Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

Page 1

Domein Meten en meetkunde

Reken-wiskundemethode voor het primair onderwijs

Katern 1S


Domein Meten en meetkunde

1

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

Paraat hebben

Paraat hebben

Paraat hebben

Uitspraak en notatie van – (euro)bedragen – tijd (analoog en digitaal) – kalender, datum (23 - 11 - 2007) – lengte-, oppervlakte- en inhoudsmaten – gewicht – temperatuur

Weten hoe je maten voor lengte, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, temperatuur, data, tijden en geldbedragen uitspreekt en noteert. u Lengte/omtrek –H oe spreek je de volgende maten uit: hm, dam, dm, cm, mm? –W at is de korte schrijfwijze voor ‘millimeter’? –W at betekent ‘dam’?

Toetsschrift 5, blok 5 Toetsschrift 6, blok 3 Toetsschrift 7, blok 4 Toetsschrift 7, blok 6

les 5 herhalen

blok 5

48

Leerlingenboek 5, blok 5

C

1

Meet in centimeter of millimeter. 1 cm = 10 mm

aa b c

bd

C

be

2

Welke getallen met mm of cm horen bij de letters? d i f aa g e

aa ab c

bj

C

3

Hoe hoog is de lamp op het plaatje? 4 cm En de klok? 2 cm Hoe dik is het boek op het plaatje? 3 mm En hoe breed? 12 mm Hoe hoog is het plantje? ongeveer 25 mm De schemerlamp is in het echt 40 cm. Hoe dik is het boek in het echt? 3 cm Hoe hoog is de plant in het echt? ongeveer 25 cm

3 cm 10 cm 15 cm

d e f

0 cm 5 cm 25 mm

ab

ac

h

g 42 mm h 105 mm i 3 mm

Hoe groot is de afstand tussen i en a? En tussen g en h? 27 mm en 63 mm

Wat kosten ze samen? € 119

€ 180

€ 155


Domein Meten en meetkunde

2

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

30

Blok 2 Les 13 en 14

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Lesverloop van les 13

Paraat hebben

1 Hoeveel past erin? Paraat hebben

C

Meten van inhoud Begin de les met het boek dicht. Laat de leerlingen van de 12 staven een model van de u Oppervlakte maken. Zet 10 deze goed zichtbaar voor de klas. Vraag hoeveel kinderen er – Hoekubieke schrijf meter je in symbolen: hectare? in deze kubus passen. Laat de leerlingen dat natuurlijk even uitproberen. Bespreek de mogelijkheden (er 3 passen minimaal 4 kinderen in de kubus) en besluit dat er toch veel ruimte Leerlingenboek 7, blok overblijft. Stimuleer de leerlingen nu nog eens te schatten en hun antwoord op een papiertje teHoe zetten. dat we de gemiddelde inhoud van een leerling van groep 7 gaan berekenen. 1 grootVertel is Schiermonnikoog? Maak een berekening op Samen het bordbespreken. met de groep. Dikte is 1,5 dm × breedte Rekenvervolgens met hectare enruwe vierkante kilometer. 2 dm × lengte 13 dm = 39 dm3. Een andere methode is uitgaan van het gewicht. Vraag een gemiddelde leerling hoeveel hij of zij ongeveer weegt (bijvoorbeeld 38 kg.). Dat zou betekenen dat de inhoud iets meer dan 38 dm3 is. Vertel dat 1 dm3 water 1 kg weegt (bewijs wordt later Schiermonnikoog Schiermonnikoog geleverd) en dat de mens voor een groot deel uit water bestaat. Hoeveel dm3 gaan er in een 3 m ? Laat de leerlingen hiervoor naar opgave b in het leerlingenboek kijken. (1000 dm3) Waren SCHIERMONNIKOOG SCHIERMONNIKOOG de kinderen vloeibaar, dan zouden er dus 1000 : 38 = ongeveer 26 kinderen in 1 m3 passen!! Bekijk ook de leuke foto van 1a. Gezien de ruimte die over is, is deze schatting zo gek nog niet. Welke 0 3 km leerlingen hadden dit ook geschat?

les 13

100

C

C C

C

2

Hoeveel dm3 past erin?

3

1 ha = 10 000 m Reken van om.inhoud Meten b a c = 24 dm3, laat daarna de Bespreek eerst samen de eerste berekening: 4 dm × 2 dm × 3 dm 2 = 300 ha 5 km2 500 ha = … 3 kmdrie 3 km2 = 3 000 000 … … m2 andere zelfstandig maken. 50 ha 1250 ha = 12,5 3 ha = 30 000 0,5 km2 = … … km2 … m2 1 km2 = … 25 ha 50 ha = … 0,5 km2 0,5 km2 = 500 000 … ha … m2 = 50 4

3

1 km2 = 100 ha 2

Maak van de bouwplaat een kubieke decimeter.

u Inhoud Meten van inhoud – Schrijf notaties opbouwplaat voor de maten: liter,decimeter deciliter,maken. centiliter milliliter. 7.41a Laatdedekorte leerlingen van de een kubieke Vanen kopieerblad 3? – Hoeheeft spreek je uit: 25 m iedere leerling twee exemplaren nodig waarvan de stukken aan elkaar gelijmd worden. Vervolgens worden de zijstukken van kopieerblad 7.41b eraan geplakt. Ten slotte wordt de kubus7, in blok elkaar2gevouwen. Handleiding

C

4

De kubieke decimeter.

C

Meten van inhoud De sprongen van 1000 zijn hier heel goed te zien. Leg de relatie met het teken 3 voor kubieke bij m3, dm3 en cm3. Daar een 3 en bij 1000 drie nullen, dat is geen toeval. Bespreek ook de vraag: Hoeveel kubieke meter past er in het klaslokaal? Zoek voorwerpen in de klas met de vorm van een kubus of balk (aquarium, opbergdoos of kist, broodtrommeltjes, tafellaatje en dergelijke) en reken samen uit: Hoeveel kubieke decimeter past erin? Hoeveel kubieke centimeter is dat?

4

Oppervlakte.

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

Paraat hebben


Domein Meten en meetkunde

3

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

Alles telt Handleiding 7

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

9Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

Paraat hebben Waar gaat deze les over?

Paraat hebben

Paraat hebben

u Gewicht In deze les maken de leerlingen kennis met de gewichtsmaat ton. Een maat die veel wordt – Welke maten je gebruiken aanindustrie. te geven hoeveel iets van weegt? gebruikt in kun het verkeer en in deom zware Een vrachtauto bijna (kilogram, 22 ton staatgram, model. milligram, Om eenton) goed referentiekader te scheppen, worden in les 3 opgave 3 allerlei zware voorwerpen met elkaar vergeleken en in les 4 opgave 1 allerlei dieren. Wist u dat een zeeleeuw al bijna een ton weegt? Ook1 het afronden op hele of halve ton komt in een aantal opgaven aan de orde. Handleiding 7, blok

Taal en rekenen Taaltip Het begrip ‘ton’ kan voor leerlingen moeilijk te bevatten zijn, omdat het eigenlijk een inhoudsmaat is. Ook wordt het begrip gebruikt om een hoeveelheid geld aan te duiden, maar het verwarrende is dat het dan om 100 000 (euro) gaat. Verder wordt het begrip in de autowereld gebruikt voor 100 000 km (op de teller). Eerst maar de inhoud: – Zo rond als een ton. Om te onthouden: Leerlingenboek 7, blok 1 – Wij hebben thuis een regenton. 1 ton = 1000 kg 1 – Die vrachtwagen laadt tonnen vis uit. 2 of 0,5 ton = 500 kg 1 – Dat 1000 kilogram is 1 ton. zeilschip is 30 ton. (Daar passen letterlijk 30 tonnetjes in.) 1 10 of 0,1 ton = 100 kg Nu de rest: – Bij de loterij is een ton de hoofdprijs. – Die olifant weegt 5 ton. Bespreekt u elke zin met de leerlingen en laat ze daarna de zinnetjes opschrijven op een los stuk papier. Op het bord hangen plaatjes van een dik figuur, een regenton, een ton vis, een zeilschip, een loterijbriefje en een olifant. Wat hoort bij elkaar?

C

Rekenwoorden Lastige woorden 32 829 kg 21 987 kg – Ton – Zwaar De chauffeur weegt zijn vrachtauto 2 keer. – Kg – Licht (in deton betekenis zwaar’) Hij weegt 1 keer met lading en 1 keer zonder lading. Hoeveel heeft hij‘niet ongeveer geladen?

C

Hoe reken je? 32 829 kg − 21 987 kg = 10 842 kg (=11 ton)

2

product

gewicht met lading

leeggewicht

lading in kg

lading in hele tonnen

tarwe

45 700 kg

30 300 kg

15 … 400 kg

15 … ton

haver

12 890 kg

2790 kg

10 … 100 kg

10 … ton

Kilogrammen en tonnen. Reken uit. a 2000 kg = … 2 ton 17 000 kg = …17 ton 54 000 kg = …54 ton

b

1500 kg =

1 … 2 ton 1 12 ton …

5500 kg =

5 12 ton …

500 kg =


Domein Meten en meetkunde

4

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

Paraat hebben

Paraat hebben

Paraat hebben

u Temperatuur – Schrijf kort op: 15 graden. – Wat betekent: ‘het is -5 0C’?

les 25 oefenen

blok 2

73

Leerlingenboek 7, blok 2

5 CD

Wat is de temperatuur? Kijk naar de thermometer. Alles telt Handleiding 7 a Wat is de buitentemperatuur? 7,1 graden b Wat is de binnentemperatuur? 21,8 graden erschil c Hoe groot is het temperatuurverschil raden tussen buiten en binnen? 14,7 graden d Om 3 uur ’s middags zijn de temperaturen peraturen ve Buitenles is het vierenhalve Waarveranderd. gaat deze over? graad warmer geworden. Binnen is het anderhalve graad koeler geworden. Hoe Grafieken spelen, vooral in de krant, een belangrijke rol in informatieoverdracht. In deze hoog zijn de temperaturen binnen en les gaan de leerlingen lijngrafieken lezen en interpreteren. Nieuw is de afstand/tijdgrafiek, n buiten dan? binnen 20,3 graden; buiten die snelheden 11,6 gradenlaat zien. Die grafiek vertelt een verhaal over fietswedstrijden. Ook een temperatuurgrafiek ontbreekt niet. Deze grafiek is mooi te gebruiken om voorspellingen te doen. Wat gebeurt er daarna met de temperatuur? In het werkschrift komt nog een cirkelgrafiek aan de orde en in het maatschrift een staafgrafiek. Kortom, een breed aanbod Handleiding 7, wiskundeaspect. blok 2 over dit

a a b

Taal en rekenen aa begin

7 CD

08.00

b 08.45

09.30

bd

c 10.30

13.05

14.40

15.25

20.45

Taaltip eind 08.30 09.00 10.20 12.00 14.20 15.15 16.20 22.05 Temperatuur meten we in graden. In opgave 2 leerlingenboek wordt gesproken van graden loon € 24 € 12 € 40 € 72 € 60 € 28 € 44 € 64 … andere… … de leerlingen … … weleens … Celsius. Zijn… er dan nog graden? Vraag of ze een andere… naam hebben gehoord. (Fahrenheit zou kunnen) Schrijf op het bord: 7° C. Wat staat daar? (zeven graden Celsius.) Vertel dat graden met een klein nulletje rechtsboven het getal Tel op aangegeven. en trek af. wordt Het typische van Celsiusgraden is dat 0 °C een heel bekend meetpunt ZetWat de getallen is. gebeurt eronder dan?elkaar. (water gaat bevriezen en wordt ijs) Ook 100 °C kent bijna iedereen. a gebeurt er dan? (water b gaat koken). Celsius heeft c twee meetpunten gekozen a Wat b d die voor 141 + 135 = 276 1372 + 1417 = 2789 246 + 148 = 394 1226 + 129 = 1355 iedereen waarneembaar waren. Ook omgekeerd weet je wanneer het 0°C en 100°C is zonder 133 + 156 = 289 1475 + 1492 = 2967 256 + 272 = 528 1371 + 142 = 1513 thermometer. Ga de=leerlingen na of as en de verticale as kunnen 1856 vinden. De grafi ek 197met − 132 65 − 1747 = 109 283ze−de 154horizontale = 129 1278 − 149 = 1129 is285 een− 143 combinatie gegevens beide assen. Dit−levert nieuwe grootheid op:= 481 = 142 van de378 1953 − 1472 − 181 =op 197 1355 172 =een 1183 afstand en tijd levert snelheid op; dagen en temperatuur levert temperatuurverloop op.

8 Rekenwoorden CD – Lijngrafiek

Een stapel p blokjes. j

– Cirkelgrafiek – Staafgrafiek – Horizontale en verticale as

Lastige woorden

blokjes zie je? 6 a a– Hoeveel Dropping

b Hoeveel blokjes zijn er wel, maar zie je niet? 4 c Maak met deze blokjes een kubus van 3 × 3 × 3 blokjes. Hoeveel blokjes heb je dan

19


les 8

10 blok 4 Domein Meten en meetkunde

C1 A.  Notatie, taal en betekenis

5

Vergelijk de grafieken. Samen bespreken. Kevin maakte deze grafiek.

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en°Cgewicht, temperatuur 8 – Tijd en geld

Milan maakte deze.

– Meetinstrumenten ºC 8 dinsdag maandag – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

6

1-Fundament Paraat hebben

6

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef 4

4

2

2

Paraat hebben 0

9 7, 10 Leerlingenboek blok 11 4

C

2

12

13

14

15

Bekijk de thermometers. a Hoe groot is het temperatuurverschil? 20 °C 30˚ 25˚ 20˚ 15˚ 10˚ 5˚ 0˚ -5˚ -10˚ -15˚

0

16 uur

9

10

11

12

21,6

19,8

16,4

18,9

–3,0

–5,2

–6,5

–1,3

24,6 …

25,0 …

22,9 …

20,2 …

16 uur

blok 6

101

Lees dit krantenbericht. Samen bespreken. Vergelijk de kortste en de langste dag.

Zeldzaam warm

zeer warme dag. een zonenop: 05.18 De Bilt − We beleefden gister ur van 33,9 °C peratu zon onder: 22.03 umtem maxim een werd nt In Braba Zomer, 21 juni Winter, jaar. 21 december e drie laatst de in ratuur tempe te hoogs gemeten, de werd op jaar 100 pen afgelo de in ratuur De hoogste tempe ten: 38,6 °C. 23 augustus 1944 in Warnsveld geme rswijk: –27,4 °C. De laagste op 27 januari 1942 in Winte

werkschrift

blz. 35

aa

LB7b_B4L06.indd Sec1:10

b 2

Paraat hebben

minimum

Leerlingenboek 7, blok 6

4 1

15

Paraat hebben

maximum

les 14

C

14

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

b Wat zijn de verschillen tussen deze 2 thermometers? Samen bespreken.

u Tijd – Welkebinnentemperatuur namen gebruiken om de aan te18,6 geven? in °Cwe allemaal 20 17,5 18,5tijd 19,2 15,7 – Wat is ‘een etmaal’? Wat betekent ‘kwartaal’? buitentemperatuur in °C 16,5 4,0 13,5 14,1 9,8 0,5 – Wat bedoelen ze met: ‘In week 35 komen de nieuwe banken’? – Bekijkverschil het plaatje. ze met zomertijd en wintertijd?? in °C Wat bedoelen 3,5 13,5 5,0 5,1 8,8 15,2 … … … … … …

C

13

Toetsen 1-Streef

maatschrift

blz. 40 en 41

zon op: 08.46 zon onder: 16.30

computer

18-06-2010 Hoeveel hele uren duurt de dag op 21 juni ongeveer? 17 u Hoeveel hele uren duurt de dag op 21 december ongeveer? 8 u b Hoelang duurt de dag precies op 21 juni? 16 u en 45 min. En op 21 december? 7 u en 44 min. c Hoeveel uren en minuten later dan op 21 juni is de zonsopkomst op 21 december? 3 u en 28 min. Hoeveel uren en minuten eerder gaat de zon dan onder? 5 u en 33 min.

Wel of geen schrikkeljaar?

09:08:21


Domein Meten en meetkunde

6

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

Paraat hebben

Paraat hebben

Paraat hebben

C

22 1

les 18

u Geld – Bij het tankstation staat dat de benzine 1,379 per liter kost. ‘Dat kan toch niet, bij geld staan toch maar twee cijfers achter de komma?’, zegt Linda. Wat denk jij? – Hoe noteer je: 12 euro en 2 eurocent?

blok 1

Wat betekenen7,deblok getallen? Leerlingenboek 1

Samen bespreken. maak kans op

€ 1000,00

2 bossen rozen voor 5.00

aan tuinartikelen

les 19

C

1

Schrijf als breuk.

aa

C

€ 3,50 = € 1,50 = € 4,50 = € 7,50 =

2

C

1 2 1 12 4 12 7 12

2 ro

€ 1b,1lle8n vvan

€ 0,99oo1r euro

€ 1,10 = 101 7 € 1,70 = 1 10 euro 3 € 1,30 = 1 10 euro 9 € 1,90 = 1 10 euro

3 euro

euro euro euro

2 is de Reken uit. Hoe euro verdeeld?

c € 1,20 = 1 51 euro € 3,20 = 3 15 euro € 1,40 = 1 25 euro € 1,80 = 1 45 euro

per stuk voor

€ 0,89

blok 1 bd

1,299 0,8

1 euro € 2,05 = 2 20 € 3,25 = 3 14 euro € 5,75 = 5 34 euro 3 € 1,15 = 1 20 euro

va n € voo r €

23

Handdoeken: € 2 per stuk

Samen bespreken.

Schrijf het bedrag met het euroteken.

aa

1 10

2 10

=

1 5

b

c

5 10

=

1 2

bd

0

=1

100

€ 1,50

€ 0,10 0 10 1 100

€ 1,20

€ 2,50

€ 1,26 26

€ 00,20 20 2 100

€ 0,05

€ 0,50

= 501

5 100

€ 4,90 4 90

0

C

10 10

€ 4,522

€1

= 201

10 100

= 101

€ 10,02

10 3

Hoeveel kosten de stukken pizza? 1 hele pizza kost € 6.


Domein Meten en meetkunde

7

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

Paraat hebben

Paraat hebben

Paraat hebben

– Omtrek, oppervlakte en inhoud

Weten wat er met de begrippen ‘lengte’, ‘breedte’, ‘omtrek’, ‘oppervlakte’ en ‘inhoud’ wordt bedoeld en deze begrippen in de juiste situaties gebruiken. u Omtrek: – J asper zegt: De omtrek van de tuin is 25. Welke maateenheid ontbreekt er achter 25?

Toetsschrift 6, blok 5 Toetsschrift 7, blok 1

blok 1

4

les 6 en 7

Werkschrift 8, blok 1

C

1

Hoeveel meter lopen ze? Vul de tabel in. Het vierkante plein is 50 meter breed. Het rechthoekige plein is 60 bij 35 meter. De middellijn van het ronde plein is 60 meter.

aa

C

2

Niels

rond plein

Linde

Janine

1

200 m

190 m

186 à 188 m

10

2000 m

1900 m

1860 à 1884 m

25

5000 m

4750 m

4650 à 4710 m

Kies het juiste antwoord. Het blik is 100 mm hoog. 140 mm hoog. × 105 mm hoog.

aa

bc

b rechthoekig plein

vierkant plein

aantal rondjes

▫ ▫ ▫

middellijn 30 mm b De wikkel om het blik is × 28 cm. 30 cm. 31,5 cm.

bc

▫ ▫ ▫

Een ander blik heeft een wikkel van 20 cm. De middellijn van dat blik is minder dan 60 mm. × meer dan 60 mm. 35 mm precies 68 mm.

▫ ▫ ▫

schaal 1 : 3

3 CD

a

De som van de getallen is aan elke kant 1. Vul in. a b

bc

0,1

0,6

0,7

0,2

0,5

0,12

0,1

0,3

0,5

0,2

0,78

0,75

0,6

0,4

0,3

0,13

0,77

0,1


2 4, 0 0

7 4, 0 0

1 1, 1 0

1 3, 3 0

3, 5 0 + 2 0, 0 0 + 1 0, 0 0 = 3 0, 0 0

Domein Meten en meetkunde 4, 0 0 + 1, 0 0 + 3, 0 0 =

8, 0 0

A.  Notatie, taal en betekenis

0, 6 0

0, 1 0 + 0, 5 0 =

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

1-Fundament

C

4, 3 0

1 4, 4 5 +

1 2 3, 9 0 +

1 0 1, 7 5

2 4 3, 2 0

Paraat hebben

8

3 8, 6 0 – Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

2 Vul de kassabonnen in. Reken heten totaalbedrag uit. Toelichting voorbeelden bij 1-Streef

aa Paraat hebben

1 1 5, 0 0

Supermarkt D e Vr i e s

b

Supermarkt D e Vr i e s

bc

Aardappels € 1,50

2 kg Appels

€ 4,50

Druiven

€ 4,00

Bananen

Tomaten

€ 1,40

Werkschrift 6, blok 3

Teken verschillende figuren met een oppervlakte van 9 cm2. Schrijf de omtrek er steeds onder.

a Welke figuur heeft de grootste omtrek? Kleur die figuur rood. b Welke figuur heeft de kleinste omtrek? Kleur die figuur blauw. Meer antwoorden.

even snel

blz. 116 - 119

verder

blz. 120 - 123 plus

Paraat hebben

Paraat hebben

D e Vr i e s

€ 2,25

Peren € 2,50 Peren € 2,50 u Oppervlakte: Peren € 2,50 – Als je parket of laminaat wilt laten leggen in een kamer, wat moet je dan uitrekenen? Druiven € 4,00 2 kg Bananen € 3,90 Hoe noem je dat? TOTAAL: € 9,95 TOTAAL: € 12,30 TOTAAL: € 8,75 – Als je wilt weten op welke ansichtkaart je het meeste kunt schrijven, wat bereken/bekijk je dan? De omtrek, de oppervlakte of de inhoud?

3 CD

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Supermarkt

Appels

€ 1,95

Toetsen 1-Streef

blz. 124 - 127 computer


Domein Meten en meetkunde

9

les 5 oefenen

A.  Notatie, taal en betekenis

91

blok 3

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten 6 Zet de gewichten van licht naar zwaar. – Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

CD

aa

5 g, 50 g, 150 g, 0,5 kg, 4000 g, 5 kg, 20 kg. 20 kg

5 kg

5g

0,5 kg

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Paraat hebben

Paraat hebben

50 g

4000 g

150 g

b Rond kilogrammen eerst af op hele of halve tonnen. auto

1512 kg

vrachtschip

ambulance

17 200 ton

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

Paraat hebben

3295 kg

tram

49 644 kg

u Inhoud: jumbojet 359 ton caravan 516 uit? kg Schrijf dat – Wat betekent: ‘de inhoud van ons klaslokaal is 250 m3’? Hoe spreek je dat ook eens op? touringcar 17 889 –W elke maten gebruiken we om de kg inhoud aan te geven? Kies uit: liter, meter, dm3, m2, cm3. 516 kg ( 1 ton), 1512 kg (1 17 200 ton.

Leerlingenboek 7,2 blok 3

7 CD

1 2

ton), 3295 kg (3

1 2

ton), 17 889 kg (18 ton), 49 644 kg (49

1 2

ton), 359 ton,

Kies de goede maat. Kies uit: 2m

1

40 kg

2

0,3 l

3

6m

4

350 kg

5

60 l

6

1l

7

80 cm

8

aa

Welke maat hoort erbij? 1: 40 kg; 2: 2 m; 3: 0,3 l; 4: 1 l; 5: 60 l; 6: 6 m; 7: 80 cm; 8: 350 kg b Zet de voorwerpen bij elkaar met dezelfde soort maateenheid. Lengte: 7, 2, 6; gewicht: 1, 8; inhoud: 3, 4, 5. c Schat bij alle plaatjes wat het gewicht, de lengte en de inhoud in werkelijkheid is. Meer antwoorden.

b 8 CD

Reken uit. Rond de gewichten af. Deze auto weegt 1515 kg.

aa

b

Hoeveel kilogram is dat meer dan 1 ton? 515 kg b Rond het gewicht af naar halve tonnen. 1 12 ton c Er zitten 4 volwassenen in de auto. Hoeveel weegt de auto dan ongeveer? Kies het goede antwoord. 1. 1600 kg 2. 1800 kg 3. 2 ton d Bij een brug staat een bord met MAXIMAAL DRAAGVERMOGEN 2 TON. Mag je met deze auto met 2 volwassenen, een volle tank van 60 liter en 4 koffers van 18, 13, 20 en 22 kg over de brug? Waarom wel of niet? Reken het uit. Ja, de auto mag de brug over. even snel

LB7a_B3L01.indd Sec2:91

blz. 116 - 119

verder

blz. 120 - 123

plus

blz. 124 - 127

computer

16-12-2009 18:43:35


Domein Meten en meetkunde

10

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

Paraat hebben

Paraat hebben

Paraat hebben

– Namen van enkele vlakke en ruimtelijke figuren, zoals rechthoek, vierkant, cirkel, kubus, bol

Kennen van de namen van veel voorkomende ruimtelijke figuren, zowel tweedimensionaal als driedimensionaal: rechthoek, cirkel, vierkant, driehoek, ruit, vierhoek, vijfhoek, zeshoek, bol, kubus, balk, piramide. u Teken eens een ruit. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen een ruit en een vierkant? u Wat is het verschil tussen een balk en een kubus? Kan een balk een kubus zijn? En omgekeerd? u Welke voorwerpen uit het dagelijks leven hebben de vorm van een driehoek? En van een piramide? u Vormen herkennen, tekenen, benoemen. u Teken een cirkel, zeshoek en een balk.

les 3

blok 4

4

Leerlingenboek 6, blok 4

C

1

Welke vormen herken je in de gebouwen en tenten?

kegel 1, 3 en 4

cilinder 1, 3 en 5

piramide 2, 9 en 6

kogel of bol 8

balk 7 en 6

blokje of kubus 7

2 3

1

4 5

6

8

C

9

2

7

Wat zie je in de klas? Zoek voorwerpen die deze vorm hebben. Meer antwoorden. piramide

kegel

kubus

kogel

cilinder

balk


Domein Meten en meetkunde

11

A.  Notatie, taal en betekenis

les 19

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

1-Fundament

oliebollen

aa

15

a

b

30

c

45

d

75

Voor 15 oliebollen heb je nodig: Paraat hebben 200 g meel, 10 g gist, Werkschrift blok 3 20 7, cl melk, 100 g krenten.

C

1

C

– Veelgebruikte meetkundige begrippen zoals (rond, recht, vierkant, midden, horizontaal etc.)

107

C

1 Hoeveel heb je nodig? Toelichting entabel voorbeelden bij 1-Streef Maak de af. aantal

Oliebollen

Paraat hebben

blok 3

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

2

meel

gist

melk

krenten

…200 g

10 g …

20 cl …

100 g …

les g en 20 g 24 40 cl …40023 … … …600 g

Welke stukjes hebben dezelfde vorm en zijn even groot? e 120 Geef ze dezelfde kleur. a b

b

30 g …

200 g

… blok 3

60 cl …

300 g …

1000 g …

50 g …

100 cl …

500 g …

1600 g …

80 g …

160 cl …

800 g …

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

Paraat hebben

31

Kinderen uit de bovenbouw verkopen oliebollen. In welke jaren verkochten de meisjes evenveel oliebollen als de jongens? 2006, 2007 In welk jaar was het verschil tussen de jongens en de meisjes het grootst? 2009 c In welke jaren werden er meer dan 200 oliebollen verkocht? 2004, 2006, 2009 d Werden er in 2004 meer of minder oliebollen verkocht dan in 2009? Meer e Wat was het laagste aantal oliebollen dat de meisjes in een jaar verkochten? En het hoogste aantal? 50 en 200 b f Hoeveel oliebollen werden er in al die jaren ongeveer verkocht? Ongeveer 1300 oliebollen. b g Wie hebben er in al die jaren meer oliebollen verkocht, de jongens of de meisjes? 2 Leg aantal met tangram. begrippen zoals: boven, onder, rond, recht, schuin, De midden, meisjes (680; jongens 620) Kennen van meetkundige

C

aa ab

b horizontaal, verticaal, diagonaal. u Teken eens een rechthoek. Teken nu de diagonalen in de rechthoek. u Rebecca vouwt een dier uit een vouwblaadje. Ze volgt de mondelinge of geschreven instructies: Vouw het vouwblaadje twee keer diagonaal door, zodat je vier driehoeken krijgt. Zet een stip in het midden van het blaadje… Wat wordt bedoeld?

b Leg nu ook dit huis met alle 7 stukjes.

a Leg de boom met alle 7 tangramstukjes.

Leerlingenboek 6, blok 3

3 CD 3 CD

Kerststerren knippen.

Hoeveel kilometer heeft de fietser gereden? Vul in. b schaar. c aa bd Neem een vierkant vouwblaadje en een Vouw het vouwblaadje 3 keer dubbel. beginstand kilometerteller 5 6 1 , 2 3 4 7 , 4 1 0 2 , 5 1 4 uw het blaadje weer open. Knip dezelfde figuur uit als op het plaatje en vouw eindstand 8 3 , 3 5 6antwoorden. 6 , 7 3 1 7 , 4 4 1 Bedenk kilometerteller zelf nog meer5kerststerren. Meer gereden afstand in km

4 CD

Vul in.

aa

2

2 2 , 1

ab

2 1 9 , 3

werkschrift

6

2 1 4 , 9

blz. 29

c

1 , 9 3 , 6

2 7 1

computer,

1,6

7


bc

Een krentenwegge is 168 cm lang. Neem de tabel over en vul in. deel

3 4

2 7

lengte 126 … cm Domein Meten en meetkunde

A.  Notatie, taal en betekenis 2

C

3 8

48 … cm

4 6

63 … cm

5 7

112 … cm

6 8

120 … cm

126 … cm

12

Welke breuk?

a

Welke breuken horen bij de– pijltjes? b Welke breuken horen bij de pijltjes? – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud enagewicht, temperatuur Meetinstrumenten – Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament

1

bc Paraat hebben

2

2 6

1 0 0 3 3 Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

2

is gelijk aan

3 6

2 3

is gelijk aan

4 6

1 6

is gelijk aan

1 3

1 3

is gelijk aan

2 6

2 6

is gelijk aan

1 3

4 3

is gelijk aan

8 6

Leerlingenboek 6, blok 4

3

LB6b_B4L01.indd 6

1

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

Paraat hebben

Welke zinnen zijn goed? Schrijf die in je schrift.

3 Paraat hebben

C

4 6

Kijk goed naar de vormen. Neem de tabel over en vul in. vorm

aantal hoeken

aantal randen

aantal vlakken

balk

8

12

6 …

kubus

8 …

12 …

6 …

piramide

5 …

8 …

5 …

cilinder

0 …

2 …

3 …

09-07-2010 14:31:31


Domein Meten en meetkunde

13

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

Paraat hebben

Paraat hebben

Paraat hebben

– Are, hectare

Weten dat are en hectare oppervlaktematen zijn, hoe deze worden uitgesproken en worden genoteerd. u Bij de ingang van het bos staat dat het bos 10 hectare is. Wat bedoelen ze daarmee, de lengte of de oppervlakte of de inhoud? u Als een boer opgeeft hoeveel land hij heeft, dan zegt hij bijvoorbeeld: ‘15 ...’? Kies uit: km, ha, m2, m, km3. u Gebruik van are en hectare.

Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 5

les 4

Leerlingenboek 7, blok 5

C

blok 5

47

10 m

1

Reken met oppervlakte. 20 m

10 m

tuin 6m 4m

are

15 m

huis

7m 8m

C

a

2

a Op hoeveel m2 grond staat deze schuur? 28 m2

Reken met oppervlakte. 20 m Bereken de oppervlakte van lokaal 1. 200 m2 2 Bereken de oppervlakte van lokaal 2. 120 m Lokaal 1 b Hoeveel are zijn deze oppervlaktes? 1. 2 a; 2. 1,2 a. c In elk lokaal zijn 24 kinderen. In welk lokaal hebben de kinderen de meeste ruimte? Leg je antwoord uit. 1. iets meer dan 8 m2 per kind; 2. precies 8 m2 per kind. Dus in lokaal 1.

15 m

aa b

3 CD

b

b Lisa zegt: ‘De tuin is ongeveer 2 12 are groot.’ Heeft ze gelijk? Ja: 300 m2 – 48 m2 = 252 m2 c Bij het huis wordt een garage gebouwd van 3 bij 4 m. Het hoeveelste deel van de totale 4 oppervlakte is dan nog tuin? 240 300 = 5 deel

Welk percentage hoort erbij of ligt er het dichtst bij? b 1 2 % Kies uit: 4% Kies uit: 25% 4 3

aa

20% %

bc

23%

65%

10 m

1 3

80%

Kies uit:

Lokaal 2

% 30% 35%

8m

40%


Domein Meten en meetkunde

14

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

1-Streef

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Alles telt Handleiding 7

Toetsen 1-Streef

9

Paraat hebben

Paraat hebben

Paraat hebben

– Ton

WetenWaar dat een ‘ton’deze gebruikt gaat leswordt over?als benaming voor een gewicht van 1000 kg of voor een geldbedrag van 100.000 euro. In deze maken u Betekenis vanleseen ton.de leerlingen kennis met de gewichtsmaat ton. Een maat die veel wordt gebruikt in het verkeerweegt en in de7 zware industrie. Een vrachtauto u De nieuwe terreinwagen ton. Wat betekent ‘7 ton’? van bijna 22 ton staat model. Omverdient een goed1referentiekader te scheppen, 3 opgave 3 allerlei zware voorwerpen u Iemand ton per jaar. Hoeveel geldworden is dat in inles euro’s?

Toetsschrift 7, blok 1

met elkaar vergeleken en in les 4 opgave 1 allerlei dieren. Wist u dat een zeeleeuw al bijna een ton weegt? Ook1 het afronden op hele of halve ton komt in een aantal opgaven aan de orde. Handleiding 7, blok

Taal en rekenen Taaltip Het begrip ‘ton’ kan voor leerlingen moeilijk te bevatten zijn, omdat het eigenlijk een inhoudsmaat is. Ook wordt het begrip gebruikt om een hoeveelheid geld aan te duiden, maar het verwarrende is dat het dan om 100 000 (euro) gaat. Verder wordt het begrip in de autowereld gebruikt voor 100 000 km (op de teller). Eerst maar de inhoud: – Zo rond als een ton. – Wij hebben thuis een regenton. – Die vrachtwagen laadt tonnen vis uit. – Dat zeilschip is 30 ton. (Daar passen letterlijk 30 tonnetjes in.) Nu de rest: – Bij de loterij is een ton de hoofdprijs. – Die olifant weegt 5 ton. Bespreekt u elke zin met de leerlingen en laat ze daarna de zinnetjes opschrijven op een los stuk papier. Op het bord hangen plaatjes van een dik figuur, een regenton, een ton vis, een zeilschip, een loterijbriefje en een olifant. Wat hoort bij elkaar?

Rekenwoorden – Ton – Kg

Lastige woorden – Zwaar – Licht (in de betekenis ‘niet zwaar’)

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus Paraat hebben


Domein Meten en meetkunde

15

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

1-Streef

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Alles telt Handleiding 5

49 Paraat hebben

Paraat hebben

Paraat hebben

– Betekenis van voorvoegsels zoals milli-, centi-, kilo-

De betekenis weten van de voorvoegsels milli-, centi-, deci-deca, hecto- en kilo- en weten in welkeWaar maten gaat deze voorvoegsels gebruikt worden. deze les over? u Wat betekent ‘milli’? Bij welke maten wordt ‘milli’ gebruikt? Noem eens drie voorbeelden. In deze les gaat het omhoeveel de meter, de kilometer, de decimeter en de nog centimeter. Niet alleen hun u Wat betekent ‘kilo-’? Dus meter is een kilometer? Noem eens enkele onderlingwaarin verband komt aan de orde maar ook wanneer je deze maten gebruikt. De kinderen voorbeelden ‘kilo’ gebruikt wordt. moeten ook gevoel krijgen voor de afstanden. Kon je vroeger met je eigen lichaamsmaten meten5, (voet, Handleiding blokel,5handspan, duim, enzovoort), nu is alles gestandaardiseerd.

Taal en rekenen Taaltip In deze les komen de maateenheden kilometer, meter, decimeter, centimeter en millimeter aan de orde. Deze komen ook in andere samenstellingen voor. Vraag of kinderen andere samenstellingen kennen (deciliter, milliliter). Bespreek met de kinderen het eerste deel van de samenstelling (kilo, deci, centi, en milli). Vertel de kinderen de betekenis van deze woorden: kilo is duizend, deci is een tiende deel, centi een honderdste deel en milli een duizendste deel. Op de liniaal is een en ander mooi te zien. Laat op de liniaal eerst een millimeter aanwijzen. Daarna 10 millimeter. Hoe kun je dat ook noemen? (cm) Dan de dm: hoeveel cm is dat? Nu overstappen op de bordliniaal. Laat weer 1 dm aanwijzen. Hoeveel dm gaan er in een m? (10). Hoeveel cm in 1 m? (100). Hoeveel mm in 1 m? (1000) Rekenwoorden – km – m – dm – cm

Toetsen 1-Streef

Lastige woorden – Lengtemaat

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus Paraat hebben


Domein Meten en meetkunde

16

A.  Notatie, taal en betekenis Alles telt Handleiding 8

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

39

1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Waar gaat deze les over? les 23

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

(ml). Dehebben leerlingen leren welke van deze vier maten het handigste te gebruiken is bij kleine en Paraat

Paraat hebben

Paraat hebben

70 blok 2 In deze les worden inhouden gemeten met liters (l), deciliters (dl), centiliters (cl) en milliliters

grote inhouden. Het is lastig en moeilijker als je de verkeerde maat gebruikt. Vergelijk maar Klopt de tekening van het tennispark? u 1 W at betekent: eens 2 liter met decaliter’? 2000 ml of 0,003 liter met 3 ml. belangrijk dat1de ontwikkelen. u HHet oe isspreek uit: ml, 2 1 kmje 1leerlingen m12 dam?referentiematen 1 mm2van bekende 1 cm2 De inhouden 1 dm2 2 1 000als 000 m2 9 millimeter, 100 dm2 dozen voorwerpen flessen, blikken, enzovoort, moeten nauwkeurig geschat kunnen 100vrij mm 100 cm2 Schrijf verkort op: 12 centimeter. 2 2 10 000 cm wordt10 mm vaak vermeld als 450 g in plaats van worden. Op potjes honing en jam de000 inhoud 450 ml. Handleiding 8, blok 1

C

Taal en rekenen Taaltip Om de verschillende inhoudsmaten goed te kunnen omrekenen, moeten de leerlingen goed weten wat de termen deci, centi en milli betekenen. Zet nog eens op het bord: – deci: een tiende, 101 of 10 keer zo klein; 1 of 100 keer zo klein; – centi: een honderdste, 100 1 – milli: een duizendste, 1000 of 1000 keer zo klein. Vergelijk deciliter, centiliter en milliliter ook met decimeter, centimeter en millimeter en met decigram, centigram en milligram. Rekenwoorden – Liter – Deciliter – Centiliter – Milliliter

– (Standaard) oppervlaktematen km2, m2, dm2, cm2

Lastige woorden N.v.t. Samen bespreken.

4 m en uitspreken van de oppervlaktematen km2, m2, dm2, cm2 en weten in welke Kunnen noteren situaties deze gebruikt worden. om. u 2J e wilt Reken de oppervlakte van het terras doorgeven aan het bouwbedrijf om tegels te leggen. 2 2 2 2 b cm² 1 m = 100 kmmaten = 1 000 000 m2 1 gebruik dm2 = 100 …je:cmkm², … dm …uit? Welke amaat m², dm², of mm²? Hoe spreek cje 1deze 2 0,5 dm = … 50 cm2 40 m2 = 4000 0,5 km2 = 500 … dm2 … 000 m2 uK ies de juiste oppervlaktemaat. 2 2 2 2 2 2

C

2 dm = 200 … cm 4,3 dm2 = 430 … cm2

Leerlingenboek 7, blok 2

C

3

4,5 m = 450 … dm 0,45 m2 = … 45 dm2

2 km = 2 000 … 000 m 2,5 km2 = 2 500 … 000 m2

Welke maat hoort erbij? Kies uit: 800 m2

1 cm2

0,86 dm2

64 m2

444 km2

6 dm2

Curaçao

rekenboek 6 dm2; klaslokaal 64 m2, vingertop 1 cm2; eiland 444 km2; plein 800 m2; hand 0,86 dm2

Toetsschrift 7, blok 5


Domein Meten en meetkunde

17

A.  Notatie, taal en betekenis

les 13

blok 2

58

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

C

1

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

Hoeveel past erin?

1-Streef

1m doos Heeft = aa Vaderen wil de tuin 5 cm ophogen. hij Toelichting voorbeelden bij 1-Streef b genoeg aan 1 vrachtauto met aarde? 1m

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

2 Vul het badje. Paraat hebben

C

Paraat hebben

Paraat hebben

– (Standaard) inhoudsmaten m3, dm3, cm3

3

3

b De kinderen willen een vijver in de tuin. Samen met hun vader graven ze een gat. Komt er genoeg aarde uit het gat om de rest van de tuin 5 cm op te hogen? 1 dm3

1 dm

3

11

5

Weten welke l standaardmaten gebruikt worden voor het aangeven van de inhoud, deze kunnen uitspreken en noteren. Weten dat 1 dm3 overeenkomt met 1 liter. En weten in welke situaties deze maten gebruikt worden. Hoeveel kubieke decimeters u Met welkeHoeveel kubieke inhoudsmaat aangeven 10hoeveel lkubieke water 1l er in een meter? er in het kinderen passen erzullen in 8 l mensenzitten a Met hoeveel emmers krijg je het bad vol? 12handig emmers 3 zwembad zit? )? Reken als dat kan. 1 kubieke meter (1 mwater tuingieters? 15 tuingieters dm3hoeveel , cm3 of mm3 . Hoe spreek je deze uit? km3, mb3, Met 10 maten × 10 × 10 = 1000

Toetsschrift 7, blok 5

c Is het slim om het bad te vullen met een plantengieter? Waarom wel of niet? Nee, je moet het

C

dan 115 keer 3 2 Hoeveel dm pastvullen. erin? Leerlingenboek 7, blok 3

C

24

3

Kubieke meters. Samen bespreken.

3 dm

geschikt voor 32 m3

lengte

breedte

hoogte

inhoud

5 dm

4 dm

5 dm

6 dm

3 dm

8 dm

7 dm

7 dm

7 dm

100 dm3 … 144 dm3 … 343 dm3 …

nu: € 1200 2 dm 4 dm

C

3

aMaak Zouvan jullie met deze kachel decimeter. de lokaal bouwplaat een kubieke verwarmd kunnen worden?

(1 cm is in werkelijkheid 1030 cm) werkschrift blz. u Standaardmaten.

b In een zeppelin gaat ongeveer 70 000 m3 gas. Hoe groot is de zeppelin dan ongeveer? Past hij in jullie lokaal of in het schoolgebouw? maatschrift

blz. 26 en 27

computer

Leerlingenboek 7, blok 2 LB7a_B3L21.indd 110

C

4

16-12-2009 18:35:07

De kubieke decimeter. a Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er in 1 kubieke decimeter (dm3)? 1000 b Hoeveel kubieke decimeters (dm3) zitten er in 1 kubieke meter (m3)? 1000 c Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er dan in 1 kubieke meter (m3)? 1000 × 1000 = 1 000 000

1 cm3

werkschrift

LB7a_B2L11.indd Sec1:58

blz. 17

maatschrift

blz. 46 en 47

computer

16-12-2009 18:51:46


Domein Meten en meetkunde

18

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

– Meetinstrumenten aflezen en uitkomst noteren; liniaal, maatbeker, weegschaal, thermometer etc.

Lengte, inhoud, gewicht en temperatuur kunnen afmeten en het meetresultaat correct opschrijven: met meetinstrumenten als liniaal, meetlat, rolmaat, meetlint, kilometerteller, maatbeker, personenweegschaal, keukenweegschaal, winkelweegschaal en (digitale) thermometer. u Lengte –M et welke instrumenten kun je lengtes meten? (liniaal, meetlat, rolmaat, huishoudcentimeter, kilometerteller) en wanneer gebruik je welk instrument als je iets wil meten? Kun je het verschil aangeven? – J ip wil de lengte van de tuin meten. Wat kan hij het beste gebruiken? En voor het opmeten van het raam als je een nieuw raam nodig hebt? En wat kun je het beste gebruiken als je een vogelkastje wil maken? Leg uit waarom.

Toetsschrift 5, blok 3 Toetsschrift 5, blok 5 Toetsschrift 6, blok 3 Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 6

16

blok 1

les 13

Leerlingenboek 5, blok 1

C

1

Wie is het langst? Abel zegt: Ik ben 141 cm. Lieke zegt: Ik ben 1 meter 38. Hamid zegt: Nou, ik ben precies anderhalve meter.

C

2

Wie is in onze groep langer dan 1 m 40?

C

3

Wie staat er in het midden?


Domein Meten en meetkunde

19

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

u Inhoud – Hoeveel zit er in de maatbeker? Leerlingenboek 6, blok 3

CD

Hoeveel zit er in de maatbeker?

aa

ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100

… ml … cl

ab

ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100

ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100

c … ml … cl

… ml … cl

ml 11000 000 900 800 700 600 500 400 300 200 100

d … ml … cl

be

ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100

… ml … cl … l


Domein Meten en meetkunde

20

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

u Gewicht – De groenteweegschaal heeft op het display staan: 1,94. Welke maat hoort daarbij? Hoeveel wegen die appels dan ongeveer?

les 17

blok 4

21

Leerlingenboek 6, blok 4

C

1

Met welke weegschaal weeg je? 1 max. 100 g 2 max. 1 kg

3 max. 10 kg

4 max. 5 kg

aa

Wat kun je met de brievenweger wegen? Bol wol, muisje en brief. Wat kun je wegen met de tweede weegschaal? Als a, plus de suiker. c Welke dingen weeg je met de derde weegschaal? Konijn, kattenvoer en spijkers. d Wat kun je misschien niet met de digitale weegschaal wegen? Konijn en spijkers. e Wat weeg je met de digitale weegschaal? Bol wol, muisje, kattenvoer, suiker en brief.

ab

C

b 2

Met welke maat meet je?

aa

b

Kies uit kg of g. kanarie kind auto pot jam

3 CD

12 g… 35 kg … 1200 kg … 450 g…

bc

Kies uit km, m, cm of mm.

Kies uit l, dl of cl.

Amsterdam-Parijs 500 km … spijkertje 15 mm … pen 15 cm … woonkamer 850 cm …

benzinetank 60 l… beker slagroom 25 cl … fles limonadesiroop 7 dl … flesje koffiemelk 50 cl …

Bouw zelf. Je krijgt 3 bouwplaten. Maak daarvan een kegel en een cilinder en een piramide. a Hoe hoog is de kegel? 8 cm Hoeveel hoekpunten heeft een kegel? 1 hoekpunt b Hoe hoog is de cilinder? 10 cm


Domein Meten en meetkunde

21

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

u Temperatuur – Waar meet je allemaal de temperatuur van en wat voor een instrument heb je daarvoor nodig? (water/bad, lichaam, woonkamer, buitentemperatuur)

les 21 en 22

blok 1

10

Werkschrift 7, blok 1

42 40

41

35

36

36

36

37

37

38

38

39

39

40

40 39 38 37

38 37 36 35

36,8 °C

41

42

42 41

42 40 39

39 38 37 36 35

36,5 °C

bf

e

41

41 40

41 40 39 38 37 36 35

37 °C

d

35

a

42

a

Hoe hoog staat het kwik in de thermometer? Kleur het. a b c

35

1

42

C

37,2 °C

maandag 36,4 °C

dinsdag 1,5 °C hoger

Leerlingenboek 8, blok 6

C2 CD

3 CD

Geef vakjes met gelijke maten dezelfde kleur.

Lees de thermometers af. 20 cm graden 0,5 m m 50 dm Hoeveel b 0,2Hoeveel graden is het op de is het op de 60 cm 0,6 dm 6 thermometers? cm 60 dm b thermometers? o C 45 dm 4500 mm b c 0,45 m 4,50 m

2cdmHoeveel 50graden cm

5 md is de temperatuur 6 m gestegen 0,60ofm 6 dm gedaald?

a aa a

a

15

15

Tel verder. 10 a 10Tel verder met 0,5. 5

5

0

0,5

0

0

1,5

b -5Tel verder met 0,6. -5 -10

3,6

-10

4,2

4,8

5,4

450 dm

1,8

2,7

3,6

15

15

15

15

15

10

10

10

10

10

2

0

5

2,5 0

-5

-5

-10

6,6

6

-10

5

3

3,5

0

5

4

-5

7,2

-10

7,8

0

5

4,5

5

-5

8,4

-10

5,4

6,3

7,2

8,1

9

0

5

5,5

-5

9

9,6

maandag

4,5

4,5 m

15

c Tel verder met 0,9.

d Tel verder met 1,8.

45 cm

10 5

1

45 m

5 dmgraden Hoeveel is de temperatuur 600 cmof gestegen gedaald?

-10

0

6

-5

10,2

-10

10,8

dinsdag

9,9

10,8

11,7

12,6


Domein Meten en meetkunde

22

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

u Tijd – Op de wijzerklok zie je niet of het voor of na de middag is. Hoe zie je dat wel op een digitale klok? – Weten hoe je informatie van een kalender kunt aflezen en weten welke informatie wel/niet.

les 12

Leerlingenboek 6, blok 3

C

1

Hoe laat is het? Schrijf de tijd op 2 manieren. 02.36

C

2

C

3

14.36

aa

04.00 en 16.00

bd

03.47 en 15.47

b 01.16 0 . 6 en e 13.16 3.16

be

12.08 en 00.08

Is het ochtend, middag, avond of nacht? 02.00 nacht b 11.30 ochtend 17.00 middag 01.35 nacht 07.15 ochtend 15.46 middag 19.24 avond 21.55 avond

a

aa

Hoe lang duurt het? Reken in minuten. a Van 11.10 tot 11.50. 40 min Van 09.15 tot 09.45. 30 min Van 09.15 tot 10.00. 45 min

c 05.12 en 17.12

bf

02.52 en 14.52

bc

01.20 nacht 19.09 avond 23.01 avond 00.30 nacht

b Van 11.10 tot 12.20. 70 min Van 09.15 tot 13.15. 240 min Van 04.55 tot 05.45. 50 min


Hangen voor de buis Hoewel het computeren steeds meer terrein wint, kijken kinderen nog altijd graag tv. Gemiddeld kijken kinderen 2 34 uur per dag.

Domein Meten en C meetkunde 2 De dag van Iris. A.  Notatie, taal en betekenis

23

Wat doet Iris op een dag? Van hoe laat tot hoe laat? Hoe lang duurt het? Samen bespreken. slapen

school

televisiekijken

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld 0

3

6

overig

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

9

12

15

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Functioneel gebruiken

… Functioneel gebruiken

C

3

18

21

24

Eerder en later. Welke tijden horen erbij? 3 kwartier eerder

06.15

08.45 …

10.00 …

13.55 …

21.10 …

22.50 …

8.14 …

15.44 …

de tijd

07.00

09.30

10.45

14.40

21.55

23.35

08.59

16.29

3 kwartier7,later 07.45 Leerlingenboek blok 3 …

10.15 …

11.30 …

15.25 …

22.40 …

00.20 …

9.44 …

17.14 …

C

4

Wereldrecords schaatsen in 1947 en 2008. Hoeveel sneller wordt er nu geschaatst?

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

2.13,80 is 2 minuten, 13 seconden en 80 honderdste seconden. 41,80 is 41 seconden en 80 honderdste seconden.

In 1947 won Jan Langedijk alle schaatsafstanden op natuurijs.

Neem de tabel over en reken de verschillen uit. afstand

500 m

1500 m

5000 m

10 000 m

tijden in 1947

41,80

2.13,80

8.13,50

16.47,40

tijden nu

34,03

1.42,01

6.03,32

12.41,69

verschil

7,77 …

31,79 …

2.10,18 …

…4.05,71

werkschrift

LB7a_B3L16.indd Sec1:106

blz. 29

maatschrift

blz. 22 en 23

computer

16-12-2009 18:39:10


les 13 en 14

C

1

Welke zijn evenveel waard? Geef ze dezelfde kleur.

Domein Meten en meetkunde A.  Notatie, taal en betekenis

les 15 oefenen

aa

25%

1 op de 10

CD

1 op de 2

1 op de 5

10%

de 3

11%

20%

100

33%

100

5

bd

10 55 100 145 190 235 280 325 tweederde

2 3

24

19

1 2

ca 6 en13voorbeelden 20 27 34 41bij481-Streef 55 b b d25 44 63 82 101 120 139 158 a Toelichting 11 2 1 op de 6

c

– Verschillende tijdseenheden (uur, minuut, seconde; eeuw, jaar, maand)

1 3

blok 4

47

0,05 50% – Meetinstrumenten een op 5 – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

0,3

Functioneel gebruiken

5%

1 10

een kwart

1 3 – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud gewicht, temperatuur 4 de rijen 10af. 4 enMaak – Tijd en geld Kijk goed naar de sprong.

1-Fundament

b

30%

blok 5

12%

2 op de 5

1 6

66%

CD

3 25

17%

Weten welke tijdseenheden er zijn (etmaal, uur, minuut, seconde; eeuw, jaar, Denkverschillende aan de tafels. b in… c gebruikt a … 5week, × 3 = kwartaal) 15 6 welke × 5 = 30 9 × 3 = worden. 27 d 80 maand, dag, en situaties die … … x 9 + 8 = 728 ek 6de × grafi 4 =gebruik 24in. je? 8 × 6 = 48 7 × 6 = 42 u2 WelkeKleur tijdmaat … … … …7 × 70 + 2 = 492

a

C

4 × 8 = 32 …

5 × 9 = 45 … 3 × 7 = 21 …

voetballen

6 CD

5 × 7 = 35 … 4 × 9 = 36 …

turnen

25%

hockey met de kalender. Reken

20%

Hoeveel dagen telt de maand februari? 28 a apaardrijden

35%

Hoeveel dagen tellen de 3 maanden samen? 90 b Op welke dag valt 31 december 2012? Maandag atletiek Op welke dag valt 1 april 2013? Maandag c Hoeveel zondagen tel je? 13 Hoeveel weekends tel je? 13 d Welke dag komt in dit kwartaal het minst voor? Maandag b Vul in hoeveel je terugkrijgt. Telt dit kwartaal meer of minder dan 13 weken? Minder De prijs is: januari

aa ab

2013

maandag

31

7

14

€ 63,90 28 21

dinsdag€

18,151

8

15

29 22 € 18,15

9

16

10

17

€ 22,75 31 24 25 € 65,30

€ 63,89

woensdag

2

c donderdag € 22,733

d vrijdag € 65,284 zaterdag

be bf

zondag5

7 CD

Je moet betalen:

5

× € 5,34 6

3 × € 12,28

11

18

12

19

13

20

23

30

Je geeft:

februari

15% 10%

Je krijgt terug: 2013

maart

maandag

28

4

11

18

25

maandag

25

4

11

18

25

1

dinsdag

29 €

20 5

12

19 €

26 1,85

dinsdag

26

5

12

19

26

2

woensdag

30

13

20

woensdag

27

6

13

20

27

3

donderdag

28

7

14

21

28

4

donderdag

€ 100

€ 31

€ 36,10

14

€ 21

€ 1008

15

22

9

16

23

30 10

17

€ 24

1

vrijdag

1

26

2

zaterdag

2

€ 26,70 27

3

zondag

3€

€ 36,85

6

25 7

Functioneel gebruiken

90 … x 6 + 10 = 550 45% …9 x 90 + 12 = 822

tennis

3 CD

Functioneel gebruiken Toetsschrift 7, blok 6

b

3 × 65,= blok 18 4 Leerlingenboek …

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

65 0,12 92 119 146 173 200 227 254 40%

1 Functioneel gebruiken 0,11 5 5 Reken uit.

Toetsen 1-Streef

27

2,25 28

2013

1 € 34,70

vrijdag

1

8

15

22

29

5

zaterdag

2

9

16

23

30

6

3,30 3

zondag

3

10

17

24

31

7

2

€ 3,15

€ 40

Werkschrift 7, blok 5

CD 4

Rekenen in het jaar 2013.

a Julia is op zaterdag 13 februari jarig. a Vul de goede woorden in. a b

b

c

d

c Is 2013 een schrikkeljaar? Nee Wanneer is het volgende En het is nu nog maar 30 januari. De tijdsduur is de begin tot eind van iets. 2016 14tijd vanschrikkeljaar? Over hoeveel dagen is Julia jarig? Hoeveel weken is dat? 2 b d Hoeveel dagen heeft het jaar 2013? 365 Een uur heeft 4 kwartieren. Julia’s vader is 4 weken na Julia jarig. Hoeveel dagen is dat meer dan Een minuut heeft 60 seconden. Welke maand is dat? Maart 52 weken? 1 Bij wordt de13 tijd gemeten in honderdsten van seconden. Enschaatsen welke datum? maart

e De snelheid van een auto wordt gemeten in km per uur.

even snel even snel

LB5b_B4L11.indd 19

blz. 32 - 35 verder blz. 74 32 - 77 33

verder

blz. 36 - 39

plus

blz. 78 34 - 81 35

blz. 40 - 43 computer plus

blz. 82 36 - 85 37

computer

10-02-2009 11:10:34


Domein Meten en meetkunde

25

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

– Aantal standaard referentiematen gebruiken (‘een grote stap is ongeveer een meter’, in een standaard melkpak zit 1 liter)

Verschillende veel voorkomende referentiematen kennen en kunnen gebruiken voor lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, temperatuur, snelheid, tijd en geld. u Lengte/omtrek – E en hele grote stap is ongeveer 1 meter. –T wee meter, dat is de hoogte van een deur of van een bed. Leerlingenboek 7 en 8

× 10

: 10

m × 10

: 10

dm × 10

: 10

cm × 10

mm × 10

70

× 10

: 10

dam

100

: 10

hm

90

km

80

: 10 lengte

× 100

× 100

: 100

m2 ca

: 100

dm2 × 100

: 100

cm2 × 100

60

: 100

dam2 a

mm2 × 100

30

× 100

: 100

hm2 ha

50

km2

40

: 100 oppervlakte

20

: 1000

dm3

cm3

× 1000

× 1000

: 10

: 10

10

: 1000

m3

inhoud

bordliniaal : 10

kl

inhoud

: 10

hl × 10

gewicht

afstand

Schutblad_LB8.indd 2-3

1 ton 1000 kg

: 10

kg

dal × 10

: 10

hg × 10

l × 10

dl × 10

: 10

dag × 10

: 10

: 10

cg × 10

pak melk: 1 l

ml × 10

: 10

dg × 10

emmer: 10 l

cl × 10

: 10

g × 10

: 10

mg × 10

pak suiker: 1 kg

handspan: 1 dm

16-06-2010 11:52:39


2. 3. 4.

15 168 940 1 516 894 151 689

2. 3. 4.

2,5103 2,096 2,4555

12 Reken uit. Domein Meten en CD meetkunde a Het Woordenboek der Nederlandse Taal heeft zo’n 44 000 bladzijden. Stel je voor: vanaf je

A.  Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur 13 Reken handig. – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

CD

1-Fundament Functioneel gebruiken

Kijk goed naar de getallen. b c a 9 42 + 67 + = 167 3 × 6 × 5 = 90 108 − 99en = voorbeelden Toelichting bij581-Streef 365 − 199 = 166

31 + 45 + 69 = 145

459 − 298 = 161

456 + 44 + 39 = 539

9 × 50 × 2 = 900

698 − 399 = 299

123 + 146 + 177 = 446

10 × 8 × 10 = 800

Functioneel gebruiken

C 14 D

26

twintigste lees je elke dag 2 bladzijden. Hoe oud ben je dan als je het woordenboek uit hebt? 80 jaar b India is 3 287 782 km2 en Nederland ongeveer 42 000 km2. Hoeveel keer is India groter? 78 keer zo groot

7 × 25 × 4 = 700

d 12 × 8 ×

1 3

=

32

× 4 × 16 =

32

0,3 × 6 × 10 =

18

1 2

30,8 × 13 × 100 = 40 040

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Reken uit.

u Oppervlakte b c d a 2 – De oppervlakte is ongeveer2 1× dm 12 volwassen 3 × 4van =een 9 ×persoon 25 = 225 375 . 7×2 = 14van een hand 7 × 0,2 = 1,4 7 × 0,25 = 1,75 7 × 0,125 8, = 0,875 Leerlingenboek blok 4

C 15 D

a b c d e

LB8b_B4Les.indd 38

9 × 2,5 = 22,5 9 × 0,25 = 2,25 9 × 0,025 = 0,225

= 750 2 × 37,5 = 75 2 × 3,75 = 7,5 2 × 0,375 = 0,75

Welke maat hoort erbij? Kies uit:

C 16 D

3 × 0,4 = 1,2 3 × 0,44 = 1,32 3 × 0,445 = 1,335

cm2

dm2

m2

ha

km2

De oppervlakte van het boomblad is 13 cm …2 Het bos is 9 ha … groot. De oppervlakte van Nederland is ongeveer 42 000 km …2 2 De oppervlakte van het schoolplein is 1250 m … De oppervlakte van mijn handpalm is ongeveer 1 dm …2

Reken uit. a 2 100 1 a= … m 2 15 a = 15 …00 m 1 ha = 10 … 000 m2 0,5 ha = 5… 000 m2

b 1 dm2 = 10…0 cm2 0,5 dm2 = … 50 cm2 3,5 dm2 = 3… 50 cm2 35 dm2 = 35… 00 cm2

c 100 ha = 1… km2 2 10 ha = 0,1 … km 2 1 ha = 0,01 … km 1000 ha = 1… 0 km2

d 100 a = …1 ha 1 a = 10…0 ca 50 a 0,5 ha = … 25 a 0,25 ha = …

05-07-2010 17:41:44


Domein Meten en meetkunde

27

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

u Inhoud – Er kunnen ongeveer 6 glazen limonade uit een fles van 1,5 liter. – In een beker zit ongeveer 200 ml of 0,2 liter.

22

les 18

blok 1

Leerlingenboek 8, blok 1

C

1

Hoeveel zit erin?

Samen bespreken. 8 × 20 cl

500 ml

500 ml

0,7 l

Soeppan met glazen deksel. Inhoud 8 liter. 150 l

C

2

Hoeveel dl, cl en ml? 1l=

10 … dl 1 dl =

100 … cl 10 cl …

C

1 cl =

3

Welke maten horen erbij? Kies uit l, dl, cl, ml. a Ik heb 45 … l benzine getankt.

1000 … ml 100 … ml …10 ml


Domein Meten en meetkunde

les 3 en 4

blok 6

A.  Notatie, taal en betekenis

C

Appeldiksap bevat per 100 ml

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud gewicht, temperatuur 1 enHoeveel suiker zit erin? – Tijd en geld Gebruik je rekenmachine.

1-Fundament

– Meetinstrumenten 88 g suiker. – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

water + diksap samen Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef 25 ml 125 ml a a 100 ml

b

Functioneel gebruiken

gram suiker afgerond

% suiker afgerond

22

18 15

40 ml

240 ml

35

c 150 mlgebruiken 30 ml Functioneel

180 ml

26

14

260 ml

31

12

b

200 ml

d

225 ml

35 ml

Werkschrift 8, blok 6

2 CD

1 kopje = 150 ml

6 CD

a

Zet de gewichten van licht naar zwaar. 5 g, 50 g,1,5 150 l g, 0,5 kg, 4000 g, 5 kg, 20 kg. a b 5g 20 kg 5 kg 0,5 kg

auto

50cg

Functioneel gebruiken

1512 kg

vrachtschip

17 200 ton

Vul in.

91

blok 3

b

150 g d

4000 g

3

1 3

3295 kg

tram

b

13

theelepels

ambulance

u Gewicht 100% 10% van5% 15% 75% caravan 100% jumbojet 359 ton25% – 1kg is het gewicht 1 pak suiker. – Eena avolwassen kg. 4persoon 2 weegt 6 ongeveer 10 80 30 40 b d 12 touringcar 17 889 kg – Een bgewone brief weegt ongeveer 20 gram.22,5 e 1,6 30 3 1,5 4,5 7,5

1 3

20 66

eetlepels dessertlepels

2 3

theelepels

49 644 kg 4%

12%kg 516

40%

60%

30%

0,48

1,44

4,8

7,2

3,6

0,064

0,192

0,64

0,96

0,48

1,2

0,6

1 1 1 ton), 1512 ton), 3295 ton), 17 889 49 644 kg 0,24 (49 12 ton), 0,8 359 ton, f kg2(18 ton),0,08 6516 kg ( 20,6 0,3kg (1 20,9 1,5kg (3 24,5 Leerlingenboek 7, blok 3 17 200 ton.

b

c

Kies de maat. Maak degoede puzzel. Kies In elk uit: vakje komt een cijfer. 1

11

9

0

16

2

a a5 19

b

bc

Verticaal Horizontaal m – 2643.350 kg 60 l 1 l1 3 × 7. 80 cm 1 65000 2 Aantal dagen in een jaar. 4 LIII in cijfers. 7 6 9 2 03 6 3 46 13 × 13. 5 6 7 8 3 LIX in cijfers. 8 4 De helft van M. 7 17 × 17 + 17. 5 6 0 0 3 5 20% van 1800. 8 Aantal seconden in 1 uur. 10 4 6 7 Kleinste getal dat je door 12 en 9 9 Cijfer dat de Romeinen niet kenden. 11 12 13 14 15 kunt delen. 10 LXIV in cijfers. 4 7 5 3 2 8 7 × 7 × 7 + 2 + 2. 12 10 000 – 2468. 17 18 5 2 5 6 6 11 CDL in cijfers. 16 16 × 16. 20 Welke maat hoort erbij? 1: 40 kg; 2:18 2 m; 3: 0,3 l; 4: 1 l; 5: 60 l; 6: 6 m; 7: 80 cm;13 8: 350 kg 7 × 8. 25 × 25. 0 5 0 0 4 Zet de voorwerpen bij elkaar met dezelfde soort maateenheid. Lengte: 7, 2, 6; gewicht: 1, 8; inhoud: 3, 4, 5. 14 6 × 60 – 6 × 6. 19 Som van alle getallen tot en met 100. Schat bij alle plaatjes wat het gewicht, de lengte en de inhoud in werkelijkheid 15 is. Meer antwoorden. 1 20 XL in cijfers. deel van M. 4 16 Getal dat alleen door 5 te delen is. 17 5 × 13. 2

2 2m 3

6

8 CD

Functioneel gebruiken

10 ml

aa

kopjes b 10 Rond kilogrammen eerst af 10 op heleeetlepels of halve tonnen. 1 72 bekers

47 CD

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

1 eetlepel = 15 ml

1 theelepel = 3 mlles 5 oefenen

1 dessertlepel = 10 ml

3 CD

Toetsen 1-Streef

Hoeveel is het? 1 beker = 200 ml

3

5

740 kg

4

5

5

28

53

30,3 l

Reken uit. Rond de gewichten af. Deze auto weegt 1515 kg. even snel blz. 116 - 119

verder

blz. 120 - 123

plus

blz. 124 - 127

computer


Domein Meten en meetkunde

29

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

u Temperatuur – Als je gezond bent heb je een temperatuur van ongeveer 37 graden. u Tijd – Een wandelaar loopt ongeveer 5 km in een uur. – Je fietst ongeveer 15 km per uur. – Een auto rijdt op de snelweg vaak 120 km per uur. Leerlingenboek 8, blok 3

C

Snel, sneller, snelst. Welke snelheden horen erbij? 5 1 4

6

3

2

a

b

c

d

e

f

u Geld – Hoe duur is een brood ongeveer?


Domein Meten en meetkunde

30

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

– Eenvoudige routebeschrijving (linksaf, rechtsaf)

Kunnen hanteren van richting aanwijzingen als linksaf, rechtsaf, rechtdoor, naar/in het noorden, oosten, zuiden, westen, zowel bij het beschrijven als bij het volgen van een richting of route. u Aan de hand van de kaart van Nederland worden de begrippen noord, oost, zuid west besproken. Ook wordt het conflict besproken, dat als je buiten staat, het noorden steeds op dezelfde plaats blijft, als je zelf draait: noord is dus niet altijd waar jouw neus naartoe staat. u Een toerist vraagt je de weg te wijzen van de school naar de schouwburg in de stad. Vertel eens hoe hij moet lopen. u Kijk op de kaart van de stad Amsterdam (zie internet). Beschrijf hoe je van de Dam naar het Station kunt lopen. Gebruik de woorden links en rechts, maar let erop dat je het beschrijft vanuit de persoon die daar loopt.


5 CD

Reken met uren en minuten. Hoeveel uren en minuten zijn het?

aa

5 12 uur 5 u. 30 min.

2 14 uur

3 13 uur

1 16 uur

Domein Meten en meetkunde b 3 uur

2 u. 15 min.

3 u. 20 min.

1 u. 10 min.

4 34 uur

2 23 uur

5 56 uur

A.  Notatie, taal en betekenis

4 u. 45 min.

2 u. 40 min.

5 u. 50 min.

1 10

3 u. 6 min.

31

9 6 10 uur

6 u. 54 min.

Hoeveel uren zijn het?

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud enc gewicht, temperatuur 1 dag (etmaal) 1 12 dag – Tijd en geld 24 u.

– Meetinstrumenten 2 13 dag – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

36 u.

56 u.

dag b Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

d

1-Streef

6 CD

Functioneel gebruiken

3 34 dag

1 56 dag

3 8

2 78 dag

5 1 12 dag

90 u.

44 u.

9 u.

69 u.

34 u.

Ik heb

Beantwoord de vragen.

Functioneel het verst? Luuk a a Wie isgebruiken

– Gegevens van meetinstrumenten interpreteren; 23,5 op een kilometerteller betekent.....

1 2

deel gelezen.

Ik heb

1 3

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

deel gelezen.

120 bladzijden

b Hoeveel bladzijden heeft Luuk gelezen? 60 Gegevens van meetinstrumenten kunnen interpreteren. Hoeveel bladzijden moet Sander nogop 42.27. u Na eenc fietstocht staat je kilometerteller 80gefietst? Wat betekent .27 eigenlijk? –H oe verlezen? heb je d Luuk leest 18 bladzijden in een uur. Hoeveel tijd doet hij over de rest? Leerlingenboek 3 u. en8,20blok min. 6

Toetsen 1-Streef

b

7 CD

Wat is de afgelegde afstand? 9,7 km b 31,35 km

aa

8 CD

a

bd

Sander

be

12,09 km

19,38 km

Sport

Sport

Sport

Sport

Sport

19.40

56.06

18.49

39.11

84.56

Sport

Sport

Sport

Sport

Sport

29.10

87.41

31.17

51.20

103.94

Halveer de getallen. Controleer je antwoorden door die weer te verdubbelen. a b c 50,50 25,25 20,20 10,1 16,4 8,2 30,30 15,15 18,18 9,09 15,4 7,7 4,04 2,02 16,16 8,08 15,1 7,55 even snel

LB8b_B6L06.indd 97

c 12,68 km

Luuk

blz. 116 - 119

verder

blz. 120 - 123

bd 1,1 0,55 1,01 0,505 3,03 1,515 plus

blz. 124 - 127

computer

06-07-2010 09:30:36


Domein Meten en meetkunde A.  Notatie, taal en betekenis

32

50%

25

1 2

1 4

10

%

%

20%

75%

40

1 5

3 4

2 5

1 10

%

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

1-Streef

Kleur het goede deel van de cirkels. Vul de breuk in. Toelichting en voorbeelden a b

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

bij 1-Streef c

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

C

2

a

a

u Meten met een 50% maatbeker.

25%

75%

10%

60%

1 4

3 4

1 10

6 10

1 2

Werkschrift 7, blok 2

3 CD

a

be

d

Bekers vullen. Fleur giet elk pak leeg in de kan die eronder staat. Kleur steeds hoe hoog het sap of het water komt. a b c

bd

water

s sinaa l appe sap

l

200 m

ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100

1 liter

even snel

ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100

blz. 74 - 77

1 liter

verder

1 liter

blz. 78 - 81

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

i

mult sap

peren sap

33 cl

l

250 m

0,3 l

ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

be

50 cl

appel sap

Toetsen 1-Streef

ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100

plus

1 liter

ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100

blz. 82 - 85

1 liter

computer


Domein Meten en meetkunde

33

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

u Kim weegt een zak aardappels op de keukenweegschaal (maximaal 2 kg). De wijzer slaat helemaal naar rechts uit. Wat betekent dat? u Lichaamstemperatuur meten.

blok 3

94

les 8

Leerlingenboek 7, blok 3

C

1

Lichaamstemperatuur meten. De temperatuur van Luuk.

De temperatuur van Samira.

41

38,83

temperatuur (°C)

38,59

40

38,28 38,70

39

les 24

38

De temperatuur om 24.00 uur: 38,90 Samen bespreken.

37

C

– Aanduidingen op windroos (N, NO, O, ZO, Z, ZW, W, NW)

1

blok 4

Reken0 met16schaal. 18 20 22 24 uur Hoe lang is dit stuk van de beek in het echt? Reken met de rekentabel.

aa

1 cm

2 cm

8 cm …

12 m

24 m …

9…6 m

b Stel: 1 cm op de kaart is 12,5 m in het

C

u 2 Kunnen gebruiken van de aanduidingen op de windroos of op een kompas: N, NO, O, ZO, Kommagetallen. echt. Hoe lang is dit stuk van de beek dan Z, ZW,aW,Neem NW. het schema over en zet deze b Schrijf deze getallen in woorden. in het echt? 100 m getallen erin. u Waar staan de afkortingen N, NO, O, ZO, Z, ZW, W, NW voor?

c Kies de goede windrichting. De boerderij ligt ten Z …O van de brug.

70,07 1,25 8,50 Stel: 17,05 cm op17,17 de kaart is 9,8107,07 m in het echt. Hoe lang is dit2,05 stuk b d 2,10 Leerlingenboek 6, blok 4 H van T de Ebeekt dan h in het echt? 78,4 m

C

2

a

3

3 CD

0

7

0 , 0

7

0

7 , 0

7

Waar stond de fotograaf? 7 , 0 5 Kijk naar het plaatje bij opgave 1. 1 zuiden. a In het …7 , 1 7 b In het noorden. … 1

C

2 , 1

7,2

een en vijfentwintig honderdsten acht en vijftig honderdsten twee en vijf honderdsten zeven en twee tienden

c In het oosten. …

bd

In het westen. …

Een fietstochtje. b Hoe lang zijn alle tussenstukken? 1,75 km + Naomi en Manja maken een fietstochtje. 3,05 km + 3,70 km + 8,15 km = 16,65 km Ze schrijven de tussenstanden in kilometers op. a Hoeveel ze10 gefiminuten? etst? Hoe laat iskilometer het nu?hebben En over

29


A

C

1

Teken en reken.

C

B

D

E

N

Randweg

1

a Domein Meten en meetkunde het station naar de school.

a Teken met rood de weg van

34

school

ab

raat Reigerst

aat sstr

m

Functioneel gebruiken

Kerkstraat

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

l

800

4

ge

d Hoe ver is het in het echt?

sin en

8 cm school? Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

b Functioneel gebruiken

tion

z Ro

1-Streef

Sta

Schoolstraat

Teken met blauw de weg 2 A.  Notatie, taal en betekenis ellaan van de supermarkt naar de Vond bibliotheek. supermarkt – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten c Hoeveel cm is het op de 3 – Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties kaart van het station naar de

bibliotheek station

5

Meer antwoorden.

1 cm = 100 m

Werkschrift 6, blok 4

C

2

a

Ken je de windrichtingen?

a

a Schrijf de windrichtingen in de goede hokjes: N, Z, O, W, NO, NW, ZO, ZW. b Welke windrichtingen liggen er tussen N en ZO?

N NW

NO

NO, O c Op maandag is er westenwind. Op dinsdag waait de wind tegengesteld. Dan is er dus oostenwind

bd

W

O

.

Kijk naar de plattegrond bij opgave 1. In welke

ZW

richting ligt de bibliotheek als je bij het station

ZO Z

staat? in het westen

CD

u3 NeemTeken een atlas en zoek een kaart Utrecht inenºC Zeist op de kaart. Waar de temperatuurgrafi ek.van Nederland. Zoektemperatuur 10 ZO, Z, ZW, W, NW. Welke plaats ligt Zeist dan heeft ten opzichte Kies uit: N, NO, O, Sophie op 1 dagvan Utrecht? tijd °C 9 ligt ten NO van Utrecht? elk uur de temperatuur 09.00 3

opgemeten.

10.00

4

15.00

5

8 7

– Alledaagse taal herkennen (‘een kuub zand’)

Veel gebruikte termen uit de dagelijkse taal 11.00kennen 7 en kunnen6 interpreteren. u De klant bestelt 15 kuub zand bij het 12.00 tuincentrum. 9 5 Hoeveel is dat, een kuub zand? 13.00 9 4 u Je buurman wint op een dag de hoofdprijs geld is dat? 14.00 van7 2,5 ton. Hoeveel 3

– Een hectare is ongeveer 2 voetbalvelden

16.00 3 groot is (referentiemaat). 1 Weten dat een hectare ongeveer 2 voetbalvelden 0 van 250 hectare. 1 is afgebrand u Op het nieuws hoorden we dat er een17.00 stuk bos 09.00 10.00 11.00 12.00 – Kun je je voorstellen hoe groot dat is, hoeveel voetbalvelden is dat?

even snel

blz. 32 - 35

verder

2

blz. 36 - 39

plus

13.00 14.00 15.00 16.00 17.00 tijd

blz. 40 - 43

computer


Domein Meten en meetkunde

35

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

C

les 17

blok 3

105

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament

1 Bereken de Toelichting enkorting. voorbeelden bij 1-Streef

Weten waarom

Weten o waarom rting

– Eigen referentiematen ontwikkelen, (‘in 1 kg appels zitten ongeveer 5 appels’)

Begrijpenopdat handig zijn om je een voorstelling van een hoeveelheid te onze al referentiematen maken of aom elenhoeveelheid te schatten. Specifiek voor tijd het besef dat tijd relatief is. rtikeen u Lengte –D e lengte van een schoolliniaal is 30 cm.€Ik5 denk aan een€liniaal moet € 3,90 15 als ik bijvoorbeeld €4 € 50 schatten hoe lang een stuk stokbrood is. –H oeveel auto’s staan er ongeveer in 3 km file? oe Bereken kun je dat berekenen? Wat kun je schatten? 2– H de korting. u Gewicht Wat is de nieuwe prijs? –A ls m’n moeder zegt dat ze 5 kg is afgevallen, denk ik altijd, dat zijn 5 pakken suiker. Dat is Aapkes Bij Compu Bij Kamperman best Bij veel! u Oppervlakte € 18 € 16 € 20,50 – I k weet dat een voetbalveld ongeveer twee hectare is. Daar denk ik aan als ik hoor dat er ergens een stuk bos is afgebrand. met 10% korting met 20% korting – I k weet dat de zijkant van het schoolbord 1m2 is. Toen m’n vader vertelde dat mijn nieuwe moest aan het schoolbord slaapkamer 12 euro m2 was, korting kost het cdenken. Hoeveel kost het a a Hoeveel a b ikHoeveel b d In welke winkel is het

Wat is de nieuwe prijs?

10%

aa

ab

€ 45

c € 13,50

€ 4,50

be

d € 3,60

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

€ 3,51

k

C

krijg je bij Compu? € 1,807, blok 3 Leerlingenboek

3 CD

spel bij Compu met korting? € 16,20

spel het goedkoopst? Bij Aapkes

Hoeveel is het ongeveer? Schat de maten. Meer antwoorden.

aa

Hoe hoog is een deur? c Hoe breed is het bord in het klaslokaal?

4 CD

spel met korting bij Kamperman? € 16,40

Reken om. 6 m = …60 dm 800 cm 8m=…

aa

b 12 cm = … 1,2 dm 150 mm 15 cm = …

werkschrift

LB7a_B3L16.indd 105

b Hoe hoog is een auto? Wat is de spanwijdte van je meester of juf?

bd c

1m=… 1000 mm 2500 mm 2,5 m = …

blz. 28

bd

50 m = … 0,05 km 0,067 km 67 m = …

computer

16-12-2009 18:39:09


Domein Meten en meetkunde

36

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Weten waarom

Weten waarom

110 blok 3

u Inhoud – Schat de inhouden.

C 180 blok 5 Leerlingenboek 6, blok 5

les 21 verder

De tuin ophogen. Samen bespreken.

1 m3 = 1000 dm3 = 1 000 000 cm3 1 dm3 = 1 liter

9 CD

Welke inhoudsmaat hoort erbij? Kies uit liter, deciliter, centiliter, milliliter. a 5 dl b 1,5 l c 450 ml

d 0,2 l

e 33 cl

a Vader wil de tuin 5 cm ophogen. Heeft hij genoeg aan 1 vrachtauto met aarde? b De kinderen willen een vijver in de tuin. Samen met hun vader graven ze een gat. Komt er Leerlingenboek 7,aarde blok uit 3 het gat om de rest van de tuin 5 cm op te hogen? 10 Reken uit. genoeg

CD

C

2

11 CD

Zet de getallen onder elkaar. Werk van rechts naar links. b c 234 − 111 = 123 1657 − 352 = 1305 3428 − 1415 = 2013 11 5 l − 503 = 323 826 2628 − 106 = 2522 3635 − 2324 = 1311 756 − 438 = 318 1847 − 503 = 1344 3543 − 1481 = 2062 542 − 333 = 209 2674 – 608 = 2066 2777 – 1855 = 922

a het badje. Vul

d 4367 − 2134 = 2233 3382 − 1365 = 2017 4532 − 1630 = 2902 4734 – 1999 = 2735

8l 10 l 1l a Met hoeveel emmers water krijg je het bad vol? 12 emmers kosten de planken? €8 bHoeveel Met hoeveel tuingieters? 15 tuingieters c Is het slim om het bad te vullen met een plantengieter? Waarom wel of niet? Nee, je moet het dan 115 keer vullen.

aantal planken

2

20

200

400

600

u Tijd 1…6 ligt dat €… 1aan? 60 Wanneer € 1…600vind je€ dat 3…200iets ‘eindeloos € 4…800 lang’ prijs‘vliegt’ de tijd?€Waar 3– Wanneer Kubieke meters. Samen bespreken. duurt? Kun je het sneller uitrekenen? Laat zien hoe je rekent. – Naar mijn oma fietsen duurt twee keer zo lang als fietsen naar school.

C

C 12 D

geschikt voor 32 m3

Hoeveel kost het betegelen de keukenvloer? nu: €van 1200 De vloer is 24 m2. Laat zien hoe je rekent. b In een zeppelin gaat ongeveer 70 000 m3 € 7,50

gas.

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom


Domein Meten en meetkunde

37

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

Weten waarom

Weten waarom

– Een vierkante meter hoeft geen vierkant te zijn

Begrijpen dat een vierkante (centi-, deci-, kilo-)meter de grootte van een oppervlakte aangeeft, maar dat die oppervlakte verschillende vormen kan hebben. u Wat is een vierkante meter? u In de reclame folder staat dat de oppervlakte van de ronde trampoline 29 m2 is. ‘Dat kan toch niet’, zegt Joey. ‘De trampoline is rond, dan kun je toch niet zeggen hoeveel vierkante meter hij is?’ Wat denk jij? uB edenk verschillende rechthoeken die een oppervlakte hebben van 1 vierkante meter. Hoe doe je dat? uO nze tuin heeft een ronde vorm en heeft een oppervlak van 90 m2. Welke lengte en breedte kan een rechthoekige tuin met dezelfde oppervlakte hebben? Zijn de tuinen nu even groot of toch niet?

les 23 en 24

blok 3

Werkschrift 8, blok 3

C

1

Maak je eigen ontwerp. Meer antwoorden. Teken op de plattegrond een kamer met woonkeuken en een aparte bijkeuken. De bijkeuken moet 9 m2 groot zijn en de keuken 20 m2. De schaal is 1 : 100.

aa

b Teken en kleur de keuken. De hal is 8 m2 groot en moet buiten de getekende lijnen komen. Teken en kleur de hal.

Teken en kleur de bijkeuken. c Teken en kleur de kamer.

bd buren

straatkant

tuin oprit

31


Domein Meten en meetkunde A.  Notatie, taal en betekenis

58

38

les 13

blok 2

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

C

1

Hoeveel past erin? a

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties doos = 1 m3

1 m3

b

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Weten waarom

Weten waarom

– Betekenis van voorvoegsels zoals ‘kubieke’

Begrijpen dat het voorvoegsel ‘kubieke’ van het woord ‘kubus’ komt en een inhoudsmaat aangeeft. Je kunnen voorstellen dat er 10 x 10 x 10 kubieke centimeters Hoeveel kubieke decimetersin een kubieke decimeter gaan (idem kubieke decimeters in eenzitten kubieke enzovoort). er inmeter, een kubieke meter? Hoeveel kinderen passen er in 3 u Een kubieke metermeter kan 10 dm zijn, dan 1000 dm3 in. )? bij 10 dm bij 10Reken handig alszit daterkan. 1 kubieke (1 mdm 10 ×meter 10 × 10 = 1000 – L ieke zegt dat dat niet altijd zo is. ‘Een kubieke kan ook 20 dm bij 5 dm bij 10 dm zijn.’ Heeft Lieke gelijk? Leg eens uit.

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

1 dm3

C

2

58

1 dm3

blok 2

Hoeveel dm3 past erin? 24

les 13

Leerlingenboek 7, blok 2

C

1

Hoeveel past erin? a

3 dm

doos = 1 m3

b

lengte

breedte

hoogte

inhoud

5 dm

4 dm

6 dm

3 dm

5 dm 1 m3 8 dm

7 dm

7 dm

7 dm

100 dm3 … 144 dm3 … 343 dm3 …

2 dm

1 dm3

4 dm

schaal 1 : 10 Hoeveel kinderen passen er in (1 cm is in werkelijkheid 10 cm) 1 kubieke meter (1 m3)?

C 42 C

10 cm

Maak van de bouwplaat een kubieke decimeter.

Hoeveel kubieke decimeters zitten er in een kubieke meter? Reken handig als dat kan. 10 × 10 × 10 = 1000 10 cm

3

10 cm

C

1 dm3 10 cm

Hoeveel dm3 past erin? 24 kubieke decimeter. De

a Hoeveel kubiekehoogte centimeters (cm3) zitten er in lengte breedte inhoud

1 kubieke decimeter (dm3)? 1000 3 4 dm 5 dm 100 dm 3 b Hoeveel kubieke decimeters… (dm ) zitten er in 3 6 dm 1 kubieke 3 dm meter 8(m dm )? 1000… 144 dm3 c Hoeveel (cm3) zitten er dan 7 dm 7 dmkubieke7centimeters dm 343 dm3 … in 1 kubieke meter (m3)? 1000 × 1000 = 1 000 000 5 dm

3 dm

2 dm 4 dm

Maak van de bouwplaat een kubieke decimeter. schaal 1 : 10 (1 cm is in werkelijkheid 10 cm) werkschrift blz. 17

10 cm

3

10 cm

1 cm3

10 cm

C

maatschrift

blz. 46 en 47

computer

10 cm

u Kan een grote zak óók een inhoud hebben van 1 kuub? Waarom wel/niet? u Bestaat dan ook een kubieke kilometer? Hoe groot is dat? Wanneer zouden ze het over kubieke kilometers hebben?

LB7a_B2L11.indd Sec1:58

C

4

16-12-2009 18:51:46

De kubieke decimeter. a Hoeveel kubieke centimeters (cm ) zitten er in 1 kubieke decimeter (dm3)? 1000 3


Domein Meten en meetkunde

39

A.  Notatie, taal en betekenis

les 13 – Meetinstrumenten

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

58

1-Streef

blok 2

– Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

C

Weten waarom

1

Hoeveel past erin? a

doos = 1 m3

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

1 m3

b

Weten waarom 1 dm3

– Oppervlakte- en inhoudsmaten relateren aan bijbehorende lengtematen

De relatie begrijpen tussen lengtematen en oppervlaktematen en tussen lengtematen, 1 dm3 oppervlaktematen en inhoudsmaten en die relatie kunnen uitleggen. u Op een tekening zie je een balkon van een meter breed en drie meter lang. Kun je daarin tekenen hoeveel vierkante meters de oppervlakte van het balkon is? Hoeveel kubieke decimeters u Relatie tussen cm, dm, en dm2. Hoeveel kinderen passen er in 1 kubieke meter (1 m3)?

leerlingenboek 7, blok 2

C

2

zitten er in een kubieke meter? Reken handig als dat kan. 10 × 10 × 10 = 1000

Hoeveel dm3 past erin? 24

3 dm

lengte

breedte

hoogte

inhoud

5 dm

4 dm

5 dm

6 dm

3 dm

8 dm

7 dm

7 dm

7 dm

100 dm3 … 144 dm3 … 343 dm3 …

2 dm 4 dm

3

Maak van de bouwplaat een kubieke decimeter.

10 cm

C

10 cm

10 cm

schaal 1 : 10 (1 cm is in werkelijkheid 10 cm)

10 cm

C

4

De kubieke decimeter.

u Leg uit welke grootheden je meet met een meter, vierkante meter en een kubieke (cm meter. 3 ) zitten er in a Hoeveel kubieke centimeters 1 kubieke decimeter (dm3)? 1000 b Hoeveel kubieke decimeters (dm3) zitten er in 1 kubieke meter (m3)? 1000 c Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er dan in 1 kubieke meter (m3)? 1000 × 1000 = 1 000 000

1 cm3

werkschrift

LB7a_B2L11.indd Sec1:58

blz. 17

maatschrift

blz. 46 en 47

computer

16-12-2009 18:51:46


Domein Meten en meetkunde A.  Notatie, taal en betekenis 70

blok 5

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

C

1

40

les 23 – Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

Wat betekenen de getallen? Samen bespreken.

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Weten waarom

Weten waarom

– Redeneren welke maat in welke context past

Inzicht hebben in de geschiktheid van een maat in een situatie, zowel ten aanzien van de grootheid waar het om gaat, als ten aanzien van de verfijning van de maat. u Kiezen van de juiste maat.

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

10

1-Streef

20 30

981

40

60

50 60

70

les 5 oefenen

80

blok 3

90

26 CCD

540

100

Leerlingenboek 5, blok 5

91

Welke maten horen erbij? Zet de gewichten van licht naarSamen zwaar. bespreken.

meter, decimeter g, 50kilometer, g, 150 g, 0,5 kg, 4000 g, 5 kg, 20of kg.centimeter. a aKies5 uit 20 kg

5 kg

5g

0,5 kg

50 g

4000 g

150 g

8 m af op hele of halve tonnen. b Rond kilogrammen eerst 7m

auto

6m

vrachtschip

1512 kg

ambulance

17 200 ton

jumbojet

3295 kg

tram

359 ton

49 644 kg

caravan

516 kg

Bedenk dingen van 1 km en van 1 m. cmkg Hoeveel cm is een m? 100 touringcar 17 889

C

516 kg ( 1 ton), 1512 kg (1 17 200 ton.

1

2 2 3 Hoeveel7,meter is het? Leerlingenboek blok en 3 centimeter

7 CD

C

4

8 CD

ton), 3295 kg (3

1 2

ton), 17 889 kg (18 ton), 49 644 kg (49

1 km = 1000 m, 1 m = 10 dm, 1 dm = 10 cm, 1 m = 100 cm a 1 m en 50 cm =1…50 cm. Kies de goede maat. b m 36 cm = 2…36 cm. Kies2uit: c Jordy is 1 m 75, dat is 1…75 cm. 2m 40 kg 0,3 l 6m 350 kg 60 l d Met de fiets is het 2 km en 300 m. Dat is 2…300 m. e1 Naar huis 2 is het een 3 halve km. 4 Dat is 5 5 m. 6 …00 f Naar het zwembad is het anderhalve km. Dat is 1…500 m.

1 2

ton), 359 ton,

1l

7

80 cm

8

Schat de lengte en hoogte. Samen bespreken. Lokaal in meters, Wat is de hoogte van het lokaal? voeten in centimeters Wat is de breedte van het lokaal? Hoe langmaat is jouw voet? en naar de350 kg a Welke hoort erbij? 1: 40 kg; 2: 2 m; 3: 0,3 l; 4: 1 l; 5: 60 l; 6: 6 m; 7: 80 cm; 8: a Hoe ver is het naar de dichtstbijzijnde supermarkt? in 1, meters b Zet de voorwerpen bij elkaar met dezelfde soort maateenheid. Lengte:supermarkt 7, 2, 6; gewicht: 8; inhoud: 3, 4, 5. of kilometers. is. Meer antwoorden. b c Schat bij alle plaatjes wat het gewicht, de lengte en de inhoud in werkelijkheid werkschrift

blz. 51

Reken uit. Rond de gewichten af. Deze auto weegt 1515 kg.

maatschrift

blz. 28 en 29

computer

LB5b_B5L21.indd 3

10-02-2009 15:40:31

aa

Hoeveel kilogram is dat meer dan 1 ton? 515 kg b Rond het gewicht af naar halve tonnen. 1 12 ton c Er zitten 4 volwassenen in de auto. Hoeveel weegt de auto dan ongeveer? Kies het goede


Domein Meten en meetkunde

41

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

Weten waarom

Weten waarom

– Spiegelen in 2D en 3D

Begrijpen wat symmetrie is in 3D en 2D situaties. u Bekijk jezelf eens. Wat is er allemaal symmetrisch aan je lichaam? u Kijk eens om je heen. Welke voorwerpen zijn symmetrisch? u Spiegelen.

blok 4

26

les 21

Leerlingenboek 8, blok 4

C

1

Waar kun je een spiegel plaatsen zonder dat het patroon verandert? Samen bespreken. 1

blok 4

30

C

2

1

les 25 herhalen

Kies het goede antwoord. Op hoeveel verschillende manieren kun je de spiegel plaatsen zonder dat het patroon verandert?

aa

– Redeneren over symmetrische figuren

3

b

bc

Hoeveel symmetrieassen heeft de figuur als het een plat vlak is?

bd

Hoeveel symmetrieassen heeft de figuur als het een bol is?

Redeneren over symmetrische figuren: kunnen uitleggen wat de spiegellijnen zijn en waarom en2redeneren de vraag wanneer en ze opin.welke manier figuren symmetrisch zijn. Maakover de patronen verder af en kleur u Welke Gebruik letters hebben een spiegelas? Meer antwoorden. het kopieerblad. 1 hebben een horizontale 1. 0 spiegelas? 1. 0 1. 0 u Welke 1. cijfers

C

2. 2 3. 4

Leerlingenboek 8, blok 4 4. 8

C

2

2. 1 3. 2 4. meer dan 10

2. 1 3. 2 4. meer dan 10

Zoek de symmetrie bij cijfers. Bij spiegelsymmetrie kun je een spiegellijn trekken. a Welke van deze cijfers zijn op geen enkele manier symmetrisch? 1, 2, 4, 5, 6, 7 en 9 b Welk cijfer of welke cijfers zijn op 1 manier spiegelsymmetrisch? de 3 c Welk cijfer of welke cijfers zijn op 2 manieren spiegelsymmetrisch? de 8 d Welk cijfer of welke cijfers zijn puntsymmetrisch? de 8

a 3 CC 3

2. 2 3. 5 4. 10

a

b

Kijk goed naar deze figuur. Reken uitfimet rekenmachine. a Is de guurjesymmetrisch? ab Teken de figuur na. Breid hembdan zo uit 6,7dat + 9je zo × 6,7 = 67 symmetrie-assen 25 + 0,7 × 30 − 23 = 23 veel mogelijk (5,2krijgt. + 5,2 : 4) : 13 = 0,5 (25 + 0,7) × (30 – 23) = 179,9

1 2 3 4 5 6 7 8 9

bc 1,5 × 16 : 3 + 7 : 0,5 = 22 1,5 × 16 : (3 + 7) : 0,5 = 4,8


Domein Meten en meetkunde

42

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

Weten waarom

Weten waarom

les 24 les 22

u Teken een figuur dat een horizontale én een diagonale spiegelas heeft. Vertel waar je op moet letten als je een spiegelas zoekt.

blok 6 blok 4

Leerlingenboek 8, blok 4

C

C

1

Bekijk deze figuur.

1

Is de figuur symmetrisch?

113 27

aa

Is de linkerhelft het spiegelbeeld van de rechterhelft? Ja b Is de bovenste helft het spiegelbeeld van de onderste helft? Ja c Hoeveel symmetrie-assen heeft de figuur? 6 d Hoeveel kubussen tel je? 6

b

aa

Hoeveel vierkanten tel je binnen het grote vierkant? 6 b We spreken af dat het grootste witte vierkant een oppervlakte 1 heeft. Hoe groot is dan het volgende witte vierkant? 14 1 1 – 1024 c En wat is de oppervlakte van de andere witte vierkanten? 161 – 641 – 256 d Milan zegt: ‘De witte vierkanten zijn samen 13 deel van de hele figuur.’ Heeft hij gelijk? Leg je antwoord uit. Ja, rechts en boven de witte vierkanten zie je even grote groene vierkanten. Leerlingenboek 8,regelmatige blok 6 2 Bekijk deze zeshoek. Gebruik een spiegel. B A

b

C

C

2

b

aa

CD

F

C

E

grenzen? Bedenk dat eerst en kleur de figuur daarna in. 3 kleuren 1. 5,3 1. 5,20 1. 2. 5,8 2. 5,25 2. 3. 5,9na. 3. 5,15 3. Teken 4. 6,0er een kubus van. 4. 5,11 4. Maak

3 4

4

D

goed naar de figuren. Teken ze na op ruitjespapier. Kleur figuur 1 in met 3 verschillende a aWelkKijkkommagetal hoort bij de pijl? kleuren. Meer antwoorden. a ab Kleur zo ook de figuren 2 en 3 bin met 3 kleuren. Zorg voor regelmaat b c en symmetrie. Meer antwoorden. met dezelfde kleur aan elkaar b c5 Hoeveel kleuren heb je6nodig bij5 figuur 4 zonder dat rechthoeken 6 5 6

3 CD

C

Teken en kleur. Is de figuur symmetrisch 2 als je een spiegel 3 op C en F zet? Ja b Op hoeveel manieren kun je spiegelen als je een spiegel op de hoekpunten zet zoals in vraag a? 3 c Hoe kun je de spiegel nog anders neerzetten? Door de middens van de zijden (3 x). d Op hoeveel manieren is de figuur puntsymmetrisch? 1 manier: in het middelpunt.

a a1

a

Reken uit. a 7500 + 7500 750 + 750

bc

b

= 15 000 = 1500

b 100 – 0,1 = 99,9 100 – 0,01 = 99,99

5,7 5,70 5,8 5,83

c 12 500 1250

bd × 0,01 = 125 × 0,1 = 125

8642 8642

: 10 = 846,2 : 100 = 86,42


Domein Meten en meetkunde

43

A.  Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld

– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

Weten waarom

Weten waarom

– Meetkundige patronen voortzetten (hoe weet je wat het volgende figuur uit de rij moet zijn)

Begrijpen hoe meetkundige patronen moeten worden voortgezet (hoe weet je wat het volgende figuur uit de rij moet zijn). u Een gegeven patroon doorzetten/afmaken, bijvoorbeeld van kralen aan een ketting of een vloer met een tegelpatroon. Kun je dat patroon ook verder inkleuren? u Patronen knippen en kleuren. u Bij een gegeven reeks analyseren wat het patroon is en op basis daarvan de volgende figuur bepalen.

blok 4

40

les 21 en 22

Werkschrift 8, blok 4

C

1

Maak de patronen af.

aa

b

bc

Teken de figuur na en geef gelijke vierhoeken dezelfde kleur.

u Draaien en voortzetten.

2 CD

Teken alle 7 tangramstukken in deze figuren. De 2 grote driehoeken liggen er al.

aa


Domein Meten en meetkunde

44

B.  Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

Paraat hebben

Paraat hebben

Paraat hebben

– 1 dm3 = 1 liter = 1000 ml

Het verband kennen tussen verschillende inhoudsmaten: 1 dm3 = 1 liter = 1000 ml u In een kan van 1 liter past precies 10 dl water, 100 cl water of 1000 ml water. Wat is juist? 10 dm3 = 100 liter – 1 dm3 = 10 dl 10 liter = 100 dl – 1000 cl = 1 dm3

Toetsschrift 6, blok 3 Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 4 Toetsschrift 7, blok 5

1 dm3 = 1 liter = 1000 ml. – Hoeveel ml zit er dan in 0,1 dm3?

les 22

blok 3

Leerlingenboek 7, blok 3

C

1

1 2

111

1 dm3 = 1 liter

Hoeveel past erin?

1 m3 = 1000 dm3 = 1000 l

7 dm

m

6 dm 2m 1m

aa a

C

a 2

Verander de maten van het aquarium in decimeters. 10 dm × 5 dm × 5 dm b Hoeveel dm3 water past er in het aquarium? 10 × 5 × 5 dm3 = 250 dm3 c Hoeveel liter is dat? 250 l

b

d Hoeveel liter water past er in dit aquarium? 20 × 6 × 7 dm3 = 840 dm3 = 840 l e Hoeveel meer of minder dan 1 m3 is dat? 160 l minder.

Reken om.

aa

1 m3 = 1000 dm3 4 m3 = 4000 … dm3 0,5 m3 = 500 … dm3 0,1 m3 = 100 … dm3

3 CD

a

a

b

1 l = 1 dm3 0,5 l = 0,5 … dm3 1000 l = 1… m3 500 l = 0,5 … m3

c

5 dm3 5l= 6000 l = 6000 … dm3 7000 l = …7 m3 8500 l = …8,5 m3

bd 1,7 m3 = 1700 … l 2,4 dm3 = 2400 … cm3 3,8 m3 = 3800 … l 10 l 0,01 m3 = …

Welke kwartalen zijn er? Het jaar bestaat uit 4 kwartalen. De maanden januari, februari en maart horen bij het 1e kwartaal. a 2e kwartaal: april, mei, juni; 3e kwartaal: juli, augustus, september 4e kwartaal: a Welke maanden horen bij het 2e, 3e en 4e oktober, november, december. kwartaal? c Het 1e kwartaal, als het geen schrikkeljaar b Welk jaar is het nu?


6 CD

Reken uit.

aa

6 × 10 = 60 0,6 × 10 = 6 3,5 × 10 = 35 4,6 × 10 = 46

Domein Meten en meetkunde

b 4 × 100 = 400 0,4 × 100 = 40 0,04 × 100 = 4 5,1 × 100 = 510

bd

c 234 × 10 = 2340 68,3 × 10 = 683 6,38 × 10 = 63,8 427 × 10 = 4270

2,34 × 0,1 = 0,234 23,7 × 0,1 = 2,37 10,57 × 0,1 = 1,057 18,3 × 0,1 = 1,83

45

B.  Met elkaar in verband brengen 7 CD

Vul aan.

– Meetinstrumenten gebruiken a a tot 1000 795 + 205 … = 1000 – Structuur en samenhang tussen maateenheden 201 + 799 … = 1000 – Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament

493 + 507 … = 1000 901 + … 99 = 1000

tot 100 000 93 905 + 6 095 … = 100 000 50 001 + 49 999 … = 100 000 90 500 + 9 500 … = 100 000 99 960 + 40 = 100 000 …

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef 8 CD

Paraat hebben

bc

b tot 10 000 5108 + 4892 … = 10 000 4998 + 5002 … = 10 000 7506 + 2494 … = 10 000 8999 + 1001 … = 10 000

Reken uit. Hoeveel liter zit er in 2 flessen? 1 liter Hoeveel zit er in een fles die halfvol is? 0,25 l of 14 l Paraatbchebben Hoeveel flessen heb je nodig voor 3 liter sap? 6 d Hoeveel flesjes van 0,2 l kun je vullen met 0,5 l sap? 2 12 of 2,5

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

Paraat hebben

aa b

Leerlingenboek 8, blok 1

9 CD

Toetsen 1-Streef

Reken om. Hoeveel liter is het? 1 l –

aa

100 90 80 70 60 50 40 30 20 10

cl

100 90 80 70 60 50 40 30 20 10

2 5

l – 101 l (1 l – 0,5 l – 0,1 l) b Hoeveel liter nu? 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10

cl

100 90 80 70 60 50 40 30 20 10

cl

c Elise leest een boek van 50 bladzijden. Welk deel heeft Elise gelezen? 101 – 15 – 25 (0,1 – 0,2 – 0,4) na 5 blz.

even snel

na 10 blz.

blz. 32 - 35

bd

na 20 blz.

verder

blz. 36 - 39

l– 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10

cl

En hier?

1 4

1 2

na 25 blz.

plus

9 10

3 4

l – 107 l (0,25 l – 0,75 l – 0,7 l) cl

100 90 80 70 60 50 40 30 20 10

cl

– 1 (0,5 – 0,9 –1)

na 45 blz.

blz. 40 - 43

na 50 blz.

computer


C

1

Welke vormen herken je in de gebouwen en tenten?

Domein Meten en meetkunde kegel brengen 1, 3 en 4

B.  Met elkaar in verband

cilinder 1, 3 en 5

piramide 2, 9 en 6

kogel of bol 8

balk 7 en 6

46

blokje of kubus 7

– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament

2

Toelichting en voorbeelden3 bij 1-Streef4 1 5

Paraat hebben

Paraat hebben

– Een 2D representatie van een 3D object zoals foto, plattegrond, landkaart (incl. legenda), patroontekening

Een 3D object herkennen in een 2D representatie, zoals in een plattegrond, uitslag, bouwplaat, vooraanzicht, patroontekening 2 Wat zie je in de klas? u Er zijn foto’s van een piramide, een kubus, een balk. Maak van elk figuur een bouwplaat. Zoek voorwerpen die deze vorm hebben. Meer antwoorden. Waar let je dan op?

9

7

C

piramide

C

3

Welke bouwplaat hoort erbij? 2C 1D

A

werkschrift

LB6b_B4L01.indd 4

kegel

B

blz. 33

kubus

kogel

cilinder

3B

4A

C

D

maatschrift

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

Paraat hebben

6

8

Leerlingenboek 6, blok 4

Toetsen 1-Streef

blz. 34 en 35

Toetsschrift 5, blok 5 Toetsschrift 8, blok 2 Toetsschrift 8, blok 6

balk

computer

09-07-2010 14:31:17


les 17 21 les 3 en 4blok 4 blok 4

Domein Meten en meetkunde B.  Met elkaar in verband brengen

C

1

Met welke weegschaal weeg je?

– Meetinstrumenten gebruiken 1 max. 100 g 2 max. 1 kg 1 Welke vormen horen erbij? – Structuur en samenhang tussen maateenheden Maak vast. – Verschillende representaties, 2D en 3D

C

3 max. 10 kg

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Paraat hebben

Paraat hebben a piramide

b kegel

c balk

4 max. 5 kg

d balk

e kogel

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

Paraat hebben

u Denk aan een dobbelsteen. Hier zie je bouwplaten van de dobbelsteen. Waar moeten dan de andere stippen staan? u Welke plattegrond hoort bij welk huis?

aa a

Wat kun je met de brievenweger wegen? Bol wol, muisje en brief.

b Wat kun 4je wegen met de tweede weegschaal? Als a, plus de suiker. Werkschrift 6, blok f kubus g piramide h kkogell i cilinder

C

2

C

2

j cilinder c Welke dingen weeg je met de derde weegschaal? Konijn, kattenvoer en spijkers. d Wat kun je misschien niet met de digitale weegschaal wegen? Konijn en spijkers. de bouwplaten waarmee je het doosje kunt maken. e Wat weeg je met de digitale weegschaal? Bol wol, muisje, kattenvoer, suiker en brief. bKleur 1 2 3 a Met welke maat meet je?

1 en 3. a aFiguur

bKies uit kg of g. kanarie kind auto 1 en 2. Figuur pot jam

1 12 g… 35 kg … 1200 kg … 450 g…

Leerlingenboek 6, blok 4

3 CD 3 CD

b

Kies uit km, m,2cm of mm.

Kies uit3l, dl of cl.

Amsterdam-Parijs 500 km … spijkertje 15 mm … pen 15 cm … woonkamer 850 cm …

Reken uit.

a aBouw zelf.

bc

benzinetank 60 l… beker slagroom 25 cl … fles limonadesiroop 7 dl … flesje koffiemelk 50 cl …

bc

b

Je krijgt 3 bouwplaten. daarvan een kegel en 7een en een piramide. 9 4 5 9 7Maak 5 8 cilinder 4 5 2 2 − 4 5 7 − a Hoe hoog is de kegel? 8 cm een 7kegel? 9Hoeveel 0 0 − 5hoekpunten 0 0 = 4 0 heeft 0 0 −1 4hoekpunt 0 0 = 3 0 0 0 b Hoe hoog is de cilinder? 10 cm 7 0 − 2 0 = 5 0 8 0 − 5 0 = 3 0 Hoeveel hoekpunten heeft een cilinder? 0 hoekpunten c Hoe5hoog 6,5 cm 4 − 3 − is 2de=piramide? 7 = − 3 Hoeveel hoekpunten heeft een piramide? 5 hoekpunten 4 0 0 + 5 0 + 3 = 4 5 3 3 0 0 + 3 0 − 3 = 3 2 7

4 CD

47

33

2 6 8 − 9 0 0 − 2 0 0 = 7 0 0 4 0 − 5 −

8 =

− 3

7 0 0 − 2 0 − 3 = 6 7 7

Reken uit.

aa

6 0 =− 2 0

5

= 16

b 42 −

6

121

− 12 = 109

30 −

8

= 22

34 −

8

= 26

90

− 7 = 83

351

− 34 = 317

23 −

4

= 19

73 −

5

= 68

73

− 6 = 67

281

− 53 = 228

31 −

7

= 24

95 −

8

= 87

82

− 8 = 74

482

− 67 = 415

LB6b_B4L16.indd 21

even snel

blz. 32 - 35

werkschrift c blz. 38 = 36 53 − 5 = 48

b dcomputer

21 −

verder

blz. 36 - 39

plus

09-07-2010 09:41:49

blz. 40 - 43

computer


Domein Meten en meetkunde

48

B.  Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Paraat hebben

Paraat hebben

les 13

Leerlingenboek 8, blok 1

C

1

Te koop vakantiebungalows

Vakantiebungalows bekijken. a Welke bungalow heeft de grootste woonkamer? Iris (28,36 m2). b Welke woning heeft de kleinste keuken? Margriet (9,3 m2). c De familie De la Torre wil een vakantiebungalow kopen. Welke bungalows kunnen ze kiezen? Iris en Tulp. Dit zijn hun eisen.

‘Margriet’

‘Iris’ W S1 S2 K H

Woonkamer: minstens 25 m2. Er moet een hoge kast van 4,60 m breed in de woonkamer mer passen.

= = = = =

woonkamer slaapkamer slaapkamer keuken hal

‘Tulp’

C

Reken de oppervlakte van elke kamer uit. Woonkamer 27 m2, slaapkamer 1 13,2 m2, slaapkamer 2 13,95 m2, keuken 9,3 m2, hal 4,5 m2

3

Verschillende kamers. a Welke kamers hebben dezelfde oppervlakte? 1 en 2; 4 en 5. b Hoe groot zijn de kamers? 1 en 2 zijn 24 m2 ; 4 en 5 zijn 16 m2; 3 is 35 m2. c Als 1 cm in het echt 1 m is, wat worden dan de oppervlaktes? 4 keer zo klein: 6, 4 en 8,75 m2. d Worden de tekeningen dan groter of kleiner? Even groot. 1

3 2

5

4

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

Paraat hebben


Domein Meten en meetkunde

49

B.  Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Paraat hebben

Paraat hebben

– 1 m3 = 1000 liter

: 10

: 10

km

lengte

: 10

dam

hm

: 10

m

: 10

: 10

dm

cm

× 10 × 10 de verschillende × 10 × 10 × 10 Relatie/samenhang kennen tussen inhoudsmaten. u Weet je de samenhang? : 100

km2

oppervlakte

Leerlingenboek 7 en× 100 8

: 100

hm2 ha

× 100

: 100

dam2 a

× 100

: 100

m2 ca

cm2 × 100

: 1000

m3

inhoud

: 100

dm2

mm2 × 100

: 1000

dm3

cm3

× 1000

× 1000

: 10

: 10

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

Paraat hebben

Toetsschrift 7, blok 2 Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 4 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 8, blok 2 Toetsschrift 8, blok 5

× 10

: 100

× 100

mm

Toetsen 1-Streef

bordliniaal : 10

kl

inhoud

: 10

hl × 10

: 10

1 ton

gewicht

kg

1000 kg

dal × 10

l × 10

: 10

hg

: 10

dl × 10

: 10

les 22

dg × 10

1

Schutblad_LB8.indd 2-3

1 2

1 dm3 = 1 liter

Hoeveel past erin?

afstand

emmer: 10 l

: 10

cg × 10

mg × 10

blok 3

Leerlingenboek 7, blok 3

C

ml × 10

: 10

g

uH oeveel liter gaat er in 1 m3? × 10 × 10 × 10 u Hoeveel dl gaat er in een liter? Dus hoeveel in 1 m3?

cl × 10

: 10

dag

: 10

pak melk: 1 l

pak suiker: 1 kg

111 handspan: 1 dm

1 m3 = 1000 dm3 = 1000 l

7 dm

m

16-06-2010 11:52:39

6 dm 2m 1m

aa a

Verander de maten van het aquarium in decimeters. 10 dm × 5 dm × 5 dm b Hoeveel dm3 water past er in het aquarium? 10 × 5 × 5 dm3 = 250 dm3 c Hoeveel liter is dat? 250 l

C

a 2

b

d Hoeveel liter water past er in dit aquarium? 20 × 6 × 7 dm3 = 840 dm3 = 840 l e Hoeveel meer of minder dan 1 m3 is dat? 160 l minder.

Reken om.

aa

1 m3 = 1000 dm3 4 m3 = 4000 … dm3 0,5 m3 = 500 … dm3 0,1 m3 = 100 … dm3

b

1 l = 1 dm3 0,5 l = 0,5 … dm3 1000 l = 1… m3 500 l = 0,5 … m3

c

5 dm3 5l= 6000 l = 6000 … dm3 7000 l = …7 m3 8500 l = …8,5 m3

bd 1,7 m3 = 1700 … l 2,4 dm3 = 2400 … cm3 3,8 m3 = 3800 … l 10 l 0,01 m3 = …


Domein Meten en meetkunde

50

B.  Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

Paraat hebben

Paraat hebben

Paraat hebben

– 1 km2 = 1 000 000 m2 = 100 ha

Het verband kennen tussen verschillende oppervlaktematen: 1 km2 = 1000.000 m2 = 100 ha, 1 ha = 100 are en 1 are = 100 m2. u Weet je de samenhang? : 10 : 10 : 10 : 10

Toetsschrift 7, blok 2 Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 8, blok 5

× 10

× 10

: 10

cm × 10

100

: 10

dm

mm × 10

70

× 10

m

90

dam

hm

80

km Leerlingenboek 7 en 8× 10 lengte

× 100

× 100

: 100

dm2

: 100

cm2

× 100

× 100

: 1000

: 1000

60

: 100

m2 ca

mm2

50

: 100

dam2 a

× 100

20

30

× 100

: 100

hm2 ha

40

: 100

km2

oppervlakte

4

les 3

blok 1

Leerlingenboek 8, blok 1 inhoud

C

1 gewicht

: 10

kl

: 10

: 10

hl × 10

dal × 10

1000 kg

× 10

1 9513 m2

× 10

2 10 836 m2 129 m

: 10

l × 10

Te koop: 3 recreatiewoningen met een stuk bos. Bij elke bungalow hoort een stuk: 10bos van ongeveer 1 hectare.: 10 : 10 ton Bij welke1 bungalow hoort stuk bos? bungalow kghet grootste hg dag 2

151 m

bordliniaal

: 10

dl

: 10

cl

× 10

Weet je nog? × 10 1 ha = 10 000 m2

: 10

g

× 10

: 10

dg × 10

ml × 10

: 10

cg × 10

mg × 10

3 9975 m2 133 m

afstand

pak melk: 1 l

emmer: 10 l

63 m

10

3 m3 dit in eendm cm3 naar folder omzetten u E inhoud en bos heeft een oppervlakte van 10 km2. De VVV wil × 1000 × 1000 hectare. Hoeveel hectare is het bos dan?

84 m

pak suiker: 1 kg

handspan: 1 dm

75 m

Nu ga ik rekenen: 1 5 1 Schutblad_LB8.indd 2-3

6 3 × 3 × 1 5 1 =

Even controleren: 150 × 60 = 9000. In elk geval 3 × 150 meer, en ik zit dicht bij 9513.

4 5 3

6 0 × 1 5 1 = 9 0 6 0 +

C

9 5 1 3

2

Reken uit op je eigen manier. Probeer eerst te schatten. a b

c

d

16-06-2010 11:52:39


Domein Meten en meetkunde

51

B.  Met elkaar in verband brengen

les 4

– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

C

1-Streef

1 Reken uit. Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Paraat hebben

4 × 19 = 76 40 × 19 = 760 13 × 26 = 338 Paraat 13hebben × 38 = 494

C

aa

2

b 8 × 36 = 288 30 × 36 = 1080 38 × 36 = 1368 47 × 18 = 846

Vergelijk en bereken. 1

blok 1 bd

c

15 × 114 = 1710 52 × 114 = 5928 23 × 126 = 2898 58 × 126 = 7308

2 × 132 = 264 60 × 132 = 7920 62 × 132 = 8184 42 × 154 = 6468

2

3

P

P

P

5

135 m 140 m 180 m

135 m

130 m

100 m

aa b

Hoeveel m2 is de eerste parkeerplaats? 18 000 m2 b Wat is de grootste parkeerplaats? En wat is de oppervlakte daarvan? 2: 18 225 m2 c Bereken de oppervlakte van de parkeerplaats die niet de grootste en niet de kleinste is. 3: 18 200 m2 d Hoeveel ha is elke parkeerplaats? 1: 1,8 ha; 2: 1,8225 ha; 3: 1,82 ha

3 CD

Hoeveel procent? 1 5%

2 20%

3 60%

4 80%

aa b 4 CD

Van welke strook is 20% gekleurd? 2 b Welke percentages horen bij de andere stroken? c Teken een strook die voor 35% gekleurd is. Tot midden tussen het 3e en 4e streepje.

Reken uit je hoofd.

aa

240 + 600 = 840 380 + 400 = 780 600 + 170 = 770 400 + 280 = 680

b 930 720 800 700

− − − −

800 = 130 600 = 120 450 = 350 620 = 80

c 2400 + 500 = 2900 2400 + 50 = 2450 2400 + 5 = 2405 240 + 50 = 290

werkschrift

blz. 3

bd 2200 4100 9000 7000

− − − −

700 = 1500 800 = 3300 4500 = 4500 4200 = 2800

computer

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

Paraat hebben


Domein Meten en meetkunde

52

B.  Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

Paraat hebben

Paraat hebben

Paraat hebben

u Maak het rijtje eens af: 1 m2 = 1000 dm2 = ......... cm2 = .......... mm2

70

les 23

blok 2

Leerlingenboek 7, blok 2

C

1

Klopt de tekening van het tennispark? 1 km2 1 000 000 m2

1 m2 100 dm2 10 000 cm2

1 dm2 100 cm2 10 000 mm2

1 cm2 100 mm2

1 mm2

Samen bespreken.

4m

C

2

C

3

Reken om. a 1 dm2 = 0,5 dm2 = 2 dm2 = 4,3 dm2 =

100 … cm2 50 cm2 … 200 … cm2 430 … cm2

b

1 m2 = 100 … dm2 40 m2 = 4000 … dm2 4,5 m2 = 450 … dm2 0,45 m2 = … 45 dm2

c 1 km2 = 1 0,5 km2 = 2 km2 = 2 2,5 km2 = 2

000 … 000 m2 500 … 000 m2 000 … 000 m2 500 … 000 m2

Welke maat hoort erbij? Kies uit: 800 m2

1 cm2

0,86 dm2

64 m2

444 km2

6 dm2


Domein Meten en meetkunde

53

B.  Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

– In betekenisvolle situaties samenhang tussen enkele (standaard)maten – km → m – m → dm, cm, mm – l → dl, cl, ml – kg → g → mg

In betekenisvolle situaties veelvoorkomende maten kunnen herleiden, ook herleiden van een kleinere maat naar een grotere, waarbij met komma’s gewerkt wordt: u Lengte van km naar hm en m – Op de fietspaddenstoel staat dat het naar het zwembad nog 2,5 km is. Hoeveel meter is dat? Of: Dat is 2 km en … m van m naar dm, cm en mm – Meters, centimeters en millimeters.

Lengte Toetsschrift 6, blok 1 Toetsschrift 8, blok 5 Toetsschrift 8, blok 6

blok 1

30

les 25 herhalen

Leerlingenboek 7, blok 1

C

1

Reken om. 1 m = 100 cm

aa Maak er centimeters van. 1,65 m = 165 … cm 1,50 m = 150 … cm 2,01 m = 201 … cm 96 cm 0,96 m = …

C C D

2 Reken om.7, blok 4 Leerlingenboek

aa

bc

b Maak er meters van. 200 cm = 2 … m 143 cm = 1,43 …m 75 cm = 0,75 …m 90 cm = 0,90 …m

b

0,01 m =centimeter 1 cm … cm Hoeveel is het?0,20 m = 20 5 cm 0,05 mom. =… 0,95 m = 95 Reken … cm 0,10 m = 10 … cm

0,67 m = 67 … cm

0,50 m = 50 … cm

0,99 m = 99 … cm

Maak er meters of centimeters van. 3 m = 3…00 cm 120 cm = 1…,20 m 3,1 m = 3…10 cm 18 cm = 0…,18 m

bd

c 1

… cm :10 m = 10 : 1 … cm 2 m = 50 1 m = 20 … cm m 5 dm 3 m = 30 … cm 10

3

a aMeet de afstanden in het bpark. a

cm … cm Gebruik100 je liniaal. m = … cm … cm = … cm … cmis de afstandmtussen a Hoe groot m = … cm … cm 1 cm 2 streepjes? Welke afstand is dat in werkelijkheid? 100 m b Hoe ver is het van de blauwe stip naar het rode blokje? Neem de kortste weg langs de perken. 7 12 cm + 2 12 cm = 10 cm = 1000 m = 1 km c Je loopt van de blauwe stip helemaal naar beneden en gaat daar naar rechts. Wat is dan de afstand tot het rode blokje? 4 cm +

cm

1

1 2

m= … 15 dm

2

2 5

m= … 24 dm

7 5 10 m = 570 … cm

×

×

C

1 1 10 m= … 11 dm

bd

c … … … …

0

cm cm cm cm

… … … …

cm cm cm cm

500 m

Oppervlakte Toetsschrift 7, blok 2 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 8, blok 1 Toetsschrift 8, blok 2 Toetsschrift 8, blok 5 Inhoud Toetsschrift 6, blok 3 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 8, blok 1 Toetsschrift 8, blok 2 Toetsschrift 8, blok 5 Toetsschrift 8, blok 6 Gewicht Toetsschrift 8, blok 6


Domein Meten en meetkunde B.  Met elkaar in verband brengen

54

les 14

– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Functioneel gebruiken

blok 2

59

C

1 Pablo maakt een terras. De tegels 50 cm bij 50 cm. Toelichting enzijn voorbeelden bij 1-Streef

Meet het terras. a a Hoeveel tegels heeft hij nodig? 96 tegels b Pablo legt in het midden 1 grote tegel van 100 cm bij 100 cm. Hoeveel kleine Functioneel gebruiken tegels heeft hij dan nog nodig? 92 tegels 1 cm = 1 m u Omtrek b c Daarna vervangt hij in iedere hoek de kleine door een cm tegel 100 cm 220 cm. Je wilt een nieuwe plint. Hoeveel – De lengte van tegels je kamer is 320 envan de breedte bij 100 cm. Hoeveel tegels liggen er als meter heb je nodig (tel de deur even niet mee)? het terras klaar is? 5 grote en 76 kleine tegels6, blok 1 Leerlingenboek

les 24

CC

2 1

Meet en reken.

Meetleggen. met je liniaal de lengte en de aa aaTegels Hoeveel tegels passen er in de lengte? 11

blok 1

120 cm

29

... cm

breedte van deze plattegrond. Hoeveel tegels er in in het de breedte? Hoe groot is hetpassen weiland echt? 12 c 180 Hoeveel tegels zijn er nodig? 132 120 cm meter lang, 120 meter breed d De De boer vloertegels b maaktworden een hekverkocht om het in dozen van 10 stuks. Hoeveel Hoeveel meter dozenhek zijnheeft er nodig? weiland. hij 14 dozen (anders heb je 2 tegels tekort) 1 doos tegels kost 40 euro. Losse tegels neemt b e nodig? 600 meter 220 cm de winkel terug. Wat kost de tegelvloer? € 528 c De boer heeft een grasmaaier van b 10 cm 120 cm breed. Hoeveel banen moet 20 cm hij maaien? 100 banen of 150 banen, 1 cm = 20 m Leerlingenboek 6, blokvan 2 de richting. afhankelijk 2 Reken uit. Doe 6 × 12 = 6 × 10 + 6 × 2 dus 60 + 12 = 72 3 Tekenhet enzo. reken uit.

ab

C C

Rosa’s tafel is 140 cm bij 70 cm. Ze legt er een tafelkleed van 200 cm bij 120 cm b c bd 12 = 48 is het kleed 8 × 17 = 136 18 langer × 7 = 126 5 ×6017cm = 85 a4 ×Hoeveel dan de tafel? 6 ×Hoeveel 13 = 78 is het kleed 16 × 9 = 144 23 breder × 3 = dan 69 de tafel? 7 ×5013cm = 91 5 ×Hoe 15 =ver 75 hangt het16 23 × 8 = 184 × 4 over = 64de tafel? 25 6 ×cm 21 en = 126 b kleed 30 cm 3 × 14 = 42 12 × 8 = 96 4 × 24 = 96 c Rondom het kleed komt een groene band en een rode band. 7 × 46 = 322

a aoverheen. a

b 34 CD

Reken Schrijf uit. het op in andere maten. Weet je b c nog? 1 m = 100 cm; b d 1 km = 1000 m 21 : 3 = 83 : 3 = 27 7 res t 1 7 2 57 : 8 = 18 72 : 4 = Schrijf het op in meters en centimeters. Schrijf het op in kilometers enr meters. : 7cm = 9r4 4 = cm 8 = 3 m en67 60 : 800 8 =m 11 r 4 84 : f 6 =1800 14 m = 1 km92 a32 :360 en a … … … … : 9= 9r3 5 = cm 12 = 7 m en84 53 4 =m 21 r 3 95 : g5 =2600 b60 :753 m=… 2 km87 en : 600 a 7 = 19 … … cm … 40 : 3 = 13 r 1 78 : 6 = 13 167 : 5 33 r 2 84 : 12 c 288 cm = …2 m en … h 3050 m = … 88 cm 3 km en … 50= m d 1206 cm = 12 i 2450 m = m en 6 cm 2 km en 450 m … … … … e 2860 cm = 28 60 cm b j 5004 m = …5 km en …4 m … m en … Welke maat hoort erbij? 1 2 3 4 werkschrift blz. 17 computer

aa a a

4 CD

Rosa heeft 13 meter band. Hoeveel band houdt Rosa over? 20 cm

b

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken


Domein Meten en meetkunde

83

55

B.  Met elkaar in verband brengen

5 CD

Tel verder.

– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden a 6300 – Verschillende representaties, 2D en 3D

6600

6900

7200

7500

7800

8100

8400

8700

9000

b

4700

5000

5300

5600

5900

6200

6500

6800

7100

7400

c

3200

3600

4000

4400

4800

5200

5600

6000

6400

6800

d

8900

9400

9900

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken 6 Reken uit.

10 400 10 900 11 400 11 900 12 400 12 900 13 400

CD

u Oppervlakte a b c d e f – Je wilt laminaat in je kamer gaan leggen. De lengte is 320 cm en de breedte 220 cm. 2 3 8 2 2 1 8 4 6 1 3 3 7 2 5 1 6 4 5 2 2 1 8 2 Hoeveel m laminaat moet je kopen?

6 7 5

3 7 3 6

4 3 36,+blok1 28 9 3 + Leerlingenboek 1 3 4 6

7 CD

7 8 4 7

1 2 8 6 3 2 7 4 + 9 1 7 3

4 3 6 7 1 2 3 5 + 9 3 2 7

3 4 8 6 4 5 6 8 + 9 6 9 9

7 4 5 5 4 3 2 + 8 3 9 5

Vergelijk deze weilanden. 1 cm = 20 m

Boer Witte

Boer Maas

a Welke boer heeft het grootste weiland? De weilanden zijn even groot. b De boeren maken zo’n hek om hun weiland:

Hoeveel meter prikkeldraad heeft elke boer nodig? Witte: 1440 m; Maas: 1080 m. c Wat valt je op? De oppervlakte is gelijk, maar de omtrek verschilt. d Boer Witte wil het liefst een vierkant weiland. Waarom wil hij dat, denk je? Minder prikkeldraad nodig, dus dat is goedkoper.

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken


Domein Meten en meetkunde

56

B.  Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Functioneel gebruiken

les 25 herhalen les 17 Functioneel gebruiken blok 2

72

C

blok 5

Leerlingenboek 1 Reken uit.6, blok 5

C

aa

1

b

87 : 3 = 29 130 : 5 = 26

152 : 8 = 19

C

bd

c

23 kamers? 225 : 9 = 25 52 : 4 = 13 92 er : 4in= de Hoeveel planken passen 72 : 6 = 12 126 : 6 = 21 a 80 b176 70: 8 = 22

a 126 : 7 = 18

2

a

bc

bc

192 : 6 = 32 252 : 7 = 36 vloerplank 156 : 4 = 39 lengte 2,50 m 129 : 3 = 43

162 : 6 = 27 168 : 7 = 24 1 cm = 1 m

Knip het touw in gelijke stukken. 5 m lang is elk stuk? Hoe a Op de bol zit 120 m touw. Knip het in 4 gelijke stukken. 30 m Knip het in 3 gelijke stukken. 40 m Knip het in 6 gelijke stukken. 20 m Knip het in 12 gelijke stukken. 10 m

63

breedte 120 mm

1,20 m

b Op de bol zit 1688 m touw. gelij stukken. 84 m Knip het in 2 gelijke Knip het in 3 gelijk gelijke stukken. 56 m Knip het in 6 gelijk gelijke stukken. 28 m Knip het in 8 gelijke stukken. 21 m

4,80 Op de bol zit 945 mmtouw. Knip het in 3 gelijke stukken. 315 m

2,40 m

7,50 m

Wat kosten beide vloeren als 10 planken € 35 kosten? € 280 en € 245 Knip het in 5 gelijke stukken. 189 m Knip het in 7 gelijke stukken. 135 m Knip het in 9 gelijke stukken. 105 m

C

Leerlingenboek blok 2en zet ze in een schema. 2 Splits de7,maten

C

3

a aLeg de tegels.

cm

mm

b

m

dm

bc

cm

De oppervlakte van 1 tegel is 1 m2. 1

2

3

m

dm

4

cm

1,5 cm = …1 cm + … 5 mm 1,85 m = 1 m + 8 dm + 5 cm 10,02 m = 10 m + 0 dm + 2 cm 12,4 cm = 12 cm + 4 mm 21,12 m = 21 m + 1 dm + 2 cm 425,42 m = 425 m + 4 dm + 2 cm 8,9 cm = 8 cm + 9 mm 14,68 m = 14 m + 6 dm + 8 cm 600,00 m = 600 m + 0 dm + 0 cm 32,6 cm = 32 cm + 6 mm 62,04 m = 62 m + 0 dm + 4 cm 228,40 m = 228 m + 4 dm + 0 cm a Hoeveel hele tegels zijn er nodig om vloer 1 te kunnen leggen? 5 a Pak dit pakket goed in.

3 CD

Hoe groot is de oppervlakte? 5 m2

doegroot je zoals op het plaatje. b Hoe is de oppervlakte van vloer 2? 8 m a Dat

ab

C

4

2

c Hoe groot is de oppervlakte van vloer 3? 5 m2 ad Heb je genoeg aan 6 m touw? Hoe groot is de oppervlakte van vloer 4? 7 12 m2

25 cm

b

Schat eerst en reken daarna precies uit. een vloerbedekking. bKiesHeb je genoeg aan 5 m touw? krijgtpak nieuwe vloerbedekking in haar kamer. cEvelien Als het 2 x zo hoog is, hoeveel € 59 per m2. Tapijt kost meer € 38 per m2; tegels meter touw heb jekosten dan nodig?

5m 50 cm

b

a

75 cm

a a b cb dc

Hoeveel vierkante meter is de oppervlakte van de kamer? 20 m2 Ja, 2 × 75 + 4 × 50 + 6 × 25 = 150 + 200 + 150 = 500 cm 4= m 5m Hoeveel kost het als Evelien tapijt koopt? 20 × € 38 = € 760. Nee, dan kun de je tegels geen knoopje Hoeveel kosten meer dan leggen. het tapijt? 20 × € 21 = € 420 6De×tegels 25 cm = vierkanten 150 cm =1,5 zijn van m 25 cm. Hoeveel tegels heeft

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken


aa

93

91

81

59

les 4

blok 5

45

In de eerste beurt haalde Romy 86 punten.

Domein Meten en C meetkunde Hoe heeft ze gegooid? 2 × 18, 1 × 50 1 Reken met oppervlakte.

47

10 m

57

Kan het ook anders? 1 × 45, 1 × 23, 1 × 2018m are 10 m B.  Met elkaar in verband brengen b Hoe heeft José in haar eerste beurt gegooid? 2 × 50, 1 × 35 c Hoeveel punten heeft ieder? Wie heeft er gewonnen? Romy 260 punten, José 285, José Romy en José in hun andere beurten gegooid? Romy 2e beurt: 2 × 35, – Meetinstrumenten gebruiken b d Hoe hebben 1 × 23, 3e beurt: 2 × 23, 1 × 35; José 2e beurt: tuin 2 × 23, 1 × 45, 3e beurt 2 × 18, 1 × 23. – Structuur en samenhang tussen maateenheden 15 m

– Verschillende representaties, 2D en 3D

5 CD

1-Fundament

Hoeveel zit erin?

6m 7m

100 ml

aa

Functioneel gebruiken

huis

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef 4m

300 ml

750 ml

8m

b Lisa zegt: ‘De tuin is ongeveer 2 12 are groot.’ Heeft ze gelijk? Ja: 300 m2 – 48 m2 = 252 m2 Functioneel gebruiken c Bij het huis wordt een garage gebouwd van deel van de1800 totale a 3 parfumflesjes: 3…00 ml 3 bij 4 m.bHet6hoeveelste shampoofl esjes: … ml 240 4 u Inhoud deel ml is dan nog tuin?esjes: 300 = 5 4500 10 parfumflesjes: 1000 ml oppervlakte 15 shampoofl 1l Op hoeveel m2 grond staat deze schuur? 28 m2

a

b

1 l en … 4 l en … 3l … 7 l en …

bc

2

Hoeveel flessen heb je nodig voor 15 liter wijn? 20 flessen wijn d Hoeveel flesjes heb je nodig voor 15 liter shampoo? 5020flmessen shampoo b Reken met oppervlakte.

Leerlingenboek 6, blok 2

6 CD

aa

Bereken de oppervlakte van lokaal 1. 200 m2 Bereken de oppervlakte van lokaal 2. 120 m2 Lokaal 1 bHoeveel Hoeveelzitare deze oppervlaktes? 1. 2 a; 2. 1,2 a. erzijn in de maatbeker? cWeet In elk je lokaal nog? zijn 24 kinderen. In welk lokaal hebben 1 l = 1000 mlLeg1jel antwoord = 100 cl uit. de kinderen de meeste ruimte? 1. iets meer dan 8 m2 per kind; 2. precies 8 m2 per kind. Dus in lokaal 1.

b

3 CD

ml 1000 900 800 700 600 500 400 1300 200 4 100

ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 % 200 4% 100

ml 1000 900 800 700 600 500 400 23% 300 200 100

Welk percentage hoort erbij of ligt er het dichtst bij? b Kies uit: Kies uit: 25%

aa

aa bf

20% %

% Kies uit: 10%

50%

% 1%

even snel blz. Leerlingenboek 7, blok 5 74 - 77

a

65%

10 m

6

verder

Kies uit:

1 3

blz. 78 -

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

500 … ml

15 m Lokaal 2

8m

% 30%

35%

40%

e 50 … cl 1 8

17%

plus

les 19

Reken om. a b 1 1l … l 1000 cm3 = … 100 cm3 = 10 Wat is juist?1 1 3 3 500 het cm goede =… 2 l antwoord.200 cm = … 5 l Kies

Kies uit:

80%

60%

6% 81

ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100

bc

250 d 90 a b 150 a c 750 … ml … ml … ml … cl Hoeveel ml is alles bij elkaar? 2550 ml 2 l en 550 ml … … … 1 1 10

4 CD C1

ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 2 200 3 100

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

800 … ml 500 … ml

… … … van l naar dl, cl en ml 5 melkpakken: 5000 4 wijnflessen: 3000 ml 5l … ml … … – Herleiden van inhoudsmaten. 7500 15 melkpakken: 15 000 10 wijnflessen: 15 … ml … ml … l – Voor een gerecht heb je ¾ liter melk nodig. Hoeveel liter is dat? Hoeveel ml is dat?

C

Toetsen 1-Streef 1000 ml

Kies uit::

10%

15%

12%

blz. 82 - 85 computer

blok 1

23

bd

c 1l 1000 ml = …

l 735 cl = 7,35 …

1 200 ml = … 5 l

5 cl = 0,05 … l

aa

b

3 1 10 dl = … 1l 3 dl = 10 … lb 50 ml c= 20 … l 6 cld = 0,06 … l 1 1 1. 0,4 l = 4 cl 3 0,7 l = 70 ml 1. 100 In een 1. 1.= 0,015 4 cl =volle … 1 l fles zit 6 l siroop. 2,5 dl = … l 150 ml = … l 15 ml …dl = l2,5 cl 4 20 2. In een volle fles zit 6 cl siroop. 2. 0,4 l = 400 cl 2. 0,7 l = 70 dl 2. 14 dl = 12 cl 3. In een volle fles zit 6 dl siroop. 3. 0,4 l = 4 dl 3. 0,7 l = 7 cl 3. 14 dl = 25 cl 4. In een8, volle fles1zit 6 ml siroop. 4. 0,4 l = 40 ml 4. 0,7 l = 70 cl 4. 14 dl = 0,25 l Leerlingenboek blok werkschrift blz. 43 computer

C

2

Reken om.

aa

LB7b_B5L01.indd 47

3 CD

3 l = 30 … 3 l = 300 … 25 dl = 250 … 2,5 dl = 25 …

b dl cl cl cl

5 dl = 500 … 1200 ml = 120 … 1,5 l = 15 … 0,7 l = 700 …

ml cl dl ml

Hoeveel procent van het vierkant is gekleurd? 28% b 60% c 30%

aa

c 300 ml = 3… dl 350 ml = 35 … cl 75 cl = 0,75 … l 2 dl = 0,2 … l

bd

28%

bd 0,4 cl = 4… ml 0,15 ml = 0,015 … cl 106 cl = 1,06 … l 45 ml = 0,045 … l

be

64%

18-06-2010 10:28:58


Domein Meten en meetkunde

58

B.  Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

u Gewicht van kg naar hg en g van g naar mg – 10 zoetjes wegen 1 gram. Hoeveel mg weegt één zoetje? – Herleiden.

les 7

118 blok 3

blok 2

even snel

51

Leerlingenboek 7, blok 3

C

1

C 12 D

Hoe rijdt de meubelbezorger? De vrachtauto van een meubelwinkel uit Utrecht moet meubels bezorgen in Reken uit. Amersfoort, Apeldoorn en Arnhem. 75 a c d b Amsterdam 31 43 39 plaats ligt het verst van Utrecht? Apeldoorn a 1a kgWelke = 1000 2000 g = 2… kg 1500Almere g = 1…1259kg 0,1 kg = 100 … g … g Deventer 28 23 kilometer0,3 is kg het= van Utrecht naar 67 km34 2500Hilversum 16 a 6b kgHoeveel = 6000 300 7000Apeldoorn? g = 7… kg g = 2…12 44kg … g … g Apeldoorn 62 37 17 1c Hoeveel kilometer heeft de vrachtwagen gereden 1 als 4 1…0 kg 1,5 kg = 1500 500 g = … 10 18 000 g = Amersfoort … g … g 2 kg = 500 2 kg 27 23 1 hij weer terug in Utrecht is? 158 km 1 1 44 58 W 2 2 kg = 2500 4,5 kg = 4500 250 g = … 100 g =64 10 … g … g … kg 4 kg Utrecht Arnhem 64 b d Als de chauffeur ook nog naar Hilversum moet, hoeveel 118 18 kilometer moet hij dan extra rijden? 12 km Nijmegen 55

– Tijd (maanden, weken, dagen in een jaar, uren, minuten, seconden

C 13 D

61

Reken uit.

Veel voorkomende tijdmaten kunnen omrekenen, ook in ingewikkelder situaties en minder b c d a makkelijke 27 2 × 7 = 14 5 × 8 = 40 3× 9= 3 ×getallen. 6 = 18 2 Joep rijdt van Maastricht naar Nijmegen. Nijmegen 148 – kwartalen, maanden, weken 2en× 17 dagen 3 × 16 = 48 = 34 in een jaar 50 × 8 = 400 30 × 90 = 2700 74 a In welke plaats staat dit bord? Maastricht Venlo Roermond 49 3 ×de 26 maanden = 78 × 27 = in 54 de week 5 × 80 = 400 30 × 900 = 27 000 – dagen in en de 2dagen = 168in een dag 2 × 47 = 94 500 × 8 = 4000 3 × 900 = 2700 – etmalen3 ×en56uren b Hoeveel kilometer is Joep van Maastricht Nijmegen 124 – minuten en kwartieren in een uur Venlo 50 als hij dit bord ziet? 24 km Roermond 25 – seconden in een minuut 14 Reken handig. = …eerst minuten = … seconden. u 1½ uurZoek getallen die je makkelijk kunt optellen.

C

a

CD

bc

Hoe ver is het vanaf dit bord tot

a Eindhoven? 73 km Leerlingenboek 14 + 3 + 6,6 blok = 23 2 28 + 14 + 2 = 44 53 + 16 + 7 = 76 3 Hoeveel minuten moet 39 + 18 + 11 = 68

CD

b 25 + 8 + 75 = 108 40 + 9 + 60 = 109 23 + 4 + 77 = 104 koerier rijden? 46 + 6 + 54 = 106

Nijmegen Venlo Roermond

de De koerier is 2 uur onderweg. Dat is 120 … minuten. a b De koerier is 3 kwartier onderweg. Dat is 45 … minuten. c Maak Reken uit. de tabel af.

aa

C 15 D

a 112kwartier : 3= 4 300 : 3 = 100 15 minuten 312 : 3 = 104 315 : 3 = 105

b

c

4 CD

b

d

3 kwartier 3 15 : 5 =5 kwartier

716 kwartier : 4= 4

9 kwartier 18 : 6 11 = 3kwartier

150 : 5 = 30

160 : 4 = 40

180 : 6 = 30

45 75 minuten 105 minuten 135 165 minuten … minuten … … minuten 155 : 5 =…31 164 : 4 = 41 186 : 6 … = 31

165 : 5 = 33 168 : 4 = 42 Hoeveel minuten is 13 uur en 3 kwartier? 825 minuten e Hoeveel hele uren zitten er in 1650 minuten? 27 uren

bd 16 CD

117

c 43 8 +1816 + 2 + 14 = 40 4 + 28 + 6 + 12 = 50 3 + 23 + 7 + 17 = 50 5 + 18 + 5 + 12 = 40

Reken uit. a koerier moet nog 20 €De 0,49 + € 0,49 = € 0,98 komt aan? €Hoe 0,98laat + € 0,98 = €hij 1,96

b

minuten rijden. € 0,98 + € 1,00 + € 0,99 = € 2,97 € 1,99 + € 2,00 + € 0,99 = € 4,98

192 : 6 = 32

c € 1,99 + € 1,99 = € 3,98 € 1,99 + € 2,97 = € 4,96

Toetsschrift 6, blok 4 Toetsschrift 6, blok 6 Toetsschrift 7, blok 1 Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 6 Toetsschrift 8, blok 6


6 CD

Hoe vaak moet de lift omhoog? 3 b 5 c 3 1000 kg 1500 kg 800 kg

aa

bd

Domein Meten en meetkunde

be

6 2000 kg

4 1100 kg

59 Max 350 kg

B.  Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

Functioneel gebruiken

Speeltuin

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

aa

Van school naar de speeltuin. 300 m a b Van het huis van Pablo naar de speeltuin. 200 m c Van het huis van Pablo naar de school. 350 m Functioneel gebruiken d Van het huis van Esra naar het huis van Pablo. 400 m b e Van het huis van Esra via Pablo naar school. 750 m

Leerlingenboek 6, blok 3

8 CD

Appelstraat

ESRA

1 cm = 100 m

5 12 uur = 330 … minuten 12 12 uur = 750 … minuten 4 uur en 3 kwartier = 285 … minuten 8 uur en 2 kwartier = 510 … minuten

blz. 116 - 119 verder

Hoe laat is het? Schrijf de tijd op 3 manieren. aa

kwart voor 9 08.45.55 20.45.55

blz. 120 - 123 plus

blz. 124 - 127 computer

b

c

bd

10 voor 6

10 voor 5

2 voor 9

12 over half 12

05.50.15

04.50.05

08.58.23

11.42.00

17.50.15

16.50.05

20.58.23

23.42.00

u Hoeveel jaar ben je? Hoeveel dagen zijn dat? Wat denk je, ben je meer of minder dan 21 miljoen Tekenseconden? de wijzers in de klokken. Maakin deeen secondewijzers rood. u Seconden dag. b c d aa be

C

10.45.15

02.14.59

09.12.14

16.28.07

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Bessenstraat

bd

blok 54

even snel

1

PABLO Bessenstraat

b 6 uur = 360 … minuten 3 12 uur = 210 … minuten 4 uur en 1 kwartier = 255 … minuten 2 uur en 3 kwartier = 165 … minuten

c 9 uur = 540 … minuten 4 12 uur = 270 … minuten 2 uur en 1 kwartier = 135 … minuten 1 uur en 3 kwartier 105 minuten les=11 12 … en

Werkschrift 6, blok 5

C

laan

Hoeveel minuten is het?

aa

3 uur = 180 … minuten 1 12 uur = 90 … minuten 5 uur = 300 … minuten 1 uur en 1 kwartier = 75 … minuten

46

School

Fruit

Bramenstraat

1-Fundament

Hoe groot zijn de afstanden ongeveer in het echt? Meet met je liniaal.

Kiwiweg Perzikstraat

7 CD

11.54.37


les 1 en 2

Domein Meten en meetkunde 22 blok 3

60

B.  Met elkaar in verband brengen

C

1

Reken uit op de korte manier.

– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden aa – Verschillende representaties, 2D en 3D

1 3 4

1 5 6

6 7 +

b

1 4 9

8 6 +

7 2 +

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Functioneel gebruiken

c 1 8 5 6 1 7 4 Functioneel gebruiken

2 0 1

2 4 2

3 6 1 +

2 2 1

2

bd

1 2 2 9

2 7 1 +

8 8 1 +

2 4 3

2 8 6

3 4 9

1 9 8 +

1 5 4 +

2 7 7 +

4 4 1

4 4 0

6 2 6

3 2 4 1

2 8 5 7

3 0 4 9

1 5 9 8 +

6 6 0 5 +

4 8 7 3 +

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

u Mijn oma is2 geboren op 154 augustus 2008. 2 1 7 op 12 2 0juni 1 31931 en 2 1gestorven 1 0 8 3 9 9 4 Hoe 6 2 oud is7 mijn 9 2 2 oma geworden? u Rekenen met tijden. 2 Vul aan. u Het is anu 18:55 uur. Jullie vertrekken over een kwartier op de fiets. Hoe laat gaan jullie weg? c

CD

a

1

89

9

8

998

98

908

989

9999

+2

+ 11

+ 91

+ 92

+2

+ 902

+ 92

+ 11

+1

100 Reken in seconden. Je kunt een rekentabel gebruiken.

3 CD

b

98

Leerlingenboek 6, blok 4

C

les 19

b

blok 4 9990

9900

23

+ 10

+ 100

+ 910

1000

9090

10 000

minuten seconden

Hoeveel procent is het?

1 60

60

a Hoeveel seconden gaan ereninhet10percentage. minuten? 600 seconden. a Trek een lijn tussen de verhouding

aa ac

b

b Hoeveel seconden gaan er in een uur? 3600 seconden. b bc Hoeveel seconden gaan er in 1 12 uur? 5400 seconden. de 2 seconden 25%gaan er in 3 2 van de 4 2700 seconden. 40% 3 van de 4 d1 van Hoeveel kwartier? e1 van Hoeveel Ongeveer 3 121 × de 4 seconden 20%zit jij op woensdag 3 van de 10op school?30% van3600 de 20 = 12 600 seconden, afhankelijk van de duur van de ochtend. 1 van de 10 50% 2 van de 5 100% 5 van de 25

CD

1 van de 5

10%

2 van de 2

2 Hoeveel goedkoper is het geworden? Werkschrift 7, blok 3

a

4 CD

a

b

50%

9 van de 12

b

c

5% 20% 75% 75%

d

a

Teken de wijzers in de klokken. Teken op de klokken de tijd 1 kwartier later dan op de digitale wekkers. a b

van € 2,65 voor € 1,45

c

3 CD

van € 2,73 voor € 1,59

€ 1,20

van € 4,98 voor € 2,75

€b 2,23 d

€ 1,14

a

Welke verpakking is het voordeligst? Vergelijk de aanbiedingen. a

van € 8,75 voor € 5,98

melk b

cornflakes

1,5 liter

€ 2,77

melk 0,5 liter

cornflakes cornflakes

€ 4,50

even snel

1 kg

500 g

€ 2,20

blz. 116 - 119 500 g

€ 1,25

verder 250 g

Melk 1 liter

blz. 120 - 123

€ 1,14

1,5 liter

plus

€ 0,46

blz.124 - 127

€ 0,78

computer


4

2

1

2

3

2

3

4

Domein Meten en meetkunde a a Welke som hoort bij figuur 1?

61

1 1 2 × 3 b Welke figuur hoort bij ‘de helft van de helft’? figuur 4 brengen c Welke sommen hebben dezelfde uitkomst? 12 × 13 en 12 : 3 d Van welke figuur is het groene deel het grootst, van figuur 3 of van figuur 4? Leg uit waarom. Van figuur 4; de verklaringen zullen verschillen.

B.  Met elkaar in verband

b

– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden 3 Reken om. – Verschillende representaties, 2D en 3D

C

1-Fundament

1 2

1 5

b Hoeveel centimeter is het?

Functioneel gebruiken

c Hoeveel euro is het? Functioneel gebruiken

bd

4 CD

1 10

kg

250 g

100 g

3 5

m

2 5

kg

400 g 3 4

m

kg 8 10

m

20 cm

60 cm

75 cm

80 cm

10 cent

30 cent

75 cent

1 10

3 10

3 4

10 minuten

20 minuten

12 minuten

35 minuten

1 6

1 3

1 5

7 12

of

3 20

vertrek

aankomst

aa

Niels

05.05

17.05

12 u

b c d

Luuk

05.10

14.35

9 u en 25 min

Ilse

05.15

19.40

14 u en 25 min g

Amel

05.20

16.57

11 u en 37 min h

e f

b b

vertrek

aankomst

Naomi

05.00

15.02

10 u en 2 min

Jelle

05.10

20.43

15 u en 33 min

Max

05.15

18.08

12 u en 53 min

Famke

05.25

23.14

17 u en 49 min

werkschrift

blok 3

blz. 6

les 18

Leerlingenboek 6, blok 3

1

Dennen en sparren. Schat de antwoorden. Een dennenboom groeit de eerste 20 jaar 13 cm per jaar. In de volgende 20 jaar groeit hij 54 cm per jaar. Een spar groeit in de eerste 20 jaar 31 cm per jaar. Daarna groeit hij 48 cm per jaar. cm 200

Spar Den

150 100 50 0

1e 2e 3e 4e 5e 6e 7e 8e 9e 10e 11e 12e

jaar

a Hoe hoog is de boom ongeveer? 10 meter b Hoe oud is de boom ongeveer? 28 jaar

C

2

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Hoe lang deden de schaatsers over de Elfstedentocht?

computer

Afmetingen bepalen met behulp van afpassen en schaal en hiermee rekenen. u Schatten hoe hoog een object is op een foto, waarop veel informatie staat en waaruit zelf een referentiemaat gekozen moet worden (hoogte van de deur, lengte van een bed, lengte van een volwassene). Bijvoorbeeld: hoe hoog zou het standbeeld op deze krantenfoto ongeveer zijn? Dit vergelijken met de drie verdiepingen van de flat die er naast staat.

C

Toetsen 1-Streef m

15 cent 15 100

Hoeveel uur is het?

Leerlingenboek 8, blok 1

– Afmetingen bepalen met behulp van afpassen, schaal, rekenen

1 4

kg

is het? Toelichting engram voorbeelden bij 1-Streef a a Hoeveel 500 g

Hoe oud is de boom?

Toetsschrift 6, blok 1 Toetsschrift 6, blok 2 Toetsschrift 7, blok 1 Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 8, blok 1


Domein Meten en meetkunde

62

B.  Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

5

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef 1 Welke vormen zien er van onder, van boven of van de zijkant zo uit?

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

C

aa

balk

b piramide

a a b

bd

piramide, balk en kubus

les 5 oefenen

Leerlingenboek 6, blok 4

2 CD 5 CD

c kegel, cilinder en bol

blok 3

Is het groot of klein, ver weg of dichtbij? 1 bijna 6 meter 2 ongeveer 35 meter 3 ongeveer 1 meter Hoe vaak moet de lift omhoog? Er mogen maximaal 6 mensen in de lift. a Er wachten 8 mensen. 2 b Er wachten 27 mensen. 5 c Er wachten 100 mensen. 17 d Er wachten 200 mensen. 34

91

4 ongeveer 30 meter

aa 6 CD

Hoe groot zijn ze? Kies uit: ongeveer 1 m, bijna 6 m, ongeveer 35 m, ongeveer 30 m. b Schat hoe groot ze zijn. Hoe de lift omhoog? Devaak manmoet op foto 1. bijna 2m De vrachtauto op foto 2. ongeveer 6 m 3 kinderen bop5foto 3. ongeveer c 3 1 m 30 b dHet 6 huis op foto a a De b e 44. ongeveer 8 m 1000 kg 1500 kg 800 kg 2000 kg b c Bij welke foto stond de fotograaf het dichtst bij? foto 3. 1100 kg Max 350 kg

u Bereken de afstanden, gebruik de schaallijn.

3 CD

Neem de tabel over en vul in.

Leerlingenboek 6, blok 3 aantal dropjes

7 CD

4 CD 8 CD

aantal zakjes

in een zak

totaal aantal dropjes

groot ongeveer in100 het echt? 25 zijn de afstanden 4 … a aHoe Meet met je liniaal.

aantal kinderen 5

aantal dropjes per kind 20 …

Speeltuin

School

Fruit

420 20 21 b 60 7 … … ab ca Van56school naar de 8speeltuin. 300 m448 4 112 … … PABLO Bessenstraat Bessenstraat a b Van het huis van Pablo naar de speeltuin. 200 m c Van het huis van Pablo naar de school. 350 m 8 ESRA 6 7Appelstraat d Vanuit. het huis van Esra naar het huis van Pablo. 400 m Reken – het huis onder van Esra via Pablo naar school. 750 m b eZetVan de getallen elkaar. 1 cm = 31004m5

a aHoeveel minuten is het?b 678 − 345 = 333 731 − 216 = 515 a a537 − 234 = 303 583 − 349 = 234

bc

laan

Bramenstraat

Functioneel gebruiken

blok 4

Kiwiweg Perzikstraat

1-Fundament

les 4

3 0 0 3 0 3 3 3 3

2842 − 1728 = 1114 b 1807 − 1241 = 566 3 uur− = 6 uur = −360 180 minuten 752 − 138 = 614 minuten …= 220 …1614 585 365 2231 = 617 1 12 uur 3 12 2857 = 90 uur =−210 …=minuten … minuten 849 − 622 227 1387 = 1470 457 − 338 = 119 5 uur = 300 4 uur en 1 kwartier = 255 … minuten … minuten 165 1 uur en 1 kwartier = 75 2 uur enblz. 3 kwartier = … minuten werkschrift … minuten 33 computer c

bd

1


blok 4

30

les 25 herhalen

1 Schat en reken uit. Domein Meten en C meetkunde

63

B.  Met elkaar in verband brengen aa

b 4 × 29 ≈ 120 Æ = 116 5 × 92 ≈ 450 Æ = 460 20 × 29 ≈ 600 Æ = 580 40 × 51 ≈ 2000 Æ = 2040

2 × 29 ≈ 60 Æ = 58 4 × 51 ≈ 200 Æ = 204 – Meetinstrumenten gebruiken 6 × 19 ≈ 120 Æ = 114 – Structuur en samenhang tussen maateenheden 7 × 71 ≈ 490 Æ = 497 – Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Functioneel gebruiken

bc

60 × 39 ≈ 2400 Æ = 2340 60 × 81 ≈ 4800 Æ = 4860 50 × 49 ≈ 2500 Æ = 2450 20 × 59 ≈ 1200 Æ = 1180

C

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef 2 Reken uit. Zet de getallen onder elkaar. b aa 3 × 398 = 1194 7 × 161 = 1127 Functioneel gebruiken 8 × 142 = 1136 4 × 369 = 1476 2 × 429 = 858 5 × 228 = 1140

Leerlingenboek 6, blok 4

C

3

Reken met schaal.

1

aa ab

c d e

b

bf c:

LB6b_B4L21.indd 30

2

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

bc

30 × 299 = 8970 70 × 138 = 9660 50 × 321 = 16 050

10 m

0

3

Toetsen 1-Streef

4

Meet alle stukken weg met je liniaal. Hoe lang zijn ze in het echt? 1 = 5 m; 2 = 10 m; 3 = 20 m; 4 = 35 m Hoeveel meter rivier zie je? ongeveer 60 m Hoeveel meter vliegt een eend van het eilandje in de vijver naar de brug ongeveer? Hoe ver is het ongeveer van de gele tent naar de snackbar? ongeveer 70 m Hoeveel meter ongeveer vliegt een eend van het eilandje in de vijver, via de uitkijktoren naar de snackbar? ongeveer 60 m Pablo gooit vanaf de brug een blokje hout in de rivier. 1 Minuut later drijft dat langs de snackbar. Met hoeveel km per uur stroomt het water ongeveer? ongeveer 2 km/uur tussen de 10 en 15 m

08-07-2010 13:26:18


Domein Meten en meetkunde

64

les 15 oefenen

B.  Met elkaar in verband brengen

blok 2

61

– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

6 CD

1-Fundament Functioneel gebruiken

Wat is de waarde van het cijfer 6 in deze getallen? Schrijf de waarde als woord. a 2564 en Zestig. b 19,64 bij 1-Streef c 623 418 Toelichting voorbeelden Zes tiende. Zeshonderdduizend.

a

7 CD

Reken uit zonder rekenmachine.

3048 = 7405 a a 4357 +gebruiken Functioneel 7103 + 2937 = 10 040 9000 − 4321 = 4679 Leerlingenboek blok 2 5004 −8,3314 = 1690

8 CD

34,65 + 871,6 = 906,25 0,447 + 29,66 = 30,107 7 − 0,039 = 6,961 1000 − 5,09 = 994,91

Hoe ver is het in het echt? Hoe ver is het op een schaal van 1 : 50 000? 000 cm in het echt. 1 cm op de kaart is 50… 1 cm op de kaart is 500 … m in het echt. 1 cm op de kaart is 0,5 … km in het echt. b Hoe ver is het op een schaal van 1 : 10 000? 10 … cm op de kaart is 1 km in het echt. c Hoe ver is het op een schaal van 1 : 25 000? 4 cm op de kaart is 1 km in het echt. …

C 16 D

39

Hoeveel ml en l is het samen? 1 schaaltje

300 ml

3 schaaltjes

900 ml …

u Schatten en afpassen. 6 schaaltjes

9 CD

1 beker

0

3

aa

5

5

0,045

10

Welke breuken liggen 2

3

2

3

C 10 D

tussen glazen Hoeveel 4 en 4 ? kun 3 enjje5 vullen? a 8

b

a

ml

0,42

blz. 74 - 77

66 km … 112 … km 120 … km

3000 m

2500 ml of … 2 l en … 500 ml …

20 bekers

5000 ml of … 5 l en … 0 …

0,45

0,051

0,3

bc

b Welke getallen liggen tussen 0,4 en 0,5? 0,42 en 0,45 b 10

verder

Reken uit. a 12 km + 36 km + 18 km = 54 km + 22 km + 36 km = 33 km + 60 km + 27 km =

500 ml …

10 bekers

Hoeveel zijn het er? 250 ml 400 ml 2 l op school. 4 a Er zitten 150 kinderen 2 van de 3 komen lopend naar school. 100 b 250 mensen vullen een vragenlijst in over vakanties. 1 op de 5 mensen gaat nooit op vakantie. 50 c De politie controleert 35 fietsen. … 216 92 … 7 fietsen hebben geen127 2 op de goede verlichting. 3 op de 7 58 licht. 69 … 10 geen goede verlichting, fietsen helemaal geen 124 … 92 … 74 … hebben … 18 15 helemaal geen licht. 32 26 43 … 42 82 10 71 3 15 … even snel

2000

2 bekers

1800 ml of … 1 l en … 800 ml

10 schaaltjes

250 ml

500 1000

… Breuken en kommagetallen.

3000 ml of … 3 l en … 0 2 3 Leerlingenboek 6, 2blok 1 3…

C 19 D

987,106 Zes duizendste.

aa

b

C 17 D

bc

b 7465 + 995 = 8460 702 + 9579 = 10 281 5371 − 3088 = 2283 7030 − 941 = 6089

bd

blz. 78 - 81

plus

0,4

0,625

ml

0,825

Welke getallen liggen tussen 38 en 58 ? 0,4 2

3

150

l

345 … 186 159 94 92 67 … … bl blz. 82 - 85

b 44 + 18 + 36 + 22 = 120 51 + 27 + 19 + 63 = 160 46 + 46 + 54 + 54 = 200

computer

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken


Domein Meten en meetkunde

65

B.  Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

les 23 en 24

blok 6

Werkschrift 7, blok 6

C

1

Hoeveel glazen kun je vullen? Kleur ze. a In een glas kan 5 dl.

a 1,5 liter

61

ab

In een glas kan 0,25 l.

c In een glas kan 0,125 l.

2 16 C CD D

bd

In een glas kan 0,2 l.

be

In de fles kan 0,75 l. Hoeveel glazen vul je dan? a 1 2

1

b 3

3

c 6

d 34

39

Beantwoord de vragen over de 100 meter van Jesse en Daniël.

Hoeveel glazen en flessen?

meter

u De plattegrond van eencola straat is getekend op een schaal van 1:100. Op de plattegrond is de Hoeveel glazen kunnen de grafi ek van Jesse verdereraf.uit een fles van 1 liter? 4 a aab Maak 100 voorkant van eenglazen huis 10 breed. Hoe breed is 1,5 datliter? huis6in werkelijkheid? Hoeveel colacm kunnen er uit een fles van tijd kinderen (sec) afstand (m) c 30 krijgen elk een glas cola.

sse

Je

80 5 Hoeveel essen 2 10 1van 1,5 liter zijn er nodig? Leerlingenboek 8, flblok

4

C 17 D

22

38 Wat6zijn de afmetingen van het model in centimeters? 40 Een8modelbouwer 54 maakt van dit huis een model op schaal 1 : 20. Lengte 49 cm, hoogte: 18 cm, breedte: 32 cm. 10

12 hoogte 14 3,60 m

72

20

86 0

100

b Vul de tabel van Daniël in.

C 18 D

l

nië

Da

60

tijd (sec)

afstand (m)

2

15

4

30

Reken uit je hoofd. 45 a 6 6 + 80,2 = 6,2 55 7 + 0,4 = 7,4 10 66 8 + 0,8 = 8,8 82 4 + 12 0,2 = 4,2 14

95

bc

2

4

6

8

10

12 14 seconde

Wat kun je vertellen over de wedstrijd tussen Jesse en Daniël? Daniël gaat snel van start, maar Jesse haalt hem in en wint. Daniël doet langer dan 14

lengte 9,80 m

breedte 6,40 m

seconden over de 100 m.

b c d Over welke sport grafiek, denk 5 je? Waarschijnlijk 0,6 + 0,2b d= 0,8 5 +gaat 0,23deze = 5,23 + 2,3 = 7,3 over hardlopen. 0,7 + 0,4 = 1,1 4 + 0,62 = 4,62 0,4 + 6,2 = 6,6 0,8 + 0,8 = 1,6 7 + 0,007 = 7,007 0,7 + 0,7 = 1,4 0,4 + 0,2 = 0,6 7 + 0,47 = 7,47 0,7 + 0,07 = 0,77

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken


Domein Meten en meetkunde

66

B.  Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

– Maten vergelijken en ordenen

Kunnen vergelijken en ordenen van voorwerpen naar lengte, inhoud of gewicht, door te schatten of op basis van gegeven aanduidingen. u Oppervlakte –W addeneilanden van klein naar groot.

85

Leerlingenboek 7, blok 2

C 14 D

De waddeneilanden. De oppervlakte van elk eiland is weergegeven als vierkant. Bereken de oppervlakte van elk eiland. Gebruik je liniaal en rekenmachine. SCHIERMONNIKOOG Rond af op hele kilometers. AMELAND Nes

Schiermonnikoog

West-Terschelling TERSCHELLING

Oost-Vlieland VLIELAND

= 4 km

Te×el is 3,3 × 3,3 cm2 13,2 × 13,2 km2 = 174,24 km2 174 km2 Terschelling: 2,3 × 2,3 cm2 9,2 × 9,2 km2 = 84,64 km2 85 km2 Ameland: 1,7 × 1,7 cm2 6,8 × 6,8 km2 = 46,24 km2 46 km2 Vlieland: 1,5 × 1,5 cm2 6 × 6 km2 = 36 km2 Schiermonnikoog: 1,4 × 1,4 cm2 5,6 × 5,6 km2 = 31,36 km2 31 km2

De Koog Den Burg TEXEL

Schiermonnikoog

15 CD

16 CD

Ameland

Terschelling

Texel

Reken met een trapfiguur. Elke trede is 1 meter hoog en 1 meter breed. a Wat is de omtrek van deze figuur? 4 × 9 m = 36 m b Wat is de oppervlakte van de figuur? 81 m2 − (4 × 10) m2 = 41 m2. c Hoe heb je gerekend? Meer antwoorden.

Reken met breuken. 1 a Welke breuk ligt dichter bij 15 ? 12 of 10 ? b Kijk goed naar deze sommen. Wat valt je op? Noemers zijn opeenvolgende hele getallen; 1 1 1 noemer uitkomst is noemer × noemer. Dus is 15 − 16 = 30 ; 6 − 17 = 42 , enz. 1 1 1 1 1 1 1 1 1 − = − = − = 2 3 6 3 4 12 4 5 20 c Reken uit: 1 5

C 17 D

Vlieland

1 6

1 = 30

Bereken de kortste weg.

1 9

1 10

1 = 90

1 99

1 1 − 100 = 9900


les 25 oefenen

Domein Meten en meetkunde

blok 4

31

blok 3

99

67

B.  Met elkaar in verband brengen

CD

4 Kijk naar de tijden. – Meetinstrumenten gebruiken 1 – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D 1-Fundament Functioneel gebruiken

les 12

2

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

C

1

Reken uit. Doe er 5 km bij. b 25 km 30 km 137 km 142 km Functioneel gebruiken 2500 km 2505 km

a3a

Doe er 12 km bij. 48 km 48,5 km 15,5 km 16 km 31,25 km 31,75km

4c Doe er 1 12 km bij.

bd

Halveer de prijs. € 27 € 13,50 € 15,40 € 7,70 € 6,12 € 3,06

9 km 10,5 km 8,5 km 10 km 42,8 km 44,3 km

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

u Inhoud a Haal je de trein naar Venlo? nee met gegeven inhouden in volgorde zetten van ‘minder inhoud’ naar ‘meer inhoud’. 2– Flesjes c.1. 2 min. teSlaat 2. 4 min. te vroeg bHoeveel Haalbetaal je de je? trein naar Groningen? ja upermarkt krijgdan je terug? – MeercHoeveel ofHoeveel minder 0,5 liter? Tw i j n4. s t r6 a amin. t te vroeg minuten ben je te vroeg of te laat? 3. 2 min. te laat

a

C

a

bd

17.07.09 20:00 0190 002 000007

Zet de klokken op volgorde van vroeg naar laat. 4, 3, 1, 2

Leerlingenboek 6, blok 4

5 CD

Hoeveel past erin? Je ziet: een kan, een beker, een kopje, een soeplepel, een een theelepel. 1 2 3 5 4

Melk Aardbeien Sinaasappels Appels Eieren eierdop, een

€ 1,00 € 3,20 € 2,81 € 2,24

€ 1,99 11,9 ,999 eetlepel en

T0taal:

€ 11,24

6

7

aa b

Wat krijg je terug van € 15? € 3,76. b De winkel rekent niet met munten van 1 en 2 cent. Hoeveel moet je betalen? € 11,25 c Wat kosten de eieren? € 1,99. d Wat betaal je als je 5% korting krijgt? € 10,70.

500 ml 250 ml 100 ml 50 ml Welk kaartje past bij welk voorwerp?

25 ml

3 CD

aa

Hoeveel wegen de pakjes?

10 ml

25 ml

100 ml

250 ml

10 ml

500 ml

50 ml

15 kg − 0,175 kg − 0,18 kg − c Zet ze op volgorde van licht naar zwaar. 0,25 g − 100

b d Wegen de pakjes samen meer of minder dan 1 kg? Meer dan 1 kg. Leerlingenboek 8, blok 3 4 CD

5 ml

b 5 eetlepels is 15 evenveel als 1 soeplepel 1 250 g 0,18 kg 0,25 g 0,175 kg 100 kg 4 kg 2 bekers is evenveel als … 1 kan/5 kopjes 2 eetlepels en 1 theelepel zijn evenveel als … 1 eierdop eierdopjes als … 10,25 kopje/2 soeplepels/10 eetlepels/20 theelepels weegtis hetevenveel lichtste pakje? g. a a 4Hoeveel cb Waarmee meet 650zwaar? ml af?14 Meer antwoorden. kg en 250 g. Welke 2 pakjes zijnjeeven

b 6 CD

5 ml

Maak er 1 liter van.

b a aWat is de inhoud van de flesjes? 2 × 500 ml = … 1l 4 × 250 ml = … 1l 5 × 200 ml = … 1l 0,5 l

even snel

aa LB6b_B4L21.indd 31

b

c 40 × 25 ml = 1 l … 100 … × 10 ml = 1 l 200 … × 5 ml = 1 l

10 × 100 … ml = 1 l 4 × 250 … ml = 1 l 8 × 125 … ml = 1 l

0,35 l

0,55 l

blz. 32 - 35 verder

300 ml

550 ml

blz. 36 - 39 plus

1 4

kg en 250 g.

bd

60 × 25 ml = 1,5 l … 30 × 50 ml = 1,5 l … 1… 20 × 12,5 ml = 1,5 l 0,3 l

blz. 40 - 43 computer

Welk 2 flesjes hebben de grootste inhoud? 0,55 l en 550 ml. b Welk 2 flesjes hebben de kleinste inhoud? 300 ml en 0,3 l. c Zet de flesjes op volgorde: van kleine inhoud naar grote inhoud. 300 ml en 0,3 l − 0,35 l − 0,5 l − 0,55 l en 550 ml. d Hoeveel liter zit er in alle flesjes samen? 2,55 l. werkschrift

blz. 26

computer

08-07-2010 13:26:19


Domein Meten en meetkunde a Verkocht: Over:

B.  Met elkaar in verband brengen

b Verkocht: Over: 56..

1. 3.

2. 3.

CD

– Meetinstrumenten gebruiken 13 Kies uit × : + of –. – Structuur en samenhang tussen maateenheden × 8 = 40 5… – Verschillende representaties, 2D en 3D 60 : 12 = 5

c Verkocht: Over: 56..

1. 6.

100 …: 5 = 20 416 …: 4 = 104 20 … + 104 = 124

… 40 … + 5 = 45

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Functioneel gebruiken

14 Neem over en vul in. Wat moet je steeds doen? Functioneel gebruiken

× 7 = 112 16 … 8… × 10 = 80 112 … − 80 = 32

CD

a

2

5

6

30

37

221 376

Het verschil tussen hetuit. bovenste en het u Wat is meer van omvang/inhoud: 3 kg lood of 3 kg schuimplastic? Leg eens onderste getal wordt steeds 1 meer. u Gewicht 6 37 … 45 … 230 … 386 10 12 … – Leg op volgorde van licht naar zwaar: een pen, een ballon, een nietje, een spons. Waar let b Hoe Let op! is lastiger. je op? kun Deze je nagaan of het klopt. Het onderste getal – Wat is zwaarder: 1 liter melk of 1 dm3 lood? 2

44

103

512

87

205

6665 … 9999 1023 …

C 151 D C

5

les 12

26

3 6, blok 9 Leerlingenboek 1 51

Reken uit. wegen ze ongeveer? Hoeveel

2

aa

Doe er 5 km bij. 25 km 30 km 137 km 142 km 2500 km 2505 km

is 2 × het bovenste getal – 1.

blok 3

b Doe er 12 km bij. 48 km 48,5 km 15,5 km 16 km 31,25 km 31,75km

c Doe er 1 12 km bij. 9 km 10,5 km 8,5 km 10 km 42,8 km 44,3 km

20 … kg

70 … kg

4betaal kg je? Hoeveel … Hoeveel krijg je terug?

16 CD

3333 5000

Samen bespreken.

bd

20 … g

Supermarkt

Melk Aardbeien Sinaasappels Appels eenEieren ijsbeer?

T0taal:

€ 1,00 € 3,20 € 2,81 € 2,24 € 1,99 11,9 ,999 € 11,24

425 kg a Wat krijg14. je terug van € 15? € 3,76. a Ongeveer

17 CD

b De winkel rekent niet met munten van 1 en 2 cent. Hoeveel moet je betalen? € 11,25 c Wat kosten de eieren? € 1,99. d Wat de betaal je als je Maak reeksen af.5% korting krijgt? € 10,70.

3 CD

Hoeveel wegen de pakjes?

b Leerlingenboek 8, blok 3

Wat moet je steeds doen? a De regel is: + 3; + 6; + 2; + 5; + 1; + 4; + 0. 1 0,175 kg

4

10 15 100

kg

12 250 g

17

18 0,18 kg

b De regel is: + 5; − 1; + 5; − 1, enzovoort.

22

22 1 4

0,25 g

0 5 het lichtste 4 9 0,25 g.8 13 12 17 Hoeveel weegt pakje? b Welke 2 pakjes zijn even zwaar? 14 kg en 250 g. 15 kg − 0,175 kg − 0,18 kg − c Zet ze op volgorde van licht naar zwaar. 0,25 g − 100 d Wegen in de 1pakjes Tekenen lijn. samen meer of minder dan 1 kg? Meer dan 1 kg.

kg

aa

CD 18

b

99

Halveer de prijs. € 27 € 13,50 € 15,40 € 7,70 € 6,12 € 3,06

Tw i j n s t r a a t 17.07.09 20:00 0190 002 000007

Hoeveel kinderen wegen samen ongeveer evenveel als

68

d Bedenk nu zelf een opgave. Meer antwoorden.

1. 6.

1 4

kg en 250 g.

43

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken


Domein Meten en meetkunde

69

B.  Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

– Samenhang tussen (standaard) maten ook door terugrekenen, in complexere situaties en ook met decimale getallen ‘Is 1750 g meer of minder dan 1,7kg?’

Samenhang tussen veelvoorkomende maten zien en deze maten kunnen herleiden, ook zonder 18 Reken uit. steun vana een betekenisvolle situatie. Zowel herleidingen van kleinere maateenheden naar b c d grotere maateenheden van oppervlakteinhoudsmaten. 0,5 + 0,7 =én1,2ook herleidingen 1 − 0,3 = 0,7 1,6 en − 0,8 = 0,8 0,2 + 0,3 = 0,5 als omgekeerd u Lengtematen 0,4 + 0,6 = 1 0,8 + 0,3 = 1,1 10 − 0,5 = 9,5 3 − 1,7 = 1,3 + 6km; = 6,4 0,9cm; =3 3,4 − 2,5 = 0,9 1 − 0,7 = 0,3 van m 0,4 naar van dm naar2,1m+en + 0,8m= en 2,9 mm; van 1,4 + 2,9 = 4,3 4,3 − 0,9 = 3,4 1 − 0,07 = 0,93 van cm2,1naar mm naar cm en m 5– R ekenRond om.de getallen af op miljoenen.

35

CD

les 15 oefenen

CD a 19 CD Leerlingenboek 8, blok 3

a 1 298 736 b 2 555 317 Maak van000 de breuken kommagetallen. 1 000 3 000 000 b a

6 CD

CD 20 CD

1 2

a

0,5 Verander de maten. a Maak er meters van: 1 0,25= 1,34 4134 cm … m 245 cm = 2,45 … m 3 m 1300 cm = … 0,1 10 56 cm = 0,56 … m 4 10

0,4

Leerlingenboek 8, en blok 4 7 Schrijf over vul in.

1

1 4

3 101

2 4

2,5

3 5

1,3

Maak er metersgewicht van. a prijs 1 km = 1000 … m

b € 1,50 €…3 1 hm = 100 …m

1 2

km = 500 … m km = 3000 … m

1,5 km = 1500 m … lengte

2m 0,251 m hm = … 25 m

prijs

Hoeveel liter is het?

1 kg

2 kg

aa

De oppervlakte Rond afeen op hele euro’s. van a voetbalveld is: € 2,97

C 23 D

987 654 321 988 000 000

1 25

b

0,04

c Maak er liters van: 10 50 cl =25 0,5 l … 0,4 450 ml = 0,45 … l l 15 dl =1 1,5 … 0,02 50 1 … l 5 dl = 0,02 6 40

0,6

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Lengte Toetsschrift 7, blok 1 Toetsschrift 8, blok 3 Toetsschrift 8, blok 5 Oppervlakte Toetsschrift 7, blok 2 Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 8, blok 2 Toetsschrift 8, blok 5 Inhoud Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 4 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 8, blok 2 Toetsschrift 8,blok 5

0,15

4 kg €…6c

5 kg

6 kg

€…7,50

€…9

7 kg

d €…10,50 €…12 0,3 km = 300 … m

3,5 hm = 350 …m

50 cm = 0,5 … m

2,45 km = 2450 … m

0,1 hm = … 10 m

143 cm = 1,43 … m

€…0,60

€…1,20

b De hoogte van een tafel is ongeveer:

€ 11,49 €3 1. Minder dan 1 ha 1. € 2. 3,45Precies € 5,502. € 31 ha 3. 1,5 ha 3. 4. 2 ha 4. Rond af op 5 cent nauwkeurig.

€ 11 1,5 m 1,2 € 6m 0,7 m 0,45 m

0,03 km =

30 m …

3m 500 mm4=m0,5 … m5 m

61 m 4 km =

7 mm 250 …

€…1,80

€…3,60

€…2,40

€3

c 150

cl = 1,5 l … 0,3 dl = … 0,03 l

125

ml = … 0,125 l

5

cl = 0…,05 l

c De oppervlakte van deze bladzijde b is ongeveer: € 0,65 €1 1. 1 dm2 2 2. 6 dm € 0,99 €1 3. 0,6 m2 4. 120 cm2

d 1

bd

1 2 3 4 4 5 1 10

Gewicht Toetsschrift 7, blok 1

8 kg

3 dm = 0,3 … m

u Oppervlaktematen b a van km² 10 naar en 1 l m² 2,5 dl = 0,25 dl =ha kost … … l c Hoeveel 2 12 kg appels? € 3,75 van hadnaar en1 m² 100 clkm², = kost 1are l 12 75 cl = 0,75 l Hoeveel m snoer? € 7,50 … … b 2 van m² naar dm² en cm² 1000 ml = … 1l 350 ml = 0,35 … l van dm² naar m² en cm² 1 hl = 100 …lantwoord. 0,4 hl = 40… l 8– Herleid Kiesde hetoppervlaktematen. goede

CD 22 CD

d

0,5

b Maak er kilometers van: 3 1,251245 m = 1,245 0,75 4 … km 925 m = 0,925 … km 650 m = 0,65 1 … km 3,1 0,2 5 85 m = 0,085 … km

13 10

bd

c 6 900 148 7 000 000 c

103

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

aa

b 3

C 21 D

2

1 2

blok 3

Toetsen 1-Streef

€…4,20

8m €…4,80

dl = 0,15 … l dl = 0,075 … l l = 0,8 …

l

dl = 0,01 … l De inhoud van het lokaal is:

€ 1,39

€1 1. Minder dan 100 m3 3 2. 100 € 1,93 €m2 3. Meer dan 120 m3 4. 115 m3


10 000 cm

12 CD

10 000 mm

Reken uit. a Het Woordenboek der Nederlandse Taal heeft zo’n 44 000 bladzijden. Stel je voor: vanaf je twintigste lees je elke dag 2 bladzijden. Hoe oud ben je dan als je het woordenboek uit hebt? 80 jaar b India is 3 287 782 km2 en Nederland ongeveer 42 000 km2. Hoeveel keer is India groter? 78 keer zo groot

Domein Meten en meetkunde 13 CD B.  Met elkaar in verband brengen

Reken handig. Kijk goed naar de getallen. b a 42 + 67 + 58 = 167 108 − 99 = 9

– Meetinstrumenten gebruiken 365 − 199 = 166 – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D 459 − 298 = 161

C

1-Streef

1

1 3

32

31 + 45 + 69 = 145

7 × 25 × 4 = 700

× 4 × 16 =

32

456 + 44 + 39 = 539

9 × 50 × 2 = 900

0,3 × 6 × 10 =

18

Reken uit. 698 − 399 = 299 123 + 146 + 177 = 446 Je mag je rekenmachine gebruiken.

10 × 8 × 10 = 800

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

C 14 D

bedrag 50% 25% Reken uit. in euro’s b a 6 a 24 12 = 12 … 3×4 7×2 = 14 b7 × 0,2 30 gebruiken 7,50 = 1,4 3 ×15 Functioneel … …0,4 = 1,2 7 × 0,25 = 1,75 3 × 0,44 = 1,32 c 7,20 3,60 1,80 … 7 × 0,125 = 0,875 3 ×…0,445 = 1,335

Leerlingenboek 4 m 7, blok 2 b d 15,95

15 2 2 CCD

blok 4=

d 12 × 8 ×

3 × 6 × 5 = 90

1 2

a

Functioneel gebruiken

les 19

c

7,98 …

3,99 …

75%

10%

6%

1,60 …

23

30,8 × 13 × 100 = 40 040

c 18 2,40 1,44 … 9 × 25 … = 225 … 22,50 3 = 22,5 … 1,80 9 × 2,5 … … 9 × 0,25 = 2,25 5,40 0,72 0,43 … … … 9 × 0,025 = 0,225 11,96 …

70

0,96 …

19%

81%

d 4,56 19,44 2 ×…375bespreken. =… 750 Samen 5,7037,5 … 24,30 2 ×… = 75 2 × 3,75 = 7,5 1,37 … …5,83 2 × 0,375 = 0,75 3,03 …

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

12,92 …,

Welke om. maat hoort erbij? Reken 2 2zit2 erin? 2 2 suiker 2of vet =cm100 1 mkm = 2 100 c 1 km2 = 1 000 aHoeveel 1 uit: dm Kies m b ha … cmdm … dm2 … 000 m2 a 0,5 dm2 = … c 0,5 km2 = 500 b 40 50 cm2 m2 = 4000 dm2 … … 000 m2 2 2 2 het boomblad is 13 cm a 2De dm oppervlakte van = 200 4,5 m…2 = 450 2 km2 = 2 000 … cm … dm2 … 000 m2 2 is 9 ha 2 b 4,3 Hetdm bos groot. = 430 0,45 m2 = … 45 dm2 2,5 km2 = 2 500 ……cm … 000 m2 cinhoud De oppervlakte van Nederlandinhoud is ongeveer 250 g 350 g 42 000 km inhoud: 40 g …2 g suikers per 100 van 72,7 gisvet 33 g vet per 100 gram g het schoolplein m d45 De oppervlakte 1250 m …2 Leerlingenboek 8, hoort blok erbij? 4van mijn handpalm is ongeveer 1 dm e Demaat oppervlakte …2 3 Welke Hoeveel Hoeveel procent vet zit er in Hoeveel gram vet zit er in het Kies uit:procent suiker zit er 45% 20,77% 2 in de jam? de mayonaise? zakje chips? 213,2 g 800 m2 1 cm2 0,86 dm2 64 m 444 km 6 dm2 16 Reken uit. b c d a 3 Beantwoord 100vragen. m2 00 cm2 1 dm2 = 1… 100 ha = 1… km2 100 a = …1 ha 1 a = de … 1l 2 15 a = 1… 500 m2 0,5 dm2 = … 50 cm2 10 ha = Curaçao 0,1 00 ca 1 a = 1… … km 2 2 2 2 1 ha = 10 … 000 m 3,5 dm = 3… 50 cm 1 ha = 0,01 50 a 0,5 ha = … … km 0,5 ha = 5… 000 m2 35 dm2 = 35… 00 cm2 1000 ha = 1… 0 km2 25 a 0,25 ha = …

a

b

C

CD

C

u Inhoudsmaten rekenboek 6 dm2; klaslokaal 64 m2, vingertop 1 cm2; eiland 444 km2; plein 800 m2; hand 0,86 dm2 van dl naar l en cl; van cl naar 1 l l en ml 1l 3 g vet cl peren 100l ml 0,5 g vet per 100 ml 11 g suikers per 100 ml van ml naar werkschrift blz. 58 en 59 computer LB8b_B4Les.indd 05-07-2010 van l 38naar dm³ en m³; vanblz. m³ 21 naar dm³ en l maatschrift Hoeveel zit er in is ....... b Hoeveel – In dea afles zit 1,5gram litervet cola, dat ml. gram vet zit er in b c Het pak appelsap is nog het volle pak yoghurt? een vol pak karnemelk? voor een kwart gevuld. – Reken om. LB7a_B2L21.indd Sec1:70

Hoeveel procent is dat? 30 g − 3%

Leerlingenboek 8, blok 4

4 CD

Hoeveel procent is dat? 5 g − 0,5%

Reken om.

aa

b 1

dl = 100 … ml

c 0,33 l = 330 … ml

0,5 l = 500 … ml

15

cl = 150 … ml

1 3

l = 333 … ml

25 ml = 0,25 dl …

1 4

l = 250 … ml

25 ml 0,25 dl = …

3 5

l = 600 … ml

l 750 ml = 0,75 …

1 8

l = 125 … ml

67 ml 6,7 cl = …

50 ml 0,05 l = …

l 185 cl = 1,85 …

werkschrift

blz. 39

21-12-2010 11:12:02

bd

l = 1000 … ml

1

LB8b_B4L16.indd 23

Hoeveel gram suiker zit er nog in? 27,5 g

17:41:44

0,2

l = 20

cl …

computer

22-12-2010 09:23:24


C 19 D

Maak van de breuken kommagetallen. b a

0,5 Domein Meten en meetkunde 1 2

B.  Met elkaar in verband brengen

Functioneel gebruiken

1 4

c

d

2,5

2 4

0,5

1 25

0,04

1,25

3 4

0,75

10 25

0,4

1 4

0,25

1

1

0,1

3 101

3,1

1 5

0,2

1 50

0,02

0,4

13 10

1,3

3 5

0,6

6 40

0,15

– Meetinstrumenten gebruiken 10 – Structuur en samenhang tussen maateenheden 4 – Verschillende representaties, 2D en 3D 10

1-Streef

2

1 2

71

Toelichting en voorbeelden les 3 bij 1-Streef

C 204 D

blok 1

Maak er meters van. a 1 km = 1000 … m

b 1

km = 500 1000 kilogram … ism1 ton. 2

3,5 hm = 350 …m

3

km = 3000 … m

0,1 hm = … 10 m

Om te onthouden: c d 1 ton = 1000 kg 3 dm = 0,3 m 0,3 km = 300 … … m 1 of 0,5 ton = 500 50 cm =2 0,5 2,45kgkm = 2450 … m … m 1 of 0,1 143 cm =101,43 m ton = 100 0,03kgkm = 30 m

1,5 km = 1500 … m

0,25 hm = … 25 m

500 mm = 0,5 … m

Hoeveel liter is het? a 1l 10 dl = …

b

c 150

hm = 100 …m

Functioneel gebruiken 1

C

1

Leerlingenboek 8, blok 4

21 CD

1l … 1000 ml = … 1l

2,5 dl = 0…,25 l 0,75 l 75 cl = …

100 cl =

350

ml = … 0,35 l 0 l 0,4 hl = 4…

0l 1 hl = 10…

cl = 1…,5

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

1 4

d 1

l

1 2 3 4 4 5 1 10

0,03 l 0,3 dl = … 125

ml = 0…,125 l

5

0,05 l cl = …

km = 250 … m

dl = 0,15 … l dl = 0,075 … l l = 0,8 …

l

dl = 0,01 … l

32 829 kg 21 987 kg Rond af opeur hele euro’s. De chauff weegt zijn vrachtauto 2 keer. b Hoeveel ton heeft hij ongeveer geladen? a weegt 1 keer met lading en 1 keer zonder lading. Hij van g naar kg; van ton naar kg Hoe reken je? 21 en 987omgekeerd ton) € 2,97 € 0,65 € 1,39 € 332 829 kg€ −11,49 €kg11= 10 842 kg (=11 €1 €1

C 22 D u Gewicht

van g naar mg en omgekeerd – De auto weegt €23gewicht ton, hoeveel kg is dat?leeggewicht € 0,99 € 3,45 € 5,50 product met lading € 6 – Is 1750 g meer of minder dan 1,7 kg? 30 300 kg – Wat istarwe zwaarder?45 700 kg

C 23 D

Rond af op 5 cent nauwkeurig. 12 890 kg ahaver

Leerlingenboek 7, blok 1 € 4,52 € 4,50

C

2

LB8b_B4Les.indd 35

€ 4,48

Kilogrammen en tonnen.€ 4,46 € 4,44 € 4,45 Reken uit. a 2000 kg = … 2 ton 17 000 kg = …17 ton 54 000 kg = …54 ton

C

100 000 kg = … 100 ton

3

2790 kg b

15 … 400 kg

€ 4,50

€8

€ 4,45

€ 0,80

€ 0,80

500 kg =

15 … ton

10 … 100 kg € 8,02

b

€ 1,93 2 tonnen lading in €hele

€ 1 in kg lading

1 …2

ton

10 … ton € 2,08

€ 2,10

€ 0,08

kwismeester

€ 0,10 4 ton = 4… 000 kg

c

1 12 ton … 5 12 ton …

59 ton = 59 … 000 kg

1 10 500 kg = 10 … 2 ton

150 ton = 150 000 … kg

1500 kg = 5500 kg =

3 12 ton =

3… 500 kg

Zet van licht naar zwaar. Rond de kilogrammen af op halve tonnen. vervoermiddel auto vrachtschip jumbojet touringcar ambulance tram caravan

gewicht

afgerond in tonnen

1512 kg

…1

17 200 ton

1 2

ton

…17

ton

359 178 kg

359 …

ton

17 889 kg

…18

ton

3295 kg

…3

1 2

49 644 kg

…49

1 2

ton

1 2

ton

516 kg

ton

05-07-2010 17:41:39


Domein Meten en meetkunde

72

B.  Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

les 4 Functioneel gebruiken

blok 1

Functioneel gebruiken

C

1

5

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Dierenwereld.

zeeleeuw 900 kg

walrus 1500 kg

blauwe vinvis 130 000 kg

potvis 53 000 kg

giraffe 1200 kg

neushoorn 2500 kg = 2,5

tijger 350 kg

bruine beer 700 kg

ton

olifant 5000 kg

aa b b – Samengestelde grootheden gebruiken en interpreteren, zoals km/u

Zet de dieren op volgorde, van klein naar groot. Tijger, bruine beer, zeeleeuw, giraffe, walrus, neushoorn, olifant, potvis, blauwe vinvis. b Maak er hele en halve tonnen van. Soms moet je afronden. 12 ton; 12 ton; 1 ton; 1 ton; 1 12 ton; 2 12 ton; c Hoeveel ton is het bij elkaar? 195 ton 5 ton; 53 ton; 130 ton. d Is dat meer of minder dan 20 000 kilo? meer

41

CD

Kunnen gebruiken eneninterpreteren vanwinkel? samengestelde grootheden: 26 Kilogrammen tonnen. Hoeveel buggy’s zijn er in de Hoeveel kilogram de lading?met 4 wielen – snelheid: afstand enverkoopt tijdweegt buggy’s buggy’s Een winkel 39 35 31 27 23 19 15 ton is dat ongeveer? – prijs perHoeveel gewichtseenheid, per lengte-eenheid, per inhoudseenheid, per 3 wielen enstuk, metper 3 wielen. oppervlakte-eenheid, Samen zijn er per 125tijdseenheid wielen in de winkel. buggy’s 2 inper 5 uur? 8 11 ongeveer 14 17 20 product met lading leeggewicht lading kilogram in tonnen Hoeveel buggy’s zijnWat er van elk?zijn gemiddelde u Bart fietst 1,5 km in 5gewicht min. is dan snelheid 4 wielen Kun haver je verschillende mogelijkheden vinden? u Een wandelaar wandelt 5 km/uur. Hoe lang doet hij over een wandelroute van 17,5 km? 17 000 kg 3000 kg 14 000 kg 14 ton

a a maak een tabel. Tip:

b tarwe leerlingenboek 6, blok 39 1 750 kg

7 CD 3 CD

bc

rogge

24 350 kg

40 660 kg

25 720 kg

… totaal… aantal15 400 125kg 125 125 12515 1125 125 125 … … 2 ton wielen 14 … 940 kg

gerst 38 680 kg 23 170 kg 15 … 510 kg De b d avondvierdaagse. De kinderen uit groep 6 lopen 10 km. De kinderen uit groep 8 lopen 15 km. Beide groepen starten om 17.00 uur. Welke buurgetallen horen erbij? De kinderen uit groep 6 lopen ongeveer 3 km per uur. 4 km per uur. a kinderen uit groep 8 ongeveer b aDe bc Wat kun je allemaal uitrekenen?

15 …

ton

1 15 …2

ton

24 999 25 000 1020.20 000 uur, 10 groep 001 8 20.45 999 de kinderen 1000 binnen?9999 Hoe998 laat komen (groep 6: uur) Hoe lang lopen ze over de tocht? (groep 6 ongeveer 3 uur en 20 minuten, groep 8 10groep 000 komt 10 001 002 999 3 uur 1000 1001 20 200 20 201 ongeveer en 45 minuten)Welke eerder10binnen? (groep 6) 1999

2000

2001

10 100

10 101

10 102

34 998

34 999

25 001 20 202 35 000

Toetsschrift 6, blok 5 Toetsschrift 7, blok 4 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 7, blok 6 Toetsschrift 8, blok 2 Toetsschrift 8, blok 5


57 500 + 2500 … = 60 000 29 100 + 90…0 = 30 000 62 150 + 7850 … = 70 000 79 950 + 50 … = 80 000

378 000 + 22 000 … = 400 000 250 000 + 50 0…00 = 300 000 254 000 + 46 000 … = 300 000 792 000 + 8000 … = 800 000

254 300 + 45 700 … = 300 000 592 100 + 79…00 = 600 000 837 900 + 62 100 … = 900 000 209 100 + 90 900 … = 300 000

les 9

blok 4

1 euro = Zwitserse frank

1 Hoeveel moeten zij betalen en hoeveel krijgen zij terug? Domein Meten en CC meetkunde 2 Hoeveel briefjes?

aankoop 1,2740

11

verkoop 1,4820

73

Bram en Kim gaan op wintersportvakantie naar Zwitserland.

Hoeveel briefjes van € 500 gaan er in b Hoeveel van die briefjes gaan er in a aZe kopen in Nederland voor € 800 Zwitserse franken. B.  Met elkaar in verband brengen

€ 10 000? 20 € 100 000? 200; 500; 1000; 10 000 Hoeveel briefjes van € 200? 50 c Hoeveel van die briefjes gaan er in een a Hoeveel franken krijgen ze voor € 100? € 127,40 Hoeveel briefjes van € 100? 100 miljoen? 2000; 5000; 10 000; 100 000 – Meetinstrumenten gebruiken b Hoeveel franken krijgen ze voor € 800? € 1019,20 Hoeveel briefjes van € 10? 1000 – Structuur en samenhang tussen maateenheden

b

a

– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef Functioneel gebruiken

Na hun vakantie hebben ze nog geld over. Dit wisselen ze weer om bij de bank. c Hoeveel euro krijgen ze terug voor 100 franken? € 67,48 Kijk goed naar deze kommagetallen. d Hoeveel euro krijgen ze terug voor 175 franken? € 118,08 Welk kommagetal ligt het dichtst bij 10?1-Streef Toelichting en voorbeelden bij

CD 3

C

b

b a aHoeveel euro moet je betalen voor Noorse kronen? 9,00 of 10,50 0,5 of 20,00 a Hoeveel Noorse kronen krijg je voor € 100? 697,17 kronen. a Functioneel gebruiken 5,50 of 15,50 9,58 of 10,5

2

1 euro = aankoop c Vul aan tot 10. Noorse kroon 6,9717

b

0,39 9,61 2,07 7,93 0,41 9,59 8,92 1,08

b En voor € 250? 1742,93 kronen. 8,80 of 10,30 8,99 of 10,99 c En voor € 555? 3869,29 kronen. 7,10 of 12,80 7,4 of 12,55 d Hoeveel euro krijg je terug voor 650 Noorse kronen? 75,19 euro. Leerlingenboek 7, blok 4

b

43 CD CD

Hoeveel kilometer per uur rijdt meneer Van Rooy? Reken uit. Hij woont in Apeldoorn en werkt in Den Bosch. Kies het goede antwoord. 9 a ’s Morgens doet hij er 2 uur over. € 89 Hoeveel kilometer per uur rijdt hij gemiddeld?

a

€ 698 afstand

aa

b

4 CD

a

tijd

u Bereken ×de1 =snelheden. 1 2

1. 2.

×6= 3

Leerlingenboek 8, blok 4

5 CD

a

945 km € 39 …

2 uur

1 uur

1 4

1. 8.

1 2

×

1 2

×8 =4

=

1 2

osch

×

=

1. 10 .

1 1 1. 2 × 6 = 12 . werkschrift

Bereken de snelheden in km/u. Je kunt een verhoudingstabel gebruiken. a fietser: 4 km in 1 kwartier 16 km/u b wandelaar: 600 m in 10 minuten 3,6 km/u c vliegtuig: 205 m in 1 seconde 738 km/u

Functioneel gebruiken

90 km

bc

Reken uit wat je precies voorApeldoorn de fiets moet betalen. € 568,10

Arnhem

90 km Nijmegen

b

Den Bosch e 1. 2.

1 1 2

:

1 2

=2

:

1 2

=3

1 : 3=

1. 3.

1

2 : 32 4= blz.

1. 2.

2 computer : 12 = 4

b

18-06-2010 09:11:39

d bromfiets: 100 m in 10 seconden 36 km/u e auto: 100 m in 5 seconden 72 km/u f wielrenner: 475 m in 45 seconden 38 km/u

werkschrift

LB8b_B4L06.indd 11

Functioneel gebruiken

€ 598

korting 5%

1 5

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Den B

De familie Overeem wil b Hoeveel korting krijg je deze meubels kopen. ongeveer? b ’s Middags doet hij er 1 12 uur over. Hoeveel kilometer per Hoeveel moeten ze uur rijdt hij gemiddeld? 1. € 30 ongeveer betalen? 2. € 120 90 km 60 km € 25 … 3. 1.afstand € 1900 2.tijd € 2000 4. 1 1 2 uur 1 uur € 570 3. € 1700 4. € 1800 c Op woensdag staat hij in de file, waardoor de reis 2 uur en een kwartier duurt. Reken uit. Wat is dan zijn gemiddelde snelheid geweest? a b c d 1 40 km per uur 1 1 1. 1 1 1. 1 : 2= 2 × 2 = 1 2 × 2 = 4. 2 × 3 = 6. 1 2

LB7b_B4L01.indd 3

90 km

Toetsen 1-Streef verkoop 8,6443

blz. 35

computer

05-07-2010 17:01:06


Domein Meten en meetkunde

74

B.  Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

u Telefoneren naar België kost € 0,12 per minuut. Hoeveel kost een telefoongesprek van 3 minuten?

les 15 oefenen

blok 5

Leerlingenboek 7, blok 5

5 CD

Hoeveel kosten de telefoongesprekken? b

aa

Hoeveel kosten deze gesprekken? van 13 minuten € 1,82 van 19 minuten € 2,66 van 23 minuten € 3,22

6 CD

bc

23 c per minuut.

14 c per minuut.

61

Hoeveel kosten deze gesprekken? van 12 minuten € 2,76 van 26 minuten € 5,98 van 33 minuten € 7,59

Reken met geld.

24 c per minuut. Hoeveel kosten deze gesprekken? van 6 min. 30 sec. € 1,56 van 13 min. 20 sec. € 3,20 van 28 min. 10 sec. € 6,76

les 22

u Op deasticker van de kaas staat dat de prijs € 6,99/kg is. Wat kost 2 kg kaas? Kim krijgt € 2,50 zakgeld per week. Ze spaart voor een dvd. Deze

a

kost € 16,99. Leerlingenboek 7, weken blok 5moet ze sparen voordat ze deze dvd kan kopen? 7 Hoeveel b Janine krijgt € 1,50 zakgeld per week. Zij spaart voor een armband die € moet 23,50jekost. Na hoeveel weken kan ze die kopen? 16 1 Hoeveel betalen? c Bram krijgt € 1,75 zakgeld per week. Hij spaart voor een diegehakt € 149 kost. Moet hij korter of langer dan een a spelcomputer Hoeveel kost het per kg? € 4,19 sparen? Nadithoeveel weken kan diebijna spelcomputer kopen? b jaar Hoeveel weegt pakje gehakt? Kieshijuit: 100 g; bijna langer; 86. 9 kg. bijna 1 kg 1 kg; bijna

C

b

a a

7 CD

b

c Hoeveel moet je betalen voor 100 g? En voor 500 g? € 0,42; € 2,10 d Dit gehakt komt in de reclame. Er gaat 10% van de prijs af. Hoeveel helemoet euro’s ongeveer terug? € 3,74 Hoeveel je krijg dan je betalen? a c e Wat wordt dan de prijs per kg?b€ 3,77

ab

€ 0,98 € 1,99 € 3,85

C

€ € € € €

1,48 2,99 3,49 5,98 0,99

b

blok 5

69

Versmarkt Amersfoort Rundergehakt verkoopdatum:

789993 630393 gewicht kg

prijs €/kg

25-02-2010 totaalprijs €

0,991 € 4,19 € 4,15 € 22,89 € 0,98 € 4,99 € 7,99 € 1,48 wedstrijd met een gemiddelde € 5,55 c

Reken om. u 2 Wat betekent het eigenlijk als de wielrenner zegt: Ik reed de b a a per uur. b van 422 km 000 g 2 kg + 3… 00 g 1 kg + 5… 00 g kg = 2… 1,500 kg = … 2,3 kg = … Denk je wielrenner met dat 6,5 gemiddelde harder reed dankgeen 6 kgsoms + 500 1 auto kg + mag 50 g rijden 0,5dat kg =de 500 kg = … 1,050 =… … g … … g binnen2,5 dekgbebouwde 6 uit. kg + 450 1 kg + …5 g = 2500 6,45 kg Leg =… 1,005 kg = … … g kom (50 km/uur)? … g

C3 D 8 CD

Je metgeen briefje van 300 1,3betaalt kg = 1… € 10. € 3

Je betaalt briefje van 6met kgeen + 50 6,05 kg = … … g € 20. € 5

Je betaalt een 0 kg + 1briefje 05 g van 0,105 kg = met … … € 50. € 6

a

Beantwoord de vragen.

Hoeveel procent is ‘overig’? 25% a aReken met breuken.

a ab

Waarvoor zou de auto bij ‘overig’ bijvoorbeeld gebruikt Julian een werk, fietstocht 48bedrijfswagen km. Op 23 van de route zoalsvan taxi; kunnenmaakt worden? rust hij even. Hoeveel kilometer moet c Welke kleur hoort bij ‘winkelen’? geel hij daarna nog 16 km kunnen bij ‘visite’ en ‘werk’ etsen?kleuren d fiWelke

visite 24% ontspanning 16% van en naar het werk 24% winkelen 11% overig


ab

Hoeveel tegels passen er in de breedte? 12 c Hoeveel tegels zijn er nodig? 132 120 cm d De vloertegels worden verkocht in dozen van 10 stuks. Hoeveel dozen zijn er nodig? 14 dozen (anders heb je 2 tegels tekort) e 1 doos tegels kost 40 euro. Losse tegels neemt 220 cm de winkel terug. Wat kost de tegelvloer? € 528

b

Domein Meten en meetkunde 22 blok 1

les 18

75

10 cm

B.  Met elkaar in verband brengen

20 cm

C

Reken uit. – Meetinstrumenten gebruiken 12 Hoeveel zit erin? Samen bespreken. Doe het zo. 6 × 12 = 6 × 10 + 6 × 2 dus 60 + 12 = 72 – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D 8 × 20 cl b c 4 × 12 = 48 18 × 7 = 126 5 × 17 = 85 Toelichting 6 × 13 =en 78 voorbeelden 23 × 3 = bij 69 1-Streef 7 × 13 = 91 5 × 15 = 75 16 × 4 = 64 6 × 21 = 126 500 ml 3 × 14 = 42 12 × 8 = 96 4 × 24 = 96

aa

1-Streef Functioneel gebruiken – Kiezen van de juiste maateenheid bij een situatie of berekening

bd

Functioneel gebruiken

8 × 17 = 136 16 × 9 = 144 23 × 8 = 184 7 × 46 = 322

C

3

Reken uit.

Kiezen van de juiste maateenheid bij een situatie of berekening. a d b c Met welke maateenheid druk je de lengte uit van: een fietstocht, een paperclip, een baby, 21 : 3 = 7 83 : 3 = 27 r 2 57 : 8 = 7 res t 1 72 : 4 = 18 de woonkamer? 67 : 7 = 9 r 4 32 : 4 = 8 92 : 8 = 11 r 4 84 : 6 = 14 u Welke maat hoort erbij?

a

b

84 : 9 = 9 r 3 40 : 3 = 13 r 1

60 : 5 = 12 78 : 6 = 13

Leerlingenboek 6, blok 1

4 CD

Welke maat hoort erbij? 1 2

95 : 5 = 19 84 : 7 = 12

87 : 4 = 21 r 3 167 : 5 500 = 33 ml r 2

3

4

0,7 l

Soeppan met glazen deksel. Inhoud 8 liter.

423 cm …

C

2

824 cm …

150 l

Kies de goede maat: cm, dm of m. volwassen man ongeveer? 1 m 75 tot 2 m c 1 lHoe hoog is een vuurtoren ongeveer? 100 30 cl tot 60 m = 10 1000 … dl … … ml d Hoe hoog is het huis op plaatje 4 ongeveer? 10 cl 10 tot 15 m 100 ml 1 dl = b Hoe dl, lang een Hoeveel cl enisml?

… 1 cl =

Leerlingenboek 8, blok 1

C

60 dm …

aa b

3

15 m …

werkschrift

… …10 ml

blz. 11

computer

Welke maten horen erbij? Kies uit l, dl, cl, ml. a Ik heb 45 … l benzine getankt. b In dit blik zit 80 cl … soep. c Het medicijnflesje bevat 25 ml … neusdruppels. d Een halve liter slagroom is 5 dl. … e Het blikje bevat 0,3 … l frisdrank. f Potgrond wordt verkocht in zakken van 10 tot 50 … l. g Een plastic citroen bevat 100 ml … citroensap. h Een fles afwasmiddel bevat 75 cl. … werkschrift

blz. 9

maatschrift

blz. 22 en 23

computer

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken


les 17

Domein Meten en C meetkunde 1 Met welke weegschaal weeg je? 1 max. 100 g

B.  Met elkaar in verband brengen

blok 4

21 76

2 max. 1 kg

3 max. 10 kg

4 max. 5 kg

– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

aa

Wat kun je met de brievenweger wegen? Bol wol, muisje en brief.

u De oppervlakte van een stad wordt uitgedrukt in ... b Wat kun je wegen met de tweede weegschaal? Als a, plus de suiker. Kies uit: km2 , m2 , cm2 c Welke dingen weeg je met de derde weegschaal? Konijn, kattenvoer en spijkers. u Na een zwaar dieet is mevrouw van Os 12 …. afgevallen. Vul de juiste maateenheid in.

a

d Wat kun je misschien niet met de digitale weegschaal wegen? Konijn en spijkers.

b e Wat weeg je met de digitale weegschaal? Bol wol, muisje, kattenvoer, suiker en brief. Leerlingenboek 6, blok 4

C

2

Met welke maat meet je?

aa

kanarie kind auto pot jam

3 CD

bc

b

Kies uit kg of g. 12 g… 35 kg … 1200 kg … 450 g…

Kies uit km, m, cm of mm.

Kies uit l, dl of cl.

Amsterdam-Parijs 500 km … spijkertje 15 mm … pen 15 cm … woonkamer 850 cm …

benzinetank 60 l… beker slagroom 25 cl … fles limonadesiroop 7 dl … flesje koffiemelk 50 cl …

Bouw zelf. Je krijgt 3 bouwplaten. Maak daarvan een kegel en een cilinder en een piramide. a Hoe hoog is de kegel? 8 cm Hoeveel hoekpunten heeft een kegel? 1 hoekpunt b Hoe hoog is de cilinder? 10 cm Hoeveel hoekpunten heeft een cilinder? 0 hoekpunten c Hoe hoog is de piramide? 6,5 cm Hoeveel hoekpunten heeft een piramide? 5 hoekpunten

werkschrift

LB6b_B4L16.indd 21

blz. 38

computer

09-07-2010 09:41:49


Domein Meten en meetkunde

77

les 17

B.  Met elkaar in verband brengen

blok 5

– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden 1 Hoeveel planken passen er in de kamers? – Verschillende representaties, 2D en 3D a 80 b 70

C

1-Fundament

a

63

vloerplank lengte 2,50 m breedte 120 mm

1 cm = 1 m Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

1,20 m 5m

Weten waarom

Weten waarom

– (Lengte)maten en geld in verband brengen met decimale getallen: – 1,65 m is 1 meter en 65 centimeter – € 1,65 is 1 euro en 65 eurocent

Inzicht hebben in de waarde van de cijfers in eenvoudige meetgetallen met een komma, en op basis van die waarde kunnen omzetten in een andere maat. u Lengte Afstanden in meters en4,80 centimeters. m 7,50 m

bc

2,40 m

Wat kosten beide vloeren als 10 planken € 35 kosten? € 280 en € 245

Leerlingenboek 6, blok 5

C

2

Splits de maten en zet ze in een schema.

aa

C

1

cm

b

mm

m

Reken om. cm +maat. 5…mm 1,85 m 1,5 cm = …1andere Schrijf in een 12,4 cm = 12 cm + 4 mm 21,12 m a b 8,9 = cm 8 cm + 9 mm 10 70 1 dmcm = … 7 dm =14,68 … cmm 60 cmcm + 6 mm 80 6 dmcm = … 8 dm =62,04 32,6 = 32 … cmm 90 cm 9 dm = … 3 dm = 30 … cm 10 dm = 100 5 dm = 50 … cm … cm

a

Leerlingenboek 7, blok 1

3 CD C2

les 22 dm

blok 1

bc

cm

m

dm

27

cm

= 1 m + 8 dm + 5 cm 10,02 m = 10 m + 0 dm + 2 cm = 21 m c+ 1 dm + 2 cm 425,42 b d m = 425 m + 4 dm + 2 cm m == 1600 m + 0 dm + 0 cm = 14 m 0,1 + 6mdm 8 cm 600,00 1+dm 10 cm =… … dm 4+dm =… 15 cm m == 1,5 228 m + 4 dm + 0 cm = 62 m 0,4 + 0mdm 4 cm 228,40 … dm 8 dm 0,8 m = … 23 cm = 2,3 … dm 9 dm 0,9 m = … 84 cm = 8,4 … dm

Pak dit pakket goed in. Dat doe je zoals op het plaatje.

Reken om. Schrijf als kommagetal. a Heb je genoeg aan 6 m touw? b c a eerst uit. 1 m 15 cm = 1,15 m dm = 0,3precies m 26 Schat cm = 0,26 m en reken3daarna b54 Heb je genoeg aan 5 m touw? 7 dm = 0,7 3 m 20 cm = 3,20 cm = 0,54 …m …m …m c32 Als hoeveel 0,32 m 2 x zo hoog cm =het 5 dmis, = 0,5 6 m 95 cm = 6,95 …pak …m …m meer je dan m touw heb m 41 meter cm = 0,41 10 dm = 1,0 5 m 20 cm = 5,20 … …nodig? …m

a b

d 34 cm = 81 cm = 66 cm = 43 cm =

25 cm

3,4 dm 8,1 … dm 6,6 … dm 50 cm 4,3 … dm

75 cm

3– Piet wil de 2omtrek touw van cm 50 cm. Hij meet 2,5 a Ja, × 75 + van 4 × een 50 +boom 6 × 25meten = 150 met + 200een + 150 = 500 =5m CD b Nee, dan je geen leggen. touwlengtes. Hoekun groot is de knoopje omtrek van de boom in meters? En in centimeters? Postzegels kopen.

Linde koopt 26 vel postzegels. 3 Manja 8 vel postzegels. c kilometerteller 6 × 25 cm = 150 cm als =1,5 m kooptafstand – Op de staat afgelegde 14,51. Hoeveel is de 1 waard? Hoeveel 4 vel postzegels. Niels koopt 12

kilometer en hoeveel meter heeft de fietser afgelegd?

aa b

Hoeveel postzegels kopen zij? Linde 8; Manja 9 en Niels 8. b Hoeveel moet iedereen betalen? Linde € 3,52. Manja € 3,96. blz. 48 computer Nielswerkschrift € 3,52. c Kunnen de postzegels van Linde, Manja en Niels samen uit 1 vel? Nee, 1 zegel tekort.

LB6b_B5L16.indd 63

4 CD

21-12-2010 11:58:23

Reken uit.

aa

1 2 1

bc

b van € 3,00 = € 1,50

1 2 1

van € 3,50 = € 1,75

3 4 2

van 6 kg = 4 12 kg 1

Lengte Toetsschrift 6, blok 1 Toetsschrift 6, blok 2 Toetsschrift 6, blok 4 Toetsschrift 6, blok 5 Toetsschrift 6, blok 6 Toetsschrift 7,blok 1 Inhoud Toetsschrift 7, blok 2 Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 5 Gewicht Toetsschrift 6, blok 2 Toetsschrift 7, blok 1 Geld Toetsschrift 6, blok 1 Toetsschrift 6, blok 3


C

2

Meet en reken. Meet met je liniaal de lengte en de breedte van deze plattegrond. Hoe groot is het weiland in het echt? 180 meter lang, 120 meter breed b De boer maakt een hek om het weiland. Hoeveel meter hek heeft hij B.  Met elkaar in verband brengennodig? 600 meter boer heeft een grasmaaier van b cWatDe 1 betekenen de getallen? Samen bespreken. 120 cm breed. Hoeveel banen moet – Meetinstrumenten gebruiken hij maaien? 100 banen of 150 banen,maak kans op – Structuur en samenhang tussen maateenheden € 1000,00 afhankelijk van de richting. – Verschillende representaties, 2D en 3D aan tuinartikelen

aa

les 18

Domein Meten en meetkunde 22 blok 1

78

C

1 cm = 20 m 2 bossen rozen voor 5.00

C

1-Fundament

3 Teken en reken uit. Toelichting bij Ze 1-Streef Rosa’s en tafelvoorbeelden is 140 cm bij 70 cm. legt er een tafelkleed van 200 cm bij 120 cm

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

overheen. langer dan de tafel? 60 cm a a Hoeveel is het kleed 2 ro en van Hoeveel is het kleed dan de tafel? 50 cm € 1,1llbreder 8v Wetenbwaarom Hoe ver hangt het 25 cm en 30 cm€ 1,29 € kleed 0,99oorover depetafel? van band. r stu 0,89 k voor c Rondom het kleed komt een groene band en een rode b voo r € Leerlingenboek 6, blok 2 Rosa heeft 13 meter band. Hoeveel band houdt Rosa over? 20 cmHanddoeken: € 2 per stuk

Weten waarom

Weten waarom

€ 0,89

24 CD

bespreken. Hoe is dehet euro Schrijf opverdeeld? in andereSamen maten.

Weet je nog? 1 m = 100 cm; 1 km = 1000 m

1

2

1

= 5 10 op in10meters Schrijf het en centimeters. a 0a 360 cm = …3 m en …60 cm a b 753 cm = …7 m en …53 cm 88 cm c 288 cm = …2 m en … d 1206 cm = 12 … m en …6 cm cm = 28 en … 60 cm b e 2860 …€m € 0,10 0 10 00,20 20

5 10

=

1 2

Schrijf het op in kilometers en meters. a f 1800 m = …1 km en 800 … m a g 2600 m = …2 km en 600 … m 3 km en … 50 m h 3050 m = … i 2450 m = … 2 km en 450 … m b j 5004 m = …5 km en …4 m € 0,50

1 2 1 5 1 werkschrift blz. 17 computer u Inhoud 100 100 = 50 100 = 20 – Wat is de 5 waard in 1,45 liter? – 0,003 0 liter is … ml u Gewicht – Hoeveel kg is 220 gram? … kilogram – Wat is zwaarder: kilogram of 41.000 gram?€ Leg € 0,01 0 01 4,10€ 00,02 02 0,05 0 05 uit hoe je aan je antwoord komt. u Geld 3– Hoeveel Schrijf als kommagetal. muntjes van 10 cent kun je wisselen voor € 2,30? En voor € 12,30? b 1575 cent per liter.c Wat bedoelen ze daarmee? d a – De benzine is bij deze pomp

10 10

=1

100

€1 10 100

= 101 10

€ 0,10

C

15 cent = € 0,15 23 cent = € 0,23

10 c = € 0,10 9 c = € 0,09 7 c = € 0,07

Leerlingenboek 7, blok 1 49 cent = € 0,49

C

4

3 c = € 0,03 30 c = € 0,30 300 c = € 3,00

Hoe groot zijn de prijsverschillen? maandag

donderdag

V-Power, liter

1598

V-Power, liter

1615

V-Power 1,7 c per liter

diesel, liter

113

5

diesel, liter

113

9

diesel 0,4 c per liter

V-Power, diesel

115

4

V-Power, diesel

120

5

V-Power diesel 5,1 c per liter

52

4

autogas, liter

55

8

autogas 3,4 c per liter

autogas, liter

– Schrijfwerkschrift het bedrag met een blz.euro-teken. 9

LB7a_B1L16.indd 22

1 euro 10 c = € 1,10 1 euro 35 c = € 1,35 1 euro 90 c = € 1,90

maatschrift

blz. 22 en 23

computer

16-12-2009 19:14:14


Domein Meten en meetkunde

79

B.  Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Weten waarom

les 19

blok 1

23

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

C

1

Schrijf als breuk. a b € 3,50 = 3 21 euro € 1,10 = 1101 euro 1 7 € 1,70 = 1 10 euro € 1,50 = 1 2 euro Weten€waarom 3 4,50 = 4 12 euro € 1,30 = 1 10 euro 9 € 7,50 = 7 12 euro € 1,90 = 1 10 euro Leerlingenboek blok 1 Hoe goed7, ken jij de1euro? a Hoeveel eurolanden waren er op 1 januari 2 Reken uit. 2010? 16 b Hoeveel eurolanden zijneuroteken. er nu? Schrijf het bedrag met het c Welke euromunten ken je? waard? a En wat zijn deze samen b d Hoeveel verschillende euromunten zijn er? 16 × 8 = 128 e Leg ze in gedachten op volgorde naar grootte. Wat is jouw volgorde? € 2 - € 0,50 - € 1 - € 0,20 - € 0,05 - € 0,10 € 0,02 - € 0,01.

a

blok 4

10

les 8

C

€ 1,50

€ 2,50

bd

c

€ 1,26 26

€ 0,05

€ 4,522

€ 10,02

b Samen bespreken c € 2 - € 1 - € 0,50 - € 0,20 - € 0,10 - € 0,05 € 0,02 - € 0,01. Samen: € 3,88

€ 1,20

C

3

€ 4,90 4 90

Hoeveel kosten de stukken pizza? 1 hele pizza kost € 6. a b c Reken met wisselkoersen. 1 1 2 5 4 7 11 stuk pizza 12 stuk pizza stuk pizza 5 6 3 12 12 Aankoop: je wisselt 3bijvoorbeeld € 100 voor dollars. Je6 krijgt4dan 100 x 1,1415 =12$ 114,15. prijs prijs voor euro’s. €… €… 3 €bijvoorbeeld 2 €… 1 4 Je€krijgt 5 €dan 6 100 prijs 2,50 € … 3,50 € … 5,50 Verkoop: je wisselt $ 100 : 1,3430 = €€74,46. … … … …

Leerlingenboek 8, blok 4

C

2

CD 4

C

3

C

4

a

b

1 euro =

aankoop 1,1415 6,5444 0,7700 6,9717 8,3940 1,2740

verkoop 1,3430 8,1144 0,9088 8,6443 10,4078 1,4820

a Wat krijg je als je bij de bank 50 euro inwisselt voor Amerikaanse dollars? 50 × 1,1415 = 57,08 dollar. Deense kroon 2 b Je haalt bij de bank 3000terras? Zweedse kronen; a Hoe groot is het 48 m Engelse pond watbbetaal 3000 : 8,3940 = 357,40 euro. Voorje? elke vierkante meter zijn 16 tegels Noorse kroon c Hoeveel Engelse ponden krijgzijn je voor 320? het nodig. Hoeveel tegels nodig€ voor Zweedse kroon d Waarom staan er zoveel cijfers achter 48 × 16 tegels = 768de tegels hele terras? Zwitserse frank Samen bespreken. komma? c 1 tegel kost € 0,50. Hoeveel kosten de c 320 × 0,7700 = 246,40 pond. tegels voor het hele terras? € 384 6m d Het terras wordt daarna 2 keer zo lang en Koop en verkoop Engelse ponden. 2 keer zo breed gemaakt. Hoeveel tegels Kijk in de tabel bij opgave 2. moeten er dan bijgekocht worden? Hoeveel Voor je vakantie naar Engeland kocht je voor € 250 Engelse ponden. De vakantie ging niet144 door m2 extra euro duurder wordt het dan? en daarom lever je ze weer in. Wat heb je precies verloren? is 144 × 16 tegels = 2304 tegels. Deze 250 × 0,7700 = 192,50 pond. 192,50 : 0,9088 = 211,82 euro. Verloren: € 38,18. kosten € 1152. 8m Hoeveel euro kosten de Engelse ponden? werkschrift computer De familie Veerman neemt geen buitenlands geld mee, maarblz. pint9 altijd in het buitenland. Dit jaar gaan ze naar Engeland. De wisselkoers is 112,3848. Als meneer Veerman 100 Engelse ponden pint, hoeveel euro kost dat dan? € 112,38

Amerikaanse dollar Een terras leggen.

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

b

c d 1 euro € 1,20 = 1 51 euro € 2,05 = 2 20 1 € 3,20 = 3 5 euro € 3,25 = 3 14 euro 3 2 1,40 = met 1 5 de euro € 5,75 = 52010 16 € EU-landen euro als munt op 1 januari 4 euro 3 1,80 = die 1 45deeuro € 1,15 = 1 20 euro 11 € EU-landen euro (nog) niet gebruiken

C

a

Toetsen 1-Streef

b

a


C

1

Hoe goed ken jij de euro?

Een andere kennismaking met de euro Bekijk samen het kaartje met de eurolanden. In hoeveel landen wordt de euro als munt gebruikt? (16 op 1 januari 2010) Welke landen zijn dat? (België, Duitsland, Cyprus, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Slowakije en Spanje. Verder is de euro het wettige betaalmiddel in Andorra, Monaco, San Marino, Vaticaanstad, Kosovo en Montenegro, maar dat zijn geen officiële eurolanden.) B.  Met elkaar in verband brengen Vraag de leerlingen of die munten overal hetzelfde zijn. (Nee, ieder land heeft een eigen opdruk.) Hoeveel verschillende euromunten waren dat in 2010? (16 × 8 = 128. Van de niet– Meetinstrumenten gebruiken officiële eurolanden mogen Monaco, San Marino en Vaticaanstad ook eigen euromunten – Structuur en samenhang tussen maateenheden slaan. Dus dat zijn er dan nog 3 × 8 = 24 meer, en dan hebben we alle speciale munten, zoals – Verschillende representaties, 2D en 3D herdenkingsmunten, nog niet eens meegerekend!) Vraag de leerlingen, als ze munten bij zich hebben, die met elkaar te vergelijken. Laat er zelf ook een aantal uit verschillende landen zien. Wat staat er op de achterkant? Bespreek vervolgens samen vraag e. Wat zou de volgorde 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef naar grootte van alle euromunten zijn? Verwijs hierbij eventueel naar de vorige les. Vraag ten slotte naar de voordelen van het gebruik van één muntsoort in meerdere landen. (Geen wisselkoersen, je weet in die andere landen gelijk of iets duur of goedkoop is.)

Domein Meten en meetkunde

Weten waarom

Weten waarom 2 Reken met wisselkoersen.

C

Handleiding 8, blok 4 Rekenen met geld Bespreek het lijstje met de koersen. Vertel dat deze koersen steeds veranderen. Geef aan dat het aantal decimalen groot is. (Dit komt door de grote bedragen in de geldhandel.) Bekijk de verschillen tussen verkoop en aankoop. Wat betekent verkoop en aankoop? (De klant koopt dollars bij de bank (aankoop). De klant verkoopt de dollars aan de bank (verkoop).) Geef een leerling € 700 aan namaakgeld. Laat een andere leerling voor bank spelen. Vraag de eerste leerling het geld bij de bank te wisselen tegen dollars. Laat de bank met de rekenmachine uitrekenen hoeveel dollar dit is. Schrijf de berekening op het bord. (700 x 1,1415 = $ 799,05). Welke koers is gebruikt? (aankoop) Vraag nu bij de bank $ 800 in te wisselen voor euro’s. Welke koers moet nu gebruikt worden? (verkoop) Laat de bank dit uitrekenen. Hoe doe je dat? (Door te delen: $ 800 : 1,3430 = € 595,68.) Schrijf ook deze berekening op het bord. Hoeveel heeft de bank ongeveer verdiend? (€ 100!) Een ezelsbruggetje: je betaalt zoveel mogelijk, je krijgt zo weinig mogelijk. Laat zo ook € 500 inwisselen voor Engelse ponden en omgekeerd. (500 x 0,7700 = £ 385. £ 385 : 0,9088 = € 423,64.) Let ook op de afronding. Laat de leerlingen opgave c zelfstandig uitvoeren.

C

3

Koop en verkoop Engelse ponden. Rekenen met geld Laat de leerlingen deze opgave zelfstandig maken. Bespreek hoe er gerekend is.

C

4

Hoeveel euro kosten de Engelse ponden? Rekenen met geld Stel samen met de leerlingen vast dat deze som uit het hoofd kan worden berekend.

HL8a_blok4.indd 20

29-10-2010 11:41:42

80

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom


C

1

a

Verdeel de pizza’s eerlijk. Hoeveel krijgt ieder? a Verdeel de pizza’s over 2 kinderen.

bc

b Verdeel de pizza’s over 4 kinderen.

Domein Meten en meetkunde Ieder 1 1 2

Verdeel de pizza’s over 3 kinderen.

1 2

Ieder 1

Ieder 1

81

1 3

B.  Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef

C

2

Hoeveel pizza's krijgt ieder?

Toelichting bij 1-Streef Vul in. Je en magvoorbeelden tekenen. pizza’s

Weten waarom

kinderen

ieder

6 3 a a waarom Weten

pizza’s

2

b 5

kinderen

ieder

3

1 23

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

1

Tot waar komt de limonadesiroop in de maatbeker? Teken een lijn.

CD 5 CD

b

10 dl 9 dl 8 dl 7 dl 6 dl 5 dl 4 dl 3 dl 2 dl 1 dl

bc

10 dl 9 dl 8 dl 7 dl 6 dl 5 dl 4 dl 3 dl 2 dl 1 dl

45 cl

aa

les 15 oefenen

blok 4

Leerlingenboek 7, blok 4 is er nodig? 4 Hoeveel liter benzine

Vul de liter tabel in. a a Hoeveel is het?

2

4 : 10

aantal km

20

40

500 ml

8 : 10 10 80

l

0,5 l

dl

10 × 10

100 ml aantal liter0,1 l 1

12

1000 ml = 1 l

×20 10

120 b

240

3000 ml = 3

l

even snel blz. 74 - 77 7000 ml = 7 l

verder

300 ml = 0,3 l

WS6B_B5_L06.indd 44

6 CD

7 CD

2

4

8

10

100

aantal km

16

32

64

80

cl

ml

bd

Reken met de rekentabel.

× 10 aantal liter c

8

aantal km

2

4

5

9

15 d 30 b

60

75

135

1

10 ml = 0,01 l

15 ml = 0,015 l

20 ml = 0,02 l

95 ml = 0,095 l

blz. 78 - 81

plus

blz. 82 - 85

500 ml = 0,5 l

1500 ml = 1,5 l

50 ml = 0,05 l

120 ml = 0,12 l

100 ml = 0,1 l

7500 ml = 7,5 l

90 ml = 0,09 l

225 ml = 0,225 l

Hoeveel moet erbij om 1 liter te maken? b 50 cl 50 cl 45 cl 55 cl 10 cl 90 cl 29 cl 71 cl 3 dl 7 dl 95 cl 5 cl 9 dl 1 dl 37 cl 63 cl

aa

Reken uit.

aa

19

: 10 aantal liter 1

c Reken met de rekentabel. aantal a a km

10 dl 9 dl 8 dl 7 dl 6 dl 5 dl 4 dl 3 dl 2 dl 1 dl

b Vul de tabel in.

1000 ml aantal liter 1 l 1

10

Toetsschrift 6, blok 5

1 l = 10 dl = 100 cl

60 cl

3 CD

20 cl

– Decimale structuur van het metriek stelsel

6 4 1 12 3 6 2 Begrijpen dat het metriek stelsel tientallig is opgebouwd en inzien wat de (tientallige) relatie is tussen de binnen 6 6 aanduidingen 1 9 maateenheid. 8 1 18 c verschillende b d een u Kijk naar het rijtje l - dl - cl - ml. Hoeveel keer zo klein is elke volgende maat? 3 2 1 12 8 5 1 35 Werkschrift 6, blok 5

b

bd

c 3,5 dl 6,5 dl 4,6 dl 5,4 dl 4,9 dl 5,1 dl 6,4 dl 3,6 dl

0,1 dl 9,9 dl 0,6 dl 9,4 dl 0,05 dl 9,95 dl 0,15 dl 9,85 dl

bc

computer 08-07-2010 19:44:35


b

4 × 12 =

16 × 5 =

84 : 12 =

48

80

6 =

bc Domein Meten en meetkunde 3 × 36 = B.  Met elkaar in verband brengen 9 ×

7

8 × 10 =

21 : 3 =

32 × 25 =

82

126 : 18 =

108

800

12 =

7

8 × 100 =

– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden 2 Reken handig. – Verschillende representaties, 2D en 3D

42 :

6 =

CD

aa

1-Streef Weten waarom

b

1 keer erbij.

× 7 8 9 12 Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

×

7

8

9

12

10

70

80

90

120

20

140

160

180

240

11

77

88

99

132

21

147

168

189

252

Weten waarom

bd

c 1 keer eraf.

u Ken je nog × zo’n7rijtje van8 maten die 9 steeds1210 x zo groot × of zo klein 7 zijn?8 u Relatie tussen lengtematen. 70 is 10x80 120 140 160 10 20 – Elke lengtemaat zo klein.90 Leg eens uit.

9

63

Werkschrift 6, blok 5

3 CD

72

81

108

19

133

152

9

12

180

240

171

228

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

Kleur de goede hoeveelheid in de maatbekers. 1 l = 100 cl

1 l = 10 dl

1 1 cl = 100 deel van 1 l

1l

10 100

of 101 liter

even snel

1 dl = 101 deel van 1 l

aa

1l

20 100

liter

blz. 74 - 77

b

1l

5 10

verder

liter blz. 78 - 81

c

1l

80 100

liter

plus

bd

1l

65 100

liter

blz. 82 - 85

u Maak zelf een rijtje beginnend met m2. Hoeveel keer zo klein is elke volgende maat? Kun je dat verschil met de rij van lengtematen uitleggen met een tekening? WS6B_B5_L16.indd 49

computer 02-07-2010 12:11:39


les 18 en 19

blok 5

49

Domein Meten en C meetkunde 1 Reken handig met vermenigvuldigen en delen. B.  Met elkaar in verband brengen 3 × 16 =

14 × 3 =

a

1-Streef

60 : 12 =

48

42

6× 8=

– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D a

83

5×8=

30 : 6 =

18 × 4 =

28 : 14 =

40

72

Toelichting bij 1-Streef 10 ×en 4voorbeelden = 9× 8 = b

5

7×6=

4 × 12 =

2 14 : 7 =

16 × 5 =

84 : 12 =

Weten waarom

Weten waarom

– Structuur en samenhang metrieke stelsel

Begrijpen hoe maten samenhangen, mede op basis van het feit dat het systeem tientallig is c opgebouwd.3 × 36 = 32 × 25 = 126 : 18 = u Een meter is 10 decimeter;108 een vierkante meter is 100 vierkante 800 decimeter. Hoe zit dat ? 7

48

80

6 =

7

8 × 10 =

21 : 3 =

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

b

12 =

8 × 100 =

Leerlingenboek 5, blok 5

2 CD

42 :

6 =

Hoeveel meter en centimeter is het? Reken handig.

a aa 1 keer erbij.

b … cm. × 7 8 9 12 × b … cm. cm. c10 … 70 80 90 120 20 d … m. 11 77 88 99 132 e Naar huis is het een halve km. Dat is … m. 21 f Naar het zwembad is het anderhalve km. Dat is … c 1 keer eraf. bd

7

8

9

12

140

160

180

240

147 m.

168

189

252

u Inhoudsmaten × 7 8 9 12 × 7 8 9 12 Een liter is evenveel als 1 dm³. Welke litermaat is dan evenveel als 1cm3 ? Leg eens uit hoe je 70 80 90 120 140 160 180 240 10 20 dat berekent.

9

63

Werkschrift 6, blok 5

3 CD

72

81

108

19

133

152

171

228

Kleur de goede hoeveelheid in de maatbekers. 1 l = 100 cl

1 l = 10 dl

1 1 cl = 100 deel van 1 l

1l

10 100

of 101 liter

even snel

1 dl = 101 deel van 1 l

aa

1l

20 100

liter

blz. 74 - 77

b

1l

5 10

verder

liter blz. 78 - 81

c

1l

80 100

liter

plus

bd

1l

65 100

liter

blz. 82 - 85

computer


Domein Meten en meetkunde

84

B.  Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

Weten waarom

Weten waarom

u Overzicht van maateenheden. Leerlingenboek 7 en 8

× 10

: 10

m × 10

: 10

dm × 10

: 10

cm × 10

mm × 10

70

× 10

: 10

dam

100

: 10

hm

90

km

80

: 10 lengte

× 100

: 100

dam2 a

× 100

: 100

m2 ca

: 100

dm2 × 100

: 100

cm2 × 100

60

: 100

hm2 ha

mm2 × 100

30

× 100

50

km2

40

: 100 oppervlakte

20

: 1000

dm3 × 1000

cm3

10

: 1000

m3

inhoud

× 1000 bordliniaal

: 10

kl

inhoud

: 10

hl × 10

gewicht

1 ton 1000 kg

× 10

: 10

kg

afstand

Schutblad_LB7.indd 2-3

– Leg dit schema eens uit in je eigen woorden

: 10

dl × 10

: 10

dag × 10

: 10

l × 10

: 10

hg × 10

: 10

dal

× 10

: 10

g × 10

: 10

cg × 10

pak melk: 1 l

ml × 10

: 10

dg × 10

emmer: 10 l

: 10

cl

mg × 10

pak suiker: 1 kg

handspan: 1 dm

16-06-2010 11:52:10


Domein Meten en meetkunde

85

B.  Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

Weten waarom

Weten waarom

– Relatie tussen 3D ruimtelijke figuren en bijbehorende bouwplaten

Kunnen beredeneren of een afbeelding past bij een 3D situatie of situatie in de werkelijkheid, waaronder inzicht in de relatie tussen afstand en grootte op afbeeldingen. u Plattegronden

les 15 herhalen verder

blok 42

60 36

Leerlingenboek 6, blok 2

1 1 CCD

Welke breuk hoort erbij?

Welk kindmet maakte welke tekening? Controleer je rekenmachine. 0,25

1 4

0,125

1 8

CD

3

0,75

2

0,875

3 4 7 8

1: Laura; 2: Abel; 3: Jeroen ; 4: Nadia 0,4 1,7

2 5

0,3333333

1 3

8,375

8

Nadia 17 10

1

0,1666666 Laura6 3 8

1,35

1 207

1

2

Reken uit. 4 Schrijf de uitkomsten in cijfers. a Voor een voetbalwedstrijd kochten drieëntwintigduizend zeshonderdvijfenzeventig mensen Abeleen jaarkaart. Hoeveel mensenJeroen een kaartje. Zesduizendnegentig mensen hebben zitten er in het stadion? 29 765 b Anderhalf miljoen mensen keken naar de wedstrijd op tv. Hoeveel mensen in totaal hebben 2 Vanuit welke richting zie jeafdit? de wedstrijd gezien? Rond op 1000-tallen. 1 530 000 Leerlingenboek 8, blok 4

C

N

3 CD

Welke plattegrond hoort erbij? Is er meer dan 1 mogelijkheid? Leg je antwoord 2 Vanuit het oosten 1 Vanuituit.het zuiden … … O 1W − 2 − 4; Er zijn meer mogelijkheden, want de achterste rij is niet helemaal zichtbaar. 2 3 1

3 Vanuit het westen …

Z

C

4

3

CD

C

4

4

5 CD

b

a

5

4 Vanuit het noorden … 6

Leg de tegelvloer. De vloer van Alwins badkamer is 3 m bij 2 m. a Hij legt tegels van 50 cm bij 50 cm. Hoeveel tegels heeft hij nodig? 24 tegels b Hij legt tegels van 40 cm bij 60 cm. Hoeveel tegels heeft hij nodig? 25 tegels Kijk naar de temperaturen. c Hij legt tegels van 25 cm bij 20 cm.a Hoeveel hijde ertemperatuur nodig? 120het tegels Op welkeheeft dag was hoogst? donderdag maximum

minimum

woensdag

3 °C

0 °C

donderdag

4 °C

–2 °C

vrijdag

1 °C

–7 °C

zaterdag

2 °C

–5 °C

Behangen.

Welke breuken horen erbij?

b Op welke dag het laagst? vrijdag c Op welke dag was het temperatuurverschil het grootst? En hoeveel graden? vrijdag; 8 graden


Domein Meten en meetkunde

86

les 11 en 12

B.  Met elkaar in verband brengen

blok 2

16

– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D 1 Teken een plattegrond.

C

1-Streef

Kijk goed naar de zijaanzichten.

Vanuit het noorden zie je:

N Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

Vanuit het oosten zie je:

Weten waarom

Weten waarom W

Vanuit het zuiden zie je:

O

u Bouwplaten van een kubus – Teken een bouwplaat. Zorg dat de kleuren kloppen. Hoe kan het dat de tekeningen van Vanuit het westen zie je: één kubus zijn, terwijl ze verschillende kleuren hebben? Werkschrift 6, blok 2

C

Z

2

3 CD

Teken de plattegronden. a

c

Met hoeveel briefjes betaal je?

aa

€ 400 met

20 briefjes

b € 1200 met

60 briefjes

c € 1460 met

73 briefjes

bd 4 CD

b

€ 1380 met

69 briefjes

ae

€ 600 met

3 briefjes

f € 2800 met

14 briefjes

g € 3600 met

18 briefjes

bh

€ 4200 met

21 briefjes

ai

€ 300 met

6 briefjes

j € 1500 met

30 briefjes

k € 1350 met

27 briefjes

bl

€ 2150 met

43 briefjes

Tel met sprongen.

aa

1352

1362

1372

1382

1392

1402

1412

1422

1432

1442

b

1235

1255

1275

1295

1315

1335

1355

1375

1395

1415

c

1558

1548

1538

1528

1518

1508

1498

1488

1478

1468

bd

1786

1766

1746

1726

1706

1686

1666

1646

1626

1606

even snel

blz. 74 - 77

verder

blz. 78 - 81

plus

blz. 82 - 85

computer


Domein Meten en meetkunde

87

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Fundament

verder

blok 2

80

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Kalendam

CD

Veerle

9

Functioneel gebruiken – Schattingen maken over afmetingen en hoeveelheden

2,5 4,5

Breekhorst Rolbos

7 5,5

Hoe ver liggen de plaatsen van elkaar? a Welke plaats ligt het dichtst bij? Kalendam b Welke het verst weg? Breekhorst Functioneel gebruiken c Hoe ver liggen Rolbos en Breekhorst uit elkaar? 1,5 km d Hoe ver liggen Kalendam en Veerle uit elkaar? 2 km e Welke twee plaatsen liggenen hethoeveelheden verst van elkaar?kunnen Hoeveelschatten, kilometer?ook Kalendam en Breekhorst In toepassingssituaties afmetingen in complexere 9,5 km. situaties en met moeilijker getallen. Bereken de korting. u 1 Lengte/omtrek 10 Reken Wat is om. de nieuwe prijs? –H et wereldrecord verspringen staat op 8,95 meter. b c d a Hoe ver is je: zo als lokaal? Hoe spring jij denk je? 3dat ongeveer 3 3 cm3€ 45denk1000 14,50 dmdit = 1000 m3 cmlang mver 1 dm = …1000 a b3 = €… c €1 13,50 3,60000 cm3 = e…1€ 3,51 … dm3 d €1000 3 3 3 –S chat 4eens, zitten er ongeveer in 5een dm3 =hoeveel 2000 cm =… 2 dm m3 =brood? 5000 500 000 cm3 = …0,5 m3 …4000 cmboterhammen … dm3 3 g dmin = …8000 cm3 7000 cm3 = … 7 dm3 9000 dm3 = …9 m3 4000 000 cm3 = 4000 … dm3 ko8 rt 10 dm3 = 7, 10 000 cm 11 000 cm3 = 11 14 000 dm3 = … 14 m3 600 000 cm3 = … 0,6 m3 Leerlingenboek 23 … blok … dm3

les 17

blok 3

105

CCD

10%

a

a

b

C 11 D

op al onze artikelen

Hoeveel gaskachels vervoert de vrachtwagen? a De kachels worden in dozen verpakt. Wat zijn lengte, breedte en hoogte van die dozen? € 3,90 5 één lange kant € 4 staan? € 15van de vrachtwagen € 50 er op de bodem€langs b Hoeveel dozen kunnen c Hoeveel dozen kunnen er op de onderste laag staan? d Hoeveel lagen boven elkaar kunnen er in de vrachtwagen gestapeld worden? e Hoeveel dozen kan de vrachtauto vervoeren als hij helemaal vol is? 2 Bereken de korting. Wat is de nieuwe prijs? a 0,5 m, 0,5 m en 1 m. b rechtop: 8; liggend: 4 Bij Aapkes Bij Compu Bij Kamperman c rechtop: 32; liggend: 16 € 18 € 16 € 20,50 d 4 lagen met de kachels liggend op zijn kant en 2 lagen met de kachels rechtop. met 10% korting met 20% korting Laadruimte: 4 m lang, 2 m breed en 2 m hoog. e 2 × 32 of 4 × 16 = 64. a Hoeveel euro korting b Hoeveel kost het c Hoeveel kost het d In welke winkel is het krijg je bij Compu? spel bij Compu met spel met korting bij spel het goedkoopst? 12 Reken met kubieke meters. € 1,80 Bij Aapkes korting? € 16,20 Kamperman? € 16,40 Leerlingenboek 7, blok 3 a Hoeveel kubieke decimeter water past er in 3 dit aquarium? 36 dm b Hoeveel liter is dat? 36 l 3 Hoeveel is het ongeveer? c Hoeveel emmers is dat ongeveer? Meervolantwoorden. Schat de maten. 3 dm Kies uit: 12 , 2, 4, 20, 40. 4 emmers d Als het water 20 cm hoog staat, hoeveel 3 dm liter water zit er dan in? 24 l.

C

a

a

b

CD

CD

4 dm

13 CD

Hoeveel stoelen staan er in het theater? a 8 rijen van 16 stoelen per rij. 128 12 rijen van 18 stoelen per rij. 216

a ac

26 rijen vanis 42 Hoe hoog eenstoelen deur? per rij. 1092 33 rijen vanis28 924 c Hoe breed hetstoelen bord inper hetrij.klaslokaal?

4 CD

Reken om. 6 m = …60 dm

aa

b 12 cm = … 1,2 dm

b 23 rijen van 18 stoelen per rij. 414 35 rijen van 19 stoelen per rij. 665 45 rijen vanis 52 bd Hoe hoog eenstoelen auto? per rij. 2340 39 rijen 46 stoelen perjerij. 1794 of juf? Wat is devan spanwijdte van meester

bd c

1m=… 1000 mm

bd

50 m = … 0,05 km

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Oppervlakte Toetsschrift 7, blok 1 Toetsschrift 7, blok 3 Inhoud Toetsschrift 8, blok 2 Gewicht Toetsschrift 8, blok 2 Geld Toetsschrift 5, blok 5 Toetsschrift 6, blok 3


Domein Meten en meetkunde

88

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

u Oppervlakte – Schat de oppervlakte van de eilanden.

85

Leerlingenboek 7, blok 2

14 CD

De waddeneilanden. De oppervlakte van elk eiland is weergegeven als vierkant. Bereken de oppervlakte van elk eiland. Gebruik je liniaal en rekenmachine. SCHIERMONNIKOOG Rond af op hele kilometers. AMELAND

Schiermonnikoog

Nes Oost-Vlieland

West-Terschelling TERSCHELLING

VLIELAND

= 4 km

Te×el is 3,3 × 3,3 cm2 13,2 × 13,2 km2 = 174,24 km2 174 km2 Terschelling: 2,3 × 2,3 cm2 9,2 × 9,2 km2 = 84,64 km2 85 km2 Ameland: 1,7 × 1,7 cm2 6,8 × 6,8 km2 = 46,24 km2 46 km2 Vlieland: 1,5 × 1,5 cm2 6 × 6 km2 = 36 km2 Schiermonnikoog: 1,4 × 1,4 cm2 5,6 × 5,6 km2 = 31,36 km2 31 km2

De Koog Den Burg TEXEL

Schiermonnikoog

CD 66 15

blok 2

Vlieland

Terschelling

Ameland

les 20 herhalen

Texel

Reken met een trapfiguur. Elke trede is 1 meter hoog en 1 meter breed. Leerlingenboek 8, blok 2 a Wat is de omtrek van deze figuur? 4 × 9 m = 36 m b Wat is de oppervlakte van de figuur? 81 m2 − (4 × 10) m2 = 41 m2. 1 Wat is deheb oppervlakte van Meer het terrein? c Hoe je gerekend? antwoorden. Per auto is een ruimte van 3 bij 5 meter nodig. Er moeten 100 auto’s kunnen staan. De helftmet vanbreuken. het terrein is voor parkeerplaatsen bestemd. 16 Reken 1 1 1 aa Hoeveel vierkante meterbij heeft elke parkeerplaats? 15 m2. Welke breuk ligt dichter 5 ? 2 of 10? b Hoeveel auto’s? 1500Wat m2. valt je op? Noemers zijn opeenvolgende hele getallen; Kijk goedvoor naar100 deze sommen. 1 1 1 2 . is 15 − 16 = 30 c Hoe groot moet het terrein zijn? 3000 mDus noemer uitkomst is noemer × noemer. ; 6 − 17 = 42 , enz. 1 1 1 1 1 1 1 1 1 d Hoeveel hectare is dat? 0,3 ha. − = − = − = 2 3 6 3 4 12 4 5 20 c Reken uit:

C

CD

a

C

b

2

C 17 D

a

1 1 1 1 1 1 5 − 6 = 30 9 − 10 = 90 Schrijf over en vul in. a b 2 dm 1 m2 =de100 100 m2 = Bereken weg. …kortste 2 2 1 dm = 100 cm 50 m2 = … moet 1 m2 = Hier 10000 cm2hij zijn. 1250 m2 = … 1A cm2 = 100 mm2 2,5 a = …

1 99

1 1 − 100 = 9900

c …1 50 … 12,5 … 250 …

a ca a m2

1 ha = 10000 m2 … 1,6 ha = 16000 m2 … 0,5eerste ha =verdieping 50 a … ha 1000 m2 = 0,1 …

bd 1 km2 = 0,25 km2 = 3,5 ha = 48 000 ha B =

100 … 25 … 0,035 … 480 …

ha ha km2 km2


les 11

blok 5

56

Domein Meten en C meetkunde a Hoe gaat het verder? 1

Bereken de inhoud.

89

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Fundament

3 3 3 1a cm 8cm cmophogen. 27 … cm 64 … aarde? cm3 125 cm3, 216 cm3, enz Vader wil de tuin 5… Heeft hij genoeg aan 1 vrachtauto met b De kinderen willen een vijver in de tuin. Samen met hun vader graven ze een gat. Komt er 3 passen in van dezededozen? b Hoeveel blokjes cmom genoeg uitvan het1gat debij rest tuin 5 cm op te hogen? Toelichting enaarde voorbeelden 1-Streef 250 cm3; 288 cm3; 1728 cm3 2 Vul het badje.

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

C

Functioneel gebruiken

12 cm

6 cm

11 5 cm 5

l Functioneel gebruiken 5 cm

8 cm

10 cm

6 cm

12 cm

12 cm u Inhoud – Hoeveel water gebruik je bij douchen? 8 l En bij in bad gaan? 10 l Meer of minder denk 1 l je? 2 En hoeveel Ken je deze inhoudsmaten? bespreken. a Met hoeveel emmers krijg je uit het de badkraan? vol? 12 Weet emmers water drupt er water inSamen een uur water het kost om 1000hoeveel ml 1 l je b Met hoeveel of tuingieters? 15 tuingieters de was te draaien de wc door te spoelen?

C

ml =slim 1om cm3het bad te vullen met een plantengieter? Waarom wel of niet? Nee, je moet het c Is1 het 3 100 = 100 = 1 dl = 0,1 l danml115 keercm vullen. 0,5 l 500 ml

3 Leerlingenboek blok 500 ml =7, 500 cm3 =

C

5 dl = 0,5 l 1000 ml = 1000 cm3 = 1 dm3 = 10 dl = 1 l

3

0,1 l

Kubieke meters. Samen bespreken.

100 ml

Vitamine D Oogdruppels geschiktd voor ruppels

ZALF

32 m3

nu: € 1200

100 ml

C

3

C

4

30 ml

10 ml

Reken om. aa Zou jullie lokaal met deze b kachel 1 kunnen l 1 l 1000 cm3 = … 10 dl = … verwarmd worden? 0,5 l 1,2 l 500 cm3 = … 12 dl = … 3 0,3 l 100 cm = 0…,1 l 3 dl = … werkschrift Leerlingenboek 7, blok 5 blz. 30 0,25 l 1 cm3 = 0…,001 l 2,5 dl = …

1 ml is ongeveer

b In een zeppelin gaat ongeveer 70 000 m3 20 druppels 5 ml 75 ml gas. Hoe groot is de zeppelin dan ongeveer? c Past hij in jullie lokaald of in het 1 l 1 l 100 schoolgebouw? cl = … 1000 ml = … 7,35 l 0,2 l 735 cl = … 200 ml = … 0,35 l 0,05 l 35 cl = … 50 ml = … maatschrift blz. 26 en 27 computer 0,06 l 0,015 l 6 cl = … 15 ml = …

Hoeveel water is het? Samen bespreken.

LB7a_B3L21.indd 110

28% van ons water wordt gebruikt bij het doorspoelen van het toilet. In een stortbak gaat gemiddeld 10 liter water.

werkschrift

LB7b_B5L11.indd 56

100 ml

blz. 46

maatschrift

blz. 14 en 15

16-12-2009 18:35:07

computer

18-06-2010 10:25:30


antwoorden.

C

2

Inhoud.

Meten, inhoud Domein Meten en meetkunde Bespreek samen de inhoud van de medicijnflesjes. Welke maat wordt daarbij gebruikt?

90

1-Fundament

(ml) Waarom is het flesje van de oogdruppels heel klein en van een hoestdrank vrij groot? (Van oogdruppels heb je per keer heel weinig nodig.) Vertel dat de druppel nog steeds als een inhoudsmaat wordt gebruikt bij medicijnen (zoveel druppels per dag). Een druppel was vroeger (in Engeland) een officiële maat van 0,06 cm3, iets groter dus dan de druppels in het boek (0,05 cm3). Bekijk ook even de maat van het theelepeltje en de pot zalf. Wat valt op bij de zalf ? (Het is niet vloeibaar, maar toch wordt ml gebruikt.) Wijs op het verband tussen kubieke maten enen litermaten. Wat is het verschil sprongen? Toelichting voorbeelden bij in1-Streef

Functioneel gebruiken

Meten, inhoud Functioneel gebruiken

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

C

3

4

Inhoud. Meten, inhoud Deze opgave is een leuke aanleiding voor een onderzoekje. Vraag de leerlingen hoe vaak ze gemiddeld op school per dag naar het toilet gaan. Hoeveel leerlingen zitten er in de klas? Hoeveel water wordt er per keer gebruikt bij het doorspoelen? (10 l bij een gewone stortbak, zo'n 6 l als het een waterbesparend toilet is.) Hoeveel kubieke meter water voor het toilet wordt per dag gebruikt in deze klas? Bespreek vervolgens de tekst bij deze opgave. Waar wordt de rest van ons water voor gebruikt? (Onder andere voor douchen, drinken, afwassen, eten koken, auto wassen en schoonmaken.) Vraag ten slotte de leerlingen te schatten hoeveel liter water er in het ligbad (250 l), emmer (10 l) en kan (1 l) past. Bespreek ook de verhouding tussen de plaatjes.

les 19

blok 2

Leerlingenboek 8, blok 2

C

1

65

Hoeveel liter? ...

20 cm HL7_blok5.indd 26

15-11-2010 10:01:14

25 cm 1,5 m2 1 m2

aa

C

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Reken om.

Laat deze opgave zelfstandig uitrekenen. Wijs eventueel nog op het schema bij opgave 2. Bespreek de antwoorden na afloop. Handleiding 7, blok 5

C

Toetsen 1-Streef

2

Hoeveel liter water zit er in dit bad? 200 l.

1,2 m2

525 liter water

b Hoeveel liter water zit er in dit bad? 300 l.

bc

Hoe hoog staat het water? 35 cm.

a

Reken uit. Schat eerst. Je mag je rekenmachine gebruiken. a Wat is de inhoud? Lengte 6 dm, breedte 2,5 dm en hoogte 2 dm. 30 dm3. Lengte 55 cm, breedte 24 cm en hoogte 20 cm. 26400 cm3 = 26,4 dm3. b Wat is de hoogte? Lengte 40 cm, breedte 20 cm en inhoud 20 dm3. 25 cm. Lengte 35 cm, breedte 16 cm en inhoud 8,4 dm3. 15 cm. c Wat is de hoogte ? De oppervlakte van de bodem is 14,4 dm2 en de inhoud is 36 l. 25 cm. De oppervlakte van de bodem is 0,25 m2 en de inhoud is 60 l. 24 cm.

b

3 CD

a

Reken uit zonder rekenmachine. Schrijf de berekening op. a b

c

bd


Domein Meten en meetkunde

91

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

40 Functioneel gebruiken

Blok 2 Les 18 en 19

Functioneel gebruiken

Lesverloop Handleiding 8, blokvan 2

C

1

les 18

Hoeveel emmers water zitten er in het zwembad? Inhoud berekenen Start deze les met de vraag hoe je de hoeveelheid water in een zwembad kunt meten. Laat de leerlingen zelf een aantal mogelijkheden noemen. (In kubieke meters, aantal emmers, aantal badkuipen, de tijd die een open kraan nodig heeft om het bad te vullen, enzovoort.) Stuur het gesprek richting het aantal emmers. Hoeveel liter water gaat er in één emmer? (Ongeveer 10 liter.) Bekijk nu samen deze opgave in het boek. Laat de leerlingen eerst schatten hoeveel emmers het kunnen zijn. Vertel dat het waarschijnlijk een groot getal moet zijn en dat ze niet te zuinig moeten schatten. Wijs hierbij ook even op de afmetingen; het is geen kinderbad! Vraag de leerlingen het geschatte aantal emmers op een papiertje te schrijven. Bereken vervolgens samen de inhoud van dit zwembad. (25 × 10 × 2 m3 = 500 m3 = 500 000 dm3 = 500 000 liter) Hoeveel emmers zijn dit? (50 000) Wie had dit geschat?

C

2

Wat is 1 m3?

u Gewicht – Hanna en Stijn hebben net een nieuw broertje gekregen. Hoe lang kan dat broertje Mart Inhoud berekenen ongeveer zijnleerlingen en hoeveel kan hijwat wegen? kan welbijen kan zeker Vraag de te vertellen ze zichWat voorstellen eenwat kubieke meter.niet? Laat ze vervolgens met een draadmodel, touw of latten in de klas een m3 maken. Leerlingenboek 8, blok 4 Vraag of hier 25 kinderen in kunnen. Wijs hierbij op een les in groep 7 (Handleiding 7a blok 2 les 11.) Wie weet nog hoe we de ‘inhoud’ van een kind hebben uitgerekend? (1,5 dm × 2 dm × 13 dm = 39 dm3 of uitgaande van het gewicht van ongeveer 38 kg = 38 dm3.) Controleer of de Neuit leerlingen nog weten dat een mens voor een groot deel water en dat 1 kg 1dm3 is. derl andbestaat er dri nkt ze Reken als ze vloeibaar zouden zijn. Laat nuuit. uitrekenen hoeveel kinderen er in 1 m3 kunnen ker(1000 : 1 3 0 0 ko p a =Hoeveel kopjes koffie drinkt een Van onze ec pen koffie p 38 ongeveer 26 kinderen!) er ja onom

CD

C

3

C

4

ieredactie ar Nederlander gemiddeld per dag? Rond af AMSTER op hele aantallen. DAM − D e Nederland Reken b Eenom. pak koffi ers hebben zich vorig jaar weer pakken koffie werden er per persoon zeer enthousias Inhoud berekenen te koffiegebruikt? Rond af op hele aantallen. en theedrinke getoverschil ond. Per in sprongen bij Laat de leerlingen deze opgave zelfstandig maken. Wijs oprshet hoof d van de be vo lk g te onthouden is erd belangrijkste litermaten (× 10) en bij kubieke maten (× 1000). w Het 8,36 kilo ko inom ffie geconsum 1 dm3 = 1 liter. eerd.

Hoeveel liter water past er ongeveer in deze badkuip? Inhoud berekenen Bespreek eerst de maten van deze badkuip. Hoeveel zou de binnenmaat zijn? Stel de randen op 7 cm en de bodem op 5 cm dikte. Wat worden de maten om de hoeveelheid water te berekenen dan? (25 × 151 × 51 cm3) Laat de leerlingen het antwoord eerst schatten en daarna uitrekenen. Bespreek het antwoord. (192,525 liter) Wat zouden het kunnen worden als je de rondingen in de badkuip bekijkt?

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken


les 25 oefenen

Domein Meten en meetkunde

115

blok 3

92

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

5 CD

Reken handig.

les 1 40 + 766 + 160 = 276 b 86 a a blok

1-Fundament

175 − 80 − 20 = 75 c 50 + 150 + 13 = 213 241 − 145 − 55 = 41 128 + 60 + 40 = 228 1000 − 666 − 33 = 301 Toelichting bij9001-Streef 10 +en 36 voorbeelden + 290 = 336 − 855 − 44 = 1 1 Welke houdbaarheid hoort bij welk product? Kies de goede houdbaarheidstijd bij elk product. Samen bespreken.

Functioneel gebruiken

Functioneel a a 1 weekgebruiken

15 × 9 × 2 = 270 16 × 7 × 25 = 2800 12 × 11 : 3 = 44 28 × 9 : 7 = 36

C

6 CD

Welk getal ligt er precies tussenin? 2 weken b pak melk

150

350

150

225

a

100

550

u Tijd 8 maanden – Hoe besteed jij jouw tijd? d

300

blok 3

2

Vandaag over een week is het Sinterklaas.

w

Leerlingenboek 8, blok 5

C

10 000

8 CD

16

Welke tijd hoort bij het pijltje?

maart

1

500

3500

6500

9500

a

a

9 CD

r zw 4 uur − 5 uu r tv-kijkenuimen half 6 − 6 uu /afr e d 6 uur − 7 uur eten tv-kijken b r uu 8 − r uu 7 n ze le r 9.40 uur − 9 uu 10.25 10.40 17.30 8 d 9 uur naar be Reken uit.

les−735%

Hoe laat is het programma afgelopen? 00.20 € 3,99 uur.

Ten minste houdbaar tot 16-03-2011

Ten minste houdbaar tot 24-03-2011

18.00

60 yoghurt 03-02-11 50 a Hoeveel procent van de kinderen wil in 40 augurken ongeopend: 10-07-2014 januari binnen gymmen? 60% 30 bappelsap Hoeveel procent van de kinderen wil in juni ongeopend: 15-04-11 20 - 123 even snel blz. 116 - 119 verder blz. 120 10 buiten gymmen? 85% salami 28-01-11 0 c Hoeveel procent van de kinderen weet het j f

11.10

11.15

bc 305 + 416 + 324 + 47 = 1092 523 + 54 + 173 + 226 = 976 356 + 444 + 52 + 729 = 1581 563 + 85 + 651 + 122 = 1421

zaterdag

consumeren binnen

83 plus … dagen

blz. 124 - 127

22

…6 m

j

o

12 …

dagen

1 …3 2 jaar

dagen

a

m

j

a

s

computer januari n

d

niet in november? 10% 16-12-2009 binnen buiten weet niet d Op De Wijnrank zitten 180 kinderen. Reken binnen buiten weet niet uit hoeveel kinderen elke maand buiten werkschrift blz. 52 maatschrift blz. … 32 en 33 computer jan 108 willen gymmen. 54 – 63 – 54 – 36 – 108 – 153 – 162 – 144 – 72 – 54 – 18 – 9 feb

LB7a_B3L21.indd Sec2:115

LB8b_B6L01.indd 86

51

b

Voorbeeld: f Elk streepje telt voor 1 kind. zwemmen 11.00 19.00 tv-kijken lezen eten … …

b 126 + 58 + 131 = 315 31 + 54 + 72 = 157 88 + 142 + 167 = 397 Buiten of binnen gymmen? 100% 34 + 19 + 74 = 127 194 + 72 + 133 = 399 90 Hoelang is het Basisschool Dehoudbaar? Wijnrank vroeg elke maand 25 + 52 + 64 = 141 373 + 148 + 162 = 683 80 aan de kinderen wat zij liever wilden: buiten of in de winkelwagen houdbaarheidsdatum70 binnen gymmen. Dit is het resultaat:

b

blok 5

c a Maak zelf zo’n lijstje. b Vergelijk jouw lijstje met dat van de andere 10.00 10.40 11.00 13.10 13.30 kinderen. Maak een turftabel met alle bezigheden. Meer antwoorden.

27 + 38 +8, 85blok = 1506 Leerlingenboek

a

bd

c Hoe laat is het nu? 3 uur of 15 uur.

aa

2 4

De Theatershow begint om 22.35 u en duurt 1 uur en 3 kwartier.

Ik moet om half 5 bij de tandarts zijn. Ik heb nog anderhalf uur.

Wat doe jij als je vanmiddag uit school komt? a b Evelien schrijft: Reken uit. 14.30 om de afronding 14.45 15.00centen. 12.30 Denk en emopmhele

3

CC

375

Functioneel gebruiken

beschuit

Waarom is het ene stuk kaas afgeprijsd? Wat is het prijsverschil? € 1,40 a Op welke datum b Op welke dag is Britt jarig? zegt Sander dit? g 27 april. oensda28 november.

a

C

7500

250

Functioneel gebruiken

Reken met datum en tijd. Vandaag is het 6 april. Over 3 weken ben ik jarig.

C

1000

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

bf 5000

3 maanden

blik erwten

7 CD

550

be

fles fris

3 jaar7, Leerlingenboek

c

kaas

Toetsen 1-Streef

18:35:19

06-07-2010 09:28:45


106 blok 3 Domein Meten en meetkunde

C

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Functioneel gebruiken

1

les 18 93

Snelheid berekenen. Hoe snel zwom de winnaar van de Olympische Spelen in 2008? Hoe bereken je dat?

In 1908 was het wereldrecord 100 m vrije slag 1.05,6 seconden. In 2008 zwom de winnaar van de Olympische Spelen die Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef afstand in 47,05 seconden. 2,13 m/s.

Functioneel gebruiken 2 Reken uit.

C

a Pieter fietst 5 meter per seconde. Hoeveel kilometer is

u Snelheid dat per uur? 18 km/u. – Stijn ben Mieke Hannah wonen en moeten loopt in een in uurAmsterdam 5,4 km. Hoeveel meter pervoor een turnwedstrijd naar Maastricht. Ze gaanminuut met de lang zullen ze dan ongeveer onderweg zijn? Wat moet je dan is auto. dat? 90Hoe m/min. per seconde? m/s. allemaalEn weten? Kun je1,5 een schatting maken? – Wat denk je dat de hoogste snelheid is van een sprinter die de 100 meter in 10 seconde aflegt? Leerlingenboek 8, blok 3

C

3

Snel, sneller, snelst. Welke snelheden horen erbij? 5 1 4

6

3

2

1

a

49 km/u

2

b

15 km/u

3

c

4 km/u

4

d

160 km/u

5

e

950 km/u

6

f

120 km/u

werkschrift

blz. 29

maatschrift

blz. 22 en 23

computer

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken


85 15 CD

Hoe laat is het op de klok na precies 1 jaar? De klok loopt per dag 1 minuut achter. Hij wordt op 1 januari gelijkgezet met de tv-klok. 5 voor 6 als het geen schrikkeljaar is en anders 6 voor 6.

Domein Meten en meetkunde C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

16 CD

Ben je handig met getallen? a Bereken het gemiddelde. Hoe reken je uit je hoofd? 10

4,05

94

b Vul de rij met 2 getallen aan. Welk systeem heb je ontdekt? Het zijn allemaal kwadraten en 9-vouden. 9 – 36 – 81 –144 – 225 … – 324 …

4,7

1-Fundament

Toelichting 6,25. en voorbeelden bij 1-Streef

Functioneel gebruiken

In welk jaar vallen 1 januari en 1 juli op dezelfde dag van de week? 2016 is een schrikkeljaar. Functioneel gebruiken

C 17 D

Kies het goede antwoord.

Kies uit: 8, blok 5 1. 2015 Leerlingenboek

C 18 D

2. 2016

3. 2017

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

4. 2018

Hoe hard gaan de schaatsers per uur? Gebruik je rekenmachine. Rond de uitkomsten af op 2 decimalen. 1.41.04 betekent: 4 seconde 1 minuut, 41 seconden, 100 schaatser

5 CD

Jeremy Wotherspoon

Verzet de klokken. 1 Shani Davis 2 Shani Davis

afstand

les 10 oefenen

wereldrecord

500 m 1000 m 1500 m

34.03

97

snelheid 52,89 km/u …

54,20 km/u 31.06.42 … 4 1.41.04

blok 6 5

53,44 km/u …

Kramer 5000 m 6.03.32 … 49,54 km/u Zet de klokken 10 minuten vooruit. 1: 14.22; 2: 15.57; 3: 12.00; 4: 01.06; 5: 00.09. a aSven

000 m 12.41.69 47,26 km/u … bSven ZetKramer de klokken een10kwartier terug. 1: 13.57; 2: 15.32; 3: 11.35; 4: 00.41; 5: 23.44. Zet de klokken 45 minuten vooruit. 1: 14.57; 2: 16.32; 3: 12.35; 4: 01.41; 5: 00.44.

bc

CD

u19 Geld Neem deze figuur precies zo over in je schrift. – Noem een artikel dat een prijs heeft ... 6 – tussen Reken uit. 1 en 10 euro Een peer weegt ongeveer 250 gram. – tussen 10 en 100 euro aa Hoeveel perenrechthoek zitten er inb 1 Trek kg? in 4 de grote rechthoek Trek de 1000 kleine – tussen 100inen euro b In een zak gaat 10 kg. Hoeveel peren zijn dit? 2 diagonalen door het 2 diagonalen door het40 – hoger dan 1000 euro.

CD

a

a

21 22 23 24 25 16 17 18 19 20 11 12 13 14 15 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5

c In een zakken van peren czijnWat dit? 400 er als je in de getal 12.kist Trekgaan ook 2 10 rechte getal10 12.kg. TrekHoeveel ook 2 rechte gebeurt

door hetperen getal 12 lijnen door het getal 1210 kg kun grote rechthoek de lijnen hebt 120 geplukt. Hoeveel zakken van je vullen? b d Jelijnen Leerlingenboek 6, blok 6 (horizontaal verticaal). 120 : 40 = 3enzakken

7 CD

(horizontaal en verticaal). Tel telkens de 3 getallen Wat valt je nu op als je de op die op de 4 lijnen 4 optellingen maakt? Reken met geld. staan. Wat valt je op? a Hoeveel geld ligt hier? € 20 000 Alle antwoorden zijn b Hoeveel van deze gelijk, namelijk: 36 pakjes geld heb je nodig voor

a

bc

door het getal 13 trekt? De antwoorden zijn allemaal gelijk: 65.

plusschrift

60 000 euro? 3 pakjes Je gaat dit pak inwisselen voor briefjes van € 500. Hoeveel briefjes krijg je dan? 40

LB8b_B5Les.indd 85

8 CD

05-07-2010 17:38:38

Reken uit. Utrecht 35 km

aa

Leeuwarden 170 km

Mees fietst van Utrecht naar Leeuwarden. Onderweg ziet hij dit

Utrecht 129 km

Leeuwarden

b Een paar uur fietsen later ziet Mees dit bord. Hoe ver moet hij nog


Domein Meten en meetkunde

95

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

– Oppervlakte benaderen via rooster

Oppervlakten globaal en precies kunnen vergelijken, ordenen en berekenen door gebruik te maken van een natuurlijke maat (rooster, voorwerpen). u Kijk op de kaart van Nederland. Welke provincie is ongeveer het grootste? Gebruik het rooster. u Oppervlakte van Texel –W at is de oppervlakte van Texel ongeveer? –W elke Waddeneilanden zijn groter? En welke kleiner?

Toetsschrift 5, blok 1 Toetsschrift 7, blok 3

100 blok 3

les 13

Leerlingenboek 7, blok 3

C

1

Hoe groot is Schiermonnikoog? Reken met hectare en vierkante kilometer. Samen bespreken.

Schiermonnikoog

Schiermonnikoog

SCHIERMONNIKOOG

SCHIERMONNIKOOG

Blok 3 Les 13 en 14

30

0

3 km

van les Handleiding 7, blokvergelijken. 3 2 Lesverloop Oppervlakte

C

C

C

13

Heeft Sharon gelijk? Samen bespreken.

1

Hoe groot is Schiermonnikoog?

C

A R U B A Aruba is ongeveer 5 × zo groot Oppervlakte van onregelmatige figuren afschatten als Schiermonnikoog. Laat de leerlingen eerst zelf vertellen hoe ze de oppervlakte kunnen schatten. Stuur aan op Oranjestad de mogelijkheid om de hele hokjes die binnen de kustlijn vallen te tellen. Daarna kunnen de overige hokjes geschat worden. Deze worden meegeteld als een half hokje of een kwart hokje. Geef vervolgens de leerlingen in groepjes de opdracht om de oppervlakte van het eiland op het eerste plaatje te schatten. Verzamel de schattingen op het bord. Noteer en bespreek de grote afwijkingen. Wat is daar de oorzaak van? Het afschatten van het aantal hele, halve en kwart hokjes kan op deze manier aan de orde komen. Doe hetzelfde met de oppervlakte van het eiland op het tweede plaatje met de kleinere hokjes. Als het goed is, lopen de schattingen nu minder uiteen. Laat ten slotte berekenen hoe groot het eiland echt is. Vraag eerst hoe groot een hokje op plaatje en 1,5 bij 1,5 = 2,25 km2 bij het de kaarten in het echt is. (3 × 3 = 9 km2 bij het 0 eerste 3 km tweede plaatje.) Bespreek samen de uitkomst, die bij beide afbeeldingen gelijk moet zijn. (Ongeveer 40 km2 = 4000 ha) 1 km2 = 100 ha

3

2

Reken om. a Oppervlakte 2

1 ha = 10 000 m2

vergelijken.

b

c 2

2

2


C

1

Oppervlakte. Teken en kleur in elk vak een driehoek. Die driehoek moet net zo groot zijn als de helft van het aantal hokjes.

aa

Domein Meten en meetkunde

96

C. Gebruiken b Kleur de figuren. Hoeveel hokjes zijn het?

– Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

9 – 2 = 7 hokjes

16 – 7 = 9 hokjes

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Werkschrift 7, blok 3

C

2

De oppervlakte van Curaçao. Kleur de hele hokjes in het eiland rood. Trek nu een lijn om het eiland heen. Volg daarbij de hokjes. Het begin is al gemaakt. Meestal maak je het eiland dus iets groter. Alleen als er maar een klein stukje eiland op het hokje staat, maak je het eiland kleiner.

aa

Hoeveel hokjes heb je rood gekleurd? 13

4 km

les 14

b Hoeveel hokjes tel je binnen de lijn die je hebt getekend? Ongeveer

C

– Omtrek en oppervlakte berekenen van rechthoekige figuren

blok 2

hokjes. 45

16 km2

59

hokjes.

c Bereken nu de oppervlakte van het eiland. Daarvoor neem je het gemiddelde van het aantal rode hokjes Pablo terras. en hetmaakt aantal een hokjes binnen de lijn. Schrijf op hoe je rekent.

1

DeBijvoorbeeld: tegels zijn1350+ 45 cm= bij 50 cm. 58 : 2 = 29. 29 × 16 km² = 464 km² Meet het terras. is ongeveer 60 kmhij lang en tussen 4 km en 10 km breed. b ada Curaçao Hoeveel tegels heeft nodig? 96 tegels b Pablo legt in het midden 1 grote tegel 3 Maak de kommagetallen vastcm. aanen de oppervlakte getallenlijn. van 100 van cm de bij 100 Hoeveel kleine van rechthoekige figuren met eenvoudige Kunnen berekenen omtrek tegels heeft nog nodig? 92 tegels 0,2 0,7 gebruik 1,2 worden van 0,9 1,4 getallen.a a Hierbij mag in hij de dan opgave gemaakt formules voor omtrek en c Daarna vervangt hij in iedere hoek de 1 cm = 1 m b oppervlakte: kleine tegels door een tegel van 100 cm – Bij omtrek: lengte+lengte+breedte+breedte of varianten hierop. bij 100 cm. Hoeveel tegels liggen er als 0 0,5 1 1,5 het terras klaar is? 5 grote en 76 kleine Leerlingenboek 6, blok 2 tegels 0,200 0,75 0,95 1,45 1,49

CD

Toetsschrift 6, blok 5 Toetsschrift 7, blok 1 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 8, blok 2

C

b

2

enerreken. Schrijf zelf nog 5 getallen bij en maak die ook vast. Meer antwoorden. b cMeet

aa

Meet met je liniaal de lengte en de van deze blz. 116 plattegrond. - 119 verder blz. 120 - 123 plus Hoe groot is het weiland in het echt? 180 meter lang, 120 meter breed b De boer maakt een hek om het weiland. Hoeveel meter hek heeft hij nodig? 600 meter c De boer heeft een grasmaaier van 120 cm breed. Hoeveel banen moet hij maaien? 100 banen of 150 banen, 1 cm = 20 m afhankelijk van de richting. breedte even snel

C

b

3

blz.124 - 127

Teken en reken uit. Rosa’s tafel is 140 cm bij 70 cm. Ze legt er een tafelkleed van 200 cm bij 120 cm overheen. a Hoeveel is het kleed langer dan de tafel? 60 cm

computer


Domein Meten en meetkunde

97

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Functioneel gebruiken

1 Wat is de oppervlakte van een tennisveld? Functioneel gebruiken

les 4

blok 5

47

C

verder

Leerlingenboek 8, blok 2

serveervak

11 CD

Reken de maten van de tuinen uit. Alle tuinen zijn rechthoekig. lengte (m)

15

18

12,5

8,40

11

20

8

breedte (m)

8

13

6

6,10

9,50

omtrek (m)

46 … 120 …

62 … 234 …

37 … 75 …

29 … 51,24 …

7 … 36

59

6 … 28 …

77 …

190 …

48

oppervlakte (m2)

aa

12 … 10

tennisveld voor enkelspel tennisveld voor dubbelspel

+

44 … 120

2m

Reken de oppervlakte van deze tennisbaan uit. 264 m2 b Reken de oppervlakte van het veld voor enkelspel uit. 192 m2 – 12 Bij oppervlakte uit.lengte x breedte. cReken Reken de oppervlakte van een serveervak uit. 26 of 27 m2 a Groep 8 gaat een dagje zeilen. Ze huren 5 b Om dit weiland wordt een hek van gaas oppervlakte van de baan wordt ergeplaatst. bij het enkelspel niet gebuikt? 72 m2 b d Hoeveel boten en 5 instructeurs. Hoeveel kost een Het gaas kost € 2,95 per meter.

CD

Leerlingenboek 6, blok 5

C

dagje zeilen ongeveer in totaal? 1. € 130 Reken oppervlakte uit. 2. de € 110 Gebruik 3. € een 550 rekentabel als dat 4. € 650 Huurprijzen59,95

2

per boot € ur € 69,95 per instructe

lengte

oppervlakte

C 13 D a a

nodig is.

18 m

18 m

1m

9m

18 m2

… m2

breedte

De palen voor het hek zijn gratis. Hoeveel kost het hek ongeveer in totaal? 96 m 1. € 1200 2. € 1600 130 m 3. € 2100 4. € 1400 102 m

Reken uit. Schat eerst en controleer met je rekenmachine. 2 aa Volleybalveld: 18 m blang, 9 m breed. 162 m c b45 ×Basketbalveld: m breed. 4203142 m2 × 54 is ongeveer 27 is ongeveer 28 m46lang, × 13715 is ongeveer c1200 Schoolplein: 80 m lang, m2 000 6000 60 m breed. 4800 160 27 = 1215 × 137 6302 d45 ×Handbalveld: 44 m 46 lang, 22= m breed. 968 3142 m2 × 54 = 169 668

197 m

d 143 × 206 is ongeveer 30 000 143 × 206 = 29 458

be 14 CD

3 CD

C 15 D

b

Akker met aardappels: 200 m lang, 120 m breed. 24 000 m2 f Door een brand is ongeveer 80 000 m2 heide verwoest. Reken uit. Joep zegt: ‘Dat is ongeveer 100 voetbalvelden.’ Schat eerst en controleer met je rekenmachine. Klopt zijn schatting? Nee, ongeveer 10.c 8382 : 33 is a 2132 : 52 is b 6194 : 163 is d 52 171 : 257 is ongeveer 40

ongeveer 40

ongeveer 250 8382 : 33 = 254

Wat2132 zijn: de vertrektijden? 52 nieuwe = 41 6194 : 163 = 38 De treinen hebben 19 minuten vertraging.

aa

ab

c

Reken uit. aoude vertrektijd

b

1 35 + 2 15 = 3 35

7 23 − 6 13 = 1 13

4 37 + 6 27 = 10 57

4 59 − 4 49 =

9 23 + 2 23 = 12 13

6 45 − 2 45 = 4

5 56

8 15

nieuwe vertrektijd

+

2 16

=8

11.16

11.46

1…1.35

4 25

=

12.05 …

1 9

d c 12.54

1 12 + 1 13 = 2 56

13.13 … 5 6

13.43 …

+ 2 23 = 3 12

4 1 + 3 15 = 7101

werkschrift21

3 45

2

+

bf

e

13.24

blz. 143

5 8

= 18

ongeveer 200 52 171 : 257 = 203

bg

13.52 d 15.28 14.11 …

16.58

2 14 − 1 12 = 9

15.47 … 2

3 4

17.17 …

− 3 3 = 5 13

1 38 −

3 4

=

6103

3 5

= 5 10

5

8 computer 7

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken


Domein Meten en meetkunde

98

C. Gebruiken

les 3 en 4

– Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Fundament

C

1

Reken uit.

1 5 ×

Functioneel gebruiken

6 3 9

3 0 8

Functioneel 3 6 gebruiken 0

2 4 6 4

5 1 1 2

2 8 4 0

1 5 4 0 0

4 4 7 3 0

5 4 0

3 8 3 4

1 7 8 6 4

4 9 8 4 2

C

2

Wat is de oppervlakte in meters? 960 m2 b 864 m2

aa

bd

c 2368 m2

Hoeveel verschillen ze in oppervlakte? 7 m2

30 m 48 m

23 m

32 m

74 m

35 m

18 m 21 m

30

38 m

les 25 herhalen

blok 4

32 m

u De parkeerplaats wordt afgezet met een lint omdat er nieuwe stenen komen. Het lint moet 3om deVulparkeerplaats in. heen. b a a Bereken de omtrek b c breedte van is rechthoekig en heeft een lengte van 120 meter en een 1De parkeerplaats en de oppervlakte. 5,6 8,4 5,8 50 meter. 1? a a Wat is de omtrek2,8van figuur 4,1 4,3 2,8 2,8 – Hoeveel lint is dan ongeveer nodig? 2. 12 cm En van figuur 2? 1. 13 cm;3,0 b Welkenodig. figuur1,5 heeft grootste 1,7 – Om1,4te weten oppervlakte Wat de is1,3 de 1,4 hoeveel 2,1 we de2,2 2,0hebben 1,4 tegels nodig zijn, oppervlakte? 1.(10 cm2; 2. 7 12 cm2) oppervlakte van deze ruimte?

CD

C

0,7

0,7

0,7

0,7

Leerlingenboek 7, blok 4 figuur 1

4 CD

C

2

0,9

1,0

1,1

figuur 2 c

Als je fi0,9 guur 2 op0,6 figuur 1 0,7 legt, welk 1 deel van 1 blijft dan onbedekt? 14 deel

3 12

3

3,90

a a

4

ren

b schaal 1 : 100

even snel

be

d

hok

3

b

Maak de getallen op de goede plek vast.

a a Reken met schaal. a b 3,1

C

1,2c

De familie Willems krijgt 4 kippen. Vader 3 maakt een hok4,2 met een ren. Om de4ren komt 5 gaas. a Hoe lang is de ren? 5 m b Hoe breed is de ren? 3,50 m 5 familie c Hoeveel meter gaas moet de kopen? 17 m d Wat is de oppervlakte van het hok? 1,50 m2

1m

blz. 32 - 35

verder

Bekijk deze bouwsels van kubussen.

blz. 36 - 39

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

7 8 ×

5 8 ×

2 7 × 9 9 4

Werkschrift 8, blok 1

3

bd

c b aa Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef 3 6 1 4 2

1 8 0

blok 1

plus

blz. 40 - 43

computer


les 23

Domein Meten en meetkunde 70 blok 2 C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Fundament

C

1

99

Hoe ver? a Hoe ver is het naar het strand vanaf Den Hoorn? 3,5 à 5 km. b Hoe ver is het naar het strand vanaf Kapenvlak? Ongeveer 1,5 km. c Hoeveel meter is de Oudeweg? 1250 m. d Op de kruising met de Westerweg staat een paddenstoel met die afstand. Hoe staat dat Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef met 1,2 km of 1,3 km. aangegeven? 1 Maak er kubussen van. 1 2 3 4 5 6 De Hemmer Oudeweg

les 5 herhalen

blok 2

48

erweg West

C

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

– Routes beschrijven en lezen op een kaart met behulp van een rooster

Kunnen lezen interpreteren van gegevens op(3plattegronden, waarbij gebruik gemaakt blokjes bestaat de kubus? 27 × 3 × 3). a a Uitenhoeveel Uitlegenda, hoeveel blokjes bestaan de een 6 andere figuren? of 14 blokjes. met inbegrip van het wordt vanb de schaallijn en/of rooster met13coördinaten, Den Hoorn c Welke maken samen een kubus? 1 & 3; 2 & 5; 4 & 6. mentaal innemen van een standpunt. Witteweg Grote vlak

weg

Loodsmans Duin

Waar kun je het zien? Emiel en Mieke roeien op het water langs de molen, het kasteel en de vuurtoren. Pompevlak De Kuil a Welke moeten ze op om de molen Schaal 1 : kant 50 000 helemaal te zien? Naar links. b In welke richting moeten ze varen om het Hoe kasteel ver? niet meer te zien? Naar rechts. Wat is de grootste afstand op deze paddenstoel? Assen 18. c Kunnen ze vanuit de boota een foto maken Wat en is de kortste met rechts op de foto de bmolen links de afstand? Paterswoldse meer 1,3. c Zet de namen op volgorde. De kortste afstand bovenaan. Paterswoldse vuurtoren? Groningen Vliegveld, Groningen, Vries, Zuidlaren, Assen. Waarom wel/niet? Ja, als zemeer, ver genoeg naar rechts varen.

a

a

bd 2,1

a

P

werkschrift

blz. 21

€ 1200 € 1000

maatschrift

€ 1850 of € 1875 € 1561

0,5

eg

2,3 we

bd

De Geul

0

1

aw

Po

Hoeveel kosten de scooters ongeveer inclusief btw? Rond de prijzen af op 25 euro. Reken zonder rekenmachine. c a b

ali

€ 239,75 € 285,30

De Kuil

4

1

eg

lpw

Sto

C

Siborsnollen

Am

€ 0,89 € 1,06

e

Hoeveel kost het inclusief 19% btw? Hoeveel kilometer is het vanbDe Geul naar ’t Horntje? c a Begin bij de parkeerplaats vlakbij De Geul en € 100 € 119 € 150 € 178,50 € 1 € 1,19 4 km. rijd over de rode weg.Ongeveer Hoe lees€ je deze schaal? 2 km is op de kaart € 132 157,08 € 267 € 317,73 € 9,35 € 11,13 Den Hoorn 4 cm; 1 cm op de kaart is 0,5 km.

ed

3

De R

CC 3

b

g

2

nt

C

1 blz. 58 en 59

€ 1925 € 1614

‘t Horntje

Mokbaai Ponthaven

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Toetsschrift 8, blok 6

eg lpw Sto

De Naal

Mok

2

erslag

Hoornd

23.

Leerlingenboek 8, blok 2

C

Kapenvlak

Toetsen 1-Streef

2 km computer

€ 1425 € 1195


Domein Meten en meetkunde

100

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken les

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

106

blok 6

18

Leerlingenboek 8, blok 6

C

1

Hoe werk je met coördinaten? Gebruik een atlas. a Welke provincie is dit? Drenthe b In welk vak ligt Meppel? A5 c In welk vak ligt Assen? C3 d En de andere 3? Emmen E5 – Hoogeveen C5 – Roden B1 e In welk vak ligt Coevorden? D6

A

B

D

E

F

1

1

2

2

3

3

4

4

5

40

C

5

Blok 6 Les 18 en 19

6

6 A

C

B

C

D

E

F

2

Hoe werk je met puntcoördinaten? 7 Lesverloop van (1,5) les 18 Handleiding 8, blok6 a Zoek de punten en (5,2). Zie je waarom 6 die punten zo genoemd worden? (1,5) R b Waar liggen (5,1) en (3,4)? 1 Hoe werk je met coördinaten? 5 c Wat zijn de coördinaten van P, Q en R? a 1 naar rechts en 5 naar boven; 4 naar rechts Veldcoördinaten 4 en 2 naar Bespreek eerstboven samen het kaartje bij deze opgave en het begrip coördinaten. Waarom staan 3 b letters 5 naar 1 naar boven; naareen rechts er enrechts cijfers?en(Hiermee kun je3snel plaats opzoeken.) Hoe doe je dat? (Eerst zoek en 4 naar boven P cijfer bent.) Vraag (5,2) je de goede letter en dan ga je omhoog of omlaag tot je bij het 2goede c P (0,2); Q (6,0); R (5,5) de leerlingen in tweetallen met behulp van een atlas de vragen te beantwoorden. Laat 1 hierna enkele leerlingen verwoorden hoe ze de coördinaten en plaatsen hebben gevonden. Q Voeg eventueel nog enkele vragen toe, zoals: Welke plaatsen liggen in B4? Door welke vakken 0 1 2 Waar 3 ligt 4jouw 5 6 7 stroomt de Drentse Aa? In welke vakken ligt de A28? Als u in Drenthe lesgeeft: woonplaats? Laat de leerlingen elkaar ook coördinaten opgeven. Gebruik ook een stratenboek 5 3 Bepaal de coördinaten. met plattegrond (gemeente of ANWB.) Vraag ze met behulp van coördinaten de straat Teken de guur eerst na.zoeken. waarin zefiwonen op te 4 A en B zijn 2 van de 4 hoekpunten van een vierkant. A Wat zijn de coördinaten van de andere 2 hoekpunten? (1,1); (3,3)

C

C

C

2

Hoe werk je met puntcoördinaten?

4

Puntcoördinaten B Geef aan dat het hier niet om vakken maar om punten gaat. Waar staat punt 1,5? Bespreek de 1 notatie van die punten. Het eerste punt staat op de horizontale as en het tweede punt staat 0 op de verticale as. Tussen beide cijfers wordt een komma geplaatst. De punt staat 1 precies 2 3op een kruising. Oefen samen een aantal puntcoördinaten en laat steeds verwoorden: … naar 5 Zoek zelf rechts en coördinaten. … naar boven. Noem ook punten die op de assen liggen; ook de 0 moet worden (2,0) P, Q en R? (P en Q liggen op een 4as en R heeft a Wat zijnWat de valt coördinaten van de B? punten genoemd. jullie op aan b En die van C? (–4,0) gelijke coördinaten.) Welke coördinaten horen er bij het punt linksonder in de hoek? (0,0) Vertel D c En D? (–2,3) 3 dat we dat punt ‘oorsprong’ noemen. d Welke bijzondere punten zijn nog niet Ter informatie: We beperken ons tot hele getallen. Daarom wordt hier een punt als (2 12 , 3 12 ) 2 genoemd? Onder de horizontale as. niet genoemd, maar het is er wel.

3

C

2

4

5

A


a 42 cm = 73 cm = 85 cm = 97 cm =

b 7 dm = 0,7 … m 4 dm = 0,4 … m 2 dm = 0,2 … m 8 dm = 0,8 … m

0,42 … m 0,73 … m 0,85 … m 0,97 … m

Domein Meten en meetkunde

c 1 m 20 cm = 1 m 85 cm = 3 m 42 cm = 7 m 64 cm =

d 51 cm = 5,1 … dm 29 cm = 2,9 … dm 77 cm = 7,7 … dm 92 cm = 9,2 … dm

1,20 … m 1,85 … m 3,42 … m 7,64 … m

CD

Meet de afstand. Lars loopt de paarse route. Niels loopt de zwarte route. Stijn loopt de oranje route. a Wie loopt de kortste route? Niels b Hoeveel kilometer loopt Stijn? 7 km c Hoeveel kilometer loopt Stijn meer dan Niels? 2 1km Oh ja, is Toelichting enkilometer voorbeelden bij dan 1-Streef d Hoeveel loopt Lars meer Niels ? 14km 5 Reken uit. hetzelfde als 2 .

C. Gebruiken

les 10 oefenen

– Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Streef

CD

101

Finish

15

blok 6

97 Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

Paraat hebben

8

a a1

b 4

c

1 1 3 8 + 4 = 8 1 5 1 5lang 5 5 is de weg? 8 + 2 = 8 Hoe 7 9 3 9 2 3 Gebruik je liniaal. + = + = 10 10 10 5 10 10 a Hoe lang is de weg 1 1 rood 1 2 1 van + = 1 + = 3 3 3 6 2

+

=

5

3 4 + 3 5 + 5 8 + groen? 1 3 +

3 4 3 5 5 8 7 9

=1

1 2 1 5 1 4 1Hoe 9

b

d Start 3

1 km

1 4 + 1…4 = 2 7 1 8 + 2…8 = 3 2 7 1 … + 1 5 10 = 2 10 is3deze 5weg? 36 … + 1 = 2 4 8 8

Paraat hebben

9 9 Paraat 19hebben + 2 = 3

– Omtrek en oppervlakte bepalen/berekenen van figuren (ook niet rechthoekige) via (globaal) rekenen

= 1 (ook niet rechthoekige) via (globaal) Omtrek en oppervlakte bepalen/berekenen van figuren lang km naar =b1 rekenen. 5 × 2 km = 10 km u Omtrek –B ereken de lengte en de omtrek.

C 16 D

=1

6 CD

Reken uit. Vereenvoudig de breuken zo veel mogelijk. 2 km Leerlingenboek 7, blok 1 b a c 7 1 3 1 1 1 – = – = 1 8 8 2 4 4 4

a

17 CD

1 1 1 1 3 5 4 – 4 = de 6 – 3 = 2 2 lengte. Bepaal 2 1 1 4 7 9 a Welk lint is het langst: het blauwe – = – = 10 10 10 10 2 5 het groene groene? 2 1 9 1 5 11 lint 6 – 6 = 2 12 – 12 = 6

1 of het1 2

Toetsschrift 5, blok 4 Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 8, blok 1 1 km

1 2 1 2 1 5 1 3

– – – –

3 4 1 8 3 10 1 56

=

b

3 4

=1

3 8

d 3 5

= 109

8

1 2

5

=

1 8 1 4 1 3 1 6

–1 –3 –1 –3

3 4 1 2 1 4 1 3

3 8 3 4 7 121 1 56

=1

=1 =

= 20 cm b Hoe lang is het blauwe lint? 2 × 20 cm + 2 × 40 cm = 120 cm = 1,20 m c Hoe lang is het groene lint? 7 Bedenk zelf sommen. 4 × 40 cm = 160 cm = 1,60 m 40 cm Gebruik deze getallen en rekensymbolen: d Bram heeft een rol blauw lint en een rol groen 6 lint van 7 elk 8 5 meter. 12 = – dozen + kan x hij : Hoeveel 40 cm daarmee op deze manier inpakken? 3 a Maak een som met als uitkomst 62, of kom er zo dicht mogelijk bij. Je mag de getallen maar 1 keer gebruiken. Meer antwoorden. b Bedenk zelf met deze getallen een som met een andere uitkomst. Vertel een klasgenoot wat Leerlingenboek 7, blok de uitkomst is 6 en laat hem of haar de som erbij zoeken. Meer antwoorden.

CD

8 CD

LB7a_B1Les.indd Sec2:39

16-12-2009 19:10:42

Reken met omtrek en oppervlakte. Gebruik je liniaal.

aa b

Meet de omtrek van de figuur. 32 cm b Hoe heb je gerekend? 4 × 6 cm + 8 x 1 cm c Wat is de oppervlakte van de figuur? 28 cm2 d De figuur wordt verdubbeld: wat gebeurt er met de buitenomtrek en de oppervlakte?

omtrek: 12 + 12 + 6 + 6 = 36 + 12 = 48; oppervlakte wordt 2 keer zo groot: 56 cm2

even snel

LB7b_B6L06.indd Sec2:97

blz. 116 - 119

verder

blz. 120 - 123

plus

blz. 124 - 127

computer

18-06-2010 10:02:51


les 23 en 24

blok 2

Domein Meten en meetkunde C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Streef

C

102

1

Welke route fietsen zij? Alle afstanden zijn in kilometers. a a Niels fietst het kleinste driehoekje, van 7,8 km lang. Hij begint in M. Kleur zijn route rood. b Samira fietst ook een driehoek, maar die is zo groot mogelijk. Ze begint in M. Toelichting enroute voorbeelden bij 1-Streef Kleur haar blauw. c Milan is met zijn fietstraining bezig en rijdt 5 keer helemaal rond. 78

Hoeveel km fietst hij?

Paraat hebben

21

Niels

2,6

2,7

A

M

Samira 2,7

3,9

km.

3,0

2,3

13,4

Iris

E

km

Rekenen met een zeshoek. Elk lijnstuk is 28 mm. a Begin bij A en kleur de rand van een figuur met een omtrek van 84 mm rood.

B

C

Driehoek AMB of AMF. b Kleur de rand van een figuur met een omtrek van 14 cm. A

Vierhoek AFED of ABCD.

bc

D M

Begin bij A. Stippel langs de lijnen een traject dat 28 cm lang is. Je mag geen enkel lijnstuk 2 keer nemen. Bijvoorbeeld AMFABMEDMCD.

F

E

CD

u Oppervlakte 3 Hoeveel flesjes gaan er in 1 liter? – Bereken van jouw huis door het totale vloeroppervlak te verdelen in Vul de het tabelvloeroppervlak in. een paar rechthoeken, waarvan je de oppervlakte makkelijkc kunt uitrekenen. a b a b d Waar kom je op uit? inhoud flesje in ml 500 250 100 50 40 25 20 10 5 – Hoe kun je de oppervlakte van de driehoeken berekenen?

0,5 2

deel van een liter

aantal flesjes per liter

Leerlingenboek 6, blok 5

45 CD CD

0,25

0,1

0,05

0,04

0,025

0,02

0,01

0,005

4

10

20

25

40

50

100

200

Zet op volgorde van groot naar klein. Wat is de oppervlakte? b

maar de school moet nog gebouwd worden. 3,2

3,02

2,32

0,8

0,08 school

0,88

8,08

8,08

0,88

0,8 60 m

0,08

0,720

0,37

0,079

0,37

0,079

De school wordt 60 m lang en 40 m breed. c De rest van het bouwterrein is voor het schoolplein. b d 0,73 6,5 5,6 5,06 6,51 Maak een rekentabel in je schrift. a Wat is de oppervlakte van het hele bouwterrein? 6,51 5,6 5,06 0,73 b Hoeveel m6,52 blijft er over voor het schoolplein? a 9600 m2 b 7200 m2

6 CD

80 m

40 m

0,720

plein

Welke breuken horen bij de letters? even snel Kies uit:

1 3

1

6 blz. 74 - 77

2 3

1

2 verder

blz. 78 - 81

plus

0

7 CD

79

120 m

de Klimroos gaat verhuizen, a a Basisschool 3,2 3,22 2,32 3,02 3,22

blz. 82 - 85

computer 1

a

b

c

d

1 6

1 3

1 2

2 3

Verdeel de pannenkoeken eerlijk.

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

Paraat hebben

D

3,6

omtrek heeft. Kleur de rand groen. Die route is lang. Werkschrift 8, blok 2

a

C

2,6

3,6

Iris kiest een route in de vorm van een vierhoek die de grootste b d hebben Paraat

2 CD

2,5

B


C

1

Meet in millimeters. Hoe hoog is de grootste kubus? 25 mm b Hoe hoog is de kleinste? 5 mm c Hoe hoog is de toren als je de kubussen op elkaar stapelt? 75 mm d Hoeveel van de kleinste gaan er in de grootste? 125

aa

les 6 en 7

blok 5

44

b Domein Meten en meetkunde

C

C. Gebruiken

1

a Hoeveel broers en zussen heb je?

c Hoe is dat bij je klasgenoten? Vul de turftabel in. aantal kinderen

1-Streef

kinderen. Meer antwoorden.

volwassenen,

d Welk soort gezin komt in jullie groep niet voor? Meer antwoorden.

aantal gezinnen

1 kind en voorbeelden bij 1-Streef Toelichting

C

Paraat hebben

Meer antwoorden.

b Uit hoeveel personen bestaat jullie gezin? Vul in:

– Meten – Rekenen in de meetkunde

103

Vul in en maak de grafiek af.

In Nederland zijn er in de leeftijd van 25–34 jaar: 246 000 gezinnen met 1 kind 235 000 gezinnen met 2 kinderen 89 000 gezinnen met 3 of meer kinderen

2 kinderen

2

Hoe hoog zijn de volgende kubussen? 3Een of meer kinderen kubus met een oppervlakte van 6 m2. 1 m Een kubus met een oppervlakte van 54 dm2. 3 dm Meer antwoorden. Paraatbhebben c Een kubus met een inhoud van 125 cm3. 5 cm d Een kubus een inhoud van 0,125 m3. 12 m ek af. 1 cm = 20 000 gezinnen. e Maak met demet gegevens uit opgave d de staafgrafi

aa

b Leerlingenboek 8, blok 3

C

3

Vergelijk 1 kind de figuren. De oppervlakte van elk hokje is 1. 2 kinderen

2

1

4

5

3 of meer kinderen

2 CD

Welke getallen liggen even ver van het midden? 3 Geef ze dezelfde kleur.

aa

13

15,5

14,9

19

16,5

6 15,1

0,82

1,1

0,58

0,66

4,01

–1,1

2

4,2

16

aa

Welke 2 rechthoeken zijn even groot? 2 en 3 (12) bb Wat is de grootste figuur? 0,14 (14) 0,38 0,54 0,62 0,6oppervlakte van figuur 5? 12 c Wat is de d Hoe groot schat je de oppervlakte van figuur 6? Bijna 12. 2,95 2,09 3,15 7,2 bc

b

3,05

Werkschrift 8, blok 5

C

4

CD 3

Hoeveel meststof heb je nodig? a Bij 2 m2? 300 gram Kijk 1 2 figuren. b naar Bij 3 deze 2 m ? 525 gram 1 2 3 c Vader gebruikt de helft van de doos. Voor hoeveel vierkante meter is dat? 5 m2 d De buurman koopt 3 dozen voor de prijs van 2. Voor hoeveel vierkante meter is dat? 30 m2

a

4

5

b

a Maak eerst van elke figuur een rechthoek of vierkant. Dit doe je door stukjes te verplaatsen. b Bereken de oppervlakte van de rechthoeken en vierkanten. 1

10

hokjes, 2

9

hokjes, 3

12

hokjes, 4

10

hokjes, 5

8

hokjes

c Zet de figuren op volgorde van groot naar klein. 3, 1 en 4, 2, 5

even snel

blz. 74 - 77

verder

blz. 78 - 81

plus

blz. 82 - 85

computer

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben

Paraat hebben


Domein Meten en meetkunde

104

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

– Veel voorkomende ­maateenheden omrekenen

In toepassingssituaties berekeningen kunnen maken en veel voorkomende maten kunnen omrekenen, ook met samengestelde grootheden. Geld kunnen inwisselen en gepast betalen. u Lengte/omtrek – J e gaat meedoen aan een zwemvierdaagse. Elke avond wil je een halve kilometer zwemmen om te oefenen. Hoeveel baantjes van 25 m zijn dat? u Oppervlakte –W e leggen tegels van de voordeur naar de straat. Dat pad is 1 meter breed en 12 meter lang. We hebben tegels van 50 cm bij 50 cm. Hoeveel tegels hebben we dan nodig? Kun je een tekening maken?

Lengte/omtrek Toetsschrift 7, blok 1

les 13 en 14

Werkschrift 6, blok 2

C

1

blok 2

Oppervlakte Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 8, blok 2

17

Inhoud Toetsschrift 8, blok 2 Toetsschrift 8, blok 3 Toetsschrift 8, blok 6 Gewicht Toetsschrift 7, blok 6 Toetsschrift 8, blok 2

Teken en reken uit. 1 cm = 1 m

Tijd Toetsschrift 6, blok 3 Toetsschrift 6, blok 4 Toetsschrift 6, blok 5

2m

3m

2m

5m

aa

C

b 2 1 cm = 1m

Teken een plattegrond van deze tuin. b Wat is de omtrek van de tuin? 20 m c Hoeveel vierkante tegels van 50 cm passen op het terras van 5 m bij 2 m? 40 d Hoeveel rechthoekige tegels van 40 × 50 cm passen op het terras van 5 m bij 2 m? 50 Teken plattegronden van verschillende tuinen. Elke tuin heeft een omtrek van 18 meter. Meer antwoorden.

Geld Toetsschrift 5, blok 2


Domein Meten en meetkunde

105

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

les 14

blok 5

59

Leerlingenboek 6, blok 5

C

1

Reken uit. Omar legt een terras. 30 × 60 cm

ing aanbied 0 ,5 2 € nu

3m

pe r s t u

k

3m Hoeveel tegels heeft Omar nodig voor zijn terras? 50 Hoeveel kost dat? € 125 c Hoeveel tegels heeft Omar nodig als de tegels 20 × 30 cm zijn? 150 d Wat moet hij dan betalen? € 375 20 × 30 cm e Omar legt om en om een rij grote en een rij ing kleine tegels. Hoeveel tegels heeft hij dan van aanbied 0 ,5 2 elk nodig? En hoeveel moet hij betalen? nu € k Meer antwoorden, bijv.: 30 grote en 60 kleine tegels, € 225. pe r s t u

aa ab b

les 16

blok 5

62

CC 21

Reken uit. Reken Op hetuit. tuinpad legt Omar gewone stoeptegels. Noa legt in haar woonkamer een houten vloer. 30 × 30 cm

€ 1,75

100 mm

65 mm 90 cm

10 cm

6,5 cm

2 dm

1 dm 20 cm

0,2 m

12 m

aa a

Hoeveel stoeptegels heeft hij nodig? 120 b Hoeveel kost dat? € 210 c Er zijn ook tegels van 30 × 45 cm, maar deze kosten € 2,50 per stuk. Is dit voordeliger? Ja, dat is € 10 goedkoper. BOUWMARKT FLEXIS d De buurman wil ook nieuwe stoeptegels.planken: Zijn pad breed en 14 m en 1,60ismnet bij zo 80 mm 6,40 m van 10En stuks: 10 cm lang. Hoeveel stoeptegels heeft hijpak nodig? hoeveel kost dat? 141 tegels; € 246,75

b

CD C2 3

a

€ 23,50

Reken uit. 9,60 m a d b cHoeveel kost dat? € b 1128 34 × 2 = 68 88 × 7 = 616 34 × 8 = 272 48 × 3 = 144 Meet of juf.46Meet van×je9 rekenboek, je schaar je pen. 46 × 3je=meester 138 74 × 8 en = 592 × 7 =ook 322de lengte 72 = 648

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken


Domein Meten en meetkunde

106

C. Gebruiken

Functioneel gebruiken

Reken uit. Schat eerst de uitkomst. a Toelichting en voorbeeldenb754 bij : 1-Streef 26 = 29 504 : 4 = 126 441 : 3 = 147 533 : 13 = 41 786 : 6 = 131 1088 : 32 = 34 1216 : 8 = 152 1428 : 28 = 51

c 4484 6142 6237 4092

Functioneel gebruiken

CD

: : : :

59 = 76 83 = 74 81 = 77 93 = 44

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Autobezit 1960 – 2000 u 6 InhoudKijk naar de grafiek. 400 a Hoeveel per je 1000 inwonersuit een fles – Hoeveel glazen personenauto’s van 125 ml kun schenken met 1 liter wijn? Aantal personenauto’s per 1000 inwoners

1-Fundament

5 CD

had Nederland in 1960? 45 b Tussen welke Werkschrift 7, blok 6 jaren was de stijging van het aantal auto’s het grootst? 1960 – 1970 c Hoeveel personenauto’s per 1000 inwoners 1 Hoeveel glazen kun2000? je vullen? 400 waren er in Kleur ze.2008 waren er 450 auto’s per 1000 d In een glas kan 5 dl. a a In inwoners. Hoeveel keer zoveel als in 1960 is dat? 10 keer

C

1,5 liter

ab

In een glas kan 0,25 l.

les 23 en 24

blok 6

350

61

300 250 200 150 100 50

c In een glas kan 0,125 l. 0

7 CD

literkan kan0,2 er l.in het aquarium. In een glas b d Hoeveel a

be

c 1

In de fles kan 0,75 l. Hoeveel glazen vul je dan? a 1 2 45 cm

4 dm

CD

b 3

2 Beantwoord7, deblok vragen5over de 100 meter van Jesse en Daniël. Leerlingenboek 4 dm

Maak a a 128 l de grafiek van Jesse verder af.

8 CD

afstand (m)

Hoeveel is het?. t?. 2 10 a 4

22

6

38

8

54

10

72

12

86

135 100l

afstand (m)

2

15

4

30

LB7b_B5Les.indd Sec2:796

45

8

55

10

66

d 34 48 cm

50 cm 36 cm

55,296 (bi (bijna 56) l sse

Je

80

b

60

l

nië

Da

40 20

Uit de fles kunnen 7 glaasjes gevuld worden. 0 14 100 er in 1 glaasje? 0,1 l Hoeveel liter gaat Hoeveel dl is dat? 1 dl Hoeveel cl is dat? 10 cl b Vul de tabel van Daniël in. Hoeveel ml is dat? 100 ml tijd (sec)

3

c 6

32 cm

60 cm

8 dm

tijd (sec)

1960 1970 1980 1990 1995 1998 1999 2000

b

meter

– Meten – Rekenen in de meetkunde

79

bc

2

Uit de fles kunnen 10 bekers gevuld worden. 4 6 gaat 8 er in 101 beker? 12 14 l 0,25 Hoeveel liter seconde Hoeveel flessen heb je nodig voor 50 bekers? 5 flessen Hoeveel liter is dat? 12,5 l

Wat kun je vertellen over de wedstrijd tussen Jesse en Daniël? Daniël gaat snel van start, maar Jesse haalt hem in en wint. Daniël doet langer dan 14 seconden over de 100 m. 18-06-2010 10:06:25

bd

Over welke sport gaat deze grafiek, denk je? Waarschijnlijk over hardlopen.


les 24

blok 1

Domein Meten en meetkunde C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Functioneel gebruiken

C

29

107

1

Hoeveel centimeter zijn de lijnen in het echt? De lijnen zijn op schaal getekend. a Schaal 1 : 50. 350 cm b Schaal 1 : 25. 225 cm c Schaal 1 : 100. 650 cm d Schaal 1 : voorbeelden 20. 150 cm Toelichting en bij 1-Streef e Schaal 1 : 12. 112,8 cm

a b

C

2 Wat zijn de afmetingen van deze fiets? Functioneel gebruiken De schaal is 1 : 30.

les 19

aa

blok 3

Hoe lang is de fiets? 150 à 156 cm

u Gewicht b Wat is de middellijn van het voorwiel? 60 cm – De kaas kost € 7,98 per kg. Hoeveel moet je hoog dan ongeveer betalen c Hoe is het zadel? 78 cm voor 250 gram?

C 1 blok 5 Leerlingenboek 7, blok 5

les 25 herhalen bd

Hoe ziet de dag van Kim eruit? werk

slapen

C1 3 CD

fitness

Wat is de hoogte van het midden van het stuur? 84 cm

televisiekijken

Versmarkt Amersfoort

overig

Hoeveel moet je ongeveer betalen? 0

3

107

6

Rundergehakt 9

12

15

18

21

24

Reken uit. a b a bc verkoopdatum: a Wat doet Kim op een bdag? slapen, werken, fitnessen, c d televisiekijken, overig 789993 630393 gewicht 250 g 500 g 400 g 750 g 150 g 1,5 kg 2,4 kg 1 zou 3 ze doen in de1 periode 1 1 1 1 1 1 3 1 b1 +Wat ‘overig’? Meer antwoorden. 25-02-2010 = − = 2 + = 2 4 − = 3 2 4 4 2 4 4 4 4 2 4 4 2 c1prijs Wat zij 1om 2€uur En om€ 60,90 uur ’s avonds? werken; fitnessen 3 doet 5€ … 1 3€ … 1 1gewicht1kg 7 prijs €/kg 1,50 3 5’s €−middags? 2,40 4,50 93 =€4… 14,40 … … … 3 3 +€ … totaalprijs € + = = 1 = − = 1 2 4 lang 4 4 ze televisie? 8 4Hoe 8laat gaat ze naar 4 bed? 4 1 uur; 2 om 23 uur 8 4 8 d2 Hoe kijkt 2 1 5 3 1 5 2 3 2 9 € 15,99 1 14besteedt 107Kim − aan 1 56 + tv-kijken e5 +Hoeveel uur werk, fitness, 10 = 4 = 8 = slapen, 6 = 2 3 en overige1activiteiten? 10 − 5 = 10 8 2 uur 10 4 3 11 7 uur 1 werken; 26 uur1 overig; 3 2 1 2 Rond af. slapen; 1 112 uur fitness; tv-kijken 2 23 +1 uur 3 16 − 13 = 2 56 5 + 10 = 10 = 110 1 3 − 6 = 6 = 110 3 = 33 Leerlingenboek hele getallen. b Rond af op 1 cijfer achter a a Rond af8,opblok b c Rond af op 2 cijfers achter de komma. de komma. 42 Hoeveel deze stukken kaas ongeveer? Bereken kosten de schaatstijden. 7,3 goede… 7,31 4,3333 7antwoord. 7,3 4,33 Kies het … … afstand 500 m 1500 m 5000 m 10 000 m a 15,6 b 15,199 c 10,4567 1… 6 5,2 0,46 1… 1… 42.8 2.44,1 7.21,31 1.tijd€ Jesse 24 1. € 5,5015.55,10 1. € 5 gewicht gewicht kg prijs €/kg gewicht kg prijs €/kg 8,8 8,80 1,6666 9 kg prijs €/kg 8,8 1,67 … … … 2.tijd€ Rachid 3 2. € 0,55 2. meer dan €5 42.3 7.21,33 15.55,01 0,498 kg € 62.44,0 0,932 kg € 5,90 0,645 kg € 7,55 5,5 5,55 0,38099 6 5 ,6 0 ,38 … … … 3. € 30 3. € 55 3. minder dan € 5 43.1 2.44,9 7.19,72 4.tijd€ Sander 3000 4. € 0,9215.06,04 4. precies € 2,54

a

b

a a b

C C D

a

C

3

b

Kijk, meet en reken. a Welke afstand rijden ze alle 3 in minder dan 1 minuut? 500 m b Hoe lang is de schaduw Welke twee schaduwen zie je op b c Hoe lang is de In hoeveel hele minuten rijden ze de 10 000 m? 15 minuten van de boom? 3 cm hetzelfde moment? schaduw van de kilometer per uur rijden ze dan ongeveer? 40 km/u u Tijd c 1Hoeveel en 2 lantaarnpaal? 5– Hoe Reken uit. d Zet de tijden op volgorde: van snel naar langzaam. 42.3, 42.8, 43.1, 2.44,0, 2.44,1, 2.44,9, oud geworden? 2,7 cm Kies7.19,72, het goede antwoord. 7.21,31, 7.21,33, 15.06,04, 15.55,01, 15.55,10 ae 45 45het = tijdsverschilb tussen 36 × 34 63 × 57 = op alle afstanden? d 7,5 × 2,5 = Wat× is de=snelste en declangzaamste Leerlingenboek blok 1. 1625 3600 500 m:7,0,8 sec.;31500 1. m: 1004 0,9 sec.; 5000 m: 1,611. sec.; 10 000 m: 49,06 sec.1. 18,75 2. 900 2. 1024 2. 3021 2. 14,25 3. 2025 televisie kijken zij? 3. 924 3. 3591 3. 16,25 3 Hoeveel 14. 1825 2 3 4. 1224 4. 3621 4. 15,75 a Wie kijkt het langst televisie? Evelien Bram kijkt van 16.50 tot 17.35 uur. b Hoe lang kijkt ieder? Bram: 45 minuten; Mourad 48 Mourad kijkt van 18.12 tot 19.00 uur. minuten; Evelien Evelien kijkt van 19.25 tot 20.18 uur. werkschrift blz. 53 11minuten computer c Bram zegt: ‘Gemiddeld kijken we 52 minuten per dag televisie.’ Heeft hij gelijk? Nee, het gemiddelde is iets meer dan 48 12 minuut.

a aa ab

CD

ab

b

C

a b

4 CD

a

Reken Reken uit. met kommagetallen. a De vuurtoren is 45 m hoog. 3,6m. De schaduw is 15 Manja is 1,80 m. Hoe lang 3,4 is de schaduw van Manja?

Hoe hoog is de b b 3,71

boom? De schaduw van de boom is 3,35 8 m. Nick is 1 meter 60. Zijn schaduw is precies m.3,71 a Welke 2 van deze getallen liggen tussen 3,5 en 3,75? 3,61 en

3,15

3,06

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken


aa

598 : 6

…600 : 6 = 100

99 r 4 …

99,66666667 …

178 : 9

…180 : 9 = 20

19 r 7 …

19,77777778 …

b

898 : 31

…900 : 30 = 30

28 r 30 …

28,96774194 …

…450 : 90 = 5

…4 r 85

…4,92391304

c

1251 : 59

1200 : 60 = 20 …

21 r 12 …

21,20338983 …

1577 : 41

1600 : 40 = 40 …

38 r 19 …

38,46341463 …

Domein Meten en meetkunde 453 : 92 b

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Fundament

C

2

Welke delingen komen niet uit op een heel getal? Leg je antwoord uit. a 602 : en 6… niet, want … 600 : 6 = 100bij en dan rest 2. Toelichting voorbeelden 1-Streef 189 : 9 … wel, want … 180 : 9 = 20 en 9 : 9 = 1.

a

b

Functioneel gebruiken

108

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

729 : 15 … niet, want … het deeltal moet op een 5 of een 0 eindigen.

1427 : 12 … niet, want … het deeltal is oneven. Functioneel gebruiken

bc

Toetsen 1-Streef

1900 : 25 … wel, want … 1900 is een honderdvoud en 100 : 25 = 4.

Leerlingenboek 9900 :7,98blok niet, 6want … 9800 : 98 = 100 en 100 : 98 geeft rest 2. …

C

3

Reken met leeftijden.

10

aa

juni 2010

b

Yasmin is geboren op 15-3-1998. Haar broer Wesley op 8-8-1995. Hun moeder op 1-7-1970.

C

Hoe oud is Yasmin? Kijk naar de kalender. 12 jaar b Hoe oud zijn Wesley en de moeder van Yasmin en Wesley? Wesley: 14 jaar, moeder 39 jaar c Hoeveel jaren, maanden en dagen is Yasmin jonger dan Wesley? 2 jaar, 7 maanden en 7 dagen.

4– Treintijden Reken met tijd. en wachttijden.

aa

Wegens vakantie

Leerlingenboek 6, blok 4 gesloten van

CD

LB7b_B6L11.indd

Kijk

18-07-'10 tot en met naar 0 1de - 0 8treintijden -'10

Nijmegen Arnhem Arnhem Ede-Wageningen Driebergen-Zeist Utrecht CS Utrecht CS Duivendrecht Amsterdam Amstel Sec2:102 Amsterdam Amsterdam Amsterdam Sloterdijk Castricum Heiloo Alkmaar Alkmaar Heerhugowaard Schagen Anna Paulowna Den Helder

en naar het

A I

I

Schrijf de data anders.18 juli 2010 en 1 augustus 2010. b Hoeveel dagen is de winkel gesloten? 15 dagen plaatje.c De eerste vakantiedag valt op zondag. Op welke dag gaat de winkel weer open? maandag

b

I

A

18-06-2010 10:01:03

A I

I I

A

A

a Om de hoeveel minuten komt er een trein uit Alkmaar aan in Anna Paulowna? b drinken. Welke trein neemt hij?


Domein Meten en meetkunde

109

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

les 25 oefenen

blok 4

Leerlingenboek 7, blok 4

5 CD

32

blok 3

31

Vertrek 12:10 ▶Aankomst 14:34

Reken met treintijden.

Tijd

Station/Halte

Spoor

Reisdetails

12:10 12:29

Amersfoort Utrecht Centraal

6 8b

Intercity

12:38

Utrecht Centraal

15

Intercity

13:06

Hertogenbosch ('s)

13:28 13:47 14:02 14:18 14:34

Eindhoven Weert Roermond Sittard Maastricht

les 15 herhalen en oefenen aa b

Hoelang duurt de treinreis van Amersfoort naar Utrecht? 19 minuten b Hoeveel tijd heb je om in Utrecht over te stappen op de trein naar Maastricht? 9 minuten c Hoeveel tijd reis je tussen 2 opeenvolgende stations? U – DB 28 min.; DB – E 22 min.; E – W 19 min.; d Hoelang duurt de hele reis van Amersfoort naar Maastricht? 2 u en 24 min. W – R 15 min.; e Een half uur later gaat weer een treinrekenen naar Utrecht en dan naar Maastricht. R – S 16 min.; Hoofdrekenen en erschattend 12.40; 12.59; 13.08; 13.36; 13.58; 14.17; 14.32; 14.48; 15.04 S – M 16 min. Schrijfeen alle keuze vertrektijden Maak uit dezeop. opdrachten. Reken 5 tot 10 minuten.

Leerlijn – Zakrekenmachine – Oppervlakte

Leerdoelen Nieuwe stof

CD

Getalbegrip u6 Geld 1Reken met procenten. is de 8 waard in de volgende – BedenkHoeveel drie manieren om de munten uitgetallen? hetDeze vak in te wisselen munten. barbecue kosttevoor vorig andere jaar € 200. Dit jaar 676 867 (800) isuit 854,94 (800) 736 ( 80)om de – Bedenk drie589 manieren briefjes/munten het andere vak inistedewisselen voor andere de prijs verhoogd. Wat nieuwe prijs? 534 278 ( 8) 780,35 ( 80) 217 (800 000) briefjes 876 en munten. 389 526 ( 80 000) 768 521 ( 8000) Handleiding 7, blok 3

– Getallen intoetsen op de rekenmachine – Geldbedragen optellen met de rekenmachine

– Oppervlakte van kamers berekenen – Lengte- en oppervlaktematen herleiden Oefenen – Aankomsttijden berekenen – Vermenigvuldigen

20%

€ 220; € 210; € 240

2 Rekenen met geld een prijsverhoging Laat de leerlingen bij elk bedrag minstens bdrieBij totaal verschillende van: manieren noemen om het samen te stellen. 15% 25% 1% € 38,€ 61,80 € 100,€ 56,32 € 44,44 € 23,23 b c Bij een prijsverhoging van: € 72,98 € 87,-

€ 230; € 250; € 202

– Sprongen maken van 0,10 – 0,20 – 1,3 – Dichtstbijzijnde hele getal zoeken bij kommagetallen

7 CD

▪ Nieuwe stof – Schattingen controleren met de rekenmachine – Getallen intoetsen op de rekenmachine

10%

2,5%

5%

40%

60%

Maatschrift Vul1aanRekendictee tot 1. ▪ delen b tempo. Geef dit dictee in een gematigd 0,3 + 0,7 … =1 0,20 + 0,80 … =1 160 : 2 = (80) 120 : 4 = (30) 640 : 8 = (80) 0,9 + 0,1 … =1 0,25 + 0,75 … =1 160 : 4 = (40) 250 : 5 = (50) 560 : 7 = (80) 0,5 + 0,5 … =1 0,90 + 0,10 … =1 180 : 3 = (60) 630 : 9 = (70) = 1 : 6 = (90) 0,2 + 0,8 … =1 0,99 + 0,01 … 540

aa

– De rekenmachine gebruiken bij contexten – Oppervlakte en afmetingen van eilanden

382,63 ( 80) a a Bij een 458,32 ( 8) van: prijsverhoging 8 ) 762,81 ( 0,8 of 108 ) 763,98 ( 0,08 of 100

▪ 2 Getallen rijgen

bc 0,250 + 0,750 … =1 0,025 + 0,975 … =1 0,001 + 0,999 … =1 0,005 + 0,995 … =1

€ 205; € 280; € 320

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken


aa × = Domein Meten en meetkunde 1 3

C. Gebruiken

3 CD

1 3

1 9

b

1 3

×

2 3

=

2 9

c

1 3

×

1 4

bd

= 121

1 3

×1

3 4

= 127

110

1-Fundament

Reken deze tafelsommen met kommagetallen uit. Schrijf de antwoorden van de tafel van 7 naast elkaar. 7-14-21-28-35-42-49-56-63-70 Schrijf daaronder de antwoorden van de tafel van 0,7. 0,7-1,4-2,1-2,8-3,5-4,2-4,9-5,6-6,3-7 b Schrijf de antwoorden van de tafel van 12 naast elkaar. 12-24-36-48-60-72-84-96-108-120 Schrijf daaronder de antwoorden van de tafel van 1,2. 1,2-2,4-3,6-4,8-6-7,2-8,4-9,6-10,8-12 c Schrijf de antwoorden van de tafel van 1,5 naast elkaar. 1,5-3-4,5-6-7,5-9-10,5-12-13,5-15 Schrijf daaronder de antwoorden van1-Streef de tafel van 0,15. 0,15-0,3-0,45-0,6-0,75-0,9-1,05-1,2-1,35-1,5 Toelichting en voorbeelden bij

Functioneel gebruiken

7 × 1,20 m = …8,40 m 4 × 1,3 = Functioneel gebruiken tekening blauw wit

– Meten – Rekenen in de meetkunde

aa

79

b

6 CD 4 CD

Hoe groot zijn de stukken? Reken Maakuit. de tabellen af.

aa

b

11,5 m 5 × 2,30 m = … 19,2 m1. 8 × 2,40 m = … Leerlingenboek 7, blok 6 18,6 m2. 6 × 3,10 m = …

5 CD

a

1. 4.

3. 4.

1. 12 .

11 . 12 .

7 CD

€Vanuit 20 + € welke 20 + € 5richting

€ 59

82,2 8 × 15,1 = 120,8 8 × 14,61. = 116,8 4 × 25,93. = 103,6

6 × 13,7 = oranje groen 1. 3.

1. 6.

c

4. 6.

of

2 3

of

2 8

1. 2.

of

4 8

1. 4.

1. 2.

of

3 6

1. 6.

€ 0,75

b d1. 4.

of

2 8

2. 6.

of

1 3

zie€ 50 je +deze € 5 +zijaanzichten? €2+€2 50 c + 20 c + 5 c

8 CD

1 Vanuit het z…uiden

2 Vanuit het n…oorden

Functioneel gebruiken

€ 2,80 € 2 + 50 c + 20 c + 10 c

N

Z

Functioneel gebruiken

1. 6.

In toepassingssituaties kunnen afmeten met een geschikt meetinstrument. werkschrift blz. 58 computer u Lengte/Omtrek –O m de vijver komt een hek van gaas. Hoe kunnen we de omtrek meten? De vijver is grillig van vorm. W O LB7b_B6L16.indd 18-06-2010 –H oe105meet je je maten? Leerlingenboek 6, blok 2

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

bd

c 11 × 3,3 = 36,3 tekening blauw 14 × 2,6 = 36,4 18 × 4,2 = 1.75,6 3. 19 × 5,4 = 102,6

1. 4. Betaal gepast. 5. 5. Gebruik zo weinig mogelijk briefjes en munten. a b

€ 45

– Liniaal en andere veel voorkomen meetinstrumenten gebruiken

5,2 7 × 1,6 = 11,2 9 × 3,41. = 30,6 3 × 6,12. = 18,3

Toetsen 1-Streef

3 Vanuit het o…osten

Meet en reken.

4 Vanuit het w …esten

Lengte Toetsschrift 5, blok 4 Oppervlakte Toetsschrift 5, blok 6 Toetsschrift 6, blok 5

09:59:22

Inhoud Toetsschrift 5, blok 3 Toetsschrift 6, blok 3 Gewicht Toetsschrift 6, blok 4

1 cm = 2 m a Meet met je liniaal de lengte en de breedte van deze plattegrond. Hoe groot is de tuin in het echt? 9 meter lang en 6 meter breed b De helft van de tuin wordt betegeld met tegels van 50 cm bij 50 cm. Hoeveel tegels zijn er nodig? 108 tegels

9 CD

Schrijf het op in meters en centimeters. a 530 cm = …5 m en 30 … cm b 597 cm = …5 m en 97 … cm c 2380 cm = 23 … cm … m en 80 d 4912 cm = 49 … m en 12 … cm

e 823 cm = …8 m en 23 … cm f 1111 cm = 11 … m en 11 … cm g 1055 cm = 10 … cm … m en 55 h 5500 cm = 55 … m en …0 cm

Tijd Toetsschrift 6, blok 3 Toetsschrift 6, blok 4 Toetsschrift 6, blok 5 Toetsschrift 7, blok 6


les 24

blok 1

Domein Meten en meetkunde C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Functioneel gebruiken

C

29

111

1

Wat is de echte lengte en de echte omtrek? Gebruik je liniaal. De afstand van A naar B via de lichtblauwe route is in het echt 60 km. a Hoeveel centimeter is dat op de tekening? 6 cm b Hoeveel centimeter lang is de kortste route van A naar B? 4 cm c Hoeveel is dat in het echt? 40 km Toelichting enkilometer voorbeelden bij 1-Streef d Hoe groot is de omtrek van de hele zeshoek in het echt? 120 km e Hoe groot is de omtrek van de hele zeshoek als 1 cm in werkelijkheid 400 000 cm is? (Dus als de A Functioneel gebruiken schaal 1 : 400 000 is?) 12 × 4 km = 48 km

a

B

b

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Leerlingenboek 7, blok 1

C

2

Meet de afstanden. Gebruik je liniaal. De afstand van Goster naar Zeven is hemelsbreed 7 km. Toge Zeven Goster

Klip

aa b

Hoeveel is de afstand van Goster naar Zeven op de kaart? 7 cm. b Hoeveel kilometer is het van Goster naar Zeven via Klip? 8 km c En via Toge? 7 12 km d Teken een lijn van 1 cm en zet daarbij hoeveel kilometer dit in het echt is. 1 km Schrijf daaronder: de schaal is 1 : 100 000

26

blok 4

les 21

Leerlingenboek 7, blok 4

3 CD C1

Pizza en taart kopen.

1. kilometer vestingwerken zijn er? a e a aHoeveel 3. pizza kost € 1.

Schat1. eerst. b 1. pizza kost € 3. (hele pizza)

1 2

f

1 3

1. ca Ongeveer € 1,50. 7 cm, dus 840 m. 2. pizza kost

g

1 4

bh

1 34

bd

1 16..

pizza kost € 3,50.

werkschrift

schaal 1 cm = 120 m

C

2

taart kost € 26,25

€ 15

€3

LB7a_B1L21.indd Sec1:29

taart kost € 7,50 b Ongeveer 14 × 1 cm = 14 × 120 m = taart kost € 5 1680 m = 1,68 km. taart kost € 3,75

blz. 11

computer

120 m

Wat is de omtrek van deze figuren? driehoek: 12 cm: vierkant: 12 cm; zeshoek: 12 cm. Welk deel van de figuren is oranje gekleurd? driehoek 14 deel; vierkant 14 deel; zeshoek

16-12-2009 19:12:26

1 4

deel.


Domein Meten en meetkunde

112

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

u Oppervlakte – Er moeten graszoden gelegd worden in de rechthoekige tuin. Je kunt graszoden kopen per rol van 4 meter bij 50 centimeter. Hoe kun je uitzoeken hoe groot de tuin is en hoeveel grasrollen je nodig hebt? – Met één rol behang kun je 5 m2 muur behangen. Hoeveel rollen behang heb je nodig? Hoe kun je dat uitzoeken? Werkschrift 6, blok 6

C

Reken uit hoeveel glaswol de bouwvakker nodig heeft. Hoe groot is de oppervlakte van het dak?

aa

b Teken de banen glaswol op het dak. c Hoeveel banen glaswol heeft hij nodig? d Hoeveel rollen glaswol heeft hij nodig?

be

Hoeveel moet hij betalen? Rond af op hele euro's. cm breed m lang

17,95

per rol


aan

ongeveer ontvangen? ongeveer € 1730 d. 50 leerlingen hebben deze week museum Potter bezocht. Verder was er die dag bijna niemand. Welke dag was dat, denk je? donderdag b e Stel, het museum heeft een actie: elke tweede bezoeker voor half geld. Hoeveel geld heeft het museum dan deze week ongeveer ontvangen? ongeveer € 1300

60 50 40 30 20 10

Domein Meten en meetkunde ma

di

wo

do

vr

za

zo

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

C

1-Fundament

Je moet betalen: Je geeft: Je krijgt terug: Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Functioneel gebruiken

2

113

Hoe betaal je? Hoeveel krijg je terug? Betaal met briefjes van € 10, € 20 of € 50.

aa

€ 34,80

€… 40

€ 5,20 …

b

€ 104,20

€…110

€ 5,80 …

Functioneel gebruiken €…130 b c € 126,35

€…3,65

Leerlingenboek 6, blok 5

3 CD

les 24

Reken uit.

blok 2

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

71

€ 2,40

C

1

voor 3 tegels € 1,25

Hoeveel kosten de terrassen?

aa

30 cm

aa

5m

3m

Ontwerp een vloer met deze 131 kleuren. 2m Wat kost jouw vloer? Teken en reken. Meer antwoorden.

€ 2,75

3m

C

2

€ 2,40

c [20 × blz. 20] − 50 [4 × 4] × € 1,25 = € computer 480 werkschrift

bd

8 × 12 + 12 × 4 × € 1,25 = € 180

Bereken de oppervlakte. Om het bloemperk ligt een strook gras van 1 m breed. a Hoeveel vierkante meter is de oppervlakte van het bloemperk? 35 m2 b Hoeveel vierkante meter is de oppervlakte 7m van het gras? 9 × 7 m2 − 35 m2 = 28 m2 c De grasrand wordt 50 cm smaller 5m gemaakt. Wat is dan de oppervlakte van het gras? 8 × 6 m2 − 35 m2 = 13 m2

a b

3 CD

Bekijk de schooltuintjes. 1

aa b 4 CD

1m

€ 3,40

5m

a

a 10 × 10 × € 0,50 = € 50 Leerlingenboek 7,€blok b 5×5× 0,50 =2€ 12,50 LB6b_B5L21.indd 69

5m

b 1 12 m

bc

3m

2m Hoeveel kost het oranje stuk vloer? € 19,20 25 cm b Wat kost het betegelen van de hele vloer? c 2m Laat zien hoe je rekent. € 38,40

€ 0,50

30 cm

bd

25 cm

2

3

4

5 9 3 9 3 8 Welk deel van de tuintjes is omgespit? 1: 10 12 = 6 ; 2: 12 = 4 ; 3: 12 = 4 ; 4: 12 = b Welk deel moet nog omgespit worden? 1: 16 ; 2: 14 ; 3: 14 ; 4: 13 c Het omspitten van de hele tuin kost € 240. Voor welk bedrag is het nu al gebeurd? 1 € 200, 2 € 180, 3 € 180, 4 € 160

Reken uit.

2 3

09-07-2010 10:17:24


Domein Meten en meetkunde

114

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

u Inhoud – Met welk meetinstrument zou je de inhoud van een zwembad kunnen meten? – Op een sauspakje staat dat je 250 ml melk moet toevoegen aan het sauspoeder. Je hebt alleen een beker van 1 liter. Hoe kun je toch 250 ml afmeten?

C

Leerlingenboek 8, blok 2 Hoeveel emmers water zitten er in het zwembad?


Domein Meten en meetkunde

115

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Fundament

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

u Gewicht – Met welk weeginstrument meet je? Hoe doe je dat? – het gewicht van jezelf – het gewicht van de poes – het gewicht van de hamster – een zak appels – zout voor in de taart

les 17

blok 4

21

Leerlingenboek 6, blok 4

C

1

Met welke weegschaal weeg je? 1 max. 100 g 2 max. 1 kg

3 max. 10 kg

4 max. 5 kg

aa

Wat kun je met de brievenweger wegen? Bol wol, muisje en brief. Wat kun je wegen met de tweede weegschaal? Als a, plus de suiker. c Welke dingen weeg je met de derde weegschaal? Konijn, kattenvoer en spijkers. d Wat kun je misschien niet met de digitale weegschaal wegen? Konijn en spijkers. e Wat weeg je met de digitale weegschaal? Bol wol, muisje, kattenvoer, suiker en brief.

ab

C

b 2

Met welke maat meet je?

aa

b

Kies uit kg of g. kanarie kind auto pot jam

3 CD

12 g… 35 kg … 1200 kg … 450 g…

bc

Kies uit km, m, cm of mm.

Kies uit l, dl of cl.

Amsterdam-Parijs 500 km … spijkertje 15 mm … pen 15 cm … woonkamer 850 cm …

benzinetank 60 l… beker slagroom 25 cl … fles limonadesiroop 7 dl … flesje koffiemelk 50 cl …

Bouw zelf. Je krijgt 3 bouwplaten. Maak daarvan een kegel en een cilinder en een piramide.


12

blok 1

les 5 herhalen en oefenen

Domein Meten en meetkunde

116

Hoofdrekenen en schattend rekenen

Leerlijn

C. Gebruiken – Getalrelaties en getalbegrip

Maak een keuze uit deze opdrachten. Reken 5 tot 10 minuten.

– Cijferend vermenigvuldigen

1 Rekenen met geld 10 × € 1,15 = (€ 11,50) 100 × € 1,15 = (€ 115,00) 1000 × € 1,15 = (€ 1150,00)

– Meten – Cijferend optellen – Rekenen in de meetkunde Leerdoelen

1-Fundament Nieuwe stof – Grote getallen vergelijken – Vanuit een context cijferend vermenigvuldigen

Functioneel gebruiken – Cijferend vermenigvuldigen Oefenen

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

2 Kommagetallen Vul aan tot het volgende hele getal: 1,9 (0,1 ) 16,4 (0,6 ) Functioneel gebruiken 2,26 (0,74) 9,91 (0,09) 0,93 (0,07) 16,25 (0,75) Handleiding 8, blok 1

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

– Vanuit een context cijferend optellen – Oppervlakte bepalen van meetkundige figuren – Hoofdrekenen met kommagetallen ▪ Nieuwe stof – Kommagetallen plaatsen op de getallenlijn tot 6

42

– Procenten op procentenbalk kleuren en cm berekenen

10 × €12,65 = (€ 126,50) 100 × €12,65 = (€ 1265,00) 1000 × €12,65 = (€12 650,00)

3 Gewichten schatten Hoeveel denk je dat: – jij weegt? – ik weeg? – die auto weegt? (rond 3000 kg) – die vrachtauto weegt? (vol maximaal 50 000 kg) – dat vliegtuig weegt? (Het grootste passagiersvliegtuig, de airbus, weegt leeg 275 000 kg.) – een olifant weegt? (2300 − 3000 kg) – een walvis weegt? (20 000 − 35 000 kg)

plus

blok 1

– Cijferend vermenigvuldigen

u Tijd Maatschrift 9 Zoek de grootste breuk. – Prinsjesdag is altijd op de derde dinsdag van september. Hoe kom je erachter op welke Wat is de grootste breuk van de drie? Optellen en vermenigvuldigen in tabellendatum ▪ dat 1 Breuken dit jaar is? 5 4 3 4 4 4 b Totaalbedragen eerst schatten, daarna– Lees aof Hoeveel is:schrijf teken de tijden. 7 en 6 5 10 9 8

▪ Oefenen – –

CD

1 2 1 3 1 4 1 2 Lees1 3 1 4

van 50 (25) 3 1 3 36 (12) 10 van Leerlingenboek 7, blok 1 – Vierkant, rechthoeken en driehoek tekenen van 24 ( 6) van 38 (19) 10 de kalender. Materiaal van 48 (16) – Leerlingenboek 8a blz. 6 en 7 van 48 (12) precies uitrekenen

4 15

c

– Rekenen met m en cm

CD

...

– Maatschrift 8 blok 1+2 blz. 6 en 7

▪ma2

– Plusschrift 8 blok 1

20 27 Welk6deel13is het?

– Kopieerblad 8.27

di 5 = ( 14 ) deel 7 van 14 20 21

28

– Kwismeester 8a blok 1

wo6 = 1( 2 ) deel 8 van 15 12 22

29

1

5 = ( 13 ) deel van 15 do 2 9 16 23 6 = ( 13 ) deel van 18

– Oefensoftware

vr

3

10

17

24

30 31

1 2 1 3 1 4 1 2 1 3 1 4

van 76 (38) van 51 (17) van 52 (13) van 84 (42) van 63 (21) van 104 (26) ma

10 21

7 14

...

...

10

17

24

4 30 11 5 = di ( 16 ) deel van 6 = wo ( 14 ) deel van 5 24 12 5 = (101 ) deel van 50 do1 6 13 6 = ( 5 ) deel van 30

18

25

di

vr

3

3 7

d

7

14

31

ma 1

7

14

21

28

8

15

22

29 30

19

26

wo

2

9

16

23

20

27

do

3

10

17

24

21

28

vr

4

11

18

25

4 11 18 schatten 25 za 1 8 15 22 29 za 5 12 19 26 ▪za3 Gewichten zoHoeveel 5 12denk 19je dat: 26 zo 2 9 16 23 30 zo 6 13 20 27 – jij weegt? – ik Dit is weeg? een van de kwartalen van een jaar. – Welk dit boek weegt? a kwartaal is het? Leg uit waarom. 3e kwartaal; juli en augustus hebben allebei 31 dagen. – Welke deze steen weegt? b dag komt het meest voor in dit kwartaal? woensdag een olifant weegt? (2300 − 3000 kg) wel of niet? Nee, het ligt eraan met welke dag het kwartaal begint. c– Is dat elk jaar dezelfde dag? Waarom d geldt dit maar voor−135dag? – Waarom een walvis weegt? (20 000 000Het kg)zijn 92 dagen: 13 weken en 1 dag, dus die dag komt 1 × vaker voor.

C 11 D HL8a_blok1.indd 12

Hoe vaak slaat de klok? 18.00 u a De avond is net begonnen. Hoe laat is het net geweest? 08-06-2010 09:21:40 b Deze klok slaat op de halve uren 1 keer. Op de hele uren slaat de klok het aantal uren dat hij aangeeft. Hoeveel slagen slaat de klok nog voor middernacht? 51 slagen


C

1

Vergelijk de kortste en de langste dag. zon op: 05.18 zon onder: 22.03

Zomer, 21 juni

zon op: 08.46 zon onder: 16.30

Winter, 21 december

Domein Meten en meetkunde

117

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Functioneel gebruiken

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

aa

Hoeveel hele uren duurt de dag op 21 juni ongeveer? 17 u Hoeveel hele uren duurt de dag op 21 december ongeveer? 8 u b Hoelang duurt de dag precies op 21 juni? 16 u en 45 min. En op 21 december? 7 u en 44 min. Functioneel gebruiken c Hoeveel uren en minuten later dan op 21 juni is de zonsopkomst op 21 december? 3 u en 28 min. Hoeveel uren en minuten eerder gaat de zon dan onder? 5 u en 33 min.

b

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Leerlingenboek 7, blok 6

C

2

40

plus

Wel of geen schrikkeljaar? Hoeveel dagen duren deze jaren elk? 365, 366, 365, 365

aa

blok 1 2011

1 CD

2012

2013

2014

bedenken optellen. bGetallen 25 februari en 3 en maart vallen op dezelfde dag. Is het een schrikkeljaar? ja Tel het van 3 cijfersHoeveel op bij het kleinste getal van daartussen? 1 cijfer. 2016 engrootste 2060 zijngetal schrikkeljaren. schrikkeljaren zitten 10 Wat is de uitkomst? 999 + 0 = 999 b Tel het kleinste getal van 3 cijfers op bij het kleinste getal van 4 cijfers. Watuit. is8,deblok uitkomst? 100 + 1000 = 1100 3 Reken Leerlingenboek 1 a b c d 1 1 1 1 × 0,40 = 0,20 × 0,50 = 0,10 × 0,8 = 0,2 2 10 × 0,70 = 0,07 5 4 2 Vragen over dagen. 0,5 × 0,40 = 0,20 0,1 × 0,70 = 0,07 0,2 × 0,50 = 0,10 0,25 × 0,8 = 0,2 april=(of 9 april) 0,25 × 0,4 = 0,1 a × Welke van het jaar? 0,5 0,60 datum = 0,30 is de honderdste 0,1 × 0,90dag = 0,09 0,210 × 0,80 0,16 b × 1 januari is de eerste 0,1 dag×van jaar. 31 december is de=365e 0,5 0,90 = 0,45 0,60het = 0,06 0,2 × 0,40 0,08 dag 0,25 × 0,121 = 0,03 15 8 maandag van het jaar. 16 9 2 dinsdag De hoeveelste dag is 13 juni? 164 (of 165) 17 10 3 woensdag Vereenvoudig 18 11 4 donderdag 47 Zet de getallende opbreuken. volgorde: van klein naar groot. b vak op. c d a daarna de getallen in elk 19 12 5 vrijdag Tel

CD CD

b ca a

b

C CD D

4 10

=

2 5

a a128 = 23 0,3

0,1

10 25 = 8 0,5 20 =

2 5 2 5

b

0,7

21 24 21 24

=

5 6

0,21 7

zaterdag 10 2

0,31

35

=

zondag

0,214

7

2 5

75 22

29

23

30

24 25 26

6

13

20

27

7

14

21

28

0,3

= 8 35 = samen 1,6 9 22 10 2 3 11 5 0,2-0,21-0,3-0,31 samen 1,02 =0,1-0,3-0,5-0,7 12 = 4 24 = 12 18 = 9 5 5 20 15 1 uit. 4 40 5 5 3 Reken Wat valt je op? Leerlingenboek 8, blok 2 20 = 4 25 = 5 18 = 6 48 = 6 je rekenmachine gebruiken. 0,07 0,45 0,7 cJe mag0,9 d 3,05 5,03 5,3 0,53 3,5 a b c 8 Maak er digitale van. 2,12 9 ×0,07-0,45-0,7-0,9 1 + 2 = tijden 11 samen 1 × 9 − 1 = 0,53-3,05-3,5-5,03-5,3 8 8 × samen 1 +17,41 1=9 Half 9 × acht12’s+morgens 3 = 111 is hetzelfde als 7.30 21 ×u. 9 − 1 = 188 8× 12 + 2 = 98 blz. 57 8 × a9 ×´s Morgens: b ’s Middags: c ’s Avonds: Nachts: 123 + 4 = 1111 321werkschrift × 9 − 1 = 2888 123 +d 3 ’s = computer 987 tien+9.30 u 111 vier uur 16.00 zeven uur 19.00 een 0.30 u 9 ×half 1234 5 = 11 4321 × 9u− 1 = 38 888 8 × u1234 + 4 half = 9876 11.15 u half 54 een321 12.30 half elf 22.30 u.12 345 + 5 vier 9 ×kwart 12 345over + 6elf = 111 111 × 9u− 1 = 488 888 8× = 98uur 7654.00 u vijf over drie 15.05 u kwart over zeven19.15 u kwart voor twee 1.45 u LB7b_B6L11.indd Sec1:101tien over negen 9.10 u 18-06-2010 twee over acht 8.02 u vijf voor drie 14.55 u tien voor acht 19.50 u vijf voor vijf 4.55 u 4 Hoe snel moet de fietser rijden om precies op tijd te komen? Een fietser moet op tijd zijn voor een wedstrijd. 9 Maak van. dan komt hij een uur te vroeg. Als hij 10 km Als hij er 15kilogrammen km per uur rijdt, Kijk goed naar de isandere in het rijtje. per uur rijdt, dan hij eensommen uur te laat. a c te komen? 12 km/u d Met welke snelheid moet bhij rijden om precies op tijd 500 g = 0,5 0,5 1500 g = 1,5 kg 1050 g = 1,05 kg 32 g = 0,032 … kg … … … kg 250 g = 0,25 0,25 854 g = 0,854 kg 1100 g = 1,1 kg 16 g = 0,016 … kg … … … kg 50 g en = 0,05 0,05 3000 g = 3… kg 100 g = 0,1 kg 8 g = 0,008 5 Vouw knip. … kg … … kg 10 geen = 0,01 0,01 kg papier van 3250 g =breed 3,25 kg40 cm lang. 95Zet g =aan 0,095 g =letter 0,001 Knip strook 5 cm linkerkant 1een … … en … dekg … A.kg Schrijf die letter ook op de achterkant van de strook. Zet aan de rechterkant een letter B. Schrijf deze letter ook weer aan de achterkant van de strook. 10 Rond afdeopstrook hele euro’s. Knoop vervolgens zoals op de tekening. a b B strak zoals in figuur 3. c Vouw de kanten plat. Knip d de uiteinden eraf. Trek de uiteinden van A en

CD C D

CD C D CD

CD

6 15

b

10:01:02


Domein Meten en meetkunde

118

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

– Formules gebruiken bij berekenen van oppervlakte en inhoud van eenvoudige figuren

Bij het berekenen van de oppervlakte van een rechthoek via l x b (lengte x breedte) en van een balk via l x b x h (lengte x breedte x hoogte) en deze formules ook kennen. u Een slaapkamer is 3,5 meter breed en 5 meter lang. Hoe groot is de oppervlakte van de vloer van die kamer? Welke formule gebruik je? Wat is de oppervlakte van de tuin?

Oppervlakte Toetsschrift 6, blok 5 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 8, blok 2

les 12

blok 6

Leerlingenboek 6, blok 6

C

1

Bereken de oppervlakte van deze kamers.

58

C

aa

1

les 13 lengte 2 breedte oppervlakte blok 3m

2m

3 m × 2 m = 6 m2

6m

4m

6…m × … 4 m = 2…4 m2

Hoeveel past erin? a 5m 4m

1 m3

doos =

5…m1×m3… 4 m = b2…0 m2

b 8m

3,5 m

8 m × 3…,5 m = 2…8 m2 …

7m

5,5 m

7…m × … 5,5 m = 3…8,5 m2

bc

1 dm3

1 dm antwoorden. Welke maten passen bij een oppervlakte van 48 m2? Meer 3

uH oeveel water kan er in? 2Met welke Reken uit. kun je dat uitrekenen? formule

Hoeveel kubieke decimeters

Leerlingenboek 7, blok 2

10 × 10 × 10 = 1000

C

C

er in plinten. een kubieke meter?Plint kinderen er in HetHoeveel plafond wordtpassen geverfd en er komenzitten nieuwe Reken handig als dat kan. lengte 1 kubieke meter (1 m3)?

2

Hoeveel dm3 past erin? nen 24 voor bin

Latex g l genoe 2 € 9,95 Pot 2,5 m 5 1 r voo eg o n e g l ,95 Pot 5 m2 € 15 3 dm voor 30

lengte

breedte

hoogte

5 dm

4 dm

5 dm

6 dm

3 dm

8 dm

7 dm

7 dm

7 dm

1 m²

2,50

m€

het plafond

inhoud

100 dm3 … 144 dm3 … 343 dm3 …

a a

m

b

10 cm

3

10 cm

C

2 dm 4 dm 1 cm = 1 m a Hoeveel vierkante meter is het plafond? 18 m2 10 cm breed. 16 meter bMaak Hoeveel meter plint er nodig? De deur is 1 meter van de bouwplaat eenis kubieke decimeter. c Hoeveel latex is er nodig? 3 liter 1 : 10kosten de latex en de plinten samen? € 43,60 d schaal Hoeveel in werkelijkheid 10 cm) e(1 cm Deiskamer is 3 meter hoog. De deur en ramen zijn samen 6 m2. Als ook de muren geverfd worden, hoeveel latex is er dan extra nodig? 45 m2 extra dus 7,5 liter latex.

3,95

99

Inhoud Toetsschrift7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 4 Toetsschrift 8, blok 1 Toetsschrift 8, blok 2


verder

80 blok 2 Domein Meten en meetkunde C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Streef

C

9 CD 1

les 13 en 14 Kalendam Veerle

blok7 2

Breekhorst Rolbos

1 dm Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

CD

Reken om. 2 dm 1bdm 1a dm 1 dm 3 3 3 1 dm3 1000 cm = … 1 dm = …1000 cm Functioneel 4 dm3 = gebruiken 4000 cm3 2000 cm3 = … 2 dm3 … 3 1 dm 2 7000 dm3 cm3 = … 8 dm3 = …8000 cm3 7 dm3 3 3 Werkschrift 7,3 blok 2 10 dm = 10 000 cm 11 000 cm = 11 … … dm3

2 CCD 11

CD 12 CD

1 dm

1 2

c

dm

17

2 dm

d 1000 0001 dm cm3 = 12 dm …1 m3 500 000 cm3 = …0,5 m3 3 1 dm 4000 000 cm3 = 4000 … dm3 600 000 cm3 = … 0,6 m3

1 m = 1000 … dm3 3 5 m = 5000 … dm3 1 dm3dm3 = …9 m3 29000 14 000 dm3 = … 14 m3 3

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Bereken de inhoud van deze dozen. Hoeveel gaskachels vervoert de vrachtwagen? Vul de tabel in. a De kachels wordena ain dozen verpakt. Wat zijn lengte, breedte en hoogte vanb cdie dozen? b b Hoeveel dozen kunnen er op de bodem langs één lange kant van de vrachtwagen staan? lengte 3 dm er op de onderste 4 dm 30 cm 60 cm 40 cm 1m c Hoeveel dozen kunnen laag staan? d Hoeveel lagen boven elkaar kunnen er in de vrachtwagen gestapeld worden? 1 1 e Hoeveel dozen kan2 de als20hijcmhelemaal vol is? breedte dmvrachtauto2 vervoeren 35 cm 25 cm 2 dm 2 m hoogte

2 dm

3 dm

30 cm

40 cm

inhoud in dm3

12 dm3

30 dm3

18 dm3

84 dm3

Laadruimte: 4m lang, 2 m breed en 2 m hoog. Leerlingenboek 7, blok 2 boodschappen? 3 Hoeveel kosten deze

aa

3,99

0,5 m, 0,5 m en1 1mm. 70 cm 2 rechtop: 8; liggend: 4 rechtop: 32; liggend: 16 70 dm3 250 dm3 4 lagen met de kachels liggend op zijn kant en 2 lagen met de kachels rechtop. e 2 × 32 of 4 × 16 = 64.

bc

b gehakt

a b c d

ketchup

0,99

drinkyoghurt wijn druiven boerenkool speklappen jonge kaas yoghurt olijfolie

Reken met kubieke meters. kalkoenfilet 3,99 kruidensaus 0,98 hutspot kubieke decimeter 0,49 2,99 a Hoeveel water pastbier er in 3 mosselen 4,99 toiletfris 3,97 dit aquarium? 36 dm smoothie liter is dat? 0,99 36 l zuiveldrink 1,49 b Hoeveel smoothie 0,99 zuiveldrink 1,49 c Hoeveel emmers vol is dat ongeveer? smoothie 0,99 zuiveldrink 3 dm 1,49 Kies uit: 12 , 2, 4, 20, 40. 4 emmers zuiveldrink 1,49 d Als het water€2016,43 cm hoog staat, hoeveel TOTAAL: TOTAAL: € 14,89 liter water zit er dan in? 24 l.

TOTAAL:

0,69 3,96 1,48 0,69 4,98 5,49 1,29 2,79

€ 321,37 dm

4 dm

C 13 D 4 CD

Hoeveel stoelen staan er in het theater? a 8 rijen van 16 stoelen per rij. 128 b 23 rijen van 18 stoelen per rij. 414 Zoek12steeds 2 getallen waarvan het216 ene getal 26 groter 35 is dan andere. rijen van 18 stoelen per rij. rijenhet van 19 stoelen per rij. 665 Geef ze dezelfde kleur. c 26 rijen van 42 stoelen per rij. 1092 1333 rijen39 17 61 van 28 stoelen per rij. 924 98

LB7a_B2Les.indd Sec2:80 81

90

49

d 45 rijen van 52 stoelen per rij. 2340 107 28 rij. 1794 39 rijen23van 46 stoelen per 35

56

72

82

99

43

54

125

64

21-12-2010 11:25:58

13 en 39; 17 en 43; 23 en 49; 28 en 54; 35 en 61; 56 en 82; 64 en 90; 72 en 98; 81 en 107; 99 en 125. even snel

blz. 74 - 77

verder

blz. 78 - 81

plus

119

5,5

Hoe ver liggen de plaatsen van elkaar? a Welke plaats ligt het dichtst bij? Kalendam Hoeveel past erin? b Welke het verst weg? Breekhorst c Hoe ver liggen Rolbos en a a Breekhorst uit elkaar? 1,5 bkm bc d Hoe ver liggen Kalendam en Veerle uit elkaar? 2 km e Welke twee plaatsen liggen het verst van elkaar?1 dm Hoeveel kilometer? Kalendam en Breekhorst 9,5 km. 1 dm

10

Functioneel gebruiken

2,5 4,5

blz. 82 - 85

computer


Domein Meten en meetkunde

120

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

u Bereken met een formule de inhoud van een zware balk met de afmetingen 18 cm x 3 dm x 2 m.

110 blok 3

les 21

Leerlingenboek 7, blok 3

C

1

De tuin ophogen. Samen bespreken.

1 m3 = 1000 dm3 = 1 000 000 cm3 1 dm3 = 1 liter

C

a Vader wil de tuin 5 cm ophogen. Heeft hij genoeg aan 1 vrachtauto met aarde? b De kinderen willen een vijver in de tuin. Samen met hun vader graven ze een gat. Komt er genoeg aarde uit het gat om de rest van de tuin 5 cm op te hogen?

2

Vul het badje. 11

5l

C

8l 10 l 1l a Met hoeveel emmers water krijg je het bad vol? 12 emmers b Met hoeveel tuingieters? 15 tuingieters c Is het slim om het bad te vullen met een plantengieter? Waarom wel of niet? Nee, je moet het dan 115 keer vullen.

3

Kubieke meters. Samen bespreken.

geschikt voor 32 m3


les 21 en 22

blok 3

30

1 Hoeveel past erin? Domein Meten en C meetkunde

aa

C. Gebruiken

Functioneel gebruiken

121

c 25 cm

112 dm

– Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Streef

b

3 dm

1 dm 2

2 dm

2 dm

5 cm

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef 2 dm 2 dm

12

dm3

1,5

dm3

2,5

dm3

12

liter

1,5

liter

2,5

liter

Functioneel gebruiken

bd

Maak doosje b 2 × zo lang, 2 × zo breed en 2 × zo hoog. Dan past er

Werkschrift 7, blok 3

C

2

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

liter in.

Hoe groot is de inhoud van deze dozen?

lengte

aa ab ac

breedte

hoogte

inhoud bodemlaag

totale inhoud

5 dm

4 dm

3 dm

20 dm3

60 dm3

8 dm

4 dm

6 dm

32 dm3

192 dm3

2 dm

1 dm

0,5 dm

8 dm

5 dm

d 1m

3 CD

12

Toetsen 1-Streef

2 dm3

1 dm3

80 dm3

400 dm3

e

20 cm

15 cm

3 dm

3 dm3

9 dm3

f

40 cm

40 cm

40 cm

16 dm3

64 dm3

bg

9 dm

60 cm

1m

54 dm3

540 dm3

bh

4 dm

4 dm

1,50 m

16 dm

3

240 dm3

bi

6,5 dm

4 dm

0,5 m

26 dm

3

130 dm3

Teken de lijnen op schaal. De lijn is in het echt 10 m. De schaal is 1 : 100.

aa

b De lijn is in het echt 25 m. De schaal is 1 : 500.

bc

De lijn is in het echt 150 m. De schaal is 1 : 1250.

even snel

blz. 116 - 119

verder

blz. 120 - 123

plus

blz.124 - 127

computer


CD

a Kevin plakt 192 voetbalplaatjes in een album. Hij plakt er 9 op een bladzijde. Hoeveel bladzijden heeft hij hiervoor nodig? 22 b Er worden 407 balpennen in doosjes verpakt. In elk doosje gaan 8 pennen. Hoeveel doosjes kun je vullen? 50 doosjes Hoeveel pennen blijven er over? 7 pennen over c Aan de kassa van de bioscoop is € 1072 ontvangen. De toegangsprijs is € 8 per persoon. Hoeveel mensen hebben een kaartje gekocht? 134

Domein Meten en meetkunde C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Streef Functioneel gebruiken

122

1 liter = 1 dm3 = 1000 cm3

10 CD

Wat is de inhoud? a Hoeveel cm3 is de inhoud van het melkpak? 980 cm3 b Wat is de inhoud van het pak sinaasappelsap? 1017,9 cm3 Toelichting voorbeelden bij c Gaaten in beide pakken wel een liter? Leg je antwoord uit. In het melkpak niet.

1-Streef19,5 cm

SAP

melk

xxx

9 cm

Leerlingenboek 7, blok 4

Functioneel gebruiken

Functioneel gebruiken

7 cm

5,8 cm 7 cm

Neem over en vul in. a

c

C 12 D

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

xxx

Functioneel gebruiken

C 11 D

Toetsen 1-Streef 20 cm

b

lengte

7 cm

14 cm

18 cm

breedte

3 cm

5 cm

5 cm

breedte

2 cm

hoogte

hoogte

8 cm

4 cm

inhoud

3 168 … cm

3 280 … cm

inhoud

3 180 … cm

lengte

6 cm

1,8 dm

breedte

0,5 dm

0,2 dm

hoogte

2 cm

3 cm

inhoud

3 60 … cm

3 108 … cm

5 cm

lengte

d

0,4 dm

lengte

5 dm

9 dm

2m

12 cm

4 dm

5 dm

6 cm 3 3600 … cm

5 cm

20 cm

3 18 … dm

3 200 … dm

5 cm

breedte

0,4 dm

15 mm

hoogte

4 cm

30…cm3

inhoud

3 80 … cm

0,3 dm

7 dm

25 mm

20 cm

6 cm

12 mm

45… cm3

3 1680 … cm

Welke 3 getallen zijn samen 1000? a

b

245

133

123

289

c

632

421

466 456

334

244

556

254

412 222

370

LB7b_B4Les.indd 38

18-06-2010 09:00:13


aa

bc

Welke breuken horen bij de letters? b Zet van klein naar groot: 1 2

1 3

1 5

1 5

1 3

Tussen welke 2 breuken op deze getallenlijn komt 3 12 ? 3 15 en 3 35

1 2

Domein Meten en meetkunde

C

C. Gebruiken

2

a

– Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Streef Weten waarom – Formules voor het berekenen van oppervlakte en inhoud verklaren * Voor 1-fundament zijn geen doelen bij ‘Weten waarom’ geformuleerd.

123

Zet de breuken op de goede plaats. Teken een lijn van 12 cm. Zet aan het begin 0 en aan het eind een 1. a b bc 1 2

1 4

3 4

1 6

1 4

1 3

1 2

0 1 1 1 1 of 3 Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef 3 4 3 2 6

2 3

of 64

3 6

3 4

2 3

4 6

5 6

1

5 6

C

3 Reken uit. betegelt het pad naast zijn huis opnieuw. Weten Alwin waarom

1 m2

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

De formules voor berekenen van de oppervlakte van een rechthoek l x b (lengte x€breedte) en € 6,- 6 van een balk l x b x h (lengte x breedte x hoogte) kunnen verklaren met standaardmaten. u Wat is de oppervlakte2 van dit gazon in m²? 1 tegel is 50 x 50 cm a Hoeveel m is het pad? 15 m2 –K un je de vierkante meters ook erin tekenen? Leg eens uit dat de formule l x b voor de 2 b Hoeveel tegels heeft Alwin nodig voor 1 m ? Hoeveel kost 1 m2? 4, € 24 oppervlakte juist is?

a a

c Hoeveel tegels heeft hij nodig voor het hele pad? Hoeveel kost dat? 60, € 360

b d Per m gebruikt Alwin 2 tegels van € 6 per stuk en 2 tegels van € 2,50 per Leerlingenboek 6, blok 5 2

stuk. Wat kost het pad dan? € 255

C

4

Teken en reken. Het volkstuintje van opa is 9 m lang en 6 m breed.

aa

LB6b_B5L01.indd 48

Teken het tuintje op ruitjespapier. 1 cm is in het echt 1 m.

ab

Hoeveel m2 is opa’s tuintje? 54 m2

c Teken de perkjes in je tekening. Hoeveel m2 is ieder perkje? 1 2 … m 3 deel aardappelen = 18 1 9 m2 6 deel wortelen = … 1 9 m2 6 deel bonen = … 1 deel bieten = 9 … m2 6 1 9 m2 6 deel snijbloemen = …

bd

Opa wil een hek om ieder perkje. Hoeveel meter hek heeft hij nodig? 48 m

09-07-2010 09:51:58


Domein Meten en meetkunde

124

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Weten waarom

Weten waarom 1 Reken de nieuwe prijzen uit.

C

les 24

blok 5

les 23 en 24

aa

71

blok 3

b

C

2

aa

b Teken en kleur de keuken. De hal is 8 m2 groot en moet buiten de getekende lijnen komen. Teken en kleur de hal.

Teken en kleur de bijkeuken. waren prijzen eerst? cWatTeken ende kleur de kamer. De korting was steeds 10%.

bd

10%

aa € 100 € 300 € 60 € 120

€ 90 € 270 € 54 € 108

€ 25 € 39 € 110 € 170

bd

c € 12,60 € 61,20 € 18,90 € 56,70

€ 14 € 68 € 21 € 63

Kies het goede antwoord.

Oude prijs: € 500 Nieuwe prijs: € 400

b Oude prijs: € 400 Nieuwe prijs: € 300

c Oude prijs: € 750 Nieuwe prijs: € 637,50

Korting: 1. 10% 2. 15% 3. 20% 4. 25%

Korting: 1. 10% 2. 15% 3. 20% 4. 25%

Korting: 1. 12 12 % 2. 15% 3. 17 12 % 4. 20%

bd

Oude prijs: € 145 Nieuwe prijs: € 133,40 Korting: 1. 6% 2. 8% 3. 9% 4. 11%

Reken met omtrek en oppervlakte. Bereken de omtrek. 13,8 cm b Bereken de oppervlakte. 10,58 cm2 c Wat wordt de oppervlakte als je beide kanten 2 keer zo groot maakt? d Wat wordt de oppervlakte als je beide kanten 12 keer zo groot maakt? 2 Kleur de fi8, guren oppervlakte in dezelfde kleur. Leerlingenboek blok 5 ddezelfde 2 met c 42,32 cm 2,645 cm2 2 en 4 (2 cm2), 1, 5 en 6 (3 cm2), 3 en 7 (2,5 cm2).

aa

oprit 2,3 cm

4 CD

aa

straatkant

3

C D 5 CD

€ 3,50 € 62 € 8,50 € 7,50

€ 3,15 € 55,80 € 7,65 € 6,75

tuin

C

b € 22,50 € 35,10 € 99 € 153

buren

a

b

Hoe lang is 1 zijde van het vierkant? a b De oppervlakte is 64 cm2. De oppervlakte is 196 cm2.

1

De zijde is: 1. 16 cm 2. 32 cm 3. 4 cm 4. 8 cm

2

De zijde is: 1. 14 cm 2. 7 cm 3. 49 cm 4. 21 cm

bc De oppervlakte is 12,25 cm2. De zijde is: 1. 2,5 cm 2. 3,5 cm 4 3,25 cm 3. 4. 4,5 cm

3

werkschrift

4,6 cm

blz. 51

computer

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

31

b c d Korting 25%.3 Korting 20%. Korting 5%. Korting 35%. Werkschrift 8, blok € 36 € 60 € 47,50 € 39 € 48 € 75 € 50 € 60 € 148 € 111 € 295 € 236 € 24 € 22,80 € 90 € 58,50 1 Maak je eigen ontwerp. Meer antwoorden. € 99,99 € 75 € 29,95 € 23,96 € 14,95 € 14,20 € 35 € 22,75 Teken op de plattegrond een kamer met woonkeuken en een aparte bijkeuken. De bijkeuken moet 9 m2 € 15 € 11,25 € 2,75 € 2,20 € 295 € 280,25 € 49,95 € 32,47 groot zijn en de keuken 20 m2. De schaal is 1 : 100.

C

Toetsen 1-Streef


C

2

Zoek de juiste breuk bij het bedrag.

aa

b

.1 100 .

.1 100 .

€ 0,01

€ 0,02 Domein Meten en meetkunde

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Streef

.2 100 . .5 100 . 10 . 100 . 20 . 100 . 50 . 100 .

1. = 50 . 1. = 20 . 1. = 10 . = 15.. = 12..

100 . 100 .

=1

€ 0,05 € 0,10 € 0,20 € 0,50 €1

125

€ 0,06 € 0,15 1. 4.

€ 0,25 € 0,35

3. 4.

€ 0,75

1

€1

Toelichting voorbeelden bij 1-Streef 3 Zet ze open volgorde: van klein naar groot.

C

aa Weten waarom

€ 0,01

.6 100 . 15 . 100 . 25 . 100 . = 35 . 100 . 75 . 100 . = 100 . 100 . =

0,2

10 10

1 10

0,2

Weten bwaarom 1

1 2

1 10

7 10

3 5

4 5

30 100

1 2

3 5

7 10

0,9

30 100

4 5

0,9

10 10

0,1

9 10

2 4

9 10

1

3 10

1 5

0,6

0,1

1 5

3 10

2 4

0,6

0,7

0,80

0,1

1 9

0,2

0,25

3 6

2 3

5 5

0,7

0,80

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

u Hoe zou jij de inhoud van een doosje bepalen van 5 cm bij 2 cm bij 3 cm. Je kunt ook de 5 1 3 2 0,25uit. 0,1 0,2 formuleb cgebruiken. Welke formule is6 dat? Leg eens 5 9 3 Leerlingenboek 7, blok 2

C

4

Meet de inhoud.

20 dm kist thee

5 dm

les 12

blok 5

90 dm

20 dm

57

C

aa

1

Wat zijn de lengte, breedte en hoogte van een vierkant doosje met een inhoud van 1 dm3? l, b en h 1 dm Wat is de inhoud in cm ? 4 dm b Hoeveel doosjes thee van 1 dm3 passen er in de gele 3 3 3 a 40 cm b 112 cm ckist? 176 d 495 cm3 6 ×cm 4 × 5 = 120 doosjes 6 dm c Er moeten 1750 kisten met thee in containers worden opgeslagen. Hoeveel 4 cm containers heb je nodig? 2 cm 1 Er passen 15 × 5 × 4 = 300 kisten in een container. Er5 zijn 2 cm 4 cm 5 cm 4 cm dus 6 containers nodig.

1 dm3

a

3

b

b

Leerlingenboek 7, blok 5

C

8 cm

4 cm

1

5 2 cm

7 cm

12 cm

LB7a_B2L11.indd Sec2:60

2

1

7 2 cm 16-12-2009 18:51:53

Reken uit. Inhoud 100 cm3

aa

5 cm

b Inhoud 180 cm3 Hoe lang en hoe breed kan deze doos zijn? Meer antwoorden. l × b = 12

5 cm

15 cm

Hoe hoog is deze doos? 4 cm

bd

c Inhoud 480 cm3

Wat kunnen de afmetingen van deze doos zijn? Meer antwoorden. l × b × h = 480

3 CD

Welke schepen kunnen de haven invaren? Er willen 3 schepen de haven invaren. Toka Maru, diepgang 12,05 m Karekiet, diepgang 1,25 m Freedom, diepgang 15,20 m

b

aa

Inhoud 22

1 2

cm3

Wat kunnen de afmetingen van dit doosje zijn? Meer antwoorden. l × b × h = 22 12 (bijv. 3 × 1,5 × 5)

De diepte van de haven is 12 meter en 50 … centimeter. b Welke schepen kunnen de haven in? Toka Maru en Karekiet c De Toka Maru heeft nog 45 … centimeter water onder de kiel. d Hoeveel meter en centimeter moet de haven ten minste worden uitgebaggerd, zodat ook het grootste schip kan binnenvaren? 2,70 m


blok 2,5 m = 2 … cm 250

58

C

1 cm2 = … mm2 100 5,5 cm2 = … mm2 550 83 dm2 = … m2 0,83 10 doos mm=2 = … cm2 0,1 b 1 m3

0,5 km = … m 500 4,3 cm = … mm 43 Hoeveel erin? km 1,2 1200 m past =… a

1

Domein Meten en CD meetkunde 6 Reken om.

0,3 dm3 = … l 0,3 250 3 cm3 = … l 0,25 1 dm 0,025 m3 = … l 25 35,7 l = … m3 0,0357 1 dm3

Hoeveel kubieke decimeters

CD

Hoeveel passen er in bij 1-Streef zitten er in een kubieke meter? 7 Reken om. Toelichting enkinderen voorbeelden

aa

)? 1 kubieke meter (1 m b 2 kg = 2000 3 dl = … g

C

1 kg = 500 g 2 Hoeveel dm3 past

2 Weten waarom 1 24

erin?

kg = 250 … g

4

0,75 kg =8,750 g 6 Leerlingenboek …blok

8 CD

Reken c handig als dat kan. 10 × 1210 × 10 l = =50 cl …1000

3

…0,3 l

5 cl = … 50 ml

1 4

dl = 25 … ml

0,6 l = 600 … ml

3 4

dl = … 7,5 cl

2 12 dl = 250 … ml

lengtel = 10 ml breedte 0,01 …

Wat is de inhoud van de kubus?

a 3admAls hij 10 cm hoog is? 1000 cm

3

b

b Als hij 8 cm breed is? 512 cm3 c Als hij 11 cm hoog is? 1331 cm3 d Als hij 12 12 cm diep is? 1953,125 cm3

bd

1

1 2

= 0,05 … l

175 cl

= 1,75 … l

5 hoogte l

6 dm

3 dm

8 dm

7 dm

7 dm

7 dm

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

inhoud = 625 ml

… 100 dm3 … 144 dm3 … 343 dm3 …

8

4 dm

Toetsen 1-Streef m3 = 1500 … l

50 ml

5 dm

5 dm

2 dm

4 dm

C 39 Je ziet de tekening van het aquarium en een tekening van een ander aquarium. u CD – Leg nu eens met de tekeningen uit waarom je de inhoud van het aquarium kan berekenen 10 cm

Maak van de bouwplaat een kubieke decimeter. Hoeveel lopen de klokken voor of achter? schaal 1 : 10

(1 cm is werkelijkheid 10 cm) via lengte x in breedte x hoogte.

Leerlingenboek 7, blok 2

C

aa

b De kubieke decimeter.

4

10 cm

c

d

10 cm

Weten waarom

0,5 dm3 = … cm3 500 150 cm3 = … dm3 0,15 1750 cm3 = … dm3 1,75 1300 dm3 = … m3 1,3

10 cm

1-Streef

bc

b

1 cm3 = … mm3 1000 1 dm3 = … cm3 1000 2 m3 = … dm3 2000 0,1 m3 = … dm3 100

– Meten – Rekenen in de meetkunde

0,3 a = … m2 30 0,05 ha = … m2 500 1,7 ca = … m2 1,7 3 km2 = … ha 300

126

aa

C. Gebruiken

2 ha = … m2 20 000 5 ha = … ca 50 000 2,6 a = … ca 260 0,90 ha = … ca 9000 1 m3

be

bf

a Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er in 1 kubieke decimeter (dm3)? 1000 b Hoeveel kubieke decimeters (dm3) zitten er in 1 kubieke meter (m3)? 1000 c Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er dan in 1 kubieke meter (m3)? 1 uur en 6 minuten 5 minuten 2 minuten een kwartier 1 minuut 12 minuten Reken = 1 000 000 achter voor om. achter achter voor 1000 × 1000 achter a b c d 1000 cm3 1 000 000 cm3 1 m3 = 1 000 dm3 1 m3 = … 1000 dm3 = 1 m3 1 dm3 = … even snel blz. 116 119 verder blz. 120 123 plus blz. 124 - 1273 computer 2 m3 = 2… 000 dm3 3000 dm3 = …3 m3 9 dm3 = … 9000 cm3 0,5 m = …50 0 000 cm3 3 3 3 3 3 3 3 7 m = 7… 000 dm 9000 dm = …9 m 5 000 cm = … 5 dm 600 cm = … 0,6 dm3 3 113cm000 12 m3 = 12 … 000 dm3 15 000 dm3 = … 15 m3 cm3 = … 13 dm3 90 cm3 = … 0,09 dm3

les 14

C

1

a

blok 2

a

b

LB8b_B6L16.indd 109

C

2

05-07-2010 17:58:43

werkschrift Reken uit.

4 dm

Hoeveel blokjes van 1 kubieke decimeter gaan er in deze doos? 6 × 3 × 4 = 72 blokjes

Reken uit.

computer

blz. 46 en 47 20 m

5 dm

3 dm 6 dm

3

maatschrift

blz. 17

LB7a_B2L11.indd Sec1:58 3 dm

aa

59

3 dm 4 dm

b Hoeveel kubieke decimeter past er in dit aquarium? 36 dm3

5 dm

12 m 16-12-2009 6 dm

c Een vrachtauto heeft twee tanks voor diesel. Hoeveel kubieke decimeter inhoud hebben de tanks? 150 dm3 per tank; samen 300 dm3

bd

Een badmeester vult het zwembad. Hij vult het tot 2 meter hoogte. Hoeveel kubieke meter water is dat? 20 × 12 × 2 m3 = 480 m3

18:51:46


Domein Meten en meetkunde C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

blok 5

82 1 CD

127

plus

Hoeveel bezoekers had Blijdorp in 2007?

1-Streef

Toelichting en voorbeelden bijgrootste 1-Streef Blijdorp na Efteling

Weten waarom

WetenDiergaarde waarom Blijdorp heeft opnieuw

ANP Rotterdam

attractie

les 22

meer bezoekers getrokken dan het Leerlingenboek 7, jaar. blokIn32008 passeerden voorgaande ongeveer 1,61 miljoen mensen de poorten, 000 meer dan in 2007. 1 Hoeveel 50 past erin? Blijdorp is na de Efteling de grootste publieksattractie in Nederland.

C

blok 3

111

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

1 dm3 = 1 liter 1 m3 = 1000 dm3 = 1000 l

1,61 – 0,05 = 1,56 miljoen 1 2

7 dm

CD 2

m

Zoek de getallen. 51 051

15 015

31 031

13 013

56 056

665 065

2m

29 029

6 dm

92 092

1m

a

Al deze getallen kun je delen door 7. Er nog 2 de getallen 10aquarium en 20 waardoor je die getallen kuntliter delen zonder d Hoeveel water pastrest. er in dit a zijn Verander matentussen van het in Alle getallen zijn dus deelbaar door 13 3==1001 Welke 2 getallen10 zijn 207××611 × 7× dm 840 dm3 = dmdat? × 5 11 dmen× 13. 5 dm aquarium? decimeters.

ab

840 l Hoeveel dm3 water past er in het e Hoeveel meer of minder dan 1 m3 is aquarium? 10 × 5 × 5 dm3 = 250 dm3 3 Leg 1 meter munten. c Hoeveel liter is dat? 250 l dat? 160 l minder. De middellijn van een munt van € 2 is 25,75 mm. De middellijn van een munt van 50 cent is 24,25 mm. u Janneke zegt dat je niet altijd de formule lengte x breedte mag gebruiken. “Dat kan Je legt de munten om en om naast elkaar totdat je precies 2 Reken om. bijvoorbeeld niet bij een tuin met eenhebt. schuine kant.” Wat bedoelt Janneke? Leg eens uit of 1 meter a b c d middellijn ze gelijk heeft. Gebruik 3 40 a 1 Hoeveel heb je 5nodig? = 1000 dm3 een tekening. dm3 5 munten dm3 1m l = 1 munten l= 1,7 m3 = 1700 … l 3 3 3 rij munten waard? € 50 3 b Hoeveel is de 4 m = 4000 0,5 l = 0,5 6000 l = 6000 2,4 dm3 = 2400 … dm … dm … dm … cm3

CD

b

a

C

a

b

0,5 m3 = 7, 500 dm35 Leerlingenboek …blok 0,1 m3 = 100 … dm3

4 CD 3 CD

a a b 4 CD

LB7b_B5Les.indd

1000 l 500 l

= 1… m3 = 0,5 … m3

7000 l = 8500 l =

…7 m3 …8,5 m3

3,8 m3 = 3800 … l 10 l 0,01 m3 = …

Oppervlakte en omtrek. Gebruik je liniaal.zijn er? Welke kwartalen aHet jaar bestaat uit 4 kwartalen. De maanden januari, b februari en maart horen bij het 1e kwartaal. a 2e kwartaal: april, mei, juni; 3e kwartaal: juli, augustus, september 4e kwartaal: a Welke maanden horen bij het 2e, 3e en 4e oktober, november, december. kwartaal? c Het 1e kwartaal, als het geen schrikkeljaar b Welk jaar is het nu? is. In dat geval hebben het 1e en 2e c Welk kwartaal heeft de minste dagen? kwartaal evenveel dagen. d Hoeveel dagen duurt de tweede helft van De oppervlakte vandan deze is 200. De vanin deze 600. d oppervlakte 3 dagen langer eendriehoek gewoon is jaar, 2 het jaar langer derechthoek eerste helft? Wat is de omtrek? 60 Watdagen is de omtrek? langer in120 een schrikkeljaar.

Hoe laat is het? Hoe laat is het over 10 minuten? 09.10 09.20 Sec1:82 10.55 11.05 15.50 16.00 11.58 12.08

aa

b Hoe laat was het 10 minuten geleden? 08.55 08.45 06.03 05.53 00.05 23.55 23.01 22.51

bc

Hoe laat was het 1 uur en 15 minuten geleden? 07.00 05.45 03.20 02.05 16.02 14.47 00.12 22.57

18-06-2010 10:06:40


Paal 1 is in het echt 6 m hoog. Wat is de schaal? 1 : 200 Meet ook de palen 2 en 3. Hoe hoog zijn die in werkelijkheid? 2. 2 cm = 4 m; 3. 6 cm = 12 m b Hoe lang zijn de lantaarnpalen en hun schaduwen?

Domein Meten en meetkunde

lengte lantaarnpaal op papier

3 cm …

2 cm …

…6 cm

C. Gebruiken

lantaarnpaal in werkelijkheid

6 m …

4 m …

12 m …

schaduw op papier

1 cm …

0,… 7 cm

…2 cm

– Meten – Rekenen in de meetkunde

schaduw in werkelijkheid

2 m …

1,… 40 m

…4 m

bc 1

1-Streef

2

3

Toelichting en voorbeelden bij 2 CD

– Beredeneren welke vergrotings­factor nodig is om de ene (eenvoudige) figuur uit de andere te vormen

2

3

128

Teken een lantaarnpaal die 4,5 cm hoog is. Teken de schaduw er op de goede lengte bij. 1,5 cm Hoe hoog is die paal in werkelijkheid? 9 m 1-Streef Hoe lang is de schaduw? 3 m

Hoeveel pakjes boter kun je maken? 4 b 4 2 kilo Weten waarom 1 kilo

Weten waarom

1

aa

c 16

2 kilo

bd

18

4 12 kilo

Beredeneren welke vergrotingsfactor nodig is om de ene (eenvoudige) figuur uit de andere te vormen. u Je wil een vergroting afdrukken van een foto op formaat 20 x 30 cm. De originele foto is 1 1 1 10 x 15 cm. 4 kg 2 kg 8 kg Hoeveel keer moet je de originele foto vergroten? u 3 Je maakt eenuit. maquette. De vloer van je maquette is 10 cm bij 20 cm. Wat is dan de Reken oppervlakte? b aa bc € 2,50 – € 2,05 eigenlijk = € 0,45 twee keer 2,3 –zo2,03 = 0,27 1,1 – maken. 1,01 = 0,09 Je wil de maquette lang en twee keer zo breed Wordt de € 3,30 –dan € 3,03 = €keer 0,27 zo groot? 1,5Hoe – 1,05 0,45 7,2 – 7,02 = 0,18 oppervlakte twee zit=dat?

1 4

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

kg

CD

€ 5,40 – € 5,04 = € 0,36 € 7,20 – € 7,02 = € 0,18

Leerlingenboek 7, blok 5

4 CD

6,4 – 6,04 = 0,36 2,9 – 2,09 = 0,81

2,06 – 1,6 = 0,46 8,09 – 5,9 = 2,19

Reken uit.

b

a Dit briefje van 10 euro is verkleind. In het echt zijn de lengte en de breedte 4 keer zo groot. Wat zijn de echte afmetingen? breedte 68 mm, lengte 128 mm b Met hoeveel van deze verkleinde briefjes kun je het echte briefje helemaal vol leggen? 16 c Een foto van een briefje van 10 euro wordt vol gelegd met 64 van deze kleine briefjes. Hoeveel keer zo groot of zo klein is de foto als een echt briefje? Lengte en breedte zijn 2 keer zo groot. werkschrift

LB7b_B5L21.indd 71

blz. 51

computer

18-06-2010 10:07:58


Domein Meten en meetkunde

129

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

Weten waarom

Weten waarom

– Verschillende omtrek mogelijk bij gelijkblijvende oppervlakte

Kunnen toelichten dat een gelijke oppervlakte verschillende vormen kan hebben, en dus ook verschillende omtrekken. u Teken op ruitjespapier verschillende figuren met een oppervlakte van 24 ruitjes. Het hoeven niet allemaal rechthoeken te zijn. –G a na wat de omtrek is van de verschillende figuren. Leg eens uit waarom de omtrek niet gelijk is voor alle figuren.

les 18 en 19

Werkschrift 6, blok 6

C

1

blok 6

59

Reken uit hoeveel glaswol de bouwvakker nodig heeft. Hoe groot is de oppervlakte van het dak? 10 × 3 = 30 m2

aa

b Teken de banen glaswol op het dak. c Hoeveel banen glaswol heeft hij nodig? 5 banen van 8 meter en 5 van 2 meter d Hoeveel rollen glaswol heeft hij nodig? 7 rollen

be

Hoeveel moet hij betalen? Rond af op hele euro's. € 126 60 cm breed 8 m lang 3m €

C

10 m

2

17,95

per rol

Teken verschillende figuren met een oppervlakte van 12 m2. Kleur de figuren en geef de omtrek een andere kleur. Schrijf onder iedere figuur hoeveel meter de omtrek is. Meer antwoorden. 1 m2

26 m

3 CD

Met hoeveel briefjes van € 500 betaal je? Hoeveel euro krijg je terug?

aa

aantal prijs dat je koopt per stuk

je moet betalen

2

€ 712

€ 356

je geeft

je krijgt terug

2 briefjes van € 500 € 288


Domein Meten en meetkunde

130

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Weten waarom

Weten waarom

les 23 en 24 – blok 2

Werkschrift 7, blok 2

C

C

1

Teken verschillende figuren van 12 cm2. Maak niet alleen rechthoeken. Meer antwoorden.

2

Hoe groot zijn deze vijvers? a Kleur de vijver van ongeveer 13 m2 rood. b Kleur de vijver van ongeveer 10 m2 blauw. c Kleur de vijver van ongeveer 12 m2 groen. d Kleur de vijver van ongeveer 18 m2 geel.

geel

1m

blauw groen

rood

3 CD

Hokjes kleuren. Meer antwoorden.

aa

Hoeveel hokjes zijn er?

100 hokjes. Welke breuk hoort erbij?

b Kleur de helft van de hokjes geel. Dat zijn

1

50

hokjes.

Van de helft die overblijft,

bc

Kleur 14 deel zo, dat je een mooie figuur krijgt. Meer antwoorden.

21

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom


83

Domein Meten en meetkunde C. Gebruiken

5 CD

– Meten – Rekenen in de meetkunde

Tel verder. a

6300

6600

6900

7200

7500

7800

8100

8400

8700

9000

b

4700

5000

5300

5600

5900

6200

6500

6800

7100

7400

c

3200

3600

4000

4400

4800

5200

5600

6000

6400

6800

d

8900

9400

9900

1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Weten waarom

Weten waarom 6 Reken uit.

10 400 10 900 11 400 11 900 12 400 12 900 13 400

CD

u Boer A heeft een hek van 120 meter om een weiland staan. Boer B heeft een hek van a b c d e f 150 meter om zijn weiland. 2 3 8 2 2 1 8 4 6 1 3 3 7 2 5 1 6 4 5 2 2 1 8 ‘Dus is mijn weiland groter’, beweert boer B. Heeft hij gelijk? Leg eens uit.

6 7 5

3 7 3 6

4 3 36, +blok128 9 3 + Leerlingenboek 1 3 4 6

7 CD

7 8 4 7

1 2 8 6 3 2 7 4 + 9 1 7 3

4 3 6 7 1 2 3 5 + 9 3 2 7

3 4 8 6 4 5 6 8 + 9 6 9 9

7 4 5 5 4 3 2 + 8 3 9 5

Vergelijk deze weilanden. 1 cm = 20 m

Boer Maas

Boer Witte

5 CD

a Welke boer heeft het grootste weiland? De weilanden zijn even groot. b De boeren maken zo’n hek om hun weiland:

41

Bereken de afstand. Iris en Julia fietsen naar elkaar toe. Ze vertrekken op dezelfde tijd. Als Iris 13 deel van de totale afstand heeft 2 Hoeveel meter prikkeldraad heeft elke boer nodig? Witte: 1440 m; Maas: 1080 m. afgelegd, heeft Julia er 5 deel op zitten. c Wat valtzejeopop? oppervlakte Hoe ver zijn datDe moment nog van is gelijk, maar de omtrek verschilt. d Boer Witte wil het liefst een vierkant weiland. Waarom wil hij dat, denk je? Minder elkaar? Iris is13 goedkoper. Tip:prikkeldraad kies een makkelijke afstand. nodig, dus dat 11 = 155 ; Julia 25 = 156 . Nog 1 − 15 = 154 deel van de afstand van elkaar1vandaan. Bij 15 km dus Leerlingenboek 7, blok 4 km.

6 CD

131

Omtrek en oppervlakte. 1

a Welke figuur heeft de grootste omtrek? Leg uit waarom. Figuur 1. Onder- en bovenzijde gelijk; de hoogtes ook, maar de gebogen lijn is langer dan de rechte lijn.

2

b Welke figuur heeft de grootste oppervlakte? Leg uit waarom. Figuur 2. In gedachten op elkaar leggen; onder- en bovenzijde passen precies op elkaar, maar figuur 2 steekt er boven en onder uit, dus die is groter.

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom


Domein Meten en meetkunde

132

C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde

1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef

Toetsen 1-Streef

Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom

Weten waarom

Weten waarom

Weten waarom

u Hoe lang en hoe breed kan het zijn? En wat is dan de omtrek?

les 3 en 4

blok 5

Werkschrift 7, blok 5

C

1

Teken plattegronden.

43

Meer antwoorden. a

1 m2 c

b

aa

Teken een plattegrond van een kamer van 35 m².

b Teken een plattegrond van een kamer van 42 m² met deze vorm:

bc

Teken een plattegrond van een kamer van 40 m² met deze vorm:

u We bestellen een nieuw hek om het schoolplein. Is het voldoende als we dan de oppervlakte 2 Reken met oppervlakte. van het plein doorgeven aan het bouwbedrijf? Leg eens uit. 1

C

4

m2

aa

De oppervlakte van de deur is

ab

De oppervlakte van het raam is

2

c De muur moet worden geverfd. Dat is Daarvoor heb je

bd

2

m².

3

m². 13

m².

bussen verf nodig.

Voor het verven van de muur heb je meerr dan 1 liter verf nodig. Hoeveel verf houd je over?

0,7

liter.

Goed voor 10 m2

3 CD

Maak de zinnen af. a In de breuk 78 noem je het cijfer 7 de teller b In de breuk 105 noem je het cijfer 10 de noemer c Als je de breuk

4 8

verandert in de breuk 12 , heet dat vereenvoudigen

1 liter


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.