Op niveau 3 vmbo-k Hfst. 1-3

Page 1


Op niveau

3 vmbo-k

Leerwerkboek A

Annet Achterkamp-Talsma

Aline van der Kolk

Anneke Luijendijk

Liv Polman

Jante Rittersma

Marion Simon

1 vmbo-bk vmbo-kgt vmbo-gt/havo havo/vwo vwo

2 vmbo-bk vmbo-kgt vmbo-gt/(h) havo/(vwo) vwo

3 vmbo-b vmbo-k vmbo-gt havo vwo

4 vmbo-b vmbo-k vmbo-gt

Bureauredactie

MR Taal

Vormgeving

Studio Michelangela

Over ThiemeMeulenhoff

ThiemeMeulenhoff is een educatieve uitgeverij die zich inzet voor het voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs. De mensen van ThiemeMeulenhoff zijn er voor onderwijsprofessionals - met ervaring, expertise en doeltreffende leermiddelen. Ontwikkeld in doorlopende samenwerking met de mensen in het onderwijs om samen het onderwijs nog beter te maken.

We ontwikkelen lesmethodes die goed te combineren zijn met andere leermiddelen, naar eigen inzicht aan te passen en bewezen effectief zijn. En natuurlijk worden al onze lesmethodes zo duurzaam mogelijk geproduceerd.

Zo bouwen we samen met de mensen in het onderwijs aan een mooie toekomst voor de volgende generatie.

Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl

ISBN 978 90 0623830 3

Editie 3, druk 1, oplage 1, 2025

© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2025

Alle rechten voorbehouden. Tekst- en datamining, AI-training en vergelijkbare technologieën niet toegestaan. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd,

Omslagfotografie

Studio Kluif

Opmaak

Crius Group

opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

ROOD ORANJE GEEL BLAUW PAARS

Zo werk je met Op niveau

Structuur

hoofdstuk inhoud

thema Aan de hand van een thema werk je aan je taalvaardigheid. Je gaat aan de slag met het geven, beoordelen en interpreteren van informatie. Je leest, beluistert en schrijft teksten en je oefent met het voeren van gesprekken en met presenteren. Tegelijkertijd werk je aan persoonlijke vaardigheden zoals bronnen kritisch lezen, en je mening vormen over wat je leest. Daarnaast vergroot je je woordenschat met schooltaalwoorden, themawoorden en woorden uit de teksten.

fictie In deze hoofdstukken gaat het over de kracht van het verhaal. Je maakt kennis met verschillende verhalen, je leest en vertelt verhalen en je luistert ernaar. Je leert praten, schrijven en presenteren over de verhalen die je leest en je leert hoe je zelf verhalen kunt schrijven.

taalverzorging grammatica Je leert met welke woordsoorten en zinsdelen zinnen kunnen worden opgebouwd, zodat je dit in teksten op de juiste manier kunt toepassen.

spelling Je oefent de regels van spelling en leestekens, zodat je deze in teksten op de juiste manier toepast.

formuleren Je leert zinnen logisch en goed op te bouwen, zodat je in teksten of gesprekken correcte zinnen kunt formuleren.

taalbewustzijn Je leert meer over taalgebruik, taalvarianten en woordvorming, zodat je meer inzicht krijgt in het verschijnsel taal.

• Formatieve evaluatie: De thematische hoofdstukken en fictiehoofdstukken werken toe naar een eindopdracht waarin je alles uit het hoofdstuk toepast. Deze hoofdstukken sluiten af met een terugblik waarin je terugkijkt op het hoofdstuk, jezelf beoordeelt en bepaalt wat je beter wilt doen.

• Zelftoets en dictee: In de hoofdstukken taalverzorging sluit je de onderdelen grammatica, spelling en formuleren af met een zelftoets. Bij spelling kun je ook oefenen met een dictee.

• Differentiatie: Wil je verder oefenen op jouw niveau? Online vind je extra oefeningen op verschillende niveaus bij de thematische hoofdstukken en de hoofdstukken taalverzorging.

Licentie

Alle opdrachten en theorie staan ook in de online leeromgeving. Daar kun je ook extra oefenmateriaal vinden, bijvoorbeeld van andere niveaus en andere leerjaren.

Taalvaardigheden Lezen, luisteren, schrijven, spreken, fictie

Vakoverstijgende vaardigheden

Bijv. begrijpen, analyseren, interpreteren, discussiëren, samenvatten

Wij zijn taal

Taalkennis Spelling, grammatica, formuleren, woordenschat, taalbewustzijn

Ontwikkeling identiteit

Bijv. kitisch denken, sociaal-culturele vaardigheden, samenwerking, motivatie, bewustzijn van de kracht van taal

Leerstofoverzicht 3 vmbo-k

- Sociale en culturele vaardigheden

1 Start:

Introductie fictie

2 Duik in verhalen

1) Anna van Praag, Jona

2) Ludwig Volbeda, Oever

3) Angie Thomas, De roos uit het beton

- Personen beschrijven

- Leeservaring beschrijven

- Leestips

3 Verhalen vertellen

- Begin van een verhaal

- Vertelperspectief

1 Grammatica Woordsoorten:

Herhaling: - Lidwoord - Zelfstandig naamwoord - Bijvoeglijk naamwoord - Werkwoord: persoonsvorm, werkwoordsvormen

Zinsdelen:

Herhaling: - Werkwoordelijk gezegde - Bouwplan van een zin - Lijdend voorwerp Zelftoets en differentiatie

2 Spelling Werkwoordspelling:

Herhaling:

- Persoonsvorm in de verleden tijd

- Voltooid deelwoord

Leestekens: - Koppelteken

Spellingregels: Herhaling: - Samenstellingen

Zelftoets, dictee en differentiatie

- Kritisch denken - Informatievaardigheden

1 Start: Over taal Woordenschat en woordraadstrategieën (online)

2 Ieder zijn eigen taal Groepsgesprek over meertaligheid

- Tekstverbanden en signaalwoorden

- Manieren van lezen

- Schrijfdoelen en tekstsoorten

- Kernzin en overige zinnen

1 Grammatica Woordsoorten: Herhaling: - Voorzetsel - Persoonlijk voornaamwoord - Bezittelijk voornaamwoord

Zinsdelen: - Bouwplan van een zin - Meewerkend voorwerp

- Wel of geen meewerkend voorwerp

- Enkelvoudige en samengestelde zinnen Zelftoets en differentiatie

2 Spelling Werkwoordspelling: Herhaling:

- Persoonsvorm in de verleden tijd - Voltooid deelwoord

Leestekens:

- Komma

- Trema

- Meervoud bij trema

Spellingregels: Herhaling:

- Meervoud Zelftoets, dictee en differentiatie

- Probleemoplossend denken en handelen - Creatief denken

1 Start: Over toekomst Woordenschat en woordraadstrategieën (online)

4 Over verhalen en gedichten

Derk Visser, Drama Queen

- Meer of minder realistisch

- Figuurlijke taal

- Stijlfiguren

5 Eindopdracht Moodboard maken

3 Formuleren

Herhaling:

- Hoofdletters en leestekens

- Hele zinnen

- Publiek aanspreken

- Verwijswoorden

- Signaalwoorden Zelftoets en differentiatie

4 Taalbewustzijn - Afleidingen - Synoniemen

3 Taalgevoelens

Vraaggesprek houden

- Vragen stellen

- Informatie zoeken

- Aantekeningen maken

- Interview

4 Taal kun je leren Verslag schrijven

- Onderwerp en deelonderwerp

- Hoofdgedachte

- Onderwerp verkennen

- Verslag

- Schrijfplan maken

5 Taal in jouw toekomstig leven Verslag schrijven

- Verslag - Informatie beoordelen

3 Formuleren

- Signaalwoorden

- Bronvermelding toevoegen

- Formuleringsfouten: verkeerd (verwijs)woord, dan en als, dubbele ontkenning Zelftoets en differentiatie

4 Taalbewustzijn - Taalverandering

2 Jouw toekomst op school Skillspaspoort met ontwikkelplan maken

- Kernzin en overige zinnen

- Hoofdzaken, bijzaken

- Hoofdgedachte

- Tekstverbanden en signaalwoorden

3 Jouw toekomstige werk

Motivatiebrief schrijven en sollicitatiegesprek voeren

- Motivatiebrief schrijven

- Feedback geven en ontvangen

- Sollicitatiegesprek

4 De toekomst om je heen Pitch houden

- Presentatie geven

- Publiek

- Verbale en non-verbale communicatie

5 Toekomstdromen Interview afnemen en zakelijk verslag schrijven

- Interview - Verslag

Terugblik

6 Eindopdracht

Verslag over lezen en schrijven

Terugblik en differentiatie

6 Eindopdracht

Verslag en pitch over jezelf

Terugblik en differentiatie

- Sociale en culturele vaardigheden

1 Start: Introductie fictie

2 Duik in verhalen

1) Jason Reynolds, Ghost

2) Dries Muus, De afwijking

3) Marloes Morshuis, Semper Sol - Ruimte en sfeer - Genres - Leestips

3 Verhalen vertellen

- Vertelde tijd

- Volgorde in een verhaal

- Creatief schrijven

1 Grammatica Woordsoorten:

- Vragend voornaamwoord

- Aanwijzend voornaamwoord

- Betrekkelijk voornaamwoord

Herhaling: - Persoonlijk voornaamwoord

- Bezittelijk voornaamwoord

Zinsdelen: - Bijwoordelijk bepaling

- Hoofdzin en bijzin

Herhaling: - Enkelvoudige en samengestelde zinnen Zelftoets en differentiatie

2 Spelling Werkwoordspelling: - Werkwoorden uit het Engels

Leestekens: - Citaat

Spellingregels: Herhaling: - Bijvoeglijk naamwoord - Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord Zelftoets, dictee en differentiatie

3 Formuleren

- Signaalwoorden

- Wederkerend voornaamwoord

Herhaling: - Verwijswoorden Zelftoets en differentiatie

4 Over verhalen en poëzie

Gerwin van der Werf, De droomfabriek

- Spanning - Soorten rijm 4 Taalbewustzijn - Meertaligheid - Homoniemen - Homofonen

- Mediawijsheid - Zelfregulering - Samenwerken

1 Start: Over gezondheid Woordenschat en woordraadstrategieën (online)

1 Grammatica Woordsoorten:

Herhaling: - Alle woordsoorten

Zinsdelen: - Hoofdzin en bijzin - Bedrijvende en lijdende zinnen

Herhaling: - Alle zinsdelen Zelftoets en differentiatie

2 Een gezond sociaal leven

Overtuigende tekst schrijven

- Tekstverbanden en signaalwoorden

- Overtuigende tekst

- Aantekeningen maken - Schrijfplan

2 Spelling - Werkwoordspelling: - Herhaling: - Werkwoordsvormen

Spellingregels: - Lettergrepen - Afbreekstreepjes Zelftoets, dictee en differentiatie

- Kritisch denken - Sociale en culturele vaardigheden

1 Start: Over cultuur Woordenschat en woordraadstrategieën (online)

- Sociale en culturele vaardigheden - Creatief denken en handelen

1 Start: Introductie fictie

5 Eindopdracht Verhaal schrijven en bundelen

3 Lekker in je vel Instructie schrijven

- Hoofdzaken, bijzaken

- Onderwerp, deelonderwerp

3 Formuleren

- Signaalwoorden

- Vaste voorzetsels

Herhaling: - Alle stijlregels Zelftoets en differentiatie

4 Een gezond lichaam Overtuigende brief schrijven

- Tekstverbanden en signaalwoorden

- Overtuigende tekst

- Zakelijke brief of e-mail

- Schrijfplan

- Onderwerp, deelonderwerp

- Hoofdgedachte

5 Ongezonde verleidingen Informerend artikel schrijven

- Hoofdzaken, bijzaken

- Informerende tekst

- Schrijfplan

- Spreekplan

Terugblik

6 Eindopdracht Webpagina maken

Terugblik en differentiatie

4 Taalbewustzijn - Kindertaal

2 Nederlandse cultuur Reclame maken

- Tekstverbanden en signaalwoorden

- Reclametekst schrijven - Woorden met gevoelswaarde

2 Duik in verhalen 1) Maurits van Huijstee, Vreemdeling 2) Martine Letterie, Nooit meer thuis

3) Mark Boode, Winnen van de wereld

- Thema en moraal - Leestips

3 Cultuurverschillen

Ingezonden reactie schrijven

- Feit en mening

- Objectieve en subjectieve argumenten

- Ingezonden reactie

- Schrijfplan

- Overtuigende tekst

4 Kunst en cultuur Discussiëren

- Feit en mening

- Objectieve en subjectieve argumenten

- Stijlfiguren

- Discussie

5 De betekenis van cultuur voor jou Presenteren

- Tekst en beeld

- Uitnodiging

- Verbale en non-verbale communicatie

- Spreekplan

3 Verhalen vertellen

- Dialogen schrijven

- Persoonlijke leesvoorkeur

4 Over verhalen en poëzie

Marco Kunst, Patroon

- Recensie

- Thema en moraal

5 Eindopdracht Protestposter maken

6 Eindopdracht Culturele middag Terugblik

Terugblik en differentiatie

Symbolen

In de leerwerkboeken kom je de volgende symbolen tegen.

Ga naar de Op niveau-website of zoek iets op internet.

Je werkt aan de vaardigheid Lezen.

Je werkt aan de vaardigheid Kijken.

Je werkt aan de vaardigheid Luisteren.

Je werkt aan de vaardigheid Schrijven.

Je werkt aan de vaardigheid Spreken of Gesprekken.

Werk aan je persoonlijke ontwikkeling én aan Nederlands.

Werk samen met een of meer klasgenoten.

Het boek geeft het niveau van het leesfragment aan.

Bij deze opdracht gebruik je strategieën van Woordenschat.

Inhoud

1 Verhalen over liefde

4 Taalverzorging 2

5 Toekomst

6 Verhalen over kansen

Stappenplan moeilijke woorden

Manieren van lezen

Schrijfplan

Stijlregels

Theorie

Register

Verantwoording

1 Verhalen over liefde

Inleiding

Liefde is voor iedereen belangrijk. Liefde is mooi, maar niet altijd gemakkelijk. Over liefde kun je veel vragen hebben: Wat is echte liefde? Moet ik mijn hart volgen of moet ik verstandig zijn? Wat zijn mijn grenzen? Hoe kun je van iemand houden als je zelf niet veel liefde krijgt? Verhalen over liefde kunnen je helpen om antwoorden te vinden op die vragen. Laat je meenemen in een wereld van liefde!

Je leert:

1 praten over liefde, diversiteit en andere culturen;

2 je inleven in de gedachten en gevoelens van personen in verhalen;

3 uitleggen hoe realistisch een verhaal is;

4 relaties tussen personen beschrijven;

5 vertelperspectief benoemen;

6 je persoonlijke reactie op een verhaal verwerken in je eigen verhaal;

7 een verhaal schrijven met een goed begin;

8 figuurlijke taalherkennen en begrijpen;

9 stijlfiguren herkennen en benoemen.

1 Wat ga ik leren?

a Veel liedjes, films, games en verhalen gaan over liefde. Sommige verhalen laten eerlijk zien hoe het gaat in het leven. In andere verhalen is iedereen knap en succesvol, doen geliefden alles voor elkaar en loopt het goed af. Soms gaat het fout en eindigt het verhaal in haat en geweld.

Bekijk de leerdoelen van dit hoofdstuk.

Welke leerdoelen kunnen jou helpen om liefde te begrijpen?

Kies twee leerdoelen. 1 2

b Lees het gedicht Niemand van René Oskam.

Leg uit waarom dit gedicht past bij het leerdoel: relaties tussen personen beschrijven.

c Wat vind jij van de manier waarop de schrijver deze persoon beschrijft?

Herken je dit misschien bij iemand die jij kent?

1.1 Start

LEERDOELEN

• Je kijkt vooruit naar de dingen die je in dit hoofdstuk gaat leren.

2 Jouw ideeën over liefde

Mensen hebben allerlei ideeën over liefde.

Wat vind jij belangrijk als het gaat om liefde?

Kies drie ideeën.

■ In een relatie moet je laten merken dat je echt voor elkaar gaat.

■ Echte liefde betekent dat je je hele leven bij elkaar blijft.

■ Als je geen liefde meer voelt, stop je met een relatie.

■ Uiterlijk is belangrijk, maar of je goed bij elkaar past is nog belangrijker.

■ Als je echt van elkaar houdt, laat je elkaar vrij.

■ Relatieadvies van ouders moet je serieus nemen. Zo laat je liefde en respect zien.

■ Familie en cultuur zijn belangrijk, daar houd je rekening mee als je een partner kiest.

■ Het is belangrijk om samen afspraken te maken over je relatie.

■ Je laat je vrienden niet vallen als je een relatie krijgt.

3 Ideeën over liefde

Luister en kijk naar de volgende liedjes: Vlins, Stemgeluid, Guus Meeuwis, Nergens zonder jou en Tych, Te laat.

a Over welk idee gaan de liedjes?

Kies bij elk liedje een idee uit de lijst bij de vorige opdracht of bedenk zelf een ander idee.

b Noteer de titels van twee andere liedjes over liefde die je mooi vindt. Over welk idee gaan de liedjes?

Kies bij elk liedje een idee uit de lijst bij de vorige opdracht of bedenk zelf een ander idee.

c Vergelijk de antwoorden van vraag a en b met een klasgenoot.

Zijn jullie het eens over de ideeën in de liedjes?

1.2 Duik in verhalen

Je leert:

• praten over liefde, diversiteit en andere culturen;

• je inleven in de gedachten en gevoelens van personen in verhalen;

• uitleggen hoe realistisch een verhaal is;

• relaties tussen personen beschrijven.

Lekker lezen

4 Een kort verhaal lezen (1)

Lees het verhaal Jona.

a Schrijf alle namen van de personages op een A4. Alle personages hebben iets met elkaar te maken.

• Trek lijntjes tussen de personages die de verbindingen aangeven.

• Geef ook aan welke relatie deze personages hebben.

• Weet je de naam van een personage niet? Beschrijf deze dan.

b Elin wordt vuurrood en bloost veel tijdens het gesprek met Ed. Hoe denk je dat dit komt?

c Jona reageert kalm op het nieuws dat zijn moeder een minnaar had. (regel 00) Wat vind je van zijn reactie?

Leg je antwoord uit.

d Vind je dat Ed een goede vriend is geweest voor Miriam? Leg je antwoord uit.

JONA

Het leven van de zestienjarige Jona verandert flink wanneer hij met zijn profielwerkstuk aan de slag gaat over het verleden van zijn oma. Samen met twee klasgenoten onderzoekt hij haar herinneringen, maar komt onverwachts meer te weten over zijn moeder, die stierf toen hij nog jong was. Samen met zijn klasgenoten Elin en Lucas gaat hij op bezoek bij Ed, een oude vriend van zijn moeder.

'Ik moet het toch vragen,' begon Elin toen ze alle chocolaatjes hadden opgegeten. Ze werd vuurrood en bladerde door haar aantekeningen. Zelfs Jona was weer gaan zitten, maar nu met uitzicht op de fotowand.

'Sorry' zei Elin, 'maar ik zie dat er zo ongeveer een jaar voor Jona's geboorte ineens opvallend veel afspraken in haar agenda staan. Sommige snap ik niet, dan staat er bijvoorbeeld alleen 'bb'. Maar ook jouw naam duikt de hele tijd op. 'Werken voor Ed', staat er dan.'

'Was je veel ziek in die tijd?' vroeg Lucas, weer vanachter de camera, aan Ed, maar Elin zei, nog steeds blozend: 'Het lijkt ook wel op een verhouding of zoiets, zo vaak als jouw naam dan ineens opduikt.'

'En wanneer was dat, zei je?' vroeg Ed, ineens heel serieus. Elin gaf hem de agenda en hij bladerde erdoorheen. Toen hij opkeek had hij alweer tranen in zijn ogen. 'Er komt zoveel terug. Dat handschrift, die codes. 'Bb', dat was de bed and breakfast waar ze een of twee keer per week stiekem overdag heen ging. Vaak was ik haar alibi, haar vader mocht het natuurlijk niet weten, dat is waarom je mijn naam zo vaak terugziet. Die loyaliteit van Miriam aan haar vader was echt gekmakend.'

'Dus het is waar, ze had een minnaar?' vroeg Lucas.

Ed lachte. 'Nou en of. Wat was die vrouw verliefd.'

'Maar', vroeg Jona verward, 'hoe zat het dan met mijn vader?'

'Ja, die zat ook achter haar aan en dat was die goeie joodse jongen die Miriams vader voor haar in gedachten had.'

'Dus die minnaar was niet-joods?'

Ed schudde zijn hoofd. 'Getrouwd ook nog.'

'Oei,' zei Elin, een beetje tuttig.

'Op een gegeven moment vree ze met allebei', zei Ed. 'Het leek wel alsof ze licht gaf in die tijd, zo hard straalde ze.' Jona staarde weer naar de foto's. Zijn prachtige stralende moeder.

'Wist de oma van Jona van die andere man?' Elin zat aan hun werkstuk te denken.

'O, dat zou me niks verbazen, die twee waren heel close.

Ik geloof zelfs dat haar moeder haar een keer heeft gered toen haar vader naar haar op zoek was en ze eigenlijk met die minnaar was. Toen heeft zij voor Miriam gelogen.'

'Wat ging er mis?' vroeg Lucas.

Ed fronste. 'Ja, dat ging allemaal heel raar en plotseling. Ik geloof eigenlijk dat die andere gast het ineens uitmaakte. Die ging met zijn gezin naar Amerika of zo. Miriam werd helemaal gek, haar vader zat haar ook op de nek. Ze meldde zich ziek, ik was juist heel druk toen. Het volgende dat ik hoorde, was dat ze met Michaël zou gaan trouwen. Ik wist niet wat ik hoorde, heb haar zelfs uitgescholden. Zo'n sombere oude man, net haar vader.'

'En toen?'

Ed fronste weer. 'Misschien ben ik wat te streng geweest. We zagen elkaar een tijd niet, ze stopte ook met werken. En het volgende dat ik hoorde was dat ze zwanger was.' Hij keek een beetje vijandig naar Jona. 'Dat veranderde nog meer. Ze kwam amper dat hofje af. En ondertussen werd ik hier manager, dus ik had het beredruk.'

'Dus je hebt haar laten vallen?' vroeg Elin.

‘Laten vallen, laten vallen. Soms lopen dingen zo. Het was niet dat we elkaar niet meer zagen hoor, soms gingen we wandelen met de kinderwagen of ze kwam met kind en al naar de zaak. Maar uitgaan kon niet meer en werken deed ze dus ook niet. We gingen elk een ander pad op, zoals dat heet'

Uit: Anna van Praag, Jona

5 Een kort verhaal lezen (2)

Lees het verhaal Oever.

a 'Er hing geen thermometer in de keuken, maar anders gaf die net het vriespunt aan.' (regel 4)

Leg in je eigen woorden uit wat er met deze zin wordt bedoeld.

b Jip vraagt aan haar ouders: 'Was het bij jullie eigenlijk liefde op het eerste gezicht?' (regel 7)

Waarom vraagt Jip dit aan haar ouders?

c Bestaat volgens jou liefde op het eerste gezicht?

Leg je antwoord uit.

d Jips vader zegt: 'Je weet het hè, die Niemand mag ook een meisje zijn.' (regel 26-27)

Hoe verandert de sfeer aan tafel na deze opmerking?

Beschrijf de reacties van Jip en Jips moeder.

e Jip bespreekt aan de eettafel het liefdesleven van haar ouders, maar ook van zichzelf. Praat jij thuis weleens met jouw ouders over de liefde? Leg je antwoord uit.

OEVER

Jip krijgt van school de opdracht om een zelfportret te tekenen. Dat zou simpel moeten zijn voor iemand die zo goed kan tekenen, maar Jips gedachten blijven afdwalen: naar de nieuwe jongen in de klas, insecten en de jongen die Jips leven veranderd. Tijdens het eten vraagt Jip haar ouders of ze meteen verliefd waren toen ze elkaar ontmoetten.

Bij het avondeten klaagde mijn vader over een boek dat hij kwijt was en mijn moeder beet hem toe dat zijn boek op de trap lag, naast de koekoeksklok, en dat ze er bijna haar nek over had gebroken.

Er hing geen thermometer in de keuken maar anders gaf die het vriespunt aan.

Denk aan iets leuks, Jip, iets leuks.

En toen maakte ik een fout.

'Was het bij jullie eigenlijk liefde op het eerste gezicht?' vroeg ik.

Mijn moeder verslikte zich in een hap sperzieboontjes. Blijkbaar had ik het hardop gezegd.

'Nee,' antwoordde ze schor.

'Ja,' antwoordde mijn vader tegelijk.

Het viel stil. De staart van Wies kwam boven de salontafel uit, in de vorm van een vraagteken.

Mijn vader schraapte zijn keel.

'Wie is de gelukkige?' vroeg hij opgewekt.

'Niemand,' zei ik.

'Aparte naam,' zei mijn moeder.

'Ik was gewoon nieuwsgierig,' zei ik.

Ik weet niet of ik nieuwsgierig was. Eigenlijk dacht ik na over een onderwerp om mijn ouders af te leiden, voordat er ruzie zou komen. Een ruzie gevolgd door stilte, een stilte waarin de aandacht van mijn ouders zou ronddwalen en op de verkeerde plekken terecht zou komen. Zoals de onregelmatige plukjes haar die ik steeds stiekem terugduwde onder mijn pet. Maar het liep anders.

Mijn vader legde zijn bestek neer en leunde met zijn kin op zijn handen. Hij keek zoals alleen hij kan kijken. Alsof je een boek bent waar hij tergend langzaam in bladert.

En toen, ik wil het bijna niet opschrijven, toen zei hij, 'Je weet het hè, die Niemand mag ook een meisje zijn. Dat vinden wij ook goed.'

De staart van Wies veranderde in een uitroepteken. Hij keek opzij, naar mijn moeder. 'Ik wil het toch maar eens gezegd hebben.'

Ik keek ook naar mijn moeder. Ze knikte.

Ze keek naar haar bord en zei: 'Wat heb je vandaag gedaan.'

Ze vergat het vraagteken aan het einde van de zin.

'Niks. Gelezen. Ik moet eigenlijk voor school een tekenopdracht maken, maar ik zit een beetje vast,' zei ik.

'Hè? Jij? Bij tekenen?' zei mijn vader. 'Hoe komt dat?'

Ik haalde mijn schouders op. 'Kweenie.'

'Kweenie, dat is wel een leuke achternaam voor Niemand,' grapte mijn vader.

'Hans, schei uit, Jip is iets aan het vertellen.'

Ik vond mezelf wel uitgepraat.

'Komt wel goed. Geen paniek,' zei mijn moeder na een tijdje.

Ze herhaalde het nog eens. 'Geen paniek.'

Als mijn moeder geen paniek tegen je zegt, dan weet je gegarandeerd dat ze binnen vijf minuten zelf in paniek gaat raken.

'Wat is de opdracht?' vroeg mijn vader.

Wies sprong op schoot. Dat mag ze helemaal niet tijdens het eten, nu zei niemand er iets van. Ik probeerde het eten weer op te starten door het goede voorbeeld te geven en over de rug van Wies heen een hap te nemen maar er viel een sperzieboontje in haar vacht. Ik legde het terug op het bord.

'Wist je dat luiaards een soort algen in hun vacht hebben groeien, die ze zelf opeten? Grappig hè?' zei ik. Niet grappig blijkbaar.

'Is dat dan kannibalisme?' probeerde ik nog.

Het werkte niet. Niemand wilde over luiaards praten. Mijn ouders bleven me alleen afwachtend aankijken. Ik keek naar de oortjes van Wies en aaide ze traag. Uiteindelijk zei mijn moeder: 'Ach ja, het is toch maar tekenen.'

Ik werd gelijk boos.

Uit: Ludwig Volbeda, Oever

6 Luisteren naar een kort verhaal

Luister naar het verhaal De roos uit het beton.

a Is dit een liefdesverhaal?

Leg je mening uit.

b Welke vragen heb je over hoe het verhaal verdergaat?

Noteer minimaal twee vragen.

7 Een kort verhaal lezen (3)

Lees het verhaal De roos uit het beton

a Maverick, Dre en Lisa doen allemaal iets voor degene van wie ze houden. Noteer bij alle drie de personen wat ze doen.

1 Maverick:

2 Dre:

3 Lisa:

b Maverick liegt tegen Dre, maar hij is ook tegen Lisa niet helemaal eerlijk. Neem de zin over waardoor je dat weet.

c Gebruik de theorie Personen beschrijven Hoe is de relatie tussen Maverick en Lisa?

d Welk advies zou je Maverick geven?

e Maverick geeft Lisa een heel duur cadeau. Wat vind je daarvan?

f Vind je dit een gezonde relatie?

THEORIE

Personen beschrijven

Als je een persoon uit een verhaal beschrijft, let je op:

• het uiterlijk van de persoon (bijvoorbeeld: lichaam, gezicht, haar, kleding). Soms wordt er veel over gezegd, soms maar heel weinig.

• de karaktereigenschappen die je ontdekt door te letten op wat iemand doet, zegt en denkt (bijvoorbeeld: aardig, behulpzaam, opvliegend, eigenwijs, angstig).

• belangrijke kenmerken (bijvoorbeeld: leeftijd, gezondheid, arm of rijk).

• de relaties met anderen. Een relatie kan goed zijn, maar ook moeilijk of ingewikkeld, met ruzies, problemen en geheimen.

Bij het beschrijven van een persoon geef je vooral feiten weer. Daarnaast kun je ook je mening geven over een persoon. Je legt uit of je iemand wel of niet aardig vindt en je geeft je oordeel over zijn of haar daden, keuzes of meningen.

DE ROOS UIT HET BETON

Maverick woont in New York en is een 'kleine homie' in de King Lords, de gang in zijn buurt. Lisa is zijn vriendin en King zijn beste vriend. Dre en Shawn zijn wat ouder en 'grote homies' in de bende. Dre is met Keisha, ze hebben samen een dochtertje, Andreanna van drie. Maverick en King hebben net een basketbalwedstrijd verloren van Dre en Shawn.

Heb je het over de straat, dan heb je het over regels. Niemand heeft ze opgeschreven en ze staan niet in een boek. Je leert ze vanzelf, vanaf het moment dat je van je moeder in je eentje naar buiten mag. Het is net zoiets als ademen; je leert het zonder dat iemand zegt hoe je het moet doen.

Maar áls er een boek zou zijn, dan zou er één hoofdstuk in staan dat alleen maar over basketbal gaat, en de belangrijkste regel zou bovenaan staan, in grote, vette letters:

Laat je niet inmaken als er een leuk meisje zit te kijken, en al helemaal niet als ze jouw meisje is.

Maar dat is wel wat er gebeurt. Ik laat me inmaken terwijl Lisa zit te kijken.

'Het is oké, Maverick,' roept ze vanaf de picknicktafel. 'Dit gaat jullie lukken!'

King loopt het park uit en ik ga naar Lisa. Lisa zoent me en daardoor vergeet ik alles.

Zo gaat het altijd met Lisa. Vanaf het begin. In de derde zag ik haar bij een basketbalwedstrijd.

Ze deed een lay-up en ik schreeuwde: 'Cóól, kleine!' Ze keek mijn kant op, met die waanzinnige bruine ogen van d'r en ze glimlachte. En toen kon ik niet anders: ik moest met haar praten. Ze gaf me een kans en vanaf dat moment zijn we samen.

Maar ik heb iets ontzettend doms gedaan. En als ik daaraan denk, houd ik op met zoenen.

'Is er iets?' vraagt ze.

Ik speel met haar braids. 'Nee, niks. Ik baal omdat ik heb verloren terwijl jij zat te kijken.'

'Papa heeft gewonnen!' zegt Andreanna.

'Natuurlijk moet ze voor haar vader juichen,' zegt Dre als hij naar ons toe komt lopen. Hij pakt Andreanna op en laat haar als een vliegtuig door de lucht zweven. Niemand kan haar zo aan het lachen maken als hij.

'Gaan jullie vanavond allemaal naar het feest?' vraagt Lisa.

Shawn geeft een feest, zoals elk jaar aan het eind van de zomer.

'Je weet toch dat Dre niet gaat,' zegt Keisha.

‘Echt niet. Wij gaan vanavond lol trappen, toch, kleine?' Hij geeft Andreanna een zoen op haar wang.

‘Hé, man. Het is vrijdagavond,' zeg ik. ‘Dan blijf je toch niet thuis?'

Oké, laat maar. Dre gaat tegenwoordig nergens meer naartoe. Hij is heel erg veranderd sinds Andreanna er is. Hij gaat niet meer uit en hangt niet meer rond. Volgens mij zou hij geen King Lord meer zijn als dat zou kunnen.

Maar een King Lord ben je voor de rest van je leven, tenzij je dood bent of zo goed als dood.

'Ik ben waar ik wil zijn,' zegt hij, en hij lacht naar Andreanna. Dan kijkt hij naar mij. 'Weet je zeker dat jij gaat?'

Ik wend mijn blik af en kijk naar Lisa. 'Ik laat me door niks tegenhouden. School begint binnenkort weer, dus vanavond wil ik uit.'

Lisa slaat haar armen om mijn nek. 'Precies. Moet je je voorstellen, over een jaar gaan we studeren en dan gaan we naar elk feest dat er is.'

'Zeker weten. En vanavond? Iedereen zal naar je kijken als je dit omdoet.'

Ik haal de ketting uit mijn zak. De hanger bestaat uit scheve letters die het woord 'Maverick' vormen. Hij is van echt goud en heeft kleine diamantjes langs de randen. Ik heb hem vorige week in de mall laten maken.

'Oh my God!' Lisa pakt hem aan en houdt haar adem even in. 'Hij is prachtig!'

'Oké, Mav,' zegt Keisha. 'Je hebt nogal wat over voor je meisje.'

'Ja. Dat weet je toch?'

'Die ketting is niet goedkoop,' zegt Dre. 'Hoe kom je aan dat geld?'

Dre weet niet dat ik samen met King nog iets anders verkoop dan zijn wiet, en dat wil ik zo houden. Het heeft lang genoeg geduurd voordat hij me eindelijk liet hosselen. Ik heb hem moeten overhalen. En ook al dealt hij zelf, hij zei steeds: 'Doe wat ik zeg en niet wat ik doe.' Ik zei tegen hem dat ik mijn moeder moest helpen, en uiteindelijk gaf hij toe. Hij laat me net genoeg wiet verkopen om een of twee rekeningen te betalen, meer niet. Als hij erachter komt waar King en ik mee bezig zijn, dan ben ik er geweest.

'Ik heb allerlei klusjes gedaan in de buurt, zoals ik altijd doe,' lieg ik. 'Net zo lang gespaard tot ik genoeg had.'

'Ik vind 'm geweldig,' zegt Lisa. Zij weet wel wat ik doe. En ze weet als geen ander hoe ze van onderwerp moet veranderen. 'Dank je wel.'

'Alles voor jou, liefje.' Ik zoen haar weer.

Uit: Angie Thomas, De roos uit het beton

8 Verhalen vergelijken

Gebruik de verhalen Jona, Oever en De roos uit het beton

a Kijk nog eens naar de ideeën over liefde in opdracht Ideeën over liefde

Kies bij elk verhaal het idee dat je er het beste bij vindt passen.

1 Bij Jona past het idee:

2 Bij Oever past het idee:

3 Bij De roos uit het beton past het idee:

b In alle verhalen komt iemand voor die (misschien) niet helemaal eerlijk is geweest.

Noteer bij elk verhaal wie dat is en waar die persoon niet eerlijk over is.

1 Jona:

2 Oever: 3 De roos uit het beton:

c Welk verhaal gaat voor jou het meest over echte liefde?

Leg je antwoord uit.

d Denk na over jouw leeservaring in dit hoofdstuk.

Gebruik de theorie Leeservaring beschrijven

Kies telkens een van de drie verhalen die je gelezen hebt en vul de zin aan.

1 Het verhaal maakt me het meest nieuwsgierig, want .

2 Het verhaal past het best bij mij, want .

3 Het verhaal raakt me het meest, want

THEORIE

Leeservaring beschrijven

Als je een verhaal leest, doet dat iets met je. Het verhaal raakt je bijvoorbeeld, je kunt goed meeleven met de hoofdpersoon of juist niet. Of je vindt het verhaal goed uitgewerkt of juist niet. Dit is je leeservaring

Beoordelingswoorden helpen je jouw leeservaring onder woorden te brengen. Je legt je keuze uit door argumenten of voorbeelden te geven bij de beoordelingswoorden.

'Wat de hoofdpersoon in dit verhaal meemaakt raakt me, want hij verliest de liefde van zijn leven en dat lijkt me heel erg.'

'Dit verhaal vind ik ongeloofwaardig, omdat de hoofdpersoon veel grote problemen heeft die wel heel makkelijk worden opgelost.'

Beoordelingswoorden kunnen verschillende dingen zeggen:

• Wat het verhaal met je doet.

Bijvoorbeeld: spannend, saai, griezelig, verwarrend, raakt me, grappig.

• Hoe realistisch je een verhaal vindt.

Bijvoorbeeld: herkenbaar, leerzaam, slecht uitgewerkt, realistisch, ongeloofwaardig.

e In welk personage kon jij je het best inleven?

Leg je antwoord uit.

9 Gedichten lezen

Lees de gedichten Soms kijk ik, Som van ons en Hoe diep

a Zeg in je eigen woorden waar het gedicht Soms kijk ik over gaat.

b Het gedicht Soms kijk ik zegt 'stap ik in' en 'laat je me instappen'.

Wat zegt dit over hoe je elkaar echt kunt leren kennen?

c Bekijk je antwoord op de vorige vraag.

Kun jij op die manier naar iemand kijken?

Noteer twee dingen die je dan doet.

d Wat maakt het laatste woord van het gedicht Soms kijk ik duidelijk?

e Wat bedoelt de schrijver van het gedicht Som van ons met 'ik geef een deel van mij aan jou'?

Leg je antwoord uit.

f Wat is echte liefde volgens het gedicht Hoe diep?

g Vind je dat 'wij' een goede manier is om een relatie te beschrijven?

Leg uit waarom wel of waarom niet.

SOMS KIJK IK

SOM VAN ONS

HOE DIEP

Er komt een dag dat ik besluit: geen schaamte om mijn kleren uit, jouw handen toelaat op mij huid, al weet ik nog niet wie jij bent.

Voorlopig schaam ik mij nog door.

Twee blote lijven vind ik goor, omdat ik nog bij niemand hoor die 't mijne al van buiten kent.

Hoe diep gaat liefde, is de vraag.

Hoe ver voorbij de randen?

Tot in mijn ingewanden?

Tot hart en lymfeklieren?

Tot botten, pezen, spieren?

Hou jij ook van mijn nieren?

Of gaat de liefde toch misschien alleen tot wat het oog kan zien?

Stel dat ik door een ongeval mijn lichaam niet meer voelen zal, aai jij dat lichaam dan nog wel?

Of stopt de liefde bliksemsnel?

Hoe diep gaat liefde, is de vraag.

Hoe ver voorbij de randen?

Tot in mijn ingewanden?

Tot hart en lymfeklieren?

Tot botten, pezen, spieren?

Hou jij ook van mijn nieren?

Of gaat het om de schone schijn: dit vel dat ik probeer te zijn?

Stel dat ik door een ongeluk mijn been verlies en loop met kruk, kus jij die kruk dan of dat been?

Of stopt de liefde dan meteen?

Ervaringen uitwisselen

10 Verhalen en gedichten bespreken

Werk samen met twee klasgenoten of doe de opdracht klassikaal.

Gebruik de verhalen Jona, Oever en De roos uit het beton en de gedichten Soms kijk ik, Som van ons en Hoe diep.

Bespreek de verhalen en gedichten.

Je kunt deze vragen gebruiken:

1 De hoofdpersonen in de verhalen zijn Jona, Jip en Maverick. In wie kun je je het beste inleven? Waarom?

2 Welk verhaal komt op jou het meest echt over? Waardoor komt dat?

3 In welk verhaal herken je situaties of emoties uit je eigen leven? Kun je je daardoor beter inleven?

4 De ouders van Jip maken ruzie met elkaar. Hoort dat ook bij de liefde?

5 Zoek een gedicht dat past bij de liefde tussen Jips ouders.

6 Maverick zegt: 'Alles voor jou, liefje.' Hoe kun je laten zien dat je écht om iemand geeft?

7 Wat zou jouw advies zijn over eerlijkheid in relaties?

8 Zijn liefdesverhalen interessant voor iedereen? Waarom?

Leestips

Wil je meer verhalen lezen over liefde? Bekijk deze tips.

Mijke Pelgrim, Dwarsloper Tessel is helemaal klaar met school. Ze loopt weg door mee te gaan met een groep klimaatscholieren die naar Brussel gaat lopen. Zelf heeft ze zich nog nooit druk gemaakt over het klimaat, maar dat houdt haar niet tegen. Tijdens het lopen leert ze Simon kennen, de leider van de klimaatmars. Ze begint hem steeds interessanter te vinden. Maar ze is niet helemaal eerlijk geweest.

Dave Goldstein, 15 3/4

Lina (15, ik-persoon) heeft weinig verwachtingen van haar ouders, die ze liefdeloos vindt. Als ze halsoverkop verliefd wordt op rechtenstudent Melvin, wil ze onmiddellijk met hem samenwonen. Maar Melvin is bijna twintig, en Lina nog minderjarig… Dat maakt de situatie ingewikkeld, maar Lina bedenkt een plan.

Erna Sassen, Neem nooit een beste vriend De 17-jarige Joshua komt in een 3-vmbo klas en worstelt met zijn vooroordelen en onzekerheden over vriendschap en verliefdheid. Hij raakt bevriend met de luidruchtige Sergio en Dylan, maar ontdekt dat ze anders zijn dan hij dacht. Als de populaire Lindsey toenadering zoekt en wil poseren voor zijn tekeningen, weet Joshua niet hoe hij hiermee om moet gaan.

Mirjam Oldenhave, De levens van Lanya

Dit is het waargebeurde verhaal van de 16-jarige Lanya, die als kind naar Nederland vluchtte. Na zeven jaar krijgt haar familie een verblijfsvergunning, maar haar ouders vinden dat ze te 'westers' is geworden. Ze willen dat ze trouwt met iemand uit Irak, terwijl Lanya haar eigen keuzes wil maken. Wanneer ze besluit onder te duiken, beginnen de echte problemen.

1.3

Verhalen vertellen

Je leert:

• praten over liefde, diversiteit en andere culturen;

LEERDOELEN

• je inleven in de gedachten en gevoelens van personen in verhalen;

• je persoonlijke reactie op een verhaal verwerken in je eigen verhaal;

• vertelperspectief benoemen;

• een verhaal schrijven met een goed begin.

Schrijven

11 Schrijven over Jona

a Gebruik het verhaal Jona. Je gaat een verhaal schrijven over een gesprek dat Jona heeft. Jona gaat na de ontmoeting met Ed terug naar zijn vader. Jona twijfelt of hij de waarheid moet vertellen, maar hij doet het toch.

Schrijf een verhaal over het gesprek dat Jona heeft.

• Kies een van deze twee situaties:

- Zijn vader reageert begripvol en vertelt Jona de waarheid.

- Zijn vader reageert helemaal niet begripvol en ontkent het verhaal van Ed.

• Begin op een nieuwe regel als de andere persoon begint te praten.

• Je verhaal telt ongeveer 200 woorden.

• Gebruik een apart vel papier.

b Lees de theorie Begin van een verhaal . Kijk nog eens naar het begin van jouw verhaal. Verbeter het verhaal zo, dat je meteen 'in het verhaal zit'.

THEORIE

Begin van een verhaal

Als je een verhaal schrijft, is een inleiding meestal niet nodig. Je kunt gewoon beginnen met het verhaal, zonder eerst alles uit te leggen.

Begin dus niet zo:

Umut was een jongen van vijftien jaar met zwart haar en bruine ogen. Umut had vaak ruzie met zijn vader, omdat hij een bijbaantje wilde. Maar zijn vader was bang dat hij dan niet genoeg tijd meer zou hebben voor school.

Maar zo:

'Je begrijpt het gewoon niet!' schreeuwde Umut. 'Ik heb geld nodig!'

Zijn vader haalde zijn schouders op. 'Dat zal best. Maar school is belangrijker dan dat baantje. Dus vergeet het maar.'

Met deze zinnen laat je zonder uitleg zien dat:

• het verhaal over Umut en zijn vader gaat;

• ze een vervelend gesprek hebben (Umut schreeuwt, vader haalt zijn schouders op);

• de ruzie over geld en school gaat.

De lezer vraagt zich af:

• Waarom heeft Umut geld nodig?

• Zal Umut uiteindelijk toch zijn zin krijgen?

• Hoe zit het tussen Umut en zijn vader, hebben ze vaker ruzie?

Als je het verhaal verder leest, krijg je als lezer meestal antwoorden op deze vragen.

12 Vertelperspectief

Lees de theorie Vertelperspectief. Gebruik de verhalen Oever en De roos uit het beton

a Welk vertelperspectief hebben de verhalen?

Oever: ik-vertelperspectief | hij-/zij-vertelperspectief

De roos uit het beton: ik-vertelperspectief | hij-/zij-vertelperspectief

b Gebruik het verhaal Oever

Herschrijf regel 00-00 van het verhaal.

Gebruik het hij-/zij-vertelperspectief.

c Kijk terug naar het verhaal dat je schreef in de opdracht Schrijven over Jona Welk vertelperspectief heb je gebruikt? Kijk ook of het vertelperspectief in het hele verhaal gelijk blijft. Verbeter zo nodig het verhaal.

THEORIE

Vertelperspectief

Als je een verhaal leest, bekijk je alles vanuit een bepaalde persoon. Dit heet het vertelperspectief

• Ik-vertelperspectief – alles wordt verteld door een persoon in de ik-vorm. Je zit als lezer als het ware 'in het hoofd' van deze ik-persoon.

• Hij-/zij-vertelperspectief – alles wordt verteld door een persoon in de hij- of zij-vorm. Je beleeft de gebeurtenissen door de ogen van de hij- of zij-figuur die aanwezig is in alle scènes van het verhaal.

13 Schrijven over Maverick of Lisa Gebruik het verhaal De roos uit het beton. Je gaat schrijven over wat er de volgende dag gebeurt.

a Schrijf een kort verhaal over Maverick of over Lisa.

• Kies een van deze twee situaties:

- Zou Lisa echt blij zijn met de dure ketting die Maverick voor haar gekocht heeft? De volgende dag ziet ze een vriendin. Schrijf een verhaal waarin Lisa vertelt over de ketting en wat ze er echt van vindt.

- Zou Maverick echt trots zijn dat hij zo'n duur cadeau aan Lisa heeft gegeven?

De volgende dag spreekt hij King. Schrijf een verhaal waarin Mav vertelt over de ketting en wat hij er echt van vindt.

• Je verhaal telt ongeveer 200 woorden.

• Gebruik het ik-vertelperspectief.

• Schrijf het verhaal op een apart vel papier.

b Wissel je verhaal uit met een klasgenoot. Geef elkaar een tip om het begin van het verhaal nog beter te maken.

c Gebruik de feedback en de tip van je klasgenoot om je verhaal te verbeteren.

d Hoe ging het schrijven van het verhaal?

• Ik kan me inleven in de gedachten en gevoelens van een ander.

• Ik laat in mijn verhaal zien wat de hoofdpersoon echt vindt.

• Het verhaal heeft een goed begin.

• Ik gebruik het ik-vertelperspectief.

Vertellen

14 Verhalen spelen

Werk in een groep van drie.

a Bekijk jullie verhalen over Jona en Maverick / Lisa. Jullie gaan twee van de verhalen naspelen. Kies de twee beste verhalen.

b Verdeel in de groep de rollen: Jona-vader-verteller en/of Lisa-vriendin-verteller en/of Maverick-King-verteller. Lees de verhalen voor.

1 Bepaal samen bij welke rol de zinnen in het verhaal horen.

2 Voeg nog zinnen toe, bijvoorbeeld voor de rol van verteller, als dat nodig is om het verhaal begrijpelijk te maken.

3 Markeer de zinnen van jouw eigen rol. Zinnetjes zoals 'Jona zegt:' sla je over.

4 Lees het verhaal samen een keer hardop, ieder leest de zinnen van de eigen rol.

c Oefen het naspelen van de verhalen. Vertel zoveel mogelijk uit het hoofd. Gebruik zo nodig een klein spiekbriefje. Het gaat er niet om dat je de tekst zo precies mogelijk naspeelt, maar dat jullie je samen zo goed mogelijk inleven in wat de personen denken en voelen.

d Speel de verhalen voor de klas of in de groep na.

1.4 Over verhalen en gedichten

LEERDOELEN

Je leert:

• uitleggen hoe realistisch een verhaal is;

• je inleven in de gedachten en gevoelens van personen in verhalen;

• figuurlijke taal herkennen en begrijpen;

• stijlfiguren herkennen en benoemen.

Verhalen

15 Verhaal herkennen 1

Bekijk het fragment Stukje van mij.

a Wat voel je als je dit ziet?

b Met wie van de personen leef je het meest mee?

c Wat zie je?

Je kunt meer dan één antwoord kiezen.

■ Dit is een filmtrailer.

■ Dit is een verhaal.

■ Dit is reclame.

d Welk bedrijf heeft samen met Meau aan dit nummer gewerkt?

Wat wordt er over dit bedrijf gezegd?

e Lees de theorie Verhalen

Waarom vertellen de makers van de film een verhaal in plaats van voordelen of eigenschappen van het bedrijf te laten zien?

THEORIE

Verhalen

Verhalen, of ze nu verzonnen of waargebeurd zijn, laten je dingen voelen en beleven. Verhalen raken je en kunnen je daardoor aanzetten tot actie. Deze eigenschap van verhalen wordt op veel plaatsen ingezet, bijvoorbeeld in het nieuws, in de politiek, in onderwijs en in reclame.

Een verhaal heeft deze kenmerken:

• Er zijn personages met wie je kunt meeleven.

• Er is een aanleiding die iets in beweging brengt: een probleem moet worden opgelost of een doel moet worden bereikt.

• Er is een volgorde van gebeurtenissen, met oorzaak en gevolg, een begin en een eind.

16 Verhaal herkennen 2

Lees het verhaal Drama Queen

a Welke zinnen in het verhaal maken dat je met Angel kunt meevoelen?

Neem minimaal twee zinnen over.

b Gebruik de theorie Meer of minder realistisch. Hoe realistisch vind je dit verhaal?

Zet een kruisje op de realismelijn.

helemaal niet realistisch een beetje realistisch heel realistisch

THEORIE

Meer of minder realistisch

Een verzonnen verhaal kan lijken op de werkelijkheid, dan is het realistisch. Gebeuren er dingen die ongeloofwaardig zijn of die in werkelijkheid niet mogelijk zijn, dan is het verhaal niet-realistisch. Hoe realistisch je een verhaal vindt, laat je zien door het ergens op de realismelijn te zetten.

helemaal niet realistisch een beetje realistisch heel realistisch

DRAMA QUEEN

Ik lig in het halfdonker op mijn bed, met alleen naast me een lampje aan. Ik staar naar het plafond. Mama komt mijn kamer binnen. 'Wat is het hier donker.'

'Waarom liet je die jongen binnen?'

'Hij kwam voor jou,' zegt ze.

'Die gast spoort niet. Weet je uit wat voor gezin hij komt?'

Ze haalt haar schouders op.

'Het is daar één grote horrorhuishouding.'

'Die Michael lijkt me anders best een aardige jongen.'

'Hij heeft mijn leven geterroriseerd. Maandenlang is het oorlog tussen ons geweest.'

'Maar die knul wordt ook ouder.' Mama gaat naast me op de rand van mijn bed zitten.

'Jordy en Dennis hebben nu verkering met Cindy en Jennifer. En Michael heeft nog niemand. Dat is de enige reden waarom hij hier voor de deur stond.'

'Als jongens eenmaal verkering krijgen worden ze vaak rustiger. Dan hoeven ze zichzelf niet meer zo te bewijzen.'

'Hoezo rustiger? Jordy en Dennis zijn vorige week opgepakt voor winkeldiefstal. Dat zijn de types waar Cindy en Jennifer mee omgaan. En Michael de Jong is net zo. Is dat soms wat je wil? Wil je dat ik die kant opga met mijn leven?'

'Nee, natuurlijk niet.'

'Dat ik aan lager wal raak en ergens onder een brug terechtkom? Of in de goot?'

'Hou op.'

'Het is vreselijk. Ik ben dood.'

'Waar slaat dat nu weer op?'

'Als jij de deur niet had opengedaan, had ik verder gekund met mijn leven. Dan had ik een toekomst gehad. Die kan ik nu wel vergeten.'

'Hoezo?'

'De hele klas verklaart me dood omdat ik Michael de Jong ons huis uit heb gezet. Mijn leven is over.'

'Stel je niet aan, Angel.'

'Cindy en Jennifer gaan iedereen tegen me opzetten. Ze gaan roddels over me verspreiden. Dat ik met hem in de fietsenstalling heb gestaan, dat ik zwanger van hem ben geworden. Zulk soort dingen. En dat ik daarom niks meer met hem te maken wil hebben.'

'Ik dacht dat je je voor hem zo mooi had opgemaakt. Vind je het gek dat een jongen verliefd op je wordt?'

'Hij is helemaal niet verliefd op me. En ik niet op hem. Ik walg van die jongen. Hij wil gewoon een meisje omdat zijn vrienden er ook een hebben.'

'Waarom word je zo ontzettend kwaad? Als je geen verkering met hem wil, dan is dat toch duidelijk? Wat is daar erg aan? Hij vindt wel een ander. Je doet alsof de wereld vergaat.'

Mama heeft makkelijk praten. Bij haar vergaat de wereld een paar keer per jaar. Als ze weer eens door een liefde van haar leven aan de kant is gezet.

'Ik wil het niet,' zeg ik. 'En toch gebeurt het.'

'Wat?'

'Ruziemaken. Jij zegt dat jij met iedereen ruziemaakt. Maar ik doe het ook.'

'Je moet eerst tot tien tellen als je voelt dat je kwaad wordt,' zegt mama. 'Ik had vroeger een shirt waarop stond From zero to bitch in three seconds.'

'En niemand wil een bitch die niet tot tien kan tellen.'

'Ik had vroeger heel vaak ruzie met je opa…'

'Mama, je weet niet half hoe erg het is. Ik ben het minst populaire meisje van onze hele school. En dan reken ik de aso's mee.'

'Nu overdrijf je.'

'De lerares Nederlands wil mij het liefst achter het behang plakken en die vent van wiskunde noemde mij een flipperkast. Hij dreigde me op mijn stoel vast te binden als ik nog een keer zou opstaan om naar de wc te gaan. Toen riep ik dat hij kon doodvallen en gooide ik een geodriehoek naar zijn hoofd. Ik maak met iedereen ruzie en ik maak alles kapot.'

'Dat is niet zo.'

'Ik ken een meisje dat verliefd is op een ander meisje.'

Mama kijkt me aan, maar ik durf niet terug te kijken. 'Wie dan?'

'Ik kan geen naam noemen.'

'Hoe ziet ze eruit?' vraagt mama.

'Normaal. Net als andere meisjes.'

'Je maakt me nieuwsgierig.'

'Wat ik zei, ik kan geen naam noemen.'

‘Dat hoeft ook niet.'

'Ze kwam dat andere meisje vorig jaar tegen bij de speelplaats.'

'En?'

'Niks bijzonders. Ze zaten op de schommels en kletsten over school en de eekhoorn die met uitsterven werd bedreigd. Op een gegeven moment moesten ze vluchten voor jongens met vuurwerk en ze verborgen zich in de berging van een flat.'

'En toen?'

'Daar zag ze hoe leuk dat meisje was. Maar het voelde ook raar. Niet normaal.' Ik blijf naar het plafond staren en heb meteen al spijt van wat ik zeg. Mama kijkt me nog steeds aan en wacht op wat ik verder ga vertellen.

Ik wou dat ik door de grond kon zakken. Maar wensen komen hier niet uit. Dit plafond met zijn vochtplekken is geen sterrenhemel. In deze kamer vallen geen sterren, dus zak ik niet door de grond. Haar ogen blijven op mij gericht, daarom draai ik me om ga met mijn rug naar haar toe liggen.

Ik zoek woorden, iets wat ik nooit hoef te doen, maar ik wil nu geen domme dingen zeggen. 'Na oud en nieuw verhuisde dat andere meisje. Ze was opeens verdwenen. Maar deze week kwamen ze elkaar tegen. Ze spraken af in de haven.'

'En toen klikte het weer,' vult mama aan.

'Ze had zichzelf nog nooit opgemaakt en gezworen dat ook nooit te doen. Maar nu stond ze uren voor de spiegel om zich mooi te maken. Met lippenstift, rouge en mascara. Op het eind leek ze net een ordinaire slet.'

'Dat viel wel mee, denk ik. De eerste keer dat ík me opmaakte was pas een ramp. Ik zag eruit als een horrorclown.'

'Nu denkt ze ongeveer honderd uur per dag aan dat meisje. Ze hoort steeds haar stem en ziet haar overal lopen. Toen de bel ging, hoopte ze dat zij voor de deur stond. Maar het bleek Michael de Jong te zijn.'

Mama kruipt tegen me aan en trekt haar knieën op. Zo kom ik in de holte van haar schoot te liggen. Door het licht van mijn bedlamp zie ik de schaduw van haar hand op de muur. Vlak boven mijn hoofd. Het is niet de hand van een horrorclown die mij boos aan

de haren trekt omdat ik domme dingen zeg. Het is een hand die mij aait. Ik nestel me dieper in haar schoot.

'Is het normaal dat een meisje de hele dag aan een ander meisje denkt?' vraag ik.

'Nee,' zegt mama.

'Waarom niet?'

'Dat is het speciale van verliefd zijn.'

'Hoezo?'

'Moet je al die vreselijke mensen zien in onze wijk. Ik erger me dood aan die zombies. Ze zitten thuis op de bank of hangen rond in het winkelcentrum. Ze slenteren met hun hond over het veldje en vallen 's avonds voor de tv in slaap. Dat is "normaal". Maar als je verliefd bent, wil je huppelen. Je zingt en danst. Je hebt vlinders in je buik en denkt honderd uur per dag aan jouw grote liefde. Waarom dacht je dat ik zo graag verliefd ben? Als de bel gaat, hoop je dat zij het is. Maar als het Michael de Jong blijkt te zijn, stort je wereld in. En als ze wél voor je neus staat, begin je te blozen, krijg je klamme handen, knikkende knieën en hartkloppingen. Toch?'

'Zo ongeveer.'

'Dat is niet normaal, Angel. Dat is iets heel speciaals. Daar moet je blij mee zijn.'

Uit: Derk Visser, Drama Queen

17 Personen en hun relaties

Gebruik het verhaal Drama Queen.

Gebruik de theorie Personen beschrijven.

a Welke eigenschappen en kenmerken van Angel kom je te weten?

b Angel vertelt: 'Ik ken een meisje…' (regel 59)

Waarom vertelt Angel over zichzelf terwijl ze doet alsof het over iemand anders gaat?

c Wat vind je van haar aanpak?

Zou je dat zelf ook zo doen? Waarom wel of niet?

d Op wie is Angel nu eigenlijk vooral boos?

Leg je antwoord uit.

e Hoe is de relatie tussen Angel en haar moeder?

Leg je antwoord uit.

f Hoe goed kun jij met Angel meevoelen?

Waardoor komt dat?

g Hoe zou jij je (beter) in kunnen leven in de gedachten en gevoelens van een ander? Noem minimaal twee dingen die je zou willen leren.

18 Figuurlijke taal en stijlfiguren

Gebruik het verhaal Drama Queen. Gebruik de theorie Figuurlijke taal en Stijlfiguren

a Onderstreep twee vergelijkingen in het verhaal.

b In de volgende zinnen staat figuurlijk taalgebruik. Noteer de betekenis van de zinnen.

1 Maandenlang is het oorlog tussen ons geweest. (regel 9)

2 Dat ik … ergens onder een brug terechtkom? (regel 19)

3 Je doet alsof de wereld vergaat. (regel 38-39)

4 De lerares Nederlands wil mij het liefst achter het behang plakken. (regel 52-53)

5 ... die vent van wiskunde noemde mij een flipperkast. (regel 53-54)

6 Ik wou dat ik door de grond kon zakken. (regel 79)

c Figuurlijke taal kom je niet alleen in verhalen tegen. Noem twee andere soorten teksten waar vaak figuurlijke taal in wordt gebruikt. Wat vind je van het gebruik van figuurlijke taal?

d De schrijver van het verhaal gebruikt vaak een bepaald stijlfiguur. Welk stijlfiguur is dat?

Onderstreep drie voorbeelden.

e Kijk nogmaals naar het figuurlijk taalgebruik uit vraag a t/m d. Maken deze stijlfiguren de verhalen voor jou mooier? Leg uit waarom wel of niet.

THEORIE

Figuurlijke taal

Schrijvers en sprekers maken hun teksten vaak mooier met figuurlijke taal.

Figuurlijke taal betekent: spreken in beelden. Wat je zegt of schrijft bedoel je niet letterlijk, maar figuurlijk. Je ziet dan in beelden voor je wat je leest of hoort. Veel uitdrukkingen zijn figuurlijke taal.

In figuurlijke taal worden vaak twee dingen die op elkaar lijken op een bijzondere manier met elkaar vergeleken. Dit noem je een vergelijking.

Mijn stem klonk alsof hij door een papierversnipperaar was gehaald. (Veronica Rossi, Riders)

THEORIE

Stijlfiguren

Schrijvers en sprekers maken hun teksten vaak mooier door iets op een bijzondere manier te zeggen. Ze maken gebruik van stijlfiguren

Stijlfiguren kun je tegenkomen in verhalen, films, reclames, speeches en artikelen. Ze kunnen je tekst versterken of levendiger maken.

Enkele stijlfiguren zijn:

stijlfiguur uitleg voorbeelden

herhaling Je herhaalt woorden of zinnen of je zegt meerdere keren hetzelfde, maar telkens net iets anders.

opsomming Je zet een aantal dingen op een rij of noemt ze na elkaar op.

tegenstelling Je zet dingen tegenover elkaar, waardoor de verschillen opvallen.

overdrijving Je maakt iets erger of groter dan het in werkelijkheid is.

ironie Je beschrijft iets op een beetje spottende manier, die niet kwetsend bedoeld is. Vaak zeg je het tegengestelde van wat er bedoeld wordt.

Ik ga nooit, nooit, nooit bij jou wonen, nog in geen duizend jaar!

Hij heeft geen fiets, hij heeft geen tas, hij heeft niet eens een regenjas. (Bette Westera)

De kastanje vergist zich in zijn knoppen. De merel vergist zich in zijn lied. Dit is een warme week in januari maar nog lang de lente niet.

(Linda Vogelesang)

'Als mijn ouders me betrappen, krijg ik tachtig jaar huisarrest!'

'Wat een lieverdje ben jij!.'

1.5 Eindopdracht

• Je past toe wat je in dit hoofdstuk hebt geleerd.

Moodboard maken

Inleiding

Je leest een boek over liefde en maakt daar een moodboard bij. Bekijk eerst het beoordelingsmodel.

Beoordelingsmodel

Moodboard maken

LEERDOELEN

Houd bij het maken van het moodboard rekening met deze punten:

Inhoud van het moodboard

1 Bij de afbeeldingen staan korte zinnen die het verhaal duidelijk samenvatten.

2 De afbeeldingen en zinnen laten zien hoe de liefde tussen de personen verloopt.

3 Het moodboard laat zien hoe de sfeer in het verhaal is of hoe de sfeer verandert.

4 Op het moodboard staat een belangrijk idee of een les uit het verhaal over liefde.

5 Op het moodboard staan de titel en auteur van het boek.

Vorm van het moodboard

1 Op het moodboard staan minimaal tien afbeeldingen van voorwerpen of plaatsen uit het verhaal.

2 Het moodboard ziet er verzorgd uit.

Boek lezen

Kies een boek waarin liefde een van de thema's is. Het mag gaan om romantische liefde, maar ook om liefde tussen vrienden, broers en zussen of (groot)ouders en kinderen. Het kan goed aflopen met de liefde, maar het kan ook verkeerd gaan.

Lees het boek.

a Maak tijdens het lezen aantekeningen: welke voorwerpen of plekken horen bij de liefde tussen de personen? Schrijf in ieder geval tien dingen op. Schrijf kort op wat er gebeurt. Noteer ook de paginanummers. Deze voorwerpen of plekken gebruik je straks bij het maken van je moodboard.

b Denk ook na over een belangrijk idee of een les die je door dit verhaal leert over liefde.

Moodboard voorbereiden

Gebruik je aantekeningen.

Kies tien voorwerpen of plekken.

• De voorwerpen of plekken laten zien hoe de liefde tussen de personen verloopt, doordat ze horen bij belangrijke gebeurtenissen.

• Denk na over de goede volgorde.

• Denk na over de sfeer. De sfeer kan veranderen, bijvoorbeeld van fijn naar verdrietig en aan het einde weer fijn.

Afbeeldingen zoeken

Zoek of teken een afbeelding bij elk voorwerp en elke plek.

Kijk of de afbeelding past bij de sfeer in het verhaal.

Moodboard maken

Verwerk alle afbeeldingen tot een (digitaal) moodboard.

a Het moodboard laat zien hoe het gaat met de liefde tussen de personen en hoe de sfeer in het verhaal is.

b Schrijf bij de afbeeldingen in enkele zinnen welke gebeurtenis erbij hoort.

c Noem in de zinnen ook de namen van de hoofdpersonen.

d Schrijf op het moodboard een belangrijk idee of een les over liefde uit het verhaal.

e Schrijf de titel en auteur van het boek op het moodboard, met een afbeelding van het omslag.

Moodboard presenteren

Laat je moodboard zien aan drie klasgenoten.

Bespreek samen de vragen.

a Hoe komt de sfeer in het verhaal op je over door het moodboard?

b Zou jij dit liefdesverhaal willen lezen?

Eindopdracht evalueren

a Hoe ging de eindopdracht?

• Ik kan ideeën over diversiteit, liefde en relaties verwerken in een moodboard

• Mijn moodboard geeft een goede indruk van het verhaal dat ik gelezen heb.

• Ik kan me inleven in de gedachten en gevoelens van de personen in een verhaal.

• Ik beschrijf belangrijke gebeurtenissen duidelijk en kort.

• Mijn moodboard laat de sfeer in het verhaal zien.

• Mijn moodboard ziet er verzorgd uit.

b Je hebt een boek gelezen over liefde.

Wat heb je van het verhaal geleerd over liefde?

c Zou je vaker een liefdesverhaal willen lezen? Waarom wel of niet?

1.6 Terugblik

• Je kijkt terug op je werk.

Wat neem ik mee?

19 Wat neem ik mee?

LEERDOELEN

a In dit hoofdstuk heb je meegeleefd met mensen in verhalen. Je hebt ontdekt dat dat verhalen anders maakt dan feitelijke teksten; verhalen doen iets met je. Je hebt geleerd hoe je het vertelperspectief moet toepassen in een verhaal.

Kijk nu terug op het hoofdstuk.

Heb je de leerdoelen van dit hoofdstuk bereikt?

• Ik kan praten over liefde, diversiteit en andere culturen.

• Ik kan me inleven in de gedachten en gevoelens van personen in een verhaal.

• Ik kan uitleggen hoe realistisch een verhaal is.

• Ik kan relaties tussen personen beschrijven.

• Ik kan het vertelperspectief benoemen.

• Ik kan mijn persoonlijke reactie op een verhaal verwerken in een eigen verhaal.

• Ik kan een verhaal schrijven met een goed begin.

• Ik kan figuurlijke taal herkennen en begrijpen.

• Ik kan stijlfiguren herkennen en benoemen.

b Door het lezen van liefdesverhalen kun je nadenken over je eigen keuzes in liefde en relaties.

Aan welk verhaal uit dit hoofdstuk heb je het meest gehad?

Leg je keuze uit.

c 'Verhalen schrijven is fijn, want je kunt er je gevoelens in kwijt.'

Ben je het met deze stelling eens?

2 Taalverzorging 1

Inleiding

Bij taalverzorging ontdek je van alles over taal. In dit hoofdstuk leer je met welke woordsoorten en zinsdelen je zinnen kunt opbouwen, zodat je dit op de juiste manier in een tekst kunt toepassen. Om je boodschap zo goed mogelijk te kunnen overbrengen, oefen je met de regels van spelling en het formuleren van goede zinnen. Ook kom je meer te weten over woordvorming en leer je over de verschillende betekenissen van woorden.

2.1 Grammatica

Je leert:

• deze woordsoorten benoemen en toepassen (herhaling):

• het werkwoord tegenwoordige tijd en verleden tijd;

• het zelfstandig naamwoord;

• het lidwoord;

• het bijvoeglijk naamwoord.

• deze zinsdelen benoemen en toepassen (herhaling):

• de persoonsvorm;

• het werkwoordelijk gezegde;

• het onderwerp;

• het lijdend voorwerp.

• een bouwplan van een zin gebruiken (herhaling).

Woordsoorten

1 Lidwoorden en zelfstandige naamwoorden gebruiken

Noteer het juiste lidwoord (de of het).

1 kettinkje

2 zelfscankassa's

3 verdriet

4 parfum

5 lowbudgetfilm

6 hondenstrand

7 enveloppen

8 capuchon

LEERDOELEN

2 Zelfstandige naamwoorden in een tekst herkennen

a Markeer alle zelfstandige naamwoorden in de tekst. De schuingedrukte woorden hoef je niet te markeren.

Pimp My Ride in een nieuw jasje

Het televisieprogramma Pimp My Ride komt terug. Netflix brengt de show, waarin auto's een opvallende make-over krijgen, in een vernieuwde versie uit. De originele serie werd van 2004 tot en met 2007 uitgezonden.

Een gammele auto kreeg in Pimp My Ride een complete transformatie. Niet alleen nieuwe lak, accessoires, banden en elektronica, maar ook grappige en verrassende toevoegingen, zoals een koelkast of een aquarium.

Hoe leuk dit ook klinkt, deze ideeën waren niet altijd praktisch en soms werden ze na het filmen gelijk verwijderd. En problemen met bijvoorbeeld de koppeling of carosserie werden niet opgelost.

Benieuwd naar de veranderingen in het programma? De serie krijgt een andere naam, Resurrected Rides, en is vanaf 24 juli te zien.

Bron: nu.nl

b Gebruik de tekst bij vraag a. Kies acht zelfstandige naamwoorden uit de tekst.

• Noteer deze woorden in de tabel.

• Noteer voor elk woord het enkelvoud, meervoud en verkleinwoord, met het juiste lidwoord.

• Eén voorbeeld is al ingevuld.

3 Bijvoeglijk naamwoord herkennen Lees de theorie Bijvoeglijk naamwoord Markeer de bijvoeglijke naamwoorden in de zin.

1 De geplande demonstratie verliep rustig.

2 Haar witte muren worden vandaag lichtblauw geverfd.

3 Mette werd 's nachts wakker van een luidruchtige groep toeristen.

4 Wil je de laatste bus pakken, of wil je eerder naar huis ?

5 Wat zullen we op de eerste zonnige vakantiedag gaan doen?

6 Het water is koud, maar als je er gelijk in springt, is het lekker.

7 Voor zijn twintigste verjaardag werd Syed verrast met een gezellige picknick.

8 Onze buurman heeft stapels ongeopende post liggen, dus mijn vader gaat hem volgende week helpen.

THEORIE

Bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijke naamwoorden (bnw) geven kenmerken of eigenschappen van een zelfstandig naamwoord. Met bijvoeglijke naamwoorden geef je meer informatie en maak je een tekst boeiender.

Ik heb het spannende boek in een keer uitgelezen.

In de volgende zinnen zie je dat het bijvoeglijk naamwoord niet altijd voor een zelfstandig naamwoord staat. Het kan dus ook op andere plaatsen in de zin staan.

1 Het boek is spannend.

2 Spannend is het boek.

4 Bijvoeglijk naamwoord gebruiken

Herschrijf de zinnen.

Zet het bijvoeglijk naamwoord voor het zelfstandig naamwoord.

Bijvoorbeeld: De soep is zelfgemaakt – De zelfgemaakte soep

1 De wolf jankt

2 Het virus was besmettelijk

3 Je antwoord is persoonlijk

4 De tafel is inklapbaar

5 De muur is kiezelgrijs

6 De workshop was nutteloos

7 Het water golft

8 De software is geïnstalleerd

5 Werkwoorden in tegenwoordige en verleden tijd

Geef aan of de zinnen in de tegenwoordige tijd of de verleden tijd staan.

tegenwoordige tijd verleden tijd

• Gisteren vierden we voor het eerst Halloween. ● ●

• Mijn vader koopt elk weekend milkshakes voor ons bij de snackbar. ● ●

• Caleb is goed in origami en maakt prachtige kraanvogels. ● ●

• We reden gelijk naar de dichtstbijzijnde bouwmarkt voor een nieuwe lamp. ● ●

• In 1999 gaat Nederland over van de gulden naar de euro. ● ●

• Meld je je ook aan voor de improvisatiecursus? ● ●

• Ik was zo zenuwachtig voor die presentatie vanmorgen. ● ●

• Amanda spaarde voor een mooie verzameling Star Wars-figuurtjes. ● ●

6 Persoonsvorm herkennen

Lees de theorie Persoonsvorm Gebruik de tijdproef om de persoonsvorm te vinden.

• Noteer de zinnen in een andere tijd.

• Noteer de persoonsvorm (pv).

1 Je kunt mailen, appen of bellen voor een afspraak.

tijdproef = pv =

2 Mijn broer lest bij een andere rijschool sinds onze verhuizing naar Rhenen.

tijdproef = pv =

3 We kregen allemaal een tasje met snacks, een notitieboek en een pen.

tijdproef =

pv =

4 Joost had een paar lekkere recepten gevonden voor de high tea.

tijdproef =

pv =

5 Sarah stelde voor om morgen af te spreken bij de tapasbar.

tijdproef =

pv =

6 Mijn moeder was in de winter echt een huismus.

tijdproef =

pv =

7 Ik bestelde mijn shampoo en conditioner altijd online.

tijdproef =

pv =

8 De kapper had mijn haar te kort geknipt.

tijdproef =

pv =

THEORIE

Persoonsvorm

Als je een zin ontleedt, zoek je altijd eerst de persoonsvorm (pv). Staat er één werkwoord in de zin? Dan is dat de persoonsvorm. Als er meer werkwoorden in de zin staan, kun je twee manieren gebruiken om de persoonsvorm te vinden: de tijdproef en de getalproef.

Pablo signaleert een fout in de opgave.

Pablo signaleerde een fout in de opgave.

De ijsbeer leeft op het ijs.

IJsberen leven op het ijs.

7 Persoonsvorm en hele werkwoord herkennen

Lees de theorie Werkwoordsvormen.

Gebruik de theorie Persoonsvorm

Noteer de persoonsvorm en het hele werkwoord.

1 De docent legt de huiswerkopdracht uit na de pauze.

pv =

hele ww =

2 Evan staat voor de korfbaltraining altijd vroeg op.

pv =

hele ww =

3 Mijn tante stuurt de vergeten spullen naar me op.

pv =

hele ww =

4 Mijn hond wacht me altijd op bij thuiskomst.

pv =

hele ww =

5 De voordeur gaf geen centimeter mee.

pv =

hele ww =

6 Chanice pakt haar huiswerk georganiseerd aan.

pv =

hele ww =

THEORIE

Werkwoordsvormen

Het werkwoord (ww) kan verschillende vormen hebben:

1 Ali belt zijn vriend. (belt = persoonsvorm)

2 Ali zal morgen zijn vriend bellen. (bellen = hele werkwoord)

3 Ali heeft zijn vriend gebeld. (gebeld = voltooid deelwoord)

Zinsdelen

8 Persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde herkennen

Lees de theorie Werkwoordelijk gezegde en gebruik de theorie Persoonsvorm.

Noteer de persoonsvorm (pv) en het werkwoordelijk gezegde (wwg).

1 Ze was gewoon door twee wekkers geslapen.

pv =

wwg =

2 Mijn haar is echt lang geworden afgelopen jaar!

pv = wwg =

3 Zoeken Savannah en Kai deze stapel boeken uit?

pv = wwg =

4 We zijn aan het solderen voor de techniekopdracht.

pv = wwg =

5 Armand moest overstappen op een ander station.

pv =

wwg =

6 Door de harde wind begon hij gevaarlijk te slingeren met zijn fiets.

pv = wwg =

7 Waarom staat de hond zo te blaffen?

pv = wwg =

8 Ze was gezellig aan het vertellen over haar vakantie.

pv = wwg =

THEORIE

Werkwoordelijk gezegde

Het werkwoordelijk gezegde (wwg) is de persoonsvorm + de andere werkwoorden in de zin.

1 Suzan zit aan haar bureau. (wwg = zit)

2 Sanne heeft een voldoende gehaald voor haar proefwerk. (wwg = heeft gehaald)

3 Hij moet Engelse woordjes leren. (wwg = moet leren)

9 Persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en onderwerp herkennen Lees de tekst.

(1) De provincie Flevoland was oorspronkelijk bedoeld als landbouwgrond. (2) Maar na de Tweede Wereldoorlog nam het aantal inwoners van Amsterdam snel toe. (3) Daarom werden er nieuwe gemeenten ontworpen, waaronder Almere. (4) Almere zou eerst Zuidweststad gaan heten. (5) De eerste woningen zijn in 1976 gebouwd. (6) De stad is met meer dan 200.000 inwoners uitgegroeid tot één van de grootste steden van Nederland. (7) Vlak bij Almere Haven is een moderne ruïne te vinden: Kasteel Almere.

Noteer van elke zin de persoonsvorm (pv), het werkwoordelijk gezegd (wwg) en het onderwerp (ond).

1 pv = wwg = ond =

2 pv = wwg = ond =

3 pv = wwg = ond =

4 pv = wwg = ond =

5 pv = wwg = ond =

6 pv = wwg = ond =

7 pv = wwg = ond =

10

Basiszinnen maken

Lees de theorie Bouwplan van een zin

Maak basiszinnen door een passend zinsdeel in te vullen.

Zet een streepje als er geen zinsdeel nodig is voor een goede basiszin.

1 Tahir wast

2 Mijn buurjongen speelt

3 Mijn oma houdt

4 De medewerker zoekt

5 Hij vraagt

6 Britt kletst

7 Ik denk

8 Je moet

THEORIE

Bouwplan van een zin

Je bouwt een zin door zinsdelen met informatie toe te voegen. Als je een zin verdeelt in zinsdelen, dan heb je het bouwplan voor je zin.

wie doet het? wat gebeurt er? wanneer? met wie? waar?

De hond speelt

Bij sommige werkwoorden weet je dat je bepaalde zinsdelen moet toevoegen en andere zinsdelen mag toevoegen. Dit heeft te maken met de betekenis van het werkwoord.

De betekenis van het werkwoord wassen zorgt ervoor dat je altijd twee vragen stelt en dus twee delen moet toevoegen:

1 Wie wast?

2 Wat wast de persoon? wassen wie? wat?

ander zinsdeel ander zinsdeel ander zinsdeel

De basiszin bestaat uit drie delen. Je kunt de zin langer maken door er delen aan toe te voegen.

Wie/wat doet dit? Wat gebeurt er? Wat (is nodig)? Hoe? Wanneer? Waar?

Jessica wast haar handen

Jessica wast haar handen met zeep voor het eten in de keuken

Bij het werkwoord miauwen is één vraag voldoende: Wie/wat miauwt?

miauwen wie?

ander zinsdeel ander zinsdeel ander zinsdeel

De basiszin bestaat uit twee delen. Je kunt de zin langer maken door er delen aan toe te voegen.

Wie/wat doet dit? Wat gebeurt er? Wat (is nodig)? Hoe? Wanneer? Waar?

De poes miauwt x

De poes miauwt x zachtjes elke morgen voor mijn deur

11 Bouwplan invullen

Vul voor elke zin het bouwplan in.

1. Rapper Cardi B werd geboren in 1992 in New York.

Wie doet het? Wat gebeurt er? Wanneer? Waar?

2. Cardi B bracht voor het eerst muziek uit in 2015.

Wie doet het? Wat gebeurt er? Wanneer? Wat? Hoe?

3. Ze werkte eerder samen met grote namen als Post Malone en SZA.

Wie doet het? Wat gebeurt er? Wanneer? Met wie?

4. In 2024 heeft ze haar tweede album uitgebracht.

Wie doet het? Wat gebeurt er? Wanneer? Wat?

5. Cardi B wordt de koningin van hiphop genoemd in de Verenigde Staten.

Wie doet het? Wat gebeurt er? Hoe? Waar?

6. Ze staat in de media ook bekend om haar lange nagels en gevoel voor humor.

Wie doet het? Wat gebeurt er? Waar? Wat?

12 Lijdend voorwerp bepalen

Lees de theorie Lijdend voorwerp

Markeer het lijdend voorwerp.

Gebruik de vraag: wie of wat + gezegde + onderwerp?

1 Ik haal de folders elke zaterdag op.

2 Arlo heeft een flinke bult op zijn hoofd.

3 Wij nemen vanavond bordspellen en snacks mee.

4 De docent kijkt toetsen na.

5 Masha draagt hetzelfde parfum als haar moeder

6 Mijn opa drinkt elke dag heel veel groene thee.

7 Je bent je zonnebril vergeten!

THEORIE

Lijdend voorwerp

Naast het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde kan er nog een ander zinsdeel in de zin staan: het lijdend voorwerp. Het lijdend voorwerp doet zelf niets. Het onderwerp doet iets met het lijdend voorwerp.

De journalist interviewde om vijf uur de voetballer Harmen en Cheyenne ruimden hun afval niet op.

Om het lijdend voorwerp te kunnen vinden, stel je deze vraag: Wie of wat + gezegde + onderwerp?

Vraag: Wie of wat interviewde de journalist?

Antwoord: de voetballer = lijdend voorwerp.

Vraag: Wie of wat ruimden Harmen en Cheyenne niet op?

Antwoord: hun afval = lijdend voorwerp.

De voetballer en hun afval doen zelf niets. Toch zijn ze nodig in de zin, want de werkwoorden interviewen en opruimen 'vragen' om iemand die dit doet en om een ander zinsdeel. De basiszin van deze werkwoorden bestaat uit drie delen.

• Het werkwoord interviewen vraagt om iemand die de vragen stelt (=onderwerp) en om iemand die geïnterviewd wordt (=lijdend voorwerp).

• Het werkwoord opruimen vraagt om iemand die opruimt (=onderwerp) en om iets dat opgeruimd wordt (=lijdend voorwerp).

Wie?

Wat gebeurt er?

Wat is nodig om dit te doen?

De journalist interviewde de voetballer

Harm en Cheyenne ruimden op hun afval

Wat gebeurt er? = werkwoordelijk gezegde

Wie doet dit? = onderwerp

Wie/wat is nodig om dit te doen? = lijdend voorwerp

ander zinsdeel ander zinsdeel ander zinsdeel

Om snel het lijdend voorwerp te kunnen vinden, kun je ook deze vraag stellen:

Wie of wat + gezegde + onderwerp?

Kijk maar =

Vraag = Wie of wat interviewde de journalist?

Antwoord = de voetballer = lijdend voorwerp.

Vraag = Wie of wat ruimden Harmen en Cheyenne niet op?

Antwoord = hun afval = lijdend voorwerp.

13 Werkwoordelijk gezegde, onderwerp en lijdend voorwerp herkennen

Noteer voor elke zin het werkwoordelijk gezegde (wwg), het onderwerp (ond) en het lijdend voorwerp (lv).

1 Elias had de hele kamer versierd.

wwg = ond =

lv =

2 Mijn moeder heeft ons opgehaald.

wwg = ond =

lv =

3 Mijn vader heeft zijn oude telefoons bewaard.

wwg = ond =

lv =

4 Voor het optreden moest Emil een nette witte blouse aanschaffen.

wwg = ond = lv =

5 Shira draagt elke dag een andere kleur hoofddoek.

wwg = ond =

lv =

6 Vier marathonlopers hebben de eindstreep niet gehaald.

wwg = ond =

lv =

7 De kunstenaar heeft sieraden en shirts verkocht op de markt.

wwg = ond = lv =

8 Mijn zusje heeft een doorzichtige etui gekocht.

wwg = ond = lv =

ZELFTOETS

Testen hoe goed je dit onderdeel beheerst? Ga naar Op niveau online en maak de zelftoets

VERDER OEFENEN?

Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online.

2.2 Spelling

Je leert:

LEERDOELEN

• de persoonsvorm spellen in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd (herhaling);

• het voltooid deelwoord spellen (herhaling);

• het koppelteken goed gebruiken;

• samenstellingen spellen (herhaling);

• de juiste keuze maken tussen aaneenschrijven of het koppelteken;

• de juiste keuze maken tussen los schrijven of aaneenschrijven.

Werkwoordspelling

14 Tegenwoordige en verleden tijd gebruiken

Lees de theorie Persoonvorm in de verleden tijd

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (tt) of de verleden tijd (vt).

1 Ik (fietsen – vt) gisteren niet over de dijk, omdat het fietspad werd gerenoveerd.

2 (denken – vt) je echt dat je sterker was dan je broer?

3 Als we op bezoek komen, (maken - tt) mijn oma altijd veel eten klaar.

4 Ik (hebben – vt) enorme buikpijn vlak voor de presentatie.

5 Hij (durven - vt) niet te zeggen dat hij zich verslapen had.

6 Charmaine (verdienen – tt) wat extra's met haar bijbaan als pizzakoerier.

7 Ik (zijn – tt) blij dat onze vaste trainer weer terug is van haar zwangerschapsverlof.

8 Leroys ogen zijn helemaal rood, omdat hij allergisch (zijn - tt) voor katten.

THEORIE

Persoonsvorm in de verleden tijd

Bij klankveranderende werkwoorden schrijf je de verleden tijd zoals je die hoort: ik zwom, zij kocht, jullie gingen.

Bij klankvaste werkwoorden schrijf je: ik-vorm + te(n) of de(n).

ik-vorm + te(n) of de(n) voorbeelden vissen vis + te(n) hij viste wij visten praten praat + te(n) jij praatte jullie praatten spelen speel + de(n) zij speelde wij speelden antwoorden antwoord + de(n) u antwoordde zij antwoordden

Voltooid deelwoord gebruiken

Gebruik de theorie Voltooid deelwoord

Noteer het voltooid deelwoord bij elke zin.

1 Heb jij Siimuut al (spreken) over de voetbalwedstrijd?

2 De oprit is schoon (spuiten) met een hogedrukreiniger.

3 Liam is vandaag (beginnen) met het monteren van de kast.

4 Toen mijn buurvrouw hoorde dat ik ziek was, heeft ze me gelijk een pannetje soep (brengen).

5 Tijdens de excursie in Berlijn hebben we oorlogsmonumenten (bezoeken).

6 Toen we aan het water zaten, kwam er ineens een enorme badeend langs (drijven).

7 Tijdens het wandelen ben ik mijn favoriete vest (verliezen).

8 Mijn fietssleutel is (afbreken) in het slot.

THEORIE

Voltooid deelwoord

Bij klankveranderende werkwoorden kun je meestal horen hoe je het voltooid deelwoord spelt.

eten → Ik heb een appel gegeten brengen → Hij heeft een boek gebracht.

Klankvaste werkwoorden hebben een voltooid deelwoord dat eindigt op -t of -d. Soms kun je horen welke eindletter je moet schrijven in de verleden tijd. In het voltooid deelwoord schrijf je dezelfde letter die je hoort in de verleden tijd.

ik werkte → ik heb gewerkt

ik baalde → ik heb gebaald

Kun je niet horen of je -t of -d moet schrijven?

Maak het voltooid deelwoord langer. Hoor je aan het eind een d of een t?

hele werkwoord langer maken voltooid deelwoord rijpen het gerijpte fruit het is gerijpt rimpelen de gerimpelde huid hij is gerimpeld

Leestekens

16 Koppelteken gebruiken

Lees de theorie Koppelteken

Maak samenstellingen van de woorden.

Gebruik waar nodig een koppelteken.

1 salsa + avond -

2 baby + alligator -

3 mini + jurkje -

4 mango + ijs -

5 race + auto -

6 astma + aanval -

7 tango + instructeur -

8 vmbo + examen -

THEORIE

Koppelteken

Samenstellingen schrijf je in het Nederlands aan elkaar (tuinstoel, schoolboek). Soms is niet meteen duidelijk welke letters bij elkaar horen. Zet dan een koppelteken (-) tussen de woorden. Daarmee voorkom je dat je het woord verkeerd leest of uitspreekt.

mini+jurk = mini-jurk (niet: minijruk) auto+ ongeluk = auto-ongeluk (niet: autoongeluk)

Als je het woord niet verkeerd kunt lezen, zet je geen koppelteken.

auto + alarm = autoalarm politie + agent = politieagent

17 Los of aaneenschrijven

Lees de theorie Samenstellingen: los of aan elkaar?.

Bepaal of de woorden los of aaneen geschreven moeten worden.

1 linker kant | linkerkant

2 politie auto | politieauto

3 maximum snelheid | maximumsnelheid

4 web site | website

5 kleding hanger | kledinghanger

6 lange termijn | langetermijn

7 lange termijn oplossing | langetermijnoplossing

8 voetbal elftal | voetbalelftal

Samenstellingen: los of aan elkaar?

THEORIE

Samengestelde zelfstandige naamwoorden schrijf je zo veel mogelijk als één woord, omdat de delen samen één betekenis vormen. Als je een spatie gebruikt, verandert de betekenis.

hogesnelheidstrein - hoge snelheidstrein langeafstandsloper - lange afstandsloper rodewijnliefhebber - rode wijnliefhebber

18 Koppelteken, los of aaneenschrijven

Maak samenstellingen van de woorden.

Bepaal of de woorden los, aan elkaar of met een koppelteken geschreven moet worden.

1 auto + ongeval =

2 tropisch + vakantie + oord =

3 klein + vanille + ijsje =

4 Zuid + Holland =

5 tosti + apparaat =

6 last + minute + ticket =

7 snelle + hard + loper =

8 gezellige + bingo + avond =

Spellingregels

19 Samenstellingen maken

Lees de theorie Samenstellingen.

Maak samenstellingen door -e, -en of -s te gebruiken.

Zet ook het juiste lidwoord voor de samenstelling.

1 mening + verschil -

2 gebed + huis -

3 weg + belasting -

4 geluk + getal -

5 zon + brand -

6 rood + kool -

7 gezicht + masker -

8 rijst + vlaai -

Samenstellingen

Soms schrijf je tussen de woorden van een samenstelling -e- of -en-. Welke tussenletters je schrijft, zie je in het schema hieronder.

Is het eerste deel een zelfstandig naamwoord?

nee ja

Schrijf -e-:

• platteland

• huilebalk

Heeft het eerste deel (ook) een meervoud op -s?

nee

Schrijf -en:

• spinnenweb

• pannenkoek

In de volgende gevallen schrijf je alleen een -e-:

Schrijf -e-:

• groentesoep

• gedachtegang

• als het eerste deel het tweede deel versterkt: beregoed (= heel goed), apetrots (= heel trots);

• als er van het eerste deel maar één bestaat: zonnestraal, maneschijn;

• als het eerste deel geen meervoud heeft: rijstepap, roggebrood.

2. Schrijf een -s in een samenstelling als je die klank hoort.

Let op! Als het tweede woorddeel begint met een sisklank, kun je de klank niet horen. Vervang het tweede woorddeel, zodat je hoort of je een tussen-s moet schrijven: dorpskern dus ook dorpsstraat.

20 Samenstellingen

Markeer welk woord juist is geschreven.

1 koffieautomaat | koffie-automaat

2 ebolaepidemie | ebola-epidemie

3 modeindustrie | mode-industrie

4 functieeisen | functie-eisen

5 zoeven | zo-even

6 cadeauidee | cadeau-idee

7 schadeexpert | schade-expert

8 diplomauitreiking | diploma-uitreiking

ZELFTOETS

Testen hoe goed je dit onderdeel beheerst? Ga naar Op niveau online en maak de zelftoets

VERDER OEFENEN?

Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online.

2.3 Formuleren

Je leert:

• de stijlregels 1 tot en met 4 en 10 (herhaling);

• formele en informele taal gebruiken (herhaling);

• verwijswoorden (stijlregel 8);

LEERDOELEN

• signaalwoorden: opsommingen en tegenstellingen (stijlregel 9).

Stijlregels

21 Stijlfouten herkennen

Lees Stijlregel 1 uit de theorie Stijlregels

Lees de tekst. In elke zin staat een fout.

(1) Heb je wel eens video's gezien van bouwprojecten in de jungle (2) In zulke video's worden huizen zwembaden en glijbanen gebouwd met materialen uit de jungle en primitieve gereedschappen. (3) de meeste video's zijn helaas nep: deze constructies worden niet gemaakt met alleen maar takken en klei. (4) Er worden grote bouwwerktuigen cement en bouwvakkers ingezet, die natuurlijk niet in beeld komen. (5) Het ergste is niet eens dat de makers niet eerlijk zijn (6) Het grootste probleem is dat de jungle beschadigd wordt en er allerlei bouwafval achterblijft!!

Noteer voor elke zin de fout.

THEORIE

Stijlregels

Als je een tekst schrijft, dan wil je dat je goed begrepen wordt. Daarom zijn er stijlregels: afspraken voor een goede tekst. Er zijn regels voor spelling, zinnen, leestekens en taalgebruik. Gebruik deze regels om goede teksten te maken.

1 Gebruik hoofdletters en leestekens.

• Begin elke zin met een hoofdletter.

• Schrijf namen met hoofdletters.

• Zet achter een gewone zin een punt.

• Zet achter een vragende zin een vraagteken.

• Zet achter een uitroep een uitroepteken.

2 Gebruik geen afkortingen. Schrijf in brieven, e-mails en teksten woorden altijd helemaal uit.

3 Maak hele zinnen. Schrijf in elke zin een onderwerp en een persoonsvorm.

4 Spreek je publiek op de goede manier aan.

22 Stijlregels

toepassen

Bij vrienden en bekenden hoef je niet zo na te denken over de woorden die je gebruikt. Je gebruikt dan informele taal.

Bij volwassenen en onbekenden moet je wel goed nadenken. Je gebruikt woorden die passen bij het publiek en je blijft altijd beleefd. Je gebruikt dan formele taal.

Lees Stijlregel 2 en 3 uit de theorie Stijlregels

Verbeter de zinnen.

1 Samen lunchen?

2 Noteer hier je nr. ajb.

3 Vraagje!

4 Je kunt kiezen uit o.a. falafel of taco's.

5 Bij je presentatie moet je afb. gebruiken.

6 Srry.

23 Formeel en informeel

Lees Stijlregel 4 uit de theorie Stijlregels

Zet deze vragen in de juiste volgorde, van informeel (1) tot formeel (5).

Mee-eten?

Hierbij nodig ik u van harte uit voor een diner in De Linde.

Zullen we vanavond samen eten?

Kun je me laten weten of je dieetwensen hebt?

Hoi lief, eet je mee vanavond?

Verwijzingen herkennen

a Lees de theorie Stijlregel 8: Gebruik verwijswoorden op de juiste manier Markeer het woord (of de woorden) waar het verwijswoord naar verwijst.

1 Soraya mag kiezen wat we vandaag eten, want ze is jarig.

2 Ik heb het boek dat ik voor Engels moest lezen ingeleverd.

3 Het gebouw is geschikt voor roelstoelgebruikers. Er zijn helemaal geen drempels.

4 Mijn familie komt uit Wales, dus ze houden enorm van vis met patat.

5 'Weet je waar mijn oplader is?' 'Ligt die niet in de keuken?'

6 Volleybal was het enige onderdeel waaraan Braylon niet mee kon doen.

7 Ik weet waar de nieuwe kapper zit. Daar ben ik pas nog geweest.

8 Onze buurman heeft long covid, dus hij is veel thuis.

b Vul op de lege plekken de juiste verwijswoorden in.

Kies uit: dat - deze - hem - hen - het - hij - me - ze.

1 Mijn vader komt later, dus ik heb een portie eten voor apart gehouden.

2 Ik kon de uitleg niet volgen, dus de assistente heeft het nog een keer aan uitgelegd.

3 Aram zoekt naar zijn sleutels, maar hier liggen niet.

4 De meeste kleuren lijken me wel geschikt, maar is echt te fel.

5 De elektriciteit was een paar uur uitgevallen, maar nu werkt weer.

6 'Volg jij Pepijn op Instagram?' 'Ja, maar post niet zo veel.'

7 Mijn teamleden waren superlief voor me toen ik een blessure had, dus ik heb getrakteerd op taart.

8 Een luidruchtig feestje is prima, maar kan natuurlijk niet elke week.

c Kies het juiste verwijswoord.

1 Het laatste seizoen was echt slecht. Dat | Die | Deze was echt tijdverspilling.

2 De jongen met die | met hem | met wie ik een date had, heeft niks meer van zich laten horen.

3 Ik vraag me af of haar | hen | zij ook in de rij staan.

4 De twee gerechten dat | die | dit je laatst klaarmaakte heb ik in één keer opgegeten.

5 Mijn moeder zong vroeger in bars en restaurants, maar nu is haar | hem | ze muziekdocente.

6 Het schilderij waaraan | waardoor | waarmee ik weken heb gewerkt, heb ik ingeleverd voor de tentoonstelling.

THEORIE

Stijlregel 8: Gebruik verwijswoorden op de goede manier

Woorden als hier, deze, ze en hun zijn verwijswoorden. Verwijswoorden verwijzen naar iets wat al in de tekst is genoemd. Dat kan zijn:

• een woord;

• een groep woorden;

• een hele zin.

Verwijswoorden gebruik je om te voorkomen dat je een woord te vaak herhaalt. Bedenk tijdens het lezen en schrijven altijd waar een verwijswoord naar verwijst. Dat is nodig om de tekst goed te begrijpen.

verwijswoord verwijst naar voorbeeld

hij / zij / die, hem, zijn, deze, die de-woorden, enkelvoud Onze hond loopt mank, maar hij is ook al oud.

het, dit, dat het-woord, enkelvoud

Het boek dat ik moet lezen, is veel te dik. ze, zij, deze, die woorden in het meervoud Komen jullie vrienden ook? Nee, die kunnen niet.

het, dit, dat, wat een hele zin of een deel van de zin

Natascha verft haar haar in alle kleuren van de regenboog. Dit vindt Kyan heel stoer. hier, daar, er een plaats

aan wie, voor wie, met wie personen

Morgen ga ik naar Praag. Ik ben daar nog nooit geweest.

De klasgenoot met wie ik had afgesproken, kon niet komen. wat een overtreffende trap of het woord alles, iets, niets, veel, enige.

Het mooiste wat ik hoorde, was dit lied. Er is iets wat je nog moet weten.

25 Signaalwoorden herkennen

Lees Stijlregel 9: Gebruik passende signaalwoorden Markeer de signaalwoorden.

1 Ik hou van zwemmen en in de zon liggen. Toch ga ik liever niet naar een eiland in de zomervakantie.

2 AJ heeft betaald voor mijn drankjes, omdat mijn telefoon helemaal leeg was.

3 Gelukkig zijn er veel vleesvervangers te koop, zoals vegan burgers en tofu.

4 Ik hou ervan om koekjes te bakken. Verder vind ik het leuk om Koreaanse series te kijken.

5 Demi is pas vanavond thuis vanwege een storing op het spoor. Daarom laat de buurvrouw de hond uit.

6 Frank is altijd op tijd voor zijn bijbaan. Nu was hij echter te laat.

7 Chocola, ijs, toffees en lollies: ik hou van allerlei soorten zoetigheid.

8 Ik kan de laatste tijd moeilijk in slaap komen, dus ik heb een afspraak gemaakt bij de huisarts.

THEORIE

Stijlregel 9: Gebruik passende signaalwoorden

Met een signaalwoord of een groepje signaalwoorden kun je laten zien wat zinnen, delen van zinnen of alinea's met elkaar te maken hebben. Signaalwoorden kunnen verschillende verbanden aangeven.

verband uitleg

opsomming Je noemt verschillende dingen achter elkaar.

tegenstelling Na een uitspraak beweer je meteen het tegengestelde.

voorbeeld

ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, en, niet alleen ... maar ook, zowel ... als, ten eerste, ten tweede, vervolgens, ten slotte

Hardlopen heeft veel voordelen. Ten eerste is het een goedkope sport.

maar, daarentegen, echter, integendeel, aan de ene kant ... aan de andere kant, daar staat tegenover, terwijl, toch

Deze telefoon heeft een groter scherm, maar de foto’s zijn minder goed.

reden Je geeft een reden. daarom, want, omdat, namelijk

Veel scholieren slaan het ontbijt over, omdat ze er geen tijd voor hebben.

voorbeeld Je legt iets uit in een of meer voorbeelden.

bijvoorbeeld, als voorbeeld, zo, zoals

In schoolkantines wordt steeds meer gezond eten verkocht, bijvoorbeeld vers fruit.

26 Tegenstelling of opsomming herkennen

Kies of er een tegenstelling of opsomming in de zin staat.

tegenstelling opsomming

• Robbie is al in Italië, Portugal en Spanje op vakantie geweest. ● ●

• Ik heb niet veel gedaan vandaag. Wel heb ik een boek gelezen en mijn kamer gestofzuigd. ● ●

• Fenna woont niet meer bij haar ouders. Toch ziet ze hen regelmatig. ● ●

• Bij ons thuis koken we graag samen. Verder kijken we elk weekend een film. ● ●

• Ik ben goed in pianospelen. Ik weet ook veel over paddenstoelen. ● ●

• Tahir houdt niet van pasta, maar wel van lasagne. ● ●

27 Signaalwoorden gebruiken

Gebruik Stijlregel 9: Gebruik passende signaalwoorden. Vul het juiste signaalwoord in.

Kies uit: bijvoorbeeld – daarom - en – maar – omdat - toch – verder - vervolgens

1 Ik heb heel hard geschreeuwd bij de wedstrijd van gisteravond. ben ik nu zo hees.

2 Alicia blijft thuis vanavond, ze nog steeds koorts heeft.

3 De klas heeft eerst met potlood hun idee op papier gezet. hebben ze hun ontwerp op de muur geschilderd.

4 Ze is voor veel dingen allergisch, voor pinda's.

5 Junior houdt van skateboarden, doet niet mee aan wedstrijden.

6 We hebben vlaggetjes en slingers opgehangen. hebben we de tafel feestelijk gedekt.

7 Ik word eigenlijk helemaal niet blij van sociale media. zit ik de hele tijd op mijn telefoon.

8 Mijn tante heeft twee katten, een parkiet een piepklein hondje.

ZELFTOETS

Testen hoe goed je dit onderdeel beheerst? Ga naar Op niveau online en maak de zelftoets

VERDER OEFENEN?

Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online.

2.4

Taalbewustzijn

Je leert:

• voorvoegsels (herhaling);

• achtervoegsels (herhaling);

• synoniemen. Woordvorming

28 Achtervoegsels gebruiken

LEERDOELEN

Werk samen in groepen van vier. Elke groep krijgt van de docent een ander achtervoegsel, bijvoorbeeld -lijk, - heid, -ing en -baar.

Bedenk samen zoveel mogelijk woordvormen met dat achtervoegsel.

29 Voorvoegsels en achtervoegsels gebruiken

Lees de theorie Afleidingen

Maak in deze zinnen afleidingen.

Voeg een voor- of achtervoegsel toe om een afleiding te maken.

1 De klantenservice is ook na 17.00 uur (bereiken).

2 Na de mislukte (ontvoeren) werden de criminelen opgepakt.

3 Youri kwam in de sloot terecht, maar gelukkig was het water (diep).

4 Kun jij (geluid) de trap op lopen als je laat thuiskomt?

5 Door al dat (piekeren) over mijn toets heb ik hoofdpijn gekregen.

6 Het was behoorlijk (gevaar) om zonder helm te rijden.

7 Door de (stromen) was de weg afgezet.

8 Het gemeentehuis is een (openen) gebouw.

Afleidingen

THEORIE

Je kunt een nieuw woord maken door aan een grondwoord een voorvoegsel of een achtervoegsel te koppelen. Dat zijn woorddelen die het nieuwe woord een andere betekenis geven. Een achtervoegsel kan bovendien de woordsoort van een woord veranderen. Soms verandert het grondwoord een beetje als je een afleiding vormt.

on + afhankelijk = niet afhankelijk probleem + loos = zonder problemen her + gebruiken = opnieuw gebruiken eten + baar (eetbaar) = geschikt om te eten over + duidelijk = heel erg duidelijk acteren + ice (actrice) = vrouw die acteert als beroep

Over taalgebruik

30 Synoniemen

Lees de theorie Synoniemen

In deze zinnen zijn de synoniemen dikgedrukt. Welke synoniemen betekenen ongeveer hetzelfde? Zet de zinnen bij elkaar. Gebruik zo nodig een woordenboek.

Er was sprake van verontreiniging in de bodem.

De chauffeur nam een risico door in een krappe bocht in te halen.

Op het vakantiepark zijn verschillende vormen van recreatie te vinden.

Er was geen concrete aanleiding om de verdachte langer vast te houden.

De politicus zei dat er zoveel eenzame mensen zijn in de samenleving.

Fysieke inspanning heeft een positief effect op je gezondheid.

Synoniemen

• • Daarmee vormde hij een gevaar voor zichzelf en de tegenliggers.

• • Maar later werd er tastbaar bewijs gevonden: vingerafdrukken.

• • Je voelt je niet alleen lichamelijk fitter, maar ook mentaal voel je je beter.

• • Ze zei dat we de maatschappij een welkome plek moeten maken voor iedereen.

• • Gasten kunnen voor hun ontspanning fietsen huren of workshops volgen.

• • Vervuiling kan veroorzaakt worden door bijvoorbeeld olielekkage.

THEORIE

Synoniemen zijn woorden die (ongeveer) hetzelfde betekenen. Als je af en toe een synoniem gebruikt, wordt je tekst afwisselender en daardoor leuker om te lezen.

Mijn kleren waren doorweekt van de regen.

Mijn broek was kletsnat en mijn trui kledder

Let goed op, want soms betekent een synoniem nét iets anders. Denk maar eens aan het woord huis. De woorden woning en onderkomen betekenen hetzelfde, maar het eerste woord is informele taal, terwijl het tweede woord formeler is. Houd daar rekening mee bij je keuze.

31 Synoniemen

a Noteer naast elk werkwoord een synoniem.

1 maken -

2 regelen -

3 volgen -

4 rennen -

5 krijgen -

6 slapen -

7 kijken -

8 vervoeren -

b Vergelijk jouw antwoorden bij de vorige vraag met die van een klasgenoot. Welke nieuwe synoniemen zien jullie bij elkaar?

3 Taal

Inleiding

Taal is onmisbaar in je leven. Meteen vanaf je geboorte leer je taal. Welke taal je leert spreken, is afhankelijk van de taal die je ouders spreken en de plaats waar je opgroeit. De meeste mensen spreken meer dan één taal. Taal is veranderlijk: net zoals jij nieuwe woorden leert, groeit taal met de tijd mee. Je gebruikt taal om een boodschap over te brengen, maar ook om je gevoelens te uiten. In dit hoofdstuk ontdek je de verschillende kanten van taal en onderzoek je het belang van taal. Ontdek de verschillende kanten van taal.

Je leert:

1 informatie vinden, ordenen en structureren;

2 beoordelen of informatie bruikbaar en betrouwbaar is;

3 de hoofdpunten van fragmenten begrijpen;

4 relaties leggen tussen teksten en tussen tekst en beeld;

5 alinea's op een goede manier met elkaar verbinden;

6 het onderwerp en de deelonderwerpen van een tekst en fragment bepalen;

7 verbanden voor opsomming en tegenstelling herkennen en gebruiken;

8 kernzinnen in een tekst herkennen;

9 een tekst samenvatten;

10 een tekst overzichtelijk opbouwen;

11 informatie uit verschillende teksten samenvoegen in een verslag of presentatie;

12 informatie verzamelen en verwerken via een vraaggesprek;

13 het doel van je gesprek duidelijk maken.

Wat ga ik leren?

1 Wat ga ik leren?

a Bekijk de leerdoelen van dit hoofdstuk. Welke doelen herken je van vorig jaar? Kies er twee en schrijf op wat je er nog van weet.

b Welke leerdoelen passen bij de situatie?

Leg je antwoord uit aan een klasgenoot. situatie A situatie B

situatie C

situatie A situatie B situatie C informatie vinden, ordenen en structureren

beoordelen of information bruikbaar en betrouwbaar is

een tekst samenvatten

informatie uit verschillende teksten samenvoegen in een verslag of presentatie

informatie verzamelen en verwerken via een vraaggesprek

3.1 Start

LEERDOELEN

Start

• Je kijkt vooruit naar wat je in dit hoofdstuk gaat leren.

2 Spelen met taal

a Werk samen met een klasgenoot.

Speel het spel: Wie kent de meeste woorden?

Voorbereiding

• Kies een categorie, zoals etenswaren of dieren.

• Kies een letter uit het alfabet, bijvoorbeeld a of l

• Zet een timer van een minuut.

• Gebruik een apart vel papier.

Het spel zelf

• Zet de timer aan.

• Schrijf allebei zoveel mogelijk woorden op. De woorden moeten bij de categorie passen en beginnen met de letter die je hebt gekozen.

• Stop als de minuut om is en tel de woorden. Wie heeft de meeste woorden?

VOORBEELD

Selina en Gulia kiezen de categorie keuken. Ze nemen de letter b.

Selina schrijft in een minuut: bord, beker, bestek, braadpan, bakpan, borstel, broodplank. Gulia schrijft: broodmes, beker, borden, blender, brood, boter, blad, bank, bak, blik.

Selina heeft zeven goede woorden, Gulia heeft er tien, maar bank is niet echt iets uit de keuken, dus negen goede woorden. Gulia heeft de meeste woorden.

b Speel met de hele groep of met een klasgenoot.

Speel het spel: Langste woord.

Voorbereiding

• Je docent schrijft een lang woord op het bord, bijvoorbeeld krokodillentranen.

• Zet een timer op een minuut.

• Gebruik een apart vel papier.

Het spel zelf

• Zet de timer aan.

• Maak zoveel mogelijk woorden met de letters van het woord op het bord en schrijf deze op.

• Stop als de minuut om is en tel de woorden.

• Wie heeft de meeste woorden? En wie heeft het langste woord?

VOORBEELD

Je docent schrijft op: krokodillentranen

Amir maakt daarmee de woorden: troon, dol, ken, kan, en, rok, kok, koor, dolk, tralie, kooi, kronkel, rollen, drollen. Hij heeft 14 woorden bedacht; zijn langste woord heeft 7 letters. Keanu maakt de woorden: krokodillen, krokodil, tranen, trainen, rokken, donker, intro, trol, tanken, tank. Hij heeft 10 woorden bedacht; zijn langste woord heeft 11 letters.

3 (Ver)talen

Bekijk het fragment Gebruikt u woorden uit andere talen in het Nederlands?.

a Welke verschillende talen worden genoemd?

b Noteer de talen die jij spreekt.

c Kies samen een woord, bijvoorbeeld appel of huiswerk

Vertaal het woord in de talen die je bij vraag b hebt genoteerd.

d Je docent schrijft een zin op het bord, bijvoorbeeld: Ik houd van vakantie. Vertaal de zin in de talen die je spreekt.

e Bekijk alle zinnen die in de klas vertaald zijn. In hoeveel talen kunnen jullie de zin vertalen?

WOORDENSCHAT

Als je veel woorden kent, kun je beter zeggen wat je bedoelt, en kun je teksten beter begrijpen.

In de paragraaf Woordenschat leer je de betekenis van woorden. Ook leer je wat je kunt doen als je een woord niet kent.

Ga naar Op niveau online en oefen je woordenschat.

3.2 Ieder zijn eigen taal

Je leert:

• informatie vinden, ordenen en structureren;

• de hoofdpunten van fragmenten begrijpen;

• relaties leggen tussen tekstdelen en tussen tekst en beeld;

• alinea's op een goede manier met elkaar verbinden;

LEERDOELEN

• het onderwerp en de deelonderwerpen van een tekst en fragment bepalen;

• verbanden voor opsomming en tegenstelling herkennen en gebruiken;

• kernzinnen in een tekst herkennen.

Eigen taal begrijpen

4 Straattaal begrijpen

In Nederland spreken de meeste mensen Nederlands. Toch begrijp je niet iedereen die in hetzelfde land woont. Dat komt doordat iedereen opgroeit met zijn eigen taal. Misschien spreekt je familie dialect, misschien kom je oorspronkelijk uit een ander land, misschien woon je in een buurt waar andere woorden gebruikt worden; ook de taal in Nederland kent vele varianten.

a Lees de tekst Hoe ontstaat straattaal?. Denk na over straattaalwoorden die jij kent.

Noteer drie straattaalwoorden. Zet de betekenis erbij.

b Bekijk de tekst Fesa, duku en pata: 'Dat is sranantongo en geen straattaal'. Lees de titel, de kopjes en de inleiding. Bekijk de afbeelding. Wat is de aanleiding voor het schrijven van dit krantenbericht?

c Lees de tekst onder het kopje 'Niemand verstond elkaar' nog eens. Wat is de belangrijkste informatie in deze alinea?

● Niemand verstond elkaar, dus moest men met elkaar communiceren door simpele gebaren en woorden uit te wisselen.

● Sranan betekent Surinaamse, tongo betekent taal.

● Sranantongo is ontstaan doordat veel verschillende talen samenkwamen op de plantages.

d Lees de theorie Tekstverbanden en signaalwoorden

Markeer in alinea 4 de signaalwoorden die een opsomming aangeven.

e In alinea 4 staat ook een tegenstelling.

Noteer de tegenstelling.

Noteer ook het signaalwoord waar je de tegenstelling aan herkent.

f Lees het slot van de tekst.

Noteer twee dingen die mensen over straattaal denken.

Leg uit of jij het ermee eens bent of niet.

g Lees de inleiding en het slot van de tekst nog eens.

Leg uit wat zowel het Taalmuseum als Muller wil bereiken.

Tekstverbanden en signaalwoorden

THEORIE

In een tekst zijn zinnen of alinea's met elkaar verbonden. Dit noem je een tekstverband. Signaalwoorden geven aan wat zinnen of alinea's met elkaar te maken hebben. Er zijn verschillende soorten tekstverbanden.

tekstverband uitleg signaalwoorden + voorbeeld

opsomming Je noemt verschillende dingen achter elkaar op.

tegenstelling Na een uitspraak beweer je meteen het tegengestelde.

ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, en, niet alleen ... maar ook, zowel ... als, ten eerste, ten tweede, vervolgens, ten slotte Hardlopen heeft veel voordelen. Ten eerste is het een goedkope sport.

maar, daarentegen, echter, integendeel, aan de ene kant ... aan de andere kant, daar staat tegenover, terwijl, toch Deze telefoon heeft een groter scherm, maar de foto's zijn minder goed.

www.bnnvara.nl

HOE ONTSTAAT STRAATTAAL?

Straattaal is een belangrijk onderdeel geworden van de manier waarop jongeren met elkaar praten. Een heus dialect. Maar hoe ontstaat dat eigenlijk?

Straattaal is een taal ontstaan door woorden uit verschillende culturen en talen. Zo zitten er veel Arabische, ofwel Marokkaanse woorden in. Een voorbeeld daarvan is 'kifesh', dit betekent 'hoe' in het Arabisch.

Ook is een groot deel afkomstig uit het Surinaams. 'Fakka' is een veelgebruikt woord in de straattaal. Dit is een afkorting van 'fawaka', wat 'hoe gaat het?' betekent in het Surinaams. Vaak worden woorden dus ook afgekort of samengevoegd. Zo ontstaat er een compleet nieuwe taal.

Bron: bnnvara.nl

www.rtlnieuws.nl

FESA, DUKU EN PATA: 'DAT IS SRANANTONGO EN GEEN STRAATTAAL'

Fesa, mati, pata: het zijn woorden die je misschien verstaat onder straattaal, maar eigenlijk komen ze uit de Surinaamse taal Sranantongo. En die komt voort uit het slavernijverleden. Dit weekend wordt met Keti Koti het slavernijverleden herdacht en gevierd dat de slavernij 150 jaar geleden daadwerkelijk werd afgeschaft. De perfecte gelegenheid voor het Taalmuseum om een tentoonstelling over Sranantongo te houden. "Het is goed als mensen begrijpen waar de taal vandaan komt."

Fesa is feest, mati is vriend en pata is schoen. En die woorden vinden hun wortels dus in het slavernijverleden. "Het begon allemaal met de Afrikanen die werden verhandeld aan

de kust van West-Afrika", vertelt Fresco SamSin, directeur van het Taalmuseum.

Niemand verstond elkaar

Daar kwamen veel verschillende Afrikaanse talen samen, met daarbovenop de talen van de Engelsen, Nederlanders en Portugezen. "Men moest met elkaar communiceren door simpele gebaren en woorden uit te wisselen." Niemand verstond elkaar namelijk, maar de tot slaaf gemaakten moesten wel praten met elkaar en de mensen boven zich. "Iedereen had een andere taalachtergrond."

Mensen hoorden op de plantages een taal en legden daar hun eigen taalsysteem overheen. "Zo werd de taal versimpeld tot het absoluut noodzakelijke en ontstond Sranantongo." Sranan betekent Surinaamse, tongo betekent taal. Surinaamse taal dus.

Duku, boto en tata

Het is een taal met invloeden vanuit het Nederlands, Engels, Portugees en inheemse talen. Welke woorden uit welke taal zijn ontstaan, is moeilijk te zeggen. "Boto betekent bijvoorbeeld boot. Komt dit door het

Nederlandse boot of het Engelse boat?"

Sommige woorden zijn echter wel te herleiden. Denk aan het woord tata, waarmee ook wel witte mensen worden bedoeld. Tata komt eigenlijk van ptata, wat aardappel betekent in het Sranantongo. Verder heb je ook het woord duku, waarmee men geld bedoelt. Duku betekent doek en vroeger werd er betaald met textiel. [...]

Geen straattaal

Vooral doordat het in veel liedjes voorkomt, denken mensen dat woorden uit het

5 Een fragment over straattaal begrijpen

Bekijk het fragment Straattaal tot 3:02.

a Bespreek samen de volgende punten.

1 Wat wordt er in het fragment verteld?

2 Welke tegenstelling zie en hoor je in het begin?

Sranantongo straattaal zijn. "Maar dat is niet zo", zegt One'sy Muller, radio-dj bij Sublime. "Het zijn daadwerkelijk bestaande en gebruikte woorden. Ik denk dat door de verwarring met straattaal mensen soms denken dat ze de taal niet serieus hoeven te nemen. Uiteraard mag iedereen Sranantongo spreken. Ik denk alleen wel dat het goed is als mensen weten dat het een taal is die net als elke andere respect verdient."

3 Welke woorden herken je uit de tekst, dus uit het Sranantongo?

4 Welke woorden die je bij vraag 4a opschreef herken je?

b In het fragment hoor je tegengestelde meningen over het spreken van straattaal door iedereen, bijvoorbeeld hockeychicks.

Noteer de meningen in de tabel.

straattaal niet voor iedereen

c Met wie ben jij het eens? Leg je antwoord uit.

straattaal wel voor iedereen

d Bekijk de teksten Hoe ontstaat straattaal?, en Fesa, duku en pata: 'Dat is sranantongo en geen straattaal' nog eens. Leg aan elkaar uit wat dit fragment te maken heeft met deze teksten.

Bron: rtlnieuws.nl

6 Een tekst over dialect begrijpen

Gebruik de tekst Help! Het dialect verdwijnt

a Lees de theorie Manieren van lezen. Bekijk daarna de tekst en de grafiek.

Noteer wat je verwacht te lezen in de tekst.

b Lees de tekst.

Leg uit wat de grafiek en de inleiding met elkaar te maken hebben.

c Lees de theorie Schrijfdoelen en tekstsoorten.

Wat is het schrijfdoel van deze tekst?

Leg uit waaraan je dat ziet.

d Zoek de woorden op in de tekst.

Verbind ze met de juiste betekenis.

zich sterk maken voor (regel 20-21) •

klein specifiek deel

de tongval (regel 22) • • blijven steken

erkend (regel 32) •

koesteren (regel 38) •

weliswaar (regel 51) •

het tij keren (regel 54)

stokken (regel 57) •

niche (regel 65) •

e Lees de theorie Kernzin en overige zinnen.

Lees alinea 3 en 4 nog een keer.

Markeer de kernzinnen in alinea 3 en 4.

f Bekijk in alinea 3 en 4 de zinnen na de kernzin.

Volgt er een voorbeeld of een uitleg?

Leg uit waaraan je dat ziet.

beschermen, met liefde behandelen

moeite voor iets doen

waar iedereen het over eens is

de situatie veranderen

je geeft het toe, maar brengt er ook iets tegenin

de manier waarop iemand woorden uitspreekt

g In alinea 5 staat een tegenstelling.

Noteer de tegenstelling.

Noteer ook het woord waaraan je de tegenstelling herkent.

h Lees het slot van de tekst.

Op welke manier wordt de tekst afgesloten?

● met een advies

● met een conclusie

● met een samenvatting

www.nporadio1.nl

HELP! HET DIALECT VERDWIJNT

De streektalen verdwijnen sneller dan we zouden denken, én willen. "Als we kijken naar de cijfers die ik heb kunnen vinden, dan zien we dat de kans dat kinderen die nu geboren worden met streektaal opgroeien, heel klein is", vertelt hoogleraar Germaanse taalkunde, Arjen Versloot in De Nieuws BV.

Als je naar de supermarkt gaat of een vers brood bij de bakker haalt, is de kans groot dat je in het Algemeen Beschaafd Nederlands wordt aangesproken. De streektalen sterven uit. Mensen vinden dat je niet met een dialect mag spreken en accenten worden over het algemeen als niet mooi beschouwd.

Dialect en accent

Er is een groot verschil tussen een dialect en een accent. Nedersaksische componist en muzikant Daniël Lohues maakt zich sterk voor het behoud van de dialecten. Lohues: "Een accent is een tongval. Een dialect is het daadwerkelijk gebruiken van andere woorden. Alleen het verschil tussen deze twee niet weten, is al de ondergang."

Als mensen een accent horen, denken ze vaak dat het een dialect is. Maar een dialect heeft een eigen grammatica, net als een taal dat heeft en wordt dus ook wel een streektaal genoemd. Het Limburgs en het Fries zijn goede voorbeelden van officieel erkende talen. Deze talen hebben eigen

grammatica, een eigen woordenschat en eigen vervoegingen. Versloot: "Dat is echt anders dan het standaard Nederlands. Een accent is standaard Nederlands met en regionale tongval."

Waarom koesteren we onze streektalen niet meer?

Al heel lang wordt het spreken van een streektaal gezien als achterlijk of dom. Versloot: "Heel lang werd het kinderen ook verboden om met een streektaal te spreken. De oudere generaties zullen zich dat waarschijnlijk nog wel herinneren op school. Dat mocht niet, want je moest allemaal beschaafd spreken."

Lohues komt zelf uit Emmen en zijn ouders uit Erica. "Mijn ouders spraken een prachtige streektaal. Maar mijn broer en ik hebben in Emmen Nederlands geleerd. Weliswaar met een accent. Maar de echte streektaal heb ik later pas ontdekt."

Is het tij nog te keren?

De belangrijkst overdracht vindt plaats binnen gezinnen en families. Versloot: "En als het daar stokt, dat is meestal de doodssteek." Maar volgens hem hebben

sommige streektalen nog wel een functie binnen het sociale verkeer. "Bijvoorbeeld in Leeuwarden, het Stadsfries Leeuwardens. Rond de Cambuur-fans is dat de fantaal. Dus je ziet mensen die dat niet van huis uit spreken, die dat op de voetbalclub leren."

Volgens hem zijn dat wel niches. Daar kun je een taal helaas niet mee redden.

De cijfers uit het onderzoek van Versloot zeggen genoeg: "Als ik heel objectief naar de cijfers kijk dan denk ik: het wordt moei lijk. Maar alles kan." Volgens hem moet de taal terug naar het publieke domein, terug de maatschappij in. "Wat je nu merkt is dat mensen die een dialect spreken, niet in het dialect spreken als iemand ABN tegen hen spreekt."

Volgens Versloot zouden we met elkaar moeten afspreken dat iedereen die dialect spreekt, dat ook weer gaat doen. "Het is even wennen voor mensen die er niet zo in geoefend zijn, maar je went er wel aan. In Zwitserland doen ze het allemaal, in Noorwegen doen ze het allemaal. Dat zou de enige strategie zijn om het terug de maatschappij in te krijgen."

THEORIE

Manieren van lezen

Je leest thuis en op school verschillende teksten. Je kunt een tekst op verschillende manieren lezen. De manier die je kiest, hangt af van je leesdoel. Je moet bijvoorbeeld iets leren, je moet vragen over de tekst beantwoorden of je bent op zoek naar informatie. Voor het lezen kun je je afvragen wat je al weet over het onderwerp.

In dit schema zie je bij welk leesdoel je een bepaalde manier van lezen gebruikt: leesdoel aanpak resultaat de tekst kort doornemen voorspellen waar de tekst over gaat

• Bekijk de titel, tussenkopjes en afbeeldingen.

• Let op opvallende woorden.

• Lees de eerste en laatste alinea.

de tekst aandachtig lezen begrijpen waar de tekst over gaat

• Vraag je af wat de alinea's met elkaar te maken hebben.

• Probeer te begrijpen wat de schrijver met de tekst bedoelt.

• Probeer de betekenis van moeilijke woorden af te leiden uit de context.

• Markeer belangrijke (signaal) woorden en (kern)zinnen.

• Je weet wat het onderwerp van de tekst is.

• Je weet of je de tekst helemaal wilt lezen.

• Je begrijpt waar de tekst over gaat.

• Je begrijpt wat de hoofdgedachte van de tekst is.

• Je kunt verbanden leggen tussen zinnen en alinea's, of tussen teksten.

de tekst kritisch beoordelen

• Vraag je af of de informatie in de tekst juist, volledig en actueel is.

• Vraag je af of de schrijver eerlijk en overtuigend is.

• Vraag je af of de bron betrouwbaar is.

zoeken naar informatie in de tekst

• Let op de tussenkopjes.

• Let op opvallend gedrukte woorden.

• Lees de zin of alinea die je vraag beantwoordt, aandachtig door.

• Je kunt de kwaliteit en betrouwbaarheid van de tekst beter inschatten.

• Je kunt informatie in teksten met elkaar vergelijken en beoordelen.

• Je kunt achterhalen wat de mening van de schrijver is.

• Je kunt bepalen of de tekst bruikbaar is voor een werkstuk of verslag.

• Je vindt snel de gewenste informatie.

Na het lezen van de tekst kun je deze op verschillende manieren verwerken. Je kunt bijvoorbeeld:

• de tekst samenvatten;

• de tekst vergelijken met een andere tekst;

• verschillende teksten gebruiken om een vraag te beantwoorden;

• de geloofwaardigheid van de tekst beoordelen.

een eerste indruk krijgen van een tekst voorspellend lezen

voor het lezen

• nadenken over de tekst: wat weet je al over het onderwerp?

Wat is het leesdoel? Waarom ga je deze tekst lezen?

gericht zoeken naar een antwoord in de tekst zoekend lezen

de hele tekst lezen om deze te begrijpen begrijpend lezen

na het lezen

• nadenken over de tekst

• de betrouwbaarheid beoordelen

• de informatie verwerken

Schrijfdoelen en tekstsoorten

de hele tekst kritisch lezen om deze te beoordelen kritisch lezen

THEORIE

Een schrijver heeft een bedoeling met zijn tekst. Dit noem je het schrijfdoel

Bij elk schrijfdoel hoort een tekstsoort. Een tekstsoort herken je vaak aan de opmaak van de tekst.

schrijfdoel tekstsoort uitleg kenmerken voorbeelden informeren informerende tekst informatie geven tussenkopjes krantenbericht, tekst uit een schoolboek, informatieboek

instructie geven instructietekst uitleg geven hoe je iets moet maken of doen

overhalen activerende tekst

overhalen of zorgen dat iemand in actie komt om iets te doen of te kopen

overtuigen overtuigende tekst met redenen van een mening overtuigen

lijst met benodigdheden, stappen en afbeeldingen

kopjes, afbeeldingen, kleuren

pakkende titel, soms tussenkopjes, foto (van schrijver)

Kernzin en overige zinnen

recept, proefje, handleiding

reclame, advertentie, folder

ingezonden brief, recensie, meningtekst in krant, tijdschrift of online, column of weblog, discussie

THEORIE

Teksten zijn verdeeld in alinea's. In elke alinea staat een zin die vertelt waar de tekst over gaat. Dat is de belangrijkste zin. Deze zin noem je de kernzin. Vaak – maar niet altijd – staat de kernzin vooraan of achteraan in de alinea. Lees je de eerste of de laatste zin, dan weet je dus waar de alinea over gaat.

Wil je snel de belangrijkste inhoud van een tekst weten, lees dan van elke alinea de eerste en de laatste zin.

De rest van een alinea bestaat uit voorbeelden van wat in de kernzin staat of een uitleg daarvan. Meestal zijn voorbeelden en uitleg minder belangrijk.

7 Een fragment over dialect begrijpen

Bekijk de fragmenten Het Brabantse dialect dreigt te verdwijnen en Dealen met je dialect

a Beschrijf in één zin waar het eerste fragment over gaat.

b Welke informatie hoor je in beide fragmenten?

■ De Gij-week vraagt aandacht voor het dialect.

■ Het dialect verdwijnt.

■ In het dialect komen typische woorden voor.

■ Je leert dialect van je ouders of grootouders.

■ Mensen die dialect spreken zijn daar trots op.

■ Mensen schamen zich soms voor hun accent of dialect.

■ Oudere mensen spreken vaak nog dialect, jongere mensen steeds minder.

■ Taal hoort bij de regionale identiteit.

c Verbind het woord met de juiste streektaal.

subiet

rinkelen

lilk

houdoe

akkederen

binne

• • Fries

• • Brabants

• • Brabants

• • Brabants

• • Twents

• • Fries

d Vergelijk de tekst Help! Het dialect verdwijnt met het fragment Het Brabantse dialect dreigt te verdwijnen.

Noteer een overeenkomst tussen de tekst en het fragment.

e Welke aanvulling geeft het fragment op de informatie uit de tekst?

● Brabants dialect is heel succesvol.

● Dialecten verdwijnen geleidelijk.

● Dialect hoort bij de identiteit van mensen: bij hoe ze zijn.

Eigen taal gebruiken

8 Je eigen taal spreken: straattaal

Aan het spreken van straattaal, dialect en andere talen of taalvarianten zitten voor- en nadelen. Je onderzoekt welke.

Bekijk het fragment Nieuws in straattaal.

a Dit fragment is al erg oud.

Leg uit waarom het toch nog steeds actueel is.

b Werk samen met een klasgenoot.

Vertel elkaar waar het nieuwsbericht over gaat.

• Maak daarvoor een woordenlijst van de belangrijkste woorden.

• Zoek de betekenis eventueel op in de bronnen van deze paragraaf of op www.straattaalwoordenboek.nl.

c Bedenk samen een voor- en een nadeel van nieuws in straattaal.

d Veel jongeren spreken onder elkaar een soort straattaal met eigen woorden en uitdrukkingen.

Wanneer spreek jij jongerentaal en wanneer standaard Nederlands? Kruis aan.

jongerentaal standaard Nederlands in socialemediaberichten

in de klas tegen de leraar

in de klas tegen je medeleerlingen

op een feestje met je familie

op een feestje met je vrienden

in een winkel

thuis tegen je ouders

e Vergelijk je antwoorden van de vorige vraag met die van een klasgenoot. Bespreek de verschillen en overeenkomsten.

Zijn er meer overeenkomsten of meer verschillen?

Leg uit hoe dat komt.

9 Je eigen taal spreken: dialect

Lees de tekst Beurtbalkjes om dialect te promoten: 'Hier kuj Drèents praoten'

a Leg in je eigen woorden uit wat een 'beurtbalkje' is.

b Lees alinea 3 nog eens.

Waarom vindt Snoeijing het belangrijk dat het Drents niet verdwijnt?

c In alinea 4 staat: 'Naast de beurtbalkjes zijn er meerdere initiatieven die een dialect moeten promoten.' (regel 25-27)

Welk initiatief wordt er als voorbeeld genoemd?

d Lees alinea 5 nog eens.

Wanneer gebruiken mensen juist geen lokale taal?

e Wat denk je: gaan mensen meer dialect spreken als het op de beurtbalkjes staat?

Leg je antwoord uit.

f Wat is volgens jou een voordeel en een nadeel van dialect spreken?

BEURTBALKJES OM DIALECT TE PROMOTEN: 'HIER KUJ DRÈENTS PRAOTEN'

In verschillende Drentse supermarkten liggen momenteel speciale beurtbalkjes bij de kassa. De balkjes – die ervoor zorgen dat je niet de boodschappen van je voorganger afrekent –zijn bedrukt met Drentse zinnen. Zodat het Drents dialect niet verloren gaat.

Het initiatief komt van streektaalvereniging Huus van de Taol. De organisatie wil het gebruik van het Drents stimuleren. "Het is een actie met een beetje een knipoog", zegt Renate Snoeijing van het Huus van de Taol tegen EditieNL.

Nedersaksisch

Het Nedersaksisch waar het Drents uit voortvloeit is een taal die al langer bestaat dan de Nederlandse taal. Juist om die historie is het volgens Snoeijing belangrijk om het dialect te promoten. "Het wordt onderling nog wel gesproken, en best veel mensen kunnen het ook verstaan en begrijpen. Maar er zijn nu veel meer invloeden van andere talen dan de generatie van onze ouders. Toen was Drents echt de hoofdtaal en dat is nu minder."

Naast de beurtbalkjes zijn er meerdere initiatieven die een dialect moeten promo-

ten. Zo staat er onder veel plaatsnaamborden de naam van de plaats in het dialect.

Initiatieven als deze zijn er niet voor niks, denkt Hoogleraar Diversiteit Taal en Cultuur van de Tilburg University Jos Swanenberg. "Het is een natuurlijke ontwikkeling dat een dialect op een gegeven moment verdwijnt", zegt hij tegen EditieNL. "Je ziet dat een lokale taal minder functioneel is geworden. Als het echt gaat om communicatie dan doen we dat over het algemeen in het Nederlands. Het dialect staat flink onder druk."

Initiatieven als de Drentse beurtbalkjes kunnen het verdwijnen van het dialect iets vertragen.

Bron:

10

3.2 Ieder zijn eigen

Informatie verzamelen over dialect en straattaal Kijk nog eens naar de teksten en fragmenten over straattaal en dialect van deze paragraaf.

a Vul de tabel in met informatie uit die bronnen.

dialect

Wie spreekt het?

Wanneer spreekt men het?

Waar spreekt men het?

Waarom spreekt men het?

b Vul de tabel in met informatie uit die bronnen.

straattaal

Wie spreekt het?

Wanneer spreekt men het?

Waar komt straattaal vandaan?

Waarom is Sranantongo ontstaan?

11 Je eigen taal

Je hebt informatie verzameld over straattaal en dialect. Er zijn nog meer talen die gesproken worden naast het standaard Nederlands. Je gaat in gesprek over het spreken van een eigen taal.

a Iedereen spreekt minstens één taal.

Noteer de taal of talen die jij spreekt. Vul de tabel in.

thuis op school

met vrienden

met familie

b Kijk terug naar de voor- en nadelen van straattaal (vraag 8c) en dialect (vraag 9f).

Welke voor- en nadelen kun je bedenken bij de taal/talen die jij spreekt?

1 Noteer de taal/talen die je spreekt.

taal/talen:

2 Noteer een voor- en een nadeel van jouw eigen taal.

voordeel: nadeel:

12 In gesprek over je eigen taal

Vorm een groep met drie klasgenoten. Bespreek de voor- en nadelen van een eigen taal naast het Nederlands.

a Vertel elkaar het voordeel en het nadeel dat je noteerde bij vraag 11b en leg je keuze uit. Denk aan de gespreksregels:

• Kijk degene die aan het woord is aan.

• Luister naar elkaar en laat de ander uitpraten.

• Laat iedereen eerst vertellen. Ga dan in gesprek.

• Laat weten dat je belangrijk vindt wat de ander zegt: stel vragen of reageer op wat de ander zegt.

• Herhaal soms wat de ander zegt om te controleren of je het goed hebt begrepen.

b Kies samen het belangrijkste voordeel en het belangrijkste nadeel van een eigen taal naast het Nederlands.

voordeel: nadeel:

c Hoe ging het gesprek?

• Ik kan informatie verzamelen en gebruiken bij het gesprek.

• Ik laat de ander uitpraten.

• Ik kan reageren op wat de ander zegt.

• Ik kan de hoofdpunten volgen in een gesprek.

• Ik herhaal soms wat de ander zegt om te controleren of ik het goed heb begrepen.

3.3 Gevoelig voor taal

Je leert:

• informatie vinden, ordenen en structureren;

• de hoofdpunten van fragmenten begrijpen;

• informatie verzamelen en verwerken via een vraaggesprek;

• het doel van je gesprek duidelijk maken.

Gevoel bij taal begrijpen

13 Verandering van taal begrijpen

LEERDOELEN

Je zult er misschien niet meteen aan denken, maar taal heeft ook met gevoel te maken.

Taal kan je boos maken, maar ook tevreden, blij of verdrietig. Met taal kun je jezelf uitdrukken. In deze paragraaf onderzoek je de link tussen taal en gevoelens.

Lees de tekst Waarom een krabbeltje veel waard kan zijn a Waar gaat deze tekst over?

b Je las het eerste krabbeltje dat in het Nederlands opgeschreven is. Dan lees je: 'Langzaam veranderde er wat in het eerste Nederlands.' (regel 21)

Wat veranderde er vanaf dat moment in de Nederlandse taal?

Begin met een samenvattende zin. Beschrijf daarna de vier details die in de tekst genoemd worden.

c De schrijfster zegt: 'Je kunt er geen touw aan vastknopen.' (regel 41) Waar kun je geen touw aan vastknopen volgens de schrijfster? Gebruik voorbeelden in je uitleg.

d Welke mening van de schrijfster over de Nederlandse taal herken je in de tekst? Leg uit waar je dat aan ziet.

e Kijk nog eens naar het oudste Nederlandstalige krabbeltje. Welk gevoel krijgt de schrijfster van de tekst hierbij? Leg je antwoord uit.

f Welk gevoel krijg jij bij het lezen van het oudste Nederlandstalige krabbeltje? Leg uit waarom.

WAAROM EEN KRABBELTJE VEEL WAARD KAN ZIJN

Het Nederlands dat tussen 700 en 1150 werd gesproken, noemen we nu Oudnederlands. De mensen uit die tijd zeiden natuurlijk niet dat ze Oudnederlands spraken, want toen was er nog niets ouds aan.

Alle boeken werden met de hand geschreven. Dat deden monniken. De meeste mensen hadden toen nog niet de kans om te leren lezen en schrijven.

Langzaam veranderde er wat in het eerste Nederlands. De mensen zeiden niet meer gold maar goud, en niet meer old maar oud 5 10 15

De monniken gebruikten een vogelveer als pen. Ze sneden er een scherpe punt aan en doopten die in inkt. Toch was het misschien geen monnik, maar een vrouw, die het beroemdste oude krabbeltje in het Nederlands schreef omdat ze zo graag een gezinnetje wilde beginnen.

Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu uuat unbidan uue nu

Hier staat:

Alle vogels zijn nesten begonnen behalve ik en jij wat wachten we nu

Het lijkt wel een liefdesliedje. Een liedje over thu en hic, jij en ik, waar alle liefdesliedjes over gaan.

Er zijn nog meer zinnen uit het Oudnederlands bewaard gebleven, zinnen die ouder zijn dan dit krabbeltje, maar die zijn minder beroemd.

In het Engels zeg je nog steeds gold en old maar in het Nederlands allang niet meer. Hoewel: soms kom je die verouderde ol nog ergens tegen, bijvoorbeeld op een restaurant dat De Olde Molen heet, of bewaard in een plaatsnaam: Oldenzaal

Er zijn nog meer letters verschoven. Woorden als kracht en lucht hadden in het Oudnederlands geen ch, maar een f.

Craft. Luft.

In het Duits hebben die woorden nog steeds een f, maar in het Nederlands allang niet meer.

Ook moest je duizend jaar geleden niet hebben zeggen, maar hebban. Nu zoudan de mensan raar kijkan als je zo tegan hen zou pratan.

En al heel vroeg bestonden er sterke werkwoorden in het Nederlands, al veranderden die wel eens.

Niman, nam is nemen, nam geworden. De verleden tijd is nog net zo als duizend jaar geleden.

Maar hij lachte was eerst hij loech. En hij vroeg was eerst hij vraagde.

Soms heeft een werkwoord tegelijkertijd een sterke en een zwakke verleden tijd.

Zuigen wordt zoog, maar stofzuigen wordt stofzuigde. En je kunt zeggen dat het waaide, maar ook dat het woei.

We zitten er maar mee. Je kunt er geen touw aan vastknopen. Als lopen liep wordt, waarom wordt hopen dan niet hiep?

Uit: Joke van Leeuwen, Waarom een buitenboordmotor eenzaam is

14 Vraaggesprek over het Nederlands begrijpen

Bekijk het fragment Week van het Nederlands 2022.

a In het fragment worden vragen gesteld aan Raf en Joost. Vul het schema in.

• Noteer eerst de vragen.

• Noteer in de tweede kolom wat Raf antwoordt. Geeft hij geen antwoord, zet dan een streepje.

• Noteer in de derde kolom wat jijzelf zou antwoorden. Bedenk bij de eerste vraag wat een ander over jou zou zeggen.

vragen antwoord Raf je eigen antwoord

Beschrijf de ander in drie woorden.

b In het fragment wordt twee keer antwoord gegeven op een vraag die je niet ziet.

Noteer de vragen die gesteld kunnen zijn.

c Lees de theorie Vragen stellen

De vragen hieronder komen grotendeels uit het vraaggesprek met Joost en Raf. Zijn het open vragen, gesloten vragen of wordt er doorgevraagd?

Kies steeds het juiste antwoord.

Kijk bij twijfel naar je eigen antwoorden bij vraag a.

open vraag gesloten vraag doorvraag

• Wat is het mooiste woord in het Nederlands?

• Waarom?

• Hoe vond je het vak Nederlands op school?

• Wat is jouw naam?

• Wat vind je de mooiste uitdrukking in Nederland/ Vlaanderen?

• Schoonheid? In de Nederlandse taal?

d Welke vraag zou je nog willen stellen aan Raf en Joost?

Noteer een open vraag.

Vragen stellen

THEORIE

Er zijn verschillende soorten vragen die je kunt stellen als je informatie van een ander nodig hebt. Welke soort vraag je gebruikt, hangt af van wat je te weten wilt komen. Je kunt:

• open vragen stellen. Dit zijn vragen waarop je een uitgebreid antwoord wilt.

'Wat vind je van reizen met het openbaar vervoer?'

• gesloten vragen stellen. Dit zijn vragen waarop je een kort antwoord wilt (ja of nee).

'Ben je op de fiets gekomen?'

• doorvragen over een onderwerp. Je reageert dan met een nieuwe vraag op wat de ander net heeft geantwoord. Dit doe je om meer informatie te krijgen.

'Vertel daar eens iets meer over.'

'Waarom denk je dat?'

'Vind je het lastig om daarover te praten? Waarom?'

'Dat zeg je nou wel, maar ...'

15

Vraaggesprek met taaldilemma's bekijken

Bekijk het fragment Week van het Nederlands 2022 | 6 taaldilemma's voor ambassadeurs

Raf Njotea en Joost Oomen.

Leg in je eigen woorden uit wat een dilemma betekent.

a Noteer de dilemma's in de tabel.

Zoek woorden op die je niet begrijpt.

Geef in elk dilemma aan wat je zelf zou kiezen.

nooit meer schrijven

dt-fouten bestraffen

b Raf en Joost krijgen taaldilemma's voorgelegd.

Bedenk zelf nog een dilemma dat hier voorgelegd had kunnen worden.

Leg uit waarom het dilemma erbij past.

c Bedenk een voordeel en een nadeel van een vraaggesprek met dilemma's.

voordeel:

nadeel:

16 Waardering van taal

Lees de tekst Mooiste-lelijkste woord

Bekijk het fragment Woord van het jaar 2022

a In de tekst lees je woorden die mensen lelijk of irritant vinden. Raf en Joost noemen een woord dat ze overbodig vinden.

Welk woord vind jij lelijk, irritant of overbodig?

Leg je keuze uit.

b Raf beschrijft Joost als 'quirky'.

Wat betekent dat woord?

Zoek de betekenis op en leg in je eigen woorden uit wat het betekent.

c De Taalunie bestaat uit landen die afspraken maken over de Nederlandse taal.

Wat doet de Taalunie nog meer?

Noteer twee dingen. 1 2

d Het tweede deel van de tekst gaat over verandering van taal.

Hoe verandert taal?

Kijk in de tekst. Gebruik ook je antwoorden van de vorige vraag.

● De Taalunie, waarin landen zitten uit alle delen van de wereld waar Nederlands wordt gesproken, verzint woorden en zet ze in de woordenlijst Nederlandse taal.

● Mensen gaan bepaalde woorden gebruiken in hun taal. Na een tijdje gebruiken steeds meer mensen die woorden en voegt de Taalunie ze toe aan de woordenlijst

Nederlandse taal.

● Mensen verzinnen steeds weer nieuwe woorden en gebruiken oude woorden niet meer.

e Werk samen met een klasgenoot.

Wat vind jij van het woord van het jaar 2022?

Geef om de beurt je mening. Leg je mening uit met een argument.

MOOISTE – LELIJKSTE WOORD

Elk jaar worden er verkiezingen gehouden. Wat is het mooiste woord van het jaar? Welk woord is zo lelijk dat het nodig moet worden afgeschaft?

Er is wel iets vreemds aan de hand met het kiezen van die woorden. Het ene jaar wordt bijvoorbeeld 'selfie' gekozen als een van de opvallendste nieuwe woorden. Een paar jaar later staat 'selfie' ineens boven aan de lijst van de meest irritante woorden. Andere woorden of uitdrukkingen waar veel mensen een hekel aan hebben: chill – Wordt gebruikt als rustig, relaxed, maar eigenlijk betekent het: kil, koud. papadag – Papa's kunnen toch ook gewoon voor de kinderen zorgen? Daar hoeft toch geen dag naar worden genoemd? Er bestaat toch ook geen 'mamadag'? groentje – In plaats van groenten diervriendelijk vlees – Het slachten van dieren kan nooit vriendelijk zijn! me – In plaats van mijn. 'Dat heb ik niet gedaan, dat was me broer.' Wat zijn jouw mooiste en lelijkste woorden? Volgens de lezers van het blad Onze Taal was een van de mooiste woorden ooit: 'desalniettemin'. Dat betekent zoveel als: 'dat daargelaten', 'desondanks', 'evenwel' of 'toch'. Ook plaatsnamen kunnen prachtig klinken. Neem het dorp Hendrik-Ido-Ambacht. Daar wil toch iedereen wonen? Of verhuis je liever naar Doodstil? Dat ligt vlak bij Hongerige Wolf.

Waar gaat het met de taal naartoe?

De Nederlandse taal heeft een lange reis achter de rug. Hebben we nu enig idee waar het met onze taal naartoe gaat? Sommige mensen beweren dit: 'Alle dialecten gaan verdwijnen. Over een poosje spreken we allemaal een bekakt soort Nederlands'. Anderen beweren: 'Over een poosje spreekt iedereen Engels.' En het Nederlands dan? 'Dat verandert in een dode taal.' En weer anderen steken hun vinger waarschuwend in de lucht en zeggen: 'Als we het aan de jeugd overlaten, spreekt iedereen straks straattaal.' 5 10 15 20

Daarmee komen we op een belangrijke vraag: wie bepaalt wat we spreken? Wie is de baas van de taal?

Samen de baas

De landen waarin het Nederlands een officiële taal is, hebben samen De Taalunie opgericht. In de Taalunie maken Nederland, Vlaanderen, Suriname, Curaçao, Aruba en Sint-Maarten afspraken over de Nederlandse taal. Samen houden ze een lijst bij met de meest gebruikte Nederlandse woorden. Die woordenlijst van zo'n honderdduizend woorden wordt afgedrukt in Het Groene Boekje, dat uit meer dan duizend bladzijden bestaat. Wil je weten hoe je een woord moet spellen: zoek het op in Het Groene Boekje

Wat zijn de regels van het spellen? Die regels veranderen af en toe. Niet elk jaar, dat zou heel lastig zijn. Sinds het ontstaan van het moderne Nederlands is de spelling ongeveer om de vijftig jaar vereenvoudigd en aangepast aan de tijd. Om de tien jaar voegt de Taalunie nieuwe woorden toe aan het Groene Boekje.

Uit: Arend van Dam, De bromvliegzwaan en andere verhalen over onze taal

17 Gevoelens in taal

Lees de tekst Arthur Japin schrijft mooiste liefdeszin van Nederland.

a 'Liefde is een emotie die zich zo moeilijk laat begrijpen, maar vaak prachtig wordt gevat door de kunst,' aldus Eveline Aendekerk, directeur van de CPNB.

Welke tegenstelling geeft Aenderkerk hiermee aan?

Leg uit in je eigen woorden.

b Leg uit waarom kunstenaars graag liefde als onderwerp kiezen. Gebruik daarbij het woord: inspiratie of inspirerend.

c In de derde alinea staat: 'Ons comité dat van al deze romantische zinnen een top 10 moest weten te maken, heeft het niet makkelijk gehad!'

Welke mening laat Eveline Aendekerk hier doorschemeren?

● Het waren allemaal mooie zinnen.

● Het waren erg moeilijke zinnen.

● Het waren veel te veel zinnen.

d Lees de winnende zin en de andere kanshebbende zinnen. Ben jij het eens met de keuze van het Nederlands publiek?

Leg je keuze uit.

ARTHUR JAPIN SCHRIJFT MOOISTE LIEFDESZIN VAN NEDERLAND

De mooiste liefdeszin van Nederland is geschreven door Arthur Japin. Dat is zojuist bekendgemaakt in NOS Met het Oog op Morgen en blijkt uit een peiling van Stichting CPNB in de aanloop naar de Boekenweek die aankomende zaterdag begint. 'Eerste liefde' is het thema van deze 87ste Boekenweek. Japin is door het Nederlandse publiek als winnaar verkozen met een zin uit zijn roman 'Een schitterend gebrek', die later dit jaar verfilmd wordt door Michiel van Erp.

'Dit is het enige wat telt, lieverd, dat iemand meer in je ziet dan je wist dat er te zien was.' – Uit: Een schitterend gebrek

'Liefde is een emotie die zich zo moeilijk laat begrijpen maar vaak prachtig wordt gevat door de kunst,' aldus Eveline Aendekerk, directeur van de CPNB. 'In de aanloop naar de Boekenweek met als thema "Eerste liefde" hebben we alle genodigden van het Boekenbal gevraagd hun mooiste zin uit de Nederlandstalige literatuur met ons te delen. We zijn overweldigd door de reacties. Niet alleen door het aantal, maar ook de gemaakte keuzes: van Arthur Japin tot Anne Frank, en van Harry Mulisch tot het eeuwenoude "Hebban olla vogala". Ons comité dat van al deze romantische zinnen een top 10 moest weten te maken, heeft het niet makkelijk gehad!'

Aanloop naar Boekenbal

De liefdeszinnen werden ingezameld tijdens het uitnodigingstraject voor het Boekenbal dat aanstaande vrijdag plaatsvindt in Escape in Amsterdam. [...] Andere kanshebbers waren onder meer Anne Frank ('Ik voel als ik eraan denk, vandaag nog zijn wang tegen de mijne met dat heerlijke gevoel, dat alles goed maakt'), Herman Gorter ('Zie je ik hou van je, ik vin je zoo lief en zoo licht – je oogen zijn zoo vol licht, ik hou van je, ik hou van je') en Connie Palmen ('Ik wil dat je eeuwig leeft, zeg ik tegen hem'). [...]

Inspiratie uit liefde

Dat liefde, en in het bijzonder eerste liefde, een enorm inspirerend thema is voor iedere kunstenaar, is ook terug te zien in het Boekenweekgeschenk van Ilja Leonard Pfeijffer dat vanaf zaterdag 9 april in boekhandels wordt uitgereikt.

Pfeijffer: 'Het thema van deze Boekenweek is "Eerste liefde". Met dat thema hoef je als Boekenweekschrijver niets te doen, maar ik vond het dermate inspirerend dat ik me eraan heb gehouden.' [...]

De Boekenweek, die van 9 t/m 18 april plaatsvindt, wordt als vanouds geopend met het traditionele Boekenbal. Deze 70ste editie van het Boekenbal met als thema 'De Nacht is van De Liefde', vindt vrijdagavond 8 april eenmalig plaats in nachtclub Escape op het Rembrandtplein in Amsterdam.

Bron: hebban.nl

18

Creatief met taal

Taal is niet alleen handig om een boodschap over te dragen, je kunt er soms ook erg om lachen. Sommige mensen zijn erg creatief met taal. Werk samen met een klasgenoot. Bekijk en lees de vier voorbeelden van creatieve taal.

"Ik zat laatst te vissen. Het was Werelddierendag, dus ik deed een extra dikke pier aan de haak."

Herman Finkers (cabaretier) 2 Taalgrappen van Maaike.

a Bespreek de vier voorbeelden. Bedenk per voorbeeld wat de grap is of wat het grappig maakt.

b Welke overeenkomsten zien jullie in de grappen?

c Welke verschillen zien jullie in de grappen?

d Bekijk grap 3 en 4.

Wat is waar?

● Het is grappig omdat de woorden meerdere betekenissen hebben (homoniemen).

● Het is grappig omdat er verschillende woorden met dezelfde betekenis worden gebruikt (synoniemen).

● Het is grappig omdat je de zin niet letterlijk maar figuurlijk moet opvatten.

e Jullie lazen en bekeken verschillende soorten taalgrappen.

Welke grap(pen) vinden jullie het leukst?

Leg jullie antwoord(en) uit.

f Maak zelf een taalgrap in een van de talen die jullie spreken.

• Maak eventueel gebruik van de voorbeelden.

• Check bij een klasgenoot of je grap ook echt grappig is.

Gevoel bij taal onderzoeken

19 Informatie over taal verzamelen

In deze paragraaf ben je meer te weten gekomen over verandering van taal, waardering van taal en taalgrappen. Je kiest nu een onderwerp en gaat op onderzoek uit. Je houdt een vraaggesprek.

Bekijk de bronnen van deze en de vorige paragraaf nog een keer.

a Kies een van de onderwerpen.

■ verandering van taal

■ gevoelens bij taal

■ je eigen taal

b Je wilt informatie over taal verzamelen. Om goed informatie te kunnen zoeken, kun je voor jezelf bedenken op welke vraag je graag antwoord zou willen.

Kies een onderzoeksvraag.

■ Wat is er in 2022 veranderd in de Nederlandse taal?

■ Welke woorden zijn verdwenen uit het Nederlands?

■ Hoe komt het dat er steeds weer nieuwe woorden ontstaan?

■ Welke woorden vinden de meeste Nederlanders het mooist en waarom?

■ Waarom wordt er steeds minder dialect gesproken?

■ Waarom schrijven mensen graag over gevoelens, zoals de liefde?

■ Wat maakt woordgrappen grappig?

c Lees de theorie Informatie zoeken en Aantekeningen maken Zoek informatie die antwoord geeft op jouw onderzoeksvraag.

1 Zoek eerst in de bronnen van deze of de vorige paragraaf.

2 Zoek dan in de extra bronnen online. Doe dit maximaal 10 minuten.

3 Maak aantekeningen.

d Noteer het antwoord op jouw onderzoeksvraag.

• Je antwoord is maximaal 10 zinnen lang.

• Formuleer je antwoord in goede zinnen.

• Let erop dat je een duidelijk antwoord geeft op je vraag.

e Werk samen met een klasgenoot. Bekijk elkaars antwoord. Is er antwoord gegeven op de onderzoeksvraag? Geef elkaar een top en eventueel tips.

THEORIE

Informatie zoeken

Op internet staat veel informatie. Om de informatie te vinden die jij nodig hebt, typ je zo precies mogelijk waar je naar op zoek bent.

• Zorg ervoor dat je je zoekwoorden goed spelt.

• Wil je informatie over Formule 1-coureur Max Verstappen? Typ dan niet alleen Verstappen. Dan krijg je veel te veel zoekresultaten. Ook krijg je pagina's met informatie waarnaar je helemaal niet op zoek bent.

• Typ je Max Verstappen, dan krijg je al minder en betere zoekresultaten.

• Bij meerdere woorden kun je nog beter typen "Max Verstappen" (met dubbele aanhalingstekens). Dan zoek je precies op deze combinatie en krijg je nog betere zoekresultaten.

• Als je wilt weten of Max Verstappen weleens ergens reclame voor heeft gemaakt, typ dan "Max Verstappen" + reclame. Dan zie je precies die zoekresultaten.

THEORIE

Aantekeningen maken

Je maakt aantekeningen om te onthouden wat je leest, ziet of hoort. Bijvoorbeeld als je informatie krijgt van je docent tijdens de les of als je een werkstuk maakt.

Aantekeningen maken doe je zo:

20 Vraaggesprek voorbereiden

Als je antwoord wilt krijgen op een (onderzoeks)vraag kun je ook een interview of een enquête te houden. Daarbij is het belangrijk om de juiste vragen te stellen.

Lees de theorie Vragen stellen en Interview

Bekijk het fragment Week van het Nederlands 2022.

Welke onderdelen herken je in het fragment?

a Je interviewt straks een klasgenoot over taal en gevoel. Bereid je interview voor. Bedenk vragen die passen bij je onderzoeksvraag.

Maak een lijst met vragen die je wilt stellen.

• Bedenk wat je van een klasgenoot te weten wilt komen over dit onderwerp.

• Gebruik minstens twee vragen uit het fragment met Raf en Joost.

• Noteer twee open vragen, twee gesloten vragen en twee vragen waarmee je doorvraagt.

• Bedenk ook een paar dilemma's bij het onderwerp. Vragen:

dilemma's:

b Kies de onderdelen van een interview die je zeker gaat gebruiken.

■ Ik stel mezelf voor.

■ Ik vertel waar het interview over gaat.

■ Ik laat zien dat ik luister.

■ Ik stel één vraag tegelijk.

■ Ik laat de geïnterviewde uitspreken.

■ Ik vraag door.

■ Ik vat tussendoor samen wat de geïnterviewde zegt.

c Lees de theorie Interview nog eens. Heb je alles wat je nodig hebt?

Noteer hoe je het interview gaat afsluiten.

THEORIE

Interview

Een interview is een vraaggesprek tussen iemand die vragen stelt (de interviewer) en iemand die de vragen beantwoordt (de geïnterviewde).

In een interview kun je verschillende vragen stellen. Je kunt vragen naar feiten of vragen naar iemands mening. Bedenk vooraf welke feiten of meningen je te weten wilt komen.

Gebruik de volgende tips als je iemand gaat interviewen:

Voor het interview:

• Bepaal wie je gaat interviewen.

• Bepaal je doel. Wat wil je weten van de geïnterviewde? Feiten of meningen?

• Maak een lijst met vragen die je wilt stellen. Houd rekening met het verschil in antwoorden op open en gesloten vragen.

• Controleer of je vragen kort en duidelijk zijn, zodat je ze niet hoeft uit te leggen.

• Zorg ervoor dat je de antwoorden kunt opnemen of gebruik pen en papier.

Tijdens het interview:

• Stel jezelf voor en vertel waar het interview over gaat.

• Stel één vraag tegelijk.

• Laat de geïnterviewde uitspreken en luister goed naar de antwoorden.

• Laat uit je verbale en non-verbale communicatie merken dat je goed luistert.

• Vraag door als je niet tevreden bent met het antwoord. Vraag bijvoorbeeld naar een reden, een voorbeeld of extra uitleg.

• Geef tussendoor een korte samenvatting of conclusie. Zo laat je merken dat je goed luistert en kun je controleren of je het goed hebt begrepen.

Na het interview:

• Bedank de geïnterviewde voor de medewerking.

21 Vraaggesprek houden

In deze opdracht houd je het vraaggesprek dat je hebt voorbereid. Je maakt aantekeningen om de antwoorden te onthouden.

a Vraag voor je interview een klasgenoot die je nog niet zo goed kent. Ga met de klasgenoot op een rustige plek zitten.

Bereid het interview voor.

Leg je spullen klaar.

Neem de onderstaande punten nog eens door.

• Vertel waar het interview over gaat.

• Stel één vraag tegelijk.

• Laat de geïnterviewde uitspreken en luister goed naar de antwoorden.

• Laat uit je verbale en non-verbale communicatie merken dat je goed luistert.

• Vraag door als je niet tevreden bent met het antwoord. Vraag bijvoorbeeld naar een reden, een voorbeeld of extra uitleg.

• Geef tussendoor een korte samenvatting of conclusie. Zo laat je merken dat je goed luistert en kun je controleren of je het goed hebt begrepen.

b Houd het vraaggesprek.

Maak aantekeningen van de antwoorden. Gebruik een apart vel papier.

c Wissel van rol: laat je klasgenoot jou interviewen.

d Verwerk de antwoorden van jullie interviews in het diagram.

1 Kies een cirkel en schrijf je naam erboven.

2 Bekijk eerst de vragen die in beide interviews voorkwamen.

3 Schrijf antwoorden die verschillen in de cirkel van de betreffende persoon. Doe dat in steekwoorden.

4 Schrijf antwoorden die overeenkomen in het overlappende deel van de cirkels. Doe dat in steekwoorden.

5 Doe hetzelfde met de andere vragen.

e Bekijk je eigen vragen en de antwoorden die je gekregen hebt kritisch.

Ben je te weten gekomen wat je wilde?

Leg uit hoe dat komt.

f Denk terug aan het interview dat je hebt gehouden. Hoe is jouw interview gegaan?

• Ik heb in het begin van het interview verteld waar het over gaat.

• Ik heb verschillende soorten vragen gesteld.

• Ik ben bij het onderwerp gebleven.

• Ik heb tussendoor een korte samenvatting of conclusie gegeven.

• Ik heb de informatie gekregen die ik wilde.

• Ik heb de geïnterviewde bedankt aan het einde van het interview.

3.4 Taal kun je leren

Je leert:

• beoordelen of informatie bruikbaar en betrouwbaar is;

LEERDOELEN

• het onderwerp en de deelonderwerpen van een tekst en fragment bepalen;

• kernzinnen in een tekst herkennen;

• een tekst overzichtelijk opbouwen;

• informatie uit verschillende teksten samenvoegen in een verslag of presentatie;

• een tekst samenvatten.

Problemen met taal begrijpen

22 Laaggeletterdheid

Op school leer je lezen en schrijven. Voor de één is dat gesneden koek, voor de ander een groot probleem. Hoe komt het dat dit verschillend is? En wat kunnen we daaraan doen? Je onderzoekt het in deze paragraaf.

Lees de tekst: Jongeren steeds vaker laaggeletterd: 'Ze sturen elkaar spraakberichtjes'

a Lees de theorie Onderwerp en deelonderwerp. Noteer het onderwerp van deze tekst.

b In de tekst worden verschillende deelonderwerpen besproken. Noteer minstens drie deelonderwerpen.

c Lees de inleiding nog eens. Leg uit waarover Stichting Lezen en Schrijven zich zorgen maakt.

d In de tekst worden verschillende oorzaken genoemd voor de stijging van het aantal laaggeletterde jongeren. Noem ten minste twee oorzaken.

e Laaggeletterdheid bij jongeren wordt vaak anders genoemd dan bij oudere mensen. Noteer hoe laaggeletterdheid bij jongeren ook wel genoemd wordt. Leg uit waarom dat zo is.

f Leg in je eigen woorden uit waarom laaggeletterd zijn een probleem is. Gebruik de informatie uit de tekst en bedenk zelf ook een reden.

g Lees het slot van de tekst.

Welk advies geeft Engelina Smeins hier aan de jongeren?

● Als je ver wilt komen, moet je Frans en Duits dat je op school leert, onthouden.

● Het is belangrijk om taal- en rekenvaardigheden te blijven oefenen en gebruiken, ook als je van school af bent.

● Mensen moeten meer praten over taal- en rekenvaardigheden.

h Werk samen met een klasgenoot. Lees de theorie Hoofdgedachte. Bepaal de hoofdgedachte van de tekst.

Volg daarvoor de stappen uit de theorie.

1 Noteer het onderwerp van de tekst.

2 Noteer wat de schrijver van deze tekst vertelt over het onderwerp.

3 Zoek naar een aanwijzing in de titel, de inleiding of het slot.

4 Vat de hoofdzaken over het onderwerp samen.

5 Beschrijf de hoofdgedachte in één complete zin.

Onderwerp en deelonderwerp

THEORIE

Een tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van een tekst. Je kunt het meestal in enkele woorden beschrijven. In een tekst worden vaak deelonderwerpen besproken. Daarin komt steeds een gedeelte van het onderwerp aan bod.

Hoofdgedachte

De hoofdgedachte van een tekst is de kortst mogelijke samenvatting van een tekst. Als je het onderwerp en de hoofdzaken met elkaar verbindt, kun je de hoofdgedachte van een tekst meestal in één zin beschrijven.

De hoofdgedachte = het onderwerp + de hoofdzaken, beschreven in één zin.

Zo bepaal je de hoofdgedachte:

1 Schrijf het onderwerp van de tekst op.

2 Stel de vraag: Wat vertelt de schrijver van deze tekst over het onderwerp?

3 Zoek naar een aanwijzing in de titel, de inleiding of het slot.

4 Vat de hoofdzaken over het onderwerp samen.

5 Beschrijf de hoofdgedachte in één complete zin.

6 De hoofdgedachte is nooit een vraag.

rtvdrenthe

JONGEREN STEEDS VAKER LAAGGELETTERD: 'ZE STUREN ELKAAR SPRAAKBERICHTJES'

Even een spraakberichtje sturen in plaats van een bericht typen of een verslag inspreken op de computer die er dan een verhaal van maakt. Jongeren gebruiken taal steeds minder actief. Gevolg: de groep jongeren die daardoor niet goed kan lezen en schrijven, groeit. Stichting Lezen en Schrijven maakt zich hier zorgen over.

De stichting ziet dat het aantal laaggeletterde jongeren stijgt. "Hier ligt een hele rits oorzaken aan ten grondslag", zegt Engelina Smeins van de Stichting Lezen en Schrijven in het programma De Staat van Drenthe. "Het kan liggen aan de kwaliteit van het onderwijs, aan het niet bewust zijn van het

onderhouden van taal of aan ouders die moeite hebben met basisvaardigheden. Dat ze bijvoorbeeld niet inzien hoe belangrijk voorlezen is."

Maar onder de jeugd speelt de digitale wereld ook een grote rol. "Ze sturen elkaar spraakberichtjes in plaats van het typen van een bericht. Zo gebruiken we taal steeds minder actief," legt Smeins uit.

Wat is laaggeletterdheid?

Je bent laaggeletterd als je moeite hebt met lezen, schrijven en/of rekenen. Vaak heb je dan ook beperkte digitale vaardigheden. Dan vind je bijvoorbeeld omgaan met een computer of smartphone lastig. Niet goed kunnen lezen, schrijven en/of rekenen heeft gevolgen. Je vindt bijvoorbeeld minder snel een baan of hebt minder grip op je geldzaken.

Schaamte speelt een grote rol Bij jongeren wordt er vaak niet gesproken over laaggeletterdheid, maar een taalachterstand. "Het is nog mogelijk dat zij de taal

machtig worden. Dan hoeven ze op latere leeftijd niet laaggeletterd te worden," aldus Smeins.

Bespreekbaar maken is lastig. Smeins: "Er is veel schaamte. Van iemand die hier geboren en getogen is wordt verwacht dat diegene Nederlands spreekt. Hem of haar wordt niet gevraagd: 'begrijpt u het allemaal wel?' Terwijl we dit wel doen bij iemand die hier niet vandaan komt en de taal nog moet leren. Dan willen we het met alle liefde nog eens uitleggen als ze het niet begrijpen."

Gastlessen

Bij het bespreekbaar maken van laaggeletterdheid zet Stichting Lezen en Schrijven ambassadeurs in. Eén van die ambassadeurs is zanger René Karst uit Hoogeveen. Samen met iemand van de stichting gaat hij langs scholen. "In de klas is de een nog stoerder dan de ander. Ze vinden het erg lastig om tegen een ander te zeggen: ik kan eigenlijk

23 Dyslexie

niet goed lezen. Dan heb je toch gezichtsverlies", aldus Karst.

Blijven leren

Stichting Lezen en Schrijven zet zich dan ook in voor jongeren. "We zien bijvoorbeeld een grote groep laaggeletterden tussen de 16-23 jaar bij leer-werkbedrijven. Belangrijk is dat deze jongere groep zich bewust is van goede taal- en rekenvaardigheden. Je kan dit nog zo goed op school leren, maar als je dit niet onderhoudt dan verleer je het. Je leert ook Frans en Duits, maar veel mensen komen daar later niet ver mee omdat ze het niet hebben onderhouden."

Of dit lukt is een tweede. "Ik denk dat ze zich niet bewust zijn van het belang en dat is ook niet zo gek. Daarom is het zo belangrijk om over dit onderwerp te praten," aldus Engelina Smeins.

Bron: rtvdrenthe

Bekijk de fragmenten Wat is dyslexie? en Andere mensen lezen veel sneller

Werk samen met een klasgenoot.

a Vertel elkaar welke overeenkomsten de twee fragmenten hebben.

b Vertel elkaar welke verschillen de twee fragmenten hebben.

c Noteer in één zin wat dyslexie te maken kan hebben met laaggeletterdheid.

24 Bang zijn voor taal

a Lees de tekst Stop met bang zijn: taal straft niet, taal troost

Deze tekst is een column. Kijk naar de tekstkenmerken en de inhoud van de tekst.

Wat past bij een column?

■ De schrijver spreekt tegen je.

■ De schrijver vertelt iets persoonlijks.

■ Er staan veel feiten in de tekst.

■ Er staan veel meningen in de tekst.

■ Er wordt veel betrouwbare informatie gegeven.

■ Je leest het om iets te leren.

■ Je leest het om je te amuseren.

b Wat vindt de schrijver moeilijk aan de Nederlandse taal?

c Ook in een column kun je een hoofdgedachte herkennen. Lees de theorie Hoofdgedachte Beantwoord de eerste drie vragen om tot de hoofdgedachte te komen.

1 Noteer het onderwerp van de tekst.

2 Stel de vraag: Wat vertelt de schrijver van deze tekst over het onderwerp?

3 Zoek naar een aanwijzing in de titel, de inleiding of het slot.

d Kijk terug naar je antwoorden op de vorige vraag.

Beschrijf de hoofdgedachte van de tekst.

e De schrijver van de column gebruikt veel beeldspraak: figuurlijk gebruikte woorden en zinnen.

Verbind de juiste betekenissen aan de beeldspraak.

Toen ik voor kruimels schreef, toen ik voor boterhammen schreef en nu ik voor hele broden schrijf.

Taal is gewoon je moeder.

Als je een fout maakt, verandert het alfabet in een spijkerbed waar je drie dagen op moet gaan liggen met een stapel woordenboeken op je buik.

Het kofschip was eerder een oorlogsschip.

Wanneer ik mijn 'darlings' moet killen.

f De schrijver geeft een advies. Welk advies geeft de schrijver?

• Bij werkwoordspelling helpt de regel van 't kofschip je. Maar als je het niet begrijpt, levert die regel juist problemen op.

• Het doet pijn als je een fout maakt.

• Eerst had de schrijver kleine opdrachten voor een beetje geld, toen iets grotere voor meer geld en nu grote opdrachten, waarmee hij veel verdient.

• Als je in je tekst iets moet weglaten waar je trots op bent.

• Je kunt taal vertrouwen, je hoeft er niet bang voor te zijn.

Stop met bang zijn: taal straft niet, taal troost

Voordat ik een column naar deze krant stuur, mail ik hem eerst altijd door naar een vriendin van mij die juf Nederlands is.

Zij kijkt mijn werk na. Dit doet ze al sinds het begin van mijn avontuur.

Ze keek mijn stukken na toen ik voor kruimels schreef, ze keek mijn stukken na toen ik voor boterhammen schreef en nu ik enkel nog voor hele broden schrijf, is ze nog steeds mijn vangnet.

Net voor of net na het uitkomen van mijn debuut, kreeg ik een mail van haar waarin stond dat ik wel wat bijlessen kon gebruiken. Ik vond dat mooi. Ze zag dat ik van taal hield, maar ze zag ook dat houden van soms niet genoeg is. De juf was eerlijk. En ze is het nog steeds.

Ze zegt het als mijn zinnen zwalken of wanneer ik mijn 'darlings' moet killen. Soms volg ik haar adviezen op, maar vaker nog verschuil ik me in de struik die creatieve vrijheid heet. 'Jouw regels zijn mijn gevangenis,' stuur ik dan terug.

Maar ik heb haar nodig. Zonder de juf begin ik te wankelen. De Nederlandse taal is namelijk zo mooi dat het onzeker maakt. We spreken vaak over de taal en over hoe de liefde voor het Nederlands langzaam in de richting van onzichtbaarheid aan het krimpen is.

De jeugd leest niet meer, de studie Nederlands dreigt te verdwijnen en de bestsellerlijsten staan vol vertaald werk; we lijken alleen nog maar Nederlands te willen lezen als het eerst Engels of Spaans was.

We hebben nooit geleerd om van onze taal te houden. We zijn er te bang voor. Op de middelbare school hebben we geleerd dat taal een monster is. Het monster heeft twee scherpe klauwen: spelling en grammatica. Het monster houdt niet van plezier en is verre van vergevingsgezind.

Als je een fout maakt, ben je af. Als je een fout maakt, verandert het alfabet in een spijkerbed waar je drie dagen op moet gaan liggen met een stapel woordenboeken op je buik.

Maar letters hebben helemaal geen tanden, en niets is zo vergevingsgezind als taal.

Over vergevingsgezindheid gesproken, ik sprak laatst een pastoor die niet begreep waarom niemand meer naar zijn kerk kwam.

"We willen alleen nog maar in dingen geloven die ons nooit bang hebben gemaakt," zei ik. We zijn godvrezend en taalvrezend opgevoed. Het kofschip was eerder een oorlogsschip. Alles draaide om foutloosheid en fatsoenlijkheid. Plezier en liefde waren krijgsgevangenen.

Als je in God of in onze taal gelooft, hangt er altijd een galg boven je hoofd. Ik denk dat dat het probleem is. Dat we van die galg nooit een schommel hebben weten te maken.

En van mij hoef je nu niet opeens Nederlands te gaan studeren of alles van die ene obscure Zeeuwse schrijver die al achthonderd jaar dood is te gaan lezen, maar heb onze taal lief.

Stop met bang zijn. Taal straft niet, taal troost. Het is een grote pan soep vol lettervermicelli op de eerste dag van de winter.

Taal is niet je stiefmoeder, nee, taal is gewoon je moeder. Je lieve moeder op een schommel. Ze vraagt of je haar wilt duwen.

"Hoe hoog?" vraag je.

"Tot voorbij de Wolkers. Ik ben niet bang. De juf is mijn vangnet." Bron: Het Parool

25 Problemen met taal

Bekijk nog een keer de fragmenten Wat is dyslexie? en Andere mensen lezen veel sneller. Gebruik ook de teksten: Jongeren steeds vaker laaggeletterd: 'Ze sturen elkaar spraakberichtjes' en Stop met bang zijn: taal straft niet, taal troost

Wat hebben de fragmenten en de teksten met elkaar te maken?

a Kijk naar de bronnen bij de vorige opdrachten. Je wilt meer te weten komen over taalproblemen.

Welke bron vind je het betrouwbaarst?

Leg je antwoord uit.

26 Jongeren en lezen

Gebruik de tekst Is het erg dat jongeren minder boeken lezen?.

a Bekijk de tekst.

Bespreek samen de vragen.

1 Waar gaat de tekst over?

2 Wat weet je zelf al van het onderwerp?

3 Welke informatie zul je in de tekst tegenkomen, denk je?

4 Wat is de bron van de tekst?

b Lees de tekst.

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

● Er wordt een programma voor jongeren ontwikkeld om meer te gaan lezen.

● Jongeren kijken liever naar Netflix dan dat ze een boek lezen.

● Jongeren moeten meer plezier gaan krijgen in lezen, want lezen is belangrijk en gebeurt te weinig.

c In de tekst zijn verschillende mensen aan het woord.

Vat samen wat elke persoon zegt.

Özcan 'Eus' Akyol:

Gerson Main:

Kluun:

Gunay Uslu:

d Kijk nog eens naar je antwoorden op de vorige vraag. Lees de tekst nog eens vanaf het kopje: 'Het lezen van boeken heeft mij wel echt tot een rijker mens gemaakt'. Kies de dingen die jongeren kunnen motiveren om te lezen.

■ Bekende mensen kunnen met hun ervaringen jongeren uitdagen om te lezen.

■ Boekentips kunnen jongeren helpen een leuk boek te vinden.

■ Jongeren moeten elke dag vijf minuten lezen.

■ Jongeren moeten langer achter elkaar lezen, zodat ze echt in een boek kunnen duiken.

■ Jongeren moeten zelf kunnen kiezen wat ze lezen.

■ Op school moet de leraar jongeren verplichten om te lezen.

■ Volwassenen moeten bepalen wat jongeren lezen.

www.bnnvara.nl

IS HET ERG DAT JONGEREN MINDER BOEKEN LEZEN?

'Ik merk dat leeshaat groeit. De weerzin is steeds groter.' Schrijver Özcan Akyol vertelt in de Boekenbaluitzending van Khalid & Sophie dat Nederlandse jongeren minder lezen: er is sprake van ontlezing. Hoe erg is dat?

'De klus om jongeren aan het lezen te krijgen wordt steeds moeilijker', vertelt Özcan 'Eus' Akyol. De schrijver legt op middelbare scholen uit waarom lezen zo belangrijk is en merkt daar dat er sprake is van ontlezing.

'Jongeren hebben duwtje in de rug nodig'

'Achteraf heb ik er spijt van dat ik niet meer heb gelezen', vertelt zanger Gerson Main in Na het Nieuws. Hij hield van lezen, tot het verplicht moest op de middelbare school. 'Ik denk dat veel jongeren daarom een duwtje in de rug nodig hebben. Geen dwang.'

Bijvoorbeeld met Booktok: een categorie op TikTok die jongeren aanspoort om te gaan

lezen. Het aantal lezers onder de 15- tot 24-jarigen steeg mede daardoor tijdens corona met zestien procent.

Toch maken veel mensen zich zorgen over het leesgedrag van jongeren: 42 procent van hen vindt het tijdverspilling en ze lezen gemiddeld slechts veertien minuten per dag. Drie boeken in een heel jaar is al veel, volgens Stichting Lezen. Hun behoeften worden vaak sneller vervuld door Netflix.

'Het lezen van boeken heeft mij wel echt tot een rijker mens gemaakt' 'Netflix is een soort kant-en-klaarmaaltijd', aldus schrijver Kluun, bekend van het boek Komt een vrouw bij de dokter. Hij vindt het jammer dat jongeren steeds minder lezen en spoort hen daarom met Booktoks aan om dat meer te gaan doen. 'Als je leest gaan je hersenen bedenken hoe die persoon en omgeving eruitziet. Dat is ook zo met luisterboeken.'

'Ik merk als ik een boek lees, hoe ik erin op kan gaan. Ik zie mezelf veranderen als ik een boek lees', vult zanger Gerson Main aan in Na het Nieuws. 'Als je een boek leest dan creëer je de hele wereld zelf. Terwijl wanneer je tv kijkt je alles geserveerd krijgt. Je hersenen gaan heel anders te werk. Je wordt creatiever.'

'Ik leefde heel afgezonderd in mijn eigen bubbel. Dankzij die boeken kwam ik in

andere werelden terecht', aldus Eus. Hij raadt jongeren daarom aan om minstens een half uur per dag te gaan 'diep lezen: zonder prikkels in het verhaal zitten, zodat je er helemaal in verdwijnt'.

'Het gaat erom dat je plezier hebt aan lezen'

'Lezen moet leuk zijn', vindt staatssecretaris voor Cultuur en Media Gunay Uslu in Op1

Ze ontwikkelt daarom samen met onderwijsminister Dennis Wiersma een programma om lezen te bevorderen. Scholen gaan hierin

27 Leesbevordering beoordelen

meer samenwerken met bibliotheken en leesconsulenten. 'Het gaat erom dat je plezier hebt aan lezen, want niets is leuker dan via een boek in hoofden van personages te kruipen en in een andere wereld te belanden.'

De verplichte literatuur op school, daar draait het volgens schrijver Kluun niet om. Hij vindt het vooral het allerbelangrijkst dát jongeren lezen. 'Daarna zien we wel weer verder.' [...]

De Weddenschap is een programma om jongeren te motiveren om te lezen. Lees de tekst Kies je coach en lees mee. Bekijk ook de website deweddenschap.nl.

a Op welke manier probeert De Weddenschap jongeren aan het lezen te krijgen?

Noem twee dingen.

2

b Kijk naar de dingen die je koos bij vraag 26d. Welke drie dingen vind je terug in De Weddenschap?

c Denk je dat De Weddenschap jongeren motiveert om meer te gaan lezen? Leg je antwoord uit.

d Word jij door De Weddenschap gemotiveerd om meer te gaan lezen?

Leg je antwoord uit.

Bron: bnnvara.nl

www.deweddenschap.nl

KIES JE COACH EN LEES MEE

De Weddenschap is een leesbevorderingscampagne voor leerlingen en docenten in het vmbo, praktijkonderwijs en mbo. Meedoen met de hele school kan natuurlijk ook. De deelnemers lezen drie boeken in zes maanden. Slaag je daarin, dan heb je de weddenschap gewonnen en maken docenten en leerlingen kans op prijzen en de landelijke schooltrofee.

Drie bekende Nederlanders staan model in de campagne als leescoach. Zij dagen, samen met docenten en bibliothecarissen, leerlingen uit om te gaan lezen. De leescoaches kiezen drie boeken en delen hun keuze in de startfilm en maken boekenvlogs. Elke leerling kiest drie passende boeken uit om binnen zes maanden te lezen. Om te helpen bij de keuze voor boeken geven leerlingen, docenten en leesprofessionals elkaar leestips en schrijven recensies. De uit-

Zanger

dagers van dit schooljaar zijn Boaz, Sophie Straat en Wieger Hoogendorp.

Deelnemers kiezen één van hen als lees coach. Na afloop ontvangen zij van hun leescoach een certificaat met daarop de covers van de gelezen boeken en een foto en handtekening van de leescoach. De belangrijkste leescoaches zijn natuurlijk de docenten.

Tijdens het project maken zij boekentiplijsten en leuke opdrachten aan voor de leerlingen.

Daarbij kan je kiezen voor bestaande en deze bewerken of geheel nieuwe maken. De campagne gaat van start op 1 november 2023 en wordt afgesloten op 30 april 2024.

Inclusief digitale toolkit met posters, contractborden en na afloop voor elke leerling een certificaat met de covers van de boeken, foto en handtekening van de leescoach en docent.

Deelname aan De Weddenschap is gratis.

Leescoaches:

Leescoach Boaz is zanger bij de populaire groep Goldband en won met zijn band verschillende prijzen zoals de MTV award. "Ik kreeg met kerst altijd een boek van mijn vader. Lezen was voor mij altijd een manier om uit de realiteit te ontsnappen.

Ik zocht altijd dikke boeken uit. Ik lees veel over de wereld. Het is net als met een film alleen maak je je personages zelf in je hoofd als je een boek leest.

Ik doe mee aan De Weddenschap omdat ik bang ben dat lezen anders vergeten wordt. Lezen geeft je nieuwe inzichten"

Boaz

Sophie Straat

Zangeres

Leescoach Sophie Straat is zangeres en zingt een combinatie van levens- en protestliederen. "Als ik een nummer schrijf start ik eerst met het verhaal dat ik wil vertellen. Daarna volgt de muziek. Ik hou van verhalen en kan altijd inspiratie gebruiken bij het schrijven van mijn nummers. Ik ben dyslectisch, dat maakt het lezen soms lastig. Ik luister ook naar audioboeken. Meedoen aan De Weddenschap? Laten we het gewoon doen, wordt leuk!"

Wieger Hoogendorp

Producer

Leescoach Wieger Hoogendorp is producer en muzikaal multitalent die artiesten als Caro Emerald, Goldband en Sophie Straat achter zijn naam heeft staan. "Mijn vader hield van lezen en voorlezen. De liefde voor boeken heb ik van hem meegekregen. Ik ben een alleslezer, ik vind het leuk om mijn horizon te verbreden. Ik hou van historische boeken zoals boeken van Hilary Mantel. Ik doe mee aan De Weddenschap omdat ik het mooi vind om ook anderen enthousiast te maken voor een goed boek." 70

: deweddenschap.nl

Problemen met taal beschrijven

28 Informatie verzamelen

Je hebt in de voorgaande opdrachten kennisgemaakt met problemen met taal. Je gaat je er nu meer in verdiepen. Lees de theorie Onderwerp verkennen

a Werk samen met een klasgenoot. Zorg voor minstens tien lege kaartjes. Bekijk de bronnen van deze paragraaf.

Noteer belangrijke woorden uit de bronnen op de kaartjes. Schrijf op elk kaartje één woord.

Bron

b In de theorie Onderwerp verkennen zie je een overzicht van woordsoorten. Neem drie A4'tjes. Schrijf op elk A4'tje een woordsoort: werkwoord - zelfstandig naamwoordbijvoeglijk naamwoord.

Sorteer de kaartjes met woorden.

1 Geeft het woord een actie aan? Leg het kaartje bij de woordsoort Werkwoord Voorbeeld: lezen.

2 Is het de naam van een dier, ding of mens? Leg het kaartje bij de woordsoort

Zelfstandig naamwoord. Voorbeeld: het boek.

3 Vertelt het woord iets over een zelfstandig naamwoord? Leg het kaartje bij de woordsoort Bijvoeglijk naamwoord. Voorbeeld: gemakkelijk.

c Kies een van de taalproblemen uit de bronnen. Je gaat het taalprobleem straks beschrijven.

Bedenk vijf vragen bij het taalprobleem. Begin elke vraag met een vraagwoord.

1 Wie

2 Wat

3 Waarom

4 Hoe

5 Hoeveel

d Verzamel de antwoorden op jullie vragen.

• Gebruik daarvoor de bronnen uit deze paragraaf.

• Zet er steeds bij in welke bron je het antwoord gevonden hebt.

THEORIE

Onderwerp verkennen

Als je het onderwerp voor een tekst of presentatie hebt gekozen, dan ga je het onderwerp verkennen. Je gaat na wat je allemaal over het onderwerp weet. Dit kun je op verschillende manieren doen:

• Beantwoord de 5W+1H-vragen bij het onderwerp.

• Maak een woordweb bij het onderwerp.

• Maak een overzicht van woordsoorten bij het onderwerp. kranten

tijdschriften radio televisie sociale media nieuws informatie bloggen media

zelfstandige naamwoorden bij media bijvoeglijke naamwoorden bij media werkwoorden bij media de krant informatieve presenteren de radio actueel schrijven het tijdschrift objectief kijken de televisie nieuwsgierige reageren het nieuws communicatief bloggen de actualiteiten snelle delen de informatie onafhankelijke twitteren het artikel communiceren de journalist lezen de presentator reageren de blog het programma de sociale media de tweet

29

Verslag voorbereiden

Je schrijft samen een verslag over het taalprobleem dat jullie hebben gekozen. Lees de theorie Verslag.

a Gebruik een schrijfplan.

Vul het eerste deel in.

• Bedenk zelf voor welk publiek jullie het verslag schrijven.

• Het verslag moet uit vijf alinea's bestaan.

b Gaat het om een persoonlijk of zakelijk verslag?

Leg je antwoord uit.

c Bekijk jullie informatie om een compleet verslag te schrijven over het taalprobleem kritisch.

Hebben jullie voldoende informatie gevonden?

Zo niet, vul je informatie aan bij vraag 28d. Zoek eventueel online extra informatie op. Gebruik hiervoor niet meer dan 15 minuten.

d Gebruik het schrijfplan.

Vul het schrijfplan verder in.

• Verdeel de gevonden informatie over drie alinea's in het middenstuk.

• Noteer op welke manier jullie het verslag willen inleiden.

• Noteer hoe jullie het verslag willen afronden.

Verslag

THEORIE

In een verslag geef je een beschrijving van één of meer gebeurtenissen, bijvoorbeeld je stage.

Er zijn twee soorten verslagen:

• Een zakelijk verslag. Hierin vertel je zo precies mogelijk wat er is gebeurd. Je noemt alleen feiten. Je eigen mening mag er niet in voorkomen. Een zakelijk verslag is dus een objectieve tekst.

• Een persoonlijk verslag. Hierin vertel je wat er is gebeurd en je geeft hierover je eigen mening. Een persoonlijk verslag is dus een subjectieve tekst.

THEORIE

Schrijfplan maken

Maak een schrijfplan voordat je een tekst gaat schrijven. Hierin zet je:

• de zaken uit je voorbereiding

Denk aan: het onderwerp, het doel, het publiek en hoe lang de tekst moet worden.

• de onderdelen van je tekst

Gebruik steekwoorden. Zet ze in de goede volgorde.

• de afbeeldingen

Zoek goede afbeeldingen voor bij je tekst.

• de titel

Nu je weet wat er allemaal in je tekst komt, kun je een titel bedenken die goed bij de tekst past.

schrijfplan

1 Mijn tekst gaat over:

Het doel van mijn tekst is: informeren / uitleggen / mening geven / overhalen

Het publiek is:

Zo lang moet de tekst zijn:

2 inleiding Ik begin met deze zinnen: middenstuk deelonderwerp In het kort wat ik ga schrijven:

slot Ik sluit af met deze zinnen:

3 titel Een goede titel is:

30 Verslag schrijven

a Schrijf jullie verslag. Gebruik een apart vel papier.

Maak gebruik van jullie schrijfplan. Let op de volgende onderdelen:

• Zorg ervoor dat de opbouw van het verslag past bij het schrijfdoel Informeren.

• Zorg dat het verband tussen de tekstdelen duidelijk is. Gebruik waar nodig signaalwoorden.

• Schrijf in de inleiding de hoofdgedachte van de tekst en kom daar in de afsluiting op terug.

• Denk aan stijlregel 11: Neem teksten nooit zomaar over. Schrijf de gevonden informatie dus niet letterlijk over, maar gebruik je eigen woorden.

• Maak een lijst van gebruikte bronnen aan het eind van het verslag.

b Wissel jullie verslag met een ander tweetal.

Bekijk elkaars verslag kritisch. Geef elkaar tips en tops. Let daarbij op de punten bij vraag a.

c Wissel de tips en tops uit.

Pas jullie verslag eventueel aan met behulp van de gekregen tips.

d Hoe is het schrijven van je verslag gegaan?

• Ik heb signaalwoorden voor tekstverbanden van opsomming en tegenstelling gebruikt.

• De hoofdgedachte is in de inleiding en afsluiting te herkennen.

• Ik heb informatie uit verschillende bronnen gebruikt.

• Het is duidelijk uit welke bronnen de informatie komt.

• Ik heb de gevonden informatie in mijn eigen woorden beschreven.

3.5 Taal in jouw toekomstig leven

LEERDOELEN

Je leert:

• beoordelen of informatie bruikbaar en betrouwbaar is;

• informatie vinden, ordenen en structureren;

• een tekst samenvatten;

• een tekst overzichtelijk opbouwen;

• informatie uit verschillende teksten samenvoegen in een verslag of presentatie.

Taal in de toekomst begrijpen

31 De invloed van taal

Je hebt al verschillende kanten van taal bekeken in dit hoofdstuk. In deze paragraaf ga je uitzoeken welke taal voor jouw toekomst belangrijk is en waarom dat zo is.

Bekijk het fragment De kracht van woorden.

a Werk samen met een klasgenoot.

In het fragment zie je in het begin in het Engels staan: Ik ben blind, help me alsjeblieft.

Aan het einde vraagt de man: Wat heb je met mijn bord gedaan? De vrouw zegt: Ik schreef hetzelfde, maar met andere woorden. De vrouw veranderde de tekst in: Het is een prachtige dag en ik kan het niet zien.

Leg aan elkaar uit waarom mensen meer geld geven als ze lezen wat de vrouw schreef.

b De tekst waarmee het fragment afsluit is: Verander je woorden. Verander je wereld.

Leg deze tekst aan elkaar uit.

Maak gebruik van een voorbeeld uit je eigen leven.

32 Gebruikmaken van de invloed van taal

De manier waarop je communiceert, heeft invloed op hoe anderen jou zien. Dat weten bedrijven ook.

Lees de tekst Met straattaal proberen bedrijven jongeren naar hun vacatures te lokken

Kijk nog eens naar het fragment De kracht van woorden

Wat heeft de tekst te maken met het fragment De kracht van woorden?

Leg je antwoord uit.

a Zoek de woorden op in de tekst. Verbind de woorden aan de juiste betekenis.

werven (regel 1)

• • gemakkelijk toegankelijk recent (regel 8)

• • mensen zoeken om in dienst te nemen laagdrempelig (regel 22)

• • de beschikbare arbeidsplaats de vacature (regel 35)

• • op prijs stellen, respecteren profileren (regel 72)

• • kort geleden waarderen (regel 79-80)

• • er iets mee te maken hebben de bemoeienis (regel 89)

• • duidelijk laten zien wie je bent

b Lees de inleiding en de eerste vier alinea's. Kies de belangrijkste zinnen.

tip  Let op: in belangrijke zinnen staan geen voorbeelden.

■ Om jongeren te werven wordt in vacatureteksten soms de taal aangepast. (regel 1-3)

■ "Jij wilt die doekoe verdienen voor die fissa's, patta's of die flexe waggie." (regel 5-6)

■ Geschreven door klantcontactcentrum Webhelp Nederland, dat werkt voor KPN. (regel 11-12)

■ Bij Indeed, de grootste vacaturesite van Nederland, zien ze het steeds vaker. Werkgevers die een bepaalde doelgroep proberen te bereiken en daarom hun vacatureteksten omgooien. (regel 16-20)

■ Webhelp experimenteert zelfs met een 'emojivatie'. (regel 21-22)

■ Een plaatje van een computer kan bijvoorbeeld betekenen dat iemand handig is met computers. (regel 26-28)

■ "Door de krapte op de arbeidsmarkt is het moeilijker om personeel te vinden. En dus moeten werkgevers nieuwe dingen proberen om openstaande vacatures toch in te vullen." (regel 31-35)

c Lees de rest van de tekst.

Noteer van alinea 6, 7, 8, 9 en 10 de kernzin.

tip  Vaak staat de kernzin aan het begin of aan het eind van de alinea.

• alinea 6:

• alinea 7:

• alinea 8:

• alinea 9:

• alinea 10:

d Je maakt een korte samenvatting van de tekst. Je gebruikt daarbij de hoofdgedachte en de belangrijkste zinnen van de tekst.

Kies de juiste hoofdgedachte van de tekst.

tip  Let op: de hoofdgedachte gaat altijd over de héle tekst.

● Bedrijven gebruiken steeds vaker nieuwe manieren om jongeren over te halen om te solliciteren, omdat er veel vacatures open blijven staan.

● Het is niet handig dat er straattaal in vacatureteksten wordt gebruikt, omdat je die taal niet zoekt in een zoekmachine.

● Zoeken naar jongeren die een baan zoeken gaat steeds gemakkelijker door het gebruiken van straattaal en emoji.

e De laatste alinea is het slot.

Op welke manier wordt de tekst afgesloten?

f Lees de door jou gekozen zinnen bij vraag b en c achter elkaar. Lees ook de hoofdgedachte bij vraag d.

Noteer de inhoud van de tekst in je eigen woorden.

Gebruik ongeveer vijf zinnen.

www.trouw.nl

MET STRAATTAAL PROBEREN BEDRIJVEN JONGEREN NAAR HUN VACATURES TE

Om jongeren te werven wordt in vacatureteksten soms de taal aangepast. Straattaal en Engelse termen zijn populair.

LOKKEN

"Jij wilt die doekoe verdienen voor die fissa's, patta's of die flexe waggie." Het is geen zin uit een rapnummer van een paar jaar geleden, maar het komt uit een recente vacaturetekst voor de functie van 'belbaas' (callcentermedewerker) voor telecombedrijf KPN. Geschreven door klantcontactcentrum Webhelp Nederland, dat werkt voor KPN.

De straattaal in de tekst, doekoe (geld), fissa's (feestjes), patta's (schoenen) en waggie (auto) moet jongeren over de streep trekken

om op de functie te reageren. Bij Indeed, de grootste vacaturesite van Nederland, zien ze het steeds vaker. Werkgevers die een bepaalde doelgroep proberen te bereiken en daarom hun vacatureteksten omgooien.

Webhelp experimenteert zelfs met een 'emojivatie'. Een laagdrempelige manier voor werkzoekenden om in contact te komen met recruiters. Via emoji's (digitale plaatjes) laten ze weten waar ze goed in zijn en wat ze zoeken in een nieuwe baan. Een plaatje van een computer kan bijvoorbeeld betekenen dat iemand handig is met computers.

Ze moeten wel, zegt Arjan Vissers van Indeed. Hij adviseert bedrijven over hoe ze het beste mensen kunnen werven. "Door de krapte op de arbeidsmarkt is het moeilijker om personeel te vinden. En dus moeten werkgevers nieuwe dingen proberen om openstaande vacatures toch in te vullen."

Straattaal is technisch niet handig Een goede vacature verplaatst zich in de doelgroep en is tegelijkertijd goed vindbaar in de algoritmes van het internet, legt Vissers uit. "Het gebruik van straattaal spreekt een bepaalde doelgroep aan en doet iets met de uitstraling van het bedrijf. Maar een tekst met alleen maar straattaal is technisch gezien niet handig. Omdat algoritmes ervoor zorgen dat juist vacatures waarin woorden staan die werkzoekenden vaak gebruiken in zoekmachines, goed zichtbaar zijn. Vissers: "Als je een baan zoekt, google je niet naar termen als 'fissa's'."

En dus zijn er woorden nodig die ervoor zorgen dat je een vacature snel te zien krijgt (zoektermen) en woorden die je vervolgens doen besluiten om te reageren (doelgroeptermen). Pure markering, geeft Vissers toe.

En dat is een proces van vallen en opstaan. "Je ziet vaak dat bedrijven voor één vacature twee verschillende teksten maken en vervolgens kijken welke het beste werkt." [...]

Indeed ziet het gebruik van straattaal nu vaker, bij zowel grote als kleine bedrijven. Ook Engelse termen zijn in trek. Op dit moment neemt 'dataninja', een ander woord voor analist, aan populariteit toe. En bij ING werk je in een 'tribe' (stam) in plaats van in een team. Vissers: "We waarschuwen werkgevers wel, te veel nieuwe woorden en je hebt de kans dat je online onvindbaar wordt."

Profileren op inclusiviteit

Een andere trend die Vissers opvalt: steeds meer werkgevers die op zoek zijn naar jonge mensen profileren zich met hun inzet op diversiteit en inclusiviteit. "Anders dan vorige generaties vindt vooral Generatie Z (jongeren geboren tussen 1995 en 2012, red.) het belangrijk dat bedrijven daarmee bezig zijn", zegt hij.

Hij adviseert werkgevers om intern te testen of een tekst door de doelgroep gewaardeerd wordt. "Je kunt jonge collega's om hun mening vragen", zegt hij. "Meet vervolgens wat wel en niet werkt door het aantal reacties bij te houden en sollicitanten om feedback te vragen."

De functie van 'belbaas' is inmiddels ingevuld. Deze treedt in dienst bij Webhelp en wordt uitgeleend aan KPN. "De vacatureteksten zijn tot stand gekomen zonder bemoeienis van KPN en passen eigenlijk niet zo bij KPN", laat een woordvoerder van het telecombedrijf weten.

33 Jouw taal in de toekomst

Je hebt gemerkt dat de manier waarop je communiceert invloed heeft op het gedrag van de ander, en ook dat taal van een ander invloed heeft op jou. Daarom is het belangrijk dat je taal goed begrijpt. Hoe zal dat gaan in jouw toekomstige leven?

Lees de tekst Taal leren in de praktijk

a Lees alinea 2 nog eens.

Leg uit waarom Van Dijk mondelinge taalvaardigheid zo belangrijk vindt.

b Lees alinea 3 en 4 nog eens.

Noteer van beide alinea's de kernzin.

alinea 3:

alinea 4:

c In alinea 3 staat: 'Deze benadering blijkt erg motiverend voor de leerlingen.'

Leg uit waarom dit zo is.

d In alinea 4 lees je een tegenstelling.

Noteer de tegenstelling.

Noteer ook het signaalwoord waar je de tegenstelling aan herkent.

e Lees het slot van de tekst.

Op welke manier is de schrijver van de tekst aan de informatie van Van Dijk gekomen? Leg uit waardoor je dat weet.

f Van Dijk komt geregeld aan het woord in de tekst.

Bedenk welke vragen de interviewer gesteld kan hebben.

Noteer er twee.

vraag 1:

vraag 2:

g Denk terug aan wat je in de vorige paragraaf hebt gelezen over laaggeletterdheid. Kan de manier van Van Dijk helpen om laaggeletterdheid te voorkomen?

Leg je antwoord uit.

www.taalindepraktijk.nl

TAAL LEREN IN DE PRAKTIJK

Hoe ga je als docent aan de slag om de taalvaardigheid Nederlands van je leerlingen te verbeteren? We spraken Lisa van Dijk, docent Nederlands in de sector Techniek van het Van Gogh College in Eindhoven.

'Ik werk nu zo’n zes jaar op deze school en in die tijd heb ik veel veranderingen meegemaakt, zegt Van Dijk. 'Aan het begin lag de focus vooral op lees- en schrijfvaardigheid.' Volgens de docenten op het Van Gogh College waren dit de cruciale vaardigheden die leerlingen moesten beheersen. 'Toch werd snel geconcludeerd dat mondelinge taalvaardigheid net zo belangrijk is, omdat dat in vervolgopleidingen wordt getoetst en, nog belangrijker, omdat dit essentieel is in het toekomstige beroep van leerlingen. Neem bijvoorbeeld de opleiding tot elektromonteur; van die leerlingen wordt verwacht dat ze niet alleen technische kennis opdoen, maar ook goed kunnen communiceren met klanten.'

De aanpak van Van Dijk om mondelinge taalvaardigheid te onderwijzen blijkt effectief. 'Samen met mijn leerlingen voer ik gesprekken die ze later ook op de werkvloer voeren. Ik neem de rol aan van een klant en laat hen antwoorden alsof ze mij helpen met een technische vraag.' Deze benadering blijkt erg motiverend voor de leerlingen. Volgens Van Dijk hebben leerlingen zo veel meer het gevoel dat ze iets waardevols leren. 'Als ik dit in een les zou doen en het

Nederlands zou noemen, dan verliezen ze snel hun interesse. Dat zie ik ook wanneer ik ze vraag om opdrachten uit het boek te maken of een spreekbeurt laat houden over een willekeurig onderwerp. Zolang ze niet inzien wat het hen oplevert, zijn ze veel minder enthousiast.'

De benadering vanuit de praktijk blijkt van groot belang voor het verbeteren van taalvaardigheden, merkt de docent op. Maar het voeren van deze gesprekken kost ook veel tijd. Van Dijk werkt daarom samen met collega's die praktijkvakken geven en die ook direct ervaren dat de leerlingen hier profijt van hebben. Soms past deze samenwerking niet goed in het rooster en dan zoekt ze naar andere manieren om haar les in te vullen.

Bijvoorbeeld door leerlingen te vragen of ze zelf nog voorbeelden hebben. 'Onlangs vroeg ik wie er nog op zoek was naar een stage. Toen meerdere leerlingen aangaven op zoek te zijn naar een stageplek, stelde ik voor om samen met de klas een sollicitatiegesprek voor te bereiden. Het was ongelofelijk; er ontstond een levendige en verhitte discussie. Iedereen gaf input over hoe je je als leerling het beste kon presenteren. "Nee, dat moet je zo niet zeggen, dat klinkt niet professioneel." "Je moet het zo formuleren!"

Uiteindelijk heeft de hele klas bijgedragen aan de voorbereiding.'

Of deze aanpak van Van Dijk ook toepasbaar is in andere sectoren? ‘Absoluut! Ook in de zorg of in commerciële beroepen moet je in staat zijn om een zakelijk gesprek te kunnen voeren of een sociaal praatje te maken met klanten. Ik ben ervan overtuigd dat mbo-instellingen ook betere resultaten kunnen boeken als ze de basisvaardigheden Nederlands aanpakken samen met praktijkvakken.' Bron: www.taalindepraktijk.nl

34 Vaktaal moet je leren

Bekijk het fragment Wat is jargon?. Lees de theorie Aantekeningen maken nog een keer.

Maak aantekeningen van de informatie in het fragment.

a Vaktaal wordt ook wel vakjargon of jargon genoemd. Leg in je eigen woorden uit wat jargon betekent.

b Je hebt eind vorig jaar een profiel gekozen voor de bovenbouw. Welk profiel heb je gekozen?

■ Bouwen, wonen en interieur

■ Produceren, installeren en energie

■ Mobiliteit en transport

■ Media, vormgeving en ICT

■ Maritiem en techniek

■ Zorg en welzijn

■ Economie en ondernemen

■ Horeca, bakkerij en recreatie

■ Groen

■ Dienstverlening en producten

c Denk na over welk beroep je zou willen kiezen. Noteer het beroep in het midden van een A4'tje.

Maak een woordveld met woorden die bij jouw beroep horen.

• Zoek eventueel op internet naar meer informatie als je weinig woorden weet.

• Doe dat maximaal 5 minuten.

d Werk samen met een klasgenoot. Bekijk om de beurt elkaars woordveld.

Markeer de woorden die volgens jullie bij het jargon van het beroep horen.

Check of jullie de woorden begrijpen.

e Bedenk een manier om de gevonden woorden te bewaren. Vul de woorden aan in de komende lessen.

Taal in de toekomst gebruiken

35 Het belang van taal

Ondanks dat bedrijven en werkgevers al meer aanpassingen doen om bij de taal van jongeren aan te sluiten, zul je toch veel moeten leren om in de toekomst een baan te krijgen en goed te kunnen werken. In dit hoofdstuk heb je veel gelezen en geluisterd naar informatie over straat- en streektaal, verandering van taal, taalproblemen en creatieve taal. Ook heb je nagedacht over vaktaal die bij jouw richting past. In deze paragraaf bereid je je voor op de taal die je nodig hebt in jouw toekomst.

a Wat is het onderwerp van deze tekst?

Beschrijf het in één zin.

b Leg uit wat dit spel te maken heeft met laaggeletterdheid. Gebruik daarbij informatie uit de tekst.

c Voor wie is deze tekst bedoeld?

Leg uit waaraan je dat ziet.

e Wat vind je van het idee om het spel life@18 voor jongeren te maken? 3.5

Lees de tekst Life@18 bereidt jongeren voor op regelwerk vanaf hun achttiende.

d Laaggeletterd zijn heeft gevolgen voor de toekomst. In de tekst worden drie voorbeelden van problemen genoemd.

Welk probleem lijkt jou het grootste probleem?

Leg je antwoord uit.

LIFE@18 BEREIDT JONGEREN VOOR OP REGELWERK VANAF HUN ACHTTIENDE

Wanneer jongeren 18 jaar oud worden, komt er veel op hen af. Denk aan een aansprakelijkheids- of zorgverzekering kiezen en zich wel of niet registreren als donor. Het is belangrijk dat jongeren daarvoor voldoende kunnen lezen, schrijven, rekenen en omgaan met computers en smartphones. Helaas neemt het aantal jongeren met een taalachterstand toe. Daarom ontwikkelden we met Raccoon Serious Games de gratis educatieve game Life@18. Daarmee leren jongeren wat er op hen afkomt vanaf hun achttiende en hoe ze dit het beste kunnen aanpakken. Verschillende scholen en studenten testten de game. De Nationale Postcode Loterij maakte de ontwikkeling van het spel mogelijk met een extra bijdrage.

Basisvaardigheden

Een verzekering kiezen of je studiefinanciering aanvragen, overal geldt: voldoende taal-, reken- en digitale vaardigheden zijn nodig. Maar 1 op de 4 van de 15-jarigen in Nederland heeft een leesachterstand. En meer en meer jongeren verlaten vroegtijdig het mbo zonder diploma. Of ze komen van school met diploma, maar met een te laag taalniveau. Lezen, schrijven, rekenen en digitale vaardigheden zijn inmiddels onmisbare basisvaardigheden in beroepen, in de samenleving en tijdens vervolgstudies. Life@18 bereidt jongeren voor op al het regelwerk, waarmee ze te maken krijgen vanaf hun achttiende. En het maakt hen bewust van hoe belangrijk onder meer taal- en rekenvaardigheden zijn. We testten hiervoor het spel op verschillende mbo-scholen met studenten en docenten.

Inzetbaarheid

Het spel is niet alleen inzetbaar tijdens de taal- en rekenlessen, maar ook breder.

Bijvoorbeeld tijdens lessen gericht op loopbaanoriëntatie of bij lessen Burgerschap. Universiteit Twente valideerde het spel. Life@18 geeft spelers meer zekerheid als het gaat om regelen van geldzaken. Voor een optimaal effect kan het spel het beste in groepsverband nabesproken worden. Met het spel willen we jongeren en mbodocenten nog bewuster maken dat voldoende kunnen lezen en schrijven belangrijk is voor de toekomst van jongeren. Zowel op de arbeidsmarkt, als in de samenleving.

Jada Dorssers, tester van het spel en student Gilde Opleidingen in Venlo:

"Ik had eerst ook moeite met de dingen begrijpen, maar als ik dit spel speel wordt het steeds duidelijker: waarvoor je allemaal moet gaan betalen en welke verantwoordelijkheden je krijgt al je 18 wordt. Het is heel leerzaam en het wordt op een speelse manier uitgelegd".

Geke van Velzen, directeur-bestuurder:

"We zetten ons ervoor in dat jong en oud in Nederland kan lezen, schrijven, rekenen en omgaan met computers en smartphones. Nu al zijn 2,5 miljoen volwassenen laaggeletterd. Ze vinden moeilijker een baan. Ze leven ongezonder en hebben minder grip op hun geldzaken. We willen voorkomen dat jongeren met een taalachterstand in diezelfde pro-

blemen komen. We kunnen het tij keren als we blijven investeren in deze jongeren, zodat ze niet stil komen te staan. We wilden dat dit spel dan ook zo goed mogelijk past bij jongeren. Daarom deden we met mbo-leerlingen verschillende tests. We vroegen hen ook wat

36 Je eigen taalkennis uitbreiden

a Denk na over jouw taalgebruik.

Vul het taalpaspoort in.

ze belangrijk vinden in games. Zij houden bijvoorbeeld van een spelelement. Daarom zit in Life@18 een scorebord. Zo kunnen spelers zien hoe goed ze het doen."

Bron: lezenenschrijven.nl

Kijk eventueel nog eens naar wat je hebt opgeschreven bij de opdrachten eerder in dit hoofdstuk.

Taalpaspoort van:

a Mijn thuistaal:

b Andere talen die ik spreek:

c Taal die ik het liefst spreek:

d Taal die ik het best spreek:

e (Vak)taal die ik wil leren:

f Taal die ik nodig heb voor mijn toekomst:

g Mooiste woord:

h Woord dat bij mij past:

b Bekijk in je taalpaspoort de vakken e en f.

Noteer wat je nodig hebt om deze taal of talen te leren.

Maak een lijst. Denk bijvoorbeeld aan:

• Wie kan je helpen?

• Waar kun je de taal leren?

• Wat helpt om de taal beter te spreken?

• Welke ervaringen heb je nodig?

Gebruik een apart vel papier.

c Vergelijk je antwoorden met die van een klasgenoot.

Vul je lijst eventueel aan.

d Maak een plan om deze taal of talen te leren.

Vul de tabel in.

Beschrijf:

1 wat je precies wil leren: wat is je doel?

2 waar je nu staat: wat kun je al?

3 in welke volgorde je het wil leren.

4 wat je gaat doen om het te leren.

Mijn toekomstige taalplan

Dit wil ik leren:

Dit kan ik al:

Volgorde:

Acties:

e Vergelijk je plan met dat van een klasgenoot. Geef elkaar een tip en een top.

Pas het eventueel aan en bewaar het goed.

37 Een verslag voorbereiden

Op school, op je stage of op je werk kom je vaktaal tegen. Je gaat een verslag schrijven over taal tijdens een werk- of schoolervaring van jezelf. Je gebruikt de bronnen uit dit hoofdstuk om ook enkele feiten over het taalgebruik te beschrijven.

Lees de theorie Verslag, Informatie zoeken en Informatie beoordelen. Bekijk alvast waar je verslag aan moet voldoen bij Verslag schrijven, vraag b

a Gebruik een schrijfplan. Kies een onderwerp voor je verslag: een dag op je werk, een dag op je stage of een dag op school.

Vul het eerste deel van het schrijfplan in.

1 Het doel is informeren en ervaringen delen.

2 Je schrijft het verslag voor je medeleerlingen en docent.

b Bereid de dag die je gaat volgen voor. Bekijk de theorie Aantekeningen maken en bedenk hoe je het beste aantekeningen kunt maken.

Maak aantekeningen tijdens of na de dag.

Let op die dag op deze dingen:

• de taal die met jou wordt gesproken;

• de taal die anderen met elkaar spreken;

• de vaktaal die gebruikt wordt;

• jouw gevoel tijdens momenten waarop je met anderen spreekt;

• grappen die gemaakt worden;

• hoe begrijpelijk de taal voor jou is.

Gebruik een apart vel papier.

c Je hebt aantekeningen gemaakt van je dag op je werk, stage of op school. Vul het middelste deel van het schrijfplan in.

Gebruik je aantekeningen om drie alinea's te vullen.

Houd ruimte over om later nog een vierde alinea te vullen.

d Je hebt nu in je schrijfplan jouw ervaringen met taal op school, je stage of je werk beschreven. Dit zijn onderwerpen waarover je in dit hoofdstuk meer te weten bent gekomen. Lees je schrijfplan door en bekijk welke informatie uit de bronnen van dit hoofdstuk je kunt toevoegen.

Schrijf drie zoekvragen op.

VOORBEELD

Je hebt gepraat met iemand die dialect sprak. Je hebt jouw ervaring opgeschreven, maar wil nog toevoegen of iemand die dialect spreekt ook zonder dialect kan spreken. Je noteert dan de zoekvraag: Kan iemand die dialect spreekt ook zonder dialect spreken?

e Zoek de antwoorden op je vragen op.

• Maak aantekeningen.

• Gebruik eerst de bronnen uit het hoofdstuk.

• Vind je niet wat je zoekt, zoek dan verder op internet. Let op: gebruik daar niet meer dan 15 minuten voor.

• Beoordeel je gevonden bronnen op betrouwbaarheid.

Gebruik een apart vel papier.

f Vul je drie alinea's in je schrijfplan aan met de informatie die je hebt gevonden.

g Je hebt drie alinea's gevuld met je ervaringen en eventuele aanvulling uit de bronnen. Je voegt nog een vierde alinea toe. Bereid je vierde alinea voor.

Bedenk welke moeilijkheden jij op je werk/stage/school tegen zou komen als je niet goed kunt lezen en schrijven, dus laaggeletterd bent.

Noteer dit in je schrijfplan als vierde alinea van je middenstuk.

Verslag

THEORIE

In een verslag geef je een beschrijving van één of meer gebeurtenissen, bijvoorbeeld je stage.

Er zijn twee soorten verslagen:

• Een zakelijk verslag. Hierin vertel je zo precies mogelijk wat er is gebeurd. Je noemt alleen feiten. Je eigen mening mag er niet in voorkomen. Een zakelijk verslag is dus een objectieve tekst.

• Een persoonlijk verslag. Hierin vertel je wat er is gebeurd en je geeft hierover je eigen mening. Een persoonlijk verslag is dus een subjectieve tekst.

THEORIE

Informatie beoordelen

Niet alle informatie die je leest of hoort, is betrouwbaar. Als je informatie van internet haalt voor een tekst, gebruik dan alleen betrouwbare informatie. Om erachter te komen of de website en de informatie erop betrouwbaar zijn. Stel je jezelf de volgende vragen:

• Wie heeft de informatie op internet gezet?

• Weet de schrijver veel van het onderwerp af? Is de schrijver een deskundige?

• Kun je de inhoud controleren met behulp van andere bronnen?

• Wat is het doel van de informatie? Wil de schrijver je informeren, overtuigen of overhalen? Informerende teksten zijn het meest betrouwbaar.

• Is de informatie niet verouderd?

• Worden er weinig tot geen spel- of taalfouten gemaakt?

38 Een verslag schrijven

a Schrijf een kladversie van je verslag. Gebruik een apart vel papier. Let op de volgende punten:

• Noem in de inleiding het onderwerp en de hoofdgedachte.

• Beschrijf in het middenstuk jouw dag op je werk/stage/school. Vertel je ervaringen en beschrijf je mening. Vul deze alinea's aan met de informatie die je vond met je zoekvragen.

• Beschrijf in je vierde alinea over laaggeletterdheid alleen feiten.

• Begin of eindig elke alinea met een kernzin waarin je de hoofdzaak noemt. Geef extra informatie, uitleg of voorbeelden in de overige zinnen.

• Herhaal in het slot de hoofdgedachte.

• Gebruik formele taal (nette woorden).

• Denk aan de stijlregels die je tot nu toe geleerd hebt.

• Zet een korte, duidelijke titel boven je verslag.

• Zet je voor- en achternaam onder je verslag.

• Noteer de bronnen waaruit je informatie komt.

• Zorg ervoor dat je verslag minimaal 250 woorden telt.

b Ruil je verslag met dat van een klasgenoot.

Lees het verslag van je klasgenoot en beantwoord de volgende vragen met ja of nee.

• Staat er een titel boven de tekst?

• Worden het onderwerp en de hoofdgedachte in de inleiding genoemd?

• Is de tekst verdeeld in goed zichtbare alinea's?

• Begint of eindigt elke alinea van het middenstuk met een kernzin waarin de hoofdzaak wordt genoemd?

• Wordt de hoofdgedachte in het slot herhaald?

• Heeft je klasgenoot zijn voor- en achternaam onder zijn verslag gezet?

• Heeft je klasgenoot zich gehouden aan de stijlregels?

• Is het taalgebruik formeel?

• Zijn de bronnen genoteerd?

• Bestaat het verslag uit minimaal 250 woorden?

nee

c Geef aan welke informatie jij overbodig vindt in het verslag van je klasgenoot. Doe dit door woorden of zinnen te markeren. Schrijf onder de tekst waarom je deze informatie niet belangrijk vindt.

d Geef het verslag terug. Lees de antwoorden op de vragen en maak een nette versie van je verslag. Houd rekening met de feedback van je klasgenoot.

e Beoordeel je eigen verslag. Hoe is het schrijven van je verslag gegaan?

• De opbouw van de tekst past bij het doel informeren

• Ik heb meningen en feiten beschreven.

• Ik ben elke alinea met een kernzin begonnen of geëindigd.

• Ik heb informatie uit verschillende bronnen toegevoegd.

• Het is duidelijk uit welke bronnen de informatie komt.

• Ik heb formele taal gebruikt en gelet op de stijlregels.

3.6 Eindopdracht

Je leert:

• Je past toe wat je in dit hoofdstuk hebt geleerd.

Verslag over jezelf

Inleiding

LEERDOELEN

Je hebt in dit hoofdstuk gelezen over de problemen van volwassen mensen die moeite hebben met lezen en schrijven. Je ontdekte ook hoe belangrijk het is voor jongeren om op voldoende niveau te kunnen lezen en schrijven als ze van school gaan, zodat ze volwaardig mee kunnen doen in de maatschappij. Toch vinden veel jongeren lezen en schrijven tijdverspilling en doen dit vaak alleen omdat het moet. Hoe is het bij jou op school met lezen en schrijven gesteld? Op welke manier kun je klasgenoten motiveren om meer te gaan lezen en schrijven? In deze eindopdracht onderzoek je het lezen en schrijven bij jou op school, schrijf je hierover een verslag en je bedenkt een manier om lezen en schrijven leuk te maken.

Bekijk eerst het beoordelingsmodel. Lees de eindopdracht helemaal, zodat je weet wat je moet doen. Zorg voor een nieuw schrijfplan en papier om aantekeningen te maken. Als je een enquête wilt houden, heb je ook een computer nodig.

Beoordelingsmodel

Let bij het beoordelen van je verslag op de volgende punten:

• De opbouw van de tekst past bij het doel informeren.

• Ik ben elke alinea met een kernzin begonnen of geëindigd.

• Ik heb formele taal gebruikt en gelet op de stijlregels.

• Ik heb verbindingswoorden gebruikt.

• In de inleiding is de hoofdgedachte van het verslag duidelijk.

• Ik heb de antwoorden uit het vraaggesprek verwerkt in mijn verslag.

Informatie verzamelen

a Om het onderwerp te onderzoeken, bedenk je eerst een aantal onderzoeksvragen. Noteer minstens zes onderzoeksvragen.

• Bedenk twee vragen over het belang van lezen en schrijven, twee over motivatie van jongeren om te lezen en te schrijven en twee over manieren om lezen en schrijven te stimuleren.

• Maak van je tweede vraag steeds een doorvraag op je eerste vraag.

2 3 4 5 6

b Zoek antwoorden op je vragen.

• Zoek eerst in de bronnen van dit hoofdstuk.

• Kom je informatie tekort, zoek dan verder op internet. Gebruik hiervoor niet meer dan 30 minuten.

• Maak aantekeningen van de antwoorden op je zoekvragen. Je kunt deze aantekeningen, verdeeld over drie alinea's, ook alvast in je schrijfplan schrijven.

• Noteer bij je aantekeningen de bron waarin je de informatie vond.

Vraaggesprek houden

c Om bij jou op school te onderzoeken of leerlingen lezen en schrijven en wat hun mening hierover is, houd je een vraaggesprek. Je kunt een mondeling interview houden met enkele leerlingen of een schriftelijke enquête maken voor een grotere groep leerlingen.

Noteer vier tot zes vragen.

Bedenk zowel open als gesloten vragen. 1 2 3 4 5 6

Enquête houden

Houd je een interview, sla deze vraag dan over.

Werk je vragen uit de vorige opdracht uit tot een enquêteformulier.

• Typ je vragen duidelijk en in goede zinnen.

• Geef na elke vraag ruimte om een antwoord te noteren.

• Geef eventueel keuzeantwoorden, zodat het voor jou gemakkelijker is om de antwoorden te verwerken.

• Zet erbij wie je bent, waarom je deze enquête houdt en wat je met de antwoorden gaat doen. Zet er ook bij hoe ze het ingevulde formulier weer aan jou terug kunnen geven.

• Zorg voor voldoende exemplaren van je enquêteformulier.

Interview houden

Houd je een enquête, sla deze vraag dan over.

Werk je vragen uit de vorige opdracht uit tot een voorbereiding voor je interview.

• Zet je vragen zo op een vel papier dat je er aantekeningen bij kunt maken.

• Bedenk hoe je je interview begint en afsluit.

• Bedenk welke mensen je gaat interviewen.

Vraaggesprek houden

Houd je enquête of interview.

Interview:

• Stel de vragen die je hebt gemaakt.

• Noteer de antwoorden van de ander goed leesbaar bij je vragen.

• Kijk hoe je de antwoorden kunt gebruiken in je verslag.

Enquête:

• Verzamel de ingevulde enquêteformulieren.

• Zoek naar overeenkomsten en verschillen. Kijk of je de resultaten kunt beschrijven als: meer dan de helft van de leerlingen..., of: enkele leerlingen vinden...

Oplossing bedenken

Bekijk de antwoorden die je hebt gevonden en gekregen op je onderzoeksvragen.

Bedenk een manier waarop je lezen en schrijven leuk kunt maken voor je medeleerlingen.

Beschrijf je idee met behulp van de 5W+1H-vragen.

Schrijfplan maken

Neem je schrijfplan, je aantekeningen en het interview of de enquête.

Vul het schrijfplan in voor een verslag van vijf alinea's.

• Bedenk voor welk publiek jouw verslag bedoeld is.

• Gebruik een pakkende manier om je verslag in te leiden.

• Sluit je verslag af met jouw idee in de vorm van een advies.

• Verdeel je informatie logisch over de alinea's.

Je verslag schrijven

d Schrijf een kladversie van je verslag.

• Beschrijf in een pakkende inleiding het onderwerp en de hoofdgedachte.

• Verdeel het middenstuk in alinea's. Behandel in elke alinea een ander deelonderwerp.

• Begin of eindig elke alinea van het middenstuk met een kernzin. Geef extra informatie of voorbeelden in de overige zinnen.

• Maak gebruik van verbindingswoorden.

• Herhaal in het slot de hoofdgedachte in andere woorden. Sluit af met een vraag.

• Gebruik minimaal 250 woorden.

• Denk aan de stijlregels.

• Gebruik formele taal.

e Werk samen met een klasgenoot.

Lees elkaars verslag kritisch door en geef elkaar feedback.

Let daarbij op de punten bij vraag d.

f Schrijf je verslag in het net.

g Bedenk een opvallende titel en plaats tussenkopjes.

Maak daarbij creatief gebruik van taal. Kijk eventueel naar de bronnen van de paragraaf Gevoelig voor taal.

h Voeg een illustratie, foto of emoji toe die bij jouw advies past.

Je verslag evalueren

Hoe beoordeel je jouw verslag?

• De opbouw van de tekst past bij het doel informeren

• Ik ben elke alinea met een kernzin begonnen of geëindigd.

• Ik heb formele taal gebruikt en gelet op de stijlregels.

• Ik heb verbindingswoorden gebruikt.

• In de inleiding is de hoofdgedachte van het verslag duidelijk.

• Ik heb de antwoorden van het vraaggesprek verwerkt in mijn verslag.

3.7 Terugblik

Je leert:

• Je kijkt terug op je werk.

Wat neem ik mee?

Wat neem ik mee?

LEERDOELEN

In dit hoofdstuk heb heb je veel gelezen, gehoord en geleerd over taal. Je hebt hier extra informatie over opgezocht. Je hebt deze kennis toegepast in een vraaggesprek of een enquête en hiervan een verslag geschreven.

Kijk nu terug op de leerdoelen van het hoofdstuk. Oefen daarna verder op je eigen niveau.

a Heb je de leerdoelen van dit hoofdstuk bereikt?

• Ik kan informatie vinden, ordenen en structureren.

• Ik kan beoordelen of informatie bruikbaar en betrouwbaar is.

• Ik kan de hoofdpunten van fragmenten begrijpen.

• Ik kan relaties leggen tussen tekstdelen en tussen tekst en beeld.

• Ik kan alinea's op een goede manier met elkaar verbinden.

• Ik kan het onderwerp en de deelonderwerpen van een tekst en fragment bepalen.

• Ik kan verbanden voor opsomming en tegenstelling herkennen en gebruiken.

• Ik kan kernzinnen in een tekst herkennen.

• Ik kan een tekst samenvatten.

• Ik kan een tekst overzichtelijk opbouwen.

• Ik kan informatie uit verschillende teksten samenvoegen in een verslag of presentatie.

• Ik kan informatie verzamelen en verwerken via een vraaggesprek.

• Ik kan het doel van mijn gesprek duidelijk maken.

b Kies twee leerdoelen die je nu goed kunt. In welke opdrachten in dit hoofdstuk zie je dat je dit goed kunt? Noem bij elk leerdoel een opdracht.

c Met welk leerdoel wil je verder oefenen? Denk na hoe je dat zou kunnen doen.

VERDER OEFENEN?

Via Op niveau online kun je verder oefenen op jouw niveau. Kijk naar de smileys die je hebt gekozen en bepaal wat bij jou past:

Heb je vooral en gekozen? Doe dan de basisopdrachten. Heb je vooral en gekozen? Doe dan de plusopdrachten.

Wij zijn taal

We hebben letters in ons DNA en in onze chromosomen. Zelfs een bloedgroep met één of twee letters. Het hele alfabet zit in ons. Taal zit in ons. Zo kunnen we uitdrukken wie we zijn, wat we denken en wat we voelen. Bovendien helpt taal ons om contact met anderen te maken en de wereld te begrijpen. Met Op niveau ontdek je het plezier, de kracht en de duizend-en-een mogelijkheden van taal.

Elk mens wil zo goed mogelijk uit de verf komen. Jezelf ontwikkelen tot wie je bent. Taal is daarin onmisbaar. In deze lesmethode ontdek je stap voor stap hoe taal je belevingswereld vergroot. Daarom is Nederlands in Op niveau niet in losse delen geknipt – van taalkennis tot persoonlijke vaardigheden – maar zien we het als een stevig vlechtwerk, dat je zelf creëert. Zo ervaar je het nut en de noodzaak van de lesstof. Van a tot z. Want ook jij bent taal.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.