken in zinnen van maximaal twee woorden. Ze begrijpen geen gecombineerde opdrachten, zoals ‘Kom binnen en trek je jas uit’. De kinderen uit groep één en twee van het basisonderwijs, zijn meestal niet eerder op school geweest. Ze hebben vaak geen contact met Nederlands sprekende kinderen. Ook blijkt dat thuis nauwelijks of geen Nederlands met de kinderen wordt gesproken. Afkomst Het grootste deel van de kinderen met taalachterstand is in Nederland geboren en van Marokkaanse of Turkse afkomst. Veel kleuters spreken in zinnen van hooguit twee woorden en zitten daarmee op het niveau van een 2-jarige. De taalachterstand remt kinderen ook in hun ontwikkeling op andere gebieden. Ze hebben moeite om allerlei situaties in het dagelijks leven te herkennen Ook blijven ze achter op sociaal-emotioneel vlak en motorische ontwikkeling. Ze hebben ook een beperkte woordenschat en moeite met de tijdsvolgorde (voordat, nadat) en oorzaak en gevolg (doordat). Taal leren Kinderen leren hun moedertaal aan in een gevoelige periode. Als ze 7 jaar zijn, is het nog wel mogelijk om woorden te leren. Maar de taalregels en vaardigheden zoals een gesprekje voeren en goed luisteren, zijn bijna niet meer goed aan te leren. De taalontwikkeling speelt een heel belangrijke rol in de totale ontwikkeling van een kind. Er kunnen allerlei misverstanden tussen ouders en kinderen door ontstaan Die kunnen dan weer leiden tot opvoedingsproblemen.
Vragen 1 Waardoor kun je haast niet met sommige kinderen praten? 2 Welke oorzaken worden er genoemd voor de taalachterstand? 3 Heeft de taalachterstand nog meer gevolgen? 4 Wat kun je bijna niet meer leren na je 7e jaar? 5 Schrijf boven de tekst een passende titel.
Training 1 Teksten lezen
je er een toets over krijgt of als je tijdens een presentatie iets heel precies moet uitleggen. Hierna volgen opdrachten waarbij je intensief moet lezen om ze goed te kunnen doen.
3
Opdracht Voorschriften lezen Op elk kvd zijn er voorschriften voor de leidsters over de hygiëne. Het is belangrijk dat je goed weet wat er in die voorschriften staat. Natuurlijk ga je dan ook volgens deze voorschriften werken. Elke werknemer behoort ook volgens ergonomische normen te werken. Dat wil zeggen dat ze werken op een manier die niet schadelijk is voor de gezondheid. Lees de onderstaande voorschriften en normen door. Lees daarna welke handelingen de werknemers verrichten. Bepaal of ze volgens de voorschriften/normen hebben gewerkt. Hygiëne betreffende verschonen 1 Verschonen gebeurt in de badkamer op een verschoontafel op een verschoonkussen en in de nabijheid van een wasgelegenheid. 2 Het water moet warm zijn (37 graden) om eventuele ontlasting goed van het lichaam te kunnen wassen. 3 Luiers moeten na gebruik direct in een gesloten afval-/luieremmer worden gegooid. Deze emmer dient na ieder dagdeel te worden geleegd en wekelijks te worden schoongemaakt. 4 De leidster wast na het verschonen altijd de handen. Toiletgebruik 1 Zolang kinderen nog niet zelfstandig naar het toilet gaan, moet er altijd een leidster mee om het kind te helpen. 2 Het is belangrijk dat ieder kind wordt geleerd handen te wassen na het toiletgebruik en dat op naleving hiervan wordt toegezien.
NEDERLANDS OP MAAT
Intensief lezen is begrijpend lezen. Intensief lezen doe je als er van je verwacht wordt dat je alles van een bepaalde tekst begrijpt Bijvoorbeeld als
1
1.3 Intensief lezen
9
10
Training 1
Teksten lezen
3 Voor verdere richtlijnen met betrekking tot mondhygiëne, desinfecteren, hoe om te gaan met bloed, ventileren enzovoort wordt verwezen naar het handboek Gezondheid & Veiligheid van de GGD. Ergonomische normen 1 Gedurende de zwangerschap en de eerste drie maanden na de bevalling mogen vrouwen niet worden verplicht meer dan eenmaal per uur meer dan 5 kg te tillen of te dragen. Voor incidentele activiteiten geldt dat vrouwen niet kunnen worden verplicht meer dan 10 kg te tillen of te dragen. 2 Werken met een gebogen rug mag gedurende een aaneengesloten periode van maximaal vier minuten. 3 Activiteiten van volwassenen met kinderen die langer duren dan vier minuten aaneengesloten, vinden plaats op volwassenenhoogte. 4 Elementen in de sanitaire ruimte die door kinderen zelfstandig gebruikt worden zoals toilet en handenwasgelegenheid moeten zodanig afgewerkt en geplaatst zijn dat kinderen ze eenvoudig en zelfstandig kunnen gebruiken. 5 Om kinderen te helpen op en rond het toilet is aan één zijde van het toilet (voor- of zijkant) een vrije ruimte van 100 cm nodig.
Bepaal nu bij elke handeling of die volgens de voorschriften wordt uitge voerd. Handelingen van diverse medewerkers (Sandra, Kim, Miranda, Hella, Karlijn) 1 Sandra heeft een luier verwisseld. Kleine Mehmet wil meteen terug naar z’n kameraadjes in de speelzaal. Sandra laat hem direct teruggaan en werpt de luier in de afvalemmer. Sandra doet dit wel / niet goed. Uitleg: ………. 2 Kim is zwanger. Ze heeft aan haar leidinggevende gezegd dat ze geen kinderen meer wil tillen. Kim doet dit wel / niet goed. Uitleg: ……….
Training 1 Teksten lezen
Uitleg: ………. 4 ‘Hij zat helemaal onder de poep!’ moppert Miranda. ‘Ik ben zeker 10 minuten bezig geweest om hem schoon te krijgen. Gelukkig hebben we genoeg vrije ruimte op het toilet, maar je voelt het wel in je rug.’ Miranda doet dit wel / niet goed. Uitleg: ………. 5 Aan het einde van de dag leegt Hella de luieremmer. ‘Moet je zien, helemaal vol na één dag!’ roept ze. Hella doet dit wel / niet goed. Uitleg: ………. 6 Fiona heeft een volle luier en wordt door Karlijn naar de toiletruimte gebracht. Opeens een flinke gil vanuit de toiletten! Lachend komt Karlijn met de kleine Fiona binnen. ‘Ze schrok van het koude washandje! Ik zei nog: sorry!’ Karlijn doet dit wel / niet goed. Uitleg: ……….
4
Opdracht Tarieven lezen Op de website van een peuterspeelzaal staan de tarieven vermeld. Je krijgt een ouder op bezoek en die wil weten wat de opvang voor haar twee kinderen kost. De moeder is parttime verkoopster en heeft een inkomen van 5.000 euro per jaar. Haar echtgenoot werkt als elektromonteur en verdient per jaar 16.800 euro. Ze wil haar beide kinderen aanmelden. Het ene kind komt vier dagdelen (maandag en dinsdag de hele dag). Het andere kind komt donderdag en vrijdag de hele dag. Om haar te helpen, surf je naar de website van de peuterspeelzaal: http://www.psz-pinokkio.nl/
NEDERLANDS OP MAAT
kindertoiletje gaan. Sandra doet dit wel / niet goed.
1
3 ‘Zelf doen, zelf doen’, roept Kevin. Hij wil naar de wc. ‘Hij moet het toch een keertje leren’, zegt Sandra en ze laat hem zelf naar het
11
12
Training 1 Teksten lezen
Lees de informatie van de website goed door. Hoeveel moet er maande lijks worden overgemaakt aan de peuterspeelzaal?
Bron: www.psz-pinokkio.nl
5
Opdracht Voedingtabel lezen Hieronder staat een voedingtabel. Om de vragen die eronder staan te beantwoorden, moet je deze tabel goed doorlezen. Vragen 1
Je geeft een cliënt van 69 jaar 200 gr groente, 100 gr vleeswaren en 250 gr aardappelen. Doe je dat goed?
2 Merthe van 3 krijgt drie broodjes en een kwart liter melk. Doe je dat goed? 3 Mevrouw De Jong van 76 krijgt een halve liter melk, twee opscheplepels rijst en 200 gr groente. Worden deze hoeveelheden aanbevolen? 4 Meneer Dijkstra van 55 jaar krijgt een halve liter melk, 3 opscheplepels groente en twee broodjes met elk twee plakken kaas. Mag dat?
150 g
150 g
105-140 g 3-4 sneetjes
100-150 g
2-3 aardappelen/
op-scheplepels
400 ml
1
⁄2 plak
(10 g)
60-80 g
70-105 g 2-3 sneetjes
50-100 g
1-2 aardappelen/
op- scheplepels
300 ml
1
⁄2 plak
(10 g)
60 g
Brood
Aardappelen, rijst,
pasta, peulvruch-
ten
Melk(producten)
Kaas
© Voedingscentrum - eerlijk over eten
melk)
Dranken (inclusief
olie
⁄4 liter
1
liter
15 g 1 eetlepel
15 g 1 eetlepel
Bak-, braad- en
3
5 g/sneetje
5 g/sneetje
minimaal 40% vet
frituurproducten,
15-20 g
10-15 g
Margarine met
vervangers
kip, eieren, vlees-
Vlees(waren), vis,
1 ⁄2 stuk
1
2-3 opscheplepels
1-2 opscheplepels
1
100-150 g
50-100 g
1 ⁄2 stuk
Fruit
Groente
4-8 jaar 200 g
14-18 jaar
1-1 1⁄2 liter
15 g 1 eetlepel
5 g/sneetje
20-25 g
80-100 g
(20 g)
1 plak
600 ml
op-scheplepels
3-4 aardappelen/
150-200 g
140-175 g 4-5 sneetjes
2 stuks
200 g
1-1 1⁄2 liter
15 g 1 eetlepel
5 g/sneetje
30-35 g
100-125 g
(20 g)
1 plak
600 ml
op-scheplepels
4-5 aardappelen/
200-250 g
210-245 g 6-7 sneetjes
2 stuks
200 g
3-4 opscheplepels 4 opscheplepels
150-200 g
9-13 jaar
1 1⁄2-2 liter
15 g 1 eetlepel
5 g/sneetje
30-35 g
100-125 g
(30 g)
1 1⁄2 plak
450 ml
op-scheplepels
4-5 aardappelen/
200-250 g
210-245 g 6-7 sneetjes
2 stuks
200 g
4 opscheplepels
200 g
19-50 jaar
1 1⁄2-2 liter
15 g 1 eetlepel
5 g/sneetje
25-30 g
100-125 g
(30 g)
1 1⁄2 plak
500 ml
op-scheplepels
3-4 aardappelen/
150-200 g
175-210 g 5-6 sneetjes
2 stuks
200 g
4 opscheplepels
200 g
51-70 jaar
1 1⁄2-2 liter
15 g 1 eetlepel
5 g/sneetje
20-25 g
100-125 g
(20 g)
1 plak
650 ml
op-scheplepels
2-4 aardappelen/
125-175 g
140-175 g 4-5 sneetjes
2 stuks
200 g
3 opscheplepels
150 g
70 jaar e.o.
NEDERLANDS OP MAAT
1-3 jaar
1
Basisvoeding: Gemiddeld aanbevolen hoeveelheden per dag
Training 1 Teksten lezen 13
14
Training 1 Teksten lezen
5 In welke leeftijdsgroepen worden de meeste melkproducten aanbevolen? Kun je verklaren waarom het juist deze leeftijdsgroepen zijn? 6 In welke leeftijdcategorie wordt er (in grammen) het meeste gegeten? En in welke leeftijdscategorie het minst?
6
Opdracht Kwaliteitsnormen lezen en vergelijken Hieronder zie je het schema van een werkdag op een BSO die volgens een duidelijke kwaliteitsnorm werkt en een BSO die niet volgens de regels werkt. Lees de tekst van de opdracht goed door. a In de linkerkolom staan de tijden in de juiste volgorde, maar de handelingen niet. Kies de juiste tijdsvolgorde (van 11.30 tot 12.45 uur) waarin de handelingen zich afspelen (van 1 t/m 5). b Kies bij elke verkeerde manier van werken uit de linkerkolom de juiste manier van werken uit de rechterkolom (A t/m E in de rechterkolom). Vul het schema in dat onder de opdracht staat. We nemen het begin van de werkdag van een leidster in de buitenschoolse opvang als voorbeeld: het is woensdag, de werkdag begint om 11.30 uur want de kinderen komen vanaf 12.00 uur binnen.
Zonder kwaliteitssysteem
Met kwaliteitssysteem
11.30 uur (1) Je kijkt in de keuken: geen brood of melk
11.30 uur Je hebt regelmatig teamvergaderingen waarin je bespreekt hoe er met de kinderen wordt
te zien: je collega had de boodschappen zullen doen
omgegaan, elk jaar wordt aan de hand van dit soort situaties gepland welke bijscholing nodig is. Ook heb je pas nog een functioneringsgesprek gehad waarin het onderwerp werkdruk besproken is. Weliswaar is er nu eenmaal niet veel personeel, maar maatregelen als het mogen inschakelen van de bakker en weten waar je aan toe bent doordat je goed geïnformeerd wordt, schelen een hoop stress. (A)
Training 1 Teksten lezen
15
1
Met kwaliteitssysteem
11.35 uur (2) Intussen komen
11.35 uur Er is een contract met de schoonmaak-
de eerste kinderen binnen en je bent nog steeds alleen. De
dienst: in het logboek schrijf je je klacht op, volgende maand heeft je manager een gesprek met het bedrijf
kinderen stoeien en rennen: zeker storm op komst
waarin het schoonmaken geĂŤvalueerd wordt. Het bedrijf zal beter controleren of er inderdaad schoongemaakt wordt, als er binnen een maand geen verbetering is hoeft er niet betaald te worden. (B)
11.40 uur (3) De stagiaire komt 11.40 uur Je ziet onmiddellijk bij binnenkomst een binnen, veel te laat maar je stuurt haar erop uit om brood
briefje van het centrale bureau dat je collega ziek is en dat de invalkracht is opgeroepen. Helaas kan het wel
te halen. Haar begeleidingsgesprek moet maar even worden
even duren voordat die aanwezig is maar je weet waar je aan toe bent. De manager heeft al contact met de
uitgesteld. Je maakt met de kinderen maar vast limonade
zieke collega om ervoor te zorgen dat ze zo snel mogelijk weer aan de slag kan (ziekteverzuimbeleid). (C)
tot de stagiaire terug is. 11.55 uur (4) Eenmaal binnen 11.55 uur Er is een praktijkopleider voor alle zie je dat er nog geen collega vestigingen die je ontlast bij het geven van stagete zien is terwijl je zelf ook al niet zo vlot was vandaag, ze
begeleiding. Door dat er goede begeleiding is kan de stagetijd eerder haar vruchten afwerpen: de stagiaire
zal toch niet ziek zijn?
kan steeds meer deeltaken aan en ontlast daarmee de groepsleiding. De stagiaire blijft gemotiveerd om in de organisatie te werken. (D)
12.45 uur(5) Je loopt het gebouw binnen, de lucht van
12.45 uur Je belt de bakker om de hoek waar afspraken mee gemaakt zijn, want dit is niet de eerste keer
de wc’s komt je tegemoet en het zand knerpt onder je
dat je er alleen voor staat. In dit soort noodgevallen brengen ze brood en melk langs. In de meerkosten is
voeten op het gladde zeil van de gang. Bah, denk je, de
voorzien. Na een half jaar blijkt in de evaluatie van het invalbeleid dat deze situatie erg vaak voorkomt:
schoonmaker is zeker weer niet geweest.
het management regelt dat voeding in het vervolg aan de deur bezorgd wordt, de leveringsvoorwaarden worden met de bakker afgesproken. (E)
NEDERLANDS OP MAAT
Zonder kwaliteitssysteem
16
Training 1 Teksten lezen
Tijd
Gebeurtenis
Zoals het zou moeten
11.30 u
5
B
Je loopt het gebouw binnen… (enz)
Er is een contract met de schoonmaakdienst … (enz)
11.35 u 11.40 u 11.55 u 12.45 u
1.4 Figuurlijk taalgebruik In een tekst komt letterlijk en figuurlijk taalgebruik voor. Letterlijk taalgebruik houdt in dat de informatie die er staat ook echt zo bedoeld is. Bijvoorbeeld: Mevrouw De Jong was tijdens het breien opeens haar draad kwijt. Dat betekent dat ze de breidraad waarmee ze bezig was, opeens niet meer kon vinden. Bij figuurlijk taalgebruik gebruikt de schrijver een beeld, een vergelijking of een spreekwoord om iets duidelijk te maken. Bijvoorbeeld: Mevrouw De Jong was tijdens haar verhaal opeens de draad kwijt. Dat betekent: Mevrouw De Jong wist opeens niet meer wat ze aan het vertellen was.
7
Opdracht Lezen en begrijpen Wat betekenen de figuurlijk gebruikte woorden (schuin gedrukt)? Welke zinnen kun je ook heel gemakkelijk letterlijk opvatten? 1 Ik werd van het kastje naar de muur gestuurd bij de belastingdienst. 2 ‘Als we er allemaal een schepje bovenop doen, kunnen we gemakkelijk 50 gasten tegelijk bedienen’, zei de kok tot het keukenpersoneel. 3 Toen ik mijn werk afhad, hield ik het wel voor gezien. 4 Deze instelling geeft zorg van de bovenste plank. 5 Door al die nieuwe regels en voorschriften zag ik door de bomen het bos niet meer. 6 Tijdens mijn stagegesprek kreeg ik een spiegel voorgehouden. 7 Ik deed haar uit de doeken hoe je een baby moest verschonen.
Training 1 Teksten lezen
1.5 Lezen van een zorgdossier Iedere zorgvrager heeft een eigen (elektronisch) zorgdossier. In het zorgdossier is onder andere het zorgplan opgenomen. Ook de opmerkingen/rapportages van bijvoorbeeld de zorghulp of de fysiotherapeut zitten erin. Het zorgdossier is van de cliënt en die kan zelf bepalen wanneer hij/zij het wil inzien en wie toegang heeft tot het zorgdossier. Met de informatie van het zorgdossier kan de instelling de verschillende vormen van zorg goed op elkaar afstemmen. Duidelijk is dat zij kan zien wie wat op welk moment doet en wat afspraken zijn. De zorgmanager is de eindverantwoordelijke voor de inhoud van het zorgdossier. Het zorgdossier is belangrijk in de zorg die wordt gegeven. In het zorgdossier vind je: – algemene informatie; – persoonlijke patiëntgegevens en beschrijving van de persoonlijke situatie; – de afspraken die over de zorg zijn gemaakt; – de indicatie van het CIZ (het CIZ (het Centrum indicatiestelling zorg) beoordeelt of de cliënt recht heeft op zorg via de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten). Elke verzorgende of verpleegkundige die bij een cliënt komt, gebruikt het zorgdossier om: – terug te zien wat bij eerdere bezoeken is gebeurd; – te zien of er aanvullende afspraken over de zorg gemaakt zijn; – te zien of er bijzonderheden zijn, bijvoorbeeld dat de cliënt zich niet lekker voelt of tijdelijk extra ondersteuning nodig heeft; – bijzonderheden van het bezoek en de verzorging te noteren. Het zorgdossier wordt bij de cliënt op de kamer of thuis bewaard.
NEDERLANDS OP MAAT
9 Het arme gezin bleek in een kast van een huis te wonen.
1
8 Toen meneer Tafalik na zijn val weer opstond, deed hij alsof zijn neus bloedde.
17
18
Training 1 Teksten lezen
8
Opdracht Zorgdossier lezen Lees de opmerkingen van de zorghulp in het zorgdossier en beantwoord de vragen. 1 Ik ben vanmiddag bij cliënt X geweest. Ze zat buiten op het terras en was afgelopen week al een aantal malen een rondje om geweest. Ze zei dat ze graag naar buiten wilde. Ook vanmiddag heb ik haar meegenomen voor een rondje. Even bootjes gekeken. Ze had vanmiddag een lentemaaltijd gehad, gepureerd en een lekker ijsje als toetje. 2 Ik ben vandaag bij mevrouw Y geweest. Ze vond het erg gezellig en ze wist gelijk wie ik was. Ze vindt het heerlijk om met een rolstoel naar buiten te gaan. Dus zo gezegd zo gedaan. We hebben gewandeld langs het water en de mooie herfstkleuren bekeken. Omdat ze binnen wel eens onrustig is, is zo’n uitje wel heerlijk. Het is me opgevallen dat er in haar koelkast geen pakjes drinken meer liggen voor sbezoek. 3 Vandaag bij de heer Z geweest. Hij was nog niet klaar met de pap en die heb ik maar gegeven. Cliënt was af en toe flink aan het hoesten, de dokter heeft gezegd dat het in de luchtweg zit en niet in de longen. Cliënt hoort ook weer heel slecht en krijgt weer neusdruppels om alles open te houden. 4 Mevrouw was aanspreekbaar en redelijk opgewekt. Misschien dat mevrouw wat extra voedingssupplementen kan krijgen, omdat het rusten haar goed doet. Ze kan nu best wat extra voeding gebruiken. Ze zou er wel weer van opknappen. Mevrouw is binnenkort jarig en ze wil graag een fiets. Ze wil met het mooie weer eens een rondje gaan rijden. Ze begrijpt zelf niet dat dat niet zal gaan.
Vragen 1
In welk fragment staat iets over de gezondheidstoestand van de zorgvrager?
2 In welk fragment geeft de zorghulp een advies? 3 In welk fragment heeft de zorghulp iets opgemerkt over de verstandelijke vermogens van de cliënt? 4 In welk fragment heeft de zorghulp een opmerking over wat er aan levensmiddelen in huis is?
9
Opdracht Kinderziektes: lezen en beslissen Lees de beschrijvingen van een paar kinderziektes door. Een van de kinderen in je groep heeft een aantal verschijnselen. De vraag is nu: welke van de beschreven ziektes zou het kind kunnen hebben?
Training 1 Teksten lezen
Elsje heeft wat koorts. Omdat ze steeds zo’n een droge mond heeft, wil ze vaak drinken, maar geen sinaasappelsap. Ook een snoepje wil
wat verkouden en je hebt ‘m getemperatuurd en hij blijkt een lichte verhoging te hebben. Hij klaagt ook nog over wat pijn bij het slikken. Maar hij hoest gelukkig niet. Hij ziet wat rood in z’n gezicht. 3 Een paar dagen later is Melani wat koortsig. Je hebt haar moeder al gebeld dat ze haar kind moet komen ophalen, maar deze zegt dat het niet goed uitkomt vandaag. Melani wil graag drinken omdat ze wat pijn in haar keel heeft. Als ze eenmaal in bed ligt voor de middagrust, zie je dat ze zich steeds krabt. 4 Snipverkouden was Samira, echt heel zielig om te zien. Een schande natuurlijk dat je zo’n kind naar het kdv laat gaan. De hele ochtend heeft ze heel naar lopen hoesten. Toen je na de middagrust koorts opnam schrok je: 40.6, meteen naar huis gebeld. Gewoon een griepje of toch iets anders?
A Rodehond Als lichte koorts, rode uitslag op het gezicht en opgezette lymfeklieren achter het oor zich samen voordoen, is er sprake van rodehond. Dit is een infectie die wordt veroorzaakt door het rubellavirus. Keelpijn en ontstoken ogen komen ook voor. De lichtrode uitslag kan zich verspreiden richting borst, buik, armen en benen. B Zesde ziekte Deze ziekte lijkt wat betreft de symptomen op rodehond, maar de rode vlekjes doen zich pas in een later stadium voor. Ze verschijnen nadat de koorts, die meestal drie dagen aanhoudt, is gezakt. Soms doet zich drie tot vijf dagen lang een hoge koorts voor, wat een enkele keer kan leiden tot koortsstuipen. Het kind lijkt soms ook verkouden en moet overgeven of heeft last van diarree. C Bof Wie de bof heeft, ziet er uit als een hamster. De speekselklieren kunnen gedurende een hele week zodanig opgezwollen zijn, dat de wangen eruit zien als rijkgevulde zakjes. De speekselklieren werken niet op volle toeren, en dat kan een droge mond veroorzaken. Kauwen kan pijnlijk zijn en zure drankjes prikkelen de klieren zodanig dat dat een naar gevoel kan geven. Koorts is een bijkomend verschijnsel.
NEDERLANDS OP MAAT
ze opeens niet meer, terwijl het zo’n zoetekou is. 2 ’s Ochtends komt Mehmet met rode oogjes op het kdv. Hij is ook
1
1
19
20
Training 1
Teksten lezen
D Mazelen De mazelen is de meest besmettelijke kinderziekte. Het lijkt een flinke kou te zijn met rode ontstoken ogen, een loopneus, een zware hoest en hoge koorts. Schijn bedriegt, want in zo’n geval kan er sprake zijn van de mazelen, wat pas echt wordt opgemerkt wanneer de rode uitslag op het lichaam. De mazelen is te herkennen, wanneer aan de binnenkant van de wangen kleine witte vlekjes worden geconstateerd die bekend staan onder de naam ‘vlekjes van Koplik’. E Waterpokken De symptomen van waterpokken zijn koorts, keelpijn en jeukende blaasjes op de huid. De blaasjes zijn gevuld met vocht, die na verloop van tijd uitdrogen en korstjes vormen. De blaasjes komen niet allemaal tegelijk op, waardoor nieuwe blaasjes de oude korstjes opvolgen. Meestal zitten deze blaasjes op de buik, armen en benen. Behalve koorts zijn er verder niet veel complicaties, behalve dat de blaasjes zo kunnen jeuken dat het kind ze openkrabt met het risico op infectie, en ook op een blijvend littekentje. Bij blijvend hoge koorts (hoger dan 39°C), langer dan vier dagen, is het raadzaam de dokter te waarschuwen.
1.6 Lezen van een brief met voorwaarden Soms komt het voor dat je een brief van een ouder krijgt waarin klachten staan over bijvoorbeeld de regels van het dagverblijf of over de inschrijving of de tarieven. Het is belangrijk dat je dan beide goed leest: de brief en de voorwaarden.
Training 1 Teksten lezen
21
1
10 Opdracht Brief met voorwaarden lezen op de vraag van de briefschrijver? Ergens in de voorwaarden kun je het antwoord vinden. Geachte dames en heren van het dagverblijf, Mijn twee kinderen, Tijmen en Marije zijn al een flinke tijd bij u op het kdv en ze hebben het altijd goed naar hun zin gehad. Ook ik ben altijd heel tevreden geweest over uw kdv. Maar nu is er iets gebeurd waarover ik een vraag wil stellen. Zoals u weet is Tijmen jarig geweest en gaat hij binnenkort naar de basisschool, dat heb ik al een tijdje geleden tegen u gezegd. Ik heb toen ook gevraagd of hij naar de buitenschoolse opvang kon en dat was natuurlijk geen probleem. Maar nu hoorde ik dat de groep vol zit en dat er voor hem geen plaats is. Dat vind ik heel gek, want hij is al 2 jaar bij u en dan kan hij toch vanzelf in de BSO komen? Ik hoop dat u mij snel een reactie geeft, Met vriendelijke groet, Fam H. B.
Voorwaarden Artikel 1 Opzeggen Voor opzeggen is een formulier bij de balie van het Centraal Bureau en op iedere locatie verkrijgbaar. U kunt per de 1e of 15e van de maand opzeggen. Voor alle soorten plaatsten geldt een opzegtermijn van één maand. Artikel 2
Einddatum
Een kind dat vier jaar wordt, blijft tot de eerste van de maand volgend op die van de verjaardag, tenzij ouders of bedrijf anders aangeven. Wanneer een kind binnen zes weken voor de zomervakantie vier jaar wordt, kan het tot aan de schoolvakantie op het kinderdagverblijf blijven. Een kind dat in de zomervakantie vier jaar wordt, kan tot het begin van het nieuwe schooljaar blijven. Indien u na het kinderdagverblijf gebruik wilt maken van de buitenschoolse opvang dient u uw kind daarvoor tijdig aan te melden. De Blokkentoren plaatst uw kind niet automatisch door naar de BSO.
NEDERLANDS OP MAAT
Lees de brief en de voorwaarden van het kdv. Wat is het juiste antwoord
22
Training 1 Teksten lezen
1.7 Lezen van een gebruiksaanwijzing Een gebruiksaanwijzing bestaat uit een beschrijving van het gebruik van een apparaat. Meestal staan er ook instructies in. Een instructie is de beschrijving van een handeling. Als je de instructies opvolgt, dan kun je een apparaat bedienen of bijvoorbeeld een storing verhelpen. Bij het lezen van een gebruiksaanwijzing, moet je er vooral op letten dat je eerst die eerst helemaal doorneemt/leest, voordat je aan de gang gaat.
11 Opdracht Stofzuiger Op je stageplek krijg je vast weleens te maken met het schoonmaken „ van een ruimte. Stofzuigen hoort daar ook bij. Lees het fragment van een gebruiksaanwijzing van een stofzuiger. Lees daarna hoe iemand handelt en bepaal of die persoon het goed doet.
Storingen verhelpen Controleer bij onvoldoende zuigcapaciteit: Storing Oorzaak
Oplossing
Stofzuiger kan niet worden ingescha-
Zekering van het aansluitstopcontact is geactiveerd.
Controleer de stroomtoevoer.
keld.
Stofzuiger in automatische stand.
Zet de functieschakelaar op handbediening (M).
Zuigcapaciteit is verminderd.
Filterpatroon vuil.
Reinig het ďŹ lterpatroon of vervang deze.
Stofzuiger niet goed gemonteerd.
Breng het bovenstuk van de zuiger aan en maak de sluitingen helemaal dicht.
Zuigsysteem verstopt.
Reinig de zuigslang en de zuigbuis.
Papieren stofzak vol.
Vervang de papieren stofzak.
Geen zuigcapaciteit Reservoir vol. Vlotter verbij nat zuigen. stopt de zuigopening.
Maak het reservoir leeg.
Training 1 Teksten lezen
De stofzuiger doet het niet, terwijl de stekker in het stopcontact zit! Je gaat eerst maar eens kijken of de slang misschien verstopt is.
er nog eentje ligt en daarna haal je de zak eruit, maar die is eigenlijk maar halfvol. Toch maar vervangen, want dat scheelt toch in zuigkracht. 3 Je wilt wat water opzuigen dat je gemorst hebt tijdens het schoonmaken. Jammergenoeg blijft het grotendeels liggen. Je ziet dat er een flinke pluk stof onderaan de zuigmond zit en je reinigt de zuigslang. 4 De kruimels van het broodeten krijg je niet opgezogen. De stofzak en het filter zijn net vervangen, dus daar kan het niet aan liggen en ook de slang is schoon. Dan maar de stofzuigerslang nog eens goed op de stofzuiger bevestigen.
1.8 Lezen van een nieuwsbrief Om de communicatie tussen personeel, cliënten, ouders te bevorderen, maken veel instellingen gebruik van een nieuwsbrief. Daarin staan allerlei nieuwsberichten die voor iedereen van belang kunnen zijn.
12 Opdracht Nieuwsbrief lezen Hieronder staat een deel van een nieuwsbrief. Lees dit fragment door en beantwoord de vragen.
STEK – NIEUWSBRIEF OUDERS
Nr. 7 juni 2010
Stichting eigentijdse kinderopvang Amsterdam Beste ouders, Voor u ligt de zevende nieuwsbrief voor ouders. Als u vragen of opmerkingen heeft kunt u die richten aan het Centraal Bureau van STEK, ter attentie van Redactie Nieuwsbrief ouders, Sarphatistraat 104, 1018 GV Amsterdam
NEDERLANDS OP MAAT
2 De stofzuiger laat allerlei klein vuil liggen, hoe vaak je er ook overheen gaat. Het lijkt wel of de stofzak vol zit. Je kijkt in de kast of
1
1
23
24
Training 1
Teksten lezen
1 Algemene voorwaarden Onlangs heeft u vernieuwde algemene voorwaarden van ons ontvangen. Wij geven u hierbij nog enige uitleg over de voorwaarden. De algemene voorwaarden zijn standaardvoorwaarden die de MO-groep en Boink samen hebben opgesteld. STEK moet de voorwaarden verplicht gebruiken. Uiteraard blijft de werkwijze van STEK hetzelfde. We vinden het contact met onze klanten belangrijk. We willen blijven overleggen bij problemen met bijvoorbeeld betalingen of plaatsing. Als u de voorwaarden nog niet heeft getekend, zou u dit alsnog zo snel mogelijk willen doen? Het formulier kan ingeleverd worden bij het vestigingshoofd. 2 Oproep deskundigheid ouders We willen alle ouders vragen of zij, vanuit hun beroep, een bijdrage willen leveren bij bepaalde projecten. Denkt u aan aan het invullen van thema’s op de dagverblijven, een boekje voorlezen tijdens de Kinderboekenweek, of het meehelpen met organiseren van feesten. Als u ideeën heeft, kunt u dit aan het vestigingshoofd aangeven. Alvast bedankt! 3 Wisselen van dagen? Wellicht heeft u al gemerkt dat STEK hier en daar wat ruimte op de groepen heeft. Er is vooral veel vraag naar plaatsingen op de dinsdag en de donderdag. STEK wil iedereen oproepen om na te denken of die dinsdag of donderdag wellicht geruild kan worden voor een andere dag. Als een aantal ouders een dag kan wisselen, heeft STEK weer ruimte om meer kinderen van de wachtlijst te plaatsen. Dat is gunstig voor de organisatie, maar ook voor uw kind! Meer plaatsingen betekent immers meer inkomsten en daarmee meer mogelijkheden in investeringen ten behoeve van de kinderen. 4 Biologische voeding of niet? STEK Amsterdam kiest om de volgende redenen niet voor biologische voeding en wel niet om de volgende redenen: We hebben sonderzocht wat de prijs is van biologische voeding ten opzichte van niet biologische voeding. Voor een kist met ‘gewone’ appelen of sinaasappelen kun je vier biologische appels of sinaasappels kopen. Dit geldt ook voor groenten, enzovoort. Aangezien niet duidelijk is of biologisch eten gezonder is en de prijs vele malen hoger is dan die van ‘gewone’ groenten, kiest STEK Amsterdam ervoor om haar geld aan andere dingen te besteden, zoals nieuw speelgoed, opleiding van leidsters enzovoort.
Training 1 Teksten lezen
2 STEK wil graag de deskundigheid van ouders gebruiken. Op welke manier denken ze ouders te kunnen inzetten? 3 Waarom wil de leiding dat ouders de dinsdag of de donderdag gaan ruilen voor een andere dag? 4 STEK kiest niet voor biologische voeding. Waarom niet?
1.9 Lezen van een stageovereenkomst Voordat je gaat werken op je stageplaats, onderteken je je stageovereenkomst. In een stageovereenkomst staat precies beschreven hoe de begeleiding is geregeld, hoe je beoordeeld wordt, of je verzekerd bent, enzovoorts. Het is belangrijk dat je goed weet wat je precies ondertekent. Je moet de overeenkomst eerst lezen voordat je tekent. De taal van de overeenkomst is meestal wel moeilijk: er staan moeilijke woorden in en de zinnen zijn langer dan je gewend bent. In de volgende oefeningen leer je de moeilijke taal van de overeenkomst te begrijpen.
13 Opdracht Lees je stageovereenkomst De volgende stukjes tekst komen uit een stageovereenkomst. Lees de uitspraken die eronder staan en bepaal welke juist en welke onjuist zijn. 1 De onderwijsinstelling sluit ten behoeve van de deelnemer (die niet de status van werknemer heeft) een verzekering af tegen het financiële risico van wettelijke aansprakelijkheid van schade aan de praktijkbiedende. A Een stagiair is geen werknemer. B De praktijkbiedende sluit een verzekering af voor de stagiair. C Als de stagiair schade veroorzaakt in het stagebedrijf, dan moet de stagiair die schade betalen. D De school sluit een WA-verzekering af voor de stagiair.
NEDERLANDS OP MAAT
daar iets over verteld. Welke twee punten in dit stukje tekst zijn voor de ouders het belangrijkst?
1
Vragen 1 Er zijn nieuwe algemene voorwaarden. In het eerste stukje wordt
25
26
Training 1 Teksten lezen
2 De praktijkbiedende organisatie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor letsel of schade die de deelnemer mocht lijden tijdens of in verband met zijn/haar aanwezigheid binnen de praktijkbiedende organisatie. A Als je als stagiair op je stageplek een ongelukje krijgt en je moet naar de eerste hulppost van het ziekenhuis, dan moet je dat zelf betalen. B Je hebt je eigen videocamera uit je handen laten vallen op het kdv. Je was de kinderen aan het filmen voor schoolopdracht. Gelukkig is het kdv daarvoor altijd verzekerd. C Als er iets van je gestolen wordt tijdens je werk op het stagebedrijf, kun je het stagebedrijf daarvoor aansprakelijk stellen.
3 Bij problemen of conflicten tijdens de beroepspraktijkvorming richt de deelnemer zich in eerste instantie tot de praktijkbegeleider. Wordt daarin voor de deelnemer daarin geen oplossing bereikt dan wordt deze problematiek voorgelegd aan de praktijkdocent. A Je hebt ruzie gekregen met een van de ouders van de kinderen. Je belt meteen naar je stagedocent. B Als er een conflict is op de stageplek, dan moet de stagiair altijd eerst contact opnemen met de praktijkbegeleider.
14 Opdracht Intensief lezen Lees de teksten en beantwoord de vragen.
1 Iemand van zijn fiets aftrekken: dat kan plagen zijn. Maar ook pesten. Het is plagen als de kinderen aan elkaar gewaagd zijn: de ene keer doet de een iets onaardigs, een volgende keer is het de ander. Het is een spelletje, niet altijd leuk, maar nooit echt bedreigend. Door elkaar te plagen leren kinderen om met conflicten om te gaan. Het hoort bij het groot worden. Welke bewering over deze tekst is juist? A Als kinderen ongeveer elkaars gelijken zijn, dan kunnen ze door elkaar te plagen, leren om te gaan met conflicten. B Als kinderen ongeveer elkaars gelijken zijn, dan kunnen ze door elkaar te pesten, leren om te gaan met conflicten.
Training 1 Teksten lezen
Bij pesten wordt een slachtoffer uitgezocht om de baas over te spelen op een heel bedreigende manier. De pestkop misbruikt zijn macht: het slachtoffer wordt geslagen, uitgescholden, vernederd, gekleineerd. Vaak is er een groepje kinderen dat meedoet met de pestkop, dit zijn de meelopers. Naast deze openlijke vormen van pesten komen ook vormen van pesten voor die niet zichtbaar zijn. Bijvoorbeeld als een kind altijd wordt buitengesloten, nooit ergens aan mee mag doen, op geen enkel feestje wordt uitgenodigd. Welke bewering over de tekst is juist? A Er zijn twee vormen van pesten en meestal zijn er twee partijen. B Er zijn twee vormen van pesten; bij het pesten zijn er meestal drie partijen C Er is altijd een groepje kinderen bij dat meedoet; dat zijn de meelopers.
3 Een peuter denkt dikwijls dat hij een superman is die alles kan. Uiteraard kan een peuter nog niet alles wat hij zou willen. Als hij in iets niet lukt, en dat gebeurt ongeveer 350 keer per dag, zal een peuter met karakter zich daar niet zomaar bij neerleggen. Je peuter ervaart allerlei nieuwe gevoelens. Agressie is daar een heel belangrijke van. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een peuter van deze nieuwe gevoelens van slag raakt. Zeker als hij nog niet goed kan praten, kan krabben, bijten en stompen een fantastische uitlaatklep zijn. Het is belangrijk dat ouders weten dat dit zo werkt. Welke bewering over deze tekst is juist? A Het is belangrijk dat ouders weten dat een agressieve peuter niet alles kan wat hij wil. B Het is belangrijk dat ouders weten dat agressief gedrag van een peuter veroorzaakt wordt doordat hij zich niet in woorden kan uiten. C Het is belangrijk dat peuters agressief kunnen zijn, waardoor ze zich verbaal beter kunnen uiten.
NEDERLANDS OP MAAT
2 Pesten is wel bedreigend. En het gebeurt niet zomaar een keer, maar iedere dag weer, soms een jaar of langer achter elkaar.
1
C Het is niet duidelijk wanneer iets plagen is en wanneer iets pesten is.
27
28
Training 1
Teksten lezen
4 Een ouder is ook maar een mens en kan soms erg primair reageren op het gedrag van zijn of haar peuter. Toch is het niet verstandig agressie met agressie te beantwoorden. Je kunt je beter beheersen in de wetenschap dat ook deze fase weer overgaat. Wees duidelijk dat je zijn gedrag niet accepteert en dat hij een ander heeft pijn gedaan. Stuur hem eventueel een tijdje de kamer uit, en geef geen aandacht. Maar maak het achteraf weer goed. Toon je kind dat je zijn boze gevoel begrijpt, maar dat bijten of slaan echt niet mag. Welke bewering over de tekst is juist? A Het belangrijkste van deze tekst is dat je niet mag bijten en slaan. B Het belangrijkste van deze tekst is dat je de peuter weg kunt sturen uit de kamer en dat je hem geen aandacht geeft. C Het belangrijkste van deze tekst is dat je agressie niet met agressie mag beantwoorden.
5 Een pasgeboren baby communiceert door lichaamstaal, oogcontact en lachen. De baby wordt geboren met het vermogen om stemgeluid te herkennen, maar ook met de behoefte om met andere mensen te communiceren. Hij herkent de stem van de moeder al vanuit de baarmoeder en beweegt op het ritme van haar spraak. Een baby communiceert vanaf de eerste week na de geboorte, de ouder stimuleert deze communicatie door contact met het kind tijdens alledaagse handelingen. Het kind kijkt naar het gezicht van de ouder, maakt oogcontact en imiteert al sommige bewegingen van de mond. De ouder heeft plezier, speelt en praat met het kind tijdens het voeden, het verzorgen en het verschonen van luiers. Die wederzijdse communicatie noemen we ook wel interactie. Welke bewering over de tekst is juist? A De behoefte om te communiceren is aangeboren. Ook de spraakherkenning is aangeboren. B De baby is in het begin vooral gericht op de bewegingen van de moeder. C De dagelijkse handelingen tijdens het voeden en de bewegingen noemen we interactie.
Training 1 Teksten lezen
29
1
6 Voorlezen aan kinderen is belangrijk. Het prikkelt de fantasie, ontwikkelt het taal-
dingen die je met je kindje doet, is voorlezen iets waarvan hij het meeste leert. Juist omdat hij dat zo leuk vindt. Want bij kinderen, hoe jong dan ook, geldt dat ze open staan voor nieuwe ervaringen als ze iets leuk vinden. En van die nieuwe ervaringen leren ze. Welke bewering over deze tekst is juist? A De tekst gaat over het leuke van nieuwe ervaringen. B De tekst gaat over het open staan voor leuke nieuwe dingen. C De tekst gaat over het belang van voorlezen. D De tekst gaat over hoe je het beste kunt voorlezen.
7 Kinderen willen de hele wereld ontdekken. Daardoor zijn ze vaak tegelijkertijd met allerlei dingen bezig. Boekjes lezen is één van de dingen die echt concentratie vereist. Als je baby iets ouder is en korte verhaaltjes leuk begint te vinden, kun je de baby op een speelse manier ‘trainen’ in het concentreren. Je zult merken dat dit vanzelf gaat. Als je baby het boekje leuk vindt, zal hij er helemaal in opgaan. De plaatjes samen met de tekst zullen hem meenemen in het verhaal. Welke bewering over deze tekst is juist? A Het belangrijkste woord van deze tekst is verhaal. B Het belangrijkste woord van deze tekst is concentratie. C Het belangrijkste woord van deze tekst is voorlezen. D Het belangrijkste woord van deze tekst is ontdekken.
NEDERLANDS OP MAAT
gevoel, vergroot de woordenschat en ze leren samen een activiteit te doen. Maar het belangrijkste: ze beleven er veel plezier aan! Zo worden kleintjes grote lezers. Van alle