Proefkatern leeropdrachtenboek 4/5 havo

Page 1



Methode Taalvaardigheid Nederlands Op niveau tweede fase Leeropdrachtenboek

Paul Merkx Everlien Flier Jan Hadders Ruud Alers Eindredactie Annet Talsma Evelien Otte

4/5 havo


Woordenschat Vormgeving

Methodeoverzicht

Omslag en blokopeningen:

Op niveau tweede fase sluit aan op Op niveau onderbouw en is op de volgende manier opgebouwd:

Sproud, Sanneke Prins Binnenwerk:

Leerjaar 6 5/6v

Studio Michelangela, Utrecht

Leerjaar 5 45h leerjaar 4

4b

4k

4gt

4v

Opmaak

leerjaar 3

3b

3k

3gt

3h

3v

Studio Michelangela, Utrecht

leerjaar 2

2bk

2(k)gt 2(t)h

2hv

2v

leerjaar 1

1bk

1kgt

1hv

1v

1th

Bureauredactie Bureau Sproet, Arnhem

Werkvormen Mix: boeken + startlicentie

100 % digitaal

leerling

Leeropdrachtenboek

Leeropdrachtenboek

Leerling totaallicentie

+ startlicentie

in Schooltas

leeropdrachtenboek

+ startlicentie (in eDition)

Voor de docent is er een Docent totaallicentie.

Dyslexie In de opmaak hebben we zo veel mogelijk rekening gehouden met dyslectische leerlingen. Daarbij zijn alle teksten ingesproken en dus als audio beschikbaar.

Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff is dé educatieve mediaspecialist en levert educatieve oplossingen voor het Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Middelbaar Beroepsonderwijs en Hoger Onderwijs. Deze oplossingen worden ontwikkeld in nauwe samenwerking met de onderwijsmarkt en dragen bij aan verbeterde leeropbrengsten en individuele talentontwikkeling. ThiemeMeulenhoff haalt het beste uit élke leerling. Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze educatieve oplossingen: www.thiememeulenhoff.nl of via de Klantenservice 033 448 3600. ISBN 978 90 06 627633 Derde druk, eerste oplage, 2017 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2017 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.


1

Woordenschat Inhoud

Introductie

4

Leerstofoverzicht

6

Blok 1 Publiek en doel • verwerking • theorie

Blok 2 Structuur • verwerking • theorie

Blok 3 Argumenteren • verwerking • theorie

Blok 4 Hoofd- en bijzaken • verwerking • theorie

Blok 5 Examen • verwerking • theorie

Blok 6 Taalverzorging Spelling & interpunctie en Formuleren • verwerking • theorie Werkwijzer Grammatica

Rubrics Spreken en Gesprekken Rubrics Schrijven Verantwoording Register Overzicht theorie

8 9 51


1

Woordenschat Introductie

Over Op niveau tweede fase, 3e editie Op niveau tweede fase is een methode taalvaardigheid. Je kunt de opdrachten op verschillende manieren doorwerken. Je kunt ze ook combineren. Modulair: via de vaardigheden Je werkt langere tijd aan een vaardigheid (module). Bij Lezen komt theorie aan bod die je ook nodig hebt bij de andere vaardigheden. Je begint dus met Lezen: Lezen blok 1, Lezen blok 2, enzovoort. Daarna werk je bijvoordeeld de module Schrijven door of Spreken, kijken en luisteren. Lineair: via de blokroute Je werkt blok na blok door. In één blok doe je dan verschillende vaardigheden na elkaar. Eerst Woordenschat, dan Lezen, daarna Schrijven en ten slotte Spreken, kijken en luisteren. De leerstof van de vaardigheden binnen een blok hangt met elkaar samen. In blok 1 gaat het bij alle vaardigheden om Publiek en doel en bij blok 3 om Argumenteren. Leerstofoverzicht

Leerstofoverzicht

Lineair

Module

Blok 1 Publiek en doel

Blok 2 Structuur

Blok 3 Argumentatie

Blok 4 Hoofd- en bijzaken

Blok 5 Examen

Woordenschat

Tekstbegrip en moeilijke woorden

Woorden uit de media

Woorden rond argumenteren en bijzonder taalgebruik

Woorden rond hoofd- en bijzaken

Woorden uit het Centraal Examen

Verbanden tussen tekstdelen – Tekststructuur

Argumenteren

Samenvatten – teksten vergelijken

Het centraal examen

• woordraadstrategieën • formele en informele woorden • functie-eisen en beroepen

Lezen

Presentatie van de tekst – Schrijfdoelen, tekstsoorten en tekstvormen • • • • • • •

Schrijven

Zakelijke brief en e-mail • • • • •

6

manieren van lezen (deel)onderwerp en hoofdgedachte (onder)titel en tussenkopjes alinea en kernzin publiek bepalen intentie van de schrijver feitelijke en waarderende uitspraken

brieven en e-mails schrijven schrijfdoel bepalen en toepassen structuur: aanhef, middenstuk, slot curriculum vitae taalgebruik afstemmen op situatie en publiek

Spreken, kijken en luisteren

Zakelijke gesprekken

Taalverzorging

Spelling en interpunctie Formuleren Werkwijzer Grammatica

• • • • •

sollicitatiegesprek lichaamstaal klachtengesprek probleemoplossend gesprek adviesgesprek

• verbanden d.m.v. verbindingswoorden • oorzaak-gevolg, middel-doel, opsomming • verbanden tekstdelen en teksten • betekenisvolle eenheden van een tekst • tekstsoorten en schrijfdoelen

Informerende teksten • tekstvorm en medium kiezen • opbouw van een tekst (schrijfplan) • informeren en uiteenzettende teksten schrijven • functioneel en illustratief beeld bij een tekst kiezen • tekst beoordelen en verbeteren • schrijfdossier taalportfolio aanleggen

Informerende presentatie • • • •

structuur van presentatie spreekplan informerende presentatie beoordeling van presentatie

Digitaal beschikbaar

• onderscheid maken tussen standpunt en argument • onderscheid tussen objectieve en subjectieve argumenten en tussen drogreden en argument • argumentatie beoordelen op aanvaardbaarheid • argumentatieschema’s herkennen • taalgebruik beoordelen en ironie herkennen

Betogende en beschouwende teksten • informatie beoordelen en verwerken • bronvermelding maken • tekstvorm kiezen die past bij het publiek • betoog, beschouwing, essay en recensie schrijven • column, blog en online reactie schrijven

Betogende en beschouwende presentatie, discussiëren en debatteren

• samenvatten • satellietteksten vergelijken • incorrecte formuleringen en onjuist taalgebruik

Documenteren – Onderzoek doen

• teksten met examenvragen • geleide samenvatting • voorbeeldexamen Lezen

Modulair

Het schoolexamen Schrijven

• interviewen en enquêteren • onderwerp, onderzoeksvragen en hoofd- en deelvragen • gegevens presenteren: onderzoeksverslag • documentatiemap • werkstuk

Documenteren – Onderzoek doen zie module Schrijven

Het schoolexamen Spreken, kijken en luisteren

Voorbereiding po en pws Taalbeschouwing Extra oefenmateriaal

Hoofdvaardigheden

7

Woordenschat

Je vergroot je woordenschat, die je nodig hebt voor de andere vaardigheden en het eindexamen. Lezen Je leert hoe teksten in elkaar zitten en de inhoud te analyseren zodat je de teksten beter kunt begrijpen. Schrijven Je leert hoe je goede teksten kunt schrijven, zoals een blog, betoog, klachtenmail, en hoe je een zakelijke brief opstelt/indeelt. Spreken, kijken en luisteren Je oefent met het houden van een presentatie, het voeren van een discussie en vergaderen. Je leert deze vaardigheden ook op waarde te schatten.

Ondersteunende vaardigheden Spelling & interpunctie Formuleren

Je oefent met schrijven, waarbij je de regels van spelling en interpunctie toepast. Je leert goed te formuleren en teksten die je spreekt of schrijft logisch op te bouwen.

Digitaal beschikbaar Taalbeschouwing

Voorbereiding po en pws Extra oefenmateriaal

4

Je bestudeert het verschijnsel taal. Je leert bijvoorbeeld meer over taalontwikkeling, groepstalen en de afkomst van woorden. Taalbeschouwing komt daarnaast ook aan bod bij de hoofdvaardigheden. Bij het maken van een profielwerkstuk en een praktische opdracht voor andere vakken heb je vaardigheden nodig die je bij Nederlands leert. In deze module kun je daarmee oefenen. Na het maken van een instaptoets kun je extra oefenen op je eigen niveau.


Digitaal materiaal Leerling startlicentie

Leerling totaallicentie

Docent totaallicentie

(Beoordelings)formulieren

Alle theorie

Alle onderdelen van de leerling

Alle opdrachten

startlicentie en de totaallicentie

Alle onderdelen van de startlicentie

Extra oefenmateriaal

Schooltasbestand van de complete

Antwoorden

theorie Woordenlijsten

Toetsen

Rubrics Schrijven

Lesbrieven Alles over taal

Rubrics Spreken en gesprekken

Elk jaar een nieuwe tekst met

bijbehorende (plus)opdrachten en vragen

Ingesproken leesteksten

Elk jaar een nieuwe leestoets

Kijk- en luisterfragmenten

Schooltas (pdf ) van het boek

Module taalbeschouwing

Schooltas (pdf ) van de complete theorie

Module praktische opdracht en werkstuk

Docentenhandleiding algemeen Docentenhandleiding per blok / module

Lijst met standaardvragen voor bij een tekst

Onderdelen module Jouw leerdoelen Een overzicht van wat je gaat leren in deze module + referentieniveau. Nieuwe theorie De nieuwe theorie die aan bod komt in deze module: naam + nummer. Voorkennis De theorie van een andere module in hetzelfde blok die je bij deze module ook nodig hebt. Startopdrachten Dit zijn twee opdrachten: Opdracht 1 Weten en Opdracht 2 Kunnen. Weten test je kennis van het onderwerp van de module. Bij Kunnen pas je deze kennis toe. Het doel van deze opdracht is inzicht krijgen in waar je staat aan het begin van de module. Opdrachten De ‘gewone’ opdrachten die je stap voor stap meenemen naar het gewenste eindniveau dat je uiteindelijk door het maken van de Eindopdracht kunt behalen. De theorienummers die je nodig hebt, staan erbij. Plusopdrachten Deze opdrachten geven extra verdieping of nodigen je uit anders te denken. Vaak zul je op een creatieve manier, alleen of in een groepje, aan de slag gaan. Plusopdrachten vind je bij Lezen, Schrijven en Spreken, kijken en luisteren. Eindopdrachten Dit zijn twee opdrachten, Weten en Kunnen, op het gewenste eindniveau. Bij Lezen bestaat het onderdeel Kunnen uit een examentekst met vragen. Bij Schrijven en bij Spreken, kijken en luisteren is het onderdeel Kunnen van de Eindopdracht ook direct de eindtoets. Reflectie Een terugblik op de module: heb je de leerdoelen gehaald? Zo niet, dan kun je extra oefenen met het digitale materiaal. Online voor jou/Toetsen Overzicht van het digitale materiaal bij deze module.

Verwijzingen 3F RTTI

Voor deze opdracht heb je een computer nodig met internetverbinding. Bij deze opdracht hoort een (beoordelings)formulier. Een verwijzing naar het referentiekader taal (3F – op weg naar 4F – 4F). Bij deze opdracht hoort een kijk- of luisterfragment. Een methodiek om soort opdracht mee aan te geven. R: reproduceren van de leerstof, T1: leerstof toepassen in een bekende situatue, T2: leerstof toepassen in een nieuwe situatie, I: inzicht in de leerstof. Bij deze opdracht gebruik je woorden en strategieën van Woordenschat. Een opdracht over taalbeschouwing. Een plusopdracht. Deze opdracht doe je met een klasgenoot/medeleerling. Een groepsopdracht.

5


Leerstofoverzicht

Module

Blok 1 Publiek en doel

Blok 2 Structuur

Woordenschat

Tekstbegrip en moeilijke woorden

Woorden uit de media­

• woordraadstrategieën • formele en informele woorden • functie-eisen en beroepen

Lezen

Presentatie van de tekst – Schrijfdoelen, tekstsoorten en tekstvormen • manieren van lezen • (deel)onderwerp en hoofdgedachte • (onder)titel en tussenkopjes • alinea en kernzin • publiek bepalen • intentie van de schrijver • feitelijke en waarderende uitspraken

Schrijven

Zakelijke brief en e-mail • brieven en e-mails schrijven • schrijfdoel bepalen en toepassen • structuur: aanhef, middenstuk, slot • curriculum vitae • taalgebruik afstemmen op situatie en publiek

6

Spreken, kijken en luisteren

Zakelijke gesprekken

Taalverzorging

Spelling en interpunctie Formuleren Werkwijzer Grammatica

• sollicitatiegesprek • lichaamstaal • klachtengesprek • probleemoplossend gesprek • adviesgesprek

Verbanden tussen tekstdelen – Tekststructuur • verbanden d.m.v. verbindingswoorden • oorzaak-gevolg, middel-doel, opsomming • verbanden tekstdelen en teksten • betekenisvolle eenheden van een tekst • tekstsoorten en schrijfdoelen

Informerende teksten • tekstvorm en medium kiezen • opbouw van een tekst (schrijfplan) • informeren en uiteenzettende teksten schrijven • functioneel en illustratief beeld bij een tekst kiezen • tekst beoordelen en verbeteren • schrijfdossier taalportfolio aanleggen

Informerende presentatie • structuur van presentatie • spreekplan • informerende presentatie • beoordeling van presentatie

Digitaal beschikbaar

Voorbereiding po en pws Taalbeschouwing Extra oefenmateriaal


Leerstofoverzicht

Blok 3 Argumentatie

Blok 4 Hoofd- en bijzaken

Blok 5 Examen

Woorden rond argumenteren en bijzonder taalgebruik

Woorden rond hoofd- en bijzaken

Woorden uit het Centraal Examen

Argumenteren

Samenvatten – teksten vergelijken

Het centraal examen

• onderscheid maken tussen standpunt en argument • onderscheid tussen objectieve en subjectieve argumenten en tussen drogreden en argument • argumentatie beoordelen op aanvaardbaarheid • argumentatieschema’s herkennen • taalgebruik beoordelen en ironie herkennen

Betogende en beschouwende teksten • informatie beoordelen en verwerken • bronvermelding maken • tekstvorm kiezen die past bij het publiek • betoog, beschouwing, essay en recensie schrijven • column, blog en online reactie schrijven

Betogende en beschouwende presentatie, discussiëren en debatteren

• samenvatten • satellietteksten vergelijken • incorrecte formuleringen en onjuist taalgebruik

Documenteren – Onderzoek doen

• teksten met examenvragen • geleide samenvatting • voorbeeldexamen Lezen

Het schoolexamen Schrijven

• interviewen en enquêteren • onderwerp, onderzoeksvragen en hoofd- en deelvragen • gegevens presenteren: onderzoeksverslag • documentatiemap • werkstuk

Documenteren – Onderzoek doen zie module Schrijven

Het schoolexamen Spreken, kijken en luisteren

7


Woordenschat

1

1 Publiek en doel Zakelijke gesprekken en zakelijke brieven moeten voldoen aan bepaalde eisen. In een brief let je bijvoorbeeld op een goede indeling en opbouw en in een zakelijk gesprek let je extra op je houding en je taalgebruik. Bij leesvaardigheid leer je de basis hiervoor. Aan de hand van diverse teksten verzamel je kennis over de vaste indeling en publiekgerichtheid. Bij woordenschat leer je woorden die je goed kunt gebruiken bij het lezen, schrijven en spreken. Alle kennis en vaardigheden die je in dit blok opdoet, zijn niet alleen handig voor je schoolcarrière (stage, examen), maar ook daarbuiten.

O P DR ACHTE N Woordenschat Tekstbegrip en moeilijke woorden Lezen Presentatie van de tekst - Schrijfdoelen, tekstssoorten en tekstvormen

9 2

13

Schrijven Zakelijke brief en e-mail

32

Spreken, kijken en luisteren Zakelijke gesprekken

43

THE O R IE Woordenschat Lezen Schrijven Spreken, kijken en luisteren

8

51 53 60 79


1 Publiek Publiek en doel en doel

Woordenschat Woordenschat

Tekstbegrip en moeilijke woorden Jouw leerdoelen 2F

3F

2F

3F 3F

• strategieën toepassen voor het afleiden van woordbetekenissen • onderscheid maken tussen formele en informele woorden • woorden gebruiken uit de (beroeps)opleiding en van

Nieuwe theorie [1] woordraadstrategieën en woordenboek [2] formele en informele teksten

maatschappelijke aard

>

De woorden van Woordenschat passen bij de inhoud van dit blok. Bij enkele vragen van de andere vaardigheden oefen je ook met woordraadstrategieën. Deze vragen herken je aan een blauw bolletje. ●

Opdracht 1

Afleiden van woordbetekenissen

[1]

Lees het volgende fragment uit een havo-examen. T2 1 Schrijf de vetgedrukte woorden op en zet er de betekenis achter. Maak daarbij gebruik van de woordraad-

strategieën. Gebruik geen woordenboek.

Jongeren zijn zeker geïnteresseerd in achtergrond en opinie. Maar ze zijn vaak niet opgegroeid met onafhankelijke en kwalitatieve journalistiek. Hun informatiebronnen zijn nieuwssites als ‘Nu.nl’, rommelsites als ‘GeenStijl’, bloggers en dergelijke. Ze zouden veel van de zo verkregen informatie in principe moeten wantrouwen, vooral als die eenzijdig is, doordat de andere partij niet gehoord is. Zonder wederhoor en als niet duidelijk is wie of wat de bron is, is informatie lastig te beoordelen. We leven in een wereld waarin mensen als gevolg van beeldmanipulatie en ‘buzz’* niet alleen een beter of een slechter beeld van de werkelijkheid krijgen, maar waarin ook opzettelijk verdraaide beelden en teksten zelfs politici en bedrijven op het verkeerde been zetten. * onbewezen praatjes Bron: havo-examen 2010-II.

9


Woordenschat Opdracht 2

1

Functie-eisen in vacatureteksten

[1]

Voordat je een sollicitatiebrief schrijft of een sollicitatiegesprek voert, bestudeer je de vacaturetekst. Zo’n advertentie bevat onder meer informatie over de functie-eisen: de capaciteiten, opleiding en vaardigheden waarover je moet beschikken wil je voor de baan in aanmerking komen. T1 1 Op de volgende pagina vind je een aantal functie-eisen en betekenisomschrijvingen. Combineer de

begrippen van de eerste kolom met de betekenis in de tweede kolom. Maak daarbij gebruik van de woordraadstrategieën uit de theorie. FUNCTIE-EISEN a gedisciplineerd b energiek c assertief d representatief e initiatiefrijk f emotioneel stabiel g communicatief h ambitieus i innovatief j sociaal voelend k creatief l abstract denkend m responsabel n accuraat o coöperatief p flexibel

BETEKENISOMSCHRIJVING 1 begrip en gevoel hebben voor medemensen 2 eerzuchtig 3 evenwichtig in het omgaan met gevoelens 4 kunnen denken zonder naar de werkelijkheid te kijken 5 makkelijk met anderen pratend 6 in staat zelf iets te maken of te bedenken 7 geschikt om (een bedrijf, instelling) te vertegenwoordigen 8 iets (nieuws) willen ondernemen 9 nauwkeurig 10 op samenwerking gericht 11 zich gemakkelijk aanpassen aan een nieuwe situatie 12 verantwoordelijk 13 vernieuwend 14 vol energie 15 volgens een strak (tijd)schema werkend 16 zelfverzekerd

2 Bedenk bij elk van de onderstaande woorden een woord met een tegengestelde betekenis. a innovatief b accuraat c assertief d abstract denkend T2 3 Bedenk bij de volgende functies telkens twee functie-eisen die naar jouw mening voor het

soort werk van groot belang zijn. Kies uit de functie-eisen bij vraag 1. Licht je keuze toe. a leraar b secretaresse c makelaar d filmregisseur

10


1

Opdracht 3

Woordenschat Woordenschat

Beroepen

[1]

T1 1 Weet jij wat de persoon die de volgende beroepen uitoefent, voor werk verricht?

Kies bij elk beroep de goede omschrijving. Maak daarbij gebruik van de woordraadstrategieën. BEROEPEN a marketeer b systeembeheerder c statisticus d scenarioschrijver e redacteur f publicist g taxateur h laborant i interim-manager j griffier k accountant l ergotherapeut m art director n consulent o decorateur p anesthesist

OMSCHRIJVING 1 Grafisch (kunstzinnig) vormgever bij een reclamebedrijf. 2 Deskundige die op een bepaald gebied raad geeft, bijvoorbeeld op het gebied van de organisatie of de financiën. 3 Iemand die zorgt voor het beheer van een computersysteem tijdens de dagelijkse werkzaamheden. 4 Iemand die de waarde van goederen vaststelt. 5 Iemand die in een laboratorium werkt. 6 Geneeskundige die door spel, arbeid en oefening bepaalde spierfuncties activeert. 7 Iemand die tijdelijk de functie van directeur vervult. 8 Iemand die zich binnen een bedrijf bezighoudt met marketing (marktanalyse). 9 Iemand die teksten of berichten verzamelt en bewerkt voor publicatie. 10 Iemand die versieringen voor toneel, etalages enzovoort ontwerpt. 11 Iemand die inzicht probeert te verkrijgen in maatschappelijke of economische verschijnselen door gebruik te maken van cijfermateriaal. 12 Specialist die patiënten voor een operatie onder narcose (verdoving) brengt. 13 Secretaris bij bepaalde colleges, zoals de Tweede Kamer. 14 Iemand die boekhoudingen en administraties van bedrijven en instellingen inricht, bijhoudt en controleert. 15 Schrijver van een draaiboek (schema van een tekst met aanwijzingen voor toneelstuk of film). 16 Iemand die stukken schrijft over actuele onderwerpen.

T2 2 a Zoek online, op bijvoorbeeld www.123test.nl/beroepen, minstens drie beroepen waarvan je niet

(precies) weet wat ze inhouden. Zoek uit wat het beroep inhoudt. Maak vervolgens van elk beroep een heldere omschrijving waarin je duidelijk maakt om wat voor werk het gaat. Schrijf de omschrijvingen op een apart blaadje. b Wissel je drie beroepen, zonder de omschrijvingen, uit met die van een klasgenoot. Een van jullie beiden probeert een omschrijving van de gekregen beroepen te geven en stelt vragen om achter de inhoud van het beroep te komen. Help de vragensteller met hints. Bij de volgende beurt is het andersom.

11


Woordenschat Opdracht 4

1

Formele taal en algemeen gebruikte woorden

[2]

Als je een zakelijke brief of e-mail schrijft, probeer je je bericht zo eenvoudig en helder mogelijk uiteen te zetten. In ambtelijke stukken kom je soms te formele taal tegen: plechtige en verouderde woorden en uitdrukkingen. Vermijd al te formele taal zo veel mogelijk. T1 1 Schrijf de vetgedrukte formele woorden op en vervang ze door algemeen gebruikte woorden.

De algemeen gebruikte woorden staan onder de zinnen. a Uw trimtoestel is abusievelijk aan het verkeerde adres geleverd. b Wij horen graag van u of we u nog anderszins van dienst kunnen zijn. c In reactie op uw brief willen wij u erop wijzen dat de leverancier krachtens algemene voorwaarden heeft geleverd. d Omdat de showmodellen licht beschadigd kunnen zijn, offreren wij u een korting tot 50 procent. e Vorig jaar is onze organisatie ingrijpend gereorganiseerd, zoals genoegzaam bekend is. f Wij hebben uw verzoek na de gestelde datum ontvangen en kunnen het bijgevolg niet in behandeling nemen. g Deze uitkering kan bestaan uit een restitutie van de premie of een vooraf overeengekomen bedrag. h Daar onze school vijftig jaar bestaat, nodigen wij u uit voor een feestelijke bijeenkomst in restaurant Wientjes. i Wij hebben nog geen reactie van u mogen ontvangen. Desalniettemin hebben wij een plaats voor u gereserveerd. j Teneinde aan uw verzoek te kunnen voldoen, verzoeken wij u ons een kopie van uw betalingsbewijs toe te sturen. k We hebben u al meerdere aanmaningen gestuurd en verwachten dat u onverwijld overgaat tot betaling van het openstaande bedrag. l Blijkens de resultaten van uitvoerig onderzoek hoeft u zich geen zorgen te maken over uw gezondheid. m Uit hoofde van onze rol als OR-leden namen wij deel aan het gezamenlijk overleg met het bestuur en de Raad van Toezicht. n Je kunt de Hubo zeker euvel duiden dat de materialen voor de schutting niet tijdig zijn geleverd.

Kies uit: aanbieden – bij vergissing – dus – genoeg – kwalijk nemen – om – omdat – onmiddellijk – op basis van – op een andere manier – op grond van – teruggave – toch – zoals blijkt uit 2 a Zoek zelf vijf formele of ouderwetse woorden, bijvoorbeeld op www.onzetaal.nl, en schrijf van elk woord een meer gebruikelijk synoniem op of geef een betekenisomschrijving. T2

12

b Gebruik de formele woorden in zinnen, zodat de betekenis duidelijk wordt. c Wissel je zinnen uit met die van een klasgenoot. Lees elkaars zinnen en raad de betekenis van de formele woorden. Als je klasgenoot de betekenis niet meteen kan raden, mag hij vragen stellen. Je mag ook hints geven of de betekenis van het woord uitbeelden.

ONLINE VOOR JOU

TOETSEN

• Woordenlijst module 1

• SO Woordenschat module 1 versie A • SO Woordenschat module 1 versie B


1

Publiek en doel

Lezen

Presentatie van de tekst – Schrijfdoelen, tekstsoorten en tekstvormen 2F

3F

3F 2F

3F

2F

3F

3F

Jouw leerdoelen

Nieuwe theorie

• het onderwerp, de deelonderwerpen en de hoofdgedachte van

[3]

een tekst bepalen en deze formuleren • de functie van de titel, de ondertitel en de tussenkopjes bepalen • de hoofd- en bijzaken onderscheiden en de kernzinnen in een tekst herkennen • uit de tekst afleiden wat het schrijfdoel en de tekstsoort is en voor welk publiek de tekst is geschreven • verschillende feitelijke en waarderende uitspraken, standpunten en argumenten onderscheiden • de intenties, opvattingen en gevoelens van de schrijver uit de tekst afleiden

Vooraf

anieren van lezen m onderwerp, deelonderwerp en hoofdgedachte [5] titel, ondertitel en tussenkopjes [6] alinea en kernzin [7] citeren en eigen woorden [8] schrijfdoelen, tekstsoorten en tekstvormen [9] feitelijke en waarderende uitspraken [10] intentie van de schrijver [4]

Voorkennis [1]

woordraadstrategieën en woordenboek

13


Lezen

Startopdracht 1

1

Weten

In deze opdracht ga je na wat je al weet van de theorie in deze module. T1 1 a Je selecteert informatie om te gebruiken voor een spreek- of schrijfopdracht. Welke manier van lezen

pas je toe? Kies uit oriënterend, globaal, intensief en kritisch lezen. b Je wilt snel het onderwerp van de tekst te weten komen. Noem twee elementen van de tekst of de lay-out die je daarbij helpen. c Voor je werkstuk wil je gebruikmaken van materiaal van de Stichting Proefdiervrij. Welke manier van lezen pas je toe om de bruikbaarheid van de informatie en argumentatie te bepalen? d Je hebt een paar artikelen gevonden die je kunt gebruiken ter voorbereiding van een discussie. Je besluit een samenvatting te maken van de belangrijkste argumenten. Welke twee manieren van lezen pas je daarbij toe? e In een vraag bij een tekst staat het begrip relativering. Je moet de betekenis van deze term opzoeken in Op niveau Tweede Fase. Welk onderdeel van het boek raadpleeg je? 2 a Welke drie tekstelementen zijn het belangrijkst om de hoofdgedachte van een tekst te bepalen? b Onderwerp en hoofdgedachte schrijf je op verschillende wijzen. Licht dit toe. T2 3 Hieronder staan twaalf begrippen die met de lay-out en inhoud van een tekst te maken hebben. Maak zes paren van verwante begrippen, bijvoorbeeld: inspringen – alineaverdeling.

alinea – betrouwbaarheid – bron – citaat – cursief – deelonderwerp – inleiding – kernzin – onderwerp – signaalwoord – tekstverband – tussenkopje T1 4 a In het antwoord op een vraag moet je iets citeren uit de tekst. Hoe geef je een volledig citaat?

b In de vraag staat: leg uit in eigen woorden. Hoe formuleer je je antwoord? Noem twee aandachtspunten. 5 Geef twee voorbeelden van formele teksten. T2 6 Formuleer bij het onderwerp cyberpesten twee soorten uitspraken: a een feitelijke uitspraak. b een waarderende uitspraak.

Startopdracht 2

Kunnen

In deze opdracht laat je zien in hoeverre je de theorie in deze module al kunt toepassen. Lees tekst 1 en tekst 2 en beantwoord de vragen.

Stiltecoupé TEKST 1

Conducteur: ‘Dit is een stiltecoupé, u mag hier dus niet bellen meneer.’ Ik: ‘Heeft u helemaal gelijk in, maar ik heb het gecheckt: er zijn geen andere mensen in de coupé.’ Conducteur enigszins boos: ‘Ik ben er nu toch ook?’ Arnoud Jullens Bron: Arnoud Jullens, rubriek IK@NRC.NL, in: NRC Handelsblad.

14


1 TEKST 2

Lezen

Wie en wat zijn ‘digital natives’ eigenlijk?

In 2001 introduceerde Marc Prensky de term digital natives voor de generatie geboren na 1984, die opgroeide met internet (tegenover digital immigrants voor de oudere generaties). De term verwijst naar een andere manier van denken en leren. Deze digital natives hebben ‘hypertekst-hersens’, zijn beeldgericht en hun hersenen hebben leren multitasken met media. Prensky stelde dat de digitale generatie zich niet zou aanpassen aan ouderwetse vormen van onderwijs, en dat de digital immigrants zich dus de taal van de digital natives eigen moesten maken. De term digital natives wordt tegenwoordig meestal gebruikt om aan te geven dat de nieuwe generatie vaak handiger is met nieuwemediatechnologie dan hun ouders. Uit onderzoek blijkt het alleen om knoppenvaardigheid te gaan. In andere digitale vaardigheden blijven kinderen achter. Bron: Bas Levering en Justine Pardoen, Verhouding tussen ouder en kind is veranderd – maar niet door internet, in: NRC Handelsblad.

T2 1 Schrijf de tekstsoorten van tekst 1 en tekst 2 op. T1 2 Hieronder staan vier schrijfdoelen. Geef van elk schrijfdoel aan welke tekstsoort erbij hoort.

a De schrijver wil de lezers ervan doordringen dat ze voorzichtig moeten zijn met online winkelen. b De schrijver wil de lezers laten nadenken over de voor- en nadelen die aan het gebruik van internet en de sociale media kunnen kleven. c De schrijver wil de lezers een overzicht geven van de ervaringen van de gebruikers van de sociale media. d De schrijver wil docenten en schoolleiders zover krijgen dat ze maatregelen gaan nemen tegen het gebruik van mobieltjes in de klas. Lees tekst 3 en beantwoord de vragen.

TEKST 3

Hogere cijfers en een vrolijker kind? Laat het lekker lezen!

Het nieuwe schoolseizoen is net begonnen. Voor ouders altijd weer spannend: hoe gaat hun kind het dit jaar doen? 2 Wat zou het fijn zijn als er een middel zou zijn waarmee je de prestaties kon verbeteren. Een soort doping, waarmee het kind hogere cijfers haalt en meer plezier op school heeft. Goed 5 nieuws: die doping bestaat. Hij heet ‘boeken lezen’. Door boeken te lezen gaat niet alleen de leesvaardigheid van het kind omhoog, maar ook de leervaardigheid. Het kind leest de teksten in schoolboeken makkelijker, begrijpt ze beter, haalt hogere cijfers en krijgt daardoor meer plezier in de lessen. Lezen verlengt ook de aandachtsspanne, zodat kinderen zich langer en beter kunnen concentreren. En Arthur Schopenhauer zei het al: lezen is denken met andermans hoofd. 10 Dat is voor ieder mens goed. 3 Op goede scholen is allang doorgedrongen dat het investeren van twintig minuten per dag in vrij lezen voor betere resultaten zorgt. Maar ouders kunnen zelf ook een belangrijke rol spelen. Met name als hun kinderen zeggen dat ze niet van lezen houden. Die kinderen vergissen zich, want ze weten gewoon niet welke boeken er allemaal bestaan. 4 15 Elk kind houdt bijvoorbeeld van verhalen. Geen klas ter wereld die naar de leraar roept: ‘Alwéér een verhaal? We zouden toch gaan rekenen?’ Er zijn spannende, grappige, romantische, magische, fantasierijke, gevoelige, inspirerende en stoere verhalen voor ieder kind. 1

15


Lezen

1

En er zijn er nog meer. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die niet van lezen houden of leesproblemen hebben, vaak wel van informatieve boeken houden. Bij zulke boeken hoeven ze niet tot 20 het einde door te lezen om te weten te komen hoe het boek afloopt. In elke alinea worden ze juist beloond met informatie, of dat nu om paarden, piraten, planeten of popmuziek gaat. Kortom, voor elk kind zijn er boeken en onderwerpen op maat. Een middagje rondstruinen in een boekwinkel of bibliotheek levert al gauw een volle tas met 25 uren en uren leesplezier op. 6 Wie als ouder dus een vrolijker kind met betere schoolresultaten wil, moet eens wat vaker in een boekenkast kijken ... 5

Jan Paul Schutten, Kinderboekenambassadeur Bron: Jan Paul Schutten, Hogere cijfers en een vrolijker kind? Laat het lekker lezen!, in: NRC Handelsblad.--

T2 3 De titel van een tekst kan meerdere functies hebben:

T1 T2 T1 I T2

I

T2 T1

16

• motiveren om verder te lezen (1); • onderwerp van de tekst aanduiden (2); • mening van de schrijver geven (3); • hoofdgedachte weergeven (4). Welke functie(s) heeft de titel van tekst 3? Schrijf alleen het nummer of de nummers op. Leg uit waarom je deze hebt gekozen. 4 Citeer de kernzin van alinea 2. 5 Schrijf de betekenis van ‘aandachtsspanne’ (regel 14) op. Leid deze af uit de context. 6 Hoe zou je de houding van de schrijver ten opzichte van zijn onderwerp het beste kunnen typeren? C enthousiasmerend en betrokken a A bezorgd en alarmerend D kritisch en ironisch B neutraal en afstandelijk b Licht je keuze toe in een of meer goede zinnen. 7 De schrijver van tekst 3 onderbouwt zijn standpunt of mening met argumenten. Welke kritiek kun je geven op zijn redenering? A Hij vergelijkt zaken met elkaar die eigenlijk niet te vergelijken zijn. B Hij gaat te veel uit van zijn eigen ervaring en verwachtingen. C Hij gaat volkomen ten onrechte uit van zijn deskundigheid en gezag. D Hij belicht alleen voordelen die hij onderbouwt met veronderstellingen. 8 Welke zin geeft de hoofdgedachte van tekst 3 het beste weer? A Goede scholen zijn ervan doordrongen dat het investeren in vrij lezen voor betere resultaten zorgt. B Ouders moeten hun kinderen stimuleren meer boeken te gaan lezen, want dat zorgt voor betere resultaten. C Door het lezen van boeken haalt een kind hogere cijfers en heeft het meer plezier op school. D Uit onderzoek blijkt dat kinderen die niet van verhalen houden en leesproblemen hebben, wel van informatieve boeken houden. 9 Tot welke tekstsoort reken je tekst 3? 10 Tot welke groep lezers richt de schrijver van tekst 3 zich vooral? 11 Je vindt teksten als Hogere cijfers en een vrolijker kind? Laat het lekker lezen! in een rubriek van een krant of tijdschrift. Tot welke tekstvorm reken je deze tekst? 12 Beoordeel jezelf aan de hand van het correctiemodel. Bespreek je score met je docent en overleg welke opdrachten je kunt maken in deze module.


1 Opdracht 3

Lezen

Tekst met vragen

[3 – 10]

Lees de tekst en beantwoord de vragen.

TEKST 4

1 2 5

3 10

4 15

5 20

6

7 25

8 30

Eenzaamheid van ouderen schreeuwt om maatschappelijke dienstplicht jongeren

Op deze plek schreef ik al vaker over de problematiek van onze zorg voor ouderen, mede ingegeven door mijn ervaringen met mijn inmiddels 94-jarige vader. Nog maar net bekomen van de dood van mijn moeder, zijn echtgenote sinds meer dan 65 jaar, nam zijn gezondheid snel af, en hadden we geen andere keuze dan een verzorgingstehuis voor hem te regelen en de ouderlijke woning te verkopen. Gelukkig kon hij terecht in zijn eigen gemeente, een geluk dat als gevolg van het nieuwe overheidsbeleid van korte duur was. Met zijn indicatie zou hij in het nieuwe beleid gewoon thuis blijven wonen, en nu het verzorgingstehuis in zijn woonplaats werd gerenoveerd en herbestemd, kon hij gedwongen verhuizen naar een plaats tien kilometer verderop, die moeilijker bereikbaar was voor zijn kennissen en kinderen. Hoewel mijn vader nog altijd in de relatief gelukkige omstandigheid verkeert dat er zes kinderen zijn die naar hem omkijken, is het bezoek aan hem door de afstand bemoeilijkt geworden en in frequentie afgenomen. Tegelijk is hij de net opgebouwde vriendschappen in dat vorige huis kwijtgeraakt door de verhuizing, want lang niet iedereen kon in hetzelfde nieuwe tehuis terecht. Mijn vader voelt zich, ondanks het bezoek dat hij nog altijd meerdere malen per week krijgt, regelmatig eenzaam. Op zijn leeftijd is het moeilijker om opnieuw aansluiting te vinden bij zijn nieuwe huisgenoten, maar hij heeft het geluk dat hij überhaupt in zo’n huis zit. Zou hij een paar jaren later zijn geïndiceerd, dan zat hij nu in zijn eentje thuis, verstoken van de groepsactiviteiten waarvoor hij nu in elk geval kan kiezen. Dat lot blijft een groot aantal ‘nieuwere’ bejaarden niet bespaard; die vereenzamen in steeds grotere aantallen. In mijn jonge jaren bestond de dienstplicht nog en die heb ik dan ook zo’n vijftien maanden vervuld. Wildvreemde contacten opgedaan, een totaal andere wereld en helemaal niet alleen doen waar je zin in had. Zeker achteraf bezien nuttig en leerzaam. Dat nuttige en leerzame zouden onze huidige jongeren ook best kunnen gebruiken. Laat ze als verlengde van hun school of studie nog een jaartje aanblijven – dan kan dat zo ook gecoördineerd worden, via de onderwijsinstellingen – met als prioriteit het ‘adopteren’ van een paar ouderen die last hebben van eenzaamheid. Geef die jongeren per maand een beetje geld, categorie stagevergoeding. Beetje gezelschap houden, wandelen, voorlezen, samen televisiekijken, kopje koffiedrinken: dat is allemaal al genoeg. Uurtje of dertig per week, in totaal. Een soort van pretpakket met alleen maar winnaars. Bron: Dr. Doom, Eenzaamheid van ouderen schreeuwt om maatschappelijke dienstplicht jongeren, in: HP/De tijd. r. 7: indicatie: aanwijzing die aangeeft welke verzorging of behandeling het beste is

> >

Deze tekst heb je ook nodig bij opdracht 9 van Schrijven en opdracht 6 en 13 van Spreken, kijken en luisteren.

17


Lezen

1

T1 1 Welk probleem is de aanleiding tot het schrijven van de tekst? T2 2 De titel van deze tekst heeft meerdere functies. Noem er twee.

T1 T2 T1 T2 I T2 I T2

I

3 In welke alinea of alinea’s schetst de ik-persoon de nadelige gevolgen van het probleem waar de vader zich voor gesteld ziet? 4 Het gaat de ik-persoon niet alleen om zijn vader. Citeer een zin waaruit dit blijkt. 5 Boven welke alinea past het tussenkopje ‘Advies’? 6 a Baseert de auteur zijn tekst op één ervaring of op meerdere ervaringen? b Licht je keuze toe. 7 Wat bedoelt de auteur in de laatste zin met ‘Een soort van pretpakket met alleen maar winnaars’? Leg duidelijk uit in maximaal 25 woorden. 8 a Wat is het schrijfdoel van de auteur? b Motiveer je keuze. Ga daarbij in op het onderwerp van de tekst. 9 a Op welk publiek richt de schrijver zich? A jongeren B onderwijsinstellingen C lezers van HP/De tijd D stagebegeleiders b Licht je keuze toe. 10 Dr. Doom, de schrijver van deze tekst, wil een maatschappelijke dienstplicht instellen voor jongeren. a Formuleer over zijn idee een kritische vraag aan de auteur waarop hij in zijn tekst geen antwoord geeft. b Wissel je vraag uit met die van een klasgenoot. Formuleer een antwoord van minimaal 15 woorden op de vraag van je klasgenoot. Je kunt ook een cartoon maken waarin je het antwoord (of de gevolgen daarvan) laat zien, of een rap maken en deze voordragen aan je klasgenoten.

Opdracht 4

Teksten vergelijken

[1] [3 – 10]

Lees de tekst en beantwoord de vragen.

TEKST 5 1

5

Anoniem solliciteren: lukt het dit keer wel?

Wie Mohammed heet, heeft veel minder kans op een sollicitatiegesprek dan een Hans. Ook met een identiek cv. Zeker in Den Haag, bleek onlangs uit SCP-onderzoek. Daarom is wethouder Rabin Baldewsingh (PvdA) een proef gestart met anoniem solliciteren. Naam, talenkennis en afkomst worden op de brieven voor de ongeveer 70 gemeentelijke vacatures komend halfjaar, onherkenbaar gemaakt.

Eerdere soortgelijke proeven door gemeenten mislukten. Waarom zou het Den Haag wel lukken? ‘Die gemeenten zagen door anoniem solliciteren een toename in het aantal werknemers met een biculturele achtergrond, maar die was veel te klein. De kosten waren vaak te hoog en er was te veel papierwerk. Maar de proeven zijn van een tijd geleden, veel processen zijn nu gedigitaliseerd. Wat 10 onze proef gaat kosten, kan ik niet zeggen. Maar ik vind kosten geen argument om het níet te doen.’ 3 Wanneer slaagt de proef? Als, naar afspiegeling van Den Haag, de helft van de vacatures door allochtonen wordt vervuld? ‘Het percentage moet substantieel groeien. De proef richt zich alleen op het middensegment, in de lagere regionen van de gemeente is die afspiegeling er al. Het middensegment is net zo wit als 15 de buitenkant van het Haagse stadhuis. Dus er is al snel een substantiële toename.’ Als er structurele discriminatie op de arbeidsmarkt is, dan is uw proef slechts symptoom4 bestrijding. ‘Vaak gebeurt discriminatie onbewust. We zijn een meldpunt begonnen tegen arbeidsmarkt2

18


1

Lezen

discriminatie. Als bedrijven met opzet discrimineren, kunnen zij bestraft worden. We gaan ons 20 personeel inlichten over discriminatie. En wij vragen externe deskundigen ons te “bestuiven” over

diversiteit. Dat is niet alleen symptoombestrijding.’ ‘Slaagt de proef niet, dan is dat ook een duidelijke conclusie. Lukt het wel, dan is Den Haag een voorbeeld. Dan ga ik naar bedrijven, die moeten erkennen dat ook hun arbeidsvloer niet in balans is. Dit probleem speelt in heel Nederland en heel Europa. In Engeland heeft premier 25 Cameron anoniem solliciteren grootschalig ingevoerd. Bij de BBC en Deloitte gebeurt het! Dat is geen symptoombestrijding, de proeven daar moeten ook gelukt zijn.’ 6 Toch zijn ze dat in Nederland niet. ‘Nederland ontbeert het lef te erkennen dat er wat aan de hand is. Premier Rutte zegt dat een Mohammed zich moet invechten, omdat er nu eenmaal discriminatie is. Dat is een premier 30 onwaardig. Hij moet in navolging van Cameron zeggen dat er sprake is van een groot probleem. Dat doet hij niet, uit angst voor de populistische politiek.’ 7 Tegenstanders van anoniem solliciteren willen worden aangenomen om hun competenties én persoonlijke kenmerken. ‘Dat zou ik ook wel willen, maar je moet praktisch met dit soort issues omgaan. Ik weet ook dat 35 jij opschrijft dat ik een Haags-Hindoestaanse wethouder ben. Ik wil ook gezien worden als een Hagenees. De realiteit is dat mensen labelen. Kijk naar de nieuwe Kamervoorzitter*. Mensen zeggen niet dat een Kamerlid is gekozen, maar een Marokkaanse.’ 5

* De in 2016 gekozen Kamervoorzitter, Khadija Arib, is van Marokkaanse afkomst. Bron: Niels Markus, Anoniem solliciteren: lukt het dit keer wel?, in: Trouw. r. 16-17: symptoombestrijding: bestrijding van klachten zonder de oorzaken van de klachten weg te nemen r. 21: diversiteit: verscheidenheid (hier: in de culturele achtergrond van werknemers) r. 31: populistische politiek: politiek die met alle mogelijke middelen de steun van de kiezers probeert te krijgen, zonder veel te letten op de kwaliteit van de argumenten

>

Deze tekst heb je ook nodig bij opdracht 11 en 16 van Schrijven.

T2 1 Leid de betekenis van de volgende woorden af uit de context.

T1 2

3

T2 4

T1 5

6 7

a anoniem (titel) b identiek (regel 3) c biculturele (regel 14) d substantieel (regel 23) Wat is het onderwerp van de tekst? ‘Waarom zou het Den Haag wel lukken?’ (regel 11) Wat bedoelt de interviewer met ‘het’ in deze vraag? Baseer je antwoord op alinea 1. ‘Wanneer slaagt de proef?’ (regel 20), vraagt de interviewer. Beantwoord deze vraag. Baseer je antwoord op de uitspraken van de wethouder in de alinea’s 2 en 3. Gebruik niet meer dan 20 woorden. De wethouder vindt de proef niet alleen symptoombestrijding. Met hoeveel argumenten ondersteunt hij zijn mening in alinea 4? In alinea 5 bekritiseert de wethouder een uitspraak van premier Rutte. Hoe verklaart hij deze uitspraak? a De tekst is geschreven door Niels Markus. Wat is zijn schrijfdoel? b Licht je keuze toe.

19


Lezen

1

T2 8 ‘De realiteit is dat mensen labelen.’ (regel 63)

Zeg in eigen woorden wat de wethouder met deze uitspraak bedoelt. T1 9 a Op welk publiek richt de schrijver zich?

A inwoners van Den Haag B werkgevers C sollicitatiecommissies D lezers van dagblad Trouw T2 b Licht je keuze toe. T1 10 a Stel, wethouder Rabin Baldewsingh vindt het artikel in Trouw niet voldoende; hij wil meer aandacht voor de proef met anoniem solliciteren. Ook wil hij het belang daarvan nog meer onderstrepen. Welke tekstvormen of spreekvormen kan hij voor zijn doel gebruiken? Noem minstens vier concrete voorbeelden en zet deze in volgorde van bruikbaarheid. Leg uit waarom je deze volgorde hebt gekozen. I b Kies uit de tekst- en spreekvormen die je bij a genoemd hebt er één die jou het meest effectief lijkt of het meest aanspreekt. Werk deze uit. Maak dus een korte tekst of presentatie waarmee je de proef met anoniem solliciteren onder de aandacht kunt brengen. Lees tekst 6 en beantwoord de vragen.

TEKST 6

Geef ouderen ook een kans

Oudere kandidaten worden vaak afgewezen en zouden liever anoniem, zonder vermelding van leeftijd, solliciteren (Economie, 16 september). Vanuit mijn recruitmentpraktijk herken ik het geschetste beeld dat oudere werknemers 2 moeilijker een nieuwe baan vinden. Al snel wordt een sollicitant niet jong genoeg, dan wel te 5 duur bevonden. Afhankelijk van de functie en het bedrijf ligt die grens in sommige gevallen al bij de 30. Vanaf 40 wordt het nog lastiger. Alleen wanneer een kandidaat zeer specifieke kennis en ervaring heeft, wordt deze leeftijdsgrens bij hoge uitzondering opgerekt. Tijdens mijn vakantie in Oostenrijk viel het mij op dat in zaken waar service een belangrijke 3 rol speelt, er juist wel relatief veel oudere mensen werkzaam waren. Dames van middelbare 10 leeftijd in de horeca bijvoorbeeld. Het toppunt troffen we aan in Gerlos bij de plaatselijke supermarkt. Achter de kassa zat een 4 hoogbejaarde man, hij moet eind 70 zijn geweest, als hij niet al de 80 gepasseerd was. Gestaag scande hij onze boodschappen. Kennelijk doet men hier niet zo krampachtig en kunnen oudere werknemers in Oostenrijk wel blijven deelnemen aan het arbeidsproces. 1

Tom van den Broeke, Haarlem Bron: Tom van den Broeke, Geef ouderen ook een kans, in: de Volkskrant. r. 3: recruitmentpraktijk: bedrijf dat werving en selectie van nieuw personeel regelt

>

>

Deze tekst heb je ook nodig bij opdracht 16 van Schrijven en opdracht 13 van Spreken, kijken en luisteren.

T2 11 Welke inhoudelijke overeenkomst tussen tekst 5 en tekst 6 kun je noemen?

12 Noem ook een inhoudelijk verschil tussen tekst 5 en tekst 6. T1 13 Tekst 6 is gepubliceerd in de rubriek ‘Brieven’. Hoe noem je zulke brieven? I 14 a Tekst 5 is op een heel andere manier geschreven dan tekst 6. Welke verschillen in schrijfstijl vallen je op? b Hoe verklaar je die verschillen?

20


1 Plusopdracht 5

Lezen

Titel en tussenkopjes toevoegen

[1, 3 – 10]

In de volgende tekst ontbreken de titel en tussenkopjes. Lees de tekst en beantwoord de vragen.

Titel TEKST 7

Wat is het toch dat mensen elkaar overhoop kunnen schieten, zonder dat er wordt gedacht: hé, dat is ook een mens? Een belangrijke oorzaak is een gebrek aan empathie voor ‘de ander’. Medeleven is 2 doorgaans vooral weggelegd voor iemand die tot dezelfde groep behoort, of dat nu iemand 5 uit hetzelfde dorp of land is, of iemand die dezelfde religie aanhangt. Voor een vreemdeling hebben we simpelweg minder gevoelens. 3 Dit gebrek aan empathie kan behoorlijk doorslaan en vormt de basis van veel conflicten en oorlogen. Nazi-Duitsland, Rwanda in de jaren negentig en de huidige animositeit tussen het Midden-Oosten en het Westen: telkens wordt ‘de ander’ zodanig ontmenselijkt, dat 10 geweld meer en meer wordt gelegitimeerd. 4 Maar werkt dit ook de andere kant op? Is het mogelijk om mensen empathie voor vreemden bij te brengen, om zo een vreedzamere samenleving te creëren? De resultaten die een team van wetenschappers van de universiteit van Zürich afgelopen maand publiceerde, lijken dit idee te staven. Zij ontdekten dat een paar positieve ervaringen 15 met vreemdelingen mensen al meer empathisch voor hen maakt. 1

Tussenkopje 1 De Zwitsers deden dat met een handig opgezette serie experimenten. In het eerste experiment moesten deelnemers toekijken hoe een vreemdeling of een bekende een stroomstoot kreeg toegediend. Geheel volgens verwachting lichtte het deel van het brein 20 waar empathie huist – het voorste gedeelte van de insula, een gebied diep in het voorste gedeelte van de hersenen – sterker op wanneer iemand van de eigen groep werd gepijnigd dan wanneer een vreemdeling pijn kreeg te verduren. We voelen meer mee met bekenden dan met buitenstaanders. 6 Vervolgens moesten de deelnemers zelf de schokken ondergaan. Deze konden echter 25 worden voorkomen als een ander daar geld voor betaalde. Bij de ene deelnemer was het een vreemde die de pijn voorkwam, bij de andere een bekende. 5

Tussenkopje 2 Hierna werd het eerste experiment herhaald. Wat bleek: deelnemers die waren geholpen door een vreemde, voelden meer empathie voor deze vreemdeling als die vervolgens pijn 30 moest ondergaan, zo bleek uit hersenscans. Opvallend was dat de empathie zich niet alleen richtte op het ene individu dat had geholpen, maar dat het diens hele groep omvatte. 8 De vondst betekent dat de minachting en haat voor een andere bevolkingsgroep relatief makkelijk is af te leren, door de persoon positieve ervaringen te laten doormaken met ‘de ander’ in de heldenrol. Op die manier wordt iemands zogeheten cirkel van empathie groter, waardoor 35 diegene zich steeds vreedzamer opstelt ten opzichte van anderen. 7

Tussenkopje 3 9

Volgens sommige psychologen is deze cirkel zich zelfs al een paar eeuwen aan het uitbreiden in de samenleving als geheel. Een van de meest vooraanstaande onder hen is Harvard-hoogleraar Steven Pinker. In zijn boek The Better Angels of Our Nature (2011) beargumenteert hij dat 40 we – afgemeten aan het aantal oorlogen en moorden – in de vreedzaamste tijd ooit leven.

21


Lezen

1

De uitdijende cirkel van empathie is een van de hoofdoorzaken. Pinkers these is dat iemands empathie vroeger ophield bij de stam. Dat breidde zich in de loop der eeuwen uit naar dorp, stad en land. Werkelijk anders werd het toen onderwijs gemeengoed werd. Opeens leerden toen alle lagen van de bevolking over andere volkeren. 11 45 Die kennis leverde meer begrip op voor andere culturen, wat mensen zachtmoediger maakte. Gooi daar een schepje mondialisering en reislust bovenop, en de cirkel bestrijkt bijna de hele wereld. We zijn nu zelfs op het punt beland dat we zo veel empathie voor andere diersoorten voelen, dat we vinden dat ook zij allerlei rechten hebben. 10

Tussenkopje 4 • Empathie is voor een belangrijk deel aangeleerd. • De eerste tekenen beginnen in het tweede levensjaar. • Het lezen van fictie vergroot het inlevingsvermogen. • Mensen schatten in dat degene met wie ze praten ongeveer net zo empathisch is als zijzelf. • Empathie is waargenomen bij nagenoeg alle zoogdieren.

50

55

Bron: Hidde Boersma, [titel], in: Elsevier. r. 52: fictie: literatuur waarin de gebeurtenissen (vaak) niet echt zijn gebeurd

>

Deze tekst heb je ook nodig bij opdracht 11 van Spreken, kijken en luisteren.

T2 1 Leid de betekenis van de volgende woorden af uit de context. Gebruik geen woordenboek.

2 I 3 T2 4

T1 5 T2 T1 6

7 T2 8

9

22

a empathie (regel 5) b animositeit (regel 14) c staven (regel 23) d uitdijende (regel 72) e mondialisering (regel 82) Formuleer vier tussenkopjes die goed passen bij het tekstgedeelte waarboven ze staan. Bedenk een titel voor tekst 7 die de lezer nieuwsgierig maakt en uitdaagt verder te lezen. Tip: een titel kan heel goed als een mededelende zin of vraag worden geformuleerd. Uit welke bron komt het artikel? Onderzoek: • om wat voor medium het gaat (krant, tijdschrift, vakblad, enzovoort); • hoe frequent het medium verschijnt; • op welk publiek deze bron zich vooral richt. Zou jij dit medium lezen? Waarom wel/niet? a Wat is het schrijfdoel van de auteur? b Licht je keuze duidelijk toe. Ga daarbij in op de inhoud van de tekst. Welke zin geeft het beste de hoofdgedachte van de tekst weer? A Gebrek aan empathie is de basis van veel conflicten en oorlogen. B We voelen meer mee met bekenden dan met buitenstaanders. C Een gebrek aan empathie voor een andere bevolkingsgroep is makkelijk af te leren. D De cirkel van empathie breidt zich al eeuwenlang uit. Volgens Steven Pinker bestrijkt de cirkel van empathie nu bijna de hele wereld. Noem de oorzaken die tot deze uitbreiding hebben geleid. Steven Pinker beweert dat we ‘in de vreedzaamste tijd ooit leven’ (regel 71-72). Welke kritiek kun je op deze uitspraak leveren? Iemand beweert dat het lezen van verhalen en gedichten zinloos is. Jij bent het daar niet mee eens. Geef op grond van deze tekst een tegenargument.


1

Lezen

Lees tekst 8, beantwoord de vragen en werk de opdrachten uit.

TEKST 8

Mileha Soneji – Empathie is de sleutel tot innovatie

Voordat ze naar Delft kwam, studeerde Mileha Product Design in India. Eén van de vakken die ze volgde was ‘Design for Special Needs’. Oftewel: ontwerpen voor mensen met een beperking. Mileha’s oom leed aan Parkinson, en door het vak ging ze nadenken over manieren om hem te helpen. 2 5 Mileha begon zich te verdiepen in het leven van haar oom. Het viel haar op dat hij heel moeilijk liep, maar dat hij zonder problemen de trap op en af wandelde. Ze gebruikte dat gegeven om een ‘trapillusie’ te bedenken: een 3D-tekening van een trap, op de vloer geschilderd. Geloof het of niet, maar haar oom kon daardoor weer relatief soepeltjes door zijn huis lopen. 3 Mileha zag ook dat haar oom moeite had met drinken. Doordat hij trilde, morste hij vaak. En dus 10 bedacht ze een speciale ‘anti-morskop’, met naar binnen gebogen randen. Door zich in te leven in haar oom, ontwikkelde ze dus in no-time twee toepassingen om zijn leven makkelijker te maken. Kortom, empathie is de sleutel tot innovatie. 1

Bron: Jerwin de Graaf, TedX Delft: drie ideeën die het verspreiden waard zijn, in: Quest.

T1 10 Zowel in tekst 7 als tekst 8 wordt het belang van empathie benadrukt. Waarom is empathie belangrijk

in tekst 7 en waarom in tekst 8? T2 11 a Vergelijk tekst 7 met tekst 8. Welke tekst is een goed voorbeeld van een uiteenzetting?

b Motiveer je antwoord. I 12 ‘Kortom, empathie is de sleutel tot innovatie.’ (regel 12) Bedenk een kritische reactie op de conclusie die hierboven is geciteerd.

23


Lezen Plusopdracht 6

1

Kritisch omgaan met teksten

Lees de tekst en maak de opdrachten en vragen.

TEKST 9

Gezichtsbedekkende kleding verboden in onderwijs en ov

1

Het dragen van gezichtsbedekkende kleding is voortaan niet meer toegestaan in het onderwijs, zorginstellingen, overheidsgebouwen en in het openbaar vervoer. De regering vindt het essentieel dat mensen daar elkaar kunnen aankijken.

2

Op overtredingen komt een boete te staan van maximaal 405 euro. Dat heeft het kabinet vrijdag besloten. Het wetsvoorstel van minister Ronald Plasterk (Binnenlandse Zaken) gaat nu naar de Tweede Kamer. De regering spreekt over een ‘uniforme en eenduidige norm’ voor situaties waarin het dragen van gezichtsbedekkende kleding onwenselijk is. Het kabinet vindt dat goede dienstverlening en/ of veiligheid gewaarborgd moeten zijn. De regering ziet geen reden voor een algemeen verbod dat op alle openbare plaatsen zou gelden. Het wetsvoorstel van het vorige kabinet over gezichtsbedekkende kleding wordt daarom ingetrokken. Het blijft wel toegestaan gezichtsbedekkende kleding te dragen die nodig is voor de uitoefening van een beroep of sport, ter bescherming. Het mag ook bij feesten en culturele activiteiten. Ook in privévertrekken van zorginstellingen, zoals slaap- en verblijfsruimten, geldt het verbod niet.

3

4

5

Bron: Gezichtsbedekkende kleding verboden in onderwijs en ov, in: Algemeen Dagblad.

>

Deze tekst heb je ook nodig bij opdracht 6 en 13 van Spreken, kijken en luisteren.

T1 1 Vul het volgende argumentatieschema aan. Formuleer in goede, volledige zinnen.

Genomen maatregel: De maatregel is volgens de regering belangrijk, want: 1. en: 2. T1 I

24

2 a Geldt de genomen maatregel voor zorginstellingen, als geheel? b Waarom wel of niet? Antwoord in maximaal 10 woorden. 3 Bedenk voor de informatieve titel Gezichtsbedekkende kleding verboden in onderwijs en ov een andere titel die uitdagender is.

[1, 3 – 10]


1

Lezen

Lees tekst 10 en maak de opdrachten en vragen.

TEKST 10 1

2

3

4

En als ik dít wil dragen, wat ben ík dan?

5 Eind november kwam het kabinet wederom met een wetsvoorstel tegen gezichtsbedekkende kleding: ‘Het is verboden om in het openbaar vervoer en in gebouwen en bijbehorende erven van onderwijsinstellingen, overheidsinstellingen en zorginstellingen kleding te dragen die het gezicht geheel bedekt of zodanig bedekt dat alleen de ogen onbedekt zijn, dan wel onherkenbaar maakt.’ Ondertussen claimt hetzelfde Nederland dat het burgers de vrijheid geeft zich te kleden hoe ze willen. Vrouwen die ervoor kiezen halfnaakt over straat te gaan, wordt de vrije keus gelaten, terwijl moslims niet overal een niqaab (gezichtssluier) 6 mogen dragen. Het heeft er alle schijn van dat er een strijd gaande is tegen de vrije moslimvrouw, om haar te ‘bevrijden’. Het begon in Frankrijk en nu is het overgeslagen naar Nederland. Laten we deze strijd een halt toeroepen! Omdat ik 40 cm meer stof aan heb, heb ik ineens geen recht meer om mij te laten behandelen in een 7 ziekenhuis?! Geen recht om naar de huisarts te gaan?! Geen recht om mijn kind naar school te brengen?! Geen recht om op ouderavonden een betrokken ouder te zijn?! Geen recht om met het ov te gaan?! De Nederlandse samenleving heeft mij al eerder het recht op toetreding op de arbeidsmarkt ontnomen en gaf daarbij belemmeringen in de communicatie op als reden, terwijl ik mijzelf wil ontwikkelen en mijn steentje wil bijdragen. Vrouwen die hun gezicht bedekken zoals ik, hebben zich jarenlang ingespannen in collegezalen. Maar omdat wij onze gezichten en rondingen niet tonen, wordt er geen gebruikgemaakt van onze kennis en kwaliteiten. Elke keer wordt in deze strijd het schild (excuus) gebruikt dat ik dit moet dragen van mijn man/ vader, dat ik onderdrukt word, mezelf isoleer. Nee meneer, nee mevrouw, de niqaab is mij niet opgelegd, ik heb daarvoor gestreden. Emancipatie heet dat: baas over mijn eigen lijf!

Is het niet de overheid die nu met dit verbod bezig is om mij te isoleren?! En mij te onderdrukken?! Want als ik mijn kinderen niet naar school mag brengen, niet naar het ziekenhuis of de huisarts kan, niet mag werken, geen gebruik mag maken van het openbaar vervoer en geen onderwijs/bijscholing mag genieten, word ik dan niet gedwongen mij te isoleren? Zonder deze wet heb ik het al moeilijk genoeg, maar met de komst van deze wet gaat het heel zwaar worden! Mensen die haat koesteren zullen niet achteruitdeinzen voor het uiten daarvan in daden. Want angst is er allang niet meer, het is overgeslagen op haat. Ik ben het zat dat er elke keer voor mij wordt beslist zonder met mij in gesprek te gaan. Communicatie heet dat, tweerichtingsverkeer. Je burgers serieus nemen, luisteren naar elkaar. Mijn stem wordt totaal niet vertegenwoordigd. Daarom heb ik het initiatief genomen om deze van onder een niqaab te laten horen in dichtvorm!

Ik heb geleerd om anderen tegemoet te komen en om anderen te respecteren. Omdat ik weet dat in verschil en verscheidenheid kracht zit, maar helaas vinden anderen het moeilijk mij te accepteren. Mijn niqaab wordt als een gevaar gezien en ik mag niet zijn wie ik ben. Ik ben niet uw vijand en ook niet een gevaar, daarom bewapen ik mij met de pen! Terwijl mijn niqaab mijn ziel koestert en mij beschermt hoor ik dat mijn niqaab anderen afschrikt. Ik ben gewoon een vrouw die een andere keuze heeft gemaakt. Maar weet u dat uw norm mij schrikt? De niqaab is een keuze die bij mij het beste past. Ik voel mij er vrij in en het is een vrijheid waar ik voor vecht. Ik heb recht om die keuze te maken, want uw recht is mijn recht! Bron: S. Lakbiach*, En als ik dít wil dragen, wat ben ík dan?, in: NRC Handelsblad. * S. Lakbiach is lerares bij Stichting MoslimJongeren. In 2006 studeerde ze af als arabist aan de Universiteit Utrecht.

25


Lezen

1

T1 4 En als ik dít wil dragen, wat ben ík dan? Wat is de belangrijkste functie van deze titel? T1 5 Tussen alinea 1 en 2 bestaat een tegenstelling.

T2 T1 T2 T1 T2 T1 T2

I T2

Formuleer deze tegenstelling in één of twee, goed geformuleerde zinnen van maximaal 30 woorden. Schrijf het aantal woorden dat je gebruikt op tussen haakjes onder jouw zin. 6 Je kunt zeggen dat de schrijfster twee zaken wil bereiken met haar tekst. Ze heeft een algemeen doel én een persoonlijk doel. Om welke doelen gaat het? 7 Bij welk doel (algemeen of persoonlijk) van de schrijfster past het gedicht? 8 Waarom heeft de schrijfster voor de dichtvorm gekozen? Baseer je antwoord op alinea 6. 9 Welke inhoudelijke overeenkomst tussen tekst 9 en tekst 10 kun je noemen? 10 Bekijk de argumenten in tekst 9 en die in tekst 10. Welk inhoudelijk verschil valt je op? 11 Welk schrijfdoel herken je in tekst 9 en welk schrijfdoel in tekst 10? 12 De houding ten opzichte van het onderwerp van de auteur in tekst 9 verschilt van die van de auteur in tekst 10. Welk bewering is juist? A In tekst 9 is de houding nuchter; in tekst 10 enthousiasmerend. B In tekst 9 is de houding kritisch; in tekst 10 emotioneel. C In tekst 9 is de houding zakelijk; in tekst 10 ironisch. D In tekst 9 is de houding neutraal; in tekst 10 verontwaardigd. 13 Lees het gedicht in tekst 10 alleen of in tweetallen zó voor dat de gevoelens van de schrijfster duidelijk tot uiting komen. Rappen kan ook! 14 Zoekopdracht a De redactie van NRC Handelsblad krijgt veel ingezonden brieven van mensen met het verzoek deze in de krant op te nemen. Veel brieven maken echter weinig kans geplaatst te worden of worden direct aan de kant gelegd. Zoek uit waarom. Noem minstens vijf redenen voor afwijzing. b Waarom heeft de redactie volgens jou besloten de brief van mevrouw Lakbiach wel te plaatsen?

Eindopdracht 7

Weten

[3 – 10]

In deze opdracht controleer je je kennis van de theorie in deze module. Bepaal of de volgende uitspraken juist of onjuist zijn. Verbeter de uitspraken die niet juist zijn. T1 1 Door een tekst oriënterend te lezen, haal je de hoofdzaken uit die tekst.

2 3 4 5 6 7 8

Wanneer je je afvraagt of de argumentatie logisch en overtuigend is, lees je de tekst kritisch. Bij globaal lezen let je ook op de verwijswoorden en de woordbetekenissen in de tekst. De kernzin van een alinea staat vrijwel altijd vooraan (eerste of tweede zin). Je formuleert de hoofdgedachte van een tekst in een mededelende zin. Om de hoofdgedachte vast te stellen, let je vooral op de titel en de inleiding. De belangrijkste functie van een titel is de lezer informeren over het onderwerp van de tekst. Tussenkopjes kunnen de deelonderwerpen aangeven, maar ze kunnen ook vooral de aandacht van de lezer trekken. 9 Een nieuwsbericht is een voorbeeld van een uiteenzettende tekst. 10 Een ingezonden brief is meestal betogend. 11 Als je wordt gevraagd in eigen woorden te antwoorden, mag je geen woorden uit de tekst overnemen. 12 Om te bepalen voor welk publiek een artikel is geschreven, kijk je goed naar de bron en de tekstvorm waarin het is verschenen.

26


1 Eindopdracht 8

Lezen

Kunnen – Examentekst

In deze opdracht pas je de vaardigheden toe die je hebt geleerd in deze module. Lees de examentekst en beantwoord de vragen.

TEKST 11 1

5

10

15

20

2

25

30

35

40

De multitasker als informatiedrager

Als we een onderzoek mogen geloven van een Amerikaans internetbedrijf, moeten we het idee van de 24-uurs economie binnenkort loslaten. Volgens dat onderzoek zien Amerikanen namelijk kans om, dankzij multitasken, ruim 43 uur aan activiteiten in één dag van 24 uur te persen. Multitasken blijkt vooral populair bij de jongste generatie, die met de computer is opgegroeid. Als jongeren op hun laptop aan het werk zijn, denken ze van alles tegelijk te kunnen doen: een werkstuk typen, de benodigde informatie bij elkaar googelen, via chat overleggen met klasgenoten en daarbij natuurlijk terloops wijzen op dat leuke filmpje op YouTube. Via hun smartphone luisteren ze naar muziek en een geluidssignaal meldt dat er zojuist zestien berichten zijn binnengekomen. De mogelijkheden en gunstige effecten van multitasken staan de laatste tijd nogal ter discussie. Onlangs betoogde redacteur en columnist Marjoleine de Vos in NRC Handelsblad dat wie veel tegelijk probeert te doen, uiteindelijk niets goed doet. Zij staat daarin niet alleen. Veel opvoeders klagen over de nadelige invloed van het multitasken: de jeugd van vandaag leest niet meer aandachtig en kan zich niet meer langdurig concentreren op een specifieke taak, wat onder meer ten koste gaat van het leren. Multitasken zou ook stress en burn-outs bevorderen en een paar jaar geleden opperde de American Academy of Pediatrics dat er mogelijk een verband bestaat tussen multitasken en de spectaculaire opmars van stoornissen onder jongeren, zoals ADHD. Latere onder-

zoeken suggereerden zelfs dat er een 45 verband is met het chronische

3

50

55

60

65

4 70

75

5

80

85

vermoeidheidssyndroom en bepaalde autistische ontwikkelingsstoornissen. Maar wat is nu eigenlijk het probleem? En is het werkelijk zo erg? De problemen en ziekten die met multitasken in verband worden gebracht, kunnen worden beschouwd als stoornissen in informatieverwerking. Elk organisme is te beschouwen als een informatieverwerkend systeem. DNA-moleculen, cellen, organen, individuen en groepen dienen, om te overleven, grote hoeveelheden informatie te verwerken. Op alle niveaus geldt dat een tekort of een teveel daaraan tot ernstige problemen leidt. Als een bepaald maximum wordt overschreden of als de informatie onder het minimum zakt, dan ontstaat eerst chaotisch gedrag en vervolgens lukt het niet meer om informatie op te nemen. De hoeveelheid data die we tegenwoordig over ons heen krijgen, is overweldigend. De Volkskrant op zaterdag bevat evenveel leesvoer als een zeventiende-eeuwer in zijn gehele leven voorgeschoteld kreeg. Het is niet verwonderlijk dat het moeilijk is om dat allemaal te verwerken en dat informatiestress en burn-outs toenemen. Gelukkig zijn we niet machteloos overgeleverd aan de informatiestroom, maar kennen we aardig wat strategieën om de overlast te lijf te gaan. Een van de meest doeltreffende is je voor korte of langere tijd af te sluiten, bijvoorbeeld door regelmatig te pauzeren. Een tweede strategie bestaat eruit bij te veel informatie een aantal taken even op te schorten, in de

27


Lezen

1

hoop dat de druk minder zal worden. Wat ook goed werkt, is informatie te filteren; we kunnen er bijvoorbeeld 90 voor kiezen bij een zoekopdracht op internet alleen recente gegevens te vragen. Ook in het alledaagse leven passen we deze strategie voortdurend toe, bijvoorbeeld wanneer we ons in 95 gezelschap concentreren op onze

gesprekspartner en de andere gesprekken om ons heen wegfilteren. Multitasken past in dit rijtje strategieën: als het aantal taken te groot wordt, 100 kunnen we proberen er enkele tegelijk uit te voeren. Bron: Jos de Mul, havo-examen 2011-I.

T1 1 Wat is het onderwerp van deze tekst?

2 In regel 4-8 wordt een onderzoeksresultaat aangehaald. Hoe wordt dit in de rest van alinea 1 onderbouwd? A met meerdere argumenten B met een aantal controleerbare feiten C met enkele voorbeelden D met enkele gevolgen 3 Formuleer op basis van alinea 2 de centrale vraag die de auteur probeert te beantwoorden. Gebruik maximaal 15 woorden. T2 4 Formuleer een kopje dat goed past boven alinea 2. T1 5 Boven welke alinea past het kopje ‘Goed omgaan met informatiestromen’? 6 Citeer de kernzin van alinea 3. 7 a Wat is het belangrijkste schrijfdoel van deze tekst? A instrueren B overtuigen C uiteenzetten D activeren T2 b Motiveer je keuze.

Tekstfragment 1 Sommige vormen van multitasken gaan ons tamelijk goed af. Motorische activiteiten, zoals lopen, fietsen of autorijden, doen we grotendeels op onze ‘automatische piloot’, zodat we ondertussen naar muziek kunnen luisteren of een gesprek kunnen voeren. We zijn bovendien redelijk goed in staat om verschillende informatiestromen gelijktijdig te verwerken als deze verschillende zintuigen aanspreken. Het wordt moeilijker als we dingen willen combineren waar hetzelfde type aandacht voor nodig is, zoals tegelijkertijd e-mailen, chatten en bellen. Multitasken komt dan neer op het voortdurend switchen tussen verschillende taken. Dat is echter minder efficiënt en effectief dan het na elkaar uitvoeren van de afzonderlijke taken. Bron: Jos de Mul, havo-examen 2011-I.

T1 8 Wanneer is multitasken volgens tekstfragment 1 goed mogelijk? Noem twee algemeen geformuleerde punten. Geef geen voorbeelden. 9 Wanneer is multitasken volgens tekstfragment 1 niet goed mogelijk? Noem een algemeen geformuleerd punt.

28


1

Lezen

Tekstfragment 2 1

5

2

10

3 15

4 20

Nu de vakantie er weer op zit, voelt iedereen het monster van het multitasken weer naderen. De waarheid is, zo hebben hersenonderzoekers gevonden, dat ons brein er helemaal niet op gebouwd is om meerdere dingen tegelijk te doen. Ja, wel: lopen en intussen je hand naar je hoofd brengen om te krabben, of lezen en intussen gaan verzitten – natuurlijk. Maar niet: aandacht hebben voor het één en aandacht hebben voor het ander. Iedereen weet dat de enige manier om iets voor elkaar te krijgen is om er aandacht aan te besteden. De volle aandacht. De dichteres Ida Gerhard had de gewoonte om, als ze merkte dat degene die ze aan de telefoon kreeg intussen ook iemand anders gedag zwaaide, thee inschonk of hoe dan ook aandacht had voor iets anders dan het gesprek, op hoge toon te vragen: ‘Mag ik je volle aandacht?’ Het klinkt vervelend, maar er zit wat in: hoe vaak merk je zelf niet dat dingen, waar je in een telefoongesprek afwezig-enthousiast op hebt gereageerd, daarna volledig uit je geheugen verdwenen zijn? Als je aandacht besteedt aan de taak die je uitvoert, sla je volgens neurologen gegevens anders op en zijn ze gemakkelijker weer terug te halen. De wereld probeert ons er op vindingrijke wijze steeds heviger van te overtuigen dat het paradijs op aarde aanbreekt, als we alles tegelijk kunnen doen. Heerlijk in een zeilboot zitten e-mailen, verrukkelijk naar muziek luisteren via je mobiele telefoon, waarmee je tevens foto’s maakt en op internet surft terwijl je op familiebezoek bent: we verliezen geen seconde, we leven volop, we zijn dynamisch. En: geheugenloos, oppervlakkig, snel verveeld. Wat een ramp van een ideologie – want dat is het. Een door producenten van apparaatjes gestimuleerde ideologie, die wordt overgenomen alsof er een nieuwe heilstaat is aangebroken. Wie voorzichtig over aandacht en concentratie begint, is een zanik die nog stééds niet doorheeft dat het zo niet meer werkt. Bron: Marjoleine de Vos, Het ideaal van deze tijd is chaotisch gerommel, in: havo-examen 2011-I.

T2 10 ‘Ja, wel: lopen en intussen je hand naar je hoofd brengen om te krabben, of lezen en intussen gaan

verzitten …’ (regel 3-4). In de geciteerde voorbeelden kan multitasken volgens Marjoleine Vos wel. Leg dit uit en gebruik hiervoor tekstfragment 1. T1 11 Wat is het belangrijkste schrijfdoel van tekstfragment 2? T2 12 Formuleer de hoofdgedachte van tekstfragment 2 in een goed geformuleerde zin van maximaal 25 woorden. Geef zowel het standpunt van de schrijfster als het belangrijkste argument daarbij.

29


Lezen

1

Tekstfragment 3

Zo wordt u een singletasker • Deel uw werkdag in in blokken. Zet e-mail, telefoon en internet uit en spreek met uzelf af dat u alleen op vaste tijden uw e-mail afhandelt, telefoontjes beantwoordt enzovoorts.

• Onderzoek wijst uit dat we de helft van de onderbrekingen aan onszelf te wijten hebben.

• •

• • •

Voelt u vaak de verleiding opkomen koffie te halen? Adem dan even diep in en richt u weer op datgene waar u mee bezig was. Op die manier traint u uw concentratie en zult u op den duur langer uw aandacht bij één ding kunnen houden. Komen er tijdens het werken aan één ding gedachten bij u op over andere dingen? Parkeer ze dan door ze op een papiertje te schrijven, dat geeft rust. Betrapt u uzelf erop dat u toch weer aan het multitasken bent, stop er dan mee, sluit vijf minuten uw ogen en haal rustig adem. Dat maakt uw werkgeheugen ‘schoon’ zodat u straks weer goed verder kunt; ook neemt stress erdoor af en verbetert op den duur uw concentratie. Komt er iets tussendoor wat echt niet kan wachten? Noteer dan eerst waar u gebleven bent en welke gedachten u in uw hoofd heeft. Dat helpt later de draad sneller op te pakken. Is het gelukt uw aandacht bij één ding te houden? Beloon uzelf dan met iets leuks of lekkers – daarmee versterkt u uw nieuwe gedrag. Wilt u toch multitasken bij bepaalde bezigheden? Oefen die zo vaak dat u ze op de automatische piloot kunt doen. Dan houdt u breinkracht over voor een andere taak die u er goed naast kunt doen. Als u een kei bent in ramen lappen, kunt u ondertussen een origineel cadeau bedenken voor uw moeder.

Bron: Edwin Oden, De multitaskverleiding is overal, in: Psychologie Magazine.

T1 13 a Wat is het belangrijkste schrijfdoel van tekstfragment 3?

b Motiveer je keuze. T2 14 a Welke tip van tekstfragment 3 kun je in verband brengen met tekstfragment 1?

b Licht je antwoord toe. I 15 Voor welk publiek heeft de auteur van tekstfragment 3 zijn tekst vooral geschreven?

16 Vergelijk de teksten van opdracht 8 met elkaar. Welke tekst spreekt jou het meeste aan? Geef bij je keuze twee argumenten. Onderbouw je argumenten met gegevens uit de tekst. T2 17 Zou jij één of meer tips uit tekstfragment 3 willen/kunnen gebruiken? Waarom wel of niet? Geef daarbij een inhoudelijk argument. Wissel ervaringen uit met een klasgenoot. I 18 Maak een grappige cartoon (1 – 3 afbeeldingen) als illustratie bij deze tips. In de cartoon komen minimaal twee mensen/dieren/dingen aan het woord.

30


1 Na afloop

Lezen

Wat heb ik geleerd?

Heb je de leerdoelen van deze les bereikt? Kies een smiley bij ieder leerdoel.

Ik kan uit de tekst afleiden wat het schrijfdoel en de tekstsoort is en voor welk publiek deze is geschreven

Ik kan de hoofd- en bijzaken onderscheiden en de kernzinnen in een tekst herkennen

Ik kan de intenties, opvattingen en gevoelens van de schrijver uit de tekst afleiden

Hoe

ghing

Ik kan verschillende feitelijke en waarderende uitspraken, standpunten en argumenten onderscheiden

et?

Ik kan het onderwerp, de deelonderwerpen en de hoofdgedachte van een tekst bepalen en deze formuleren

Ik kan de functie van de titel, de ondertitel en de tussenkopjes bepalen

ONLINE VOOR JOU

TOETSEN

• • • • •

• Eindtoets Lezen module 1 versie A • Eindtoets Lezen module 1 versie B

Correctiemodel startopdracht 2 Lezen Ingesproken leesteksten Extra oefenmateriaal alle teksten onderscheiden Extra oefenmateriaal alinea en kernzin Extra oefenmateriaal feit en mening

31


Publiek en doel

Schrijven

1

Zakelijke brief en e-mail Jouw leerdoelen 3F 3F 3F 3F 2F

3F

Nieuwe theorie

• verschillende soorten brieven en e-mails schrijven • het schrijfdoel van een brief bepalen en toepassen • structuur en vorm geven aan een zakelijke brief en e-mail • een curriculum vitae opstellen • het taalgebruik en de inhoud afstemmen op de situatie en het publiek

Voorkennis [8] [10]

schrijfdoelen, tekstsoorten en tekstvormen intentie van de schrijver

Startopdracht 1

overzicht publiekgerichtheid publiek in kaart brengen [13] inhoud afstemmen op publiek [14] taalgebruik afstemmen op publiek [15] zakelijke brief of e-mail [16] digitale zakelijke correspondentie [17] opbouw [18] formele indeling [19] sollicitatie- en motivatiebrief of -mail [20] curriculum vitae (cv) [21] klachtenbrief of -mail [22] beoordeling zakelijke brief of e-mail [11] [12]

Weten

In deze opdracht ga je na wat je al weet van de theorie in deze module. T1 1 a Schrijf twee soorten zakelijke brieven op die een overtuigend schrijfdoel hebben.

2 3 4 5

b Schrijf een briefsoort op die de lezer iets wil meedelen. Bij welk deel van een brief vermeld je het onderwerp? Welke twee vaste onderdelen van een cv zijn voor een werkgever het interessantst? Schrijf twee onderdelen op die in de inleiding van een sollicitatiebrief moeten staan. Een zakelijke brief kun je ook per e-mail sturen. Welke vijf onderdelen van de indeling van de zakelijke brief gebruik je niet in een zakelijke e-mail?

Startopdracht 2

Kunnen

In deze opdracht laat je zien in hoeverre je de theorie in deze module al kunt toepassen.

10 september 2017 Hallo allemaal, Ik ben Marieke Jansen, de nieuwe jongerenwerker van de gemeente. Het is de bedoeling dat ik met jullie in het winterseizoen een aantal leuke activiteiten ga organiseren. Ik nodig jullie uit om vrijdag 15 september met mij te komen kennismaken. We maken er gelijk een gezellige boel van met frisdrank en chips. Die avond hoor ik dan van jullie wel welke dingen jullie zoal leuk vinden. Graag tot dan!! Groetjes, Marieke

32


1

Schrijven

1 Lees de brief op de vorige pagina en beoordeel deze. Gebruik hierbij het Beoordelingsformulier zakelijke brief of e-mail. T1 a Zijn alle onderdelen van de briefvorm (formele indeling) opgenomen? b Is de inhoud compleet? Zo nee, schrijf op welke punten ontbreken. T2 c Wat kun je opmerken over het taalgebruik van de brief? Stel je voor dat je een brief gaat sturen aan de Nederlandse Transplantatiestichting, Plesmanlaan 100, 2332 CB Leiden. Je wilt graag meer informatie ontvangen over het doneren van een orgaan. Deze informatie wil je gebruiken voor het schrijven van je profielwerkstuk. Op de site heb je gezien dat het mogelijk is om een gastspreker uit te nodigen. Van je docent Nederlands mag je iemand tijdens de les uitnodigen om te komen vertellen over orgaandonatie. Deze gastles moet voor 1 december worden gepland. T1 2 a Wat voor soort brief ga je schrijven in dit geval?

b Welke twee schrijfdoelen heeft deze brief? 3 a Schrijf nauwkeurig het publiek van de brief op. b In welk onderdeel van de brief spreek je degene tot wie je schrijft direct aan? 4 Het taalgebruik moet je afstemmen op degene die de brief gaat lezen. a Welke aanspreekvorm gebruik je in de tekst van deze brief? b Gebruik je het woord profielwerkstuk of de afkorting pws in deze brief? Leg uit waarom. 5 In welk deel van deze brief geef je aan dat je een profielwerkstuk wilt maken over orgaandonatie? 6 Hoeveel alinea’s bevat de tekst van deze brief waarschijnlijk? 7 Hieronder staat de indeling van het Amerikaanse briefmodel. Neem de nummers over en schrijf daarachter de tekst op voor elk onderdeel. 1 2 3 4 5

Afzender Dagtekening Adressering Referteregel Aanhef

6 Inleiding (beginzinnen) 7 Informatie middenstuk (steekwoorden) 8 Slot (slotzinnen) 9 Slotformule 10 Ondertekening

8 Stel je voor dat je schriftelijk solliciteert naar de functie van sporttrainer. a In welk deel van de brief vermeld je je ervaring op sportgebied? T1 b Op welke twee plekken in de brief vermeld je dat je een cv meestuurt? 9 In een zakelijke e-mail hanteer je formeel taalgebruik. Lees het onderstaande e-mailbericht van een leerling aan de afdelingsleider van havo 4. a Welk onderdeel ontbreekt volledig? T2 b Neem het e-mailbericht over en verbeter het. 10 Beoordeel jezelf aan de hand van het correctiemodel. Bespreek je score met je docent en overleg welke opdrachten je kunt maken in deze module.

Hallo, ik wil u in deze mail iets zeggen over onze lessen natuurkunde. Omdat de docent ziek is geweest, lopen we nu erg achter met de stof. Daar zijn we nu mooi de dupe van met de toetsweek. Kunt u iets voor ons regelen? Jennifer H4C

33


Schrijven Opdracht 3

1

Soorten zakelijke brief en e-mail, schrijfdoel en soort publiek

[ 8, 11, 12, 15]

T1 Lees de onderstaande situaties waarin iemand een boodschap verzendt. Dit kan per brief of per e-mail.

Schrijf bij elke boodschap drie aspecten op: • welk soort zakelijke brief of e-mail hierbij past; • welk schrijfdoel de auteur heeft; • voor welk soort publiek de boodschap is geschreven. 1 Een ouder uit zijn verontwaardiging over de lesuitval van havo 4. 2 De gemeente deelt de bewoners mee dat een doorgaande weg vanwege werkzaamheden tijdelijk wordt afgesloten. 3 Een vraag gericht aan een jongerenwerker: of het mogelijk is om je stage voor loopbaanoriëntatie bij zijn organisatie te vervullen. 4 Een toelichting van de fabrikant op zijn product. 5 Je toont je belangstelling voor de functie van presentator van het jaarlijkse zomerfestival van jouw stad. T2 6 In welke van de bovenstaande situaties zal de boodschap niet digitaal worden verzonden? Motiveer je antwoord.

Opdracht 4

Aanhef van een zakelijke brief

[18]

T1 Schrijf de goede aanhef op bij de volgende adresseringen.

1 Advocatenkantoor De Lange Ridder van Catsweg 20 2805 BA GOUDA

Opdracht 5

2 Volleybalvereniging Juvenalis Afdeling ledenadministratie Westdijk 4 1438 KM UITHOORN

3 Mevrouw B.J.M. van Gieten-de Bruin Dorpsstraat 78 7271 BK BORCULO

Taalgebruik zakelijke brief of e-mail afstemmen op publiek

[14]

T2 Als je een zakelijke brief of e-mail schrijft, ben je altijd beleefd en gebruik je formele taal. Herschrijf de zinnen 1

tot en met 4 uit de klachten hieronder tot feitelijke mededelingen die in een zakelijke brief of e-mail passen. • Vermijd onbeleefd en te formeel taalgebruik. • Verbeter zo nodig de fout gebruikte woorden en de foute zinnen. 1 Ik wou het ten eerste met u hebben over het aantal tussenuren welke veel te veel zijn. 2 Het is belachelijk dat we niet eerder dan twee dagen van tevoren iets wisten van de excursie voor onze klas. De toets die op die dag is gepland, moet nu worden verzet en ik heb hem al geleerd. 3 De buitenlandse reizen zijn naar mijn zinnen niet goed geregeld. Op mijn formulier heb ik drie keuzes ingevuld. Naar mijn eerste keus is echt niet gekeken, geloof mij maar. Aldus ben ik ingedeeld bij een reis die mij voor geen meter bevalt. 4 Uw aandacht wil ik vragen voor de grote hoeveelheid toetsen in een week. Kunt u het niet eens fiksen dat de docenten beter plannen wat van hen verwacht mag worden?

Opdracht 6

Taalgebruik slot van een zakelijke brief of e-mail afstemmen op publiek [14]

T2 Herschrijf de volgende afsluitende zinnen.

1 2 3 4

34

Ik hoop u hiermede van dienst te zijn geweest en op een positief antwoord. Vertrouwende spoedig uw antwoord te mogen vernemen, teken ik, Ik ga ervan uit dat u me uitnodigt voor een sollicitatiegesprek. Dan kan ik nog meer over mezelf vertellen. Het bedrag dat we nog van u krijgen, moet u voor 1 november op onze rekening storten.


1 Opdracht 7 T2

Schrijven

Zakelijke e-mail

[13, 14, 16]

In opdracht 2, vraag 2, heb je een brief gestuurd naar de Nederlandse Transplantatiestichting om een gastspreker uit te nodigen. Je wilt nu een zakelijke e-mail naar je docent Nederlands sturen waarin je meedeelt dat het is gelukt om een spreker van de Nederlandse Transplantatiestichting te regelen. Verwerk de volgende gegevens in je e-mail: • Gastspreker: de heer Piet Spaander (heeft een gedoneerde nier) • Datum en lesuur: zelf bepalen • Vraag: bedrag reiskostenvergoeding

Opdracht 8

Herschrijven middenstuk van een zakelijke brief of e-mail

[17]

T2 Het middenstuk van een zakelijke brief of e-mail is een uitwerking van dat wat je wilt (laten) weten. Je gebruikt

hiervoor één of meer alinea’s.

bij opdracht 8] Hierna lees je een middenstuk. Het is in korte, onvolledige zinnen geschreven en niet ingedeeld in alinea’s.

acht 8 of 9]

1 Herschrijf het middenstuk. 2 Verdeel de tekst over twee alinea’s.

T

12 miljoen keer… Per jaar worden er 12 miljoen adviezen opgezocht op de website van de Nederlandse Taalunie Taaladvies.net. Het meest opgezochte advies? Over het opstellen van een zakelijke brief of e-mail… taaladvies.net

Niet altijd maandbedrag automatisch van mijn rekening kunnen halen. Rekeningen met acceptgiro betaald. Alle rekeningen voor de abonnementskosten en de telefoonkosten heb ik betaald. Zie bijlagen. Begrijp niet waarom nu een nota van 253,15 euro voor voortijdig opzeggen van mijn abonnement. Abonnement niet opgezegd! Alle bedragen aan u overgemaakt, dus niet akkoord met inhoud van uw brief van 15 september. Zal kosten zekers niet betalen. Wil abonnement gewoon behouden.

Opdracht 9

T

Motivatiebrief schrijven

[19]

Hè?! Of ze nu Russisch, Chinees Argentijnse In de module Lezen las je een tekstofover ouderen in verzorgingstehuizen die zich eenzaam voelen (tekst 4 gebarentaal spreken (of Nederlands natuurlijk): Eenzaamheid van ouderen schreeuwt om maatschappelijke dienstplicht jongeren, pagina 16). In alinea 7 en 8 mensen vragen hun gesprekspartner gemiddeld van deze tekst wordt een concreet voorstel gedaan om iets te doen tegen die eenzaamheid. Stel je voor dat elke 90 seconden om opheldering. Vaak doen de dienstplicht wordt ingesteld. Jij vindt het een uitdaging om in een verzorgingstehuis (bij jou in de buurt) ze dat met een woordje dat overal ter een stageperiode te volbrengen. wereld wordt gebruikt: hè? dekennisvannu.nl

1 Schrijf eigenschappen op die jou geschikt maken voor deze stage. 2 Zoek informatie over een verzorgingstehuis. Heeft het iets wat jou in het bijzonder aanspreekt? I 3 Schrijf de motivatiebrief of -mail waarin je een enthousiast antwoord geeft op de vraag waarom je stage wilt lopen in dit verzorgingstehuis. 4 Controleer de motivatiebrief of -mail met het Beoordelingsformulier zakelijke brief of e-mail.

35


Schrijven Opdracht 10

1

ersoneelsadvertentie analyseren en middenstuk P sollicitatiebrief of -mail schrijven

[19]

Voordat je een sollicitatiebrief of -mail schrijft, bestudeer je de personeelsadvertentie op de volgende pagina. Deze bevat informatie over de functie-eisen: de capaciteiten, opleiding en vaardigheden waarover je moet beschikken voor de baan. Daarna ga je voor jezelf na of je voldoet aan de functie-eisen. 1 Lees de personeelsadvertentie. T1 2 Schrijf de functie-eisen op die in de vacature worden gesteld. T2 3 Bedenk zo veel mogelijk redenen waarom jij geschikt bent voor de functie. Schrijf deze overzichtelijk onder

T1 4 T2 5

6 7 8 9

elkaar. Denk aan je opleiding, ervaring (zie vraag 1 van opdracht 9), vaardigheden. Onderbouw je redenen met voorbeelden. Je wilt solliciteren met als doel aangenomen te worden. Welke formele schrijfdoelen heb je? Schrijf het middenstuk van de sollicitatiebrief of -mail. Welke sfeer binnen het bedrijf wordt beschreven? Heeft deze sfeer invloed op de keuze van je aanhef en je slotformule? Schrijf op welke woorden je wilt gebruiken. Schrijf de volledige sollicitatiebrief of -mail. Controleer je tekst met het Beoordelingsformulier zakelijke brief of e-mail. Wissel je brief uit met een klasgenoot en beoordeel elkaars werk met het Beoordelingsformulier zakelijke brief of e-mail. Schrijf drie tips op voor elkaar.

Opdracht 11

Curriculum vitae

Bij de sollicitatiebrief of -mail van opdracht 10 hoort een curriculum vitae, ook wel cv genoemd. T2 1 Maak je eigen curriculum vitae. Je gebruikt hiervoor je eigen gegevens en de volgende:

Je hebt sinds een jaar een bijbaantje bij groentezaak De Goudrenet in jouw woonplaats. Daar werk je op zaterdag en in de vakanties. Je werkzaamheden bestaan uit bevoorrading en verkoop van groente en fruit. Je verzorgt ook de website van het bedrijf. Je • leidinggevende is mevrouw P. van de Harten. Haar telefoonnummer is: 06-78654906. • Een keer per week train je de F-pupillen van de voetbalvereniging. 2 Vergelijk je curriculum vitae met dat van klasgenoten. T1 3 Lees (opnieuw) tekst 5 uit de module Lezen Anoniem solliciteren: lukt het dit keer wel? op pagina 18). Welke onderdelen zou je uit je cv moeten weglaten om anoniem te solliciteren?

36

[20]


1

Schrijven

Vacature Parttimemedewerker callcenter B4U Wat ga jij doen? Bij deze parttimebaan neem je telefonisch contact op met bedrijven en je biedt hun een proefabonnement op een vakblad aan. Je gaat deze bedrijven overtuigen van de toegevoegde waarde van een vakblad. Het is belangrijk dat je een professionele houding aanneemt. Door middel van een training zul je vakkennis en ervaring opdoen, wat jou zal vormen tot een topverkoper. Jij vindt het behalen van targets een uitdaging en haalt graag het beste uit je verkoopgesprekken. Voor welk bedrijf werk je? We zijn een snelgroeiende uitgeverij van met name praktische vakbladen voor het midden- en kleinbedrijf. We hebben een open en informele bedrijfscultuur. Betrokkenheid en input van medewerkers zijn belangrijk en worden ook gestimuleerd. Samen werk je toe naar hetzelfde doel en dit creëert teamspirit. De sfeer op de werkvloer is erg gezellig. Wat bieden wij? • Een informele en gezellige werksfeer; • Goede begeleiding en coaching; • Goede 'training on the job' van enkele dagen waarbij je de kneepjes van het vak zult leren; • Werktijden van maandag tot en met vrijdag tussen 9.00 en 17.00 uur. Wat zijn de arbeidsvoorwaarden? Salaris: ongeacht leeftijd: € 10,15 bruto per uur. Naast jouw salaris heb jij recht op 8% vakantiegeld en 10% vakantiedaguren. Reiskostenvergoeding is niet van toepassing. Wat vragen wij? Voor deze functie ben je minimaal 10 tot maximaal 25 uur per week beschikbaar. Kerncompetenties en eisen voor deze functie zijn: • Je hebt mbo-werk- en denkniveau. • Je bent commercieel en assertief. • Je bent flexibel en servicegericht ingesteld. • Je hebt aantoonbare ervaring met zakelijke dienstverlening. • Je hebt een professionele instelling. • Je hebt goede mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden. • Je bent vaardig met computersystemen. Meer weten of direct solliciteren? Ben je geïnteresseerd in deze parttimebaan? Solliciteer dan door een brief te sturen naar Cora van Dullemen, hoofd personeelszaken, Uitgeverij B4U, Maaskade 119, 3071 NM Rotterdam, cvandullemen@B4U.nl

37


1

Schrijven Plusopdracht 12

[20]

Veel mensen maken op internet een profiel van zichzelf zodat een eventuele werkgever snel een overzicht heeft van iemands werkervaring en bekwaamheden. 1 Vraag aan iemand die een account heeft op LinkedIn of je zijn/haar profiel mag bekijken. T2 2 Het profiel bestaat uit informatievelden die je moet invullen: foto, functie, ervaring, opleiding, vaardigheden (wat je goed kunt). Maak voor jezelf zo’n profiel waaraan je zakelijke relaties kunt koppelen. 3 Welke voordelen biedt een digitaal sociaal netwerk van professionals? 4 Vergelijk je profiel met dat van een klasgenoot.

Naam Functie: Samenvatting van werkervaringen en interesses: Ervaring: Opleiding: Vaardigheden:

360 VIEW PROFILE AS

Plusopdracht 13

connections

[19, 20]

T2 Als je wordt uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek, kun je een portfolio tonen. Op sommige scholen maak je

er een gedurende je schoolloopbaan. Je kunt het ook zelf doen, zodat je bij sollicitaties naar een stageplek of bij een toelatingsgesprek voor een vervolgopleiding een document hebt opgebouwd. 1 Schrijf bij de volgende punten een waardering voor jezelf op en schrijf twee situaties op waarin je de vaardigheid hebt toegepast. e sociale vaardigheden a presenteren f taalbeheersing b plannen g zelfstandig werken c rekenen d samenwerken 2 In een portfolio bewaar je bewijsmateriaal, bijvoorbeeld een filmpje van een presentatie, het verslag van je maatschappelijke stage of je profielwerkstuk. Welk bewijsmateriaal heb jij bij de bovenstaande punten? Schrijf deze op. 3 Maak een beeldend portfolio van je werkervaring, hobby’s en vaardigheden. Knip of scheur afbeeldingen uit kranten en tijdschriften, zoek op internet naar treffende spreuken en maak zelf foto’s of illustraties. Plak je portfolio op een vel A1-papier of maak er een digitaal overzicht van zodat je ook filmpjes kunt toevoegen. Je portfolio moet in één oogopslag een goed beeld van jou geven.

Plusopdracht 14

Zakelijke e-mail afstemmen op ontvanger

[14, 16]

I 1 Schrijf namens mevrouw C. van Dullemen van personeelszaken een zakelijke e-mail waarin je op een

2 3 4 T2 5

38

diplomatieke manier aangeeft dat een sollicitant niet in aanmerking komt voor de baan. Verzin zelf een naam. Geef minstens twee redenen waarom de sollicitant wordt afgewezen. Sluit de e-mail af met een positieve opmerking voor de sollicitant. Vergelijk je tekst met die van een klasgenoot. Let vooral op het punt ‘Inhoud en publieksgerichtheid’ van onderdeel [22] in de theorie. Schrijf drie tips en drie tops op voor elkaar.


1

Eindopdracht 15

Schrijven

Weten

T1 In deze opdracht controleer je je kennis van de theorie in deze module. Geef van de volgende stellingen

aan of ze juist of onjuist zijn. Geef een toelichting bij de stellingen die onjuist zijn. 1 2 3 4 5

Boven een zakelijke e-mail schrijf je een aanhef. Een klachtenbrief of -mail wil de ontvanger vooral informeren. In de inleiding van een zakelijke brief staat altijd de aanleiding van het schrijven. De reden van je sollicitatie staat in de inleiding van je brief. In het slot van een sollicitatiebrief of -mail vermeld je dat je ervan uitgaat dat je wordt uitgenodigd voor een gesprek. 6 Het taalgebruik van een klachtenbrief of -mail behoort altijd beleefd te zijn. 7 Een circulaire heeft als aanhef: Beste lezer, 8 Je kunt een standaardbrief of -mail gebruiken bij verschillende sollicitaties. 9 Het onderwerp van je brief geef je aan in de referteregel. 10 In je curriculum vitae moet je na je persoonlijke gegevens, je opleidingen en je ervaring je referenties opnemen.

Eindopdracht 16

Kunnen

Toets

In deze opdracht pas je de vaardigheden toe die je hebt geleerd in deze module.

Keuze A: Motivatiebrief of -mail schrijven Omschrijving van de opdracht soort: motivatiebrief of -mail structuur: Amerikaans briefmodel/opbouw e-mail publiek: toelatingscommissie opleiding schrijfdoel: betogen en activeren omvang: maximaal 350 woorden bron: informatie over een opleiding

Stel dat je voor je favoriete vervolgopleiding een motivatie moet schrijven. Er kan een beperkt aantal leerlingen worden toegelaten. 1 Schrijf op waarom je jezelf geschikt acht voor de studie. 2 Welke van jouw karaktereigenschappen kunnen leiden tot een succesvolle weg voor de studie en naar het beroep dat je wilt uitoefenen? 3 Schrijf de motivatiebrief of -mail. Aanwijzingen Je motivatiebrief of -mail moet voldoen aan de volgende punten: • De opleiding past bij jouw interesses. • De opleiding sluit aan bij jouw niveau. • De opleiding biedt groeimogelijkheden voor jouw talenten. • Je hebt ervaring opgedaan of opdrachten gemaakt waarmee je kans maakt om toegelaten te worden.

39


Schrijven

1

Beoordelingscriteria De verzamelde informatie, het schrijfplan en de brief/e-mail worden beoordeeld volgens de criteria die je in nummer [22] van de theorie vindt: T1 • structuur T2 • formele indeling en verzorging I • inhoud en publiekgerichtheid. Resultaat informatie over de opleiding een volledig ingevuld schrijfplan de netversie van je motivatiebrief of -mail je curriculum vitae

• • • •

>

Je kunt je motivatiebrief of -mail ook gebruiken bij opdracht 13 (Keuze B) van Spreken, kijken en luisteren.

Keuze B: Sollicitatiebrief of -mail met curriculum vitae Omschrijving van de opdracht

soort: structuur: publiek: schrijfdoel: omvang: bron:

sollicitatiebrief of -mail met curriculum vitae Amerikaans briefmodel degene aan wie je je brief of e-mail richt; zie de personeelsadvertentie(s) die je zelf hebt gevonden betogen en activeren maximaal 350 woorden personeelsadvertentie/vacature, informatie over het bedrijf

Aanwijzingen Je personeelsadvertentie/vacature moet voldoen aan de volgende voorwaarden: • De functie sluit aan bij jouw interesses. • Het gevraagde opleidingsniveau past min of meer bij dat van jezelf. • De aangeboden functie is niet te hoog gegrepen voor iemand die weinig werkervaring heeft. • De functie is voor minimaal 10 uur in de week. Beoordelingscriteria De brief/e-mail wordt beoordeeld met het Beoordelingsformulier zakelijke brief of e-mail. Op dit formulier aangeven welk onderdeel welk label heeft. Resultaat een kopie van de vacaturetekst de netversie van je sollicitatiebrief of -mail je curriculum vitae

• • •

40


1

Schrijven

Keuze C: Klachtenmail Discriminatie op de arbeidsmarkt komt veelvuldig voor. Het kan bijvoorbeeld gaan om minder kansen voor allochtone of oudere sollicitanten. Lees hierover tekst 5 en tekst 6 van de module Lezen op pagina 18 en 20. Zoek zelf een bron met een duidelijk voorval van discriminatie. Je schrijft een e-mail met een klacht naar aanleiding van een concrete situatie. Omschrijving van de opdracht soort: klachtenmail naar aanleiding van discriminatie bij solliciteren of op de arbeidsmarkt structuur: opbouw zakelijke e-mail publiek: medewerkers belangenorganisatie (die klachten verzamelt) of leidinggevenden van een bedrijf/instelling schrijfdoel: activeren omvang: maximaal 350 woorden bron: tekst 5 en 6 van de module Lezen, een tekst waarin een concrete situatie van discriminatie bij solliciteren of op de arbeidsmarkt wordt beschreven, eventueel eigen ervaringen, eventueel informatie over een belangenorganisatie.

Aanwijzingen • De klacht is een duidelijk voorbeeld van discriminatie op de arbeidsmarkt. • Bewerk de bronnen zodat je de informatie kunt opnemen in je e-mail. • De informatie is voldoende om er twee alinea’s van elk minimaal vijf regels over te schrijven. Beoordelingscriteria De e-mail wordt beoordeeld met het Beoordelingsformulier zakelijke brief of e-mail. Resultaat een kopie van de internettekst een verwerking van de internettekst de netversie van je klachtenmail

• • •

>

Je kunt je klachtenmail ook gebruiken bij opdracht 13 (Keuze A) van Spreken, kijken en luisteren in dit blok.

41


Schrijven

Na afloop

1

Wat heb ik geleerd?

Heb je de leerdoelen van deze les bereikt? Kies een smiley bij ieder leerdoel.

Ik kan verschillende soorten brieven en e-mails schrijven

Ik kan een curriculum vitae opstellen

Ik kan het schrijfdoel van een brief bepalen en toepassen

Hoe

ghing

et?

Ik kan structuur en vorm geven aan een zakelijke brief en e-mail

42

Ik kan het taalgebruik en de inhoud afstemmen op de situatie en het publiek

ONLINE VOOR JOU

TOETSEN

• • • • •

• Toets is de eindopdracht kunnen in deze module

Beoordelingsformulier zakelijke brief of e-mail Correctiemodel startopdracht 2 Schrijven Extra oefenmateriaal alineaindeling Extra oefenmateriaal schrijfplan zakelijke brief Rubrics Schrijven


1

Publiek en doel

Spreken, kijken en luisteren

Zakelijke gesprekken Jouw leerdoelen 3F

4F

3F

4F

3F

4F 3F

3F

4F 4F

Nieuwe theorie

• non-verbaal gedrag herkennen en inzetten in een gesprek • verschillende soorten vragen stellen en deze aanpassen aan de gesprekssituatie • een gesprek beoordelen en commentaar ontvangen • de regels die bij formele gesprekken horen, toepassen • verschillende soorten zakelijke gesprekken onderscheiden • de STAR-methode toepassen in een sollicitatiegesprek

stemgebruik en non-verbale communicatie gesprekstechnieken [25] commentaar geven en krijgen [26] zakelijke gesprekken [27] klachtengesprek [28] probleemoplossend gesprek [29] adviesgesprek [30] sollicitatie- of motivatiegesprek [31] STAR-methode in een sollicitatiegesprek [23] [24]

Voorkennis [9]

feitelijke en waarderende uitspraken overzicht publiekgerichtheid

[11]

Startopdracht 1

Weten

In deze opdracht ga je na wat je al weet van de theorie in deze module. T1 1 Wat is non-verbale communicatie?

2 3 4 5

Wat zijn de taken van een gespreksleider/voorzitter? Wat is het nut van doorvragen in een gesprek? Welk doel heeft een klachtengesprek voor degene die de klacht uit? Je docent vraagt je om een oefengesprek van een klasgenoot te beoordelen. Aan welke twee voorwaarden moet je commentaar voldoen? 6 Tijdens een sollicitatiegesprek wil een werkgever van een sollicitant weten of hij goed kan handelen in bepaalde situaties. Hij gebruikt de STAR-methode. In welk deel van deze vraagtechniek is hij bijzonder geïnteresseerd? Leg uit waarom.

Startopdracht 2

Kunnen

In deze opdracht laat je zien in hoeverre je de theorie in deze module al kunt toepassen. T1 1 Er zijn verschillende soorten zakelijke gesprekken.

Geef bij onderstaande situaties aan welk soort gesprek er gevoerd wordt. Geef bij elk gesprek aan, wat het doel ervan is voor de eerste persoon die wordt genoemd. a Nora bespreekt met haar pws-begeleider de achterstand die zij heeft opgelopen in haar werkschema. b Jana wil haar stage voor arbeidsoriëntatie volgen bij de fysiotherapeute van het gezondheidscentrum. Hiervoor plant Jana een gesprek met haar. c De ouders van Francien vragen een gesprek aan met de decaan over mogelijkheden voor een vervolgstudie van hun dochter. d Meneer Bovenweg is niet tevreden over de huiswerkbegeleiding van zijn zoon. Hij vraagt een gesprek aan met de zorgcoördinator. 2 Mart voert een sollicitatiegesprek voor de functie van verkoper waarin hij beweert dat hij goed met lastige klanten kan omgaan. a Welke vier vragen kun je hem stellen volgens de STAR-methode? b Welk gespreksdoel heeft Mart?

43


Spreken, kijken en luisteren

1

c Welk gespreksdoel heeft de werkgever? T2 d Voer het gesprek met een klasgenoot. Een andere klasgenoot observeert het gesprek en schrijft op of de sollicitant goed omgaat met de vragen. De observant schrijft twee aspecten die goed verlopen en twee verbeterpunten op. T1 3 Hoe vraag je door op de volgende uitspraken? a ‘Ik vond de toets van biologie heel moeilijk.’ b ‘De minister heeft zich weer eens in de nesten gewerkt met zijn uitspraken.’ c ‘Je moet je werkdruk wat beter spreiden.’ d ‘De winnaar van de talentenavond zong fantastisch.’ 4 Bij sollicitaties is het belangrijk lichaamstaal te begrijpen. Bekijk het eerste deel van fragment 1. a Beantwoord de vraag uit het fragment. b Waarom maak je deze keuze? Beschrijf welke gezichtsuitdrukking hiervoor bepalend is geweest. c Bekijk het laatste deel van het fragment. d Vergelijk jouw antwoord met dat van een klasgenoot. 5 Beoordeel jezelf aan de hand van het correctiemodel. Bespreek je score met je docent en overleg welke opdrachten je kunt maken in deze module.

Opdracht 3

Sollicitatiegesprek voorbereiden en beoordelen

[30, 31]

T1 1 Bekijk fragment 2 met tips voor de voorbereiding op een sollicitatiegesprek en beantwoord de

volgende vragen: a In de voorbereiding op een sollicitatiegesprek zoek je informatie op het internet. Welke twee aspecten onderzoek je? b Waarom is het belangrijk om voorafgaand aan het sollicitatiegesprek vragen te bedenken? c Welke rol spelen de sociale media bij een sollicitatie? d Waarom is het belangrijk om tijdens een sollicitatiegesprek ook je zwakke punten te kunnen benoemen? 2 Bekijk fragment 3 over de STAR-methode en beantwoord de vragen. a De gespreksleider vraagt of de sollicitant goed feedback kan geven. Welke acties verricht hij om daarvan een goed beeld te krijgen? b Welke kwaliteiten laat de sollicitant van zichzelf zien in het gesprek? T2 c Welke vragen over feedback zou jij aan de sollicitant stellen?

Opdracht 4

Klachtengesprek voeren

[23, 24, 27]

Je gaat oefenen met een klachtengesprek. Een leerling is ontevreden over het cijfer voor een schoolexamen. Hij klaagt bij de docent over een slechte begeleiding en vragen die niet goed aansluiten bij de leerstof. T1 1 Wat is het doel van dit gesprek? T2 2 Maak groepjes van vier leerlingen. Verdeel de rollen: klagende leerling, docent, twee observanten.

Bereid het gesprek voor: • Degene in de rol van leerling schrijft een aantal vragen op. • Degene in de rol van docent bedenkt hoe hij het beste kan reageren. • De observanten schrijven op wat zij waarnemen in het Beoordelingsformulier zakelijk gesprek: let in het bijzonder op A 1 en 2 (inhoud), B 1, 2, 3 (taalgebruik) en C 2, 3, 4, 6, 7 (interactie). 3 Voer het gesprek.

44


1

Spreken, kijken en luisteren

I 4 Bespreek het gesprek na. Hebben de gesprekspartners hun doel behaald? Waardoor wel/niet?

5 Wissel van rol.

T1

Opdracht 5

Tips voor een sollicitatiegesprek

[30]

Bekijk fragment 4. Het gaat over lichaamstaal tijdens een sollicitatiegesprek. 1 Welke tips krijgt de sollicitant? 2 Zijn er tips bij waar jij zelf iets aan hebt? Licht je antwoord toe.

Opdracht 6

Soorten vragen en vraagtechnieken in een sollicitatiegesprek

[24,31]

Lees nog eens van de module Lezen tekst 4 Eenzaamheid van ouderen schreeuwt om maatschappelijke dienstplicht jongeren op pagina 16. Hierin is sprake van maatschappelijke dienstplicht voor jongeren. Stel je voor dat dit idee wordt uitgevoerd. Je maakt deel uit van de commissie die geschikte kandidaten selecteert voor dienstverlening aan bejaarden. T2 1 Schrijf vijf functie-eisen op waaraan de kandidaat volgens jou moet voldoen.

2 Welke vragen kun je bij deze functie-eisen stellen aan een sollicitant? 3 Maak met een groepje van vier leerlingen een rolverdeling: een sollicitant, twee ondervragers, een observant. • Twee leerlingen stellen vragen aan de sollicitant over zijn vakbekwaamheid en motivatie. • Een leerling speelt de rol van de sollicitant en probeert zo goed mogelijk de vragen te beantwoorden. Houd rekening met de tips uit het filmpje. • Een leerling observeert het gesprek en vult het Beoordelingsformulier sollicitatiegesprek in. Hij let op open en gesloten vragen, doorvragen, STAR-methode, taalgebruik en non-verbaal gedrag (lichaamstaal). I 4 Voer het gesprek en bespreek het na met het Beoordelingsformulier sollicitatiegesprek. 5 Voer zo’n gesprek in een andere rolverdeling met een kandidaat voor een andere maatschappelijke taak. Bijvoorbeeld voor leider peuterspeelzaal of reparateur bij de kringloopwinkel. T1 6 Is gezichtsbedekkende kleding toegestaan bij de genoemde beroepen? (Zie tekst 9 Gezichtsbedekkende kleding verboden in onderwijs en ov van de module Lezen op pagina 23).

T2

Opdracht 7

Vragen en gesprekstechnieken

[24]

Misschien bevind jij je in een situatie op grond waarvan je problemen verwacht bij een sollicitatie. Denk hierbij aan kledingkeuzes (je draagt bijvoorbeeld een niqaab) of aan een beperking (je zit bijvoorbeeld in een rolstoel of je stottert). Tijdens een sollicitatiegesprek kun je de volgende vraag verwachten: Waarom denk je dat jij de geschiktste kandidaat voor deze functie bent? 1 Kies een beroep en formuleer een antwoord van ongeveer 100 woorden op deze vraag. 2 Voer met een klasgenoot een gesprek en neem dit op: een van jullie is de sollicitant. De ander stelt bovengenoemde vraag, vraagt door op het antwoord en past zo goed mogelijk gesprekstechnieken toe. 3 Beluister het gesprek en vul het formulier Toepassen gesprekstechnieken samen in. 4 Bespreek het gesprek na. Wat ging er goed en waar kunnen jullie nog beter op letten? 5 Wissel van rol en vul het formulier nog eens in.

45


taaladvies.net

Spreken, kijken en luisteren Opdracht 8

1

Probleemoplossend gesprek

[28]

[blok 1, bij opdracht 8 spreekt of 9] DeSKL, gemeenteraad met een groep van vier bewoners over de komst van vluchtelingen naar hun dorp

bestaande uit 10.000 inwoners. De gemeenteraad wil 500 vluchtelingen onderbrengen in een recreatiepark. De bewoners willen dat er niet meer dan 200 komen.

T

Hè?! Of ze nu Russisch, Chinees of Argentijnse gebarentaal spreken (of Nederlands natuurlijk): mensen vragen hun gesprekspartner gemiddeld elke 90 seconden om opheldering. Vaak doen ze dat met een woordje dat overal ter wereld wordt gebruikt: hè? dekennisvannu.nl

T2 1 Welke doelen heeft de gemeenteraad met het gesprek?

2 Welke twee doelen hebben de bewoners met het gesprek? 3 Beide partijen bereiden zich voor op dit gesprek. a 2,Welk non-verbaal [blok SKL, bij opdracht 3] gedrag kunnen de gemeenteraadsleden het beste hanteren, rekening houdend met de bewoners? b Hoe kunnen de bewoners zich het beste inhoudelijk voorbereiden op het gesprek? 4 a Maak een poster. Bepaal of je voor of tegen de komst van de 500 vluchtelingen in het dorp bent. Ben je voor, dan zet je op je poster minimaal drie argumenten voor de komst. Ben je tegen, zet dan minimaal T Een verschilletje van 845 miljoen drie argumenten tegen de komst van de vluchtelingen op je poster. Besteed ook aandacht aan de In de Europese Unie spreken ongeveer indeling en het kleurgebruik op je poster. 23 miljoen mensen Nederlands als eerste taal, b Hang alle posters met argumenten voor de komst van de vluchtelingen bij elkaar, en alle posters met wereldwijd zijn dat er 28 miljoen. Het Chinees argumenten tegen de komst op een andere plek. Beoordeel in tweetallen welkehet poster de ene groep wordt wereldwijd meestuit gesproken. jullie de beste vinden, en welke uit de andere groep. Als jullie het niet met mensen elkaar eens zijn, probeer je 873 miljoen spreken Mandarijns de ander van je gelijk te overtuigen met goede argumenten. als eerste taal en 178 miljoen als tweede. 5 Verdeel in een groepje van 8 leerlingen de rollen: twee gemeenteraadsleden, wikipedia.nl vier bewoners en twee observanten. 6 Voer het probleemoplossend gesprek. Een gemeenteraadslid is de voorzitter van het gesprek. I 7 Bespreek het gesprek na. Tot welke oplossing zijn jullie gekomen? 8 De observanten geven commentaar op het gesprek met het Beoordelingsformulier zakelijk gesprek.

Plusopdracht 9

Adviesgesprek

[29]

1 Maak een groepje van drie leerlingen. T2 2 Ga op zoek naar informatie over diabetes (of een andere ziekte of beperking die je functioneren op school

beïnvloedt). Zoek minstens twee artikelen. Markeer de belangrijkste informatie. 3 Maak een rolverdeling: jongere bij wie onlangs diabetes is geconstateerd, diëtist die adviezen geeft, observant. 4 Bereid je ongeveer 10 minuten voor op het gesprek. 5 Voer het gesprek. De observant schrijft zijn bevindingen op het Beoordelingsformulier zakelijk gesprek. I 6 Bespreek het gesprek na. Noem drie positieve aspecten en geef drie tips voor verbetering. 7 Wissel van rol.

46


1 Plusopdracht 10

Spreken, kijken en luisteren

Sollicitatiegesprek

[30]

1 Maak een groepje van vier leerlingen. T1 2 Zoek alle vier een personeelsadvertentie voor een interessante baan.

3 Noem minimaal drie functie-eisen. 4 Maak een rolverdeling: een sollicitant, een werkgever en een medewerker van personeelszaken, een observant. 5 Bereid je ongeveer 10 minuten voor op het gesprek. T2 6 Voer het gesprek. De observant schrijft zijn bevindingen op het Beoordelingsformulier sollicitatiegesprek. I 7 Bespreek het gesprek na en benoem verbeterpunten. 8 Wissel van rol.

Plusopdracht 11

Adviesgesprek

[29]

Lees als inleiding op deze opdracht nog eens tekst 7 van de module Lezen op pagina 20-21. Stel jezelf de vraag: Als empathie kan worden aangeleerd, is antipathie dan ook aangeleerd? Een moeder maakt zich zorgen over het gamegedrag van haar kind. Zij vraagt zich ook af wat voor effect gewelddadige games hebben op zijn brein. Wordt hij er gewelddadiger van? De moeder gaat met haar vraag naar een opvoeddeskundige. 1 Vorm een drietal. 2 Verdeel de rollen: moeder, opvoeddeskundige en observant. T2 3 Zoek informatie over het effect van gewelddadige games op internet. Bereid je ongeveer 10 minuten voor op het gesprek. 4 Voer het gesprek in een tweetal. De observant beoordeelt het gesprek met het Beoordelingsformulier zakelijk gesprek en volgens de richtlijnen van het adviesgesprek. I 5 Bespreek het gesprek na. Noem drie positieve aspecten en geef drie tips.

R

Eindopdracht 12

Weten

In deze opdracht controleer je je kennis van de theorie in deze module. Bepaal of de volgende uitspraken juist of onjuist zijn. Verbeter de uitspraken die niet juist zijn. 1 Een technisch voorzitter van een gesprek let vooral op de interactie van de sprekers en bemoeit zich niet met de inhoud van het gesprek. 2 Non-verbale communicatie is net zo belangrijk als de inhoud van je woorden. 3 Als je je gesprekspartner wilt laten merken dat je hem begrijpt, kun je doorvragen of een deel van het gesprek samenvatten. 4 Wie de aandacht van het publiek wil vasthouden, moet zijn stem in toonhoogte variëren. 5 Een adviesgesprek is succesvol als het advies goed wordt geformuleerd. 6 De STAR-methode kan de kwaliteit van een sollicitatiegesprek verhogen. 7 In een probleemoplossend gesprek kan maar één partij winnen. 8 Tijdens een sollicitatiegesprek stel je als sollicitant geen vragen.

47


1

Spreken, kijken en luisteren

9 Het succes van een klachtengesprek hangt volledig af van degene die de klacht ontvangt. 10 Een goed klachtengesprek eindigt met een controlevraag.

Eindopdracht 13

Kunnen

Toets

In deze opdracht pas je de vaardigheden toe die je hebt geleerd in deze module.

Keuze A: Klachtengesprek Omschrijving van de opdracht soort: klachtengesprek onderwerp: een klacht die je zelf hebt gevonden of die aansluit bij een van de teksten van de module Lezen op pagina 16, 20 en 23 (te weinig aandacht voor ouderen, leeftijdsdiscriminatie, verbod gezichtsbedekkende kleding). spreekdoel: de klager wil iemand van iets overtuigen; degene die de klacht ontvangt, wil afhankelijk van de situatie de ander van iets overtuigen en/of de relatie met hem/haar herstellen. deelnemers: degene die de klacht uit, degene die de klacht ontvangt. assistenten: observanten/filmers tijd gesprek: 8 minuten materiaal: camera, Beoordelingsformulier zakelijk gesprek

Aanwijzingen 1 Werk in groepjes van vier leerlingen. Bepaal met elkaar wie de klager is, wie de klacht ontvangt en wie de observanten zijn. Het gesprek wordt door een van de observanten gefilmd. T2 2 De klager maakt een duidelijke omschrijving van de klacht en wat er volgens hem aan de situatie moet veranderen. 3 Degene die de klacht ontvangt, bedenkt argumenten voor de situatie waarover wordt geklaagd. 4 Voer het gesprek. Observeer de gesprekspartners met het Beoordelingsformulier zakelijk gesprek. I 5 Bekijk de opname. De klager en degene die de klacht ontvangt, geven commentaar op het verloop van het gesprek. Daarna geven de observanten commentaar met het Beoordelingsformulier zakelijk gesprek. Beoordelingscriteria 1 Het gesprek leidt tot een oplossing die voor alle deelnemers bevredigend is. 2 De filmopname geeft een duidelijk beeld van het verloop van het gesprek. 3 De beoordelingsformulieren zijn volledig ingevuld. 4 De wijze waarop commentaar wordt gegeven, is opbouwend. Resultaat • een gesprek dat is vastgelegd op film • ingevulde beoordelingsformulieren

>

48

Je kunt voor deze opdracht je klachtenmail van opdracht 16 (Keuze B) van de module Schrijven op pagina 38 gebruiken.


1

Spreken, kijken en luisteren

Keuze B: Motivatiegesprek voor een studie Na je examen wil je graag verder studeren. Bij veel studies vindt er een selectie plaats na een brief en een gesprek waarbij je motivatie doorslaggevend is. Kies een studie en voer het toelatingsgesprek. Omschrijving van de opdracht soort: motivatiegesprek onderwerp: toelating tot een studie, motivatie en geschiktheid spreekdoel: overtuigen deelnemers: leden toelatingscommissie, aspirant-student assistenten: observanten/filmer(s) tijd gesprek: 8 minuten materiaal: camera, Beoordelingsformulier sollicitatiegesprek

Aanwijzingen 1 Werk in groepen van vijf à zes leerlingen. Bepaal met elkaar wie de toelatingscommissie vormen, wie de aspirant-student is en wie de observanten zijn. Het gesprek wordt door een van de observanten gefilmd. 2 Ga uit van de volgende gegevens voor de aspirant-student: • Je hebt een portfolio waaruit jouw geschiktheid en belangstelling voor deze opleiding duidelijk blijken. (Een portfolio is een persoonlijke – soms digitale – map waarin je beschrijft wat je kunt en wat je hebt gedaan.) • Je voorkeur gaat uit naar deze opleiding, hoewel je elders ook een poging waagt. • Je profiel sluit aan bij deze studie. • Je verwacht dat je zult slagen, hoewel je voor één kernvak onvoldoende staat. 3 Ga uit van de volgende gegevens voor de toelatingscommissie: • Er zijn meer aanmeldingen dan de hoeveelheid studenten die kan worden toegelaten. • De opleiding wil uitsluitend talentvolle studenten. • De commissie wil gemotiveerde studenten selecteren. • De opleiding heeft een zeer goede naam en is daarom kritisch jegens aspirant-studenten. T2 4 Bereid het gesprek voor en voer het uit. Gebruik de STAR-methode. De observanten observeren de gesprekspartners met het Beoordelingsformulier sollicitatiegesprek. Een observant maakt een filmopname. I 5 Bekijk de opname. De toelatingscommissie en de aspirant-student geven commentaar op het verloop van het gesprek en hun eigen rol hierin. Daarna geven de observanten commentaar met het Beoordelingsformulier sollicitatiegesprek. Beoordelingscriteria 1 De filmopname geeft een duidelijk beeld van het verloop van het gesprek. 2 De beoordelingsformulieren zijn volledig ingevuld. 3 De wijze waarop commentaar wordt gegeven, is opbouwend. Resultaat • een gesprek dat is vastgelegd op film • ingevulde beoordelingsformulieren

>

Je kunt voor deze opdracht je motivatiebrief of -mail van opdracht 16 (Keuze A1) van de module Schrijven op pagina 37-38 gebruiken.

49


Spreken, kijken en luisteren Na afloop

1

Wat heb ik geleerd?

Heb je de leerdoelen van deze les bereikt? Kies een smiley bij ieder leerdoel.

Ik kan verschillende soorten vragen stellen en deze aanpassen aan de gesprekssituatie

Ik kan non-verbaal gedrag herkennen en inzetten in een gesprek

Ik kan een gesprek beoordelen en commentaar ontvangen

Hoe

ging

het?

Ik kan verschillende soorten zakelijke gesprekken onderscheiden

ONLINE VOOR JOU

• • • • • • • • • • • •

50

Ik kan de regels die bij formele gesprekken horen, toepassen

Beoordelingsformulier sollicitatiegesprek Beoordelingsformulier zakelijk gesprek Formulier toepassen gesprekstechnieken Correctiemodel startopdracht 2 Spreken, kijken en luisteren Fragment 1 lichaamstaal Fragment 2 sollicitatiegesprek Fragment 3 STAR-methode Fragment 4 tips voor lichaamstaal bij sollicitatiegesprek Extra oefenmateriaal doorvragen Extra oefenmateriaal lichaamstaal Rubrics Spreken Rubrics Gesprekken

Ik kan de STAR-methode toepassen in een sollicitatiegesprek

TOETSEN

• Toets is de eindopdracht kunnen in deze module


1

Publiek en doel

Theorie Woordenschat

Tekstbegrip en moeilijke woorden

[1]

Woordraadstrategieën en woordenboek

De teksten en tekstfragmenten in examens bevatten soms veel moeilijke woorden. Om een tekst snel en goed te kunnen begrijpen, is kennis van moeilijke woorden onmisbaar. Waarschijnlijk heb je in de onderbouw de zogenoemde woordraadstrategieën leren toepassen om de betekenis te achterhalen van moeilijke woorden die je niet of niet goed kent. Voordat je een woordraadstrategie toepast, moet je je afvragen of je de betekenis van het woord wel echt nodig hebt om de tekst te begrijpen. Soms ken je enkele woorden niet, maar begrijp je de tekst toch. In zo’n geval kun je gewoon doorlezen. Alleen als je de betekenis van een woord móet weten om de tekst te begrijpen, ga je aan de slag met de woordraadstrategieën. 1 Staat er een synoniem van het woord in de tekst? Wellicht wordt in de tekst eerst het woord ‘ventilatie’ gebruikt en staat verderop het synoniem ‘luchtverversing’. 2 Staat er een antoniem van het woord in de tekst? Een antoniem is het tegenovergestelde. Bijvoorbeeld: ‘Chris zit apathisch voor zich uit te kijken. Vroeger was hij altijd erg energiek.’ In tegenstelling tot vroeger is Chris nu niet meer energiek. ‘Apathisch’ betekent dus ‘niet energiek’. 3 Kun je de betekenis raden door goed naar de hele zin (zinsverband) of de zinnen eromheen (context) te kijken? Staat ergens anders in de tekst misschien een beschrijving van het woord? 4 Kijk naar de delen waaruit het woord is opgebouwd. Lijkt het woord misschien op een ander woord dat je wel kent (uit het Nederlands of uit een andere taal)? Bijvoorbeeld: het woord ‘continentaal’ ken je niet, maar je weet wel wat een ‘continent’ is; de betekenis van ‘continentaal’ zal dan ongeveer zijn: iets wat te maken heeft met een continent. 5 Staat er een afbeelding bij de tekst waaruit je kunt afleiden wat de betekenis van het woord is? 6 Zoek het woord op in het woordenboek. Als je de betekenis niet kunt raden, of als je geen woord kent dat op het moeilijke woord lijkt, gebruik dan een woordenboek om de betekenis op te zoeken. Het woordenboek Voor je eindexamen moet je beschikken over een voldoende woordenschat, voldoende kennis van vaktermen en over een adequate strategie om met een begrensde tijd om te gaan. Gelukkig mag je tijdens het examen een woordenboek gebruiken. Het woordenboek is handig als je een enkel woord niet kent of twijfelt over de betekenis. Maar zoek je te veel woorden op, dan kost dat veel tijd. Veelgebruikte woordenboeken zijn die van Van Dale. Deze en andere woordenboeken (bijvoorbeeld van encyclo) zijn ook online te vinden. Op het examen mag je alleen gebruikmaken van een papieren exemplaar. Oefen daarom alvast met het gebruik van het woordenboek, daar heb je tijdens je examen profijt van.

51


Theorie

1 Woordenschat

[2]

Formele en informele teksten

Formele teksten zijn teksten met een vaste vorm of structuur. Ze zijn vaak afstandelijker dan informele teksten, die wat losser, minder officieel zijn. In formele teksten kom je vaak formele taal tegen. Dit is taal waarvoor bepaalde regels gelden. Je gebruikt formele taal meestal met onbekenden en in officiële situaties. Met bekenden (vrienden en familie) gebruik je doorgaans informele taal. Zowel formele als informele taal is correct, zolang je die in de juiste situatie gebruikt. Het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik komt meestal overeen met het verschil tussen schrijf- en spreektaal. Schrijftaal is over het algemeen formeler dan spreektaal. voorbeeld • Formeel: Bij dezen ontvangt u het door u aangevraagde informatiepakket. • Informeel: Hierbij stuur ik je het informatiepakket waar je om vroeg.

Taalconventies Conventies zijn afspraken tussen twee of meerdere partijen of tussen leden van bepaalde gemeenschappen. Er zijn ook taalconventies. Dat zijn afspraken die we maken over taalgebruik. Zo zijn er regels voor het gebruik van ‘u’ en ‘je’. Ze staan meestal niet in de taalboeken, maar je weet toch dat je een onbekende, oudere man of vrouw met ‘u’ aanspreekt. Dit is onderdeel van de beleefdheidsconventies. Ook weet je dat je bepaalde woorden (idioom) of uitdrukkingen wel thuis kunt gebruiken, maar niet op school. Straattaal of jongerentaal spreek je wel met je vrienden, maar meestal niet met je ouders en binnen de ene groep gebruik je weer andere woorden of accenten dan binnen de andere. Je stemt je manier van spreken, je woordkeus en zelfs je intonatie af op de groep waarbij je wilt horen, of op het doel dat je wilt bereiken. Je kiest met andere woorden voor elke situatie het juiste taalregister. Als je solliciteert, is je taalregister anders dan wanneer je met je oma praat. Er zijn verschillende soorten taalregisters, bijvoorbeeld: vaktaal, schooltaal, kindertaal en sporttaal. Taalconventies kunnen dus van groep tot groep en van situatie tot situatie verschillen. Ook voor dialecten (regionale taal) en accenten (uitspraak, bijvoorbeeld bekakt, plat of Surinaams) gelden conventies: de meeste dialectsprekers schakelen moeiteloos over op Standaardnederlands als de situatie dat vereist. Overigens zijn er ook binnen dialecten bepaalde taalconventies en afspraken over hoe je het dialect spreekt.

52


1

Theorie

Lezen

Presentatie van de tekst – Schrijfdoelen, tekstsoorten en tekstvormen

[3]

Manieren van lezen

Je kunt een tekst op verschillende manieren lezen. Als je een tekst voor je hebt, lees je deze eerst oriënterend: je bekijkt vluchtig waar de tekst over gaat. Je kijkt naar de titel, de tussenkopjes en de afbeelding als die er is, naar opvallend gedrukte woorden en naar de bron. Dat kost maar een paar minuten en je weet dan snel waar de tekst in grote lijnen over gaat. Ook wanneer je zelf op zoek gaat naar bronnen (bijvoorbeeld voor een schrijfopdracht), ga je een tekst eerst oriënterend lezen, zodat je er snel achter kunt komen of deze geschikt is. Nu je een eerste indruk van de tekst hebt gekregen, ga je op zoek naar de hoofdzaken uit die tekst. Dit heet globaal lezen. De gedeelten van de tekst die heel belangrijk lijken, lees je intensief en kritisch. In het volgende schema zie je wat de verschillende manieren van lezen precies inhouden. Oriënterend lezen

Globaal lezen

Intensief lezen

Kritisch lezen

Doel

• Een eerste indruk krijgen van een tekst. • Onderwerp en publiek bepalen.

• Hoofdzaken uit de tekst halen.

• Een tekst helemaal begrijpen.

• Een tekst beoordelen.

Je let op

(bij een artikel) • titel; • tussenkopjes; • illustraties; • inleiding; • slot; • cursief- of vetgedrukte tekst; • schrijver; • bron.

• kernzinnen (meestal de eerste of laatste zin van een alinea); • signaalwoorden en signaalzinnen.

• betekenis van woorden; • verwijswoorden; • verbanden; • opbouw; • schrijfdoel; • hoofdgedachte.

de informatie, is die: • juist? • volledig? • actueel? de argumenten, zijn die: • eerlijk? • overtuigend? • logisch en samenhangend?

(bij een boek let je ook op:) • inhoudsopgave; • voorwoord; • register; • flaptekst; • uitgever.

Het niveau van de tekst kun je afleiden uit het taalgebruik en de toon, maar ook uit de bron. Dat is de plaats waar de tekst is gepubliceerd, waar hij vandaan komt. Een tekst uit het tijdschrift Elsevier zal volstrekt anders zijn dan een tekst uit het tijdschrift Libelle. Dat geldt ook voor online teksten. Een tekst op de site nos.nl is anders van toon dan een tekst op de nieuwssite van Linda de Mol (lindanieuws.nl). De tijdschriften en sites richten zich op een heel verschillend publiek. Kijk daarom voordat je een tekst gaat lezen naar waar de tekst is gepubliceerd.

53


Theorie

1 Lezen

Ook de auteur is belangrijk. In of bij een artikel staat vaak informatie over de functie of het werk van de auteur. Op basis hiervan kun je iets zeggen over zijn deskundigheid. Kijk maar eens naar de tekst op pagina 00 (Tekst 10, En als ik dít wil dragen, wat ben ík dan?). Deze is geschreven door S. Lakbiach. Zij is lerares bij de Stichting MoslimJongeren. Ze studeerde in 2016 af aan de Universiteit van Utrecht. Zij is dus iemand met een zekere autoriteit, deskundigheid. Van een universitair geschoolde arabist mag je immers verwachten dat zij weet waar zij het over heeft.

[4]

Onderwerp, deelonderwerp en hoofdgedachte

Een tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van een tekst. Je kunt het vaak heel kort beschrijven, in één of enkele woorden. Een tekst heeft meestal ook een aantal deelonderwerpen. Hierin worden de verschillende kanten van een onderwerp besproken. De hoofdgedachte van een tekst is de kortst mogelijke samenvatting van de tekst. Dit is niet hetzelfde als het onderwerp. De hoofdgedachte geeft in één, goed gestructureerde, prettig leesbare zin weer wat er over het onderwerp wordt gezegd. Om de hoofdgedachte van een tekst te kunnen formuleren, kijk je goed naar de titel, de inleiding, het slot en de kernzinnen. Let op: De hoofdgedachte is altijd een mededelende zin, nooit een vraag.

voorbeeld TEKST 1

Bank past plannen aan vanwege anti-homowet in North Carolina

In de Amerikaanse staat North Carolina is een anti-homowet aangenomen. Deze omstreden ‘HB2-wet’ verbiedt werknemers om juridische stappen te ondernemen als zij op de werkplaats worden achtergesteld of gepest omdat zij homoseksueel, biseksueel of transgender zijn. De staat verbiedt het lokale overheden ook wetten aan te nemen die LHBT (lesbisch, homo-, biseksueel, transgender, red.) beschermen en discriminatie tegengaan. Bovendien verplicht de nieuwe wet transgenders gebruik te maken van het openbare toilet dat overeenkomt met het geslacht dat in hun paspoort staat. John Cryan, de Britse topman van Deutsche Bank, nam dinsdag nadrukkelijk afstand van de wet en zei dat de wet op dit moment verdere investeringen in de Amerikaanse staat in de weg staat. “Wij nemen onze belofte om een werkomgeving te creëren waarin iedereen zich welkom voelt, serieus”, zei hij. Bron: www.nu.nl.

Onderwerp van de tekst: anti-homowet. Hoofdgedachte van de tekst: Nieuwe anti-homowetgeving in North Carolina leidt tot aanpassing plannen van Deutsche Bank.

54


1

Theorie

Lezen

[5]

Titel, ondertitel en tussenkopjes

Elke tekst moet een titel hebben. De titel is een van de belangrijkste onderdelen van een tekst. Hij heeft twee functies: enerzijds informeert een titel de lezer en maakt hij duidelijk waar de tekst over gaat, anderzijds moet de titel hem motiveren om verder te lezen. Als een titel je niet aanspreekt, zul je een tekst niet zo snel lezen (of zelfs helemaal niet). Een titel moet dus nieuwsgierig maken. Bij korte(re) teksten kan een titel een beetje raadselachtig zijn, bij langere teksten is dat niet echt verstandig. Dan moet meteen duidelijk zijn waar de tekst over zal gaan. Sommige teksten hebben – naast een titel – een ondertitel of een chapeau. Dit zijn kopjes of korte zinnen die fungeren als aanvulling op de titel. Ze zijn meestal wat langer dan de titel zelf. De ondertitel staat onder de titel, de chapeau (letterlijk: hoed) erboven. Ook boeken hebben soms een ondertitel. Deze geeft extra informatie over het boek. In een langere tekst staan vaak ook tussenkopjes. Een tussenkopje kan bij één alinea horen, maar ook bij meerdere. Tussenkopjes hebben een aantal functies: in de eerste plaats geven ze structuur; daarnaast moeten ze – net als de titel – de lezer motiveren om verder te lezen; verder kondigen ze een deelonderwerp aan én stellen ze de lezer in staat een tekst snel te ‘scannen’. Scannen wil zeggen dat je heel snel over de tekst heen leest (oriënterend) en zo kunt bepalen waar deze over gaat en of de tekst leuk en interessant genoeg is om verder te lezen.

[6]

Alinea en kernzin

Elke tekst is verdeeld in een aantal alinea’s. In een geschreven tekst zijn de alinea’s zichtbaar in de lay-out: aan het begin van een alinea springt de tekst meestal iets in, de laatste regel van een alinea wordt niet vol gemaakt. Ook kun je een witregel plaatsen tussen de alinea’s. Wordt een tekst uitgesproken, dan kun je de alinea’s herkennen doordat de spreker daar een korte pauze houdt. Een goed opgebouwde alinea is een afgeronde eenheid. Je snijdt maar één (deel)onderwerp aan. De zin die het belangrijkste van een alinea weergeeft, noem je de kernzin. De kernzin staat meestal aan het begin of aan het eind van de alinea; de rest van de alinea is een uitwerking (een verduidelijking of toelichting). Een spreker kan de kernzin extra aandacht geven door op die zin de klemtoon te leggen. Soms, vooral bij wat langere alinea’s, wordt een kernzin ingeleid door een aankondigende signaalzin die het verband legt tussen de alinea’s. De kernzin staat dan vaak direct na deze overgangszin. In de volgende tekst is de eerste zin de belangrijkste (de kernzin). Daarin staat vermeld wat het onderwerp van de tekst is (hoog water door hevige regenval) en wat daarover in de tekst wordt verteld (het hoge water levert gevaar op). De laatste zin van de alinea is een overgangszin. Deze kondigt aan wat er in de rest van de tekst te lezen zal zijn (wat de brandweer doet om het hoge water te bestrijden).

55


Theorie

1 Lezen

voorbeeld TEKST 2

Extreem hoog water in Duitsland

Door hevige regenval staat het water in de Duitse rivier de Issel gevaarlijk hoog. De dijk bij de plaats Hamminkeln, 35 km ten oosten van de Nederlandse grens, dreigt te bezwijken. Honderden brandweerlieden zijn al in de weer om het hoge water te bestrijden. Brandweerlieden uit onder meer Duisburg, Essen, Wesel en Oberhausen hebben de dijk de afgelopen drie dagen versterkt met zandzakken en zijn bezig geweest water weg te pompen. Drie weken geleden moest de brandweer ook al in actie komen om de dijken van de Issel te verzwaren. Op een aantal plaatsen konden de treinen toen door het hoge water niet rijden. Bron: ANWB Verkeersinformatie online.

Lastige kernzinnen De kernzin staat niet altijd aan het begin of het eind van de alinea; soms staat de kernzin ergens midden in de alinea. Ook staan er soms twee kernzinnen in een alinea. Meestal heeft de schrijver er dan ten onrechte geen twee alinea’s van gemaakt. Een enkele keer kun je geen van de zinnen van een alinea aanwijzen als kernzin. De belangrijkste informatie (de hoofdmededeling) staat dan verspreid over meerdere zinnen. De schrijver heeft dus geen kernzin gemaakt. Je moet de kernzin dan zelf onder woorden brengen met verschillende stukjes tekst. Sommige alinea’s beginnen met een vraag. Dit zie je in de volgende voorbeeldtekst. In zulke alinea’s is het niet zo gemakkelijk om de kernzin aan te wijzen. In dat geval kun je met de vraag en het antwoord daarop één kernzin formuleren. De kernzin van het volgende fragment wordt dan: Hoewel religies en filosofen beweren dat aan ons geluk niet veel te veranderen is, blijkt uit onderzoek dat geluk wel degelijk bevorderd kan worden.

voorbeeld TEKST 3 Valt geluk te bevorderen? Naast alle adviezen voor een gelukkiger leven klinkt vanouds ook de waarschuwing dat er aan ons geluk niet veel te veranderen valt. Religies prediken dat de mens niet aan zijn noodlot kan ontsnappen en er zijn filosofen die menen dat geluk relatief is en dat het najagen van geluk ons daarom niet veel verder brengt dan een muis in een looprad. Uit onderzoek blijkt echter dat geluk wel degelijk bevorderd kan worden. Bron: Ruut Veenhoven, Wat heet geluk?, in brochure Geluk van het Humanistisch Verbond.

[7]

Citeren en eigen woorden

In het onderdeel tekstverklaren krijg je altijd vragen waarbij je een (gedeelte van een) zin uit een tekst moet citeren. Dit betekent: letterlijk overnemen. Bij langere zinnen of zinsgedeeltes is het niet nodig

56


1

Theorie

Lezen om dan het hele citaat over te nemen. De eerste en laatste twee woorden volstaan ook voor een goed antwoord.

voorbeeld In de alinea’s 1 tot en met 3 van de tekst ‘De terreur van de like-knop’ staat een zin die de belangrijkste conclusie bevat over de betekenis van Henny Huismans Soundmixshow voor het onderwerp van deze tekst. Citeer deze zin. Bron: havo-examen 2015-II.

In de tekst staat de zin: ‘Het heeft er alle schijn van dat het like-tijdperk in Nederland die avond in 1988 is begonnen.’ (regel 32-34) Deze moet je citeren, maar je hoeft de zin niet helemaal over te schrijven. Je kunt volstaan met: ‘Het heeft … is begonnen.’ (regel 32-34) Een citaat – al dan niet verkort – zet je altijd tussen aanhalingstekens. En vergeet niet de regelnummers bij je antwoord te zetten. Let op: Als je een zin moet citeren, weet dan dat een zin altijd met een hoofdletter begint en eindigt met een punt, vraagteken of uitroepteken. Wordt er gevraagd naar een zinsgedeelte, citeer dan niet de hele zin. Doe je dat wel (mét daarin weliswaar het zinsgedeelte waar het om gaat), dan is je antwoord fout. Het komt ook voor dat je een woord of woordgroep (of meerdere woorden) moet noteren. Lees de vraag vooral goed: wordt er één woord gevraagd, geef dan ook maar één woord. Soms moet je iets met eigen woorden uitleggen. Dan mag je dus niet citeren. Wel is het slim belangrijke woorden uit de tekst over te nemen. Blijf in je formulering zo dicht mogelijk bij de tekst.

[8]

Schrijfdoelen, tekstsoorten en tekstvormen

Elke tekst heeft een bepaald doel, iets wat de schrijver met de tekst wil bereiken. We noemen dat ook wel het (schrijf)doel. Hieronder volgen zeven verschillende doelen: • informeren (informatie geven, gegevens leveren); • instrueren (aanwijzingen geven, iets leren); • uiteenzetten (uitleggen hoe iets in elkaar zit, hoe iets werkt); • overtuigen (iets betogen, ervoor zorgen dat de lezer/luisteraar achteraf de mening van de schrijver deelt); • beschouwen (iets van verschillende kanten belichten, de lezer aan het denken zetten); • activeren (de lezer tot actie laten overgaan, aanzetten iets te doen); • amuseren (de lezer vermaken, entertainen). Sommige teksten hebben meerdere doelen, waarvan er een het belangrijkste is. Een betogende tekst kan bijvoorbeeld uiteenzettende elementen bevatten. In zo’n geval is er één hoofddoel, ondanks dat je meerdere doelen kunt herkennen. Bij elk schrijfdoel hoort een tekstsoort. Hieronder worden de drie belangrijkste uitgelegd: 1 Uiteenzetting: een uiteenzetting is een informatieve tekst. Deze bevat alleen maar feiten en is geheel objectief. De schrijver of spreker legt iets uit, beschrijft iets, verklaart iets of deelt iets mee. Het doel is informeren. 2 Betoog: een betoog is een tekst waarin de schrijver zijn standpunt met argumenten ondersteunt. Zijn doel is de lezer te overtuigen.

57


Theorie

1 Lezen

3 Beschouwing: een beschouwing is een tekst waarin de schrijver de lezer interpretaties, verklaringen of opinies voorlegt. Een beschouwing heeft als doel de lezer over een kwestie te laten nadenken. Er kunnen ook argumenten voor en tegen een standpunt of meerdere standpunten naar voren komen, maar de schrijver is er niet op gericht de lezer te overtuigen. De tekstvorm is de vorm van de tekst, dus hoe de tekst eruitziet. Denk aan een indeling in alinea’s of een titel erboven. Sommige tekstvormen hebben een (min of meer) vaste vorm, zoals een zakelijke brief of een recept. Een tekstvorm is niet gekoppeld aan één schrijfdoel. Je kunt een artikel bijvoorbeeld gebruiken om je publiek te informeren (informerende tekst), maar ook om je publiek ergens van te overtuigen (overtuigende tekst). In het volgende schema vind je alles nog eens overzichtelijk weergegeven.

58

Schrijfdoel

Uitgangspunt

Tekstsoort

Tekstvorm (voorbeelden)

Informeren

Feiten opsommen. (objectief )

Informerende teksten

• Nieuwsbericht • Verslag • Notulen • Werkstuk • Zakelijke brief

Instrueren

Aanwijzingen geven. (leren)

Instruerende teksten

• Gebruiksaanwijzing • Routebeschrijving • Recept

Uiteenzetten

Feiten en hun samenhang. Uitleg geven.

Uiteenzettende teksten • Overzichts- of achtergrondartikel in krant of tijdschrift • Tekst in schoolboek • Naslagwerk • Zakelijke brief

Overtuigen

Vooral argumenteren. (subjectief )

Betogende teksten (betogen)

• Commentaar of opiniestuk in krant, tijdschrift of online • Recensie • Column • Ingezonden brief

Beschouwen

Van verschillende kanten belichten, de lezer laten nadenken over een bepaalde kwestie; uitleggen en argumenteren. (deels subjectief, deels objectief )

Beschouwende teksten (beschouwingen)

• Achtergrondartikel in krant, tijdschrift of online • Recensie • Column of blog

Activeren

Aanzetten tot een handeling of gedrag; vooral argumenteren. (subjectief )

Activerende teksten

• Advertentie, advertorial • Folder, flyer, brochure, pamflet • Ingezonden brief • Sollicitatiebrief • Recensie • Blog

Amuseren

Amuserende informatie geven. (objectief, maar vooral subjectief )

Amuserende teksten

• Roman • Artikel in tijdschrift • Stripverhaal • Column of blog


1

Theorie

Lezen

[9]

Feitelijke en waarderende uitspraken

Een feitelijke uitspraak is een uitspraak waarvan de schrijver of spreker meent dat deze waar, waarschijnlijk of aannemelijk is. Als een feitelijke uitspraak inderdaad waar is, is het een feit.

voorbeeld Naar de voetbalwedstrijd Zweden – België keken gisteravond 2.584.000 mensen. Bron: Stichting KijkOnderzoek.

Een waarderende uitspraak is een niet-feitelijke uitspraak. Het is een uitspraak waarmee de schrijver of spreker aangeeft of hij iets goed of slecht, mooi of lelijk, gepast of ongepast, wenselijk of onwenselijk, waardevol of waardeloos vindt.

voorbeeld Het EK-duel tussen Zweden en België was enorm spannend (waarderend). Alleen al in de eerste 10 minuten moest de Zweedse doelman twaalf keer in actie komen om te voorkomen dat België de Zweden op achterstand zou zetten (feitelijk). Om te kunnen bepalen of er sprake is van een feitelijke of een waarderende uitspraak, is het van belang dat je weet wat het doel van de schrijver of spreker is. Iemand die alleen wil informeren, zal eerder feitelijke uitspraken doen, terwijl iemand die zijn publiek wil overtuigen sneller waarderende uitspraken zal doen.

[10] Intentie van de schrijver De intentie van de schrijver is de manier waarop hij over het onderwerp schrijft en hoe hij zich opstelt. Hij kan bijvoorbeeld emotioneel, kwaad, enthousiast, geïrriteerd of opgewekt zijn, maar ook juist neutraal, zoals in een nieuwsbericht en een wetenschappelijk onderzoek. De opvattingen en gevoelens van de schrijver kun je soms ook afleiden uit de toon die hij gebruikt. Is hij ironisch, sarcastisch of juist heel serieus en to-the-point? Ook daaruit kun je dus opmaken wat de intentie van de schrijver is. Hieronder volgt een voorbeeld van een examenvraag die hiermee samenhangt.

voorbeeld Hoe kan de houding van de auteur ten opzichte van het onderwerp van de tekst het beste getypeerd worden? A kritisch en betrokken B bezorgd, maar weinig kritisch C neutraal en afstandelijk D zakelijk en professioneel Nog een voorbeeldvraag:

voorbeeld Wat voor toon kenmerkt de stijl van alinea’s 3 en 5 vooral? Een A hoogdravende toon B ironische toon C neerbuigende toon D positieve toon

59


Theorie

1 Schrijven

Zakelijke brief en e-mail

[11] Overzicht publiekgerichtheid Bij het schrijven of uitspreken van een tekst moet je rekening houden met je publiek. Je spreekt de ene groep anders aan dan de andere: je toon is anders, je houdt rekening met wat al bekend is, je past je taalgebruik aan, enzovoort. Doe je dat niet, dan is de kans groot dat je je doel niet bereikt. In het schema hierna staat waar je allemaal op moet letten.

60

1 Bepaal je doel.

Wat wil je bereiken met je tekst of presentatie? • Informeren • Instrueren • Uiteenzetten • Overtuigen

[8]

2 Breng je publiek in kaart.

• Is het publiek een groep of individu? • Is het publiek bepaald of onbepaald? • Wat vindt het publiek? • Wat weet het publiek? • Wat wil het publiek? • Wat kan het publiek?

[12]

3 Stem inhoud af op publiek.

• Goede, duidelijke inleiding? • Duidelijke probleem- of vraagstelling? • Informatie goed verdeeld? • Voldoende nieuwswaarde? • Meningen goed beargumenteerd? • Feiten controleerbaar gemaakt? • Goede voorbeelden?

[13]

4 Stem vorm af op publiek.

Past de vorm van je tekst of presentatie bij de doelgroep?

[50]

5 Stem taalgebruik en toon af op publiek.

• Moeilijke of eenvoudige woorden? • Wel of geen vaktaal? • Lange of korte zinnen? • Ingewikkelde of eenvoudige zinsbouw? • Figuurlijk of concreet taalgebruik? • Formeel of informeel? • Populair of ‘gewoon’?

[14]

6 Stem tekst of presentatie af op publiek.

Schrijven • Duidelijke alinea’s? • Duidelijke opbouw in inleiding, middenstuk, slot? • Tussenkopjes aanwezig? • Goede illustraties? • Duidelijke opmaak en typografie? Spreken • Voldoende pauzes? • Duidelijke opbouw in inleiding, middenstuk, slot? • Nieuwe (deel)onderwerpen aangekondigd? • Goed verstaanbaar? • Uitnodigende houding? • Oogcontact?

[49] [6] [36-39] [5] [51] [50] [58-59]

[72]


1

Theorie

Schrijven

[12] Publiek in kaart brengen Of je nu een tekst schrijft die anderen gaan lezen, of een tekst die je gaat presenteren, het is altijd belangrijk om deze af te stemmen op het publiek waarvoor hij is bedoeld. We kunnen het publiek als volgt indelen:

Bepaald (met duidelijke kenmerken)

Onbepaald (met vage, onduidelijke kenmerken)

Een individu (je weet wie het is)

Een groep

• Je kent de persoon goed. • Bijvoorbeeld je vriend, je oma ... • Activeren • Beschouwen • Amuseren • Je kent niet de persoon, maar wel zijn of haar functie. • Bijvoorbeeld de voorlichter van een bedrijf, de wethouder ...

• Je kent de groep. • Bijvoorbeeld de leerlingen uit de examenklassen, de leden van de volleybalvereniging ... • De groep is te groot om veel gemeenschappelijke kenmerken te hebben. • Bijvoorbeeld jongeren, inwoners van Drenthe ...

Publiekgericht schrijven of spreken betekent dat je je tekst of presentatie zo goed mogelijk laat aansluiten bij je publiek. Als je je publiek goed kent en er een nauwkeurig beeld van hebt, is de kans dat je je doel bereikt het grootst. Wéét dus tot wie je je richt. Als hulpmiddel kun je daarbij het volgende schema gebruiken. Kernwoord

Hoofdvraag

Voorbeelden van deelvragen

Vinden

Wat vinden de personen van het onderwerp?

• Zijn ze geïnteresseerd? • Moeten ze er al bij voorbaat niets van hebben? • Staan ze er neutraal tegenover?

Weten

Wat weten ze al van het onderwerp?

• Hebben ze veel of weinig voorkennis?

Willen

Welke informatie willen ze?

• Willen ze alleen de belangrijkste zaken (de hoofdlijnen)? • Willen ze achtergronden? • Willen ze verschillende meningen?

Kunnen

Wat is hun niveau?

• Kunnen ze lange zinnen aan? • Begrijpen ze moeilijk taalgebruik? • Kunnen ze lange uiteenzettingen volgen?

(Online) kranten en tijdschriften weten dat ze een goed beeld moeten hebben van hun publiek. Journalisten gebruiken hiervoor een ijkpersoon: een denkbeeldige figuur die model staat voor alle lezers van het blad of voor alle bezoekers van de site. Deze ijkpersoon krijgt vaak een naam. Journalisten weten waar hij van houdt, wat zijn achtergrond en opleiding is, welke bladen hij leest, welke sites hij bezoekt, waar hij zijn kleding koopt, wat voor werk hij doet, wat zijn hobby’s zijn enzovoort. Bij het schrijven van hun stukken richten journalisten zich in gedachten tot die ijkpersoon: als die het interessant vindt, als die het begrijpt, zal de doelgroep het waarschijnlijk ook interessant vinden en begrijpen. Als je een presentatie gaat houden of een betoog gaat schrijven, is het handig een ijkpersoon in gedachten te nemen.

61


Theorie

1 Schrijven

voorbeeld Hierna volgen twee teksten over hetzelfde onderwerp met verschillende ijkpersonen.

TEKST 4

Gebouw in Den Bosch stort in

Een gebouw aan de Markt in Den Bosch is zaterdagavond rond 23.00 uur door nog onbekende oorzaak ingestort. Een woordvoerder van de veiligheidsregio liet dezelfde avond weten dat het nog niet bekend was of er mensen in het pand aanwezig waren en of er gewonden zijn gevallen. Inmiddels hebben politiehonden tussen al het puin naar mensen gezocht, maar die werden gelukkig niet gevonden. Ook liet een woordvoerder van de politie weten dat de aangrenzende panden aan de Marktzijde stabiel zijn, waaronder een pand waarin de beroemde schilder Jeroen Bosch geleefd heeft. Vanwege een verbouwing zou het pand sowieso een tijdje sluiten vanaf aanstaande maandag. Bron: Metro.

TEKST 5

Gebouw in Den Bosch in puin: ‘Het stortte als kaartenhuis in elkaar’

Zaterdagavond is rond elf uur op de Markt in Den Bosch een gebouw ingestort. Het ging om een pand dat werd gerenoveerd, waar een klusteam zaterdag tot half tien ‘s avonds bezig was. Er zijn geen slachtoffers onder het puin aangetroffen. Brandweer en hulpdiensten rukten uit en het gebied rondom het ingestorte pand werd afgezet. Volgens Volkskrant-verslaggever Juriaan Nolles, die ter plekke was, waren er in ieder geval twee ambulances en zes brandweerwagens. Er werd met speurhonden gezocht naar eventuele slachtoffers. Ook heeft de brandweer het puin vanaf een hoogwerker geïnspecteerd. Een bewoner van de Hinthamerstraat, waarin het herenhuis uit het jaar 1400 stond, vertelde Nolles dat hij een keiharde knal hoorde, en daarna het aanzwellen van sirenes. Omwonenden die niet naar huis kunnen, worden opgevangen door vrienden en familie of in een hotel.

Kaartenhuis Bosschenaren die op een terras tegenover het pand zaten hoorden gerommel dat op onweer leek en zagen het pand ‘als een kaartenhuis in elkaar storten’. Op beelden van vlak na de instorting zijn grote stofwolken te zien. Het ingestorte gebouw stond naast de Kleine Winst, waarin het atelier van kunstenaar Jeroen Bosch zat. Op de Markt werd vanavond een lichtshow ingesteld voor een voorstelling over Jeroen Bosch. Deze lichten worden nu gebruikt om het puin te belichten. Bron: de Volkskrant.

62


1

Theorie

Schrijven

Toelichting bij tekst 4 en 5 De journalist van Metro (tekst 4) heeft de treinreiziger als ijkpersoon. Deze persoon heeft meestal haast en leest graag korte en bondige berichten. Er is vrijwel geen achtergrondinformatie. De journalist van de Volkskrant (tekst 5) schrijft voor een ijkpersoon die graag meer feitelijke, maar ook persoonlijke achtergrondinformatie wil lezen. Hij wil graag een compleet beeld en houdt ervan om te horen wat andere mensen (getuigen bijvoorbeeld) ervan vinden. Er is bovendien een foto toegevoegd om de lezer met eigen ogen te laten zien wat er is gebeurd.

[13] Inhoud afstemmen op publiek Om publiekgericht te zijn, moet de inhoud van een tekst: 1 aansluiten bij het niveau van de lezer of toehoorder; 2 uitnodigend zijn; 3 interessant en boeiend zijn; 4 betrouwbaar zijn. Niveau (begrijpelijkheid) De lezer of de luisteraar moet de tekst kunnen begrijpen: het onderwerp moet geschikt zijn voor de doelgroep. Aan jonge kinderen vertel je over andere onderwerpen dan aan leerlingen uit 5 havo. Het onderwerp moet dus passen bij het publiek, anders leest het publiek je tekst niet, of lopen de luisteraars weg. Informatie moet ook gedoseerd zijn en aansluiten bij de kennis van de lezer. Als je te veel of te moeilijke informatie aanbiedt over een onderwerp, haakt je publiek af. Uitnodigend Je moet ervoor zorgen dat de inhoud van je tekst of presentatie uitnodigend is. Daar zijn verschillende middelen voor. Bijvoorbeeld: • een pakkend begin bedenken; • een opvallende titel of ondertitel kiezen; • een uitdagende lead schrijven; • een grapje of verhaaltje op een opvallende manier bij je tekst plaatsen; • beeld gebruiken dat de inhoud ondersteunt. Aantrekkelijkheid (voldoende nieuwswaarde, boeiend, interessant) Als een tekst saai van toon en stijl is of omslachtig is geschreven, zal het publiek de aandacht verliezen. Saaiheid kan niet alleen ontstaan door een droge toon of omslachtige stijl, maar ook door de inhoud. De schrijver moet iets nieuws vertellen of op een nieuwe manier over een onderwerp schrijven en hij moet aansprekende voorbeelden geven. Dit geldt ook voor een spreker. Als die niets nieuws te melden heeft, niet boeiend kan vertellen en geen aansprekende voorbeelden geeft, dwalen de gedachten van de luisteraar af.

63


Theorie

1 Schrijven

Betrouwbaarheid Het publiek moet de indruk hebben dat de tekst betrouwbaar is. Je tekst wordt betrouwbaarder als: • je veel (controleerbare) feiten noemt; • je ook je bronnen noemt en dus aangeeft hoe je aan die feiten komt; • je meer kanten van de zaak belicht. Als je maar één kant van de zaak belicht, kan je publiek de indruk krijgen dat je iets verzwijgt. • je duidelijk maakt of je een feit weergeeft (‘Nu is het zo dat ...’) of dat het om een persoonlijke mening gaat (‘Ik vind dat ...’). In betogen kun je de betrouwbaarheid vergroten door je mening te ondersteunen met steekhoudende argumenten. In dit soort teksten vergroot je de betrouwbaarheid als je eerst de mening van de tegenstander naar voren brengt en die vervolgens gaat weerleggen. Bekijk de drie teksten waarbij de inhoud wordt afgestemd op het publiek. • Tekst 6 is bedoeld voor basisschoolleerlingen. • Tekst 7 is bedoeld voor leerlingen van het voortgezet onderwijs. • Tekst 8 is bedoeld voor volwassenen die zijn geïnteresseerd in de aanschaf van zonnepanelen.

De zon geeft ons licht en warmte. Zonne-energie is stroom die TEKST 6 komt van de zon. De energiebron is waarschijnlijk onuitputtelijk.

Zonne-energie Zonlicht wordt gebruikt om energie op te wekken. Daar gebruiken we zonnepanelen voor. Je ziet ze op daken van huizen, maar ook op lantaarnpalen. Zonnepanelen bestaan uit rijen zonnecellen en elke zonnecel bestaat uit twee laagjes. Als de zon op de zonnecel schijnt, gaat er tussen de twee laagjes een elektrische stroom lopen. Zo wordt zonlicht omgezet in elektriciteit. De warmte van de zon wordt ook gebruikt. Namelijk via zonnecollectoren. De collectoren vangen de warmte van de zon op en met deze warmte wordt water verwarmd. Dat water wordt bijvoorbeeld gebruikt om het huis te verwarmen. Wetenschappers zijn steeds op zoek naar nieuwe manieren om de zon als energiebron te gebruiken. Bron: www.bibliotheek.nl.

64


1

Theorie

Schrijven

TEKST 7

Zo werkt zonne-energie

Om elektriciteit van zonlicht op te wekken, gebruiken we zonnepanelen. Je ziet ze veel op daken, bij lantaarnpalen en misschien heb je zelf ook wel een oplader voor je telefoon met een zonnepaneeltje. Zonnepanelen bestaan uit rijen zonnecellen. Een zonnecel bestaat uit twee laagjes silicium, een stof die in zand zit. Als er licht op de zonnecel schijnt, gaat er tussen de twee laagjes een elektrische stroom lopen. Het is moeilijk om al het zonlicht dat op de zonnecel valt, om te zetten in elektriciteit. Dat lukt maar met hooguit 20% van het zonlicht. Er zijn wel betere zonnecellen ontwikkeld, maar die zijn nog erg duur. De Nuna zonneauto heeft bijvoorbeeld zonnecellen met een hoger rendement. Samen met andere zonneauto’s rijdt de Nuna elke twee jaar een wedstrijd in AustraliÍ. Bron: www.energiegenie.nl.

TEKST 8

Zonnepanelen kopen, top 3 waar u op moet letten

Zonnepanelen kopen, waar moet u op letten? Zonnepanelen.net stelde de volgende top 3 samen om voorbereid te zijn bij het kopen van zonnepanelen. 1 Zwarte of donkerblauwe zonnepanelen kopen Wilt u zwarte of donkerblauwe zonnepanelen kopen? Bij de donkerblauwe heeft u te maken met een aluminium rand. Sommige mensen vinden dit minder mooi dan de volledig zwarte zonnepanelen. Hier zit overigens ook nog een technisch verschil in. De zwarte hebben monocellen, de donkerblauwe hebben polycellen. 2 Efficiency van het zonnepaneel Een van de belangrijkste eigenschappen van een zonnepaneel is de efficiency. Er zijn zonnepanelen met een efficiency van 17%, maar ook met 15%. Kies zonnepanelen met een hoge efficiency. 3 Capaciteit van het zonnepaneel De capaciteit van zonnepanelen wordt uitgedrukt in Wattpiek, afgekort Wp. Een zonnepaneel met een capaciteit van bijvoorbeeld 280 Wp levert meer op dan een zonnepaneel van 240 Wp. Bron: www.zonnepanelen.net.

65


Theorie

1 Schrijven

[14] Taalgebruik afstemmen op publiek Het spreekt voor zich dat je je taalgebruik aanpast aan je publiek, ongeacht of je nu een tekst schrijft voor lezers of voor luisteraars. Het taalgebruik dat je toepast bij een bepaald publiek wordt ook wel register genoemd. In een vakblad gebruik je andere woorden dan in een huis-aan-huisblad. En als je een voordracht houdt voor klasgenoten over een bepaald onderwerp, hanteer je ander taalgebruik dan wanneer je een voordracht over hetzelfde onderwerp moet geven aan een klas met kinderen uit groep 5. Bij je taalgebruik spelen de volgende elementen een rol: 1 Woordkeus Een tekst met algemeen bekende woorden is voor de lezer of luisteraar prettiger dan een tekst met veel lastige, abstracte termen. Dat betekent natuurlijk niet dat je alleen maar eenvoudige woorden zou mogen of kunnen gebruiken. Probeer zo veel mogelijk variatie in je woordkeus aan te brengen. Wees vooral voorzichtig met inhoudsloze woorden, zogenoemde ‘containerwoorden’ (zoals ‘in feite’, ‘het gebeuren’, ‘ik heb zoiets van’), die eigenlijk niets betekenen en die je overal kunt gebruiken. Ook vaktermen maken een tekst vaak moeilijk te begrijpen. Wees er voorzichtig mee en leg ze vooraf uit. 2 Figuurlijk taalgebruik Met figuurlijk taalgebruik maak je je tekst of presentatie wat levendiger. Echter, niet iedereen begrijpt onmiddellijk dat iets figuurlijk gebruikt is. Wie veel figuurlijk taalgebruik toepast, maakt het de lezers of luisteraars daarom extra moeilijk. Figuurlijk taalgebruik vind je bijvoorbeeld in veelgebruikte uitdrukkingen als geen peil kunnen trekken op, ergens munt uit slaan, te kort door de bocht en herinneringen oproepen. 3 Zinsbouw Het valt niet mee om een tekst met lange, ingewikkelde zinnen meteen te begrijpen. Vooral lange zinnen waarin veel bijzinnen zijn verwerkt, lezen moeizaam. Het is dan ook aan te raden om lange(re) en korte(re) zinnen af te wisselen. Met een afwisselende tekst kun je de aandacht van je publiek langer vasthouden. 4 Formuleringen Als een tekst veel ingewikkelde, abstracte en vage formuleringen bevat, zal de lezer of luisteraar de moed gauw opgeven. Dergelijke formuleringen zijn bijvoorbeeld: met betrekking tot, naar aanleiding van, als het gaat om. Gebruik je concrete formuleringen, dan kan je lezer of toehoorder gemakkelijk voor zich zien wat je bedoelt. De keus voor meer abstracte of meer concrete formuleringen hangt af van wat je publiek aankan. 5 Toon De toon die je gebruikt, hangt af van het soort tekst, de relatie met je publiek (hoe goed ken je je publiek?) en van de tekstvorm die je gebruikt (hoe breng je je boodschap over?). Zo heeft een informatieve tekst een andere toon dan een betogende tekst, en een activerende tekst heeft wéér een andere toon. De soort tekst is dus medebepalend voor de toon die je gebruikt.

voorbeeld ‘Hé joh, waar zitten je hersens? Denk eens na, man!’  populair ‘Dat lijkt me niet zo’n goed idee. Misschien moeten we het anders doen!’  neutraal

Je zegt in principe hetzelfde, maar door het verschil in toon komt de boodschap volstrekt anders over. 6 De juiste taalvariant Je kunt taal op verschillende manieren gebruiken. Zo’n manier noem je een taalvariant. Het is eigenlijk een variant op de standaardtaal. Voorbeelden van taalvarianten zijn jargon (vaktaal), straattaal of dialect.

66


1

Theorie

Schrijven

Groepstalen en dialecten

Alle talen zijn gelijkwaardig aan elkaar als communicatiemiddel: je kunt in alle talen zeggen wat je wilt. Toch zijn er binnen een taal veel variaties. Elke (sub)-cultuur – van leeftijdsgroep tot religieuze groep – kent zijn eigen taal, de groepstaal. Met groepstaal identificeren groepen zich. Enerzijds wordt daarmee het wij-gevoel versterkt, anderzijds kunnen niet-leden gemakkelijk worden buitengesloten. Het grootste deel van de Nederlandse bevolking spreekt een dialect, een taalvariant van een regio. Met name in Zuid-Limburg en Noord-Groningen wijkt het dialect erg af van de algemene Nederlandse taal, het Standaardnederlands. Een bestaand misverstand is dat Fries ook een dialect is, maar dat is zeker niet waar. Het Fries is een echte taal. Dialecten zijn varianten van het Nederlands die in een bepaald gebied worden gesproken, bijvoorbeeld het West-Fries of het Limburgs. Ze zijn niet minder dan het algemeen Nederlands, maar er ontstaan communicatieproblemen, wanneer je het dialect wilt gebruiken in een ander deel van het land. De kans is dan groot dat de ander je helemaal niet begrijpt. Zeg je bijvoorbeeld als Achterhoeker: ‘Dat is neet zo slim’, dan zal iemand uit het westen niet begrijpen dat je zegt: ‘Dat is niet zo erg’. De westerling zal denken dat je het over zijn intelligentie hebt! Iemand die met een accent spreekt, spreekt Standaardnederlands met een uitspraak waaraan je zijn herkomst kunt herkennen. In Limburg hoor je bijvoorbeeld de ‘zachte g’; Amsterdammers spreken de z vaak uit als een s (‘De son in de see sien sakken’). Naast groepstalen en dialecten kennen we ook nog sociolecten. Een sociolect is een taalvariant die gevormd wordt door bepaalde milieus. Iemand die een sociolect spreekt, doet dat om aan te duiden dat hij tot een bepaalde groepering behoort. Sociologische criteria waarop een sociolect is gebaseerd, zijn onder meer opleiding, afkomst, geslacht en/of leeftijd. Hoogopgeleide mensen spreken anders dan mensen die niet zo’n hoge opleiding hebben gevolgd. Let ook eens op het verschil tussen mannen- en vrouwentaal. Vrouwen gebruiken vaker verkleinwoorden. Zo kopen zij bijvoorbeeld leuke schoentjes, terwijl mannen ‘gewoon’ schoenen gaan kopen. Ook jongerentaal verschilt van de taal van ouderen. Ouderen zullen zich dan ook niet meer wagen aan straattaal en rapperstaal. Met name bij mondelinge taalvaardigheid is het van belang dat je de juiste variant kiest.

[15] Zakelijke brief of e-mail Je weet inmiddels dat schrijvers van teksten een bepaald doel voor ogen hebben. Ze willen hun lezer bijvoorbeeld informeren, overtuigen, amuseren of bereiken dat hij tot actie overgaat. Dit geldt ook voor schrijvers van een zakelijke brief of e-mail. Hierin gaat het meestal om het inwinnen van informatie of het géven van informatie. Er zijn ook zakelijke brieven en mails met een specifiek doel. Zie het schema hierna.

67


Theorie

1 Schrijven

1

De circulaire: een zakelijke brief die gericht is aan meer personen, bijvoorbeeld wijkbewoners. Een circulaire kan informerend zijn, maar ook activerend.

2

De sollicitatiebrief of -mail: een zakelijke brief of mail waarin je je interesse in een bepaalde functie kenbaar maakt. Een sollicitatiebrief of -mail is altijd activerend.

3

De klachtenbrief of -mail: een brief of mail waarin je een instelling, bedrijf of commissie van de juistheid van een klacht wilt overtuigen. Een klachtenbrief of -mail is altijd activerend: je wilt dat er maatregelen worden genomen. Daar heb je argumenten voor. Vaak zul je je klacht via een formulier op de website van de instelling of het bedrijf kunnen indienen.

Enkele tips bij het schrijven van een zakelijke brief of mail: • Maak goed duidelijk wat je wilt bereiken en welke informatie daarbij belangrijk is. • Houd goed in je hoofd aan wie je schrijft (wat is zijn/haar rol/functie?). • Zorg ervoor dat de toon die je gebruikt beleefd en respectvol is en formuleer zorgvuldig.

[16] Digitale zakelijke correspondentie Veel zakelijke correspondentie gaat via e-mail, al dan niet met een brief als bijlage. Een handgeschreven brief zie je zelden meer. Vroeger werden handgeschreven brieven persoonlijker gevonden, maar tegenwoordig schrijft vrijwel iedereen zijn brieven op de computer en verstuurt ze als (bijlage van) een e-mail in plaats van uitgeprint per post. E-mail is natuurlijk sneller, makkelijker en laagdrempeliger. Maar let op: door de snelheid van e-mailen kunnen berichten soms verkeerd overkomen. De schrijver is gehaast, leest zijn bericht niet nog een keer over of drukt te snel op de ‘send’-knop, waardoor de ontvanger de boodschap niet of verkeerd begrijpt. Zorg er dus voor dat je ook aan een e-mail de nodige aandacht besteedt. Meestal geven websites de mogelijkheid om via e-mail contact op te nemen of kun je online – via de site van het bedrijf of via de sociale media – het bedrijf een (chat)bericht sturen; dat werkt voor jou, maar ook voor een bedrijf veel vlugger. Ook klachtenbrieven en aanvragen (bijvoorbeeld voor vergunningen) verstuur je vaak via de mail of via formulieren op de site van een bedrijf of gemeente. Je kunt dan indien nodig ondertekenen met je digitale handtekening, de DigiD. Neem bij al je digitale correspondentie de volgende tips in acht: • Brieven die je via e-mail verstuurt, moeten ook aan eisen voldoen wat betreft duidelijkheid, juistheid en correctheid. Het is daarom goed een e-mail even te printen en te (laten) corrigeren, voordat je hem verstuurt. Op papier vallen fouten eerder op dan op het beeldscherm. • E-mail is in principe niet bedoeld voor lange verhalen. Probeer je te beperken tot 20 à 30 regels. • Stuur je e-mail altijd met een correct en duidelijk onderwerp. Zonder een onderwerp bestaat de kans dat je e-mail niet wordt gelezen of zelfs wordt verwijderd door virusscanners of geblokkeerd door spamfilters. • Gebruik witregels om je e-mail overzichtelijk te maken. Formuleer bij voorkeur korte, heldere zinnen. Bij lange opsommingen kun je de punten onder elkaar plaatsen (met een liggend streepje). • Denk eraan dat in zakelijke e-mail aan bedrijven en instellingen de formele regels voor de aanhef en de slotformule blijven gelden. • Wees ook in e-mails en chats met een bedrijf zakelijk en beleefd.

68


1

Theorie

Schrijven

[17] Opbouw De verschillende zakelijke brieven en e-mails worden op eenzelfde manier opgebouwd, net als iedere andere tekst, namelijk met een inleiding, een middenstuk en een slot. Je kunt eigenlijk altijd uitgaan van het volgende schema: Informerende brief of mail

Sollicitatiebrief of -mail

Klachtenbrief of -mail

Inleiding

• Aanleiding voor het schrijven. • Aanleiding voor de • Reden voor het schrijven. sollicitatie. • Noemen van de functie waarop je solliciteert.

Middenstuk

• Uitwerking in alinea’s van dat wat je wilt weten of laten weten.

• Reden voor je sollicitatie naar de aangeboden baan. • Leg uit dat je voldoet aan de functie-eisen. • Vertel over je motivatie voor deze functie. • Vermeld je ervaring.

• Oorzaak van de klacht(en). • Toelichting bij de klacht.

Slot

• Spreek een wens, voorstel, verzoek of dank uit.

• Vermeld dat je de sollicitatie in een gesprek wilt toelichten.

• Doe een voorstel voor maatregelen. • Verzoek om een reactie.

• Aanleiding voor de klacht. • Beschrijving van de klacht.

Bij omvangrijke brieven bestaat het middenstuk uit meerdere alinea’s. Denk goed na over hoe je het middenstuk opbouwt. Gebruik signaalwoorden voor een vloeiende overgang tussen zinnen en alinea’s.

[18] Formele indeling De formele indeling en verzorging van je brief bepalen de eerste indruk die de lezer van jou krijgt. De zakelijke brief kent een vaste opbouw. Gebruik hiervoor een vast briefmodel. In Nederland is het Amerikaanse briefmodel het meest gangbaar. Het model bestaat uit acht onderdelen. Zie ook de voorbeeldbrief bij [21]. 1 naam en adres van de afzender 2 plaatsnaam en datum 3 naam en adres van de geadresseerde 4 referteregel 5 aanhef 6 a inleiding b middenstuk c slot d slotformule 7 a handtekening b naam van ondertekenaar (en eventueel functie) 8 bijlage(n)

69


Theorie

1 Schrijven

In de tekst van een zakelijke e-mail neem je alleen onderdeel 5, 6 en 7 op. Onderdeel 1 en 3 zijn jouw mailadres en dat van degene aan wie je de mail stuurt. Je hoeft je huisadres niet apart te noemen (tenzij het van belang is dat de ontvanger weet waar je woont of naar welk adres hij iets per post kan opsturen). De datum (onderdeel 2) wordt automatisch toegevoegd door je mailprogramma. De referteregel (onderdeel 4) is de onderwerpregel van je e-mail, die je uiteraard wel invult. Of je een bijlage meestuurt (onderdeel 8), ziet de ontvanger automatisch bij het openen van je e-mail. Als je er zeker van wilt zijn dat de ontvanger je bijlage opmerkt, schrijf dan in de tekst van je e-mail wat je als bijlage hebt meegestuurd. Vermeld de bijlage niet pas onder je naam, want veel mensen nemen niet de moeite om verder door te scrollen en denken dat je tekst ophoudt bij de ondertekening.

Voorbeelden 1 Naam en adres van de afzender. • Schrijf de naam van de woonplaats in hoofdletters. • Mannen zetten geen ‘heer’ voor hun naam. Vrouwen kunnen wel ‘mevrouw’ of ‘mevr.’ voor hun voorletter(s) plaatsen. • Onder het adres kun je nog je telefoonnummer en/of e-mailadres vermelden. • Plaats tussen de letters van de postcode en de plaatsnaam altijd twee spaties.

Toelichting op de vaste onderdelen

Y. Korenblik Lambertsplein 99 6923 BB TOLDIJK

• 2 Plaatsnaam en datum. Achter de voluit geschreven plaatsnaam zet je een komma en vervolgens vermeld je de dag, de maand (in letters) en het jaar. 3 Naam en adres van de geadresseerde. Als je de zakelijke brief aan een bedrijf of instelling richt, gebruik je op de tweede regel de afkorting t.a.v. (ter attentie van) gevolgd door de naam van de persoon aan wie je schrijft of de desbetreffende afdeling. Let op: deze adressering is altijd precies dezelfde als die op de enveloppe komt te staan.

Toldijk, 11 augustus 2016

De heer J. den Vlielander Brederostraat 18 7429 BK LOCHEM Bryants BV t.a.v. mevrouw E. Peerenboom Postbus 472 4771 AR NIJMEGEN

of: Bryants BV t.a.v. afdeling Verkoop Postbus 472 4771 AR NIJMEGEN

4 Referteregel Hierin geef je kort en zakelijk het onderwerp van je brief aan. Vermeld ook het referentienummer als je reageert op een zakelijke brief. Let op: achter de dubbele punt gebruik je een kleine letter, geen hoofdletter!

70

Betreft: bestelling cartridges HP-printer, ordernummer 19720304


1

Theorie

Schrijven 5 Aanhef a In de aanhef spreek je de geadresseerde aan. Er zijn verschillende mogelijkheden. • De geadresseerde is een persoon van wie je de naam kent. • De geadresseerde is een bedrijf of instelling, man of vrouw en naam zijn niet bekend. • De geadresseerde is een bestuur. b In de aanhef gebruik je alleen de achternaam. c Bij samengestelde achternamen schrijf je het eerste woord met een hoofdletter. d Achter de aanhef volgt altijd een komma.

Geachte heer Den Vlielander, Geachte mevrouw Peerenboom,

Niet: ‘Vertrouwende spoedig uw antwoord te mogen vernemen ...’ (te formeel) En ook niet: ‘Laat u gauw van u horen?’ (te informeel) Maar: Ik vertrouw erop dat ik snel een reactie van u ontvang.’ Niet: ‘Groetjes van …’ Maar: ‘Met vriendelijke groet,’

6 Inleiding, middenstuk en slot a Begin de eerste alinea nooit met ‘ik’. Schrijf liever ‘Onlangs kocht ik in uw winkel nieuwe gympen. Hierover heb ik een klacht.’ b Een zakelijke brief bestaat meestal uit korte, duidelijke alinea’s. Gebruik een nieuwe alinea, als je een ander onderwerp aansnijdt. c Probeer ouderwetse formuleringen in de inleidende en afsluitende zin te vermijden, maar let er ook op dat je niet te informeel bent. d Na de slotalinea sla je een regel over en je plaatst je groet of slotformule. Hierachter staat een komma:

Geachte mevrouw/heer, Geachte heer/mevrouw, Geachte dames en heren, Geacht bestuur, Geachte voorzitter, Geachte heer Den Vlielander, Geachte mevrouw De Blocq,

Met vriendelijke groeten, Met vriendelijke groet, Met vriendelijke groeten,

7 Handtekening en naam van de ondertekenaar a Omdat een handtekening vaak slecht leesbaar is, staat ook nog de naam van de ondertekenaar (met functie) eronder. b Als iemand namens een bedrijf of instelling schrijft, volgt onder de slotformule de naam daarvan. 8 Bijlage(n) a Een bijlage kan van alles zijn: een plattegrond, een curriculum vitae (letterlijk: levensloop), een rapport, enzovoort. b Je vermeldt als volgt wat je meestuurt.

Bryants BV

Jolijn Koenen Jolijn Koenen, directeur

Bijlagen: 1 inschrijfformulier 2 aankoopbon iPod

Verzorging van de zakelijke brief • Plaats de acht vaste onderdelen tegen de linkerkantlijn. • Verdeel de tekst mooi over het papier. • Scheid de verschillende onderdelen door een regel over te slaan. • Als je bij het schrijven van een langere brief merkt dat de ondertekening er niet op past, plaats dan de laatste alinea en de overige onderdelen op een nieuw blad. Laat op dat blad een ruime marge vrij. • Print je zakelijke brief altijd enkelzijdig.

71


Theorie

1 Schrijven

[19] Sollicitatie- en motivatiebrief of -mail Een sollicitatiebrief of -mail schrijf je als je een baan wilt. Je kunt reageren op een vacature, maar je kunt ook een open sollicitatie sturen. Dat doe je als er geen vacature is, maar als je toch je diensten bij een bedrijf wilt aanbieden. Een motivatiebrief of -mail schrijf je als wilt beginnen aan een opleiding of als je bijvoorbeeld in aanmerking wilt komen voor een studie, een stage of iets dergelijks. Je moet dan motiveren waarom jij denkt in aanmerking te komen. Net als bij een sollicitatiebrief of -mail moet je je onderscheiden van alle andere kandidaten. Een sollicitatiebrief of -mail heeft altijd een activerend karakter, want het doel ervan is dat de ontvanger je uitnodigt voor een gesprek. Behalve de sollicitatiebrief of -mail stuur je ook je curriculum vitae op. Voor een sollicitatiebrief of -mail gelden de regels van de formele briefindeling, met twee aanvullingen: 1 Als in de vacaturetekst staat dat je het vacaturenummer moet vermelden, dan plaats je dat in de referteregel. 2 Stuur je curriculum vitae mee als bijlage. Voeg ook kopieën van diploma’s toe, als daarom wordt gevraagd. Opbouw sollicitatiebrief of -mail Een sollicitatiebrief of -mail is – net als andere teksten – opgebouwd volgens een bepaalde structuur, namelijk een inleiding, een kern en een slot, maar de eerste drie vaste briefelementen komen op een andere plek te staan. De naam en het adres van de afzender (jij dus) komen onder aan je brief of mail. In de onderwerpregel van je e-mail komt de referteregel. Kijk maar naar het voorbeeld op pagina 67. Standaardzinnen In de sollicitatiebrief of -mail probeer je op alle in de vacature genoemde eisen in te gaan. Daarbij kun je gebruikmaken van de volgende standaardzinnen. Inleiding a Naar aanleiding van de vacature die ik op uw website zag, laat ik u weten dat ik zeer geïnteresseerd ben in de functie van ... b Over twee maanden doe ik eindexamen ... en toen ik de vacaturetekst in ... van ... zag waarin u een ... vraagt, besloot ik direct te reageren. c In ... van ... las ik dat uw bedrijf een vacature heeft voor ... Voor die functie zou ik graag in aanmerking komen. d Graag solliciteer ik naar de functie van ... zoals vermeld op uw website ... Middenstuk a Ik ben in het bezit van de diploma’s ... en ... Daarnaast heb ik een cursus ... gevolgd. b Ik heb het vereiste diploma nog niet in mijn bezit, maar ik doe op ... examen en het ziet ernaar uit dat ik slaag. c Gelukkig heb ik het afgelopen jaar als ... ruime ervaring kunnen opdoen met ... d Hoewel ik nog nooit als ... heb gewerkt, kan ik u wel wijzen op het feit dat ik als lid van ... (bijvoorbeeld: de leerlingenraad, een sportvereniging, enzovoort) jarenlang ... heb georganiseerd. e Ervaring met ... heb ik nog niet. Maar de functie die u aanbiedt, trekt me zo aan, dat ik me zeker snel ingewerkt zal hebben. f De aangeboden functie trekt mij bijzonder aan, omdat ... g Tijdens ... vond ik het prettig met anderen samen te werken. h Toen ik als ... werkte, kreeg ik de leiding over ...

72


1

Theorie

Schrijven Slot a Voor verdere gegevens verwijs ik u naar mijn curriculum vitae. Ik hoop dat mijn brief (of: mail) voor u aanleiding is mij uit te nodigen voor een gesprek. b In mijn curriculum vitae vindt u het telefoonnummer en e-mailadres van mevrouw Faber, decaan van onze school, bij wie u inlichtingen over mij kunt inwinnen. c Ik ben graag bereid een en ander in een gesprek nader toe te lichten. d Graag zou ik de gelegenheid krijgen het bovenstaande in een gesprek toe te lichten.

voorbeeld Margot Berk Wilgenlaan 33 1917 AH DALFSEN Dalfsen, 17 maart 20... TIMEFOR Group Austria Grottenhofstrasse 3 A-8053 GRAZ Betreft: sollicitatie recreatiemedewerker Geachte mevrouw/heer, In De Telegraaf van 16 maart jl. las ik dat u sport- en kinderanimators zoekt om komende zomer activiteiten te organiseren op een van uw campings in Spanje. Voor die baan zou ik heel graag in aanmerking komen. Ik ben 18 jaar en zit in het laatste jaar van de havo. In mijn profiel heb ik Engels en Duits en ik kan met die talen aardig overweg, al zeg ik het zelf. Verder heb ik net een cursus Spaans gedaan. Ik doe veel aan sport. Mijn favoriete sporten zijn basketbal en squash. De laatste sport beoefen ik in competitieverband. Het organiseren van activiteiten trekt me enorm. Ik heb daarmee ook wel wat ervaring. Als lid van de leerlingenraad heb ik namelijk de laatste twee jaar meerdere activiteitendagen, voor leerlingen en leraren, mee helpen organiseren. En ĂŠĂŠn keer heb ik een playbackshow gepresenteerd. Ik vind het erg leuk met mensen om te gaan en hen te activeren. In mijn curriculum vitae vindt u het adres van de heer H. van Heinen, decaan van de havo, bij wie u inlichtingen over mij kunt inwinnen. Ik hoop dat mijn brief voor u aanleiding is mij uit te nodigen voor een gesprek.

Met vriendelijke groet,

Margot Berk Bijlage: curriculum vitae

73


Theorie

1 Schrijven

Open sollicitatiebrief Een open sollicitatiebrief of -mail heeft globaal dezelfde kenmerken als de sollicitatiebrief of -mail naar aanleiding van een advertentie in een krant of op een website. Alleen de openingsalinea is anders. In de eerste alinea maak je duidelijk dat je graag zou werken bij het bedrijf waaraan je de brief of mail richt. Je vraagt of er wellicht vacatures zijn (of binnenkort te verwachten zijn). Ook informeer je of er een gesprek kan volgen over de mogelijkheden die er eventueel voor jou zijn. Solliciteren per e-mail Bedrijven zetten personeelsadvertenties doorgaans op internet, soms op hun eigen website, maar vaak ook op een speciale vacaturesite. Je kunt dan per e-mail solliciteren. Onder aan de vacature staat naar welke persoon en welk e-mailadres je je sollicitatie en cv moet verzenden. Bij het bedenken van een e-mailadres is het belangrijk dat je een naam kiest die niet kinderlijk of zot is. Een sollicitatiebrief via je e-mailadres ‘lautje-kusss@hotmail.com' staat namelijk een beetje raar. Een sollicitatiebrief verzenden via ‘laurameijer@gmail.com' of iets dergelijks staat veel netter en professioneler. Zorg er dus voor dat niet alleen je tekst, maar ook het mailadres van waaruit je je sollicitatie verstuurt serieus oogt.

Opbouw motivatiebrief of -mail Een motivatiebrief of -mail heeft, net als een sollicitatiebrief, een activerend karakter. Je moet daarin je motieven beschrijven, waarom je in aanmerking denkt te komen voor een bijzondere cursus, een stage of opleiding. Vaak wordt er bij een aanmelding gevraagd om je motivatie te beschrijven. Er staat dan bijvoorbeeld: ‘Geef in maximaal 300 woorden aan waarom jij in aanmerking komt voor deze …’ Een motivatiebrief of -mail is in grote lijnen op dezelfde manier opgebouwd als een sollicitatiebrief of -mail (of welke andere zakelijke brief of mail dan ook). Naast de vaste elementen geef je een beschrijving van wat je al gedaan hebt (ervaring, werk, cursussen enzovoort), en alles wat van belang is om te vermelden. Noem vooral feiten, daarmee overtuig je meer. ‘Leuk’, ‘interessant’ en/of ‘uitdagend’ is niet genoeg. Geef ook aan waarom je precies die cursus, stage, opleiding enzovoort wilt volgen en beargumenteer dat. Verder kun je persoonlijke activiteiten noemen die relevant zijn om te vermelden. Als het ware ‘verkoop’ je jezelf en zorg je ervoor dat de lezer van je brief of mail zich heel goed een beeld van je kan vormen.

74


1

Theorie

Schrijven

voorbeeld motivatiebrief (per e-mail) Geachte mevrouw Peerenboom, Met deze motivatiebrief wil ik mijn keuze voor de opleiding commerciële economie toelichten. Ik ben opgegroeid in een echt ondernemersgezin. Mijn ouders hebben een groothandel en door hen is het ‘ondernemersvirus’ op mij overgeslagen. Heel graag wil ik in de toekomst de groothandel overnemen, maar ik wil mij eerst goed voorbereiden. De opleiding bij de Hogeschool van Amsterdam lijkt me daar uitermate geschikt voor, met name vanwege de veelzijdigheid en de mogelijkheid om mij op vele commerciële terreinen te bekwamen. Op de website zag ik dat uw lesprogramma zeer afwisselend is en dat de nadruk wordt gelegd op het toepassen van de theorie in concrete vraagstukken en cases. Deze praktische benadering spreekt mij zeer aan. Met de opleiding zou ik graag een basis willen leggen om de juiste kennis en ervaring op te doen. Omdat ik van plan ben in de toekomst het bedrijf van mijn ouders over te nemen, denk ik echt dat ik bij deze opleiding op de juiste plek zit. Ik ben een zelfstandige, gemotiveerde student en heb een groot doorzettingsvermogen. De afgelopen jaren heb ik tijdens de zomervakanties met veel plezier meegewerkt in de groothandel van mijn ouders en alvast aan het ondernemerschap kunnen proeven. Ik hoop dan ook van harte dat ik de kans krijg om deel te nemen aan de studie commerciële economie aan de Hogeschool van Amsterdam en dat ik deze over een paar jaar met succes zal kunnen afronden. Hopelijk heb ik u een goed beeld gegeven van mijn persoonlijke motivatie en ziet u voldoende reden om mij een plek aan te bieden bij deze opleiding. Ik hoop spoedig van u te horen.

Met vriendelijke groet,

Yara Korenblik Yara Korenblik Lambertsplein 99 6923 BB Toldijk 06-33879229

75


Theorie

1 Schrijven

[20] Curriculum vitae (cv) Het curriculum vitae (letterlijk: levensloop) is een overzicht van: • je persoonlijke gegevens; • de door jou gevolgde opleiding(en); • je (werk)ervaring; • stages; • nevenactiviteiten; • vaardigheden; • talen; • hobby’s en interesses; • referenties (meestal op aanvraag). Bij persoonlijke gegevens moet staan: • naam (je achternaam); • voornamen; • roepnaam; • adres (inclusief postcode en woonplaats); • e-mailadres; • telefoonnummer; • geboortedatum; • geboorteplaats; • burgerlijke staat; • nationaliteit. Bij opleidingen som je de opleidingen en cursussen op die je hebt gevolgd en die je met een diploma hebt afgesloten. Je vermeldt ook wanneer je die hebt gevolgd. Zet de meest recente opleiding bovenaan. Bij ervaring schrijf je welke werkervaring je tot dan toe hebt opgedaan. Vermeld alleen werk dat voor de functie van belang is. Soms moet je meer informatie geven, maar dan alleen als het relevant is voor de functie waarnaar je solliciteert. Denk aan je talenkennis, je sterke kanten en vaardigheden, je kennis van softwarepakketten, je eventu- ele bezit van een rijbewijs enzovoort. En vermeld ook eventuele nevenfuncties (bijvoorbeeld als bestuurslid van de jeugdafdeling van de hockeyclub) of hobby’s waaruit je creativiteit, teamgeest of leiderschap kan blijken. Als je hobby niet relevant is of juist een minder gunstig beeld kan oproepen, kun je hem beter niet noemen. Verder kun je onder aan je cv ook nog referenties opgeven. Referenties zijn mensen die informatie over jou kunnen verstrekken, bijvoorbeeld over je werkervaring, inzet en kwaliteiten. Referenties verstrek je meestal ‘op aanvraag’. Dit houdt in dat je voor jezelf een lijstje maakt van een aantal personen die je als referentie kunt opgeven wanneer de werkgever daar (later) specifiek naar vraagt. Sommige werkgevers willen van iemand anders horen hoe je functioneert, wat voor persoon je bent, wat je sterke en zwakke punten zijn enzovoort. Zij kunnen je dan verzoeken een aantal referenties op te geven, die informatie over jou kunnen verstrekken. Het is namelijk niet toegestaan om zomaar informatie over jou bij iemand in te winnen. Daarvoor moet een toekomstige werkgever je altijd toestemming vragen. Denk er goed over na wie jij informatie over jou wilt laten verstrekken. En let op dat je de referenten die je opgeeft van tevoren inlicht over het feit dat zij benaderd kunnen worden door de (toekomstige) werkgever.

76


1

Theorie

Schrijven

MILA AALDERINK

CURRICULUM VITAE OPLEIDINGEN 2012-2017 Havo, Thomas a Kempis College te Zwolle diploma behaald: juni 2017 Profiel Economie en Maatschappij, met in de vrije ruimte Duits en Management en Organisatie.

Persoonlijke gegevens

2016 Cursus ‘Spaans voor beginners’, LOI diploma behaald: april 2016

Naam: Aalderink Voornamen: Mila Bertina Adres: Kozakkenweg 199, 3699

WERKERVARING

AH Delfzijl Telefoon: 057-3121742 E-mail: m.aalderink@gmail.com

2016 1 juli - 15 aug: Recreatiewerker, Camping ‘Zeezicht’ in Renesse (vakantiewerk)

Geboortedatum: 13 februari 1996 Geboorteplaats: Wijhe Nationaliteit: Nederlandse Burgerlijke staat: ongehuwd

Vaardigheden

Op deze familiecamping organiseerde ik samen met drie andere recreatiewerkers activiteiten voor kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar. We maakten elke week een afwisselend programma en zorgden ervoor dat dit aangeplakt werd bij de kampwinkel. We regelden het materiaal en de versnaperingen en zorgden ervoor dat elk kind op een leuke en veilige manier aan de activiteiten kon deelnemen. De eigenaar van de camping was zeer tevreden over mijn inbreng.

MS Office – uitstekend Photoshop – goed

TALENKENNIS Hobby’s en interesses Zingen en toneelspelen

Engels – goed Duits – goed Spaans – redelijk

REFERENTIES Referenties zijn op aanvraag beschikbaar.

Bijna iedereen die een baan zoekt, heeft via internet een account aangemaakt op LinkedIn. Dit is een sociaal netwerk van professionals over de hele wereld. Je vindt daar andere professionals en je kunt gevonden worden. Bij het aanmaken van een account kun je een soort cv invoeren: je contactgegevens, je huidige baan en functie, functies en werkgevers waar je eerder voor gewerkt hebt, je opleidingen en je specialisaties. Anders dan bij sociale netwerken, is LinkedIn vooral gericht op het beroepsleven. Je contactpersonen zijn dan ook geen ‘vrienden’, maar collega’s, leveranciers, kortom: iedereen met wie je zakelijk iets te maken kunt hebben. Via LinkedIn kun je ook iemand aanbevelen of een aanbeveling vragen.

77


Theorie

1 Schrijven

[21] Klachtenbrief of -mail Met een klachtenbrief of -mail wil je een instelling of bedrijf laten weten dat je een klacht hebt over een dienst of product. Je doel is hen van de juistheid van je klacht te overtuigen. Soms moet je je met je klacht richten tot een speciale commissie. Zo bestaat er een landelijke klachtencommissie voor onderwijszaken. Een klachtenbrief of -mail is altijd activerend: je wilt dat er maatregelen worden genomen en daar heb je argumenten voor. Veel bedrijven werken met online klachtenformulieren. Je vult hierop de gevraagde gegevens in (over jezelf en het product of de dienst waarover je een klacht hebt) en kunt in een opmerkingenveld kort en bondig je klacht verwoorden. Mocht je een klachtenbrief toch per post willen of moeten versturen, dan gebruik je dezelfde opbouw als die van een zakelijke brief.

Mediamarkt t.a.v. klantenservice Postbus 225 7550 AA ZEIST

Susanne Kamp Keizerslaan 45 7553 BL DEN DOLDER Den Dolder, 12 mei 2017

Betreft: klacht over aangeschafte iPod van Apple

Geachte mevrouw/heer, Onlangs kocht ik in uw winkelvestiging in Zeist een – naar ik veronderstelde – nieuwe iPod van het merk Apple. Daarover heb ik een klacht. Ik heb de iPod gekocht, in de veronderstelling dat deze spiksplinternieuw was. Echter, toen ik het apparaatje uit de verpakking haalde en wilde installeren, bleek dat er al muziek op stond. Hieruit blijkt volgens mij dat het apparaatje niet nieuw was, terwijl het wel als zodanig aan mij is verkocht. Dit is niet zoals het hoort, lijkt mij. U zult begrijpen dat ik dan ook graag een nieuwe iPod wil. Bovendien lijkt een vergoeding voor de brandstof mij ook reëel, want nu moet ik wéér naar Zeist. Ik hoop spoedig van u te horen.

Met vriendelijke groet,

Susanne Kamp Susanne Kamp Bijlage: aankoopbon iPod

78


1

Theorie

Schrijven

[22] Beoordeling zakelijke brief of mail Check de volgende punten voordat je je zakelijke brief of mail verstuurt: A structuur (let op de driedeling inleiding, middenstuk en slot) B formele indeling en verzorging (zinsbouw, spelling, leestekens) C inhoud en publiekgerichtheid: 1 Duidelijkheid: beperk je tot de hoofdzaak en zet die duidelijk uiteen (hoofdgedachte); wijd niet uit over zaken die voor de ontvanger niet relevant zijn. 2 Juistheid: beschrijf de hoofdzaak op de goede wijze in een logische volgorde (bijvoorbeeld chronologisch); spring niet van de hak op de tak. 3 Volledigheid: geef of vraag alle noodzakelijke informatie; denk hierbij aan data, plaats van handeling, belangrijke namen en persoonlijke gegevens (bijvoorbeeld je bankrekening). 4 Correctheid: blijf altijd ter zake en beleefd, ook al ben je behoorlijk kwaad. Met een vriendelijk verzoek bereik je meer dan met een boze, agressieve brief. Zie ook het Beoordelingsformulier zakelijke brief of e-mail.

Spreken, kijken en luisteren

Zakelijke gesprekken

[23] Stemgebruik en non-verbale communicatie Je gesprekspartner hoort aan je stem of je gespannen bent of niet. Een goede, vaste stem begint met een rustige, gecontroleerde ademhaling. En een rustige ademhaling begint met een goede lichaamshouding. Enkele tips: • sta of zit met beide voeten stevig op de grond (maar de knieën van het slot); • ontspan je schouders; • houd je hoofd rechtop; • adem naar je buik. De zogenoemde buikademhaling zorgt ervoor dat je met minimale inspanning een maximale longinhoud vult. Hoe meer lucht je inademt, hoe meer lucht je kunt uitademen en hoe voller je stemgeluid klinkt. Je ademhaling wordt bovendien rustiger en minder gejaagd, zodat jij je ook rustiger voelt. Als je langer achter elkaar aan het woord bent, zakt de concentratie van je gesprekspartner of toehoorder. Als je de toonhoogte varieert, houd je de aandacht vast. Stembuigingen maken het prettiger voor anderen om naar je te luisteren. Een lage stem is aangenamer om naar te luisteren dan een hoge stem. Probeer daarom bewust een toontje lager te zingen. Zorg er ook voor dat iedereen je goed kan horen. Let bij het spreken op je volume. Wees je ook bewust van het effect van non-verbale communicatie (lichaamstaal). Kijk je gesprekspartner(s) goed aan, sta of zit rechtop en maak geen afleidende of nerveuze gebaren met bijvoorbeeld een pen of een sieraad.

79


Theorie

1 Spreken, kijken en luisteren

[24] Gesprekstechnieken Als je deelneemt aan een gesprek of discussie, is het normaal dat je elkaar soms in de rede valt, reageert op wat de ander zegt en een vraag stelt als je iets niet snapt. Vaak denk je hier helemaal niet meer bij na. In wat meer formele situaties is het goed om je bewust te zijn van dit soort gesprekstechnieken. Door deze technieken toe te passen, kun je het gesprek beter naar jouw hand zetten en kun je in een discussie beter jouw standpunt naar voren brengen en verdedigen.

80

Gespreksbeurt ‘pakken’ en houden.

• Wacht het moment af waarop je kunt ‘inbreken’ en zorg ervoor dat je zinvolle dingen zegt. Met standaardvoorbeelden (zie hiernaast) houd je de aandacht van de luisteraars vast en rek je tijd om na te denken over wat je kunt zeggen.

• ‘Dat is een lastige vraag ...’ • ‘Dat is een interessante invalshoek ...’ • ‘Wat daarbij ook meespeelt, is ...’ • ‘Belangrijk daarbij is ...’ • ‘Wat ik verder wil opmerken, is ...’

Tegenargumenten aandragen en weerleggen.

• Geef zelf al mogelijke tegenargumenten en maak ze meteen ‘onklaar’ door duidelijke weerleggingen.

• ‘Nu zou je kunnen zeggen dat ..., máár ...’ • ‘Er zijn mensen die zeggen dat ..., máár ...’

Draad van het gesprek weer oppakken.

• Herhaal waar het gesprek over gaat. Sommige tegensprekers dwalen af van het onderwerp. Zorg ervoor dat je je eigen doel voor ogen houdt.

• ‘We hadden het over ...’ • ‘Waar het om ging, was ...’ • ‘We dwalen nu af.’

Reageren op uitingen van gesprekspartner(s).

• ‘Jij bent het dus eens met ...’ • Wees nauwkeurig in je reactie naar je • ‘Als ik het goed begrijp, wil jij ...’ tegenspreker(s). Laat merken dat je begrijpt wat je gesprekspartner zegt en vraag zo nodig door of vat samen wat de ander heeft gezegd.

Reageren op nonverbale signalen van gesprekspartner(s).

• Zorg ervoor dat je alert bent en ziet hoe je gesprekspartner reageert op wat jij zegt. Dat kan bijvoorbeeld heel geïnteresseerd zijn of juist behoorlijk verveeld. Speel daar handig op in, zonder de rust in het gesprek te verliezen.

• ‘Ik zie dat je het met me eens bent!’ • ‘Ik kan niet goed inschatten of je het met me eens bent, maar ...’

Vragen om een toelichting en/of uitleg.

• Wees niet bang om te vragen naar extra uitleg en/of een toelichting als iemand iets zegt of jou iets vraagt. Het is vervelender om een antwoord te geven op een vraag die niet gesteld wordt, dan om even door te vragen, zodat je het goede antwoord geeft.

• ‘Dus als ik het goed begrijp ...’ • ‘Kun je dit toelichten?’ • ‘Kun je een voorbeeld geven?’ • ‘Waarom vind je dat?’ • ‘Bedoel je met je vraag ...?’


1

Theorie

Spreken, kijken en luisteren

[25] Commentaar geven en krijgen Commentaar (kritiek) krijgen is moeilijk, maar commentaar géven is soms nog veel moeilijker. Je wilt iemand niet aanvallen, maar je vindt wel dat er nog iets verbeterd kan worden. Voor zowel de gever als de ontvanger van kritiek geldt dat je de kritische op- en/of aanmerkingen netjes moet verpakken en interpreteren. Als je commentaar geeft, zorg er dan voor dat je heel goed weet waarover je het hebt en vooral ook wat je met je commentaar wilt bereiken. Probeer dat zodanig te brengen dat je ook echt begrepen wordt. Dus: in heldere bewoordingen, neutraal geformuleerd en zonder beschuldigingen. Negatieve formulering

Positieve formulering

De opbouw was slecht.

• De opbouw zou duidelijker worden als je de hoofdpunten op het bord schrijft.

Je mompelde maar wat en niemand kon je verstaan.

• Ik weet niet of je achterin goed verstaanbaar was. Probeer iedereen goed aan te kijken en de woorden duidelijk uit te spreken.

Je keek steeds naar de grond.

• Je was een beetje verlegen, maar als je af en toe mensen aankijkt, betrek je ze wel beter bij je verhaal.

Je zei voortdurend ‘ehhh’ en dat was super irritant.

• Als je even niet weet hoe je verder moet, laat dan gewoon een stilte vallen. Dat is minder erg dan steeds ‘ehhh’.

Je presentatie was oersaai.

• De inhoud (of iets anders) was goed, maar je kunt je verhaal nog wat levendiger maken door ... (mensen aan te kijken, meer te variëren in toonhoogte, meer gebruik te maken van hulpmiddelen enzovoort).

Als je commentaar krijgt, doe er dan je voordeel mee. Ga niet meteen in de verdediging, onderdruk een eventuele eerste (emotionele) reactie en luister goed. Vraag eventueel om een toelichting en weeg af wat je met het commentaar kunt doen. Ga ervan uit dat de criticus opbouwend is (constructief ) en jou niet onderuit probeert te halen. Met andere woorden: leer van het commentaar. Als je de kwaliteit van het commentaar accepteert, kun je het gebruiken om nog beter te worden!

[26] Zakelijke gesprekken Een klachtengesprek, adviesgesprek of sollicitatiegesprek zijn voorbeelden van zakelijke gesprekken (zie de theorieonderdelen [28], [29], [30] en [31] hierna). Elke gesprekspartner die deelneemt aan een zakelijk gesprek heeft een bepaalde rol. De belangrijkste rol is weggelegd voor de gespreksleider, oftewel de voorzitter. Er is een onderscheid tussen een technisch voorzitter en een inhoudelijk voorzitter. Dit kan in praktijk dezelfde persoon zijn. De technisch voorzitter let vooral op de interactie tussen de sprekers en bemoeit zich niet met de inhoud. Hij zorgt ervoor dat niemand door elkaar praat, iedereen kan uitpraten en iedereen ongeveer even lang aan het woord is. Ook probeert hij een sfeer te scheppen waarin iedereen uit zichzelf spreekt en op elkaar reageert. Ook stimuleert deze voorzitter aarzelende deelnemers en remt hij andere juist af. De technisch voorzitter probeert vriendjespolitiek en persoonlijke aanvallen te voorkomen of te neutraliseren. Als een bepaalde fase te veel tijd in beslag neemt, kan hij zelf een knoop doorhakken en beslissen verder te gaan. De inhoudelijk voorzitter neemt zelf ook deel aan het gesprek en geeft zijn mening. Hij heeft dus twee rollen, die van voorzitter én die van deelnemer aan het (inhoudelijke) gesprek.

81


Theorie

1 Spreken, kijken en luisteren

Beoordeling van een gesprek Wanneer je een zakelijk gesprek moet beoordelen, let je op drie aspecten: op de inhoud, op het taalgebruik en op de interactie. A Inhoud 1 Heeft de spreker zich goed voorbereid? 2 Houdt de spreker zich aan de gestelde opdracht? 3 Brengt de spreker de informatie of zijn standpunt goed onder woorden? 4 Gebruikt de spreker goede argumenten, bouwt hij zijn argumentatie goed op? 5 Houdt de spreker zijn spreekdoel(en) en onderwerp goed voor ogen? B Taalgebruik 1 Formuleert de spreker zorgvuldig en correct? 2 Spreekt de spreker duidelijk? 3 Past de spreker zijn taalgebruik aan aan de situatie en andere deelnemers? 4 Kan de spreker variëren in woordgebruik en toon? C Interactie 1 Neemt de spreker actief deel aan het gesprek? 2 Luistert de spreker goed en laat hij andere deelnemers uitpraten? 3 Reageert de spreker adequaat op non-verbale signalen? 4 Kan de spreker op een goede manier de beurt pakken en behouden? 5 Kan de spreker flexibel omgaan met afwijkingen van doel of onderwerp, zonder de draad kwijt te raken? 6 Reageert de spreker adequaat op uitingen van gesprekspartners en vraagt hij zo nodig om een toelichting? 7 Toont de spreker interesse in en respect voor de gesprekspartners en voorzitter, verbaal en non-verbaal? Zie ook het Beoordelingsformulier zakelijk gesprek.

[27] Klachtengesprek In een klachtengesprek is het heel belangrijk dat je de informatie duidelijk weergeeft. Dat betekent enerzijds dat degene met de klacht – de klager – helder formuleert wat er aan de hand is en hoe hij de klacht graag opgelost ziet. Anderzijds moet degene die de klacht ‘ontvangt’ laten merken dat hij de klacht begrijpt en hij moet het gevoel geven de klager serieus te nemen. Hij hoort de klacht dus aan, vraagt door als er onduidelijkheden zijn en vat het verhaal samen. Hij kan dan een oplossing voorstellen en eventueel een onderzoek instellen. Tot slot is het belangrijk dat hij nagaat of de klager tevreden is over hoe het gesprek is verlopen. Als dat zo is, bestaat de kans dat de klager nog eens terugkomt bij het bedrijf. Zo niet, dan kunnen er vervolgstappen komen, of hij blijft ontevreden.

82


1

Theorie

Spreken, kijken en luisteren

[28] Probleemoplossend gesprek Wat is precies het probleem? Dat is de hamvraag en het is van groot belang dat de gesprekspartners het probleem onder ogen willen zien en gemotiveerd zijn om het probleem op te lossen. Dat is de bedoeling! Het is belangrijk dat je altijd met gegronde argumenten komt. Nietszeggende, foute argumenten (drogredenen) lossen niks op. Blijf in een probleemoplossend gesprek positief. Onderzoek het probleem, bedenk oplossingen en beslis welke de beste is. Mocht er geen oplossing voorhanden zijn, probeer dan tot een compromis te komen, een tussenoplossing. Een compromis houdt in dat jullie allebei een beetje gelijk en een beetje ongelijk krijgen. Je krijgt op een bepaald punt je zin, en zult op een ander punt iets moeten toegeven. Geen van tweeën zal 100 procent zijn zin krijgen, maar met het compromis hebben jullie een oplossing waar jullie je allebei voor een groot deel in kunnen vinden.

[29] Adviesgesprek Als je ergens gelijk in hebt, dan weet je dat. Of iedereen het met je eens is, is nog maar de vraag. Of je daadwerkelijk gelijk krijgt, valt dus nog maar te bezien. Iedereen maakt weleens mee dat goed doordachte en goedbedoelde adviezen die bovendien heel zorgvuldig zijn geformuleerd, door de tegenpartij in de wind worden geslagen. Een uitstekend advies heeft geen effect als de tegenpartij het niet accepteert. Het omgekeerde is óók waar: een geaccepteerd advies is niet effectief als de kwaliteit van het advies niet deugt. Deze waarheid staat bekend als de Wet van Maier: Effect = Kwaliteit x Acceptatie. De kwaliteit is ook afhankelijk van de wijze waarop een advies wordt geformuleerd. Als je formulering duidelijk en overtuigend is, wordt je advies eerder gehonoreerd.

[30] Sollicitatie- of motivatiegesprek Als je na het versturen van een sollicitatie- of motivatiebrief of -mail wordt uitgenodigd voor een gesprek, heb je je eerste doel al bereikt. Meestal vinden er meerdere gesprekken plaats. Het eerste gesprek is vaak een oriëntatie of kennismaking. Je moet dan meteen het beste van jezelf laten zien. Tijdens een zakelijk gesprek, dus ook in een sollicitatie- of motivatiegesprek, moet je op een aantal dingen letten. • Zorg ervoor dat je goed bent voorbereid. • Besteed extra aandacht aan je uiterlijk (geen petje, geen kauwgom, netjes gekleed). • Geef een hand en stel je fatsoenlijk voor. • Wees je bewust van je uitstraling en houding en probeer zo ontspannen mogelijk over te komen (je armen over elkaar geeft een onzekere en gesloten indruk). • Kijk je gesprekpartner(s) aan zonder ze aan te staren (zo geef je aan dat je eerlijk en open bent). • Achterhaal van tevoren met wie je het gesprek voert; het maakt nogal verschil of je een gesprek voert met een (aanstaande) directe collega of met een baas (bij een sollicitatiegesprek), met een docent of een administratief medewerker (bij een motivatiegesprek). • Luister goed naar elke vraag en geef geen antwoord zonder dat je er eerst goed over hebt nagedacht. • Vraag dóór als je de vraag niet goed begrijpt.

83


Theorie

1 Spreken, kijken en luisteren

• Let op je stemgebruik: praat rustig en spreek de woorden goed uit. • Let op je taalgebruik, je toon en het tempo waarin je praat. Zorg ervoor dat je niet wollig of warrig overkomt. Zie ook het Beoordelingsformulier sollicitatiegesprek. Tijdens het gesprek worden er allerlei vragen aan je gesteld. Een bedrijf of opleidingsinstituut wil namelijk goed kunnen beoordelen of jij degene bent die ze willen hebben. Het is niet alleen belangrijk wat je vertelt, maar ook hoe je je boodschap overbrengt. Soms kun je ook ‘boodschappen’ uitzenden zonder dat je iets zegt. Bijvoorbeeld doordat je onderuitgezakt zit, of op je nagels bijt. Je lichaamstaal vertelt dan een heleboel. Dat wordt non-verbale communicatie genoemd. Non-verbale communicatie kan doorslaggevend zijn. Als je vertelt dat je heel rustig bent en niet zenuwachtig, terwijl je beeft als een rietje, dan is wat je zegt niet erg geloofwaardig.

[31] STAR-methode in een sollicitatiegesprek In een sollicitatiegesprek probeert de sollicitatiecommissie er onder meer achter te komen of je aan de gestelde criteria voldoet. Hierbij wordt soms de STAR-methode gebruikt: • In welke situatie bevond de sollicitant zich? • Welke taak had de sollicitant? • Welke actie heeft de sollicitant getoond? • Welk resultaat had de actie van de sollicitant?

voorbeeld STAR-methode Een sollicitant zegt: ‘Ik kan goed delegeren.’

(situatie) (taak) (actie)

(resultaat)

‘Kunt u mij een voorbeeld geven van een situatie waarin u moest delegeren?’ ‘Ik zat in de leiding van een voetbalkamp.’ ‘Wat was de opdracht die u daarbij had?’ ‘Ik was verantwoordelijk voor het spelmateriaal.’ ‘Wat heeft u precies gedaan om die opdracht uit te voeren?’ ‘Ik verdeelde de taken: twee jongens zorgden voor de ballen, twee voor de doelnetten, twee voor de pylonnen en twee voor de hesjes.’ ‘En wat gebeurde er?’ ‘We zijn nooit spullen vergeten mee te nemen en na de wedstrijden kwam alles ook weer netjes mee terug.’

Andere voorbeelden van uitspraken waarop je op deze manier kunt doorvragen: • ‘Ik kan goed met kinderen omgaan.’ • ‘Ik heb leidinggevende capaciteiten.’ • ‘Ik kan prima samenwerken.’

84


1 Onderdeel

Voorbereiding

Nr.

Op weg naar 3F

3F

Op weg naar 4F

4F

Je zit nog niet op havo-niveau.

Je bent bijna op havo-niveau.

Prima! Je zit op havo-niveau.

Je bent op weg naar vwo-niveau…

Je zit op vwo-niveau!!

1

Informatie is compleet en belangrijk.

Informatie is compleet en belangrijk én is van goede kwaliteit.

Informatie is compleet en belangrijk en is van goede kwaliteit. Informatie sluit aan bij doel en deelonderwerpen.

Als 3F.

Als 3F.

2

Spreekplan gemaakt met structuur en indeling in onderwerpen.

Spreekplan gemaakt met structuur en indeling in onderwerpen. Bij ieder onderwerp trefwoorden aangegeven.

Spreekplan gemaakt met structuur en indeling in onderwerpen. Bij ieder onderwerp trefwoorden én signaalwoorden aangegeven.

Spreekplan gemaakt met structuur en indeling in onderwerpen. Bij ieder onderwerp trefwoorden én signaalwoorden aangegeven. Er wordt rekening gehouden met eerdere ervaringen.

Als Op weg naar 4F.

3

Het doel is duidelijk en kan worden verduidelijkt. Het verhaal is goed afgestemd op het doel. Alleen bij gesprek: doorvragen om de juiste informatie te krijgen.

Meerdere doelen worden gecombineerd. Het verhaal is niet goed afgestemd op ieder doel. Alleen bij gesprek: doorvragen om de juiste informatie te krijgen.

Meerdere doelen worden gecombineerd, het verhaal is goed afgestemd op ieder doel. Alleen bij gesprek: doorvragen om de juiste informatie bij ieder doel te krijgen.

Als 3F.

Als 3F.

4

Het doel in de gaten houden en bij het onderwerp blijven. Alleen bij gesprek: bij afdwalen gesprekspartner, daar soms in meegaan en dan de draad niet oppakken.

Het doel in de gaten houden en bij het onderwerp blijven. Alleen bij gesprek: bij afdwalen gesprekspartner, daar soms in meegaan en toch de draad weer oppakken.

Het doel in de gaten houden en bij het onderwerp blijven. Alleen bij gesprek: bij afdwalen gesprekspartner, daarin meegaan en de draad weer oppakken.

Het doel in de gaten houden en bij het onderwerp blijven. Alleen bij gesprek: bij afdwalen gesprekspartner, daarin meegaan en de draad weer oppakken. Afwijkingen van het doel soms niet accepteren.

Het doel in de gaten houden en bij het onderwerp blijven. Alleen bij gesprek: bij afdwalen gesprekspartner, daarin bewust wel/ niet meegaan en de draad weer oppakken. Afwijkingen van het doel accepteren en inbrengen.

Alleen bij presentatie

Inhoud

2F

Rubrics Spreken en gesprekken

85


1

Rubrics Spreken en gesprekken Onderdeel

Nr. 5 Alleen bij presentatie

6 Alleen bij presentatie

Structuur

7 Alleen bij presentatie

8 Alleen bij presentatie

9 Alleen bij presentatie

86

2F

Op weg naar 3F

3F

Op weg naar 4F

4F

Inleiding: onderwerp pakkend en origineel gebracht. De hoofdgedachte is helder verwoord.

Inleiding: onderwerp pakkend en origineel gebracht. De hoofdgedachte is helder verwoord. Bij lange presentatie: de opbouw wordt aangekondigd.

Inleiding: onderwerp pakkend en origineel gebracht, aanleiding is erin verwerkt, de hoofdgedachte is helder verwoord. Bij lange presentatie: de opbouw wordt aangekondigd.

Als 3F.

Als 3F.

Slot: hoofdpunten komen bij elkaar en zijn op pakkende manier met elkaar verbonden. Afsluiten met een krachtige zin.

Slot: hoofdpunten komen bij elkaar en zijn op pakkende manier met elkaar verbonden. Afsluiten met een krachtige zin. Manier van afsluiten soms niet afgestemd op het spreekdoel.

Slot: hoofdpunten komen bij elkaar, afsluiten op pakkende manier en met een krachtige zin, Keuze van soort slot (bijv. samenvatten, aanbevelen, afwegen) afgestemd op het spreekdoel.

Slot: hoofdpunten komen bij elkaar, afsluiten op pakkende manier en met een krachtige zin, Keuze van soort slot (bijv. samenvatten, aanbevelen, afwegen) afgestemd op het spreekdoel en de rest van de presentatie.

Als Op weg naar 4F.

Correct ingedeeld: inleiding, middenstuk en slot.

Correct ingedeeld: inleiding, middenstuk en slot. Relaties (bijv. oorzaak/gevolg, voordelen/ nadelen, overeenkomst/verschil) zijn soms niet duidelijk aangegeven.

Correct ingedeeld: inleiding, middenstuk en slot. Relaties (bijv. oorzaak/gevolg, voordelen/ nadelen, overeenkomst/verschil) zijn duidelijk aangegeven.

Correct ingedeeld: inleiding, middenstuk, slot. Relaties (bijv. oorzaak/gevolg, voordelen/nadelen, overeenkomst/ verschil) zijn duidelijk aangegeven. Verwijzingen correct weergegeven. Verschil hoofd- en bijzaken soms niet duidelijk.

Correct ingedeeld: inleiding, middenstuk, slot. Relaties (bijv. oorzaak/gevolg, voordelen/ nadelen, overeenkomst/verschil) zijn duidelijk aangegeven. Verwijzingen correct weergegeven. Verschil hoofd- en bijzaken duidelijk.

Signaalwoorden binnen zinnen en tussen zinnen. Soms een fout.

Goede signaalwoorden binnen zinnen en tussen zinnen. Geen fouten.

Goede signaalwoorden bewust gebruiken om verbanden duidelijk aan te geven. Geen fouten.

Als 3F.

Goede signaalwoorden op een natuurlijke manier gebruiken om verbanden duidelijk aan te geven. Geen fouten.

Indeling in correcte deelonderwerpen. Scheiding tussen deelonderwerpen is duidelijk, maar niet altijd natuurlijk.

Indeling in correcte deelonderwerpen. De deelonderwerpen lopen soms niet vloeiend in elkaar over.

Indeling in correcte deelonderwerpen. De deelonderwerpen lopen vloeiend in elkaar over.

Als 3F.

Als 3F.


1 Onderdeel

Nr. 10 Alleen bij presentatie

11 Alleen bij gesprek

12 Alleen bij gesprek

Publiekgerichtheid

13

2F

Op weg naar 3F

3F

Rubrics Spreken en gesprekken Op weg naar 4F

4F

Er wordt rekening gehouden met beschikbare tijd. Verhaal iets meer samengevat indien er te weinig tijd is.

Er wordt rekening gehouden met beschikbare tijd en de tijd die voor elk deelonderwerp nodig is. Verhaal samengevat indien er te weinig tijd is.

Er wordt rekening gehouden met beschikbare tijd en de tijd die voor elk deelonderwerp nodig is. Verhaal samengevat of aangepast indien er te weinig tijd is.

Als 3F.

Er wordt rekening gehouden met beschikbare tijd en de tijd die voor elk deelonderwerp nodig is. Verhaal samengevat of aangepast indien er te weinig tijd is. Er wordt rekening gehouden met de tijd die nodig is voor beantwoorden van vragen uit publiek.

Op het juiste moment de beurt nemen en op een logische manier aansluiten bij het gesprek.

Op het juiste moment de beurt nemen en op een logische manier aansluiten bij het gesprek. Ook aansluiten bij eigen gespreksdoel, maar dit lukt soms niet.

Op het juiste moment de beurt nemen en op een logische manier aansluiten bij eigen gespreksdoel en bij het gesprek.

Op het juiste moment de beurt nemen en op een logische manier aansluiten bij eigen gespreksdoel en bij het gesprek. Gebruikmaken van verschillende manieren om opmerkingen aan te kondigen en de beurt te krijgen, maar dit lukt soms niet.

Op het juiste moment de beurt nemen en op een logische manier aansluiten bij eigen gespreksdoel en bij het gesprek. Gebruikmaken van verschillende manieren om opmerkingen aan te kondigen en de beurt te krijgen.

Een gesprek beginnen, gaande houden en beëindigen. Ander uit laten praten.

Een gesprek beginnen, gaande houden en beëindigen. Ander uit laten praten. Soms tijd winnen of de beurt houden door standaardzinnen te gebruiken.

Een gesprek beginnen, gaande houden en beëindigen. Ander uit laten praten. Tijd winnen of de beurt houden door standaardzinnen te gebruiken.

Een gesprek beginnen, gaande houden en beëindigen. Ander uit laten praten. Tijd winnen of tegelijkertijd nadenken door standaardzinnen te gebruiken.

Een gesprek beginnen, gaande houden en beëindigen. Ander uit laten praten. Gebruikmaken van verschillende manieren om tijd te winnen en tijdens gesprek na te denken.

Het publiek op een passende manier aanspreken.

Het publiek op een passende manier aanspreken. Woordkeus en formuleringen zijn meestal aantrekkelijk voor het publiek om naar te luisteren.

Het publiek op een passende manier aanspreken. Woordkeus en formuleringen zijn aantrekkelijk voor het publiek om naar te luisteren.

Als 3F.

Als 3F.

87


1

Rubrics Spreken en gesprekken Onderdeel

Nr.

2F

Op weg naar 3F

3F

Op weg naar 4F

4F

14

Formeel/informeel taalgebruik in de juiste situaties toepassen. Woord-gebruik altijd aan publiek of gesprekspartner(s) en de situatie aanpassen. De juiste toon kiezen.

Formeel/informeel taalgebruik makkelijk in de juiste situaties toepassen. Woord-gebruik altijd aan publiek of gesprekspartner(s) en de situatie aanpassen. De juiste toon kiezen.

Formeel/informeel taalgebruik makkelijk in de juiste situaties toepassen. Woord-gebruik altijd op de juiste manier aan publiek of gesprekspartner(s) en de situatie aanpassen. De juiste toon kiezen.

Formeel/informeel taalgebruik makkelijk in de juiste situaties toepassen. Woord-gebruik en houding vaak doeltreffend kiezen, afhankelijk van publiek of gesprekspartner(s) en de situatie. De juiste toon kiezen.

Formeel/informeel taalgebruik makkelijk in de juiste situaties toepassen. Woord-gebruik en houding vaak doeltreffend kiezen, afhankelijk van publiek of gesprekspartner(s) en de situatie. De juiste toon kiezen.

15

Rekening houden met het standpunt en de voorkennis van het publiek. Daarop inspelen op een manier die past bij het publiek.

Rekening houden met het standpunt en de voorkennis van het publiek. Presentatie op een aantrekkelijke manier brengen, die past bij het publiek.

Rekening houden met het standpunt en de voorkennis van het publiek. Presentatie op een aantrekkelijke én uitnodigende manier brengen, die past bij het publiek.

Als 3F.

Als 3F.

Het publiek krijgt gelegenheid vragen te stellen. Vragen over de presentatie worden beantwoord.

Het publiek krijgt gelegenheid vragen te stellen. Vragen over de presentatie worden spontaan en vloeiend beantwoord.

Het publiek krijgt gelegenheid vragen te stellen. Vragen over de presentatie worden spontaan en vloeiend beantwoord. Tijdens de presentatie wordt ingegaan op punten die het publiek inbrengt.

Het publiek krijgt gelegenheid vragen te stellen. Vragen over de presentatie worden spontaan en vloeiend beantwoord. Tijdens de presentatie wordt ingegaan op punten die het publiek inbrengt en ook op onverwachte reacties, maar dat gaat niet vloeiend.

Het publiek krijgt gelegenheid vragen te stellen. Vragen over de presentatie worden spontaan en vloeiend beantwoord. Tijdens de presentatie wordt ingegaan op punten die het publiek inbrengt en ook adequaat op onverwachte reacties.

Het doel begrijpen van wat de gesprekspartner zegt en zijn of haar reacties goed inschatten.

Het doel begrijpen van wat de gesprekspartner zegt en zijn/haar reacties in alle situaties goed inschatten. Vragen naar meer informatie als een reactie niet wordt begrepen.

Het doel begrijpen van wat de gesprekspartner zegt en zijn/haar reacties in alle situaties goed inschatten. Vragen naar meer informatie of de bedoeling als een reactie niet wordt begrepen.

Het doel begrijpen van wat de gesprekspartner zegt en zijn/haar reacties in alle situaties goed inschatten. Vragen naar meer informatie of de bedoeling als een reactie niet wordt begrepen. Ideeën herformuleren als het nodig is, maar dit lukt soms niet.

Het doel begrijpen van wat de gesprekspartner zegt en zijn/haar reacties in alle situaties goed inschatten. Vragen naar meer informatie of de bedoeling als een reactie niet wordt begrepen. Ideeën herformuleren als het nodig is.

Alleen bij presentatie

16 Alleen bij presentatie

17 Alleen bij gesprek

88


1 Onderdeel

Rubrics Spreken en gesprekken

Nr.

2F

Op weg naar 3F

3F

18

Reacties sluiten aan bij gespreks-partner en kloppen met het gespreks-doel (bijv. mening geven, informatie geven).

Reacties sluiten aan bij gesprekspartner en kloppen met het gespreksdoel (bijv. mening geven, informatie geven). Reageren op non-verbale signalen van gesprekspartner.

Reacties sluiten aan bij gesprekspartner en kloppen met het gespreksdoel (bijv. mening geven, informatie geven). Op de juiste manier reageren op non-verbale signalen van gesprekspartner.

Als 3F.

Als 3F.

Alleen bij gesprek

Op weg naar 4F

4F

Woordenschat

19

Woordgebruik goed variëren en ook gebruiken van woorden die niet zo vaak voorkomen. Soms een fout met uitdrukkingen.

Woordgebruik goed variëren, daarmee herhaling soms niet weten te voorkomen. Soms een fout met uitdrukkingen.

Woordgebruik goed variëren, daarmee herhaling weten te voorkomen. Geen fouten met uitdrukkingen.

Woordgebruik veel variëren en daarnaast verschillende uitdrukkingen gebruiken. Een gepaste omschrijving kiezen als het goede woord niet opkomt.

Woordgebruik veel variëren en daarnaast verschillende idiomatische uitdrukkingen en uitdrukkingen uit de spreektaal gebruiken. De juiste woorden en uitdrukkingen kiezen. Een gepaste omschrijving kiezen als het goede woord niet opkomt.

Taalgebruik en techniek

20

Goed verstaanbaar zijn. Met het juiste volume en tempo spreken. Articulatie: de woorden duidelijk uitspreken.

Goed verstaanbaar zijn. Met het juiste volume en tempo spreken. Articulatie: de woorden duidelijk uitspreken. Regelmatig intonatie variëren. Soms nadruk in zinnen leggen om betekenisnuances uit te drukken.

Goed verstaanbaar zijn. Met het juiste volume en tempo spreken. Articulatie: de woorden duidelijk uitspreken. Regelmatig intonatie variëren. Regelmatig nadruk in zinnen leggen om betekenisnuances uit te drukken.

Goed verstaanbaar zijn. Met het juiste volume en tempo spreken. Articulatie: de woorden duidelijk uitspreken. Intonatie variëren. Nadruk leggen in zinnen om betekenisnuances uit te drukken.

Goed verstaanbaar zijn. Met het juiste volume en tempo spreken. Articulatie: de woorden duidelijk uitspreken. Intonatie variëren. De juiste nadruk leggen in zinnen om ook fijnere betekenisnuances uit te drukken.

21

Korte en langere zinnen gebruiken en zinnen altijd afmaken. Weinig fouten in de zinsbouw. Een foutje verbeteren tijdens het spreken.

Korte en langere zinnen gebruiken en zinnen altijd afmaken. Bijna geen fouten in de zinsbouw. Een foutje verbeteren tijdens het spreken.

Korte en langere zinnen gebruiken en zinnen altijd afmaken. Bijna geen fouten in de zinsbouw. Een foutje verbeteren tijdens het spreken.

Korte en langere zinnen gebruiken en zinnen altijd afmaken. Consequent een hoge mate van grammaticale correctheid. Fouten worden zelden gemaakt, en indien wel, dan snel hersteld.

Als Op weg naar 4F.

89


1

Rubrics Spreken en gesprekken Onderdeel

90

Nr.

2F

Op weg naar 3F

3F

Op weg naar 4F

4F

22

Houding en intonatie ondersteunen de presentatie of wat in een gesprek wordt gezegd. Juiste toonhoogte wordt gekozen, op juiste woorden wordt nadruk gelegd. Houding variëren tijdens het spreken.

Houding en intonatie ondersteunen op een natuurlijke manier de presentatie of wat in een gesprek wordt gezegd. Juiste toonhoogte wordt gekozen, op juiste woorden wordt nadruk gelegd. Houding variëren tijdens het spreken.

Houding en intonatie ondersteunen op een natuurlijke manier de presentatie of wat in een gesprek wordt gezegd. Juiste toonhoogte wordt gekozen, op juiste woorden wordt nadruk gelegd. Houding variëren tijdens het spreken.

Houding en intonatie ondersteunen op een natuurlijke manier de presentatie of wat in een gesprek wordt gezegd. Houding variëren tijdens het spreken. Intonatie variëren en nadruk leggen in zinnen om betekenisnuances uit te drukken.

Houding en intonatie ondersteunen op een natuurlijke manier de presentatie of wat in een gesprek wordt gezegd. Houding variëren tijdens het spreken. Intonatie variëren en nadruk leggen in zinnen om fijnere betekenisnuances uit te drukken.

23

Vloeiend en soms met haperingen spreken.

Als 2F.

Vloeiend en zonder haperingen spreken.

Vloeiend en zonder haperingen spreken. Bij moeilijke of onbekende onderwerpen soms naar woorden zoeken.

Vloeiend en zonder haperingen spreken. Bij moeilijke of onbekende onderwerpen nooit naar woorden zoeken.


1 Onderdeel

Voorbereiding

Inhoud

Nr.

2F

Op weg naar 3F

3F

Rubrics Schrijven Op weg naar 4F

4F

Je zit nog niet op havo-niveau.

Je bent bijna op havo-niveau.

Prima! Je zit op havo-niveau.

Je bent op weg naar vwo-niveau…

Je zit op vwo-niveau!!

1

Informatie is compleet en belangrijk.

Informatie is compleet en belangrijk én is van goede kwaliteit.

Informatie is compleet en belangrijk en is van goede kwaliteit. Informatie sluit aan bij doel en deelonderwerpen.

Als 3F.

Als 3F.

2

Schrijfplan gemaakt met duidelijke structuur, een goede indeling in alinea’s en een goede verwerking van bronnen.

Schrijfplan gemaakt met duidelijke structuur, een goede indeling in alinea’s én deelonderwerpen, en een goede verwerking van bronnen.

Schrijfplan gemaakt met duidelijke structuur, een goede indeling in alinea’s en deelonderwerpen, en een goede verwerking van bronnen. Verbanden en samenhang tussen alinea’s zijn duidelijk.

Schrijfplan gemaakt met duidelijke structuur, een goede indeling in alinea’s en deelonderwerpen, en een goede verwerking van bronnen. Verbanden en samenhang tussen alinea’s zijn duidelijk. Onderbouwing en/of uitwerking van de argumenten soms niet goed.

Schrijfplan gemaakt met duidelijke structuur, een goede indeling in alinea’s en deelonderwerpen, en een goede verwerking van bronnen. Verbanden en samenhang tussen alinea’s zijn duidelijk. Goede onderbouwing en/of uitwerking van de argumenten.

3

Inleiding: onderwerp pakkend en origineel gebracht. De hoofdgedachte is helder verwoord.

Inleiding: onderwerp pakkend en origineel gebracht. De hoofdgedachte is helder verwoord. Bij lange teksten: expliciet aankondigen van hoe de tekst is opgebouwd.

Inleiding: onderwerp pakkend en origineel gebracht, aanleiding is erin verwerkt. De hoofdgedachte is helder verwoord. Bij lange teksten: expliciet aankondigen van hoe de tekst is opgebouwd.

Inleiding: onderwerp pakkend en origineel gebracht, aanleiding is erin verwerkt. De hoofdgedachte is helder verwoord. Bij lange teksten: impliciet aankondigen van hoe de tekst is opgebouwd.

Als Op weg naar 4F.

4

Doel van de tekst is duidelijk. Tekst goed afgestemd op schrijfdoel.

Meerdere doelen worden gecombineerd. De tekst is niet goed afgestemd op ieder doel.

Meerdere doelen worden gecombineerd. De tekst is goed afgestemd op ieder doel.

Als 3F.

Als 3F.

91


1

Rubrics Schrijven Onderdeel

Structuur

92

Nr.

2F

Op weg naar 3F

3F

Op weg naar 4F

4F

5

Slot: hoofdpunten komen bij elkaar en zijn op pakkende manier met elkaar verbonden. Afsluiten met een krachtige zin.

Slot: hoofdpunten komen bij elkaar en zijn op pakkende manier met elkaar verbonden. Afsluiten met een krachtige zin. Manier van afsluiten soms niet goed afgestemd op het tekstdoel.

Slot: hoofdpunten komen bij elkaar, afsluiten op pakkende manier en met een krachtige zin. Keuze van soort slot (bijv. samenvatten, aanbevelen, afwegen) afgestemd op het tekstdoel.

Slot: hoofdpunten komen bij elkaar, afsluiten op pakkende manier en met een krachtige zin. Keuze van soort slot (bijv. samenvatten, aanbevelen, afwegen) afgestemd op het tekstdoel en rest van tekst.

Als Op weg naar 4F.

6

Tekst gaat over een vertrouwd onderwerp binnen school of maatschappij. Onderwerp staat dicht bij belevingswereld.

Tekst gaat over een maatschappelijk onderwerp. Onderwerp sluit aan bij belevingswereld.

Tekst gaat over een maatschappelijk onderwerp of over een onderwerp dat met (vervolg)opleiding te maken heeft. Onderwerp staat wat verder van belevingswereld af.

Tekst gaat over een complex maatschappelijk onderwerp of over een complex onderwerp dat met (vervolg)opleiding te maken heeft. Onderwerp staat wat verder van belevingswereld af.

Tekst gaat over een complex maatschappelijk onderwerp of over een complex onderwerp dat met (vervolg)opleiding te maken heeft. Onderwerp staat ver van belevingswereld af.

7

Tekst correct ingedeeld: inleiding, middenstuk, slot.

Tekst correct ingedeeld: inleiding, middenstuk, slot. Relaties (bijv. oorzaak/gevolg, voordelen/nadelen, overeenkomst/ verschil) zijn aangegeven, maar soms niet duidelijk.

Tekst correct ingedeeld: inleiding, middenstuk, slot. Relaties (bijv. oorzaak/gevolg, voordelen/nadelen, overeenkomst/verschil) zijn duidelijk aangegeven.

Tekst correct ingedeeld: inleiding, middenstuk, slot. Relaties (bijv. oorzaak/gevolg, voordelen/nadelen, overeenkomst/verschil) zijn duidelijk aangegeven. Verwijzingen correct weergegeven. Verschil hoofd- en bijzaken soms niet duidelijk.

Tekst correct ingedeeld: inleiding, middenstuk, slot. Relaties (bijv. oorzaak/gevolg, voordelen/nadelen, overeenkomst/verschil) zijn duidelijk aangegeven. Verwijzingen correct weergegeven. Verschil hoofd- en bijzaken duidelijk.

8

Tekst heeft korte, aansprekende titel, passend bij onderwerp.

Als 2F.

Als 2F.

Als 2F.

Als 2F.

9

Bij elk deelonderwerp een kort tussenkopje dat past bij de inhoud.

Bij elk deelonderwerp een kort tussenkopje dat past bij de inhoud. Tussenkopjes afgestemd op de tekstsoort.

Bij elk deelonderwerp een kort tussenkopje dat past bij de inhoud. Tussenkopjes afgestemd op de tekstsoort ĂŠn het tekstdoel.

Structuur van tekst en inhoud van deelonderwerpen, afgestemd op tekstsoort en tekstdoel, blijken uit tussenkopjes of uit kernzinnen en signaalwoorden.

Structuur van tekst en inhoud van deelonderwerpen, afgestemd op tekstsoort en tekstdoel, blijken uit tussenkopjes en/ of uit kernzinnen en signaalwoorden.


1 Onderdeel

Publiekgerichtheid

Rubrics Schrijven

Nr.

2F

Op weg naar 3F

3F

Op weg naar 4F

4F

10

Binnen zinnen en tussen zinnen goede verwijswoorden en voegwoorden. Soms een fout.

Binnen zinnen en tussen zinnen goede verwijswoorden en voegwoorden. Geen fouten.

Binnen zinnen en tussen zinnen goede verwijswoorden en voegwoorden. Geen fouten.

Binnen zinnen en tussen zinnen goede verwijswoorden en voegwoorden. Geen fouten. Regelmatig variatie in verwijsen voegwoorden.

Binnen zinnen en tussen zinnen goede verwijswoorden en voegwoorden. Geen fouten. Veelvuldig variatie in verwijsen voegwoorden.

11

Signaalwoorden binnen zinnen en tussen zinnen. Soms een fout.

Goede signaalwoorden binnen zinnen en tussen zinnen. Geen fouten.

Goede signaalwoorden bewust gebruiken om verbanden duidelijk aan te geven. Geen fouten.

Als 3F.

Goede signaalwoorden op een natuurlijke manier gebruiken om verbanden duidelijk aan te geven. Geen fouten.

12

Tekst correct verdeeld in alinea’s.

Tekst correct verdeeld in alinea’s. De alinea’s staan soms niet in een logische volgorde.

Tekst correct verdeeld in alinea’s. De alinea’s staan in een logische volgorde.

Als 3F.

Als 3F.

13

Kernzinnen staan aan het begin van de alinea en vatten de boodschap van de alinea goed samen.

Kernzinnen staan aan het begin van de alinea en vatten de boodschap van de alinea goed samen. De rest van de alinea is een uitwerking van de kernzin.

Kernzinnen staan aan het begin van de alinea en vatten de boodschap van de alinea goed samen. De rest van de alinea is een uitwerking van de kernzin. De alinea’s vormen een goed samenhangend geheel.

Kernzinnen correct, maar staan niet per sé aan het begin van de alinea. De rest van de alinea is een uitwerking van de kernzin. De alinea’s vormen een goed samenhangend geheel.

Kernzinnen correct, deze staan soms aan het begin, soms aan het eind van de alinea. De rest van de alinea is een uitwerking van de kernzin. De alinea’s vormen een goed samenhangend geheel.

14

Rekening houden met het standpunt en de voorkennis van het publiek. Daarop inspelen op een manier die bij het publiek past.

Rekening houden met het standpunt en de voorkennis van het publiek. Bij een bekend publiek daarop inspelen op een manier die bij het publiek past. Bij een algemeen publiek (media) soms niet goed daarop inspelen.

Rekening houden met het standpunt en de voorkennis van het publiek. Bij een bekend publiek daarop inspelen op een manier die bij het publiek past. Bij een algemeen publiek (media) goed daarop inspelen.

Soms wel moeite met rekening houden met het standpunt en de voorkennis van het publiek. Daarop wel goed inspelen, ongeacht of het een bekend of een algemeen publiek is.

Geen moeite met rekening houden met het standpunt en de voorkennis van het publiek. Daarop adequaat inspelen, ongeacht of het een bekend of een algemeen publiek is.

93


1

Rubrics Schrijven

Rubrics Schrijven

Nr.

2F

Op weg naar 3F

3F

Op weg naar 4F

4F

15

Aanspreken van het publiek op een manier die bij hen past. Woordgebruik en toon afgestemd op het publiek.

Aanspreken van zowel bekend als algemeen publiek op een manier die bij hen past. Woordgebruik en toon afgestemd op het publiek.

Aanspreken van zowel bekend als algemeen publiek op een manier die bij hen past. Woordgebruik, toon ĂŠn schrijfstijl afgestemd op het publiek. De schrijfstijl is neutraal van karakter.

Aanspreken van zowel bekend als algemeen publiek op een manier die bij hen past. Woordgebruik, toon en schrijfstijl afgestemd op het publiek. De schrijfstijl is soms persoonlijk van karakter.

Aanspreken van zowel bekend als algemeen publiek op een manier die bij hen past. Woordgebruik, toon en schrijfstijl afgestemd op het publiek. De schrijfstijl is persoonlijk van karakter.

Woordenschat

16

Variatie van woordgebruik. Ook gebruik van woorden die minder vaak voorkomen. Soms fouten met uitdrukkingen.

Variatie van woordgebruik en daarmee woordherhaling voorkomen. Ook gebruik van woorden die minder vaak voorkomen. Soms fouten met uitdrukkingen.

Variatie van woordgebruik en daarmee woordherhaling voorkomen. Ook gebruik van woorden die minder vaak voorkomen. Geen fouten met uitdrukkingen.

Woordgebruik is rijk en gevarieerd. Er zijn soms merkbare beperkingen in het woordgebruik.

Woordgebruik rijk en gevarieerd. Er zijn geen merkbare beperkingen in het woordgebruik.

Taalverzorging

17

Interpunctie en gebruik hoofdletters meestal goed. Daardoor is tekst makkelijk te volgen.

Interpunctie en gebruik hoofdletters meestal goed. Daardoor is tekst makkelijk te volgen. Soms fouten met ingewikkelde zinsconstructies.

Interpunctie en gebruik hoofdletters meestal goed. Daardoor is tekst makkelijk te volgen. Geen fouten met ingewikkelde zinsconstructies.

Als 3F.

Als 3F.

18

Soms fouten in de zinsbouw.

Zinnen lopen goed en zijn begrijpelijk.

Zinnen lopen goed en zijn begrijpelijk.

Zinnen lopen goed en zijn begrijpelijk. Lange, meervoudig samengestelde zinnen zijn meestal goed te begrijpen. Hoge mate van grammaticale correctheid, soms een fout.

Zinnen lopen goed en zijn begrijpelijk. Lange, meervoudig samengestelde zinnen zijn goed te begrijpen. Hoge mate van grammaticale correctheid, zelden een fout.

19

Soms fouten in de spelling van werkwoorden en andere woorden.

Soms fouten in de spelling van werkwoorden en andere woorden, en soms bij moeilijke gevallen en uitzonderingen.

Geen fouten in de spelling van werkwoorden en andere woorden. Soms alleen bij moeilijke gevallen en uitzonderingen.

Een fout in de spelling van werkwoorden en andere woorden komt zelden voor.

Geen spelfouten.

Onderdeel

94


1

Rubrics Schrijven Onderdeel

Rubrics Schrijven

Nr.

2F

Op weg naar 3F

3F

Op weg naar 4F

20

Opmaak van tekst is goed. In brieven de juiste lay-out en vormvereisten.

Opmaak van tekst is goed. In brieven de juiste lay-out en vormvereisten, afgestemd op schrijfdoel en het publiek.

Opmaak van tekst is goed en geeft de structuur helder weer. Tekst heeft juiste lay-out en vormvereisten, afgestemd op schrijfdoel en het publiek.

Opmaak en lay-out en alinea-indeling zijn bewust en consequent uitgevoerd, volgens vormvereisten tekstsoort, afgestemd op schrijfdoel en het publiek.

4F Als Op weg naar 4F.

95


Overzicht Theorie

96

1

Rubrics Schrijven

nummer

titel

bloknummer

pagina

1

WoordraadstrategieĂŤn en woordenboek

1

51

2

Formele en informele teksten

1

52

3

Manieren van lezen

1

53

4

Onderwerp, deelonderwerp en hoofdgedachte

1

54

5

Titel, ondertitel en tussenkopjes

1

55

6

Alinea en kernzin

1

55

7

Citeren en eigen woorden

1

56

8

Schrijfdoelen, tekstsoorten en tekstvormen

1

57

9

Feitelijke en waarderende uitspraken

1

59

10

Intentie van de schrijver

1

59

11

Overzicht publiekgerichtheid

1

60

12

Publiek in kaart brengen

1

61

13

Inhoud afstemmen op publiek

1

63

14

Taalgebruik afstemmen op publiek

1

66

15

Zakelijke brief of e-mail

1

67

16

Digitale zakelijke correspondentie

1

68

17

Opbouw

1

69

18

Formele indeling

1

69

19

Sollicitatie- en motivatiebrief of -mail

1

72

20

Curriculum vitae (cv)

1

76

21

Klachtenbrief of -mail

1

78

22

Beoordeling zakelijke brief of mail

1

79

23

Stemgebruik en non-verbale communicatie

1

79

24

Gesprekstechnieken

1

80

25

Commentaar geven en krijgen

1

81

26

Zakelijke gesprekken

1

81

27

Klachtengesprek

1

82

28

Probleemoplossend gesprek

1

83

29

Adviesgesprek

1

83

30

Sollicitatie- of motivatiegesprek

1

83

31

STAR-methode in een sollicitatiegesprek

1

84




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.