Ontstaan en groei van Europese unie

Page 1

Geschiedenis voor bovenbouw havo en vwo

havo en vwo Ontstaan en groei van de Europese Unie

Auteur Jaap Hoeksma Eindredactie Hannebeth Haffmans, Bureau Sproet


Tekstredactie Bureau Sproet, Zutphen Ontwerp DATBureau, Amsterdam Layout Staalboek, Veendam Cartografie EMK, Deventer Beeldresearch Verbaal visuele communicatie, Velp

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor: Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwassenen­educatie en Hoger Beroepsonderwijs. Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl of via onze klantenservice (088) 800 20 17. ISBN 978 90 06 46577 8 Eerste druk, eerste oplage © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2014 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveel­ voudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.cedar.nl/pro). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatie­werken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is voorzien van het FSC-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

Illustratieverantwoording Omslag: YURIY DYACHYSHYN / AFP PHOTO ANP XTRA Koen Suyk, p. 6 Peter Hilz / Hollandse Hoogte, p. 7 (lb), 46 (b) Tanzini / SGP / Reporters, p. 7 (ro) © Fritz Behrendt: “Document available at www.cvce.eu”, p. 8, 28 (o) Belga / ANP, p. 10 (b) Jaap Hoeksma, p. 10 (o), Christophe Karaba / EPA / ANP, p. 12, Associated Press / Reporters, p. 18 (b), 31, 33 (r), 34 (r), 48 (r), 51 Louis Raemaekers, p. 18 (o) Ge van der Werff / ANP, p. 19 DPA / Reporters, p. 21, 30 (o) Spaarnestad Photo / Hollandse Hoogte, p. 22 Rue des Archives / Hollandse Hoogte, p. 23, 30 (b) Toussaint Kluiters, p. 24 Hans Steinmeier / ANP, p. 25 © Ironimus: “Document available at www.cvce.eu”, p. 26

Olaf Kraak / ANP, p. 28 (b) Spaarnestad Photo / Hollandse Hoogte, p. 29 ©European Union, 2013, p. 32 Tjeerd Royaards / Cartoon Movement, p. 33 (l) Kimmo Mantyla / ANP, p. 34 (l) Marleen Daniels / Hollandse Hoogte, p. 35 Rodwell Cripsin-FSP/GAMMA/Hollandse Hoogte, p. 37 (b) Hans Steinmeier / ANP Photo, p. 37 (o) Corbis / Hollandse Hoogte, p. 38, 46 (o), 48 (l) Rainer Hachfeld, p. 39 (l) Glenn M. Bülow/toonpool.com, p. 39 (r) Valerie Kuypers / ANP, p. 41 Rik Kamps, p. 42 Science Photo Library / ANP Photo, p. 47 Mary Altaffer / AP Pool / EPA / ANP Photo, p. 49 ANDY RAIN / EPA / ANP, p. 50 Stijn Dekker, p. 52.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.


3

Zo werk je met dit themakatern Voor je ligt het themakatern Ontstaan en groei van de Europese Unie, waarmee je een keuzeonderwerp voor je schoolexamen gaat bestuderen. Het katern is als volgt ingedeeld:

Oriëntatie Hier vind je een inleiding op het onderwerp, de hoofdvraag en de deelvragen aan de hand waarvan de lesstof is beschreven.

Hoofdstukken Hoofdstuk 1 is een beschrijving van de instellingen van de Europese Unie. In de volgende hoofdstukken is de geschie­ denis van het verenigd Europa zo veel mogelijk chronologisch beschreven. Het laatste hoofdstuk gaat in op de toekomst van Europa. Heel ongebruikelijk in een geschiedenisboek, maar wel een uitdaging om over na te denken!

Elk hoofdstuk is als volgt opgebouwd: De paragrafen beschrijven de ontwikkeling van ‘Europa’ tot een unie van staten en burgers in verschillende perioden. Opdrachten om de leerstof te verwerken. De vaardigheden die je moet beheersen staan bij de opdrachten vermeld.

Afsluiting In de afsluiting staan als extra houvast bij het leren de leerdoelen en de begrippen van de hoofdstukken en een tijdbalk met de voornaamste gebeurtenissen uit de behandelde periode.

Vaardighedenoverzicht Bevat een opsomming en beschrijving van de vaardigheden die je voor het vak geschiedenis moet beheersen op het examen.

Veel succes met het bestuderen en leren van de stof en vooral met je examen!


4

Vaardigheden Bron en vraagstelling

Continuïteit en discontinuïteit

Bij het bestuderen van het verleden spelen bronnen en historische vragen een belangrijke rol. Bij de bronnen gaat het om verhalen van ‘mensen die het meegemaakt hebben’, voorwerpen, gebouwen, foto’s, stambomen, historische kaarten, teksten en afbeeldingen, wandplaten, jeugdliteratuur en moderne media. Je moet verschillende soorten historische bronnen van elkaar kunnen onderscheiden. Je kunt vragen aan bronnen stellen met het oog op een klein onderzoek. Je kunt bronnen verzamelen voor de beantwoording van een deelvraag. En je kunt de waarde van een bron vaststellen voor de beantwoording van een vraagstelling, waarbij je rekening houdt met de betrouwbaarheid en representativiteit van de bron.

In de loop van de geschiedenis blijven bepaalde dingen min of meer hetzelfde, terwijl andere dingen juist sterk veranderen. Personen en gebeurtenissen uit verschillende tijdvakken of samenlevingen kun je niet zomaar met elkaar vergelijken. Hiermee rekening houdend moet je: – in de loop van de gebeurtenissen in een bepaalde periode ontwikkelingen kunnen aanwijzen, – zowel het incidentele als het algemene en vaak voorkomende in de geschiedenis kunnen onderscheiden, – factoren die ten grondslag liggen aan verandering van het bestaande, alsmede de reacties daarop kunnen herkennen, – inzien dat elke tijd door het verleden beïnvloed is.

Feit en objectiviteit

Gebondenheid aan tijd en plaats

Niet alles wat wordt gezegd of geschreven, is waar. In historische bronnen moet je feiten kunnen onderscheiden van meningen en vooroordelen, en/of moet je stereotypen onderkennen. Je moet kunnen aangeven waardoor een zo objectief mogelijke weergave van het verleden belemmerd kan worden.

Elke periode in het verleden heeft haar eigen kenmerken, net zoals ieder land of iedere stad en streek dat heeft. Je kunt je verplaatsen in mensen en hun beweegredenen in het verleden. Je kunt de tijd- en plaatsgebondenheid bij jezelf en bij mensen in het verleden en in andere situaties herkennen.

Oorzaken en gevolgen Voor bijna elke historische gebeurtenis kun je op zoek gaan naar oorzaken en gevolgen. – Oorzaken. Je moet duidelijk kunnen maken dat historische gebeurtenissen, verschijnselen en processen vaak meer dan een oorzaak hebben. Je kunt duidelijk maken dat de ene oorzaak belangrijker is dan de andere. Bovendien kun je onderscheid maken tussen directe en indirecte oorzaken. De directe oorzaak is de laatste oorzaak die een gebeurtenis in gang zet, de aanleiding. De indirecte oorzaken liggen dieper. – Gevolgen. Je kunt bedoelde en onbedoelde gevolgen van elkaar onderscheiden. Je moet duidelijk kunnen maken dat de gevolgen van een historische gebeurtenis soms direct zichtbaar zijn (gevolgen op korte termijn), maar soms ook pas (veel) later (gevolgen op lange termijn).

Interpretatie Hét verleden, hét verhaal van de geschiedenis bestaat niet. Je kunt herkennen dat er meer dan één interpretatie van het verleden mogelijk is. Je kunt verbanden leggen tussen verzamelde gegevens. Je kunt een hoeveelheid gegevens in een interpretatie verwerken in bijvoorbeeld een werkstuk of een presentatie. Je moet eigen interpretaties en die van anderen kunnen koppelen aan een bron, vraagstelling en standplaatsgebondenheid.


Inhoud Zo werk je met dit themakatern  3 Vaardigheden  4 Oriëntatie  8

1

Organisatie en inrichting van de Europese Unie  10 1.1 1.2 1.3 1.4

2

3

4

De instellingen van de Unie  10 Bevoegdheden van de Unie  13 De EU als experiment  14 Opdrachten  16

4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6

Het begin van Europese samenwerking  18 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6

Nederland na de oorlog  18 Kolen en staal  20 Europese Gemeenschappen  22 Gevolgen voor de burgers  24 De politiek van de lege stoel  25 Opdrachten  26

Van grondstoffen naar grondrechten  28 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6

Europese identiteit  28 Markt en munt   29 Het Witboek van Delors  31 Niet zonder ons  32 Wir sind das Volk  34 Opdrachten  35

Het burgerschap van de Europese Unie  37

5

Het Verdrag van Maastricht  37 Uitbreiding of verdieping?  39 De Grondwet voor Europa  40 Het Verdrag van Lissabon  42 Unie van staten en burgers  43 Opdrachten  44

De Europese Unie nu en in de toekomst  46 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5

Wie betaalt de EU?  46 De eurocrisis, een vuurproef  48 De EU in de wereld  49 De toekomst van de EU  51 Opdrachten  52

Afsluiting  54


Het ontstaan en de groei van de Europese Unie

1900

Eerste Wereldoorlog  1914-1918

Tweede Wereldoorlog  1940-1945

Tijd van wereldoorlogen

1950


7

bron 1

Een vergadering van het Europees Parlement in Brussel. 0

Jaar van toetreding

Nous ne coalisons pas des États, nous unissons des hommes. (Wij verbinden geen Staten, wij verenigen mensen.) Jean Monnet 1888-1979

1957

1995

1973

2004

1981

2007

1986

2013

250

500 km

1 : 43.000.000

1990 Finland

At lan tis ch

bron 2 e

Noorwegen

n aa ce O

Zweden

rdzee Noo Ierland Denemarken Verenigd Koninkrijk Nederland

Portugal Spanje

bron 5

bron 3

Polen

WitRusland

België D.D.R. Lux. WestOekraïne Tsjechië Duitsland Slowakije Frankrijk Oostenrijk Zwitserland Hongarije Slovenië Roemenië Kroatië Zee arte Bulgarije Italië Zw Turkije

Algerije

Tunesië

Griekenland Malta

bron 4 Veel mensen vluchten voor oorlog en honger in Azië en Afrika. Op gammele, overvolle boten steken de vluchtelingen de Middellandse Zee over. Aangekomen in Zuid-Europa stuiten zij op de buitengrens van de EU. Zij komen Fort Europa niet gemakkelijk binnen.

Hereniging van Duitsland  1990

Tijd van televisie en computer

Cyprus

Kaart van Europa met de lidstaten van de EU en hun jaar van toetreding. In 1957 werd de EG ingesteld door de landen die al sinds 1952 lid waren van de EGKS.

Binnen de EU kunnen jongeren vrij kiezen in welk land zij willen studeren of werken. Dit is Brussel.

Val van de Berlijnse Muur  1989

Rusland

Litouwen

Middellandse Zee

Marokko

Estland Letland

2000

Herdenking 100 jaar WO I  2014


Oriëntatie Europa is in de loop van de twintigste eeuw vaak afgeschilderd als het Avondland. De Duitse cultuurfilosoof Oswald Spengler zette na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) de toon met een boek dat hij de titel De Ondergang van het Avondland meegaf. Het oude continent zoals Europa in tegenstelling tot de jonge Verenigde Staten van Amerika (VS) werd genoemd, zou op zijn laatste benen lopen en gedoemd zijn ten onder te gaan. Deze stemming stond in schril contrast met het vooruitgangsdenken van de negentiende eeuw. Europa speelde niet langer de eerste viool op het wereldtoneel en raakte verstrikt in een reeks bloedige conflicten. Nauwelijks twintig jaar na de Eerste Wereldoorlog brak de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) uit. In beide gevallen moest Amerika met militaire middelen ingrijpen om Europa voor verder onheil te behoeden. Na de beëindiging van de Europese burgeroorlogen, zoals je de gewapende conflicten van de twintigste eeuw tegenwoordig ook kunt noemen, kregen verschillende Europese landen te maken met het uiteenvallen van hun koloniale rijken. Nederland verloor Indonesië, Frankrijk verloor Algerije en België verloor de Kongo. Het machtige Britse rijk, waarvan gezegd en gezongen werd dat het de zeeën beheerste, werd omgevormd tot een gemenebest van soevereine staten en zag zijn invloed in de wereld steeds verder afnemen. Direct na de oorlog tekende zich bovendien een tweedeling tussen Oost- en West-Europa af. De tegenstellingen tussen de bevrijders van Europa, de Sovjet-Unie en de VS, laaiden zo hoog op dat het Europese continent letterlijk met behulp van prikkeldraad en stenen in tweeën werd gespleten. Het IJzeren Gordijn liep als een onaantastbare scheidslijn door Europa. De Westerse NAVO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie) en het communistische Warschaupact kwamen als vijanden tegenover elkaar te staan. Beide bondgenootschappen beschikten over kernwapens en de leiders van beide kampen gaven aan die wapens in het uiterste geval ook te willen gebruiken. Deze confrontatie tussen de twee machtsblokken kreeg de naam Koude Oorlog. Pas in 1989 eindigde deze, als gevolg van de ontmanteling van het Warschaupact. Het kenmerk van de Koude Oorlog was dat beide grootmachten elkaar met kernwapens dreigden te vernietigen, maar dat het uiteindelijk niet zo ver kwam. Een derde factor die bijdroeg aan het gevoel dat Europa het Avondland was, bestond uit de opkomst van nieuwe economische machten, in het bijzonder van Japan. Amerika trok in militair opzicht aan de touwtjes, Japan kon alles produceren en voor Europa zou er weinig anders overblijven dan het museum van de wereld te worden. Het duurde tot het

bron 6

Er zijn mensen die vinden dat Europa zijn langste tijd gehad heeft. Cartoon van Fritz Behrendt.

einde van de twintigste eeuw voor er een boek verscheen waarin het Avondland werd opgeroepen om wakker te worden. Dat boek was van de Duitse filosoof Peter Sloterdijk. Hij schreef dat het de taak van de Europese Unie (EU) is om Europa opnieuw uit te vinden. Het proces van heruitvinden dat in reactie op de Tweede Wereldoorlog werd ingezet, kwam voort uit de wil om nieuwe oorlogen tussen de aartsrivalen Duitsland en Frankrijk te voorkomen (Nie wieder Krieg). Deze negatieve drijfveer bracht een beweging op gang die nog niet is afgerond. Er bestaat geen algemeen aanvaarde opvatting over de vraag wat Europa is of hoe ver de Europese Unie zou moeten gaan. Volgens sommige politici zou de EU een vrijhandelszone moeten zijn. Andere politieke leiders streven naar een soort Verenigde Staten van Europa. Zij vinden dat de EU een federale staat moet worden. Een derde mogelijkheid is dat de EU bezig is om – met vallen en opstaan – een heel nieuw, eigen model voor het samenleven van staten en burgers te ontwerpen. In deze visie is de EU een experiment, waarin geprobeerd wordt om de beginselen van democratie en rechtsstaat toe te passen op een samenwerkingsverband van 28 lidstaten en meer dan 500 miljoen burgers.

Opzet van dit boek

Om de betekenis van de Europese samenwerking voor Nederland zo goed mogelijk te kunnen begrijpen, leer je in hoofdstuk 1 hoe de Europese Unie op dit moment is ingericht. In 2009 is het Verdrag van Lissabon in werking getreden en dat verdrag vormt de basis van de EU. De volgende drie hoofdstukken geven de historische ontwikkeling van de EU weer. De verschillen tussen de vroegere Europese Gemeenschappen en de huidige Europese Unie staan hier centraal, maar de motieven van de betrokken politici en burgers komen ook aan de orde. Het laatste hoofdstuk gaat in


9

Oriëntatie

op de actuele problematiek van de EU, de crisis rond de euro, het democratisch tekort van de EU en het toekomstperspectief van de Europese samenwerking.

Hoofdvraag

Hoe is de Europese Unie tot stand gekomen en wat zijn de kansen voor en de tekortkomingen van de EU, nu en in de toekomst?

Deelvragen

1a Wat zijn de verschillen tussen de Europese Unie en een staat? 1b In welke opzichten verschilt de Europese Unie van een statenbond? 2 Op welke manier hebben de oprichters van de Europese Unie ervoor gezorgd dat er nooit meer oorlog tussen de lidstaten kan uitbreken? 3 Hoe is het democratisch tekort van de Europese samenwerking ontstaan? 4 Wat is de betekenis van het burgerschap van de Europese Unie en hoe is dit burgerschap tot ontwikkeling gekomen? 5 Wat voor soort organisatie is de EU op dit moment?

Opdrachten

Opdracht 1 Wat was halverwege de vorige eeuw de belangrijkste reden voor de Europese samenwerking? Opdracht 2  gebeurtenis, verschijnsel, ontwikkeling In Nederland spreken we over de Eerste Wereldoorlog en de Tweede Wereldoorlog. Leg uit waarom je nu ook over de Europese burgeroorlogen kunt spreken. Opdracht 3 a Waarom werd de scheidslijn die Europa na de Tweede Wereldoorlog in tweeën verdeelde, aangeduid als het IJzeren Gordijn? b Hoe heetten de twee militaire organisaties die tijdens de Koude Oorlog tegenover elkaar stonden? c Wat was de grootste dreiging van de Koude Oorlog? Opdracht 4  inleving Bekijk bron 6. a Noem drie oorzaken waardoor men in Europa het gevoel kreeg in een Avondland te leven. b Ondersteunt bron 6 het idee dat Europa een Avondland is? Licht je antwoord toe met beeldelementen. Opdracht 5  gebeurtenis, verschijnsel, ontwikkeling Noteer drie economische machten die in de tweede helft van de vorige eeuw naast Japan zijn opgekomen. Opdracht 6 a Voor welke politieke tegenstelling waren de Berlijnse Muur en het IJzeren Gordijn het symbool? b Welke reeks gebeurtenissen is in gang gezet door de val van de Muur? c Noem drie lidstaten van de huidige EU die voor de val van de Muur (1989) deel uitmaakten van de Sovjet-Unie. Opdracht 7  bron en vraagstelling Bekijk bron 7. President Kennedy hield een redevoering in Berlijn. Hij sloot die af met de leuze: ‘Ich bin ein Berliner’. Bedenk waarom die uitspraak op dat moment zo belangrijk was.

Kennis: 1, 2, 3, 5, 6b, 6c Begrip: 4a, 6a Toepassing: 4b, 7

bron 7

Tijdens het dieptepunt van de Koude Oorlog bracht de Amerikaanse president Kennedy een bezoek aan WestBerlijn (26 juni 1963).


1

Organisatie en inrichting van de Europese Unie bron 1 Boeren demonstreren tegen het landbouwbeleid van de Europese Commissie en het Europese Parlement.

Deelvragen

1a Wat zijn de verschillen tussen de Europese Unie en een staat? 1b In welke opzichten verschilt de Europese Unie van een statenbond?

De Europese Raad heeft geen wetgevende taken, maar stelt de grote politieke lijnen vast. Hoewel de voorzitter na elke bijeen­ komst verslag doet aan het Europees Parlement, vindt de democratische verantwoording in de nationale parlementen plaats. De Raad functioneert dus als de stuwende kracht achter de EU, maar wordt niet op het niveau van de Unie gecontroleerd.

1.1 De instellingen van de Unie Sinds het Verdrag van Lissabon (2007) heeft de Europese Unie (EU) zeven instellingen die samen verantwoordelijk zijn voor het bestuur van de Unie.

1  De Europese Raad

De Europese Raad bestaat uit de regeringsleiders en/of staatshoofden van de lidstaten. De Raad is in 1974 opgericht en dankzij het Verdrag van Lissabon een officiële instelling van de EU geworden. De Raad heeft een vaste voorzitter en vergadert ten minste twee keer per jaar. De voorzitter van de Europese Commissie is lid van de Raad. In tijden van crisis komt de Raad vaker bijeen. Om de eurocrisis te bezweren (zie 5.2) vergaderde de Raad in 2010 en 2011 bijna iedere maand.

bron 2

Nadat Herman van Rompuy tot eerste vaste voorzitter van de Europese Raad was benoemd (2009), gingen leerlingen van Nederlandse scholen bij hem op bezoek om hem een welkomstgeschenk te geven. Hun cadeau bestond uit de tekst: ‘De EU is geen staat, maar vormt wel een democratie’.


11

1.1 De instellingen van de Unie

2  De Europese Commissie

De Europese Commissie (EC) vormt het dagelijks bestuur van de Unie. Elk land is met één lid in de Commissie vertegenwoordigd. De voorzitter wordt gekozen door het Europees Parlement op voordracht van de Europese Raad. Wanneer er een onoplosbaar politiek conflict is, kan het parlement de hele Europese Commissie naar huis sturen. Individuele leden van de Commissie kunnen alleen op verzoek van de voorzitter van de EC tot onvrijwillig aftreden worden gedwongen. De Commissie heeft een wetgevende taak. Wetgeving op Europees niveau kan zelfs uitsluitend plaatsvinden op voorstel van de Commissie. De EC houdt ook toezicht op de naleving van de wetten. Bij verschil van mening kan de EC haar lidstaten voor de Europese rechter dagen. De Commissie wordt daarom wel omschreven als de hoedster der verdragen. De uitvoerende taken van de Commissie bestaan uit: • het vaststellen van beleid op de gebieden waarop de EU bevoegd is; • het uitvoeren van de richtlijnen van de Europese Raad; • het beheer van het budget. De begroting van de EU wordt voor een periode van zeven jaar vastgesteld en bedraagt niet meer dan 1,24% van het bruto nationaal product van de lidstaten samen (zie 5.1). Het aantal ambtenaren in dienst van de Europese Commissie ligt iets boven de 30.000. De meesten van hen werken in Brussel.

3  Het Europees Parlement

Het Europees Parlement (EP) is de enige instelling van de EU die een rechtstreekse band met de burgers van de Unie heeft. De leden van het parlement worden eens in de vijf jaar door de burgers van de Unie gekozen. Op deze manier vormen de burgers, net als in de lidstaten, de basis van de Europese democratie. Zij kunnen hun stem echter alleen uitbrengen op kandidaten van hun eigen lidstaat. Het aantal EP-leden bedraagt ten hoogste 751; kleine lidstaten hebben minimaal 6 leden en grote landen maximaal 96. Duitsland Frankrijk Italië Verenigd Koninkrijk Spanje Polen Roemenië Nederland België Griekenland Hongarije Portugal Tsjechië Zweden bron 3

96 74 73 73 54 51 32 26 21 21 21 21 21 20

Oostenrijk Bulgarije Denemarken Finland Slowakije Ierland Kroatië Litouwen Letland Slovenië Cyprus Estland Luxemburg Malta

18 17 13 13 13 11 11 11 8 8 6 6 6 6

Aantal zetels in het Europees Parlement per land (2014).

Net als de nationale parlementen van de lidstaten heeft het EP controlerende en wetgevende bevoegdheden, maar het EP heeft niet het recht van initiatief en kan dus niet zelf nieuwe wetgeving voorstellen. Het Europees Parlement: • vertegenwoordigt de burgers van de Europese Unie; • ziet toe op het doen en laten van de Europese Commissie; • treedt met de Raad van Ministers als wetgever op; • stelt met de Commissie en de Raad de begroting vast (budgetrecht); • beschikt over de bevoegdheid vragen te stellen, het recht van enquête. Het EP beschikt niet over het specifieke machtsmiddel dat nationale parlementen wel hebben, om individuele bewindspersonen naar huis te sturen. Het EP kan de Commissie wel in haar geheel tot aftreden dwingen. Een motie van afkeuring moet dan door een tweederde meerderheid van de EP-leden worden gesteund. Op het terrein van de wetgeving zijn de bevoegdheden van het EP sinds de eerste rechtstreekse verkiezingen in 1979 aanzienlijk uitgebreid. Het parlement treedt nu in ongeveer 95% van de EU-voorschriften en regels op als medewetgever van de Europese Commissie.

Onze Unie is het geheel van de betrekkingen tussen onze landen, tussen onze burgers, tussen hun instellingen en onze gezamenlijke instellingen. En binnen dit geheel nemen de nationale parlementen een centrale plaats in. De democratische legitimiteit van de EU wordt niet alleen door het Europees Parlement verzorgd, maar ook door de nationale parlementen. Paradoxaal genoeg is de Europese taak van een nationale volksvertegenwoordiging tegenwoordig nog belangrijker dan vroeger. Als voormalig lid van de Senaat en van de Kamer van volksvertegenwoordigers van mijn eigen land weet ik wat het betekent te zeggen: ‘Vertegenwoordigen is een actief werkwoord’. Uit een toespraak van Herman van Rompuy, voorzitter van de Europese Raad, Parijs (9 oktober 2013).

bron 4

4  De Raad van de Europese Unie

De Raad van de Europese Unie is oorspronkelijk opgericht als de Raad van Ministers van de EGKS, de eerste voorloper van de EU (zie 2.2). De Raad, zoals hij ook kort wordt omschreven, bestaat uit ministers van de lidstaten die op de verschillende deelterreinen politiek verantwoordelijk zijn, bijvoorbeeld op het gebied van landbouw, energie en transport. De personele


12

1 Organisatie en inrichting van de Europese Unie

samenstelling van de Raad is dus afhankelijk van het onderwerp dat op de agenda staat. De taken van de Raad zijn in de loop van de tijd aanzienlijk uitgebreid. In het begin ging het om een goede coördinatie tussen de uitvoerende instelling en de lidstaten. Tegenwoordig liggen de verantwoordelijkheden van de Raad vooral op het terrein van de wetgeving en de begroting. De ministers in de Raad hebben de bevoegdheid om besluiten te nemen die bindend zijn voor hun land. In gevallen waarin de Raad bij meerderheid besluit, kan een lidstaat ook tegen zijn zin verplicht worden zich aan een afspraak te houden. Voor besluitvorming bij meerderheden in de Raad is een uitgebalanceerde formule bedacht, die minderheden ook de mogelijkheid biedt om een voorgenomen besluit te blokkeren. Wanneer de Raad een besluit heeft genomen, moet dat aan het EP worden voorgelegd voordat het kracht van wet kan krijgen. Het samenspel van de Europese Commissie, de Raad en het Europees Parlement vormt dus een essentiële driehoek voor de besluitvorming in de EU. Deze werkwijze heet de communautaire methode (zie 2.4).

5  Het Hof van Justitie van de EU

Het Hof van Justitie van de EU is de hoogste rechter van de Unie. Het Hof bestaat uit één rechter per lidstaat en verzekert de eenheid van rechtspraak in de Unie. Deze doelstelling wordt in de praktijk vooral gerealiseerd doordat nationale rechters vraagstukken over de uitleg van het Europese recht direct aan het Hof kunnen voorleggen. Het is nog nooit voorgekomen dat een lidstaat een uitspraak van het Europese Hof naast zich neerlegde. bron 5 Een meervoudige kamer van zeven rechters behandelt de zaak. Zij zitten achter de tafel. In de zaal vooraan zitten de partijen met hun advocaten. Op de rijen daarachter zitten mensen die bij de zitting aanwezig willen zijn. Achter de glazen wand is ruimte voor de vertalers. In Brussel werken veel vertalers, want bij alle vergaderingen, rechtszaken en bijeenkomsten van de EU zijn zij nodig.

6  De Europese Centrale Bank

Hoewel niet alle lidstaten van de EU tot de Economische en Monetaire Unie (EMU) zijn toegetreden, is de Europese Centrale Bank (ECB) wel een instelling van de EU. De belangrijkste opdracht van de ECB is ervoor te zorgen dat de prijzen in de eurozone stabiel blijven (zie 5.2). De Nederlander Wim Duisenberg werd in 1998 benoemd tot de eerste president van de ECB.

7  De Europese Rekenkamer

De Europese Rekenkamer is verantwoordelijk voor het toezicht op de inkomsten en uitgaven van de EU. Hoewel de Rekenkamer de financiële waakhond van de Unie is, worden de conclusies en aanbevelingen ervan niet altijd even serieus genomen. Aan het feit dat de Rekenkamer weigerde de begroting van de EU goed te keuren zijn jarenlang geen gevolgen verbonden.

Unie in ontwikkeling

Deze omschrijving van de instellingen van de EU is gebaseerd op het Verdrag van Lissabon dat op 1 december 2009 in werking is getreden. De Unie is nog in ontwikkeling. Om de EU goed te begrijpen is het belangrijk daarmee rekening te houden. Een voorbeeld van die voortdurende ontwikkeling is het voorzitterschap van de Europese Unie. Dit voorzitterschap rouleert. Elk half jaar is een andere lidstaat voorzitter van de EU. De vergaderingen van de Raad van de Europese Unie worden grotendeels in die lidstaat gehouden. Dat gold vroeger ook voor de Europese Raad. De bijeenkomsten van de Raad, die bestond uit de regeringsleiders, werden genoemd


13

1.2 Bevoegdheden van de Unie

Europese Raad algemene beleidslijnen Europese Commissie

Europees Hof van Justitie

Europese Centrale Bank Voorstellen voor: Voorstellen regelgeving begroting Debat en onderhandeling

Europees Parlement

Raad van de Europese Unie regels en begroting

Nationale regeringen

bron 6

de grondrechten van de EU bevat een uitvoerige omschrijving van de rechten van de burgers van de EU. Het uitgangspunt van het Verdrag van Lissabon is dat bevoegdheden die níet aan de Unie zijn overgedragen, bij de lidstaten blijven. Daarom zijn de bevoegdheden van de EU in de verdragen nauwkeurig omschreven. De EU heeft bijvoorbeeld geen zeggenschap over de staatsvorm van de lidstaten en ook niet over het staatshoofd of over de taal van een land. De inrichting van de lidstaten is ook geen zaak van de Unie. De EU is niet betrokken bij de Kieswet, de nationale veiligheid of bij de betrekkingen tussen staten. Wanneer een staatshoofd echter stelt dat hij als EU-burger gebruik wil maken van het recht van vrij verkeer, dan krijgt hij wel met de regels van de Unie te maken.

Burgers Europese Rekenkamer

Een organogram van de Europese Unie sinds het Verdrag van Lissabon (2007).

naar de plaats waar ze gehouden werden, bijvoorbeeld de Top van Maastricht (1991) of de Top van Nice (2000). Sinds het Verdrag van Lissabon heeft de Europese Raad een vaste voorzitter en worden de vergaderingen in Brussel gehouden. Een ander voorbeeld van de voortdurende ontwikkeling van de EU is de samenstelling van de Europese Commissie. In 2014 is elke lidstaat in de Europese Commissie vertegenwoordigd. Het aantal leden van de Commissie bedraagt in 2014 dus 28. De vraag is of er voldoende taken voor 28 afzonderlijke Commissarissen zijn. Sommige landen, waaronder Nederland, willen daarom dat de Europese Commissie wordt afgeslankt. Het derde voorbeeld is de vestigingsplaats van het Europees Parlement. De verdragen bepalen dat het EP in Brussel en in Straatsburg vergadert. Deze bepaling komt voort uit de wens van de oprichters om de Frans-Duitse verzoening te symboliseren door het EP ook een zetel in Straatsburg te geven. Straatsburg lag in het verleden afwisselend op Frans en Duits grondgebied. De vestiging van het EP in die stad moest na de oorlog de vrede bekronen. Tegenwoordig vinden velen het efficiënter als de Europese Raad, de Commissie en het Parlement hun zetel in dezelfde plaats zouden hebben.

1.2 Bevoegdheden van de Unie Het Verdrag van Lissabon bestaat uit twee verdragen en een handvest. De drie documenten verwijzen naar elkaar en hebben dezelfde juridische waarde. Het Verdrag over de Europese Unie (VEU) is het kortst en vormt het raamwerk van de Unie. Het Verdrag over de Werking van de EU (VWEU) geeft uitwerking aan de grote lijnen van het VEU. Het Handvest van

Soorten bevoegdheden

Op die beleidsterreinen, waarop de lidstaten wel de uitoefening van soevereiniteit hebben overgedragen, zijn er drie soorten bevoegdheden: • een uitsluitende of exclusieve bevoegdheid van de Unie; • een gedeelde bevoegdheid tussen de Unie en haar lidstaten; • een ondersteunende bevoegdheid van de Unie. De EU heeft een uitsluitende bevoegdheid op de kerngebieden van de Unie. Dit betekent dat op die gebieden alléén de Unie actie mag ondernemen en verantwoordelijkheid draagt. Die kerngebieden zijn: de interne markt en de gemeenschappelijke munt. De lidstaten hebben bijvoorbeeld de bevoegdheid om zelfstandig importtarieven te heffen overgedragen aan de Unie. In het verlengde van de interne markt beschikt de EU ook over de uitsluitende bevoegdheid om internationale handelsverdragen te sluiten, waaraan de lidstaten zich moeten houden. De Unie en haar lidstaten hebben vaak een gedeelde bevoegdheid als er sprake is van grensoverschrijdende activiteiten. Dat geldt bijvoorbeeld voor vreemdelingen- en asielbeleid, energie, milieu en vervoer. Ruimtevaart en ontwikkelingssamenwerking vallen ook onder de gedeelde bevoegdheden van de Unie en de lidstaten. Op een aantal gebieden van binnenlands beleid beschikt de EU slechts over de bevoegdheid om ondersteunende maatregelen te nemen. Die gebieden zijn bijvoorbeeld onderwijs, cultuur en volksgezondheid. Er zijn ook onderwerpen die niet in het Verdrag van Lissabon worden genoemd. Een opvallend voorbeeld is het Europees burgerschapsonderwijs. Daarover wordt niets in het verdrag gezegd. De reden voor dit stilzwijgen is een verschil van inzicht over de bevoegdheden van de EU enerzijds en de lidstaten anderzijds. Terwijl het burgerschap van de EU bij uitstek een bevoegdheid van de Unie is, is het onderwijs een kwestie van de lidstaten. Het onderwerp van Europees


14

1 Organisatie en inrichting van de Europese Unie

burgerschapsonderwijs valt tussen de wal en het schip en is daarom helemaal niet geregeld. Vissoorten in de Noordzee Vangstquota x 1.000 ton in 2013

Ontwikkeling stand van de soorten Haring

Kabeljauw Schol

478,0

97,1

26,5 Tong

geen beperkingen

14,0

Zeebaars

bron 7

De EU stelt regels op voor de visserij om te voorkomen dat bepaalde vissoorten uitsterven. In een krantenartikel verscheen dit beeld over de toestand van de Noordzeevis. In het artikel stond: ‘De vis floreert, ook in de Nederlandse wateren. Zelfs de kwakkelende kabeljauw doet het beter.’ de Volkskrant (17 juli 2013).

Beginselen van bestuur

Het handelen van de EU wordt door twee belangrijke beginselen gestuurd, te weten het beginsel van subsidiariteit en dat van proportionaliteit. Het beginsel van subsidiariteit betekent dat de EU slechts tot handelen mag overgaan als de lidstaten het doel dat hun voor ogen staat, niet zelf kunnen realiseren. Er moet dus altijd een meerwaarde zijn verbonden aan het handelen van de EU. Proportionaliteit houdt in dat de maatregelen van de Unie niet verder mogen gaan dan voor het bereiken van het doel noodzakelijk is. De lidstaten zijn op hun beurt verplicht om zich te onthouden van maatregelen die de doelstellingen van de EU kunnen ondermijnen. De samenwerking leidt dus over en weer tot verplichtingen. De Unie mag pas handelen als er een toegevoegde waarde is en op voorwaarde dat zij haar bevoegdheden niet overschrijdt, maar de lidstaten moeten loyaal meewerken om de gestelde doelen te bereiken.

Nationale parlementen bewaken bevoegdheden EU

De onderlinge afstemming tussen de Unie en haar lidstaten vindt niet alleen plaats tussen de regeringen, maar ook tussen de parlementen. Volgens het Verdrag van Lissabon hebben de parlementen van de lidstaten het recht om nieuwe regels van de EU te controleren op de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Daarvoor moet de Europese Commissie wetgevingsvoorstellen in een vroeg

stadium naar de nationale parlementen van de lidstaten sturen. Elk nationaal parlement krijgt zo de mogelijkheid om te beoordelen of een onderwerp dat de Commissie wil regelen, eigenlijk wel onder de bevoegdheid van de EU valt. Als een derde van de parlementen vindt dat de Unie niet bevoegd is, moet de Commissie het voorstel in heroverweging nemen. Het voorstel krijgt dan een gele kaart. Roept het voorstel meer verzet van de nationale parlementen op, dan krijgt het een oranje kaart. Het gevolg van deze regeling is dat de Europese wetgever, de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement, zich pas met een voorstel van de Commissie gaat bezighouden als de nationale parlementen daarvoor het groene licht gegeven hebben. Er bestaat bovendien een overlegorgaan waar de nationale parlementen van de lidstaten en het Europees Parlement elkaar spreken. De leden van dit orgaan, de COSAC, komen twee keer per jaar bijeen en kunnen onderwerpen onder de aandacht brengen van de Europese instellingen.

1.3 De EU als experiment De eerste voorloper van de EU, de EGKS, is halverwege de twintigste eeuw opgericht met de bedoeling om oorlog te voorkomen (zie 2.1). Volgens de heersende opvattingen over het volkenrecht vormt oorlog een geoorloofd middel om conflicten te beslechten. Na de verschrikkingen van twee wereldoorlogen in één generatie (1914–1945) dachten de mensen in Europa daar anders over. Zij wilden geen oorlog meer: Nie wieder Krieg. Met dat doel voor ogen begonnen Europese landen na 1945 aan een experiment. In theorie hadden staten die wilden samenwerken om een nieuwe oorlog te voorkomen, twee mogelijkheden. De ene mogelijkheid was dat zelfstandige staten een samenwerkingsverband zouden vormen; de andere mogelijkheid was dat de deelnemende landen zouden opgaan in een nieuwe staat. In het eerste geval zou een statenbond ontstaan, in het tweede geval een bondsstaat. In het debat over de toekomst van Europa bestonden van meet af aan twee stromingen: het federalisme en het intergouvernementalisme. De aanhangers van het federalisme waren ervan overtuigd dat het samenwerkingsverband een federale Europese staat moest worden naar het voorbeeld van de Verenigde Staten van Amerika. Vooraanstaande Nederlanders als Hendrik Brugmans en Max Kohnstamm vonden dat de afzonderlijke landen moesten opgaan in een Europese staat als Europeanen in de toekomst oorlog wilden voorkomen. Zij vonden dat Europa een federale roeping had. De meerderheid van de achthonderd afgevaardigden die in mei 1948 uit verschillende landen naar Den Haag kwamen om het Congres van Europa bij te wonen, deelde die mening.


15

1.3 De EU als experiment

De Nederlandse minister-president Willem Drees die in de jaren vijftig van de vorige eeuw vier regeringen leidde, was veel voorzichtiger. Hij zag het belang van Europese samenwerking wel, maar vond dat het doel ook door samenwerking tussen staten bereikt kon worden. De Franse president Charles de Gaulle omschreef deze samenwerking als ‘l’Europe des Patries’, het Europa van de Vaderlanden. In deze visie zouden de Europese staten onderling afspraken maken zonder dat er een hogere of federale autoriteit aan te pas hoefde te komen. Dit was de visie van de aanhangers van het intergouvernementalisme. Een derde mogelijkheid voor Europese samenwerking was er niet. Het wezenlijke verschil tussen beide mogelijkheden is dat de leden van een statenbond zelfstandige staten blijven, terwijl ze bij een bondsstaat opgaan in het federale verband. Bij de vorming van een federale bondsstaat gaat de soevereiniteit over naar de nieuwe staat; bij vorming van een confederale statenbond behouden de deelnemende landen hun soevereiniteit. In een statenbond maken lidstaten afspraken door middel van verdragen, maar in een bondsstaat vormt een grondwet de hoogste rechtsbron. De deelstaten van een bondsstaat nemen niet deel aan het diplomatieke verkeer en kunnen geen lid worden van de Verenigde Naties. Een statenbond heeft geen burgers en geen parlement. Voorbeelden van bondsstaten zijn de VS, Duitsland en Spanje. De Benelux is een goed voorbeeld van een statenbond.

verontruste burgers die in alle lidstaten van zich deden spreken, klonken andere geluiden. Zij schilderden de EU af als de Europese Sovjet-Unie (EUSSR), als het Vierde Rijk en vooral als een bureaucratische, dictatoriale superstaat.

Het Europese project is uniek in de geschiedenis. Het is geen imperium, het is geen federatie, het is iets totaal eigenzinnigs, net zo nieuw en ongekend als de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in de zeventiende eeuw. Het zal nog veel tijd nodig hebben: bij dit soort integratieprocessen moet men niet denken in jaren maar in generaties. Geert Mak, In Europa (2004).

bron 8

Unidentified Political Object

Hoewel de tegenstellingen tussen de beide stromingen, federalisten en intergouvernementalisten, niet overbrugd konden worden, ging het proces van Europese integratie wel door. De opponenten constateerden dat ze het niet eens konden worden en besloten de Europese Gemeenschappen aan te duiden als een eigensoortige organisatie. De voorzitter van de Europese Commissie Jacques Delors (zie 3.5) omschreef de EG in 1985 als een Unidentified Political Object (UPO). In de periode waarin de Europese samenwerking alleen een proces tussen staten was, leidde deze onduidelijkheid niet tot grote problemen. Het Verdrag van Maastricht uit 1992 bepaalt echter dat ook de burgers deel uitmaken van de Unie. Vanaf dat moment werd het voor de politieke leiders van de EU noodzakelijk om in begrijpelijke woorden uit te leggen wat de Unie eigenlijk is. In het boek dat hij in de negentiende eeuw over democratie in Amerika schreef, merkte de Franse onderzoeker Alexis de Tocqueville bijna terloops op dat het gemakkelijker is om iets uit te vinden dan om er een naam aan te geven. Die stelling ging voor de EU helemaal op. Er waren mensen die de Unie omschreven als een neo-middeleeuws keizerrijk. Anderen hielden het op een federatie van natiestaten of op een postnationaal statenverbond. Onder de groeiende groep

bron 9

Voorstelling van de EU als een dictatoriale Superstaat.

Herdefinitie van de EU

Na de afwijzing van de Grondwet voor Europa (zie 4.3) werd het antwoord op de vraag naar de aard van de EU alleen maar nijpender. Als de EU geen staat was en ook geen statenbond vormde, kon de Unie in theorie niet bestaan! En toch was zij er. Het Verdrag van Lissabon uit 2007 (zie 4.4) bevatte een uitweg uit de impasse. Dankzij dit verdrag werd duidelijk dat het burgerschap van de Unie langzamerhand uitgroeide en een volwaardige status kreeg. De Tweede Kamer onderkende deze ontwikkeling en kwam op 11 november 2008 met een nieuwe definitie van de EU. In een breed gedragen motie omschreef het Nederlandse parlement de EU als een samenwerkingsverband van soevereine staten, waarin de burgers van de lidstaten ook burgers van de Unie zijn. De Nederlandse regering nam deze omschrijving over. In de Staat van de Unie van februari 2013 (bron 10), een jaarlijks verslag


16

1 Organisatie en inrichting van de Europese Unie

van het kabinet over haar beleid wat betreft Europa, zegt de regering dat de EU een unie van staten en van burgers is.

De Kamer, Gehoord de beraadslaging, constaterend dat de Europese Unie een samenwerkingsverband van soevereine staten is, waarvan de burgers van de lidstaten tevens burger van de Europese Unie zijn, verzoekt de regering zowel in de communicatie met de burgers als in de contacten met vertegenwoordigers van de andere lidstaten en de instellingen van de Unie de visie uit te dragen dat de Europese Unie een samenwerkingsverband is van soevereine staten, waarin de burgers van de lidstaten tevens burger van de Unie zijn, en gaat over tot de orde van de dag. Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009. Den Haag (6 november 2008)

bron 10

Unie van staten en burgers

In de nieuwe eeuw heeft de EU een ander karakter gekregen. Het onderscheidende kenmerk van de Europese Unie is dat zij een unie van staten en burgers is. De EU is, anders gezegd, de enige internationale organisatie die ook uit burgers bestaat. Volgens de heersende volkenrechtelijke theorie is deze opzet niet mogelijk. De samenwerking tussen staten behoort tot het domein van de diplomatie en de begrippen democratie en rechtsstaat kunnen alleen binnen de grenzen van een soevereine staat bestaan. Ondanks deze theoretische bezwaren is de EU begonnen om de begrippen democratie en rechtsstaat toe te passen op een internationale organisatie. Hoewel dit experiment nog nooit eerder is uitgevoerd, zijn er goede redenen om het te doen. De lidstaten van de EU moeten allemaal aan strenge eisen van democratie en rechtsstaat voldoen om toe te treden en mee te doen (zie 4.4). Tegen die achtergrond zou het vreemd zijn als de Unie zelf niet aan diezelfde eisen zou voldoen. Vanuit het perspectief van de burgers kan in elk geval worden gesteld dat zij door de Europese overheid niet slechter behandeld mogen worden dan door hun nationale overheid. Anders gezegd: de burgers van de Unie mogen dezelfde mate van economische vrijheid, rechtsbescherming en democratische zeggenschap van de EU verwachten als zij van hun nationale overheid krijgen. De voorlopige conclusie aan het eind van dit hoofdstuk is dat de Europese Unie aan het begin van de eenentwintigste eeuw probeert een eigen bestuursmodel te ontwikkelen. Dit Europese model past niet langer in de klassieke benadering van bondsstaat of statenbond. De uitdaging, waar de EU nu

voor staat, is om door te groeien van een gemeenschappelijke markt naar een gemeenschappelijke democratie. Dat is geen eenvoudige opgave. Er is ook geen garantie dat het experiment zal slagen. Critici houden vol dat de Unie uiteindelijk toch zal moeten kiezen. Sommigen zeggen dat de EU de euro als gemeenschappelijke munt alleen in stand zal kunnen houden, als de Unie een echte staat wordt. Anderen blijven erop hameren dat Europa terug moet naar de nationale staten. De proef op de som wordt in de praktijk genomen.

1.4  Opdrachten Opdracht 1 a Uit hoeveel leden bestaat de Europese Raad? b Welke Nederlandse politicus maakt deel uit van de Raad? c Geef kort aan wat de belangrijkste taken van de Europese Raad zijn. d Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de Europese Raad en de Raad van de Europese Unie? Opdracht 2 a Waarom vormden de boeren de eerste groep burgers die tegen de EU demonstreerden? b Wat is het Nederlandse belang bij een gezamenlijk landbouwbeleid? c Welk bezwaar voerden landen uit de Derde Wereld aan tegen de Europese landbouwpolitiek? Opdracht 3 a Hoe wordt de voorzitter van de Europese Commissie benoemd of gekozen? b Welk(e) machtsmiddel(en) heeft het Europees Parlement ten opzichte van (leden van) de Europese Commissie? Opdracht 4  bron en vraagstelling Lees bron 4. a Door wie wordt de voorzitter van de Europese Raad gekozen? b Waarom nemen de parlementen van de lidstaten volgens de voorzitter van de Europese Raad een centrale plaats in binnen het geheel van de EU? c Vertegenwoordigen is een actief werkwoord. Leg uit wat deze uitspraak van Herman van Rompuy betekent. Opdracht 5 Bekijk bron 5 en lees de tekst Het Hof van Justitie van de EU. Wat is de belangrijkste taak van het EU-Hof van Justitie?


17

1.4 Opdrachten

De president van de Europese Centrale Bank, Mario Draghi, kondigde tijdens een persconferentie aan dat de ECB onder strikte voorwaarden staatsobligaties (schuldbekentenissen van de overheid) gaat opkopen van verschillende landen. Het gaat om eurolanden waarvan de rente zodanig oploopt dat ze de stabiliteit van de euro in gevaar kunnen brengen, voornamelijk in Zuid-Europa. [...] Die landen moeten dan in ruil voor het opkopen van de obligaties formeel steun vragen bij het Europese noodfonds en zich zo onder toezicht plaatsen van de ECB. Draghi herhaalde dat de ECB ‘zal doen wat nodig is’ om de euro te redden, en zei daarbij stellig: ‘geloof mij, het zal genoeg zijn’. [...] Het besluit van de ECB om alle staatsobligaties van eurolanden in nood op te kopen is een krachtig signaal. NRC Handelsblad (6 september 2012).

bron 11 Opdracht 6  bron en vraagstelling Lees De Europese Centrale Bank en bron 11. a De ECB is in 1998 opgericht. Voor welke ontwikkeling was het van groot belang dat de ECB werd opgericht? b Wat is de belangrijkste taak van de ECB? c Heeft de ECB haar belangrijkste taak met succes uitgevoerd? Onderbouw je antwoord met argumenten uit bron 11. Opdracht 7 Bekijk bron 5 uit de Oriëntatie (p. 7). a Met hoeveel lidstaten zijn de Europese Gemeenschappen begonnen en hoeveel lidstaten heeft de Europese Unie nu? b Welke huidige lidstaten van de EU behoorden tijdens de Koude Oorlog tot het Warschaupact? c Noem ten minste vier lidstaten van de EU die na 1989 onafhankelijk zijn geworden. Opdracht 8  inleving Bekijk bron 2 en lees het onderschrift. a Leg uit waarom de tekst van de Nederlandse scholieren bijzonder is. b Bedenk welke maatregel jij het eerst zou nemen als jij EU-President zou zijn. c Waarom zou je die maatregel nemen? Opdracht 9  bron en vraagstelling Bekijk bron 9. Bestudeer in paragraaf 1.2 de verdeling van bevoegdheden tussen de lidstaten en de Unie. Geef vervolgens argumenten voor en tegen de stelling dat de EU een superstaat is.

Opdracht 10 De EU heeft de bevoegdheid om namens de lidstaten handelsverdragen met landen buiten de EU te sluiten. Leg uit waarom de lidstaten van de EU juist op dit terrein een uitsluitende bevoegdheid hebben gegeven. Opdracht 11  feit en mening Bekijk bron 7. De handhaving van de biodiversiteit is een uitsluitende bevoegdheid van de EU. Vormt dat een voorbeeld van Brusselse bemoeizucht of zijn daar goede redenen voor? Geef argumenten voor en tegen. Opdracht 12  bron en vraagstelling Lees bron 8. In zijn boek In Europa geeft de auteur Geert Mak een opsomming van wat de EU niet is. Omschrijf zelf wat de Europese Unie wél is. Opdracht 13  feit en mening Lees bron 10 en gebruik de tekst van het hoofdstuk. De voorstanders van een Verenigde Staten van Europa spraken over de federale roeping van de EU. a Bedenk argumenten tegen de suggestie dat de EU een democratie zou zijn. b Geef drie redenen waarom de EU wel aan democratische maatstaven voldoet. c Wat vind jij? Moet de EU een Verenigde Staten van Europa worden naar het voorbeeld van de VS of moet de EU het eigen model van een samenwerkingsverband van staten en burgers verder ontwikkelen? Opdracht 14  feit en mening Voer een Lagerhuisdebat (p.4) over de stelling: De toekenning van de Nobelprijs voor de Vrede aan de EU in 2012 was onterecht, omdat de vrede in Europa niet door de EU wordt verzekerd, maar door de NAVO.

Kennis Begrip Toepassing Analyse

1a, 1b, 2, 3, 4a, 5, 6b, 7 1c, 4b, 4c, 6a 6c, 8, 9, 10, 11, 12, 13a, 13b, 14 13c


2

Het begin van Europese samenwerking

bron 1 Na de oorlog waren veel steden in Nederland verwoest. Rotterdam was in 1940 zwaar gebombardeerd door de Duitsers. Aan de oostgrens werden verschillende steden gebombardeerd door de Engelsen, omdat zij die aanzagen voor Duitse steden. Arnhem en Nijmegen lagen zwaar onder vuur bij de poging om Noord-Nederland te bevrijden in 1944. Op deze foto zie je Nijmegen dat werd verwoest door bommen en granaten van Duitse en geallieerde troepen die probeerden de brug over de Waal in handen te krijgen, september 1944.

Deelvraag

Op welke manier hebben de oprichters van de Europese Unie ervoor gezorgd dat er nooit meer oorlog tussen de lidstaten kan uitbreken?

2.1 Nederland na de oorlog De Duitse inval in Nederland op 10 mei 1940 maakte abrupt een eind aan de neutraliteitspolitiek die Nederland sinds de oprichting van het Koninkrijk in 1813 had gevoerd. Drie maanden na de capitulatie van Nazi-Duitsland in 1945 werd in Nederlands-IndiĂŤ een onafhankelijke republiek uitgeroepen. De Tweede Wereldoorlog veroorzaakte een breuk die ons land ertoe dwong de bakens drastisch te verzetten. De Nederlandse welvaart zou niet langer uit de koloniĂŤn komen en de nationale veiligheid werd niet meer door het water en de dijken gegarandeerd. De aanpassing aan de nieuwe verhoudingen in de wereld verliep moeizaam en pijnlijk. Nederland voerde hardnekkig strijd voor het behoud van de koloniale bezittingen, maar stond daarin alleen. Tegelijkertijd groeide de druk van de

bron 2

Nederland maakte zich ernstig zorgen over het verlies van de kolonie Nederlands-IndiĂŤ. Nederland had zijn welvaart voor de oorlog mede te danken aan deze kolonie.


19

2.1 Nederland na de oorlog

Verenigde Staten op de Europese landen om samen te werken bij de wederopbouw. De VS stelde als belangrijkste voorwaarde voor het geven van de Marshallhulp, dat de uitvoering ervan in Europese handen zou liggen. Samenwerking in Europa riep in Nederland tegenstrijdige gevoelens op. Enerzijds stuitte het vooruitzicht op een verzoening met de voormalige bezetter op veel weerstand, anderzijds bestond er een toenemende angst voor uitbreiding van de communistische invloed. De machtsovername die in 1948 in Tsjecho-Slowakije plaatsvond, joeg alom schrik aan. Was de Sovjet-Unie van plan om heel Europa onder de voet te lopen? Het was onder deze stormachtige omstandigheden voor Nederland van wezenlijk belang om aansluiting bij andere landen te vinden. Op weg naar Europese samenwerking ging Nederland een samenwerkingsverband aan met België en Luxemburg. Het doel van de eerste Benelux-verdragen, die al tijdens de oorlog werden gesloten, lag in economische samenwerking en de afschaffing van handelstarieven.

Samenwerking in Europa

Voor sommige politici en actievoerders was dit maar een eerste stap. De oprichters van de Europese Beweging propageerden de totstandkoming van een Verenigde Staten van Europa. Gedreven door de gedachte dat er nooit meer oorlog mocht komen, bepleitten zij de stichting van één federale Europese staat. Zij voelden zich gesterkt door de voormalige Engelse premier Winston Churchill, die in een aantal naoorlogse toespraken hamerde op de noodzaak om de Europese familie te herenigen. Churchill trad op als erevoorzitter van het Congres van Europa dat in 1948 in Den Haag werd gehouden (bron 3). Aan het congres namen meer dan achthonderd burgers en politici uit verschillende landen deel. De aanbevelingen van het congres leidden een jaar later tot de oprichting van de

Raad van Europa, die uit tien lidstaten bestond. De doelstellingen van de Raad waren: • de handhaving van de mensenrechten; • de bevordering van democratie; • het stimuleren van economische samenwerking. Een van de concrete resultaten van de Raad was de Europese Conventie voor de Rechten van de Mens uit 1953. Op de naleving van de mensenrechten zou worden toegezien door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens dat in Straatsburg was (en is) gevestigd. Zo zouden een herhaling van de Jodenvervolging en de achterstelling van andere minderheden effectief voorkomen moeten worden.

Het verhaal van Norbert Schmelzer, tijdens de oorlog student, later politicus, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Algemene Zaken en uiteindelijk minister van Buitenlandse Zaken. ‘Ik ben zelf vertegenwoordiger van het studentenverzet in Tilburg geworden en wij hebben de loyaliteitsverklaring fel bestreden en ook ons best gedaan om te voorkomen dat diegenen die niet getekend hadden, naar Duitsland zouden gaan. Want dat was namelijk de consequentie; de weigeraars werden gedwongen naar Duitsland te gaan om daar te werken. Dus die verzetsstrijd was eigenlijk al een consequentie van mijn overtuiging dat we op geen enkele manier moesten collaboreren met de vijand. En het zwaar overtrokken belang dat Hitler en zijn kornuiten hechtten aan ras en nationalisme, heeft bij mij de overtuiging doen ontstaan dat we alleen vrede, stabiliteit en welzijn in Europa zouden kunnen bereiken, indien de volkeren alles zouden doen om te vermijden dat nationalisme een gunstige voedingsbodem zou krijgen en dat we dus moesten werken aan het scheppen van grensoverschrijdende gemeenschappelijke verantwoordelijkheden. Ik had dat toen natuurlijk nog lang niet zo uitgewerkt in mijn gedachten. Maar u zult begrijpen dat de gedachten van Monnet en Schuman mij bijzonder aanspraken. Zij baseerden zich op de overtuiging dat het niet meer voldoende was om los van elkaar in een soort intergouvernementeel verband samen te werken, maar dat je moest werken aan het tot stand brengen van gemeenschappelijke grensoverschrijdende verantwoordelijkheden voor die gebieden die daarvoor in aanmerking kwamen’. Uit een vraaggesprek met drs. W.K.N. Schmelzer. In: Harryvan, A.G. e.a. (red), Voor Nederland en Europa, Politici en ambtenaren over het Nederlandse Europabeleid en de Europese integratie, 1945-1975.

bron 3

Op 10 mei 1948 opende Winston Churchill het Congres van Europa. Prinses Juliana, die in september van dat jaar staatshoofd werd, woonde de opening van de vergadering bij.

Amsterdam (2001).

bron 4


20

De eerste tien jaar na de oorlog

2 Het begin van Europese samenwerking

Politiek gezien werden de eerste tien jaren na de oorlog beheerst door de vraag wat er met Duitsland moest gebeuren. Het Duitse grondgebied was verdeeld in vier bezettingszones, die onder toezicht van de VS, de Sovjet-Unie, Frankrijk en Groot-Brittannië stonden. Amerika wilde verhinderen dat Duitsland opnieuw – zoals bij de vrede van 1918 – financieel ‘uitgeperst’ zou worden, terwijl Frankrijk wilde voorkomen dat Duitsland zich zou herbewapenen. De discussie over deze twee volledig verschillende visies werd in toenemende mate overschaduwd door de oplopende spanningen tussen het ‘vrije Westen’ en het ‘communistische Oostblok’. Toen Russische troepen in 1949 de blokkade van West-Berlijn instelden, leidde dit rechtstreeks tot de oprichting van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) en het uitbreken van de Koude Oorlog. In Nederland stemde de Tweede Kamer vrijwel voltallig in met toetreding tot de NAVO, alleen de Communistische Partij Nederland wees deze af. In een paar jaar tijd vond een volledige heroriëntatie van Nederland op de wereld plaats. De Nederlandse regering deed in 1949 afstand van de soevereiniteit over Nederlands-Indië, gaf de langgekoesterde neutraliteitspolitiek op en ging deel uitmaken van een aantal nieuwe Europese en transAtlantische samenwerkingsverbanden.

2.2 Kolen en staal In 1949 werden de drie Westerse zones van Duitsland samengevoegd tot de Bondsrepubliek Duitsland (BRD). Deze politieke aardverschuiving leidde meteen tot de vraag wat de rol van de nieuwe staat bij de defensie van West-Europa moest zijn. Amerika drong er bij Frankrijk op aan het initiatief te nemen. De tegenstellingen leken in eerste instantie niet te overbruggen, maar de Franse minister van Buitenlandse Zaken Robert Schuman deed op 9 mei 1950 een suggestie die de basis legde voor een nieuw soort samenwerking. Hij stelde voor dat de voormalige aartsvijanden Frankrijk en Duitsland de uitoefening van soevereiniteit over de productiemiddelen voor oorlogsmateriaal, kolen en staal, in het vervolg met elkaar zouden delen. Als geen van beide meer zeggenschap over de eigen productie van kolen en staal had, zouden ze ook geen oorlog meer tegen elkaar kunnen voeren. Bovendien konden beide landen zich dan samen sterk maken tegen de communistische dreiging vanuit het Oostblok. Dit plan had grote politieke gevolgen. De BRD trad in 1955 toe tot de NAVO. De Sovjet-Unie en haar bondgenoten richtten in antwoord hierop het Warschaupact op. Over en weer namen de bron 5

Een gespleten wereld. De ideologische blokvorming tijdens de Koude Oorlog.


21

2.2 Kolen en staal

Soevereiniteit

bron 6

De Franse minister van Buitenlandse zaken Robert Schuman kondigt de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal aan op 9 mei 1950.

stekeligheden toe en de mensen in Oost- en West-Europa waren zich er elke dag van bewust dat er een Koude Oorlog op hun continent woedde.

Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal

Frankrijk en West-Duitsland bespraken het voorstel van Schuman samen en nodigden daarna andere landen uit om mee te doen. Italië en de Benelux-landen reageerden meteen positief. Engeland wees het voorstel af, omdat het niet wilde experimenteren met het delen van soevereiniteit. Tijdens de onderhandelingen over de op te richten bovennationale organisatie brachten België en Nederland een nieuw idee naar voren. Zij vonden dat er niet alleen een onafhankelijke Europese instelling moest komen, maar zij wilden ook dat de lidstaten zelf direct bij het proces van besluitvorming betrokken zouden worden. Het resultaat van de onderhandelingen was dat de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) een unieke structuur kreeg. Het bestuur van de EGKS werd in handen gelegd van een onafhankelijke Hoge Autoriteit die over eigen financiële middelen beschikte. Deze autoriteit moest verantwoording afleggen aan een parlementaire vergadering en het handelen ervan werd getoetst door een Hof van Justitie. Het Belgisch-Nederlandse initiatief leidde tot de instelling van een Raad van Ministers, waarin de zes lidstaten waren vertegenwoordigd. De taak van deze Raad was tweeledig. Enerzijds moest de Raad ervoor zorgen dat de Hoge Autoriteit de belangen van de lidstaten voldoende behartigde. Anderzijds moest de Raad waarborgen dat de lidstaten de besluiten van de Hoge Autoriteit zouden respecteren en uitvoeren. Achteraf bezien vormde de instelling van de Raad een eerste aanwijzing dat de lidstaten niet als gevolg van de Europese integratie zouden verdwijnen. De EGKS werd opgericht voor een periode van vijftig jaar en trad op 23 juli 1952 in werking.

Staten zijn soeverein. Dat houdt in dat zij hun eigen wetten maken. Het begrip soevereiniteit verwees vroeger naar de absolute heerschappij van vorsten. Vorsten waren bekleed met soevereiniteit en werden ook als soeverein aangeduid. In de moderne tijd verschoof de betekenis naar een land of een volk. In de 19e eeuw deed het begrip volkssoevereiniteit zijn intrede. Het begrip soevereiniteit stond in Nederland na 1945 in twee opzichten ter discussie. In de koloniën werd gestreden voor onafhankelijkheid, terwijl in Europa werd aangedrongen op samenwerking tussen de landen. In het eerste geval was sprake van overdracht van soevereiniteit en in het tweede ging het om de overdracht van de uitoefening van soevereiniteit. Dit schijnbaar kleine verschil heeft in de praktijk grote gevolgen. Na de onafhankelijkheid van Indonesië op 27 december 1949 had Nederland het niet meer voor het zeggen in de voormalige kolonie. De soevereiniteit was overgedragen aan de bevoegde vertegenwoordigers van de Republiek Indonesië. Het besluit van Nederland om de uitoefening van soevereiniteit op een aantal terreinen met andere Europese landen te delen leidde niet tot verlies van de onafhankelijkheid. Nederland en de andere lidstaten van de EU zijn en blijven soevereine staten. De kern van het Europese experiment is dat de lidstaten van de EU de uitoefening van soevereiniteit met elkaar delen, zonder hun onafhankelijkheid als staat op te geven.

Een gemeenschappelijke markt

De rechtvaardiging van deze vooruitstrevende constructie van de EGKS lag in het doel ervan. De oprichting van deze organisatie maakte nieuwe oorlogen tussen de voormalige rivalen – in de woorden van Robert Schuman – niet alleen theoretisch ondenkbaar, maar ook praktisch onmogelijk. Tegelijkertijd zorgde deze opzet ervoor dat er een gemeenschappelijke markt voor kolen en staal ontstond, waarop over de nationale grenzen heen gehandeld en geleverd kon worden. De overheid op die gemeenschappelijke markt was geen nationale autoriteit, maar een bovennationale instantie die het recht had zelfstandig belasting te heffen. Veel mensen vonden het wel een goed idee dat staten hun burgers vrede garandeerden door de nationale soevereiniteit enigszins te beperken. Hoewel het terrein waarop de samenwerking georganiseerd was, beperkt bleef tot de markt voor kolen en staal, had de EGKS een veel grotere uitstraling. Het doel van de samenwerking was om de voormalige vijanden met elkaar te verzoenen en om – zoals het in de plechtige verklaring bij het EGKS-verdrag werd gezegd – ‘de grondslagen te leggen voor


22

2 Het begin van Europese samenwerking

instellingen die richting kunnen geven aan een voortaan gemeenschappelijke bestemming.’ De Europese samenwerking werd al snel getest.

Een gemeenschappelijke defensie mislukt

Door het conflict tussen het westers georiënteerde Zuid-Korea en het communistische Noord-Korea in 1950 wakkerde de Koude Oorlog nog verder aan. In reactie daarop kwam Churchill met het voorstel een Europees leger te vormen dat onder verantwoordelijkheid van een Europees Ministerie van Defensie zou moeten opereren. Zijn initiatief leidde tot een

Drs. J.W. Beijen, Architect van de EEG ‘Wim Beijen (minister van Buitenlandse Zaken van 1952 tot 1956) heeft een doorslaggevende rol gespeeld bij de Europese eenwording. Bij zijn aantreden als minister verkeerden de plannen voor samenwerking in een impasse. Politieke integratie stuitte op allerlei gevoeligheden. Beijen heeft zowel zijn collega’s in het buitenland als die in het Nederlandse kabinet ervan kunnen overtuigen dat zij moesten beginnen met economische samenwerking en dat daarna de politieke samenwerking wel zou volgen. Die visie is juist gebleken. Een belangrijke mijlpaal was de ministersconferentie in Messina in 1955. Daar werden op voorstel van Beijen en zijn Belgische collega Spaak de afspraken gemaakt die twee jaar later leidden tot het Verdrag van Rome, de geboorteakte van de Europese Economische Gemeenschap en de latere Europese Unie.

concept van een Verdrag voor een Europese Defensie Gemeenschap en – in het verlengde daarvan – een Europese Politieke Gemeenschap. De voorstellen waren echter te snel gemaakt en onvoldoende onderbouwd. De behandeling ervan werd door de Franse senaat in 1954 uitgesteld en afgeblazen. Het proces van Europese samenwerking werd hierdoor niet gehinderd, maar wel werd duidelijk dat het beter was een aantal kleine stapjes te zetten dan één grote sprong voorwaarts te wagen.

2.3 Europese Gemeenschappen De rampspoed die na de onafhankelijkheid van de Republiek Indonesië volgens velen over Nederland zou komen, bleef uit. De bloei van de export naar het Europese achterland maakte de koloniale verliezen meer dan goed. De Nederlandse handel richtte zich vooral op de Duitse economie en zo kon de Nederlandse economie profiteren van het economische wonder dat zich dankzij de Marshallhulp in de Bondsrepubliek voltrok. Nederland schiep op die manier zijn eigen Wirtschaftswunder. Omdat Nederland afhankelijk was van de internationale handel, was het van groot belang dat de Europese samenwerking na het mislukken van de plannen voor een defensiegemeenschap en een politieke gemeenschap niet zou

www.beijen.net

bron 7

bron 9 bron 8

Minister van Buitenlandse Zaken J.W. Beyen (links met uitgestoken hand) arriveert in Messina voor het Kolen- en Staaloverleg in Messina, Italië, juni 1955.

De Rotterdamse haven heeft dankzij zijn ligging aan de monding van de Rijn, de Waal en de Maas een groot natuurlijk achterland. De kaart toont het achterland in 2013. De haven is nu bereikbaar via een uitgebreid net van wegen, rivieren, kanalen, spoorlijnen en pijpleidingen.


23

2.3 Europese Gemeenschappen

stagneren. De economische integratie zou alleen kunnen slagen als de politieke ambities op de lange baan werden geschoven. Daarom kwamen de Benelux-landen op initiatief van de Nederlandse minister Beijen in 1955 met een plan om het proces van Europese samenwerking nieuw leven in te blazen. Het plan bouwde voort op de ervaringen die al met de gemeenschappelijke markt voor kolen en staal waren opgedaan. De kern van het Benelux-plan was om de samenwerking uit te breiden tot de hele economie. Gegeven de strategische ligging van Nederland als poort van Europa zouden verdergaande afspraken de nationale welvaart alleen maar ten goede kunnen komen. Onder leiding van de Belgische politicus Paul-Henri Spaak werden er deze keer wel concrete resultaten geboekt. Spaak vond de afschaffing van nationale douanetarieven een wezenlijke voorwaarde voor een gemeenschappelijke markt. De interne markt begon dus met het wegnemen van de bestaande belemmeringen, maar ook met de afspraak dat nationale overheden ‘eigen’ bedrijven niet langer mochten bevoordelen boven bedrijven uit andere lidstaten. Omdat de regeringen van de deelnemende landen geen rechter in eigen zaak konden zijn, was het voor het functioneren van de interne markt noodzakelijk dat er een zelfstandig, boven-

In een interview met de Belgische televisie uit 1970 legde de vicevoorzitter van het Monnet Comité, Max Kohnstamm, de werkwijze van zijn actiegroep als volgt uit: ‘De weg van het Actiecomité voor de Verenigde Staten van Europa is altijd zeer pragmatisch. Wij houden niet van grote woorden en van grote declaraties. Het gaat er telkens weer om wat de volgende stap kan zijn. Wij staan volledig achter het programma van beginnen met kolen en staal, dan de economische integratie en daarna de politieke dingen en zo.’ www.euscreen.eu

bron 10

bron 11 Jean Monnet wordt gerekend tot de vaders van de EEG.

nationaal bestuur ingesteld werd. Dat onafhankelijke bestuursorgaan zou zelfs de bevoegdheid moeten hebben om, wanneer dat nodig was, tegen de regering van een bepaalde lidstaat in te gaan.

De Europese Economische Gemeenschap

De benadering van Spaak was overzichtelijk. Ook al hadden zijn voorstellen verregaande gevolgen, de lidstaten zouden geen ‘sprong in het duister’ wagen als ze erop ingingen. De onderhandelingen over het Spaak-rapport leidden tot het Verdrag ter oprichting van de Europese Economische Gemeenschap dat op 25 maart 1957 in Rome werd ondertekend, het Verdrag van Rome. Tegelijkertijd werd het Euratom-Verdrag gesloten. Dit verdrag regelde de instelling van een Gemeenschap voor Kernenergie. Het bestuursmodel dat voor de twee nieuwe gemeenschappen werd gekozen, was gebaseerd op dat van de EGKS. Het dagelijks bestuur kwam in handen van een onafhankelijke Europese Commissie en de lidstaten waren vertegenwoordigd in de Raad van Ministers. Er werd een Hof van Justitie in het leven geroepen om de rechtsgang te verzekeren, terwijl de Commissie verantwoording moest afleggen aan een parlementaire vergadering. Hoewel politieke doelstellingen naar de achtergrond waren verdwenen, werd er bij de inrichting van de drie afzonderlijke Europese Gemeenschappen dus wel naar gestreefd om aan minimale vereisten van rechtsstaat en democratie te voldoen. De belangrijkste inhoudelijke afspraken uit het Verdrag van Rome waren dat de lidstaten streefden naar een interne open markt met gezamenlijke douanetarieven tegenover de

Altiero Spinelli en de Big Bang

De Italiaanse politicus Altiero Spinelli (1907-1986) is een van de kleurrijkste personen uit de geschiedenis van de Europese integratie. Zijn communistische overtuiging bracht hem al vroeg in botsing met de fascistische dictator Mussolini. Spinelli werd voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog geïnterneerd op het eiland Ventotene. Terwijl hij in ballingschap was, ontwikkelde Spinelli zich tot fervent voorstander van een federaal Europa. Hij schreef samen met anderen het Manifest van Ventotene en werd na de oorlog een van de oprichters van de Unie van Europese Federalisten. Spinelli verschilde van mening met Jean Monnet over de manier waarop de Europese integratie tot stand gebracht moest worden. Terwijl Monnet en het Actiecomité de Europese eenwording stapje voor stapje wilden realiseren, droomde Spinelli van de Big Bang. In zijn visie zouden mensen als Brit, Belg of Italiaan naar bed gaan en de volgende ochtend als Europeaan wakker worden.


24

2 Het begin van Europese samenwerking

buitenwereld. Deze binnenmarkt zou er in drie fasen over een periode van twaalf jaar moeten komen en het gemeenschap­ pelijk landbouwbeleid zou er deel van uitmaken. Anders dan bij de EGKS het geval was, werden de EEG- en EuratomVerdragen voor onbepaalde tijd gesloten.

benadering bracht met zich mee dat de beperkingen die de voetbalbonden aan spelers oplegden, werden opgeheven. Van de ene dag op de andere mochten profvoetballers – en andere sporters – binnen de EU gaan spelen voor de club van hun keuze.

In een plechtige verklaring die aan het verdrag voorafging, benadrukten de deelnemende landen hun vastberadenheid om onderlinge oorlogen in de toekomst te voorkomen en stelden zij zich gezamenlijk ten doel een steeds hechter verbond tussen de volkeren van Europa tot stand te brengen.

Een gemeenschappelijke rechtsorde

2.4 Gevolgen voor de burgers Het duurde jaren voor de burgers iets merkten van het steeds hechtere verbond dat tussen de volkeren van Europa werd gesloten. In 1995 deed het EG-Hof van Justitie een uitspraak waardoor de gevolgen van dat proces van integratie opeens in het dagelijks leven zichtbaar werden. De zaak was aangespannen door de Belgische voetballer Bosman die als prof voor een Franse club wilde spelen. Het Hof stelde in deze zaak vast dat profvoetballers economische activiteiten verrichtten en dus aanspraak konden maken op de voordelen die het vrije verkeer van personen voor EU-burgers heeft. Deze

bron 12

Foto van een aantal spelers uit het Ajax-elftal met de cup van de Champions League. Veel spelers uit het elftal waarmee Ajax in 1995 de Champions League won, maakten gebruik van de uitspraak van het Hof over vrij verkeer van personen en gingen voor andere Europese clubs spelen.

De afspraken die in het kader van de Europese samenwerking worden gemaakt, verschillen van de verdragen die op grond van het algemene volkenrecht tussen staten worden gesloten. Gewoonlijk zijn afspraken die staten met elkaar maken, alleen van kracht tussen de betrokken staten. Zulke overeenkomsten hebben geen directe gevolgen voor de burgers van die staten. De burgers worden niet gebonden door de afspraken die de overheden van hun staten met elkaar maken en kunnen dus ook geen beroep doen op de rechter. Europese verdragen kunnen wel rechtstreekse gevolgen hebben voor burgers. Dat bepaalde het Hof van Justitie al vroeg in de samenwerking. In de zaak die het transportbedrijf Van Gend & Loos in 1962 tegen de Nederlandse Belastingdienst aanspande, ging het om een verhoging van de invoerbelasting op een product uit West-Duitsland. De Nederlandse rechter legde de zaak aan het Hof voor met het verzoek om uitleg van het Europees recht. Hoewel het belang van de zaak vrij klein was, velde het Hof een vonnis met vérstrekkende gevolgen. Het Hof van Justitie begon het vonnis met de vaststelling dat het Verdrag van Rome méér is dan een gewoon verdrag. Het verdrag beperkt zich niet tot afspraken tussen staten, maar de inhoud ervan heeft ook betrekking op de burgers van die staten. Dat is volgens het Hof nadrukkelijk de bedoeling van de opstellers van het Verdrag geweest. Zij hebben de Europese instellingen op een beperkt terrein een aantal soevereine rechten gegeven en de uitoefening van die rechten raakt zowel de lidstaten als hun burgers. Het spreekt daarom vanzelf dat die burgers ook de mogelijkheid moeten hebben om zich bij inbreuk op of aantasting van hun rechten tot de rechter te wenden. De verklaring die aan het Verdrag voorafgaat, roept de burgers bovendien op om door middel van het Europees Parlement aan de Gemeenschap bij te dragen. Op grond van deze twee overwegingen over de betrokkenheid van burgers kwam het Hof tot de conclusie dat de EEG een nieuwe rechtsorde in het volkenrecht vormt. De kern van die rechtsorde is dat zowel staten als burgers door het Europees recht gebonden worden. Europees recht gaat, kort gezegd, boven het recht van de lidstaten. In de opvatting van het Hof vormden de Europese Gemeenschappen dus niet alleen een gemeenschappelijke economische orde, maar ook een gemeenschappelijke rechtsorde.


25

2.5 De politiek van de lege stoel

Besluitvorming in de EEG

Binnen de nieuwe gemeenschappelijke rechtsorde ontstond ook een nieuwe manier van besluitvorming. Bij een traditionele statenbond maken staten afspraken met elkaar en vindt de besluitvorming volgens de intergouvernementele methode plaats, maar in de Europese Gemeenschappen wordt volgens de communautaire methode besloten. De Europese Commissie heeft het recht om voorstellen voor wetgeving te doen, terwijl de Raad van Ministers en het Europees Parlement de uiteindelijke besluiten nemen. De communautaire methode betekent dat de lidstaten geen absoluut vetorecht hebben en dat er bij meerderheid van stemmen besloten kan worden. Al met al merkten de burgers in de beginjaren niet zo veel van de Europese samenwerking. Het streven naar een interne markt had slechts beperkte gevolgen voor een kleine groep mensen. De gemeenschappelijke binnenmarkt kon alleen gerealiseerd worden als er vrijheid van verkeer van kapitaal, personen, goederen en diensten werd ingevoerd. Het EEGverdrag legde daarom het vrije verkeer van werknemers, de vrijheid van vestiging als zelfstandige en de vrijheid van dienstverlening vast. Hoewel de burgers in de visie van het Hof onmisbaar waren voor het functioneren van de Gemeen­ schappen, waren er in de praktijk maar weinig burgers bij betrokken. Alleen zij die naar een andere lidstaat gingen om er te werken en/of te wonen, maakten gebruik van de rechten die het EEG-verdrag de burgers van de lidstaten bood. Het recht van de EEG was met andere woorden vooral van belang voor burgers met grensoverschrijdende activiteiten.

2.5 De politiek van de lege stoel De hoogdravende gedachten van het Hof over een nieuwe rechtsorde vielen moeilijk te rijmen met de werkelijkheid. Er waren drie gemeenschappen opgericht, die elk een goed afgebakend werkterrein hadden en alle drie over een eigen Commissie, een eigen Parlementaire Vergadering en een eigen Hof van Justitie beschikten. Het lag voor de hand om de drie gemeenschappen in één institutionele structuur onder te brengen. Het Fusieverdrag van 1965 bracht deze aanpassing tot stand. Dit mini-verdrag zorgde voor een omslag. Een omslag van een negatieve impuls om oorlog te voorkomen, naar de positieve drijfveer om een gemeenschappelijke toekomst op te bouwen. Nadat het Fusieverdrag was gesloten, konden de drie afzonderlijke organisaties worden omschreven als de Europese Gemeenschappen (EG).

Nieuwe beleidsterreinen

Hoewel het van te voren zeker niet vast stond dat landbouw deel moest uitmaken van de gemeenschappelijke markt,

bron 13

De Boterberg was hardnekkig en in Nederland het meest bekende negatieve gevolg van het Europees landbouw­ beleid. Op de Nederlandse Banketbakkersdagen in april 1985 in Hilversum demonstreerden de ambachtelijke banketbakkers tegen het feit dat zij geen toegang hadden tot de voor de consument, soms, voordelige boterberg. Volgens de bakkers waren alle voordeeltjes voor de industrie, Rusland en de consument.

groeide de agrarische sector in korte tijd uit tot de belangrijkste post op de begroting van de EG. De Nederlandse Eurocommissaris Sicco Mansholt drukte een belangrijk stempel op het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) dat in 1962 van de grond kwam. Het doel van dat beleid was om enerzijds de prijzen en anderzijds de productie te reguleren. Dit hield de landbouw in Europa niet alleen overeind, maar resulteerde ook in aanzienlijke overschotten. Het gezicht van de EEG werd lange tijd bepaald door de melkplassen, boterbergen en olijfoliemeren die door toedoen van ‘Brussel’ veroorzaakt werden. Het negatieve imago dat door de landbouwoverschotten ontstond, werd nog versterkt doordat de vergaderingen over die problemen vaak marathonsessies waren, waarbij de klok regelmatig stil gezet moest worden om binnen de gestelde termijn tot een oplossing te komen. De term ‘Brussel’ ging daardoor een eigen leven leiden. Brussel was niet meer alleen de naam van de Belgische hoofdstad, maar werd snel een aanduiding voor alles wat in negatieve zin met de EG te maken had.

Een conflict met verstrekkende gevolgen

De landbouwpolitiek vormde in 1965 aanleiding voor een heftig conflict tussen Frankrijk en de andere vijf lidstaten. De meningsverschillen liepen zo hoog op dat de EG er bijna aan onderdoor ging. De toenmalige Franse president Charles de Gaulle die na het Verdrag van Rome opnieuw aan de macht was gekomen, was voorstander van een Europa van de Vaderlanden.


26

2 Het begin van Europese samenwerking

De afkortingen EEG, EG en EU

bron 14

Spotprent op de Franse president Charles de Gaulle. L’Europe cést moi. Europa dat ben ik.

Europese samenwerking betekende voor hem dat de staten het initiatief moesten nemen. Hij wilde dat de Gemeenschappen een intergouvernementele organisatie zouden zijn, waarin staten niet tegen hun wil gebonden konden worden. Het Verdrag van Rome, dat zijn voorganger tekende, bevatte die mogelijkheid juist wel. Zijn sluimerende weerstand tegen het afstaan van soevereiniteit kwam tot uitbarsting toen een nieuwe fase in het landbouwbeleid zou ingaan, een fase waarin Frankrijk zijn veto op een aantal terreinen zou kwijtraken. President De Gaulle besloot uit protest tegen de ondermijning van de Franse soevereiniteit niet meer aan de vergaderingen van de EG mee te doen. De vergaderingen werden wel gehouden, maar de plaats van Frankrijk bleef leeg. De Gaulle hield zijn ‘politiek van de lege stoel’ een half jaar vol. In januari 1966 werd in Luxemburg een compromis gesloten, dat grotendeels aan de wensen van de Franse regering tegemoetkwam. De afspraak over besluitvorming bij meerderheid bleef op papier bestaan, maar in de praktijk mochten de afzonderlijke lidstaten zich op hun veto beroepen als er voor hen ‘vitale belangen’ op het spel stonden. Het gevolg van het compromis van Luxemburg was dus dat elk van de zes lidstaten de besluitvorming met een veto kon blokkeren. Het feit dat De Gaulle in 1969 na een verloren referendum aftrad, veranderde daar niets meer aan. De jaren zestig van de twintigste eeuw staan bekend als de ‘swinging sixties’. Londen was het muzikale middelpunt van de wereld, in Amsterdam kondigden de Provo’s een nieuwe tijd aan, in Parijs brak in 1968 een studentenopstand uit en de band van Crosby, Stills, Nash & Young zong We can change the world. Het waren de jaren waarin de eerste rockfestivals werden gehouden, maar de wind van verandering zou uit een andere hoek waaien dan de festivalgangers dachten.

In de geschiedenis van de Europese eenwording worden de termen Europese Gemeenschappen, Europese Economische Gemeenschap, Europese Gemeenschap en Europese Unie schijnbaar willekeurig door elkaar gebruikt. In de toekomst zal dat niet meer gebeuren. Sinds het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 in werking trad, wordt alleen de term Europese Unie (EU) nog gebruikt. De verwarring werd veroorzaakt door het groeiproces van Europese integratie. Dat proces begon met de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) in 1952. Mede dankzij het initiatief van de Nederlandse minister Beijen werden in 1957 de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) opgericht. Na het fusieverdrag van 1965 (zie 2.5) konden de drie organisaties samen als de Europese Gemeenschappen (EG) worden omschreven. Bij het Verdrag van Maastricht uit 1992 (zie 4.1) werd de Europese Economische Gemeenschap omgedoopt in de Europese Gemeenschap. Op grond van hetzelfde verdrag werd de Europese Unie (EU) in het leven geroepen. In de periode tussen de verdragen van Maastricht en Lissabon vormde de EG de kern van de EU. Dankzij het Verdrag van Lissabon (zie 4.4) is de EG in de EU opgegaan en spreken we alleen nog over de Europese Unie. Deze ontwikkeling wordt weerspiegeld in de naamgeving van het Luxemburgse Hof van Justitie. Na het Verdrag van Maastricht bleef de naam van het Hof gelijk. Het werd officieel aangeduid als het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Als gevolg van het Verdrag van Lissabon is de naam veranderd in het Hof van Justitie van de Europese Unie, kortweg het EU-Hof van Justitie.

2.6  Opdrachten Opdracht 1  continuïteit en verandering a Geef de belangrijkste politieke reden waarom Nederland niet bij de Eerste Wereldoorlog betrokken was. b Noem twee redenen waarom Nederland na de Tweede Wereldoorlog voor een andere buitenlandse politiek koos. Opdracht 2  continuïteit en verandering De winnaars en verliezers van de Eerste Wereldoorlog en de Tweede Wereldoorlog waren in grote lijnen dezelfde landen. Toch was er een groot verschil in de manier waarop er met de verliezers werd omgegaan. Leg dit verschil uit.


27

2.6 Opdrachten

Opdracht 3  gebeurtenis, verschijnsel, ontwikkeling a Welke vier landen bezetten Duitsland na de overgave in 1945? b Waarom ontstonden er na 1945 twee Duitslanden? c Wat betekende de tweedeling van Duitsland voor Europa? Opdracht 4  Welke maatregelen werden in de jaren na de Tweede Wereldoorlog genomen om een herhaling van de vervolging van Joden, zigeuners en andere minderheden in de toekomst te voorkomen? Opdracht 5 Waarom vertrouwden politici erop dat de oprichting van de EGKS een nieuwe oorlog zou voorkomen? Opdracht 6  a Wanneer werd de Raad van Europa opgericht? b Zoek op hoeveel leden de Raad van Europa momenteel heeft. c Geef aan wat het belangrijkste verschil is tussen de Raad van Europa en de Europese Unie. Opdracht 7  bron en vraagstelling Lees de tekst in het kader op p.21. a Leg uit wat het verschil is tussen de overdracht van soevereiniteit en de overdracht van de uitoefening van soevereiniteit. b Omschrijf de gevolgen die dit verschil heeft. Opdracht 8  a Welke drie Nederlanders speelden een belangrijke rol bij het begin van de Europese samenwerking? b Beschrijf kort waarom zij Europese samenwerking belangrijk vonden en wat hun bijdrage bijdrage was. Opdracht 9 a Hoeveel Europese organisaties werden er in 1957 in Rome opgericht? b Welke drie organisaties werden door het Fusieverdrag in 1965 samengevoegd? c Met welke naam werd deze gefuseerde organisatie na 1965 aangeduid? d Beschrijf het verschil tussen de EGKS en de nieuwe organisatie. Opdracht 10  oorzaak en gevolg Bekijk bron 13 en bron 7 uit hoofdstuk 1. a Wat waren de beleidsdoelen van het Gemeenschappelijke Europese Landbouwbeleid? b Welke onvoorziene gevolgen had dit beleid in de jaren zestig?

Opdracht 11  Wat is het belangrijkste verschil tussen gewone volkenrechtelijke verdragen en de verdragen van de Europese Gemeenschappen en de EU? Opdracht 12 Geef in eigen woorden weer waarom het Hof van Justitie in 1963 de EEG omschreef als een nieuwe rechtsorde. Opdracht 13  bron en vraagstelling Bekijk bron 14. a Bekijk de cartoon van president De Gaulle en geef aan met welke attributen hij is afgebeeld. b Wat betekent de letter A in zijn rechterhand? c Naar welke historische persoon of uitspraak verwijst de titel van de cartoon? d Geef in enkele zinnen je eigen interpretatie van de tekening. Opdracht 14  a Welk resultaat boekte de Franse president met zijn politiek van de lege stoel? b Geef aan wat het principieel belang van een veto is. c Werkvorm duo’s. Welke manier van besluitvorming in Europa heeft jouw voorkeur? Bedenk argumenten voor de verschillende vormen van besluitvorming, bedenk argumenten tegen en weerleg ook mogelijke tegenargumenten. Opdracht 15 a Welke rol speelt de Raad van Ministers bij de Europese besluitvorming? b Bestaat er in het Nederlands bestuur een vergelijkbare instelling? Opdracht 16  feit en mening Voer een Lagerhuisdebat over de stelling: Europese samenwerking moet beperkt blijven tot economische samenwerking.

Kennis 3a, 3b, 4, 6a, 6b, 8, 9a, 9b, 9c, 10a, 14a Begrip 1a, 2, 5, 6c, 7, 9d, 11, 12, 13a, 13b, 14b, 15a Toepassing 1b, 3c, 10b, 10c, 13c, 14c, 15b, 16 Analyse 13d


3

Van grondstoffen naar grondrechten bron 1 Europese samenwerking begon met kolen en staal, de mijnen en de staalindustrie. Dit zijn de hoogovens bij IJmuiden.

Deelvraag

Hoe is het democratisch tekort van de Europese samenwerking ontstaan?

3.1 Europese identiteit Het aftreden van president De Gaulle in 1969 bracht aan het licht hoe nauw de nationale politiek van de lidstaten en de toestand van de Gemeenschappen inmiddels met elkaar verbonden waren. Het vertrek van De Gaulle betekende niet alleen een andere politiek in Frankrijk, maar ook een ander beleid van Frankrijk tegenover Europa. De meest opvallende koerswijziging betrof de houding van Frankrijk ten opzichte van de toetreding van Groot-Brittannië tot de Europese Gemeenschappen. De Gaulle had het Britse lidmaatschap in de jaren zestig geblokkeerd uit angst een paard van Troje binnen te halen. In zijn ogen was Groot-Brittannië een marionet van de VS. Hij vreesde dat toelating van GrootBrittannië zou betekenen dat de VS een belangrijke stem zou krijgen in Europa. Nederland was juist voorstander van de toetreding van Groot-Brittannië tot de Gemeenschappen. Nederland wilde voorkomen dat Frankrijk en Duitsland in Europa de boventoon zouden voeren en hoopte in Londen een bondgenoot te vinden. De gevolgen van De Gaulles opstelling zouden nog lang merkbaar zijn. Het compromis van Luxemburg bracht met

zich mee dat de lidstaten een recht van veto konden uitoefenen. Het tempo van de vooruitgang zou dus door de langzaamste lidstaat worden bepaald. Dit had onder meer tot gevolg dat de onderhandelingen na de toetreding van Ierland, Denemarken en Groot-Brittannië op 1 januari 1973 nog ingewikkelder werden. De zittende lidstaten waren na twee decennia van samenwerking met elkaar vertrouwd geraakt, maar het gedrag van de ‘nieuwkomers’ viel niet te voorspellen. Die vrees werd bewaarheid. Nauwelijks zes jaar na de eerste uitbreiding van de EG kwam in Londen de

bron 2

De Britse premier Margaret Thatcher en haar collega’s in Europa. In 1984 overtuigt zij in Fontainebleau de Europese leiders dat haar land geld van de EEG moet terugkrijgen.


29

3.2 Markt en munt

conservatieve premier Margaret Thatcher aan de macht. Zij wekte in binnen- en buitenland de indruk dat zij vooral de financiële bijdrage van Groot-Brittannië aan de Gemeenschappen tot de laatste cent wilde terugkrijgen. Haar slogan: I want my money back! werd steeds meer het symbool van de houding van Groot-Brittannië ten opzichte van Europa.

Naar een gezamenlijk buitenlandbeleid?

Tegelijk met de uitbreiding van de EG vond ook een verdieping van de samenwerking plaats. Tijdens de Top van Den Haag, waarbij in 1969 een nieuwe impuls aan het functioneren van de Gemeenschappen was gegeven, was ook afgesproken om te onderzoeken of samenwerking op het vlak van het buitenlandbeleid haalbaar was. Hoe noodzakelijk dat was, bleek toen er tijdens een bijeenkomst van de negen landen in Kopenhagen op 14 december 1973 plotseling een delegatie van de Arabische Liga voor de deur stond om over de oliecrisis te praten. Europese Politieke Samenwerking (EPS) werd noodzakelijkerwijs onderdeel van EG-beleid.

sociale rechtvaardigheid en voor de handhaving van mensenrechten. De nieuwe dimensie van de Europese samenwerking werd vijf jaar later tijdens een nieuwe top in Kopenhagen verder uitgewerkt in een Verklaring over Democratie die voortbouwt op de blauwdruk die het EG-Hof van Justitie had gegeven (zie 2.2). De Europese Raad stelde dat de rechtstreekse verkiezingen voor het Europees Parlement die in 1979 voor het eerst zouden plaatsvinden, gezien moesten worden als een duidelijke uitdrukking van het gemeenschappelijke democratische ideaal van de volkeren van de lidstaten. De Raad herhaalde zijn vastberadenheid om de kernwaarden uit de Verklaring van 1973 te respecteren en voegde daar iets nieuws aan toe: het samenwerkingsverband van de lidstaten zou zelf ook democratisch moeten functioneren. De betekenis van deze beide verklaringen voor de verdere ontwikkeling van de – latere – EU is dat de Europese Raad het beginsel van democratie niet alleen toepast op het niveau van de lidstaten, maar ook op dat van het samenwerkingsverband. De Raad zette daarmee de eerste stap op de weg van een gemeenschappelijke markt naar een gemeenschappelijke democratie.

3.2 Markt en munt

bron 3

In 1973 kondigden enkele Arabische landen een olieboycot af tegen Nederland en de VS. In Nederland ging de benzine op de bon en mochten er op zondag geen auto’s meer rijden. Mensen maakten er een dagje uit van. Ze fietsten op de snelweg of lazen er lekker de krant. Er was echter zo veel olie in voorraad, dat deze maatregelen al snel weer opgeheven werden.

Kernwaarden van Europa

De Verklaring over Europese Identiteit die de Europese Raad in Kopenhagen aflegde, vormt het eerste document uit de geschiedenis van de Europese integratie waarin de lidstaten en de Gemeenschappen voor het eerst als een afzonderlijke eenheid naar buiten traden. Zij brachten gezamenlijk de wens tot uitdrukking om een ‘verenigd Europa’ te vormen en om voor het eind van het decennium een Europese Unie op te richten. Europese identiteit bestond uit respect voor representatieve democratie – waarin burgers hun eigen volksvertegenwoordiging kiezen –, voor de rechtsstaat, voor

De Europese samenwerking is deels uit vrije wil en deels onder druk van buiten tot stand gekomen. De Amerikaanse Marshallhulp vormde na de oorlog een belangrijke stimulans voor het begin van de samenwerking. In 1971 had het besluit van de VS om de waarde van de dollar niet langer te laten afhangen van de waarde van goud grote gevolgen voor de financiële markten over de hele wereld. Het functioneren van de gemeenschappelijke Europese markt werd door de schommelende wisselkoersen zwaar ondermijnd. Als de Duitse mark ten opzichte van de dollar steeg en de Nederlandse gulden tegenover de dollar daalde, had dat gevolgen voor de verhouding tussen de mark en de gulden. Die ontwikkeling stond haaks op het streven naar een gemeenschappelijke binnenmarkt. De vraag drong zich op of het wel mogelijk was om met zes of meer nationale munten één economische markt te vormen. De lidstaten besloten de gebeurtenissen niet langer af te wachten. Zij richtten in 1978 het Europees Monetair Stelsel (EMS) op. Het directe doel van het EMS was om de financiële posities van de lidstaten beter op elkaar af te stemmen. De doelstelling op langere termijn was verdere verstoring van de gemeenschappelijke binnenmarkt tegen te gaan en koerswisselingen te voorkomen.


30

3 Van grondstoffen naar grondrechten

van het Europees Parlement hoefden niet langer deel uitmaakten van het nationale parlement van hun land. De eerste rechtstreekse verkiezingen voor het Europese Parlement werden in 1979 gehouden. Het EP werd zo de enige instelling van de EU die over een directe band met de burgers beschikt. Burgers die voor langere tijd in andere lidstaten verbleven, kregen het recht daar aan de verkiezingen voor het bovennationale Europees Parlement en aan die voor de lokale gemeenteraadsverkiezingen mee te doen.

Europa en de Koude Oorlog

bron 4

Europese Topconferentie in Parijs, 1974. Achter de microfoon staat president Giscard d’Estaing van Frankrijk. Hij ontvangt de Duitse bondskanselier Helmut Schmidt (met zijn handen in de zakken) op het Elysee, de ambtswoning van de Franse president.

Het ontstaan van de Europese Raad

Het uitgangspunt dat de lidstaten van de EG geen oorlog meer wilden, betekende niet dat ze precies wisten hoe ze de samenwerking vorm wilden geven. Er lag in de beginjaren geen vastomlijnd bouwplan klaar. Dit blijkt onder meer uit het feit dat het ontstaan van de Europese Raad, die nu de beleidsbepalende instelling van de EU is, vooraf niet was voorzien. Het idee van de regeringsleiders en staatshoofden van de lidstaten om wat vaker met elkaar en de voorzitter van de Europese Commissie te overleggen vormde een spontane reactie op de herinvoering van het vetorecht van de lidstaten krachtens het Compromis van Luxemburg (zie 2.5). Omdat de lidstaten de macht kregen elk afzonderlijk voorstel tegen te houden, was het voor de politieke leiders van de lidstaten verstandig om vaker met elkaar te overleggen. In de verdragen was tot dat moment alleen de rol van de Raad van Ministers geregeld. Tijdens een topconferentie die in december 1974 in Parijs werd gehouden (bron 4), besloten de staatshoofden en regeringsleiders formeel tot de instelling van de Europese Raad. De nieuwe raad kreeg bij de Europese Akte van 1986 een juridische basis en werd krachtens het Verdrag van Lissabon uit 2007 omgevormd tot een instelling van de Europese Unie.

De ontwikkeling die de toekomst van de EU sterk zou beïnvloeden, vond buiten het toenmalige gebied van de Gemeenschappen plaats. In 1973 was de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) opgericht. Het doel van de OVSE was om de diplomatieke betrekkingen tussen de landen in West- en Oost-Europa, die door de Koude Oorlog verstoord waren, enigszins te normaliseren. Deze doorbraak in de diplomatieke betrekkingen was voorbereid door de ‘Ostpolitik’ van de West-Duitse bondskanselier Willy Brandt (1969-1974). Brandt was begonnen met het aanhalen van de banden met Oost-Europese landen en kreeg daarvoor in 1971 de Nobelprijs voor de Vrede.

Het Europees Parlement verandert

De volgende structurele verandering had betrekking op de samenstelling van het Europees Parlement (EP). In overeenstemming met de wensen van het Haags congres uit 1948 was in het EGKS-verdrag al een parlementaire vergadering opgenomen. De leden ervan werden door en uit de nationale parlementen van de lidstaten gekozen. Zij hadden een dubbelmandaat. In 1976 veranderde dit: de leden

bron 5

Willy Brandt, bondskanselier van West-Duitsland, maakte bij zijn bezoek aan Warschau in 1970 een knieval bij het monument voor de Opstand van het Getto van 1943. Deze daad werd algemeen gezien als een verontschul­diging voor of ten minste een Duitse erkenning van de gruwelijkheden die de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben begaan.


31

3.3 Het Witboek van Delors

Landen die tijdens de Koude Oorlog neutraal waren, zoals Oostenrijk, Zweden en Finland speelden een belangrijke rol in dit streven. In 1975 werden in de Akte van Helsinki niet alleen afspraken tussen de deelnemende staten uit Oost- en WestEuropa gemaakt over de manier waarop zij met elkaar zouden omgaan, maar ook over het gedrag van deze staten ten opzichte van hun eigen burgers. Deze afspraken leidden in Oost-Europese landen die door de Sovjet-Unie werden gedomineerd, tot de oprichting van burgerrechten­ bewegingen. De bekendste waren Charta 77 in TsjechoSlowakije en Solidarnosc (Solidariteit) in Polen. Strijders voor de burgerrechten werden door de machthebbers al gauw dissidenten, andersdenkenden, genoemd. De dissidenten konden zich dankzij ‘Helsinki’ op internationale afspraken beroepen, terwijl de andere lidstaten van de OVSE de betrokken regeringen op hun daden konden aanspreken. De strijd van dissidenten voor mensenrechten luidde het begin van de val van het communisme in Oost-Europa in.

Vaclav Havel: van dissident tot president

Eén van de bekendste voorvechters van een democratische samenleving uit de Warschaupact-landen was de Tsjechische schrijver Vaclav Havel (1936-2011). Hoewel hij door de communistische machthebbers gediscrimineerd werd vanwege zijn burgerlijke achtergrond, besloot hij na het neerslaan van de Praagse Lente in 1968 in Tsjecho-Slowakije te blijven. Hij maakte naam als schrijver van kritische toneelstukken en stelde de communistische leer openlijk ter discussie. Ondanks jarenlang verblijf in de gevangenis werd hij een van de drijvende krachten achter de burgerrechtenbeweging Charta 77. Zijn toenemende faam in het Westen weerhield de autoriteiten in eigen land er niet van de dissident op allerlei manieren te dwarsbomen. Op zijn beurt speelde Havel een slim kat-en-muisspel met de machthebbers. Hij nodigde Westerse politici, onder wie de Nederlandse politicus Max van der Stoel, uit hem in Praag te ontmoeten en liet zich dan in hun bijzijn – en onder het oog van de wereldpers – arresteren. De oproep aan zijn onderdrukte medeburgers om ‘in waarheid te leven’ vond zo veel weerklank dat Havel uitgroeide tot een van de leiders van de Fluwelen Revolutie van 1989, toen TsjechoSlowakije zich definitief losmaakte van de Sovjet-Unie. Havel werd in 1990 gekozen tot de eerste president van Tsjecho-Slowakije en – na de afscheiding van Slowakije – in 1993 tot staatshoofd van de Tsjechische Republiek. Drie jaar voor zijn dood verscheen de film ‘Burger Havel’. Vaclav Havel kreeg in Nederland zowel de Erasmusprijs (1986) als de Geuzenpenning (1995).

bron 6

Vaclav Havel (links) in Praag in discussie met andere leden van de oppositie, november 1989.

3.3 Het Witboek van Delors De grootste politieke veranderingen van de jaren zeventig vonden in Zuid-Europa plaats. In Portugal, Griekenland en Spanje werden de militaire dictaturen omvergeworpen en werd de parlementaire democratie ingesteld. Deze landen wilden nu ook lid worden van de EG, maar hun enthousiasme had geen positief effect op de zittende lidstaten. De economische crisis die in de jaren tachtig zou uitbreken, was al voelbaar en veroorzaakte een gevoel van malaise in de Gemeenschappen. De term eurosclerose kwam in zwang en de EG werd vaak vergeleken met een fietser die altijd moet doorrijden om niet te vallen. De interne markt die volgens de oorspronkelijke plannen omstreeks 1970 gerealiseerd had moeten zijn, was in het begin van de jaren tachtig nog steeds geen werkelijkheid, de inflatie liep uit de hand en de werkloosheid steeg in veel lidstaten – waaronder Nederland – tot alarmerende hoogte. Kort na zijn aantreden als voorzitter van de Europese Commissie lanceerde de Fransman Jacques Delors een plan om de Europa-moeheid te bestrijden. Hij wilde de regeringen aan de gemaakte afspraken houden en publiceerde in 1985 een Witboek voor de Interne Markt. Het Witboek bevatte bijna driehonderd maatregelen die ingevoerd zouden moeten worden om het doel van de gemeenschappelijke markt te realiseren. Delors zette er een datum bij. De klus moest in 1992 zijn geklaard.

Grote stappen

Het doortastende optreden van Delors luidde een periode in die van beslissend belang werd voor de totstandkoming van de Europese Unie. Tijdens de top van Luxemburg in 1986 werd de Europese Akte aangenomen. De lidstaten stemden in met een plan voor de voltooiing van de interne markt. Zonder er veel woorden aan te besteden hieven ze het recht van veto op een aantal terreinen op, waardoor besluiten weer bij


32

3 Van grondstoffen naar grondrechten

meerderheid van stemmen genomen konden worden. De ingreep van De Gaulle was teniet gedaan. De Britse premier Thatcher, die er ook mee akkoord ging, gaf later te kennen dat dit misschien wel de grootste fout uit haar carrière was geweest. De benadering die de Europese Raad koos, verschilde wezenlijk van het concept voor een unie van staten of een Europa van de Vaderlanden dat De Gaulle en Thatcher voor ogen stond. In de inleidende verklaring bij de Europese Akte herhaalde de Raad het uitgangspunt dat democratie niet alleen moest gelden voor de lidstaten, maar ook voor het samenwerkingsverband. Hiertoe werden de bevoegdheden van het Europees Parlement uitgebreid en kwamen er verschillende procedures voor gezamenlijke besluitvorming tot stand. Bovendien bevatte de Europese Akte een uitbreiding van de bevoegdheden van de Gemeenschap met milieubescherming en ontwikkelings­samenwerking.

De gemeenschappelijke munt

Dat de interne markt eindelijk werkelijkheid werd, maakte een vervolgstap mogelijk. Vanaf het begin van de samenwerking waren er al stemmen opgegaan die zeiden dat de gemeenschappelijke markt met een gemeenschappelijke munt bekroond zou moeten worden. De vraag was echter of er eerst één munt moest komen en dat de markt dan wel zou volgen of dat het juist andersom moest gaan. Duitsland en Nederland hadden er steeds op gehamerd dat de markt aan de munt voorafging, maar zij waren nu in principe bereid de D-mark en de gulden in te ruilen voor een eenheidsmunt. Tijdens de top van Hannover in 1988 werd een commissie ingesteld onder leiding van de voortvarende Delors die advies moest uitbrengen over de vraag hoe de gemeenschappelijke munt ingevoerd zou kunnen worden. Delors nodigde de presidenten van de Centrale Banken van de lidstaten uit om in de commissie zitting te nemen. Hun deelname aan de commissie zou naar zijn gevoel voldoende waarborg vormen voor een gedegen advies in de gewenste richting.

3.4 Niet zonder ons

bron 7

Jacques Delors (tweede van links) wordt wel omschreven als de motor van de interne markt. In zijn periode als voorzitter van de Europese Commissie (1984-1994) kreeg het Europese huis een eigen vlag. Op de foto zie je de ‘cérémonie protocolaire’ waarbij de vlag met de twaalf sterren op 29 mei 1986 voor het hoofdkantoor van de Europese Commissie in Brussel werd gehesen. De vlag is niet onomstreden. Sommige landen vonden dat Europa geen vlag nodig heeft en eigenlijk ook geen vlag moet hebben. In hun redenering is de vlag het symbool van de nationale soevereiniteit. De voorzitter van de vergadering waarin dit argument naar voren werd gebracht, tilde minder zwaar aan deze symboliek. Hij suggereerde dat de twaalf sterren niet meer dan een logo zijn dat op een stuk blauw katoen wordt gedrukt. Het was kantje boord, maar dankzij deze diplomatieke inventiviteit beschikt de EU nu over een eigen vlag.

Tien jaar na de Akte van Helsinki leken de rollen in de landen van Oost- en West-Europa wel omgekeerd. In de landen die door de Sovjet-Unie werden gedomineerd, begonnen dissidente burgers zich meer en meer met het politieke leven te bemoeien. Tegelijkertijd leek de afstand tussen (de lidstaten van) de Europese Gemeenschappen en de burgers alleen maar groter te worden. Westerse politici hadden kritiek op de regeringen van de Oostbloklanden, omdat die de burgerbewegingen bestraften, vervolgden en verboden verklaarden. Zelf waren ze echter niet in staat hun burgers te motiveren voor het proces van Europese integratie dat naar hun mening aan het eind van de jaren tachtig steeds meer perspectief begon te bieden. Het is achteraf gemakkelijker om deze onmacht van de WestEuropese politici te verklaren dan het voor tijdgenoten was. Wanneer je terugkijkt, kun je zien dat de Europese Gemeenschappen ogenschijnlijk waren opgezet als een statenbond. Zij leken in het begin op andere organisaties zoals de Raad van Europa, de Arabische Liga of de Verenigde Naties. Burgers zijn niet rechtstreeks betrokken bij een statenbond. Ze worden ook niet direct door de besluiten ervan gebonden. De EG nam steeds vaker besluiten die burgers wel raakten, waardoor de onvrede onder de burgers van de lidstaten groeide. De lidstaten gingen op steeds meer terreinen samenwerken zonder de burgers daarbij te betrekken. Er werd in een groeiend aantal gevallen wel over, maar niet door de burgers beslist. In het begin bleef de samenwerking beperkt tot de economie en de landbouw, maar nu hoorden de transportindustrie, het milieu en de


33

3.4 Niet zonder ons

ontwikkelingssamenwerking er ook al bij. Bovendien werden er plannen voorbereid om de munt, die toch eigenlijk symbool van nationale identiteit was, in te ruilen voor een gemeenschappelijk betaalmiddel. De mensen stonden er steeds vaker bij stil. Als één van de belangrijkste symbolen van de nationale soevereiniteit werd opgeofferd, hoe zat het dan met de zelfstandigheid van de lidstaten? De onvrede nam toe en steeds vaker vroegen mensen zich openlijk af of de lidstaten eigenlijk van plan waren om beginselen van nationale democratie en rechtsstaat op te offeren ter wille van de Europese samenwerking.

Het democratisch tekort

De argwaan van burgers werd aangewakkerd door het Verdrag van Schengen dat vijf lidstaten in 1985 sloten. België, Nederland, Luxemburg, Duitsland en Frankrijk wilden met het verdrag een bijdrage leveren aan de totstandkoming van de interne markt door de personencontrole naar de buitengrenzen van deze vijf landen te verplaatsen, maar zij regelden dit buiten de EG om. Bovendien hielden de vijf de afspraken geheim en kregen de parlementen van de lidstaten geen informatie. De onderwerpen die in het geding waren – vreemdelingenbeleid en strafrecht – behoorden echter tot de kern van de rechtsstaat. Dat deze landen maatregelen namen zonder dat er democratische controle uitgeoefend kon worden, leidde in brede kring tot de conclusie dat Europa een ernstig democratisch tekort vertoonde. Het gevoel van onbehagen werd zo sterk dat een groep bezorgde juristen in Nederland een commissie oprichtte om weerwerk tegen de ondoorzichtige praktijken van de regering te bieden. Er waren niet alleen dissidente burgers in de landen achter het IJzeren Gordijn, maar ook in de democratische lidstaten van de EG. Niemand had een oplossing voor dit probleem. De diplomaten en ambtenaren in Brussel wisten wel hoe je de verhoudingen

bron 8

De naam Schengen valt vaker en vaker als aanduiding van het nieuwe ongenoegen dat ons te wachten staat in een modern, gedeeld Europa. Schengen als het nieuwe IJzeren Gordijn, het symbool van de nieuwe deling. Niet tussen de volksdemocratieën en het vrije Westen, maar tussen de haves en de have-nots. Het ‘fort Europa’, de nieuwe muur... Andrée van Es, Schengen of de nieuwe deling van Europa (1991).

bron 9 tussen staten kunt plooien, maar niet hoe je de burgers daarbij kunt betrekken. Het Europees Parlement had ook geen antwoord. Duidelijk was wel dat een democratische EG meer nodig had dan de aanbevelingen van een rapport uit 1985 om een gemeenschappelijke vlag in te voeren en uitwisselingen te organiseren. Sommige verontruste burgers deden de suggestie om de democratische verantwoording terug te brengen naar de nationale parlementen. Dat zou echter betekenen dat de EG weer een traditionele unie van staten moest worden. Er lag, kortom, geen blauwdruk voor de toekomst klaar, maar burgers probeerden aan beide kanten van de scheidslijn tussen Oost- en West-Europa wél duidelijk te maken dat een EG zonder hen niet kon. Burgers speelden een doorslaggevende rol bij de politieke omwentelingen die aan het eind van de jaren tachtig in een groot aantal Midden- en Oost-Europese landen plaatsvonden. In Polen nam de vakbond Solidarnosc het initiatief, in TsjechoSlowakije brak een Fluwelen Revolutie uit. De Baltische staten Estland, Letland en Litouwen hadden in de twintigste eeuw zwaar geleden. Zij waren eerst door NaziDuitsland bezet en vervolgens door de Sovjet-Unie ingelijfd. Tijdens de Russische overheersing was het zingen van nationale volksliedjes verboden. Dankzij de Akte van Helsinki (zie 3.2) nam de vrijheid van meningsuiting toe en werden de eigen liederen steeds vaker gezongen.

bron 10 Fort Europa in een cartoon van Tjeerd Royaards.

De Zingende Revolutie van de Baltische staten, augustus 1989.


34

3 Van grondstoffen naar grondrechten

Op 23 augustus 1989, de vijftigste verjaardag van het geheime pact waarmee Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie het lot van de Baltische staten hadden bezegeld, vormden in de Baltische landen twee miljoen burgers een menselijke keten van zeshonderd kilometer (bron 10), van Tallinn via Riga tot Vilnius, om tegen de Russische overheersing van hun landen te demonstreren. De drie Baltische staten kregen hun onafhankelijkheid in 1991 terug en traden in 2004 toe tot de EU.

bron 12

bron 11

In september en oktober 1989 protesteerden iedere maandagavond duizenden mensen bij de Nicolaikirche in Leipzig. Dit mondde uit in een massabetoging vóór democratie en vrijheid van meningsuiting met 300.000 mensen.

3.5 Wir sind das Volk In 1989 gingen talloze Oost-Duitse burgers de straat op om tegen de communistische machthebbers te demonstreren. Zij riepen vier woorden: Wir sind das Volk. In 1953 was een opstand in Berlijn hardhandig neerslagen door het Sovjetleger en de Volkspolizei. Nu durfden de Duitsers aan de oostkant van de Muur voor het eerst hun mening weer openlijk kenbaar te maken. Het nieuwe zelfvertrouwen hing samen met verregaande veranderingen in de Sovjet-Unie. President Gorbatsjov die in 1985 aan de macht was gekomen, voerde een politiek van openheid (perestrojka) in. Hij maakte de partijleiders in de vazalstaten duidelijk dat zij niet langer op de inzet van het Sovjetleger konden rekenen bij het beteugelen van demonstraties of opstanden. In Polen werd een regering van voormalige dissidenten geïnstalleerd en de Hongaarse bevolking dwong vrije verkiezingen af. Het IJzeren Gordijn begon scheuren te vertonen. Oost-Duitse staatsburgers reisden via Hongarije naar het Westen, in Leipzig kwamen elke maandag duizenden betogers op de been en op 9 november 1989 viel het symbool van de Duitse scheiding: de Muur die Berlijn in tweeën deelde.

Oost-Duitse grenswachters kijken door een gat dat demonstranten gemaakt hebben in de Berlijnse Muur, november 1989.

De Duitse bondskanselier Kohl juichte de hereniging van de twee Duitslanden zonder enige aarzeling toe. Het vooruitzicht van een Duitse hereniging leidde in de Europese Raad echter tot een felle opleving van het naoorlogse debat over de positie van Duitsland in Europa (zie 2.1). De Britse premier Thatcher maakte er geen geheim van dat zij Duitsland het liefst klein wilde houden, premier Andreotti van Italië vreesde dominantie van Duitsland in Europa en de Nederlandse regeringsleider Ruud Lubbers vroeg zich openlijk af of de hereniging van Duitsland eigenlijk wel gelegen kwam. Commissievoorzitter Jacques Delors werd de belangrijkste medestander van bondskanselier Kohl. In het tienpuntenplan dat hij inderhaast had opgesteld om de gebeurtenissen richting te geven, benadrukte Kohl dat de Duitse hereniging en het proces van Europese integratie in elkaars verlengde lagen. Dankzij de steun van Delors werd deze visie tijdens de top van Straatsburg in december 1989 door de andere regeringsleiders aanvaard en werd voorkomen dat de leiders van de lidstaten in hun oude wantrouwen terugvielen.

Joegoslavië valt uiteen

De ontmanteling van het IJzeren Gordijn had niet alleen posi­ tieve gevolgen. Er ging weliswaar een belangrijke impuls voor het proces van Europese integratie van uit, maar in de ­Federale Republiek Joegoslavië kwam juist een tegenoverge­ stelde beweging op gang. In de loop van 1991 braken geweld­ dadigheden uit die rechtstreekse herinneringen aan de Twee­ de Wereldoorlog opriepen. Tijdens de Top van Maastricht op 9 en 10 december 1991 bleken de West-Europese landen niet in staat een gemeenschappelijk beleid ten aanzien van de oorlog in het voormalige Joegoslavië vast te stellen. Net zoals in 1973 tijdens de Top van Kopenhagen klopte de wereld op de deur van Europa en opnieuw gaf Europa niet thuis.


35

3.6 Opdrachten

Opdracht 2  oorzaak en gevolg, continuïteit en verandering Lees 3.1 en bron 14. a Wat was de directe aanleiding voor de samenwerking van de lidstaten op het terrein van buitenlandbeleid in 1973? b Wat was de belangrijkste reden voor de Duitse minister van Buitenlandse Zaken om te voorkomen dat Duitse militairen in een Libië zouden moeten ingrijpen? c Waarom zijn de lidstaten huiverig om de uitoefening van soevereiniteit op het terrein van de buitenlandse politiek over te dragen? bron 13

Het kamp Manjaca in de buurt van Banja Luka, november 1992.

3.6  Opdrachten Opdracht 1  oorzaak en gevolg a Wanneer en met welke landen vond de eerste uitbreiding van de EG plaats? b Waarom verliep de toetreding van Groot-Brittannië moeizamer dan die van de andere twee landen? c Beschrijf en verklaar het standpunt van Nederland ten aanzien van de toetreding van Groot-Brittannië.

In het voorjaar van 2011 kwam er in Libië een gewapende beweging op gang die de toenmalige dictator kolonel Khaddafi wilde afzetten. De opstandelingen kregen steun van de bevolking, maar kolonel Khaddafi beschikte over wapens en vliegtuigen. De VN-Veiligheidsraad aarzelde met ingrijpen. China en Rusland waren om politieke en principiële redenen tegen steun aan de opstandelingen. Na maanden van overleg deden Frankrijk en GrootBrittannië als vaste leden van de Veiligheidsraad op 18 maart 2011 het voorstel om de rebellen militaire steun te verlenen. De lidstaten van de EU waren het zelfs in dit geval niet met elkaar eens. Malta en Duitsland weigerden de operatie te steunen. Malta wilde niet meedoen, omdat het land slechts één vliegveld had en niet het risico wilde lopen op een vergeldingsaanval. Duitsland wees deelname af met een beroep op het verleden. De Duitse minister van Buitenlandse Zaken wilde voorkomen dat Duitse militairen in een ander land zouden moeten ingrijpen. bron 14

Opdracht 3  bron en vraagstelling Bekijk bron 2. a Geef de kern van de cartoon over premier Thatcher in je eigen woorden weer. b Omschrijf vervolgens wat de slogan ‘I want my money back!’ in het kader van de Europese samenwerking betekent, zowel letterlijk als figuurlijk.

De identiteit van Frans Timmermans In een rede voor een Europese bijeenkomst over burger­ schap en onderwijs die in november 2013 in Den Haag werd gehouden, gaf minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans de volgende omschrijving van zijn identiteit: ‘Ik zou geen Europeaan kunnen zijn zonder me in de eerste plaats Nederlander te voelen. En ik zou geen Nederlander kunnen zijn zonder me te realiseren dat ik uit Limburg kom en ik zou niet uit Limburg kunnen komen als ik niet in Maastricht geboren was. We hebben allemaal samengestelde identiteiten ...’ bron 15 Opdracht 4  inleving Lees 3.1 en bron 15. a Wat hield Europese identiteit in volgens de regeringsleiders in 1973? b Wat is het verschil tussen de nationaliteit die iemand heeft en de identiteit die hij voelt? Gebruik bron 15 bij je antwoord. c Wat zijn de belangrijkste factoren voor jouw eigen gevoel van identiteit? Opdracht 5 a In welk jaar zijn de eerste rechtstreekse verkiezingen voor het Europees Parlement gehouden? b Wat is een dubbelmandaat? c Omschrijf de voor- en nadelen van een dubbelmandaat.


36

3 Van grondstoffen naar grondrechten

Opdracht 6  gebeurtenis, verschijnsel, ontwikkeling a Wanneer werd het Europees Monetair Stelsel ingericht? b Wat was het doel van het EMS? c Leg in eigen woorden uit waarom een stelsel van schommelende wisselkoersen onverenigbaar is met een gemeenschappelijke markt. Opdracht 7 a Wat is de Europese Raad? b Wanneer is de Europese Raad opgericht? c Bij welk verdrag is de Europese Raad een instelling van de EU geworden? d Wat zijn de belangrijkste taken van de Europese Raad? e Wat is het verschil tussen de Europese Raad en de Raad van Ministers? Opdracht 8  oorzaak en gevolg a Wat is een andere term voor eurosclerose? b Wat waren de oorzaken voor het ontstaan van eurosclerose? c Op welke manier werd geprobeerd de eurosclerose te overwinnen? Opdracht 9  continuïteit en verandering a Noem drie landen die tijdens de Koude Oorlog neutraal waren. b Wat hield het begrip neutraliteit in die periode in? c Op welke manier verschilde deze neutraliteit van die van Nederland voor de Tweede Wereldoorlog? Opdracht 10 a In welk jaar is de Akte van Helsinki gesloten? b Welke groepen landen waren bij het Helsinki-proces betrokken? c Wat was de betekenis van de Akte van Helsinki voor de Europese integratie? Opdracht 11 Bekijk bron 7 en lees het bijschrift. a Waarom waren sommige landen tegen de invoering van een aparte vlag? b In veel lidstaten wappert de Europese vlag op officiële gebouwen naast de nationale vlag. Welke symbolische betekenis gaat daarvan uit? Opdracht 12  plaatsen in de tijd a Waarom werd Vaclav Havel in zijn jeugd door de communistische machthebbers gediscrimineerd? Leg uit wat dat met communisme te maken heeft. b Om welke reden werd Havel na de oprichting van Charta 77 bij herhaling gearresteerd en veroordeeld? c Wat betekende zijn oproep om ‘in waarheid te leven’ voor zijn medeburgers? d Wat betekent die oproep voor jou?

Opdracht 13 a Welk beginsel is door de Europese Akte van 1986 op een aantal terreinen opgeheven? b Wat betekent de term het tempo van de traagste in het kader van de Europese samenwerking? Opdracht 14  oorzaak en gevolg a Wat betekent de term democratisch tekort? b Sinds wanneer wordt de term democratisch tekort veel gebruikt? c Wat zijn de oorzaken van het democratisch tekort? Opdracht 15 a Noem drie regeringsleiders die zich tegen de Duitse hereniging verzetten. b Geef aan om welke redenen zij hereniging van Duitsland geen goed idee vonden. c Noem de belangrijkste reden voor de hereniging van de twee Duitslanden. Opdracht 16  bron en vraagstelling Bekijk bron 13. a In welk land brak na de val van de Muur een burgeroorlog uit? b Verklaar waarom er juist in dit Europese land een burgeroorlog uitbrak. c Geef de namen van twee landen die nu lid van de EU zijn en die toen bij de burgeroorlog betrokken waren. d Beschrijf de tegengestelde bewegingen in West-Europa enerzijds en in Midden- en Oost-Europa anderzijds. Opdracht 17  feit en mening Voer een Lagerhuisdebat over de stelling: Europese identiteit is een illusie.

Kennis 1a, 2a, 5a, 6a, 6b, 7, 8a, 9a, 10a, 10b, 13a, 14a, 14b, 15, 16a, 16b Begrip 1b, 2b, 4a, 5b, 5c, 8b, 8c, 9b, 9c, 10c, 11a, 11b, 12a, 12b, 12c, 13b, 14c, 16c Toepassing 1c, 2c, 3, 4b, 6c, 12d, 17


4

Het burgerschap van de Europese Unie bron 1 Bezorgde mensen protesteren in Maastricht tegen de verder­gaande Europese samenwerking.

Deelvraag

Wat is de betekenis van het burgerschap van de Europese Unie en hoe is dit burgerschap tot ontwikkeling gekomen?

4.1 Het Verdrag van Maastricht Het Verdrag tot oprichting van de Europese Unie is in december 1991 in Maastricht onder Nederlands voorzitterschap gesloten. De kern van het Verdrag van Maastricht bestaat uit de bepaling dat de burgers van de lidstaten ook burgers van de Unie zijn. Dat is een nieuwe constructie die niet eerder is toegepast. De EU is geen staat geworden zoals de voorstanders van het federalisme oorspronkelijk wilden, maar vormt de eerste en enige internationale organisatie op de wereld die ook uit burgers bestaat. Wat de nieuwe status precies inhield, was niet meteen duidelijk. Sommige wetenschappers omschreven het burgerschap van de Unie als een lege dop. Volgens hen kregen de nieuwbakken burgers niet meer rechten dan de rechten die ze als gevolg van het vrij verkeer van personen al hadden. De burgers werden ook in verwarring gebracht. De kiezers in Denemarken waren bang dat Denemarken uiteindelijk toch zou opgaan in een federale Europese staat. Toen de Deense

bron 2

In het Gouvernementsgebouw van Maastricht ondertekenen Minister van Buitenlandse Zaken Van den Broek (links) en minister van FinanciĂŤn Kok het verdrag over de Europese Unie, februari 1992.


38

4 Het burgerschap van de Europese Unie

bevolking zich in 1992 in een referendum mocht uitspreken, wees de meerderheid van de kiezers het Verdrag van Maastricht af. In reactie op deze uitslag verklaarde de Europese Raad dat het burgerschap van de EU náást en niet in plaats ván het burgerschap van de lidstaten zou komen. Deze verzekering leidde ertoe dat de Deense kiezers bij een tweede volksraadpleging in 1993 wel met het Verdrag van Maastricht instemden.

Nadat de burgers van Denemarken het Verdrag van Maastricht hadden verworpen in hun referendum, gaf de Deense regering de volgende verklaring uit: ‘Niets in het Verdrag over de Europese Unie is bedoeld als een poging om een burgerschap van de Unie te scheppen in de zin van burgerschap van een natiestaat.’ De Europese Raad reageerde hierop met de verklaring dat het burgerschap van de Unie naast en niet in plaats van het burgerschap van de lidstaten komt. bron 3

was. In hun optiek bewees de uitslag van het referendum in Denemarken dat de burgers helemaal geen band met Europa hadden en dat het democratisch tekort van de EU per definitie niet opgeheven kon worden. Er waren niet alleen eurosceptici (zie 3.4) aan de linkerkant van het politieke spectrum, maar ook aan de rechterzijde lieten critici in toenemende mate van zich horen. De Belgische schrijver Geert van Istendael bracht zijn opvatting over de EU onder woorden in de stelling: De Europese Unie is de ontkenning van alles wat Europa waardevol maakt. Zijn Nederlandse collega Paul Scheffer voegde daar in een debat een nog verder strekkende conclusie aan toe: De EU vernietigt wat zij in stand moet houden: een stabiele democratische omgeving. Volgens hen zouden de mensen veel beter af zijn geweest als de hele onderneming nooit was begonnen.

De structuur van de EU

Door de interne markt veranderde de betekenis van de begrippen binnenland en buitenland. Engelse vervoersbedrijven omschreven home als de hele interne markt en abroad als alles wat daarbuiten lag. In officiële documenten werd de EU vaak vergeleken met een Griekse tempel die op drie zuilen rust. De eerste zuil was de gemeenschappelijke markt, de kern van de Unie. De andere twee zuilen waren justitie en binnenlandse zaken enerzijds en buitenlandbeleid en defensie anderzijds. In de eerste zuil vond de besluitvorming volgens de gemeenschappelijke of communautaire methode plaats (zie 2.4), maar in de beide andere zuilen onderhandelden de regeringen van de lidstaten met elkaar, de intergouvernementele methode. Het Europees Parlement had op die gebieden niets te zeggen en het Europees Hof van Justitie stond er buitenspel.

Europese Unie

1 Economie

bron 4

De Deense links-liberale partij Venstre geeft een positief stemadvies. Onderaan staat: Respect voor de ware aard van democratie: elke stem volgens zijn eigen overtuiging.

De Europese burger is sceptisch

Deze gang van zaken droeg niet bij aan het vertrouwen van de burgers in ‘hun’ kersverse Unie. Het feit dat het conflict in het voormalige Joegoslavië ontaardde in een nieuwe oorlog op Europees grondgebied, wekte evenmin de indruk dat Europa de lessen uit het verleden had geleerd. Bovendien bleek het heel moeilijk om in heldere woorden te vertellen hoe de EU eigenlijk functioneerde en wat de relatie tussen de twaalf lidstaten en de Unie precies was. Voor de tegenstanders van Europese integratie vormde die onmacht het bewijs dat de oprichting van de EU een doodlopende weg

2 Buitenland

3 Binnenland

• Europese Gemeenschap • Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal • Europese Gemeenschap voor Atoomenergie • Economische en Monetaire Unie

• Coördinatie van buitenlands beleid • Diplomatieke betrekkingen • Deelname aan vredesonderhandelingen • Samenwerking op het gebied van defensie en vredesoperaties

• Samenwerking justitie • Samenwerking binnenlandse zaken

• Communautaire methode

• Intergouvernementele methode

• Intergouvernementele methode

bron 5

De EU rust als het fronton van een Griekse tempel op drie pilaren.


39

4.2 Uitbreiding of verdieping?

De wieg van de euro

Het Verdrag van Maastricht had niet alleen politieke gevolgen voor de EU, maar legde ook de basis voor verdere integratie op financieel-economisch gebied. Nu de interne markt was afgerond, was aan de belangrijkste voorwaarde voor de invoering van een gemeenschappelijke munt voldaan (zie 3.3). Het Verdrag van Maastricht werkte de Economische en Monetaire Unie (EMU) stap voor stap uit met als kroon op de gemeenschappelijke markt een gemeenschappelijke munt. Wel werd afgesproken dat lidstaten van de Unie aan strenge voorwaarden moesten voldoen om tot de EMU toe te treden, dat de nieuwe munt als symbool van de EMU in fasen werd ingevoerd en dat er een onafhankelijke Europese Centrale Bank werd opgericht. Deze nieuwe bank kreeg als belangrijkste taak om de stabiliteit van de prijzen te bewaken. Daardoor werd inflatie voorkomen en kon de waarde van de nieuwe munt kon worden gegarandeerd. Lidstaten werden niet verplicht aan de EMU mee te doen, maar tegenstanders konden de oprichting ervan ook niet blokkeren. Niet langer bepaalde de traagste (zie 3.3) het tempo van Europese integratie.

bron 6

kandidaat-landen aan drie essentiële voorwaarden moesten voldoen. Ze moesten: 1 in staat zijn om in de gemeenschappelijke markt van de EU mee te draaien en te concurreren; 2 over stabiele instellingen beschikken die de democratie, de rechtsstaat, de eerbiediging van de mensenrechten en het respect voor minderheden waarborgen; 3 bereid en in staat zijn het geheel van de Europese wet- en regelgeving in het nationale rechtsbestel op te nemen.

4.2 Uitbreiding of verdieping? Na de ineenstorting van de communistische staten vanaf 1989 had de Amerikaanse historicus Fukuyama triomfantelijk verklaard dat het einde der geschiedenis was aangebroken. Die uitspraak viel moeilijk te rijmen met de situatie in Europa. De EU stond direct na haar oprichting voor een aantal belangrijke keuzes. De toetreding van drie relatief kleine landen in 1995 veroorzaakte geen ernstige problemen, want Oostenrijk, Finland en Zweden waren tijdens de Koude Oorlog neutraal geweest en hun economieën waren goed ontwikkeld. Het Europa van de vijftien verschilde niet wezenlijk van dat van de twaalf, maar het was de vraag of de Unie snel verder moest uitbreiden. Het leek verstandig om de samenwerking van de nu ontstane Unie eerst verder te verdiepen. In Duitsland, waren de Oost-Duitse staten al een jaar na het verdwijnen van de Muur volwaardige deelstaten van de Bondsrepubliek geworden, maar er waren ook grote problemen. Voor velen was dit het bewijs dat uitbreiding van de EU op korte termijn niet verstandig was.

De Britse premier Cameron sluipt met Groot-Brittannië onder zijn arm weg. Groot-Brittannië wilde onder géén voorwaarde meedoen aan de euro. De euroscepsis in het land groeide. In 2013 stelde de Britse regering een referendum over de uittreding van Groot-Brittannië in het vooruitzicht.

Landen in Midden- en Oost-Europa willen lid worden

Terwijl de burgers in de lidstaten van de EU zich steeds meer bewust werden van de problemen die met de Unie verbonden waren, gaven de landen in Midden- en Oost-Europa juist te kennen dat ze snel lid wilden worden. Ze werden door de EU geholpen bij de omschakeling van een geleide economie zoals die onder het communisme had bestaan, naar de vrijemarkteconomie van de Unie. Omdat er veel belangstelling bestond voor het lidmaatschap van de Unie, scherpte de Europese Raad de voorwaarden voor toetreding aan. Tijdens de Top in Kopenhagen (juni 1993) stelde de Raad dat

bron 7

Bloeiende Landschappen. Kort na de val van het communisme en het afbreken van de Berlijnse Muur beloofde de toenmalige bondskanselier Kohl dat de vier nieuwe deelstaten die vroeger de DDR (Oost-Duitsland) hadden gevormd, snel zouden worden omgevormd tot ‘bloeiende landschappen’.


40

4 Het burgerschap van de Europese Unie

Economisch model

Een ander ingewikkeld vraagstuk betrof de keuze voor het economisch model van de Unie. Een gemeenschappelijke markt kon niet zonder een gemeenschappelijke benadering, zeker niet als die markt bekroond zou worden met een gezamenlijke munt. Er werden in de lidstaten twee verschillende modellen gehanteerd. In het ene model mocht de overheid zo weinig mogelijk regels stellen en moest er zo veel mogelijk worden overgelaten aan de werking van de markt. Groot-Brittannië was de bakermat van dit Angelsaksische model. Premier Thatcher had in eigen land de macht van de vakbonden gebroken. Haar opvolger, John Major, bedong een uitzondering bij de sociale paragraaf van het Verdrag van Maastricht. Hij wilde niet dat de werking van de vrije markt gehinderd zou worden door afspraken ten gunste van werknemers. Andere lidstaten, waaronder vooral de Bondsrepubliek Duitsland, bepleitten het zogeheten Rijnlandse model. Daarin ligt de nadruk op overleg, worden de rechten van werknemers beschermd en zijn multinationale bedrijven verplicht op Europees niveau ondernemingsraden in te stellen. Het ging kort gezegd om de keuze tussen een neoliberale benadering en de regulering van de markt.

Regels voor lidstaten worden strenger

Het Verdrag van Amsterdam dat in het voorjaar van 1997 werd gesloten, zorgde voor een belangrijke verdieping van de samenwerking. Dit verdrag vormde in zeker opzicht een tegenhanger van ‘Kopenhagen’. Was in de Deense hoofdstad afgesproken dat kandidaat-landen aan strenge eisen van rechtsstaat en democratie moesten voldoen vóór ze konden toetreden, nu werden die eisen ook aan de zittende lidstaten gesteld. Volgens het Verdrag van Amsterdam kunnen rechten van lidstaten worden opgeschort als zij zich schuldig maken aan ernstige en voortdurende schending van de grondbeginselen van de Unie. Hiervoor is een procedure ontwikkeld, waarin het Europees Parlement een belangrijke rol speelt. Bovendien bepaalt het Verdrag van Amsterdam dat de EU gegrondvest is op beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de rechten van de mens, van de fundamentele vrijheden en van de rechtsstaat. Het Verdrag van Amsterdam legde hiermee voor het eerst in de geschiedenis van de EU de grondgedachte vast dat de beginselen van democratie en rechtsstaat niet alleen van toepassing zijn op de lidstaten, maar ook op de Unie. Deze visie werd een paar jaar later in een gezamenlijke verklaring onderschreven door de voorzitters van de Europese Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie (bron 8). De verdieping van de Europese samenwerking die sinds de invoering van het Verdrag van Maastricht was gerealiseerd, had niet geleid tot de vorming van een federale staat, maar ging wel in de richting van een gemeenschappelijke democratie.

Na een inleidende overweging die gaat over het streven naar een steeds hechter verbond tussen de volkeren van Europa vervolgt de preambule met de volgende twee kernzinnen: ‘Zich bewust van haar geestelijke en morele erfgoed vestigt de Unie haar grondslag op de ondeelbare en universele waarden van vrijheid, gelijkheid en solidariteit; zij berust op het beginsel van de democratie en het beginsel van de rechtsstaat. Zij stelt de mens centraal in haar optreden door het burgerschap van de Unie in te stellen en een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen.’ Uit: Preambule van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (december 2000).

bron 8

4.3 De Grondwet voor Europa Het enthousiasme van de voorzitters van de Europese Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie werd niet gedeeld door een groeiend aantal eurosceptici in Engeland, Frankrijk, Denemarken, Nederland en andere lidstaten. Volgens hen was de EU theoretisch onmogelijk en praktisch een ramp. Europa kón niet, omdat democratie en rechtsstaat in hun visie alleen konden bestaan in een soevereine staat. Zij betoogden dat de soevereiniteit aan het volk toebehoort en niet mag worden weggegeven aan ongekozen bureaucraten in Brussel. Op die manier zou een Europese Superstaat ontstaan, waarin de afzonderlijke landen en hun burgers niets meer te zeggen hadden. Tegelijk klonk tot in de uithoeken van de EU kritiek op de Brusselse bemoeizucht. Zelfs de vorm van komkommers en de maat van condooms ontkwamen niet aan de voorschriften van de interne markt. Ondertussen stonden de grenzen wagenwijd open, nam de criminaliteit zienderogen toe, zou de euro het leven alleen maar duurder maken en dreigden de lidstaten hun zelfstandigheid te verliezen. Eurosceptische politici en wetenschappers voorspelden een rebellie van de burgers!

De kloof tussen Brussel en burger

De Belgische premier Guy Verhofstadt die in eigen land furore had gemaakt met een serie burgermanifesten, gebruikte het Belgisch voorzitterschap van de Europese Raad in 2001 voor een uiterste poging om de kloof tussen Brussel en de burger te dichten. Volgens de Verklaring van Laken die door toedoen van Verhofstadt werd aangenomen, moest het bestuur van de EU dringend worden vernieuwd. De Verklaring voerde daarvoor drie redenen aan.


41

4.3 De Grondwet voor Europa

Een van de eurosceptische politici was de Nederlandse politicus Pim Fortuyn (vermoord in 2002). Over de EU schreef hij: ‘Op zijn best verwordt Europa tot een verlichte dictatuur onder leiding van door niemand écht gecontroleerde Raden van Ministers en een Raad van Regeringsleiders, en vormgegeven door eurobureaucraten onder supervisie van de Europese Commissie, daarin gecontroleerd door een schijnparlement. Eén ding is zeker: een dergelijk avontuur loopt vroeg of laat volledig spaak!’ Fortuyn richtte zijn kritiek vooral op de invoering van de euro: ‘Het euro-project is echter bovenal een project van de eurocratische elites in de landen van de lidstaten: los van het volk, politiek weinig geprononceerd en bepaald door technocratische criteria. Het project loopt daardoor de kans te gaan zweven en dat kan dodelijk zijn voor de voortgang ervan. Het democratisch gat in de EU manifesteert zich hier op zijn scherpst. Niets en niemand controleert de eurocratische elites. Zij gaan hun gang alsof Europa hun persoonlijke eigendom is. Dat is niet zo en eens zullen zij daar tot schade en schande van henzelf, maar ook tot die van de bevolkingen van de lidstaten, achter komen. Dan kan het puinruimen beginnen.’ Pim Fortuyn, Zielloos Europa (1997).

bron 9 • Op 1 mei 2004 zouden tien nieuwe lidstaten toetreden. De uitbreiding van 15 naar 25 lidstaten maakte een hervorming van de instellingen onontkoombaar. • De besluitvorming was veel te ondoorzichtig. Alleen een transparante Unie zou het vertrouwen van de burgers kunnen herstellen. • De nationale parlementen moesten een rol bij de besluitvorming van de EU kunnen spelen. Door de vernieuwingen moest de EU transparant, efficiënt en democratisch worden, zodat de burgers weer vertrouwen in de Unie konden hebben.

kandidaat-landen, inclusief Turkije, vertegenwoordigd. Met behulp van de nieuwe media werd zelfs een Burgerforum ingesteld, waardoor maatschappelijke instellingen en individuele burgers hun bijdrage aan het debat konden leveren. Door deze bijzondere werkwijze waren de verwachtingen over de uitkomst van de conventie hooggespannen. In een periode van anderhalf jaar stelden de afgevaardigden een tekst op die trots als Grondwet voor Europa gepresenteerd werd.

Referendum

Een referendum is de rechtstreekse raadpleging van de bevolking op een bepaald grondgebied over een goed omschreven onderwerp. De term referendum stamt uit het Latijn en betekent letterlijk ‘dat wat gerapporteerd moet worden’. In sommige landen vormen referenda een uitzondering, in andere zijn ze een regelmatig terugkerend verschijnsel en kan een minderheid van de bevolking een voorstel voor een volksraadpleging indienen. In de EU zijn er twee situaties, waarin lidstaten hun bevolking rechtstreeks raadplegen. • Als een land tot de EU wil toetreden. Noorwegen heeft het voorstel van de regering om tot de EG/EU toe te treden twee keer in een referendum afgewezen. • Bij een verandering van EU-verdragen. Dit heeft zich een aantal keren in Ierland en Denemarken voorgedaan, waar de bevolking eerst tegen een verdrag (Maastricht, Nice, Lissabon) stemde, maar er later toch mee akkoord ging. De Grondwet voor Europa werd in de lente van 2005 eerst door de Franse en een paar dagen later door de Nederlandse kiezers afgewezen. De Britse regering heeft in 2013 een volksraadpleging in het vooruitzicht gesteld over de vraag of Groot-Brittannië wel lid van de EU moet blijven.

De Grondwet voor Europa

Nadat de Verklaring van Laken aanvaard was, riep de Europese Raad de Conventie over de Toekomst van Europa bijeen om de voorgestelde veranderingen te bespreken en te inventariseren. Gewoonlijk bereiden diplomaten van lidstaten een nieuw verdrag of veranderingen in een bestaand verdrag voor. Zij vertegenwoordigen hun lidstaten. Deze Conventie week opzettelijk van dat patroon af. Behalve vertegenwoor­ digers van de regeringen, namen leden van de parlementen van de Unie deel aan de voorbereiding. Bovendien waren de

bron 10

Verkiezingsposters waarop de politieke partijen in Nederland hun standpunt kenbaar maken over de Grondwet voor Europa (2005).


42

4 Het burgerschap van de Europese Unie

De ironie van de geschiedenis wil dat de Grondwet voor Europa werd afgewezen door de burgers die dankzij die grondwet juist met de EU verzoend hadden moeten worden. De Conventie en de Raad hadden die mislukking echter aan zichzelf te wijten. Zij omschreven het verdrag dat zij hadden opgesteld als een grondwet. Ze haalden twee begrippen door elkaar die zowel in het algemene spraakgebruik als in de politieke werkelijkheid strikt van elkaar gescheiden zijn. Een grondwet hoort bij een land, terwijl een verdrag betrekking heeft op de verhouding tussen twee of meer staten. Door het verdrag dat zij wilden sluiten, voor te stellen als een grondwet, wekten de leden van de Raad de indruk dat zij de bedoeling hadden om van de EU uiteindelijk een staat te maken. Zij maakten dus precies dezelfde fout als bij de invoering van het burgerschap van de Unie in 1992. Toen waren het de Deense burgers die het verdrag afwezen en kon de Raad de schade nog net herstellen. In 2005 wezen de burgers in Frankrijk en Nederland de dubbelzinnige voorstellen in referenda af en verdween het idee van een federale Europese staat voorgoed achter de horizon. De verwerping van de Grondwet riep emotionele reacties op. De voorstanders van een federaal Europa zagen hun langgekoesterde dromen vervliegen, maar de eurosceptici haalden opgelucht adem.

4.4 Het Verdrag van Lissabon Er speelden in het eerste decennium van de 21e eeuw allerlei problemen tegelijk in de EU. De drie belangrijkste kwesties waren: 1 De euro werd in twee fasen ingevoerd. Vanaf 1 januari 1999 kon er op papier mee betaald worden. Dat was vooral voor bedrijven en instellingen van belang. Voor het publiek vond de overgang op 1 januari 2002 plaats. Op die dag werd de gemeenschappelijke munt ook in de vorm van munten en bankbiljetten ingevoerd. De burgers kregen de euro dus vanaf januari 2002 in hun portemonnee. 2 De aanslagen die moslim-extremisten op 11 september 2001 pleegden in de Verenigde Staten leidden tot de gewapende inval in Irak in 2003. Deze inval zorgde voor grote verdeeldheid binnen de EU. Sommige lidstaten steunden de inval, andere waren er fel tegen. 3 In het vroegere Oostblok troffen acht landen de nodige maatregelen om aan de criteria voor toetreding tot de EU te voldoen. De grote uitbreiding van de Unie, waar Cyprus en Malta ook aan meededen, vond op 1 mei 2004 plaats. In 2007 volgden RoemeniĂŤ en Bulgarije en op 1 juli 2013 trad KroatiĂŤ toe tot de Unie.

Europa was eeuwenlang een idee, een gedachte die hoop bood op vrede en verzoening. Die hoop is in vervulling gegaan. De Europese eenwording heeft de grondslag voor vrede en welvaart gelegd. Zij heeft saamhorigheid geschapen en tegenstellingen overwonnen. Elk lid heeft geholpen Europa te verenigen en de democratie en de rechtsstaat te versterken. Wij hebben het aan de vrijheidszin van de mensen in Midden- en Oost-Europa te danken dat de kunstmatige tweedeling van Europa voorgoed verleden tijd is. Wij hebben lering uit onze bloedige geschiedenis getrokken. Wij leven vandaag met elkaar zoals dat vroeger nooit mogelijk is geweest. Uit: Verklaring van Berlijn (25 maart 2007).

bron 12

bron 11

De EU is geen keizerrijk.

De verwerping van de Grondwet voor Europa deed de Unie op haar grondvesten schudden. De Europese Raad kondigde een periode van bezinning af die bijna twee jaar duurde. Pas bij de viering van de vijftigste verjaardag van de Verdragen van Rome die in maart 2007 in Berlijn plaatsvond, pakte de Europese Raad de draad weer op. De Verklaring van Berlijn (bron 12) legde de basis voor het Verdrag van Lissabon dat op 18 december 2007 werd gesloten. Het woord grondwet werd in dit verdrag zorgvuldig gemeden. De meeste lidstaten vonden het daarom niet nodig weer een referendum uit te schrijven.


43

4.5 Unie van staten en burgers

De bevolking van Ierland waar wel een volksraadpleging werd gehouden, bleek opnieuw tegen. Bij een tweede referendum stemden de Ieren echter met ruime meerderheid voor. In twee nieuwe lidstaten, te weten Polen en Tsjechië, moesten de hoogste rechters zich over procedurele bezwaren uitspreken, maar op 1 december 2009 trad het Verdrag van Lissabon uiteindelijk in werking.

Verschil tussen de Grondwet en het Verdrag van Lissabon

Veel burgers vroegen zich af wat de verschillen tussen de Grondwet voor Europa en het Verdrag van Lissabon nu eigenlijk waren. Het eerste verschil betrof de vorm van het document. Een grondwet bevat regels voor de inrichting van een soevereine staat, terwijl een verdrag betrekking heeft op de verhouding tussen staten. De keuze voor een nieuw verdrag was dus bedoeld om de vrees weg te nemen dat de EU de lidstaten uiteindelijk zou opheffen. In inhoudelijk opzicht bestaan er meer overeenkomsten dan verschillen tussen beide teksten. In het nieuwe verdrag is het idee uit de Grondwet overgenomen om de oorspronkelijke Gemeenschappen in de EU op te laten gaan. Bovendien kreeg de EU rechtspersoonlijkheid. De verschillen zijn echter van belang voor de koers van de Unie. Het eerste inhoudelijke verschil is dat elementen die op staatsvorming duiden, zo veel mogelijk zijn verwijderd. Ten tweede maken vlag en volkslied geen onderdeel van de verdragen uit. Er wordt ook niet meer over Europese wetten gesproken. De belangrijkste reden waarom het Verdrag van Lissabon de ontwikkeling van de EU naar een federale staat verhindert, ligt echter in de bepaling dat elke lidstaat het recht heeft om het samenwerkings­ verband op te zeggen. Elke lidstaat heeft met andere woorden het recht om eenzijdig uit de Unie te treden. In dit opzicht verschilt de EU van de VS. In Amerika vormde het ontbreken van een bepaling over het recht van afscheiding in de 19e eeuw juist de belangrijkste oorzaak voor het uitbreken van de burgeroorlog. Het artikel over de opzegging van het lidmaatschap weerspiegelt het uitgangspunt van het Verdrag van Lissabon: de lidstaten hebben het in de Unie voor het zeggen. Zij zijn de heren der verdragen. Volgens artikel 1 staan de lidstaten bevoegdheden aan de Unie af om hun gemeenschappelijke doelen te bereiken. Omgekeerd moet de EU de nationale identiteit van de lidstaten respecteren. De Unie mag de essentiële staatsfuncties van de lidstaten niet aantasten. Bevoegdheden die niet aan de Unie zijn overgedragen, blijven bij de lidstaten. Het belangrijkste verschil tussen de Grondwet voor Europa en het Verdrag van Lissabon is de richting waarin de EU zich ontwikkelt. Het Verdrag van Lissabon maakt duidelijk dat de EU geen federale staat zal worden.

4.5 Unie van staten en burgers Het Verdrag van Lissabon laat er geen twijfel over bestaan dat de EU meer is dan een unie van staten. Een statenbond heeft immers geen burgers, geen rechtstreeks gekozen parlement en geen onafhankelijk Hof van Justitie (zie 1.3). Ook al is de EU geen bondsstaat en vormt de EU ook geen statenbond, toch bestaat de EU natuurlijk wel. De vraag is alleen met welke term de Unie aangeduid kan worden. Het Verdrag van Lissabon bevat duidelijke aanknopings­ punten om deze vraag te beantwoorden. Het verdrag spreekt niet alleen over de lidstaten, maar ook over de burgers van de Unie. Artikel 3 zegt dat de Unie haar burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht biedt zonder binnengrenzen. Artikel 9 herhaalt het uitgangspunt van het Verdrag van Maastricht dat de burgers van de lidstaten tevens burgers van de Unie zijn, maar plaatst dat burgerschap in een bredere context. Aan de ene kant genieten de burgers de bescherming van het Handvest van de Grondrechten van de EU en aan de andere kant kunnen ze deelnemen aan het democratische leven van de Unie. Volgens artikel 10 is de Unie gegrondvest op de representatieve democratie. Burgers vormen een onmisbare voorwaarde voor het functioneren van die democratie. Zij maken wezenlijk deel uit van de EU. Omdat de Europese Unie volgens het Verdrag van Lissabon zowel uit staten als uit burgers bestaat, ligt het voor de hand de EU te omschrijven als een Unie van staten en burgers.

Grondrechten van de EU

Al in december 2000 kregen de burgers een Handvest van de Grondrechten van de EU, maar de betekenis van het Handvest moest nog duidelijk worden. Het EU-Hof van Justitie heeft inmiddels in een groot aantal uitspraken opheldering verschaft. Het verschil tussen de oude EG en de huidige EU komt in die uitspraken duidelijk naar voren. In de EG waren de rechten van de burgers van de lidstaten alleen van toepassing als burgers een grens tussen twee lidstaten overschreden. Er moest sprake zijn van zogenoemde grensoverschrijdende activiteiten (zie 2.4). In de EU hebben de burgers rechten op grond van hun burgerschap van de Unie. Volgens het Hof van Justitie genieten de burgers van de Unie de bescherming van het Handvest in alle situaties waarin het recht van de Unie geldt. Dat betekent dat de marktmensen van de Gemeenschappen uitgegroeid zijn tot volwaardige burgers van de Unie. De EU weerlegt op deze manier de veronderstelling dat de beginselen van de rechtsstaat alleen binnen het verband van een soevereine staat tot ontwikkeling kunnen komen en afgedwongen kunnen worden. Ruim twintig jaar na het Verdrag van Maastricht (1992), waarin het burgerschap van de Unie werd geïntroduceerd, begint de betekenis van het nieuwe concept duidelijk te worden. Het EU-burgerschap heeft twee kanten. In de eerste


44

4 Het burgerschap van de Europese Unie

plaats genieten de burgers de bescherming van het recht van de Unie. Het Handvest van de Grondrechten van de Unie dat dezelfde juridische waarde heeft als de verdragen, is van kracht in alle situaties die onder het EU-recht vallen. Tegelijkertijd legt het burgerschap van de EU ook de basis voor het democratisch functioneren van de Europese Unie. Het democratisch tekort van de Unie, dat in de jaren tachtig van de vorige eeuw aan het licht kwam, kon alleen worden bestreden door de invoering van het burgerschap van de Unie.

Oud continent, jonge democratie

Achteraf bezien valt een duidelijke lijn in de ontwikkeling van de EU waar te nemen: het Verdrag van Maastricht luidde de overgang in van een statenbond naar een unie van staten en burgers. De nieuwe vorm is echter nog niet klaar. Integendeel, de EU is volop in ontwikkeling. De volgende decennia zal blijken of de EU als democratie van ongeveer dertig staten en vijfhonderd miljoen burgers levensvatbaar is. Het debat over de EU blijft de komende jaren dus actueel. De kern van dat debat draait om de vraag of het mogelijk en wenselijk is dat de EU zich ontwikkelt van een gemeenschappelijke markt naar een gemeenschappelijke democratie. Vanuit het perspectief van de burger is het belangrijk dat zij hun kritiek op het functioneren van de EU via democratische weg kunnen uiten. Het idee van democratie ontstond omstreeks 500 v.Chr. in Athene en de Griekse stadstaten. Ons woord politiek is afgeleid het Griekse begrip ‘polis’, de woonplaats waarin individuen zich tot burgers ontwikkelden. Tijdens de overgang van de Middeleeuwen naar de Moderne Tijd werd de gedachte van zelfbestuur herontdekt en toegepast in een aantal opkomende Europese staten. De Republiek der Verenigde Nederlanden bracht aan het eind van de 16e eeuw een eigen vorm van democratie in de praktijk. Na de val van Napoleon (1815) kwam het beginsel van regeren voor het volk door het volk in meerdere landen tot ontwikkeling. Staten onderhielden relaties door diplomatie en oorlog voeren. De grootmachten van Europa probeerden met allianties en bondgenootschappen een militair machtsevenwicht te bewaren, waar de belangen van de kleinere landen aan werden opgeofferd. De EU staat nu voor de taak om een democratisch samenwerkingsverband op Europees niveau te ontwikkelen. Het idee van een unie van staten en burgers is dat de burgers zowel kunnen deelnemen aan de nationale democratie van hun land als aan de gemeenschappelijke democratie van de Unie. Europa is weliswaar een oud continent, maar het vormt een jonge democratie.

4.6  Opdrachten Opdracht 1 a Waar en wanneer is de Europese Unie opgericht? b Hoeveel landen waren betrokken bij de oprichting van de EU? c Wat zijn de vier grootste lidstaten van de Unie? d Noem drie eigenschappen waarin de EU verschilt van andere internationale organisaties. Opdracht 2 Gebruik de tekst en bron 3 en 4. a Waarom wezen Deense kiezers het Verdrag van Maastricht in 1992 af? b Hoe reageerde de Europese Raad op de afwijzing van het EU-verdrag? c Noem ten minste één voordeel van en één bezwaar tegen nationale referenda. d Noem ten minste één voordeel van en één bezwaar tegen een referendum voor de hele EU. Opdracht 3  bron en vraagstelling Bekijk bron 5. a Na het Verdrag van Maastricht werd de EU vergeleken met een Griekse tempel. Leg deze vergelijking uit. b Beschrijf hoe de besluitvorming in de verschillende zuilen van de tempel verloopt. Leg ook uit waarom die niet op dezelfde manier verloopt. c Tot welk beleidsterrein behoort het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU? d Zoek uit welk percentage van het totale budget van de EU naar landbouw gaat. Opdracht 4 a In welk Europees land woedde een oorlog tijdens de sluiting van het Verdrag van Maastricht? b Geef met één kernwoord aan wat het verschil is tussen het behoren tot een federale staat en het lidmaatschap van de EU. c Leg uit waarom Kroatië eerder lid kon worden van de VN dan van de EU. Opdracht 5  feit en mening Lees bron 9. De Europese Raad beschouwt de invoering van de gemeenschappelijke munt als de kroon op de interne markt. Pim Fortuyn trok in 1997 juist van leer tegen de euro. Beantwoord meer dan tien jaar na de invoering van de euro de volgende vragen:


45

4.6 Opdrachten

a Is het een verstandige beslissing geweest om de euro in te voeren of zou jij willen dat de lidstaten terugkeren naar afzonderlijke nationale munten? Beargumententeer je antwoord. b Waarom mogen landen die eenmaal zijn toegetreden, later niet meer uit de EMU stappen? c Voer een Lagerhuisdebat over de stelling: Het is goed dat lidstaten wel het recht hebben om uit de EU te treden, maar dat zij het lidmaatschap van de EMU niet kunnen opzeggen. Opdracht 6  continuïteit en verandering a In welke stad werden in 1993 de voorwaarden voor toetreding van nieuwe lidstaten tot de EU opgesteld? b Leg uit waarom het belangrijk was geworden om deze voorwaarden op te stellen. c Bespreek de drie voorwaarden en leg van elke voorwaarde uit wat er in een Oost-Europees land moest veranderen om aan die voorwaarde te voldoen. Opdracht 7 a In welk jaar is het Verdrag van Amsterdam gesloten? b Waaruit bestaat de belangrijkste bijdrage van dit verdrag aan de ontwikkeling van de EU? c Op welke beginselen is de EU sinds het Verdrag van Amsterdam gebaseerd? Opdracht 8 a In welk document zijn de rechten van de burgers van de EU vastgelegd? b Omschrijf in eigen woorden wat het belang van dit document is. Opdracht 9  oorzaak en gevolg a Noem drie argumenten die Eurosceptici kunnen hebben tegen de EU. b Wat is de diepere oorzaak van het onbehagen over de EU? Opdracht 10  oorzaak en gevolg a Wat was de bedoeling van de Verklaring van Laken uit 2001? b In welk opzicht verschilde de Conventie over de toekomst van Europa van andere bijeenkomsten ter voorbereiding van verdragen? c Waarom veroorzaakte de term Grondwet voor Europa problemen en hoe hadden die voorkomen kunnen worden?

Opdracht 11  oorzaak en gevolg a Noem een formeel verschil tussen de Grondwet voor Europa en het Verdrag van Lissabon. b Noem twee concrete overeenkomsten tussen de beide documenten. Leg uit wat deze afspraken betekenden. c Stelling: De Grondwet voor Europa en het Verdrag van Lissabon komen eigenlijk op hetzelfde neer. Geef met argumenten aan waarom je het wel of niet eens bent met deze stelling. Opdracht 12 Bekijk bron 7. Wat is de invloed van de Duitse hereniging op het proces van Europese integratie geweest? Opdracht 13  verschijnsel en ontwikkeling a Wat betekent de zegswijze dat de lidstaten van de EU de heren der verdragen zijn? b Op welke manier wordt geprobeerd het democratisch tekort op te heffen? c Heeft deze poging kans van slagen? Schrijf een betoog van honderd woorden waarin je jouw mening geeft. Opdracht 14 a Wat is het belangrijkste verschil tussen een federale staat en een confederale statenbond? b Omschrijf de belangrijkste verschillen tussen een federale staat en de EU. c Geef aan wat de belangrijkste verschillen tussen een statenbond en de EU zijn. d Formuleer je eigen oordeel met betrekking tot de EU. Wat zijn naar jouw mening de negatieve en de positieve aspecten van de huidige Unie? Opdracht 15  feit en mening Voer een Lagerhuisdebat over de stelling: Het burgerschap van de EU is een lege huls.

Kennis 1, 2a, 2b, 3c, 3d, 4a, 4b, 6a, 7, 8a, 11a, 11b Begrip 2c, 2d, 3a, 3b, 4c, 5b, 6b, 8b, 9, 10, 13a, 13b, 14a, 14b, 14c Toepassing 5a, 5c, 6c, 11, 12, 13c, 14d, 15


5

De Europese Unie nu en in de toekomst bron 1 Campagne voor de Europese Verkiezingen in 2009 van de Partij voor de Dieren op het stationsplein in Den Haag. De partij gebruikte leuzen als Hoeveel regels hebben we nodig en Geen kip vertrouwt Europa nog.

Deelvraag

Wat voor soort organisatie is de EU op dit moment?

5.1 Wie betaalt de EU? De Europese Unie wordt op een andere manier gefinancierd dan de lidstaten. Staten betalen hun uitgaven voor het grootste deel uit de belastingopbrengsten die burgers en ondernemingen betalen. Een kleiner deel komt uit de invoerbelasting. Staten kunnen de hoogte van de belastingen die zij heffen, zelf vaststellen. De bevoegdheid om belastingen op te leggen en te innen is bij uitstek een politieke kwestie. In de geschiedenis van de Republiek der Verenigde Nederlanden speelde de tiende penning een belangrijke rol. De nieuwe belasting die de hertog van Alva in 1572 wilde opleggen, was een van de oorzaken van de Nederlandse Opstand. De belastingwetten die Groot-BrittanniĂŤ oplegde aan de koloniĂŤn in Noord-Amerika vormden de directe aanleiding voor de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog aan het eind van de achttiende eeuw. De opstandelingen eisten het recht om in het Britse parlement mee te beslissen over de besteding van de belastingen die zij zelf betaalden. Deze eis ging de geschiedenis in onder de leus: No taxation without representation (geen belasting zonder vertegenwoordiging).

Schulden en failliete staten

De zekerheid dat staten inkomsten uit belastingen krijgen, geeft hen de mogelijkheid om schulden te maken. Staten kunnen op de financiĂŤle markten geld lenen, omdat zij die schulden kunnen terugbetalen uit de opbrengsten van hun belastingen. Staatsschulden worden aangeduid als soevereine schulden. Als staten hun soevereine schulden niet meer kunnen terugbetalen, loopt eerst de rente op hun leningen op. Wanneer blijkt dat staten definitief niet in staat zijn hun schulden te voldoen, kunnen ze failliet gaan. Het failliet van een staat heeft grote, zelfs vaak desastreuze, gevolgen voor de bron 2

Tijdens de Boston Tea Party vernielden Amerikaanse kolonisten op 16 december 1773 de lading thee van drie Engelse schepen en gooiden de thee in de haven van Boston uit protest tegen hoge importheffingen.


47

5.1 Wie betaalt de EU?

burgers van die staat. De nationale munt devalueert en de waarde van spaargeld keldert. De devaluatie of waardevermindering die na de Eerste Wereldoorlog in Duitsland plaatsvond, vormt honderd jaar later voor veel Duitsers nog altijd een spookbeeld.

de EU voor een periode van zeven jaar wordt vastgesteld. Het voordeel van een jaarlijkse begroting is dat landen rekening kunnen houden met actuele ontwikkelingen. Een voordeel van een meerjarenbegroting is echter dat die stabiliteit en zekerheid geeft. De verschillen tussen de lidstaten en de EU op het vlak van de belastingen maken – opnieuw – duidelijk dat de EU géén staat is en ook niet over een aantal essentiële staatsfuncties beschikt.

De begroting

De begroting van de EU voor de periode 2014-2020 is in het voorjaar van 2013 in overleg tussen de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement vastgesteld. De omvang ervan bedraagt iets minder dan duizend miljard euro. Dat is een groot bedrag, maar wordt in een periode van zeven jaar besteed. Per jaar geeft de EU circa 142 miljard euro uit. Ter vergelijking: de uitgaven van Nederland bedragen bijna 270 miljard euro per jaar (begroting 2014).

bron 3

Deze vrouw gebruikt haar geld om het fornuis mee aan te maken. Het geld was letterlijk niet meer waard dan het papier waarop het gedrukt werd. De foto is rond 1920 genomen in Duitsland.

Verschillen in financiering tussen de lidstaten en de EU

Een bijzonder verschil tussen het burgerschap van de EU en dat van de lidstaten is dat de Unieburgers geen belastingen aan de EU betalen. De Unie mag alleen invoerrechten heffen. De EU heeft dat recht, omdat de invoerrechten in het kader van de interne markt geharmoniseerd zijn. De lidstaten innen de invoerrechten en dragen dat geld grotendeels (75%) over aan de Unie. Omdat de haven van Rotterdam de functie van poort naar Europa vervult, heft Nederland relatief veel invoerbelasting voor de EU. De lidstaten hebben de EU niet de bevoegdheid gegeven om rechtstreeks belasting op te leggen aan burgers en bedrijven. Als gevolg hiervan mag de EU géén schulden maken. Volgens artikel 310 van het Verdrag over de Werking van de EU moeten de uitgaven en de inkomsten van de Unie elkaar in evenwicht houden. Een ander opvallend verschil tussen de financiering van de lidstaten en die van de Unie is de begroting. De lidstaten maken elk jaar een nieuwe begroting, terwijl het budget van

De EU mag dus, anders dan Nederland, niet meer uitgeven dan zij aan inkomsten binnenkrijgt (zie hiervoor artikel 310 VWEU). De inkomsten van de EU worden aangeduid als de eigen middelen van de Unie. De term is enigszins misleidend, omdat de belasting die de EU zelfstandig heft, slechts 12% van de totale inkomsten uitmaken. Via btw-afdrachten komt nog eens ongeveer 10% binnen en bijna driekwart van de eigen middelen van de EU wordt door de lidstaten opgebracht (zie bron 4). De onderhandelingen over de hoogte van de bijdrage die elke lidstaat levert, zijn zeer ingewikkeld en duren vaak maanden. Nederland kreeg in 2005 een korting van één miljard euro en probeert die vast te houden. Omdat andere landen ook graag zo weinig mogelijk afdragen en elke lidstaat zijn eigen inbreng en stokpaardjes heeft, verloopt de besluit­ vorming over de begroting van de EU per definitie stroef. Na afloop van de laatste begrotingsonderhandelingen verzuchtte de voorzitter van de Europese Raad Herman van Rompuy met een glimlach dat het gelukkig maar eens in de zeven jaar hoeft.

9,8%

6,9%

12,3%

71,2%

Traditionele eigen middelen BNI-afdrachten Btw-afdrachten Overige

bron 4

EU-inkomsten en de verdeling naar herkomst (2010).


48

5 De Europese Unie nu en in de toekomst

No taxation without representation

Achter het debat over de eigen middelen van de EU gaat een ideologisch verschil van mening schuil. De Europese Commissie wil graag over meer echte eigen inkomsten kunnen beschikken. Zij heeft onlangs een voorstel gedaan om belasting te heffen op specifieke financiële transacties op de beurs. De lidstaten voelen er weinig voor om de EU het recht te geven zelfstandig belasting te heffen. Deze weerstand komt voort uit twee zorgen. De lidstaten zijn bang dat: • de EU meer op een staat zal gaan lijken en de lidstaten zal overvleugelen. • de instellingen van de Unie het geld op onverantwoorde manier zullen uitgeven. Het antwoord op de vraag in de titel van deze paragraaf: Wie betaalt de EU? luidt dus: de lidstaten van de Unie. Anders gezegd: de kosten van de Unie worden gedragen door de lidstaten. Omdat de lidstaten niet willen dat de EU eigen belastingen heft, betalen de burgers van de EU geen rechtstreekse belastingen aan de Unie. In dit opzicht verschilt de EU van de VS. In de VS geldt het uitgangspunt van no taxation without representation, terwijl de burgers van de EU wel vertegenwoordigd worden, maar geen directe belastingen betalen aan de EU (representation without taxation).

bron 5

Volgens deskundigen op de financiële markten was het bij voorbaat duidelijk dat het experiment met de euro op een mislukking zou uitlopen. Zij vonden dat iedere munt gesteund moest worden door een staat, omdat soevereine staten belastingen kunnen heffen en dus kunnen garanderen dat zij de schulden die zij maken, ook terugbetalen. Omdat de euro niet door een soevereine staat werd gesteund, moest deze munt wel mislukken. De lidstaten van de eurozone hadden een heel andere benadering. Het ging hen er juist om dat de gemeenschappelijke markt bekroond zou worden met een gemeenschappelijke munt. Zij hadden naar hun gevoel voldoende garanties ingebouwd om het experiment van de Economische en Monetaire Unie (EMU) te laten slagen. De eerste jaren van de euro leken hen in het gelijk te stellen. De stabiliteit van de gemeenschappelijke munt stond niet ter discussie en de afzonderlijke lidstaten profiteerden van de lage rentes. Dankzij die lage rentestand konden zij de schulden die ze maakten gemakkelijk financieren. Het tij keerde toen in 2008 een grote Amerikaanse bank failliet ging. Banken in Europa en elders volgden en plotseling kwam er een crisis op gang waarin de schulden van banken en staten elkaar steeds verder versterkten. De financiële markten zagen hun voorspelling bevestigd dat de euro als munt zonder staat niet overeind gehouden kon worden. De rentes die de zwakke lidstaten op hun schulden moesten betalen, liepen zo snel op dat een aantal van hen failliet dreigde te gaan. Ierland, Portugal en Griekenland vroegen de EU om steun. Nederland en andere lidstaten moesten tegelijk hun eigen banken én andere lidstaten redden. De crisis in Griekenland nam een onverwachte wending toen bleek dat de regering de ware hoogte van de staatsschuld jarenlang voor de partners in de

De uitspraak No taxation without representation is nog altijd actueel in de VS. In de stad Washington staat met een knipoog naar deze uitspraak op veel kentekenplaten van auto’s uit protest tegen het feit dat de inwoners wel federale belasting betalen, maar geen stem in het congres hebben: taxation without representation dus.

5.2 De eurocrisis, een vuurproef Zes jaar na de introductie van de euro in twaalf lidstaten van de EU op 1 januari 2002 (zie 4.1 en 4.4) bleek dat de invoering van een monetaire unie en een gemeenschappelijke munt zwaardere eisen stelt dan men aanvankelijk dacht. Vlak na de ondertekening van het Verdrag van Lissabon brak de eurocrisis uit. Deze crisis liet zien hoe onverwacht en diep de valkuilen op weg naar een monetaire unie zijn.

bron 6

De Grieken protesteren in mei 2011 tegen de bezuinigingen en hervormingen die Griekenland moet doorvoeren in ruil voor financiële steun van de EU. Het hakenkruis in het centrum van de Europese vlag laat zien dat zij vinden dat Duitsland verantwoordelijk is voor het strenge monetaire beleid van de EU.


49

5.3 De EU in de wereld

EMU verborgen had gehouden. De markten voorspelden dat Griekenland failliet zou gaan en andere landen in haar val zou meeslepen. Speculanten gingen op zoek naar hun volgende prooi. Een paar maanden nadat de eerste vaste voorzitter van de Europese Raad, Herman van Rompuy, was aangetreden, kwam de crisis rond de euro in volle omvang tot uitbarsting. De vraag was volgens velen niet óf de eurozone uit elkaar zou spatten, maar op welke dag dat zou gebeuren.

De crisis duurt voort

De eurocrisis is zonder twijfel de zwaarste vuurproef die de EU tot nu toe heeft moeten doorstaan. Na de eerste maanden van hectische crisisbestrijding kwam er een patroon in het handelen van de Europese Raad en de ministers van Financiën van de landen van de eurozone. Het eerste doel van de verantwoordelijke bewindslieden was om de schulden van de lidstaten weer onder controle te krijgen. De gemaakte afspraak dat het begrotingstekort niet groter dan 3% van het bruto nationaal product mocht zijn (zie 4.1), moest nu ook echt nageleefd worden. Bovendien moest de omvang van de nationale schuld terug naar 60% van het bruto nationaal product. Als alle lidstaten van de eurozone een blijvend evenwicht op de begroting hadden, zou er geen aanleiding zijn voor het opjagen van de rentetarieven. Het gevolg van deze aanpak was wel dat er in tijden van crisis bezuinigd moest worden en dat de crisis door die bezuinigingen weer dieper werd. Dat stuitte in alle lidstaten op politieke weerstand. In de landen die door Europa gered waren en die het nationale huishoudboekje weer op orde moesten krijgen, vonden dagelijks demonstraties van wanhopige burgers plaats (zie bron 6).

De crisis bestrijden

De oorzaken van de eurocrisis vormden aanleiding voor de lidstaten van de eurozone en de betrokken EU-instanties om één kortetermijnmaatregel en twee maatregelen voor de lange termijn te nemen. De kortetermijnmaatregel was dat een fonds werd opgezet waarmee lidstaten in acute moeilijkheden geholpen kunnen worden. Het Europese Stabiliteitsfonds beschikt over vijfhonderd miljard euro. Op de langere termijn wilden de lidstaten het toezicht op de banken én op hun eigen handelen versterken. De regeringsleiders besloten in juni 2012 tot de oprichting van een bankenunie. De Europese Centrale Bank werd belast met het toezicht op de grote banken, wat de kans op herhaling van omvallende banken die noodlijdende staten in hun val meesleuren, moest voorkomen. Daarnaast werd het toezicht op het financiële beheer van de lidstaten versterkt. Lidstaten moeten hun begroting vooraf door de Europese Commissie laten beoordelen. In het rapport Naar een echte Economische en Monetaire Unie (2012) stelde de voorzitter van de Europese Raad zelfs dat de maatregelen om de euro in stand te houden

ook door de burgers gedragen moeten worden. Hoe dat moet gebeuren, is echter nog niet duidelijk. De euro is nog niet in veilige haven. Sommige critici beweren dat de munt alleen maar gered kan worden als de EU zich tot een federale staat ontwikkelt. Andere politici vinden dat de EU een schuldenunie is geworden. Zij betogen dat de lidstaten er beter aan doen de euro weer af te schaffen en terug te gaan naar nationale markten met nationale munten. De EU probeert ondertussen een eigen model te ontwikkelen, waarin de lidstaten hun soevereiniteit houden en toch over een gemeenschappelijke munt beschikken. De kern van dat model is dat de lidstaten precies zo veel soevereiniteit aan de Unie overdragen als nodig is om de doelen te bereiken.

5.3 De EU in de wereld De EU is geen lid van de Verenigde Naties. Volgens het statuut van de organisatie kunnen alleen staten tot de VN toetreden. De EU is geen staat en kan dus ook geen lid van de Verenigde Naties worden. Het doel van de eerste Verklaring over Europese identiteit die in 1973 in Kopenhagen werd aangenomen (zie 3.1), was om de Gemeenschappen als een zelfstandige partner aan de buitenwereld te presenteren. Het Verdrag van Lissabon gaf de samenwerking op het vlak van de buitenlandse betrekkingen een belangrijke nieuwe impuls. Er is een aparte functionaris voor de coördinatie van het buitenlandbeleid aangesteld (hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid) en er is een gezamenlijke diplomatieke dienst in het leven geroepen. Diplomaten van de lidstaten kunnen in het vervolg ook in dienst treden van de Unie. Bovendien krijgt de voorzitter van de Europese Raad een

bron 7

Herman van Rompuy sprak op 22 september 2011 als voorzitter van de Europese Raad de Verenigde Naties toe.


50

5 De Europese Unie nu en in de toekomst

belangrijke rol in het buitenlandbeleid. Hij heeft sinds kort het recht om de Algemene Vergadering van de VN toe te spreken. Hoewel de EU een vreemde organisatie is in de VN, werken beide organisaties wel met elkaar samen. De EU is partij bij meer dan vijftig VN-verdragen en heeft volledig stemrecht in drie organisaties van de VN, waaronder de Wereldvoedsel- en de Wereldhandelsorganisatie. De EU is de grootste verlener van humanitaire hulp en staat bovenaan de lijst van hulpverleners aan ontwikkelingslanden. De Unie verplicht zich ertoe de eigen waarden van democratie en rechtsstaat in de samenwerking met de betrokken landen uit te dragen.

Speler op de wereldmarkt

De EU is inmiddels uitgegroeid tot de grootste interne markt ter wereld. Dat komt tot uitdrukking in de contacten van de Unie met andere staten. Op de agenda’s van de voorzitters van de Europese Raad en de Europese Commissie staat elk jaar een aantal toppen met de belangrijkste handelslanden in de wereld. De EU onderhandelt met China over zonnepanelen, probeert met de Verenigde Staten een vrijhandelszone in het leven te roepen en benadrukt het belang van de mensen­rech­ten in de contacten met Rusland. Het is in de 21e eeuw min of meer vanzelfsprekend dat de EU deel uitmaakt van informele overlegstructuren zoals de groep van acht groot­machten (G8) en de club van twintig belangrijkste landen (G20).

Speler in de wereldpolitiek?

In vergelijking met de VN heeft de EU in vijftig jaar een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt. Het zwaartepunt van de VN ligt nog altijd bij de Veiligheidsraad. Deze Raad telt vijf vaste leden, te weten de VS, Rusland, China, GrootBrittannië en Frankrijk. De veranderingen die zich sinds 1945 in de wereld hebben voltrokken, worden niet in de samenstelling van de Veiligheidsraad weerspiegeld. Hoewel het niet waarschijnlijk lijkt dat Engeland of Frankrijk de eigen zetel zou willen opgeven ten voordele van de Unie, lijken aanpassingen van het VN-systeem aan de veranderingen in de mondiale machtsverhoudingen onontkoombaar.

Het voeren van een gemeenschappelijk buitenlandbeleid brengt belangrijke verantwoordelijkheden voor de EU met zich mee. De revoluties in de Arabische wereld die in december 2010 in Tunesië zijn begonnen, vormen daar een goed voorbeeld van. Als de Arabische Lente tot een democratisering van het bestuur in de afzonderlijke landen leidt, ligt een periode van bloei in de relaties tussen de EU en de Arabische landen in het verschiet. Mochten de veranderingen onverhoopt uitmonden in de vestiging van nieuwe dictaturen, dan zullen de slachtoffers daarvan als vluchtelingen bescherming zoeken in de lidstaten van de EU. Zo bezien heeft een gezamenlijk buitenlandbeleid directe gevolgen voor de binnenlandse politiek van de EU.

In zijn State of the Union (vergelijk de Troonrede) van 2013 kondigde de Amerikaanse president Barack Obama aan dat hij de handelsbetrekkingen met diverse partners wil versterken. ‘De wereld van vandaag kent niet alleen gevaren, maar biedt ook kansen. Om Amerikaanse uitvoer te stimuleren, Amerikaanse banen te ondersteunen en het speelveld op de groeiende markten van Azië gelijk te trekken, willen we onderhandelingen afronden over een trans-Pacifisch Partnerschap. En vanavond kondig ik aan dat we besprekingen beginnen over een uitgebreid transAtlantisch Handels- en Investeringspartnerschap, omdat vrije en eerlijke Atlantische handel miljoenen goedbetaalde Amerikaanse banen overeind houdt.’ bron 8

bron 9

Van Rompuy (voorzitter van de Europese Raad), Obama (president van de VS), Barroso (voorzitter van de Europese Commissie) en Cameron (premier van Groot-Brittannië) houden een persconferentie bij de G8-top in Lough Erne ( juni 2013).


51

5.4 De toekomst van de EU

bron 10 Een van de grote problemen die de EU het hoofd moet bieden is de stroom vluchtelingen uit het MiddenOosten en Afrika die in wankele bootjes de Middellandse Zee oversteken op zoek naar een nieuw leven in Europa.

5.4 De toekomst van de EU De EU bestaat sinds de toetreding van Kroatië op 1 juli 2013 uit 28 lidstaten en ruim 500 miljoen burgers. De lidstaten van de Europese Unie hebben drie kenmerkende overeenkomsten: 1 Zij beschikken over een vrijemarkteconomie met eerlijke concurrentie. 2 Zij respecteren de beginselen van de rechtsstaat. 3 Zij hebben een democratisch bestuursstelsel. Het samenwerkingsverband dat de lidstaten in het leven hebben geroepen, is nieuw en ongekend. De lidstaten van de EU hebben besloten de uitoefening van soevereiniteit met elkaar te delen om een aantal gemeenschappelijke doelstellingen te bereiken. Het ligt daarom voor de hand dat de Unie aan dezelfde of vergelijkbare maatstaven op het gebied van de economie, de rechtsstaat en de democratie moet voldoen als de lidstaten. Bij 1  De creatie van een gemeenschappelijke markt was een van de eerste doelen van de EEG. Het doel werd veel later gerealiseerd dan oorspronkelijk was bedacht. Dankzij het Witboek van Delors (zie 3.3) kon de interne markt bij het Verdrag van Maastricht uit 1992 worden ingevoerd. De gemeenschappelijke markt diende ook als basis voor de gemeenschappelijke munt. Tijdens de eurocrisis is gebleken dat een volledig interne markt veel dieper gaat dan bij de oprichting van de EEG of de invoering van de euro was gedacht. Het recente besluit om het toezicht op banken in de eurozone in handen van de ECB te stellen (zie 5.1), geeft aan hoe ver het toezicht gaat. Het beginsel dat de gemeenschappelijke markt

op dezelfde eisen van eerlijke concurrentie en vrijemarkt­ economie gebaseerd moet zijn als die van de lidstaten is inmiddels vaste praktijk geworden. Bij 2  De toekenning van rechten aan de burgers van de EU in 1992 werd door critici afgedaan als een loos gebaar. Het EU-Hof van Justitie omschreef het nieuwe burgerschap in 2001 echter als de primaire status van de burgers van de lidstaten (zie 4.2). Het Handvest van de Grondrechten van de EU heeft de rechten van de EU-burgers in volle omvang vastgelegd. In een recente uitspraak stelde het EU-Hof vast dat de burgers van de Unie de bescherming van de grondrechten genieten in alle gevallen waarin het EU-recht van toepassing is. De EU voldoet voor wat betreft de bescherming van de burgerrechten dus aan dezelfde maatstaven als de lidstaten. Deze conclusie wordt bekrachtigd door het feit dat de EU toetreedt tot het Europees Verdrag ter Bescherming van de Rechten van de Mens. Bij 3  De grootste uitdaging waar de EU momenteel voor staat, is het opheffen van het democratisch tekort van de Unie. Dit tekort is ontstaan doordat de Europese Gemeenschappen oorspronkelijk als een unie van staten zijn opgericht (zie 3.4). Volgens één groep denkers en politici kan de EU daarom nooit een democratie worden. Andere wetenschappers en praktijkmensen zijn van mening dat de EU zich wel kan ontwikkelen, maar verschillen weer van mening over de vorm die de Unie uiteindelijk zal krijgen.

Verschillende visies op de toekomst van de EU

Critici beweren dat het voor de EU principieel onmogelijk is om een democratische organisatie te worden. Volgens de eurosceptici zijn de begrippen democratie en staat


52

5 De Europese Unie nu en in de toekomst

onlosmakelijk met elkaar verbonden en kun je een staten­ bond niet omvormen tot een samenwerkingsverband dat aan de beginselen van rechtsstaat en democratie voldoet. De EU is hooguit een schijndemocratie, vinden zij. Zij voeren aan dat de Europese Commissie als uitvoerende instantie meer door de lidstaten gedomineerd wordt dan door het Europees Parlement. De commissarissen worden voorgedragen door de regeringen van de lidstaten en het EP kan individuele leden van de Commissie niet ontslaan. Bovendien hoeft de Europese Raad als beleidsbepalende instantie van de EU geen verantwoording af te leggen aan het EP. Ten slotte valt er volgens hen op de geloofwaardigheid van het Europees Parlement zelf ook het nodige af te dingen. Zolang de organisatie van de verkiezingen voor het EP langs nationale lijnen verloopt, kunnen de burgers niet in vrijheid voor de kandidaten kiezen. De onmacht van het EP blijkt eens te meer uit het feit dat het parlement niet bevoegd is om zelf de plaats te bepalen waar het wil vergaderen. De aanhangers van het federalisme stellen daar een volledig andere visie tegenover. Zij zijn van mening dat alle aandacht voor de nationale soevereiniteit en de zelfstandigheid van de lidstaten afleidt van de hoofdzaak. Als Europa uit de crisis wil komen, moeten de lidstaten niet minder, maar juist meer soevereiniteit aan de EU overdragen. Zij vinden de maatregelen die genomen zijn, onvoldoende en willen dat de EU de financiële markten beteugelt door de uitgifte van Europese schuldpapieren of eurobonds. Dat zou een beter middel zijn om de druk op de landen in nood te verminderen. Met de uitgifte van eurobonds geeft de EU volgens hen ook een politiek signaal af. De samenvoeging van de schulden van

de lidstaten vormt namelijk de laatste voorwaarde voor de totstandkoming van een federaal Europa. Na de invoering van het Verdrag van Lissabon is een derde stroming ontstaan die niet langer gericht is op de vraag of de EU een bondstaat of een statenbond moet worden. De voorstanders van deze visie denken vanuit de burgers en vinden dat de EU uiteindelijk net zo democratisch moet worden als de lidstaten en dat de burgers er bij de Europese eenwording niet op achteruit mogen gaan. Hun standpunt luidt dat de EU aan even zware eisen van rechtsstaat en democratie moet voldoen als de eisen die de Unie aan de lidstaten stelt. Als de EU geloofwaardig wil zijn, moet zij ten minste net zo democratisch functioneren als haar lidstaten. De federalisten en de eurosceptici delen de mening dat het onmogelijk is dit toekomstperspectief te realiseren. Zij blijven bij de opvatting dat de EU een bondsstaat of een statenbond moet worden. De voorstanders van het eigen Europese model denken dat de burgers er in de praktijk bij gebaat zullen zijn als ze zowel aan de nationale democratie van hun land kunnen deelnemen als aan de gemeenschappelijke democratie van de Unie. Het heeft lang geduurd voor het debat over Europa bij de burgers is gaan leven. Vijftig jaar is uit staatkundig oogpunt echter een korte periode. Niemand kan voorspellen hoe de EU er over een halve eeuw zal uitzien, maar het voordeel van een democratie is dat de burgers aan de ontwikkeling ervan kunnen bijdragen.

5.5  Opdrachten Opdracht 1  oorzaak en gevolg Bekijk bron 2 en bron 5. a Welk motief hebben de Nederlandse Opstand uit de 16e eeuw en de Amerikaanse Onafhankelijkheids­oorlog uit de 18e eeuw gemeen? b Beschrijf de betekenis van de slogan No taxation without representation. c Waarom voelen de inwoners van Washington D.C. zich achtergesteld ten opzichte van andere burgers van de VS?

bron 11

Volgens deze demonstranten toont het maandelijkse verhuiscircus van Brussel naar Straatsburg de onmacht van de EU en vooral van het Europees Parlement aan.

Opdracht 2  oorzaak en gevolg a Wat zijn soevereine schulden? b Verklaar waarom de EU geen schulden mag maken. c Beschrijf in eigen woorden wat er gebeurt als een staat failliet gaat.


53

5.5 Opdrachten

Opdracht 3  bron en vraagstelling Bekijk bron 4. a Wat zijn de eigen middelen en waaruit bestaan de eigen middelen van de EU? b Door wie worden de belastingen van de EU geïnd? c Op welk gebied wil de Europese Unie zelf directe belastingen invoeren? d Geef twee redenen waarom de lidstaten van de EU geen bevoegdheid aan de Unie willen geven om directe belastingen te heffen. Opdracht 4 a Noem twee EU-lidstaten die niet tot de EMU zijn toegetreden. b Noem twee eisen waaraan lidstaten van de EMU op financieel terrein moeten voldoen. c Waarom wordt een gemeenschappelijke munt omschreven als de kroon op de interne markt? d Met welke structurele maatregelen wordt geprobeerd om het vertrouwen in de euro en de EMU te herstellen? Opdracht 5 a Waarom is de EU geen lid van de Verenigde Naties? b In welk jaar presenteerde de EU zich voor het eerst als eenheid tegenover de buitenwereld? Waarom was dat noodzakelijk? c Welke lidstaten van de EU hebben een vaste zetel in de VN-Veiligheidsraad? d Op welke terreinen treedt de EU namens alle lidstaten in de VN op? e Beschikken de lidstaten op het terrein van het buitenlandbeleid nog over het recht van veto? Onderbouw je antwoord met argumenten. Opdracht 6 Lees bron 8. a Wie zijn de gesprekspartners van de Amerikaanse president tijdens de onderhandelingen over een transAtlantisch handelspact, de regeringen van de lidstaten of vertegenwoordigers van de EU? Motiveer je antwoord. b Waarom is het volgens president Obama in het belang van Amerika om een handelsverdrag met de EU te sluiten? c Waarom is het voor EU-landen van belang om een handels­ verdrag met de VS te sluiten? Noem drie argumenten. Opdracht 7  oorzaak en gevolg a Wat zijn de drie belangrijkste kenmerken die de lidstaten van de EU met elkaar delen? b Welke gevolgen vloeien daar voor de EU uit voort? c Houd een Lagerhuisdebat: waarom functioneert de EU wel of niet goed.

Opdracht 8  continuïteit en verandering a Hoe heeft het EU-Hof van Justitie het burgerschap van de Unie in 2001 omschreven? b Aan welke voorwaarde moest vroeger (zie 2.4) voldaan worden voor de toepassing van het EG-recht? c In welke gevallen genieten de burgers van de EU nu de bescherming van de grondrechten van de EU? Opdracht 9  overeenkomsten en verschillen a Hoe vindt de democratische controle van de Europese Raad plaats? b Vergelijk de relatie van het Europees Parlement tot de Europese Commissie met de relatie tussen de Tweede Kamer en de regering. c Waarom kan het Europees Parlement niet zelf bepalen waar zijn zetel is gevestigd? d In welk opzicht wordt het recht van vrije keuze van EU-burgers bij de verkiezingen voor het Europees Parlement beperkt? Opdracht 10 a Waaruit blijkt dat de lidstaten van de EU elkaar als soevereine staten beschouwen? b Omschrijf wat volgens jou het belangrijkste verschil is tussen een democratische staat en een gemeenschap­ pelijke democratie. c Werkvorm: duo’s. Geef vier argumenten voor en vier argumenten tegen de stelling de lidstaten van de EU zijn soevereine staten. Opdracht 11  feit en mening Voer een Lagerhuisdebat over een van de volgende stellingen: • De euro kan alleen in stand blijven als de EU een Europese staat wordt. • Democratie kan slechts bestaan in een nationale staat. • De lidstaten van de EU zijn geen soevereine staten maar vazallen van Brussel.

Kennis 1a, 2a, 3a, 3b, 3c, 4a, 4c, 4d, 5a,5b, 5c, 7a, 8a, 8b, 9a Begrip 1b, 2b, 2c, 3d, 4b, 8c, 8a, 9c, 9d, 10b Toepassing 1c, 5d, 6, 7b, 7c, 9b, 10a, 11 Analyse 10c


Afsluiting

Kenmerkende aspecten

• De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voorvloeiende dreiging van een atoomoorlog. • De dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld. • De eenwording van Europa.

Leerdoelen

Een suggestie voor het leren van dit katern: Zet de leerdoelen om in vragen. Beantwoord die zorgvuldig, dan heb je een goede samenvatting van het boek. • Je kunt beschrijven hoe de Europese Unie tot stand gekomen is. • Je kent de verschillen tussen de Europese Unie en een staat. • Je kent de verschillen tussen de Europese Unie en een statenbond. • Je kunt beschrijven hoe de oprichters van de Europese Unie ervoor gezorgd hebben dat er nooit meer oorlog kan uitbreken tussen de lidstaten. • Je kent het democratisch tekort van de EU en kunt het ontstaan ervan beschrijven. • Je kent de betekenis van het burgerschap van de EU. • Je kunt aangeven in hoeverre de EU een gemeenschappelijke democratie heeft. • Je kunt schetsen wat de kansen en tekortkomingen van de EU zijn en hoe de Unie zich in de toekomst kan ontwikkelen.

Slotopdracht 1

Maak een overzicht van de verdragen met betrekking tot Europese samenwerking. Beschrijf aan de hand van deze lijst: • de ontwikkeling van de interne markt; • de ontwikkeling van het samenwerkingsverband; • de ontwikkeling van het democratisch gehalte van het samenwerkingsverband.

2 Kies drie personen die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de ontwikkeling van de EU. Schrijf van hen een korte biografie waaruit hun bijdrage aan de groei van de EU blijkt. 3 Beantwoord ten slotte het tweede deel van de hoofdvraag van dit katern: Wat zijn de kansen voor en de tekortkomingen van de EU, nu en in de toekomst? 4 Voer een Lagerhuisdebat over de stelling: Als democratische staten soevereiniteit delen, moet de organi­ satie die zij daarvoor oprichten ook democratisch zijn.

Begrippen Angelsaksisch model  40 De EU stelt zo min mogelijk regels aan de economie en laat zo veel mogelijk over aan de werking van de markt. (zie ook Rijnlands model) Akte van Helsinki  31 Een overeenkomst in 1975 tussen landen uit Oost- en WestEuropa over mensenrechten en samenwerking op het gebied van onder andere veiligheid, wetenschap en economie. bankenunie  49 In 2012 besloot de Europese Raad dat de EU een bankenunie gaat vormen met verscherpt toezicht op de grootste banken. De Europese Centrale Bank is de toezichthouder. Benelux-verdragen  19 Verdragen over economische samenwerking en de afschaffing van handelstarieven die Nederland, België en Luxemburg sloten en die leidden tot de Benelux in september 1944. bondsstaat  14 Een federale staat die bestaat uit een aantal deelstaten die zelf niet soeverein zijn.

Oprichting EEG en Euratom-Verdrag van Rome  1957 Oprichting EGKS  1951

1900

1950

Congres van Den Haag  1948 Oprichting Raad van Europa  1949

9 mei Schuman-verklaring  1950


55

Afsluiting

communautaire methode  12 Besluitvorming waarbij het belang van de gemeenschap (‘community’) vooropstaat. Deze besluitvorming vindt plaats in samenwerking tussen de Europese Commissie, de Raad van de Europese Unie (Raad van Ministers) en het Europees Parlement. Eén lidstaat kan de besluitvorming niet blokkeren. democratisch tekort  33 Een gebrek aan democratische legitimiteit van en controle op de Europese Unie, waardoor de rol van de burger in de Europese politiek niet voldoende gewaarborgd is.

Economische en Monetaire Unie (EMU)  38 Organisatie ingesteld bij het Verdrag van Maastricht (1992) met het doel de financieel-economische integratie van de EU en de invoering van een gemeenschappelijke munt te verwezenlijken. Alleen EU-lidstaten kunnen zich aansluiten bij de EMU. EU-Hof van Justitie  26 De naam van het Europees gerechtshof sinds de invoering van het Verdrag van Lissabon in 2009. Het Hof interpreteert de Europese verdragen.

Europees Monetair Stelsel (EMS)  29 Een organisatie die in 1978 werd opgericht met het doel om de interne markt te reguleren en koerswisselingen te voorkomen.

Top van Den Haag  1969 1965  Fusieverdrag

Toetreding Griekenland  1981

Eerste rechtstreekse 1979 verkiezingen Europees Parlement

1962  Invoering Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

eurosceptici  38 Mensen die kritisch zijn over de EU en uitspreken dat zij niet geloven dat verregaande Europese integratie ooit kan lukken. federalisme  14 Het streven naar een staatsvorm waarin de macht wordt gedeeld tussen het centrale of federale niveau en de deelstaten. In een federale staat berust de soevereiniteit bij het overkoepelend staatsverband. geleide economie  39 Een planeconomie waarbij de overheid bepaalt wat en hoeveel geproduceerd moet worden en wat de prijs is. (zie ook vrijemarkteconomie)

eurobond  51 Een obligatie die door alle eurolanden samen uitgegeven zou moeten worden, niet door één land.

Europese Economische Gemeenschap  23, 26 Een samenwerking van zes landen, opgericht op 25 maart 1957 in Rome, die afspraken te streven naar een interne markt met gezamenlijke douanetarieven voor de buitenwereld.

Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS)   21 Samenwerkingsverband van Frankrijk, West-Duitsland, Italië, België, Nederland en Luxemburg op (23 juli 1952). Het doel van de organisatie was de soevereiniteit over de productiemiddelen voor oorlogsmateriaal, kolen en staal, te delen. Europese Unie  29 Bij het Verdrag van Maastricht in 1992 werd de EU opgericht als een unie van staten, waar burgers ook deel van uitmaken. De EU telde toen twaalf lidstaten, in 2013 werden dat er 28.

dubbelmandaat  30 Een gekozen vertegenwoordiger die twee mandaten van de kiezer heeft gekregen, in dit geval voor het nationale en het Europees parlement.

Europees Stabiliteitsfonds  49 Een fonds waarin de lidstaten van de EU geld reserveren om andere lidstaten die in acute financiële nood zijn te helpen.

Europese Gemeenschappen (EG)   25, 26 De verzamelnaam voor de drie Europese organisaties na het Fusieverdrag van 1965.

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)   25 In 1962 werd dit beleid geformuleerd met het doel de prijzen en de productie van landbouwproducten te reguleren. grondwet  14 Een document waarin de basisregels en de organisatiestructuur van een land zijn vastgelegd. Grondwet voor Europa  41 Een voorstel uit 2004 voor een verdrag tussen de Europese lidstaten van de EU. Nadat het in referenda in verschillende landen was afgewezen, is het voorstel ingetrokken en in 2007 vervangen door het Verdrag van Lissabon.

Achtste verkiezingen Europees Parlement   2014 Toetreding Kroatië  2013 Uitbraak eurocrisis  2010 Toetreding Roemenië en Bulgarije Verdrag van Lissabon  2007 1997  Verdrag van Amsterdam

1995  Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden

1992  Verdrag van Maastricht: Oprichting Europese Unie

2000

1973  Uitbreiding EG met Groot-Brittannië, Denemarken en Ierland

Oprichting Europese Raad  1974

1975  Akte van Helsinki

1986  Toetreding Spanje en Portugal 1987  Europese Akte

2000  Handvest van de grondrechten van de EU

2002  Definitieve invoering van de euro in twaalf EU-lidstaten Big Bang: uitbreiding met  2004 tien nieuwe lidstaten 2005  Verwerping van de Grondwet voor Europa


56

Afsluiting

intergouvernementalisme  14 Een vorm van samenwerking tussen staten waarbij staten onderling afspraken maken zonder dat die staten soevereiniteit met elkaar delen en een bovennationale organisatie in het leven roepen.

verdrag  14 Een schriftelijk vastgelegde overeenkomst tussen twee of meer staten/landen.

Koude Oorlog  20 Periode van spanning tussen de VS en de Sovjet-Unie (1947 tot ongeveer 1987).

vrijemarkteconomie  39 Een economisch systeem dat gereguleerd wordt door wetten van vraag en aanbod. De consument bepaalt de vraag en de ondernemer stemt het aanbod en de prijs daarop af. (zie ook geleide economie)

Marshallhulp  19 Naam voor de economische hulp (geld, goederen, grondstoffen en levensmiddelen) van de VS aan Europese landen na de Tweede Wereldoorlog.

vrijhandelszone  8 Gebied dat ontstaat door samenwerking tussen landen die afspreken om handelsbelemmeringen, zoals in- en uitvoerheffingen, op te heffen.

Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO)   20 Militair bondgenootschap tussen de VS, Canada en enkele Europese landen om het communisme in te dammen (1949).

Warschaupact  20 Bondgenootschap tussen 1955 en 1991 van de Sovjet-Unie en enkele Oost-Europese landen. Het Warschaupact was de tegenhanger van de NAVO.

Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) 30 Organisatie opgericht met het doel de diplomatieke betrekkingen tussen de landen in West- en Oost-Europa, die door de Koude Oorlog verstoord waren, te normaliseren (1973).

Wirtschaftswunder  22 De snelle economische groei van West-Duitsland in de jaren vijftig van de vorige eeuw.

proportionaliteit  14 Beginsel van EU-bestuur dat zegt dat maatregelen niet verder mogen gaan dan noodzakelijk is voor het bereiken van het doel. (zie ook subsidiariteit)

Witboek voor de Interne Markt  31 Document dat Jacques Delors in 1985 publiceerde met bijna driehonderd maatregelen voor een gemeenschappelijke markt.

rechtsstaat  33 Een staat waarin het bestuur op het recht gebaseerd is. Wetten gelden niet alleen voor burgers, maar ook voor de overheid.

Personen

referendum  37 Volksraadpleging, waarbij burgers hun stem voor of tegen een specifiek voorstel mogen uitbrengen.

Winston Churchill  19

Rijnlands model  40 Bij het inrichten van de interne markt ligt de nadruk op overleg, worden de rechten van werknemers beschermd en zijn multinationale bedrijven verplicht op Europees niveau ondernemingsraden in te stellen. (zie ook Angelsaksisch model) statenbond  14 Een samenwerkingsverband van zelfstandige staten, dat zelf geen soevereiniteit draagt. subsidiariteit  13 De EU mag tot handelen overgaan als de lidstaten een doel niet zelf kunnen realiseren. Er moet een meerwaarde zijn aan het handelen van de EU. (zie ook proportionaliteit) uitsluitende bevoegdheid  13 Als de lidstaten de soevereiniteit op een bepaald terrein aan de EU hebben overgedragen, mag de EU zelfstandig besluiten nemen waaraan de lidstaten zich moeten houden.

Wim Beijen  22, 23 Willy Brandt  30

Willem Drees  15

Jaques Delors  15

Wim Duisenberg  12

Charles de Gaulle  15

Michael Gorbatsjov  34 Vaclav Havel  31

Helmut Kohl  34

Ruud Lubbers  34 John Major  40

Sicco Mansholt  25

Jean Monnet  19, 23

Herman van Rompuy  10, 49 Norbert Schmelzer  19

Robert Schuman  19, 20

Paul-Henri Spaak  22, 23 Altiero Spinelli  23

Frans Timmermans  35

Margaret Thatcher  29, 40 Guy Verhofstadt  40


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.