NEDERLANDS
Leerwerkboek
3 havo
Naam:
Klas:
PROEFKATERN
Op niveau
3 havo
Leerwerkboek A
Alinde Haan
Geertje Plug
Liv Polman
Sandra van de Ven
ROOD ORANJE
GEEL BLAUW PAARS
1 vmbo-bk vmbo-kgt vmbo-gt/havo havo/vwo vwo
2 vmbo-bk vmbo-kgt vmbo-gt/(h) havo/(vwo) vwo
3 vmbo-b vmbo-k vmbo-gt havo vwo
4 vmbo-b vmbo-k vmbo-gt
Bureauredactie
MR Taal
Vormgeving
Studio Michelangela
Over ThiemeMeulenhoff
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt slimme flexibele leeroplossingen met een persoonlijke aanpak. Voor elk niveau en elke manier van leren. Want niemand is hetzelfde.
We combineren onze kennis van content, leerontwerp en technologie, met onze energie voor vernieuwing. Om met en voor onderwijsprofessionals grenzen te verleggen. Zo zijn we samen de motor voor verandering in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs.
Samen leren vernieuwen.
www.thiememeulenhoff.nl
ISBN 978 90 0623832 7
LRN-line 1.1
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2024
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën,
Omslagfotografie
Studio Kluif
Opmaak
Crius Group
opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
Zo werk je met Op niveau
Structuur
hoofdstuk inhoud
thema Aan de hand van een thema werk je aan je taalvaardigheid. Je gaat aan de slag met het geven, beoordelen en interpreteren van informatie. Je leest, beluistert en schrijft teksten en je oefent met het voeren van gesprekken en met presenteren. Tegelijkertijd werk je aan persoonlijke vaardigheden zoals bronnen kritisch lezen, en je mening vormen over wat je leest. Daarnaast vergroot je je woordenschat met schooltaalwoorden, themawoorden en woorden uit de teksten.
fictie In deze hoofdstukken gaat het over de kracht van het verhaal. Je maakt kennis met verschillende verhalen, je leest en vertelt verhalen en je luistert ernaar. Je leert praten, schrijven en presenteren over de verhalen die je leest en je leert hoe je zelf verhalen kunt schrijven.
taalverzorging grammatica Je leert met welke woordsoorten en zinsdelen zinnen kunnen worden opgebouwd, zodat je dit in teksten op de juiste manier kunt toepassen.
spelling Je oefent de regels van spelling en leestekens, zodat je deze in teksten op de juiste manier toepast.
formuleren Je leert zinnen logisch en goed op te bouwen, zodat je in teksten of gesprekken correcte zinnen kunt formuleren.
taalbewustzijn Je leert meer over taalgebruik, taalvarianten en woordvorming, zodat je meer inzicht krijgt in het verschijnsel taal.
• Formatieve evaluatie: De thematische hoofdstukken en fictiehoofdstukken werken toe naar een eindopdracht waarin je alles uit het hoofdstuk toepast. Deze hoofdstukken sluiten af met een Terugblik waarin je terugkijkt op het hoofdstuk, jezelf beoordeelt en bepaalt wat je beter wilt doen.
• Differentiatie: Wil je verder oefenen op jouw niveau? Online vind je extra oefeningen op jouw niveau bij de thematische hoofdstukken en de hoofdstukken taalverzorging. Ook vind je online nog meer fictie-opdrachten.
Licentie
Alle opdrachten en theorie staan ook in de online leeromgeving. Daar kun je ook extra oefenmateriaal vinden, bijvoorbeeld van andere niveaus/leerjaren. Ook vind je hier ingesproken leesteksten, leestips en dictees.
Vakoverstijgende vaardigheden Bijv. begrijpen, analyseren, interpreteren, discussiëren, samenvatten
Taalvaardigheden Lezen, luisteren, schrijven, spreken, fictie Wij zijn taal
Taalkennis Spelling, grammatica, formuleren, woordenschat, taalbewustzijn
Ontwikkeling identiteit Bijv. kritisch denken, sociaal-culturele vaardigheden, samenwerking, motivatie, bewustzijn van de kracht van taal
Leerstofoverzicht 3 havo (o.v.v. wijzigingen)
H1 Verhalen over liefde
- Sociale en culturele vaardigheden
1 Start: Introductie fictie
2 Duik in verhalen
1) Mijke Pelgrim, Dwarsloper
2) Tom de Cock, Lily
3) Edward van de Vendel, De dagen van de bluegrassliefde - Leeservaring beschrijven
H2 Taalverzorging 1
H3 Taal
- Kritisch denken - Informatievaardigheden
1 Grammatica Woordsoorten:
Herhaling:
- Zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord, koppelwerkwoord
Zinsdelen:
Herhaling:
- Naamwoordelijk gezegde
- Bouwplan van een zin
- Bijstelling
2 Spelling
Spellingsregels:
- Samenstellingen
Werkwoordsspelling:
Herhaling:
- Persoonsvorm, infinitief, voltooid deelwoord - Gebiedende wijs
Leestekens: - Koppelteken
1 Start: Over taal Woordenschat (online)
2 Je moedertaal leren Groepsgesprek over taalverwerving
- Manieren van lezen
- Schrijfdoelen en tekstsoorten
H4 Taalverzorging 2 H5 Toekomst
- Creatief denken - Mediawijsheid
1 Grammatica Woordsoorten:
Herhaling:
- Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
- Wederkerend en wederkerig voornaamwoord
- Vragend, aanwijzend, betrekkelijk en onbepaald voornaamwoord
Zinsdelen:
- Samentrekking
Herhaling:
- Samengestelde zinnen
- Hoofd- en bijzin
2 Spelling Spellingsregels:
- Trema
Herhaling: - Meervoud
Werkwoordsspelling: Herhaling:
- Werkwoorden in samengestelde zin
- Werkwoorden uit het Engels
1 Start: Over toekomst Woordenschat (online)
3 Verhalen vertellen - Fanfictie - Dialogen schrijven
4 Over verhalen en poëzie
- Meer of minder realistisch - Levensechte personages - Beeldspraak - Stijlfiguren
5 Eindopdracht Fanfictie schrijven
3 Formuleren
Herhaling: - Hoofdletters en leestekens - Duidelijke zinnen schrijven - Publiek aanspreken
- Formuleringsfouten: als/dan, verkeerd (verwijs)woord, congruentiefout
4 Taalbewustzijn - Geschiedenis van het Nederlands
3 Meertaligheid
Dilemma beschouwen
- Hoofdzaken, bijzaken, kernzin - Spreekplan maken
2 Vroeger en nu Schrijven over nostalgie
- Aantekeningen maken
- Functies van tekstgedeelten - Tekststructuren
Terugblik
4 Taalfoutjes Beschouwende tekst schrijven - Functies van tekstgedeelten - Schrijfplan - Bronvermelding en citaat
3 Formuleren - Bronvermelding toevoegen - Woordbetekenis
- Formuleringsfouten: foutieve samentrekking, contaminatie, dat/als Herhaling: - Verwijswoorden - Signaalwoorden - Stijlfiguren
4 Taalbewustzijn
- Taal- en spraaktechnologie
3 De toekomst van het klimaat Pitch geven
- Aandacht vasthouden - Spreekplan
5 Taal en identiteit Beschouwende pitch geven - Tekststructuren - Zinsverbanden, alineaverbanden, signaalwoorden
6 Eindopdracht
Onderzoek naar meertaligheid in de klas
Terugblik en differentiatie
4 De toekomst van jouw omgeving Sollicitatiebrief schrijven en sollicitatiegesprek voeren - Formeel en informeel gesprek - Schrijfplan - Zakelijke e-mail
5 Toekomstverhalen Recensie schrijven
- Manieren om alinea’s met elkaar te verbinden
6 Eindopdracht Presenteer je eigen toekomstverhaal
Terugblik en differentiatie
H6 Verhalen over kansen
- Sociale en culturele vaardigheden
1 Start: Introductie fictie
H7 Taalverzorging 3 H8 Gezondheid H9 Taalverzorging 4 H10 Cultuur
- Informatievaardigheden - Probleemoplossend denken en handelen
1 Grammatica Woordsoorten:
Herhaling: - Voegwoord - Telwoord - Bijwoord - Alle woordsoorten
Zinsdelen:
- Bijvoeglijke bijzin
- Beperkende en uitbreidende bijzin
- Bedrijvende en lijdende zin
2 Duik in verhalen
1) Kate Alice Marshall, Mijn naam is Jess Cooper en ik leef nog
2) Lucas de Waard, Bast
3) Will Smith, Will - Setting - Genres
1 Start: Over gezondheid Woordenschat (online)
1 Grammatica Woordsoorten:
Herhaling: - Voornaamwoorden
- Alle woordsoorten
Zinsdelen:
- Beknopte bijzin
- Meervoudig samengestelde zin
- Kritisch denken
- Sociale en culturele vaardigheden
1 Start: Over cultuur Woordenschat (online)
H11 Verhalen over verschillen
- Creatief denken en handelen
1 Start: Introductie fictie
3 Verhalen schrijven - Creatief schrijven - Een verhaal vaart geven - Vertelvolgorde
2 Spelling Spellingsregels:
- Homofonen
Herhaling: - Werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
Leestekens:
Herhaling: - Komma, puntkomma, dubbele punt
Werkwoordsspelling:
Herhaling: - Werkwoordsvormen
3 Formuleren - Lijdende vorm - Formuleringsfouten: foutieve inversie en foutieve begrenzing - Stijlfiguren Herhaling: - Wederkerend voornaamwoord - Vaste voorzetsels
4 Over verhalen en poëzie
S.K. Ali, Liefde van A tot Z
- Proloog en epiloog - Vertelperspectief - Verteltempo - Motief en thema - Soorten rijm
5 Eindopdracht
Verhaal schrijven en vertellen
4 Taalbewustzijn - Bedreigde talen
2 De gezondheid van jongeren Luisteren naar een podcast
- Manieren van luisteren
2 Spelling Spellingsregels:
- Accenttekens
Herhaling: - Meervouds-n bij verwijzingen Werkwoordsspelling:
Herhaling: - Werkwoordsvormen
2 Waarom cultuur? Mening over cultuur presenteren - Aandacht vasthouden
2 Duik in verhalen
1) Simone Atangana Bekono, Confrontaties
2) Valentijn de Heer, Beste mevrouw Eva
3) Sarah Crossan, Nieuwe maan
- Moraal
Terugblik
3 Zorg voor jezelf
Betoog schrijven en evalueren - Soorten argumenten
3 Formuleren - Verkeerd aansluitende beknopte bijzin
Formuleringsfouten: storende herhaling, foutief pleonasme, foutieve tautologie Herhaling: - Alle stijlregels
4 Zorg voor anderen Een jongereninitiatief schrijven en promoten - Argumentatiestructuur
5 Gezondheid in de maatschappij
Adviesgesprek voeren - Spreekplan
6 Eindopdracht
Betoog schrijven over gezondheid op school
Terugblik en differentiatie
4 Taalbewustzijn - Schriftsystemen
3 Multiculturele samenleving Respectvol gesprek voeren - Gesprekstechnieken
3 Verhalen vertellen
- Opmaak van verhalende teksten
- Persoonlijke leesvoorkeur
4 Jouw cultuur Tekst schrijven - Samenvatten
4 Over verhalen en poëzie Samira Ahmed, Ingesloten - Spanning - Recensie - Verbanden tussen strofen - Enjambement
5 Kunst en cultuur Debat en protest - Argument, tegenargument en weerlegging - Debat
6 Eindopdracht
In gesprek met de klas
Terugblik en differentiatie
5 Eindopdracht Pleinpoëzie schrijven
Terugblik
Symbolen
In de leerwerkboeken kom je de volgende symbolen tegen.
Ga naar de Op niveau-website of zoek iets op internet.
Je werkt aan de vaardigheid Lezen.
Je werkt aan de vaardigheid Kijken.
Je werkt aan de vaardigheid Luisteren.
Je werkt aan de vaardigheid Schrijven.
Je werkt aan de vaardigheid Spreken of Gesprekken.
Werk aan je persoonlijke ontwikkeling én aan Nederlands
Werk samen met een of meer klasgenoten.
Het boek geeft het niveau van het leesfragment aan.
Bij deze opdracht gebruik je strategieën van Woordenschat.
1 Verhalen over liefde
Inleiding
Verliefd zijn en liefhebben zijn belangrijk voor ieder mens. Ze hebben veel invloed op je leven en er horen diepe emoties bij. Er horen ook belangrijke vragen bij: wanneer volg ik mijn hart en wanneer moet ik verstandig zijn?
Wat is echte liefde? Wat zijn mijn grenzen en wat zijn mijn mogelijkheden? Verhalen helpen je om te begrijpen wat liefde met je doet en welke keuzes je kunt maken. Daarom is liefde een thema in zoveel boeken, films en liedjes. Laat je meenemen in een wereld van liefde!
Je leert:
1 je uiten over diversiteit en andere culturen;
2 nadenken over hoe in onze maatschappij gedacht wordt over liefde en relaties;
3 uitleggen hoe herkenbaar een verhaal voor jou is;
4 uitleggen hoe realistisch een verhaal is;
5 het denken, voelen en handelen van personages evalueren;
6 uitleggen wat een verhaal met je doet;
7 relaties tussen personages beschrijven;
8 beeldspraak herkennen en benoemen;
9 stijlfiguren herkennen en benoemen;
10 je persoonlijke reactie op een verhaal onderzoeken door zelf verhalen te schrijven.
Inleiding
1 Wat ga ik leren?
In jouw vriendengroep vindt het volgende gesprek plaats.
'Al dat gezeur van de laatste weken over verliefdheid … Ik ben er helemaal klaar mee!'
'Hoezo? Ik vind het juist wel interessant. Misschien leer ik er nog wel wat van, voor als ik zelf ooit…'
'Voor als jij ooit verliefd wordt, bedoel je? Ach joh, dat mag toch helemaal niet van jouw geloof? Bij jullie bepaalt de familie toch wie er met elkaar trouwt?'
'Nee joh! Dat bepaal ik zelf. Al is het wel handig als mijn ouders erachter staan. Anders wordt het moeilijk.'
'Dus stel, je bent verliefd, maar op de verkeerde persoon. Wat zou je dan doen?'
'Tja, dat is wel een dilemma…'
Bekijk de leerdoelen van dit hoofdstuk.
Welke drie leerdoelen kunnen jou helpen om op een goede manier verder te komen in zo'n gesprek?
Leg ook uit waarom.
1.1 Start
LEERDOELEN
• Je kijkt vooruit naar de dingen die je in dit hoofdstuk gaat leren.
2 Luisteren naar liefdesliedjes
Luister en kijk naar de volgende liedjes: 1) Maan, Beloof je dat, 2) Snelle, Kleur en 3) Kevin & Jade
Lauren, Trust
a Welke boodschap over liefde haal je bij elk liedje eruit?
Noteer deze boodschap bij elk liedje.
b Welk liedje verwoordt voor jou het best wat echte liefde is?
Leg je keuze uit. Gebruik een of twee citaten uit de liedtekst.
c Er zijn veel verhalen, films en liedjes over liefde.
Waar houd jij van?
◯ liefde als hoofdthema
◯ liefde als een van de thema's
◯ liever helemaal geen liefde als thema
1.2 Duik in verhalen
Je leert:
LEERDOELEN
• nadenken over hoe in onze maatschappij gedacht wordt over liefde en relaties;
• het denken, voelen en handelen van personages evalueren;
• uitleggen wat een verhaal met je doet;
• relaties tussen personages beschrijven.
Lekker lezen
3 Een kort verhaal lezen (1)
Lees het verhaal Dwarsloper
a Tessel merkt aan haar lijf dat ze verliefd is.
Herken je dat ?
• Noem drie dingen die Tessel merkt.
• Noem overeenkomsten en verschillen met wat jij voelt als je verliefd bent.
b Hoe goed gaat verliefd zijn samen met verstandig zijn?
Leg je antwoord uit en geef een voorbeeld.
c Beschrijf het dilemma waar Tessel voor staat.
d Gaat het goed komen met de liefde tussen Simon en Tessel?
Voorspel in enkele zinnen hoe het verhaal verder gaat.
e Verliefdheid en liefde kun je op verschillende manieren beleven. Je kunt er ook op verschillende manieren over schrijven, bijvoorbeeld herkenbaar of juist verrassend.
Wat vind je origineel in de beschrijving van gebeurtenissen, gevoelens en omgeving in dit verhaal?
Onderstreep de woorden of zinnen.
DWARSLOPER
Tessel heeft zich in een opwelling aangesloten bij een jongerenklimaatmars onder leiding van Simon. Ruim duizend scholieren lopen in een aantal dagen van Utrecht naar Brussel. De klimaatcrisis boeit haar niet, maar ze is helemaal klaar met school en haar ouders. Ze wil niet gevonden worden en dus is ze voor de groep niet Tessel, maar Tessa. Langzamerhand krijgt ze steeds meer bewondering voor Simon en zijn idealen.
Het was nog druk op het strandje. Mensen zaten te genieten van de laatste zonnestralen van de dag. Een paar kinderen waren pootje aan het baden. Ik herkende groepjes van ons en kletste even met Tobias, die zich met zijn Amersfoortse vrienden en een verzameling drankjes en snacks in het zand had geïnstalleerd.
Hij bood me wat te drinken aan, maar ik bedankte en liep verder over het strand, net zo lang totdat ik een rustige plek had gevonden.
Ik ging zitten, trok mijn sneakers uit en begroef mijn bepleisterde voeten in het lauwe zand. Ver boven mijn hoofd klonk het geschreeuw van een paar meeuwen.
Ik liet het strandzand door mijn vingers lopen.
'Zit je je zonden te overdenken?' klonk een bekende stem boven mijn hoofd.
Ik keek naast me. Zag blote voeten in het zand.
'Mag ik naast je komen zitten?' vroeg Simon.
'Tuurlijk,' zei ik.
Wat moest ik anders zeggen?
En er was een stuk van mij, het niet verstandige stuk, het bonkende-hart-stuk, dat het geweldig vond dat hij hier nu was. Geweldig was niet eens het juiste woord. Het voelde zoals de lucht die nu boven de Schelde hing in rood en goud en oranje.
Simon keek opzij, lachte naar me en ik lachte terug.
Mijn hart bonkte in mijn keel.
Ik trok mijn voeten uit het zand en sloeg mijn armen om mijn knieën.
'Die lucht is fantastisch,' zei Simon.
Er hobbelden een paar kwakende eenden voor ons langs en aan de rand van het water liep een man met een hond. Ik durfde haast niet te ademen.
De ondergaande zon maakte een gouden streep over de Schelde. Een streep tussen hem en mij. Maar Simon pakte mijn hand en vlocht zijn vingers door de mijne.
'En ik vind jou ook fantastisch,' zei hij.
Ik voelde dat hij naar me keek, maar ik kon niet terugkijken.
Niet denken, niet denken. Alleen mijn wang tegen de zijne. Alleen zijn hand door mijn haren. Alleen zijn neus tegen mijn neus en onze lippen die elkaar vonden.
Ik wilde dat ik dapper was. Dat ik gewoon tegen hem zou kunnen zeggen: luister eens, Simon, ik moet even eerlijk zijn. Met dat hele klimaatgebeuren heb ik eigenlijk niks, maar jou vind ik geweldig. Je ogen, je haren, je mooie mond. Hoe je praat, hoe je luistert, hoe je stil bent, hoe je kwaad wordt en het dan weer goedmaakt. Ik ken niemand zoals jij.
Maar ik kreeg het mijn bek niet uit.
Want hier zat de leukste jongen van de wereld. Die net tegen me gezegd had dat hij me fantastisch vond. Die met me
wilde zoenen. Nog eens en nog eens en nog eens. Die me soms even aankeek met lichtjes in zijn ogen.
Alleen al de gedachte dat hij teleurgesteld in me zou zijn, gaf me zo'n ongelooflijk faalgevoel. Tien keer erger dan al die middelmatige cijfers waar ik mee thuis was gekomen. Twintig keer erger dan mevrouw Halfhide die tegen me zat te preken met mijn ouders erbij.
Dus ik was niet dapper. En elke keer als Simon begon te praten, drukte ik mijn lippen op de zijne.
Geen woorden, geen woorden. Gewoon even alles vergeten, heel dicht bij hem zijn, mijn gezicht verstoppen in zijn nek en het kuiltje kussen bij zijn sleutelbeen.
De tijd vergeten, mezelf vergeten.
Totdat het koud en donker werd.
Uit: Mijke Pelgrim, Dwarsloper
4 Een kort verhaal lezen (2)
Lees het verhaal Lily
a In welke tijd speelt dit verhaal zich af, denk je?
Leg je antwoord uit.
b Lily's vaders zijn gematcht door artificiële intelligentie.
Noem een voordeel en een nadeel van deze manier om mensen te matchen.
c Lily gruwt van het idee om te flirten.
Wat zou de reden kunnen zijn?
d Waarom schrikt Lily zo als ze Samuel ziet?
e Wat zou het plan kunnen zijn dat tijdens het zwemmen in Lily's hoofd ontstaat?
LILY
Lily leeft in een wereld vol besmettelijke ziekten, maar gelukkig is alles daarop aangepast. Ze is succesvol als vlogger. Dankzij haar sponsors kan ze zelfs luxe reizen maken, zoals nu. Maar ze moet wel eerder dan haar concurrente Eli Lindel de mijlpaal van 200 miljoen volgers bereiken.
Het zwemmen liet haar toe haar gedachten te ordenen. En dat was nodig. Door haar hoofd gingen in de eerste plaats cijfers. Ze had ze die ochtend al zo vaak bekeken dat ze ze vanbuiten kende.
Lily's Cuts with Guts 193.8 mln. volgers (+1.3 mln.)
Eli Lindels Fashion Dawgs 192.4 mln. volgers (+1 mln.)
Het was haar voor het eerst in een week gelukt om dat rund van een Eli Lindel te verslaan. Akkoord, Eli had nog flink gescoord met de lelijke correctie van haar nog lelijkere neus, maar niet zoveel als Lily. En dat lag niet aan Lily's kapsel. Het lag ook niet aan het prinsessenhotel, de luxe, de vliegreis in Ultra Clean Class.
Op de muur van haar hotelkamer had ze samen met haar papa de cijfers geanalyseerd. Haar papa had naar een eerste, kleine piek in de grafiek gewezen.
'Kijk, dit is het moment waarop je live de buitenlucht in stapte, op het schip naar Oud New York. Het is dus duidelijk dat je volgers van avontuur houden, en af en toe een onverwachte zet. Maar dat krijgen ze bij Eli Lindel ook, met elke dag een nieuwe euhm… esthetische ingreep. Daar zijn jullie aan elkaar gewaagd. Maar het lijkt erop dat je een nieuw geheim wapen hebt!'
Toen gingen hun blikken naar de stijging verderop in het diagram. Een werkelijk fenomenale berg, die ver boven de rest van de grafiek uitstak.
'Dit hier is toen je, zonder het zelf te beseffen, met iedereen deelde hoe je die… hoe heet hij ook alweer?'
'Samuel', prevelde Lily vol ongeloof.
'Juist ja. Jouw ontmoeting met die Samuel heeft dus voor een miljoen extra volgers gezorgd.'
'Maar waarom?' had Lily gevraagd, terwijl ze in de eerste plaats jaloezie voelde.
'Lily. Je bent veertien. Waarom denk je?'
'Hij is toch maar gewoon een jongen?'
Magnus Dubois haalde een wenkbrauw op. Hij had niet verwacht dat hij dit aan zijn dochter zou moeten uitleggen.
'Kijk Lily, laat ik het anders zeggen. Hoe hebben dada en ik elkaar leren kennen?'
'Euh… dat weet jij zelf toch, wat een rare vraag?'
'Wij zijn zoals iedereen gematcht door artificiële intelligentie. We hebben een paar onlinevideodates gehad. Ik heb hem ten huwelijk gevraagd. Hij is toen gaan huilen. We zijn in quarantaine gegaan, hebben ons dagenlang laten testen, en hebben elkaar toen voor het eerst in het echt ontmoet. Hij is opnieuw gaan huilen.'
'Ja, en?'
'Zie je het dan niet? We leven in een wereld waarin een spontane ontmoeting tussen twee mensen bijna onmogelijk is geworden. En hier sta jij dan, op een boot, met een mooie jongen. Te flirten! Je kijkers wisten niet wat ze zagen. Echte, ouderwetse… romantiek!'
'Flirten? Wat? Jakkes! Papa!' schreeuwde Lily ontzet, terwijl ze hysterisch wapperend door de kamer huppelde. 'Ik mag er niet aan denken. Ik… Bah! Neem dat terug!'
'Avontuur. Romantiek. En af en toe iets compleet onverwachts doen. Als je een manier vindt om dat vol te houden, win je de race naar tweehonderd miljoen.'
Ze tikte de muur aan de overkant aan en maakte een koprol onder water om terug te keren. Haar zeemeerminnenhaar volgde haar in een natte wirwar van blond en turquoise.
Acht. Nog twee baantjes, komaan, moedigde Whisper haar aan. Lily zette er stevig het tempo in.
Avontuur. Romantiek. En af en toe iets compleet onverwachts doen. De woorden van haar vader bleven door haar hoofd galmen. Door de koelte van het water en het repetitieve malen van haar armen en benen bekwam ze langzaam van de schok. Het besef rijpte dat haar papa gelijk had. Cijfers liegen niet. En cijfers waren alles wat ertoe deed als ze dit heerlijke luxeleven niet kwijt wilde.
Dus ontstonden daar, terwijl ze haar negende baantje in het muizenzwembad trok, de eerste kiemen van een plan.
Toen ze halfweg het baantje onder haar arm door naar adem hapte, schrok ze zo dat ze een slok chloorwater binnenkreeg.
Samuel.
Daar, aan de overkant van het zwembad.
Uit: Tom de Cock, Lily
5 Luisteren naar een kort verhaal
Luister naar het verhaal De dagen van de bluegrassliefde
a Noteer tijdens het luisteren je eerste reactie(s).
Denk niet lang na, noteer in steekwoorden wat er spontaan in je opkomt.
b Welke vragen roept dit verhaal bij jou op?
Noteer minimaal twee vragen.
6 Een kort verhaal lezen
Lees het verhaal De dagen van de bluegrassliefde
a 'Verliefdheid stoort je eerste stuurman.' (regel 18)
Herken je dat bij jezelf?
Geef uitleg of een voorbeeld bij je antwoord.
b Waarom wil Tycho niet aan Oliver laten merken dat hij verliefd op hem is?
c Hoe is de relatie tussen Tycho en Donna?
Noem minimaal vijf dingen waar je dit uit opmaakt.
d Tycho maakt zich geen zorgen over wat Donna ervan zou vinden en als hij zijn verhaal heeft gedaan, straalt ze.
Kan iedereen die uit de kast komt zo'n reactie verwachten?
Hoe zou jij zelf reageren als een vriend(in) jou zoiets vertelde?
DE DAGEN VAN DE BLUEGRASSLIEFDE
Er was al heel veel langer iets geweest wat hij maar niet had willen zien: zoals je op het strand kunt zitten en de mensen om je heen naar boven kunt zien wijzen – en je weet dat ze een vliegtuig zien, een vliegtuig met een sleep, een vliegtuig met een boodschap die voor iedereen te lezen is, maar nee, je kijkt niet, want je hebt geen zin.
Zo was er altijd iets geweest en hij had niet gekeken. Maar nu keek Tycho wel. Na zag hij alles.
De hele brede hemel.
Hij wist dat hij het wel verliefdheid noemen moest. Smoorverliefdheid. Tot-over-zijn-orenverliefdheid. Maar dat klonk allemaal te mager, te per ongeluk, te meisjesachtig. Hij zocht een andere benaming. Verbetering, idioterie? Hij voelde zich verbeterd en hij vond zichzelf een idioot.
Hoe hij het ook noemde, het had hem overstroomd. Het had hem licht gemaakt. En zwaar. Hij voelde zich hoger, dieper, echter.
Donna was naast hem komen zitten. Ze had hem een klap op zijn bovenbeen gegeven en gezegd: 'Je bent niet echt verliefd op mij, hè?'
Tycho keek opzij.
Ze lachte. 'Maar wel op iemand anders?'
Verliefdheid stoort je eerste stuurman. Je kunt niet goed bepalen wat je wel en niet wilt doen, er fladderen voortdurend vlinders door je zicht, maar toch had Tycho, dwars door alles heen, één ding besloten: Oliver mocht nergens iets van merken. Dit hield hij voor zichzelf.
Maar ze vroeg het nog een keer. En nog eens. En een dag later, ze stonden samen in een pan te roeren, niemand verder in de keuken, vertelde hij het Donna toch. Hij praatte en hij hoorde zichzelf de dingen hardop zeggen die hij nu een avond en een nacht, een ochtend en een middag lang bedacht had. En hij voelde dat het waar was. Nieuw en waar.
Hij maakte zich geen zorgen over wat ze ervan vinden zou. Hij keek niet eens naar haar terwijl hij praatte, hij keek wel, maar hij zag haar niet, hij zag alleen zichzelf. Pas later, toen hij over zijn verhaal gestruikeld was en het nog drie keer, vier keer opnieuw verteld had, zag hij dat ze straalde. Alsof hij háár gelukkig had gemaakt.
Maar Oliver mocht het niet weten.
'Jij bent gek,' zei Donna, 'waarom zou je het hem niet gewoon vertellen?'
'Nee!' zei Tycho. Hij zag voor zich hoe Oliver zou schrikken en hoe hij dan zou zeggen: 'Tych, ik vind je aardig, maar niet op die manier.' Dat had hij tegen Sherylen gezegd en daarmee had hij Sherylen vermorzeld – erger kon je het niet treffen. Tycho wilde niet vermorzeld.
Uit: Edward van de Vendel, De dagen van de bluegrassliefde
7 Verhalen vergelijken
Gebruik de verhalen Dwarsloper, Lily en De dagen van de bluegrassliefde
a Vergelijk Tessel (Dwarsloper) met Tycho (De dagen van bluegrassliefde). Ze zijn beide niet helemaal eerlijk.
Van wie begrijp je de oneerlijkheid het best?
Leg je antwoord uit.
b Ook Lily lijkt niet eerlijk.
Welke reden heeft ze daarvoor?
c Denk na over andere thema's in de verhalen. Welk thema komt in twee verhalen voor?
In welk verhaal zie je het duidelijkst een verband tussen dat thema en het thema liefde? Leg je antwoord uit met een voorbeeld.
d Denk na over jouw leeservaring. Gebruik de theorie Leeservaring beschrijven. Kies telkens een van de drie verhalen die je gelezen hebt en vul de zin aan.
1 Het verhaal maakt me het meest nieuwsgierig, want
2 Het verhaal past het best bij mij, want
3 Het verhaal raakt me het meest, want
THEORIE
Leeservaring beschrijven
Als je een verhaal leest, doet dat iets met je. Het verhaal raakt je bijvoorbeeld, je kunt goed meeleven met de hoofdpersoon of juist niet. Of je vindt het verhaal goed uitgewerkt of juist niet. Dit is je leeservaring
Beoordelingswoorden helpen je jouw leeservaring onder woorden te brengen. Je legt je keuze uit door argumenten of voorbeelden te geven bij de beoordelingswoorden.
'Dit verhaal vind ik ongeloofwaardig, omdat de hoofdpersoon veel grote problemen heeft die wel heel makkelijk worden opgelost.'
'Wat de hoofdpersoon in dit verhaal meemaakt, vind ik schokkend. Haar docent misbruikt zijn macht en zij kan daar helemaal niets tegen doen!'
Beoordelingswoorden kunnen verschillende dingen zeggen:
• Wat het verhaal met je doet.
Bijvoorbeeld: spannend, saai, griezelig, verwarrend, humoristisch.
• Hoe realistisch je een verhaal vindt.
Bijvoorbeeld: herkenbaar, leerzaam, slecht uitgewerkt, realistisch, ongeloofwaardig.
• Wat je van de boodschap of levensopvatting in het verhaal vindt
Bijvoorbeeld: schokkend, asociaal, netjes, bewonderingswaardig, goed.
8 Gedichten lezen
Lees de gedichten Trouw en Woord
a Bedenk een andere titel voor het gedicht Trouw
b Wat bedoelt de ik-persoon in Woord in de vierde strofe?
Leg de betekenis uit in je eigen woorden.
c De ik-persoon in Woord zegt: 'een woord is voor nu'.
Wat zou jij tegen deze persoon willen zeggen nu je deze opvatting leest?
TROUW
al mijn dacht denkt in jij en mijn was hangt aan jij mijn droom droomt steeds jou
maar jouw denkt denkt niet aan mij en jouw bent is niet van mij dus jouw droom droomt nooit van ik
slik stik
toch denkt mijn dag in jou want heel mijn ben hangt in jou! en mijn droom droomt alleen jou
Ingrid PrinsWOORD
Je woord was een tak. Zo een waarvan je denkt: die houdt, maar hij brak zodra ik er op stond.
Al dat ge-ik hou van jou, je bent me lief, de liefste van mijn leven ben jij, wat ben je mooi, ik heb nog nooit -, welterusten grote liefde, nooit ga ik, al mijn later is met jou.
Vlak voor je naar hem toe ging nog. 'Ik heb jou een miljoen keer zo lief. Alleen met jou wil ik wat ik alleen maar wou met jou.'
Ik zeg niet dat je loog maar een woord is voor nu, deze tel, en verder de sneeuw van vorig jaar, die windvlaag van vannacht, het gras dat ik vanmiddag heb gemaaid.
Kees Spiering9 Gedicht beluisteren
Kijk en luister naar het gedicht Ze heeft één lijf
a Welke vraag stelt de dichter eigenlijk aan zijn geliefde?
b Welk personage uit de drie gelezen verhalen zou deze vraag ook kunnen stellen?
Leg uit waarom.
c Welk gedicht is het positiefst over liefde?
◯ Trouw
◯ Woord
◯ Ze heeft één lijf
Ervaringen uitwisselen
10 Verhalen en gedichten bespreken
Werk samen met twee klasgenoten of doe de opdracht klassikaal.
Gebruik de verhalen Dwarsloper, Lily en De dagen van de bluegrassliefde en de gedichten Trouw en Woord
Bespreek de verhalen en gedichten.
Je kunt deze vragen gebruiken:
1 Als je verliefd bent, kun je dat meteen laten merken of je kunt het nog even voor je houden. Welke voor- en nadelen hebben beide opties? Wat zou jij doen?
2 Deel je antwoorden op opdracht 9a en 9b. Wat spreekt jou meer aan: lezen over gevoelens die je zelf herkent of lezen over gevoelens die voor jou nieuw of onbekend zijn? Waarom?
3 Wat zou jouw advies zijn over eerlijkheid in relaties?
4 Wie geef jij de grootste kans om de oneerlijkheid op te lossen: Tessel, Lily of Tycho? Omschrijf kort wat je verwacht.
5 Welke schrijver schrijft het mooist over liefde?
6 Welke tijd vind jij uitdagender voor een liefdesverhaal: het verleden, zonder modern comfort, of de toekomst, te midden van klimaatrampen?
7 Kies bij elk van de drie gedichten een personage uit de verhalen bij wie het gedicht goed past. Leg uit welk verband je ziet.
Leestips
Wil je meer verhalen lezen over liefde? Bekijk deze tips.
Erna Sassen, Er is geen vorm waarin ik pas
Tessel is depressief. Ze denkt terug aan de afgelopen anderhalf jaar, waarin ze de regieassistente werd van P, een docent Nederlands van haar school. Steeds vaker ging ze met hem mee op pad om hem te helpen tijdens zijn cabaretvoorstellingen. Nu probeert ze te begrijpen wat er allemaal gebeurd is.
Splinter Chabot, Confettiregen
Naarmate hij ouder wordt ontdekt Wobie langzaam maar zeker dat hij anders is dan zijn broers, anders dan zijn meeste klasgenoten, anders dan wie hij dacht te zijn en wilde zijn. Langzaam sluipt er een grijze mist in zijn leven. Hij beschrijft zijn worsteling en zijn zoektocht.
John Green, Een weeffout in onze sterren
Hazel heeft kanker en is opgegeven, maar een nieuw medicijn houdt haar voorlopig in leven. Omdat haar moeder vindt dat ze depressief is, gaat ze naar een praatgroep met lotgenoten. Daar ontmoet ze Augustus Waters, genezen van botkanker. Hij wordt verliefd op haar, maar zij houdt hem op afstand. Want wie wil er nu een relatie met een tijdbom?
Jacqueline Woodson, Blijf zachtjes bij me
Jeremiah zit thuis goed in zijn vel. Maar nu gaat hij naar een chique middelbare school in Manhattan, waar zwarte tienerjongens nogal opvallen. Daarom is hij verbaasd als hij Ellie ontmoet. Zodra hun blikken elkaar kruisen weten ze dat ze bij elkaar horen – ondanks dat zij joods is en hij zwart. Waarom probeert de rest van de wereld hen dan uit elkaar te houden?
1.3 Verhalen vertellen
Je leert:
LEERDOELEN
• je persoonlijke reactie op een verhaal onderzoeken door zelf verhalen te schrijven;
• het denken, voelen en handelen van personages evalueren.
Schrijven
11 Fanfictie
Lees de theorie Fanfictie
Fanfictie
THEORIE
Als een boek of film je erg aanspreekt, kun je zelf verder fantaseren en verhalen schrijven op basis van de personages en gebeurtenissen. Zo schrijf je fanfictie (in het Engels fan fiction). Er zijn allerlei manieren om je eigen draai aan het verhaal te geven: je kiest bijvoorbeeld een bijfiguur als hoofdpersoon, bedenkt een ander verhaal rondom de hoofdpersoon, verandert de setting of de relaties tussen de personages of je geeft jezelf een rol in het verhaal. Fanfictie wordt vaak online gedeeld, bijvoorbeeld op Wattpad.com of Fanfiction.net.
Er is ook nog een ander soort fanfictie. Je bent fan van een artiest of band of een team en schrijft verhalen waarin jouw held of helden een rol spelen.
Naast fanfictie is er ook fanart, beeldende kunst naar aanleiding van bestaande verhalen.
Op een stille zomeravond op Zweinstein, weg van de drukte van het kasteel, zit Draco Malfidus over het Grote Meer te turen. Hij heeft veel om over na te denken.
Plotseling hoort hij zachte voetstappen achter zich. 'Je kunt de boodschap van de sterren beter horen als je je ogen dicht hebt, Draco.'
Zucht, Loena Leeflang en haar vage gebrabbel, net wat hij nu níét nodig heeft. Hij draait zich om en kijkt haar aan, een snedige en onplezierige opmerking al op zijn lippen, vast van plan haar zo snel mogelijk rechtsomkeert te doen maken.
En dan … misschien is het het maanlicht, of misschien komt het door alle wanhopige gevoelens in zijn hart, maar als zijn ogen de hare vinden klikt er iets: is Loena met haar zachte vriendelijkheid misschien toch precies wat hij nu wél nodig heeft?
a Denk aan je favoriete film, serie of boek van dit moment. Zoek op internet of hier fanfictie of fanart bij is gemaakt.
b Bedenk welke fanfictie jij bij je favoriete film, serie of boek zou schrijven. Noteer je idee in enkele zinnen. Beschrijf wie de hoofdpersoon wordt en wat je zou veranderen of toevoegen aan het originele verhaal.
12 Schrijven bij verhalen
Gebruik de theorie Dialogen schrijven
Dialogen schrijven
THEORIE
Gesprekken tussen personages, dialogen, vormen een belangrijk deel van een verhaal. Dialogen worden beter als je let op zowel de inhoud als de opmaak.
Zo schrijf je sterke dialogen:
• Een goede opmaak maakt duidelijk wie wat zegt.
• Gebruik niet te vaak aanwijzingen zoals 'zei hij' of 'zeg ik'. Vul in plaats daarvan de dialoog aan met gedachten of handelingen.
• In het echte leven bestaan gesprekken voor een deel uit standaardzinnetjes, zoals begroetingen. In fictie laat je die meestal weg. Geef alleen het deel van het gesprek weer dat er echt toe doet.
Ik deed de deur open. Daar stond Hassan, de regen drupte uit zijn haar.
'Ik kom even kijken hoe het met je gaat,' zei hij.
'Het gaat prima! Sorry, ik kan je niet binnenlaten.' Ik voelde mijn wangen rood worden van schaamte. Wat was ik toch een hufter.
'Oké.' Hassan trok zijn schouders nog wat hoger op. 'Nou, dan ga ik maar weer...'
Ik keek hoe hij zich omdraaide en deed de deur dicht.
a Gebruik het verhaal Lily
Bedenk fanfictie waarin dit verhaal als volgt verdergaat: Samuel herkent Lily. Hij loopt naar haar toe. Bedenk wat er gebeurt en wat er gezegd wordt.
• Schrijf het gesprek dat Lily heeft met Samuel.
• Gebruik het hij-/zij-vertelperspectief, Lily is de verteller.
b Vergelijk je tekst met de aanwijzingen in de theorie.
Verbeter de inhoud van je tekst.
c Gebruik het verhaal De dagen van de bluegrassliefde Het verhaal gaat verder in jouw fanfictie: de volgende dag maken Tycho en Oliver samen het ontbijt klaar.
• Schrijf een korte scène over het gesprek tussen Tycho en Oliver.
• Gebruik het ik-vertelperspectief, Oliver is de ik-persoon.
• Denk eerst na over de volgende vragen:
a Valt Oliver wel of niet op jongens?
b Is Oliver wel of niet verliefd op Tycho?
c Houdt Tycho het vol om niets aan Oliver te vertellen?
d Wat merkt Oliver aan Tycho?
e Hoe reageert Oliver?
d Wissel de twee stukjes fanfictie uit in een tweetal. Geef elkaar feedback. Let daarbij op de punten bij vraag e. Gebruik de feedback om je teksten te verbeteren.
e Hoe ging het schrijven van de verhalen?
• Ik schrijf op een creatieve manier een eigen verhaal op basis van een bestaand verhaal.
• Het verhaal voelt echt en raakt de lezer. ◯
• Ik pas het vertelperspectief juist toe.
• Ik schrijf goede dialogen.
Vertellen
13 Dialogen spelen
Werk in een groep van drie.
a Bekijk jullie dialogen uit opdracht 9a en 9c. Kies de beste twee teksten.
b Verdeel in de groep de rollen: Lily-Samuel-verteller en/of Oliver-Tycho-verteller. Oefen de dialogen.
Vertel zoveel mogelijk uit het hoofd.
c Speel de dialogen voor de klas of voor een andere groep na.
1.4 Over verhalen en poëzie
LEERDOELEN
Je leert:
• uitleggen hoe realistisch een verhaal is;
• nadenken over hoe in onze maatschappij gedacht wordt over liefde en relaties;
• beeldspraak herkennen en benoemen;
• stijlfiguren herkennen en benoemen.
Verhalen
14 Verhaal herkennen
Bekijk het fragment Goed eten is samen eten
a Vind je dit reclame?
Leg je antwoord uit.
b Lees de theorie Verhalen
Beantwoord nog een keer de vraag of het fragment dat je zag reclame is.
THEORIE
Verhalen
Verhalen, of ze nu verzonnen of waargebeurd zijn, laten je dingen voelen en beleven.
Verhalen raken je en kunnen je daardoor aanzetten tot actie. Deze eigenschap van verhalen wordt op veel plaatsen ingezet, bijvoorbeeld in het nieuws, in de politiek, in onderwijs en in reclame.
Een verhaal heeft deze kenmerken:
• Er zijn personages met wie je kunt meeleven.
• Er is een aanleiding die iets in beweging brengt: een probleem moet worden opgelost of een doel moet worden bereikt.
• Er is een volgorde van gebeurtenissen, met oorzaak en gevolg, een begin en een eind.
15 Verhaal lezen
a Bekijk het omslag en lees de flaptekst van Izzy + Tristan
Noem drie dingen die duidelijk maken dat het hier gaat om een verhaal.
Gebruik in je antwoord begrippen uit de theorie Verhalen
b Lees het verhaal Izzy & Tristan
Welke zinnen in het verhaal maken dat je met Tristan kunt meevoelen?
Neem minimaal twee zinnen over.
c Wat is in het verhaal de aanleiding die de gebeurtenissen op gang brengt?
d Gebruik de theorie Meer of minder realistisch
Wat vind je het minst realistisch aan dit verhaal?
THEORIE
Meer of minder realistisch
Een verzonnen verhaal kan lijken op de werkelijkheid, dan is het realistisch. Gebeuren er dingen die ongeloofwaardig zijn of die in werkelijkheid niet mogelijk zijn, dan is het verhaal niet-realistisch. Hoe realistisch je een verhaal vindt, laat je zien door het ergens op de realismelijn te zetten.
helemaal niet realistisch een beetje realistisch heel realistisch
e Hoe zal dit verhaal verdergaan?
Noteer in enkele zinnen je vermoedens.
IZZY & TRISTAN
Tristan is een talentvolle zwarte schaker. Zijn neef en beste vriend Marcus laat hem schaken voor geld. Marcus denkt dat Hull, een nieuwe buurtbewoner die wit, rijk en nerdy is, op de zwarte jongens neerkijkt. Om Hull een lesje te leren moet Tristan een partij tegen hem schaken. Hull verliest, krijgt een driftbui en trekt een mes, maar Marcus werkt hem tegen de grond. Tristan rent weg en bezeert zijn enkel. Hij wordt geholpen door Izzy, de zus van Hull.
Ik geef me over. Dat zijn de woorden die ik vanochtend maar niet van me af kan zetten, die ik, of ik wil of niet, maar in mezelf blijf herhalen.
Misschien wist ik het toen ze aanbood me te helpen, toen haar lieve stem als een slok koele limonade door me heen stroomde. Misschien wist ik het toen ik haar mooie gezicht zag, verlicht door de ondergaande zon, toen ik verdronk in haar meelevende blik. Of misschien wist ik het toen ik doorkreeg dat ze Hulls zusje was, toen tot me doordrong dat het typisch iets voor het lot was om me zo'n rotstreek te leveren. Hoe dan ook, inmiddels weet ik het zeker: ik ben machteloos. Mijn eigen noodlot heeft me schaakmat gezet. Ik geef me over.
Het is de laatste dag voor de school weer begint, en ik overweeg de rest van de ochtend diep onder mijn dekbed te kruipen en me voor de wereld te verstoppen, maar kort nadat ik mijn ogen open heb gedaan klinkt er een felle roffel op de deur. Tante Patrice vóélt het als ik wakker ben; dat ruikt ze, als een draak.
'Tristan, ik moet met je praten,' zegt ze, en er klinkt iets van scherpe irritatie in haar stem. 'Kom naar de keuken, alsjeblieft.'
Mijn brein is zo gekapseisd door de ontmoeting met Izzy dat ik het grotere geheel bijna was vergeten: de schaakpartij, de politie, dat ik Marcus aan zijn lot heb overgelaten. Ik spring uit bed en voel een pijnscheut door mijn enkel. Toch ziet hij er bij nadere inspectie een stuk beter uit dan gisteren. Ze heeft magische handen. Ik zet mijn gedachten zo goed mogelijk op een rijtje, probeer te bedenken hoe ik wat er gisteren is gebeurd aan tante Patrice kan opdissen, bereid me erop voor de strijd aan te gaan met de draak. Ze zit met
haar armen over elkaar op een keukenkruk op me te wachten. Ik doe mijn best niet te hinken.
'Was jij bij die vechtpartij betrokken?' snauwt ze nog voor ik goed en wel in de keuken ben.
'Niet echt,' mompel ik. 'En Marcus kon er niks aan doen, dat zweer ik.'
'Natuurlijk niet,' zegt Patrice. 'De problemen weten Marcus altijd te vinden, maar hij heeft er nooit iets mee te maken. Ga door. Vertel me precies wat er is gebeurd.'
Dus ik geef haar een versie van de gebeurtenissen waaruit ik enkele details weglaat, zoals het feit dat Marcus geld op de partij had ingezet, want dat vindt ze nooit goed, en de beschrijving hoe dat mes eruitzag, want daar wordt ze maar ongerust van. 'En toen de politie eraan kwam bleef Marcus maar roepen dat ik weg moest rennen en ik denk dat ik in paniek raakte, want dat heb ik gedaan. Maar ik lieg niet: hij is niet met vechten begonnen.' En dat was de waarheid, min of meer, als je buiten beschouwing liet dat Marcus oorspronkelijk was begonnen Hull te jennen.
Patrice schudt haar hoofd en ze tuit haar lippen zo stijf dat ze een lippenstiftkleurig vlekje op haar gezicht worden. 'Eerlijk, Tristan, ik verwachtte meer van je toen je bij me kwam wonen. "Tristan is bijzonder." Dat zei ik steeds tegen alle mensen die me voor gek verklaarden omdat ik jou hierheen haalde. En nu trek je zo ongeveer dag en nacht met Marcus op en je sluipt rond als een ordinaire crimineel. Denk je dat ik niet weet hoe marihuana ruikt? En nu de politie. Tegenwoordig zeggen diezelfde mensen: "O, hij is maar een doodgewone tiener." Maar dat is precies het tegenovergestelde van wat ik in je zag.'
Haar woorden schroeien me. Toch is het niet de eerste keer dat ik Patrice kwaad meemaak, en ik kan zien dat veel van wat ze zegt alleen maar komt doordat ze van streek is. Zodra ze gekalmeerd is beseft ze wel dat er eigenlijk niet veel aan de hand is. Er is niemand dood, er is niemand gewond. Je kunt er altijd op rekenen dat Patrice praktisch is.
'En dan heb ik het er nog niet eens over dat je Marcus in de steek hebt gelaten toen hij werd gearresteerd. Als er problemen waren had ik dat van jou moeten horen.'
'Gearresteerd?' Er installeert zich een dikke brok schuldgevoel in mijn keel.
'Ik had gisteravond een kaartavondje bij Ramona, en midden in het spel krijgt Cherry een telefoontje.' Cherry is Marcus' moeder. 'Je had haar gezicht moeten zien toen ze hoorde dat ze Marcus op het politiebureau moest komen ophalen.' Ze maakt een afkeurend klakkend geluidje met haar tong. 'En ik was zo ongerust over jou, omdat ik wist dat het niet anders kon of jij was bij hem, en dan kom ik thuis en kijk nou eens, daar lig jij, al diep in slaap.' Dat klopt; toen ik thuiskwam was ik zo bekaf van de pijn in mijn enkel en de ontmoeting met Izzy dat ik me op mijn bed liet vallen en meteen in slaap viel.
'Ik moet naar Marcus,' zeg ik. Als Patrice vragend één wenkbrauw optrekt voeg ik er snel aan toe: 'Het spijt me dat ik je ongerust heb gemaakt. Ik dacht niet dat Marcus in de problemen zou komen. Eerlijk waar, dat had niet mogen gebeuren, want hij had niks verkeerds gedaan.' In elk geval niks verkeerders dan elke andere dag van zijn leven, ga ik in gedachten door.
'Ik vind dat jij Marcus dit weekend wel genoeg hebt gezien,' zegt tante Patrice, die eindelijk haar armen niet meer zo streng over elkaar houdt. 'Ik vind dat jij vandaag maar moet thuisblijven om te zorgen dat je er klaar voor bent om morgen weer naar school te gaan.' Aan de manier waarop ze dat zegt hoor ik wel dat het meer dan een suggestie is.
'Hebben ze hem ergens van beschuldigd?' vraag ik.
'Dat heb ik nog niet gehoord,' zegt Patrice, maar ze is al opgestaan en begint aan de afwas, om duidelijk te maken dat het gesprek is afgelopen.
Terug in mijn kamer haal ik mijn telefoon uit mijn tas en bel Marcus. Vreemd, ik bel hem eigenlijk haast nooit; ik zie hem zowat elke dag, dus dat is niet nodig. Net als ik denk dat hij niet zal opnemen antwoordt hij.
'Hoe gaat-ie, T.?' vraagt hij, en zodra ik hem mijn naam hoor zeggen voel ik de opluchting door me heen slaan.
'Gewoon,' zeg ik. 'Hoor 's, Patrice vertelde dat de politie je gisteren goed te pakken heeft gehad, en het spijt me, ik had in de buurt moeten blijven om zeker te weten dat jij oké was.'
'Neu,' zegt hij grinnikend. 'Jij bent mijn paradepaardje. Van jou moeten ze afblijven.'
'Worden jullie gerechtelijk vervolgd?'
'Nee. Behalve Hector misschien, omdat die negentien is. Reken maar dat ze het niet aandurven Hull te vervolgen. Je had zijn ouders moeten zien, gisteren op het politiebureau, handenwringend van paniek.' Ik besef dat hij het over Izzy's ouders heeft en voel me opeens even misselijk. 'Maar goed, neem maar van mij aan dat ik die kleine weirdo niet laat vergeten hoe hij mij in de problemen heeft gebracht. En shit, ik kreeg ook nog honderd dollar van hem.'
'Hoor 's, als hij de overwinning betwist kan ik nog wel een keer tegen hem spelen…' Als ik dacht dat ik daarmee de vrede kon bewaren zou ik me meteen gewonnen geven.
'Hoeft niet, T.'
'Oké,' zeg ik. En dan, alsof ik ineens een aanval van het Tourette-syndroom krijg, gooi ik eruit: 'Hij heeft een zusje. Hull, bedoel ik.' Waarom zeg ik dat in vredesnaam? Omdat ze al die tijd dat ik met Patrice praatte en nu met Marcus in mijn hoofd zat en zich naar voren drong. En ergens wil ik ook dat Marcus weet dat alles – noord, zuid, gigantische tektonische platen – voor mij is verschoven.
'Huh,' zegt Marcus, en er klinkt iets berekenends in zijn stem waardoor ik wens dat ik mijn mond had gehouden. 'Hoe ziet ze d'ruit? Is ze hot?'
'Wel oké,' zeg ik. Er klinkt een of ander geluid op de achtergrond, en omdat ik er toch al naar snak van onderwerp te veranderen, vraag ik: 'Waar ben je nu?'
'Bij de TipTop. Zin om ook hierheen te komen?' Natuurlijk heeft Marcus geen huisarrest, zoals ik. Dat is zijn stijl niet.
'Ik denk niet dat dat gaat. Patrice is vandaag op het oorlogspad.'
'Oké. Dan zie ik je later wel, T.' En hij hangt op voor ik afscheid kan nemen.
Als tante Patrice boos op me is voel ik altijd de vage en vermoedelijk onredelijke angst dat ze me bij de eerste de beste gelegenheid regelrecht terug naar Atlanta zal sturen, dus ik stel mijn geluk niet op de proef door bij Izzy's huis te gaan rondhangen en als een smoorverliefd hondje voor haar deur te gaan zitten hijgen, maar blijf de hele middag rustig op mijn kamer. Al weerhoudt dat me er niet van mijn laptop te pakken, die mijn vader me vorig jaar met Kerstmis heeft gestuurd, en te proberen meer over haar te weten te komen. Afgezien van een paar prijzen voor exacte vakken, vermeld op de website van haar oude school, staat er niet veel online. Wees stil, mijn nerd-minnende hart. Ik probeer haar profiel te vinden op Facebook, Insta of Snapchat, alle gebruikelijke socialemediaverzamelplaatsen, maar eerst zonder enig resultaat. Hull is veel makkelijker op te sporen (hij heeft een eigen YouTube-kanaal over politieke wetenschap, al heeft hij er al een poosje niets op gepost) en eindelijk puzzel ik, door zijn Facebook-pagina uit te pluizen, uit dat ze er onder haar volledige naam staat, Iseult*. Ik klap de laptop dicht en herhaal die naam een paar keer in mezelf: Iseult, Iseult, Iseult, als de blaadjes van een roos die zich openvouwt.
* Iseult – deze Ierse naam spreek je in het Engels uit als iesol. De naam komt uit een Middeleeuwse legende die we in het Nederlands kennen als Tristan en Isolde
Shannon Dunlap, Izzy & Tristan, Amsterdam: Luitingh-Sijthoff, 2019
16 Personages en hun relaties
Gebruik het verhaal Izzy & Tristan. Gebruik de theorie Levensechte personages
THEORIE
Levensechte personages
Een belangrijke taak van een schrijver van verhalen is personages zo 'tot leven te wekken' dat ze echt lijken: levensechte personages. Bij een hoofdpersoon gebeurt dat het uitgebreidst, maar ook bij bijfiguren is het belangrijk.
Een beschrijving van een personage bestaat uit verschillende onderdelen.
• uiterlijk (lichaam, gezicht, haar en kleding, maar ook houding, uitdrukkingen en gebaren)
• karaktereigenschappen (meestal niet direct genoemd, maar blijkend uit al het andere)
• kenmerken (waaronder leeftijd, geslacht, stem, gezondheid, sociale status, nationaliteit, gewoontes, talenten)
• voelen, spreken, denken en handelen
• relaties met andere personages
• ontwikkeling in de loop van het verhaal (verandering in denken, voelen of doen door gebeurtenissen)
a Noteer de eigenschappen, kenmerken of uiterlijkheden die je te weten bent gekomen van Tristan, Izzy en Marcus.
b Wie vind je het meest levensecht beschreven, Tristan of tante Patrice? Verklaar waardoor dat komt door voorbeelden te geven.
c Tristan zegt: 'Hoe dan ook, inmiddels weet ik het zeker: ik ben machteloos. Mijn eigen noodlot heeft me schaakmat gezet. Ik geef me over.' (regel 13-15)
Ben je het eens met Tristan dat je machteloos bent als je heel erg verliefd bent?
Leg je antwoord uit.
d Beschrijf de relatie tussen Tristan en Marcus.
1.4 Over verhalen en poëzie
e Bedenk voor zowel Tristan als Marcus hoe zij zich in de loop van het verhaal zullen ontwikkelen.
f Wat vind je van de aandacht voor zwart en wit in het verhaal?
Leg je antwoord uit met een argument.
17 Beeldspraak in een verhaal
Gebruik het verhaal Izzy & Tristan. Gebruik de theorie Beeldspraak
Beeldspraak
THEORIE
Als je beeldspraak gebruikt, bedoel je niet letterlijk wat je zegt, maar figuurlijk. Er zijn verschillende soorten beeldspraak.
beeldspraak uitleg
voorbeeld vergelijking met als Je vergelijkt twee dingen met elkaar, verbonden door het woord als. In plaats van als zijn ook andere woorden mogelijk: zoals, alsof, net als en net
vergelijking zonder als
Je vergelijkt twee dingen met elkaar, maar een verbindingswoord ontbreekt.
metafoor Je noemt iets wat lijkt op datgene wat je eigenlijk bedoelt, maar wat je niet noemt. Er is een overeenkomst tussen de twee.
a Welke vorm van beeldspraak herken je in de zin?
Gedachten zoefden rond als papieren vliegtuigjes; zo'n beetje iedereen die ik wilde vergeten, was aanwezig en het werd met de seconde rumoeriger …
[Uit: Sam Hepburn, Een slag in het donker]
Ze droeg een lichtgroene jurk met witgele bloemetjes. Een weiland met madeliefjes.
[Uit: Koos Meinderts, De zee zien]
Ik probeerde langs de zenders in mijn hoofd te zappen, maar het akelige tafereel dat Nina net had beschreven, legde het hele netwerk plat.
[Uit: Sam Hepburn, Een slag in het donker]
1 Dat ruikte ze, als een draak.
2 Patrice schudt haar hoofd en ze tuit haar lippen zo stijf dat ze een lippenstiftkleurig vlekje op haar gezicht worden.
3 En nu trek je zo ongeveer dag en nacht met Marcus op en je sluipt rond als een ordinaire crimineel.
4 Jij bent mijn paradepaardje.
5 En dan, alsof ik ineens een aanval van het Tourettesyndroom krijg, ...
vergelijking met als vergelijking zonder als
b Neem uit het verhaal nog twee vergelijkingen met of zonder 'als' over.
c De metafoor is een andere vorm van beeldspraak. In het verhaal staat bijvoorbeeld deze metafoor: 'Mijn eigen noodlot heeft me schaakmat gezet.' (regel 14)
Het beeld dat de schrijver gebruikt, is een schaakwedstrijd tegen het noodlot. Dat wordt vergeleken met het leven met z'n goede en slechte gebeurtenissen. Dat laatste wordt niet genoemd. In regel 19 lees je deze vergelijking met als: '...dat ruikt ze, als een draak.' De schrijver breidt deze vergelijking later uit tot een metafoor.
Citeer het deel van de zin waarin die metafoor staat.
Leg ook uit waar het beeld mee wordt vergeleken.
d In regel 22 staat: 'Mijn brein is gekapseisd...' Wat betekent deze metafoor?
e In regel 97-98 staat deze metafoor: 'En ergens wil ik ook dat Marcus weet dat alles – noord, zuid, gigantische tektonische platen – voor mij is verschoven.'
Herschrijf deze zin, maar dan zonder beeldspraak.
f Waardeer jij dit verhaal meer doordat er veel beeldspraak in voorkomt?
Leg je antwoord uit.
1.4
Poëzie
18
Beeldspraak en stijlfiguren
Gebruik het gedicht Woord (paragraaf 1.2). Gebruik de theorie Beeldspraak en Stijlfiguren
THEORIE
Stijlfiguren
Schrijvers en sprekers maken hun teksten vaak mooier door iets op een bijzondere manier te zeggen. Ze maken gebruik van stijlfiguren
Stijlfiguren kun je tegenkomen in verhalen, films, reclames, speeches en artikelen. Ze kunnen je tekst versterken of levendiger maken.
Enkele stijlfiguren zijn:
stijlfiguur uitleg
voorbeelden herhaling Je herhaalt woorden of zinnen of je zegt meerdere keren hetzelfde, maar telkens net iets anders.
opsomming
Je zet een aantal dingen op een rij of noemt ze na elkaar op.
tegenstelling Je zet dingen tegenover elkaar, waardoor de verschillen opvallen.
overdrijving (hyperbool)
Je maakt iets erger of groter dan het in werkelijkheid is.
ironie Je beschrijft iets op een beetje spottende manier, die niet kwetsend bedoeld is. Vaak zeg je het tegengestelde van wat er bedoeld wordt.
sarcasme
Harde, bijtende spot die verder gaat dan ironie.
eufemisme Je vervangt een directe, duidelijke omschrijving door een verzachtende, meer verhullende omschrijving, die niet spottend bedoeld is.
understatement Het tegenovergestelde van overdrijving: je zwakt iets af, terwijl het in werkelijkheid veel erger of groter is. Dit heeft een spottend effect.
In zijn beroemde speech begint Martin Luther King acht zinnen op rij met 'I have a dream …'
'Dit werkstuk heeft ons bloed, zweet en tranen gekost.'
'Het brood is oud, maar m'n schoenen zijn vers.' [Uit: De Jeugd van Tegenwoordig, ’t Gaat te fur]
'Als mijn ouders me betrappen, krijg ik tachtig jaar huisarrest!'
'Dat is een lieverdje.'
Een leerling zegt tegen een docent die na lange tijd van ziekte weer op school is: ‘En, hoe was uw vakantie?’
'Aan de manier waarop ze dat zegt hoor ik wel dat het meer dan een suggestie is.'
[Uit: Shannon Dunlap, Izzy + Tristan]
'Je hebt een paar foutjes gemaakt in je toets, ik kon er niet meer van maken dan een twee.'
a Welke vorm van beeldspraak gebruikt de dichter in versregel 1?
◯ metafoor
◯ vergelijking met als
◯ vergelijking zonder als
b Lees versregel 2 tot en met 4.
Leg uit waarom deze versregels een metafoor zijn.
c Welke twee stijlfiguren gebruikt de dichter in de tweede strofe?
□ eufemisme
□ hyperbool
□ ironie
□ opsomming
□ understatement
d In de vierde strofe maakt de dichter gebruik van een opsomming.
In welke regels?
In versregel , versregel en versregel
e ''k heb jou een miljoen keer zo lief...' (versregel 12) Welke stijlfiguur herken je in deze versregel?
◯ eufemisme
◯ hyperbool
◯ ironie
◯ opsomming
◯ understatement
f 'Ik zeg niet dat je loog / maar een woord is voor nu' Waarom zijn deze versregels een eufemisme?
Citeer een andere versregel om je antwoord te onderbouwen.
g Met welke vorm van beeldspraak eindigt het gedicht?
◯ metafoor
◯ vergelijking met als
◯ vergelijking zonder als
1.5 Eindopdracht
LEERDOELEN
• Je past je taalvaardigheden en persoonlijke vaardigheden toe in een eindopdracht.
Fanfictie schrijven
Inleiding
Je leest een boek over liefde en schrijft daar fanfictie bij. Bekijk het beoordelingsmodel.
Beoordelingsmodel
Houd bij het schrijven van het verhaal rekening met deze punten:
Inhoud van het verhaal
1 Je verhaal is geïnspireerd door het gelezen boek, en met name door de gekozen scène en het daarbij passende gevoel en het tegendeel daarvan.
2 In het verhaal beschrijf je de tegenovergestelde emotie bij het gekozen gevoel. Deze emotie noem je niet met zoveel woorden, maar laat je blijken uit gedachten, woorden en handelingen van de personages.
3 In de dialogen staan zo weinig mogelijk standaardzinnen of overbodige zinnen.
4 Het verhaal telt ongeveer 400 woorden.
5 Het verhaal heeft hetzelfde vertelperspectief als het origineel.
Opmaak
Je houdt je aan de regels voor de opmaak van een dialoog.
Boek lezen
Kies een boek waarin liefde een van de thema's is. Het mag gaan om romantische liefde, maar ook om liefde tussen vrienden, broers en zussen of (groot)ouders en kinderen.
Lees het boek.
Scène kiezen
Kies uit het boek een scène die je aanspreekt.
a De scène past bij een van de volgende situaties en gevoelens:
• onmogelijke liefde – boosheid, frustratie, verdriet
• liefde met een happy end – blijdschap, geluk
• verboden liefde – angst, geheimzinnigheid
• onwaarschijnlijke liefde – ongeloof, blijdschap
• verloren liefde – verdriet, rouw, boosheid
• stille liefde – verlegenheid, schaamte, angst
b Ga na welk gevoel bij de situatie past. Noteer kort waarom deze scène je aanspreekt en leg je keuze voor het gevoel uit.
c Kies een gevoel dat het tegenovergestelde is van de emotie die je herkent in de gekozen scène.
Nieuwe scène schrijven
Schrijf een nieuwe scène bij het verhaal.
Houd bij het schrijven rekening met de volgende punten:
• Je mag een andere hoofdpersoon kiezen dan in het oorspronkelijke verhaal.
• In het verhaal komt de tegenovergestelde emotie naar voren. Noem de emotie niet, maar laat deze blijken uit de gedachten, woorden en handelingen van de personages.
• In het verhaal komt minimaal een dialoog voor.
• Volg de regels voor de opmaak van een verhaal.
• Je verhaal telt ongeveer 400 woorden.
Verhaal bespreken
Wissel je verhaal uit met een klasgenoot.
Bespreek de verhalen.
a Welk gevoel herkent de klasgenoot in het verhaal?
b Hoe sterk zijn de dialogen?
c Raakt het verhaal?
d Onderstreep in je verhaal de zinnen die de klasgenoot de beste vindt.
Eindopdracht evalueren
a Hoe ging de eindopdracht?
• Mijn verhaal voelt echt en raakt de lezer.
• Ik schrijf op een creatieve manier een eigen verhaal op basis van een bestaand verhaal.
• Ik pas het vertelperspectief juist toe.
• Ik schrijf goede dialogen.
• Ik laat gevoelens van personages blijken uit gedachten, woorden en handelingen.
b Je hebt een boek gelezen waarin liefde een van de thema's was.
Welke wijsheid uit het verhaal is bruikbaar voor jou in je eigen situatie?
c Zou je vaker fanfictie willen schrijven?
Waarom wel of niet?
1.6 Terugblik
• Je kijkt terug op je werk.
Wat neem ik mee?
LEERDOELEN
a In dit hoofdstuk heb je meegeleefd met mensen in verhalen. Je hebt ontdekt dat dat verhalen anders maakt dan feitelijke teksten; verhalen doen iets met je. Je hebt geleerd hoe je het vertelperspectief moet toepassen in een verhaal.
Kijk nu terug op het hoofdstuk.
Heb je de leerdoelen van dit hoofdstuk bereikt?
• Ik kan me uiten over diversiteit en andere culturen.
• Ik kan nadenken over hoe in onze maatschappij gedacht wordt over liefde en relaties.
• Ik kan uitleggen hoe herkenbaar een verhaal voor mij is.
• Ik kan uitleggen hoe realistisch een verhaal is.
• Ik kan het denken, voelen en handelen van personages evalueren.
• Ik kan uitleggen wat een verhaal met me doet.
• Ik kan relaties tussen personages beschrijven.
• Ik kan een persoonlijke reactie op een verhaal onderzoeken door zelf verhalen te schrijven.
• Ik kan beeldspraak herkennen en benoemen.
• Ik kan stijlfiguren herkennen en benoemen.
b Door het lezen van liefdesverhalen kun je verkennen wat jij belangrijk vindt in de liefde en welke keuzes je zelf wilt maken in relaties.
Aan welk verhaal uit dit hoofdstuk heb jij het meest gehad?
Leg je keuze uit.
c 'Leren over schrijftechnieken helpt je om betere verhalen te schrijven en dat vergroot je plezier in het schrijven van verhalen.'
Ben je het met deze stelling eens?
Leg je antwoord uit.
2
Taalverzorging 1
Inleiding
Bij taalverzorging ontdek je van alles over taal. In dit hoofdstuk leer je met welke woordsoorten en zinsdelen je zinnen kunt opbouwen, zodat je dit op de juiste manier in een tekst kunt toepassen.
Om je boodschap zo goed mogelijk te kunnen overbrengen, oefen je met de regels van spelling en het formuleren van goede zinnen. Ook leer je over de verschillende betekenissen van woorden en kom je meer te weten over de geschiedenis van het Nederlands.
2.1 Grammatica
Je leert:
LEERDOELEN
• deze woordsoorten en zinsdelen herkennen en benoemen (herhaling):
• naamwoordelijk gezegde;
• zelfstandig werkwoord;
• hulpwerkwoord;
• koppelwerkwoord;
• een bouwplan van een zin herkennen en gebruiken (herhaling);
• een zin in zinsdelen verdelen (herhaling);
• zinsdelen benoemen (herhaling).
Woordsoorten
1 Hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord en koppelwerkwoord herkennen
In de volgende zinnen is 'blijven' steeds een ander soort werkwoord.
In welke zin is 'blijven' een hulpwerkwoord, in welke zin een zelfstandig werkwoord en in welke zin een koppelwerkwoord?
Bespreek samen de zinnen en onderbouw jullie antwoorden.
1 Bibi is een speelse hond, maar ze blijft altijd bij ons in de buurt.
2 Ondanks alle maatregelen blijft pesten op onze school een lastig probleem.
3 Mijn zusje blijft maar zeuren om een nieuwe mobiele telefoon, maar ze is pas zes.
2 Werkwoorden benoemen
Lees de theorie Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord, Koppelwerkwoord en Hulpwerkwoord en koppelwerkwoord
Markeer en benoem de werkwoorden in de zinnen.
Kies uit: hulpwerkwoord (hww) — koppelwerkwoord (kww) — zelfstandig werkwoord (zww)
1 Hind schijnt gisteren al naar Marrakesh te zijn vertrokken.
2 Na vijf nederlagen zal de club misschien eindelijk weer eens winnen.
3 Ik ben verbaasd over de vele klachten met betrekking tot de wc's.
4 Kamiel is gisteren langer op school gebleven vanwege de kennismaking met de toneelclub.
5 Het schoonmaken van de muren van het fietsenhok zal een hele klus worden met al die graffiti.
6 De hele klas is in opstand gekomen tegen de veel te moeilijke toets.
7 Door die donkere ramen lijkt onze school altijd gesloten te zijn.
8 Door de vele files onderweg zijn we gisteravond pas laat van vakantie teruggekomen.
THEORIE
Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Een werkwoord kan voorkomen als persoonsvorm, voltooid deelwoord en infinitief. Je kunt werkwoorden ook indelen naar soort. Er zijn verschillende soorten werkwoorden.
• Het zelfstandig werkwoord (zww). Dit is het werkwoord dat de handeling aangeeft in de zin.
1 Kelly bestudeert de paragraaf aandachtig.
2 Kelly heeft de paragraaf aandachtig bestudeerd
3 Kelly zal de paragraaf aandachtig bestuderen
De werkwoordsvormen bestudeert, bestudeerd en bestuderen geven de handeling aan. Het zijn zelfstandige werkwoorden. Je ziet dat de vorm elke keer anders is: persoonsvorm, voltooid deelwoord en infinitief
• Het hulpwerkwoord (hww). Om het voltooid deelwoord en de infinitief te kunnen schrijven, is een hulpwerkwoord nodig als persoonsvorm. In het voorbeeld zijn dit heeft en zal
THEORIE
Koppelwerkwoord
Behalve het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord is er nog een werkwoordsoort: het koppelwerkwoord (kww).
• Het koppelwerkwoord 'koppelt' het onderwerp aan een toestand, functie of eigenschap. Het onderwerp geeft geen handeling aan (het doet niets), maar is iets.
• Er zijn negen werkwoorden die een koppelwerkwoord kunnen zijn: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen
1 Oscar is een gezellig huisdier
2 Mijn ouders worden soms gek van mijn gedrag.
In zin 1 is Oscar het onderwerp. Het werkwoord is geeft geen handeling aan, maar het koppelt Oscar aan een gezellig huisdier. In zin 2 is Mijn ouders het onderwerp. Het werkwoord worden geeft geen handeling aan, maar het koppelt gek aan Mijn ouders
• Als het koppelwerkwoord het onderwerp koppelt aan een deel met een zelfstandig naamwoord, dan kun je het koppelwerkwoord meestal vervangen door een =-teken Oscar = een gezellig huisdier (zin 1).
• Als het koppelwerkwoord het onderwerp koppelt aan een deel met een bijvoeglijk naamwoord, dan kun je het bijvoeglijk naamwoord voor het zelfstandig naamwoord in het onderwerp plaatsen. Het woord noemt een eigenschap of kenmerk van het zelfstandig naamwoord. Het koppelwerkwoord kun je dan weglaten: 'Mijn gekke ouders' (zin 2).
THEORIE
Hulpwerkwoord en koppelwerkwoord
In een zin kunnen ook een hulpwerkwoord én een koppelwerkwoord voorkomen. Het koppelwerkwoord is dan een voltooid deelwoord of een infinitief.
1 Marco is twee maanden afwezig geweest. (is = hulpwerkwoord, geweest = koppelwerkwoord)
2 Zal hij nu voorlopig niet meer afwezig zijn? (zal = hulpwerkwoord, zijn = koppelwerkwoord)
De werkwoorden zijn, worden en blijven kunnen als koppelwerkwoord of als hulpwerkwoord worden gebruikt. De werkwoorden zijn en blijven kunnen ook als zelfstandig werkwoord worden gebruikt. Ze hebben dan de betekenis van 'zich ergens bevinden'.
Marco is afwezig. (is = koppelwerkwoord)
Marco is afwezig geweest. (is = hulpwerkwoord, geweest = koppelwerkwoord)
Marco is weer op school. (is = zelfstandig werkwoord)
De deur blijft tot het eind van de voorstelling dicht. (blijft = koppelwerkwoord)
De deur blijft tot het eind van de voorstelling gesloten. (blijft = hulpwerkwoord, gesloten = voltooid deelwoord)
De deur blijft op deze plaats. (blijft = zelfstandig werkwoord)
De afloop van het verhaal wordt steeds spannender. (wordt = koppelwerkwoord)
De afloop van het verhaal wordt verklapt. (wordt = hulpwerkwoord, verklapt = voltooid deelwoord)
Een koppelwerkwoord en een zelfstandig werkwoord kunnen nooit tegelijk in een zin voorkomen.
3 Werkwoorden gebruiken
a Maak zinnen met de volgende werkwoorden.
1 Maak een zin waarin 'zijn' een zelfstandig werkwoord is.
2 Maak een zin waarin 'worden' een hulpwerkwoord is.
3 Maak een zin waarin 'lijken' een koppelwerkwoord is.
b Ruil je zinnen met die van een klasgenoot. Bespreek samen de verschillen.
Zinsdelen
4 Basiszin herkennen en gebruiken
Lees de theorie Bouwplan van een zin
Bouwplan van een zin
THEORIE
Het bouwplan van een zin geeft aan uit hoeveel zinsdelen een zin bestaat. De betekenis van het werkwoord bepaalt hoeveel zinsdelen een zin minimaal heeft. Bij sommige werkwoorden weet je van tevoren dat je bepaalde zinsdelen moet toevoegen en andere zinsdelen mag toevoegen.
wassen wie? wat?
ander zinsdeel ander zinsdeel ander zinsdeel
Het bouwplan van het werkwoord wassen bestaat uit drie delen. Bij het werkwoord 'wassen' stel je altijd twee vragen (wie? en wat?). Je moet dus twee delen aan het werkwoord toevoegen. De basiszin bestaat uit drie delen. Je mag de zin langer maken door er delen aan toe te voegen.
Wie voert de handeling uit? Wat is de handeling? Wat (is nodig)? Hoe? Wanneer? Waar?
Jessica wast haar handen
Jessica wast haar handen met zeep voor het eten in de keuken
a Uit hoeveel delen bestaat het bouwplan van deze werkwoorden?
Zet de werkwoorden op de juiste plek in de tabel. betalen – meedelen – ontmoeten – repareren – uitvinden drie delen vier delen
b Gebruik de werkwoorden uit vraag a. Maak basiszinnen met de werkwoorden.
Verdeel de zinnen in zinsdelen.
5 Basiszin verklaren
Lees de zinnen.
1 Ersin onthoudt zijn afspraken.
2 Ik wilde jullie deze mop niet onthouden
Bestaan de twee basiszinnen uit evenveel delen?
Leg je antwoord uit.
6 Zinsdelen herkennen
Verdeel de zinnen met behulp van verticale strepen (|) in zinsdelen.
Noteer daaronder het vraagwoord dat bij het zinsdeel hoort. Niet elke zin heeft alle onderdelen.
Kies uit: handeling — hoe — wie — wat — wanneer — waar
1 In de trein zag ik gisteren de moeder van Jayda.
2 Ga jij elke dag om kwart voor acht naar school?
3 In Nijmegen lopen jaarlijks meer dan 40.000 wandelaars de Vierdaagse.
4 De leerlingen willen in mei op een camping in de buurt kamperen.
5 Volgend jaar gaat mijn broer een vakantie naar Thailand boeken.
7 Basiszinnen schrijven en uitbreiden
a Maak basiszinnen met de werkwoorden.
1 dichtvallen
2 neerzetten
3 reserveren
4 sporten
5 zien
b Gebruik de basiszinnen uit vraag a.
Breid de basiszinnen uit volgens de instructies.
1 Voeg 'hoe' toe.
2 Voeg 'waar' toe.
3 Voeg 'waar' en 'wanneer' toe.
4 Voeg 'hoe vaak' en 'waar' toe.
5 Voeg 'hoe vaak' en 'waar' toe.
8 Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde Lees de zinnen.
1 Ons project is allang ingeleverd.
2 Ons project is heel mooi geworden.
Welke zin heeft een werkwoordelijk gezegde en welke zin heeft een naamwoordelijk gezegde?
Leg je antwoord uit.
9 Naamwoordelijk gezegde herkennen
Lees de theorie Naamwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
THEORIE
Als er een koppelwerkwoord in de zin staat, dan heeft de zin een naamwoordelijk gezegde (nwg). Een naamwoordelijk gezegde is een gezegde dat uit twee delen bestaat: een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel.
• een werkwoordelijk deel bevat een of meerdere werkwoordsvormen
In een zin met één werkwoordsvorm is dit de persoonsvorm. Dit werkwoord is dan een koppelwerkwoord. In een zin met meer werkwoordsvormen zijn dit het koppelwerkwoord en een voltooid deelwoord of infinitief. De persoonsvorm is dan een hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord of de infinitief een koppelwerkwoord.
• een naamwoordelijk deel zegt iets over het onderwerp
Dit is het deel van de zin waaraan het onderwerp is gekoppeld.
1 Het verhaal is ongeloofwaardig.
2 Het verhaal is ongeloofwaardig geworden.
Werkwoordelijk deel
In zin 1 staat één werkwoordsvorm: is is = persoonsvorm, koppelwerkwoord is = werkwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde
In zin 2 staan twee werkwoordsvormen: is en geworden is = persoonsvorm, hulpwerkwoord; geworden = voltooid deelwoord, koppelwerkwoord is geworden = werkwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk deel
In zin 1 koppelt het koppelwerkwoord is de eigenschap ongeloofwaardig aan het onderwerp Het verhaal (het ongeloofwaardige verhaal). In zin 2 koppelt het koppelwerkwoord geworden de eigenschap ongeloofwaardig aan het onderwerp Het verhaal (het ongeloofwaardige verhaal).
ongeloofwaardig = naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde
a In welke zinnen staat een naamwoordelijk gezegde?
□ Itidal is al sinds het begin van de middelbare school de beste van de klas in wiskunde.
□ De rivier dreigt morgen buiten haar oevers te treden als gevolg van de vele regen.
□ Het weggelopen meisje is vanochtend in goede gezondheid aangetroffen bij haar tante in Meppel.
□ Het steeds weer oplaaiende conflict tussen Israël en de Palestijnen lijkt onoplosbaar.
□ De Nijmeegse chef-kok en zijn ploeg hebben twee Michelinsterren verdiend met hun veganistische restaurant.
□ Sawans vader, een politieke vluchteling uit Syrië, blijkt heel hartelijk te zijn.
□ Het schoolgebouw is na de ingrijpende verbouwing verrassend licht en ruim geworden.
□ Mijn neef is vorige week bijna elke nacht bij onze zieke oma gebleven.
b Gebruik een van de zinnen uit vraag a.
Leg aan de hand van de zin uit wat een naamwoordelijk gezegde is en uit welke delen het bestaat.
10 Naamwoordelijk gezegde benoemen
Benoem in elke zin het onderwerp (ond) en het naamwoordelijk gezegde (nwg).
Benoem ook het werkwoordelijk deel (wwd) en naamwoordelijk deel (nwd) van het gezegde.
1 De expressionistische schilderijen uit de privécollectie van de miljonair bleken na taxatie waardeloos.
onderwerp:
naamwoordelijk gezegde:
werkwoordelijk deel van het gezegde:
naamwoordelijk deel van het gezegde:
2 Liam is in al die jaren als hardlooptalent nog nooit zo moe geweest als na die halve marathon.
onderwerp:
naamwoordelijk gezegde:
werkwoordelijk deel van het gezegde:
naamwoordelijk deel van het gezegde:
3 De weersvoorspelling voor morgen lijkt erg ongunstig voor de geplande picknick.
onderwerp:
naamwoordelijk gezegde:
werkwoordelijk deel van het gezegde:
naamwoordelijk deel van het gezegde:
4 Ondanks alle verhuizingen is hun vriendschap door de jaren heen onverwoestbaar gebleken.
onderwerp:
naamwoordelijk gezegde:
werkwoordelijk deel van het gezegde:
naamwoordelijk deel van het gezegde:
5 Tamar wil ondanks haar onvoldoendes voor wiskunde nog steeds een wereldberoemd architect worden.
onderwerp:
naamwoordelijk gezegde:
werkwoordelijk deel van het gezegde:
naamwoordelijk deel van het gezegde:
6 De taarten van Bo's moeder schijnen heel kunstig en ongelooflijk lekker te zijn.
onderwerp:
naamwoordelijk gezegde:
werkwoordelijk deel van het gezegde:
naamwoordelijk deel van het gezegde:
11 Zinnen uitbreiden
Lees de theorie Bijstelling. Lees ook de theorie Bijvoeglijke en bijwoordelijke bepaling
THEORIE
Bijstelling
De bijstelling is geen zinsdeel, maar een deel van een zinsdeel. Een bijstelling is eenvoudig te herkennen, want hij staat altijd tussen komma's of na een komma achter het zelfstandig naamwoord. Een bijstelling noemt dezelfde zaak of persoon nog een keer, maar dan met andere woorden.
1 Mevrouw Vlaming, mijn docente geschiedenis, is uitgeroepen tot de leukste docent van het jaar.
2 Afgelopen zomer hebben we het bottenmuseum bezocht in Rome, de schitterende hoofdstad van Italië
In zin 1 is 'Mevrouw Vlaming, mijn docente geschiedenis' het onderwerp. 'Mijn docente geschiedenis' noemt in andere woorden nog een keer de persoon die voor de komma staat. Het deel 'mijn docente geschiedenis' noem je een bijstelling.
In zin 2 is 'In Rome, de schitterende hoofdstad van Italië' een bijwoordelijke bepaling. 'De schitterende hoofdstad van Italië' noemt in andere woorden nog een keer de stad die voor de komma staat. Het deel 'de schitterende hoofdstad van Italië' noem je een bijstelling.
THEORIE
Bijvoeglijke en bijwoordelijke bepaling
Een bijvoeglijke bepaling is geen zinsdeel, maar een deel van een zinsdeel. De bijvoeglijke bepaling noemt een bijzonderheid, een kenmerk of een eigenschap van een zelfstandig naamwoord in een zinsdeel.
Een bijwoordelijke bepaling geeft aan waar, wanneer en/of waarom iets gebeurt. Het zijn zinsdelen die iets over de handeling of de toestand in de zin vertellen.
a Breid de zinnen uit volgens de instructies.
1 De zon scheen fel. (+ bijwoordelijke bepaling)
2 De wolken voorspelden noodweer. (+ bijvoeglijke bepaling)
3 Bella liep naar de bushalte. (+ bijwoordelijke bepaling + bijvoeglijke bepaling)
4 Onze kat speelde met een bal. (+ bijstelling)
5 Mijn broertje is op zijn hoofd gevallen. (+ bijstelling + bijwoordelijke bepaling)
6 Op de braderie heb ik een kunstwerk gekocht. (+ bijstelling + bijvoeglijke bepaling)
b Ruil je zinnen met die van een klasgenoot.
Bespreek samen jullie uitbreidingen.
Hebben jullie goede bijwoordelijke bepalingen, bijvoeglijke bepalingen en bijstellingen gebruikt?
12 Zinsdelen begrijpen
Bekijk eventueel online de theorie bij deze zinsdelen.
a Verdeel de zinnen in zinsdelen en benoem ze.
Kies uit: onderwerp (ond) — werkwoordelijk gezegde (wwg) — lijdend voorwerp (lv) — voorzetselvoorwerp (vzv) — bijwoordelijke bepaling (bwb)
1 In de trein zag ik gisteren de moeder van Jayda.
2 Ga jij elke dag om kwart voor acht naar school?
3 In Nijmegen lopen jaarlijks meer dan 40.000 wandelaars de Vierdaagse.
4 De leerlingen willen in mei op een camping in de buurt kamperen.
5 Volgend jaar gaat mijn broer een vakantie naar Thailand boeken.
b Gebruik je antwoorden uit vraag a en uit opdracht 6. Leg uit wat het verband is tussen de vraagwoorden uit het bouwplan van een zin en de namen van de zinsdelen die je in vraag a hebt gebruikt.
13 Zinsdelen herkennen
Lees de tekst 'Verdronken' hond na vijf weken teruggevonden
Benoem de vetgedrukte zinsdelen.
Kies uit: onderwerp (ond) — lijdend voorwerp (lv) — meewerkend voorwerp (mv) — werkwoordelijk gezegde (wwg) — naamwoordelijk gezegde (nwg) — bijstelling (bs) — bijvoeglijke bepaling (bvb) — bijwoordelijke bepaling (bwb)
'Verdronken' hond na vijf weken teruggevonden
Een Amerikaanse hond die verdween van een vissersboot (1) blijkt niet te zijn verdronken, maar wist vijf weken te overleven op een eilandje (2) voor de kust van Californië. De achttien maanden oude Luna (3) werd vermagerd maar verder in goede gezondheid teruggevonden. Luna, (4) half herder, half husky, verdween op 10 februari van de boot van Nick Haworth toen hij (5) een vangst binnenhaalde. Hoewel hij, (6) samen met de marine, twee dagen zocht naar het dier, werd (7) ze niet teruggevonden. Hij ging er daarom van uit dat Luna was verdronken. Deze week stuurde de marinebasis Coronado (8) hem echter een bericht. Personeel had Luna aangetroffen op het (9) onbewoonde San Clemente Island, honderd kilometer uit de kust bij San Diego. Haworth denkt dat Luna (10) zo'n drie kilometer heeft moeten zwemmen om bij het eiland te komen. 'We zijn meer dan dolblij dat ze terug is. Ik ben enorm trots op haar. Ik heb altijd al geweten dat het een vechter is.'
Naar: 'Verdronken' hond na vijf weken teruggevonden,www.nos.nl
ZELFTOETS
Testen hoe goed je dit onderdeel beheerst? Ga naar Op niveau online en maak de zelftoets.
VERDER OEFENEN?
Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online.
2.2 Spelling
Je leert:
LEERDOELEN
• de persoonsvorm spellen in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd (herhaling);
• voltooid deelwoorden spellen (herhaling);
• werkwoorden vervoegen in de gebiedende wijs (herhaling);
• het koppelteken goed gebruiken;
• samenstellingen spellen (uitbreiding).
Werkwoordspelling
14 Werkwoordsvormen
Lees de theorie Werkwoord en werkwoordsvormen.
Werkwoord en werkwoordsvormen
THEORIE
Werkwoorden (ww) zijn de belangrijkste onderdelen van een zin. Ze vertellen je wat iemand of iets doet of wat er gebeurt. Het werkwoord kan in verschillende vormen voorkomen: als persoonsvorm, als infinitief (heel werkwoord) en als voltooid deelwoord
1 Wesley surft graag over de golven aan de kust van Australië. (surft = pv)
2 Wesley wil graag over de golven aan de kust van Australië surfen. (surfen = inf, wil = pv)
3 Wesley heeft over de golven aan de kust van Australië gesurft. (gesurft = vdw, heeft = pv)
• De persoonsvorm (pv) is de werkwoordsvorm die verandert als je de zin in een andere tijd zet.
• De infinitief (inf) is het hele werkwoord. Deze vorm staat in het woordenboek. Als er een infinitief in de zin voorkomt, is een andere werkwoordsvorm de persoonsvorm.
• Een voltooid deelwoord (vdw) staat bij een persoonsvorm van de werkwoorden hebben, worden of zijn
a Beantwoord samen de vragen.
1 Welke drie werkwoordsvormen zijn er?
2 Wat zijn de verschillen? Leg dit uit aan de hand van het werkwoord 'lopen'.
3 Welke twee manieren ken je om te bepalen of een voltooid deelwoord op een -d of een -t eindigt?
b Vul de juiste werkwoordsvormen in.
infinitief hij/zij/het/die ... (pv-tt) hij/zij/het/die ... (pv-vt) voltooid deelwoord wachten wacht wachtte gewacht begrijpen
sloopt
faxen
gebeurde gedaan
15 Persoonsvorm of voltooid deelwoord
Vervoeg de werkwoorden in de zin.
Als je de tijd niet uit de zin kunt opmaken, gebruik je de tegenwoordige tijd.
1 De bouwkundige heeft (berekenen) hoe groot het dakterras mag zijn.
2 Toen Esthers oma vorig jaar (overlijden), (erven) zij als oudste kleindochter haar gouden ring.
3 Mijn broer heeft een uur geleden nog (douchen), dus het (verbazen) me dat hij nu weer gaat.
4 De arts (vermoeden) dat haar patiënt niet zal (berusten) in de situatie.
5 Vorige week (oogsten) de zanger veel lof met zijn optreden, dat (grenzen) aan het onmogelijke.
6 Het (gebeuren) niet vaak dat de cavia de uitslag van een wedstrijd goed (voorspellen)
7 Nadat de invaller had (scoren), (glimmen) ze van trots.
8 In zijn nieuwe boek (behandelen) de schrijver een onderwerp dat veel voor hem (betekenen)
16
Gebiedende wijs gebruiken
Bekijk eventueel online de theorie Gebiedende wijs
a Vervoeg de werkwoorden. Gebruik de gebiedende wijs.
Wikipedia-artikelen vertalen met de vertaaltool
De vertaaltool is een snelle en redelijk eenvoudige manier om een artikel dat in Wikipedia al bestaat in de ene taal, te vertalen in een andere taal. Deze tool maakt gebruikt van machinevertaling. Om ermee te werken, heb je een Wikipedia-account nodig en moet je de tool aanzetten in je gebruikersinstellingen. Daarna kun je aan de slag.
De vertaaltool aanzetten in je gebruikersinstellingen (eenmalig)
1 (gaan) naar nl.wikipedia.org
2 (inloggen) met je gebruikersnaam en wachtwoord. Heb je nog geen account? er dan eerst een (aanmaken)
3 (selecteren) in het menu rechtsboven de optie 'bèta'. Hiermee open je het tabblad 'bètafuncties' in je gebruikersvoorkeuren.
4 (scrollen) naar beneden totdat je de optie 'Vertaling van inhoud' ziet. hier het vakje (aanvinken) om de tool te activeren.
5 (verdergaan) naar het einde van de pagina en (klikken) op de blauwe knop 'Opslaan' om je nieuw ingestelde voorkeuren op te slaan.
Je hebt de vertaaltool nu geactiveerd.
b Werk in twee- of drietallen.
Maak een bordje waarop je in stappen uitlegt wat je op jullie school moet doen als je te laat komt. Gebruik drie tot vijf verschillende persoonsvormen in de gebiedende wijs.
17 Werkwoordspelling verbeteren
Verbeter de fout gespelde werkwoordsvormen.
1 Elza heeft beloofd dat ze de brief vandaag nog bezorgd.
2 Toen de kinderen hoorden dat het geplandde feest niet doorging, barstten ze in tranen uit.
3 Omdat het wondje op mijn schouder maar niet geneesde, ben ik naar de huisarts gegaan.
4 Meldt vreemde geluiden bij de beheerder van het pand.
5 De jongste deelnemer is tot ieders verbazing als derde gefinished.
6 Toen Sanne hoorde dat Vasyl haar leuk vond, heeft ze wel even gebloost.
7 De boer ging zijn gewassen snel oogstten toen hij hoorde dat er noodweer op komst was.
8 De reizigers stranden op het kleine stationnetje toen de stroom op de bovenleiding uitviel.
Leestekens
18 Koppelteken
Bespreek de volgende woordparen.
1 autoongeluk – auto-ongeluk
2 familieuitje – familie-uitje
3 skiervaring – ski-ervaring
Waarom gebruiken we in deze gevallen een koppelteken?
Tip: Lees de woordparen hardop voor.
19 Woorden verbeteren
Lees de theorie Koppelteken
Verbeter de woorden.
Voeg koppeltekens toe waar dat nodig is. Zet een x als het woord goed gespeld is.
1 mediaaandacht
2 politieauto
3 mens erger je niet spel
4 Vhalstrui
5 stereoinstallatie
6 medescholier
7 meeeter
8 negentiendeeeuws
9 mevrouw Smeets van der Schuit
10 hamkaastosti
11 excollega
12 directeureigenaar
THEORIE
Koppelteken
De delen van een samenstelling schrijf je in het Nederlands aan elkaar (tuinstoel, langeafstandsloper). Soms levert dat uitspraakproblemen op. Als in een samenstelling twee klinkers uit verschillende lettergrepen naast elkaar staan die je als één klank kunt uitspreken, dan gebruik je een koppelteken (liggend streepje). Daarmee voorkom je dat het woord verkeerd wordt gelezen.
gala-avond familie-uitje domino-effect
Er zijn ook andere samenstellingen waarin je een koppelteken gebruikt. Hier volgt een overzicht van de belangrijkste regels voor het gebruik van een koppelteken in een samenstelling:
regels koppelteken voorbeeld
1 als er twee klinkers uit verschillende lettergrepen naast elkaar staan die je als één klank kunt uitspreken chocolade-ei, multi-inzetbaar
2 als getrouwde mensen hun achternaam combineren met die van hun partner meneer Jansen-van Dam
3 tussen twee gelijkwaardige delen die in principe omwisselbaar zijn zwart-wit, kip-kerriesalade
4 in samenstellingen met cijfers, letters of symbolen 65+-kaart, x-as, IQ-test
5 in samenstellingen die met Sint of St. beginnen Sint-Nicolaas, St.-Jakobus
6 bij sommige voor- en achtervoegsels niet-alledaags, ex-collega, non-actief, plug-in, back-up
7 bij vaste uitdrukkingen die één geheel vormen laag-bij-de-gronds, blijf-van-mijn-lijfhuis, doe-het-zelfzaak
Er zijn nog meer regels en uitzonderingen voor het koppelteken, te veel om te onthouden. Raadpleeg bij twijfel daarom altijd een woordenboek.
20 Koppelteken gebruiken
Verbeter in de tekst de acht fouten met koppeltekens.
Omdat we binnenkort op wintersport gaan en ik de afgelopen winter zowat een kop groter ben geworden, had ik een nieuwe ski-uitrusting nodig. Ik had wel een winterjas, maar die was nogal lilaachtig, bijna roze, en die wil ik echt niet meer aan. Via mond tot mondreclame had ik gehoord van een app voor tweedehands kleding, dus besloot ik die eens uit te proberen. Ik heb expres gezocht naar een verkoper die met een niet goed geld terug garantie werkte, en uiteindelijk leek ik er een te hebben gevonden: ene Charlie Brand-van de Ven.
Ik heb toen een skijack en een skibroek besteld. Heel mooi zwartwit waren ze, dus ik was er erg mee in mijn nopjes. Toen ze werden bezorgd, bleek echter al gauw dat ze te klein voor me waren. Als ik het artikel wilde terugsturen, kon dat, maar ik moest wel een QRcode scannen om de retourkosten van 6,75 euro te betalen. Toen ik later op mijn bankrekening keek, bleek er echter 675 euro te zijn afgeschreven. Toen ik via de verkoopapp contact wilde opnemen met de verkoper, kreeg ik de melding dat het account dat ik zocht een nietbestaand account was. Ik was mijn geld kwijt. Wat een laag bij de grondse streek!
Spellingregels
21 Samenstellingen herkennen
a Welke spelfout staat er op dit bordje?
b Kijk terug naar het bordje bij vraag a. Vind jij het belangrijk dat er op zulke bordjes geen taalfouten staan?
22 Samenstellingen gebruiken
Lees de theorie Samenstellingen
Samenstellingen
THEORIE
Een samenstelling maak je door twee bestaande woorden samen te voegen. Soms moet je daartussen -e ,-en of -s schrijven. In het volgende overzicht vind je de regels voor deze tussenletters.
Samenstellingen met een tussen-n
Schrijf -(e)n-: voorbeelden
als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op -n of -en heeft. vissenkom verdachtenverhoor bloemenvaas
Samenstellingen zonder tussen-n
Schrijf geen -n-: voorbeelden
als het eerste deel van de samenstelling geen meervoud heeft. roggebrood, ereplaats
als het eerste deel van de samenstelling alleen een meervoud op -s heeft. aspergebed, etagewoning
als het eerste deel van de samenstelling een meervoud op -s en -n heeft. lindebloesem, aktetas als het eerste deel van de samenstelling geen zelfstandig naamwoord is. huilebalk, rodekool
als het eerste deel van de samenstelling de betekenis van het tweede deel versterkt. apetrots, reuzeleuk
als het eerste deel van de samenstelling een unieke persoon of zaak is. zonnebank, Koninginnedag
als het woord niet (meer) herkenbaar is als een samenstelling. Soms lijkt een woord een samenstelling, maar is het dat nooit geweest.
Samenstellingen met een tussen-s
schattebout, spillebeen
Schrijf -s-: voorbeelden als je die klank hoort.
Als het tweede woorddeel begint met een sisklank, kun je de klank niet horen. Vervang het tweede woorddeel, zodat je hoort of je een tussen-s moet schrijven.
Samenstellingen: los of aan elkaar?
dorpskern, reddingsboot dus ook: dorpsstraat, reddingsschip
Samengestelde zelfstandige naamwoorden schrijf je zo veel mogelijk als één woord, omdat de delen samen één betekenis vormen. Als je een spatie gebruikt, verandert de betekenis.
hogesnelheidstrein – hoge snelheidstrein langeafstandsloper – lange afstandsloper
a Maak samenstellingen van de woorden.
1 liefde + lied
2 asperge + soep
3 pan + koek
4 lade + kast
5 leraar + kamer
6 station + straat
b Bespreek de woorden met een klasgenoot.
Leg uit waarom je de samenstellingen op deze manier spelt.
23 Los of aan elkaar schrijven
Maak van de woorden een samenstelling of woordgroep.
1 zonne + energie + centrale
2 wetenschappelijk + onderzoek + project
3 lange + baan + schaatser
4 milieu + vervuiling + probleem
5 nieuw + veiligheid + systeem
24 Koppelteken gebruiken
Maak samenstellingen van de woorden.
1 Sint + Maarten
2 co + ouder
3 5G + netwerk
4 meneer Smit + van der Grijn
5 niet + gebruiker
6 kant + en + klaar + maaltijd
7 singer + songwriter
8 media + aandacht
25 Fouten in samenstellingen verbeteren
Markeer de fout gespelde woorden of woordgroepen. Verbeter ze. Leg uit waarom je deze woorden en woordgroepen hebt verbeterd.
Het vreemde taalonderwijs ziet er anno 2024 heel anders uit dan aan het begin van deze eeuw. Veel is onveranderd gebleven: zo is er nog steeds aandacht voor lezen, schrijven en luister- en spreekvaardigheid. Dankzij de moderne technologie zijn er echter veel ontwikkelingen geweest die de taalverwerving mogelijkheden voor leerlingen hebben vergroot.
Zo is er nu elearning, waarbij je op methodesites filmpjes kunt kijken, oefeningen kunt maken en woordjes kunt leren. Het moderne docenteteam heeft dankzij het leerlingbeoordelingssysteem een state of the art manier om de vorderingen van de leerlingen bij te houden.
Dit alles heeft ook geleid tot een verandering in de leraar leerling relatie. Waar de leraar vroeger voor de klas zijn of haar verhaal stond te houden en de leerlingen al dan niet braaf luisterden, is zelfstandig werken nu de norm, waarbij de leraar de rol van coach op zich neemt.
ZELFTOETS
Testen hoe goed je dit onderdeel beheerst? Ga naar Op niveau online en maak de zelftoets.
VERDER OEFENEN?
Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online.
2.3 Formuleren
Je leert:
• hoofdletters en leestekens gebruiken (herhaling);
• hele zinnen en begrijpelijke woorden gebruiken (herhaling);
• je publiek op de juiste manier aanspreken (herhaling);
• dubbele ontkenningen vermijden (herhaling);
• 'als' en 'dan' goed gebruiken;
• fouten met (verwijs)woorden vermijden;
• congruentiefouten vermijden.
LEERDOELEN
Schrijfregels
26 Uitnodiging herschrijven
Je wordt binnenkort 15 en wilt een groot feest vieren. Je uitnodiging voor je vrienden heb je klaar, maar je wilt ook grootouders, ooms en tantes uitnodigen.
Lees eventueel online of achter in het boek Stijlregel 4: Spreek je publiek op de juiste manier aan
Herschrijf de uitnodiging zodat hij ook geschikt is om naar je oudere familieleden te sturen.
Ewa, bijna 15 man! Fissa! 18 oktober op de strand bij Skevie. 1500 uur.
27 Tekst herschrijven
Lees eventueel online of achter in het boek de volgende stijlregels:
• Stijlregel 1: Gebruik hoofdletters en leestekens;
• Stijlregel 2: Gebruik geen afkortingen;
• Stijlregel 3: Maak hele zinnen;
• Stijlregel 5: Gebruik begrijpelijke woorden;
• Stijlregel 10: Plaats komma's op de juiste plaats
Herschrijf de tekst.
• Voeg hoofdletters en leestekens toe. Denk aan punten, komma's, dubbele punten, vraagtekens en uitroeptekens.
• Maak hele zinnen.
• Schrijf de afkortingen voluit.
• Kies een eenvoudiger woord voor de vetgedrukte woorden.
Gebarentaal
de NGT is de taal die sommige Nederlandse doven en slechthorenden aanwenden in de gebarentaal zijn de handen, het gezicht en de mimiek belangrijk op 1 juli 2021 werd de NGT erkend als officiële taal in nederland dat verplicht de overheid om het gebruik van NGT in de samenleving aan te moedigen er zijn al verschillende voorzieningen voor doven en slechthorenden bijv tolken NGT in het onderwijs en op het werk de NGT is een natuurlijke taal met een eigen lexicon en grammatica die grammatica is heel anders dan de grammatica van het gesproken nederlands in het gesproken Nederlands is de volgorde van een zin ond-ww-lv jan pakt een boek in de NGT is de volgorde van een zin ondlv-ww jan boek pakken ook de beweging van de handen in de ruimte voor het lichaam speelt een grote rol in de grammatica van de NGT zo krijgt het werkwoord 'geven' een andere betekenis als je je hand bij het gebaar 'geven' van jezelf naar iemand anders beweegt dan wanneer je het gebaar van de ander naar jezelf beweegt in het eerste geval betekent het 'Ik geef aan jou' in het tweede geval betekent het 'Jij geeft aan mij'
Formuleringsfouten
28 Dubbele ontkenning verbeteren
Lees eventueel online of achter in het boek Stijlregel 13: Voorkom formuleringsfouten – dubbele Verbeter de zinnen met een dubbele ontkenning.
Zet een streepje (-) als er geen dubbele ontkenning in de zin staat.
1 Wij zullen nooit niet aarzelen om onze vrienden te steunen.
2 Wij staan niet onwelwillend tegenover de komst van de politicus naar onze school.
3 De jongen blijft ontkennen dat hij niets met de zaak te maken heeft.
4 Haar ouders verbieden haar door de week 's avonds niet na acht uur thuis te komen.
5 Het is nog geen uitgemaakte zaak dat er een nieuw schoolgebouw dichter bij de stad komt.
6 Het nieuwe stoplicht moet voorkomen dat er niet nog meer ongelukken plaatsvinden.
7 Je blijft dit jaar zitten, tenzij je niet beter je best doet.
8 Het is niet ongebruikelijk dat er zonder vergunning bomen worden gekapt.
29 Als en dan gebruiken
Is 'dan' hier goed gebruikt?
Bespreek samen de kop. Leg je antwoord uit.
E-truck heeft bijna twee keer zoveel onderhoud nodig dan gedacht
THEORIE
Stijlregel 13: Voorkom formuleringsfouten – dan en als
Formuleer je zinnen zonder fouten. Zo begrijpen anderen beter wat je bedoelt. Voorkom bijvoorbeeld als/dan-fouten.
Gebruik dan na:
• de vergrotende trap: meer dan, kleiner dan, mooier dan
• ander, andere en anders: het is anders dan ik dacht
Een iPhone is meestal duurder dan een Samsung. ontkenning.
Gebruik als na:
• net zo en even: net zo groot als, even mooi als
• niet zo: niet zo groot als
• twee keer, drie keer, vier keer zo: vier keer zo groot als
Wiskunde is net zo moeilijk als scheikunde.
Jullie hebben twee keer zo veel huiswerk als wij.
30 Als en dan kiezen
Lees Stijlregel 13: Voorkom formuleringsfouten – dan en als Kies het goede woord.
1 In Nederland duurt de zomervakantie langer als | dan alle andere vakanties.
2 Een broodje op het station is bijna twee keer zo duur als | dan een broodje in de kantine.
3 De voorstelling van gisteravond was veel leuker als | dan die van vorige maand.
4 Op de kermis in de stad is het niet zo druk als | dan op onze kleine dorpskermis.
5 Ik vier mijn verjaardag op een andere manier als | dan ik eerst van plan was.
6 Klopt het dat Julio's Spaans net zo goed is als | dan zijn Nederlands?
31 Verkeerde woorden
Een bekende Rotterdamse uitdrukking luidt: 'Wat zeggie?' 'Azzie val, dan leggie.' ('Wat zeg je? Als je valt, dan leg je.')
1 Welk 'verkeerd' woord wordt in deze uitdrukking gebruikt?
2 wat moet het wel zijn?
32 Verkeerde woorden verbeteren
Lees Stijlregel 13: Voorkom formuleringsfouten – verkeerd (verwijs)woord
THEORIE
Stijlregel 13: Voorkom formuleringsfouten – verkeerd (verwijs)woord
Voorkom fouten in woordkeus en zinsbouw, zoals het gebruik van een verkeerd verwijswoord, een verkeerd woord of een verkeerde uitdrukking.
• Een verwijswoord gebruik je om te verwijzen naar een woord, woordgroep of zin. Als je het verkeerde verwijswoord gebruikt, is het niet duidelijk waar je naar verwijst.
fout De kinderen doen waar hun zin in hebben.
goed De kinderen doen waar ze zin in hebben.
• Sommige woorden of uitdrukkingen gebruik je niet zo vaak. Pas in dat geval op dat je niet per ongeluk een verkeerd woord of een verkeerde uitdrukking gebruikt.
1 Alleen al via mond-op-mondreclame krijgt Roos veel nieuwe klanten. Dat moet zijn mond-tot-mondreclame
2 De mannen probeerden zich in een schuur te verschuilen tegen de politie. Dat moet zijn verschuilen voor
Als je twijfelt of je een verwijswoord, woord of uitdrukking juist gebruikt, raadpleeg dan een woordenboek. Daarin staat bij werkwoorden vaak ook welk vast voorzetsel erbij hoort.
• Soms lijken twee woorden in vorm of betekenis erg op elkaar. Daardoor kun je ze gemakkelijk met elkaar verwarren.
1 leggen iets neerleggen 5 hen lijdend voorwerp of na een voorzetsel
liggen zich in liggende toestand bevinden hun meewerkend voorwerp
2 kennen weten wie of wat het is 6 blijkbaar je kunt het zien kunnen in staat zijn (zoals blijkt) schijnbaar het is niet echt zo (het is schijn)
3 me persoonlijk voornaamwoord 7 met behulp van met hulp van iets mijn bezittelijk voornaamwoord met de hulp van met hulp van iemand
4 na achter, volgend op 8 mits op voorwaarde dat naar in de richting van tenzij behalve als
a Verbeter de fouten in de zinnen.
1 Op woensdagen is mijn vader meestal eerder thuis als ik, omdat ik na school nog padeltraining heb.
2 We zullen doorweekt op school aankomen, mits het nu stopt met regenen.
3 Wist jij dat Simon en Qadir elkaar al konden van de basisschool?
4 Voor grote aankopen, bijvoorbeeld een nieuwe telefoon, moet ik altijd toestemming aan me moeder vragen.
5 Na de rugbytraining leggen alle vuile tenues op een slordige hoop in de kleedkamer.
6 Deze vertaling is duidelijk gemaakt met de hulp van automatische vertaalsoftware, want hij rammelt aan alle kanten.
7 De buren waren schijnbaar niet tevreden met hun nieuwe bank, want ze hebben hem ingeruild.
8 Onze tegenstanders denken dat ze gaan winnen, maar hun zijn veel slechter dan wij.
b Maak zelf zinnen met vijf van de verkeerd gebruikte woorden bij vraag a.
Gebruik deze woorden nu op de goede manier in een zin.
c Ruil je zinnen met die van een klasgenoot.
Bespreek samen jullie zinnen.
Hebben jullie de woorden op de goede manier gebruikt?
33 Congruentie bespreken
Lees en bespreek samen de zinnen.
1 33% van de Nederlanders is eenzaam.
2 Het gros van de statushouders blijft in Nederland.
3 2 op de 5 meisjes uit groep 8 zeggen dat ze zich ongelukkig voelen.
4 In 2022 woonden er in Nederland 4,2 miljoen mensen met een migratieachtergrond.
Waarom gebruik je bij zin 1 en 2 het enkelvoud van het werkwoord en in zin 3 en 4 het meervoud?
34 Congruentiefouten verbeteren
Lees Stijlregel 13: Voorkom formuleringsfouten – congruentiefout
Stijlregel 13: Voorkom formuleringsfouten –congruentiefout
THEORIE
Het onderwerp en de persoonsvorm moeten gelijk zijn in getal. Met andere woorden: onderwerp en persoonsvorm moeten congruent zijn. Als dat niet het geval is, dan is er sprake van een congruentiefout
1 De groep jongeren heeft de reisleiding een origineel afscheidscadeau gegeven. (goed)
2 De media heeft veel aandacht aan de diskwalificatie van die schaatser besteed. (fout)
3 De politieagent heeft gisteravond de overvallers vrij snel kunnen arresteren, omdat ze een doodlopende straat had genomen. (fout)
In zin 1 is in het zinsdeel de groep jongeren het woord groep het belangrijkste woord. Dit woord staat in het enkelvoud, dus de persoonsvorm staat ook in het enkelvoud.
In zin 2 staat het woord media in het meervoud (enkelvoud = medium). De persoonsvorm moet dan in het meervoud staan: de media hebben
In zin 3 is in de bijzin het verwijswoord ze gebruikt. Dit verwijswoord kan verwijzen naar een woord in het enkelvoud of meervoud. In deze zin verwijst ze naar een woord in het meervoud, namelijk overvallers. De persoonsvorm moet dus ook in het meervoud zijn: ze hadden
Markeer en verbeter de congruentiefouten in de tekst.
Heb je weleens een lekkere meelworm of een sprinkhaan gegeten? Toen mijn familie en ik op vakantie was in Thailand, hebben we geroosterde sprinkhanen gegeten. In onze westerse wereld vinden de mensen het eten van insecten maar gek en erg vies en daarom wil ze ook geen insecten proeven, terwijl dat geen kwaad kan. Het eten van insecten wordt in de toekomst noodzakelijk, omdat we te weinig landbouwgrond hebben om in de toekomst het eten op te verbouwen. Om iedereen dan te eten te geven, moeten we ook insecten gaan eten. De wereldbevolking groeit en een grote groep uit opkomende landen zoals China krijgen ook behoefte aan meer vlees. De aarde kan dit niet aan. We moeten allemaal overgaan op het eten van insecten en ze zal in alle restaurants op de kaart moeten staan. Wedden dat je die kleine kriebelbeestjes dan ook een keer gaat proeven en lekker gaan vinden?
35 Formuleringsfouten verbeteren
a Schrijf een kort tekstje met daarin formuleringsfouten.
Gebruik in je tekst:
• één dubbele ontkenning;
• één als/dan-fout;
• drie verkeerd gebruikte (verwijs)woorden;
• één congruentiefout.
b Ruil je tekst van vraag a met die van een klasgenoot.
Verbeter elkaars tekst.
c Bespreek samen jullie antwoorden.
Heb je 'goede' fouten gemaakt? En heeft je klasgenoot ze op de juiste manier verbeterd?
ZELFTOETS
Testen hoe goed je dit onderdeel beheerst? Ga naar Op niveau online en maak de zelftoets.
VERDER OEFENEN?
Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online
2.4 Taalbewustzijn
Je leert:
• over de geschiedenis van het Nederlands.
Geschiedenis van het Nederlands
36 Het Wilhelmus
Lees de theorie Geschiedenis van het Nederlands
LEERDOELEN
Lees het eerste couplet van het Nederlandse volkslied, dat werd geschreven rond 1570.
Wilhelmus
Wilhelmus van Nassouwe
Ben ick van Duytschen Bloedt, Den Vaderland ghetrouwe
Blijf ick tot inden doet;
Een Prince van Orangien
Ben ick vry onverveert.
Den Coninck van Hispangien
Heb ick altijt gheeert.
Hoe kun je zien dat de taal van het volkslied zich nog ergens tussen het Middelnederlands en het Nieuwnederlands bevindt?
THEORIE
Geschiedenis van het Nederlands
Vijfduizend jaar geleden werd in een gebied rond de Zwarte Zee het Indo-Europees gesproken, de verste voorouder van het Nederlands. Vandaaruit verspreidden de mensen zich in verschillende richtingen. De Germanen kwamen rond een eeuw voor Christus via Scandinavië terecht in het gebied dat nu Nederland is. Uit het Germaans is rond 700 het eerste Nederlands ontstaan: het Oudnederlands. Er zijn nauwelijks teksten overgebleven uit deze periode, want de meeste teksten werden in het Latijn geschreven. Een van de oudste gevonden teksten in het Oudnederlands is de Utrechtse doopgelofte uit het einde van de achtste eeuw. Het gaat om een dialoog tussen een priester en iemand die gedoopt wordt:
gelobistu in got alamehtigan fadaer (Geloof je in God de almachtige vader?) ec gelobo in got alamehtigan fadaer (Ik geloof in God de almachtige vader.)
gelobistu in crist godes suno (Geloof je in Christus, Gods zoon?)
ec gelobo in crist godes suno (Ik geloof in Christus, Gods zoon.) gelobistu in halogan gast (Geloof je in de Heilige Geest?)
ec gelobo in halogan gast (Ik geloof in de Heilige Geest.)
Tussen 1200 en 1500 sprak men Middelnederlands. Dit werd ook wel 'Diets' ('volks') of 'Duits' genoemd, lang voordat Duitsland bestond. Het Middelnederlands is niet één taal, maar eerder een verzameling dialecten uit het Nederlandse taalgebied, waaronder het Brabants, Vlaams, Limburgs en Hollands. In die tijd bestonden er nog geen spellingsafspraken. Iedereen schreef de taal zoals hij klonk.
Geleidelijk aan verdwenen de naamvallen uit het Nederlands. Deze werden vervangen door voorzetsels en een vaste woordvolgorde. Ook veranderde de klinker in sommige woorden.
Middelnederlands Standaardnederlands des vaders huis het huis van de vader een soon des conincs een zoon van de koning hebban hebben muus muis
In de zestiende eeuw ontwikkelde het Middelnederlands zich tot het Nieuwnederlands Nederland was een zelfstandige staat waarin het Nederlands op steeds meer terreinen de voertaal werd. Het aantal mensen dat kon lezen steeg, en dankzij de boekdrukkunst kregen Nederlandse teksten een groter bereik. De behoefte aan een eenheidstaal groeide, dus ontstond op basis van het Hollandse dialect het Standaardnederlands
De eerste officiële spelling dateert van 1804. Deze spelling is sindsdien nog vier keer gewijzigd: in 1865, 1947, 1995 en in 2005. Sinds 1954 is de officiële spelling van Nederlandse woorden opgenomen in het Groene Boekje. In dit boekje staat een selectie van de Woordenlijst Nederlandse Taal. De volledige woordenlijst kun je vinden op http://woordenlijst.org
37 De geschiedenis van het Nederlands begrijpen
1 Waarom zal een schrijver uit Maastricht rond 1300 het woord 'brood' anders hebben geschreven dan een schrijver uit Amsterdam?
2 Leg deze stelling uit: De woordenlijst Nederlandse Taal kan nooit alle woorden bevatten.
38 Hebban olla vogala
Kijk naar het fragment Hebban olla vogala
Beantwoord de vragen tijdens het kijken.
Let op: de vragen staan niet in chronologische volgorde.
1 Wat is er bijzonder aan de zin die begint met 'Hebban olla vogala'?
2 Markeert de zin ook het begin van de Nederlandse taal? Leg je antwoord uit.
3 Wie schreef de zin?
4 Van wat voor soort tekst maakte de zin deel uit?
39 Songtekst of gedicht
Kijk ter inspiratie het liedje over Hebban Olla Vogala van Het Klokhuis
Schrijf een korte songtekst of een kort gedicht (ongeveer 8 zinnen) over of met de zin Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu wat unbidan we nu
40 De toekomst van het Nederlands
Werk met twee of drie klasgenoten.
Je hebt gezien dat het Nederlands zich door de eeuwen heen behoorlijk heeft ontwikkeld.
Hoe zal het Nederlands over tweehonderd jaar klinken?
1 Noteer twee ontwikkelingen die volgens jou in de komende tweehonderd jaar het Nederlands zullen beïnvloeden.
2 Schrijf een zin in het Nederlands van over tweehonderd jaar. Verwerk hierin de veranderingen die je in de vorige vraag hebt genoemd.
3 Taal
Inleiding
Bij het vak Nederlands gaat het vaak over begrijpend lezen, spelling en grammatica, maar wist je dat taal veel meer is dan dat? Lees en hoor in dit hoofdstuk hoe het komt dat baby’s hun moedertaal leren zónder dat iemand het aan hen uitlegt, hoe jij het beste woordjes kunt leren, waarom we taalfouten maken en dit niet erg is, hoe taal onze morele oordelen beïnvloedt en wat jouw taalgebruik over jou zegt. Al deze informatie vormt de basis voor het onderzoek dat je zelf gaat uitvoeren in de eindopdracht. Welke nieuwe ontdekking(en) over taal doe jij?
Je leert:
1 benodigde informatie verwerven, ordenen en structureren;
2 een product of bron beoordelen op relevantie, bruikbaarheid en betrouwbaarheid;
3 de hoofdpunten begrijpen van fragmenten over vertrouwde onderwerpen;
4 de inhoud van verschillende teksten en tekstdelen met elkaar vergelijken;
5 een oordeel geven over de waarde en betrouwbaarheid van informatie;
6 informatieve teksten lezen;
7 de hoofdgedachte van een tekst benoemen;
8 deelnemen aan gesprekken over verschillende onderwerpen;
9 open en gesloten vragen afwisselen om het gespreksdoel te bereiken;
10 bronteksten gebruiken door te citeren en te parafraseren;
11 zorgen voor samenhang tussen de alinea’s en tussen inleiding, kern en slot;
12 beschouwende teksten schrijven.
1 Wat ga ik leren?
a In leerjaar 1 en 2 heb je al veel geleerd bij het vak Nederlands.
1 Je hebt bijvoorbeeld geleerd hoe je de belangrijkste informatie in een tekst of fragment vindt en waarvoor je die nodig hebt.
2 Je hebt ook geleerd wanneer informatie betrouwbaar of onbetrouwbaar is en waarom je hierop moet letten.
Maak bij beide onderwerpen een woordweb.
b Bekijk de leerdoelen van dit hoofdstuk. Vergelijk die met de woordwebben die je hebt gemaakt bij de vorige vraag.
Schrijf bij elk woordweb de leerdoelen van dit hoofdstuk die er volgens jou bij passen.
c Vergelijk jouw woordwebben met die van een klasgenoot.
Vul jouw woordwebben aan met wat je bij jouw klasgenoot ziet of wat er extra bij je opkomt.
3.1 Start
LEERDOELEN
• Je kijkt vooruit naar de dingen die je in dit hoofdstuk gaat leren.
2 Nieuwe woorden
De Nederlandse taal staat niet stil. Ieder jaar komen er weer nieuwe woorden bij. In deze opdracht leer je waar die nieuwe woorden vandaan komen.
a Lees de lijst met woorden:
1 eetlezen
2 epibreren
3 krommunicatie
4 doemdenken
5 helaasheid
6 buitenissig
Welke woorden uit de lijst ken je al? Markeer deze woorden.
b Lees nog eens de woorden bij de vorige vraag. Wat zouden die woorden volgens jou kunnen betekenen?
Schrijf bij ieder woord een betekenis op.
c Leg aan elkaar uit hoe je tot een betekenis van de woorden bent gekomen. Gebruik het Stappenplan moeilijke woorden achter in het boek. Leg bij ieder woord uit welke stap je hebt gebruikt.
3 Een nieuw woord maken
Lees de tekst Hoe kun je een nieuw woord maken?.
a Op welke manieren kun je volgens de tekst een nieuw woord maken?
1
2 3 4
b Maak zelf een nieuw woord.
Kies een van de manieren voor het maken van nieuwe woorden die je in de tekst hebt gelezen.
c Kijk naar de afbeelding. Je ziet hierin de FUDGE-test: een manier om te testen welke nieuwe woorden altijd zullen blijven bestaan.
Aan welke voorwaarden moet een woord volgens de afbeelding voldoen om te blijven bestaan?
d Vorm een groepje samen met drie andere klasgenoten. Test elkaars nieuwe woorden met de FUDGE-test.
Welk woord uit jullie groepje blijft volgens de test bestaan?
Hoe kun je een nieuw woord maken?
Het Nederlands heeft mogelijkheden zat om nieuwe woorden te maken. De ene manier vergt wat meer moeite en vereist meer inventiviteit dan de andere. Dit zijn de meest voorkomende manieren om nieuwe woorden te vormen:
From scratch voor de creatieveling met veel tijd
Zuivere nieuwvormingen zijn zeldzaam in natuurlijke talen. Aan een nog onbestaande klankenreeks, die geen verband houdt met andere, bestaande woorden in een taal, wordt dan een nieuwe betekenis gehecht. Al komen dergelijke nieuwvormingen zelden voor; het kán in theorie wel. Er zijn immers nog een heleboel denkbare Nederlandse woordvormen ter beschikking, als dout of wul, waaraan een betekenis kan worden gehecht.
'Moet je horen,' zei Pippi dromerig, 'moet je horen wat ík heb bedacht! Ik en niemand anders!' Tommy en Annika wachtten nieuwsgierig. Ze waren helemaal niet verbaasd dat Pippi iets had bedacht, want dat deed ze altijd, maar ze wilden weten wat het deze keer was. 'Een nieuw woord,' zei Pippi en ze keek Tommy en Annika trots aan. 'Een spiksplinternieuw woord.' 'Welk woord dan?' vroeg Tommy. 'Het is kort maar krachtig,' zei Pippi. 'En je raadt het nooit.' 'Zeg het dan,' zei Annika. 'Spunk!' riep Pippi triomfantelijk uit. 'Spunk? Wat is dat?' vroeg Tommy. 'Wist ik het maar,' zei Pippi. 'Het enige wat ik weet is dat het geen stofzuiger kan zijn.'
Pippi vindt een spunk, Astrid Lindgren
Knippen en plakken voor de doe-het-zelver Gangbaarder is dat nieuwe woorden ontstaan door twee bestaande samen te voegen tot een nieuwe samenstelling, of door een bestaand woord uit te breiden met een voor- of achtervoegsel. Enkel de combinatie is dus nieuw. Voorbeelden zijn ramptoerisme, sektegekte en alcoholslot bij de samenstellingen.
Een andere manier om van twee bestaande woorden een nieuwe combinatie te maken is de samentrekking. Zo is conculega een samentrekking van 'concurrent' en 'collega'. Een conculega verkoopt eenzelfde product of levert eenzelfde dienst, maar werkt bij een concurrerend bedrijf.
Even bij de buren kijken
Verder krijgt het Nederlands er dikwijls nieuws woorden bij die oorspronkelijk uit een andere taal komen. Soms worden die vreemde woorden volledig overgenomen. De betekenis en de woordvorm blijven dan identiek in het Nederlands.
Bij vertalende ontleningen worden de vreemde woorden vertaald met bestaande woorden in het Nederlands. De vertaling kan heel letterlijk zijn of vrijer. Zo is het Nederlands in de jaren 1970 verrijkt met twee nieuwe woorden die verwijzen naar iemand die hele dagen lui voor de televisie hangt: de volledige ontlening couchpotato en de vrijere vertalende ontlening bankhanger.
Oude wijn in nieuwe zakken
Tot slot kan een bestaande woordvorm een nieuwe betekenis krijgen. Een tsunami, vroeger enkel 'een enorme vloedgolf', wordt sinds de tsunami bij Sumatra in 2004 steeds meer in overdrachtelijke zin gebruikt, als in een tsunami aan dossiers of een tsunami aan onthullingen.
WOORDENSCHAT
Als je veel woorden kent, kun je beter zeggen wat je bedoelt, en kun je teksten beter begrijpen. In de paragraaf Woordenschat leer je de betekenis van woorden. Ook leer je wat je kunt doen als je een woord niet kent.
Ga naar Op niveau online en oefen je woordenschat.
3.2 Je moedertaal leren
Je leert:
• benodigde informatie verwerven, ordenen en structureren;
• informatieve teksten lezen;
LEERDOELEN
• de hoofdpunten begrijpen van fragmenten over vertrouwde onderwerpen;
• deelnemen aan gesprekken over verschillende onderwerpen die ook minder vertrouwd kunnen zijn.
Je moedertaal leren herkennen
4 Nadenken over babypraat
Kijk naar het fragment Brabbelen
a Mensen praten om te communiceren. Door te communiceren, wisselen we informatie uit. Dat praten hebben we natuurlijk ooit moeten leren.
Wat hoor en zie je in het fragment?
Noteer dit.
b Heeft het brabbelen van een baby volgens jou nut?
Leg je antwoord uit.
c Zoek online naar het nut van brabbelen.
Waarom brabbelt een baby?
Let op: haal jouw informatie uit een betrouwbare en relevante bron.
d In het fragment is er sprake van child directed speech: we horen een mevrouw die tegen de baby praat. Hoe praat de mevrouw tegen de baby?
e Is de baby in het fragment volgens jou al aan het communiceren?
Leg uit waarom wel of niet.
3.2 Je moedertaal leren
Gebruik bij het lezen van teksten de Manieren van lezen achter in het boek.
5 Onderzoek naar taalverwerving begrijpen
a Lees voordat je de tekst gaat lezen eerst de vragen van deze opdracht. Lees ook de theorie Manieren van lezen
Wat weet jij al over hoe baby's hun moedertaal herkennen?
b Lees de tekst Baby's leren al in de baarmoeder talen onderscheiden aandachtig. In de tekst worden de resultaten van een onderzoek gedeeld. Je leest ook over hoe het onderzoek is opgezet en is uitgevoerd.
Geef schematisch weer hoe het onderzoek eruit heeft gezien. Beantwoord daarvoor de vragen in het schema.
1 Wat viel de onderzoeker op?
4 Wat zijn de resultaten van het onderzoek?
3 Hoe is dit onderzocht?
2 Wat is de onderzoeksvraag?
5 Wat is de conclusie van het onderzoek?
c Het schema dat je bij de vorige vraag hebt ingevuld, geeft weer wat de samenhang is tussen de verschillende delen van een onderzoek.
Zeshoeken waarvan de zijden tegen elkaar aan liggen, staan in verband tot elkaar. Zeshoeken die elkaar niet raken, hebben ook geen verband met elkaar.
Leg uit waarom de onderzoeksvraag in het midden staat en grenst aan alle zeshoeken.
d Lees de theorie Schrijfdoelen en tekstsoorten
Wat is het doel van deze tekst?
Leg uit hoe je dat ziet.
THEORIE
Schrijfdoelen en tekstsoorten
Een schrijver heeft een bedoeling met zijn tekst. Dit noem je het schrijfdoel. Je krijgt bijvoorbeeld uitleg over hoe iets werkt of je leest wat er is gebeurd.
Bij elk schrijfdoel hoort een tekstsoort. Tekstsoorten kun je tegenkomen in geschreven en in gesproken vorm.
schrijfdoel tekstsoort uitleg voorbeelden informeren informerende tekst alleen (nieuwe) informatie over een onderwerp
nieuwsbericht, verslag, zakelijke brief, notulen werkstuk, journaal instructie geven instructietekst aanwijzingen over hoe je iets moet doen, hoe iets werkt of gebruikt moet worden
beschouwen beschouwende tekst verschillende kanten van een onderwerp laten zien, aan het nadenken zetten
overtuigen betogende tekst met argumenten van een mening overtuigen
activeren activerende tekst met argumenten activeren iets te kopen of te gaan doen
e Wat is de belangrijkste informatie in de tekst?
f Kijk terug naar je antwoord bij vraag a.
Ben je meer te weten gekomen door het lezen van deze tekst? Leg uit waarom wel of niet.
recept, gebruiksaanwijzing, videotutorial, routebeschrijving
achtergrondtekst in krant, tijdschrift of online, column of weblog, documentaire, probleemoplossende discussie, vergadering
ingezonden brief, recensie, meningtekst in krant, tijdschrift of online, column of weblog, discussie
klachtenbrief, sollicitatiebrief, flyer, folder, brochure, advertentie, reclame
3.2 Je moedertaal leren
Baby's leren al in baarmoeder talen
onderscheiden
Baby's die slechts enkele uren oud zijn, zijn al in staat om onderscheid te maken tussen geluiden uit hun moedertaal en een vreemde taal. Al in de baarmoeder beginnen baby's met het opnemen van taal, blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Washington.
Het opnemen, ook wel absorberen van de taal genoemd, begint eerder dan verwacht. Baby's ontwikkelen bij dertig weken zwangerschap hun gehoormechanismen en tijdens de laatste tien weken beginnen ze te luisteren naar hun moeders gespraat, meldt Eurekalert.org. 'Het zijn de klinkers die de moeder uitspreekt die de luidste onderdelen vormen voor een foetus', stelt Christine Moon, hoofdauteur en een professor in de psychologie aan de Pacific Lutheran University in Tacoma, Washington.
Speen
Voor het onderzoek zijn tachtig baby's, zowel jongens als meisjes, bestudeerd variërend van zeven tot 75 uur na hun geboorte. Veertig baby's werden onderzocht in Tacoma en eveneens veertig zuigelingen in Stockholm. De interesse van baby's in geluiden werd gemeten via een
speen die was aangesloten op een computer. Bij het horen van een buitenlandse taal bleven baby's langer aan de speen zuigen. Bij de moedertaal deden baby's dit korter.
Leren
Volgens de onderzoekers zijn baby's de beste leerlingen. De manier waarop zij informatie tot zich nemen, kan inzicht geven in de manier waarop zij hun hele leven lang leren. Het resultaat van de studie wordt gepubliceerd in het tijdschrift Acta Paediatrica.
6 Tekst over taalverwerving begrijpen
a In de tekst Baby's leren al in de baarmoeder talen onderscheiden heb je gelezen dat baby's al in de baarmoeder hun moedertaal opnemen. De tekst die je bij deze opdracht leest, verdiept en vult de informatie aan die je tot nu toe hebt opgedaan.
Lees de tekst Nederlands leren begint in de buik
Welk onderdeel van hun moedertaal nemen baby's volgens de tekst al op in de baarmoeder?
b Bij opdracht 4 heb je al ontdekt dat een van de redenen voor het brabbelen van baby's is om allerlei klanken uit te proberen. Zo ontdekken baby's de klanken die bij hun moedertaal horen. In de tekst Nederlands leren begint in de buik lees je een reden waarom baby's die klanken moeten uitproberen om te ontdekken welke bij hun moedertaal horen.
Welke reden lees je daarvoor?
c Maak een tijdlijn van de taalontwikkeling van een kind. Gebruik hiervoor de informatie die je leest in de tekst Nederlands leren begint in de buik
• Zet op de tijdlijn de verschillende leeftijden die een mijlpaal markeren in de taalontwikkeling van het kind.
• Benoem bij iedere leeftijd de nieuwe stap die het kind zet in zijn taalontwikkeling.
d Gebruik de theorie Schrijfdoelen en tekstsoorten
Wat voor soort tekst is Nederlands leren begint in de buik?
Leg uit waaraan je dit ziet.
e Het schrijfdoel en de tekstsoort van deze tekst zijn hetzelfde als die van de tekst Baby's leren al in de baarmoeder talen onderscheiden uit opdracht 5. Toch zijn de teksten verschillend.
Wat is een opvallend verschil tussen beide teksten?
Leg het verschil tussen beide teksten uit.
f Stel dat jouw docent vraagt om een verslag te schrijven over taalverwerving (het leren van een taal).
Welke tekst zou de beste bron zijn?
Leg je antwoord uit.
◯ Baby's leren al in de baarmoeder talen onderscheiden
◯ Nederlands leren begint in de buik
Nederlands leren begint in de buik
Voor veel ouders is het eerste woordje van hun kind, meestal zo rond de eerste verjaardag, een echte mijlpaal. Maar de taalontwikkeling begint al veel eerder. Want goed leren luisteren is minstens zo belangrijk, en dat begint al in de baarmoeder. Als de oren van de foetus goed functioneren, ergens in het laatste trimester van de zwangerschap, laat hij zich meewiegen op het ritme van zijn moedertaal. Na de geboorte herkent een baby deze taal uit duizenden.
De taal die de baby in de buik opvangt, klinkt een beetje als muziek. Het ritme en de intonatie van de taal die de foetus dagelijks hoort, laten een blauwdruk achter in zijn brein. Direct na de geboorte hebben baby's al een voorkeur voor hun moedertaal boven andere talen, omdat ze gewend zijn geraakt aan het ritme. Ook talen die qua ritme lijken op hun moedertaal, prefereren ze boven talen die er ver van afstaan.
Het computerbrein van baby's
Een klemtoonpatroon herkennen is een belangrijke eerste stap op weg naar woordgrenzen herkennen. En dat is essentieel om woorden te ontdekken in spraak, want die krijgen we niet zomaar in hapklare brokje aangereikt. Sprekers lassen geen pauze in tussen hun woorden. Ze plakken meestal alles achter elkaar, en slikken dan ook nog klanken in: davinknieleuk. Hoe kan de beginnende taalhoorder daar nu chocola van maken? De sleutel ligt in ons superintelligente brein. Onze hersenen zijn namelijk constant aan het rekenen. En hetzelfde geldt voor babyhersentjes. Bij elke klankcombinatie die ze opvangen, gaan ze na hoe vaak ze die combinatie al hebben gehoord. Ook om de juiste betekenissen aan de juiste woordvormen te koppelen maken we gebruik van het rekenvermogen van ons brein. Als een kind een bepaalde klankreeks, zoals 'bal', vaak genoeg heeft horen noemen bij het zien van een rond voorwerp, koppelen zijn hersentje het woord aan dit voorwerp. Ons brein is ontzettend goed in het razendsnel ontdekken van patronen en relaties in grote hoeveelheden gegeven. Net als een computer.
De rol van ouders
Natuurlijk zijn kinderen niet alleen maar zelflerende taalmachientjes. De rol van de ouders of verzorgers is ontzettend belangrijk in de taalontwikkeling. Zij moeten immers zorgen voor genoeg taalaanbod, zodat de hersentjes van hun nageslacht aan het werk worden gezet. Te weinig taalaanbod vertraagt de taalontwikkeling. Als een kind helemaal geen taal krijgt aangereikt, door verwaarlozing bijvoorbeeld, is de kans groot dat hij of zij ook nooit meer goed een taal zal kunnen leren.
Universeel gehoor
Baby's zijn bij geboorte taalwondertjes. Het wonderlijkste is misschien wel dat kinderen worden geboren met een universeel gehoor. Hun oortjes zijn dan nog gevoelig voor subtiele klankverschillen. Ze kunnen allerlei spraakklanken uit elkaar houden, ook spraakklanken die helemaal niet voorkomen in hun eigen moedertaal. Dat 'universele gehoor' houden ze tot ze ongeveer een halfjaar oud zijn; daarna wordt hun klankenrepertoire steeds meer moedertaalspecifiek. Dat betekent dat klankverschillen die in hun moedertaal niet relevant zijn, langzaam uit hun repertoire verdwijnen.
Liplezende baby's
Om hun moedertaal goed te leren, zijn kinderen dus afhankelijk van een goed gehoor. Het luisteren naar taal begint al in de baarmoeder. Maar vanaf het moment dat een kind geboren is, wordt ook het kijken steeds belangrijker. De eerste maanden kijkt een baby vooral naar de ogen van zijn ouders of verzorgers. Als het brabbelen begint, met zes à zeven maanden, verschuift zijn blik langzamerhand van de ogen naar de mond van de volwassene. Het volgen van de lipbewegingen geeft de baby extra informatie over de manier waarop klanken gemaakt worden. Uit onderzoek blijkt dat éénjarige kinderen hun blik weer verleggen naar de ogen. Maar als ze een vreemde taal te horen krijgen, is de blik gefocust op de mond, omdat ze dan meer moeite hebben met het begrijpen van de klanken.
Van brabbel tot woord
Vanaf zeven maanden begint een kind met brabbelen. Het maakt dan reeksen van identieke of bijna identieke lettergrepen, zoals 'bababa' of 'dadada', waarbij een lettergreep vaak bestaat uit een medeklinker gevolgd door een klinker. Het brabbelen begint niet-moedertaalspecifiek, daarom hoor je 'dadada' bij baby's over de hele wereld. Maar steeds meer vallen die klanken af die niet voorkomen in de taal die hij of zij dagelijks om zich heen hoort. In de brabbelfase zijn kinderen dus volop aan het experimenteren met het klankenrepertoire, de fonologie, van hun moedertaal. Geleidelijk gaat het brabbelen over in het vormen van echte woordjes. Meestal bestaan die eerste woordjes
nog uit één lettergreep (naan voor 'banaan'), en wordt de medeklinker aan het eind soms weggelaten ( poe voor 'poes'). Langzamerhand worden het 'volwaardige' woorden. De mijlpaal van het eerste woordjes ligt gemiddeld bij de eerste verjaardag, maar er zijn grote individuele verschillen. Tussen de anderhalf en twee jaar gaan kinderen woorden combineren zoals papa eten of pop slapen. Als kinderen vanaf tweeënhalf jaar meerdere woorden gaan combineren, de meerwoordenfase, beginnen ze ook werkwoorden te vervoegen. Het leren van deze regels inclusief de uitzonderingen kan wel tot een jaar of tien duren.
Bron: Atlas van de Nederlandse taal, p. 178
Je moedertaal leren begrijpen
7 Informatie vergelijken en selecteren
Bekijk het fragment Hoe leert een kind zijn moedertaal?.
a In deze paragraaf heb je al wat gelezen over hoe baby's hun moedertaal leren.
Welke nieuwe informatie hoor je in het fragment?
Noteer ten minste drie voorbeelden.
b In het fragment wordt uitgelegd hoe ze bij baby's van zes maanden oud al kunnen onderzoeken of ze hun moedertaal herkennen.
Hoe wordt dit onderzocht bij baby's?
Schrijf ook op wat het resultaat is van dit onderzoek.
c Vergelijk dit resultaat met het resultaat van het onderzoek bij opdracht 5. Hebben beide onderzoeken hetzelfde resultaat of spreken ze elkaar tegen?
Licht je antwoord toe.
d Kijk nog eens naar het antwoord bij de vorige vraag.
Hoe zou je erachter kunnen komen welk onderzoeksresultaat je kunt geloven?
8 Hoofdpunten uit verschillende informatieve bronnen halen
Lees de tekst Eerste taalverwerving
a Wat moet een kind volgens de tekst leren om goed te kunnen communiceren in een taal?
Noem ten minste vijf dingen.
b In de tekst Baby's leren al in de baarmoeder talen onderscheiden wordt gezegd: 'Volgens de onderzoekers zijn baby's de beste leerlingen.'
In de tekst Eerste taalverwerving staat ook waaróm baby's de beste leerlingen zijn.
Waarom zijn baby's de beste leerlingen?
c Wat is een verschil tussen hoe jij en een baby een taal leren?
d De tekst eindigt met vier vragen:
1 Hoe leren kinderen de klanken van hun moedertaal?
2 Hoe weten kinderen waar een woord begint en eindigt?
3 Hoe leren kinderen de grammaticale regels van hun moedertaal?
4 Waarom praten ouders vaak op een andere manier tegen (heel) jonge kinderen?
Geef antwoord op de vier vragen.
Maak gebruik van de informatie die je in deze paragraaf hebt gelezen en gehoord.
https://babylab.wp.hum.uu.nl/
EERSTE TAALVERWERVING
De grote vraag die onderzoekers van het Babylab bezighoudt is de vraag hóe kinderen taal leren. In de meeste gevallen gaat taal leren zo vanzelfsprekend dat men bijna vergeet hoe bijzonder het eigenlijk is en vooral ook hoe complex. Er komt namelijk heel wat kijken bij 'taal' leren.
Het taallerend kind moet uiteraard een woordenschat opbouwen. Dat houdt in de betekenis van woorden opslaan en weten hoe ze moeten worden uitgesproken. Naast het opbouwen van een woordenschat moeten ze ook de woorden weten te combineren tot (korte) zinnen. En om zich heel precies te kunnen uitdrukken moeten ze ook leren woorden te vervoegen. Denk bijvoorbeeld aan een kind dat eerst zegt: 'lopen', dan 'ik lopen', dan op een weer latere leeftijd 'ik loopte' en in een nog latere fase 'ik liep' of 'ik heb gister gelopen'. Taal leren omvat o.a. ook kennis over de klanken, het juist gebruiken van intonatie en klemtoon, het toepassen van taalgedragsregels (zoals niet door elkaar heen praten) en goed leren articuleren. Kortom, bij het leren van taal komt heel wat kijken!
Ondanks de enorme complexiteit van taal pikken kinderen de taal die ze om zich heen horen ogenschijnlijk zonder moeite op. Dit gebeurt vrijwel zonder expliciete instructie. Even bewonderingswaardig is het dat ieder kind dat ter wereld komt de potentie heeft om een taal te leren, ongeacht IQ. Dit maakt eerste taalverwerving een bijzonder geliefd onderwerp binnen wetenschappelijk taalonderzoek.
Kinderen leren door te luisteren en daarom onderzoeken wij vooral de taalperceptie: hoe nemen kinderen de taal waar en welke eigenschappen van taal gebruiken zij om de taal te leren. Vragen die onderzoekers stellen zijn bijvoorbeeld: hoe leren kinderen de klanken van hun moedertaal? En hoe weten ze eigenlijk waar een woord begint en waar het eindigt? Hoe leren kinderen de grammaticale regels van hun moedertaal? En waarom praten ouders vaak op een ander manier tegen (heel) jonge kinderen?
Bron: https://babylab.wp.hum.uu.nl/
9 Een zeshoekig gesprek
Vorm een groepje van vijf leerlingen. Je gaat met je klasgenoten in gesprek over het onderwerp 'taalverwerving'. Dit doen jullie aan de hand van de 20 zeshoeken hieronder.
klemtoonpatroon woordgrenzen
universeel gehoor brabbelen niet-moedertaalspecifiek
klanken taalaanbod
taalkennis verschillen woordvolgorde intonatie regressiehypothese ouders identificeren
child directed speech liplezen moedertaal experimenteren baarmoeder moedertaalspecifiek
a Ga aan de hand van de woorden in de zeshoeken in gesprek met je klasgenoten over het onderwerp taalverwerving
• Zorg dat je de zeshoeken met de woorden uitgeknipt op tafel hebt liggen. Hussel ze door elkaar.
• Ga met elkaar in gesprek over het onderwerp taalverwerving. Zorg dat iedereen de ruimte krijgt om aan het woord te komen. Luister goed naar elkaar en stel verduidelijkende vragen. Vat samen wat er wordt gezegd
• Maak de verbanden die jullie tussen de woorden op de zeshoeken leggen visueel door tijdens het gesprek de zeshoeken tegen elkaar aan te leggen die een verband met elkaar aangaan. Kijk daarvoor naar het voorbeeld hieronder.
• Ieder woord heeft zes zijden, en kan dus zes verbanden aangaan. Als woorden geen verband met elkaar aangaan, zorg dan dat ze elkaar in jullie figuur niet raken.
• Je kunt ieder gewenst figuur maken met de zeshoeken, als het uiteindelijk figuur maar de verbanden tussen de woorden aangeeft die jullie met elkaar hebben besproken in je groepje. Er zijn uiteindelijk dus heel veel goede vormen mogelijk!
vakken docent huiswerk
vrije tijd
vrienden
rooster rugtas school
pauze
voorbeeld
b Maak een foto van de figuur die op jullie tafel is ontstaan.
Presenteer je foto aan de klas.
Licht de verbanden toe die jullie gelegd hebben tijdens jullie gesprek.
c Luister kritisch naar de toelichtingen op de figuren van de andere groepjes in jouw klas.
Zijn er volgens jou goede en foute uitkomsten mogelijk bij deze opdracht?
Leg je mening uit.
d Reflecteer met het beoordelingsmodel individueel op het gesprek dat je met jouw groepje hebt gevoerd.
Hoe vind jij dat jullie gesprek is gegaan?
• In mijn gesprek is iedereen aan het woord geweest.
• Ik ben niet afgedwaald van het onderwerp van het gesprek.
• Ik heb verduidelijkende vragen gesteld.
• Ik heb de inbreng van mijn klasgenoten tijdens het gesprek samengevat.
• De uiteindelijke vorm van zeshoeken vat het gesprek dat we hebben gevoerd goed samen.
3.3 Meertaligheid
Je leert:
• benodigde informatie verwerven, ordenen en structureren;
LEERDOELEN
• een oordeel geven over de waarde en betrouwbaarheid van informatie voor jezelf en voor anderen;
• de hoofdgedachte van een tekst benoemen;
• open en gesloten vragen afwisselen om het gespreksdoel te bereiken.
Meerdere talen spreken
10 Een onderzoek beoordelen
Lees de tekst Baby's leren niet eerder Engels van talkpoeder
a Wat is het doel van het onderzoek dat door Herco van Dam is uitgevoerd?
b Hoe is dit onderzoek uitgevoerd?
c Wat is het resultaat van het onderzoek?
d Is de tekst betrouwbaar?
Noem ten minste twee dingen waaraan je dit kunt zien.
www.nieuwspaal.nl
BABY'S LEREN NIET EERDER ENGELS VAN TALKPOEDER
Wie zijn kind tweetalig wil opvoeden, heeft helemaal niets aan talkpoeder. Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Harderwijk. 'Na gemiddeld vier flacons per baby leeg te hebben gestrooid, begrijpen ze nog steeds niks van Shakespeare', aldus de onderzoekers.
Onderzoeksleider prof. Herco van Dam is verbaasd over de resultaten van zijn onderzoek: 'Van tevoren leek het nog wel zo duidelijk. Talkpoeder, de naam zegt het al, helpt je vast ontzettend goed bij het ontwikkelen van Engelse spraak. Maar toen we het bij baby's gingen testen, bleef er weinig van die hypothese over.'
Honderden baby's deden mee aan het onderzoek van Van Dam. Steeds voerde de onderzoe-
ker de dosis talkpoeder een beetje verder op. 'Tot vier flacons talkpoeder aan toe. Toen heb ik gezegd 'we stoppen ermee', want we waren door het budget heen. De baby's zelf kwamen niet verder dan wat brabbelen, dat hadden ze zonder talkpoeder ook wel gedaan. Liet je ze na de talk-behandeling luisteren naar Shakespeare of Monty Python, dan keken ze glazig toe. Volgens mij begrepen ze het écht niet.'
Toch weigert de onderzoeker op te geven: 'In mijn nieuwe onderzoek ga ik kijken of peuters sneller Engels leren als ik ze tijdens het lopen toespreek door een walkietalkie. Ik heb het idee dat ik iets ontzettende groots op het spoor ben.'
Bron: www.nieuwspaal.nl
11
Een mening beoordelen
Bekijk het fragment De waarde van meertaligheid
a Wat is de boodschap van Wim Vandenbussche?
b Welke mening heeft Wim Vandenbussche over hoe we omgaan met meertaligheid?
c Hoe beargumenteert Wim Vandenbussche zijn mening?
d Wat vind jij van het argument van Wim Vandenbussche?
Leg ook uit waarom je dit vindt.
e Er zijn tegenwoordig heel veel meningen te horen en te vinden. Sommige meningen zijn betrouwbaarder dan andere meningen.
Is de mening van Wim Vandenbussche over het onderwerp 'meertaligheid' betrouwbaar?
Leg uit waarom wel of niet.
12 De kern van een tekst benoemen
Lees de tekst Waarom leren Nederlands is niet makkelijk
a In de tekst lees je over struikelblokken voor taalleerders van het Nederlands. Wat zijn die struikelblokken?
b Moedertaalsprekers van het Nederlands hebben nooit les nodig gehad over de struikelblokken van het Nederlands. Zij doen dit automatisch goed. Moedertaalsprekers van het Nederlands hebben wél les nodig over bijvoorbeeld de Nederlandse spellingsregels.
Waar komt dit verschil volgens jou vandaan?
c Noteer de betekenis van deze woorden.
1 reproduceren (regel 27) =
2 fonetisch (regel 28) =
3 partikel (regel 91) =
d Lees de theorie Hoofdzaken, bijzaken en kernzin
Markeer de kernzinnen van de tekst Waarom Nederlands leren is niet makkelijk
THEORIE
Hoofdzaken, bijzaken, kernzin
De belangrijkste zaken in een tekst noem je de hoofdzaken. Minder belangrijke zaken zoals uitleg, toelichting en voorbeelden noem je bijzaken
Een goed opgebouwde alinea heeft altijd een kernzin: de zin waarin de belangrijkste mededeling van de alinea staat. Deze zin staat meestal vooraan in de alinea. Het is de eerste of tweede zin. Soms staat de kernzin achteraan. De andere zinnen van de alinea zijn voorbeelden of een toelichting bij de kernzin.
Middenstuk
ONDER WERP
Deelonderwerp
Deelonderwerp
Tussenkopje
Kernzin: belangrijkste mededeling van de alinea
Voorbeeld(en) of toelichting bij de kernzin
Inleidende zin
Kernzin: belangrijkste mededeling van de alinea
Voorbeeld(en) of toelichting bij de kernzin
Tussenkopje
Voorbeeld(en) of toelichting bij de kernzin
Kernzin: belangrijkste mededeling van de alinea
e Vat de hoofdzaken van de tekst samen in één zin: de hoofdgedachte van de tekst.
Waarom leren Nederlands is niet makkelijk
Dat het Nederlands gretig gestudeerd wordt, wil niet zeggen dat anderstaligen het een eenvoudige taal vinden om te leren. Integendeel. Of mensen een taal makkelijk of moeilijk vinden om te leren, hangt samen met tal van factoren. De belangrijkste factor is de talige achtergrond van de vreemdetaalleerder. Hoe dichter die vreemde taal aanleunt tegen je eigen taal, hoe makkelijker je hem leert. Zo hebben
Nederlandstaligen meer moeite met het Fins, dat zestien naamvallen heeft, of met het Xhosa, een taal met klikklanken die niet in het Nederlands voorkomen, dan met het Duits, waarmee het door de nauwe verwantschap veel taalverschijnselen deelt. Ook spelen persoonlijke factoren een rol bij het al dan niet gemakkelijk aanleren van een andere taal, zoals individuele aanleg voor taal, en motivatie: kiest men er
zelf voor een bepaalde taal te leren of is het een verplichting voor studie of werk? Hier volgen vijf horden die anderstaligen moeten nemen op weg naar vlekkeloos Nederlands.
1. 'Ik kan mijn hoer niet betalen!'
Eerste struikelblok zijn de Nederlandse klanken. Het Nederlands heeft allerlei klanken die voor vreemde oren moeilijke te herkennen en te reproduceren zijn. Vooral klinkers en medeklinkers die veel 'fonetische eigenschappen' of 'klankkenmerken' met elkaar delen en niet voorkomen in de vreemde taal, zijn voor niet-Nederlandstaligen moeilijk van elkaar te onderscheiden.
2. In pyjama naar Canada
Ook als anderstaligen de klanken van het Nederlands goed beheersen, klinken ze soms buitenlands, doordat ze de klemtoon verkeerd leggen. Wie een vreemde taal leert, heeft namelijk te neiging om het klemtoonpatroon uit de moedertaal in de vreemde taal te projecteren en zo zijn of haar origine te verrassen. Nederlandsleerders hebben een hele kluif aan het Nederlandse klemtoonpatroon. In het Nederlands ligt de klemtoon niet op een vaste plaats. In het Nederlands kan de klemtoon bij drielettergrepige woorden op de eerste ('CAnada'), tweede ('pyJAma') of derde ('chocoLA') lettergreep vallen. Wil je die klemtoonregels precies omschrijven, dan heb je behoorlijk wat taalkundige kennis nodig. De regels zijn dus weinig behapbaar voor cursisten Nederlands: in veel gevallen zit er niets anders op dan uit het blote hoofd leren waar de klemtoon ligt.
3. Het meisje is een onzijdige vrouw
Ook de Nederlandse bepaalde lidwoorden de en het zijn echte kwelduivels voor Nederlandsleerders. Of een woord onzijdig is (en het als lidwoord heeft), dan wel mannelijk of vrouwelijk is (en de als lidwoord krijgt), is amper beregeld in het Nederlands, behalve bij bepaalde achtervoegsels: zo krijgen alle verkleinwoorden op -je het lidwoord het: het kindje, het bloempje, het
torentje. Het verschil tussen het- en de-woorden zal in de toekomst dan ook verdwijnen, verwachten wetenschappers. Immers, wordt een taal gesproken door heel veel niet-moedertaalsprekers, dan leidt dat tot grammaticale vereenvoudiging. Het Afrikaans, dochtertaal van het Nederlands, heeft bijvoorbeeld nog maar één bepaald lidwoord: die.
4. Waar staat de kandelaar? (En waar liggen de lucifers?)
Als iemand je vraagt waar hij in jouw huis de kaarsen, de kandelaar en de lucifers vindt, is een mogelijk antwoord: 'De kandelaar staat op de schouw, de lucifers liggen ernaast en de kaarsen zitten in de doos die op de vensterbank staat.' Moedertaalsprekers voelen intuïtief perfect aan dat messen, lepels en vorken in de besteklade 'liggen' en dat glazen op tafel 'staan' (met uitzondering van dat ene omgestoten glas, dat 'ligt' dan weer). Voor niet-Nederlandstaligen daarentegen lijkt het gebruik van werkwoorden als zitten, staan en liggen pure willekeur. Zo kan een boek op je nachtkastje 'liggen' en in de boekenkast 'staan'. Heeft de boekenkast gesloten deurtjes, dan kun je zelfs zeggen dat je boeken in de kast 'zitten'.
5. Er staat een overbodig partikel in deze zin Tot slot bevat het Nederlands een aantal betekenisloze partikels. Dat zijn woordjes die niet naar iets concreets in de werkelijkheid verwijzen en daarom moeilijk te vatten zijn voor anderstaligen. Het gaat bijvoorbeeld om 'het' in 'Het sneeuwt' of 'Het lekt op zolder'. Ook 'er' is een Nederlandse instinker. Zo vragen Nederlandstaligen: 'Is er een bakker in de buurt?' en zeggen ze 'Er staat een paard in de gang', 'Er werd aangeklopt' en 'Gisteren stond er onverwacht bezoek voor mijn deur'. En als je twee fietsen hebt, zeg je 'Ik heb er twee'. Wanneer 'er' wel en niet opduikt, is helaas niet in één regel uit te leggen. Hoewel het partikel uit slechts twee klanken bestaat, baart 'er' iemand die Nederlands leert dus veel kopzorgen.
Nieuwe talen leren
13 De waarde van informatie bepalen
Lees de tekst Tweede taal
a Als je nu een nieuwe taal leert (een 'tweede taal'), dan leer je die op een andere manier dan hoe je als baby je moedertaal leerde.
Wat is het verschil tussen het leren van je moedertaal en een tweede taal?
b Is het mogelijk dat iemand nooit een moedertaal leert?
Leg uit wat je hierover in de tekst leest.
c Van welke bron is de tekst Tweede Taal afkomstig?
• Leg uit wat die bron is en doet.
• Onderbouw met die informatie of de bron betrouwbaar is.
d Zoek op wanneer de tekst Tweede taal gepubliceerd is. Is de informatie die je in de tekst leest vandaag de dag nog relevant?
Leg je antwoord uit.
e Kijk terug naar de vragen die je in deze opdracht hebt beantwoord. Vat samen waar je op let bij de beoordeling van een bron.
TWEEDE TAAL
Het leren van een tweede taal gaat anders dan het leren van je moedertaal. Als je jong bent kun je gemakkelijk een tweede taal leren, maar op latere leeftijd is dat veel moeilijker. Waarschijnlijk werkt het aangeboren taalvermogen op latere leeftijd minder, of helemaal niet meer.
Vrijwel alle baby's leren probleemloos hun moedertaal. Er is weinig variatie in hun beheersing van de taal: uiteindelijk spreken kinderen de taal allemaal even goed. Dit in tegenstelling tot tweedetaalleerders: hiervan wordt maar een klein deel de doeltaal volledig machtig, en er bestaat een groot onderling verschil in het eindniveau dat ze halen.
Waarom gaat taalleren eerst zo gemakkelijk, en daarna zo veel moeilijker? Een baby weet minder van de wereld dan een volwassene. Een baby heeft minder kennis van taal en een minder ontwikkeld denkvermogen dan een volwassene. Zijn het misschien juist kennis en denkvermogen die het leren van een tweede taal op latere leeftijd in de weg zitten?
De aanname onder taalkundigen is dat mensen geboren worden met een taalvermogen. Dit taalvermogen zorgt ervoor dat iedereen zijn moedertaal kan leren spreken. Als je ouder bent dan werkt dit taalvermogen minder goed, en is het moeilijker een taal te leren.
Taalonderwijs
Bij taal leren denk je snel aan een klaslokaal en een leerkracht. Een bord vol geschreven met grammatica regels en uitzonderingen op die regels. Wat mag niet, wat mag wel? 'Jean a les fraises mangé' is fout, 'Jean a mangé les fraises' is goed.
Maar baby's krijgen geen uitleg van taalregels en het lukt ze allemaal om de taal te leren. Waarom zouden tweedetaalleerders dan les nodig hebben? Tweedetaalleerders zijn uiteindelijk
veel minder succesvol dan baby's. Verbeteren taallessen wel het niveau van de leerlingen?
Veel mensen zeggen dat dat je een taal het beste kunt leren door een half jaar in het land te gaan wonen waar het gesproken wordt. Als je Frans wilt leren en je gaat in Frankrijk wonen dan kun je 24 uur per dag Frans horen. Op school krijg je maar 2-3 uur les per week. Ook de noodzaak om te communiceren is op school een stuk lager: je oefent dus ook minder met de taal.
Leer je de taal beter als je een half jaar in het land zelf woont dan in een intensieve taalcursus van een half jaar? Deze vraag is belangrijk voor het taalonderwijs. Is natuurlijke blootstelling aan een taal beter om een taal te leren dan rijtjes, regels en grammatica?
Kritische periode
Het leren van een tweede taal is moeilijker dan het leren van je eerste taal. Tenminste, als je op latere leeftijd begint. Kinderen die tweetalig opgevoed worden leren beiden talen automatisch. Als je ouder wordt gebeurt er blijkbaar iets met je vermogen om talen te leren.
Sommige kinderen zijn door extreme omstandigheden tot op late leeftijd niet met hun moedertaal in aanraking gekomen. Genie werd door haar vader opgesloten in haar kamer waardoor ze tot haar dertiende geen taal leerde spreken. Toen ze eindelijk vrij was bleek ze niet meer in staat haar moedertaal volledig te verwerven
Tot een bepaalde leeftijd leren kinderen een taal automatisch en volledig, daarna lukt dat vaak niet meer. Die periode wordt vaak de 'kritische periode voor taalverwerving' genoemd. Omdat Genie geen taal geleerd had binnen de kritische periode, was het taalvermogen niet meer (of minder) beschikbaar om haar moedertaal te verwerven.
Een aangeboren taalvermogen vergemakkelijkt het leren van taal gedurende de kritische periode. Wat er precies gebeurt met dit vermogen na de kritische periode wordt nog onderzocht.
Meertaligheid in opvoeding
Als jonge kinderen met zoveel gemak talen kunnen leren, waarom voeden we dan niet alle kinderen meertalig op? Waarom wachten tot de middelbare school om Frans, Duits, en Engels te leren?
Onderzoeken laten zien dat kinderen meerdere talen probleemloos van elkaar kunnen scheiden. En er zijn kinderen bekend die op vroege leeftijd 3 of meer talen konden spreken. De hersenen lijken het dus wel aan te kunnen. Meertalige opvoeding lijkt zelfs positieve effecten op te hebben op talige en academische vaardigheden.
De beperkingen zijn meer de omstandigheden dan de menselijke vermogens. Immers, de verschillende talen moeten dan wel gesproken worden door ouders, peuterleidsters en leraren. Dit is moeilijk haalbaar.
Een meertalige opvoeding komt veel voor onder migrantengezinnen. Ten onrechte wordt vaak gedacht dat een andere thuistaal een negatieve invloed op het Nederlands van kinderen heeft. Kinderen kunnen het Nederlands volledig leren op school en door het contact met leeftijdge-
14
Leren van een fragment
noten. Als de ouders het Nederlands nog niet helemaal beheersen, dan kunnen ze juist beter in hun moedertaal praten, anders leren kinderen verkeerde Nederlandse vormen aan.
Invloed van meertaligheid op hersenen
Je moedertaal is in een bepaald gebied in je hersenen opgeslagen. Wat gebeurt er in je hersenen als een tweede taal leert? Wordt voor een tweede taal hetzelfde deel van de hersenen gebruikt als voor je moedertaal?
Met behulp van scans kan hersenactiviteit geregistreerd worden. Hiermee kun je kijken welk deel van de hersenen wordt gebruikt bij het verwerken van taal. Op deze manier kun je tweedetaalsprekers met moedertaalsprekers vergelijken. Als proefpersonen bijvoorbeeld naar een tekst in dezelfde taal luisteren, dan kan de hersenactiviteit laten zien of de moedertaalspreker de taal anders verwerkt dan de tweedetaalleerder.
Onderzoekers proberen te achterhalen of de hersenactiviteit ons meer kan vertellen over de verschillen in taalvermogens van kinderen en volwassenen. Zo hopen ze meer zicht te krijgen op het aangeboren taalvermogen van mensen.
Bron: www.nemokennislink.nl
a Op welke manier leer jij je woordjes voor een vreemde taal?
b Bekijk het fragment Hoe kun je het beste woordjes leren?
Op welke vier manieren kun je volgens het fragment het beste je woordjes leren?
c In de tekst Tweede taal uit opdracht 13 lees je nog een extra tip om je woordjes te leren die niet in het fragment wordt genoemd.
Welke tip is dat?
d Kijk terug naar vraag b en vraag c. Vergelijk de vijf tips voor het leren van een tweede taal met hoe een baby nieuwe woordjes leert.
Wat zijn de overeenkomsten?
Iedereen is meertalig
15 Bepalen of je een tekst kunt aanraden
Lees de tekst Schaamte of shame? Hoe taal je morele oordelen mede bepaalt
a Wat is het schrijfdoel van de tekst Schaamte of shame? Hoe taal je morele oordelen mede bepaalt
◯ activeren
◯ informeren
◯ instrueren
◯ overtuigen
b Wat is de betekenis van deze woorden?
1 moreel (regel 20) =
2 equivalent (regel 73) =
3 dubieus (regel 91-92) =
c Wat is het verband tussen alinea 3 en alinea 4?
d Welke verklaring wordt er in de tekst gegeven voor het feit dat taal mede je morele oordelen bepaalt?
e Hoe komt de tekst tot deze verklaring?
f Iemand die jij kent doet onderzoek naar het onderwerp 'taal en morele oordelen'.
Zou je diegene de tekst aanraden die je voor deze opdracht hebt gelezen?
Leg je antwoord uit.
Schaamte of shame? Hoe taal je morele
oordelen mede bepaalt
Je staat op een voetgangersbrug over een spoor. Naast je staat een breedgeschouderde man naar zijn telefoon te staren. Achter jullie, beneden op het spoor, staat een groepje van vijf mensen, die niet van het spoor af kunnen. Je kijkt naar het spoor voor je: er komt een zwaarbeladen wagon aan, losgebroken, in volle vaart. De enige manier om te voorkomen dat de wagon de vijf mensen doodt, is de breedgeschouderde man van de brug op het spoor duwen. Eén leven in ruil voor vijf – zou je het doen?
Een beslissing als deze neem je niet alleen maar op rationele gronden: taal blijkt ook een rol te spelen in je keuze. Als je dit dilemma in je moedertaal krijgt voorgeschoteld, zul je de man minder snel van de brug duwen dan wanneer je in een vreemde taal over de kwestie leest. Hoe is het mogelijk dat taal invloed heeft op onze morele beslissingen?
Afschuw of levens redden
Een groep onderzoekers in Barcelona legde het dilemma van de spoorbrug voor aan tweetaligen: mensen met Spaans als moedertaal en Engels als tweede taal, en een groep Engelstaligen die op latere leeftijd Spaans hadden geleerd. Van de mensen die het dilemma in hun moedertaal lazen, of dat nou Spaans of Engels was, zei 20 procent dat ze de man van de brug zouden duwen. Die actie zou vier levens redden, maar de verschrikking van het doden van een onschuldige medemens woog voor de grote meerderheid blijkbaar zwaarder. Van de mensen aan wie het dilemma in hun tweede taal (Spaans of Engels) werd voorgelegd, zou maar liefst 44 procent de man doden om de vijf mensen te redden. In de groep tweedetaallezers waren dus aanmerkelijk méér mensen bereid hun afschuw te overwinnen, als dat het aantal doden tot een minimum beperkte. Het resultaat woog voor deze mensen zwaarder dan de nare gevoelens.
De onderzoekers denken dat dat komt doordat je moedertaal sterker met je emoties verbonden is. Je moedertaal leer je immers als kind, wanneer je emoties heel sterk zijn: een verloren knuffel levert enorm verdriet op; de blijdschap wanneer je jarig bent is al even groot. Abstract denken, overwegen wat op lange termijn de gevolgen van een beslissing zijn – dat leer je allemaal pas later, naarmate je ouder wordt. Volgens de wetenschappers activeert denken in je moedertaal de sterke emoties uit je jeugd. Dat kan verklaren waarom de groep moedertaalsprekers in het experiment meer moeite heeft de man van de brug te duwen: hun gevoel van afschuw is simpelweg intenser.
Schaam je!
Het idee dat je moedertaal sterkere emoties oproept dan je tweede taal wordt in een Turks onderzoek duidelijk bevestigd. Onderzoekers lieten een lijst woorden horen aan proefpersonen met het Turks als eerste en het Engels als tweede taal. Met behulp van huidmetingen bekeken ze hoe de deelnemers op woorden uit de verschillende talen reageerden. Bij gewone woorden, zoals deur, maakte het geen verschil of het om een Turks of om een Engels woord ging. Maar als het om taboewoorden ging, zoals poep, dan raakten de tweetalige lezers opgewondener van het Turkse woord dan van het Engelse equivalent. Het verschil was nog groter bij reprimandes: van een Turks schaam je gingen de proefpersonen zweten, maar van shame on you werden ze niet warm of koud. Hun eerste taal riep echt sterkere gevoelens op.
Goede bedoelingen
Er is dus een verband tussen het gebruik van je moedertaal en emoties. Ook uit een recent Italiaans onderzoek bleek dat dat verband van doorslaggevend belang kan zijn wanneer je een ethisch oordeel velt. Voor hun onderzoek gebruikten de onderzoekers korte verhaaltjes waarin sprake was van een conflict tussen bedoelingen en uitkomsten. De ene helft van
de verhaaltjes ging over situaties waarin goede bedoelingen verkeerd uitpakken: een man geeft geld aan een arme jongen, die er drugs van koopt en sterft aan een overdosis. De andere tekstjes gingen juist over mensen met dubieuze bedoelingen, die toch een moreel goed resultaat bereikten – bijvoorbeeld over een bedrijf dat geld geeft aan een liefdadigheidsorganisatie in de hoop zelf meer winst te maken.
Ook in het Italiaanse onderzoek werden de situaties voorgelegd aan tweetalige proefpersonen, die moesten zeggen wat ze van de gebeurtenissen vonden. Wanneer mensen de verhaaltjes in hun tweede taal lazen, oordeelden ze positiever naarmate de uitkomsten beter waren. Of de bedoelingen goed of slecht
16 Een dilemma beschouwen
waren, kon ze niet zoveel schelen. Moedertaallezers vonden intenties juist relatief belangrijk. Blijkbaar leefden zij meer mee met de gevoelens van de handelende personen in de verhaaltjes: als die gevoelens nobel waren, dan was het oordeel over de gebeurtenissen gunstiger. Ook hier werden morele overtuigingen mede bepaald door de intensiteit van emoties. Je moedertaal, die je leerde toen je emoties op hun sterkst waren, maakt je gevoelens sterker, en daarmee ook je empathie. Als iemand je om morele redenen van een brug wil duwen, doe je er dus goed aan om hem in zijn moedertaal aan te spreken!
Bron: Opzienbarende ontdekkingen over taal, p. 100
Samen met drie klasgenoten vorm jij je in deze opdracht een mening over een dilemma. De meningen binnen jullie groepje gaan jullie vervolgens presenteren. Het dilemma lees je hieronder.
Een vliegtuig wordt onderweg gekaapt door terroristen. De piloot van het toestel wordt door de terroristen gedwongen koers te zetten richting een uitverkocht voetbalstadion. Daar zitten op dat moment 70.000 supporters voor een belangrijke voetbalwedstrijd.
De luchtmacht wordt op de hoogte gesteld van de terroristische actie en benadert het gekaapte vliegtuig, maar besluit om niet in te grijpen. Op het allerlaatste moment - en tegen de instructies van zijn commandant in - besluit een van de piloten van de luchtmacht het passagiersvliegtuig tóch neer te halen voordat het in het overvolle stadion zal crashen. Zijn afweging: liever 164 passagiers die het leven laten dan tienduizenden doden in het voetbalstadion. Is deze piloot een held of een moordenaar?
a Wat is jouw mening over het dilemma?
Noteer jouw mening.
b Vorm een groepje van drie klasgenoten. Interview elkaar over jullie mening over het dilemma.
• Interview met z'n tweeën jullie klasgenoot. Neem vijf minuten de tijd voor dit interview en maak aantekeningen van het interview.
• Stel in vijf minuten zoveel mogelijk vragen! Probeer alles te weten te komen over de mening van jullie klasgenoot. Vragen die je kunt stellen, zijn:
• Hoe kijk jij naar het dilemma?
• Wat is jouw mening over de piloot?
• Waarom is dat jouw mening?
• Heb je getwijfeld over jouw mening? Hoe komt dat?
• Zou je een andere mening begrijpen? Waarom wel of niet?
• Wat kan jou nog van mening doen veranderen?
• Wissel na vijf minuten van rol om de volgende persoon van jullie groepje te interviewen. In totaal wordt iedereen van het groepje één keer geïnterviewd en is iedereen twee keer de interviewer.
c Bereid samen met jouw klasgenoten een beschouwende presentatie voor over het dilemma dat jullie hebben besproken.
• Werk samen een spreekplan uit voor jullie presentatie. Gebruik de theorie Spreekplan maken
• Maak gebruik van de aantekeningen die jullie hebben gemaakt tijdens de interviews bij de vorige vraag.
• Schrijf in het spreekplan:
• hoe jullie het onderwerp van je presentatie gaan introduceren;
• welke verschillende meningen en perspectieven jullie hebben verzameld over het dilemma;
• hoe je de tekst Schaamte of shame? Hoe taal je morele oordelen mede bepaalt kunt gebruiken om jullie meningen uit te leggen;
• een samenvatting van de verschillende meningen en perspectieven voor het slot van de presentatie;
• een uitsmijter.
• Zorg dat jullie presentatie het publiek aan het denken zet.
Spreekplan maken
THEORIE
Als voorbereiding op je presentatie maak je een spreekplan. Dit is een schema waarin je de opbouw van je presentatie vastlegt. Tijdens de presentatie kun je het spreekplan gebruiken om je houvast te geven.
In het spreekplan noteer je het onderwerp, het spreekdoel, de tekstsoort en het publiek. Je schrijft ook de deelonderwerpen op. Daarachter noteer je in enkele woorden wat je gaat vertellen over de deelonderwerpen.
Spreekplan bij een presentatie over een nieuw ontdekte dinosaurussoort.
Onderwerp: nieuw ontdekte dinosaurussoort
Spreekdoel: informeren
Tekstsoort: informerende tekst
Publiek: klasgenoten
Inleiding Manier(en):
Alinea Deelonderwerp Inhoud
2 nieuwe soort nieuwe dinosaurussoort ontdekt in Oezbekistan
3 uiterlijk Timurlengia euotica lijkt op Tyrannosaurus rex, maar is kleiner
4 belang van de ontdekking de nieuwe soort schept duidelijkheid in de ontwikkeling van de T-rex van klein naar reusachtig
Slot Manier(en):
d Verdeel de rollen voor jullie beschouwende presentatie op zo'n manier dat iedereen aan het woord komt.
Oefen jullie presentatie.
e Werk samen met een ander groepje.
Presenteer jullie beschouwende presentaties aan elkaar.
Beoordeel als toeschouwer de presentatie van het andere groepje met het beoordelingsmodel bij vraag f.
f Hoe is jullie beschouwende presentatie beoordeeld?
• We hebben het onderwerp van onze presentatie duidelijk ingeleid. ◯ ◯ ◯ ◯
• In onze presentatie hebben we meerdere meningen over het dilemma gepresenteerd. ◯ ◯ ◯ ◯
• In onze presentatie hebben we verwezen naar de tekst. ◯ ◯ ◯ ◯
• Onze presentatie eindigt met een samenvatting en een uitsmijter. ◯ ◯ ◯ ◯
• Onze presentatie zet anderen aan het denken. ◯ ◯ ◯ ◯
g Hoe vond jij dat deze groepsopdracht ging?
• Zeg iets over het interview, de voorbereiding van de presentatie en de presentatie zelf.
• Leg uit wat je een volgende keer anders zou willen doen.
3.4 Taalfoutjes
Je leert:
LEERDOELEN
• een product of bron beoordelen op relevantie, bruikbaarheid en betrouwbaarheid;
• de betrouwbaarheid van bronnen beoordelen en bronnen vermelden;
• de inhoud van verschillende teksten en tekstdelen met elkaar vergelijken;
• bronteksten gebruiken door te citeren en te parafraseren.
Onbedoelde taalgrappen
17 Beelden bekijken en begrijpen
Kijk naar de vijf afbeeldingen van Taalvoutjes
a Welke taalfouten zie jij in de afbeeldingen?
Benoem de taalfout per afbeelding.
b De taalfouten op Taalvoutjes.nl zijn een groot succes: veel mensen vinden dit grappig.
Vind jij de taalfouten op de afbeeldingen grappig?
Leg je mening uit.
TAALVOUTJES
Bron: www.taalvoutjes.nl
18 De humor van taalfouten begrijpen
a Bekijk eerst alleen de afbeeldingen bij de tekst Waarom werken woordgrappen?
Vergelijk deze afbeeldingen met de afbeeldingen van Taalvoutjes
Wat is het verschil tussen de taalgrappen op de afbeeldingen?
b Lees de tekst Waarom werken woordgrappen? Lees ook de theorie Functies van tekstgedeelten
Welke functie(s) heeft alinea 4?
THEORIE
Functies van tekstgedeelten
Een tekstgedeelte – een zin, een alinea of een groepje alinea's – heeft een bepaalde bedoeling of functie in de hele tekst. Je kunt bijvoorbeeld iets uitleggen en daarna een voorbeeld geven. De alinea met het voorbeeld heeft dan de functie van voorbeeld. Het is niet altijd gemakkelijk de functie van een tekstgedeelte te onderscheiden. Een tekstgedeelte heeft soms ook meerdere functies. In dit overzicht staat een aantal veelvoorkomende functies die je kunt tegenkomen in een tekst.
functie uitleg
aanleiding De schrijver geeft aan welke gebeurtenis hem ertoe gebracht heeft de tekst te schrijven.
advies De schrijver geeft, meestal aan het eind, een goede raad of een aanbeveling.
afweging De schrijver weegt voor- en nadelen of mogelijke oplossingen tegen elkaar af en maakt zo een keuze.
bewijs De schrijver probeert met feiten (uit onderzoek) de juistheid van een theorie of stelling aan te tonen.
constatering De schrijver stelt iets vast, merkt iets op.
definitie De schrijver geeft een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving van een bepaalde term.
gevolgen De schrijver beschrijft de gevolgen die door een bepaalde maatregel of een bepaald verschijnsel zijn veroorzaakt.
ontkenning De schrijver geeft een bewering weer en geeft aan dat hij het er niet mee eens is. oorzaak Er wordt beschreven waardoor iets is ontstaan.
oplossing Een oplossing volgt altijd na het schetsen van een probleem.
probleemstelling De schrijver geeft met de probleemstelling aan over welk probleem zijn tekst gaat.
theorie De schrijver geeft een algemene beschrijving waarmee hij een bepaald feit of verschijnsel verklaart of voorspelt.
toelichting Een algemene stelling of theorie wordt nader uitgelegd of toegelicht. De schrijver geeft o.a. meer voorbeelden of meer gevolgen.
verklaring De schrijver legt uit hoe een bepaald verschijnsel is ontstaan.
voorbeeld De schrijver verduidelijkt een bewering of een verschijnsel.
vraagstelling De schrijver geeft aan op welke hoofdvraag hij antwoord gaat geven.
c Wat is de theorie en wat is het voorbeeld in alinea 4?
d Gebruik de theorie Functies van tekstgedeelten
Welk advies geeft de auteur in de tekst?
Noteer in welke alinea dit advies staat.
e Zoek online naar drie reclames met woordgrappen die jij grappig of goed vindt.
Bepaal voor elke reclame die jij hebt opgezocht wat voor soort woordgrap er wordt gemaakt.
• Kies uit: metafoor, enkele woordspeling, dubbele woordspeling.
• Zet de reclames in volgorde van beste naar minste beoordeling volgens de tekst.
f Werk samen met een klasgenoot. Vergelijk jullie antwoorden bij de vorige vraag.
Zijn jullie het eens met elkaars beoordeling?
www.marketingfacts.nl
WAAROM WERKEN WOORDGRAPPEN?
Je komt ze overal tegen: in reclames, op websites, in folders, maar vooral op social media – de woordgrap. Ze vliegen je letterlijk om je oren, de één nog genialer dan de ander. De ander nog flauwer dan die ervoor. Je brult het als consument niet uit van het lachen, maar een kleine krulling in je mondhoek is genoeg. Waarom zijn we zo onder de indruk van woordgrappen en metaforen?
Bedrijven als Coolblue ("Vaderdag, dat zit wel snor"), Hema ("What's the WORST that could happen?"), Pickwick ("Trek je het nog?") en MediaMarkt ("Chromecast away"), ze doen het allemaal. GAMMA kwam zelfs met de GAMMA Top 2000, waarbij klanten met woordgrappen konden inhaken op het assortiment. Maar waarom houden we nou zo van woordspelingen en metaforen?
Meyers-Levy en Malaviya (1999) stellen dat advertenties die hun publiek een plezierige ervaring geven, overtuigender zijn. Humor kan voor die plezierige ervaring zorgen. Humor vinden we volgens Plato, Aristoteles, Schopenhauer en Kant namelijk leuk omdat er vaak iemand wordt geslachtofferd voor de lach en het ons beter laat voelen dan het slachtoffer, maar ook omdat humor voelt als een ontlading van gevoelens als spanning, verwachting, angst, onbegrip of ongemak en tot slot vinden we humor leuk omdat het een verrassingselement bezit.
Metaforen
Metaforen zoals: "een KLM-vliegtuig is een zwaan" en woordspelingen zoals: "wAcer snel bij!" (Acer), worden net als alliteraties ("Heerlijk, helder Heineken") gezien als een slimme manier om met overtuigingskracht eenvoudige boodschappen over te brengen. Lakoff en Johnson (1980) zeggen dat de essentie van een metafoor het begrijpen en ervaren is van iets (doeldomein) op basis van iets anders (brondomein).
Als we dus kijken naar de KLM-metafoor, dan wordt het vliegtuig (doeldomein) de eigenschappen van een zwaan (brondomein) toe bedeeld: zwaan is dus metaforisch gebruikt om een KLM-vliegtuig aan te duiden. Uit onderzoek van Van der Meulen (2016) blijkt dat slogans met een tekstuele metafoor niet overtuigender zijn dan slogans zonder tekstuele metafoor. Uit onderzoek van Burgers, Konijn, Steen en Lepsma (2015) komt naar voren dat metaforen wel effec-
tief kunnen worden ingezet om abstracte en complexe producteigenschappen toe te lichten – bijvoorbeeld door de opslagcapaciteit van een e-reader als een 'bibliotheek' te duiden in plaats van de grootte van de harde schijf in gigabytes.
Woordspelingen
Volgens Van Mulken, Van Enschot en Hoeken (2005) zijn er twee soorten woordspelingen, namelijk de 'enkele woordspeling' en de 'dubbele woordspeling'. Hierbij wordt met de enkele woordspeling een woordspeling bedoeld met maar één (relevante) interpretatie. Zoals Austrian Airlines ooit de slogan gebruikte: "In Oost-Europa ziet iedereen ze vliegen." Hiermee wordt ingespeeld op het feit dat ze in OostEuropa letterlijk de vliegtuigen van Austrian Airlines zien vliegen.
Bij een dubbele woordspeling wordt een woordspeling bedoeld met twee (relevante) interpretaties. Heineken gebruikte bijvoorbeeld ooit deze slogan: "Zie je die jaloerse blikken?" Waarom wij deze woordgrappen nou zo leuk vinden, komt doordat er in iedere grap een soort puzzel verborgen zit. Als de doelgroep de puzzel kan oplossen, betekent dit dat ze op dezelfde golflengte zitten. Daarnaast geeft het oplossen van de puzzel een positief gevoel, wat daarna ook voor een positiever gevoel ten opzichte van het product zorgt.
Er schuilt hier natuurlijk ook een valkuil in. Als de doelgroep de woordgrap niet begrijpt betekent dit dat zij niet op dezelfde golflengte zit. Dit zorgt voor frustratie, minder overtuiging en een slechter gevoel over het product.
Wat is nou het beste?
Slogans met een tekstuele metafoor zijn dus niet overtuigender dan slogans zonder tekstuele metafoor, maar hoe zit dat dan met slogans die een woordspeling bevatten? Uit het onderzoek van Van Mulken, Van Enschot en Hoeken blijkt dat slogans met een woordspeling wel hoger gewaardeerd worden dan slogans die geen woordspeling bevatten.
De slogans met woordspeling werden als beter en leuker gezien. Ook worden de slogans met een dubbele woordspeling beter beoordeeld
dan de slogans met een enkele woordspeling. Wel worden de slogans met een dubbele woordspeling en de slogans met een enkele woordspeling als even grappig beoordeeld.
Van de eerder genoemde voorbeelden doet Pickwick het dus het beste, zij zijn de enige met een dubbele woordspeling. Ook met dierendag ("Kat in het bakkie") lieten zij weer zien dat ze het goed onder de knie hebben. Verder geven ook Heineken met het WK voetbal ("We zullen vanmiddag tot de bodem moeten gaan mannen") en Husk ("Met wie ga jij vlammen deze winter?") het goede voorbeeld. Hun woordgrappen
met dubbele woordspeling zijn dus niet per sé grappiger dan de woordgrappen van de andere bedrijven welke een enkele woordspeling bevatten.
Wil je zelf nu ook een woordgrap gebruiken in een advertentie, zorg er dan voor dat de puzzel in je woordgrap op te lossen is, zodat je op één lijn zit met je doelgroep en probeer een woordgrap te bedenken die in het bezit is van twee (relevante) interpretaties.
Bron: www.marketingfacts.nl
Hoe komt het dat we spelfouten maken?
19 Lezen over spelfouten
Lees de tekst Mysterie van de dag: waarom maken we spelfouten?.
a Wat is de betekenis van deze woorden?
1 homofoon (regel 14) =
2 purist (regel 52) =
3 vergankelijk (regel 68) =
b Hoe komt het volgens de tekst dat we spelfouten maken?
c Kijk terug naar de afbeeldingen van Taalvoutjes
Wat is volgens jou een verklaring voor deze taalfouten? Maak gebruik van de informatie uit de tekst
d Zijn taalfouten zwart-wit?
Leg uit waarom wel of niet.
e Welke bronnen worden er aangehaald in de tekst?
• Noteer wie dit zijn en wat ze doen.
• Je mag dit online opzoeken.
1
2 3 4
f Hoe betrouwbaar zijn deze bronnen in een tekst over spelfouten?
www.hetbegintmettaal.nl
MYSTERIE VAN DE DAG: WAAROM MAKEN WE SPELFOUTEN?
De mythe dat het steeds slechter gesteld zou zijn met onze taalbeheersing, wordt met liefde ontkracht door experts: in Latijnse inscripties barstte het ook al van de uitschuivers. Maar hoe ontstaan zulke fouten en waarom zijn ze zo hardnekkig?
Dee tee
We verafschuwen dt-fouten. Het zijn daarom de bekendste, maar helaas ook de meest voorkomende fouten. Ellen Danckaert (24) deed onderzoek naar dt en benoemde de invloed van het geheugen bij het maken van zulke fouten. "In het geval van 'betaalt' en 'betaald' bijvoorbeeld, gaat het om homofoondominantie. Betaalt en betaald zijn woorden die hetzelfde klinken. Eén van de twee vormen is dominant: 'betaald' is de vorm die we het meest tegenkomen. Zelfs als de niet-dominante vorm juist is, zullen we zonder diep na te denken neigen naar de dominante vorm en krijg je fouten als 'hij betaald'."
Volgens professor Dominiek Sandra (Universiteit Antwerpen) spelen stoorzenders een belangrijke rol bij het maken van fouten. "Hoewel de spelling van de Nederlandse werkwoordsvormen zo eenvoudig is, is de toepassing van de spelling-
regel tijdrovend. Het dominante woordbeeld wordt automatisch, als een soort pop-up, geactiveerd. Iets wat je vaker ziet, ga je sneller gebruiken."
Wat goed of fout is in taal is heel vergankelijk Gebrek aan training, timing en nonchalance zorgen er dus voor dat fouten in teksten sluipen. Afstand speelt ook een rol: "Hoe verder het vervoegd werkwoord en onderwerp of hulpwerkwoord en voltooid deelwoord uiteen staan, hoe groter de kans op fouten. Dat komt omdat het werkgeheugen meer tijd nodig heeft om de grammaticale kenmerken terug te vinden", zegt Sandra.
Puristen
Dt-fouten zijn onvergefelijk, maar voor andere spellings- en grammaticafouten zijn experts iets milder. Volgens Wouter van Wingerden, taaladviseur bij het Genootschap Onze Taal, is er immers een groot verschil tussen het maken van dt-fouten en andere fouten. Een fout zoals 'interessanter als' wordt door van Wingerden niet als een echte fout bestempeld. "Voor taalkundigen is het normaal dat bepaalde uitspraken inge-
bakken zitten. De standaardtaal wordt door de puristen gebruikt en alles wat daar niet aan voldoet is dan maar fout. Goed of fout is in dezen nu eenmaal niet voor iedereen gelijk, al gelden de regels wel voor iedereen. Je kunt je afvragen of een dt-fout een vergissing is of dat men het systeem niet kent. Homofoondominantie zal best een factor van belang zijn, maar ik denk ook dat dat een gemakkelijk excuus is."
Rik Schutz van de Nederlandse Taalunie zegt dat veel taalfouten simpelweg bestaan omdat ze niet zijn opgenomen door de ontwikkelaars van onze grammatica. "Wanneer de eerste grammaticaschrijvers het al eeuwenlang gangbare 'groter als' geregistreerd hadden als correct, was het nu niet fout." Uiteraard is dat een beetje het
kip-en-eiverhaal, maar het bewijst wel dat wat goed of fout is in taal heel vergankelijk is.
Bron: www.hetbegintmettaal.nl
20 Kennis over spelfouten vergroten
Bekijk het fragment Waarom dt-fouten maken logisch is!
a De informatie die je in het fragment hoort, is afkomstig van een bron die je eerder bent tegengekomen in een tekst in deze paragraaf. Wie is deze bron?
Leg ook uit of deze bron betrouwbaar is.
b Om welke drie redenen is het volgens dit fragment logisch dat we dt-fouten maken?
c Het fragment eindigt met de vraag: waarom zouden we een taalregel die niet werkt koste wat het kost in leven houden?
Wat is jouw mening over deze vraag?
• Onderbouw je mening met twee argumenten die je baseert op de teksten en fragmenten in deze paragraaf.
• Vermeld bij je argumenten duidelijk welke bronnen je hebt gebruikt.
Waarom taalfouten (niet) oké zijn
21 Inhoud van een fragment beoordelen Bekijk het fragment Het is niet erg als je taalfoutjes maakt
a Wat heeft het Groene Boekje te maken met taalfouten?
b Niet alles wat mensen zeggen of schrijven is volgens de regels van het Groene Boekje. Zijn dat dan automatisch taalfouten volgens Kristel?
c Kristel vertelt in het fragment dat er niet één goede vorm van taal bestaat. Wat bedoelt ze daarmee?
d Wat is de boodschap van het fragment?
e Kristel vertelt in het fragment dat het niet erg is als je taalfoutjes maakt. Is die informatie betrouwbaar?
Leg uit waarom wel of niet.
22 Een tekst beoordelen
Lees de tekst Man wilt taalfouten steeds overnieuw zeggen zodat dat straks ook mag
a Gebruik de theorie Functies van tekstgedeelten Bepaal voor iedere alinea de functie.
Kies uit: aanleiding — advies, constatering — gevolg — oplossing — probleem — theorie — toelichting — voorbeeld.
Alinea 1:
Alinea 2:
Alinea 3: Alinea 4: Alinea 5: Alinea 6:
b Kijk naar je antwoord bij de vorige vraag. Wat vind jij van de opbouw van de tekst?
Leg je antwoord uit.
c Wat is het doel van Stefan?
d Hoe wil hij dit doel bereiken?
e Is de tekst betrouwbaar?
Leg uit waaraan je dit kunt zien.
f Wat is het doel van de tekst?
www.despeld.nl
MAN WILT TAALFOUTEN STEEDS OVERNIEUW
ZEGGEN ZODAT DAT STRAKS OOK MAG
Stefan (52) wil graag correct Nederlands spreken. Hij wil daarom de door hem veelgemaakte taalfouten zo vaak herhalen, dat ze in het Groene Boekje komen. "Als je steeds overnieuw dezelfde fouten maakt, mogen die na verloop van een zekere tijd ook."
"Het ding is: veel mensen praten de helft van de tijd fout Nederlands," legt Stefan uit. "En dat is een zonde. Vorige week dacht ik ineens bij mezelf: ik moet actie ondernemen. Het klinkt zo een beetje alsof ik een Jezuscomplex heb, maar soms begint verandering bij jouwzelf."
Sindsdien doet Stefan geen enkele moeite meer om zich aan de officiële taalregels te houden. "Of ik nou m'n vrienden optelefoneer of op me
werk ben, dat maakt mij geen verschil uit. Met wie ik ook een babbeltje bepraat, ik doe voor niemand geen moeite meer. En ik maak er geen vlieg kwaad mee. Want al die taalveranderingen kosten niet duur."
Toch is niet iedereen blij met Stefans plan: "Sommige vinden het maar een domme bedoeling, die denken dat ik door de war ben", vertelt Stefan, "maar ik behoor tot één van de mensen die wilt dat taal moet vernieuwen. Ik blijf dat tegen iedereen vertellen, maar hen lijken het zich niet te beseffen. Hoe vaak ik het ook overnieuw blijf herhalen."
Want, zo bekent Stefan: "Sommige mensen irriteren zich aan mijn benadering. En dan refereer ik naar al die taalnazi's die alles willen nachec-
ken. Maar wat zij vinden: dat moeten hun weten. Ik maak geen onderdeel uit van die groep. Een klein groepje denken dat ze het beter weten als de rest. Maar ik ga lekker me eigen manier."
23 Informatie verzamelen
Het laatste woord is hier volgens Stefan nog niet over gezegd: "Zowiezo."
Bron: www.despeld.nl
In de slotopdracht van deze paragraaf schrijf je een beschouwende tekst waarin je antwoord geeft op de vraag: Mag een docent jou minpunten geven voor spel- en taalfouten in schoolopdrachten?
De informatie voor de tekst verzamel je uit de bronnen in deze paragraaf.
a Verzamel in de bronnen van deze paragraaf informatie die je kunt gebruiken om antwoord te geven op de vraag: Mag een docent jou minpunten geven voor spel- en taalfouten in schoolopdrachten?
Schrijf ieder stukje bruikbare informatie uit de bronnen op een los kaartje.
Schrijf op ieder kaartje ook duidelijk uit welke bron jij de informatie hebt gehaald.
b Een beschouwende tekst belicht alle kanten van een thema, zodat de lezer zelf een mening kan vormen. Kijk daarom kritisch naar de informatie die je hebt verzameld. Maak twee groepjes van jouw informatiekaartjes.
• Maak één groepje met de informatie die onderbouwt dat een docent minpunten mag geven voor taal- en spelfouten in schoolopdrachten.
• Maak één groepje met de informatie die onderbouwt dat een docent géén minpunten mag geven voor taal- en spelfouten in schoolopdrachten.
c Kijk naar de informatiekaartjes die je bij de vorige vraag in twee groepen hebt verdeeld. Zijn de twee groepen met informatiekaartjes ongeveer even groot?
Nee? Maak de groepen dan even groot. Dit kan op twee manieren:
• Zoek in de bronnen in deze paragraaf naar extra informatie voor de groep met de minste kaartjes.
• Haal kaartjes met de minst belangrijke informatie weg uit de groep met de meeste kaartjes.
24 Knip en plak een beschouwende tekst
In de vorige opdracht heb je informatie uit bronnen 'geknipt'. Deze informatie 'plak' je in deze opdracht op een logische manier weer aan elkaar. Zo 'schrijf' je jouw eigen beschouwende tekst!
a Vul het schrijfplan voor jouw beschouwing in met kernwoorden.
• Schrijf in de inleiding de aanleiding voor het schrijven van de tekst.
• Bepaal voor het middenstuk: welke informatiekaartjes uit opdracht 23 wil je gebruiken?
• Zet de informatiekaartjes in het middenstuk in een logische volgorde. Schrijf in kernwoorden op wat je in iedere alinea wil vertellen.
• Bepaal bij iedere alinea in het middenstuk welke functie het krijgt.
• Schrijf op wat de hoofdgedachte is van jouw tekst.
• Schrijf in het slot een samenvatting van de tekst.
• Bedenk een pakkende titel voor jouw beschouwing.
onderwerp: Mag een docent jou minpunten geven voor spel- en taalfouten in schoolopdrachten? schrijfdoel beschouwen
hoofdgedachte:
inleiding aanleiding:
middenstuk informatie-kaartje / deelonderwerp kernwoorden functie van de alinea
alinea 1
alinea 2
alinea 3
alinea 4
slot samenvatting:
titel
b Schrijf jouw beschouwende tekst.
• Schrijf de inleiding in jouw eigen woorden.
• Citeer in het middenstuk de informatie die je verzameld hebt op je kaartjes. Let op: een citaat plaats je tussen aanhalingstekens.
• Schrijf het slot in jouw eigen woorden.
• Zorg voor een samenhangende tekst door je inleiding, middenstuk en het slot met elkaar te verbinden.
25 Bronnen vermelden bij je tekst
Lees de theorie Bronvermelding en citaat
Bronvermelding en citaat
THEORIE
Als je een werkstuk of een presentatie maakt, verzamel je informatie uit verschillende bronnen. Je kijkt bijvoorbeeld programma's, je bezoekt websites en je leest kranten. Van deze bronnen moet je een aantal gegevens bijhouden. Dit noem je een bronvermelding. Aan het eind van je tekst of achter in je werkstuk voeg je een bronnenlijst toe. Daarmee laat je aan je publiek zien hoe jij aan je informatie bent gekomen. De lezer kan controleren of de informatie correct is en eventueel zelf de bron opzoeken voor meer informatie.
Bronnen vermeld je meestal aan het eind van de tekst. Noteer van elke bron in elk geval de auteur, de titel en de datum of het jaartal. Noteer ook de vindplaats van de bron:
• Bij boeken vermeld je de uitgever en de plaats van uitgave.
• Bij artikelen uit kranten of tijdschriften vermeld je de titel van de krant of het tijdschrift.
• Bij websites vermeld je de url van de website.
Als je een stuk tekst woord voor woord overneemt, gebruik je een citaat. Zet dit citaat tussen aanhalingstekens en vermeld aan het eind van het citaat tussen haakjes de bron.
a Als je in een tekst andere bronnen gebruikt, voeg je aan het einde van de tekst een bronnenlijst toe. Leg uit waarom dat belangrijk is.
b Iedere bronvermelding bestaat uit vier onderdelen: naam van de auteur, titel, datum of jaartal en vindplaats
Bekijk het voorbeeld van een bronnenlijst in de vraag hieronder. Dit is de bronnenlijst die onderaan de tekst Waarom werken woordgrappen? in opdracht 18 stond.
Markeer bij iedere bron in de bronnenlijst de vier verschillende onderdelen.
Gebruik voor de markering van ieder onderdeel de kleur van het woord hierboven.
Bronnen
Burgers, C. & Konijn, E. & Steen, GJ. & Lepsma, M. (2015). Making ads less complex, yet more creative and persuasive: the effects of conventional metaphors en irony in print advertising. International Journal of Advertising.
Hoeken, H. (2005). Overtuigende taal.
Lakoff, G. & Johnson, M. (1980). Metaphors we live by. Chicago: University of Chicago Press. Meulen, M. van der (2016). Metaforen in advertenties: overtuigend of niet?
Meyers-Levy, J. & Malaviya, P. (1999). Consumers' Processing of Persuasive Advertisements: An Integratice Framework of Persuasion Theories. Journal of Marketing.
Mulken, M. van & Enschot, R. van & Hoeken, H. (2005). Puns, relevance and appreciation in advertisement. Journal of Pragmatics.
c Gebruik jouw beschouwende tekst uit de vorige opdracht. Schrijf een bronnenlijst onderaan jouw beschouwende tekst.
Gebruik de bronnenlijst bij de vorige vraag als voorbeeld.
d Ruil jouw beschouwende tekst met een klasgenoot en kijk elkaars tekst na met het beoordelingsmodel.
Hoe is jouw tekst beoordeeld?
• Mijn tekst belicht meerdere kanten van het onderwerp en zet mensen aan tot nadenken.
• Het is zichtbaar welke onderdelen van mijn tekst citaten zijn.
• Het is duidelijk uit welke bronnen de citaten afkomstig zijn.
• Er is samenhang tussen de inleiding, het middenstuk en het slot van mijn tekst.
• Onderaan mijn tekst staat een volledige en correcte bronnenlijst.
e Wat wil je bij een volgende schrijfopdracht nog verbeteren?
3.5 Taal en identiteit
Je leert:
LEERDOELEN
• een product of bron beoordelen op relevantie, bruikbaarheid en betrouwbaarheid;
• zorgen voor samenhang tussen alinea's en tussen inleiding, kern en slot;
• beschouwende teksten schrijven.
Hoe schrijf jij?
26 Online identiteit
Werk bij deze opdracht samen met de klas of met een groepje van minimaal zes leerlingen.
a Kies een online statusupdate van jezelf op sociale media en schrijf die anoniem over op een papiertje.
Verzamel alle papiertjes in een kartonnen doos en schud die goed.
b Pak één voor één een papiertje uit de doos.
Van wie is de statusupdate die jij uit de doos hebt gepakt?
Leg uit waarom je dit denkt.
c Hebben jouw klasgenoten geraden welke statusupdate van jou is? Hoe komt dat volgens jou?
27 De structuur van een tekst herkennen
a Gebruik de tekst Haha, hehe of lolz: hoe lach jij online en wat zegt dat over jou? Bekijk de twee afbeeldingen.
Haha, hehe of lolz: hoe lach jij online en wat zegt dat over jou?
Online lachen is een uiterst serieuze zaak. Het vereist een gevoelige sociale antenne, een uitmuntend taalgevoel en een zelfverzekerde persoonlijkheid. Ga je voor een beleefd 'haha', tik je bij de kleinste glimlach al LOL (laughing out loud) of kies je voor een eerlijk, maar zuinig 'ha'? Facebook onderzocht hoe haar gebruikers online lachen. Welk type ben jij?
Cultuurverslaggever Sarah Larson legde het in The New Yorker nog even uit. Een enkel 'ha' zeg je alleen uit beleefdheid, om aan te geven dat je iets hebt gelezen, maar je laat er tegelijk
mee weten dat een opmerking in jouw ogen zeker geen uitbundig lachsalvo verdient. "Als ik een hilarische grap maak, maar alleen een enkel 'ha' als reactie krijg, is dat echt een klap in m'n gezicht."
Het is duidelijk: online lachen is geen sinecure. Het maakt een wereld van verschil of dat meisje waarmee je hebt afgesproken een kil 'ha' of een vrolijk 'haha' terug-appt na jouw grap. En wil je beleefd reageren op die flauwe grap van je chef, dan kun je altijd terugvallen op een grinnikend 'hehe'. Of is een smiley toch
een veiliger keuze? En zo ja: welke? (Hij gebruikt zelf altijd die met die tanden, maar dat lijkt eerder een boer met kiespijn.)
Haha en haahahahhaha
Facebook besloot na het artikel van Larson de proef op de som te nemen: hoe lachen Facebookgebruikers eigenlijk? Wat zijn hun favoriete 'e-laughs'? In de laatste week van mei werd een verzameling berichten en reacties van Amerikaanse Facebookgebruikers waarin een lach voorkwam geanalyseerd. (De Messenger-chatberichten werden niet gecheckt, om de schijn van privacy een beetje te bewaren.) Wat bleek: zowel je woonplaats, geslacht als je leeftijd spelen een rol bij online lachen.
Ruim 51 procent van alle Facebookers lacht met een variant van het degelijke 'haha'. Daaronder vallen dus ook 'hahahaha' en 'haahahahhaha'. Daarna volgen de emoji's met 33,7 procent. De hehe'ers volgen met 12,7 procent en de lol'ers vormen met 1,9 procent de kleinste groep. Maar eerlijk is eerlijk, hoe vaak gebeurt het dan ook dat je 'laughing out loud', hardop lachend, een bericht op Facebook tikt?
Leeftijd lolz
Hoe je online lacht, hangt ook af van je leeftijd. Alle Amerikaanse Facebookgebruikers, jong en oud, lachen online op allerlei verschillende manieren. Maar opvallend genoeg is de afkorting 'lol' vooral populair bij oudere jongeren: de gemiddelde lol'er is achterin de twintig. Emoji's zie je vooral bij gebruikers die een paar jaar jonger zijn.
'Lol' werd pas populair toen internet opkwam, maar 'haha' bestaat al vele eeuwen. Toch lijken gebruikers zich netjes aan ongeschreven regels te gebruiken: ze schrijven 'ha', 'haha' of misschien zelfs bulderend van het lachen 'hahahahaha!'. Maar liever geen 'haaha' of 'hah hah'. Nee, de meeste haha-varianten zijn netjes deelbaar door twee. Of, zoals Larson schrijft: "Het 'ha' is als een Legoblokje, waarmee we uitgebreidere hilariteit construeren". Zelfs in het gebruik van 'lol' zijn gebruikers erg consistent. Af en toe duikt er 'lolz' op of 'loll', maar het meest wordt gewoon 'lol' geschreven.
Echte mannen gebruiken geen emoji's Ook je woonplaats speelt een belangrijke rol bij het online lachen. Zo is in Seattle, de stad waar in de jaren negentig grungebands als Pearl Jam en Nirvana groot werden, de emoji verre van populair, maar kiest men voor een helder 'haha'. Is je emotie niet in woorden uit te drukken, dan kun je altijd je toevlucht nemen tot emoji's, de gezichtjes en plaatjes die je in chatberichten kunt toevoegen.
Mannen gebruiken overigens een stuk minder emoji's dan vrouwen, terwijl 'haha' en 'hehe' weer meer door mannen worden gebruikt. Helaas bleef het onderzoek beperkt tot Amerikaanse Facebookgebruikers, anders zouden we nu eindelijk weten hoeveel Nederlandse mannen zich aan 'hihi' wagen.
Wat kun je hieruit aflezen?
b Waar denk je dat de tekst over zal gaan?
Baseer je antwoord op de titel van de tekst en de twee afbeeldingen die je hebt gezien.
c Lees de tekst Haha, hehe of lolz: hoe lach jij online en wat zegt dat over jou?.
Wat is de betekenis van deze woorden?
1 sinecure (regel 18-19) =
2 construeren (regel 68) =
3 consistent (regel 69-70) =
d De afbeeldingen die je hebt gezien gaan over de manieren waarop je online kunt lachen en het verschil hierin tussen mannen en vrouwen.
Wat lees je in de tekst over het verschil tussen de online lach van jonge en oude mensen?
e Lees de theorie Tekststructuren. Kijk terug naar je schrijfplan bij de vorige vraag.
Welke tekststructuur heeft de tekst Haha, hehe of lolz: hoe lach jij online en wat zegt dat over jou?
Licht je antwoord toe.
THEORIE
Tekststructuren
Teksten kunnen op verschillende manieren worden opgebouwd. Door de tekst een bepaalde opbouw of structuur te geven, ontstaat samenhang. Als je een schrijfplan maakt voor je tekst, dan vermeld je daarin ook de tekststructuur die je gaat volgen.
In het volgende schema staan vijf veelvoorkomende structuren die je kunt tegenkomen in teksten.
tekststructuur
voordelen-ennadelenstructuur
verschijnsel-enverklaringstructuur
verschijnsel-enbesprekingstructuur
vroeger-en-nustructuur
probleem-enoplossingstructuur
bewering-enargumentstructuur
In de inleiding staat:
een probleem of verschijnsel
In de alinea's van het middenstuk staan :
voor- en nadelen van het probleem of het verschijnsel
een verschijnsel verschillende verklaringen voor het verschijnsel
een verschijnsel bespreking van de verschillende kanten van het verschijnsel
een ontwikkeling of verandering twee (of meer) perioden tegenover elkaar
een beschrijving van het probleem oplossingen voor het probleem
een bewering argumenten (en weerleggingen van mogelijke tegenargumenten)
In het slot staat/ staan:
een conclusie en/of samenvatting
een aanbeveling en/of samenvatting
een samenvatting
een samenvatting, conclusie en/of aanbeveling
een afweging en aanbeveling
een conclusie
Vaak kun je aan de hand van de titel en het onderwerp al voorspellen welke structuur een tekst zal hebben. Niet elke tekst heeft zo'n zuivere opbouw. Met name in langere teksten zie je vaak een combinatie van tekststructuren.
Wat je zegt, ben je zelf
28 De structuur van een tekst voorspellen
a De titel van de tekst die je straks gaat lezen, is: Hoe woordkeuze iemands persoonlijkheid verraadt
Welke tekststructuur verwacht je na het lezen van de titel?
Leg uit waarom.
b Lees de tekst Hoe woordkeuze iemands persoonlijkheid verraadt
Wat is de betekenis van de volgende woorden?
1 altruïsme (regel 15) =
2 conservatief (regel 53) =
3 refereren (regel 54) =
c In de tekst lees je dat Camiel Beukeboom van de Vrije Universiteit onderzoek deed naar de relaties tussen taalgebruik en persoonlijkheid.
Wat is het doel van zijn onderzoek?
d Hoe heeft Camiel zijn onderzoek uitgevoerd?
e Welke acht resultaten komen er uit het onderzoek van Camiel Beukeboom? Noteer deze.
f Lees alinea 4 en 5 van de tekst Hoe woordkeuze iemands persoonlijkheid verraadt nog een keer. Lees de theorie Zinsverbanden, alineaverbanden en signaalwoorden
Wat is de relatie tussen alinea 4 en 5?
Leg je antwoord uit.
THEORIE
Zinsverbanden, alineaverbanden en signaalwoorden
In een tekst zijn zinnen of alinea's met elkaar verbonden. Dit noem je een zinsverband of alineaverband. Met signaalwoorden kun je laten zien wat zinnen of alinea's met elkaar te maken hebben. Signaalwoorden kunnen verschillende soorten tekstverbanden aangeven.
tekstverband uitleg
signaalwoorden + voorbeelden opsomming Je noemt verschillende dingen achter elkaar op.
ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, en, niet alleen ... maar ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens, ten slotte
Hardlopen heeft veel voordelen. Ten eerste is het een goedkope sport. Bovendien kun je het gemakkelijk alleen doen.
tegenstelling Na een uitspraak beweer je meteen het tegengestelde. maar, daarentegen, echter, integendeel, aan de ene kant ... aan de andere kant, daar staat tegenover, toch Deze telefoon heeft een groter scherm, maar de foto's zijn minder goed.
reden
Je geeft een reden. Een reden geeft aan waarom iemand iets wel of niet doet.
daarom, want, omdat, namelijk Veel scholieren slaan het ontbijt over, omdat ze er geen tijd voor hebben.
g Kijk terug naar je antwoord bij vraag a. Hier voorspelde je de tekststructuur van de tekst Hoe woordkeuze iemands persoonlijkheid verraadt. Had je de tekststructuur goed voorspeld?
Leg uit waarom wel of niet.
Hoe woordkeuze iemands persoonlijkheid verraadt
Persoonlijkheid bepaalt het taalgebruik, of taalgebruik verraadt persoonlijkheid; het is maar hoe je het wilt zeggen. Dat er een belangrijk verband bestaat tussen woordkeuze en karaktereigenschappen is door de wetenschap herhaaldelijk bewezen. Bovendien zijn zowel mensen als computers goed in staat aan de hand van iemands taalgebruik te bepalen om wat voor soort persoon het gaat.
Bij de meeste onderzoeken worden de karaktereigenschappen onderverdeeld aan de hand
van de Big Five -theorie. Deze theorie biedt vijf dimensies om persoonlijkheid te omschrijven; extraversie, altruïsme, openheid, zorgvuldigheid en emotionele stabiliteit. Bij verschillende onderzoeken is er een verband aangetoond tussen deze karaktereigenschappen en geschreven of gesproken taaluitingen.
Extraverten gebruiken abstractere taal Extraverte mensen gebruiken minder lidwoorden, spreken vaker vanuit de eerste persoon enkelvoud en praten sneller en luider dan de meer introverte mensen. Uit onderzoek onder leiding
van Camiel Beukeboom aan de Vrije Universiteit blijkt bovendien dat extraverte mensen meer abstracte taal gebruiken. Doel van het onderzoek was erachter te komen hoe de verslagen van een meer extravert en introvert persoon over exact hetzelfde verschillen. Daartoe werden veertig mensen gevraagd vijf foto's te beschrijven.
Hun beschrijvingen werden opgeschreven en geanalyseerd aan de hand van een taalmodel om de taalabstractie te bepalen. Een voorbeeld van een abstracte omschrijving is 'hij is verliefd' tegenover de concrete beschrijving 'hij kust haar'. Met behulp van een vragenlijst werd de mate van extraversie van de participanten vastgesteld. De meer introverte mensen hadden de foto's veel concreter beschreven.
De extraverten gebruikten een stuk abstractere taal met meer bijvoeglijk naamwoorden en toestandswerkwoorden. Deze beschrijvingen zijn daardoor een stuk subjectiever dan de feitelijke constateringen van de introverten.
Hoewel het verschil in taalgebruik waarschijnlijk het grootst is tussen intro- en extraverten, worden ook andere karaktereigenschappen weerspiegelt door taal. Personen die openstaan voor nieuwe dingen gebruiken meer zintuigelijke woorden dan de wat conservatievere mensen. Neurotische mensen refereren vaker aan angsten en zorgvuldige types gebruiken meer prestatie- en werkgerelateerde woorden.
Sociale media
Aan de Universiteit van Pennsylvania is het taalgebruik van Facebookgebruikers onder de loep genomen. Voor het onderzoek stelden 750.000 mensen hun statusupdate op Facebook beschikbaar en vulden een persoonlijkheidstest in. Door de grote hoeveelheid aan data – er werden 700 miljoen woorden en uitdrukkingen geanalyseerd – konden de onderzoekers een voorspellend computermodel creëren.
Dit programma voorspelt op basis van taalgebruik iemands leeftijd, geslacht en antwoorden uit de persoonlijkheidstest. Uit het taalgebruik in enkel iemands statusupdate voorspelt het
programma in 92 procent van de gevallen juist of het een man of vrouw is.
Om het taalgebruik van de vijf verschillende persoonlijkheidstypes in kaart te brengen werd gebruikgemaakt van woordwolken. De wolk van de extraverte persoonlijkheid bevat veel woorden als 'feesten' en 'gezellig'. Een opmerkelijkere bevinding is dat mensen die laag scoren op het gebied van ruimdenkendheid het vaakst afkortingen als 'w8' en 'ieder1' gebruiken.
Voor Twitter bestaat er eveneens een algoritme om tweets te analyseren. Taaltechnologen aan de Radboud Universiteit lanceerden afgelopen jaar de website You are what you tweet Hier kunnen mensen zelf hun eigen Twitteraccount laten analyseren.
Blogs en verhalen
Ook wanneer mensen verhalen schrijven valt uit het taalgebruik op te maken wat voor persoonlijkheid de schrijver heeft. In 2010 deden psychologen een onderzoek ('Tell me a story and I will tell you who you are! ') onder ruim honderd studenten van het vak creatief schrijven. De studenten moesten een kort verhaal schrijven waarbij vijf verplicht te gebruiken woorden werden gegeven.
Hierbij werden een aantal duidelijke verbanden tussen taal en persoonlijkheid aangetoond. Opvallend bij dit onderzoek is dat er een andere groep participanten was die de verhalen las en de karaktereigenschappen van de auteurs voorspelde. Volgens de psychologen wisten ze dit aardig goed te voorspellen.
Een wat groter onderzoek naar taalgebruik in geschreven teksten maakte gebruik van blogs. Onderzoeker Tal Yarkoni volgde enige tijd zevenhonderd bloggers. Deze bloggers werden ingedeeld aan de hand van de vijf persoonlijkheidsdimensies. Ook uit deze analyse blijkt dat het taalgebruik veel zegt over het karakter van de blogger.
Psychopaten
Een van de manieren waarop de onderzoeken naar taalgebruik en karakter van pas kan komen is in de criminologie en psychiatrie. On-
derzoekers uit de Verenigde Staten en Canada analyseerden welke woordkeuzes psychopaten maken wanneer ze over hun moorden spreken. Deze werden vergeleken met de beschrijvingen van moordenaars die geen psychopaat waren.
Ze kwamen erachter dat mensen die lijden aan psychopathie meer voegwoorden gebruiken
en de 'gewone' moordenaars meer sociaal gerelateerde woorden. Volgens onderzoeker Jeff Hancock tonen de resultaten aan dat aan de hand van taalgebruik vast te stellen is of iemand psychotisch is.
Bron: www.hpdetijd.nl
29 De schrijver van een tekst begrijpen
a Lees de vijf uitspraken in dialect hieronder.
Uit welke provincie denk jij dat elk dialect komt?
Zet het nummer van iedere uitspraak op de goede plek op de kaart.
1 As it net kin sa't it moat, dan moat it mar sa't it kin.
2 Ik ben aangereden.
3 As't nait huift, loat den mor.
4 Donderstroalt op, la me lekke met rus.
5 D'a moge m'n hroâs op weze.
b Wat vind jij: is dialect een moedertaal?
Leg je mening uit.
c Lees de tekst Moedertaal staat voor identiteit
Wat is de aanleiding geweest voor het schrijven van deze tekst?
Noteer waar je dit leest.
d Pieter Muysken vindt internationale moedertaaldag een goed initiatief. Waarom vindt hij dat?
e Lees alinea 4 van de tekst Moedertaal staat voor identiteit nog een keer. Maak gebruik van de theorie
Zinsverbanden, alineaverbanden en signaalwoorden
Wat is de functie van alinea 4?
Leg uit hoe je dit ziet.
f De schrijver van de tekst geeft een advies om het verdwijnen van moedertalen tegen te gaan.
Welk advies geeft de schrijver?
Noteer de twee verschillende elementen van het advies en waar je dit gevonden hebt.
www.nemokennislink.nl
MOEDERTAAL STAAT VOOR IDENTITEIT
Op 21 februari is het Internationale Moedertaaldag. De voorspelling is dat over honderd jaar nog maar 10 procent van de huidige 6000 moedertalen over is. Taalkundige Pieter Muysken ziet dit als een verarming. De overheid zou een rol kunnen spelen bij het behoud van minderheidstalen door ze niet alleen te erkennen, maar ook door ze onderdeel te maken van de nationale identiteit.
Elk jaar houdt Unesco op 21 februari de Internationale Moedertaaldag. Een goed initiatief, vindt Pieter Muysken, deskundige in Zuid-Amerikaanse indianentalen. 'Het aantal moedertalen slinkt wereldwijd snel en dat is een enorme verarming.'
'De moedertaal als mensenrecht betitelen gaat mij wat te ver, maar feit is dat de moedertaal voor veel mensen heel belangrijk is. Een moedertaal wordt bedreigd als het geen officiële voertaal is. Zolang er voldoende moedertaalsprekers bij elkaar wonen, kan zo'n taal nog wel overleven. Maar als ze door externe omstandigheden verspreid raken, komt de moedertaal in gevaar.
Hoogleraar Algemene Taalwetenschap Pieter
Muysken: 'Het aantal moedertalen slinkt wereldwijd snel en dat is een enorme verarming.'
Kwestie van identiteit
Is dat erg? Ja, als de mensen het zelf erg vinden. In Afrika verdwijnen talen zonder dat iemand er een traan om laat. In Zuid-Amerika is dat anders. Ik ontdekte in Bolivia hoe belangrijk moedertaal voor indianen is. Ze leven onder barre omstandigheden en je denkt dat het niet kunnen spreken van de moedertaal het minste van hun problemen is. Maar een moedertaal verleent mensen identiteit en geborgenheid. Stel dat het Nederlands verdwijnt. Dat hoeft geen ramp te zijn, we kunnen ons uitstekend in het Engels redden. Maar je mist iets, je kunt je minder subtiel uitdrukken in een tweede taal. Het geeft het gevoel als groep tweederangs te zijn.
Onzichtbare kunstwerken
De voorspelling is dat over honderd jaar nog maar 10 procent van de huidige 6000 moedertalen over is. Daarmee wordt de wereld armer en minder divers. Talen zijn onzichtbare kunstwerken. Vergelijk het met kathedralen: je kunt alle
kathedralen van Frankrijk op video vastleggen en vervolgens slopen. Maar dan raak je toch wat kwijt. Zo raak je ook iets kwijt als een taal louter nog op papier bestaat en er geen sprekers meer zijn. In Bolivia dreigt het gros van de talen te verdwijnen. We zijn nu bezig alle kennis over de ongeveer veertig talen te bundelen in een vierdelig werk. In het Spaans en heel concreet, met spelling en lesmateriaal, zodat de overheid iets in handen krijgt om bijvoorbeeld via het onderwijs talen te behouden.
Tweetaligheid
Wat helpt is om als overheid minderheidstalen niet alleen te erkennen, maar ze ook tot onderdeel van de nationale identiteit te maken. Veel Nederlanders weten bijvoorbeeld weinig over het Fries en doen er lacherig over. Wat het beste helpt, is dat ouders de moedertaal doorgeven aan hun kinderen. Een belangrijke boodschap daarbij is dat tweetaligheid de kansen van je kind niet belemmert. De ene taal gaat niet ten koste van de andere.'
www.nemokennislink.nl
30 Taalgebruik en taalattitude begrijpen
Lees de tekst Taal & Cultuur: stoere jongens, giechelende meisjes
a Op welke manier is de inleiding van de tekst verbonden met het middenstuk?
Gebruik de theorie Zinsverbanden, alineaverbanden en signaalwoorden
b Gebruik de theorie Tekststructuren
Welke combinatie van tekststructuren herken je in deze tekst?
Leg uit hoe je die structuren herkent.
c In het college wordt gepraat over taalgebruik en taalattitude. Wat betekent taalattitude?
Leg ook uit wat het verschil is met taalgebruik.
d In alinea 7 geeft Sarah Achahchah een voorbeeld.
Gaat dit voorbeeld over taalgebruik of taalattitude?
Leg je antwoord uit.
e Er valt nog veel onderzoek te doen naar het onderwerp taal en identiteit. In het slot van de tekst worden een paar voorbeelden van vervolgonderzoek genoemd.
Wat voor onderzoek zou jij willen doen naar dit onderwerp?
• Noteer ten minste één voorstel.
• Doe een ander voorstel dan wat je al in de tekst leest.
www.dub.uu.nl
TAAL & CULTUUR: STOERE JONGENS, GIECHELENDE MEISJES
Wat zegt de manier waarop we praten over onze identiteit? Bij het college Taalvariatie & Culturele Identiteit zoeken studenten naar het antwoord. Onder meer door naar online gesprekken tussen Marokkaanse jongens en meisjes te kijken, die elkaars taal belachelijk maken.
Ewa G, faka dan? Gister had ik die pipa van Gino genakt ouwe, ik wou zo die OV torrie zetten, dus ik zo met die koevoet zo naar de scotoebureau toe dacht ik ga me mattie Mo uit de cel halen toen zijt ik tegen die kankelijer of je geeft me donnie of ik scot je moer. Klik klak boem a sahbi. Docent taalkunde Khalid Mourigh leest het droogjes voor, de studenten lachen.
Het werkcollege in de cursus Taalvariatie & Culturele Identiteit van vandaag gaat over gender en taalgebruik. Wat is vrouwelijk en mannelijk taalgebruik, en hoe denken mannen en vrouwen daar zelf over? Om dat laatste te laten zien, bekijkt Mourigh met zijn studenten een discussie op het forum van Marokko.nl. In het topic 'Gedraag je hier naar het andere geslacht' doen Marokkaans-Nederlandse jongens alsof ze een meisje zijn, en andersom.
Wat is een donnie?
Toen ik een paar jaar geleden zelf nog Nederlands studeerde, beperkte de collegestof zich meestal tot literaire en wetenschappelijke teksten. Er waren inspirerende docenten bij, maar nooit eentje die ons uitlegde wat een scotoebureau is (politiebureau), of een donnie (tientje). Ik ben een beetje jaloers op de studenten van deze minor:
als je taal boeiend vindt, de taal die nú op straat wordt gebruikt, is dit een superinteressant vak.
Dat ik het college vernieuwend vind, is niet zo gek: dat is het vak ook, vertellen de docenten. Taalkundige Mourigh en letterkundige Martine Veldhuizen zijn ook niet gewend om hun beide vakgebieden samen te brengen. Veldhuizen: "Het is een uitdaging voor de studenten, maar voor ons ook. Verder kijken dan je eigen vakgebied vraagt flexibiliteit." Mourigh: "Ik leer er veel van. Normaal gesproken kijk ik alleen naar taalkunde, niet naar de sociale component van taal. Die komt in literatuur juist naar voren."
Mourigh laat de teksten van het forum niet zomaar zien, vertelt hij. "Het is een rijke bron als het om jongerentaal gaat. De discussie waar we dit college naar kijken, laat niet alleen zien welke taal Marokkaans-Nederlandse jongeren gebruiken, maar ook wat hun taalattitudes zijn: welke normen en waarden ze verbinden aan bepaald taalgebruik." De meisjes op het forum maken de stoere praatjes van de jongens belachelijk, de jongens zetten de meisjes neer als giechelende tutjes.
Student Sarah Achahchah, zelf MarokkaansNederlandse, herkent daar wel wat in. "Als meisje krijg je snel commentaar van jongens. 'Praat vrouwelijk', zeggen ze dan, 'praat niet straat'." Ze vindt het vak een mooie aanvulling op haar studie Islam en Arabisch, die vooral erg gericht is op het lezen van Arabische teksten. "Hier gaat het ook over hoe taal gesproken wordt, en hoe het zich tot je identiteit verhoudt."
Taalseksisme: waarom manuren en geen vrouwuren?
Volgens onderzoeken praten mannen echt anders dan vrouwen, vertelt Mourigh. "Wie van jullie praat met een Gooise R?" In de zaal steekt bijna iedereen haar hand op – de enige mannelijke student niet, hij komt uit Zeeland. Dat beeld klopt aardig met het onderzoek: de Gooise R is populair geworden door vrouwen. Zij associëren het accent van bekende vrouwen als Sacha de Boer met status en roem, en ze zien taal als een manier om te klimmen op de sociale ladder. Bij dat laatste wordt wat gefronst, maar toch.
De groep is klein, en daardoor kan iedereen bijdragen aan het college. Dat gebeurt ook, vooral als het gaat over taalseksisme. Een onderwerp waar je misschien wel uren over kunt praten. Want kunnen termen als 'mankracht' en 'manuren' eigenlijk nog wel, en waarom vervoegen we onzijdige woorden met 'zijn' (het karakter en zijn eigenschappen)? Iemand vertelt dat ze commentaar kreeg toen ze in een paper schreef: 'de lezer en zijn…'. Een ander vertelt dat daar het
woord 'zaar' voor is bedacht: een samentrekking van 'zijn' en 'haar'. Een beetje geforceerd vind ik dat, maar misschien raken we daar ooit aan gewend – net zoals de Engelsen, die vaak niet spreken van 'his or her', maar van 'their'.
Aan het eind van de collegereeks moeten de studenten in een wetenschappelijk artikel laten zien dat ze met een taalkundige bril naar een literaire tekst kunnen kijken. Martine Veldhuizen bespreekt de voorstellen met ze. Er zitten originele plannen bij: de één wil een stuk schrijven over de rol van dialect in Bartje – het Drentse jongetje van 'Ik bid niet veur bruune bonen' -, de ander gaat een toneelstuk van Maria Goos analyseren en een derde stort zich op de liedteksten van de Zeeuwse zanger Broeder Dieleman. Het is dat ik geen artikel hoef te schrijven, maar ik kan zo een paar onderwerpen bedenken: hoe leuk zou het zijn om onderzoek te doen naar de teksten van rappers als Fresku en Typhoon bijvoorbeeld?
Bron: www.dub.uu.nl
Een beschouwende pitch geven
31 Een probleem bespreken
In deze paragraaf heb je gelezen over taalvariatie: de verschillende manieren waarop mensen en groepen mensen taal gebruiken. Verschillen in taalgebruik kunnen komen door bijvoorbeeld verschil in persoonlijkheid, leeftijd, geslacht en afkomst. In Nederland is er altijd al sprake geweest van veel taalvariëteiten. Toch horen we in de politiek, op school, op de radio en op televisie vooral het Standaardnederlands. Het Standaardnederlands is daar de norm. We vinden dit in de publieke sector en de media blijkbaar 'passender' dan een taalvariatie.
In de volgende opdracht beschouw je met je klasgenoten het probleem dat we het Standaardnederlands in de publieke sector en media de norm vinden. Je formuleert samen een oplossing voor dit probleem.
a Werk samen met een groepje van vier klasgenoten. Ga met elkaar in gesprek over het probleem dat het Standaardnederlands in de publieke sector en de media de norm is.
• Wat weten jullie al van het probleem?
• Waar moeten jullie nog meer aan denken bij dit probleem?
• Maak aantekeningen tijdens het gesprek. Gebruik hiervoor bijvoorbeeld een placemat of een woordweb.
b Brainstorm met jouw groepje over verschillende oplossingen voor het probleem. Voeg die oplossingen toe aan jullie aantekeningen.
c Formuleer samen één oplossing voor het probleem.
• Zoek uit wat drie voordelen en drie nadelen kunnen zijn van jullie oplossing voor het probleem.
• Noteer dit.
d Wissel jullie oplossing met voor- en nadelen uit met een ander groepje.
Geef feedback op of stel kritische vragen over de oplossing en voor-en nadelen van het andere groepje.
e Bekijk de feedback en kritische vragen die jullie hebben teruggekregen van het andere groepje. Verwerk de feedback en kritische vragen in een nóg betere oplossing voor het probleem.
32 Pitch jullie oplossing
Vat jullie gesprek en oplossing voor het probleem samen in een pitch waarmee je advies geeft.
a Werk samen met dezelfde klasgenoten als in de vorige opdracht
Maak een spreekplan voor jullie pitch.
• Gebruik de theorie Spreekplan maken
• Open de pitch met een aanleiding.
• Leg in het middenstuk van jullie pitch uit wat de oplossing voor het probleem is.
• Beschouw de verschillende voor- en nadelen van jullie oplossing in de pitch.
• Vat jullie verhaal samen in een advies om het probleem aan te pakken.
b Oefen jullie pitch.
• Maak gebruik van jullie spreekplan.
• Zorg dat iedereen het woord krijgt tijdens de pitch.
• Jullie pitch duurt maximaal 1 minuut.
c Pitch jullie oplossing.
• Beantwoord de kritische vragen die je krijgt naar aanleiding van jullie pitch.
• Luister goed naar de pitch van andere groepjes. Stel ieder groepje ten minste één kritische vraag naar aanleiding van hun pitch.
d Reflecteer met je groepje op de manier waarop jullie het probleem hebben beschouwd en gepresenteerd.
Hoe vinden jullie dat het is gegaan?
• Ieder groepslid is tijdens jullie pitch aan het woord geweest.
• Onze pitch was kort maar krachtig en heeft het publiek aan het nadenken gezet.
• Onze pitch had een duidelijke structuur.
• In onze pitch hebben we verschillende kanten van de oplossing voor het probleem belicht.
• We konden antwoord geven op de vragen die zijn gesteld naar aanleiding van jullie pitch.
e Wat wil je een volgende spreekopdracht nog anders doen?
3.6 Eindopdracht
LEERDOELEN
• Je past je taalvaardigheden en persoonlijke vaardigheden toe in een eindopdracht.
Onderzoek naar meertaligheid in de klas
Inleiding
In dit hoofdstuk heb je gelezen, geluisterd, gesproken en geschreven over taal. Je weet het verschil tussen eerste en tweede taalverwerving, waarom we taalfouten maken en wat taal verraadt over iemands identiteit. Je hebt ook geleerd over meertaligheid. Al deze informatie gebruik je bij de eindopdracht.
In deze eindopdracht doe je onderzoek naar meertaligheid bij jou in de klas. Je gebruikt de resultaten van dit onderzoek om een beschouwing te schrijven bij een onderzoeksvraag.
Lees de eindopdracht eerst helemaal, zodat je weet wat je moet doen.
Onderzoek doen
Bekijk het fragment Iedereen is (een beetje) meertalig
a Hoeveel talen spreek jij?
b Met een taalportret kun je duidelijk maken welke talen je spreekt en hoe groot de rol van die verschillende talen in jouw leven is. Hoe groter de rol van een taal in jouw leven, hoe groter deel van jouw portret jij hiervoor gebruikt.
Teken de talen die jij spreekt in een taalportret zoals in het voorbeeld.
Je taalportret is anoniem, je hoeft er geen naam bij te schrijven.
c Iedereen in de klas hangt zijn taalportret aan de muur of legt die duidelijk zichtbaar op tafel.
Bekijk de taalportretten van je klasgenoten en verzamel data voor je onderzoek.
• Welke talen worden er in jouw klas gesproken? Schrijf elke nieuwe taal op en turf ook hoe vaak je die taal in jouw klas tegenkomt.
• Houd ook bij hoeveel talen iedere klasgenoot in totaal spreekt.
Resultaten analyseren
a Hoeveel talen worden er in totaal gesproken in jouw klas?
b Welke taal is dominant in jouw klas?
c Wat is de minst voorkomende taal in jouw klas?
d Hoeveel talen spreken de leerlingen in jouw klas gemiddeld?
e Kijk terug naar jouw antwoorden op de vragen a t/m d van deze opdracht.
Geef de resultaten van jouw onderzoek weer in een grafiek of cirkeldiagram.
Informatie verzamelen
a Kies een vraag waarover jij in jouw beschouwing wilt schrijven.
◯ Wat zeggen jouw onderzoeksresultaten over de identiteit van jouw klas?
◯ Waarom moeten de docenten van jouw klas juist wel of geen aandacht besteden aan de meertaligheid bij jou in de klas?
◯ Komt de dominante taal van jouw klas overeen met de taal die bij jullie op school wordt gesproken en wat zijn daarvan de voor- en nadelen?
b Geef antwoord op de vraag die jij hebt gekozen.
• Maak gebruik van de informatie uit je onderzoek en de teksten en fragmenten van dit hoofdstuk.
• Zoek online naar extra informatie als dit nodig is.
• Schrijf de bronnen op die je wilt gebruiken, zodat jouw bronvermelding straks klopt.
Je beschouwing voorbereiden
a Kies een passende tekststructuur voor jouw beschouwing.
◯ voordelen-en-nadelenstructuur
◯ verschijnsel-en-verklaringsstructuur
◯ verschijnsel-en-besprekingsstructuur
b Breng de resultaten van je onderzoek (zie de opdracht Resultaten analyseren) en de informatie die je hebt verzameld (zie de opdracht Informatie verzamelen) samen in je beschouwing.
Bekijk het schrijfplan achter in het boek. Maak een schrijfplan voor jouw tekst.
• Houd je aan de tekststructuur die jij hebt gekozen.
• Verdeel de informatie op een logische manier.
• Geef alle alinea's een functie.
• Bedenk een pakkende titel voor jouw tekst.
c Werk samen met een klasgenoot.
Licht je schrijfplan toe aan je klasgenoot.
• Beantwoord de vragen die je klasgenoot over jouw schrijfplan stelt.
• Schrijf de tips op die je van je klasgenoot krijgt voor jouw beschouwing.
Je beschouwing schrijven
Schrijf je beschouwing.
• Maak tijdens het schrijven gebruik van je schrijfplan
• Houd tijdens het schrijven rekening met de tips van je klasgenoot uit de vorige opdracht
• Houd tijdens het schrijving ook rekening met jouw verbeterpunt bij opdracht 25.
• Belicht in je tekst verschillende kanten van het onderwerp, maar trek geen conclusie.
• Vermeld de bronnen die je gebruikt hebt.
Eindopdracht evalueren
Ruil je tekst met de klasgenoot van wie je tips hebt gekregen. Kijk elkaars tekst na.
Hoe is jouw tekst beoordeeld?
• Mijn tekst belicht meerdere kanten van een onderwerp. ◯ ◯ ◯ ◯
• Mijn tekst volgt een duidelijke structuur. ◯ ◯ ◯ ◯
• Er is samenhang tussen de inleiding, het middenstuk en het slot van mijn tekst. ◯
• Alle alinea's van mijn tekst hebben een functie. ◯ ◯ ◯ ◯
• Mijn tekst eindigt met een samenvatting. ◯ ◯ ◯ ◯
• Ik heb mijn bronnen volledig en op de juiste manier vermeld.
3.7 Terugblik
• Je kijkt terug op je werk.
Wat neem ik mee?
LEERDOELEN
a In dit hoofdstuk heb je veel gelezen, gehoord en geleerd over taal. Je hebt deze kennis toegepast in een onderzoek en kunt hierover een beschouwing schrijven. Kijk nu terug op de leerdoelen van het hoofdstuk. Oefen daarna verder op je eigen niveau.
Kijk terug naar de twee woordwebben die jij aan het begin van dit hoofdstuk hebt getekend bij de opdracht Wat ga ik leren?
Vul beide woordwebben aan met de nieuwe kennis die je in dit hoofdstuk hebt opgedaan.
b Heb jij de leerdoelen van dit hoofdstuk bereikt?
• Ik kan benodigde informatie verwerven, ordenen en structureren.
• Ik kan een product beoordelen op relevantie, bruikbaarheid en betrouwbaarheid.
• Ik kan de hoofdpunten begrijpen van fragmenten over vertrouwde onderwerpen.
• Ik kan de inhoud van verschillende teksten en tekstdelen met elkaar vergelijken.
• Ik kan een oordeel geven over de waarde en betrouwbaarheid van informatie voor mezelf en anderen.
• Ik kan informatieve teksten lezen.
• Ik kan de hoofdgedachte van een tekst benoemen.
• Ik kan deelnemen aan gesprekken over verschillende onderwerpen die ook minder vertrouwd kunnen zijn.
• Ik kan open en gesloten vragen afwisselen om het gespreksdoel te bereiken.
• Ik kan bronteksten gebruiken door te citeren en te parafraseren.
• Ik kan zorgen voor samenhang tussen de alinea's en tussen inleiding, kern en slot.
• Ik kan beschouwende teksten schrijven.
VERDER OEFENEN?
Via Op niveau online kun je verder oefenen op jouw niveau. Kijk naar de smileys die je hebt gekozen en bepaal wat bij jou past:
Heb je vooral en gekozen? Doe dan de basisopdrachten. Heb je vooral en gekozen? Doe dan de plusopdrachten.
Wij zijn taal
We hebben letters in ons DNA en in onze chromosomen. Zelfs een bloedgroep met één of twee letters. Het hele alfabet zit in ons. Taal zit in ons. Zo kunnen we uitdrukken wie we zijn, wat we denken en wat we voelen. Bovendien helpt taal ons om contact met anderen te maken en de wereld te begrijpen. Met Op niveau ontdek je het plezier, de kracht en de duizend-en-een mogelijkheden van taal.
Elk mens wil zo goed mogelijk uit de verf komen. Jezelf ontwikkelen tot wie je bent. Taal is daarin onmisbaar. In deze lesmethode ontdek je stap voor stap hoe taal je belevingswereld vergroot. Daarom is Nederlands in Op niveau niet in losse delen geknipt – van taalkennis tot persoonlijke vaardigheden – maar zien we het als een stevig vlechtwerk, dat je zelf creëert. Zo ervaar je het nut en de noodzaak van de lesstof. Van a tot z. Want ook jij bent taal.