Domein Meten en meetkunde
Reken-wiskundemethode voor het primair onderwijs
Katern 1S
Domein Meten en meetkunde
1
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Uitspraak en notatie van – (euro)bedragen – tijd (analoog en digitaal) – kalender, datum (23 - 11 - 2007) – lengte-, oppervlakte- en inhoudsmaten – gewicht – temperatuur
Weten hoe je maten voor lengte, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, temperatuur, data, tijden en geldbedragen uitspreekt en noteert. u Lengte/omtrek –H oe spreek je de volgende maten uit: hm, dam, dm, cm, mm? –W at is de korte schrijfwijze voor ‘millimeter’? –W at betekent ‘dam’?
Toetsschrift 5, blok 5 Toetsschrift 6, blok 3 Toetsschrift 7, blok 4 Toetsschrift 7, blok 6
les 5 herhalen
blok 5
48
Leerlingenboek 5, blok 5
C
1
Meet in centimeter of millimeter. 1 cm = 10 mm
aa b c
bd
C
be
2
Welke getallen met mm of cm horen bij de letters? d i f aa g e
aa ab c
bj
C
3
Hoe hoog is de lamp op het plaatje? 4 cm En de klok? 2 cm Hoe dik is het boek op het plaatje? 3 mm En hoe breed? 12 mm Hoe hoog is het plantje? ongeveer 25 mm De schemerlamp is in het echt 40 cm. Hoe dik is het boek in het echt? 3 cm Hoe hoog is de plant in het echt? ongeveer 25 cm
3 cm 10 cm 15 cm
d e f
0 cm 5 cm 25 mm
ab
ac
h
g 42 mm h 105 mm i 3 mm
Hoe groot is de afstand tussen i en a? En tussen g en h? 27 mm en 63 mm
Wat kosten ze samen? € 119
€ 180
€ 155
Domein Meten en meetkunde
2
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
30
Blok 2 Les 13 en 14
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Lesverloop van les 13
Paraat hebben
1 Hoeveel past erin? Paraat hebben
C
Meten van inhoud Begin de les met het boek dicht. Laat de leerlingen van de 12 staven een model van de u Oppervlakte maken. Zet 10 deze goed zichtbaar voor de klas. Vraag hoeveel kinderen er – Hoekubieke schrijf meter je in symbolen: hectare? in deze kubus passen. Laat de leerlingen dat natuurlijk even uitproberen. Bespreek de mogelijkheden (er 3 passen minimaal 4 kinderen in de kubus) en besluit dat er toch veel ruimte Leerlingenboek 7, blok overblijft. Stimuleer de leerlingen nu nog eens te schatten en hun antwoord op een papiertje teHoe zetten. dat we de gemiddelde inhoud van een leerling van groep 7 gaan berekenen. 1 grootVertel is Schiermonnikoog? Maak een berekening op Samen het bordbespreken. met de groep. Dikte is 1,5 dm × breedte Rekenvervolgens met hectare enruwe vierkante kilometer. 2 dm × lengte 13 dm = 39 dm3. Een andere methode is uitgaan van het gewicht. Vraag een gemiddelde leerling hoeveel hij of zij ongeveer weegt (bijvoorbeeld 38 kg.). Dat zou betekenen dat de inhoud iets meer dan 38 dm3 is. Vertel dat 1 dm3 water 1 kg weegt (bewijs wordt later Schiermonnikoog Schiermonnikoog geleverd) en dat de mens voor een groot deel uit water bestaat. Hoeveel dm3 gaan er in een 3 m ? Laat de leerlingen hiervoor naar opgave b in het leerlingenboek kijken. (1000 dm3) Waren SCHIERMONNIKOOG SCHIERMONNIKOOG de kinderen vloeibaar, dan zouden er dus 1000 : 38 = ongeveer 26 kinderen in 1 m3 passen!! Bekijk ook de leuke foto van 1a. Gezien de ruimte die over is, is deze schatting zo gek nog niet. Welke 0 3 km leerlingen hadden dit ook geschat?
les 13
100
C
C C
C
2
Hoeveel dm3 past erin?
3
1 ha = 10 000 m Reken van om.inhoud Meten b a c = 24 dm3, laat daarna de Bespreek eerst samen de eerste berekening: 4 dm × 2 dm × 3 dm 2 = 300 ha 5 km2 500 ha = … 3 kmdrie 3 km2 = 3 000 000 … … m2 andere zelfstandig maken. 50 ha 1250 ha = 12,5 3 ha = 30 000 0,5 km2 = … … km2 … m2 1 km2 = … 25 ha 50 ha = … 0,5 km2 0,5 km2 = 500 000 … ha … m2 = 50 4
3
1 km2 = 100 ha 2
Maak van de bouwplaat een kubieke decimeter.
u Inhoud Meten van inhoud – Schrijf notaties opbouwplaat voor de maten: liter,decimeter deciliter,maken. centiliter milliliter. 7.41a Laatdedekorte leerlingen van de een kubieke Vanen kopieerblad 3? – Hoeheeft spreek je uit: 25 m iedere leerling twee exemplaren nodig waarvan de stukken aan elkaar gelijmd worden. Vervolgens worden de zijstukken van kopieerblad 7.41b eraan geplakt. Ten slotte wordt de kubus7, in blok elkaar2gevouwen. Handleiding
C
4
De kubieke decimeter.
C
Meten van inhoud De sprongen van 1000 zijn hier heel goed te zien. Leg de relatie met het teken 3 voor kubieke bij m3, dm3 en cm3. Daar een 3 en bij 1000 drie nullen, dat is geen toeval. Bespreek ook de vraag: Hoeveel kubieke meter past er in het klaslokaal? Zoek voorwerpen in de klas met de vorm van een kubus of balk (aquarium, opbergdoos of kist, broodtrommeltjes, tafellaatje en dergelijke) en reken samen uit: Hoeveel kubieke decimeter past erin? Hoeveel kubieke centimeter is dat?
4
Oppervlakte.
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
Paraat hebben
Domein Meten en meetkunde
3
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Alles telt Handleiding 7
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
9Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
Paraat hebben Waar gaat deze les over?
Paraat hebben
Paraat hebben
u Gewicht In deze les maken de leerlingen kennis met de gewichtsmaat ton. Een maat die veel wordt – Welke maten je gebruiken aanindustrie. te geven hoeveel iets van weegt? gebruikt in kun het verkeer en in deom zware Een vrachtauto bijna (kilogram, 22 ton staatgram, model. milligram, Om eenton) goed referentiekader te scheppen, worden in les 3 opgave 3 allerlei zware voorwerpen met elkaar vergeleken en in les 4 opgave 1 allerlei dieren. Wist u dat een zeeleeuw al bijna een ton weegt? Ook1 het afronden op hele of halve ton komt in een aantal opgaven aan de orde. Handleiding 7, blok
Taal en rekenen Taaltip Het begrip ‘ton’ kan voor leerlingen moeilijk te bevatten zijn, omdat het eigenlijk een inhoudsmaat is. Ook wordt het begrip gebruikt om een hoeveelheid geld aan te duiden, maar het verwarrende is dat het dan om 100 000 (euro) gaat. Verder wordt het begrip in de autowereld gebruikt voor 100 000 km (op de teller). Eerst maar de inhoud: – Zo rond als een ton. Om te onthouden: Leerlingenboek 7, blok 1 – Wij hebben thuis een regenton. 1 ton = 1000 kg 1 – Die vrachtwagen laadt tonnen vis uit. 2 of 0,5 ton = 500 kg 1 – Dat 1000 kilogram is 1 ton. zeilschip is 30 ton. (Daar passen letterlijk 30 tonnetjes in.) 1 10 of 0,1 ton = 100 kg Nu de rest: – Bij de loterij is een ton de hoofdprijs. – Die olifant weegt 5 ton. Bespreekt u elke zin met de leerlingen en laat ze daarna de zinnetjes opschrijven op een los stuk papier. Op het bord hangen plaatjes van een dik figuur, een regenton, een ton vis, een zeilschip, een loterijbriefje en een olifant. Wat hoort bij elkaar?
C
Rekenwoorden Lastige woorden 32 829 kg 21 987 kg – Ton – Zwaar De chauffeur weegt zijn vrachtauto 2 keer. – Kg – Licht (in deton betekenis zwaar’) Hij weegt 1 keer met lading en 1 keer zonder lading. Hoeveel heeft hij‘niet ongeveer geladen?
C
Hoe reken je? 32 829 kg − 21 987 kg = 10 842 kg (=11 ton)
2
product
gewicht met lading
leeggewicht
lading in kg
lading in hele tonnen
tarwe
45 700 kg
30 300 kg
15 … 400 kg
15 … ton
haver
12 890 kg
2790 kg
10 … 100 kg
10 … ton
Kilogrammen en tonnen. Reken uit. a 2000 kg = … 2 ton 17 000 kg = …17 ton 54 000 kg = …54 ton
b
1500 kg =
1 … 2 ton 1 12 ton …
5500 kg =
5 12 ton …
500 kg =
Domein Meten en meetkunde
4
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
u Temperatuur – Schrijf kort op: 15 graden. – Wat betekent: ‘het is -5 0C’?
les 25 oefenen
blok 2
73
Leerlingenboek 7, blok 2
5 CD
Wat is de temperatuur? Kijk naar de thermometer. Alles telt Handleiding 7 a Wat is de buitentemperatuur? 7,1 graden b Wat is de binnentemperatuur? 21,8 graden erschil c Hoe groot is het temperatuurverschil raden tussen buiten en binnen? 14,7 graden d Om 3 uur ’s middags zijn de temperaturen peraturen ve Buitenles is het vierenhalve Waarveranderd. gaat deze over? graad warmer geworden. Binnen is het anderhalve graad koeler geworden. Hoe Grafieken spelen, vooral in de krant, een belangrijke rol in informatieoverdracht. In deze hoog zijn de temperaturen binnen en les gaan de leerlingen lijngrafieken lezen en interpreteren. Nieuw is de afstand/tijdgrafiek, n buiten dan? binnen 20,3 graden; buiten die snelheden 11,6 gradenlaat zien. Die grafiek vertelt een verhaal over fietswedstrijden. Ook een temperatuurgrafiek ontbreekt niet. Deze grafiek is mooi te gebruiken om voorspellingen te doen. Wat gebeurt er daarna met de temperatuur? In het werkschrift komt nog een cirkelgrafiek aan de orde en in het maatschrift een staafgrafiek. Kortom, een breed aanbod Handleiding 7, wiskundeaspect. blok 2 over dit
a a b
Taal en rekenen aa begin
7 CD
08.00
b 08.45
09.30
bd
c 10.30
13.05
14.40
15.25
20.45
Taaltip eind 08.30 09.00 10.20 12.00 14.20 15.15 16.20 22.05 Temperatuur meten we in graden. In opgave 2 leerlingenboek wordt gesproken van graden loon € 24 € 12 € 40 € 72 € 60 € 28 € 44 € 64 … andere… … de leerlingen … … weleens … Celsius. Zijn… er dan nog graden? Vraag of ze een andere… naam hebben gehoord. (Fahrenheit zou kunnen) Schrijf op het bord: 7° C. Wat staat daar? (zeven graden Celsius.) Vertel dat graden met een klein nulletje rechtsboven het getal Tel op aangegeven. en trek af. wordt Het typische van Celsiusgraden is dat 0 °C een heel bekend meetpunt ZetWat de getallen is. gebeurt eronder dan?elkaar. (water gaat bevriezen en wordt ijs) Ook 100 °C kent bijna iedereen. a gebeurt er dan? (water b gaat koken). Celsius heeft c twee meetpunten gekozen a Wat b d die voor 141 + 135 = 276 1372 + 1417 = 2789 246 + 148 = 394 1226 + 129 = 1355 iedereen waarneembaar waren. Ook omgekeerd weet je wanneer het 0°C en 100°C is zonder 133 + 156 = 289 1475 + 1492 = 2967 256 + 272 = 528 1371 + 142 = 1513 thermometer. Ga de=leerlingen na of as en de verticale as kunnen 1856 vinden. De grafi ek 197met − 132 65 − 1747 = 109 283ze−de 154horizontale = 129 1278 − 149 = 1129 is285 een− 143 combinatie gegevens beide assen. Dit−levert nieuwe grootheid op:= 481 = 142 van de378 1953 − 1472 − 181 =op 197 1355 172 =een 1183 afstand en tijd levert snelheid op; dagen en temperatuur levert temperatuurverloop op.
8 Rekenwoorden CD – Lijngrafiek
Een stapel p blokjes. j
– Cirkelgrafiek – Staafgrafiek – Horizontale en verticale as
Lastige woorden
blokjes zie je? 6 a a– Hoeveel Dropping
b Hoeveel blokjes zijn er wel, maar zie je niet? 4 c Maak met deze blokjes een kubus van 3 × 3 × 3 blokjes. Hoeveel blokjes heb je dan
19
les 8
10 blok 4 Domein Meten en meetkunde
C1 A. Notatie, taal en betekenis
5
Vergelijk de grafieken. Samen bespreken. Kevin maakte deze grafiek.
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en°Cgewicht, temperatuur 8 – Tijd en geld
Milan maakte deze.
– Meetinstrumenten ºC 8 dinsdag maandag – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
6
1-Fundament Paraat hebben
6
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef 4
4
2
2
Paraat hebben 0
9 7, 10 Leerlingenboek blok 11 4
C
2
12
13
14
15
Bekijk de thermometers. a Hoe groot is het temperatuurverschil? 20 °C 30˚ 25˚ 20˚ 15˚ 10˚ 5˚ 0˚ -5˚ -10˚ -15˚
0
16 uur
9
10
11
12
21,6
19,8
16,4
18,9
–3,0
–5,2
–6,5
–1,3
24,6 …
25,0 …
22,9 …
20,2 …
16 uur
blok 6
101
Lees dit krantenbericht. Samen bespreken. Vergelijk de kortste en de langste dag.
Zeldzaam warm
zeer warme dag. een zonenop: 05.18 De Bilt − We beleefden gister ur van 33,9 °C peratu zon onder: 22.03 umtem maxim een werd nt In Braba Zomer, 21 juni Winter, jaar. 21 december e drie laatst de in ratuur tempe te hoogs gemeten, de werd op jaar 100 pen afgelo de in ratuur De hoogste tempe ten: 38,6 °C. 23 augustus 1944 in Warnsveld geme rswijk: –27,4 °C. De laagste op 27 januari 1942 in Winte
werkschrift
blz. 35
aa
LB7b_B4L06.indd Sec1:10
b 2
Paraat hebben
minimum
Leerlingenboek 7, blok 6
4 1
15
Paraat hebben
maximum
les 14
C
14
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
b Wat zijn de verschillen tussen deze 2 thermometers? Samen bespreken.
u Tijd – Welkebinnentemperatuur namen gebruiken om de aan te18,6 geven? in °Cwe allemaal 20 17,5 18,5tijd 19,2 15,7 – Wat is ‘een etmaal’? Wat betekent ‘kwartaal’? buitentemperatuur in °C 16,5 4,0 13,5 14,1 9,8 0,5 – Wat bedoelen ze met: ‘In week 35 komen de nieuwe banken’? – Bekijkverschil het plaatje. ze met zomertijd en wintertijd?? in °C Wat bedoelen 3,5 13,5 5,0 5,1 8,8 15,2 … … … … … …
C
13
Toetsen 1-Streef
maatschrift
blz. 40 en 41
zon op: 08.46 zon onder: 16.30
computer
18-06-2010 Hoeveel hele uren duurt de dag op 21 juni ongeveer? 17 u Hoeveel hele uren duurt de dag op 21 december ongeveer? 8 u b Hoelang duurt de dag precies op 21 juni? 16 u en 45 min. En op 21 december? 7 u en 44 min. c Hoeveel uren en minuten later dan op 21 juni is de zonsopkomst op 21 december? 3 u en 28 min. Hoeveel uren en minuten eerder gaat de zon dan onder? 5 u en 33 min.
Wel of geen schrikkeljaar?
09:08:21
Domein Meten en meetkunde
6
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
C
22 1
les 18
u Geld – Bij het tankstation staat dat de benzine 1,379 per liter kost. ‘Dat kan toch niet, bij geld staan toch maar twee cijfers achter de komma?’, zegt Linda. Wat denk jij? – Hoe noteer je: 12 euro en 2 eurocent?
blok 1
Wat betekenen7,deblok getallen? Leerlingenboek 1
Samen bespreken. maak kans op
€ 1000,00
2 bossen rozen voor 5.00
aan tuinartikelen
les 19
C
1
Schrijf als breuk.
aa
C
€ 3,50 = € 1,50 = € 4,50 = € 7,50 =
2
C
1 2 1 12 4 12 7 12
2 ro
€ 1b,1lle8n vvan
€ 0,99oo1r euro
€ 1,10 = 101 7 € 1,70 = 1 10 euro 3 € 1,30 = 1 10 euro 9 € 1,90 = 1 10 euro
3 euro
euro euro euro
2 is de Reken uit. Hoe euro verdeeld?
c € 1,20 = 1 51 euro € 3,20 = 3 15 euro € 1,40 = 1 25 euro € 1,80 = 1 45 euro
per stuk voor
€ 0,89
blok 1 bd
1,299 0,8
1 euro € 2,05 = 2 20 € 3,25 = 3 14 euro € 5,75 = 5 34 euro 3 € 1,15 = 1 20 euro
va n € voo r €
23
Handdoeken: € 2 per stuk
Samen bespreken.
Schrijf het bedrag met het euroteken.
aa
1 10
2 10
=
1 5
b
c
5 10
=
1 2
bd
0
=1
100
€ 1,50
€ 0,10 0 10 1 100
€ 1,20
€ 2,50
€ 1,26 26
€ 00,20 20 2 100
€ 0,05
€ 0,50
= 501
5 100
€ 4,90 4 90
0
C
10 10
€ 4,522
€1
= 201
10 100
= 101
€ 10,02
10 3
Hoeveel kosten de stukken pizza? 1 hele pizza kost € 6.
Domein Meten en meetkunde
7
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
– Omtrek, oppervlakte en inhoud
Weten wat er met de begrippen ‘lengte’, ‘breedte’, ‘omtrek’, ‘oppervlakte’ en ‘inhoud’ wordt bedoeld en deze begrippen in de juiste situaties gebruiken. u Omtrek: – J asper zegt: De omtrek van de tuin is 25. Welke maateenheid ontbreekt er achter 25?
Toetsschrift 6, blok 5 Toetsschrift 7, blok 1
blok 1
4
les 6 en 7
Werkschrift 8, blok 1
C
1
Hoeveel meter lopen ze? Vul de tabel in. Het vierkante plein is 50 meter breed. Het rechthoekige plein is 60 bij 35 meter. De middellijn van het ronde plein is 60 meter.
aa
C
2
Niels
rond plein
Linde
Janine
1
200 m
190 m
186 à 188 m
10
2000 m
1900 m
1860 à 1884 m
25
5000 m
4750 m
4650 à 4710 m
Kies het juiste antwoord. Het blik is 100 mm hoog. 140 mm hoog. × 105 mm hoog.
aa
bc
b rechthoekig plein
vierkant plein
aantal rondjes
▫ ▫ ▫
middellijn 30 mm b De wikkel om het blik is × 28 cm. 30 cm. 31,5 cm.
bc
▫ ▫ ▫
Een ander blik heeft een wikkel van 20 cm. De middellijn van dat blik is minder dan 60 mm. × meer dan 60 mm. 35 mm precies 68 mm.
▫ ▫ ▫
schaal 1 : 3
3 CD
a
De som van de getallen is aan elke kant 1. Vul in. a b
bc
0,1
0,6
0,7
0,2
0,5
0,12
0,1
0,3
0,5
0,2
0,78
0,75
0,6
0,4
0,3
0,13
0,77
0,1
2 4, 0 0
7 4, 0 0
1 1, 1 0
1 3, 3 0
3, 5 0 + 2 0, 0 0 + 1 0, 0 0 = 3 0, 0 0
Domein Meten en meetkunde 4, 0 0 + 1, 0 0 + 3, 0 0 =
8, 0 0
A. Notatie, taal en betekenis
0, 6 0
0, 1 0 + 0, 5 0 =
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
1-Fundament
C
4, 3 0
1 4, 4 5 +
1 2 3, 9 0 +
1 0 1, 7 5
2 4 3, 2 0
Paraat hebben
8
3 8, 6 0 – Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
2 Vul de kassabonnen in. Reken heten totaalbedrag uit. Toelichting voorbeelden bij 1-Streef
aa Paraat hebben
1 1 5, 0 0
Supermarkt D e Vr i e s
b
Supermarkt D e Vr i e s
bc
Aardappels € 1,50
2 kg Appels
€ 4,50
Druiven
€ 4,00
Bananen
Tomaten
€ 1,40
Werkschrift 6, blok 3
Teken verschillende figuren met een oppervlakte van 9 cm2. Schrijf de omtrek er steeds onder.
a Welke figuur heeft de grootste omtrek? Kleur die figuur rood. b Welke figuur heeft de kleinste omtrek? Kleur die figuur blauw. Meer antwoorden.
even snel
blz. 116 - 119
verder
blz. 120 - 123 plus
Paraat hebben
Paraat hebben
D e Vr i e s
€ 2,25
Peren € 2,50 Peren € 2,50 u Oppervlakte: Peren € 2,50 – Als je parket of laminaat wilt laten leggen in een kamer, wat moet je dan uitrekenen? Druiven € 4,00 2 kg Bananen € 3,90 Hoe noem je dat? TOTAAL: € 9,95 TOTAAL: € 12,30 TOTAAL: € 8,75 – Als je wilt weten op welke ansichtkaart je het meeste kunt schrijven, wat bereken/bekijk je dan? De omtrek, de oppervlakte of de inhoud?
3 CD
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Supermarkt
Appels
€ 1,95
Toetsen 1-Streef
blz. 124 - 127 computer
Domein Meten en meetkunde
9
les 5 oefenen
A. Notatie, taal en betekenis
91
blok 3
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten 6 Zet de gewichten van licht naar zwaar. – Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
CD
aa
5 g, 50 g, 150 g, 0,5 kg, 4000 g, 5 kg, 20 kg. 20 kg
5 kg
5g
0,5 kg
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
50 g
4000 g
150 g
b Rond kilogrammen eerst af op hele of halve tonnen. auto
1512 kg
vrachtschip
ambulance
17 200 ton
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
Paraat hebben
3295 kg
tram
49 644 kg
u Inhoud: jumbojet 359 ton caravan 516 uit? kg Schrijf dat – Wat betekent: ‘de inhoud van ons klaslokaal is 250 m3’? Hoe spreek je dat ook eens op? touringcar 17 889 –W elke maten gebruiken we om de kg inhoud aan te geven? Kies uit: liter, meter, dm3, m2, cm3. 516 kg ( 1 ton), 1512 kg (1 17 200 ton.
Leerlingenboek 7,2 blok 3
7 CD
1 2
ton), 3295 kg (3
1 2
ton), 17 889 kg (18 ton), 49 644 kg (49
1 2
ton), 359 ton,
Kies de goede maat. Kies uit: 2m
1
40 kg
2
0,3 l
3
6m
4
350 kg
5
60 l
6
1l
7
80 cm
8
aa
Welke maat hoort erbij? 1: 40 kg; 2: 2 m; 3: 0,3 l; 4: 1 l; 5: 60 l; 6: 6 m; 7: 80 cm; 8: 350 kg b Zet de voorwerpen bij elkaar met dezelfde soort maateenheid. Lengte: 7, 2, 6; gewicht: 1, 8; inhoud: 3, 4, 5. c Schat bij alle plaatjes wat het gewicht, de lengte en de inhoud in werkelijkheid is. Meer antwoorden.
b 8 CD
Reken uit. Rond de gewichten af. Deze auto weegt 1515 kg.
aa
b
Hoeveel kilogram is dat meer dan 1 ton? 515 kg b Rond het gewicht af naar halve tonnen. 1 12 ton c Er zitten 4 volwassenen in de auto. Hoeveel weegt de auto dan ongeveer? Kies het goede antwoord. 1. 1600 kg 2. 1800 kg 3. 2 ton d Bij een brug staat een bord met MAXIMAAL DRAAGVERMOGEN 2 TON. Mag je met deze auto met 2 volwassenen, een volle tank van 60 liter en 4 koffers van 18, 13, 20 en 22 kg over de brug? Waarom wel of niet? Reken het uit. Ja, de auto mag de brug over. even snel
LB7a_B3L01.indd Sec2:91
blz. 116 - 119
verder
blz. 120 - 123
plus
blz. 124 - 127
computer
16-12-2009 18:43:35
Domein Meten en meetkunde
10
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
– Namen van enkele vlakke en ruimtelijke figuren, zoals rechthoek, vierkant, cirkel, kubus, bol
Kennen van de namen van veel voorkomende ruimtelijke figuren, zowel tweedimensionaal als driedimensionaal: rechthoek, cirkel, vierkant, driehoek, ruit, vierhoek, vijfhoek, zeshoek, bol, kubus, balk, piramide. u Teken eens een ruit. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen een ruit en een vierkant? u Wat is het verschil tussen een balk en een kubus? Kan een balk een kubus zijn? En omgekeerd? u Welke voorwerpen uit het dagelijks leven hebben de vorm van een driehoek? En van een piramide? u Vormen herkennen, tekenen, benoemen. u Teken een cirkel, zeshoek en een balk.
les 3
blok 4
4
Leerlingenboek 6, blok 4
C
1
Welke vormen herken je in de gebouwen en tenten?
kegel 1, 3 en 4
cilinder 1, 3 en 5
piramide 2, 9 en 6
kogel of bol 8
balk 7 en 6
blokje of kubus 7
2 3
1
4 5
6
8
C
9
2
7
Wat zie je in de klas? Zoek voorwerpen die deze vorm hebben. Meer antwoorden. piramide
kegel
kubus
kogel
cilinder
balk
Domein Meten en meetkunde
11
A. Notatie, taal en betekenis
les 19
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
1-Fundament
oliebollen
aa
15
a
b
30
c
45
d
75
Voor 15 oliebollen heb je nodig: Paraat hebben 200 g meel, 10 g gist, Werkschrift blok 3 20 7, cl melk, 100 g krenten.
C
1
C
– Veelgebruikte meetkundige begrippen zoals (rond, recht, vierkant, midden, horizontaal etc.)
107
C
1 Hoeveel heb je nodig? Toelichting entabel voorbeelden bij 1-Streef Maak de af. aantal
Oliebollen
Paraat hebben
blok 3
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
2
meel
gist
melk
krenten
…200 g
10 g …
20 cl …
100 g …
les g en 20 g 24 40 cl …40023 … … …600 g
Welke stukjes hebben dezelfde vorm en zijn even groot? e 120 Geef ze dezelfde kleur. a b
b
30 g …
200 g
… blok 3
60 cl …
300 g …
1000 g …
50 g …
100 cl …
500 g …
1600 g …
80 g …
160 cl …
800 g …
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
Paraat hebben
31
Kinderen uit de bovenbouw verkopen oliebollen. In welke jaren verkochten de meisjes evenveel oliebollen als de jongens? 2006, 2007 In welk jaar was het verschil tussen de jongens en de meisjes het grootst? 2009 c In welke jaren werden er meer dan 200 oliebollen verkocht? 2004, 2006, 2009 d Werden er in 2004 meer of minder oliebollen verkocht dan in 2009? Meer e Wat was het laagste aantal oliebollen dat de meisjes in een jaar verkochten? En het hoogste aantal? 50 en 200 b f Hoeveel oliebollen werden er in al die jaren ongeveer verkocht? Ongeveer 1300 oliebollen. b g Wie hebben er in al die jaren meer oliebollen verkocht, de jongens of de meisjes? 2 Leg aantal met tangram. begrippen zoals: boven, onder, rond, recht, schuin, De midden, meisjes (680; jongens 620) Kennen van meetkundige
C
aa ab
b horizontaal, verticaal, diagonaal. u Teken eens een rechthoek. Teken nu de diagonalen in de rechthoek. u Rebecca vouwt een dier uit een vouwblaadje. Ze volgt de mondelinge of geschreven instructies: Vouw het vouwblaadje twee keer diagonaal door, zodat je vier driehoeken krijgt. Zet een stip in het midden van het blaadje… Wat wordt bedoeld?
b Leg nu ook dit huis met alle 7 stukjes.
a Leg de boom met alle 7 tangramstukjes.
Leerlingenboek 6, blok 3
3 CD 3 CD
Kerststerren knippen.
Hoeveel kilometer heeft de fietser gereden? Vul in. b schaar. c aa bd Neem een vierkant vouwblaadje en een Vouw het vouwblaadje 3 keer dubbel. beginstand kilometerteller 5 6 1 , 2 3 4 7 , 4 1 0 2 , 5 1 4 uw het blaadje weer open. Knip dezelfde figuur uit als op het plaatje en vouw eindstand 8 3 , 3 5 6antwoorden. 6 , 7 3 1 7 , 4 4 1 Bedenk kilometerteller zelf nog meer5kerststerren. Meer gereden afstand in km
4 CD
Vul in.
aa
2
2 2 , 1
ab
2 1 9 , 3
werkschrift
6
2 1 4 , 9
blz. 29
c
1 , 9 3 , 6
2 7 1
computer,
1,6
7
bc
Een krentenwegge is 168 cm lang. Neem de tabel over en vul in. deel
3 4
2 7
lengte 126 … cm Domein Meten en meetkunde
A. Notatie, taal en betekenis 2
C
3 8
48 … cm
4 6
63 … cm
5 7
112 … cm
6 8
120 … cm
126 … cm
12
Welke breuk?
a
Welke breuken horen bij de– pijltjes? b Welke breuken horen bij de pijltjes? – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud enagewicht, temperatuur Meetinstrumenten – Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
1
bc Paraat hebben
2
2 6
1 0 0 3 3 Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
2
is gelijk aan
3 6
2 3
is gelijk aan
4 6
1 6
is gelijk aan
1 3
1 3
is gelijk aan
2 6
2 6
is gelijk aan
1 3
4 3
is gelijk aan
8 6
Leerlingenboek 6, blok 4
3
LB6b_B4L01.indd 6
1
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
Paraat hebben
Welke zinnen zijn goed? Schrijf die in je schrift.
3 Paraat hebben
C
4 6
Kijk goed naar de vormen. Neem de tabel over en vul in. vorm
aantal hoeken
aantal randen
aantal vlakken
balk
8
12
6 …
kubus
8 …
12 …
6 …
piramide
5 …
8 …
5 …
cilinder
0 …
2 …
3 …
09-07-2010 14:31:31
Domein Meten en meetkunde
13
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
– Are, hectare
Weten dat are en hectare oppervlaktematen zijn, hoe deze worden uitgesproken en worden genoteerd. u Bij de ingang van het bos staat dat het bos 10 hectare is. Wat bedoelen ze daarmee, de lengte of de oppervlakte of de inhoud? u Als een boer opgeeft hoeveel land hij heeft, dan zegt hij bijvoorbeeld: ‘15 ...’? Kies uit: km, ha, m2, m, km3. u Gebruik van are en hectare.
Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 5
les 4
Leerlingenboek 7, blok 5
C
blok 5
47
10 m
1
Reken met oppervlakte. 20 m
10 m
tuin 6m 4m
are
15 m
huis
7m 8m
C
a
2
a Op hoeveel m2 grond staat deze schuur? 28 m2
Reken met oppervlakte. 20 m Bereken de oppervlakte van lokaal 1. 200 m2 2 Bereken de oppervlakte van lokaal 2. 120 m Lokaal 1 b Hoeveel are zijn deze oppervlaktes? 1. 2 a; 2. 1,2 a. c In elk lokaal zijn 24 kinderen. In welk lokaal hebben de kinderen de meeste ruimte? Leg je antwoord uit. 1. iets meer dan 8 m2 per kind; 2. precies 8 m2 per kind. Dus in lokaal 1.
15 m
aa b
3 CD
b
b Lisa zegt: ‘De tuin is ongeveer 2 12 are groot.’ Heeft ze gelijk? Ja: 300 m2 – 48 m2 = 252 m2 c Bij het huis wordt een garage gebouwd van 3 bij 4 m. Het hoeveelste deel van de totale 4 oppervlakte is dan nog tuin? 240 300 = 5 deel
Welk percentage hoort erbij of ligt er het dichtst bij? b 1 2 % Kies uit: 4% Kies uit: 25% 4 3
aa
20% %
bc
23%
65%
10 m
1 3
80%
Kies uit:
Lokaal 2
% 30% 35%
8m
40%
Domein Meten en meetkunde
14
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
1-Streef
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Alles telt Handleiding 7
Toetsen 1-Streef
9
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
– Ton
WetenWaar dat een ‘ton’deze gebruikt gaat leswordt over?als benaming voor een gewicht van 1000 kg of voor een geldbedrag van 100.000 euro. In deze maken u Betekenis vanleseen ton.de leerlingen kennis met de gewichtsmaat ton. Een maat die veel wordt gebruikt in het verkeerweegt en in de7 zware industrie. Een vrachtauto u De nieuwe terreinwagen ton. Wat betekent ‘7 ton’? van bijna 22 ton staat model. Omverdient een goed1referentiekader te scheppen, 3 opgave 3 allerlei zware voorwerpen u Iemand ton per jaar. Hoeveel geldworden is dat in inles euro’s?
Toetsschrift 7, blok 1
met elkaar vergeleken en in les 4 opgave 1 allerlei dieren. Wist u dat een zeeleeuw al bijna een ton weegt? Ook1 het afronden op hele of halve ton komt in een aantal opgaven aan de orde. Handleiding 7, blok
Taal en rekenen Taaltip Het begrip ‘ton’ kan voor leerlingen moeilijk te bevatten zijn, omdat het eigenlijk een inhoudsmaat is. Ook wordt het begrip gebruikt om een hoeveelheid geld aan te duiden, maar het verwarrende is dat het dan om 100 000 (euro) gaat. Verder wordt het begrip in de autowereld gebruikt voor 100 000 km (op de teller). Eerst maar de inhoud: – Zo rond als een ton. – Wij hebben thuis een regenton. – Die vrachtwagen laadt tonnen vis uit. – Dat zeilschip is 30 ton. (Daar passen letterlijk 30 tonnetjes in.) Nu de rest: – Bij de loterij is een ton de hoofdprijs. – Die olifant weegt 5 ton. Bespreekt u elke zin met de leerlingen en laat ze daarna de zinnetjes opschrijven op een los stuk papier. Op het bord hangen plaatjes van een dik figuur, een regenton, een ton vis, een zeilschip, een loterijbriefje en een olifant. Wat hoort bij elkaar?
Rekenwoorden – Ton – Kg
Lastige woorden – Zwaar – Licht (in de betekenis ‘niet zwaar’)
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus Paraat hebben
Domein Meten en meetkunde
15
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
1-Streef
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Alles telt Handleiding 5
49 Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
– Betekenis van voorvoegsels zoals milli-, centi-, kilo-
De betekenis weten van de voorvoegsels milli-, centi-, deci-deca, hecto- en kilo- en weten in welkeWaar maten gaat deze voorvoegsels gebruikt worden. deze les over? u Wat betekent ‘milli’? Bij welke maten wordt ‘milli’ gebruikt? Noem eens drie voorbeelden. In deze les gaat het omhoeveel de meter, de kilometer, de decimeter en de nog centimeter. Niet alleen hun u Wat betekent ‘kilo-’? Dus meter is een kilometer? Noem eens enkele onderlingwaarin verband komt aan de orde maar ook wanneer je deze maten gebruikt. De kinderen voorbeelden ‘kilo’ gebruikt wordt. moeten ook gevoel krijgen voor de afstanden. Kon je vroeger met je eigen lichaamsmaten meten5, (voet, Handleiding blokel,5handspan, duim, enzovoort), nu is alles gestandaardiseerd.
Taal en rekenen Taaltip In deze les komen de maateenheden kilometer, meter, decimeter, centimeter en millimeter aan de orde. Deze komen ook in andere samenstellingen voor. Vraag of kinderen andere samenstellingen kennen (deciliter, milliliter). Bespreek met de kinderen het eerste deel van de samenstelling (kilo, deci, centi, en milli). Vertel de kinderen de betekenis van deze woorden: kilo is duizend, deci is een tiende deel, centi een honderdste deel en milli een duizendste deel. Op de liniaal is een en ander mooi te zien. Laat op de liniaal eerst een millimeter aanwijzen. Daarna 10 millimeter. Hoe kun je dat ook noemen? (cm) Dan de dm: hoeveel cm is dat? Nu overstappen op de bordliniaal. Laat weer 1 dm aanwijzen. Hoeveel dm gaan er in een m? (10). Hoeveel cm in 1 m? (100). Hoeveel mm in 1 m? (1000) Rekenwoorden – km – m – dm – cm
Toetsen 1-Streef
Lastige woorden – Lengtemaat
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus Paraat hebben
Domein Meten en meetkunde
16
A. Notatie, taal en betekenis Alles telt Handleiding 8
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
39
1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Waar gaat deze les over? les 23
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
(ml). Dehebben leerlingen leren welke van deze vier maten het handigste te gebruiken is bij kleine en Paraat
Paraat hebben
Paraat hebben
70 blok 2 In deze les worden inhouden gemeten met liters (l), deciliters (dl), centiliters (cl) en milliliters
grote inhouden. Het is lastig en moeilijker als je de verkeerde maat gebruikt. Vergelijk maar Klopt de tekening van het tennispark? u 1 W at betekent: eens 2 liter met decaliter’? 2000 ml of 0,003 liter met 3 ml. belangrijk dat1de ontwikkelen. u HHet oe isspreek uit: ml, 2 1 kmje 1leerlingen m12 dam?referentiematen 1 mm2van bekende 1 cm2 De inhouden 1 dm2 2 1 000als 000 m2 9 millimeter, 100 dm2 dozen voorwerpen flessen, blikken, enzovoort, moeten nauwkeurig geschat kunnen 100vrij mm 100 cm2 Schrijf verkort op: 12 centimeter. 2 2 10 000 cm wordt10 mm vaak vermeld als 450 g in plaats van worden. Op potjes honing en jam de000 inhoud 450 ml. Handleiding 8, blok 1
C
Taal en rekenen Taaltip Om de verschillende inhoudsmaten goed te kunnen omrekenen, moeten de leerlingen goed weten wat de termen deci, centi en milli betekenen. Zet nog eens op het bord: – deci: een tiende, 101 of 10 keer zo klein; 1 of 100 keer zo klein; – centi: een honderdste, 100 1 – milli: een duizendste, 1000 of 1000 keer zo klein. Vergelijk deciliter, centiliter en milliliter ook met decimeter, centimeter en millimeter en met decigram, centigram en milligram. Rekenwoorden – Liter – Deciliter – Centiliter – Milliliter
– (Standaard) oppervlaktematen km2, m2, dm2, cm2
Lastige woorden N.v.t. Samen bespreken.
4 m en uitspreken van de oppervlaktematen km2, m2, dm2, cm2 en weten in welke Kunnen noteren situaties deze gebruikt worden. om. u 2J e wilt Reken de oppervlakte van het terras doorgeven aan het bouwbedrijf om tegels te leggen. 2 2 2 2 b cm² 1 m = 100 kmmaten = 1 000 000 m2 1 gebruik dm2 = 100 …je:cmkm², … dm …uit? Welke amaat m², dm², of mm²? Hoe spreek cje 1deze 2 0,5 dm = … 50 cm2 40 m2 = 4000 0,5 km2 = 500 … dm2 … 000 m2 uK ies de juiste oppervlaktemaat. 2 2 2 2 2 2
C
2 dm = 200 … cm 4,3 dm2 = 430 … cm2
Leerlingenboek 7, blok 2
C
3
4,5 m = 450 … dm 0,45 m2 = … 45 dm2
2 km = 2 000 … 000 m 2,5 km2 = 2 500 … 000 m2
Welke maat hoort erbij? Kies uit: 800 m2
1 cm2
0,86 dm2
64 m2
444 km2
6 dm2
Curaçao
rekenboek 6 dm2; klaslokaal 64 m2, vingertop 1 cm2; eiland 444 km2; plein 800 m2; hand 0,86 dm2
Toetsschrift 7, blok 5
Domein Meten en meetkunde
17
A. Notatie, taal en betekenis
les 13
blok 2
58
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
C
1
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Hoeveel past erin?
1-Streef
1m doos Heeft = aa Vaderen wil de tuin 5 cm ophogen. hij Toelichting voorbeelden bij 1-Streef b genoeg aan 1 vrachtauto met aarde? 1m
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
2 Vul het badje. Paraat hebben
C
Paraat hebben
Paraat hebben
– (Standaard) inhoudsmaten m3, dm3, cm3
3
3
b De kinderen willen een vijver in de tuin. Samen met hun vader graven ze een gat. Komt er genoeg aarde uit het gat om de rest van de tuin 5 cm op te hogen? 1 dm3
1 dm
3
11
5
Weten welke l standaardmaten gebruikt worden voor het aangeven van de inhoud, deze kunnen uitspreken en noteren. Weten dat 1 dm3 overeenkomt met 1 liter. En weten in welke situaties deze maten gebruikt worden. Hoeveel kubieke decimeters u Met welkeHoeveel kubieke inhoudsmaat aangeven 10hoeveel lkubieke water 1l er in een meter? er in het kinderen passen erzullen in 8 l mensenzitten a Met hoeveel emmers krijg je het bad vol? 12handig emmers 3 zwembad zit? )? Reken als dat kan. 1 kubieke meter (1 mwater tuingieters? 15 tuingieters dm3hoeveel , cm3 of mm3 . Hoe spreek je deze uit? km3, mb3, Met 10 maten × 10 × 10 = 1000
Toetsschrift 7, blok 5
c Is het slim om het bad te vullen met een plantengieter? Waarom wel of niet? Nee, je moet het
C
dan 115 keer 3 2 Hoeveel dm pastvullen. erin? Leerlingenboek 7, blok 3
C
24
3
Kubieke meters. Samen bespreken.
3 dm
geschikt voor 32 m3
lengte
breedte
hoogte
inhoud
5 dm
4 dm
5 dm
6 dm
3 dm
8 dm
7 dm
7 dm
7 dm
100 dm3 … 144 dm3 … 343 dm3 …
nu: € 1200 2 dm 4 dm
C
3
aMaak Zouvan jullie met deze kachel decimeter. de lokaal bouwplaat een kubieke verwarmd kunnen worden?
(1 cm is in werkelijkheid 1030 cm) werkschrift blz. u Standaardmaten.
b In een zeppelin gaat ongeveer 70 000 m3 gas. Hoe groot is de zeppelin dan ongeveer? Past hij in jullie lokaal of in het schoolgebouw? maatschrift
blz. 26 en 27
computer
Leerlingenboek 7, blok 2 LB7a_B3L21.indd 110
C
4
16-12-2009 18:35:07
De kubieke decimeter. a Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er in 1 kubieke decimeter (dm3)? 1000 b Hoeveel kubieke decimeters (dm3) zitten er in 1 kubieke meter (m3)? 1000 c Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er dan in 1 kubieke meter (m3)? 1000 × 1000 = 1 000 000
1 cm3
werkschrift
LB7a_B2L11.indd Sec1:58
blz. 17
maatschrift
blz. 46 en 47
computer
16-12-2009 18:51:46
Domein Meten en meetkunde
18
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
– Meetinstrumenten aflezen en uitkomst noteren; liniaal, maatbeker, weegschaal, thermometer etc.
Lengte, inhoud, gewicht en temperatuur kunnen afmeten en het meetresultaat correct opschrijven: met meetinstrumenten als liniaal, meetlat, rolmaat, meetlint, kilometerteller, maatbeker, personenweegschaal, keukenweegschaal, winkelweegschaal en (digitale) thermometer. u Lengte –M et welke instrumenten kun je lengtes meten? (liniaal, meetlat, rolmaat, huishoudcentimeter, kilometerteller) en wanneer gebruik je welk instrument als je iets wil meten? Kun je het verschil aangeven? – J ip wil de lengte van de tuin meten. Wat kan hij het beste gebruiken? En voor het opmeten van het raam als je een nieuw raam nodig hebt? En wat kun je het beste gebruiken als je een vogelkastje wil maken? Leg uit waarom.
Toetsschrift 5, blok 3 Toetsschrift 5, blok 5 Toetsschrift 6, blok 3 Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 6
16
blok 1
les 13
Leerlingenboek 5, blok 1
C
1
Wie is het langst? Abel zegt: Ik ben 141 cm. Lieke zegt: Ik ben 1 meter 38. Hamid zegt: Nou, ik ben precies anderhalve meter.
C
2
Wie is in onze groep langer dan 1 m 40?
C
3
Wie staat er in het midden?
Domein Meten en meetkunde
19
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
u Inhoud – Hoeveel zit er in de maatbeker? Leerlingenboek 6, blok 3
CD
Hoeveel zit er in de maatbeker?
aa
ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100
… ml … cl
ab
ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100
ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100
c … ml … cl
… ml … cl
ml 11000 000 900 800 700 600 500 400 300 200 100
d … ml … cl
be
ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100
… ml … cl … l
Domein Meten en meetkunde
20
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
u Gewicht – De groenteweegschaal heeft op het display staan: 1,94. Welke maat hoort daarbij? Hoeveel wegen die appels dan ongeveer?
les 17
blok 4
21
Leerlingenboek 6, blok 4
C
1
Met welke weegschaal weeg je? 1 max. 100 g 2 max. 1 kg
3 max. 10 kg
4 max. 5 kg
aa
Wat kun je met de brievenweger wegen? Bol wol, muisje en brief. Wat kun je wegen met de tweede weegschaal? Als a, plus de suiker. c Welke dingen weeg je met de derde weegschaal? Konijn, kattenvoer en spijkers. d Wat kun je misschien niet met de digitale weegschaal wegen? Konijn en spijkers. e Wat weeg je met de digitale weegschaal? Bol wol, muisje, kattenvoer, suiker en brief.
ab
C
b 2
Met welke maat meet je?
aa
b
Kies uit kg of g. kanarie kind auto pot jam
3 CD
12 g… 35 kg … 1200 kg … 450 g…
bc
Kies uit km, m, cm of mm.
Kies uit l, dl of cl.
Amsterdam-Parijs 500 km … spijkertje 15 mm … pen 15 cm … woonkamer 850 cm …
benzinetank 60 l… beker slagroom 25 cl … fles limonadesiroop 7 dl … flesje koffiemelk 50 cl …
Bouw zelf. Je krijgt 3 bouwplaten. Maak daarvan een kegel en een cilinder en een piramide. a Hoe hoog is de kegel? 8 cm Hoeveel hoekpunten heeft een kegel? 1 hoekpunt b Hoe hoog is de cilinder? 10 cm
Domein Meten en meetkunde
21
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
u Temperatuur – Waar meet je allemaal de temperatuur van en wat voor een instrument heb je daarvoor nodig? (water/bad, lichaam, woonkamer, buitentemperatuur)
les 21 en 22
blok 1
10
Werkschrift 7, blok 1
42 40
41
35
36
36
36
37
37
38
38
39
39
40
40 39 38 37
38 37 36 35
36,8 °C
41
42
42 41
42 40 39
39 38 37 36 35
36,5 °C
bf
e
41
41 40
41 40 39 38 37 36 35
37 °C
d
35
a
42
a
Hoe hoog staat het kwik in de thermometer? Kleur het. a b c
35
1
42
C
37,2 °C
maandag 36,4 °C
dinsdag 1,5 °C hoger
Leerlingenboek 8, blok 6
C2 CD
3 CD
Geef vakjes met gelijke maten dezelfde kleur.
Lees de thermometers af. 20 cm graden 0,5 m m 50 dm Hoeveel b 0,2Hoeveel graden is het op de is het op de 60 cm 0,6 dm 6 thermometers? cm 60 dm b thermometers? o C 45 dm 4500 mm b c 0,45 m 4,50 m
2cdmHoeveel 50graden cm
5 md is de temperatuur 6 m gestegen 0,60ofm 6 dm gedaald?
a aa a
a
15
15
Tel verder. 10 a 10Tel verder met 0,5. 5
5
0
0,5
0
0
1,5
b -5Tel verder met 0,6. -5 -10
3,6
-10
4,2
4,8
5,4
450 dm
1,8
2,7
3,6
15
15
15
15
15
10
10
10
10
10
2
0
5
2,5 0
-5
-5
-10
6,6
6
-10
5
3
3,5
0
5
4
-5
7,2
-10
7,8
0
5
4,5
5
-5
8,4
-10
5,4
6,3
7,2
8,1
9
0
5
5,5
-5
9
9,6
maandag
4,5
4,5 m
15
c Tel verder met 0,9.
d Tel verder met 1,8.
45 cm
10 5
1
45 m
5 dmgraden Hoeveel is de temperatuur 600 cmof gestegen gedaald?
-10
0
6
-5
10,2
-10
10,8
dinsdag
9,9
10,8
11,7
12,6
Domein Meten en meetkunde
22
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
u Tijd – Op de wijzerklok zie je niet of het voor of na de middag is. Hoe zie je dat wel op een digitale klok? – Weten hoe je informatie van een kalender kunt aflezen en weten welke informatie wel/niet.
les 12
Leerlingenboek 6, blok 3
C
1
Hoe laat is het? Schrijf de tijd op 2 manieren. 02.36
C
2
C
3
14.36
aa
04.00 en 16.00
bd
03.47 en 15.47
b 01.16 0 . 6 en e 13.16 3.16
be
12.08 en 00.08
Is het ochtend, middag, avond of nacht? 02.00 nacht b 11.30 ochtend 17.00 middag 01.35 nacht 07.15 ochtend 15.46 middag 19.24 avond 21.55 avond
a
aa
Hoe lang duurt het? Reken in minuten. a Van 11.10 tot 11.50. 40 min Van 09.15 tot 09.45. 30 min Van 09.15 tot 10.00. 45 min
c 05.12 en 17.12
bf
02.52 en 14.52
bc
01.20 nacht 19.09 avond 23.01 avond 00.30 nacht
b Van 11.10 tot 12.20. 70 min Van 09.15 tot 13.15. 240 min Van 04.55 tot 05.45. 50 min
Hangen voor de buis Hoewel het computeren steeds meer terrein wint, kijken kinderen nog altijd graag tv. Gemiddeld kijken kinderen 2 34 uur per dag.
Domein Meten en C meetkunde 2 De dag van Iris. A. Notatie, taal en betekenis
23
Wat doet Iris op een dag? Van hoe laat tot hoe laat? Hoe lang duurt het? Samen bespreken. slapen
school
televisiekijken
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld 0
3
6
overig
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
9
12
15
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
… Functioneel gebruiken
C
3
18
21
24
Eerder en later. Welke tijden horen erbij? 3 kwartier eerder
06.15
08.45 …
10.00 …
13.55 …
21.10 …
22.50 …
8.14 …
15.44 …
de tijd
07.00
09.30
10.45
14.40
21.55
23.35
08.59
16.29
3 kwartier7,later 07.45 Leerlingenboek blok 3 …
10.15 …
11.30 …
15.25 …
22.40 …
00.20 …
9.44 …
17.14 …
C
4
Wereldrecords schaatsen in 1947 en 2008. Hoeveel sneller wordt er nu geschaatst?
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
2.13,80 is 2 minuten, 13 seconden en 80 honderdste seconden. 41,80 is 41 seconden en 80 honderdste seconden.
In 1947 won Jan Langedijk alle schaatsafstanden op natuurijs.
Neem de tabel over en reken de verschillen uit. afstand
500 m
1500 m
5000 m
10 000 m
tijden in 1947
41,80
2.13,80
8.13,50
16.47,40
tijden nu
34,03
1.42,01
6.03,32
12.41,69
verschil
7,77 …
31,79 …
2.10,18 …
…4.05,71
werkschrift
LB7a_B3L16.indd Sec1:106
blz. 29
maatschrift
blz. 22 en 23
computer
16-12-2009 18:39:10
les 13 en 14
C
1
Welke zijn evenveel waard? Geef ze dezelfde kleur.
Domein Meten en meetkunde A. Notatie, taal en betekenis
les 15 oefenen
aa
25%
1 op de 10
CD
1 op de 2
1 op de 5
10%
de 3
11%
20%
100
33%
100
5
bd
10 55 100 145 190 235 280 325 tweederde
2 3
24
19
1 2
ca 6 en13voorbeelden 20 27 34 41bij481-Streef 55 b b d25 44 63 82 101 120 139 158 a Toelichting 11 2 1 op de 6
c
– Verschillende tijdseenheden (uur, minuut, seconde; eeuw, jaar, maand)
1 3
blok 4
47
0,05 50% – Meetinstrumenten een op 5 – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
0,3
Functioneel gebruiken
5%
1 10
een kwart
1 3 – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud gewicht, temperatuur 4 de rijen 10af. 4 enMaak – Tijd en geld Kijk goed naar de sprong.
1-Fundament
b
30%
blok 5
12%
2 op de 5
1 6
66%
CD
3 25
17%
Weten welke tijdseenheden er zijn (etmaal, uur, minuut, seconde; eeuw, jaar, Denkverschillende aan de tafels. b in… c gebruikt a … 5week, × 3 = kwartaal) 15 6 welke × 5 = 30 9 × 3 = worden. 27 d 80 maand, dag, en situaties die … … x 9 + 8 = 728 ek 6de × grafi 4 =gebruik 24in. je? 8 × 6 = 48 7 × 6 = 42 u2 WelkeKleur tijdmaat … … … …7 × 70 + 2 = 492
a
C
4 × 8 = 32 …
5 × 9 = 45 … 3 × 7 = 21 …
voetballen
6 CD
5 × 7 = 35 … 4 × 9 = 36 …
turnen
25%
hockey met de kalender. Reken
20%
Hoeveel dagen telt de maand februari? 28 a apaardrijden
35%
Hoeveel dagen tellen de 3 maanden samen? 90 b Op welke dag valt 31 december 2012? Maandag atletiek Op welke dag valt 1 april 2013? Maandag c Hoeveel zondagen tel je? 13 Hoeveel weekends tel je? 13 d Welke dag komt in dit kwartaal het minst voor? Maandag b Vul in hoeveel je terugkrijgt. Telt dit kwartaal meer of minder dan 13 weken? Minder De prijs is: januari
aa ab
2013
maandag
31
7
14
€ 63,90 28 21
dinsdag€
18,151
8
15
29 22 € 18,15
9
16
10
17
€ 22,75 31 24 25 € 65,30
€ 63,89
woensdag
2
c donderdag € 22,733
d vrijdag € 65,284 zaterdag
be bf
zondag5
7 CD
Je moet betalen:
5
× € 5,34 6
3 × € 12,28
11
18
12
19
13
20
23
30
Je geeft:
februari
15% 10%
Je krijgt terug: 2013
maart
maandag
28
4
11
18
25
maandag
25
4
11
18
25
1
dinsdag
29 €
20 5
12
19 €
26 1,85
dinsdag
26
5
12
19
26
2
woensdag
30
13
20
woensdag
27
6
13
20
27
3
donderdag
28
7
14
21
28
4
donderdag
€ 100
€ 31
€ 36,10
14
€ 21
€ 1008
15
22
9
16
23
30 10
17
€ 24
1
vrijdag
1
26
2
zaterdag
2
€ 26,70 27
3
zondag
3€
€ 36,85
6
25 7
Functioneel gebruiken
90 … x 6 + 10 = 550 45% …9 x 90 + 12 = 822
tennis
3 CD
Functioneel gebruiken Toetsschrift 7, blok 6
b
3 × 65,= blok 18 4 Leerlingenboek …
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
65 0,12 92 119 146 173 200 227 254 40%
1 Functioneel gebruiken 0,11 5 5 Reken uit.
Toetsen 1-Streef
27
2,25 28
2013
1 € 34,70
vrijdag
1
8
15
22
29
5
zaterdag
2
9
16
23
30
6
3,30 3
zondag
3
10
17
24
31
7
2
€ 3,15
€ 40
Werkschrift 7, blok 5
CD 4
Rekenen in het jaar 2013.
a Julia is op zaterdag 13 februari jarig. a Vul de goede woorden in. a b
b
c
d
c Is 2013 een schrikkeljaar? Nee Wanneer is het volgende En het is nu nog maar 30 januari. De tijdsduur is de begin tot eind van iets. 2016 14tijd vanschrikkeljaar? Over hoeveel dagen is Julia jarig? Hoeveel weken is dat? 2 b d Hoeveel dagen heeft het jaar 2013? 365 Een uur heeft 4 kwartieren. Julia’s vader is 4 weken na Julia jarig. Hoeveel dagen is dat meer dan Een minuut heeft 60 seconden. Welke maand is dat? Maart 52 weken? 1 Bij wordt de13 tijd gemeten in honderdsten van seconden. Enschaatsen welke datum? maart
e De snelheid van een auto wordt gemeten in km per uur.
even snel even snel
LB5b_B4L11.indd 19
blz. 32 - 35 verder blz. 74 32 - 77 33
verder
blz. 36 - 39
plus
blz. 78 34 - 81 35
blz. 40 - 43 computer plus
blz. 82 36 - 85 37
computer
10-02-2009 11:10:34
Domein Meten en meetkunde
25
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
– Aantal standaard referentiematen gebruiken (‘een grote stap is ongeveer een meter’, in een standaard melkpak zit 1 liter)
Verschillende veel voorkomende referentiematen kennen en kunnen gebruiken voor lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, temperatuur, snelheid, tijd en geld. u Lengte/omtrek – E en hele grote stap is ongeveer 1 meter. –T wee meter, dat is de hoogte van een deur of van een bed. Leerlingenboek 7 en 8
× 10
: 10
m × 10
: 10
dm × 10
: 10
cm × 10
mm × 10
70
× 10
: 10
dam
100
: 10
hm
90
km
80
: 10 lengte
× 100
× 100
: 100
m2 ca
: 100
dm2 × 100
: 100
cm2 × 100
60
: 100
dam2 a
mm2 × 100
30
× 100
: 100
hm2 ha
50
km2
40
: 100 oppervlakte
20
: 1000
dm3
cm3
× 1000
× 1000
: 10
: 10
10
: 1000
m3
inhoud
bordliniaal : 10
kl
inhoud
: 10
hl × 10
gewicht
afstand
Schutblad_LB8.indd 2-3
1 ton 1000 kg
: 10
kg
dal × 10
: 10
hg × 10
l × 10
dl × 10
: 10
dag × 10
: 10
: 10
cg × 10
pak melk: 1 l
ml × 10
: 10
dg × 10
emmer: 10 l
cl × 10
: 10
g × 10
: 10
mg × 10
pak suiker: 1 kg
handspan: 1 dm
16-06-2010 11:52:39
2. 3. 4.
15 168 940 1 516 894 151 689
2. 3. 4.
2,5103 2,096 2,4555
12 Reken uit. Domein Meten en CD meetkunde a Het Woordenboek der Nederlandse Taal heeft zo’n 44 000 bladzijden. Stel je voor: vanaf je
A. Notatie, taal en betekenis
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur 13 Reken handig. – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
CD
1-Fundament Functioneel gebruiken
Kijk goed naar de getallen. b c a 9 42 + 67 + = 167 3 × 6 × 5 = 90 108 − 99en = voorbeelden Toelichting bij581-Streef 365 − 199 = 166
31 + 45 + 69 = 145
459 − 298 = 161
456 + 44 + 39 = 539
9 × 50 × 2 = 900
698 − 399 = 299
123 + 146 + 177 = 446
10 × 8 × 10 = 800
Functioneel gebruiken
C 14 D
26
twintigste lees je elke dag 2 bladzijden. Hoe oud ben je dan als je het woordenboek uit hebt? 80 jaar b India is 3 287 782 km2 en Nederland ongeveer 42 000 km2. Hoeveel keer is India groter? 78 keer zo groot
7 × 25 × 4 = 700
d 12 × 8 ×
1 3
=
32
× 4 × 16 =
32
0,3 × 6 × 10 =
18
1 2
30,8 × 13 × 100 = 40 040
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Reken uit.
u Oppervlakte b c d a 2 – De oppervlakte is ongeveer2 1× dm 12 volwassen 3 × 4van =een 9 ×persoon 25 = 225 375 . 7×2 = 14van een hand 7 × 0,2 = 1,4 7 × 0,25 = 1,75 7 × 0,125 8, = 0,875 Leerlingenboek blok 4
C 15 D
a b c d e
LB8b_B4Les.indd 38
9 × 2,5 = 22,5 9 × 0,25 = 2,25 9 × 0,025 = 0,225
= 750 2 × 37,5 = 75 2 × 3,75 = 7,5 2 × 0,375 = 0,75
Welke maat hoort erbij? Kies uit:
C 16 D
3 × 0,4 = 1,2 3 × 0,44 = 1,32 3 × 0,445 = 1,335
cm2
dm2
m2
ha
km2
De oppervlakte van het boomblad is 13 cm …2 Het bos is 9 ha … groot. De oppervlakte van Nederland is ongeveer 42 000 km …2 2 De oppervlakte van het schoolplein is 1250 m … De oppervlakte van mijn handpalm is ongeveer 1 dm …2
Reken uit. a 2 100 1 a= … m 2 15 a = 15 …00 m 1 ha = 10 … 000 m2 0,5 ha = 5… 000 m2
b 1 dm2 = 10…0 cm2 0,5 dm2 = … 50 cm2 3,5 dm2 = 3… 50 cm2 35 dm2 = 35… 00 cm2
c 100 ha = 1… km2 2 10 ha = 0,1 … km 2 1 ha = 0,01 … km 1000 ha = 1… 0 km2
d 100 a = …1 ha 1 a = 10…0 ca 50 a 0,5 ha = … 25 a 0,25 ha = …
05-07-2010 17:41:44
Domein Meten en meetkunde
27
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
u Inhoud – Er kunnen ongeveer 6 glazen limonade uit een fles van 1,5 liter. – In een beker zit ongeveer 200 ml of 0,2 liter.
22
les 18
blok 1
Leerlingenboek 8, blok 1
C
1
Hoeveel zit erin?
Samen bespreken. 8 × 20 cl
500 ml
500 ml
0,7 l
Soeppan met glazen deksel. Inhoud 8 liter. 150 l
C
2
Hoeveel dl, cl en ml? 1l=
10 … dl 1 dl =
100 … cl 10 cl …
C
1 cl =
3
Welke maten horen erbij? Kies uit l, dl, cl, ml. a Ik heb 45 … l benzine getankt.
1000 … ml 100 … ml …10 ml
Domein Meten en meetkunde
les 3 en 4
blok 6
A. Notatie, taal en betekenis
C
Appeldiksap bevat per 100 ml
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud gewicht, temperatuur 1 enHoeveel suiker zit erin? – Tijd en geld Gebruik je rekenmachine.
1-Fundament
– Meetinstrumenten 88 g suiker. – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
water + diksap samen Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef 25 ml 125 ml a a 100 ml
b
Functioneel gebruiken
gram suiker afgerond
% suiker afgerond
22
18 15
40 ml
240 ml
35
c 150 mlgebruiken 30 ml Functioneel
180 ml
26
14
260 ml
31
12
b
200 ml
d
225 ml
35 ml
Werkschrift 8, blok 6
2 CD
1 kopje = 150 ml
6 CD
a
Zet de gewichten van licht naar zwaar. 5 g, 50 g,1,5 150 l g, 0,5 kg, 4000 g, 5 kg, 20 kg. a b 5g 20 kg 5 kg 0,5 kg
auto
50cg
Functioneel gebruiken
1512 kg
vrachtschip
17 200 ton
Vul in.
91
blok 3
b
150 g d
4000 g
3
1 3
3295 kg
tram
b
13
theelepels
ambulance
u Gewicht 100% 10% van5% 15% 75% caravan 100% jumbojet 359 ton25% – 1kg is het gewicht 1 pak suiker. – Eena avolwassen kg. 4persoon 2 weegt 6 ongeveer 10 80 30 40 b d 12 touringcar 17 889 kg – Een bgewone brief weegt ongeveer 20 gram.22,5 e 1,6 30 3 1,5 4,5 7,5
1 3
20 66
eetlepels dessertlepels
2 3
theelepels
49 644 kg 4%
12%kg 516
40%
60%
30%
0,48
1,44
4,8
7,2
3,6
0,064
0,192
0,64
0,96
0,48
1,2
0,6
1 1 1 ton), 1512 ton), 3295 ton), 17 889 49 644 kg 0,24 (49 12 ton), 0,8 359 ton, f kg2(18 ton),0,08 6516 kg ( 20,6 0,3kg (1 20,9 1,5kg (3 24,5 Leerlingenboek 7, blok 3 17 200 ton.
b
c
Kies de maat. Maak degoede puzzel. Kies In elk uit: vakje komt een cijfer. 1
11
9
0
16
2
a a5 19
b
bc
Verticaal Horizontaal m – 2643.350 kg 60 l 1 l1 3 × 7. 80 cm 1 65000 2 Aantal dagen in een jaar. 4 LIII in cijfers. 7 6 9 2 03 6 3 46 13 × 13. 5 6 7 8 3 LIX in cijfers. 8 4 De helft van M. 7 17 × 17 + 17. 5 6 0 0 3 5 20% van 1800. 8 Aantal seconden in 1 uur. 10 4 6 7 Kleinste getal dat je door 12 en 9 9 Cijfer dat de Romeinen niet kenden. 11 12 13 14 15 kunt delen. 10 LXIV in cijfers. 4 7 5 3 2 8 7 × 7 × 7 + 2 + 2. 12 10 000 – 2468. 17 18 5 2 5 6 6 11 CDL in cijfers. 16 16 × 16. 20 Welke maat hoort erbij? 1: 40 kg; 2:18 2 m; 3: 0,3 l; 4: 1 l; 5: 60 l; 6: 6 m; 7: 80 cm;13 8: 350 kg 7 × 8. 25 × 25. 0 5 0 0 4 Zet de voorwerpen bij elkaar met dezelfde soort maateenheid. Lengte: 7, 2, 6; gewicht: 1, 8; inhoud: 3, 4, 5. 14 6 × 60 – 6 × 6. 19 Som van alle getallen tot en met 100. Schat bij alle plaatjes wat het gewicht, de lengte en de inhoud in werkelijkheid 15 is. Meer antwoorden. 1 20 XL in cijfers. deel van M. 4 16 Getal dat alleen door 5 te delen is. 17 5 × 13. 2
2 2m 3
6
8 CD
Functioneel gebruiken
10 ml
aa
kopjes b 10 Rond kilogrammen eerst af 10 op heleeetlepels of halve tonnen. 1 72 bekers
47 CD
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
1 eetlepel = 15 ml
1 theelepel = 3 mlles 5 oefenen
1 dessertlepel = 10 ml
3 CD
Toetsen 1-Streef
Hoeveel is het? 1 beker = 200 ml
3
5
740 kg
4
5
5
28
53
30,3 l
Reken uit. Rond de gewichten af. Deze auto weegt 1515 kg. even snel blz. 116 - 119
verder
blz. 120 - 123
plus
blz. 124 - 127
computer
Domein Meten en meetkunde
29
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
u Temperatuur – Als je gezond bent heb je een temperatuur van ongeveer 37 graden. u Tijd – Een wandelaar loopt ongeveer 5 km in een uur. – Je fietst ongeveer 15 km per uur. – Een auto rijdt op de snelweg vaak 120 km per uur. Leerlingenboek 8, blok 3
C
Snel, sneller, snelst. Welke snelheden horen erbij? 5 1 4
6
3
2
a
b
c
d
e
f
u Geld – Hoe duur is een brood ongeveer?
Domein Meten en meetkunde
30
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
– Eenvoudige routebeschrijving (linksaf, rechtsaf)
Kunnen hanteren van richting aanwijzingen als linksaf, rechtsaf, rechtdoor, naar/in het noorden, oosten, zuiden, westen, zowel bij het beschrijven als bij het volgen van een richting of route. u Aan de hand van de kaart van Nederland worden de begrippen noord, oost, zuid west besproken. Ook wordt het conflict besproken, dat als je buiten staat, het noorden steeds op dezelfde plaats blijft, als je zelf draait: noord is dus niet altijd waar jouw neus naartoe staat. u Een toerist vraagt je de weg te wijzen van de school naar de schouwburg in de stad. Vertel eens hoe hij moet lopen. u Kijk op de kaart van de stad Amsterdam (zie internet). Beschrijf hoe je van de Dam naar het Station kunt lopen. Gebruik de woorden links en rechts, maar let erop dat je het beschrijft vanuit de persoon die daar loopt.
5 CD
Reken met uren en minuten. Hoeveel uren en minuten zijn het?
aa
5 12 uur 5 u. 30 min.
2 14 uur
3 13 uur
1 16 uur
Domein Meten en meetkunde b 3 uur
2 u. 15 min.
3 u. 20 min.
1 u. 10 min.
4 34 uur
2 23 uur
5 56 uur
A. Notatie, taal en betekenis
4 u. 45 min.
2 u. 40 min.
5 u. 50 min.
1 10
3 u. 6 min.
31
9 6 10 uur
6 u. 54 min.
Hoeveel uren zijn het?
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud enc gewicht, temperatuur 1 dag (etmaal) 1 12 dag – Tijd en geld 24 u.
– Meetinstrumenten 2 13 dag – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
36 u.
56 u.
dag b Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
d
1-Streef
6 CD
Functioneel gebruiken
3 34 dag
1 56 dag
3 8
2 78 dag
5 1 12 dag
90 u.
44 u.
9 u.
69 u.
34 u.
Ik heb
Beantwoord de vragen.
Functioneel het verst? Luuk a a Wie isgebruiken
– Gegevens van meetinstrumenten interpreteren; 23,5 op een kilometerteller betekent.....
1 2
deel gelezen.
Ik heb
1 3
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
deel gelezen.
120 bladzijden
b Hoeveel bladzijden heeft Luuk gelezen? 60 Gegevens van meetinstrumenten kunnen interpreteren. Hoeveel bladzijden moet Sander nogop 42.27. u Na eenc fietstocht staat je kilometerteller 80gefietst? Wat betekent .27 eigenlijk? –H oe verlezen? heb je d Luuk leest 18 bladzijden in een uur. Hoeveel tijd doet hij over de rest? Leerlingenboek 3 u. en8,20blok min. 6
Toetsen 1-Streef
b
7 CD
Wat is de afgelegde afstand? 9,7 km b 31,35 km
aa
8 CD
a
bd
Sander
be
12,09 km
19,38 km
Sport
Sport
Sport
Sport
Sport
19.40
56.06
18.49
39.11
84.56
Sport
Sport
Sport
Sport
Sport
29.10
87.41
31.17
51.20
103.94
Halveer de getallen. Controleer je antwoorden door die weer te verdubbelen. a b c 50,50 25,25 20,20 10,1 16,4 8,2 30,30 15,15 18,18 9,09 15,4 7,7 4,04 2,02 16,16 8,08 15,1 7,55 even snel
LB8b_B6L06.indd 97
c 12,68 km
Luuk
blz. 116 - 119
verder
blz. 120 - 123
bd 1,1 0,55 1,01 0,505 3,03 1,515 plus
blz. 124 - 127
computer
06-07-2010 09:30:36
Domein Meten en meetkunde A. Notatie, taal en betekenis
32
50%
25
1 2
1 4
10
%
%
20%
75%
40
1 5
3 4
2 5
1 10
%
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
1-Streef
Kleur het goede deel van de cirkels. Vul de breuk in. Toelichting en voorbeelden a b
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
bij 1-Streef c
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
C
2
a
a
u Meten met een 50% maatbeker.
25%
75%
10%
60%
1 4
3 4
1 10
6 10
1 2
Werkschrift 7, blok 2
3 CD
a
be
d
Bekers vullen. Fleur giet elk pak leeg in de kan die eronder staat. Kleur steeds hoe hoog het sap of het water komt. a b c
bd
water
s sinaa l appe sap
l
200 m
ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100
1 liter
even snel
ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100
blz. 74 - 77
1 liter
verder
1 liter
blz. 78 - 81
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
i
mult sap
peren sap
33 cl
l
250 m
0,3 l
ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
be
50 cl
appel sap
Toetsen 1-Streef
ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100
plus
1 liter
ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100
blz. 82 - 85
1 liter
computer
Domein Meten en meetkunde
33
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
u Kim weegt een zak aardappels op de keukenweegschaal (maximaal 2 kg). De wijzer slaat helemaal naar rechts uit. Wat betekent dat? u Lichaamstemperatuur meten.
blok 3
94
les 8
Leerlingenboek 7, blok 3
C
1
Lichaamstemperatuur meten. De temperatuur van Luuk.
De temperatuur van Samira.
41
38,83
temperatuur (°C)
38,59
40
38,28 38,70
39
les 24
38
De temperatuur om 24.00 uur: 38,90 Samen bespreken.
37
C
– Aanduidingen op windroos (N, NO, O, ZO, Z, ZW, W, NW)
1
blok 4
Reken0 met16schaal. 18 20 22 24 uur Hoe lang is dit stuk van de beek in het echt? Reken met de rekentabel.
aa
1 cm
2 cm
8 cm …
12 m
24 m …
9…6 m
b Stel: 1 cm op de kaart is 12,5 m in het
C
u 2 Kunnen gebruiken van de aanduidingen op de windroos of op een kompas: N, NO, O, ZO, Kommagetallen. echt. Hoe lang is dit stuk van de beek dan Z, ZW,aW,Neem NW. het schema over en zet deze b Schrijf deze getallen in woorden. in het echt? 100 m getallen erin. u Waar staan de afkortingen N, NO, O, ZO, Z, ZW, W, NW voor?
c Kies de goede windrichting. De boerderij ligt ten Z …O van de brug.
70,07 1,25 8,50 Stel: 17,05 cm op17,17 de kaart is 9,8107,07 m in het echt. Hoe lang is dit2,05 stuk b d 2,10 Leerlingenboek 6, blok 4 H van T de Ebeekt dan h in het echt? 78,4 m
C
2
a
3
3 CD
0
7
0 , 0
7
0
7 , 0
7
Waar stond de fotograaf? 7 , 0 5 Kijk naar het plaatje bij opgave 1. 1 zuiden. a In het …7 , 1 7 b In het noorden. … 1
C
2 , 1
7,2
een en vijfentwintig honderdsten acht en vijftig honderdsten twee en vijf honderdsten zeven en twee tienden
c In het oosten. …
bd
In het westen. …
Een fietstochtje. b Hoe lang zijn alle tussenstukken? 1,75 km + Naomi en Manja maken een fietstochtje. 3,05 km + 3,70 km + 8,15 km = 16,65 km Ze schrijven de tussenstanden in kilometers op. a Hoeveel ze10 gefiminuten? etst? Hoe laat iskilometer het nu?hebben En over
29
A
C
1
Teken en reken.
C
B
D
E
N
Randweg
1
a Domein Meten en meetkunde het station naar de school.
a Teken met rood de weg van
34
school
ab
raat Reigerst
aat sstr
m
Functioneel gebruiken
Kerkstraat
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
l
800
4
ge
d Hoe ver is het in het echt?
sin en
8 cm school? Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
b Functioneel gebruiken
tion
z Ro
1-Streef
Sta
Schoolstraat
Teken met blauw de weg 2 A. Notatie, taal en betekenis ellaan van de supermarkt naar de Vond bibliotheek. supermarkt – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten c Hoeveel cm is het op de 3 – Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties kaart van het station naar de
bibliotheek station
5
Meer antwoorden.
1 cm = 100 m
Werkschrift 6, blok 4
C
2
a
Ken je de windrichtingen?
a
a Schrijf de windrichtingen in de goede hokjes: N, Z, O, W, NO, NW, ZO, ZW. b Welke windrichtingen liggen er tussen N en ZO?
N NW
NO
NO, O c Op maandag is er westenwind. Op dinsdag waait de wind tegengesteld. Dan is er dus oostenwind
bd
W
O
.
Kijk naar de plattegrond bij opgave 1. In welke
ZW
richting ligt de bibliotheek als je bij het station
ZO Z
staat? in het westen
CD
u3 NeemTeken een atlas en zoek een kaart Utrecht inenºC Zeist op de kaart. Waar de temperatuurgrafi ek.van Nederland. Zoektemperatuur 10 ZO, Z, ZW, W, NW. Welke plaats ligt Zeist dan heeft ten opzichte Kies uit: N, NO, O, Sophie op 1 dagvan Utrecht? tijd °C 9 ligt ten NO van Utrecht? elk uur de temperatuur 09.00 3
opgemeten.
10.00
4
15.00
5
8 7
– Alledaagse taal herkennen (‘een kuub zand’)
Veel gebruikte termen uit de dagelijkse taal 11.00kennen 7 en kunnen6 interpreteren. u De klant bestelt 15 kuub zand bij het 12.00 tuincentrum. 9 5 Hoeveel is dat, een kuub zand? 13.00 9 4 u Je buurman wint op een dag de hoofdprijs geld is dat? 14.00 van7 2,5 ton. Hoeveel 3
– Een hectare is ongeveer 2 voetbalvelden
16.00 3 groot is (referentiemaat). 1 Weten dat een hectare ongeveer 2 voetbalvelden 0 van 250 hectare. 1 is afgebrand u Op het nieuws hoorden we dat er een17.00 stuk bos 09.00 10.00 11.00 12.00 – Kun je je voorstellen hoe groot dat is, hoeveel voetbalvelden is dat?
even snel
blz. 32 - 35
verder
2
blz. 36 - 39
plus
13.00 14.00 15.00 16.00 17.00 tijd
blz. 40 - 43
computer
Domein Meten en meetkunde
35
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
C
les 17
blok 3
105
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
1 Bereken de Toelichting enkorting. voorbeelden bij 1-Streef
Weten waarom
Weten o waarom rting
– Eigen referentiematen ontwikkelen, (‘in 1 kg appels zitten ongeveer 5 appels’)
Begrijpenopdat handig zijn om je een voorstelling van een hoeveelheid te onze al referentiematen maken of aom elenhoeveelheid te schatten. Specifiek voor tijd het besef dat tijd relatief is. rtikeen u Lengte –D e lengte van een schoolliniaal is 30 cm.€Ik5 denk aan een€liniaal moet € 3,90 15 als ik bijvoorbeeld €4 € 50 schatten hoe lang een stuk stokbrood is. –H oeveel auto’s staan er ongeveer in 3 km file? oe Bereken kun je dat berekenen? Wat kun je schatten? 2– H de korting. u Gewicht Wat is de nieuwe prijs? –A ls m’n moeder zegt dat ze 5 kg is afgevallen, denk ik altijd, dat zijn 5 pakken suiker. Dat is Aapkes Bij Compu Bij Kamperman best Bij veel! u Oppervlakte € 18 € 16 € 20,50 – I k weet dat een voetbalveld ongeveer twee hectare is. Daar denk ik aan als ik hoor dat er ergens een stuk bos is afgebrand. met 10% korting met 20% korting – I k weet dat de zijkant van het schoolbord 1m2 is. Toen m’n vader vertelde dat mijn nieuwe moest aan het schoolbord slaapkamer 12 euro m2 was, korting kost het cdenken. Hoeveel kost het a a Hoeveel a b ikHoeveel b d In welke winkel is het
Wat is de nieuwe prijs?
10%
aa
ab
€ 45
c € 13,50
€ 4,50
be
d € 3,60
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
€ 3,51
k
C
krijg je bij Compu? € 1,807, blok 3 Leerlingenboek
3 CD
spel bij Compu met korting? € 16,20
spel het goedkoopst? Bij Aapkes
Hoeveel is het ongeveer? Schat de maten. Meer antwoorden.
aa
Hoe hoog is een deur? c Hoe breed is het bord in het klaslokaal?
4 CD
spel met korting bij Kamperman? € 16,40
Reken om. 6 m = …60 dm 800 cm 8m=…
aa
b 12 cm = … 1,2 dm 150 mm 15 cm = …
werkschrift
LB7a_B3L16.indd 105
b Hoe hoog is een auto? Wat is de spanwijdte van je meester of juf?
bd c
1m=… 1000 mm 2500 mm 2,5 m = …
blz. 28
bd
50 m = … 0,05 km 0,067 km 67 m = …
computer
16-12-2009 18:39:09
Domein Meten en meetkunde
36
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Weten waarom
Weten waarom
110 blok 3
u Inhoud – Schat de inhouden.
C 180 blok 5 Leerlingenboek 6, blok 5
les 21 verder
De tuin ophogen. Samen bespreken.
1 m3 = 1000 dm3 = 1 000 000 cm3 1 dm3 = 1 liter
9 CD
Welke inhoudsmaat hoort erbij? Kies uit liter, deciliter, centiliter, milliliter. a 5 dl b 1,5 l c 450 ml
d 0,2 l
e 33 cl
a Vader wil de tuin 5 cm ophogen. Heeft hij genoeg aan 1 vrachtauto met aarde? b De kinderen willen een vijver in de tuin. Samen met hun vader graven ze een gat. Komt er Leerlingenboek 7,aarde blok uit 3 het gat om de rest van de tuin 5 cm op te hogen? 10 Reken uit. genoeg
CD
C
2
11 CD
Zet de getallen onder elkaar. Werk van rechts naar links. b c 234 − 111 = 123 1657 − 352 = 1305 3428 − 1415 = 2013 11 5 l − 503 = 323 826 2628 − 106 = 2522 3635 − 2324 = 1311 756 − 438 = 318 1847 − 503 = 1344 3543 − 1481 = 2062 542 − 333 = 209 2674 – 608 = 2066 2777 – 1855 = 922
a het badje. Vul
d 4367 − 2134 = 2233 3382 − 1365 = 2017 4532 − 1630 = 2902 4734 – 1999 = 2735
8l 10 l 1l a Met hoeveel emmers water krijg je het bad vol? 12 emmers kosten de planken? €8 bHoeveel Met hoeveel tuingieters? 15 tuingieters c Is het slim om het bad te vullen met een plantengieter? Waarom wel of niet? Nee, je moet het dan 115 keer vullen.
aantal planken
2
20
200
400
600
u Tijd 1…6 ligt dat €… 1aan? 60 Wanneer € 1…600vind je€ dat 3…200iets ‘eindeloos € 4…800 lang’ prijs‘vliegt’ de tijd?€Waar 3– Wanneer Kubieke meters. Samen bespreken. duurt? Kun je het sneller uitrekenen? Laat zien hoe je rekent. – Naar mijn oma fietsen duurt twee keer zo lang als fietsen naar school.
C
C 12 D
geschikt voor 32 m3
Hoeveel kost het betegelen de keukenvloer? nu: €van 1200 De vloer is 24 m2. Laat zien hoe je rekent. b In een zeppelin gaat ongeveer 70 000 m3 € 7,50
gas.
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
Domein Meten en meetkunde
37
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
– Een vierkante meter hoeft geen vierkant te zijn
Begrijpen dat een vierkante (centi-, deci-, kilo-)meter de grootte van een oppervlakte aangeeft, maar dat die oppervlakte verschillende vormen kan hebben. u Wat is een vierkante meter? u In de reclame folder staat dat de oppervlakte van de ronde trampoline 29 m2 is. ‘Dat kan toch niet’, zegt Joey. ‘De trampoline is rond, dan kun je toch niet zeggen hoeveel vierkante meter hij is?’ Wat denk jij? uB edenk verschillende rechthoeken die een oppervlakte hebben van 1 vierkante meter. Hoe doe je dat? uO nze tuin heeft een ronde vorm en heeft een oppervlak van 90 m2. Welke lengte en breedte kan een rechthoekige tuin met dezelfde oppervlakte hebben? Zijn de tuinen nu even groot of toch niet?
les 23 en 24
blok 3
Werkschrift 8, blok 3
C
1
Maak je eigen ontwerp. Meer antwoorden. Teken op de plattegrond een kamer met woonkeuken en een aparte bijkeuken. De bijkeuken moet 9 m2 groot zijn en de keuken 20 m2. De schaal is 1 : 100.
aa
b Teken en kleur de keuken. De hal is 8 m2 groot en moet buiten de getekende lijnen komen. Teken en kleur de hal.
Teken en kleur de bijkeuken. c Teken en kleur de kamer.
bd buren
straatkant
tuin oprit
31
Domein Meten en meetkunde A. Notatie, taal en betekenis
58
38
les 13
blok 2
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
C
1
Hoeveel past erin? a
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties doos = 1 m3
1 m3
b
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Weten waarom
Weten waarom
– Betekenis van voorvoegsels zoals ‘kubieke’
Begrijpen dat het voorvoegsel ‘kubieke’ van het woord ‘kubus’ komt en een inhoudsmaat aangeeft. Je kunnen voorstellen dat er 10 x 10 x 10 kubieke centimeters Hoeveel kubieke decimetersin een kubieke decimeter gaan (idem kubieke decimeters in eenzitten kubieke enzovoort). er inmeter, een kubieke meter? Hoeveel kinderen passen er in 3 u Een kubieke metermeter kan 10 dm zijn, dan 1000 dm3 in. )? bij 10 dm bij 10Reken handig alszit daterkan. 1 kubieke (1 mdm 10 ×meter 10 × 10 = 1000 – L ieke zegt dat dat niet altijd zo is. ‘Een kubieke kan ook 20 dm bij 5 dm bij 10 dm zijn.’ Heeft Lieke gelijk? Leg eens uit.
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
1 dm3
C
2
58
1 dm3
blok 2
Hoeveel dm3 past erin? 24
les 13
Leerlingenboek 7, blok 2
C
1
Hoeveel past erin? a
3 dm
doos = 1 m3
b
lengte
breedte
hoogte
inhoud
5 dm
4 dm
6 dm
3 dm
5 dm 1 m3 8 dm
7 dm
7 dm
7 dm
100 dm3 … 144 dm3 … 343 dm3 …
2 dm
1 dm3
4 dm
schaal 1 : 10 Hoeveel kinderen passen er in (1 cm is in werkelijkheid 10 cm) 1 kubieke meter (1 m3)?
C 42 C
10 cm
Maak van de bouwplaat een kubieke decimeter.
Hoeveel kubieke decimeters zitten er in een kubieke meter? Reken handig als dat kan. 10 × 10 × 10 = 1000 10 cm
3
10 cm
C
1 dm3 10 cm
Hoeveel dm3 past erin? 24 kubieke decimeter. De
a Hoeveel kubiekehoogte centimeters (cm3) zitten er in lengte breedte inhoud
1 kubieke decimeter (dm3)? 1000 3 4 dm 5 dm 100 dm 3 b Hoeveel kubieke decimeters… (dm ) zitten er in 3 6 dm 1 kubieke 3 dm meter 8(m dm )? 1000… 144 dm3 c Hoeveel (cm3) zitten er dan 7 dm 7 dmkubieke7centimeters dm 343 dm3 … in 1 kubieke meter (m3)? 1000 × 1000 = 1 000 000 5 dm
3 dm
2 dm 4 dm
Maak van de bouwplaat een kubieke decimeter. schaal 1 : 10 (1 cm is in werkelijkheid 10 cm) werkschrift blz. 17
10 cm
3
10 cm
1 cm3
10 cm
C
maatschrift
blz. 46 en 47
computer
10 cm
u Kan een grote zak óók een inhoud hebben van 1 kuub? Waarom wel/niet? u Bestaat dan ook een kubieke kilometer? Hoe groot is dat? Wanneer zouden ze het over kubieke kilometers hebben?
LB7a_B2L11.indd Sec1:58
C
4
16-12-2009 18:51:46
De kubieke decimeter. a Hoeveel kubieke centimeters (cm ) zitten er in 1 kubieke decimeter (dm3)? 1000 3
Domein Meten en meetkunde
39
A. Notatie, taal en betekenis
les 13 – Meetinstrumenten
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
58
1-Streef
blok 2
– Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
C
Weten waarom
1
Hoeveel past erin? a
doos = 1 m3
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
1 m3
b
Weten waarom 1 dm3
– Oppervlakte- en inhoudsmaten relateren aan bijbehorende lengtematen
De relatie begrijpen tussen lengtematen en oppervlaktematen en tussen lengtematen, 1 dm3 oppervlaktematen en inhoudsmaten en die relatie kunnen uitleggen. u Op een tekening zie je een balkon van een meter breed en drie meter lang. Kun je daarin tekenen hoeveel vierkante meters de oppervlakte van het balkon is? Hoeveel kubieke decimeters u Relatie tussen cm, dm, en dm2. Hoeveel kinderen passen er in 1 kubieke meter (1 m3)?
leerlingenboek 7, blok 2
C
2
zitten er in een kubieke meter? Reken handig als dat kan. 10 × 10 × 10 = 1000
Hoeveel dm3 past erin? 24
3 dm
lengte
breedte
hoogte
inhoud
5 dm
4 dm
5 dm
6 dm
3 dm
8 dm
7 dm
7 dm
7 dm
100 dm3 … 144 dm3 … 343 dm3 …
2 dm 4 dm
3
Maak van de bouwplaat een kubieke decimeter.
10 cm
C
10 cm
10 cm
schaal 1 : 10 (1 cm is in werkelijkheid 10 cm)
10 cm
C
4
De kubieke decimeter.
u Leg uit welke grootheden je meet met een meter, vierkante meter en een kubieke (cm meter. 3 ) zitten er in a Hoeveel kubieke centimeters 1 kubieke decimeter (dm3)? 1000 b Hoeveel kubieke decimeters (dm3) zitten er in 1 kubieke meter (m3)? 1000 c Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er dan in 1 kubieke meter (m3)? 1000 × 1000 = 1 000 000
1 cm3
werkschrift
LB7a_B2L11.indd Sec1:58
blz. 17
maatschrift
blz. 46 en 47
computer
16-12-2009 18:51:46
Domein Meten en meetkunde A. Notatie, taal en betekenis 70
blok 5
– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
C
1
40
les 23 – Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
Wat betekenen de getallen? Samen bespreken.
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Weten waarom
Weten waarom
– Redeneren welke maat in welke context past
Inzicht hebben in de geschiktheid van een maat in een situatie, zowel ten aanzien van de grootheid waar het om gaat, als ten aanzien van de verfijning van de maat. u Kiezen van de juiste maat.
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
10
1-Streef
20 30
981
40
60
50 60
70
les 5 oefenen
80
blok 3
90
26 CCD
540
100
Leerlingenboek 5, blok 5
91
Welke maten horen erbij? Zet de gewichten van licht naarSamen zwaar. bespreken.
meter, decimeter g, 50kilometer, g, 150 g, 0,5 kg, 4000 g, 5 kg, 20of kg.centimeter. a aKies5 uit 20 kg
5 kg
5g
0,5 kg
50 g
4000 g
150 g
8 m af op hele of halve tonnen. b Rond kilogrammen eerst 7m
auto
6m
vrachtschip
1512 kg
ambulance
17 200 ton
jumbojet
3295 kg
tram
359 ton
49 644 kg
caravan
516 kg
Bedenk dingen van 1 km en van 1 m. cmkg Hoeveel cm is een m? 100 touringcar 17 889
C
516 kg ( 1 ton), 1512 kg (1 17 200 ton.
1
2 2 3 Hoeveel7,meter is het? Leerlingenboek blok en 3 centimeter
7 CD
C
4
8 CD
ton), 3295 kg (3
1 2
ton), 17 889 kg (18 ton), 49 644 kg (49
1 km = 1000 m, 1 m = 10 dm, 1 dm = 10 cm, 1 m = 100 cm a 1 m en 50 cm =1…50 cm. Kies de goede maat. b m 36 cm = 2…36 cm. Kies2uit: c Jordy is 1 m 75, dat is 1…75 cm. 2m 40 kg 0,3 l 6m 350 kg 60 l d Met de fiets is het 2 km en 300 m. Dat is 2…300 m. e1 Naar huis 2 is het een 3 halve km. 4 Dat is 5 5 m. 6 …00 f Naar het zwembad is het anderhalve km. Dat is 1…500 m.
1 2
ton), 359 ton,
1l
7
80 cm
8
Schat de lengte en hoogte. Samen bespreken. Lokaal in meters, Wat is de hoogte van het lokaal? voeten in centimeters Wat is de breedte van het lokaal? Hoe langmaat is jouw voet? en naar de350 kg a Welke hoort erbij? 1: 40 kg; 2: 2 m; 3: 0,3 l; 4: 1 l; 5: 60 l; 6: 6 m; 7: 80 cm; 8: a Hoe ver is het naar de dichtstbijzijnde supermarkt? in 1, meters b Zet de voorwerpen bij elkaar met dezelfde soort maateenheid. Lengte:supermarkt 7, 2, 6; gewicht: 8; inhoud: 3, 4, 5. of kilometers. is. Meer antwoorden. b c Schat bij alle plaatjes wat het gewicht, de lengte en de inhoud in werkelijkheid werkschrift
blz. 51
Reken uit. Rond de gewichten af. Deze auto weegt 1515 kg.
maatschrift
blz. 28 en 29
computer
LB5b_B5L21.indd 3
10-02-2009 15:40:31
aa
Hoeveel kilogram is dat meer dan 1 ton? 515 kg b Rond het gewicht af naar halve tonnen. 1 12 ton c Er zitten 4 volwassenen in de auto. Hoeveel weegt de auto dan ongeveer? Kies het goede
Domein Meten en meetkunde
41
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
– Spiegelen in 2D en 3D
Begrijpen wat symmetrie is in 3D en 2D situaties. u Bekijk jezelf eens. Wat is er allemaal symmetrisch aan je lichaam? u Kijk eens om je heen. Welke voorwerpen zijn symmetrisch? u Spiegelen.
blok 4
26
les 21
Leerlingenboek 8, blok 4
C
1
Waar kun je een spiegel plaatsen zonder dat het patroon verandert? Samen bespreken. 1
blok 4
30
C
2
1
les 25 herhalen
Kies het goede antwoord. Op hoeveel verschillende manieren kun je de spiegel plaatsen zonder dat het patroon verandert?
aa
– Redeneren over symmetrische figuren
3
b
bc
Hoeveel symmetrieassen heeft de figuur als het een plat vlak is?
bd
Hoeveel symmetrieassen heeft de figuur als het een bol is?
Redeneren over symmetrische figuren: kunnen uitleggen wat de spiegellijnen zijn en waarom en2redeneren de vraag wanneer en ze opin.welke manier figuren symmetrisch zijn. Maakover de patronen verder af en kleur u Welke Gebruik letters hebben een spiegelas? Meer antwoorden. het kopieerblad. 1 hebben een horizontale 1. 0 spiegelas? 1. 0 1. 0 u Welke 1. cijfers
C
2. 2 3. 4
Leerlingenboek 8, blok 4 4. 8
C
2
2. 1 3. 2 4. meer dan 10
2. 1 3. 2 4. meer dan 10
Zoek de symmetrie bij cijfers. Bij spiegelsymmetrie kun je een spiegellijn trekken. a Welke van deze cijfers zijn op geen enkele manier symmetrisch? 1, 2, 4, 5, 6, 7 en 9 b Welk cijfer of welke cijfers zijn op 1 manier spiegelsymmetrisch? de 3 c Welk cijfer of welke cijfers zijn op 2 manieren spiegelsymmetrisch? de 8 d Welk cijfer of welke cijfers zijn puntsymmetrisch? de 8
a 3 CC 3
2. 2 3. 5 4. 10
a
b
Kijk goed naar deze figuur. Reken uitfimet rekenmachine. a Is de guurjesymmetrisch? ab Teken de figuur na. Breid hembdan zo uit 6,7dat + 9je zo × 6,7 = 67 symmetrie-assen 25 + 0,7 × 30 − 23 = 23 veel mogelijk (5,2krijgt. + 5,2 : 4) : 13 = 0,5 (25 + 0,7) × (30 – 23) = 179,9
1 2 3 4 5 6 7 8 9
bc 1,5 × 16 : 3 + 7 : 0,5 = 22 1,5 × 16 : (3 + 7) : 0,5 = 4,8
Domein Meten en meetkunde
42
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
les 24 les 22
u Teken een figuur dat een horizontale én een diagonale spiegelas heeft. Vertel waar je op moet letten als je een spiegelas zoekt.
blok 6 blok 4
Leerlingenboek 8, blok 4
C
C
1
Bekijk deze figuur.
1
Is de figuur symmetrisch?
113 27
aa
Is de linkerhelft het spiegelbeeld van de rechterhelft? Ja b Is de bovenste helft het spiegelbeeld van de onderste helft? Ja c Hoeveel symmetrie-assen heeft de figuur? 6 d Hoeveel kubussen tel je? 6
b
aa
Hoeveel vierkanten tel je binnen het grote vierkant? 6 b We spreken af dat het grootste witte vierkant een oppervlakte 1 heeft. Hoe groot is dan het volgende witte vierkant? 14 1 1 – 1024 c En wat is de oppervlakte van de andere witte vierkanten? 161 – 641 – 256 d Milan zegt: ‘De witte vierkanten zijn samen 13 deel van de hele figuur.’ Heeft hij gelijk? Leg je antwoord uit. Ja, rechts en boven de witte vierkanten zie je even grote groene vierkanten. Leerlingenboek 8,regelmatige blok 6 2 Bekijk deze zeshoek. Gebruik een spiegel. B A
b
C
C
2
b
aa
CD
F
C
E
grenzen? Bedenk dat eerst en kleur de figuur daarna in. 3 kleuren 1. 5,3 1. 5,20 1. 2. 5,8 2. 5,25 2. 3. 5,9na. 3. 5,15 3. Teken 4. 6,0er een kubus van. 4. 5,11 4. Maak
3 4
4
D
goed naar de figuren. Teken ze na op ruitjespapier. Kleur figuur 1 in met 3 verschillende a aWelkKijkkommagetal hoort bij de pijl? kleuren. Meer antwoorden. a ab Kleur zo ook de figuren 2 en 3 bin met 3 kleuren. Zorg voor regelmaat b c en symmetrie. Meer antwoorden. met dezelfde kleur aan elkaar b c5 Hoeveel kleuren heb je6nodig bij5 figuur 4 zonder dat rechthoeken 6 5 6
3 CD
C
Teken en kleur. Is de figuur symmetrisch 2 als je een spiegel 3 op C en F zet? Ja b Op hoeveel manieren kun je spiegelen als je een spiegel op de hoekpunten zet zoals in vraag a? 3 c Hoe kun je de spiegel nog anders neerzetten? Door de middens van de zijden (3 x). d Op hoeveel manieren is de figuur puntsymmetrisch? 1 manier: in het middelpunt.
a a1
a
Reken uit. a 7500 + 7500 750 + 750
bc
b
= 15 000 = 1500
b 100 – 0,1 = 99,9 100 – 0,01 = 99,99
5,7 5,70 5,8 5,83
c 12 500 1250
bd × 0,01 = 125 × 0,1 = 125
8642 8642
: 10 = 846,2 : 100 = 86,42
Domein Meten en meetkunde
43
A. Notatie, taal en betekenis – Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Tijd en geld
– Meetinstrumenten – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
– Meetkundige patronen voortzetten (hoe weet je wat het volgende figuur uit de rij moet zijn)
Begrijpen hoe meetkundige patronen moeten worden voortgezet (hoe weet je wat het volgende figuur uit de rij moet zijn). u Een gegeven patroon doorzetten/afmaken, bijvoorbeeld van kralen aan een ketting of een vloer met een tegelpatroon. Kun je dat patroon ook verder inkleuren? u Patronen knippen en kleuren. u Bij een gegeven reeks analyseren wat het patroon is en op basis daarvan de volgende figuur bepalen.
blok 4
40
les 21 en 22
Werkschrift 8, blok 4
C
1
Maak de patronen af.
aa
b
bc
Teken de figuur na en geef gelijke vierhoeken dezelfde kleur.
u Draaien en voortzetten.
2 CD
Teken alle 7 tangramstukken in deze figuren. De 2 grote driehoeken liggen er al.
aa
Domein Meten en meetkunde
44
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
– 1 dm3 = 1 liter = 1000 ml
Het verband kennen tussen verschillende inhoudsmaten: 1 dm3 = 1 liter = 1000 ml u In een kan van 1 liter past precies 10 dl water, 100 cl water of 1000 ml water. Wat is juist? 10 dm3 = 100 liter – 1 dm3 = 10 dl 10 liter = 100 dl – 1000 cl = 1 dm3
Toetsschrift 6, blok 3 Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 4 Toetsschrift 7, blok 5
1 dm3 = 1 liter = 1000 ml. – Hoeveel ml zit er dan in 0,1 dm3?
les 22
blok 3
Leerlingenboek 7, blok 3
C
1
1 2
111
1 dm3 = 1 liter
Hoeveel past erin?
1 m3 = 1000 dm3 = 1000 l
7 dm
m
6 dm 2m 1m
aa a
C
a 2
Verander de maten van het aquarium in decimeters. 10 dm × 5 dm × 5 dm b Hoeveel dm3 water past er in het aquarium? 10 × 5 × 5 dm3 = 250 dm3 c Hoeveel liter is dat? 250 l
b
d Hoeveel liter water past er in dit aquarium? 20 × 6 × 7 dm3 = 840 dm3 = 840 l e Hoeveel meer of minder dan 1 m3 is dat? 160 l minder.
Reken om.
aa
1 m3 = 1000 dm3 4 m3 = 4000 … dm3 0,5 m3 = 500 … dm3 0,1 m3 = 100 … dm3
3 CD
a
a
b
1 l = 1 dm3 0,5 l = 0,5 … dm3 1000 l = 1… m3 500 l = 0,5 … m3
c
5 dm3 5l= 6000 l = 6000 … dm3 7000 l = …7 m3 8500 l = …8,5 m3
bd 1,7 m3 = 1700 … l 2,4 dm3 = 2400 … cm3 3,8 m3 = 3800 … l 10 l 0,01 m3 = …
Welke kwartalen zijn er? Het jaar bestaat uit 4 kwartalen. De maanden januari, februari en maart horen bij het 1e kwartaal. a 2e kwartaal: april, mei, juni; 3e kwartaal: juli, augustus, september 4e kwartaal: a Welke maanden horen bij het 2e, 3e en 4e oktober, november, december. kwartaal? c Het 1e kwartaal, als het geen schrikkeljaar b Welk jaar is het nu?
6 CD
Reken uit.
aa
6 × 10 = 60 0,6 × 10 = 6 3,5 × 10 = 35 4,6 × 10 = 46
Domein Meten en meetkunde
b 4 × 100 = 400 0,4 × 100 = 40 0,04 × 100 = 4 5,1 × 100 = 510
bd
c 234 × 10 = 2340 68,3 × 10 = 683 6,38 × 10 = 63,8 427 × 10 = 4270
2,34 × 0,1 = 0,234 23,7 × 0,1 = 2,37 10,57 × 0,1 = 1,057 18,3 × 0,1 = 1,83
45
B. Met elkaar in verband brengen 7 CD
Vul aan.
– Meetinstrumenten gebruiken a a tot 1000 795 + 205 … = 1000 – Structuur en samenhang tussen maateenheden 201 + 799 … = 1000 – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament
493 + 507 … = 1000 901 + … 99 = 1000
tot 100 000 93 905 + 6 095 … = 100 000 50 001 + 49 999 … = 100 000 90 500 + 9 500 … = 100 000 99 960 + 40 = 100 000 …
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef 8 CD
Paraat hebben
bc
b tot 10 000 5108 + 4892 … = 10 000 4998 + 5002 … = 10 000 7506 + 2494 … = 10 000 8999 + 1001 … = 10 000
Reken uit. Hoeveel liter zit er in 2 flessen? 1 liter Hoeveel zit er in een fles die halfvol is? 0,25 l of 14 l Paraatbchebben Hoeveel flessen heb je nodig voor 3 liter sap? 6 d Hoeveel flesjes van 0,2 l kun je vullen met 0,5 l sap? 2 12 of 2,5
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
Paraat hebben
aa b
Leerlingenboek 8, blok 1
9 CD
Toetsen 1-Streef
Reken om. Hoeveel liter is het? 1 l –
aa
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10
cl
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10
2 5
l – 101 l (1 l – 0,5 l – 0,1 l) b Hoeveel liter nu? 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10
cl
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10
cl
c Elise leest een boek van 50 bladzijden. Welk deel heeft Elise gelezen? 101 – 15 – 25 (0,1 – 0,2 – 0,4) na 5 blz.
even snel
na 10 blz.
blz. 32 - 35
bd
na 20 blz.
verder
blz. 36 - 39
l– 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10
cl
En hier?
1 4
1 2
na 25 blz.
plus
–
9 10
3 4
l – 107 l (0,25 l – 0,75 l – 0,7 l) cl
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10
cl
– 1 (0,5 – 0,9 –1)
na 45 blz.
blz. 40 - 43
na 50 blz.
computer
C
1
Welke vormen herken je in de gebouwen en tenten?
Domein Meten en meetkunde kegel brengen 1, 3 en 4
B. Met elkaar in verband
cilinder 1, 3 en 5
piramide 2, 9 en 6
kogel of bol 8
balk 7 en 6
46
blokje of kubus 7
– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament
2
Toelichting en voorbeelden3 bij 1-Streef4 1 5
Paraat hebben
Paraat hebben
– Een 2D representatie van een 3D object zoals foto, plattegrond, landkaart (incl. legenda), patroontekening
Een 3D object herkennen in een 2D representatie, zoals in een plattegrond, uitslag, bouwplaat, vooraanzicht, patroontekening 2 Wat zie je in de klas? u Er zijn foto’s van een piramide, een kubus, een balk. Maak van elk figuur een bouwplaat. Zoek voorwerpen die deze vorm hebben. Meer antwoorden. Waar let je dan op?
9
7
C
piramide
C
3
Welke bouwplaat hoort erbij? 2C 1D
A
werkschrift
LB6b_B4L01.indd 4
kegel
B
blz. 33
kubus
kogel
cilinder
3B
4A
C
D
maatschrift
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
Paraat hebben
6
8
Leerlingenboek 6, blok 4
Toetsen 1-Streef
blz. 34 en 35
Toetsschrift 5, blok 5 Toetsschrift 8, blok 2 Toetsschrift 8, blok 6
balk
computer
09-07-2010 14:31:17
les 17 21 les 3 en 4blok 4 blok 4
Domein Meten en meetkunde B. Met elkaar in verband brengen
C
1
Met welke weegschaal weeg je?
– Meetinstrumenten gebruiken 1 max. 100 g 2 max. 1 kg 1 Welke vormen horen erbij? – Structuur en samenhang tussen maateenheden Maak vast. – Verschillende representaties, 2D en 3D
C
3 max. 10 kg
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben a piramide
b kegel
c balk
4 max. 5 kg
d balk
e kogel
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
Paraat hebben
u Denk aan een dobbelsteen. Hier zie je bouwplaten van de dobbelsteen. Waar moeten dan de andere stippen staan? u Welke plattegrond hoort bij welk huis?
aa a
Wat kun je met de brievenweger wegen? Bol wol, muisje en brief.
b Wat kun 4je wegen met de tweede weegschaal? Als a, plus de suiker. Werkschrift 6, blok f kubus g piramide h kkogell i cilinder
C
2
C
2
j cilinder c Welke dingen weeg je met de derde weegschaal? Konijn, kattenvoer en spijkers. d Wat kun je misschien niet met de digitale weegschaal wegen? Konijn en spijkers. de bouwplaten waarmee je het doosje kunt maken. e Wat weeg je met de digitale weegschaal? Bol wol, muisje, kattenvoer, suiker en brief. bKleur 1 2 3 a Met welke maat meet je?
1 en 3. a aFiguur
bKies uit kg of g. kanarie kind auto 1 en 2. Figuur pot jam
1 12 g… 35 kg … 1200 kg … 450 g…
Leerlingenboek 6, blok 4
3 CD 3 CD
b
Kies uit km, m,2cm of mm.
Kies uit3l, dl of cl.
Amsterdam-Parijs 500 km … spijkertje 15 mm … pen 15 cm … woonkamer 850 cm …
Reken uit.
a aBouw zelf.
bc
benzinetank 60 l… beker slagroom 25 cl … fles limonadesiroop 7 dl … flesje koffiemelk 50 cl …
bc
b
Je krijgt 3 bouwplaten. daarvan een kegel en 7een en een piramide. 9 4 5 9 7Maak 5 8 cilinder 4 5 2 2 − 4 5 7 − a Hoe hoog is de kegel? 8 cm een 7kegel? 9Hoeveel 0 0 − 5hoekpunten 0 0 = 4 0 heeft 0 0 −1 4hoekpunt 0 0 = 3 0 0 0 b Hoe hoog is de cilinder? 10 cm 7 0 − 2 0 = 5 0 8 0 − 5 0 = 3 0 Hoeveel hoekpunten heeft een cilinder? 0 hoekpunten c Hoe5hoog 6,5 cm 4 − 3 − is 2de=piramide? 7 = − 3 Hoeveel hoekpunten heeft een piramide? 5 hoekpunten 4 0 0 + 5 0 + 3 = 4 5 3 3 0 0 + 3 0 − 3 = 3 2 7
4 CD
47
33
2 6 8 − 9 0 0 − 2 0 0 = 7 0 0 4 0 − 5 −
8 =
− 3
7 0 0 − 2 0 − 3 = 6 7 7
Reken uit.
aa
6 0 =− 2 0
5
= 16
b 42 −
6
121
− 12 = 109
30 −
8
= 22
34 −
8
= 26
90
− 7 = 83
351
− 34 = 317
23 −
4
= 19
73 −
5
= 68
73
− 6 = 67
281
− 53 = 228
31 −
7
= 24
95 −
8
= 87
82
− 8 = 74
482
− 67 = 415
LB6b_B4L16.indd 21
even snel
blz. 32 - 35
werkschrift c blz. 38 = 36 53 − 5 = 48
b dcomputer
21 −
verder
blz. 36 - 39
plus
09-07-2010 09:41:49
blz. 40 - 43
computer
Domein Meten en meetkunde
48
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
les 13
Leerlingenboek 8, blok 1
C
1
Te koop vakantiebungalows
Vakantiebungalows bekijken. a Welke bungalow heeft de grootste woonkamer? Iris (28,36 m2). b Welke woning heeft de kleinste keuken? Margriet (9,3 m2). c De familie De la Torre wil een vakantiebungalow kopen. Welke bungalows kunnen ze kiezen? Iris en Tulp. Dit zijn hun eisen.
‘Margriet’
‘Iris’ W S1 S2 K H
Woonkamer: minstens 25 m2. Er moet een hoge kast van 4,60 m breed in de woonkamer mer passen.
= = = = =
woonkamer slaapkamer slaapkamer keuken hal
‘Tulp’
C
Reken de oppervlakte van elke kamer uit. Woonkamer 27 m2, slaapkamer 1 13,2 m2, slaapkamer 2 13,95 m2, keuken 9,3 m2, hal 4,5 m2
3
Verschillende kamers. a Welke kamers hebben dezelfde oppervlakte? 1 en 2; 4 en 5. b Hoe groot zijn de kamers? 1 en 2 zijn 24 m2 ; 4 en 5 zijn 16 m2; 3 is 35 m2. c Als 1 cm in het echt 1 m is, wat worden dan de oppervlaktes? 4 keer zo klein: 6, 4 en 8,75 m2. d Worden de tekeningen dan groter of kleiner? Even groot. 1
3 2
5
4
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
Paraat hebben
Domein Meten en meetkunde
49
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
Paraat hebben
– 1 m3 = 1000 liter
: 10
: 10
km
lengte
: 10
dam
hm
: 10
m
: 10
: 10
dm
cm
× 10 × 10 de verschillende × 10 × 10 × 10 Relatie/samenhang kennen tussen inhoudsmaten. u Weet je de samenhang? : 100
km2
oppervlakte
Leerlingenboek 7 en× 100 8
: 100
hm2 ha
× 100
: 100
dam2 a
× 100
: 100
m2 ca
cm2 × 100
: 1000
m3
inhoud
: 100
dm2
mm2 × 100
: 1000
dm3
cm3
× 1000
× 1000
: 10
: 10
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
Paraat hebben
Toetsschrift 7, blok 2 Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 4 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 8, blok 2 Toetsschrift 8, blok 5
× 10
: 100
× 100
mm
Toetsen 1-Streef
bordliniaal : 10
kl
inhoud
: 10
hl × 10
: 10
1 ton
gewicht
kg
1000 kg
dal × 10
l × 10
: 10
hg
: 10
dl × 10
: 10
les 22
dg × 10
1
Schutblad_LB8.indd 2-3
1 2
1 dm3 = 1 liter
Hoeveel past erin?
afstand
emmer: 10 l
: 10
cg × 10
mg × 10
blok 3
Leerlingenboek 7, blok 3
C
ml × 10
: 10
g
uH oeveel liter gaat er in 1 m3? × 10 × 10 × 10 u Hoeveel dl gaat er in een liter? Dus hoeveel in 1 m3?
cl × 10
: 10
dag
: 10
pak melk: 1 l
pak suiker: 1 kg
111 handspan: 1 dm
1 m3 = 1000 dm3 = 1000 l
7 dm
m
16-06-2010 11:52:39
6 dm 2m 1m
aa a
Verander de maten van het aquarium in decimeters. 10 dm × 5 dm × 5 dm b Hoeveel dm3 water past er in het aquarium? 10 × 5 × 5 dm3 = 250 dm3 c Hoeveel liter is dat? 250 l
C
a 2
b
d Hoeveel liter water past er in dit aquarium? 20 × 6 × 7 dm3 = 840 dm3 = 840 l e Hoeveel meer of minder dan 1 m3 is dat? 160 l minder.
Reken om.
aa
1 m3 = 1000 dm3 4 m3 = 4000 … dm3 0,5 m3 = 500 … dm3 0,1 m3 = 100 … dm3
b
1 l = 1 dm3 0,5 l = 0,5 … dm3 1000 l = 1… m3 500 l = 0,5 … m3
c
5 dm3 5l= 6000 l = 6000 … dm3 7000 l = …7 m3 8500 l = …8,5 m3
bd 1,7 m3 = 1700 … l 2,4 dm3 = 2400 … cm3 3,8 m3 = 3800 … l 10 l 0,01 m3 = …
Domein Meten en meetkunde
50
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
– 1 km2 = 1 000 000 m2 = 100 ha
Het verband kennen tussen verschillende oppervlaktematen: 1 km2 = 1000.000 m2 = 100 ha, 1 ha = 100 are en 1 are = 100 m2. u Weet je de samenhang? : 10 : 10 : 10 : 10
Toetsschrift 7, blok 2 Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 8, blok 5
× 10
× 10
: 10
cm × 10
100
: 10
dm
mm × 10
70
× 10
m
90
dam
hm
80
km Leerlingenboek 7 en 8× 10 lengte
× 100
× 100
: 100
dm2
: 100
cm2
× 100
× 100
: 1000
: 1000
60
: 100
m2 ca
mm2
50
: 100
dam2 a
× 100
20
30
× 100
: 100
hm2 ha
40
: 100
km2
oppervlakte
4
les 3
blok 1
Leerlingenboek 8, blok 1 inhoud
C
1 gewicht
: 10
kl
: 10
: 10
hl × 10
dal × 10
1000 kg
× 10
1 9513 m2
× 10
2 10 836 m2 129 m
: 10
l × 10
Te koop: 3 recreatiewoningen met een stuk bos. Bij elke bungalow hoort een stuk: 10bos van ongeveer 1 hectare.: 10 : 10 ton Bij welke1 bungalow hoort stuk bos? bungalow kghet grootste hg dag 2
151 m
bordliniaal
: 10
dl
: 10
cl
× 10
Weet je nog? × 10 1 ha = 10 000 m2
: 10
g
× 10
: 10
dg × 10
ml × 10
: 10
cg × 10
mg × 10
3 9975 m2 133 m
afstand
pak melk: 1 l
emmer: 10 l
63 m
10
3 m3 dit in eendm cm3 naar folder omzetten u E inhoud en bos heeft een oppervlakte van 10 km2. De VVV wil × 1000 × 1000 hectare. Hoeveel hectare is het bos dan?
84 m
pak suiker: 1 kg
handspan: 1 dm
75 m
Nu ga ik rekenen: 1 5 1 Schutblad_LB8.indd 2-3
6 3 × 3 × 1 5 1 =
Even controleren: 150 × 60 = 9000. In elk geval 3 × 150 meer, en ik zit dicht bij 9513.
4 5 3
6 0 × 1 5 1 = 9 0 6 0 +
C
9 5 1 3
2
Reken uit op je eigen manier. Probeer eerst te schatten. a b
c
d
16-06-2010 11:52:39
Domein Meten en meetkunde
51
B. Met elkaar in verband brengen
les 4
– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
C
1-Streef
1 Reken uit. Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Paraat hebben
4 × 19 = 76 40 × 19 = 760 13 × 26 = 338 Paraat 13hebben × 38 = 494
C
aa
2
b 8 × 36 = 288 30 × 36 = 1080 38 × 36 = 1368 47 × 18 = 846
Vergelijk en bereken. 1
blok 1 bd
c
15 × 114 = 1710 52 × 114 = 5928 23 × 126 = 2898 58 × 126 = 7308
2 × 132 = 264 60 × 132 = 7920 62 × 132 = 8184 42 × 154 = 6468
2
3
P
P
P
5
135 m 140 m 180 m
135 m
130 m
100 m
aa b
Hoeveel m2 is de eerste parkeerplaats? 18 000 m2 b Wat is de grootste parkeerplaats? En wat is de oppervlakte daarvan? 2: 18 225 m2 c Bereken de oppervlakte van de parkeerplaats die niet de grootste en niet de kleinste is. 3: 18 200 m2 d Hoeveel ha is elke parkeerplaats? 1: 1,8 ha; 2: 1,8225 ha; 3: 1,82 ha
3 CD
Hoeveel procent? 1 5%
2 20%
3 60%
4 80%
aa b 4 CD
Van welke strook is 20% gekleurd? 2 b Welke percentages horen bij de andere stroken? c Teken een strook die voor 35% gekleurd is. Tot midden tussen het 3e en 4e streepje.
Reken uit je hoofd.
aa
240 + 600 = 840 380 + 400 = 780 600 + 170 = 770 400 + 280 = 680
b 930 720 800 700
− − − −
800 = 130 600 = 120 450 = 350 620 = 80
c 2400 + 500 = 2900 2400 + 50 = 2450 2400 + 5 = 2405 240 + 50 = 290
werkschrift
blz. 3
bd 2200 4100 9000 7000
− − − −
700 = 1500 800 = 3300 4500 = 4500 4200 = 2800
computer
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
Paraat hebben
Domein Meten en meetkunde
52
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
Paraat hebben
u Maak het rijtje eens af: 1 m2 = 1000 dm2 = ......... cm2 = .......... mm2
70
les 23
blok 2
Leerlingenboek 7, blok 2
C
1
Klopt de tekening van het tennispark? 1 km2 1 000 000 m2
1 m2 100 dm2 10 000 cm2
1 dm2 100 cm2 10 000 mm2
1 cm2 100 mm2
1 mm2
Samen bespreken.
4m
C
2
C
3
Reken om. a 1 dm2 = 0,5 dm2 = 2 dm2 = 4,3 dm2 =
100 … cm2 50 cm2 … 200 … cm2 430 … cm2
b
1 m2 = 100 … dm2 40 m2 = 4000 … dm2 4,5 m2 = 450 … dm2 0,45 m2 = … 45 dm2
c 1 km2 = 1 0,5 km2 = 2 km2 = 2 2,5 km2 = 2
000 … 000 m2 500 … 000 m2 000 … 000 m2 500 … 000 m2
Welke maat hoort erbij? Kies uit: 800 m2
1 cm2
0,86 dm2
64 m2
444 km2
6 dm2
Domein Meten en meetkunde
53
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
– In betekenisvolle situaties samenhang tussen enkele (standaard)maten – km → m – m → dm, cm, mm – l → dl, cl, ml – kg → g → mg
In betekenisvolle situaties veelvoorkomende maten kunnen herleiden, ook herleiden van een kleinere maat naar een grotere, waarbij met komma’s gewerkt wordt: u Lengte van km naar hm en m – Op de fietspaddenstoel staat dat het naar het zwembad nog 2,5 km is. Hoeveel meter is dat? Of: Dat is 2 km en … m van m naar dm, cm en mm – Meters, centimeters en millimeters.
Lengte Toetsschrift 6, blok 1 Toetsschrift 8, blok 5 Toetsschrift 8, blok 6
blok 1
30
les 25 herhalen
Leerlingenboek 7, blok 1
C
1
Reken om. 1 m = 100 cm
aa Maak er centimeters van. 1,65 m = 165 … cm 1,50 m = 150 … cm 2,01 m = 201 … cm 96 cm 0,96 m = …
C C D
2 Reken om.7, blok 4 Leerlingenboek
aa
bc
b Maak er meters van. 200 cm = 2 … m 143 cm = 1,43 …m 75 cm = 0,75 …m 90 cm = 0,90 …m
b
0,01 m =centimeter 1 cm … cm Hoeveel is het?0,20 m = 20 5 cm 0,05 mom. =… 0,95 m = 95 Reken … cm 0,10 m = 10 … cm
0,67 m = 67 … cm
0,50 m = 50 … cm
0,99 m = 99 … cm
Maak er meters of centimeters van. 3 m = 3…00 cm 120 cm = 1…,20 m 3,1 m = 3…10 cm 18 cm = 0…,18 m
bd
c 1
… cm :10 m = 10 : 1 … cm 2 m = 50 1 m = 20 … cm m 5 dm 3 m = 30 … cm 10
3
a aMeet de afstanden in het bpark. a
cm … cm Gebruik100 je liniaal. m = … cm … cm = … cm … cmis de afstandmtussen a Hoe groot m = … cm … cm 1 cm 2 streepjes? Welke afstand is dat in werkelijkheid? 100 m b Hoe ver is het van de blauwe stip naar het rode blokje? Neem de kortste weg langs de perken. 7 12 cm + 2 12 cm = 10 cm = 1000 m = 1 km c Je loopt van de blauwe stip helemaal naar beneden en gaat daar naar rechts. Wat is dan de afstand tot het rode blokje? 4 cm +
cm
1
1 2
m= … 15 dm
2
2 5
m= … 24 dm
7 5 10 m = 570 … cm
×
×
C
1 1 10 m= … 11 dm
bd
c … … … …
0
cm cm cm cm
… … … …
cm cm cm cm
500 m
Oppervlakte Toetsschrift 7, blok 2 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 8, blok 1 Toetsschrift 8, blok 2 Toetsschrift 8, blok 5 Inhoud Toetsschrift 6, blok 3 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 8, blok 1 Toetsschrift 8, blok 2 Toetsschrift 8, blok 5 Toetsschrift 8, blok 6 Gewicht Toetsschrift 8, blok 6
Domein Meten en meetkunde B. Met elkaar in verband brengen
54
les 14
– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament Functioneel gebruiken
blok 2
59
C
1 Pablo maakt een terras. De tegels 50 cm bij 50 cm. Toelichting enzijn voorbeelden bij 1-Streef
Meet het terras. a a Hoeveel tegels heeft hij nodig? 96 tegels b Pablo legt in het midden 1 grote tegel van 100 cm bij 100 cm. Hoeveel kleine Functioneel gebruiken tegels heeft hij dan nog nodig? 92 tegels 1 cm = 1 m u Omtrek b c Daarna vervangt hij in iedere hoek de kleine door een cm tegel 100 cm 220 cm. Je wilt een nieuwe plint. Hoeveel – De lengte van tegels je kamer is 320 envan de breedte bij 100 cm. Hoeveel tegels liggen er als meter heb je nodig (tel de deur even niet mee)? het terras klaar is? 5 grote en 76 kleine tegels6, blok 1 Leerlingenboek
les 24
CC
2 1
Meet en reken.
Meetleggen. met je liniaal de lengte en de aa aaTegels Hoeveel tegels passen er in de lengte? 11
blok 1
120 cm
29
... cm
breedte van deze plattegrond. Hoeveel tegels er in in het de breedte? Hoe groot is hetpassen weiland echt? 12 c 180 Hoeveel tegels zijn er nodig? 132 120 cm meter lang, 120 meter breed d De De boer vloertegels b maaktworden een hekverkocht om het in dozen van 10 stuks. Hoeveel Hoeveel meter dozenhek zijnheeft er nodig? weiland. hij 14 dozen (anders heb je 2 tegels tekort) 1 doos tegels kost 40 euro. Losse tegels neemt b e nodig? 600 meter 220 cm de winkel terug. Wat kost de tegelvloer? € 528 c De boer heeft een grasmaaier van b 10 cm 120 cm breed. Hoeveel banen moet 20 cm hij maaien? 100 banen of 150 banen, 1 cm = 20 m Leerlingenboek 6, blokvan 2 de richting. afhankelijk 2 Reken uit. Doe 6 × 12 = 6 × 10 + 6 × 2 dus 60 + 12 = 72 3 Tekenhet enzo. reken uit.
ab
C C
Rosa’s tafel is 140 cm bij 70 cm. Ze legt er een tafelkleed van 200 cm bij 120 cm b c bd 12 = 48 is het kleed 8 × 17 = 136 18 langer × 7 = 126 5 ×6017cm = 85 a4 ×Hoeveel dan de tafel? 6 ×Hoeveel 13 = 78 is het kleed 16 × 9 = 144 23 breder × 3 = dan 69 de tafel? 7 ×5013cm = 91 5 ×Hoe 15 =ver 75 hangt het16 23 × 8 = 184 × 4 over = 64de tafel? 25 6 ×cm 21 en = 126 b kleed 30 cm 3 × 14 = 42 12 × 8 = 96 4 × 24 = 96 c Rondom het kleed komt een groene band en een rode band. 7 × 46 = 322
a aoverheen. a
b 34 CD
Reken Schrijf uit. het op in andere maten. Weet je b c nog? 1 m = 100 cm; b d 1 km = 1000 m 21 : 3 = 83 : 3 = 27 7 res t 1 7 2 57 : 8 = 18 72 : 4 = Schrijf het op in meters en centimeters. Schrijf het op in kilometers enr meters. : 7cm = 9r4 4 = cm 8 = 3 m en67 60 : 800 8 =m 11 r 4 84 : f 6 =1800 14 m = 1 km92 a32 :360 en a … … … … : 9= 9r3 5 = cm 12 = 7 m en84 53 4 =m 21 r 3 95 : g5 =2600 b60 :753 m=… 2 km87 en : 600 a 7 = 19 … … cm … 40 : 3 = 13 r 1 78 : 6 = 13 167 : 5 33 r 2 84 : 12 c 288 cm = …2 m en … h 3050 m = … 88 cm 3 km en … 50= m d 1206 cm = 12 i 2450 m = m en 6 cm 2 km en 450 m … … … … e 2860 cm = 28 60 cm b j 5004 m = …5 km en …4 m … m en … Welke maat hoort erbij? 1 2 3 4 werkschrift blz. 17 computer
aa a a
4 CD
Rosa heeft 13 meter band. Hoeveel band houdt Rosa over? 20 cm
b
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Domein Meten en meetkunde
83
55
B. Met elkaar in verband brengen
5 CD
Tel verder.
– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden a 6300 – Verschillende representaties, 2D en 3D
6600
6900
7200
7500
7800
8100
8400
8700
9000
b
4700
5000
5300
5600
5900
6200
6500
6800
7100
7400
c
3200
3600
4000
4400
4800
5200
5600
6000
6400
6800
d
8900
9400
9900
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken 6 Reken uit.
10 400 10 900 11 400 11 900 12 400 12 900 13 400
CD
u Oppervlakte a b c d e f – Je wilt laminaat in je kamer gaan leggen. De lengte is 320 cm en de breedte 220 cm. 2 3 8 2 2 1 8 4 6 1 3 3 7 2 5 1 6 4 5 2 2 1 8 2 Hoeveel m laminaat moet je kopen?
6 7 5
3 7 3 6
4 3 36,+blok1 28 9 3 + Leerlingenboek 1 3 4 6
7 CD
7 8 4 7
1 2 8 6 3 2 7 4 + 9 1 7 3
4 3 6 7 1 2 3 5 + 9 3 2 7
3 4 8 6 4 5 6 8 + 9 6 9 9
7 4 5 5 4 3 2 + 8 3 9 5
Vergelijk deze weilanden. 1 cm = 20 m
Boer Witte
Boer Maas
a Welke boer heeft het grootste weiland? De weilanden zijn even groot. b De boeren maken zo’n hek om hun weiland:
Hoeveel meter prikkeldraad heeft elke boer nodig? Witte: 1440 m; Maas: 1080 m. c Wat valt je op? De oppervlakte is gelijk, maar de omtrek verschilt. d Boer Witte wil het liefst een vierkant weiland. Waarom wil hij dat, denk je? Minder prikkeldraad nodig, dus dat is goedkoper.
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Domein Meten en meetkunde
56
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
les 25 herhalen les 17 Functioneel gebruiken blok 2
72
C
blok 5
Leerlingenboek 1 Reken uit.6, blok 5
C
aa
1
b
87 : 3 = 29 130 : 5 = 26
152 : 8 = 19
C
bd
c
23 kamers? 225 : 9 = 25 52 : 4 = 13 92 er : 4in= de Hoeveel planken passen 72 : 6 = 12 126 : 6 = 21 a 80 b176 70: 8 = 22
a 126 : 7 = 18
2
a
bc
bc
192 : 6 = 32 252 : 7 = 36 vloerplank 156 : 4 = 39 lengte 2,50 m 129 : 3 = 43
162 : 6 = 27 168 : 7 = 24 1 cm = 1 m
Knip het touw in gelijke stukken. 5 m lang is elk stuk? Hoe a Op de bol zit 120 m touw. Knip het in 4 gelijke stukken. 30 m Knip het in 3 gelijke stukken. 40 m Knip het in 6 gelijke stukken. 20 m Knip het in 12 gelijke stukken. 10 m
63
breedte 120 mm
1,20 m
b Op de bol zit 1688 m touw. gelij stukken. 84 m Knip het in 2 gelijke Knip het in 3 gelijk gelijke stukken. 56 m Knip het in 6 gelijk gelijke stukken. 28 m Knip het in 8 gelijke stukken. 21 m
4,80 Op de bol zit 945 mmtouw. Knip het in 3 gelijke stukken. 315 m
2,40 m
7,50 m
Wat kosten beide vloeren als 10 planken € 35 kosten? € 280 en € 245 Knip het in 5 gelijke stukken. 189 m Knip het in 7 gelijke stukken. 135 m Knip het in 9 gelijke stukken. 105 m
C
Leerlingenboek blok 2en zet ze in een schema. 2 Splits de7,maten
C
3
a aLeg de tegels.
cm
mm
b
m
dm
bc
cm
De oppervlakte van 1 tegel is 1 m2. 1
2
3
m
dm
4
cm
1,5 cm = …1 cm + … 5 mm 1,85 m = 1 m + 8 dm + 5 cm 10,02 m = 10 m + 0 dm + 2 cm 12,4 cm = 12 cm + 4 mm 21,12 m = 21 m + 1 dm + 2 cm 425,42 m = 425 m + 4 dm + 2 cm 8,9 cm = 8 cm + 9 mm 14,68 m = 14 m + 6 dm + 8 cm 600,00 m = 600 m + 0 dm + 0 cm 32,6 cm = 32 cm + 6 mm 62,04 m = 62 m + 0 dm + 4 cm 228,40 m = 228 m + 4 dm + 0 cm a Hoeveel hele tegels zijn er nodig om vloer 1 te kunnen leggen? 5 a Pak dit pakket goed in.
3 CD
Hoe groot is de oppervlakte? 5 m2
doegroot je zoals op het plaatje. b Hoe is de oppervlakte van vloer 2? 8 m a Dat
ab
C
4
2
c Hoe groot is de oppervlakte van vloer 3? 5 m2 ad Heb je genoeg aan 6 m touw? Hoe groot is de oppervlakte van vloer 4? 7 12 m2
25 cm
b
Schat eerst en reken daarna precies uit. een vloerbedekking. bKiesHeb je genoeg aan 5 m touw? krijgtpak nieuwe vloerbedekking in haar kamer. cEvelien Als het 2 x zo hoog is, hoeveel € 59 per m2. Tapijt kost meer € 38 per m2; tegels meter touw heb jekosten dan nodig?
5m 50 cm
b
a
75 cm
a a b cb dc
Hoeveel vierkante meter is de oppervlakte van de kamer? 20 m2 Ja, 2 × 75 + 4 × 50 + 6 × 25 = 150 + 200 + 150 = 500 cm 4= m 5m Hoeveel kost het als Evelien tapijt koopt? 20 × € 38 = € 760. Nee, dan kun de je tegels geen knoopje Hoeveel kosten meer dan leggen. het tapijt? 20 × € 21 = € 420 6De×tegels 25 cm = vierkanten 150 cm =1,5 zijn van m 25 cm. Hoeveel tegels heeft
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
aa
93
91
81
59
les 4
blok 5
45
In de eerste beurt haalde Romy 86 punten.
Domein Meten en C meetkunde Hoe heeft ze gegooid? 2 × 18, 1 × 50 1 Reken met oppervlakte.
47
10 m
57
Kan het ook anders? 1 × 45, 1 × 23, 1 × 2018m are 10 m B. Met elkaar in verband brengen b Hoe heeft José in haar eerste beurt gegooid? 2 × 50, 1 × 35 c Hoeveel punten heeft ieder? Wie heeft er gewonnen? Romy 260 punten, José 285, José Romy en José in hun andere beurten gegooid? Romy 2e beurt: 2 × 35, – Meetinstrumenten gebruiken b d Hoe hebben 1 × 23, 3e beurt: 2 × 23, 1 × 35; José 2e beurt: tuin 2 × 23, 1 × 45, 3e beurt 2 × 18, 1 × 23. – Structuur en samenhang tussen maateenheden 15 m
– Verschillende representaties, 2D en 3D
5 CD
1-Fundament
Hoeveel zit erin?
6m 7m
100 ml
aa
Functioneel gebruiken
huis
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef 4m
300 ml
750 ml
8m
b Lisa zegt: ‘De tuin is ongeveer 2 12 are groot.’ Heeft ze gelijk? Ja: 300 m2 – 48 m2 = 252 m2 Functioneel gebruiken c Bij het huis wordt een garage gebouwd van deel van de1800 totale a 3 parfumflesjes: 3…00 ml 3 bij 4 m.bHet6hoeveelste shampoofl esjes: … ml 240 4 u Inhoud deel ml is dan nog tuin?esjes: 300 = 5 4500 10 parfumflesjes: 1000 ml oppervlakte 15 shampoofl 1l Op hoeveel m2 grond staat deze schuur? 28 m2
a
b
1 l en … 4 l en … 3l … 7 l en …
bc
2
Hoeveel flessen heb je nodig voor 15 liter wijn? 20 flessen wijn d Hoeveel flesjes heb je nodig voor 15 liter shampoo? 5020flmessen shampoo b Reken met oppervlakte.
Leerlingenboek 6, blok 2
6 CD
aa
Bereken de oppervlakte van lokaal 1. 200 m2 Bereken de oppervlakte van lokaal 2. 120 m2 Lokaal 1 bHoeveel Hoeveelzitare deze oppervlaktes? 1. 2 a; 2. 1,2 a. erzijn in de maatbeker? cWeet In elk je lokaal nog? zijn 24 kinderen. In welk lokaal hebben 1 l = 1000 mlLeg1jel antwoord = 100 cl uit. de kinderen de meeste ruimte? 1. iets meer dan 8 m2 per kind; 2. precies 8 m2 per kind. Dus in lokaal 1.
b
3 CD
ml 1000 900 800 700 600 500 400 1300 200 4 100
ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 % 200 4% 100
ml 1000 900 800 700 600 500 400 23% 300 200 100
Welk percentage hoort erbij of ligt er het dichtst bij? b Kies uit: Kies uit: 25%
aa
aa bf
20% %
% Kies uit: 10%
50%
% 1%
even snel blz. Leerlingenboek 7, blok 5 74 - 77
a
65%
10 m
6
verder
Kies uit:
1 3
blz. 78 -
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
500 … ml
15 m Lokaal 2
8m
% 30%
35%
40%
e 50 … cl 1 8
17%
plus
les 19
Reken om. a b 1 1l … l 1000 cm3 = … 100 cm3 = 10 Wat is juist?1 1 3 3 500 het cm goede =… 2 l antwoord.200 cm = … 5 l Kies
Kies uit:
80%
60%
6% 81
ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100
bc
250 d 90 a b 150 a c 750 … ml … ml … ml … cl Hoeveel ml is alles bij elkaar? 2550 ml 2 l en 550 ml … … … 1 1 10
4 CD C1
ml 1000 900 800 700 600 500 400 300 2 200 3 100
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
800 … ml 500 … ml
… … … van l naar dl, cl en ml 5 melkpakken: 5000 4 wijnflessen: 3000 ml 5l … ml … … – Herleiden van inhoudsmaten. 7500 15 melkpakken: 15 000 10 wijnflessen: 15 … ml … ml … l – Voor een gerecht heb je ¾ liter melk nodig. Hoeveel liter is dat? Hoeveel ml is dat?
C
Toetsen 1-Streef 1000 ml
Kies uit::
10%
15%
12%
blz. 82 - 85 computer
blok 1
23
bd
c 1l 1000 ml = …
l 735 cl = 7,35 …
1 200 ml = … 5 l
5 cl = 0,05 … l
aa
b
3 1 10 dl = … 1l 3 dl = 10 … lb 50 ml c= 20 … l 6 cld = 0,06 … l 1 1 1. 0,4 l = 4 cl 3 0,7 l = 70 ml 1. 100 In een 1. 1.= 0,015 4 cl =volle … 1 l fles zit 6 l siroop. 2,5 dl = … l 150 ml = … l 15 ml …dl = l2,5 cl 4 20 2. In een volle fles zit 6 cl siroop. 2. 0,4 l = 400 cl 2. 0,7 l = 70 dl 2. 14 dl = 12 cl 3. In een volle fles zit 6 dl siroop. 3. 0,4 l = 4 dl 3. 0,7 l = 7 cl 3. 14 dl = 25 cl 4. In een8, volle fles1zit 6 ml siroop. 4. 0,4 l = 40 ml 4. 0,7 l = 70 cl 4. 14 dl = 0,25 l Leerlingenboek blok werkschrift blz. 43 computer
C
2
Reken om.
aa
LB7b_B5L01.indd 47
3 CD
3 l = 30 … 3 l = 300 … 25 dl = 250 … 2,5 dl = 25 …
b dl cl cl cl
5 dl = 500 … 1200 ml = 120 … 1,5 l = 15 … 0,7 l = 700 …
ml cl dl ml
Hoeveel procent van het vierkant is gekleurd? 28% b 60% c 30%
aa
c 300 ml = 3… dl 350 ml = 35 … cl 75 cl = 0,75 … l 2 dl = 0,2 … l
bd
28%
bd 0,4 cl = 4… ml 0,15 ml = 0,015 … cl 106 cl = 1,06 … l 45 ml = 0,045 … l
be
64%
18-06-2010 10:28:58
Domein Meten en meetkunde
58
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
u Gewicht van kg naar hg en g van g naar mg – 10 zoetjes wegen 1 gram. Hoeveel mg weegt één zoetje? – Herleiden.
les 7
118 blok 3
blok 2
even snel
51
Leerlingenboek 7, blok 3
C
1
C 12 D
Hoe rijdt de meubelbezorger? De vrachtauto van een meubelwinkel uit Utrecht moet meubels bezorgen in Reken uit. Amersfoort, Apeldoorn en Arnhem. 75 a c d b Amsterdam 31 43 39 plaats ligt het verst van Utrecht? Apeldoorn a 1a kgWelke = 1000 2000 g = 2… kg 1500Almere g = 1…1259kg 0,1 kg = 100 … g … g Deventer 28 23 kilometer0,3 is kg het= van Utrecht naar 67 km34 2500Hilversum 16 a 6b kgHoeveel = 6000 300 7000Apeldoorn? g = 7… kg g = 2…12 44kg … g … g Apeldoorn 62 37 17 1c Hoeveel kilometer heeft de vrachtwagen gereden 1 als 4 1…0 kg 1,5 kg = 1500 500 g = … 10 18 000 g = Amersfoort … g … g 2 kg = 500 2 kg 27 23 1 hij weer terug in Utrecht is? 158 km 1 1 44 58 W 2 2 kg = 2500 4,5 kg = 4500 250 g = … 100 g =64 10 … g … g … kg 4 kg Utrecht Arnhem 64 b d Als de chauffeur ook nog naar Hilversum moet, hoeveel 118 18 kilometer moet hij dan extra rijden? 12 km Nijmegen 55
– Tijd (maanden, weken, dagen in een jaar, uren, minuten, seconden
C 13 D
61
Reken uit.
Veel voorkomende tijdmaten kunnen omrekenen, ook in ingewikkelder situaties en minder b c d a makkelijke 27 2 × 7 = 14 5 × 8 = 40 3× 9= 3 ×getallen. 6 = 18 2 Joep rijdt van Maastricht naar Nijmegen. Nijmegen 148 – kwartalen, maanden, weken 2en× 17 dagen 3 × 16 = 48 = 34 in een jaar 50 × 8 = 400 30 × 90 = 2700 74 a In welke plaats staat dit bord? Maastricht Venlo Roermond 49 3 ×de 26 maanden = 78 × 27 = in 54 de week 5 × 80 = 400 30 × 900 = 27 000 – dagen in en de 2dagen = 168in een dag 2 × 47 = 94 500 × 8 = 4000 3 × 900 = 2700 – etmalen3 ×en56uren b Hoeveel kilometer is Joep van Maastricht Nijmegen 124 – minuten en kwartieren in een uur Venlo 50 als hij dit bord ziet? 24 km Roermond 25 – seconden in een minuut 14 Reken handig. = …eerst minuten = … seconden. u 1½ uurZoek getallen die je makkelijk kunt optellen.
C
a
CD
bc
Hoe ver is het vanaf dit bord tot
a Eindhoven? 73 km Leerlingenboek 14 + 3 + 6,6 blok = 23 2 28 + 14 + 2 = 44 53 + 16 + 7 = 76 3 Hoeveel minuten moet 39 + 18 + 11 = 68
CD
b 25 + 8 + 75 = 108 40 + 9 + 60 = 109 23 + 4 + 77 = 104 koerier rijden? 46 + 6 + 54 = 106
Nijmegen Venlo Roermond
de De koerier is 2 uur onderweg. Dat is 120 … minuten. a b De koerier is 3 kwartier onderweg. Dat is 45 … minuten. c Maak Reken uit. de tabel af.
aa
C 15 D
a 112kwartier : 3= 4 300 : 3 = 100 15 minuten 312 : 3 = 104 315 : 3 = 105
b
c
4 CD
b
d
3 kwartier 3 15 : 5 =5 kwartier
716 kwartier : 4= 4
9 kwartier 18 : 6 11 = 3kwartier
150 : 5 = 30
160 : 4 = 40
180 : 6 = 30
45 75 minuten 105 minuten 135 165 minuten … minuten … … minuten 155 : 5 =…31 164 : 4 = 41 186 : 6 … = 31
165 : 5 = 33 168 : 4 = 42 Hoeveel minuten is 13 uur en 3 kwartier? 825 minuten e Hoeveel hele uren zitten er in 1650 minuten? 27 uren
bd 16 CD
117
c 43 8 +1816 + 2 + 14 = 40 4 + 28 + 6 + 12 = 50 3 + 23 + 7 + 17 = 50 5 + 18 + 5 + 12 = 40
Reken uit. a koerier moet nog 20 €De 0,49 + € 0,49 = € 0,98 komt aan? €Hoe 0,98laat + € 0,98 = €hij 1,96
b
minuten rijden. € 0,98 + € 1,00 + € 0,99 = € 2,97 € 1,99 + € 2,00 + € 0,99 = € 4,98
192 : 6 = 32
c € 1,99 + € 1,99 = € 3,98 € 1,99 + € 2,97 = € 4,96
Toetsschrift 6, blok 4 Toetsschrift 6, blok 6 Toetsschrift 7, blok 1 Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 6 Toetsschrift 8, blok 6
6 CD
Hoe vaak moet de lift omhoog? 3 b 5 c 3 1000 kg 1500 kg 800 kg
aa
bd
Domein Meten en meetkunde
be
6 2000 kg
4 1100 kg
59 Max 350 kg
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
Functioneel gebruiken
Speeltuin
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
aa
Van school naar de speeltuin. 300 m a b Van het huis van Pablo naar de speeltuin. 200 m c Van het huis van Pablo naar de school. 350 m Functioneel gebruiken d Van het huis van Esra naar het huis van Pablo. 400 m b e Van het huis van Esra via Pablo naar school. 750 m
Leerlingenboek 6, blok 3
8 CD
Appelstraat
ESRA
1 cm = 100 m
5 12 uur = 330 … minuten 12 12 uur = 750 … minuten 4 uur en 3 kwartier = 285 … minuten 8 uur en 2 kwartier = 510 … minuten
blz. 116 - 119 verder
Hoe laat is het? Schrijf de tijd op 3 manieren. aa
kwart voor 9 08.45.55 20.45.55
blz. 120 - 123 plus
blz. 124 - 127 computer
b
c
bd
10 voor 6
10 voor 5
2 voor 9
12 over half 12
05.50.15
04.50.05
08.58.23
11.42.00
17.50.15
16.50.05
20.58.23
23.42.00
u Hoeveel jaar ben je? Hoeveel dagen zijn dat? Wat denk je, ben je meer of minder dan 21 miljoen Tekenseconden? de wijzers in de klokken. Maakin deeen secondewijzers rood. u Seconden dag. b c d aa be
C
10.45.15
02.14.59
09.12.14
16.28.07
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Bessenstraat
bd
blok 54
even snel
1
PABLO Bessenstraat
b 6 uur = 360 … minuten 3 12 uur = 210 … minuten 4 uur en 1 kwartier = 255 … minuten 2 uur en 3 kwartier = 165 … minuten
c 9 uur = 540 … minuten 4 12 uur = 270 … minuten 2 uur en 1 kwartier = 135 … minuten 1 uur en 3 kwartier 105 minuten les=11 12 … en
Werkschrift 6, blok 5
C
laan
Hoeveel minuten is het?
aa
3 uur = 180 … minuten 1 12 uur = 90 … minuten 5 uur = 300 … minuten 1 uur en 1 kwartier = 75 … minuten
46
School
Fruit
Bramenstraat
1-Fundament
Hoe groot zijn de afstanden ongeveer in het echt? Meet met je liniaal.
Kiwiweg Perzikstraat
7 CD
11.54.37
les 1 en 2
Domein Meten en meetkunde 22 blok 3
60
B. Met elkaar in verband brengen
C
1
Reken uit op de korte manier.
– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden aa – Verschillende representaties, 2D en 3D
1 3 4
1 5 6
6 7 +
b
1 4 9
8 6 +
7 2 +
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
c 1 8 5 6 1 7 4 Functioneel gebruiken
2 0 1
2 4 2
3 6 1 +
2 2 1
2
bd
1 2 2 9
2 7 1 +
8 8 1 +
2 4 3
2 8 6
3 4 9
1 9 8 +
1 5 4 +
2 7 7 +
4 4 1
4 4 0
6 2 6
3 2 4 1
2 8 5 7
3 0 4 9
1 5 9 8 +
6 6 0 5 +
4 8 7 3 +
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
u Mijn oma is2 geboren op 154 augustus 2008. 2 1 7 op 12 2 0juni 1 31931 en 2 1gestorven 1 0 8 3 9 9 4 Hoe 6 2 oud is7 mijn 9 2 2 oma geworden? u Rekenen met tijden. 2 Vul aan. u Het is anu 18:55 uur. Jullie vertrekken over een kwartier op de fiets. Hoe laat gaan jullie weg? c
CD
a
1
89
9
8
998
98
908
989
9999
+2
+ 11
+ 91
+ 92
+2
+ 902
+ 92
+ 11
+1
100 Reken in seconden. Je kunt een rekentabel gebruiken.
3 CD
b
98
Leerlingenboek 6, blok 4
C
les 19
b
blok 4 9990
9900
23
+ 10
+ 100
+ 910
1000
9090
10 000
minuten seconden
Hoeveel procent is het?
1 60
60
a Hoeveel seconden gaan ereninhet10percentage. minuten? 600 seconden. a Trek een lijn tussen de verhouding
aa ac
b
b Hoeveel seconden gaan er in een uur? 3600 seconden. b bc Hoeveel seconden gaan er in 1 12 uur? 5400 seconden. de 2 seconden 25%gaan er in 3 2 van de 4 2700 seconden. 40% 3 van de 4 d1 van Hoeveel kwartier? e1 van Hoeveel Ongeveer 3 121 × de 4 seconden 20%zit jij op woensdag 3 van de 10op school?30% van3600 de 20 = 12 600 seconden, afhankelijk van de duur van de ochtend. 1 van de 10 50% 2 van de 5 100% 5 van de 25
CD
1 van de 5
10%
2 van de 2
2 Hoeveel goedkoper is het geworden? Werkschrift 7, blok 3
a
4 CD
a
b
50%
9 van de 12
b
c
5% 20% 75% 75%
d
a
Teken de wijzers in de klokken. Teken op de klokken de tijd 1 kwartier later dan op de digitale wekkers. a b
van € 2,65 voor € 1,45
c
3 CD
van € 2,73 voor € 1,59
€ 1,20
van € 4,98 voor € 2,75
€b 2,23 d
€ 1,14
a
Welke verpakking is het voordeligst? Vergelijk de aanbiedingen. a
van € 8,75 voor € 5,98
melk b
cornflakes
1,5 liter
€ 2,77
melk 0,5 liter
cornflakes cornflakes
€ 4,50
even snel
1 kg
500 g
€ 2,20
blz. 116 - 119 500 g
€ 1,25
verder 250 g
Melk 1 liter
blz. 120 - 123
€ 1,14
1,5 liter
plus
€ 0,46
blz.124 - 127
€ 0,78
computer
4
2
1
2
3
2
3
4
Domein Meten en meetkunde a a Welke som hoort bij figuur 1?
61
1 1 2 × 3 b Welke figuur hoort bij ‘de helft van de helft’? figuur 4 brengen c Welke sommen hebben dezelfde uitkomst? 12 × 13 en 12 : 3 d Van welke figuur is het groene deel het grootst, van figuur 3 of van figuur 4? Leg uit waarom. Van figuur 4; de verklaringen zullen verschillen.
B. Met elkaar in verband
b
– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden 3 Reken om. – Verschillende representaties, 2D en 3D
C
1-Fundament
1 2
1 5
b Hoeveel centimeter is het?
Functioneel gebruiken
c Hoeveel euro is het? Functioneel gebruiken
bd
4 CD
1 10
kg
250 g
100 g
3 5
m
2 5
kg
400 g 3 4
m
kg 8 10
m
20 cm
60 cm
75 cm
80 cm
10 cent
30 cent
75 cent
1 10
3 10
3 4
10 minuten
20 minuten
12 minuten
35 minuten
1 6
1 3
1 5
7 12
of
3 20
vertrek
aankomst
aa
Niels
05.05
17.05
12 u
b c d
Luuk
05.10
14.35
9 u en 25 min
Ilse
05.15
19.40
14 u en 25 min g
Amel
05.20
16.57
11 u en 37 min h
e f
b b
vertrek
aankomst
Naomi
05.00
15.02
10 u en 2 min
Jelle
05.10
20.43
15 u en 33 min
Max
05.15
18.08
12 u en 53 min
Famke
05.25
23.14
17 u en 49 min
werkschrift
blok 3
blz. 6
les 18
Leerlingenboek 6, blok 3
1
Dennen en sparren. Schat de antwoorden. Een dennenboom groeit de eerste 20 jaar 13 cm per jaar. In de volgende 20 jaar groeit hij 54 cm per jaar. Een spar groeit in de eerste 20 jaar 31 cm per jaar. Daarna groeit hij 48 cm per jaar. cm 200
Spar Den
150 100 50 0
1e 2e 3e 4e 5e 6e 7e 8e 9e 10e 11e 12e
jaar
a Hoe hoog is de boom ongeveer? 10 meter b Hoe oud is de boom ongeveer? 28 jaar
C
2
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Hoe lang deden de schaatsers over de Elfstedentocht?
computer
Afmetingen bepalen met behulp van afpassen en schaal en hiermee rekenen. u Schatten hoe hoog een object is op een foto, waarop veel informatie staat en waaruit zelf een referentiemaat gekozen moet worden (hoogte van de deur, lengte van een bed, lengte van een volwassene). Bijvoorbeeld: hoe hoog zou het standbeeld op deze krantenfoto ongeveer zijn? Dit vergelijken met de drie verdiepingen van de flat die er naast staat.
C
Toetsen 1-Streef m
15 cent 15 100
Hoeveel uur is het?
Leerlingenboek 8, blok 1
– Afmetingen bepalen met behulp van afpassen, schaal, rekenen
1 4
kg
is het? Toelichting engram voorbeelden bij 1-Streef a a Hoeveel 500 g
Hoe oud is de boom?
Toetsschrift 6, blok 1 Toetsschrift 6, blok 2 Toetsschrift 7, blok 1 Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 8, blok 1
Domein Meten en meetkunde
62
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
5
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef 1 Welke vormen zien er van onder, van boven of van de zijkant zo uit?
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
C
aa
balk
b piramide
a a b
bd
piramide, balk en kubus
les 5 oefenen
Leerlingenboek 6, blok 4
2 CD 5 CD
c kegel, cilinder en bol
blok 3
Is het groot of klein, ver weg of dichtbij? 1 bijna 6 meter 2 ongeveer 35 meter 3 ongeveer 1 meter Hoe vaak moet de lift omhoog? Er mogen maximaal 6 mensen in de lift. a Er wachten 8 mensen. 2 b Er wachten 27 mensen. 5 c Er wachten 100 mensen. 17 d Er wachten 200 mensen. 34
91
4 ongeveer 30 meter
aa 6 CD
Hoe groot zijn ze? Kies uit: ongeveer 1 m, bijna 6 m, ongeveer 35 m, ongeveer 30 m. b Schat hoe groot ze zijn. Hoe de lift omhoog? Devaak manmoet op foto 1. bijna 2m De vrachtauto op foto 2. ongeveer 6 m 3 kinderen bop5foto 3. ongeveer c 3 1 m 30 b dHet 6 huis op foto a a De b e 44. ongeveer 8 m 1000 kg 1500 kg 800 kg 2000 kg b c Bij welke foto stond de fotograaf het dichtst bij? foto 3. 1100 kg Max 350 kg
u Bereken de afstanden, gebruik de schaallijn.
3 CD
Neem de tabel over en vul in.
Leerlingenboek 6, blok 3 aantal dropjes
7 CD
4 CD 8 CD
aantal zakjes
in een zak
totaal aantal dropjes
groot ongeveer in100 het echt? 25 zijn de afstanden 4 … a aHoe Meet met je liniaal.
aantal kinderen 5
aantal dropjes per kind 20 …
Speeltuin
School
Fruit
420 20 21 b 60 7 … … ab ca Van56school naar de 8speeltuin. 300 m448 4 112 … … PABLO Bessenstraat Bessenstraat a b Van het huis van Pablo naar de speeltuin. 200 m c Van het huis van Pablo naar de school. 350 m 8 ESRA 6 7Appelstraat d Vanuit. het huis van Esra naar het huis van Pablo. 400 m Reken – het huis onder van Esra via Pablo naar school. 750 m b eZetVan de getallen elkaar. 1 cm = 31004m5
a aHoeveel minuten is het?b 678 − 345 = 333 731 − 216 = 515 a a537 − 234 = 303 583 − 349 = 234
bc
laan
Bramenstraat
Functioneel gebruiken
blok 4
Kiwiweg Perzikstraat
1-Fundament
les 4
3 0 0 3 0 3 3 3 3
2842 − 1728 = 1114 b 1807 − 1241 = 566 3 uur− = 6 uur = −360 180 minuten 752 − 138 = 614 minuten …= 220 …1614 585 365 2231 = 617 1 12 uur 3 12 2857 = 90 uur =−210 …=minuten … minuten 849 − 622 227 1387 = 1470 457 − 338 = 119 5 uur = 300 4 uur en 1 kwartier = 255 … minuten … minuten 165 1 uur en 1 kwartier = 75 2 uur enblz. 3 kwartier = … minuten werkschrift … minuten 33 computer c
bd
1
blok 4
30
les 25 herhalen
1 Schat en reken uit. Domein Meten en C meetkunde
63
B. Met elkaar in verband brengen aa
b 4 × 29 ≈ 120 Æ = 116 5 × 92 ≈ 450 Æ = 460 20 × 29 ≈ 600 Æ = 580 40 × 51 ≈ 2000 Æ = 2040
2 × 29 ≈ 60 Æ = 58 4 × 51 ≈ 200 Æ = 204 – Meetinstrumenten gebruiken 6 × 19 ≈ 120 Æ = 114 – Structuur en samenhang tussen maateenheden 7 × 71 ≈ 490 Æ = 497 – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament Functioneel gebruiken
bc
60 × 39 ≈ 2400 Æ = 2340 60 × 81 ≈ 4800 Æ = 4860 50 × 49 ≈ 2500 Æ = 2450 20 × 59 ≈ 1200 Æ = 1180
C
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef 2 Reken uit. Zet de getallen onder elkaar. b aa 3 × 398 = 1194 7 × 161 = 1127 Functioneel gebruiken 8 × 142 = 1136 4 × 369 = 1476 2 × 429 = 858 5 × 228 = 1140
Leerlingenboek 6, blok 4
C
3
Reken met schaal.
1
aa ab
c d e
b
bf c:
LB6b_B4L21.indd 30
2
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
bc
30 × 299 = 8970 70 × 138 = 9660 50 × 321 = 16 050
10 m
0
3
Toetsen 1-Streef
4
Meet alle stukken weg met je liniaal. Hoe lang zijn ze in het echt? 1 = 5 m; 2 = 10 m; 3 = 20 m; 4 = 35 m Hoeveel meter rivier zie je? ongeveer 60 m Hoeveel meter vliegt een eend van het eilandje in de vijver naar de brug ongeveer? Hoe ver is het ongeveer van de gele tent naar de snackbar? ongeveer 70 m Hoeveel meter ongeveer vliegt een eend van het eilandje in de vijver, via de uitkijktoren naar de snackbar? ongeveer 60 m Pablo gooit vanaf de brug een blokje hout in de rivier. 1 Minuut later drijft dat langs de snackbar. Met hoeveel km per uur stroomt het water ongeveer? ongeveer 2 km/uur tussen de 10 en 15 m
08-07-2010 13:26:18
Domein Meten en meetkunde
64
les 15 oefenen
B. Met elkaar in verband brengen
blok 2
61
– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
6 CD
1-Fundament Functioneel gebruiken
Wat is de waarde van het cijfer 6 in deze getallen? Schrijf de waarde als woord. a 2564 en Zestig. b 19,64 bij 1-Streef c 623 418 Toelichting voorbeelden Zes tiende. Zeshonderdduizend.
a
7 CD
Reken uit zonder rekenmachine.
3048 = 7405 a a 4357 +gebruiken Functioneel 7103 + 2937 = 10 040 9000 − 4321 = 4679 Leerlingenboek blok 2 5004 −8,3314 = 1690
8 CD
34,65 + 871,6 = 906,25 0,447 + 29,66 = 30,107 7 − 0,039 = 6,961 1000 − 5,09 = 994,91
Hoe ver is het in het echt? Hoe ver is het op een schaal van 1 : 50 000? 000 cm in het echt. 1 cm op de kaart is 50… 1 cm op de kaart is 500 … m in het echt. 1 cm op de kaart is 0,5 … km in het echt. b Hoe ver is het op een schaal van 1 : 10 000? 10 … cm op de kaart is 1 km in het echt. c Hoe ver is het op een schaal van 1 : 25 000? 4 cm op de kaart is 1 km in het echt. …
C 16 D
39
Hoeveel ml en l is het samen? 1 schaaltje
300 ml
3 schaaltjes
900 ml …
u Schatten en afpassen. 6 schaaltjes
9 CD
1 beker
0
3
aa
5
5
0,045
10
Welke breuken liggen 2
3
2
3
C 10 D
tussen glazen Hoeveel 4 en 4 ? kun 3 enjje5 vullen? a 8
b
a
ml
0,42
blz. 74 - 77
66 km … 112 … km 120 … km
3000 m
2500 ml of … 2 l en … 500 ml …
20 bekers
5000 ml of … 5 l en … 0 …
0,45
0,051
0,3
bc
b Welke getallen liggen tussen 0,4 en 0,5? 0,42 en 0,45 b 10
verder
Reken uit. a 12 km + 36 km + 18 km = 54 km + 22 km + 36 km = 33 km + 60 km + 27 km =
500 ml …
10 bekers
Hoeveel zijn het er? 250 ml 400 ml 2 l op school. 4 a Er zitten 150 kinderen 2 van de 3 komen lopend naar school. 100 b 250 mensen vullen een vragenlijst in over vakanties. 1 op de 5 mensen gaat nooit op vakantie. 50 c De politie controleert 35 fietsen. … 216 92 … 7 fietsen hebben geen127 2 op de goede verlichting. 3 op de 7 58 licht. 69 … 10 geen goede verlichting, fietsen helemaal geen 124 … 92 … 74 … hebben … 18 15 helemaal geen licht. 32 26 43 … 42 82 10 71 3 15 … even snel
2000
2 bekers
1800 ml of … 1 l en … 800 ml
10 schaaltjes
250 ml
500 1000
… Breuken en kommagetallen.
3000 ml of … 3 l en … 0 2 3 Leerlingenboek 6, 2blok 1 3…
C 19 D
987,106 Zes duizendste.
aa
b
C 17 D
bc
b 7465 + 995 = 8460 702 + 9579 = 10 281 5371 − 3088 = 2283 7030 − 941 = 6089
bd
blz. 78 - 81
plus
0,4
0,625
ml
0,825
Welke getallen liggen tussen 38 en 58 ? 0,4 2
…
3
150
l
345 … 186 159 94 92 67 … … bl blz. 82 - 85
b 44 + 18 + 36 + 22 = 120 51 + 27 + 19 + 63 = 160 46 + 46 + 54 + 54 = 200
computer
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Domein Meten en meetkunde
65
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
les 23 en 24
blok 6
Werkschrift 7, blok 6
C
1
Hoeveel glazen kun je vullen? Kleur ze. a In een glas kan 5 dl.
a 1,5 liter
61
ab
In een glas kan 0,25 l.
c In een glas kan 0,125 l.
2 16 C CD D
bd
In een glas kan 0,2 l.
be
In de fles kan 0,75 l. Hoeveel glazen vul je dan? a 1 2
1
b 3
3
c 6
d 34
39
Beantwoord de vragen over de 100 meter van Jesse en Daniël.
Hoeveel glazen en flessen?
meter
u De plattegrond van eencola straat is getekend op een schaal van 1:100. Op de plattegrond is de Hoeveel glazen kunnen de grafi ek van Jesse verdereraf.uit een fles van 1 liter? 4 a aab Maak 100 voorkant van eenglazen huis 10 breed. Hoe breed is 1,5 datliter? huis6in werkelijkheid? Hoeveel colacm kunnen er uit een fles van tijd kinderen (sec) afstand (m) c 30 krijgen elk een glas cola.
sse
Je
80 5 Hoeveel essen 2 10 1van 1,5 liter zijn er nodig? Leerlingenboek 8, flblok
4
C 17 D
22
38 Wat6zijn de afmetingen van het model in centimeters? 40 Een8modelbouwer 54 maakt van dit huis een model op schaal 1 : 20. Lengte 49 cm, hoogte: 18 cm, breedte: 32 cm. 10
12 hoogte 14 3,60 m
72
20
86 0
100
b Vul de tabel van Daniël in.
C 18 D
l
nië
Da
60
tijd (sec)
afstand (m)
2
15
4
30
Reken uit je hoofd. 45 a 6 6 + 80,2 = 6,2 55 7 + 0,4 = 7,4 10 66 8 + 0,8 = 8,8 82 4 + 12 0,2 = 4,2 14
95
bc
2
4
6
8
10
12 14 seconde
Wat kun je vertellen over de wedstrijd tussen Jesse en Daniël? Daniël gaat snel van start, maar Jesse haalt hem in en wint. Daniël doet langer dan 14
lengte 9,80 m
breedte 6,40 m
seconden over de 100 m.
b c d Over welke sport grafiek, denk 5 je? Waarschijnlijk 0,6 + 0,2b d= 0,8 5 +gaat 0,23deze = 5,23 + 2,3 = 7,3 over hardlopen. 0,7 + 0,4 = 1,1 4 + 0,62 = 4,62 0,4 + 6,2 = 6,6 0,8 + 0,8 = 1,6 7 + 0,007 = 7,007 0,7 + 0,7 = 1,4 0,4 + 0,2 = 0,6 7 + 0,47 = 7,47 0,7 + 0,07 = 0,77
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Domein Meten en meetkunde
66
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
– Maten vergelijken en ordenen
Kunnen vergelijken en ordenen van voorwerpen naar lengte, inhoud of gewicht, door te schatten of op basis van gegeven aanduidingen. u Oppervlakte –W addeneilanden van klein naar groot.
85
Leerlingenboek 7, blok 2
C 14 D
De waddeneilanden. De oppervlakte van elk eiland is weergegeven als vierkant. Bereken de oppervlakte van elk eiland. Gebruik je liniaal en rekenmachine. SCHIERMONNIKOOG Rond af op hele kilometers. AMELAND Nes
Schiermonnikoog
West-Terschelling TERSCHELLING
Oost-Vlieland VLIELAND
= 4 km
Te×el is 3,3 × 3,3 cm2 13,2 × 13,2 km2 = 174,24 km2 174 km2 Terschelling: 2,3 × 2,3 cm2 9,2 × 9,2 km2 = 84,64 km2 85 km2 Ameland: 1,7 × 1,7 cm2 6,8 × 6,8 km2 = 46,24 km2 46 km2 Vlieland: 1,5 × 1,5 cm2 6 × 6 km2 = 36 km2 Schiermonnikoog: 1,4 × 1,4 cm2 5,6 × 5,6 km2 = 31,36 km2 31 km2
De Koog Den Burg TEXEL
Schiermonnikoog
15 CD
16 CD
Ameland
Terschelling
Texel
Reken met een trapfiguur. Elke trede is 1 meter hoog en 1 meter breed. a Wat is de omtrek van deze figuur? 4 × 9 m = 36 m b Wat is de oppervlakte van de figuur? 81 m2 − (4 × 10) m2 = 41 m2. c Hoe heb je gerekend? Meer antwoorden.
Reken met breuken. 1 a Welke breuk ligt dichter bij 15 ? 12 of 10 ? b Kijk goed naar deze sommen. Wat valt je op? Noemers zijn opeenvolgende hele getallen; 1 1 1 noemer uitkomst is noemer × noemer. Dus is 15 − 16 = 30 ; 6 − 17 = 42 , enz. 1 1 1 1 1 1 1 1 1 − = − = − = 2 3 6 3 4 12 4 5 20 c Reken uit: 1 5
C 17 D
Vlieland
−
1 6
1 = 30
Bereken de kortste weg.
1 9
−
1 10
1 = 90
1 99
1 1 − 100 = 9900
les 25 oefenen
Domein Meten en meetkunde
blok 4
31
blok 3
99
67
B. Met elkaar in verband brengen
CD
4 Kijk naar de tijden. – Meetinstrumenten gebruiken 1 – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D 1-Fundament Functioneel gebruiken
les 12
2
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
C
1
Reken uit. Doe er 5 km bij. b 25 km 30 km 137 km 142 km Functioneel gebruiken 2500 km 2505 km
a3a
Doe er 12 km bij. 48 km 48,5 km 15,5 km 16 km 31,25 km 31,75km
4c Doe er 1 12 km bij.
bd
Halveer de prijs. € 27 € 13,50 € 15,40 € 7,70 € 6,12 € 3,06
9 km 10,5 km 8,5 km 10 km 42,8 km 44,3 km
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
u Inhoud a Haal je de trein naar Venlo? nee met gegeven inhouden in volgorde zetten van ‘minder inhoud’ naar ‘meer inhoud’. 2– Flesjes c.1. 2 min. teSlaat 2. 4 min. te vroeg bHoeveel Haalbetaal je de je? trein naar Groningen? ja upermarkt krijgdan je terug? – MeercHoeveel ofHoeveel minder 0,5 liter? Tw i j n4. s t r6 a amin. t te vroeg minuten ben je te vroeg of te laat? 3. 2 min. te laat
a
C
a
bd
17.07.09 20:00 0190 002 000007
Zet de klokken op volgorde van vroeg naar laat. 4, 3, 1, 2
Leerlingenboek 6, blok 4
5 CD
Hoeveel past erin? Je ziet: een kan, een beker, een kopje, een soeplepel, een een theelepel. 1 2 3 5 4
Melk Aardbeien Sinaasappels Appels Eieren eierdop, een
€ 1,00 € 3,20 € 2,81 € 2,24
€ 1,99 11,9 ,999 eetlepel en
T0taal:
€ 11,24
6
7
aa b
Wat krijg je terug van € 15? € 3,76. b De winkel rekent niet met munten van 1 en 2 cent. Hoeveel moet je betalen? € 11,25 c Wat kosten de eieren? € 1,99. d Wat betaal je als je 5% korting krijgt? € 10,70.
500 ml 250 ml 100 ml 50 ml Welk kaartje past bij welk voorwerp?
25 ml
3 CD
aa
Hoeveel wegen de pakjes?
10 ml
25 ml
100 ml
250 ml
10 ml
500 ml
50 ml
15 kg − 0,175 kg − 0,18 kg − c Zet ze op volgorde van licht naar zwaar. 0,25 g − 100
b d Wegen de pakjes samen meer of minder dan 1 kg? Meer dan 1 kg. Leerlingenboek 8, blok 3 4 CD
5 ml
b 5 eetlepels is 15 evenveel als 1 soeplepel 1 250 g 0,18 kg 0,25 g 0,175 kg 100 kg 4 kg 2 bekers is evenveel als … 1 kan/5 kopjes 2 eetlepels en 1 theelepel zijn evenveel als … 1 eierdop eierdopjes als … 10,25 kopje/2 soeplepels/10 eetlepels/20 theelepels weegtis hetevenveel lichtste pakje? g. a a 4Hoeveel cb Waarmee meet 650zwaar? ml af?14 Meer antwoorden. kg en 250 g. Welke 2 pakjes zijnjeeven
b 6 CD
5 ml
Maak er 1 liter van.
b a aWat is de inhoud van de flesjes? 2 × 500 ml = … 1l 4 × 250 ml = … 1l 5 × 200 ml = … 1l 0,5 l
even snel
aa LB6b_B4L21.indd 31
b
c 40 × 25 ml = 1 l … 100 … × 10 ml = 1 l 200 … × 5 ml = 1 l
10 × 100 … ml = 1 l 4 × 250 … ml = 1 l 8 × 125 … ml = 1 l
0,35 l
0,55 l
blz. 32 - 35 verder
300 ml
550 ml
blz. 36 - 39 plus
1 4
kg en 250 g.
bd
60 × 25 ml = 1,5 l … 30 × 50 ml = 1,5 l … 1… 20 × 12,5 ml = 1,5 l 0,3 l
blz. 40 - 43 computer
Welk 2 flesjes hebben de grootste inhoud? 0,55 l en 550 ml. b Welk 2 flesjes hebben de kleinste inhoud? 300 ml en 0,3 l. c Zet de flesjes op volgorde: van kleine inhoud naar grote inhoud. 300 ml en 0,3 l − 0,35 l − 0,5 l − 0,55 l en 550 ml. d Hoeveel liter zit er in alle flesjes samen? 2,55 l. werkschrift
blz. 26
computer
08-07-2010 13:26:19
Domein Meten en meetkunde a Verkocht: Over:
B. Met elkaar in verband brengen
b Verkocht: Over: 56..
1. 3.
2. 3.
CD
– Meetinstrumenten gebruiken 13 Kies uit × : + of –. – Structuur en samenhang tussen maateenheden × 8 = 40 5… – Verschillende representaties, 2D en 3D 60 : 12 = 5
c Verkocht: Over: 56..
1. 6.
100 …: 5 = 20 416 …: 4 = 104 20 … + 104 = 124
… 40 … + 5 = 45
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
14 Neem over en vul in. Wat moet je steeds doen? Functioneel gebruiken
× 7 = 112 16 … 8… × 10 = 80 112 … − 80 = 32
CD
a
2
5
6
30
37
221 376
Het verschil tussen hetuit. bovenste en het u Wat is meer van omvang/inhoud: 3 kg lood of 3 kg schuimplastic? Leg eens onderste getal wordt steeds 1 meer. u Gewicht 6 37 … 45 … 230 … 386 10 12 … – Leg op volgorde van licht naar zwaar: een pen, een ballon, een nietje, een spons. Waar let b Hoe Let op! is lastiger. je op? kun Deze je nagaan of het klopt. Het onderste getal – Wat is zwaarder: 1 liter melk of 1 dm3 lood? 2
44
103
512
87
205
6665 … 9999 1023 …
C 151 D C
5
les 12
26
3 6, blok 9 Leerlingenboek 1 51
Reken uit. wegen ze ongeveer? Hoeveel
2
aa
Doe er 5 km bij. 25 km 30 km 137 km 142 km 2500 km 2505 km
is 2 × het bovenste getal – 1.
blok 3
b Doe er 12 km bij. 48 km 48,5 km 15,5 km 16 km 31,25 km 31,75km
c Doe er 1 12 km bij. 9 km 10,5 km 8,5 km 10 km 42,8 km 44,3 km
20 … kg
70 … kg
4betaal kg je? Hoeveel … Hoeveel krijg je terug?
16 CD
3333 5000
Samen bespreken.
bd
20 … g
Supermarkt
Melk Aardbeien Sinaasappels Appels eenEieren ijsbeer?
T0taal:
€ 1,00 € 3,20 € 2,81 € 2,24 € 1,99 11,9 ,999 € 11,24
425 kg a Wat krijg14. je terug van € 15? € 3,76. a Ongeveer
17 CD
b De winkel rekent niet met munten van 1 en 2 cent. Hoeveel moet je betalen? € 11,25 c Wat kosten de eieren? € 1,99. d Wat de betaal je als je Maak reeksen af.5% korting krijgt? € 10,70.
3 CD
Hoeveel wegen de pakjes?
b Leerlingenboek 8, blok 3
Wat moet je steeds doen? a De regel is: + 3; + 6; + 2; + 5; + 1; + 4; + 0. 1 0,175 kg
4
10 15 100
kg
12 250 g
17
18 0,18 kg
b De regel is: + 5; − 1; + 5; − 1, enzovoort.
22
22 1 4
0,25 g
0 5 het lichtste 4 9 0,25 g.8 13 12 17 Hoeveel weegt pakje? b Welke 2 pakjes zijn even zwaar? 14 kg en 250 g. 15 kg − 0,175 kg − 0,18 kg − c Zet ze op volgorde van licht naar zwaar. 0,25 g − 100 d Wegen in de 1pakjes Tekenen lijn. samen meer of minder dan 1 kg? Meer dan 1 kg.
kg
aa
CD 18
b
99
Halveer de prijs. € 27 € 13,50 € 15,40 € 7,70 € 6,12 € 3,06
Tw i j n s t r a a t 17.07.09 20:00 0190 002 000007
Hoeveel kinderen wegen samen ongeveer evenveel als
68
d Bedenk nu zelf een opgave. Meer antwoorden.
1. 6.
1 4
kg en 250 g.
43
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Domein Meten en meetkunde
69
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
– Samenhang tussen (standaard) maten ook door terugrekenen, in complexere situaties en ook met decimale getallen ‘Is 1750 g meer of minder dan 1,7kg?’
Samenhang tussen veelvoorkomende maten zien en deze maten kunnen herleiden, ook zonder 18 Reken uit. steun vana een betekenisvolle situatie. Zowel herleidingen van kleinere maateenheden naar b c d grotere maateenheden van oppervlakteinhoudsmaten. 0,5 + 0,7 =én1,2ook herleidingen 1 − 0,3 = 0,7 1,6 en − 0,8 = 0,8 0,2 + 0,3 = 0,5 als omgekeerd u Lengtematen 0,4 + 0,6 = 1 0,8 + 0,3 = 1,1 10 − 0,5 = 9,5 3 − 1,7 = 1,3 + 6km; = 6,4 0,9cm; =3 3,4 − 2,5 = 0,9 1 − 0,7 = 0,3 van m 0,4 naar van dm naar2,1m+en + 0,8m= en 2,9 mm; van 1,4 + 2,9 = 4,3 4,3 − 0,9 = 3,4 1 − 0,07 = 0,93 van cm2,1naar mm naar cm en m 5– R ekenRond om.de getallen af op miljoenen.
35
CD
les 15 oefenen
CD a 19 CD Leerlingenboek 8, blok 3
a 1 298 736 b 2 555 317 Maak van000 de breuken kommagetallen. 1 000 3 000 000 b a
6 CD
CD 20 CD
1 2
a
0,5 Verander de maten. a Maak er meters van: 1 0,25= 1,34 4134 cm … m 245 cm = 2,45 … m 3 m 1300 cm = … 0,1 10 56 cm = 0,56 … m 4 10
0,4
Leerlingenboek 8, en blok 4 7 Schrijf over vul in.
1
1 4
3 101
2 4
2,5
3 5
1,3
Maak er metersgewicht van. a prijs 1 km = 1000 … m
b € 1,50 €…3 1 hm = 100 …m
1 2
km = 500 … m km = 3000 … m
1,5 km = 1500 m … lengte
2m 0,251 m hm = … 25 m
prijs
Hoeveel liter is het?
1 kg
2 kg
aa
De oppervlakte Rond afeen op hele euro’s. van a voetbalveld is: € 2,97
C 23 D
987 654 321 988 000 000
1 25
b
0,04
c Maak er liters van: 10 50 cl =25 0,5 l … 0,4 450 ml = 0,45 … l l 15 dl =1 1,5 … 0,02 50 1 … l 5 dl = 0,02 6 40
0,6
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Lengte Toetsschrift 7, blok 1 Toetsschrift 8, blok 3 Toetsschrift 8, blok 5 Oppervlakte Toetsschrift 7, blok 2 Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 8, blok 2 Toetsschrift 8, blok 5 Inhoud Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 4 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 8, blok 2 Toetsschrift 8,blok 5
0,15
4 kg €…6c
5 kg
6 kg
€…7,50
€…9
7 kg
d €…10,50 €…12 0,3 km = 300 … m
3,5 hm = 350 …m
50 cm = 0,5 … m
2,45 km = 2450 … m
0,1 hm = … 10 m
143 cm = 1,43 … m
€…0,60
€…1,20
b De hoogte van een tafel is ongeveer:
€ 11,49 €3 1. Minder dan 1 ha 1. € 2. 3,45Precies € 5,502. € 31 ha 3. 1,5 ha 3. 4. 2 ha 4. Rond af op 5 cent nauwkeurig.
€ 11 1,5 m 1,2 € 6m 0,7 m 0,45 m
0,03 km =
30 m …
3m 500 mm4=m0,5 … m5 m
61 m 4 km =
7 mm 250 …
€…1,80
€…3,60
€…2,40
€3
c 150
cl = 1,5 l … 0,3 dl = … 0,03 l
125
ml = … 0,125 l
5
cl = 0…,05 l
c De oppervlakte van deze bladzijde b is ongeveer: € 0,65 €1 1. 1 dm2 2 2. 6 dm € 0,99 €1 3. 0,6 m2 4. 120 cm2
d 1
bd
1 2 3 4 4 5 1 10
Gewicht Toetsschrift 7, blok 1
8 kg
3 dm = 0,3 … m
u Oppervlaktematen b a van km² 10 naar en 1 l m² 2,5 dl = 0,25 dl =ha kost … … l c Hoeveel 2 12 kg appels? € 3,75 van hadnaar en1 m² 100 clkm², = kost 1are l 12 75 cl = 0,75 l Hoeveel m snoer? € 7,50 … … b 2 van m² naar dm² en cm² 1000 ml = … 1l 350 ml = 0,35 … l van dm² naar m² en cm² 1 hl = 100 …lantwoord. 0,4 hl = 40… l 8– Herleid Kiesde hetoppervlaktematen. goede
CD 22 CD
d
0,5
b Maak er kilometers van: 3 1,251245 m = 1,245 0,75 4 … km 925 m = 0,925 … km 650 m = 0,65 1 … km 3,1 0,2 5 85 m = 0,085 … km
13 10
bd
c 6 900 148 7 000 000 c
103
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
aa
b 3
C 21 D
2
1 2
blok 3
Toetsen 1-Streef
€…4,20
8m €…4,80
dl = 0,15 … l dl = 0,075 … l l = 0,8 …
l
dl = 0,01 … l De inhoud van het lokaal is:
€ 1,39
€1 1. Minder dan 100 m3 3 2. 100 € 1,93 €m2 3. Meer dan 120 m3 4. 115 m3
10 000 cm
12 CD
10 000 mm
Reken uit. a Het Woordenboek der Nederlandse Taal heeft zo’n 44 000 bladzijden. Stel je voor: vanaf je twintigste lees je elke dag 2 bladzijden. Hoe oud ben je dan als je het woordenboek uit hebt? 80 jaar b India is 3 287 782 km2 en Nederland ongeveer 42 000 km2. Hoeveel keer is India groter? 78 keer zo groot
Domein Meten en meetkunde 13 CD B. Met elkaar in verband brengen
Reken handig. Kijk goed naar de getallen. b a 42 + 67 + 58 = 167 108 − 99 = 9
– Meetinstrumenten gebruiken 365 − 199 = 166 – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D 459 − 298 = 161
C
1-Streef
1
1 3
32
31 + 45 + 69 = 145
7 × 25 × 4 = 700
× 4 × 16 =
32
456 + 44 + 39 = 539
9 × 50 × 2 = 900
0,3 × 6 × 10 =
18
Reken uit. 698 − 399 = 299 123 + 146 + 177 = 446 Je mag je rekenmachine gebruiken.
10 × 8 × 10 = 800
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
C 14 D
bedrag 50% 25% Reken uit. in euro’s b a 6 a 24 12 = 12 … 3×4 7×2 = 14 b7 × 0,2 30 gebruiken 7,50 = 1,4 3 ×15 Functioneel … …0,4 = 1,2 7 × 0,25 = 1,75 3 × 0,44 = 1,32 c 7,20 3,60 1,80 … 7 × 0,125 = 0,875 3 ×…0,445 = 1,335
Leerlingenboek 4 m 7, blok 2 b d 15,95
15 2 2 CCD
blok 4=
d 12 × 8 ×
3 × 6 × 5 = 90
1 2
a
Functioneel gebruiken
les 19
c
7,98 …
3,99 …
75%
10%
6%
1,60 …
23
30,8 × 13 × 100 = 40 040
c 18 2,40 1,44 … 9 × 25 … = 225 … 22,50 3 = 22,5 … 1,80 9 × 2,5 … … 9 × 0,25 = 2,25 5,40 0,72 0,43 … … … 9 × 0,025 = 0,225 11,96 …
70
0,96 …
19%
81%
d 4,56 19,44 2 ×…375bespreken. =… 750 Samen 5,7037,5 … 24,30 2 ×… = 75 2 × 3,75 = 7,5 1,37 … …5,83 2 × 0,375 = 0,75 3,03 …
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
12,92 …,
Welke om. maat hoort erbij? Reken 2 2zit2 erin? 2 2 suiker 2of vet =cm100 1 mkm = 2 100 c 1 km2 = 1 000 aHoeveel 1 uit: dm Kies m b ha … cmdm … dm2 … 000 m2 a 0,5 dm2 = … c 0,5 km2 = 500 b 40 50 cm2 m2 = 4000 dm2 … … 000 m2 2 2 2 het boomblad is 13 cm a 2De dm oppervlakte van = 200 4,5 m…2 = 450 2 km2 = 2 000 … cm … dm2 … 000 m2 2 is 9 ha 2 b 4,3 Hetdm bos groot. = 430 0,45 m2 = … 45 dm2 2,5 km2 = 2 500 ……cm … 000 m2 cinhoud De oppervlakte van Nederlandinhoud is ongeveer 250 g 350 g 42 000 km inhoud: 40 g …2 g suikers per 100 van 72,7 gisvet 33 g vet per 100 gram g het schoolplein m d45 De oppervlakte 1250 m …2 Leerlingenboek 8, hoort blok erbij? 4van mijn handpalm is ongeveer 1 dm e Demaat oppervlakte …2 3 Welke Hoeveel Hoeveel procent vet zit er in Hoeveel gram vet zit er in het Kies uit:procent suiker zit er 45% 20,77% 2 in de jam? de mayonaise? zakje chips? 213,2 g 800 m2 1 cm2 0,86 dm2 64 m 444 km 6 dm2 16 Reken uit. b c d a 3 Beantwoord 100vragen. m2 00 cm2 1 dm2 = 1… 100 ha = 1… km2 100 a = …1 ha 1 a = de … 1l 2 15 a = 1… 500 m2 0,5 dm2 = … 50 cm2 10 ha = Curaçao 0,1 00 ca 1 a = 1… … km 2 2 2 2 1 ha = 10 … 000 m 3,5 dm = 3… 50 cm 1 ha = 0,01 50 a 0,5 ha = … … km 0,5 ha = 5… 000 m2 35 dm2 = 35… 00 cm2 1000 ha = 1… 0 km2 25 a 0,25 ha = …
a
b
C
CD
C
u Inhoudsmaten rekenboek 6 dm2; klaslokaal 64 m2, vingertop 1 cm2; eiland 444 km2; plein 800 m2; hand 0,86 dm2 van dl naar l en cl; van cl naar 1 l l en ml 1l 3 g vet cl peren 100l ml 0,5 g vet per 100 ml 11 g suikers per 100 ml van ml naar werkschrift blz. 58 en 59 computer LB8b_B4Les.indd 05-07-2010 van l 38naar dm³ en m³; vanblz. m³ 21 naar dm³ en l maatschrift Hoeveel zit er in is ....... b Hoeveel – In dea afles zit 1,5gram litervet cola, dat ml. gram vet zit er in b c Het pak appelsap is nog het volle pak yoghurt? een vol pak karnemelk? voor een kwart gevuld. – Reken om. LB7a_B2L21.indd Sec1:70
Hoeveel procent is dat? 30 g − 3%
Leerlingenboek 8, blok 4
4 CD
Hoeveel procent is dat? 5 g − 0,5%
Reken om.
aa
b 1
dl = 100 … ml
c 0,33 l = 330 … ml
0,5 l = 500 … ml
15
cl = 150 … ml
1 3
l = 333 … ml
25 ml = 0,25 dl …
1 4
l = 250 … ml
25 ml 0,25 dl = …
3 5
l = 600 … ml
l 750 ml = 0,75 …
1 8
l = 125 … ml
67 ml 6,7 cl = …
50 ml 0,05 l = …
l 185 cl = 1,85 …
werkschrift
blz. 39
21-12-2010 11:12:02
bd
l = 1000 … ml
1
LB8b_B4L16.indd 23
Hoeveel gram suiker zit er nog in? 27,5 g
17:41:44
0,2
l = 20
cl …
computer
22-12-2010 09:23:24
C 19 D
Maak van de breuken kommagetallen. b a
0,5 Domein Meten en meetkunde 1 2
B. Met elkaar in verband brengen
Functioneel gebruiken
1 4
c
d
2,5
2 4
0,5
1 25
0,04
1,25
3 4
0,75
10 25
0,4
1 4
0,25
1
1
0,1
3 101
3,1
1 5
0,2
1 50
0,02
0,4
13 10
1,3
3 5
0,6
6 40
0,15
– Meetinstrumenten gebruiken 10 – Structuur en samenhang tussen maateenheden 4 – Verschillende representaties, 2D en 3D 10
1-Streef
2
1 2
71
Toelichting en voorbeelden les 3 bij 1-Streef
C 204 D
blok 1
Maak er meters van. a 1 km = 1000 … m
b 1
km = 500 1000 kilogram … ism1 ton. 2
3,5 hm = 350 …m
3
km = 3000 … m
0,1 hm = … 10 m
Om te onthouden: c d 1 ton = 1000 kg 3 dm = 0,3 m 0,3 km = 300 … … m 1 of 0,5 ton = 500 50 cm =2 0,5 2,45kgkm = 2450 … m … m 1 of 0,1 143 cm =101,43 m ton = 100 0,03kgkm = 30 m
1,5 km = 1500 … m
0,25 hm = … 25 m
500 mm = 0,5 … m
Hoeveel liter is het? a 1l 10 dl = …
b
c 150
hm = 100 …m
Functioneel gebruiken 1
C
1
Leerlingenboek 8, blok 4
21 CD
1l … 1000 ml = … 1l
…
2,5 dl = 0…,25 l 0,75 l 75 cl = …
100 cl =
350
ml = … 0,35 l 0 l 0,4 hl = 4…
0l 1 hl = 10…
cl = 1…,5
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
…
1 4
d 1
l
1 2 3 4 4 5 1 10
0,03 l 0,3 dl = … 125
ml = 0…,125 l
5
0,05 l cl = …
km = 250 … m
dl = 0,15 … l dl = 0,075 … l l = 0,8 …
l
dl = 0,01 … l
32 829 kg 21 987 kg Rond af opeur hele euro’s. De chauff weegt zijn vrachtauto 2 keer. b Hoeveel ton heeft hij ongeveer geladen? a weegt 1 keer met lading en 1 keer zonder lading. Hij van g naar kg; van ton naar kg Hoe reken je? 21 en 987omgekeerd ton) € 2,97 € 0,65 € 1,39 € 332 829 kg€ −11,49 €kg11= 10 842 kg (=11 €1 €1
C 22 D u Gewicht
van g naar mg en omgekeerd – De auto weegt €23gewicht ton, hoeveel kg is dat?leeggewicht € 0,99 € 3,45 € 5,50 product met lading € 6 – Is 1750 g meer of minder dan 1,7 kg? 30 300 kg – Wat istarwe zwaarder?45 700 kg
C 23 D
Rond af op 5 cent nauwkeurig. 12 890 kg ahaver
Leerlingenboek 7, blok 1 € 4,52 € 4,50
C
2
LB8b_B4Les.indd 35
€ 4,48
Kilogrammen en tonnen.€ 4,46 € 4,44 € 4,45 Reken uit. a 2000 kg = … 2 ton 17 000 kg = …17 ton 54 000 kg = …54 ton
C
100 000 kg = … 100 ton
3
2790 kg b
15 … 400 kg
€ 4,50
€8
€ 4,45
€ 0,80
€ 0,80
500 kg =
15 … ton
10 … 100 kg € 8,02
b
€ 1,93 2 tonnen lading in €hele
€ 1 in kg lading
1 …2
ton
10 … ton € 2,08
€ 2,10
€ 0,08
kwismeester
€ 0,10 4 ton = 4… 000 kg
c
1 12 ton … 5 12 ton …
59 ton = 59 … 000 kg
1 10 500 kg = 10 … 2 ton
150 ton = 150 000 … kg
1500 kg = 5500 kg =
3 12 ton =
3… 500 kg
Zet van licht naar zwaar. Rond de kilogrammen af op halve tonnen. vervoermiddel auto vrachtschip jumbojet touringcar ambulance tram caravan
gewicht
afgerond in tonnen
1512 kg
…1
17 200 ton
1 2
ton
…17
ton
359 178 kg
359 …
ton
17 889 kg
…18
ton
3295 kg
…3
1 2
49 644 kg
…49
1 2
ton
…
1 2
ton
516 kg
ton
05-07-2010 17:41:39
Domein Meten en meetkunde
72
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
les 4 Functioneel gebruiken
blok 1
Functioneel gebruiken
C
1
5
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Dierenwereld.
zeeleeuw 900 kg
walrus 1500 kg
blauwe vinvis 130 000 kg
potvis 53 000 kg
giraffe 1200 kg
neushoorn 2500 kg = 2,5
tijger 350 kg
bruine beer 700 kg
ton
olifant 5000 kg
aa b b – Samengestelde grootheden gebruiken en interpreteren, zoals km/u
Zet de dieren op volgorde, van klein naar groot. Tijger, bruine beer, zeeleeuw, giraffe, walrus, neushoorn, olifant, potvis, blauwe vinvis. b Maak er hele en halve tonnen van. Soms moet je afronden. 12 ton; 12 ton; 1 ton; 1 ton; 1 12 ton; 2 12 ton; c Hoeveel ton is het bij elkaar? 195 ton 5 ton; 53 ton; 130 ton. d Is dat meer of minder dan 20 000 kilo? meer
41
CD
Kunnen gebruiken eneninterpreteren vanwinkel? samengestelde grootheden: 26 Kilogrammen tonnen. Hoeveel buggy’s zijn er in de Hoeveel kilogram de lading?met 4 wielen – snelheid: afstand enverkoopt tijdweegt buggy’s buggy’s Een winkel 39 35 31 27 23 19 15 ton is dat ongeveer? – prijs perHoeveel gewichtseenheid, per lengte-eenheid, per inhoudseenheid, per 3 wielen enstuk, metper 3 wielen. oppervlakte-eenheid, Samen zijn er per 125tijdseenheid wielen in de winkel. buggy’s 2 inper 5 uur? 8 11 ongeveer 14 17 20 product met lading leeggewicht lading kilogram in tonnen Hoeveel buggy’s zijnWat er van elk?zijn gemiddelde u Bart fietst 1,5 km in 5gewicht min. is dan snelheid 4 wielen Kun haver je verschillende mogelijkheden vinden? u Een wandelaar wandelt 5 km/uur. Hoe lang doet hij over een wandelroute van 17,5 km? 17 000 kg 3000 kg 14 000 kg 14 ton
a a maak een tabel. Tip:
b tarwe leerlingenboek 6, blok 39 1 750 kg
7 CD 3 CD
bc
rogge
24 350 kg
40 660 kg
25 720 kg
… totaal… aantal15 400 125kg 125 125 12515 1125 125 125 … … 2 ton wielen 14 … 940 kg
gerst 38 680 kg 23 170 kg 15 … 510 kg De b d avondvierdaagse. De kinderen uit groep 6 lopen 10 km. De kinderen uit groep 8 lopen 15 km. Beide groepen starten om 17.00 uur. Welke buurgetallen horen erbij? De kinderen uit groep 6 lopen ongeveer 3 km per uur. 4 km per uur. a kinderen uit groep 8 ongeveer b aDe bc Wat kun je allemaal uitrekenen?
15 …
ton
1 15 …2
ton
24 999 25 000 1020.20 000 uur, 10 groep 001 8 20.45 999 de kinderen 1000 binnen?9999 Hoe998 laat komen (groep 6: uur) Hoe lang lopen ze over de tocht? (groep 6 ongeveer 3 uur en 20 minuten, groep 8 10groep 000 komt 10 001 002 999 3 uur 1000 1001 20 200 20 201 ongeveer en 45 minuten)Welke eerder10binnen? (groep 6) 1999
2000
2001
10 100
10 101
10 102
34 998
34 999
25 001 20 202 35 000
Toetsschrift 6, blok 5 Toetsschrift 7, blok 4 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 7, blok 6 Toetsschrift 8, blok 2 Toetsschrift 8, blok 5
57 500 + 2500 … = 60 000 29 100 + 90…0 = 30 000 62 150 + 7850 … = 70 000 79 950 + 50 … = 80 000
378 000 + 22 000 … = 400 000 250 000 + 50 0…00 = 300 000 254 000 + 46 000 … = 300 000 792 000 + 8000 … = 800 000
254 300 + 45 700 … = 300 000 592 100 + 79…00 = 600 000 837 900 + 62 100 … = 900 000 209 100 + 90 900 … = 300 000
les 9
blok 4
1 euro = Zwitserse frank
1 Hoeveel moeten zij betalen en hoeveel krijgen zij terug? Domein Meten en CC meetkunde 2 Hoeveel briefjes?
aankoop 1,2740
11
verkoop 1,4820
73
Bram en Kim gaan op wintersportvakantie naar Zwitserland.
Hoeveel briefjes van € 500 gaan er in b Hoeveel van die briefjes gaan er in a aZe kopen in Nederland voor € 800 Zwitserse franken. B. Met elkaar in verband brengen
€ 10 000? 20 € 100 000? 200; 500; 1000; 10 000 Hoeveel briefjes van € 200? 50 c Hoeveel van die briefjes gaan er in een a Hoeveel franken krijgen ze voor € 100? € 127,40 Hoeveel briefjes van € 100? 100 miljoen? 2000; 5000; 10 000; 100 000 – Meetinstrumenten gebruiken b Hoeveel franken krijgen ze voor € 800? € 1019,20 Hoeveel briefjes van € 10? 1000 – Structuur en samenhang tussen maateenheden
b
a
– Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Streef Functioneel gebruiken
Na hun vakantie hebben ze nog geld over. Dit wisselen ze weer om bij de bank. c Hoeveel euro krijgen ze terug voor 100 franken? € 67,48 Kijk goed naar deze kommagetallen. d Hoeveel euro krijgen ze terug voor 175 franken? € 118,08 Welk kommagetal ligt het dichtst bij 10?1-Streef Toelichting en voorbeelden bij
CD 3
C
b
b a aHoeveel euro moet je betalen voor Noorse kronen? 9,00 of 10,50 0,5 of 20,00 a Hoeveel Noorse kronen krijg je voor € 100? 697,17 kronen. a Functioneel gebruiken 5,50 of 15,50 9,58 of 10,5
2
1 euro = aankoop c Vul aan tot 10. Noorse kroon 6,9717
b
0,39 9,61 2,07 7,93 0,41 9,59 8,92 1,08
b En voor € 250? 1742,93 kronen. 8,80 of 10,30 8,99 of 10,99 c En voor € 555? 3869,29 kronen. 7,10 of 12,80 7,4 of 12,55 d Hoeveel euro krijg je terug voor 650 Noorse kronen? 75,19 euro. Leerlingenboek 7, blok 4
b
43 CD CD
Hoeveel kilometer per uur rijdt meneer Van Rooy? Reken uit. Hij woont in Apeldoorn en werkt in Den Bosch. Kies het goede antwoord. 9 a ’s Morgens doet hij er 2 uur over. € 89 Hoeveel kilometer per uur rijdt hij gemiddeld?
a
€ 698 afstand
aa
b
4 CD
a
tijd
u Bereken ×de1 =snelheden. 1 2
1. 2.
×6= 3
Leerlingenboek 8, blok 4
5 CD
a
945 km € 39 …
2 uur
1 uur
1 4
1. 8.
1 2
×
1 2
×8 =4
=
1 2
osch
×
=
1. 10 .
1 1 1. 2 × 6 = 12 . werkschrift
Bereken de snelheden in km/u. Je kunt een verhoudingstabel gebruiken. a fietser: 4 km in 1 kwartier 16 km/u b wandelaar: 600 m in 10 minuten 3,6 km/u c vliegtuig: 205 m in 1 seconde 738 km/u
Functioneel gebruiken
90 km
bc
Reken uit wat je precies voorApeldoorn de fiets moet betalen. € 568,10
Arnhem
90 km Nijmegen
b
Den Bosch e 1. 2.
1 1 2
:
1 2
=2
:
1 2
=3
1 : 3=
1. 3.
1
2 : 32 4= blz.
1. 2.
2 computer : 12 = 4
b
18-06-2010 09:11:39
d bromfiets: 100 m in 10 seconden 36 km/u e auto: 100 m in 5 seconden 72 km/u f wielrenner: 475 m in 45 seconden 38 km/u
werkschrift
LB8b_B4L06.indd 11
Functioneel gebruiken
€ 598
korting 5%
1 5
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Den B
De familie Overeem wil b Hoeveel korting krijg je deze meubels kopen. ongeveer? b ’s Middags doet hij er 1 12 uur over. Hoeveel kilometer per Hoeveel moeten ze uur rijdt hij gemiddeld? 1. € 30 ongeveer betalen? 2. € 120 90 km 60 km € 25 … 3. 1.afstand € 1900 2.tijd € 2000 4. 1 1 2 uur 1 uur € 570 3. € 1700 4. € 1800 c Op woensdag staat hij in de file, waardoor de reis 2 uur en een kwartier duurt. Reken uit. Wat is dan zijn gemiddelde snelheid geweest? a b c d 1 40 km per uur 1 1 1. 1 1 1. 1 : 2= 2 × 2 = 1 2 × 2 = 4. 2 × 3 = 6. 1 2
LB7b_B4L01.indd 3
90 km
Toetsen 1-Streef verkoop 8,6443
blz. 35
computer
05-07-2010 17:01:06
Domein Meten en meetkunde
74
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
u Telefoneren naar België kost € 0,12 per minuut. Hoeveel kost een telefoongesprek van 3 minuten?
les 15 oefenen
blok 5
Leerlingenboek 7, blok 5
5 CD
Hoeveel kosten de telefoongesprekken? b
aa
Hoeveel kosten deze gesprekken? van 13 minuten € 1,82 van 19 minuten € 2,66 van 23 minuten € 3,22
6 CD
bc
23 c per minuut.
14 c per minuut.
61
Hoeveel kosten deze gesprekken? van 12 minuten € 2,76 van 26 minuten € 5,98 van 33 minuten € 7,59
Reken met geld.
24 c per minuut. Hoeveel kosten deze gesprekken? van 6 min. 30 sec. € 1,56 van 13 min. 20 sec. € 3,20 van 28 min. 10 sec. € 6,76
les 22
u Op deasticker van de kaas staat dat de prijs € 6,99/kg is. Wat kost 2 kg kaas? Kim krijgt € 2,50 zakgeld per week. Ze spaart voor een dvd. Deze
a
kost € 16,99. Leerlingenboek 7, weken blok 5moet ze sparen voordat ze deze dvd kan kopen? 7 Hoeveel b Janine krijgt € 1,50 zakgeld per week. Zij spaart voor een armband die € moet 23,50jekost. Na hoeveel weken kan ze die kopen? 16 1 Hoeveel betalen? c Bram krijgt € 1,75 zakgeld per week. Hij spaart voor een diegehakt € 149 kost. Moet hij korter of langer dan een a spelcomputer Hoeveel kost het per kg? € 4,19 sparen? Nadithoeveel weken kan diebijna spelcomputer kopen? b jaar Hoeveel weegt pakje gehakt? Kieshijuit: 100 g; bijna langer; 86. 9 kg. bijna 1 kg 1 kg; bijna
C
b
a a
7 CD
b
c Hoeveel moet je betalen voor 100 g? En voor 500 g? € 0,42; € 2,10 d Dit gehakt komt in de reclame. Er gaat 10% van de prijs af. Hoeveel helemoet euro’s ongeveer terug? € 3,74 Hoeveel je krijg dan je betalen? a c e Wat wordt dan de prijs per kg?b€ 3,77
ab
€ 0,98 € 1,99 € 3,85
C
€ € € € €
1,48 2,99 3,49 5,98 0,99
b
blok 5
69
Versmarkt Amersfoort Rundergehakt verkoopdatum:
789993 630393 gewicht kg
prijs €/kg
25-02-2010 totaalprijs €
0,991 € 4,19 € 4,15 € 22,89 € 0,98 € 4,99 € 7,99 € 1,48 wedstrijd met een gemiddelde € 5,55 c
Reken om. u 2 Wat betekent het eigenlijk als de wielrenner zegt: Ik reed de b a a per uur. b van 422 km 000 g 2 kg + 3… 00 g 1 kg + 5… 00 g kg = 2… 1,500 kg = … 2,3 kg = … Denk je wielrenner met dat 6,5 gemiddelde harder reed dankgeen 6 kgsoms + 500 1 auto kg + mag 50 g rijden 0,5dat kg =de 500 kg = … 1,050 =… … g … … g binnen2,5 dekgbebouwde 6 uit. kg + 450 1 kg + …5 g = 2500 6,45 kg Leg =… 1,005 kg = … … g kom (50 km/uur)? … g
C3 D 8 CD
Je metgeen briefje van 300 1,3betaalt kg = 1… € 10. € 3
Je betaalt briefje van 6met kgeen + 50 6,05 kg = … … g € 20. € 5
Je betaalt een 0 kg + 1briefje 05 g van 0,105 kg = met … … € 50. € 6
a
Beantwoord de vragen.
Hoeveel procent is ‘overig’? 25% a aReken met breuken.
a ab
Waarvoor zou de auto bij ‘overig’ bijvoorbeeld gebruikt Julian een werk, fietstocht 48bedrijfswagen km. Op 23 van de route zoalsvan taxi; kunnenmaakt worden? rust hij even. Hoeveel kilometer moet c Welke kleur hoort bij ‘winkelen’? geel hij daarna nog 16 km kunnen bij ‘visite’ en ‘werk’ etsen?kleuren d fiWelke
visite 24% ontspanning 16% van en naar het werk 24% winkelen 11% overig
ab
Hoeveel tegels passen er in de breedte? 12 c Hoeveel tegels zijn er nodig? 132 120 cm d De vloertegels worden verkocht in dozen van 10 stuks. Hoeveel dozen zijn er nodig? 14 dozen (anders heb je 2 tegels tekort) e 1 doos tegels kost 40 euro. Losse tegels neemt 220 cm de winkel terug. Wat kost de tegelvloer? € 528
b
Domein Meten en meetkunde 22 blok 1
les 18
75
10 cm
B. Met elkaar in verband brengen
20 cm
C
Reken uit. – Meetinstrumenten gebruiken 12 Hoeveel zit erin? Samen bespreken. Doe het zo. 6 × 12 = 6 × 10 + 6 × 2 dus 60 + 12 = 72 – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D 8 × 20 cl b c 4 × 12 = 48 18 × 7 = 126 5 × 17 = 85 Toelichting 6 × 13 =en 78 voorbeelden 23 × 3 = bij 69 1-Streef 7 × 13 = 91 5 × 15 = 75 16 × 4 = 64 6 × 21 = 126 500 ml 3 × 14 = 42 12 × 8 = 96 4 × 24 = 96
aa
1-Streef Functioneel gebruiken – Kiezen van de juiste maateenheid bij een situatie of berekening
bd
Functioneel gebruiken
8 × 17 = 136 16 × 9 = 144 23 × 8 = 184 7 × 46 = 322
C
3
Reken uit.
Kiezen van de juiste maateenheid bij een situatie of berekening. a d b c Met welke maateenheid druk je de lengte uit van: een fietstocht, een paperclip, een baby, 21 : 3 = 7 83 : 3 = 27 r 2 57 : 8 = 7 res t 1 72 : 4 = 18 de woonkamer? 67 : 7 = 9 r 4 32 : 4 = 8 92 : 8 = 11 r 4 84 : 6 = 14 u Welke maat hoort erbij?
a
b
84 : 9 = 9 r 3 40 : 3 = 13 r 1
60 : 5 = 12 78 : 6 = 13
Leerlingenboek 6, blok 1
4 CD
Welke maat hoort erbij? 1 2
95 : 5 = 19 84 : 7 = 12
87 : 4 = 21 r 3 167 : 5 500 = 33 ml r 2
3
4
0,7 l
Soeppan met glazen deksel. Inhoud 8 liter.
423 cm …
C
2
824 cm …
150 l
Kies de goede maat: cm, dm of m. volwassen man ongeveer? 1 m 75 tot 2 m c 1 lHoe hoog is een vuurtoren ongeveer? 100 30 cl tot 60 m = 10 1000 … dl … … ml d Hoe hoog is het huis op plaatje 4 ongeveer? 10 cl 10 tot 15 m 100 ml 1 dl = b Hoe dl, lang een Hoeveel cl enisml?
… 1 cl =
Leerlingenboek 8, blok 1
C
60 dm …
aa b
3
15 m …
werkschrift
… …10 ml
blz. 11
computer
Welke maten horen erbij? Kies uit l, dl, cl, ml. a Ik heb 45 … l benzine getankt. b In dit blik zit 80 cl … soep. c Het medicijnflesje bevat 25 ml … neusdruppels. d Een halve liter slagroom is 5 dl. … e Het blikje bevat 0,3 … l frisdrank. f Potgrond wordt verkocht in zakken van 10 tot 50 … l. g Een plastic citroen bevat 100 ml … citroensap. h Een fles afwasmiddel bevat 75 cl. … werkschrift
blz. 9
maatschrift
blz. 22 en 23
computer
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
les 17
Domein Meten en C meetkunde 1 Met welke weegschaal weeg je? 1 max. 100 g
B. Met elkaar in verband brengen
blok 4
21 76
2 max. 1 kg
3 max. 10 kg
4 max. 5 kg
– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
aa
Wat kun je met de brievenweger wegen? Bol wol, muisje en brief.
u De oppervlakte van een stad wordt uitgedrukt in ... b Wat kun je wegen met de tweede weegschaal? Als a, plus de suiker. Kies uit: km2 , m2 , cm2 c Welke dingen weeg je met de derde weegschaal? Konijn, kattenvoer en spijkers. u Na een zwaar dieet is mevrouw van Os 12 …. afgevallen. Vul de juiste maateenheid in.
a
d Wat kun je misschien niet met de digitale weegschaal wegen? Konijn en spijkers.
b e Wat weeg je met de digitale weegschaal? Bol wol, muisje, kattenvoer, suiker en brief. Leerlingenboek 6, blok 4
C
2
Met welke maat meet je?
aa
kanarie kind auto pot jam
3 CD
bc
b
Kies uit kg of g. 12 g… 35 kg … 1200 kg … 450 g…
Kies uit km, m, cm of mm.
Kies uit l, dl of cl.
Amsterdam-Parijs 500 km … spijkertje 15 mm … pen 15 cm … woonkamer 850 cm …
benzinetank 60 l… beker slagroom 25 cl … fles limonadesiroop 7 dl … flesje koffiemelk 50 cl …
Bouw zelf. Je krijgt 3 bouwplaten. Maak daarvan een kegel en een cilinder en een piramide. a Hoe hoog is de kegel? 8 cm Hoeveel hoekpunten heeft een kegel? 1 hoekpunt b Hoe hoog is de cilinder? 10 cm Hoeveel hoekpunten heeft een cilinder? 0 hoekpunten c Hoe hoog is de piramide? 6,5 cm Hoeveel hoekpunten heeft een piramide? 5 hoekpunten
werkschrift
LB6b_B4L16.indd 21
blz. 38
computer
09-07-2010 09:41:49
Domein Meten en meetkunde
77
les 17
B. Met elkaar in verband brengen
blok 5
– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden 1 Hoeveel planken passen er in de kamers? – Verschillende representaties, 2D en 3D a 80 b 70
C
1-Fundament
a
63
vloerplank lengte 2,50 m breedte 120 mm
1 cm = 1 m Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
1,20 m 5m
Weten waarom
Weten waarom
– (Lengte)maten en geld in verband brengen met decimale getallen: – 1,65 m is 1 meter en 65 centimeter – € 1,65 is 1 euro en 65 eurocent
Inzicht hebben in de waarde van de cijfers in eenvoudige meetgetallen met een komma, en op basis van die waarde kunnen omzetten in een andere maat. u Lengte Afstanden in meters en4,80 centimeters. m 7,50 m
bc
2,40 m
Wat kosten beide vloeren als 10 planken € 35 kosten? € 280 en € 245
Leerlingenboek 6, blok 5
C
2
Splits de maten en zet ze in een schema.
aa
C
1
cm
b
mm
m
Reken om. cm +maat. 5…mm 1,85 m 1,5 cm = …1andere Schrijf in een 12,4 cm = 12 cm + 4 mm 21,12 m a b 8,9 = cm 8 cm + 9 mm 10 70 1 dmcm = … 7 dm =14,68 … cmm 60 cmcm + 6 mm 80 6 dmcm = … 8 dm =62,04 32,6 = 32 … cmm 90 cm 9 dm = … 3 dm = 30 … cm 10 dm = 100 5 dm = 50 … cm … cm
a
Leerlingenboek 7, blok 1
3 CD C2
les 22 dm
blok 1
bc
cm
m
dm
27
cm
= 1 m + 8 dm + 5 cm 10,02 m = 10 m + 0 dm + 2 cm = 21 m c+ 1 dm + 2 cm 425,42 b d m = 425 m + 4 dm + 2 cm m == 1600 m + 0 dm + 0 cm = 14 m 0,1 + 6mdm 8 cm 600,00 1+dm 10 cm =… … dm 4+dm =… 15 cm m == 1,5 228 m + 4 dm + 0 cm = 62 m 0,4 + 0mdm 4 cm 228,40 … dm 8 dm 0,8 m = … 23 cm = 2,3 … dm 9 dm 0,9 m = … 84 cm = 8,4 … dm
Pak dit pakket goed in. Dat doe je zoals op het plaatje.
Reken om. Schrijf als kommagetal. a Heb je genoeg aan 6 m touw? b c a eerst uit. 1 m 15 cm = 1,15 m dm = 0,3precies m 26 Schat cm = 0,26 m en reken3daarna b54 Heb je genoeg aan 5 m touw? 7 dm = 0,7 3 m 20 cm = 3,20 cm = 0,54 …m …m …m c32 Als hoeveel 0,32 m 2 x zo hoog cm =het 5 dmis, = 0,5 6 m 95 cm = 6,95 …pak …m …m meer je dan m touw heb m 41 meter cm = 0,41 10 dm = 1,0 5 m 20 cm = 5,20 … …nodig? …m
a b
d 34 cm = 81 cm = 66 cm = 43 cm =
25 cm
3,4 dm 8,1 … dm 6,6 … dm 50 cm 4,3 … dm
75 cm
3– Piet wil de 2omtrek touw van cm 50 cm. Hij meet 2,5 a Ja, × 75 + van 4 × een 50 +boom 6 × 25meten = 150 met + 200een + 150 = 500 =5m CD b Nee, dan je geen leggen. touwlengtes. Hoekun groot is de knoopje omtrek van de boom in meters? En in centimeters? Postzegels kopen.
Linde koopt 26 vel postzegels. 3 Manja 8 vel postzegels. c kilometerteller 6 × 25 cm = 150 cm als =1,5 m kooptafstand – Op de staat afgelegde 14,51. Hoeveel is de 1 waard? Hoeveel 4 vel postzegels. Niels koopt 12
kilometer en hoeveel meter heeft de fietser afgelegd?
aa b
Hoeveel postzegels kopen zij? Linde 8; Manja 9 en Niels 8. b Hoeveel moet iedereen betalen? Linde € 3,52. Manja € 3,96. blz. 48 computer Nielswerkschrift € 3,52. c Kunnen de postzegels van Linde, Manja en Niels samen uit 1 vel? Nee, 1 zegel tekort.
LB6b_B5L16.indd 63
4 CD
21-12-2010 11:58:23
Reken uit.
aa
1 2 1
bc
b van € 3,00 = € 1,50
1 2 1
van € 3,50 = € 1,75
3 4 2
van 6 kg = 4 12 kg 1
Lengte Toetsschrift 6, blok 1 Toetsschrift 6, blok 2 Toetsschrift 6, blok 4 Toetsschrift 6, blok 5 Toetsschrift 6, blok 6 Toetsschrift 7,blok 1 Inhoud Toetsschrift 7, blok 2 Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 5 Gewicht Toetsschrift 6, blok 2 Toetsschrift 7, blok 1 Geld Toetsschrift 6, blok 1 Toetsschrift 6, blok 3
C
2
Meet en reken. Meet met je liniaal de lengte en de breedte van deze plattegrond. Hoe groot is het weiland in het echt? 180 meter lang, 120 meter breed b De boer maakt een hek om het weiland. Hoeveel meter hek heeft hij B. Met elkaar in verband brengennodig? 600 meter boer heeft een grasmaaier van b cWatDe 1 betekenen de getallen? Samen bespreken. 120 cm breed. Hoeveel banen moet – Meetinstrumenten gebruiken hij maaien? 100 banen of 150 banen,maak kans op – Structuur en samenhang tussen maateenheden € 1000,00 afhankelijk van de richting. – Verschillende representaties, 2D en 3D aan tuinartikelen
aa
les 18
Domein Meten en meetkunde 22 blok 1
78
C
1 cm = 20 m 2 bossen rozen voor 5.00
C
1-Fundament
3 Teken en reken uit. Toelichting bij Ze 1-Streef Rosa’s en tafelvoorbeelden is 140 cm bij 70 cm. legt er een tafelkleed van 200 cm bij 120 cm
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
overheen. langer dan de tafel? 60 cm a a Hoeveel is het kleed 2 ro en van Hoeveel is het kleed dan de tafel? 50 cm € 1,1llbreder 8v Wetenbwaarom Hoe ver hangt het 25 cm en 30 cm€ 1,29 € kleed 0,99oorover depetafel? van band. r stu 0,89 k voor c Rondom het kleed komt een groene band en een rode b voo r € Leerlingenboek 6, blok 2 Rosa heeft 13 meter band. Hoeveel band houdt Rosa over? 20 cmHanddoeken: € 2 per stuk
Weten waarom
Weten waarom
€ 0,89
24 CD
bespreken. Hoe is dehet euro Schrijf opverdeeld? in andereSamen maten.
Weet je nog? 1 m = 100 cm; 1 km = 1000 m
1
2
1
= 5 10 op in10meters Schrijf het en centimeters. a 0a 360 cm = …3 m en …60 cm a b 753 cm = …7 m en …53 cm 88 cm c 288 cm = …2 m en … d 1206 cm = 12 … m en …6 cm cm = 28 en … 60 cm b e 2860 …€m € 0,10 0 10 00,20 20
5 10
=
1 2
Schrijf het op in kilometers en meters. a f 1800 m = …1 km en 800 … m a g 2600 m = …2 km en 600 … m 3 km en … 50 m h 3050 m = … i 2450 m = … 2 km en 450 … m b j 5004 m = …5 km en …4 m € 0,50
1 2 1 5 1 werkschrift blz. 17 computer u Inhoud 100 100 = 50 100 = 20 – Wat is de 5 waard in 1,45 liter? – 0,003 0 liter is … ml u Gewicht – Hoeveel kg is 220 gram? … kilogram – Wat is zwaarder: kilogram of 41.000 gram?€ Leg € 0,01 0 01 4,10€ 00,02 02 0,05 0 05 uit hoe je aan je antwoord komt. u Geld 3– Hoeveel Schrijf als kommagetal. muntjes van 10 cent kun je wisselen voor € 2,30? En voor € 12,30? b 1575 cent per liter.c Wat bedoelen ze daarmee? d a – De benzine is bij deze pomp
10 10
=1
100
€1 10 100
= 101 10
€ 0,10
C
15 cent = € 0,15 23 cent = € 0,23
10 c = € 0,10 9 c = € 0,09 7 c = € 0,07
Leerlingenboek 7, blok 1 49 cent = € 0,49
C
4
3 c = € 0,03 30 c = € 0,30 300 c = € 3,00
Hoe groot zijn de prijsverschillen? maandag
donderdag
V-Power, liter
1598
V-Power, liter
1615
V-Power 1,7 c per liter
diesel, liter
113
5
diesel, liter
113
9
diesel 0,4 c per liter
V-Power, diesel
115
4
V-Power, diesel
120
5
V-Power diesel 5,1 c per liter
52
4
autogas, liter
55
8
autogas 3,4 c per liter
autogas, liter
– Schrijfwerkschrift het bedrag met een blz.euro-teken. 9
LB7a_B1L16.indd 22
1 euro 10 c = € 1,10 1 euro 35 c = € 1,35 1 euro 90 c = € 1,90
maatschrift
blz. 22 en 23
computer
16-12-2009 19:14:14
Domein Meten en meetkunde
79
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Fundament Weten waarom
les 19
blok 1
23
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
C
1
Schrijf als breuk. a b € 3,50 = 3 21 euro € 1,10 = 1101 euro 1 7 € 1,70 = 1 10 euro € 1,50 = 1 2 euro Weten€waarom 3 4,50 = 4 12 euro € 1,30 = 1 10 euro 9 € 7,50 = 7 12 euro € 1,90 = 1 10 euro Leerlingenboek blok 1 Hoe goed7, ken jij de1euro? a Hoeveel eurolanden waren er op 1 januari 2 Reken uit. 2010? 16 b Hoeveel eurolanden zijneuroteken. er nu? Schrijf het bedrag met het c Welke euromunten ken je? waard? a En wat zijn deze samen b d Hoeveel verschillende euromunten zijn er? 16 × 8 = 128 e Leg ze in gedachten op volgorde naar grootte. Wat is jouw volgorde? € 2 - € 0,50 - € 1 - € 0,20 - € 0,05 - € 0,10 € 0,02 - € 0,01.
a
blok 4
10
les 8
C
€ 1,50
€ 2,50
bd
c
€ 1,26 26
€ 0,05
€ 4,522
€ 10,02
b Samen bespreken c € 2 - € 1 - € 0,50 - € 0,20 - € 0,10 - € 0,05 € 0,02 - € 0,01. Samen: € 3,88
€ 1,20
C
3
€ 4,90 4 90
Hoeveel kosten de stukken pizza? 1 hele pizza kost € 6. a b c Reken met wisselkoersen. 1 1 2 5 4 7 11 stuk pizza 12 stuk pizza stuk pizza 5 6 3 12 12 Aankoop: je wisselt 3bijvoorbeeld € 100 voor dollars. Je6 krijgt4dan 100 x 1,1415 =12$ 114,15. prijs prijs voor euro’s. €… €… 3 €bijvoorbeeld 2 €… 1 4 Je€krijgt 5 €dan 6 100 prijs 2,50 € … 3,50 € … 5,50 Verkoop: je wisselt $ 100 : 1,3430 = €€74,46. … … … …
Leerlingenboek 8, blok 4
C
2
CD 4
C
3
C
4
a
b
1 euro =
aankoop 1,1415 6,5444 0,7700 6,9717 8,3940 1,2740
verkoop 1,3430 8,1144 0,9088 8,6443 10,4078 1,4820
a Wat krijg je als je bij de bank 50 euro inwisselt voor Amerikaanse dollars? 50 × 1,1415 = 57,08 dollar. Deense kroon 2 b Je haalt bij de bank 3000terras? Zweedse kronen; a Hoe groot is het 48 m Engelse pond watbbetaal 3000 : 8,3940 = 357,40 euro. Voorje? elke vierkante meter zijn 16 tegels Noorse kroon c Hoeveel Engelse ponden krijgzijn je voor 320? het nodig. Hoeveel tegels nodig€ voor Zweedse kroon d Waarom staan er zoveel cijfers achter 48 × 16 tegels = 768de tegels hele terras? Zwitserse frank Samen bespreken. komma? c 1 tegel kost € 0,50. Hoeveel kosten de c 320 × 0,7700 = 246,40 pond. tegels voor het hele terras? € 384 6m d Het terras wordt daarna 2 keer zo lang en Koop en verkoop Engelse ponden. 2 keer zo breed gemaakt. Hoeveel tegels Kijk in de tabel bij opgave 2. moeten er dan bijgekocht worden? Hoeveel Voor je vakantie naar Engeland kocht je voor € 250 Engelse ponden. De vakantie ging niet144 door m2 extra euro duurder wordt het dan? en daarom lever je ze weer in. Wat heb je precies verloren? is 144 × 16 tegels = 2304 tegels. Deze 250 × 0,7700 = 192,50 pond. 192,50 : 0,9088 = 211,82 euro. Verloren: € 38,18. kosten € 1152. 8m Hoeveel euro kosten de Engelse ponden? werkschrift computer De familie Veerman neemt geen buitenlands geld mee, maarblz. pint9 altijd in het buitenland. Dit jaar gaan ze naar Engeland. De wisselkoers is 112,3848. Als meneer Veerman 100 Engelse ponden pint, hoeveel euro kost dat dan? € 112,38
Amerikaanse dollar Een terras leggen.
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
b
c d 1 euro € 1,20 = 1 51 euro € 2,05 = 2 20 1 € 3,20 = 3 5 euro € 3,25 = 3 14 euro 3 2 1,40 = met 1 5 de euro € 5,75 = 52010 16 € EU-landen euro als munt op 1 januari 4 euro 3 1,80 = die 1 45deeuro € 1,15 = 1 20 euro 11 € EU-landen euro (nog) niet gebruiken
C
a
Toetsen 1-Streef
b
a
C
1
Hoe goed ken jij de euro?
Een andere kennismaking met de euro Bekijk samen het kaartje met de eurolanden. In hoeveel landen wordt de euro als munt gebruikt? (16 op 1 januari 2010) Welke landen zijn dat? (België, Duitsland, Cyprus, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Slowakije en Spanje. Verder is de euro het wettige betaalmiddel in Andorra, Monaco, San Marino, Vaticaanstad, Kosovo en Montenegro, maar dat zijn geen officiële eurolanden.) B. Met elkaar in verband brengen Vraag de leerlingen of die munten overal hetzelfde zijn. (Nee, ieder land heeft een eigen opdruk.) Hoeveel verschillende euromunten waren dat in 2010? (16 × 8 = 128. Van de niet– Meetinstrumenten gebruiken officiële eurolanden mogen Monaco, San Marino en Vaticaanstad ook eigen euromunten – Structuur en samenhang tussen maateenheden slaan. Dus dat zijn er dan nog 3 × 8 = 24 meer, en dan hebben we alle speciale munten, zoals – Verschillende representaties, 2D en 3D herdenkingsmunten, nog niet eens meegerekend!) Vraag de leerlingen, als ze munten bij zich hebben, die met elkaar te vergelijken. Laat er zelf ook een aantal uit verschillende landen zien. Wat staat er op de achterkant? Bespreek vervolgens samen vraag e. Wat zou de volgorde 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef naar grootte van alle euromunten zijn? Verwijs hierbij eventueel naar de vorige les. Vraag ten slotte naar de voordelen van het gebruik van één muntsoort in meerdere landen. (Geen wisselkoersen, je weet in die andere landen gelijk of iets duur of goedkoop is.)
Domein Meten en meetkunde
Weten waarom
Weten waarom 2 Reken met wisselkoersen.
C
Handleiding 8, blok 4 Rekenen met geld Bespreek het lijstje met de koersen. Vertel dat deze koersen steeds veranderen. Geef aan dat het aantal decimalen groot is. (Dit komt door de grote bedragen in de geldhandel.) Bekijk de verschillen tussen verkoop en aankoop. Wat betekent verkoop en aankoop? (De klant koopt dollars bij de bank (aankoop). De klant verkoopt de dollars aan de bank (verkoop).) Geef een leerling € 700 aan namaakgeld. Laat een andere leerling voor bank spelen. Vraag de eerste leerling het geld bij de bank te wisselen tegen dollars. Laat de bank met de rekenmachine uitrekenen hoeveel dollar dit is. Schrijf de berekening op het bord. (700 x 1,1415 = $ 799,05). Welke koers is gebruikt? (aankoop) Vraag nu bij de bank $ 800 in te wisselen voor euro’s. Welke koers moet nu gebruikt worden? (verkoop) Laat de bank dit uitrekenen. Hoe doe je dat? (Door te delen: $ 800 : 1,3430 = € 595,68.) Schrijf ook deze berekening op het bord. Hoeveel heeft de bank ongeveer verdiend? (€ 100!) Een ezelsbruggetje: je betaalt zoveel mogelijk, je krijgt zo weinig mogelijk. Laat zo ook € 500 inwisselen voor Engelse ponden en omgekeerd. (500 x 0,7700 = £ 385. £ 385 : 0,9088 = € 423,64.) Let ook op de afronding. Laat de leerlingen opgave c zelfstandig uitvoeren.
C
3
Koop en verkoop Engelse ponden. Rekenen met geld Laat de leerlingen deze opgave zelfstandig maken. Bespreek hoe er gerekend is.
C
4
Hoeveel euro kosten de Engelse ponden? Rekenen met geld Stel samen met de leerlingen vast dat deze som uit het hoofd kan worden berekend.
HL8a_blok4.indd 20
29-10-2010 11:41:42
80
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
C
1
a
Verdeel de pizza’s eerlijk. Hoeveel krijgt ieder? a Verdeel de pizza’s over 2 kinderen.
bc
b Verdeel de pizza’s over 4 kinderen.
Domein Meten en meetkunde Ieder 1 1 2
Verdeel de pizza’s over 3 kinderen.
1 2
Ieder 1
Ieder 1
81
1 3
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Streef
C
2
Hoeveel pizza's krijgt ieder?
Toelichting bij 1-Streef Vul in. Je en magvoorbeelden tekenen. pizza’s
Weten waarom
kinderen
ieder
6 3 a a waarom Weten
pizza’s
2
b 5
kinderen
ieder
3
1 23
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
1
Tot waar komt de limonadesiroop in de maatbeker? Teken een lijn.
CD 5 CD
b
10 dl 9 dl 8 dl 7 dl 6 dl 5 dl 4 dl 3 dl 2 dl 1 dl
bc
10 dl 9 dl 8 dl 7 dl 6 dl 5 dl 4 dl 3 dl 2 dl 1 dl
45 cl
aa
les 15 oefenen
blok 4
Leerlingenboek 7, blok 4 is er nodig? 4 Hoeveel liter benzine
Vul de liter tabel in. a a Hoeveel is het?
2
4 : 10
aantal km
20
40
500 ml
8 : 10 10 80
l
0,5 l
dl
10 × 10
100 ml aantal liter0,1 l 1
12
1000 ml = 1 l
×20 10
120 b
240
3000 ml = 3
l
even snel blz. 74 - 77 7000 ml = 7 l
verder
300 ml = 0,3 l
WS6B_B5_L06.indd 44
6 CD
7 CD
2
4
8
10
100
aantal km
16
32
64
80
cl
ml
bd
Reken met de rekentabel.
× 10 aantal liter c
8
aantal km
2
4
5
9
15 d 30 b
60
75
135
1
10 ml = 0,01 l
15 ml = 0,015 l
20 ml = 0,02 l
95 ml = 0,095 l
blz. 78 - 81
plus
blz. 82 - 85
500 ml = 0,5 l
1500 ml = 1,5 l
50 ml = 0,05 l
120 ml = 0,12 l
100 ml = 0,1 l
7500 ml = 7,5 l
90 ml = 0,09 l
225 ml = 0,225 l
Hoeveel moet erbij om 1 liter te maken? b 50 cl 50 cl 45 cl 55 cl 10 cl 90 cl 29 cl 71 cl 3 dl 7 dl 95 cl 5 cl 9 dl 1 dl 37 cl 63 cl
aa
Reken uit.
aa
19
: 10 aantal liter 1
c Reken met de rekentabel. aantal a a km
10 dl 9 dl 8 dl 7 dl 6 dl 5 dl 4 dl 3 dl 2 dl 1 dl
b Vul de tabel in.
1000 ml aantal liter 1 l 1
10
Toetsschrift 6, blok 5
1 l = 10 dl = 100 cl
60 cl
3 CD
20 cl
– Decimale structuur van het metriek stelsel
6 4 1 12 3 6 2 Begrijpen dat het metriek stelsel tientallig is opgebouwd en inzien wat de (tientallige) relatie is tussen de binnen 6 6 aanduidingen 1 9 maateenheid. 8 1 18 c verschillende b d een u Kijk naar het rijtje l - dl - cl - ml. Hoeveel keer zo klein is elke volgende maat? 3 2 1 12 8 5 1 35 Werkschrift 6, blok 5
b
bd
c 3,5 dl 6,5 dl 4,6 dl 5,4 dl 4,9 dl 5,1 dl 6,4 dl 3,6 dl
0,1 dl 9,9 dl 0,6 dl 9,4 dl 0,05 dl 9,95 dl 0,15 dl 9,85 dl
bc
computer 08-07-2010 19:44:35
b
4 × 12 =
16 × 5 =
84 : 12 =
48
80
6 =
8×
bc Domein Meten en meetkunde 3 × 36 = B. Met elkaar in verband brengen 9 ×
7
8 × 10 =
21 : 3 =
32 × 25 =
82
126 : 18 =
108
800
12 =
7
8 × 100 =
– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden 2 Reken handig. – Verschillende representaties, 2D en 3D
42 :
6 =
CD
aa
1-Streef Weten waarom
b
1 keer erbij.
× 7 8 9 12 Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
×
7
8
9
12
10
70
80
90
120
20
140
160
180
240
11
77
88
99
132
21
147
168
189
252
Weten waarom
bd
c 1 keer eraf.
u Ken je nog × zo’n7rijtje van8 maten die 9 steeds1210 x zo groot × of zo klein 7 zijn?8 u Relatie tussen lengtematen. 70 is 10x80 120 140 160 10 20 – Elke lengtemaat zo klein.90 Leg eens uit.
9
63
Werkschrift 6, blok 5
3 CD
72
81
108
19
133
152
9
12
180
240
171
228
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
Kleur de goede hoeveelheid in de maatbekers. 1 l = 100 cl
1 l = 10 dl
1 1 cl = 100 deel van 1 l
1l
10 100
of 101 liter
even snel
1 dl = 101 deel van 1 l
aa
1l
20 100
liter
blz. 74 - 77
b
1l
5 10
verder
liter blz. 78 - 81
c
1l
80 100
liter
plus
bd
1l
65 100
liter
blz. 82 - 85
u Maak zelf een rijtje beginnend met m2. Hoeveel keer zo klein is elke volgende maat? Kun je dat verschil met de rij van lengtematen uitleggen met een tekening? WS6B_B5_L16.indd 49
computer 02-07-2010 12:11:39
les 18 en 19
blok 5
49
Domein Meten en C meetkunde 1 Reken handig met vermenigvuldigen en delen. B. Met elkaar in verband brengen 3 × 16 =
14 × 3 =
a
1-Streef
60 : 12 =
48
42
6× 8=
– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D a
83
5×8=
30 : 6 =
18 × 4 =
28 : 14 =
40
72
Toelichting bij 1-Streef 10 ×en 4voorbeelden = 9× 8 = b
5
7×6=
4 × 12 =
2 14 : 7 =
16 × 5 =
84 : 12 =
Weten waarom
Weten waarom
– Structuur en samenhang metrieke stelsel
Begrijpen hoe maten samenhangen, mede op basis van het feit dat het systeem tientallig is c opgebouwd.3 × 36 = 32 × 25 = 126 : 18 = u Een meter is 10 decimeter;108 een vierkante meter is 100 vierkante 800 decimeter. Hoe zit dat ? 7
48
80
6 =
8×
7
8 × 10 =
21 : 3 =
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
b
9×
12 =
8 × 100 =
Leerlingenboek 5, blok 5
2 CD
42 :
6 =
Hoeveel meter en centimeter is het? Reken handig.
a aa 1 keer erbij.
b … cm. × 7 8 9 12 × b … cm. cm. c10 … 70 80 90 120 20 d … m. 11 77 88 99 132 e Naar huis is het een halve km. Dat is … m. 21 f Naar het zwembad is het anderhalve km. Dat is … c 1 keer eraf. bd
7
8
9
12
140
160
180
240
147 m.
168
189
252
u Inhoudsmaten × 7 8 9 12 × 7 8 9 12 Een liter is evenveel als 1 dm³. Welke litermaat is dan evenveel als 1cm3 ? Leg eens uit hoe je 70 80 90 120 140 160 180 240 10 20 dat berekent.
9
63
Werkschrift 6, blok 5
3 CD
72
81
108
19
133
152
171
228
Kleur de goede hoeveelheid in de maatbekers. 1 l = 100 cl
1 l = 10 dl
1 1 cl = 100 deel van 1 l
1l
10 100
of 101 liter
even snel
1 dl = 101 deel van 1 l
aa
1l
20 100
liter
blz. 74 - 77
b
1l
5 10
verder
liter blz. 78 - 81
c
1l
80 100
liter
plus
bd
1l
65 100
liter
blz. 82 - 85
computer
Domein Meten en meetkunde
84
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
u Overzicht van maateenheden. Leerlingenboek 7 en 8
× 10
: 10
m × 10
: 10
dm × 10
: 10
cm × 10
mm × 10
70
× 10
: 10
dam
100
: 10
hm
90
km
80
: 10 lengte
× 100
: 100
dam2 a
× 100
: 100
m2 ca
: 100
dm2 × 100
: 100
cm2 × 100
60
: 100
hm2 ha
mm2 × 100
30
× 100
50
km2
40
: 100 oppervlakte
20
: 1000
dm3 × 1000
cm3
10
: 1000
m3
inhoud
× 1000 bordliniaal
: 10
kl
inhoud
: 10
hl × 10
gewicht
1 ton 1000 kg
× 10
: 10
kg
afstand
Schutblad_LB7.indd 2-3
– Leg dit schema eens uit in je eigen woorden
: 10
dl × 10
: 10
dag × 10
: 10
l × 10
: 10
hg × 10
: 10
dal
× 10
: 10
g × 10
: 10
cg × 10
pak melk: 1 l
ml × 10
: 10
dg × 10
emmer: 10 l
: 10
cl
mg × 10
pak suiker: 1 kg
handspan: 1 dm
16-06-2010 11:52:10
Domein Meten en meetkunde
85
B. Met elkaar in verband brengen – Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D
1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
– Relatie tussen 3D ruimtelijke figuren en bijbehorende bouwplaten
Kunnen beredeneren of een afbeelding past bij een 3D situatie of situatie in de werkelijkheid, waaronder inzicht in de relatie tussen afstand en grootte op afbeeldingen. u Plattegronden
les 15 herhalen verder
blok 42
60 36
Leerlingenboek 6, blok 2
1 1 CCD
Welke breuk hoort erbij?
Welk kindmet maakte welke tekening? Controleer je rekenmachine. 0,25
1 4
0,125
1 8
CD
3
0,75
2
0,875
3 4 7 8
1: Laura; 2: Abel; 3: Jeroen ; 4: Nadia 0,4 1,7
2 5
0,3333333
1 3
8,375
8
Nadia 17 10
1
0,1666666 Laura6 3 8
1,35
1 207
1
2
Reken uit. 4 Schrijf de uitkomsten in cijfers. a Voor een voetbalwedstrijd kochten drieëntwintigduizend zeshonderdvijfenzeventig mensen Abeleen jaarkaart. Hoeveel mensenJeroen een kaartje. Zesduizendnegentig mensen hebben zitten er in het stadion? 29 765 b Anderhalf miljoen mensen keken naar de wedstrijd op tv. Hoeveel mensen in totaal hebben 2 Vanuit welke richting zie jeafdit? de wedstrijd gezien? Rond op 1000-tallen. 1 530 000 Leerlingenboek 8, blok 4
C
N
3 CD
Welke plattegrond hoort erbij? Is er meer dan 1 mogelijkheid? Leg je antwoord 2 Vanuit het oosten 1 Vanuituit.het zuiden … … O 1W − 2 − 4; Er zijn meer mogelijkheden, want de achterste rij is niet helemaal zichtbaar. 2 3 1
3 Vanuit het westen …
Z
C
4
3
CD
C
4
4
5 CD
b
a
5
4 Vanuit het noorden … 6
Leg de tegelvloer. De vloer van Alwins badkamer is 3 m bij 2 m. a Hij legt tegels van 50 cm bij 50 cm. Hoeveel tegels heeft hij nodig? 24 tegels b Hij legt tegels van 40 cm bij 60 cm. Hoeveel tegels heeft hij nodig? 25 tegels Kijk naar de temperaturen. c Hij legt tegels van 25 cm bij 20 cm.a Hoeveel hijde ertemperatuur nodig? 120het tegels Op welkeheeft dag was hoogst? donderdag maximum
minimum
woensdag
3 °C
0 °C
donderdag
4 °C
–2 °C
vrijdag
1 °C
–7 °C
zaterdag
2 °C
–5 °C
Behangen.
Welke breuken horen erbij?
b Op welke dag het laagst? vrijdag c Op welke dag was het temperatuurverschil het grootst? En hoeveel graden? vrijdag; 8 graden
Domein Meten en meetkunde
86
les 11 en 12
B. Met elkaar in verband brengen
blok 2
16
– Meetinstrumenten gebruiken – Structuur en samenhang tussen maateenheden – Verschillende representaties, 2D en 3D 1 Teken een plattegrond.
C
1-Streef
Kijk goed naar de zijaanzichten.
Vanuit het noorden zie je:
N Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
Vanuit het oosten zie je:
Weten waarom
Weten waarom W
Vanuit het zuiden zie je:
O
u Bouwplaten van een kubus – Teken een bouwplaat. Zorg dat de kleuren kloppen. Hoe kan het dat de tekeningen van Vanuit het westen zie je: één kubus zijn, terwijl ze verschillende kleuren hebben? Werkschrift 6, blok 2
C
Z
2
3 CD
Teken de plattegronden. a
c
Met hoeveel briefjes betaal je?
aa
€ 400 met
20 briefjes
b € 1200 met
60 briefjes
c € 1460 met
73 briefjes
bd 4 CD
b
€ 1380 met
69 briefjes
ae
€ 600 met
3 briefjes
f € 2800 met
14 briefjes
g € 3600 met
18 briefjes
bh
€ 4200 met
21 briefjes
ai
€ 300 met
6 briefjes
j € 1500 met
30 briefjes
k € 1350 met
27 briefjes
bl
€ 2150 met
43 briefjes
Tel met sprongen.
aa
1352
1362
1372
1382
1392
1402
1412
1422
1432
1442
b
1235
1255
1275
1295
1315
1335
1355
1375
1395
1415
c
1558
1548
1538
1528
1518
1508
1498
1488
1478
1468
bd
1786
1766
1746
1726
1706
1686
1666
1646
1626
1606
even snel
blz. 74 - 77
verder
blz. 78 - 81
plus
blz. 82 - 85
computer
Domein Meten en meetkunde
87
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
verder
blok 2
80
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Kalendam
CD
Veerle
9
Functioneel gebruiken – Schattingen maken over afmetingen en hoeveelheden
2,5 4,5
Breekhorst Rolbos
7 5,5
Hoe ver liggen de plaatsen van elkaar? a Welke plaats ligt het dichtst bij? Kalendam b Welke het verst weg? Breekhorst Functioneel gebruiken c Hoe ver liggen Rolbos en Breekhorst uit elkaar? 1,5 km d Hoe ver liggen Kalendam en Veerle uit elkaar? 2 km e Welke twee plaatsen liggenen hethoeveelheden verst van elkaar?kunnen Hoeveelschatten, kilometer?ook Kalendam en Breekhorst In toepassingssituaties afmetingen in complexere 9,5 km. situaties en met moeilijker getallen. Bereken de korting. u 1 Lengte/omtrek 10 Reken Wat is om. de nieuwe prijs? –H et wereldrecord verspringen staat op 8,95 meter. b c d a Hoe ver is je: zo als lokaal? Hoe spring jij denk je? 3dat ongeveer 3 3 cm3€ 45denk1000 14,50 dmdit = 1000 m3 cmlang mver 1 dm = …1000 a b3 = €… c €1 13,50 3,60000 cm3 = e…1€ 3,51 … dm3 d €1000 3 3 3 –S chat 4eens, zitten er ongeveer in 5een dm3 =hoeveel 2000 cm =… 2 dm m3 =brood? 5000 500 000 cm3 = …0,5 m3 …4000 cmboterhammen … dm3 3 g dmin = …8000 cm3 7000 cm3 = … 7 dm3 9000 dm3 = …9 m3 4000 000 cm3 = 4000 … dm3 ko8 rt 10 dm3 = 7, 10 000 cm 11 000 cm3 = 11 14 000 dm3 = … 14 m3 600 000 cm3 = … 0,6 m3 Leerlingenboek 23 … blok … dm3
les 17
blok 3
105
CCD
10%
a
a
b
C 11 D
op al onze artikelen
Hoeveel gaskachels vervoert de vrachtwagen? a De kachels worden in dozen verpakt. Wat zijn lengte, breedte en hoogte van die dozen? € 3,90 5 één lange kant € 4 staan? € 15van de vrachtwagen € 50 er op de bodem€langs b Hoeveel dozen kunnen c Hoeveel dozen kunnen er op de onderste laag staan? d Hoeveel lagen boven elkaar kunnen er in de vrachtwagen gestapeld worden? e Hoeveel dozen kan de vrachtauto vervoeren als hij helemaal vol is? 2 Bereken de korting. Wat is de nieuwe prijs? a 0,5 m, 0,5 m en 1 m. b rechtop: 8; liggend: 4 Bij Aapkes Bij Compu Bij Kamperman c rechtop: 32; liggend: 16 € 18 € 16 € 20,50 d 4 lagen met de kachels liggend op zijn kant en 2 lagen met de kachels rechtop. met 10% korting met 20% korting Laadruimte: 4 m lang, 2 m breed en 2 m hoog. e 2 × 32 of 4 × 16 = 64. a Hoeveel euro korting b Hoeveel kost het c Hoeveel kost het d In welke winkel is het krijg je bij Compu? spel bij Compu met spel met korting bij spel het goedkoopst? 12 Reken met kubieke meters. € 1,80 Bij Aapkes korting? € 16,20 Kamperman? € 16,40 Leerlingenboek 7, blok 3 a Hoeveel kubieke decimeter water past er in 3 dit aquarium? 36 dm b Hoeveel liter is dat? 36 l 3 Hoeveel is het ongeveer? c Hoeveel emmers is dat ongeveer? Meervolantwoorden. Schat de maten. 3 dm Kies uit: 12 , 2, 4, 20, 40. 4 emmers d Als het water 20 cm hoog staat, hoeveel 3 dm liter water zit er dan in? 24 l.
C
a
a
b
CD
CD
4 dm
13 CD
Hoeveel stoelen staan er in het theater? a 8 rijen van 16 stoelen per rij. 128 12 rijen van 18 stoelen per rij. 216
a ac
26 rijen vanis 42 Hoe hoog eenstoelen deur? per rij. 1092 33 rijen vanis28 924 c Hoe breed hetstoelen bord inper hetrij.klaslokaal?
4 CD
Reken om. 6 m = …60 dm
aa
b 12 cm = … 1,2 dm
b 23 rijen van 18 stoelen per rij. 414 35 rijen van 19 stoelen per rij. 665 45 rijen vanis 52 bd Hoe hoog eenstoelen auto? per rij. 2340 39 rijen 46 stoelen perjerij. 1794 of juf? Wat is devan spanwijdte van meester
bd c
1m=… 1000 mm
bd
50 m = … 0,05 km
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Oppervlakte Toetsschrift 7, blok 1 Toetsschrift 7, blok 3 Inhoud Toetsschrift 8, blok 2 Gewicht Toetsschrift 8, blok 2 Geld Toetsschrift 5, blok 5 Toetsschrift 6, blok 3
Domein Meten en meetkunde
88
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
u Oppervlakte – Schat de oppervlakte van de eilanden.
85
Leerlingenboek 7, blok 2
14 CD
De waddeneilanden. De oppervlakte van elk eiland is weergegeven als vierkant. Bereken de oppervlakte van elk eiland. Gebruik je liniaal en rekenmachine. SCHIERMONNIKOOG Rond af op hele kilometers. AMELAND
Schiermonnikoog
Nes Oost-Vlieland
West-Terschelling TERSCHELLING
VLIELAND
= 4 km
Te×el is 3,3 × 3,3 cm2 13,2 × 13,2 km2 = 174,24 km2 174 km2 Terschelling: 2,3 × 2,3 cm2 9,2 × 9,2 km2 = 84,64 km2 85 km2 Ameland: 1,7 × 1,7 cm2 6,8 × 6,8 km2 = 46,24 km2 46 km2 Vlieland: 1,5 × 1,5 cm2 6 × 6 km2 = 36 km2 Schiermonnikoog: 1,4 × 1,4 cm2 5,6 × 5,6 km2 = 31,36 km2 31 km2
De Koog Den Burg TEXEL
Schiermonnikoog
CD 66 15
blok 2
Vlieland
Terschelling
Ameland
les 20 herhalen
Texel
Reken met een trapfiguur. Elke trede is 1 meter hoog en 1 meter breed. Leerlingenboek 8, blok 2 a Wat is de omtrek van deze figuur? 4 × 9 m = 36 m b Wat is de oppervlakte van de figuur? 81 m2 − (4 × 10) m2 = 41 m2. 1 Wat is deheb oppervlakte van Meer het terrein? c Hoe je gerekend? antwoorden. Per auto is een ruimte van 3 bij 5 meter nodig. Er moeten 100 auto’s kunnen staan. De helftmet vanbreuken. het terrein is voor parkeerplaatsen bestemd. 16 Reken 1 1 1 aa Hoeveel vierkante meterbij heeft elke parkeerplaats? 15 m2. Welke breuk ligt dichter 5 ? 2 of 10? b Hoeveel auto’s? 1500Wat m2. valt je op? Noemers zijn opeenvolgende hele getallen; Kijk goedvoor naar100 deze sommen. 1 1 1 2 . is 15 − 16 = 30 c Hoe groot moet het terrein zijn? 3000 mDus noemer uitkomst is noemer × noemer. ; 6 − 17 = 42 , enz. 1 1 1 1 1 1 1 1 1 d Hoeveel hectare is dat? 0,3 ha. − = − = − = 2 3 6 3 4 12 4 5 20 c Reken uit:
C
CD
a
C
b
2
C 17 D
a
1 1 1 1 1 1 5 − 6 = 30 9 − 10 = 90 Schrijf over en vul in. a b 2 dm 1 m2 =de100 100 m2 = Bereken weg. …kortste 2 2 1 dm = 100 cm 50 m2 = … moet 1 m2 = Hier 10000 cm2hij zijn. 1250 m2 = … 1A cm2 = 100 mm2 2,5 a = …
1 99
1 1 − 100 = 9900
c …1 50 … 12,5 … 250 …
a ca a m2
1 ha = 10000 m2 … 1,6 ha = 16000 m2 … 0,5eerste ha =verdieping 50 a … ha 1000 m2 = 0,1 …
bd 1 km2 = 0,25 km2 = 3,5 ha = 48 000 ha B =
100 … 25 … 0,035 … 480 …
ha ha km2 km2
les 11
blok 5
56
Domein Meten en C meetkunde a Hoe gaat het verder? 1
Bereken de inhoud.
89
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
3 3 3 1a cm 8cm cmophogen. 27 … cm 64 … aarde? cm3 125 cm3, 216 cm3, enz Vader wil de tuin 5… Heeft hij genoeg aan 1 vrachtauto met b De kinderen willen een vijver in de tuin. Samen met hun vader graven ze een gat. Komt er 3 passen in van dezededozen? b Hoeveel blokjes cmom genoeg uitvan het1gat debij rest tuin 5 cm op te hogen? Toelichting enaarde voorbeelden 1-Streef 250 cm3; 288 cm3; 1728 cm3 2 Vul het badje.
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
C
Functioneel gebruiken
12 cm
6 cm
11 5 cm 5
l Functioneel gebruiken 5 cm
8 cm
10 cm
6 cm
12 cm
12 cm u Inhoud – Hoeveel water gebruik je bij douchen? 8 l En bij in bad gaan? 10 l Meer of minder denk 1 l je? 2 En hoeveel Ken je deze inhoudsmaten? bespreken. a Met hoeveel emmers krijg je uit het de badkraan? vol? 12 Weet emmers water drupt er water inSamen een uur water het kost om 1000hoeveel ml 1 l je b Met hoeveel of tuingieters? 15 tuingieters de was te draaien de wc door te spoelen?
C
ml =slim 1om cm3het bad te vullen met een plantengieter? Waarom wel of niet? Nee, je moet het c Is1 het 3 100 = 100 = 1 dl = 0,1 l danml115 keercm vullen. 0,5 l 500 ml
3 Leerlingenboek blok 500 ml =7, 500 cm3 =
C
5 dl = 0,5 l 1000 ml = 1000 cm3 = 1 dm3 = 10 dl = 1 l
3
0,1 l
Kubieke meters. Samen bespreken.
100 ml
Vitamine D Oogdruppels geschiktd voor ruppels
ZALF
32 m3
nu: € 1200
100 ml
C
3
C
4
30 ml
10 ml
Reken om. aa Zou jullie lokaal met deze b kachel 1 kunnen l 1 l 1000 cm3 = … 10 dl = … verwarmd worden? 0,5 l 1,2 l 500 cm3 = … 12 dl = … 3 0,3 l 100 cm = 0…,1 l 3 dl = … werkschrift Leerlingenboek 7, blok 5 blz. 30 0,25 l 1 cm3 = 0…,001 l 2,5 dl = …
1 ml is ongeveer
b In een zeppelin gaat ongeveer 70 000 m3 20 druppels 5 ml 75 ml gas. Hoe groot is de zeppelin dan ongeveer? c Past hij in jullie lokaald of in het 1 l 1 l 100 schoolgebouw? cl = … 1000 ml = … 7,35 l 0,2 l 735 cl = … 200 ml = … 0,35 l 0,05 l 35 cl = … 50 ml = … maatschrift blz. 26 en 27 computer 0,06 l 0,015 l 6 cl = … 15 ml = …
Hoeveel water is het? Samen bespreken.
LB7a_B3L21.indd 110
28% van ons water wordt gebruikt bij het doorspoelen van het toilet. In een stortbak gaat gemiddeld 10 liter water.
werkschrift
LB7b_B5L11.indd 56
100 ml
blz. 46
maatschrift
blz. 14 en 15
16-12-2009 18:35:07
computer
18-06-2010 10:25:30
antwoorden.
C
2
Inhoud.
Meten, inhoud Domein Meten en meetkunde Bespreek samen de inhoud van de medicijnflesjes. Welke maat wordt daarbij gebruikt?
90
1-Fundament
(ml) Waarom is het flesje van de oogdruppels heel klein en van een hoestdrank vrij groot? (Van oogdruppels heb je per keer heel weinig nodig.) Vertel dat de druppel nog steeds als een inhoudsmaat wordt gebruikt bij medicijnen (zoveel druppels per dag). Een druppel was vroeger (in Engeland) een officiële maat van 0,06 cm3, iets groter dus dan de druppels in het boek (0,05 cm3). Bekijk ook even de maat van het theelepeltje en de pot zalf. Wat valt op bij de zalf ? (Het is niet vloeibaar, maar toch wordt ml gebruikt.) Wijs op het verband tussen kubieke maten enen litermaten. Wat is het verschil sprongen? Toelichting voorbeelden bij in1-Streef
Functioneel gebruiken
Meten, inhoud Functioneel gebruiken
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
C
3
4
Inhoud. Meten, inhoud Deze opgave is een leuke aanleiding voor een onderzoekje. Vraag de leerlingen hoe vaak ze gemiddeld op school per dag naar het toilet gaan. Hoeveel leerlingen zitten er in de klas? Hoeveel water wordt er per keer gebruikt bij het doorspoelen? (10 l bij een gewone stortbak, zo'n 6 l als het een waterbesparend toilet is.) Hoeveel kubieke meter water voor het toilet wordt per dag gebruikt in deze klas? Bespreek vervolgens de tekst bij deze opgave. Waar wordt de rest van ons water voor gebruikt? (Onder andere voor douchen, drinken, afwassen, eten koken, auto wassen en schoonmaken.) Vraag ten slotte de leerlingen te schatten hoeveel liter water er in het ligbad (250 l), emmer (10 l) en kan (1 l) past. Bespreek ook de verhouding tussen de plaatjes.
les 19
blok 2
Leerlingenboek 8, blok 2
C
1
65
Hoeveel liter? ...
20 cm HL7_blok5.indd 26
15-11-2010 10:01:14
25 cm 1,5 m2 1 m2
aa
C
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Reken om.
Laat deze opgave zelfstandig uitrekenen. Wijs eventueel nog op het schema bij opgave 2. Bespreek de antwoorden na afloop. Handleiding 7, blok 5
C
Toetsen 1-Streef
2
Hoeveel liter water zit er in dit bad? 200 l.
1,2 m2
525 liter water
b Hoeveel liter water zit er in dit bad? 300 l.
bc
Hoe hoog staat het water? 35 cm.
a
Reken uit. Schat eerst. Je mag je rekenmachine gebruiken. a Wat is de inhoud? Lengte 6 dm, breedte 2,5 dm en hoogte 2 dm. 30 dm3. Lengte 55 cm, breedte 24 cm en hoogte 20 cm. 26400 cm3 = 26,4 dm3. b Wat is de hoogte? Lengte 40 cm, breedte 20 cm en inhoud 20 dm3. 25 cm. Lengte 35 cm, breedte 16 cm en inhoud 8,4 dm3. 15 cm. c Wat is de hoogte ? De oppervlakte van de bodem is 14,4 dm2 en de inhoud is 36 l. 25 cm. De oppervlakte van de bodem is 0,25 m2 en de inhoud is 60 l. 24 cm.
b
3 CD
a
Reken uit zonder rekenmachine. Schrijf de berekening op. a b
c
bd
Domein Meten en meetkunde
91
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
40 Functioneel gebruiken
Blok 2 Les 18 en 19
Functioneel gebruiken
Lesverloop Handleiding 8, blokvan 2
C
1
les 18
Hoeveel emmers water zitten er in het zwembad? Inhoud berekenen Start deze les met de vraag hoe je de hoeveelheid water in een zwembad kunt meten. Laat de leerlingen zelf een aantal mogelijkheden noemen. (In kubieke meters, aantal emmers, aantal badkuipen, de tijd die een open kraan nodig heeft om het bad te vullen, enzovoort.) Stuur het gesprek richting het aantal emmers. Hoeveel liter water gaat er in één emmer? (Ongeveer 10 liter.) Bekijk nu samen deze opgave in het boek. Laat de leerlingen eerst schatten hoeveel emmers het kunnen zijn. Vertel dat het waarschijnlijk een groot getal moet zijn en dat ze niet te zuinig moeten schatten. Wijs hierbij ook even op de afmetingen; het is geen kinderbad! Vraag de leerlingen het geschatte aantal emmers op een papiertje te schrijven. Bereken vervolgens samen de inhoud van dit zwembad. (25 × 10 × 2 m3 = 500 m3 = 500 000 dm3 = 500 000 liter) Hoeveel emmers zijn dit? (50 000) Wie had dit geschat?
C
2
Wat is 1 m3?
u Gewicht – Hanna en Stijn hebben net een nieuw broertje gekregen. Hoe lang kan dat broertje Mart Inhoud berekenen ongeveer zijnleerlingen en hoeveel kan hijwat wegen? kan welbijen kan zeker Vraag de te vertellen ze zichWat voorstellen eenwat kubieke meter.niet? Laat ze vervolgens met een draadmodel, touw of latten in de klas een m3 maken. Leerlingenboek 8, blok 4 Vraag of hier 25 kinderen in kunnen. Wijs hierbij op een les in groep 7 (Handleiding 7a blok 2 les 11.) Wie weet nog hoe we de ‘inhoud’ van een kind hebben uitgerekend? (1,5 dm × 2 dm × 13 dm = 39 dm3 of uitgaande van het gewicht van ongeveer 38 kg = 38 dm3.) Controleer of de Neuit leerlingen nog weten dat een mens voor een groot deel water en dat 1 kg 1dm3 is. derl andbestaat er dri nkt ze Reken als ze vloeibaar zouden zijn. Laat nuuit. uitrekenen hoeveel kinderen er in 1 m3 kunnen ker(1000 : 1 3 0 0 ko p a =Hoeveel kopjes koffie drinkt een Van onze ec pen koffie p 38 ongeveer 26 kinderen!) er ja onom
CD
C
3
C
4
ieredactie ar Nederlander gemiddeld per dag? Rond af AMSTER op hele aantallen. DAM − D e Nederland Reken b Eenom. pak koffi ers hebben zich vorig jaar weer pakken koffie werden er per persoon zeer enthousias Inhoud berekenen te koffiegebruikt? Rond af op hele aantallen. en theedrinke getoverschil ond. Per in sprongen bij Laat de leerlingen deze opgave zelfstandig maken. Wijs oprshet hoof d van de be vo lk g te onthouden is erd belangrijkste litermaten (× 10) en bij kubieke maten (× 1000). w Het 8,36 kilo ko inom ffie geconsum 1 dm3 = 1 liter. eerd.
Hoeveel liter water past er ongeveer in deze badkuip? Inhoud berekenen Bespreek eerst de maten van deze badkuip. Hoeveel zou de binnenmaat zijn? Stel de randen op 7 cm en de bodem op 5 cm dikte. Wat worden de maten om de hoeveelheid water te berekenen dan? (25 × 151 × 51 cm3) Laat de leerlingen het antwoord eerst schatten en daarna uitrekenen. Bespreek het antwoord. (192,525 liter) Wat zouden het kunnen worden als je de rondingen in de badkuip bekijkt?
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
les 25 oefenen
Domein Meten en meetkunde
115
blok 3
92
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
5 CD
Reken handig.
les 1 40 + 766 + 160 = 276 b 86 a a blok
1-Fundament
175 − 80 − 20 = 75 c 50 + 150 + 13 = 213 241 − 145 − 55 = 41 128 + 60 + 40 = 228 1000 − 666 − 33 = 301 Toelichting bij9001-Streef 10 +en 36 voorbeelden + 290 = 336 − 855 − 44 = 1 1 Welke houdbaarheid hoort bij welk product? Kies de goede houdbaarheidstijd bij elk product. Samen bespreken.
Functioneel gebruiken
Functioneel a a 1 weekgebruiken
15 × 9 × 2 = 270 16 × 7 × 25 = 2800 12 × 11 : 3 = 44 28 × 9 : 7 = 36
C
6 CD
Welk getal ligt er precies tussenin? 2 weken b pak melk
150
350
150
225
a
100
550
u Tijd 8 maanden – Hoe besteed jij jouw tijd? d
300
blok 3
2
Vandaag over een week is het Sinterklaas.
w
Leerlingenboek 8, blok 5
C
10 000
8 CD
16
Welke tijd hoort bij het pijltje?
maart
1
500
3500
6500
9500
a
a
9 CD
r zw 4 uur − 5 uu r tv-kijkenuimen half 6 − 6 uu /afr e d 6 uur − 7 uur eten tv-kijken b r uu 8 − r uu 7 n ze le r 9.40 uur − 9 uu 10.25 10.40 17.30 8 d 9 uur naar be Reken uit.
les−735%
Hoe laat is het programma afgelopen? 00.20 € 3,99 uur.
Ten minste houdbaar tot 16-03-2011
Ten minste houdbaar tot 24-03-2011
18.00
60 yoghurt 03-02-11 50 a Hoeveel procent van de kinderen wil in 40 augurken ongeopend: 10-07-2014 januari binnen gymmen? 60% 30 bappelsap Hoeveel procent van de kinderen wil in juni ongeopend: 15-04-11 20 - 123 even snel blz. 116 - 119 verder blz. 120 10 buiten gymmen? 85% salami 28-01-11 0 c Hoeveel procent van de kinderen weet het j f
11.10
11.15
bc 305 + 416 + 324 + 47 = 1092 523 + 54 + 173 + 226 = 976 356 + 444 + 52 + 729 = 1581 563 + 85 + 651 + 122 = 1421
zaterdag
consumeren binnen
83 plus … dagen
blz. 124 - 127
22
…6 m
j
o
12 …
dagen
1 …3 2 jaar
dagen
a
m
j
a
s
computer januari n
d
niet in november? 10% 16-12-2009 binnen buiten weet niet d Op De Wijnrank zitten 180 kinderen. Reken binnen buiten weet niet uit hoeveel kinderen elke maand buiten werkschrift blz. 52 maatschrift blz. … 32 en 33 computer jan 108 willen gymmen. 54 – 63 – 54 – 36 – 108 – 153 – 162 – 144 – 72 – 54 – 18 – 9 feb
LB7a_B3L21.indd Sec2:115
LB8b_B6L01.indd 86
51
b
Voorbeeld: f Elk streepje telt voor 1 kind. zwemmen 11.00 19.00 tv-kijken lezen eten … …
b 126 + 58 + 131 = 315 31 + 54 + 72 = 157 88 + 142 + 167 = 397 Buiten of binnen gymmen? 100% 34 + 19 + 74 = 127 194 + 72 + 133 = 399 90 Hoelang is het Basisschool Dehoudbaar? Wijnrank vroeg elke maand 25 + 52 + 64 = 141 373 + 148 + 162 = 683 80 aan de kinderen wat zij liever wilden: buiten of in de winkelwagen houdbaarheidsdatum70 binnen gymmen. Dit is het resultaat:
b
blok 5
c a Maak zelf zo’n lijstje. b Vergelijk jouw lijstje met dat van de andere 10.00 10.40 11.00 13.10 13.30 kinderen. Maak een turftabel met alle bezigheden. Meer antwoorden.
27 + 38 +8, 85blok = 1506 Leerlingenboek
a
bd
c Hoe laat is het nu? 3 uur of 15 uur.
aa
2 4
De Theatershow begint om 22.35 u en duurt 1 uur en 3 kwartier.
Ik moet om half 5 bij de tandarts zijn. Ik heb nog anderhalf uur.
Wat doe jij als je vanmiddag uit school komt? a b Evelien schrijft: Reken uit. 14.30 om de afronding 14.45 15.00centen. 12.30 Denk en emopmhele
3
CC
375
Functioneel gebruiken
beschuit
Waarom is het ene stuk kaas afgeprijsd? Wat is het prijsverschil? € 1,40 a Op welke datum b Op welke dag is Britt jarig? zegt Sander dit? g 27 april. oensda28 november.
a
C
7500
250
Functioneel gebruiken
Reken met datum en tijd. Vandaag is het 6 april. Over 3 weken ben ik jarig.
C
1000
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
bf 5000
3 maanden
blik erwten
7 CD
550
be
fles fris
3 jaar7, Leerlingenboek
c
kaas
Toetsen 1-Streef
18:35:19
06-07-2010 09:28:45
106 blok 3 Domein Meten en meetkunde
C
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament Functioneel gebruiken
1
les 18 93
Snelheid berekenen. Hoe snel zwom de winnaar van de Olympische Spelen in 2008? Hoe bereken je dat?
In 1908 was het wereldrecord 100 m vrije slag 1.05,6 seconden. In 2008 zwom de winnaar van de Olympische Spelen die Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef afstand in 47,05 seconden. 2,13 m/s.
Functioneel gebruiken 2 Reken uit.
C
a Pieter fietst 5 meter per seconde. Hoeveel kilometer is
u Snelheid dat per uur? 18 km/u. – Stijn ben Mieke Hannah wonen en moeten loopt in een in uurAmsterdam 5,4 km. Hoeveel meter pervoor een turnwedstrijd naar Maastricht. Ze gaanminuut met de lang zullen ze dan ongeveer onderweg zijn? Wat moet je dan is auto. dat? 90Hoe m/min. per seconde? m/s. allemaalEn weten? Kun je1,5 een schatting maken? – Wat denk je dat de hoogste snelheid is van een sprinter die de 100 meter in 10 seconde aflegt? Leerlingenboek 8, blok 3
C
3
Snel, sneller, snelst. Welke snelheden horen erbij? 5 1 4
6
3
2
1
a
49 km/u
2
b
15 km/u
3
c
4 km/u
4
d
160 km/u
5
e
950 km/u
6
f
120 km/u
werkschrift
blz. 29
maatschrift
blz. 22 en 23
computer
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
85 15 CD
Hoe laat is het op de klok na precies 1 jaar? De klok loopt per dag 1 minuut achter. Hij wordt op 1 januari gelijkgezet met de tv-klok. 5 voor 6 als het geen schrikkeljaar is en anders 6 voor 6.
Domein Meten en meetkunde C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
16 CD
Ben je handig met getallen? a Bereken het gemiddelde. Hoe reken je uit je hoofd? 10
4,05
94
b Vul de rij met 2 getallen aan. Welk systeem heb je ontdekt? Het zijn allemaal kwadraten en 9-vouden. 9 – 36 – 81 –144 – 225 … – 324 …
4,7
1-Fundament
Toelichting 6,25. en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
In welk jaar vallen 1 januari en 1 juli op dezelfde dag van de week? 2016 is een schrikkeljaar. Functioneel gebruiken
C 17 D
Kies het goede antwoord.
Kies uit: 8, blok 5 1. 2015 Leerlingenboek
C 18 D
2. 2016
3. 2017
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
4. 2018
Hoe hard gaan de schaatsers per uur? Gebruik je rekenmachine. Rond de uitkomsten af op 2 decimalen. 1.41.04 betekent: 4 seconde 1 minuut, 41 seconden, 100 schaatser
5 CD
Jeremy Wotherspoon
Verzet de klokken. 1 Shani Davis 2 Shani Davis
afstand
les 10 oefenen
wereldrecord
500 m 1000 m 1500 m
34.03
97
snelheid 52,89 km/u …
54,20 km/u 31.06.42 … 4 1.41.04
blok 6 5
53,44 km/u …
Kramer 5000 m 6.03.32 … 49,54 km/u Zet de klokken 10 minuten vooruit. 1: 14.22; 2: 15.57; 3: 12.00; 4: 01.06; 5: 00.09. a aSven
000 m 12.41.69 47,26 km/u … bSven ZetKramer de klokken een10kwartier terug. 1: 13.57; 2: 15.32; 3: 11.35; 4: 00.41; 5: 23.44. Zet de klokken 45 minuten vooruit. 1: 14.57; 2: 16.32; 3: 12.35; 4: 01.41; 5: 00.44.
bc
CD
u19 Geld Neem deze figuur precies zo over in je schrift. – Noem een artikel dat een prijs heeft ... 6 – tussen Reken uit. 1 en 10 euro Een peer weegt ongeveer 250 gram. – tussen 10 en 100 euro aa Hoeveel perenrechthoek zitten er inb 1 Trek kg? in 4 de grote rechthoek Trek de 1000 kleine – tussen 100inen euro b In een zak gaat 10 kg. Hoeveel peren zijn dit? 2 diagonalen door het 2 diagonalen door het40 – hoger dan 1000 euro.
CD
a
a
21 22 23 24 25 16 17 18 19 20 11 12 13 14 15 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5
c In een zakken van peren czijnWat dit? 400 er als je in de getal 12.kist Trekgaan ook 2 10 rechte getal10 12.kg. TrekHoeveel ook 2 rechte gebeurt
door hetperen getal 12 lijnen door het getal 1210 kg kun grote rechthoek de lijnen hebt 120 geplukt. Hoeveel zakken van je vullen? b d Jelijnen Leerlingenboek 6, blok 6 (horizontaal verticaal). 120 : 40 = 3enzakken
7 CD
(horizontaal en verticaal). Tel telkens de 3 getallen Wat valt je nu op als je de op die op de 4 lijnen 4 optellingen maakt? Reken met geld. staan. Wat valt je op? a Hoeveel geld ligt hier? € 20 000 Alle antwoorden zijn b Hoeveel van deze gelijk, namelijk: 36 pakjes geld heb je nodig voor
a
bc
door het getal 13 trekt? De antwoorden zijn allemaal gelijk: 65.
plusschrift
60 000 euro? 3 pakjes Je gaat dit pak inwisselen voor briefjes van € 500. Hoeveel briefjes krijg je dan? 40
LB8b_B5Les.indd 85
8 CD
05-07-2010 17:38:38
Reken uit. Utrecht 35 km
aa
Leeuwarden 170 km
Mees fietst van Utrecht naar Leeuwarden. Onderweg ziet hij dit
Utrecht 129 km
Leeuwarden
b Een paar uur fietsen later ziet Mees dit bord. Hoe ver moet hij nog
Domein Meten en meetkunde
95
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
– Oppervlakte benaderen via rooster
Oppervlakten globaal en precies kunnen vergelijken, ordenen en berekenen door gebruik te maken van een natuurlijke maat (rooster, voorwerpen). u Kijk op de kaart van Nederland. Welke provincie is ongeveer het grootste? Gebruik het rooster. u Oppervlakte van Texel –W at is de oppervlakte van Texel ongeveer? –W elke Waddeneilanden zijn groter? En welke kleiner?
Toetsschrift 5, blok 1 Toetsschrift 7, blok 3
100 blok 3
les 13
Leerlingenboek 7, blok 3
C
1
Hoe groot is Schiermonnikoog? Reken met hectare en vierkante kilometer. Samen bespreken.
Schiermonnikoog
Schiermonnikoog
SCHIERMONNIKOOG
SCHIERMONNIKOOG
Blok 3 Les 13 en 14
30
0
3 km
van les Handleiding 7, blokvergelijken. 3 2 Lesverloop Oppervlakte
C
C
C
13
Heeft Sharon gelijk? Samen bespreken.
1
Hoe groot is Schiermonnikoog?
C
A R U B A Aruba is ongeveer 5 × zo groot Oppervlakte van onregelmatige figuren afschatten als Schiermonnikoog. Laat de leerlingen eerst zelf vertellen hoe ze de oppervlakte kunnen schatten. Stuur aan op Oranjestad de mogelijkheid om de hele hokjes die binnen de kustlijn vallen te tellen. Daarna kunnen de overige hokjes geschat worden. Deze worden meegeteld als een half hokje of een kwart hokje. Geef vervolgens de leerlingen in groepjes de opdracht om de oppervlakte van het eiland op het eerste plaatje te schatten. Verzamel de schattingen op het bord. Noteer en bespreek de grote afwijkingen. Wat is daar de oorzaak van? Het afschatten van het aantal hele, halve en kwart hokjes kan op deze manier aan de orde komen. Doe hetzelfde met de oppervlakte van het eiland op het tweede plaatje met de kleinere hokjes. Als het goed is, lopen de schattingen nu minder uiteen. Laat ten slotte berekenen hoe groot het eiland echt is. Vraag eerst hoe groot een hokje op plaatje en 1,5 bij 1,5 = 2,25 km2 bij het de kaarten in het echt is. (3 × 3 = 9 km2 bij het 0 eerste 3 km tweede plaatje.) Bespreek samen de uitkomst, die bij beide afbeeldingen gelijk moet zijn. (Ongeveer 40 km2 = 4000 ha) 1 km2 = 100 ha
3
2
Reken om. a Oppervlakte 2
1 ha = 10 000 m2
vergelijken.
b
c 2
2
2
C
1
Oppervlakte. Teken en kleur in elk vak een driehoek. Die driehoek moet net zo groot zijn als de helft van het aantal hokjes.
aa
Domein Meten en meetkunde
96
C. Gebruiken b Kleur de figuren. Hoeveel hokjes zijn het?
– Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
9 – 2 = 7 hokjes
16 – 7 = 9 hokjes
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Werkschrift 7, blok 3
C
2
De oppervlakte van Curaçao. Kleur de hele hokjes in het eiland rood. Trek nu een lijn om het eiland heen. Volg daarbij de hokjes. Het begin is al gemaakt. Meestal maak je het eiland dus iets groter. Alleen als er maar een klein stukje eiland op het hokje staat, maak je het eiland kleiner.
aa
Hoeveel hokjes heb je rood gekleurd? 13
4 km
les 14
b Hoeveel hokjes tel je binnen de lijn die je hebt getekend? Ongeveer
C
– Omtrek en oppervlakte berekenen van rechthoekige figuren
blok 2
hokjes. 45
16 km2
59
hokjes.
c Bereken nu de oppervlakte van het eiland. Daarvoor neem je het gemiddelde van het aantal rode hokjes Pablo terras. en hetmaakt aantal een hokjes binnen de lijn. Schrijf op hoe je rekent.
1
DeBijvoorbeeld: tegels zijn1350+ 45 cm= bij 50 cm. 58 : 2 = 29. 29 × 16 km² = 464 km² Meet het terras. is ongeveer 60 kmhij lang en tussen 4 km en 10 km breed. b ada Curaçao Hoeveel tegels heeft nodig? 96 tegels b Pablo legt in het midden 1 grote tegel 3 Maak de kommagetallen vastcm. aanen de oppervlakte getallenlijn. van 100 van cm de bij 100 Hoeveel kleine van rechthoekige figuren met eenvoudige Kunnen berekenen omtrek tegels heeft nog nodig? 92 tegels 0,2 0,7 gebruik 1,2 worden van 0,9 1,4 getallen.a a Hierbij mag in hij de dan opgave gemaakt formules voor omtrek en c Daarna vervangt hij in iedere hoek de 1 cm = 1 m b oppervlakte: kleine tegels door een tegel van 100 cm – Bij omtrek: lengte+lengte+breedte+breedte of varianten hierop. bij 100 cm. Hoeveel tegels liggen er als 0 0,5 1 1,5 het terras klaar is? 5 grote en 76 kleine Leerlingenboek 6, blok 2 tegels 0,200 0,75 0,95 1,45 1,49
CD
Toetsschrift 6, blok 5 Toetsschrift 7, blok 1 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 8, blok 2
C
b
2
enerreken. Schrijf zelf nog 5 getallen bij en maak die ook vast. Meer antwoorden. b cMeet
aa
Meet met je liniaal de lengte en de van deze blz. 116 plattegrond. - 119 verder blz. 120 - 123 plus Hoe groot is het weiland in het echt? 180 meter lang, 120 meter breed b De boer maakt een hek om het weiland. Hoeveel meter hek heeft hij nodig? 600 meter c De boer heeft een grasmaaier van 120 cm breed. Hoeveel banen moet hij maaien? 100 banen of 150 banen, 1 cm = 20 m afhankelijk van de richting. breedte even snel
C
b
3
blz.124 - 127
Teken en reken uit. Rosa’s tafel is 140 cm bij 70 cm. Ze legt er een tafelkleed van 200 cm bij 120 cm overheen. a Hoeveel is het kleed langer dan de tafel? 60 cm
computer
Domein Meten en meetkunde
97
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
1 Wat is de oppervlakte van een tennisveld? Functioneel gebruiken
les 4
blok 5
47
C
verder
Leerlingenboek 8, blok 2
serveervak
11 CD
Reken de maten van de tuinen uit. Alle tuinen zijn rechthoekig. lengte (m)
15
18
12,5
8,40
11
20
8
breedte (m)
8
13
6
6,10
9,50
omtrek (m)
46 … 120 …
62 … 234 …
37 … 75 …
29 … 51,24 …
7 … 36
59
6 … 28 …
77 …
190 …
48
oppervlakte (m2)
aa
12 … 10
tennisveld voor enkelspel tennisveld voor dubbelspel
+
44 … 120
2m
Reken de oppervlakte van deze tennisbaan uit. 264 m2 b Reken de oppervlakte van het veld voor enkelspel uit. 192 m2 – 12 Bij oppervlakte uit.lengte x breedte. cReken Reken de oppervlakte van een serveervak uit. 26 of 27 m2 a Groep 8 gaat een dagje zeilen. Ze huren 5 b Om dit weiland wordt een hek van gaas oppervlakte van de baan wordt ergeplaatst. bij het enkelspel niet gebuikt? 72 m2 b d Hoeveel boten en 5 instructeurs. Hoeveel kost een Het gaas kost € 2,95 per meter.
CD
Leerlingenboek 6, blok 5
C
dagje zeilen ongeveer in totaal? 1. € 130 Reken oppervlakte uit. 2. de € 110 Gebruik 3. € een 550 rekentabel als dat 4. € 650 Huurprijzen59,95
2
per boot € ur € 69,95 per instructe
lengte
oppervlakte
C 13 D a a
nodig is.
18 m
18 m
1m
9m
18 m2
… m2
breedte
De palen voor het hek zijn gratis. Hoeveel kost het hek ongeveer in totaal? 96 m 1. € 1200 2. € 1600 130 m 3. € 2100 4. € 1400 102 m
Reken uit. Schat eerst en controleer met je rekenmachine. 2 aa Volleybalveld: 18 m blang, 9 m breed. 162 m c b45 ×Basketbalveld: m breed. 4203142 m2 × 54 is ongeveer 27 is ongeveer 28 m46lang, × 13715 is ongeveer c1200 Schoolplein: 80 m lang, m2 000 6000 60 m breed. 4800 160 27 = 1215 × 137 6302 d45 ×Handbalveld: 44 m 46 lang, 22= m breed. 968 3142 m2 × 54 = 169 668
197 m
d 143 × 206 is ongeveer 30 000 143 × 206 = 29 458
be 14 CD
3 CD
C 15 D
b
Akker met aardappels: 200 m lang, 120 m breed. 24 000 m2 f Door een brand is ongeveer 80 000 m2 heide verwoest. Reken uit. Joep zegt: ‘Dat is ongeveer 100 voetbalvelden.’ Schat eerst en controleer met je rekenmachine. Klopt zijn schatting? Nee, ongeveer 10.c 8382 : 33 is a 2132 : 52 is b 6194 : 163 is d 52 171 : 257 is ongeveer 40
ongeveer 40
ongeveer 250 8382 : 33 = 254
Wat2132 zijn: de vertrektijden? 52 nieuwe = 41 6194 : 163 = 38 De treinen hebben 19 minuten vertraging.
aa
ab
c
Reken uit. aoude vertrektijd
b
1 35 + 2 15 = 3 35
7 23 − 6 13 = 1 13
4 37 + 6 27 = 10 57
4 59 − 4 49 =
9 23 + 2 23 = 12 13
6 45 − 2 45 = 4
5 56
8 15
nieuwe vertrektijd
+
2 16
=8
11.16
11.46
1…1.35
−
4 25
=
12.05 …
1 9
d c 12.54
1 12 + 1 13 = 2 56
13.13 … 5 6
13.43 …
+ 2 23 = 3 12
4 1 + 3 15 = 7101
werkschrift21
3 45
2
+
bf
e
13.24
blz. 143
5 8
= 18
ongeveer 200 52 171 : 257 = 203
bg
13.52 d 15.28 14.11 …
16.58
2 14 − 1 12 = 9
15.47 … 2
3 4
17.17 …
− 3 3 = 5 13
1 38 −
3 4
=
6103
3 5
= 5 10
−
5
8 computer 7
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Domein Meten en meetkunde
98
C. Gebruiken
les 3 en 4
– Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
C
1
Reken uit.
1 5 ×
Functioneel gebruiken
6 3 9
3 0 8
Functioneel 3 6 gebruiken 0
2 4 6 4
5 1 1 2
2 8 4 0
1 5 4 0 0
4 4 7 3 0
5 4 0
3 8 3 4
1 7 8 6 4
4 9 8 4 2
C
2
Wat is de oppervlakte in meters? 960 m2 b 864 m2
aa
bd
c 2368 m2
Hoeveel verschillen ze in oppervlakte? 7 m2
30 m 48 m
23 m
32 m
74 m
35 m
18 m 21 m
30
38 m
les 25 herhalen
blok 4
32 m
u De parkeerplaats wordt afgezet met een lint omdat er nieuwe stenen komen. Het lint moet 3om deVulparkeerplaats in. heen. b a a Bereken de omtrek b c breedte van is rechthoekig en heeft een lengte van 120 meter en een 1De parkeerplaats en de oppervlakte. 5,6 8,4 5,8 50 meter. 1? a a Wat is de omtrek2,8van figuur 4,1 4,3 2,8 2,8 – Hoeveel lint is dan ongeveer nodig? 2. 12 cm En van figuur 2? 1. 13 cm;3,0 b Welkenodig. figuur1,5 heeft grootste 1,7 – Om1,4te weten oppervlakte Wat de is1,3 de 1,4 hoeveel 2,1 we de2,2 2,0hebben 1,4 tegels nodig zijn, oppervlakte? 1.(10 cm2; 2. 7 12 cm2) oppervlakte van deze ruimte?
CD
C
0,7
0,7
0,7
0,7
Leerlingenboek 7, blok 4 figuur 1
4 CD
C
2
0,9
1,0
1,1
figuur 2 c
Als je fi0,9 guur 2 op0,6 figuur 1 0,7 legt, welk 1 deel van 1 blijft dan onbedekt? 14 deel
3 12
3
3,90
a a
4
ren
b schaal 1 : 100
even snel
be
d
hok
3
b
Maak de getallen op de goede plek vast.
a a Reken met schaal. a b 3,1
C
1,2c
De familie Willems krijgt 4 kippen. Vader 3 maakt een hok4,2 met een ren. Om de4ren komt 5 gaas. a Hoe lang is de ren? 5 m b Hoe breed is de ren? 3,50 m 5 familie c Hoeveel meter gaas moet de kopen? 17 m d Wat is de oppervlakte van het hok? 1,50 m2
1m
blz. 32 - 35
verder
Bekijk deze bouwsels van kubussen.
blz. 36 - 39
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
7 8 ×
5 8 ×
2 7 × 9 9 4
Werkschrift 8, blok 1
3
bd
c b aa Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef 3 6 1 4 2
1 8 0
blok 1
plus
blz. 40 - 43
computer
les 23
Domein Meten en meetkunde 70 blok 2 C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
C
1
99
Hoe ver? a Hoe ver is het naar het strand vanaf Den Hoorn? 3,5 à 5 km. b Hoe ver is het naar het strand vanaf Kapenvlak? Ongeveer 1,5 km. c Hoeveel meter is de Oudeweg? 1250 m. d Op de kruising met de Westerweg staat een paddenstoel met die afstand. Hoe staat dat Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef met 1,2 km of 1,3 km. aangegeven? 1 Maak er kubussen van. 1 2 3 4 5 6 De Hemmer Oudeweg
les 5 herhalen
blok 2
48
erweg West
C
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
– Routes beschrijven en lezen op een kaart met behulp van een rooster
Kunnen lezen interpreteren van gegevens op(3plattegronden, waarbij gebruik gemaakt blokjes bestaat de kubus? 27 × 3 × 3). a a Uitenhoeveel Uitlegenda, hoeveel blokjes bestaan de een 6 andere figuren? of 14 blokjes. met inbegrip van het wordt vanb de schaallijn en/of rooster met13coördinaten, Den Hoorn c Welke maken samen een kubus? 1 & 3; 2 & 5; 4 & 6. mentaal innemen van een standpunt. Witteweg Grote vlak
weg
Loodsmans Duin
Waar kun je het zien? Emiel en Mieke roeien op het water langs de molen, het kasteel en de vuurtoren. Pompevlak De Kuil a Welke moeten ze op om de molen Schaal 1 : kant 50 000 helemaal te zien? Naar links. b In welke richting moeten ze varen om het Hoe kasteel ver? niet meer te zien? Naar rechts. Wat is de grootste afstand op deze paddenstoel? Assen 18. c Kunnen ze vanuit de boota een foto maken Wat en is de kortste met rechts op de foto de bmolen links de afstand? Paterswoldse meer 1,3. c Zet de namen op volgorde. De kortste afstand bovenaan. Paterswoldse vuurtoren? Groningen Vliegveld, Groningen, Vries, Zuidlaren, Assen. Waarom wel/niet? Ja, als zemeer, ver genoeg naar rechts varen.
a
a
bd 2,1
a
P
werkschrift
blz. 21
€ 1200 € 1000
maatschrift
€ 1850 of € 1875 € 1561
0,5
eg
2,3 we
bd
De Geul
0
1
aw
Po
Hoeveel kosten de scooters ongeveer inclusief btw? Rond de prijzen af op 25 euro. Reken zonder rekenmachine. c a b
ali
€ 239,75 € 285,30
De Kuil
4
1
eg
lpw
Sto
C
Siborsnollen
Am
€ 0,89 € 1,06
e
Hoeveel kost het inclusief 19% btw? Hoeveel kilometer is het vanbDe Geul naar ’t Horntje? c a Begin bij de parkeerplaats vlakbij De Geul en € 100 € 119 € 150 € 178,50 € 1 € 1,19 4 km. rijd over de rode weg.Ongeveer Hoe lees€ je deze schaal? 2 km is op de kaart € 132 157,08 € 267 € 317,73 € 9,35 € 11,13 Den Hoorn 4 cm; 1 cm op de kaart is 0,5 km.
ed
3
De R
CC 3
b
g
2
nt
C
1 blz. 58 en 59
€ 1925 € 1614
‘t Horntje
Mokbaai Ponthaven
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Toetsschrift 8, blok 6
eg lpw Sto
De Naal
Mok
2
erslag
Hoornd
23.
Leerlingenboek 8, blok 2
C
Kapenvlak
Toetsen 1-Streef
2 km computer
€ 1425 € 1195
Domein Meten en meetkunde
100
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken les
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
106
blok 6
18
Leerlingenboek 8, blok 6
C
1
Hoe werk je met coördinaten? Gebruik een atlas. a Welke provincie is dit? Drenthe b In welk vak ligt Meppel? A5 c In welk vak ligt Assen? C3 d En de andere 3? Emmen E5 – Hoogeveen C5 – Roden B1 e In welk vak ligt Coevorden? D6
A
B
D
E
F
1
1
2
2
3
3
4
4
5
40
C
5
Blok 6 Les 18 en 19
6
6 A
C
B
C
D
E
F
2
Hoe werk je met puntcoördinaten? 7 Lesverloop van (1,5) les 18 Handleiding 8, blok6 a Zoek de punten en (5,2). Zie je waarom 6 die punten zo genoemd worden? (1,5) R b Waar liggen (5,1) en (3,4)? 1 Hoe werk je met coördinaten? 5 c Wat zijn de coördinaten van P, Q en R? a 1 naar rechts en 5 naar boven; 4 naar rechts Veldcoördinaten 4 en 2 naar Bespreek eerstboven samen het kaartje bij deze opgave en het begrip coördinaten. Waarom staan 3 b letters 5 naar 1 naar boven; naareen rechts er enrechts cijfers?en(Hiermee kun je3snel plaats opzoeken.) Hoe doe je dat? (Eerst zoek en 4 naar boven P cijfer bent.) Vraag (5,2) je de goede letter en dan ga je omhoog of omlaag tot je bij het 2goede c P (0,2); Q (6,0); R (5,5) de leerlingen in tweetallen met behulp van een atlas de vragen te beantwoorden. Laat 1 hierna enkele leerlingen verwoorden hoe ze de coördinaten en plaatsen hebben gevonden. Q Voeg eventueel nog enkele vragen toe, zoals: Welke plaatsen liggen in B4? Door welke vakken 0 1 2 Waar 3 ligt 4jouw 5 6 7 stroomt de Drentse Aa? In welke vakken ligt de A28? Als u in Drenthe lesgeeft: woonplaats? Laat de leerlingen elkaar ook coördinaten opgeven. Gebruik ook een stratenboek 5 3 Bepaal de coördinaten. met plattegrond (gemeente of ANWB.) Vraag ze met behulp van coördinaten de straat Teken de guur eerst na.zoeken. waarin zefiwonen op te 4 A en B zijn 2 van de 4 hoekpunten van een vierkant. A Wat zijn de coördinaten van de andere 2 hoekpunten? (1,1); (3,3)
C
C
C
2
Hoe werk je met puntcoördinaten?
4
Puntcoördinaten B Geef aan dat het hier niet om vakken maar om punten gaat. Waar staat punt 1,5? Bespreek de 1 notatie van die punten. Het eerste punt staat op de horizontale as en het tweede punt staat 0 op de verticale as. Tussen beide cijfers wordt een komma geplaatst. De punt staat 1 precies 2 3op een kruising. Oefen samen een aantal puntcoördinaten en laat steeds verwoorden: … naar 5 Zoek zelf rechts en coördinaten. … naar boven. Noem ook punten die op de assen liggen; ook de 0 moet worden (2,0) P, Q en R? (P en Q liggen op een 4as en R heeft a Wat zijnWat de valt coördinaten van de B? punten genoemd. jullie op aan b En die van C? (–4,0) gelijke coördinaten.) Welke coördinaten horen er bij het punt linksonder in de hoek? (0,0) Vertel D c En D? (–2,3) 3 dat we dat punt ‘oorsprong’ noemen. d Welke bijzondere punten zijn nog niet Ter informatie: We beperken ons tot hele getallen. Daarom wordt hier een punt als (2 12 , 3 12 ) 2 genoemd? Onder de horizontale as. niet genoemd, maar het is er wel.
3
C
2
4
5
A
a 42 cm = 73 cm = 85 cm = 97 cm =
b 7 dm = 0,7 … m 4 dm = 0,4 … m 2 dm = 0,2 … m 8 dm = 0,8 … m
0,42 … m 0,73 … m 0,85 … m 0,97 … m
Domein Meten en meetkunde
c 1 m 20 cm = 1 m 85 cm = 3 m 42 cm = 7 m 64 cm =
d 51 cm = 5,1 … dm 29 cm = 2,9 … dm 77 cm = 7,7 … dm 92 cm = 9,2 … dm
1,20 … m 1,85 … m 3,42 … m 7,64 … m
CD
Meet de afstand. Lars loopt de paarse route. Niels loopt de zwarte route. Stijn loopt de oranje route. a Wie loopt de kortste route? Niels b Hoeveel kilometer loopt Stijn? 7 km c Hoeveel kilometer loopt Stijn meer dan Niels? 2 1km Oh ja, is Toelichting enkilometer voorbeelden bij dan 1-Streef d Hoeveel loopt Lars meer Niels ? 14km 5 Reken uit. hetzelfde als 2 .
C. Gebruiken
les 10 oefenen
– Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Streef
CD
101
Finish
15
blok 6
97 Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
Paraat hebben
8
a a1
b 4
c
1 1 3 8 + 4 = 8 1 5 1 5lang 5 5 is de weg? 8 + 2 = 8 Hoe 7 9 3 9 2 3 Gebruik je liniaal. + = + = 10 10 10 5 10 10 a Hoe lang is de weg 1 1 rood 1 2 1 van + = 1 + = 3 3 3 6 2
+
=
5
3 4 + 3 5 + 5 8 + groen? 1 3 +
3 4 3 5 5 8 7 9
=1
1 2 1 5 1 4 1Hoe 9
b
d Start 3
1 km
1 4 + 1…4 = 2 7 1 8 + 2…8 = 3 2 7 1 … + 1 5 10 = 2 10 is3deze 5weg? 36 … + 1 = 2 4 8 8
Paraat hebben
9 9 Paraat 19hebben + 2 = 3
– Omtrek en oppervlakte bepalen/berekenen van figuren (ook niet rechthoekige) via (globaal) rekenen
= 1 (ook niet rechthoekige) via (globaal) Omtrek en oppervlakte bepalen/berekenen van figuren lang km naar =b1 rekenen. 5 × 2 km = 10 km u Omtrek –B ereken de lengte en de omtrek.
C 16 D
=1
6 CD
Reken uit. Vereenvoudig de breuken zo veel mogelijk. 2 km Leerlingenboek 7, blok 1 b a c 7 1 3 1 1 1 – = – = 1 8 8 2 4 4 4
a
17 CD
1 1 1 1 3 5 4 – 4 = de 6 – 3 = 2 2 lengte. Bepaal 2 1 1 4 7 9 a Welk lint is het langst: het blauwe – = – = 10 10 10 10 2 5 het groene groene? 2 1 9 1 5 11 lint 6 – 6 = 2 12 – 12 = 6
1 of het1 2
Toetsschrift 5, blok 4 Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 8, blok 1 1 km
1 2 1 2 1 5 1 3
– – – –
3 4 1 8 3 10 1 56
=
b
3 4
=1
3 8
d 3 5
= 109
8
1 2
5
=
1 8 1 4 1 3 1 6
–1 –3 –1 –3
3 4 1 2 1 4 1 3
3 8 3 4 7 121 1 56
=1
=1 =
= 20 cm b Hoe lang is het blauwe lint? 2 × 20 cm + 2 × 40 cm = 120 cm = 1,20 m c Hoe lang is het groene lint? 7 Bedenk zelf sommen. 4 × 40 cm = 160 cm = 1,60 m 40 cm Gebruik deze getallen en rekensymbolen: d Bram heeft een rol blauw lint en een rol groen 6 lint van 7 elk 8 5 meter. 12 = – dozen + kan x hij : Hoeveel 40 cm daarmee op deze manier inpakken? 3 a Maak een som met als uitkomst 62, of kom er zo dicht mogelijk bij. Je mag de getallen maar 1 keer gebruiken. Meer antwoorden. b Bedenk zelf met deze getallen een som met een andere uitkomst. Vertel een klasgenoot wat Leerlingenboek 7, blok de uitkomst is 6 en laat hem of haar de som erbij zoeken. Meer antwoorden.
CD
8 CD
LB7a_B1Les.indd Sec2:39
16-12-2009 19:10:42
Reken met omtrek en oppervlakte. Gebruik je liniaal.
aa b
Meet de omtrek van de figuur. 32 cm b Hoe heb je gerekend? 4 × 6 cm + 8 x 1 cm c Wat is de oppervlakte van de figuur? 28 cm2 d De figuur wordt verdubbeld: wat gebeurt er met de buitenomtrek en de oppervlakte?
omtrek: 12 + 12 + 6 + 6 = 36 + 12 = 48; oppervlakte wordt 2 keer zo groot: 56 cm2
even snel
LB7b_B6L06.indd Sec2:97
blz. 116 - 119
verder
blz. 120 - 123
plus
blz. 124 - 127
computer
18-06-2010 10:02:51
les 23 en 24
blok 2
Domein Meten en meetkunde C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Streef
C
102
1
Welke route fietsen zij? Alle afstanden zijn in kilometers. a a Niels fietst het kleinste driehoekje, van 7,8 km lang. Hij begint in M. Kleur zijn route rood. b Samira fietst ook een driehoek, maar die is zo groot mogelijk. Ze begint in M. Toelichting enroute voorbeelden bij 1-Streef Kleur haar blauw. c Milan is met zijn fietstraining bezig en rijdt 5 keer helemaal rond. 78
Hoeveel km fietst hij?
Paraat hebben
21
Niels
2,6
2,7
A
M
Samira 2,7
3,9
km.
3,0
2,3
13,4
Iris
E
km
Rekenen met een zeshoek. Elk lijnstuk is 28 mm. a Begin bij A en kleur de rand van een figuur met een omtrek van 84 mm rood.
B
C
Driehoek AMB of AMF. b Kleur de rand van een figuur met een omtrek van 14 cm. A
Vierhoek AFED of ABCD.
bc
D M
Begin bij A. Stippel langs de lijnen een traject dat 28 cm lang is. Je mag geen enkel lijnstuk 2 keer nemen. Bijvoorbeeld AMFABMEDMCD.
F
E
CD
u Oppervlakte 3 Hoeveel flesjes gaan er in 1 liter? – Bereken van jouw huis door het totale vloeroppervlak te verdelen in Vul de het tabelvloeroppervlak in. een paar rechthoeken, waarvan je de oppervlakte makkelijkc kunt uitrekenen. a b a b d Waar kom je op uit? inhoud flesje in ml 500 250 100 50 40 25 20 10 5 – Hoe kun je de oppervlakte van de driehoeken berekenen?
0,5 2
deel van een liter
aantal flesjes per liter
Leerlingenboek 6, blok 5
45 CD CD
0,25
0,1
0,05
0,04
0,025
0,02
0,01
0,005
4
10
20
25
40
50
100
200
Zet op volgorde van groot naar klein. Wat is de oppervlakte? b
maar de school moet nog gebouwd worden. 3,2
3,02
2,32
0,8
0,08 school
0,88
8,08
8,08
0,88
0,8 60 m
0,08
0,720
0,37
0,079
0,37
0,079
De school wordt 60 m lang en 40 m breed. c De rest van het bouwterrein is voor het schoolplein. b d 0,73 6,5 5,6 5,06 6,51 Maak een rekentabel in je schrift. a Wat is de oppervlakte van het hele bouwterrein? 6,51 5,6 5,06 0,73 b Hoeveel m6,52 blijft er over voor het schoolplein? a 9600 m2 b 7200 m2
6 CD
80 m
40 m
0,720
plein
Welke breuken horen bij de letters? even snel Kies uit:
1 3
1
6 blz. 74 - 77
2 3
1
2 verder
blz. 78 - 81
plus
0
7 CD
79
120 m
de Klimroos gaat verhuizen, a a Basisschool 3,2 3,22 2,32 3,02 3,22
blz. 82 - 85
computer 1
a
b
c
d
1 6
1 3
1 2
2 3
Verdeel de pannenkoeken eerlijk.
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
Paraat hebben
D
3,6
omtrek heeft. Kleur de rand groen. Die route is lang. Werkschrift 8, blok 2
a
C
2,6
3,6
Iris kiest een route in de vorm van een vierhoek die de grootste b d hebben Paraat
2 CD
2,5
B
C
1
Meet in millimeters. Hoe hoog is de grootste kubus? 25 mm b Hoe hoog is de kleinste? 5 mm c Hoe hoog is de toren als je de kubussen op elkaar stapelt? 75 mm d Hoeveel van de kleinste gaan er in de grootste? 125
aa
les 6 en 7
blok 5
44
b Domein Meten en meetkunde
C
C. Gebruiken
1
a Hoeveel broers en zussen heb je?
c Hoe is dat bij je klasgenoten? Vul de turftabel in. aantal kinderen
1-Streef
kinderen. Meer antwoorden.
volwassenen,
d Welk soort gezin komt in jullie groep niet voor? Meer antwoorden.
aantal gezinnen
1 kind en voorbeelden bij 1-Streef Toelichting
C
Paraat hebben
Meer antwoorden.
b Uit hoeveel personen bestaat jullie gezin? Vul in:
– Meten – Rekenen in de meetkunde
103
Vul in en maak de grafiek af.
In Nederland zijn er in de leeftijd van 25–34 jaar: 246 000 gezinnen met 1 kind 235 000 gezinnen met 2 kinderen 89 000 gezinnen met 3 of meer kinderen
2 kinderen
2
Hoe hoog zijn de volgende kubussen? 3Een of meer kinderen kubus met een oppervlakte van 6 m2. 1 m Een kubus met een oppervlakte van 54 dm2. 3 dm Meer antwoorden. Paraatbhebben c Een kubus met een inhoud van 125 cm3. 5 cm d Een kubus een inhoud van 0,125 m3. 12 m ek af. 1 cm = 20 000 gezinnen. e Maak met demet gegevens uit opgave d de staafgrafi
aa
b Leerlingenboek 8, blok 3
C
3
Vergelijk 1 kind de figuren. De oppervlakte van elk hokje is 1. 2 kinderen
2
1
4
5
3 of meer kinderen
2 CD
Welke getallen liggen even ver van het midden? 3 Geef ze dezelfde kleur.
aa
13
15,5
14,9
19
16,5
6 15,1
0,82
1,1
0,58
0,66
4,01
–1,1
2
4,2
16
aa
Welke 2 rechthoeken zijn even groot? 2 en 3 (12) bb Wat is de grootste figuur? 0,14 (14) 0,38 0,54 0,62 0,6oppervlakte van figuur 5? 12 c Wat is de d Hoe groot schat je de oppervlakte van figuur 6? Bijna 12. 2,95 2,09 3,15 7,2 bc
b
3,05
Werkschrift 8, blok 5
C
4
CD 3
Hoeveel meststof heb je nodig? a Bij 2 m2? 300 gram Kijk 1 2 figuren. b naar Bij 3 deze 2 m ? 525 gram 1 2 3 c Vader gebruikt de helft van de doos. Voor hoeveel vierkante meter is dat? 5 m2 d De buurman koopt 3 dozen voor de prijs van 2. Voor hoeveel vierkante meter is dat? 30 m2
a
4
5
b
a Maak eerst van elke figuur een rechthoek of vierkant. Dit doe je door stukjes te verplaatsen. b Bereken de oppervlakte van de rechthoeken en vierkanten. 1
10
hokjes, 2
9
hokjes, 3
12
hokjes, 4
10
hokjes, 5
8
hokjes
c Zet de figuren op volgorde van groot naar klein. 3, 1 en 4, 2, 5
even snel
blz. 74 - 77
verder
blz. 78 - 81
plus
blz. 82 - 85
computer
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Paraat hebben
Paraat hebben
Domein Meten en meetkunde
104
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
– Veel voorkomende maateenheden omrekenen
In toepassingssituaties berekeningen kunnen maken en veel voorkomende maten kunnen omrekenen, ook met samengestelde grootheden. Geld kunnen inwisselen en gepast betalen. u Lengte/omtrek – J e gaat meedoen aan een zwemvierdaagse. Elke avond wil je een halve kilometer zwemmen om te oefenen. Hoeveel baantjes van 25 m zijn dat? u Oppervlakte –W e leggen tegels van de voordeur naar de straat. Dat pad is 1 meter breed en 12 meter lang. We hebben tegels van 50 cm bij 50 cm. Hoeveel tegels hebben we dan nodig? Kun je een tekening maken?
Lengte/omtrek Toetsschrift 7, blok 1
les 13 en 14
Werkschrift 6, blok 2
C
1
blok 2
Oppervlakte Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 8, blok 2
17
Inhoud Toetsschrift 8, blok 2 Toetsschrift 8, blok 3 Toetsschrift 8, blok 6 Gewicht Toetsschrift 7, blok 6 Toetsschrift 8, blok 2
Teken en reken uit. 1 cm = 1 m
Tijd Toetsschrift 6, blok 3 Toetsschrift 6, blok 4 Toetsschrift 6, blok 5
2m
3m
2m
5m
aa
C
b 2 1 cm = 1m
Teken een plattegrond van deze tuin. b Wat is de omtrek van de tuin? 20 m c Hoeveel vierkante tegels van 50 cm passen op het terras van 5 m bij 2 m? 40 d Hoeveel rechthoekige tegels van 40 × 50 cm passen op het terras van 5 m bij 2 m? 50 Teken plattegronden van verschillende tuinen. Elke tuin heeft een omtrek van 18 meter. Meer antwoorden.
Geld Toetsschrift 5, blok 2
Domein Meten en meetkunde
105
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
les 14
blok 5
59
Leerlingenboek 6, blok 5
C
1
Reken uit. Omar legt een terras. 30 × 60 cm
ing aanbied 0 ,5 2 € nu
3m
pe r s t u
k
3m Hoeveel tegels heeft Omar nodig voor zijn terras? 50 Hoeveel kost dat? € 125 c Hoeveel tegels heeft Omar nodig als de tegels 20 × 30 cm zijn? 150 d Wat moet hij dan betalen? € 375 20 × 30 cm e Omar legt om en om een rij grote en een rij ing kleine tegels. Hoeveel tegels heeft hij dan van aanbied 0 ,5 2 elk nodig? En hoeveel moet hij betalen? nu € k Meer antwoorden, bijv.: 30 grote en 60 kleine tegels, € 225. pe r s t u
aa ab b
les 16
blok 5
62
CC 21
Reken uit. Reken Op hetuit. tuinpad legt Omar gewone stoeptegels. Noa legt in haar woonkamer een houten vloer. 30 × 30 cm
€ 1,75
100 mm
65 mm 90 cm
10 cm
6,5 cm
2 dm
1 dm 20 cm
0,2 m
12 m
aa a
Hoeveel stoeptegels heeft hij nodig? 120 b Hoeveel kost dat? € 210 c Er zijn ook tegels van 30 × 45 cm, maar deze kosten € 2,50 per stuk. Is dit voordeliger? Ja, dat is € 10 goedkoper. BOUWMARKT FLEXIS d De buurman wil ook nieuwe stoeptegels.planken: Zijn pad breed en 14 m en 1,60ismnet bij zo 80 mm 6,40 m van 10En stuks: 10 cm lang. Hoeveel stoeptegels heeft hijpak nodig? hoeveel kost dat? 141 tegels; € 246,75
b
CD C2 3
a
€ 23,50
Reken uit. 9,60 m a d b cHoeveel kost dat? € b 1128 34 × 2 = 68 88 × 7 = 616 34 × 8 = 272 48 × 3 = 144 Meet of juf.46Meet van×je9 rekenboek, je schaar je pen. 46 × 3je=meester 138 74 × 8 en = 592 × 7 =ook 322de lengte 72 = 648
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Domein Meten en meetkunde
106
C. Gebruiken
Functioneel gebruiken
Reken uit. Schat eerst de uitkomst. a Toelichting en voorbeeldenb754 bij : 1-Streef 26 = 29 504 : 4 = 126 441 : 3 = 147 533 : 13 = 41 786 : 6 = 131 1088 : 32 = 34 1216 : 8 = 152 1428 : 28 = 51
c 4484 6142 6237 4092
Functioneel gebruiken
CD
: : : :
59 = 76 83 = 74 81 = 77 93 = 44
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Autobezit 1960 – 2000 u 6 InhoudKijk naar de grafiek. 400 a Hoeveel per je 1000 inwonersuit een fles – Hoeveel glazen personenauto’s van 125 ml kun schenken met 1 liter wijn? Aantal personenauto’s per 1000 inwoners
1-Fundament
5 CD
had Nederland in 1960? 45 b Tussen welke Werkschrift 7, blok 6 jaren was de stijging van het aantal auto’s het grootst? 1960 – 1970 c Hoeveel personenauto’s per 1000 inwoners 1 Hoeveel glazen kun2000? je vullen? 400 waren er in Kleur ze.2008 waren er 450 auto’s per 1000 d In een glas kan 5 dl. a a In inwoners. Hoeveel keer zoveel als in 1960 is dat? 10 keer
C
1,5 liter
ab
In een glas kan 0,25 l.
les 23 en 24
blok 6
350
61
300 250 200 150 100 50
c In een glas kan 0,125 l. 0
7 CD
literkan kan0,2 er l.in het aquarium. In een glas b d Hoeveel a
be
c 1
In de fles kan 0,75 l. Hoeveel glazen vul je dan? a 1 2 45 cm
4 dm
CD
b 3
2 Beantwoord7, deblok vragen5over de 100 meter van Jesse en Daniël. Leerlingenboek 4 dm
Maak a a 128 l de grafiek van Jesse verder af.
8 CD
afstand (m)
Hoeveel is het?. t?. 2 10 a 4
22
6
38
8
54
10
72
12
86
135 100l
afstand (m)
2
15
4
30
LB7b_B5Les.indd Sec2:796
45
8
55
10
66
d 34 48 cm
50 cm 36 cm
55,296 (bi (bijna 56) l sse
Je
80
b
60
l
nië
Da
40 20
Uit de fles kunnen 7 glaasjes gevuld worden. 0 14 100 er in 1 glaasje? 0,1 l Hoeveel liter gaat Hoeveel dl is dat? 1 dl Hoeveel cl is dat? 10 cl b Vul de tabel van Daniël in. Hoeveel ml is dat? 100 ml tijd (sec)
3
c 6
32 cm
60 cm
8 dm
tijd (sec)
1960 1970 1980 1990 1995 1998 1999 2000
b
meter
– Meten – Rekenen in de meetkunde
79
bc
2
Uit de fles kunnen 10 bekers gevuld worden. 4 6 gaat 8 er in 101 beker? 12 14 l 0,25 Hoeveel liter seconde Hoeveel flessen heb je nodig voor 50 bekers? 5 flessen Hoeveel liter is dat? 12,5 l
Wat kun je vertellen over de wedstrijd tussen Jesse en Daniël? Daniël gaat snel van start, maar Jesse haalt hem in en wint. Daniël doet langer dan 14 seconden over de 100 m. 18-06-2010 10:06:25
bd
Over welke sport gaat deze grafiek, denk je? Waarschijnlijk over hardlopen.
les 24
blok 1
Domein Meten en meetkunde C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament Functioneel gebruiken
C
29
107
1
Hoeveel centimeter zijn de lijnen in het echt? De lijnen zijn op schaal getekend. a Schaal 1 : 50. 350 cm b Schaal 1 : 25. 225 cm c Schaal 1 : 100. 650 cm d Schaal 1 : voorbeelden 20. 150 cm Toelichting en bij 1-Streef e Schaal 1 : 12. 112,8 cm
a b
C
2 Wat zijn de afmetingen van deze fiets? Functioneel gebruiken De schaal is 1 : 30.
les 19
aa
blok 3
Hoe lang is de fiets? 150 à 156 cm
u Gewicht b Wat is de middellijn van het voorwiel? 60 cm – De kaas kost € 7,98 per kg. Hoeveel moet je hoog dan ongeveer betalen c Hoe is het zadel? 78 cm voor 250 gram?
C 1 blok 5 Leerlingenboek 7, blok 5
les 25 herhalen bd
Hoe ziet de dag van Kim eruit? werk
slapen
C1 3 CD
fitness
Wat is de hoogte van het midden van het stuur? 84 cm
televisiekijken
Versmarkt Amersfoort
overig
Hoeveel moet je ongeveer betalen? 0
3
107
6
Rundergehakt 9
12
15
18
21
24
Reken uit. a b a bc verkoopdatum: a Wat doet Kim op een bdag? slapen, werken, fitnessen, c d televisiekijken, overig 789993 630393 gewicht 250 g 500 g 400 g 750 g 150 g 1,5 kg 2,4 kg 1 zou 3 ze doen in de1 periode 1 1 1 1 1 1 3 1 b1 +Wat ‘overig’? Meer antwoorden. 25-02-2010 = − = 2 + = 2 4 − = 3 2 4 4 2 4 4 4 4 2 4 4 2 c1prijs Wat zij 1om 2€uur En om€ 60,90 uur ’s avonds? werken; fitnessen 3 doet 5€ … 1 3€ … 1 1gewicht1kg 7 prijs €/kg 1,50 3 5’s €−middags? 2,40 4,50 93 =€4… 14,40 … … … 3 3 +€ … totaalprijs € + = = 1 = − = 1 2 4 lang 4 4 ze televisie? 8 4Hoe 8laat gaat ze naar 4 bed? 4 1 uur; 2 om 23 uur 8 4 8 d2 Hoe kijkt 2 1 5 3 1 5 2 3 2 9 € 15,99 1 14besteedt 107Kim − aan 1 56 + tv-kijken e5 +Hoeveel uur werk, fitness, 10 = 4 = 8 = slapen, 6 = 2 3 en overige1activiteiten? 10 − 5 = 10 8 2 uur 10 4 3 11 7 uur 1 werken; 26 uur1 overig; 3 2 1 2 Rond af. slapen; 1 112 uur fitness; tv-kijken 2 23 +1 uur 3 16 − 13 = 2 56 5 + 10 = 10 = 110 1 3 − 6 = 6 = 110 3 = 33 Leerlingenboek hele getallen. b Rond af op 1 cijfer achter a a Rond af8,opblok b c Rond af op 2 cijfers achter de komma. de komma. 42 Hoeveel deze stukken kaas ongeveer? Bereken kosten de schaatstijden. 7,3 goede… 7,31 4,3333 7antwoord. 7,3 4,33 Kies het … … afstand 500 m 1500 m 5000 m 10 000 m a 15,6 b 15,199 c 10,4567 1… 6 5,2 0,46 1… 1… 42.8 2.44,1 7.21,31 1.tijd€ Jesse 24 1. € 5,5015.55,10 1. € 5 gewicht gewicht kg prijs €/kg gewicht kg prijs €/kg 8,8 8,80 1,6666 9 kg prijs €/kg 8,8 1,67 … … … 2.tijd€ Rachid 3 2. € 0,55 2. meer dan €5 42.3 7.21,33 15.55,01 0,498 kg € 62.44,0 0,932 kg € 5,90 0,645 kg € 7,55 5,5 5,55 0,38099 6 5 ,6 0 ,38 … … … 3. € 30 3. € 55 3. minder dan € 5 43.1 2.44,9 7.19,72 4.tijd€ Sander 3000 4. € 0,9215.06,04 4. precies € 2,54
a
b
a a b
C C D
a
C
3
b
Kijk, meet en reken. a Welke afstand rijden ze alle 3 in minder dan 1 minuut? 500 m b Hoe lang is de schaduw Welke twee schaduwen zie je op b c Hoe lang is de In hoeveel hele minuten rijden ze de 10 000 m? 15 minuten van de boom? 3 cm hetzelfde moment? schaduw van de kilometer per uur rijden ze dan ongeveer? 40 km/u u Tijd c 1Hoeveel en 2 lantaarnpaal? 5– Hoe Reken uit. d Zet de tijden op volgorde: van snel naar langzaam. 42.3, 42.8, 43.1, 2.44,0, 2.44,1, 2.44,9, oud geworden? 2,7 cm Kies7.19,72, het goede antwoord. 7.21,31, 7.21,33, 15.06,04, 15.55,01, 15.55,10 ae 45 45het = tijdsverschilb tussen 36 × 34 63 × 57 = op alle afstanden? d 7,5 × 2,5 = Wat× is de=snelste en declangzaamste Leerlingenboek blok 1. 1625 3600 500 m:7,0,8 sec.;31500 1. m: 1004 0,9 sec.; 5000 m: 1,611. sec.; 10 000 m: 49,06 sec.1. 18,75 2. 900 2. 1024 2. 3021 2. 14,25 3. 2025 televisie kijken zij? 3. 924 3. 3591 3. 16,25 3 Hoeveel 14. 1825 2 3 4. 1224 4. 3621 4. 15,75 a Wie kijkt het langst televisie? Evelien Bram kijkt van 16.50 tot 17.35 uur. b Hoe lang kijkt ieder? Bram: 45 minuten; Mourad 48 Mourad kijkt van 18.12 tot 19.00 uur. minuten; Evelien Evelien kijkt van 19.25 tot 20.18 uur. werkschrift blz. 53 11minuten computer c Bram zegt: ‘Gemiddeld kijken we 52 minuten per dag televisie.’ Heeft hij gelijk? Nee, het gemiddelde is iets meer dan 48 12 minuut.
a aa ab
CD
ab
b
C
a b
4 CD
a
Reken Reken uit. met kommagetallen. a De vuurtoren is 45 m hoog. 3,6m. De schaduw is 15 Manja is 1,80 m. Hoe lang 3,4 is de schaduw van Manja?
Hoe hoog is de b b 3,71
boom? De schaduw van de boom is 3,35 8 m. Nick is 1 meter 60. Zijn schaduw is precies m.3,71 a Welke 2 van deze getallen liggen tussen 3,5 en 3,75? 3,61 en
3,15
3,06
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
aa
598 : 6
…600 : 6 = 100
99 r 4 …
99,66666667 …
178 : 9
…180 : 9 = 20
19 r 7 …
19,77777778 …
b
898 : 31
…900 : 30 = 30
28 r 30 …
28,96774194 …
…450 : 90 = 5
…4 r 85
…4,92391304
c
1251 : 59
1200 : 60 = 20 …
21 r 12 …
21,20338983 …
1577 : 41
1600 : 40 = 40 …
38 r 19 …
38,46341463 …
Domein Meten en meetkunde 453 : 92 b
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
C
2
Welke delingen komen niet uit op een heel getal? Leg je antwoord uit. a 602 : en 6… niet, want … 600 : 6 = 100bij en dan rest 2. Toelichting voorbeelden 1-Streef 189 : 9 … wel, want … 180 : 9 = 20 en 9 : 9 = 1.
a
b
Functioneel gebruiken
108
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
729 : 15 … niet, want … het deeltal moet op een 5 of een 0 eindigen.
1427 : 12 … niet, want … het deeltal is oneven. Functioneel gebruiken
bc
Toetsen 1-Streef
1900 : 25 … wel, want … 1900 is een honderdvoud en 100 : 25 = 4.
Leerlingenboek 9900 :7,98blok niet, 6want … 9800 : 98 = 100 en 100 : 98 geeft rest 2. …
C
3
Reken met leeftijden.
10
aa
juni 2010
b
Yasmin is geboren op 15-3-1998. Haar broer Wesley op 8-8-1995. Hun moeder op 1-7-1970.
C
Hoe oud is Yasmin? Kijk naar de kalender. 12 jaar b Hoe oud zijn Wesley en de moeder van Yasmin en Wesley? Wesley: 14 jaar, moeder 39 jaar c Hoeveel jaren, maanden en dagen is Yasmin jonger dan Wesley? 2 jaar, 7 maanden en 7 dagen.
4– Treintijden Reken met tijd. en wachttijden.
aa
Wegens vakantie
Leerlingenboek 6, blok 4 gesloten van
CD
LB7b_B6L11.indd
Kijk
18-07-'10 tot en met naar 0 1de - 0 8treintijden -'10
Nijmegen Arnhem Arnhem Ede-Wageningen Driebergen-Zeist Utrecht CS Utrecht CS Duivendrecht Amsterdam Amstel Sec2:102 Amsterdam Amsterdam Amsterdam Sloterdijk Castricum Heiloo Alkmaar Alkmaar Heerhugowaard Schagen Anna Paulowna Den Helder
en naar het
A I
I
Schrijf de data anders.18 juli 2010 en 1 augustus 2010. b Hoeveel dagen is de winkel gesloten? 15 dagen plaatje.c De eerste vakantiedag valt op zondag. Op welke dag gaat de winkel weer open? maandag
b
I
A
18-06-2010 10:01:03
A I
I I
A
A
a Om de hoeveel minuten komt er een trein uit Alkmaar aan in Anna Paulowna? b drinken. Welke trein neemt hij?
Domein Meten en meetkunde
109
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
les 25 oefenen
blok 4
Leerlingenboek 7, blok 4
5 CD
32
blok 3
31
Vertrek 12:10 ▶Aankomst 14:34
Reken met treintijden.
Tijd
Station/Halte
Spoor
Reisdetails
12:10 12:29
Amersfoort Utrecht Centraal
6 8b
Intercity
12:38
Utrecht Centraal
15
Intercity
13:06
Hertogenbosch ('s)
13:28 13:47 14:02 14:18 14:34
Eindhoven Weert Roermond Sittard Maastricht
les 15 herhalen en oefenen aa b
Hoelang duurt de treinreis van Amersfoort naar Utrecht? 19 minuten b Hoeveel tijd heb je om in Utrecht over te stappen op de trein naar Maastricht? 9 minuten c Hoeveel tijd reis je tussen 2 opeenvolgende stations? U – DB 28 min.; DB – E 22 min.; E – W 19 min.; d Hoelang duurt de hele reis van Amersfoort naar Maastricht? 2 u en 24 min. W – R 15 min.; e Een half uur later gaat weer een treinrekenen naar Utrecht en dan naar Maastricht. R – S 16 min.; Hoofdrekenen en erschattend 12.40; 12.59; 13.08; 13.36; 13.58; 14.17; 14.32; 14.48; 15.04 S – M 16 min. Schrijfeen alle keuze vertrektijden Maak uit dezeop. opdrachten. Reken 5 tot 10 minuten.
Leerlijn – Zakrekenmachine – Oppervlakte
Leerdoelen Nieuwe stof
CD
Getalbegrip u6 Geld 1Reken met procenten. is de 8 waard in de volgende – BedenkHoeveel drie manieren om de munten uitgetallen? hetDeze vak in te wisselen munten. barbecue kosttevoor vorig andere jaar € 200. Dit jaar 676 867 (800) isuit 854,94 (800) 736 ( 80)om de – Bedenk drie589 manieren briefjes/munten het andere vak inistedewisselen voor andere de prijs verhoogd. Wat nieuwe prijs? 534 278 ( 8) 780,35 ( 80) 217 (800 000) briefjes 876 en munten. 389 526 ( 80 000) 768 521 ( 8000) Handleiding 7, blok 3
– Getallen intoetsen op de rekenmachine – Geldbedragen optellen met de rekenmachine
– Oppervlakte van kamers berekenen – Lengte- en oppervlaktematen herleiden Oefenen – Aankomsttijden berekenen – Vermenigvuldigen
20%
€ 220; € 210; € 240
2 Rekenen met geld een prijsverhoging Laat de leerlingen bij elk bedrag minstens bdrieBij totaal verschillende van: manieren noemen om het samen te stellen. 15% 25% 1% € 38,€ 61,80 € 100,€ 56,32 € 44,44 € 23,23 b c Bij een prijsverhoging van: € 72,98 € 87,-
€ 230; € 250; € 202
– Sprongen maken van 0,10 – 0,20 – 1,3 – Dichtstbijzijnde hele getal zoeken bij kommagetallen
7 CD
▪ Nieuwe stof – Schattingen controleren met de rekenmachine – Getallen intoetsen op de rekenmachine
10%
2,5%
5%
40%
60%
Maatschrift Vul1aanRekendictee tot 1. ▪ delen b tempo. Geef dit dictee in een gematigd 0,3 + 0,7 … =1 0,20 + 0,80 … =1 160 : 2 = (80) 120 : 4 = (30) 640 : 8 = (80) 0,9 + 0,1 … =1 0,25 + 0,75 … =1 160 : 4 = (40) 250 : 5 = (50) 560 : 7 = (80) 0,5 + 0,5 … =1 0,90 + 0,10 … =1 180 : 3 = (60) 630 : 9 = (70) = 1 : 6 = (90) 0,2 + 0,8 … =1 0,99 + 0,01 … 540
aa
– De rekenmachine gebruiken bij contexten – Oppervlakte en afmetingen van eilanden
382,63 ( 80) a a Bij een 458,32 ( 8) van: prijsverhoging 8 ) 762,81 ( 0,8 of 108 ) 763,98 ( 0,08 of 100
▪ 2 Getallen rijgen
bc 0,250 + 0,750 … =1 0,025 + 0,975 … =1 0,001 + 0,999 … =1 0,005 + 0,995 … =1
€ 205; € 280; € 320
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
aa × = Domein Meten en meetkunde 1 3
C. Gebruiken
3 CD
1 3
1 9
b
1 3
×
2 3
=
2 9
c
1 3
×
1 4
bd
= 121
1 3
×1
3 4
= 127
110
1-Fundament
Reken deze tafelsommen met kommagetallen uit. Schrijf de antwoorden van de tafel van 7 naast elkaar. 7-14-21-28-35-42-49-56-63-70 Schrijf daaronder de antwoorden van de tafel van 0,7. 0,7-1,4-2,1-2,8-3,5-4,2-4,9-5,6-6,3-7 b Schrijf de antwoorden van de tafel van 12 naast elkaar. 12-24-36-48-60-72-84-96-108-120 Schrijf daaronder de antwoorden van de tafel van 1,2. 1,2-2,4-3,6-4,8-6-7,2-8,4-9,6-10,8-12 c Schrijf de antwoorden van de tafel van 1,5 naast elkaar. 1,5-3-4,5-6-7,5-9-10,5-12-13,5-15 Schrijf daaronder de antwoorden van1-Streef de tafel van 0,15. 0,15-0,3-0,45-0,6-0,75-0,9-1,05-1,2-1,35-1,5 Toelichting en voorbeelden bij
Functioneel gebruiken
7 × 1,20 m = …8,40 m 4 × 1,3 = Functioneel gebruiken tekening blauw wit
– Meten – Rekenen in de meetkunde
aa
79
b
6 CD 4 CD
Hoe groot zijn de stukken? Reken Maakuit. de tabellen af.
aa
b
11,5 m 5 × 2,30 m = … 19,2 m1. 8 × 2,40 m = … Leerlingenboek 7, blok 6 18,6 m2. 6 × 3,10 m = …
5 CD
a
1. 4.
3. 4.
1. 12 .
11 . 12 .
7 CD
€Vanuit 20 + € welke 20 + € 5richting
€ 59
82,2 8 × 15,1 = 120,8 8 × 14,61. = 116,8 4 × 25,93. = 103,6
6 × 13,7 = oranje groen 1. 3.
1. 6.
c
4. 6.
of
2 3
of
2 8
1. 2.
of
4 8
1. 4.
1. 2.
of
3 6
1. 6.
€ 0,75
b d1. 4.
of
2 8
2. 6.
of
1 3
zie€ 50 je +deze € 5 +zijaanzichten? €2+€2 50 c + 20 c + 5 c
8 CD
1 Vanuit het z…uiden
2 Vanuit het n…oorden
Functioneel gebruiken
€ 2,80 € 2 + 50 c + 20 c + 10 c
N
Z
Functioneel gebruiken
1. 6.
In toepassingssituaties kunnen afmeten met een geschikt meetinstrument. werkschrift blz. 58 computer u Lengte/Omtrek –O m de vijver komt een hek van gaas. Hoe kunnen we de omtrek meten? De vijver is grillig van vorm. W O LB7b_B6L16.indd 18-06-2010 –H oe105meet je je maten? Leerlingenboek 6, blok 2
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
bd
c 11 × 3,3 = 36,3 tekening blauw 14 × 2,6 = 36,4 18 × 4,2 = 1.75,6 3. 19 × 5,4 = 102,6
1. 4. Betaal gepast. 5. 5. Gebruik zo weinig mogelijk briefjes en munten. a b
€ 45
– Liniaal en andere veel voorkomen meetinstrumenten gebruiken
5,2 7 × 1,6 = 11,2 9 × 3,41. = 30,6 3 × 6,12. = 18,3
Toetsen 1-Streef
3 Vanuit het o…osten
Meet en reken.
4 Vanuit het w …esten
Lengte Toetsschrift 5, blok 4 Oppervlakte Toetsschrift 5, blok 6 Toetsschrift 6, blok 5
09:59:22
Inhoud Toetsschrift 5, blok 3 Toetsschrift 6, blok 3 Gewicht Toetsschrift 6, blok 4
1 cm = 2 m a Meet met je liniaal de lengte en de breedte van deze plattegrond. Hoe groot is de tuin in het echt? 9 meter lang en 6 meter breed b De helft van de tuin wordt betegeld met tegels van 50 cm bij 50 cm. Hoeveel tegels zijn er nodig? 108 tegels
9 CD
Schrijf het op in meters en centimeters. a 530 cm = …5 m en 30 … cm b 597 cm = …5 m en 97 … cm c 2380 cm = 23 … cm … m en 80 d 4912 cm = 49 … m en 12 … cm
e 823 cm = …8 m en 23 … cm f 1111 cm = 11 … m en 11 … cm g 1055 cm = 10 … cm … m en 55 h 5500 cm = 55 … m en …0 cm
Tijd Toetsschrift 6, blok 3 Toetsschrift 6, blok 4 Toetsschrift 6, blok 5 Toetsschrift 7, blok 6
les 24
blok 1
Domein Meten en meetkunde C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament Functioneel gebruiken
C
29
111
1
Wat is de echte lengte en de echte omtrek? Gebruik je liniaal. De afstand van A naar B via de lichtblauwe route is in het echt 60 km. a Hoeveel centimeter is dat op de tekening? 6 cm b Hoeveel centimeter lang is de kortste route van A naar B? 4 cm c Hoeveel is dat in het echt? 40 km Toelichting enkilometer voorbeelden bij 1-Streef d Hoe groot is de omtrek van de hele zeshoek in het echt? 120 km e Hoe groot is de omtrek van de hele zeshoek als 1 cm in werkelijkheid 400 000 cm is? (Dus als de A Functioneel gebruiken schaal 1 : 400 000 is?) 12 × 4 km = 48 km
a
B
b
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Leerlingenboek 7, blok 1
C
2
Meet de afstanden. Gebruik je liniaal. De afstand van Goster naar Zeven is hemelsbreed 7 km. Toge Zeven Goster
Klip
aa b
Hoeveel is de afstand van Goster naar Zeven op de kaart? 7 cm. b Hoeveel kilometer is het van Goster naar Zeven via Klip? 8 km c En via Toge? 7 12 km d Teken een lijn van 1 cm en zet daarbij hoeveel kilometer dit in het echt is. 1 km Schrijf daaronder: de schaal is 1 : 100 000
26
blok 4
les 21
Leerlingenboek 7, blok 4
3 CD C1
Pizza en taart kopen.
1. kilometer vestingwerken zijn er? a e a aHoeveel 3. pizza kost € 1.
Schat1. eerst. b 1. pizza kost € 3. (hele pizza)
1 2
f
1 3
1. ca Ongeveer € 1,50. 7 cm, dus 840 m. 2. pizza kost
g
1 4
bh
1 34
bd
1 16..
pizza kost € 3,50.
werkschrift
schaal 1 cm = 120 m
C
2
taart kost € 26,25
€ 15
€3
LB7a_B1L21.indd Sec1:29
taart kost € 7,50 b Ongeveer 14 × 1 cm = 14 × 120 m = taart kost € 5 1680 m = 1,68 km. taart kost € 3,75
blz. 11
computer
120 m
Wat is de omtrek van deze figuren? driehoek: 12 cm: vierkant: 12 cm; zeshoek: 12 cm. Welk deel van de figuren is oranje gekleurd? driehoek 14 deel; vierkant 14 deel; zeshoek
16-12-2009 19:12:26
1 4
deel.
Domein Meten en meetkunde
112
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
u Oppervlakte – Er moeten graszoden gelegd worden in de rechthoekige tuin. Je kunt graszoden kopen per rol van 4 meter bij 50 centimeter. Hoe kun je uitzoeken hoe groot de tuin is en hoeveel grasrollen je nodig hebt? – Met één rol behang kun je 5 m2 muur behangen. Hoeveel rollen behang heb je nodig? Hoe kun je dat uitzoeken? Werkschrift 6, blok 6
C
Reken uit hoeveel glaswol de bouwvakker nodig heeft. Hoe groot is de oppervlakte van het dak?
aa
b Teken de banen glaswol op het dak. c Hoeveel banen glaswol heeft hij nodig? d Hoeveel rollen glaswol heeft hij nodig?
be
Hoeveel moet hij betalen? Rond af op hele euro's. cm breed m lang
17,95
per rol
aan
ongeveer ontvangen? ongeveer € 1730 d. 50 leerlingen hebben deze week museum Potter bezocht. Verder was er die dag bijna niemand. Welke dag was dat, denk je? donderdag b e Stel, het museum heeft een actie: elke tweede bezoeker voor half geld. Hoeveel geld heeft het museum dan deze week ongeveer ontvangen? ongeveer € 1300
60 50 40 30 20 10
Domein Meten en meetkunde ma
di
wo
do
vr
za
zo
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
C
1-Fundament
Je moet betalen: Je geeft: Je krijgt terug: Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Functioneel gebruiken
2
113
Hoe betaal je? Hoeveel krijg je terug? Betaal met briefjes van € 10, € 20 of € 50.
aa
€ 34,80
€… 40
€ 5,20 …
b
€ 104,20
€…110
€ 5,80 …
Functioneel gebruiken €…130 b c € 126,35
€…3,65
Leerlingenboek 6, blok 5
3 CD
les 24
Reken uit.
blok 2
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
71
€ 2,40
C
1
voor 3 tegels € 1,25
Hoeveel kosten de terrassen?
aa
30 cm
aa
5m
3m
Ontwerp een vloer met deze 131 kleuren. 2m Wat kost jouw vloer? Teken en reken. Meer antwoorden.
€ 2,75
3m
C
2
€ 2,40
c [20 × blz. 20] − 50 [4 × 4] × € 1,25 = € computer 480 werkschrift
bd
8 × 12 + 12 × 4 × € 1,25 = € 180
Bereken de oppervlakte. Om het bloemperk ligt een strook gras van 1 m breed. a Hoeveel vierkante meter is de oppervlakte van het bloemperk? 35 m2 b Hoeveel vierkante meter is de oppervlakte 7m van het gras? 9 × 7 m2 − 35 m2 = 28 m2 c De grasrand wordt 50 cm smaller 5m gemaakt. Wat is dan de oppervlakte van het gras? 8 × 6 m2 − 35 m2 = 13 m2
a b
3 CD
Bekijk de schooltuintjes. 1
aa b 4 CD
1m
€ 3,40
5m
a
a 10 × 10 × € 0,50 = € 50 Leerlingenboek 7,€blok b 5×5× 0,50 =2€ 12,50 LB6b_B5L21.indd 69
5m
b 1 12 m
bc
3m
2m Hoeveel kost het oranje stuk vloer? € 19,20 25 cm b Wat kost het betegelen van de hele vloer? c 2m Laat zien hoe je rekent. € 38,40
€ 0,50
30 cm
bd
25 cm
2
3
4
5 9 3 9 3 8 Welk deel van de tuintjes is omgespit? 1: 10 12 = 6 ; 2: 12 = 4 ; 3: 12 = 4 ; 4: 12 = b Welk deel moet nog omgespit worden? 1: 16 ; 2: 14 ; 3: 14 ; 4: 13 c Het omspitten van de hele tuin kost € 240. Voor welk bedrag is het nu al gebeurd? 1 € 200, 2 € 180, 3 € 180, 4 € 160
Reken uit.
2 3
09-07-2010 10:17:24
Domein Meten en meetkunde
114
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
u Inhoud – Met welk meetinstrument zou je de inhoud van een zwembad kunnen meten? – Op een sauspakje staat dat je 250 ml melk moet toevoegen aan het sauspoeder. Je hebt alleen een beker van 1 liter. Hoe kun je toch 250 ml afmeten?
C
Leerlingenboek 8, blok 2 Hoeveel emmers water zitten er in het zwembad?
Domein Meten en meetkunde
115
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
u Gewicht – Met welk weeginstrument meet je? Hoe doe je dat? – het gewicht van jezelf – het gewicht van de poes – het gewicht van de hamster – een zak appels – zout voor in de taart
les 17
blok 4
21
Leerlingenboek 6, blok 4
C
1
Met welke weegschaal weeg je? 1 max. 100 g 2 max. 1 kg
3 max. 10 kg
4 max. 5 kg
aa
Wat kun je met de brievenweger wegen? Bol wol, muisje en brief. Wat kun je wegen met de tweede weegschaal? Als a, plus de suiker. c Welke dingen weeg je met de derde weegschaal? Konijn, kattenvoer en spijkers. d Wat kun je misschien niet met de digitale weegschaal wegen? Konijn en spijkers. e Wat weeg je met de digitale weegschaal? Bol wol, muisje, kattenvoer, suiker en brief.
ab
C
b 2
Met welke maat meet je?
aa
b
Kies uit kg of g. kanarie kind auto pot jam
3 CD
12 g… 35 kg … 1200 kg … 450 g…
bc
Kies uit km, m, cm of mm.
Kies uit l, dl of cl.
Amsterdam-Parijs 500 km … spijkertje 15 mm … pen 15 cm … woonkamer 850 cm …
benzinetank 60 l… beker slagroom 25 cl … fles limonadesiroop 7 dl … flesje koffiemelk 50 cl …
Bouw zelf. Je krijgt 3 bouwplaten. Maak daarvan een kegel en een cilinder en een piramide.
12
blok 1
les 5 herhalen en oefenen
Domein Meten en meetkunde
116
Hoofdrekenen en schattend rekenen
Leerlijn
C. Gebruiken – Getalrelaties en getalbegrip
Maak een keuze uit deze opdrachten. Reken 5 tot 10 minuten.
– Cijferend vermenigvuldigen
1 Rekenen met geld 10 × € 1,15 = (€ 11,50) 100 × € 1,15 = (€ 115,00) 1000 × € 1,15 = (€ 1150,00)
– Meten – Cijferend optellen – Rekenen in de meetkunde Leerdoelen
1-Fundament Nieuwe stof – Grote getallen vergelijken – Vanuit een context cijferend vermenigvuldigen
Functioneel gebruiken – Cijferend vermenigvuldigen Oefenen
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
2 Kommagetallen Vul aan tot het volgende hele getal: 1,9 (0,1 ) 16,4 (0,6 ) Functioneel gebruiken 2,26 (0,74) 9,91 (0,09) 0,93 (0,07) 16,25 (0,75) Handleiding 8, blok 1
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
– Vanuit een context cijferend optellen – Oppervlakte bepalen van meetkundige figuren – Hoofdrekenen met kommagetallen ▪ Nieuwe stof – Kommagetallen plaatsen op de getallenlijn tot 6
42
– Procenten op procentenbalk kleuren en cm berekenen
10 × €12,65 = (€ 126,50) 100 × €12,65 = (€ 1265,00) 1000 × €12,65 = (€12 650,00)
3 Gewichten schatten Hoeveel denk je dat: – jij weegt? – ik weeg? – die auto weegt? (rond 3000 kg) – die vrachtauto weegt? (vol maximaal 50 000 kg) – dat vliegtuig weegt? (Het grootste passagiersvliegtuig, de airbus, weegt leeg 275 000 kg.) – een olifant weegt? (2300 − 3000 kg) – een walvis weegt? (20 000 − 35 000 kg)
plus
blok 1
– Cijferend vermenigvuldigen
u Tijd Maatschrift 9 Zoek de grootste breuk. – Prinsjesdag is altijd op de derde dinsdag van september. Hoe kom je erachter op welke Wat is de grootste breuk van de drie? Optellen en vermenigvuldigen in tabellendatum ▪ dat 1 Breuken dit jaar is? 5 4 3 4 4 4 b Totaalbedragen eerst schatten, daarna– Lees aof Hoeveel is:schrijf teken de tijden. 7 en 6 5 10 9 8
▪ Oefenen – –
CD
1 2 1 3 1 4 1 2 Lees1 3 1 4
van 50 (25) 3 1 3 36 (12) 10 van Leerlingenboek 7, blok 1 – Vierkant, rechthoeken en driehoek tekenen van 24 ( 6) van 38 (19) 10 de kalender. Materiaal van 48 (16) – Leerlingenboek 8a blz. 6 en 7 van 48 (12) precies uitrekenen
4 15
c
– Rekenen met m en cm
CD
...
– Maatschrift 8 blok 1+2 blz. 6 en 7
▪ma2
– Plusschrift 8 blok 1
20 27 Welk6deel13is het?
– Kopieerblad 8.27
di 5 = ( 14 ) deel 7 van 14 20 21
28
– Kwismeester 8a blok 1
wo6 = 1( 2 ) deel 8 van 15 12 22
29
1
5 = ( 13 ) deel van 15 do 2 9 16 23 6 = ( 13 ) deel van 18
– Oefensoftware
vr
3
10
17
24
30 31
1 2 1 3 1 4 1 2 1 3 1 4
van 76 (38) van 51 (17) van 52 (13) van 84 (42) van 63 (21) van 104 (26) ma
10 21
7 14
...
...
10
17
24
4 30 11 5 = di ( 16 ) deel van 6 = wo ( 14 ) deel van 5 24 12 5 = (101 ) deel van 50 do1 6 13 6 = ( 5 ) deel van 30
18
25
di
vr
3
3 7
d
7
14
31
ma 1
7
14
21
28
8
15
22
29 30
19
26
wo
2
9
16
23
20
27
do
3
10
17
24
21
28
vr
4
11
18
25
4 11 18 schatten 25 za 1 8 15 22 29 za 5 12 19 26 ▪za3 Gewichten zoHoeveel 5 12denk 19je dat: 26 zo 2 9 16 23 30 zo 6 13 20 27 – jij weegt? – ik Dit is weeg? een van de kwartalen van een jaar. – Welk dit boek weegt? a kwartaal is het? Leg uit waarom. 3e kwartaal; juli en augustus hebben allebei 31 dagen. – Welke deze steen weegt? b dag komt het meest voor in dit kwartaal? woensdag een olifant weegt? (2300 − 3000 kg) wel of niet? Nee, het ligt eraan met welke dag het kwartaal begint. c– Is dat elk jaar dezelfde dag? Waarom d geldt dit maar voor−135dag? – Waarom een walvis weegt? (20 000 000Het kg)zijn 92 dagen: 13 weken en 1 dag, dus die dag komt 1 × vaker voor.
C 11 D HL8a_blok1.indd 12
Hoe vaak slaat de klok? 18.00 u a De avond is net begonnen. Hoe laat is het net geweest? 08-06-2010 09:21:40 b Deze klok slaat op de halve uren 1 keer. Op de hele uren slaat de klok het aantal uren dat hij aangeeft. Hoeveel slagen slaat de klok nog voor middernacht? 51 slagen
C
1
Vergelijk de kortste en de langste dag. zon op: 05.18 zon onder: 22.03
Zomer, 21 juni
zon op: 08.46 zon onder: 16.30
Winter, 21 december
Domein Meten en meetkunde
117
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Fundament Functioneel gebruiken
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
aa
Hoeveel hele uren duurt de dag op 21 juni ongeveer? 17 u Hoeveel hele uren duurt de dag op 21 december ongeveer? 8 u b Hoelang duurt de dag precies op 21 juni? 16 u en 45 min. En op 21 december? 7 u en 44 min. Functioneel gebruiken c Hoeveel uren en minuten later dan op 21 juni is de zonsopkomst op 21 december? 3 u en 28 min. Hoeveel uren en minuten eerder gaat de zon dan onder? 5 u en 33 min.
b
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Leerlingenboek 7, blok 6
C
2
40
plus
Wel of geen schrikkeljaar? Hoeveel dagen duren deze jaren elk? 365, 366, 365, 365
aa
blok 1 2011
1 CD
2012
2013
2014
bedenken optellen. bGetallen 25 februari en 3 en maart vallen op dezelfde dag. Is het een schrikkeljaar? ja Tel het van 3 cijfersHoeveel op bij het kleinste getal van daartussen? 1 cijfer. 2016 engrootste 2060 zijngetal schrikkeljaren. schrikkeljaren zitten 10 Wat is de uitkomst? 999 + 0 = 999 b Tel het kleinste getal van 3 cijfers op bij het kleinste getal van 4 cijfers. Watuit. is8,deblok uitkomst? 100 + 1000 = 1100 3 Reken Leerlingenboek 1 a b c d 1 1 1 1 × 0,40 = 0,20 × 0,50 = 0,10 × 0,8 = 0,2 2 10 × 0,70 = 0,07 5 4 2 Vragen over dagen. 0,5 × 0,40 = 0,20 0,1 × 0,70 = 0,07 0,2 × 0,50 = 0,10 0,25 × 0,8 = 0,2 april=(of 9 april) 0,25 × 0,4 = 0,1 a × Welke van het jaar? 0,5 0,60 datum = 0,30 is de honderdste 0,1 × 0,90dag = 0,09 0,210 × 0,80 0,16 b × 1 januari is de eerste 0,1 dag×van jaar. 31 december is de=365e 0,5 0,90 = 0,45 0,60het = 0,06 0,2 × 0,40 0,08 dag 0,25 × 0,121 = 0,03 15 8 maandag van het jaar. 16 9 2 dinsdag De hoeveelste dag is 13 juni? 164 (of 165) 17 10 3 woensdag Vereenvoudig 18 11 4 donderdag 47 Zet de getallende opbreuken. volgorde: van klein naar groot. b vak op. c d a daarna de getallen in elk 19 12 5 vrijdag Tel
CD CD
b ca a
b
C CD D
4 10
=
2 5
a a128 = 23 0,3
0,1
10 25 = 8 0,5 20 =
2 5 2 5
b
0,7
21 24 21 24
=
5 6
0,21 7
zaterdag 10 2
0,31
35
=
zondag
0,214
7
2 5
75 22
29
23
30
24 25 26
6
13
20
27
7
14
21
28
0,3
= 8 35 = samen 1,6 9 22 10 2 3 11 5 0,2-0,21-0,3-0,31 samen 1,02 =0,1-0,3-0,5-0,7 12 = 4 24 = 12 18 = 9 5 5 20 15 1 uit. 4 40 5 5 3 Reken Wat valt je op? Leerlingenboek 8, blok 2 20 = 4 25 = 5 18 = 6 48 = 6 je rekenmachine gebruiken. 0,07 0,45 0,7 cJe mag0,9 d 3,05 5,03 5,3 0,53 3,5 a b c 8 Maak er digitale van. 2,12 9 ×0,07-0,45-0,7-0,9 1 + 2 = tijden 11 samen 1 × 9 − 1 = 0,53-3,05-3,5-5,03-5,3 8 8 × samen 1 +17,41 1=9 Half 9 × acht12’s+morgens 3 = 111 is hetzelfde als 7.30 21 ×u. 9 − 1 = 188 8× 12 + 2 = 98 blz. 57 8 × a9 ×´s Morgens: b ’s Middags: c ’s Avonds: Nachts: 123 + 4 = 1111 321werkschrift × 9 − 1 = 2888 123 +d 3 ’s = computer 987 tien+9.30 u 111 vier uur 16.00 zeven uur 19.00 een 0.30 u 9 ×half 1234 5 = 11 4321 × 9u− 1 = 38 888 8 × u1234 + 4 half = 9876 11.15 u half 54 een321 12.30 half elf 22.30 u.12 345 + 5 vier 9 ×kwart 12 345over + 6elf = 111 111 × 9u− 1 = 488 888 8× = 98uur 7654.00 u vijf over drie 15.05 u kwart over zeven19.15 u kwart voor twee 1.45 u LB7b_B6L11.indd Sec1:101tien over negen 9.10 u 18-06-2010 twee over acht 8.02 u vijf voor drie 14.55 u tien voor acht 19.50 u vijf voor vijf 4.55 u 4 Hoe snel moet de fietser rijden om precies op tijd te komen? Een fietser moet op tijd zijn voor een wedstrijd. 9 Maak van. dan komt hij een uur te vroeg. Als hij 10 km Als hij er 15kilogrammen km per uur rijdt, Kijk goed naar de isandere in het rijtje. per uur rijdt, dan hij eensommen uur te laat. a c te komen? 12 km/u d Met welke snelheid moet bhij rijden om precies op tijd 500 g = 0,5 0,5 1500 g = 1,5 kg 1050 g = 1,05 kg 32 g = 0,032 … kg … … … kg 250 g = 0,25 0,25 854 g = 0,854 kg 1100 g = 1,1 kg 16 g = 0,016 … kg … … … kg 50 g en = 0,05 0,05 3000 g = 3… kg 100 g = 0,1 kg 8 g = 0,008 5 Vouw knip. … kg … … kg 10 geen = 0,01 0,01 kg papier van 3250 g =breed 3,25 kg40 cm lang. 95Zet g =aan 0,095 g =letter 0,001 Knip strook 5 cm linkerkant 1een … … en … dekg … A.kg Schrijf die letter ook op de achterkant van de strook. Zet aan de rechterkant een letter B. Schrijf deze letter ook weer aan de achterkant van de strook. 10 Rond afdeopstrook hele euro’s. Knoop vervolgens zoals op de tekening. a b B strak zoals in figuur 3. c Vouw de kanten plat. Knip d de uiteinden eraf. Trek de uiteinden van A en
CD C D
CD C D CD
CD
6 15
b
10:01:02
Domein Meten en meetkunde
118
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
– Formules gebruiken bij berekenen van oppervlakte en inhoud van eenvoudige figuren
Bij het berekenen van de oppervlakte van een rechthoek via l x b (lengte x breedte) en van een balk via l x b x h (lengte x breedte x hoogte) en deze formules ook kennen. u Een slaapkamer is 3,5 meter breed en 5 meter lang. Hoe groot is de oppervlakte van de vloer van die kamer? Welke formule gebruik je? Wat is de oppervlakte van de tuin?
Oppervlakte Toetsschrift 6, blok 5 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 8, blok 2
les 12
blok 6
Leerlingenboek 6, blok 6
C
1
Bereken de oppervlakte van deze kamers.
58
C
aa
1
les 13 lengte 2 breedte oppervlakte blok 3m
2m
3 m × 2 m = 6 m2
6m
4m
6…m × … 4 m = 2…4 m2
Hoeveel past erin? a 5m 4m
1 m3
doos =
5…m1×m3… 4 m = b2…0 m2
b 8m
3,5 m
8 m × 3…,5 m = 2…8 m2 …
7m
5,5 m
7…m × … 5,5 m = 3…8,5 m2
bc
1 dm3
1 dm antwoorden. Welke maten passen bij een oppervlakte van 48 m2? Meer 3
uH oeveel water kan er in? 2Met welke Reken uit. kun je dat uitrekenen? formule
Hoeveel kubieke decimeters
Leerlingenboek 7, blok 2
10 × 10 × 10 = 1000
C
C
er in plinten. een kubieke meter?Plint kinderen er in HetHoeveel plafond wordtpassen geverfd en er komenzitten nieuwe Reken handig als dat kan. lengte 1 kubieke meter (1 m3)?
2
Hoeveel dm3 past erin? nen 24 voor bin
Latex g l genoe 2 € 9,95 Pot 2,5 m 5 1 r voo eg o n e g l ,95 Pot 5 m2 € 15 3 dm voor 30
lengte
breedte
hoogte
5 dm
4 dm
5 dm
6 dm
3 dm
8 dm
7 dm
7 dm
7 dm
1 m²
2,50
m€
het plafond
inhoud
100 dm3 … 144 dm3 … 343 dm3 …
a a
m
b
10 cm
3
10 cm
C
2 dm 4 dm 1 cm = 1 m a Hoeveel vierkante meter is het plafond? 18 m2 10 cm breed. 16 meter bMaak Hoeveel meter plint er nodig? De deur is 1 meter van de bouwplaat eenis kubieke decimeter. c Hoeveel latex is er nodig? 3 liter 1 : 10kosten de latex en de plinten samen? € 43,60 d schaal Hoeveel in werkelijkheid 10 cm) e(1 cm Deiskamer is 3 meter hoog. De deur en ramen zijn samen 6 m2. Als ook de muren geverfd worden, hoeveel latex is er dan extra nodig? 45 m2 extra dus 7,5 liter latex.
3,95
99
Inhoud Toetsschrift7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 4 Toetsschrift 8, blok 1 Toetsschrift 8, blok 2
verder
80 blok 2 Domein Meten en meetkunde C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Streef
C
9 CD 1
les 13 en 14 Kalendam Veerle
blok7 2
Breekhorst Rolbos
1 dm Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
CD
Reken om. 2 dm 1bdm 1a dm 1 dm 3 3 3 1 dm3 1000 cm = … 1 dm = …1000 cm Functioneel 4 dm3 = gebruiken 4000 cm3 2000 cm3 = … 2 dm3 … 3 1 dm 2 7000 dm3 cm3 = … 8 dm3 = …8000 cm3 7 dm3 3 3 Werkschrift 7,3 blok 2 10 dm = 10 000 cm 11 000 cm = 11 … … dm3
2 CCD 11
CD 12 CD
1 dm
1 2
c
dm
17
2 dm
d 1000 0001 dm cm3 = 12 dm …1 m3 500 000 cm3 = …0,5 m3 3 1 dm 4000 000 cm3 = 4000 … dm3 600 000 cm3 = … 0,6 m3
1 m = 1000 … dm3 3 5 m = 5000 … dm3 1 dm3dm3 = …9 m3 29000 14 000 dm3 = … 14 m3 3
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Bereken de inhoud van deze dozen. Hoeveel gaskachels vervoert de vrachtwagen? Vul de tabel in. a De kachels wordena ain dozen verpakt. Wat zijn lengte, breedte en hoogte vanb cdie dozen? b b Hoeveel dozen kunnen er op de bodem langs één lange kant van de vrachtwagen staan? lengte 3 dm er op de onderste 4 dm 30 cm 60 cm 40 cm 1m c Hoeveel dozen kunnen laag staan? d Hoeveel lagen boven elkaar kunnen er in de vrachtwagen gestapeld worden? 1 1 e Hoeveel dozen kan2 de als20hijcmhelemaal vol is? breedte dmvrachtauto2 vervoeren 35 cm 25 cm 2 dm 2 m hoogte
2 dm
3 dm
30 cm
40 cm
inhoud in dm3
12 dm3
30 dm3
18 dm3
84 dm3
Laadruimte: 4m lang, 2 m breed en 2 m hoog. Leerlingenboek 7, blok 2 boodschappen? 3 Hoeveel kosten deze
aa
3,99
0,5 m, 0,5 m en1 1mm. 70 cm 2 rechtop: 8; liggend: 4 rechtop: 32; liggend: 16 70 dm3 250 dm3 4 lagen met de kachels liggend op zijn kant en 2 lagen met de kachels rechtop. e 2 × 32 of 4 × 16 = 64.
bc
b gehakt
a b c d
ketchup
0,99
drinkyoghurt wijn druiven boerenkool speklappen jonge kaas yoghurt olijfolie
Reken met kubieke meters. kalkoenfilet 3,99 kruidensaus 0,98 hutspot kubieke decimeter 0,49 2,99 a Hoeveel water pastbier er in 3 mosselen 4,99 toiletfris 3,97 dit aquarium? 36 dm smoothie liter is dat? 0,99 36 l zuiveldrink 1,49 b Hoeveel smoothie 0,99 zuiveldrink 1,49 c Hoeveel emmers vol is dat ongeveer? smoothie 0,99 zuiveldrink 3 dm 1,49 Kies uit: 12 , 2, 4, 20, 40. 4 emmers zuiveldrink 1,49 d Als het water€2016,43 cm hoog staat, hoeveel TOTAAL: TOTAAL: € 14,89 liter water zit er dan in? 24 l.
TOTAAL:
0,69 3,96 1,48 0,69 4,98 5,49 1,29 2,79
€ 321,37 dm
4 dm
C 13 D 4 CD
Hoeveel stoelen staan er in het theater? a 8 rijen van 16 stoelen per rij. 128 b 23 rijen van 18 stoelen per rij. 414 Zoek12steeds 2 getallen waarvan het216 ene getal 26 groter 35 is dan andere. rijen van 18 stoelen per rij. rijenhet van 19 stoelen per rij. 665 Geef ze dezelfde kleur. c 26 rijen van 42 stoelen per rij. 1092 1333 rijen39 17 61 van 28 stoelen per rij. 924 98
LB7a_B2Les.indd Sec2:80 81
90
49
d 45 rijen van 52 stoelen per rij. 2340 107 28 rij. 1794 39 rijen23van 46 stoelen per 35
56
72
82
99
43
54
125
64
21-12-2010 11:25:58
13 en 39; 17 en 43; 23 en 49; 28 en 54; 35 en 61; 56 en 82; 64 en 90; 72 en 98; 81 en 107; 99 en 125. even snel
blz. 74 - 77
verder
blz. 78 - 81
plus
119
5,5
Hoe ver liggen de plaatsen van elkaar? a Welke plaats ligt het dichtst bij? Kalendam Hoeveel past erin? b Welke het verst weg? Breekhorst c Hoe ver liggen Rolbos en a a Breekhorst uit elkaar? 1,5 bkm bc d Hoe ver liggen Kalendam en Veerle uit elkaar? 2 km e Welke twee plaatsen liggen het verst van elkaar?1 dm Hoeveel kilometer? Kalendam en Breekhorst 9,5 km. 1 dm
10
Functioneel gebruiken
2,5 4,5
blz. 82 - 85
computer
Domein Meten en meetkunde
120
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
u Bereken met een formule de inhoud van een zware balk met de afmetingen 18 cm x 3 dm x 2 m.
110 blok 3
les 21
Leerlingenboek 7, blok 3
C
1
De tuin ophogen. Samen bespreken.
1 m3 = 1000 dm3 = 1 000 000 cm3 1 dm3 = 1 liter
C
a Vader wil de tuin 5 cm ophogen. Heeft hij genoeg aan 1 vrachtauto met aarde? b De kinderen willen een vijver in de tuin. Samen met hun vader graven ze een gat. Komt er genoeg aarde uit het gat om de rest van de tuin 5 cm op te hogen?
2
Vul het badje. 11
5l
C
8l 10 l 1l a Met hoeveel emmers water krijg je het bad vol? 12 emmers b Met hoeveel tuingieters? 15 tuingieters c Is het slim om het bad te vullen met een plantengieter? Waarom wel of niet? Nee, je moet het dan 115 keer vullen.
3
Kubieke meters. Samen bespreken.
geschikt voor 32 m3
les 21 en 22
blok 3
30
1 Hoeveel past erin? Domein Meten en C meetkunde
aa
C. Gebruiken
Functioneel gebruiken
121
c 25 cm
112 dm
– Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Streef
b
3 dm
1 dm 2
2 dm
2 dm
5 cm
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef 2 dm 2 dm
12
dm3
1,5
dm3
2,5
dm3
12
liter
1,5
liter
2,5
liter
Functioneel gebruiken
bd
Maak doosje b 2 × zo lang, 2 × zo breed en 2 × zo hoog. Dan past er
Werkschrift 7, blok 3
C
2
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
liter in.
Hoe groot is de inhoud van deze dozen?
lengte
aa ab ac
breedte
hoogte
inhoud bodemlaag
totale inhoud
5 dm
4 dm
3 dm
20 dm3
60 dm3
8 dm
4 dm
6 dm
32 dm3
192 dm3
2 dm
1 dm
0,5 dm
8 dm
5 dm
d 1m
3 CD
12
Toetsen 1-Streef
2 dm3
1 dm3
80 dm3
400 dm3
e
20 cm
15 cm
3 dm
3 dm3
9 dm3
f
40 cm
40 cm
40 cm
16 dm3
64 dm3
bg
9 dm
60 cm
1m
54 dm3
540 dm3
bh
4 dm
4 dm
1,50 m
16 dm
3
240 dm3
bi
6,5 dm
4 dm
0,5 m
26 dm
3
130 dm3
Teken de lijnen op schaal. De lijn is in het echt 10 m. De schaal is 1 : 100.
aa
b De lijn is in het echt 25 m. De schaal is 1 : 500.
bc
De lijn is in het echt 150 m. De schaal is 1 : 1250.
even snel
blz. 116 - 119
verder
blz. 120 - 123
plus
blz.124 - 127
computer
CD
a Kevin plakt 192 voetbalplaatjes in een album. Hij plakt er 9 op een bladzijde. Hoeveel bladzijden heeft hij hiervoor nodig? 22 b Er worden 407 balpennen in doosjes verpakt. In elk doosje gaan 8 pennen. Hoeveel doosjes kun je vullen? 50 doosjes Hoeveel pennen blijven er over? 7 pennen over c Aan de kassa van de bioscoop is € 1072 ontvangen. De toegangsprijs is € 8 per persoon. Hoeveel mensen hebben een kaartje gekocht? 134
Domein Meten en meetkunde C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Streef Functioneel gebruiken
122
1 liter = 1 dm3 = 1000 cm3
10 CD
Wat is de inhoud? a Hoeveel cm3 is de inhoud van het melkpak? 980 cm3 b Wat is de inhoud van het pak sinaasappelsap? 1017,9 cm3 Toelichting voorbeelden bij c Gaaten in beide pakken wel een liter? Leg je antwoord uit. In het melkpak niet.
1-Streef19,5 cm
SAP
melk
xxx
9 cm
Leerlingenboek 7, blok 4
Functioneel gebruiken
Functioneel gebruiken
7 cm
5,8 cm 7 cm
Neem over en vul in. a
c
C 12 D
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
xxx
Functioneel gebruiken
C 11 D
Toetsen 1-Streef 20 cm
b
lengte
7 cm
14 cm
18 cm
breedte
3 cm
5 cm
5 cm
breedte
2 cm
hoogte
hoogte
8 cm
4 cm
inhoud
3 168 … cm
3 280 … cm
inhoud
3 180 … cm
lengte
6 cm
1,8 dm
breedte
0,5 dm
0,2 dm
hoogte
2 cm
3 cm
inhoud
3 60 … cm
3 108 … cm
5 cm
lengte
d
0,4 dm
lengte
5 dm
9 dm
2m
12 cm
4 dm
5 dm
6 cm 3 3600 … cm
5 cm
20 cm
3 18 … dm
3 200 … dm
5 cm
breedte
0,4 dm
15 mm
hoogte
4 cm
30…cm3
inhoud
3 80 … cm
0,3 dm
7 dm
25 mm
20 cm
6 cm
12 mm
45… cm3
3 1680 … cm
Welke 3 getallen zijn samen 1000? a
b
245
133
123
289
c
632
421
466 456
334
244
556
254
412 222
370
LB7b_B4Les.indd 38
18-06-2010 09:00:13
aa
bc
Welke breuken horen bij de letters? b Zet van klein naar groot: 1 2
1 3
1 5
1 5
1 3
Tussen welke 2 breuken op deze getallenlijn komt 3 12 ? 3 15 en 3 35
1 2
Domein Meten en meetkunde
C
C. Gebruiken
2
a
– Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Streef Weten waarom – Formules voor het berekenen van oppervlakte en inhoud verklaren * Voor 1-fundament zijn geen doelen bij ‘Weten waarom’ geformuleerd.
123
Zet de breuken op de goede plaats. Teken een lijn van 12 cm. Zet aan het begin 0 en aan het eind een 1. a b bc 1 2
1 4
3 4
1 6
1 4
1 3
1 2
0 1 1 1 1 of 3 Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef 3 4 3 2 6
2 3
of 64
3 6
3 4
2 3
4 6
5 6
1
5 6
C
3 Reken uit. betegelt het pad naast zijn huis opnieuw. Weten Alwin waarom
1 m2
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
De formules voor berekenen van de oppervlakte van een rechthoek l x b (lengte x€breedte) en € 6,- 6 van een balk l x b x h (lengte x breedte x hoogte) kunnen verklaren met standaardmaten. u Wat is de oppervlakte2 van dit gazon in m²? 1 tegel is 50 x 50 cm a Hoeveel m is het pad? 15 m2 –K un je de vierkante meters ook erin tekenen? Leg eens uit dat de formule l x b voor de 2 b Hoeveel tegels heeft Alwin nodig voor 1 m ? Hoeveel kost 1 m2? 4, € 24 oppervlakte juist is?
a a
c Hoeveel tegels heeft hij nodig voor het hele pad? Hoeveel kost dat? 60, € 360
b d Per m gebruikt Alwin 2 tegels van € 6 per stuk en 2 tegels van € 2,50 per Leerlingenboek 6, blok 5 2
stuk. Wat kost het pad dan? € 255
C
4
Teken en reken. Het volkstuintje van opa is 9 m lang en 6 m breed.
aa
LB6b_B5L01.indd 48
Teken het tuintje op ruitjespapier. 1 cm is in het echt 1 m.
ab
Hoeveel m2 is opa’s tuintje? 54 m2
c Teken de perkjes in je tekening. Hoeveel m2 is ieder perkje? 1 2 … m 3 deel aardappelen = 18 1 9 m2 6 deel wortelen = … 1 9 m2 6 deel bonen = … 1 deel bieten = 9 … m2 6 1 9 m2 6 deel snijbloemen = …
bd
Opa wil een hek om ieder perkje. Hoeveel meter hek heeft hij nodig? 48 m
09-07-2010 09:51:58
Domein Meten en meetkunde
124
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Weten waarom
Weten waarom 1 Reken de nieuwe prijzen uit.
C
les 24
blok 5
les 23 en 24
aa
71
blok 3
b
C
2
aa
b Teken en kleur de keuken. De hal is 8 m2 groot en moet buiten de getekende lijnen komen. Teken en kleur de hal.
Teken en kleur de bijkeuken. waren prijzen eerst? cWatTeken ende kleur de kamer. De korting was steeds 10%.
bd
10%
aa € 100 € 300 € 60 € 120
€ 90 € 270 € 54 € 108
€ 25 € 39 € 110 € 170
bd
c € 12,60 € 61,20 € 18,90 € 56,70
€ 14 € 68 € 21 € 63
Kies het goede antwoord.
Oude prijs: € 500 Nieuwe prijs: € 400
b Oude prijs: € 400 Nieuwe prijs: € 300
c Oude prijs: € 750 Nieuwe prijs: € 637,50
Korting: 1. 10% 2. 15% 3. 20% 4. 25%
Korting: 1. 10% 2. 15% 3. 20% 4. 25%
Korting: 1. 12 12 % 2. 15% 3. 17 12 % 4. 20%
bd
Oude prijs: € 145 Nieuwe prijs: € 133,40 Korting: 1. 6% 2. 8% 3. 9% 4. 11%
Reken met omtrek en oppervlakte. Bereken de omtrek. 13,8 cm b Bereken de oppervlakte. 10,58 cm2 c Wat wordt de oppervlakte als je beide kanten 2 keer zo groot maakt? d Wat wordt de oppervlakte als je beide kanten 12 keer zo groot maakt? 2 Kleur de fi8, guren oppervlakte in dezelfde kleur. Leerlingenboek blok 5 ddezelfde 2 met c 42,32 cm 2,645 cm2 2 en 4 (2 cm2), 1, 5 en 6 (3 cm2), 3 en 7 (2,5 cm2).
aa
oprit 2,3 cm
4 CD
aa
straatkant
3
C D 5 CD
€ 3,50 € 62 € 8,50 € 7,50
€ 3,15 € 55,80 € 7,65 € 6,75
tuin
C
b € 22,50 € 35,10 € 99 € 153
buren
a
b
Hoe lang is 1 zijde van het vierkant? a b De oppervlakte is 64 cm2. De oppervlakte is 196 cm2.
1
De zijde is: 1. 16 cm 2. 32 cm 3. 4 cm 4. 8 cm
2
De zijde is: 1. 14 cm 2. 7 cm 3. 49 cm 4. 21 cm
bc De oppervlakte is 12,25 cm2. De zijde is: 1. 2,5 cm 2. 3,5 cm 4 3,25 cm 3. 4. 4,5 cm
3
werkschrift
4,6 cm
blz. 51
computer
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
31
b c d Korting 25%.3 Korting 20%. Korting 5%. Korting 35%. Werkschrift 8, blok € 36 € 60 € 47,50 € 39 € 48 € 75 € 50 € 60 € 148 € 111 € 295 € 236 € 24 € 22,80 € 90 € 58,50 1 Maak je eigen ontwerp. Meer antwoorden. € 99,99 € 75 € 29,95 € 23,96 € 14,95 € 14,20 € 35 € 22,75 Teken op de plattegrond een kamer met woonkeuken en een aparte bijkeuken. De bijkeuken moet 9 m2 € 15 € 11,25 € 2,75 € 2,20 € 295 € 280,25 € 49,95 € 32,47 groot zijn en de keuken 20 m2. De schaal is 1 : 100.
C
Toetsen 1-Streef
C
2
Zoek de juiste breuk bij het bedrag.
aa
b
.1 100 .
.1 100 .
€ 0,01
€ 0,02 Domein Meten en meetkunde
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Streef
.2 100 . .5 100 . 10 . 100 . 20 . 100 . 50 . 100 .
1. = 50 . 1. = 20 . 1. = 10 . = 15.. = 12..
100 . 100 .
=1
€ 0,05 € 0,10 € 0,20 € 0,50 €1
125
€ 0,06 € 0,15 1. 4.
€ 0,25 € 0,35
3. 4.
€ 0,75
1
€1
Toelichting voorbeelden bij 1-Streef 3 Zet ze open volgorde: van klein naar groot.
C
aa Weten waarom
€ 0,01
.6 100 . 15 . 100 . 25 . 100 . = 35 . 100 . 75 . 100 . = 100 . 100 . =
0,2
10 10
1 10
0,2
Weten bwaarom 1
1 2
1 10
7 10
3 5
4 5
30 100
1 2
3 5
7 10
0,9
30 100
4 5
0,9
10 10
0,1
9 10
2 4
9 10
1
3 10
1 5
0,6
0,1
1 5
3 10
2 4
0,6
0,7
0,80
0,1
1 9
0,2
0,25
3 6
2 3
5 5
0,7
0,80
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
u Hoe zou jij de inhoud van een doosje bepalen van 5 cm bij 2 cm bij 3 cm. Je kunt ook de 5 1 3 2 0,25uit. 0,1 0,2 formuleb cgebruiken. Welke formule is6 dat? Leg eens 5 9 3 Leerlingenboek 7, blok 2
C
4
Meet de inhoud.
20 dm kist thee
5 dm
les 12
blok 5
90 dm
20 dm
57
C
aa
1
Wat zijn de lengte, breedte en hoogte van een vierkant doosje met een inhoud van 1 dm3? l, b en h 1 dm Wat is de inhoud in cm ? 4 dm b Hoeveel doosjes thee van 1 dm3 passen er in de gele 3 3 3 a 40 cm b 112 cm ckist? 176 d 495 cm3 6 ×cm 4 × 5 = 120 doosjes 6 dm c Er moeten 1750 kisten met thee in containers worden opgeslagen. Hoeveel 4 cm containers heb je nodig? 2 cm 1 Er passen 15 × 5 × 4 = 300 kisten in een container. Er5 zijn 2 cm 4 cm 5 cm 4 cm dus 6 containers nodig.
1 dm3
a
3
b
b
Leerlingenboek 7, blok 5
C
8 cm
4 cm
1
5 2 cm
7 cm
12 cm
LB7a_B2L11.indd Sec2:60
2
1
7 2 cm 16-12-2009 18:51:53
Reken uit. Inhoud 100 cm3
aa
5 cm
b Inhoud 180 cm3 Hoe lang en hoe breed kan deze doos zijn? Meer antwoorden. l × b = 12
5 cm
15 cm
Hoe hoog is deze doos? 4 cm
bd
c Inhoud 480 cm3
Wat kunnen de afmetingen van deze doos zijn? Meer antwoorden. l × b × h = 480
3 CD
Welke schepen kunnen de haven invaren? Er willen 3 schepen de haven invaren. Toka Maru, diepgang 12,05 m Karekiet, diepgang 1,25 m Freedom, diepgang 15,20 m
b
aa
Inhoud 22
1 2
cm3
Wat kunnen de afmetingen van dit doosje zijn? Meer antwoorden. l × b × h = 22 12 (bijv. 3 × 1,5 × 5)
De diepte van de haven is 12 meter en 50 … centimeter. b Welke schepen kunnen de haven in? Toka Maru en Karekiet c De Toka Maru heeft nog 45 … centimeter water onder de kiel. d Hoeveel meter en centimeter moet de haven ten minste worden uitgebaggerd, zodat ook het grootste schip kan binnenvaren? 2,70 m
blok 2,5 m = 2 … cm 250
58
C
1 cm2 = … mm2 100 5,5 cm2 = … mm2 550 83 dm2 = … m2 0,83 10 doos mm=2 = … cm2 0,1 b 1 m3
0,5 km = … m 500 4,3 cm = … mm 43 Hoeveel erin? km 1,2 1200 m past =… a
1
Domein Meten en CD meetkunde 6 Reken om.
0,3 dm3 = … l 0,3 250 3 cm3 = … l 0,25 1 dm 0,025 m3 = … l 25 35,7 l = … m3 0,0357 1 dm3
Hoeveel kubieke decimeters
CD
Hoeveel passen er in bij 1-Streef zitten er in een kubieke meter? 7 Reken om. Toelichting enkinderen voorbeelden
aa
)? 1 kubieke meter (1 m b 2 kg = 2000 3 dl = … g
C
1 kg = 500 g 2 Hoeveel dm3 past
…
2 Weten waarom 1 24
erin?
kg = 250 … g
4
0,75 kg =8,750 g 6 Leerlingenboek …blok
8 CD
Reken c handig als dat kan. 10 × 1210 × 10 l = =50 cl …1000
3
…0,3 l
5 cl = … 50 ml
1 4
dl = 25 … ml
0,6 l = 600 … ml
3 4
dl = … 7,5 cl
2 12 dl = 250 … ml
lengtel = 10 ml breedte 0,01 …
Wat is de inhoud van de kubus?
a 3admAls hij 10 cm hoog is? 1000 cm
3
b
b Als hij 8 cm breed is? 512 cm3 c Als hij 11 cm hoog is? 1331 cm3 d Als hij 12 12 cm diep is? 1953,125 cm3
bd
1
1 2
= 0,05 … l
175 cl
= 1,75 … l
5 hoogte l
6 dm
3 dm
8 dm
7 dm
7 dm
7 dm
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
inhoud = 625 ml
… 100 dm3 … 144 dm3 … 343 dm3 …
8
4 dm
Toetsen 1-Streef m3 = 1500 … l
50 ml
5 dm
5 dm
2 dm
4 dm
C 39 Je ziet de tekening van het aquarium en een tekening van een ander aquarium. u CD – Leg nu eens met de tekeningen uit waarom je de inhoud van het aquarium kan berekenen 10 cm
Maak van de bouwplaat een kubieke decimeter. Hoeveel lopen de klokken voor of achter? schaal 1 : 10
(1 cm is werkelijkheid 10 cm) via lengte x in breedte x hoogte.
Leerlingenboek 7, blok 2
C
aa
b De kubieke decimeter.
4
10 cm
c
d
10 cm
Weten waarom
0,5 dm3 = … cm3 500 150 cm3 = … dm3 0,15 1750 cm3 = … dm3 1,75 1300 dm3 = … m3 1,3
10 cm
1-Streef
bc
b
1 cm3 = … mm3 1000 1 dm3 = … cm3 1000 2 m3 = … dm3 2000 0,1 m3 = … dm3 100
– Meten – Rekenen in de meetkunde
0,3 a = … m2 30 0,05 ha = … m2 500 1,7 ca = … m2 1,7 3 km2 = … ha 300
126
aa
C. Gebruiken
2 ha = … m2 20 000 5 ha = … ca 50 000 2,6 a = … ca 260 0,90 ha = … ca 9000 1 m3
be
bf
a Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er in 1 kubieke decimeter (dm3)? 1000 b Hoeveel kubieke decimeters (dm3) zitten er in 1 kubieke meter (m3)? 1000 c Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er dan in 1 kubieke meter (m3)? 1 uur en 6 minuten 5 minuten 2 minuten een kwartier 1 minuut 12 minuten Reken = 1 000 000 achter voor om. achter achter voor 1000 × 1000 achter a b c d 1000 cm3 1 000 000 cm3 1 m3 = 1 000 dm3 1 m3 = … 1000 dm3 = 1 m3 1 dm3 = … even snel blz. 116 119 verder blz. 120 123 plus blz. 124 - 1273 computer 2 m3 = 2… 000 dm3 3000 dm3 = …3 m3 9 dm3 = … 9000 cm3 0,5 m = …50 0 000 cm3 3 3 3 3 3 3 3 7 m = 7… 000 dm 9000 dm = …9 m 5 000 cm = … 5 dm 600 cm = … 0,6 dm3 3 113cm000 12 m3 = 12 … 000 dm3 15 000 dm3 = … 15 m3 cm3 = … 13 dm3 90 cm3 = … 0,09 dm3
les 14
C
1
a
blok 2
a
b
LB8b_B6L16.indd 109
C
2
05-07-2010 17:58:43
werkschrift Reken uit.
4 dm
Hoeveel blokjes van 1 kubieke decimeter gaan er in deze doos? 6 × 3 × 4 = 72 blokjes
Reken uit.
computer
blz. 46 en 47 20 m
5 dm
3 dm 6 dm
3
maatschrift
blz. 17
LB7a_B2L11.indd Sec1:58 3 dm
aa
59
3 dm 4 dm
b Hoeveel kubieke decimeter past er in dit aquarium? 36 dm3
5 dm
12 m 16-12-2009 6 dm
c Een vrachtauto heeft twee tanks voor diesel. Hoeveel kubieke decimeter inhoud hebben de tanks? 150 dm3 per tank; samen 300 dm3
bd
Een badmeester vult het zwembad. Hij vult het tot 2 meter hoogte. Hoeveel kubieke meter water is dat? 20 × 12 × 2 m3 = 480 m3
18:51:46
Domein Meten en meetkunde C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
blok 5
82 1 CD
127
plus
Hoeveel bezoekers had Blijdorp in 2007?
1-Streef
Toelichting en voorbeelden bijgrootste 1-Streef Blijdorp na Efteling
Weten waarom
WetenDiergaarde waarom Blijdorp heeft opnieuw
ANP Rotterdam
attractie
les 22
meer bezoekers getrokken dan het Leerlingenboek 7, jaar. blokIn32008 passeerden voorgaande ongeveer 1,61 miljoen mensen de poorten, 000 meer dan in 2007. 1 Hoeveel 50 past erin? Blijdorp is na de Efteling de grootste publieksattractie in Nederland.
C
blok 3
111
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
1 dm3 = 1 liter 1 m3 = 1000 dm3 = 1000 l
1,61 – 0,05 = 1,56 miljoen 1 2
7 dm
CD 2
m
Zoek de getallen. 51 051
15 015
31 031
13 013
56 056
665 065
2m
29 029
6 dm
92 092
1m
a
Al deze getallen kun je delen door 7. Er nog 2 de getallen 10aquarium en 20 waardoor je die getallen kuntliter delen zonder d Hoeveel water pastrest. er in dit a zijn Verander matentussen van het in Alle getallen zijn dus deelbaar door 13 3==1001 Welke 2 getallen10 zijn 207××611 × 7× dm 840 dm3 = dmdat? × 5 11 dmen× 13. 5 dm aquarium? decimeters.
ab
840 l Hoeveel dm3 water past er in het e Hoeveel meer of minder dan 1 m3 is aquarium? 10 × 5 × 5 dm3 = 250 dm3 3 Leg 1 meter munten. c Hoeveel liter is dat? 250 l dat? 160 l minder. De middellijn van een munt van € 2 is 25,75 mm. De middellijn van een munt van 50 cent is 24,25 mm. u Janneke zegt dat je niet altijd de formule lengte x breedte mag gebruiken. “Dat kan Je legt de munten om en om naast elkaar totdat je precies 2 Reken om. bijvoorbeeld niet bij een tuin met eenhebt. schuine kant.” Wat bedoelt Janneke? Leg eens uit of 1 meter a b c d middellijn ze gelijk heeft. Gebruik 3 40 a 1 Hoeveel heb je 5nodig? = 1000 dm3 een tekening. dm3 5 munten dm3 1m l = 1 munten l= 1,7 m3 = 1700 … l 3 3 3 rij munten waard? € 50 3 b Hoeveel is de 4 m = 4000 0,5 l = 0,5 6000 l = 6000 2,4 dm3 = 2400 … dm … dm … dm … cm3
CD
b
a
C
a
b
0,5 m3 = 7, 500 dm35 Leerlingenboek …blok 0,1 m3 = 100 … dm3
4 CD 3 CD
a a b 4 CD
LB7b_B5Les.indd
1000 l 500 l
= 1… m3 = 0,5 … m3
7000 l = 8500 l =
…7 m3 …8,5 m3
3,8 m3 = 3800 … l 10 l 0,01 m3 = …
Oppervlakte en omtrek. Gebruik je liniaal.zijn er? Welke kwartalen aHet jaar bestaat uit 4 kwartalen. De maanden januari, b februari en maart horen bij het 1e kwartaal. a 2e kwartaal: april, mei, juni; 3e kwartaal: juli, augustus, september 4e kwartaal: a Welke maanden horen bij het 2e, 3e en 4e oktober, november, december. kwartaal? c Het 1e kwartaal, als het geen schrikkeljaar b Welk jaar is het nu? is. In dat geval hebben het 1e en 2e c Welk kwartaal heeft de minste dagen? kwartaal evenveel dagen. d Hoeveel dagen duurt de tweede helft van De oppervlakte vandan deze is 200. De vanin deze 600. d oppervlakte 3 dagen langer eendriehoek gewoon is jaar, 2 het jaar langer derechthoek eerste helft? Wat is de omtrek? 60 Watdagen is de omtrek? langer in120 een schrikkeljaar.
Hoe laat is het? Hoe laat is het over 10 minuten? 09.10 09.20 Sec1:82 10.55 11.05 15.50 16.00 11.58 12.08
aa
b Hoe laat was het 10 minuten geleden? 08.55 08.45 06.03 05.53 00.05 23.55 23.01 22.51
bc
Hoe laat was het 1 uur en 15 minuten geleden? 07.00 05.45 03.20 02.05 16.02 14.47 00.12 22.57
18-06-2010 10:06:40
Paal 1 is in het echt 6 m hoog. Wat is de schaal? 1 : 200 Meet ook de palen 2 en 3. Hoe hoog zijn die in werkelijkheid? 2. 2 cm = 4 m; 3. 6 cm = 12 m b Hoe lang zijn de lantaarnpalen en hun schaduwen?
Domein Meten en meetkunde
lengte lantaarnpaal op papier
3 cm …
2 cm …
…6 cm
C. Gebruiken
lantaarnpaal in werkelijkheid
6 m …
4 m …
12 m …
schaduw op papier
1 cm …
0,… 7 cm
…2 cm
– Meten – Rekenen in de meetkunde
schaduw in werkelijkheid
2 m …
1,… 40 m
…4 m
bc 1
1-Streef
2
3
Toelichting en voorbeelden bij 2 CD
– Beredeneren welke vergrotingsfactor nodig is om de ene (eenvoudige) figuur uit de andere te vormen
2
3
128
Teken een lantaarnpaal die 4,5 cm hoog is. Teken de schaduw er op de goede lengte bij. 1,5 cm Hoe hoog is die paal in werkelijkheid? 9 m 1-Streef Hoe lang is de schaduw? 3 m
Hoeveel pakjes boter kun je maken? 4 b 4 2 kilo Weten waarom 1 kilo
Weten waarom
1
aa
c 16
2 kilo
bd
18
4 12 kilo
Beredeneren welke vergrotingsfactor nodig is om de ene (eenvoudige) figuur uit de andere te vormen. u Je wil een vergroting afdrukken van een foto op formaat 20 x 30 cm. De originele foto is 1 1 1 10 x 15 cm. 4 kg 2 kg 8 kg Hoeveel keer moet je de originele foto vergroten? u 3 Je maakt eenuit. maquette. De vloer van je maquette is 10 cm bij 20 cm. Wat is dan de Reken oppervlakte? b aa bc € 2,50 – € 2,05 eigenlijk = € 0,45 twee keer 2,3 –zo2,03 = 0,27 1,1 – maken. 1,01 = 0,09 Je wil de maquette lang en twee keer zo breed Wordt de € 3,30 –dan € 3,03 = €keer 0,27 zo groot? 1,5Hoe – 1,05 0,45 7,2 – 7,02 = 0,18 oppervlakte twee zit=dat?
1 4
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
kg
CD
€ 5,40 – € 5,04 = € 0,36 € 7,20 – € 7,02 = € 0,18
Leerlingenboek 7, blok 5
4 CD
6,4 – 6,04 = 0,36 2,9 – 2,09 = 0,81
2,06 – 1,6 = 0,46 8,09 – 5,9 = 2,19
Reken uit.
b
a Dit briefje van 10 euro is verkleind. In het echt zijn de lengte en de breedte 4 keer zo groot. Wat zijn de echte afmetingen? breedte 68 mm, lengte 128 mm b Met hoeveel van deze verkleinde briefjes kun je het echte briefje helemaal vol leggen? 16 c Een foto van een briefje van 10 euro wordt vol gelegd met 64 van deze kleine briefjes. Hoeveel keer zo groot of zo klein is de foto als een echt briefje? Lengte en breedte zijn 2 keer zo groot. werkschrift
LB7b_B5L21.indd 71
blz. 51
computer
18-06-2010 10:07:58
Domein Meten en meetkunde
129
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
– Verschillende omtrek mogelijk bij gelijkblijvende oppervlakte
Kunnen toelichten dat een gelijke oppervlakte verschillende vormen kan hebben, en dus ook verschillende omtrekken. u Teken op ruitjespapier verschillende figuren met een oppervlakte van 24 ruitjes. Het hoeven niet allemaal rechthoeken te zijn. –G a na wat de omtrek is van de verschillende figuren. Leg eens uit waarom de omtrek niet gelijk is voor alle figuren.
les 18 en 19
Werkschrift 6, blok 6
C
1
blok 6
59
Reken uit hoeveel glaswol de bouwvakker nodig heeft. Hoe groot is de oppervlakte van het dak? 10 × 3 = 30 m2
aa
b Teken de banen glaswol op het dak. c Hoeveel banen glaswol heeft hij nodig? 5 banen van 8 meter en 5 van 2 meter d Hoeveel rollen glaswol heeft hij nodig? 7 rollen
be
Hoeveel moet hij betalen? Rond af op hele euro's. € 126 60 cm breed 8 m lang 3m €
C
10 m
2
17,95
per rol
Teken verschillende figuren met een oppervlakte van 12 m2. Kleur de figuren en geef de omtrek een andere kleur. Schrijf onder iedere figuur hoeveel meter de omtrek is. Meer antwoorden. 1 m2
26 m
3 CD
Met hoeveel briefjes van € 500 betaal je? Hoeveel euro krijg je terug?
aa
aantal prijs dat je koopt per stuk
je moet betalen
2
€ 712
€ 356
je geeft
je krijgt terug
2 briefjes van € 500 € 288
Domein Meten en meetkunde
130
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Weten waarom
Weten waarom
les 23 en 24 – blok 2
Werkschrift 7, blok 2
C
C
1
Teken verschillende figuren van 12 cm2. Maak niet alleen rechthoeken. Meer antwoorden.
2
Hoe groot zijn deze vijvers? a Kleur de vijver van ongeveer 13 m2 rood. b Kleur de vijver van ongeveer 10 m2 blauw. c Kleur de vijver van ongeveer 12 m2 groen. d Kleur de vijver van ongeveer 18 m2 geel.
geel
1m
blauw groen
rood
3 CD
Hokjes kleuren. Meer antwoorden.
aa
Hoeveel hokjes zijn er?
100 hokjes. Welke breuk hoort erbij?
b Kleur de helft van de hokjes geel. Dat zijn
1
50
hokjes.
Van de helft die overblijft,
bc
Kleur 14 deel zo, dat je een mooie figuur krijgt. Meer antwoorden.
21
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
83
Domein Meten en meetkunde C. Gebruiken
5 CD
– Meten – Rekenen in de meetkunde
Tel verder. a
6300
6600
6900
7200
7500
7800
8100
8400
8700
9000
b
4700
5000
5300
5600
5900
6200
6500
6800
7100
7400
c
3200
3600
4000
4400
4800
5200
5600
6000
6400
6800
d
8900
9400
9900
1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Weten waarom
Weten waarom 6 Reken uit.
10 400 10 900 11 400 11 900 12 400 12 900 13 400
CD
u Boer A heeft een hek van 120 meter om een weiland staan. Boer B heeft een hek van a b c d e f 150 meter om zijn weiland. 2 3 8 2 2 1 8 4 6 1 3 3 7 2 5 1 6 4 5 2 2 1 8 ‘Dus is mijn weiland groter’, beweert boer B. Heeft hij gelijk? Leg eens uit.
6 7 5
3 7 3 6
4 3 36, +blok128 9 3 + Leerlingenboek 1 3 4 6
7 CD
7 8 4 7
1 2 8 6 3 2 7 4 + 9 1 7 3
4 3 6 7 1 2 3 5 + 9 3 2 7
3 4 8 6 4 5 6 8 + 9 6 9 9
7 4 5 5 4 3 2 + 8 3 9 5
Vergelijk deze weilanden. 1 cm = 20 m
Boer Maas
Boer Witte
5 CD
a Welke boer heeft het grootste weiland? De weilanden zijn even groot. b De boeren maken zo’n hek om hun weiland:
41
Bereken de afstand. Iris en Julia fietsen naar elkaar toe. Ze vertrekken op dezelfde tijd. Als Iris 13 deel van de totale afstand heeft 2 Hoeveel meter prikkeldraad heeft elke boer nodig? Witte: 1440 m; Maas: 1080 m. afgelegd, heeft Julia er 5 deel op zitten. c Wat valtzejeopop? oppervlakte Hoe ver zijn datDe moment nog van is gelijk, maar de omtrek verschilt. d Boer Witte wil het liefst een vierkant weiland. Waarom wil hij dat, denk je? Minder elkaar? Iris is13 goedkoper. Tip:prikkeldraad kies een makkelijke afstand. nodig, dus dat 11 = 155 ; Julia 25 = 156 . Nog 1 − 15 = 154 deel van de afstand van elkaar1vandaan. Bij 15 km dus Leerlingenboek 7, blok 4 km.
6 CD
131
Omtrek en oppervlakte. 1
a Welke figuur heeft de grootste omtrek? Leg uit waarom. Figuur 1. Onder- en bovenzijde gelijk; de hoogtes ook, maar de gebogen lijn is langer dan de rechte lijn.
2
b Welke figuur heeft de grootste oppervlakte? Leg uit waarom. Figuur 2. In gedachten op elkaar leggen; onder- en bovenzijde passen precies op elkaar, maar figuur 2 steekt er boven en onder uit, dus die is groter.
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
Domein Meten en meetkunde
132
C. Gebruiken – Meten – Rekenen in de meetkunde
1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef
Toetsen 1-Streef
Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
Weten waarom
u Hoe lang en hoe breed kan het zijn? En wat is dan de omtrek?
les 3 en 4
blok 5
Werkschrift 7, blok 5
C
1
Teken plattegronden.
43
Meer antwoorden. a
1 m2 c
b
aa
Teken een plattegrond van een kamer van 35 m².
b Teken een plattegrond van een kamer van 42 m² met deze vorm:
bc
Teken een plattegrond van een kamer van 40 m² met deze vorm:
u We bestellen een nieuw hek om het schoolplein. Is het voldoende als we dan de oppervlakte 2 Reken met oppervlakte. van het plein doorgeven aan het bouwbedrijf? Leg eens uit. 1
C
4
m2
aa
De oppervlakte van de deur is
ab
De oppervlakte van het raam is
2
c De muur moet worden geverfd. Dat is Daarvoor heb je
bd
2
m².
3
m². 13
m².
bussen verf nodig.
Voor het verven van de muur heb je meerr dan 1 liter verf nodig. Hoeveel verf houd je over?
0,7
liter.
Goed voor 10 m2
3 CD
Maak de zinnen af. a In de breuk 78 noem je het cijfer 7 de teller b In de breuk 105 noem je het cijfer 10 de noemer c Als je de breuk
4 8
verandert in de breuk 12 , heet dat vereenvoudigen
1 liter