Omslag TM • Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkweling •Arienne de Boer | studio Pietje Precies bno, Hilversum rugdikte: 35 mm • formaat 170 * 243 mm • fc
Huub Angenent
Ook in deze elfde geheel herziene druk slaagt Huub Angenent er in op heldere en toegankelijke wijze de grote lijnen van de achtergronden van opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling in beeld te brengen en de samenhang met een veelheid aan factoren die ermee in verband staan, duidelijk te maken. En wel afgezet tegen samenlevingsvormen zoals die in onze maatschappij voorkomen, zoals het gezin (waaronder kinderloze gezinnen, eenoudergezinnen, stiefgezinnen en pleeggezinnen), alleenstaanden, lat-relaties, groepswonen en kindertehuizen. Problemen die zich kunnen voordoen blijven niet onbesproken, zoals mishandeling, seksueel misbruik, echtscheiding, weglopen en overlijden. Speciale aandacht is er voor opvoeding in allochtone gezinnen, voor de relatie van opvoeding tot deviant gedrag en voor de neuropsychologie.
Huub Angenent Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
De opvoeding bepaalt voor een groot deel hoe de persoonlijkheidsontwikkeling van kinderen verloopt: welke persoonlijkheidseigenschappen ze zich eigen maken, welke normen en gewoonten ze erop na gaan houden en hoe ze zich gaan gedragen.
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling biedt een schat aan informatie en geeft een duidelijk en concreet overzicht van de achtergronden van opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling. Het boek is een handzaam hulpmiddel om zich uitgebreid te oriënteren en is een nuttig naslagwerk; een boek dat in agogische en pedagogische opleidingen niet mag ontbreken. Door zijn toegankelijke en begrijpelijke schrijfstijl, waarbij hij zich onderscheidt door eenvoudig taalgebruik, weet Huub Angenent de materie concreet en begrijpelijk te formuleren. Zodoende kan iedereen die zich interesseert voor opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling er kennis van nemen.
Oms_Opvoeding_persoonlijkheid_04.indd 1
24-04-13 10:38
Opvoeding en 足persoonlijkheidsontwikkeling elfde, geheel herziene druk
Huub Angenent
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 3
19-04-13 10:22
Auteur Huub Angenent Redactie Singeling Tekstproducties, Amersfoort Omslag Studio Pietje Precies, Hilversum Opmaak Imago Mediabuilders, Amersfoort Fotografie Karin Ligthart Fotografie, Amsterdam Illustraties Gemma Stekelenburg, Huizen
Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff is dé educatieve mediaspecialist en levert educatieve oplossingen voor het Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Middelbaar Beroepsonderwijs en Hoger Onderwijs. Deze oplossingen worden ontwikkeld in nauwe samenwerking met de onderwijsmarkt en dragen bij aan verbeterde leeropbrengsten en individuele talentontwikkeling. ThiemeMeulenhoff haalt het beste uit élke leerling. Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze educatieve oplossingen: www.thiememeulenhoff.nl of via de Klantenservice 088 800 20 16. ISBN 978 90 0624 016 0 Elfde druk, eerste oplage, 2013 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2013 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Deze uitgave is voorzien van het FSC-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
Deze uitgave is voorzien van het FSC-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 4
19-04-13 10:22
5
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave Woord vooraf Bij de elfde druk
9 10
1 Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling 11 Over opvoeding 11 Ouders en kinderen 13 Moeders 13 Vaders 20 Meisjes en jongens 22 Opvoeding 23 Het gezin 25 Verdere ontwikkelingen 27 De relatie tussen ouders en kinderen 27 Kwaliteit van de ouder-kindrelatie 27 Problemen tussen ouders en kinderen 29 Vervreemding, vermijdingsgedrag en ontsnappingsgedrag 33 Vervreemding 33 Vermijdingsgedrag 33 Ontsnappingsgedrag 35 2 Persoonlijkheidsontwikkeling 37 Dynamiek van de persoonlijkheid 37 Zelfverwerkelijking 37 Identiteit 44 Een plattegrond van de persoonlijkheid 57 Persoonlijkheidseigenschappen 57 Overzicht van persoonlijkheidseigenschappen 59 Vermogens 61 Cognitieve functies 63 Temperamenteigenschappen 94 Karaktereigenschappen 100 Secundaire eigenschappen 104 Dynamisch perspectief van de plattegrond 107 Persoonlijkheid en gedrag 108 Persoonlijkheid en situatie 108 Sociale milieus en sociale categorieĂŤn 109 Rolgedrag 110 Sociale zelven 111 Groei van de persoonlijkheid 112
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 5
19-04-13 10:22
6
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
Erfelijkheid en milieu 112 Rijpen en leren 114 Neurowetenschap 121 Over de hersenen 121 Bouw en functies van de hersenen 123 Ontwikkeling van de hersenen 132 De dynamiek van de hersenen 134 Geslacht 138 Enkele vereenvoudigde neuropsychologische voorbeelden 140 Debat 145 Fasen in de persoonlijkheidsontwikkeling 148 De ontwikkelingsfasen 148 Een golfbeweging 149 Het fasenverloop 151 Beschrijving van de ontwikkelingsfasen 152 3 Het gezin 203 Het gezin als leefvorm 203 Het gezin als primaire groep 203 Wat is een gezin? 203 Huwelijk, geregistreerd partnerschap en samenwonen 205 Gezin en opvoeding in maatschappelijke context 214 Een model 214 Maatschappelijke integratie 216 Maatschappij in beweging 217 Maatschappij in beeld 221 Ouders en kinderen 234 Gezinstypen 238 Gezinsharmonie 238 Gezinssamenhang 239 Gestructureerdheid van gezinnen 239 Openheid van gezinnen 240 Het gezin en andere sociale categorieĂŤn 240 De sociale driehoek 240 Vrienden en leeftijdgenoten 241 De school 258 Gezin en opvoeding 268 Sociaal-culturele factoren 269 Gezinsfactoren 288 Persoonlijke factoren 301 Gezinsproblemen 311 Huiselijk geweld 313
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 6
19-04-13 10:22
De opvoeding
409
7
Echtscheiding 338 Overlijden 355 Weglopen 366 Jeugdhulpverlening 375 Leefvormen 380 Kinderloze huwelijken 381 Eenoudergezinnen 384 Stiefgezinnen 388 Pleeggezinnen 390 Alleenstaanden 398 Lat-relaties 401 Groepswonen 402 Kindertehuizen 405 4 De opvoeding 409 Facetten van opvoeding 409 Opvoedingsstijlen 412 Warmte en dominantie 412 Warmte in de opvoeding 414 Dominantie in de opvoeding 418 De rol van warmte en dominantie in de concrete opvoeding 423 Opvoedingsmodellen 425 Opvoedingsbeleid 435 Facetten van opvoedingsbeleid 435 Methoden van opvoedingsbeleid 438 Belonen en straffen als opvoedingsmethoden 440 5
Informatie over opvoeding en gezin 445 Onderzoek 445 Methoden van onderzoek 446 Gedragsobservaties 446 Vragenlijsten 448 Psychologische tests 450 Onderzoeksinstrumenten 451 Gedragsobservatiesystemen 451 Vragenlijsten voor ouders 455 Vragenlijsten voor kinderen 460 Psychologische tests 463
Literatuur 467
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 7
19-04-13 10:22
8
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
Neuropsychologische bijlagen Bijlage 1 De hersenen: anatomie De hersenen: functies Bijlage 2 Neuropsychologische woordenlijst
515 515 515 516 517 517
Register
533
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 8
19-04-13 10:22
Woord vooraf
9
Woord vooraf In Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling houden wij ons bezig met algemene verschijnselen in de opvoeding. Dit boek gaat niet over hoe men zich in de opvoeding in concrete situaties dient te gedragen, maar wil vooral de achtergronden en uitgangspunten van de opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling belichten en daardoor kennis verschaffen over het wat, waarom en wanneer. Beschrijvingen van deze algemene verschijnselen kunnen dienen als hulpmiddel om inzicht in de opvoeding te verwerven, zonder dat het geheel uit het oog wordt verloren. Deze beschrijvingen helpen ook om samenhangen duidelijk te maken die op hun beurt mogelijkheden openen tot het trekken van conclusies die als uitgangspunt en raamwerk kunnen dienen bij denken en handelen in de opvoeding. Het boek biedt daarnaast een veelzijdig overzicht van factoren die de concrete opvoeding van alledag beïnvloeden, factoren die we moeten zoeken in maatschappelijke omstandigheden, psychoneurologische factoren en het concrete opvoedingsmilieu, zoals we dat vinden in het gezin en andere leefvormen. Bij het schrijven van het boek is gebruik gemaakt van een groot aantal literatuurbestanden en bibliografieën en het literatuuraanbod van vele bibliotheken in binnen- en buitenland. Omdat dit een lawine aan literatuur opleverde, hebben wij wat betreft het vermelden van literatuur moeten volstaan met een selectie. De literatuur die in de tekst wordt vermeld, is vooral ook bedoeld als een handreiking aan geïnteresseerde lezers die zich verder willen oriënteren. Omdat veel lezers het storend blijken te vinden als de tekst al te vaak wordt onderbroken door literatuurverwijzingen, zijn deze zoveel mogelijk aan het begin of het eind van alinea’s en paragrafen geconcentreerd. Bij het schrijven van het boek heb ik op velen een beroep gedaan, meestal niet tevergeefs. Graag zou ik allen bij naam noemen, hun aantal maakt dit onmogelijk. Niet ongenoemd mag echter blijven mijn overleden vriend en collega Jan Allersma, wiens indrukwekkende wijsheid en kennis – slechts overtroffen door zijn sympathieke bescheidenheid – mij gedurende tal van jaren hebben geïnspireerd en gesteund. Verder hebben medewerkers van vele bibliotheken in binnen- en buitenland mij zeer verplicht door de efficiënte wijze waarop zij me bij het literatuuronderzoek hebben geholpen. Ook heb ik een groot aantal deskundigen uit allerlei disciplines geraadpleegd die veel vragen die bij mij opkwamen hebben beantwoord en problemen waarmee ik mij geconfronteerd zag mede hebben opgelost.
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 9
19-04-13 10:22
10
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
Bij de elfde druk De omvang van de tekst is toegenomen als gevolg van het feit dat – deels naar aanleiding van reacties van lezers – een beperkt aantal nieuwe onderwerpen is toegevoegd, waarbij het meeste opvalt de aandacht voor de neuropsychologie. Ook worden sommige onderwerpen uitvoeriger besproken (andere zijn ingekort, dan wel verwijderd). Verder zijn de gebruikelijke correcties aangebracht, aansluitend aan maatschappelijke ontwikkelingen, dan wel in verband met nieuwe inzichten, recent wetenschappelijk onderzoek en onlangs verschenen publicaties. Huub Angenent
Voor informatie over publicaties zie www.huubangenent.nl. Voor opmerkingen en vragen over in dit boek behandelde onderwerpen kunt u zich richten tot info@huubangenent.nl.
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 10
19-04-13 10:22
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
11
1 Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling Over opvoeding Sommige dieren zijn nestvlieders. Ze kunnen zich direct na de geboorte, of kort daarna staande houden en zijn al gauw in staat hun eigen gang te gaan. Andere dieren zijn nesthokkers. Ze hebben aanvankelijk veel zorg en bijstand van de ouders nodig om normaal op te groeien, of zelfs te overleven. De mens is een nesthokker ‘bij uitstek’. Kinderen worden hulpeloos geboren. Over deze hulpeloosheid groeien zij grotendeels heen in hun eerste levensjaar. Pas dan vertonen kinderen eigenschappen die veel dieren al bij de geboorte hebben (bijvoorbeeld een ordentelijke motoriek en optimaal gebruik van de zintuigen). Door hun hulpeloosheid zijn kinderen bij de start van hun leven erg afhankelijk van hun ouders, vooral van hun moeder. In later jaren blijft de afhankelijkheid van de ouders – in afnemende mate – bestaan. Bij vrijwel geen enkele diersoort zijn kinderen zo sterk en zo lang afhankelijk van hun ouders als bij de mens (waarschijnlijk doet alleen de Groenlandse walvis er langer over om volwassen te worden). Deze afhankelijkheid geldt op materieel, maar ook op immaterieel vlak, vooral waar het de persoonlijkheidsontwikkeling betreft. (Arendell, 1997; De Brock, 1994; Holden, 1997; Snik, 1990; Rispens et al, 1996; SCP, 2005a, 2008c). Het kind is een dier dat opgevoed moet worden (een animal educandum). Samenhangend met de noodzaak tot opvoeding, hebben kinderen ook recht op opvoeding (VN-verdrag betreffende de Rechten van het Kind, 1989). Ook volgens het Nederlandse recht hebben ouders ‘de plicht en het recht’ om hun ‘minderjarige kind te verzorgen en op te voeden’. Ze hebben ‘de zorg en verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid’ (Burgerlijk Wetboek, Boek 1, Titel 14, Afdeling 1, Artikel 247). Opvoeden is het begeleiden van kinderen in hun persoonlijkheidsontwikkeling. Opvoeding dient ertoe bij te dragen dat kinderen hun vermogens ontwikkelen en hun behoeften en intenties bevredigen en wel in harmonische verhouding tot elkaar, zowel op intellectueel, sociaal als emotioneel vlak, en leren functioneren in interpersoonlijke relaties, zowel in kleinere kring (zoals gezin, vrienden, school, werk, vereniging, enzovoort) als in groter maatschappelijk verband. Hierbij dienen alle aspecten van de persoonlijkheid te worden aangesproken. Om dit te bereiken is een lange weg te gaan. Het welslagen van deze tocht vereist een intensieve en langdurige begeleiding in de vorm van opvoeding. Uitgangspunt van de opvoeding is de verzorging van kinderen (onderdak, eten, kleding...). De opvoeding sluit aan bij deze verzorging. Opvoeding heeft, in grote lijnen bezien, twee aspecten. Opvoeden houdt in kinderen steun en hulp bieden, hen ‘verge-
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 11
19-04-13 10:22
12
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
zellen’ op hun reis naar volwassenheid en vooral bijstaan in problematische omstandigheden. Opvoeding houdt ook in kinderen stimuleren zich te ontwikkelen, hen helpen hun leven richting te geven, als gids de weg te wijzen en waar nodig sturend op te treden. Dat alles niet passief en vrijblijvend, maar actief en geëngageerd.Wil de persoonlijkheidsontwikkeling van kinderen harmonisch verlopen, dan is een gezond uitgangspunt als fundament gewenst en dient te worden voldaan aan de basisbehoeften van kinderen. De belangrijkste hiervan is de behoefte aan warmte en geborgenheid, die wordt aangeboden in relaties met vertrouwde personen (significant persons), die kinderen lichamelijk nabij zijn en sociaal ondersteunen. De eerstgeroepenen die hiervoor in aanmerking komen, zijn de ouders die op grond van biologische, sociale en psychologische factoren in een voorkeurspositie verkeren. Opvoeden is geen eenrichtingsverkeer, maar een kwestie van actie en reactie tussen ouders en kinderen (transactionale ontwikkeling). Het is binnen deze relaties dat de wereld voor kinderen structuur en betekenis krijgt en kinderen een beeld van zichzelf (een beeld van zichzelf-in-de-wereld) vormen. Om de persoonlijkheidsontwikkeling te doen slagen, moeten kinderen gelegenheid hebben zich te hechten aan de ouders door middel van duurzame, positieve interactie. In dit verband hangt veel van de ontwikkeling van kinderen af van de responsiviteit van de ouders die van nature een opvoedingsfunctie en – als men wil – een opvoedingsopdracht hebben. Dat betekent overigens niet dat anderen een dergelijke positie niet met succes kunnen innemen, vertrouwde personen met wie kinderen een emotionele band hebben. Aan de basis van de opvoeding ligt de genegenheid van de ouders voor hun kinderen. Binnen deze warme ambiance worden kinderen niet alleen gevoed en gekleed, maar zij ervaren ook dat de ouders hen begrijpen en de nodige aandacht en interesse voor hen hebben, waarbij er naar kinderen wordt geluisterd en met hun wensen en behoeften rekening wordt gehouden. Ze weten zich ook gekoesterd en getroost als zij verdriet hebben en ervaren dat zij door hun ouders worden gesteund en dat zij altijd, voor wat dan ook, bij hun ouders terechtkunnen. Op die manier groeit er een stabiele band met de ouders en ervaren kinderen dat ze op hun ‘reis door het leven’ een ‘thuisbasis’, een ‘veilige haven’ hebben, waarop zij kunnen terugvallen. Hierdoor ontstaat bij kinderen een gevoel van geborgenheid, veiligheid en zekerheid, op basis waarvan zij zelfvertrouwen ontwikkelen inclusief het besef controle te hebben over zichzelf en het milieu. Dat geeft hen de kracht om actief in het leven te staan en toe te geven aan de drang de wereld te exploreren en om te durven experimenteren. Negatieve ervaringen kunnen dit beeld verstoren en kinderen uit hun evenwicht brengen. De persoonlijkheidsontwikkeling van kinderen kan dan niet optimaal verlopen en er kunnen tal van ontwikkelingsstoornissen optreden, we zullen dat zien. In een normale ontwikkeling hebben kinderen echter gaandeweg een zodanig fundamenteel zelfvertrouwen, dat ze negatieve ervaringen kunnen verwerken en bedwingen. Door een warme opstelling verwerven ouders niet alleen genegenheid, maar ook gezag. Bij een goede onderlinge band zullen kinderen geneigd zijn zich op de ouders te rich-
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 12
19-04-13 10:22
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
13
ten, ze te imiteren, zich eventueel met hen te identificeren en zich volgens hun wensen, adviezen en aanwijzingen te gedragen. Op den duur zal de persoonlijkheidsontwikkeling het mogelijk maken dat kinderen, als volwassene, zelfstandig hun eigen richting kiezen en hun eigen weg in het leven vinden. De ‘thuisbasis’ raakt steeds meer op de achtergrond, helemaal uit het vizier verdwijnen, doet ze echter nooit (Schwarz et al, 2006).
Ouders en kinderen Moeders De zwangerschap Het leven begint niet bij de geboorte, maar bij de conceptie. Hoe kinderen ter wereld komen, welke eigenschappen en potenties zij hebben, wordt behalve door het erfelijk materiaal (en eventuele mutaties hierin) van hun ouders bepaald door de milieu-invloeden die kinderen tijdens de zwangerschap hebben ondergaan in de baarmoeder, in het intra-uterinaire milieu . Gedurende deze tijd dat zij in een symbiotische relatie met de moeder leven, vinden er mentaal en fysiek opmerkelijke ontwikkelingen en ingrijpende groeiprocessen plaats, die hun verdere leven zullen tekenen. Anders gezegd: veel van de mentale en fysieke eigenschappen die mensen hebben, worden in aanleg al in de baarmoeder gevormd. Het intra-uterinaire milieu wordt sterk beïnvloed door de mentale en fysieke toestand van de moeder tijdens de zwangerschap en die staat weer onder invloed van de manier waarop de moeder zich gedurende de zwangerschap gedraagt. Daarom zijn aan zwangerschap bekende adviezen voor aanstaande moeders gekoppeld, zoals gezond eten, aangepast bewegen, niet roken, geen alcohol nuttigen, enzovoort. Het geestelijke welbevinden van de moeder is niet minder belangrijk. Zo is bijvoorbeeld van groot belang dat aanstaande moeders tijdens de zwangerschap worden gevrijwaard van negatieve gevoelens als depressiviteit, angst, en dergelijke. Deze en andere ongunstige ervaringen van de moeder tijdens de zwangerschap kunnen stress veroorzaken en de hersenen van de foetus negatief beïnvloeden, doordat bij moeders hormonen vrijkomen die subtiele wijzigingen in de foetale hersenontwikkeling teweegbrengen. Hoe sterker deze negatieve gevoelens zijn en hoe langer ze duren, des te ernstiger de gevolgen voor het kind, gevolgen die zich tijdens de zwangerschap (hersenstoornissen, beweeglijker) en al direct bij de geboorte of later manifesteren. We noemen: vroeggeboorte, te laag geboortegewicht, onregelmatige voedings- en slaapbehoefte, buikpijn, huilbuien, diabetes, hart- en vaatziekten, mentale achterstand, leer- en geheugenproblemen, ADHD, (faal)angst, agressiviteit, depressiviteit, schizofrenie en gedragsproblemen (waaronder problemen met intermenselijke contacten) (Brouwer et al, 2001; Kersten-Alvarez, 2011; Nathanielz, 1999; Swaab, 2011). Van eminent belang is, dat moeders tijdens de zwangerschap behoed worden voor stress.
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 13
19-04-13 10:23
14
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
STRESS Daar stress een belangrijke ziekmaker is die in dit boek verschillende malen ter sprake komt, volgt een korte toelichting over stress en de mogelijke gevolgen ervan. Stress is een reactie in de vorm van subjectief ervaren spanningen door onzekerheid of angst. We maken onderscheid tussen positieve en negatieve stress, tussen kortdurende en langdurige stress en tussen milde en zware stress (Yerkes-Dodson wet). Positieve stress kan optreden bij, op zich positieve gebeurtenissen of omstandigheden, zoals bij een sportwedstrijd, een te houden lezing, een voorgenomen reis en wat al niet. Wat anders is het als de spanning wordt veroorzaakt door ongewenste of zelfs bedreigende gebeurtenissen of omstandigheden. Men spreekt in dit geval van negatieve stress, zoals bij gepest worden op school of op het werk, spanningen in het gezin, of onenigheid met buren. Of men is niet in staat gestelde doelen te realiseren. Onder kortdurende stress verstaan we bijvoorbeeld de stress die men ervaart als men moet rennen om een afspraak of de trein te halen, of een geleend boek moet uitlezen omdat de eigenaar het terug wil hebben. Langdurige stress kan ontstaan bij doorziekende persoonlijke vetes, chronisch minderwaardigheidsgevoel en het leven in een afhankelijkheidsrelatie. Bij milde vormen van stress gaat het om ervaringen die wellicht vervelend zijn, maar waardoor men zich maar in beperkte mate geraakt voelt. Men krijgt een standje, men mist de trein, of de krant wordt op een dag niet bezorgd. Zware stress is het gevolg van persoonlijke frustratie, van zich tekortgedaan voelen, van menen gefaald te hebben, van zich bedreigd voelen. Men vreest na een echtscheiding zijn kinderen niet meer te zullen zien, men maakt zich zorgen in verband met mantelzorg, men dreigt zijn baan te verliezen en hoe zit het dan met de inkomensdaling? Vooral als deze positief, kortdurend en mild is, kan stress prestatieverhogend werken en kan er zelfs – vooral als ze in gevarieerde situaties voorkomt – een nuttig effect van uitgaan, bijvoorbeeld bij examens en sportprestaties. Bij het regelmatig ondergaan van lichtere vormen van stress (juiste typen, juiste intensiteit) oefent men zogezegd op dezelfde manier het zenuwstelsel als met sport de spieren. Hierdoor kan de natuurlijke afweer worden bevorderd, wat later (Alzheimer, reuma, hartziekten) zijn nut kan bewijzen. Heel anders ligt het bij blootstelling aan negatieve, langdurige, zware stress; vooral als er geen licht wenkt aan het eind van de tunnel en men van chronische stress kan spreken. Die is altijd funest voor lichaam en geest en altijd ondermijnend. Meestal wordt de term stress voor deze negatieve, langdurige, zware stress gereserveerd, zoals we ook in dit boek zullen doen. Stress ontstaat bij negatieve gevoelens als gevolg van bijvoorbeeld eenzaamheid, ongeborgenheid, onveiligheid, faalangst, prestatiefalen, angst, lage zelfwaardering (minderwaardigheidsgevoelens) en depressiviteit. Het gevolg is dat men zijn mentale evenwicht verliest en uit balans raakt. Stress kan langzaam, eventueel sluipend groeien, maar kan ook plotseling ontstaan. De ene mens is gevoeliger voor stress dan de ander op grond van erfelijkheid, persoonlijke ervaringen en persoonlijkheidsfactoren. Belangrijke voorspellers van stress zijn emotionele labiliteit (neuroticisme) en depressiviteit. Depressieve mensen zijn angstige, zorgelijke mensen, veelal piekeraars en tobbers. Ze zijn overgevoelig voor kritiek, voelen zich gauw afgewezen en zien allerlei bedreigingen in de wereld om hen heen. Verder zouden introverten gevoeliger zijn voor stress dan extraverten. De laatste zijn beter gewapend tegen harde prikkels, ook als die een negatieve strekking hebben. Er zijn aanwijzingen dat een warme opvoeding een belangrijke factor is tegen ontvankelijkheid voor stress. Stress doet de bloeddruk stijgen, het hart gaat sneller kloppen. Bij mensen die langdurig gestrest zijn, blijft de bloeddruk veel langer hoog dan goed voor hen is, met onder andere het gevaar voor hersen-, hart-, nier- en oogaandoeningen. Verder veroorzaakt stress verstoringen van het immuunsysteem, verminderde weerstand (met als gevolg vatbaarheid voor infecties, griep en eczeem), afbraak van spierweefsel, slaapstoornissen, suikerziekte, maag-darmklachten, hart- en vaatziekten, hartkloppingen, ontstekingen en spierpijn (hoofdpijn, schouders, nek).
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 14
19-04-13 10:23
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
15
Stress leidt tot fysieke en emotionele vermoeidheid, lusteloosheid, onvermogen zich te ontspannen, concentratiestoornissen (fouten maken bij eenvoudige en niet-eenvoudige taken), piekeren, depressies, angststoornissen, verhoogde prikkelbaarheid, gejaagdheid en eventueel psychiatrische ziekten. Daar komt bij dat stress ongezonde gewoonten in de hand werkt, zoals roken, weinig bewegen, alcoholgebruik, druggebruik en slecht en te veel eten. Hoe lager het sociaal-cultureel niveau, hoe meer stress (De Bellis, 2005; Maassen et al, 2000; Van Houdenhoven, 2007; Swaab, 2011). Terugkomend op stress tijdens de zwangerschap: deze heeft velerlei bronnen – met als belangrijkste, problemen met de partner – en kan de ontwikkeling van de de foetes storen (Brouwer et al, 2001; Canivet et al, 2005; Dennisson et al, 2008). Stress kan onder meer een verminderde bloedvoorziening richting foetus – die via het moederbloed zuurstof en voedingsstoffen krijgt aangeboden – tot gevolg hebben, en daardoor groei van de foetus (ook van de hersenen) negatief beïnvloeden. Stressvolle moeders hebben meer kans op stressvolle kinderen, kinderen die minder goed zijn in het plannen van gedachten en ideeën, moeite hebben met het combineren van verschillende taken, en concentratiestoornissen, hyperactiviteit (ADHD) en impulsief gedrag vertonen. Ze zijn minder goed in het onderdrukken van interne en externe prikkels die hun prestaties in de weg staan en presteren minder (bijvoorbeeld op school), (Van den Bergh et al, 2005; Cavinet et al, 2005; Gitau et al, 2001; Van den Hove, 2006; Sitsen, 2007).
Het prille kind De geboorte is voor kinderen een enorme sprong. Vanuit de veilige geborgenheid van de baarmoeder komen zij in een compleet nieuwe omgeving te leven waarin zij geconfronteerd worden met een overvloed aan (nieuwe) prikkels. Kortom, een stressvolle omgeving waarin ze houvast en zekerheid moeten zien te vinden. De vroege babytijd is daarom een belangrijke periode in de persoonlijkheidsontwikkeling van kinderen. Bepalend is hierbij in wat voor milieu de pasgeborene opgroeit. Is dat een warm accepterend milieu dat het kind veiligheid en geborgenheid biedt en de ontwikkeling stimuleert? Of een milieu dat het kind geen recht doet en waarin mogelijk sprake is van verwaarlozing, mishandeling of misbruik? (Field, 2007). Kort na de geboorte kunnen we nog niet spreken van een zelfstandig leven van kinderen. De symbiotische relatie met hun moeder wordt voortgezet. Na de geboorte weten kinderen zichzelf aanvankelijk niet van hun moeder te onderscheiden; of beter gezegd: de moeder niet van zichzelf te onderscheiden. Ze vormen met de moeder een ‘oer-wij’. Binnen deze verhouding leidt verzorging en koestering door de moeder tot behoeftebevrediging en wensvervulling bij kinderen. In het contact met de moeder doen kinderen – naast ervaringen in verband met biologische behoeften, zoals eten en drinken – ook hun eerste sociale ervaringen op. Hierbij doemt bij kinderen langzaam en geleidelijk het beeld van de moeder op als iets dat relatief onafhankelijk staat van het eigen, vage (syncretische) bestaan. Hiermee worden de grondslagen gelegd voor het ontwikkelen van een eigen identiteit (Koomen, 1991). Kinderen blijken zeer ontvankelijk te zijn voor gevoelens van moeders en veranderingen die hierin optreden missen hun invloed niet op de emotionele toestand van kinderen.
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 15
19-04-13 10:23
16
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
Zo kunnen negatieve gevoelens (ontstemming) van moeders zelfs tot voedings- en stofwisselingsstoornissen bij kinderen leiden. Het zijn vooral moederlijke gevoelens die kinderen zélf betreffen, die zij zich aantrekken en die zodoende hun persoonlijkheidsontwikkeling beïnvloeden. Wat moeders goedkeuren – en via het empathische contact euforie (gevoel van welbehagen) bij kinderen opwekt – zullen zij zich eigen maken. Wat moeders afkeuren – en bij kinderen dysforie (gevoel van onbehagen) teweegbrengt – zal bij kinderen niet aanslaan; het wordt niet aangeleerd of eventueel verdrongen (Cassidy, 1999; Goldberg, 2000; Wolff, 1996). Omdat kinderen de eerste persoonlijke contacten leggen met hun moeder, heeft hun persoonlijkheidsontwikkeling aanvankelijk plaats onder haar directe invloed (tender years theorie). Men spreekt wel van de ‘kloekjaren’. En zo heeft de moeder-kindrelatie grote gevolgen voor de persoonlijkheidsontwikkeling van kinderen, temeer ook daar kinderen bij de vorming van latere persoonlijke relaties op deze eerste relatie kunnen teruggrijpen. We zouden in dit verband kunnen spreken van een ‘intern werkmodel’, dat zich overigens al direct na de geboorte gaat ontwikkelen (Brazelton & Cramer, 1990; Howes et al, 1994). Gesteld wordt wel dat de moeder-kindrelatie genetisch bepaald is en de evolutionaire basis vormt voor alle interpersoonlijke betrekkingen in iemands leven (Harris, 2000). Hechting Tussen moeders en kinderen bestaat een empathische band. Deze exclusieve hechting (attachment) van het kind aan de moeder vice versa berust op een natuurlijke hechtingsdrang en nabijheidsbehoefte. Die wederkerige, diepgaande emotionele relatie functioneert al bij de geboorte, voordat er van gedifferentieerde gevoelsexpressie bij kinderen sprake is. Sterker nog, recentelijk onderzoek heeft geleerd dat de basis ervan al tijdens de zwangerschap wordt gelegd via de intra-uterinaire communicatie tussen moeder en kind (Atkinson et al, 2000; Cassidy & Shaver, 1999; Grusec & Hastings, 2007; Szalavitz & Perry, 2010; Van IJzendoorn, 1994, 2008; Verdult, 2004; De Wolff, 1997). De hechtingspersoon hoeft niet noodzakelijk de moeder te zijn (monotropiehypothese). Kinderen gaan ook bindingen aan met andere personen met wie ze frequent contact hebben, zoals vader en broers en zussen, te beginnen op ongeveer zes maanden. We concentreren ons hier even op de rol van de moeder die tot ongeveer de eerste verjaardag van kinderen de centrale figuur voor hen is. Voor een geslaagde hechting van kinderen aan personen is het aangewezen dat deze personen de kinderen liefdevol tegemoet treden en aan hun behoeften en wensen tegemoetkomen. Toch hechten jonge kinderen zich aan iedere persoon die optreedt als een primaire begeleider (verbredingshypothese), ook aan personen die hen niet goed behandelen (zie hieronder veilige en onveilige hechting) (Grossman & Waters, 2005; Vandermassen, 2005).
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 16
19-04-13 10:23
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
17
Kinderen reageren vanaf de geboorte (of iets later) door huilen, zuigen, lachen, grijpen en volgen met de ogen. Deze signalen zijn een directe uiting van de gevoelens van het kind, samenhangend met de behoeften die het op dat moment voelt. In de eerste weken zijn de signalen niet selectief. Maar rond drie maanden blijkt er steeds meer een gerichtheid in op te treden, ook en vooral waar het contacten met personen betreft. Zo rond acht maanden liggen de betrekkingen wel in grote lijnen vast. Er is een ingroup waarin het kind zich thuis voelt en die bestaat uit de primaire persoon (de moeder) en enkele secundaire personen (vader, broers en zussen‌). De baby hecht zich aan deze groep en we zien in die leeftijd zelfs scheidingsangst optreden als betreffende personen, in de eerste plaats de moeder, uit het blikveld van de baby verdwijnen. Tegelijkertijd gedraagt de baby zich eenkennig ten opzichte van anderen (outgroup). Deze achtmaandsangst is maar van tijdelijke aard. Een belangrijke ontwikkeling in het hechtingproces valt rond de leeftijd van negen maanden als kinderen de mogelijkheid hebben ontwikkeld om de blik van een volwassene te volgen en te kijken waar deze naar kijkt. Op deze basis leren kinderen in de volgende maanden hun aandacht te richten op personen en voorwerpen. Binnen deze gezamenlijke aandacht leren kinderen de psychologische toestand van anderen te herkennen en te delen, wat de basis is van kennis van cultuur en samenleving. Bij dit proces speelt empathie (inlevingsvermogen) een grote rol. In het wordingsproces van de hechting zijn veel psychische en motorische factoren actief. Op het psychisch gebied is te denken aan intimiteit, nabijheid, oogcontact en verbaal contact, maar ook het ervaren van ondersteuning, warmte en liefde. Op motorisch gebied zijn aanraken, vasthouden, aaien, strelen, knuffelen en omhelzen van kinderen van eminent belang. Deze gebaren behoren tot de eerste levensbehoeften van kinderen, net als eten en drinken. Baby’s die ze ontberen groeien niet en kunnen er ten slotte aan overlijden. In feite is er in dit verband geen verschil in resultaat tussen de psychische en motorische invloeden. Het masseren van baby’s door moeders en anderen is dan ook recentelijk tot een verbreide gewoonte geworden en staat ook in de belangstelling van onderzoekers (Heller, 1997; Milne, 2006). De gehechtheid van kinderen aan moeders krijgt vooral vorm op een leeftijd dat kinderen een individualiteit gaan vormen en bezig gaan het milieu te exploreren. Tussen deze beide verschijnselen bestaat een zekere tegenstelling. Bij gehechtheid gaat het om een beweging naar de moeder toe (nabijheidsstreven), bij exploreren van het milieu beweegt het kind zich van de moeder af. Het gaat er nu maar om dat beide verschijnselen zich in een zeker evenwicht tot elkaar ontwikkelen. Hier wordt de basis gelegd voor een veilige hechting (security) van het kind aan de moeder. Of het tot een veilige hechting komt hangt sterk af van de opvoedingsstijl in het gezin. We vinden een veilige hechting in gezinnen waar een warme opvoedingsstijl bestaat, waarin kinderen zekerheid, geborgenheid en acceptatie vinden, wat hen de moed en de mogelijkheid geeft het milieu te exploiteren en ze bij frustraties weten dat zij kunnen
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 17
19-04-13 10:23
18
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
terugvallen op de veiligheid die het gezin hun biedt. Een veilige hechting is een goede voorspeller voor een gunstige persoonlijkheidsontwikkeling, zonder al teveel psychische problemen en deviant gedrag. Veilig gehechte kinderen groeien op tot autonome personen met een evenwichtig sociaal leven waarin assertiviteit en betrokkenheid op anderen in een uitgebalanceerde vorm aanwezig zijn. Deze kinderen hebben een gezonde zelfwaardering en een adequaat cognitief vermogen, gevoelsleven en vaardigheid in sociale omgang (Gilissen, 2008). Komt een intern werkmodel – in de relatie met de moeder of andere verzorgers – niet tot stand, doordat kinderen in hun eerste levensjaren een tekort aan geborgenheid ervaren, bijvoorbeeld als gevolg van verwaarlozing of sociale isolatie, dan ontwikkelt het vermogen tot empathie en hechting zich onvoldoende en spreken we van onveilige hechting (Main, 1996). Factoren die een veilige hechting in de weg staan zijn: persoonlijke problemen bij de ouders en/of kinderen, gezins- en huwelijksproblemen, verslaafde ouders en ouders die in hun jeugd hechtingsproblemen hebben gehad. Meer concrete omstandigheden zijn gebruik door de moeder van medicijnen of drugs tijdens de zwangerschap en later, vroeggeboorte, het behoren tot een lager sociaal-cultureel milieu (armoede, geen inzicht in opvoeden), tienermoederschap, verblijf in een kindertehuis en adoptie. De hechting verloopt moeizamer bij lichamelijk gehandicapte kinderen, kinderen met geboortecomplicaties (couveusekinderen), ongewenste kinderen en kinderen die op jonge leeftijd lang van de moeder gescheiden zijn. Onveilige hechting kan leiden tot persoonlijkheidsstoornissen op cognitief, emotioneel, relationeel en motorisch vlak. Wat het meeste opvalt, zijn problemen met het onderhouden van persoonlijke relaties. Verder noemen we een lage zelfwaardering, concentratiezwakte, leerproblemen, depressiviteit, angst- en stemmingsstoornissen, drugs gebruik, borderline, anorexia en automutilatie. Men onderscheidt de volgende vormen van onveilige hechting. • Bij vermijdende (verwijderende) hechting (avoidance) ontstaat bij kinderen weinig nabijheidsbehoefte ten opzicht van de moeder. Kinderen doen bij frustraties geen beroep op de moeder, maar blijven exploratief bezig. Dat exploratieve gedrag is dan wel vaak ongeordend en soms zinloos. Het lijkt wel of deze kinderen zich van frustraties weinig aantrekken. Onderzoek leert echter dat ze door frustraties wel degelijke gestrest raken, maar dit niet uiten. Hun gedrag wordt gezien als een manier om zich af te sluiten voor de pijn die contact met de moeder met zich kan meebrengen. De kinderen hebben de moeder als het ware ‘op afstand gezet’. We vinden vermijdende hechting met name in gezinnen met een koele opvoedingsstijl. De ouders zijn vaak niet voor de kinderen beschikbaar. Ze zijn weinig gevoelig voor de belangen van de kinderen, weinig responsief en betrokken en stimuleren en steunen de kinderen nauwelijks. Als volwassene hebben deze kinderen een lage zelfwaardering. Ze zijn sociaal kwetsbaar en als zodanig erg gevoelig voor de meningen van anderen over hen.
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 18
19-04-13 10:23
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
19
• Bij ambivalente hechting (ambivalence) klampen kinderen zich enerzijds aan de moeder vast, maar weren haar anderzijds af. Er treedt zowel toenadering als verwijdering op (approach-avoidance conflict) met als polen veiligheid en angst. Ze willen de moeder niet loslaten (kunnen er niet tegen als de moeder als hechtingspersoon niet beschikbaar is en reageren hierop emotioneel met boosheid en tegendraads gedrag), maar wijzen ook haar steun en troost af. Ze kunnen zogezegd niet zonder, maar ook niet met de moeder. In ieder geval gaat hun gedrag ten koste van exploratief gedrag. Deze kinderen vinden we vooral in gezinnen met een dominante opvoedingsstijl. De ouders willen hun kinderen kort houden, hebben veel verwachtingen van hen en stellen navenant hoge eisen. Er heersen strenge regels die in voorkomende gevallen een wat verstikkende uitwerking hebben. Als volwassene zijn deze kinderen afstandelijk en gereserveerd (dismissiveness). Ze zijn kritisch wat betreft hun sociale contacten. Ze gaan uit van eigen kracht en houden hun emoties verborgen, niet bereid om die met anderen te delen. • Bij gedesorganiseerde (gedesoriënteerde) hechting (desorganized) is er een verward hechtingsgedrag zonder duidelijk patroon. Het betreft kinderen die bijvoorbeeld niet in staat zijn om adequaat op frustraties te reageren omdat zij niet bij machte zijn met stress om te gaan. Dat leidt tot door emoties gedreven chaotisch gedrag waarbij ze onverwacht van doelstelling kunnen veranderen waardoor er geen logisch verband in hun gedrag is te ontdekken. We vinden gedesorganiseerde gehechtheid met name in gezinnen met een toegeeflijke opvoedingsstijl waarin weinig consequentheid heerst en de gang van zaken min of meer aan het toeval wordt overgelaten. Kinderen die gedesorganiseerd gehecht zijn vertonen opvallend veel persoonlijkheidsstoornissen en zijn vaak getraumatiseerd (Nicolai, 2001). Ten slotte, het hechtingsverschijnsel speelt vooral een manifeste rol bij zeer jonge kinderen. Dat wil niet zeggen dat hiermee het hele verhaal verteld is. Zoals we zagen heeft hechting blijvende gevolgen voor de persoonlijkheidsontwikkeling. Daarnaast blijft de hang naar zekerheid, veiligheid en acceptatie – en dus het hechtingsverschijnsel – ook in het volwassen leven een factor van betekenis. Er blijkt verder een behoorlijke overeenkomst te bestaan tussen de gehechtheid tussen ouders en kinderen en die tussen de ouders en hun ouders (grootouders) (transgenerationele overeenkomst) (Grossman & Waters, 2005). Concluderend, er komt nogal het een en ander op moeders af. Ze kunnen hierbij steunen op instinctieve verzorgingsneigingen, maar veeleer is het moederschap een leerproces (Blaffer Hrdy, 1999). De invloed van de moeder op de persoonlijkheidsontwikkeling van kinderen is afhankelijk van de kwantiteit en vooral de kwaliteit van de aandacht die moeders aan kinderen besteden, maar ook van de steun die moeders vanuit hun omgeving krijgen (Blaffer Hrdy, 2009). In de eerste plaats van de vader, maar ook van anderen, zoals familie (grootouders), vrienden en verzorgenden (allo ouders). Het is van belang dat deze een goede, stabiele relatie met het kind hebben. Daarom ook is een lage omloopsnelheid van verzorgenden
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 19
19-04-13 10:23
20
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
van kleine kinderen, bijvoorbeeld in de kinderopvang en in kindertehuizen, van groot belang. Er wordt wel gesteld dat vooral deze ‘coöperatieve broedzorg’ bij kinderen de basis vormt voor de ontwikkeling tot empathisch, invoelend wezen.
Vaders Al direct na de geboorte vormen kinderen een driehoeksrelatie met hun ouders (Biller, 1993; Boer, 1998; E-Quality, 2011b; Hoeksma et al, 1998; Jacobs, 1998; Keizer, 2010c; Lamb, 1994, 2004; Tavecchio & Bos, 2011). Vanaf de aankondiging van gezinsuitbreiding kan de nieuwkomer gewoonlijk op veel interesse van de vader rekenen. Toch bereiden veel vaders zich slecht voor op het vaderschap. Andere vaders stellen zich actiever op; sommige gaan zelfs, zeker bij het eerste kind, over kinderen lezen en een enkele gaat cursussen over zwangerschap en bevalling volgen. Nog belangrijker is het meeleven en meebeleven met de aanstaande moeder (meezwangeren). Als vaders zich passiever opstellen, wijst dat niet altijd op gebrek aan interesse. Veel vaders zijn zeer geïnteresseerd, maar zitten gevangen in een rolpatroon waarin de verzorging en opvoeding van jonge kinderen voornamelijk voor rekening van moeders komt. Sommige vaders gaan zich pas echt voor kinderen interesseren als deze er lijfelijk zijn. Bij andere vaders komt werkelijke interesse pas – een bekende klacht van moeders – als zij iets samen met hun kind kunnen doen (meestal zo tegen één jaar). In tegenstelling tot wat nogal eens wordt gedacht, is de relatie met de vader niet minder belangrijk voor kinderen dan de relatie met de moeder. Vaders beginnen vooral een rol te spelen na het derde jaar. Aanvankelijk zijn zij bovenal object van bewondering. Zij kunnen dan duidelijk favoriet zijn boven moeders. Bij meisjes valt dat meer op dan bij jongens. Vaders groeien al snel uit tot de grote autoriteitsfiguur op wiens kompas blindelings wordt gevaren. Ook buitenshuis wordt hun autoriteit geroemd en kinderen beroepen zich er ook op: ‘Mijn vader zegt (is, doet, kan…)’. Dit bereikt een hoogtepunt als kinderen ongeveer vier jaar zijn. Op vijfjarige leeftijd gaan kinderen weer meer naar hun moeder trekken. Toch blijft de autoriteit van vaders in de verdere ontwikkeling bestaan. Later – zo vanaf zes jaar – willen kinderen de autoriteit van vaders wel eens op de proef stellen en zien hoe ver ze kunnen gaan. Rond het tiende jaar, wanneer kinderen wat groter worden en er meer volwassen contact met hen mogelijk is, neemt de invloed van vaders op kinderen toe. Gewoonlijk trekken kinderen graag met hun vader op, delen met hem hun interesses en praten met hem over allerlei zaken. De nadruk ligt in de eerste plaats op het samen iets doen (Corwijn & Bradley, 2009; Lamb, 1997,2004; Nelson & Coyne, 2009). Door allerlei omstandigheden verschilt de rol van vaders doorgaans kwantitatief en kwalitatief van die van moeders. Vooral jonge kinderen groeien, we zagen dat al, in een kortgesloten interactie met moeders op. Als kinderen problemen hebben, wenden zij zich meer tot hun moeder dan hun vader. Zo roepen kinderen als zij bang zijn, of op een andere manier in de problemen zitten (bijvoorbeeld ‘s nachts), vrijwel uitsluitend om
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 20
19-04-13 10:23
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
21
moeder en niet om vader. Deze ‘noodkreet’ om moeder leidt in latere jaren nog een hardnekkig bestaan. Over het algemeen is de relatie tussen moeders en kinderen intenser, delicater, gevoeliger en kwetsbaarder dan die tussen vaders en kinderen. De relatie tussen vaders en kinderen is meestal wat afstandelijker en zakelijker. Vaders representeren vooral stabiliteit en flinkheid. Als moeders het niet meer aankunnen, nemen ze vaak hun toevlucht tot vaders. Het is in veel gezinnen gebruikelijk dat de belangrijkste beloningen en vooral de belangrijkste straffen door de vader worden gegeven, hoewel er recentelijk een tendens te bespeuren valt dat vaders minder de rol van autoriteit vervullen. Vaders hebben vooral invloed op kinderen – op jongens meer dan op meisjes – waar het gaat om het leveren van prestaties (school, werk), het zich zelfstandig gedragen, het zich eigen maken van het maatschappelijke rollenspel en de maatschappelijke aanpassing. De wijze waarop kinderen zich (later) sociaal gedragen, hangt daarom in niet onbelangrijke mate af van de opvattingen en het voorbeeld van hun vader (Roest et al, 2010). In het algemeen wordt in enquêtes door de meeste mannen aangegeven dat de verzorging en opvoeding van kinderen evenzeer de verantwoordelijkheid is van vaders als van moeders. Veel mannen zeggen in dit verband eventueel minder te willen gaan werken. In de praktijk valt dit wel tegen. Mannen die minder gaan werken besteden de vrijgekomen tijd vooral aan zichzelf, bijvoorbeeld aan sport, hobby’s en reizen. Veel mannen hebben angst voor zorggedrag. Zij ontvluchten hun zorgtaken omdat hierdoor het traditionele beeld van ‘mannelijkheid’ wordt aangetast, een beeld dat trouwens minder aanzien heeft naarmate het sociaal-culturele milieu hoger is. We mogen concluderen dat vaders wat de opvoeding betreft een groot ongebruikt potentieel vormen. Hieraan moet worden toegevoegd dat, ook als zij willen, zij niet altijd de kans krijgen als de moeder te veel de rol van moederkloek op zich neemt. In ieder geval besteden moeders twee maal zoveel tijd aan opvoedingstaken als vaders. Toch blijkt de inzet van vaders in de verzorging en opvoeding van hun kinderen recentelijk te zijn toegenomen. Deze ontwikkeling zette in de jaren negentig van de vorige eeuw in, toen het mannelijkheidsideaal onder kritiek kwam (crisis of masculinity) wat de opkomst van gevoelsmatige mannelijkheid (‘sensitive manhood’) bevorderde (Malin, 2005). Sommige vaders zien het nu als een vanzelfsprekendheid dat zij een substantieel deel van de zorgtaken voor hun rekening nemen (‘zorgende vaders’, ‘mee-zorgende vaders’, ‘zorgzame vaders’). Het gaat er hierbij vooral om dat zij een aandeel nemen in de opvoeding en niet zozeer dat deze vaders aan het strijken en stofzuigen gaan. Ook valt op dat de emotionele (moederlijke) facetten van de opvoeding meer aandacht krijgen van vaders. Er lijkt zelfs een type van ‘modern vaderschap’ aan het ontstaan te zijn, waarbij het niet louter gaat om een vader die zich ook als moeder gedraagt (‘manmoederen’), maar om een eigen (mannelijke) vorm van emotioneel ouderschap (in de Angelsaksische literatuur spreekt men wel van de new man).
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 21
19-04-13 10:23
22
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
In de zorg van deze vaders voor hun kinderen komen emotionele elementen op onbevangen wijze naar voren, waarbij ze de hun toegevallen zorg bovendien niet als een opgelegde taak ervaren, maar als een natuurlijk onderdeel van ouderschap en opvoeding. Deze opstelling blijkt bij vrouwen tot een hogere huwelijkstevredenheid te leiden. Overigens noemen vrouwen in enquĂŞtes zorgzaamheid de meest aantrekkelijke eigenschap voor een man (andersom geldt dat trouwens ook). De gezinsgerichtheid van vaders blijkt significant bij te dragen tot een goede gezins- en huwelijkssfeer. Hoe meer tijd en energie vaders in zorg en opvoeding steken, hoe beter de relatie tussen de ouders en hoe groter hun tevredenheid over hun huwelijk. De betrokkenheid van vaders lijkt ook een gunstige invloed op de ontwikkeling van kinderen te hebben en draagt bij tot een betere motoriek, psychische stabiliteit, zelfvertrouwen en minder traditionele opvattingen bij kinderen (Canivet et al, 2005, Duindam, 1997; Hunnik & Van der Wekken, 2004; Van den Troost, 2005).
Meisjes en jongens Meisjes maken in hun relatie met hun ouders een enigszins andere ontwikkeling door dan jongens. Het gaat in beide gevallen om relaties die per definitie een zekere ambivalentie hebben, zoals we zullen aangeven (McHale et al, 1995). Bij het ouder worden blijft de oorspronkelijke intieme relatie van meisjes met hun moeder bestaan. Doordat moeders en dochters van hetzelfde geslacht zijn, lijken ze op elkaar en zitten zij als het ware in hetzelfde schuitje. Ze hebben als zodanig dezelfde mogelijkheden, belangen en wensen. Om die te realiseren, nemen meisjes hun moeder tot voorbeeld en proberen zij zich met hun moeder te identificeren. Door deze vereenzelviging nemen meisjes – bewust en onbewust – allerlei zaken (gewoonten, interesses, idealen en dergelijke) van hun moeder over. Omdat moeders en dochters zich in elkaar herkennen, voelen zij zich tot elkaar aangetrokken (wat zich op latere leeftijd uit in begrip en steun en met elkaar optrekken). De overeenkomst tussen moeders en dochters in mogelijkheden, belangen en wensen, betekent echter ook dat zij elkaar in de weg kunnen zitten, bijvoorbeeld waar het de aandacht van andere gezinsleden betreft, in de eerste plaats die van de vader. Dat kan moeders in de ogen van dochters tot rivalen maken. Bovendien worden meisjes steeds met hun moeder vergeleken en wordt van meisjes hetzelfde gedrag verwacht als van moeders. Als zodanig is de moeder ook een concurrent en wel een concurrent met voorsprong. Daar komt nog bij, dat mensen eigenaardigheden van zichzelf waarop ze niet gesteld zijn, des te sterker benadrukken en verwerpen als zij deze zien bij een persoon met wie ze zich identificeren. Dat kan tot frustraties leiden, wederzijds. Zo zien we dat moeders en dochters in het algemeen een warme relatie hebben, maar elkaar ook kritisch bekijken en dochters een soepeler contact met hun vader hebben, al is dat verschil, zo moet worden opgemerkt, niet zo groot. Ook bij jongens blijft de intieme relatie met hun moeder bestaan. Ze worden zich er echter al jong van bewust dat hun moeder anders is dan zijzelf en dat er van hen iets
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 22
19-04-13 10:23
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
23
anders wordt verwacht dan van hun moeder. Ze moeten zich dus – in tegenstelling tot meisjes – tot op zekere hoogte losmaken van hun moeder. Van jongens wordt ongeveer hetzelfde gedrag verwacht als van hun vader. Ze identificeren zich met hun vader en imiteren diens gedrag. Maar hun vader is ook concurrent en dat niet alleen wat de aandacht van andere gezinsleden betreft, in de eerste plaats die van de moeder. Hij is ook concurrent omdat van jongens hetzelfde gedrag (prestaties) wordt verwacht als van vaders. De vader is de meetlat waartegen het gedrag van jongens wordt afgemeten, met alle frustraties die dit met zich mee kan brengen. Dat heeft tot gevolg dat, hoewel jongens zich meer op hun vader richten, hun relatie met hun moeder gewoonlijk soepeler verloopt dan die met hun vader (CBS, 2010c). Ook vanuit de ouders bezien, zijn er factoren vast te stellen die bijdragen tot de zojuist beschreven verschillen tussen meisjes en jongens inzake de relatie met hun ouders. Ouders (vaders in het bijzonder) hebben ten aanzien van kinderen van het eigen geslacht een groter gevoel van herkenbaarheid en vertrouwdheid dan ten aanzien van kinderen van het andere geslacht. Dit gevoel maakt dat ouders gemakkelijker eisen stellen aan kinderen van het eigen geslacht en de neiging hebben kinderen van het andere geslacht te ontzien. Bovendien willen ouders niet dat hun kinderen dezelfde fouten maken als zijzelf hebben gemaakt, dat geldt per definitie meer voor kinderen van het eigen geslacht. Deze houding van ouders valt bij kinderen van het andere geslacht uiteraard in betere aarde dan bij kinderen van het eigen geslacht. Dit draagt ertoe bij dat kinderen, ook nog op latere leeftijd, over het algemeen een wat meer soepele relatie hebben met de ouder van het andere geslacht (Millman, 2004).
Opvoeding Door de opvoeding oefenen ouders, zoals we zagen, intensief en langdurig invloed uit op de persoonlijkheidsontwikkeling van hun kinderen. Ze dragen bij tot de ideeën die kinderen hebben over zichzelf, over anderen en over de wereld in het algemeen. Ouders dienen als voorbeeld en geven kennis en kunde, normen, regels en tradities aan hun kinderen door (Holden, 1997; Maccoby, 1992; Vollebergh et al, 2001). Meer dan wie ook, kennen ouders hun kinderen. Ze kennen hun capaciteiten, ideeën en eigenaardigheden, zijn op de hoogte van hun doen en laten en weten hoe hun kinderen reageren. Ouders zijn dus in een goede positie hun kinderen bij te staan, leiding te geven, toezicht op hen te houden en hen ervan te weerhouden in moeilijkheden te komen. Komt het toch zover, dan zijn het in de eerste plaats de ouders die de juiste maatregelen kunnen nemen om de problemen op te lossen. Basis voor de opvoeding is niet alleen het juridische gezag (op grond van het in de wet vastgelegde ouderlijk gezag), maar vooral ook het persoonlijke overwicht dat ouders over hun kinderen hebben. Kinderen trekken zich daadwerkelijk ook iets van hen aan, voornamelijk omdat zij hun ouders niet willen teleurstellen. Juist hierom is de opvoeding in
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 23
19-04-13 10:23
24
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
het gezin van zulk een beslissende betekenis voor de persoonlijkheidsontwikkeling van kinderen. Dit alles houdt, voor de goede orde, overigens niet in dat anderen (socialising partners) de plaats van de ouders niet kunnen innemen en de ouderrol niet voortreffelijk kunnen vervullen (Holden, 1997; Kohnstamm, 2009; Petzhold, 1999). Opvoeden is best moeilijk. Ouders vinden het doorgaans een hele verantwoordelijkheid waaraan zij niet licht tillen. Ze zien opvoeden als een zware taak waarin veel geïnvesteerd moet worden. Toch gaan de meeste ouders de uitdaging aan en zetten zich in voor het welbevinden en de prestaties van hun kinderen en willen alles uit hun kinderen halen onder het motto ‘Alles voor de kinderen’. Wat ouders in de eerste plaats hun kinderen willen bijbrengen is: verantwoordelijkheidsgevoel, weerbaarheid en zelfredzaamheid, het zelfstandig oordelen en het nastreven van eigen doelen. Maar ook verdraagzaamheid, rekening houden met anderen, respect voor ouderen en goede manieren wegen zwaar. Ten slotte stellen ouders ook prijs op ijver en ambitie en het behalen van goede schoolresultaten. Ze willen daarover geen strenge regels invoeren, maar geven er de voorkeur aan hun doelstellingen aan kinderen uit te leggen. Maar ze willen ze ook beschermen tegen gevaren, tegenslagen, ongelukken … eigenlijk tegen alles. Dat vraagt nogal wat van ouders. Ouders vragen ook veel van kinderen. Er wordt wel voor gewaarschuwd dat ouders in hun enthousiasme wel eens te veel van kinderen kunnen vragen, zaken waaraan ze gezien hun leeftijd nog niet toe zijn, er nog niet klaar voor zijn. Kinderen kunnen hierdoor overprikkeld raken. Dat kan gevolgen hebben voor hun emotionele stabiliteit en er kunnen zich allerlei vormen van afwijkend gedrag voordoen, bijvoorbeeld faalangst (Goorhuis-Brouwer, 2010). Vrijwel alle ouders (95%) vinden zichzelf goede opvoeders. Doorgaans geven ouders aan wel tevreden te zijn met de opvoeding die zij hun kinderen geven. Zij zijn overigens meer tevreden over de opvoeding van meisjes dan van jongens. Ouders op sociaal-cultureel hoger niveau, met een hoger inkomen en betere opleiding en ouders met kleinere gezinnen zijn, over het algemeen, meer tevreden. Nochtans vindt meer dan de helft van de ouders opvoeding moeilijker dan zij hadden gedacht. Een kleine minderheid (1/10) vindt opvoeden vermoeiend en stressvol en is bang tekort te schieten. Ze denken dat je het als ouder nooit goed kunt doen. Zowel vaders (1/7) als moeders (1/5) twijfelen wel eens of ze de opvoeding wel aankunnen. De meeste problemen ondervinden alleenstaande ouders en ouders met een laag inkomen (CBS, 2008d, 2009d) De zorgen van de ouders betreffen vooral persoonlijkheidseigenschappen die ze bij hun kinderen vorm zien krijgen, kwetsbaarheid van hun kinderen en in iets mindere mate omgang met vriend(innet)jes, egoïstisch gedrag en faalangst. Ouders maken zich ook zorgen over externe factoren die de persoonlijkheidsontwikkeling van hun kinderen negatief kunnen beïnvloeden. Het gaat hier vooral om de verhar-
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 24
19-04-13 10:23
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
25
ding van de maatschappij, waaronder de toenemende agressie, het wegvallen van normen en waarden (zeg maar de verloedering), gebrek aan tolerantie in de samenleving, de verruwing van de omgangsvormen, de prestatiedruk op kinderen en onveiligheid op straat. Verder om de indrukken die kinderen via de media opdoen (waarin veelal onrealistische, eenzijdige, vertekende geslachtstypische beelden worden aangeboden van seks, los van liefde en intimiteit) en de invloed van vrienden en leeftijdgenoten op hun kinderen (een invloed die ouders doorgaans groter achtten dan die van de media). Opvallend is dat ouders de kwalijke gevolgen van genoemde factoren bij de jeugd constateren en veel minder bij hun eigen kinderen! (Gaan kinderen over de streep dan wordt dit door ouders nogal eens aan vrienden en vriendinnen verweten.) Hoewel vrijwel iedere ouder gelijkwaardigheid van de beide seksen hoog op het programma heeft staan, maken vrijwel alle ouders zich in dit verband meer zorgen om dochters dan om zoons. Dat geldt vooral seksualiteit. Overigens vinden ouders, jongens en meisjes dat het meisje de zaak in de hand moet houden (Felten et al, 2009). Op deze externe factoren komen wij hieronder terug (Gezin en opvoeding in maatschappelijke context) (Team 4, 2010). De kijk van ouders op de opvoeding wordt in belangrijke mate bepaald door hun grote gevoel van verantwoordelijkheid voor hun kinderen die leven in een wereld waarvan ouders dagelijks in de ziel wordt gewreven dat het een gevaarlijke wereld is. Het is in deze wereld dat hun kinderen moeten opgroeien en later hun plaats moeten vinden. Hun taak wordt nog zwaarder doordat veel ouders ervan overtuigd zijn dat het leven van hun kinderen tot op grote hoogte maakbaar is en dat zij in dit proces een grote en dus zwaarwegende opdracht hebben. Door hun inspanningen denken ouders grote invloed te hebben op het zelfvertrouwen van hun kinderen, hun sociale vermogens, schoolprestaties en maatschappelijk succes en zijn veel ouders ervan overtuigd dat ze tot op substantiĂŤle hoogte ertoe kunnen bijdragen dat hun kinderen gelukkig worden. Dat alles sluit niet uit, dat uit onderzoek regelmatig naar voren komt dat veel ouders in de opvoeding tekortschieten. Dat heeft verschillende oorzaken, die in drie typen zijn samen te vatten. Er zijn ouders die het gewoon niet meer weten en de regie uit handen geven. Ze vinden opvoeden een te zware opgave en reageren hierop door de touwtjes dan maar te laten vieren. In sommige gevallen legt men zelfs het hoofd in de schoot en laat maar gebeuren wat gebeurt. Andere ouders stellen zich niet tot doel hun kennis en ervaring in dienst van de opvoeding te gebruiken, maar zijn er meer op uit het samen met hun kinderen leuk te hebben. En dan zijn er nog ouders die kinderen erg kort houden, soms in combinatie met (te) veel met zichzelf bezig zijn (SCP, 2011b; Spangenberg & Lampert, 2009).
Het gezin Het gezin is normaliter het milieu waarin de opvoeding plaatsvindt en daarmee het belangrijkste socialisatie-instituut in onze cultuur; 9/10 van de kinderen groeit op in
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 25
19-04-13 10:23
26
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
een gezin; in 3/4 van de gevallen gaat het om gezinnen met twee biologische ouders (CBS, 2010c; Damsma, 1999; Maccoby & Martin, 1983; SCP, 2011b, 2012a). De interpersoonlijke relaties binnen het gezin zijn de sterkste die er bestaan, zowel positief (het gezin is een bron van kracht, geborgenheid en troost) als negatief (het gezin kan ook benauwend, bedreigend en irritant zijn). In het gezin, waarin men immers voor jaren in intiem verband onder een dak leeft, kent men elkaar van haver tot gort en doet men veel en belangrijke levenservaringen op. Bij onderzoeken naar wat volgens mensen de belangrijkste aspecten van het leven zijn, komt het gezin – het ouderlijk gezin en wat later ook het eigen gezin – onbetwist als nummer één naar voren (vóór bijvoorbeeld vrienden, werk, vrije tijdsbesteding, godsdienst en politiek). Ruim negen van de tien (wat oudere) kinderen zijn dan ook van plan in de toekomst een vaste gezinsrelatie te zoeken, vrijwel altijd met kinderen. Het gezin is ook het instituut met de grootste emotionele betekenis in het leven van mensen. En het geldt, gerelateerd aan wat mensen als fundamenteel en doorslaggevend in hun leven beschouwen, met het huwelijk en de geboorte van kinderen, als zwaarwichtig ingrediënt van hun leven. Het gezin biedt kinderen zowel op materieel als immaterieel vlak een omgeving waarin zij zich kunnen ontwikkelen en een basis waarop zij kunnen terugvallen. De geborgenheid en de beschutting die het gezin biedt, geeft kinderen gelegenheid beschermd en veilig op te groeien. Een dergelijke leefgemeenschap is van wezenlijk belang voor een evenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling van kinderen. De opvoeding lukt beter naarmate kinderen zich in het gezin thuis voelen, op hun plaats en op hun gemak. Dat is vooral het geval als kinderen zich door hun ouders geaccepteerd weten. Zij vormen dan een band met hun ouders, voelen zich bij het gezin horen, voelen zich erbij betrokken en integreren zich in het gezin. In het gezin wordt de aanzet gegeven tot de vorming van een eigen identiteit. Het is in het gezin dat kinderen zich in eerste instantie ontplooien door capaciteiten te ontwikkelen, behoeften te bevredigen en intenties te realiseren, om zich zodoende (op den duur) te ontwikkelen tot een uniek, zelfstandig individu met eigen ideeën en meningen. Het is ook in het gezin dat kinderen beginnen met het opbouwen van een normenstelsel. Kinderen krijgen een bepaald normbesef doordat zij zich binnen het gezin leren gedragen volgens regels en gewoonten. Zij leren zich ook aanpassen aan conventionele normen en gebruiken. Ze leren wat goed en wat niet goed is en zich zo te gedragen dat ze niet in problemen komen. De waarden en normen die kinderen erop nahouden, lijken dan ook veel op die van de ouders, hoewel ze er in de praktijk wel eens van afwijken. In het gezin wordt ook de basis gelegd voor de sociale aanpassing. Kinderen vinden in het gezin de noodzakelijke interpersoonlijke relaties. Zij leren er met anderen om te gaan en stabiele relaties aan te gaan; zij leren zich aan te passen, voor zichzelf op te komen, rekening te houden met anderen en indien nodig zichzelf beperkingen op te leggen. In het verlengde hiervan wordt de maatschappelijke aanpassing voorbereid doordat ouders hun kinderen opvoeden om later hun plaats in de maatschappij in te nemen. Als zodanig is het gezin een voorportaal voor het latere maatschappelijke leven.
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 26
19-04-13 10:23
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
27
Overigens zij voor de volledigheid vermeld, dat de hier besproken verworvenheden zich niet alleen in het gezin, maar ook in andere leefvormen kunnen ontplooien. We komen daar verderop op terug.
Verdere ontwikkelingen Behalve met hun ouders komen kinderen in het gezin al vroeg in hun leven in aanraking met andere familieleden die een rol spelen in hun persoonlijkheidsontwikkeling. We denken hierbij aan broertjes en zusjes en in ruimer verband aan grootouders en verdere familie. Naast de familie worden ook andere sociale categorieën van belang, zoals vrienden en leeftijdgenoten en de school. Zij komen in aanraking met allerlei personen die ieder op eigen wijze en in eigen mate hun persoonlijkheidsontwikkeling beïnvloeden. Zo groeit in de loop van de jaren de kring van personen die invloed op de persoonlijkheidsontwikkeling van kinderen uitoefenen. De positie van de ouders wordt hierdoor geleidelijk aan minder belangrijk, maar geheel wegvallen doet zij nooit.
De relatie tussen ouders en kinderen Kwaliteit van de ouder-kindrelatie In het algemeen hebben kinderen een goede verstandhouding met hun ouders, gekenmerkt door wederzijdse waardering van twee kanten en tevredenheid over de opvoeding, waarbij ouders in het algemeen iets tevredener zijn dan andersom (Bucx, 2009; CBS, 2009d; Gerris, 2001; De Graaf, 2001; Kreulen & Lakmaker, 2001; Merz, 2008; Nederlandse Gezinsraad, 2001; Van Dorsselaar et al, 2010; Zeijl et al, 2005). Deze relatie bepaalt in substantiële mate het welbevinden van zowel ouders als kinderen, ook later in het leven. Hoe beter de relatie met de ouders – en ook tussen de ouders (voorbeeldfunctie!) – hoe beter de relaties in het gezin dat kinderen later zelf vormen. Tussen ouders en kinderen bestaan gewoonlijk loyaliteitsgevoelens en onderlinge solidariteit, gebaseerd op wederzijdse betrokkenheid. Kinderen identificeren zich met hun ouders en imiteren hun gedrag. Ze hebben dan ook meestal dezelfde normen en gewoonten als hun ouders. Deze ‘volgzaamheid’ heeft consequenties tot op volwassen leeftijd. Zo werkt 1/3 van de volwassen mannen in dezelfde sector als hun vader (in landbouw en techniek ligt deze verhouding nog hoger). Kinderen hebben er in de regel ook geen moeite mee hun ouders te gehoorzamen. Die gehoorzaamheid is niet in de eerste plaats gebaseerd op de straf- en beloningsmacht van ouders (defensieve instelling), maar op het feit dat kinderen van hun ouders houden en (daarom) graag een goede relatie met hen willen hebben (anaclytische instelling). Verder berust hun gehoorzaamheid op een vertrouwen in (de deskundigheid van) de ouders, van wie ze aannemen dat die wel weten wat goed is.
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 27
19-04-13 10:23
28
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
De meeste kinderen hebben het thuis naar hun zin (Van den Broek et al, 2010; SCP, 2011b). Ruim 8/10 van de jongens en meisjes heeft niets te klagen over de manier waarop zij worden opgevoed; weinig hebben een slechte relatie met hun ouders. Naast materiële verzorging in het gezin zijn het vooral de goede relaties, de solidariteit, de gezelligheid en de steun bij studie en opleiding die kinderen aanspreekt. En verder de vrijheid die zij genieten ten aanzien van besteding van geld, dagindeling en vrije tijdsbesteding (Dykstra et al, 2006). Kinderen verlaten het ouderlijk huis gemiddeld (pas) op tweeëntwintigjarige (jongens) en twintigjarige leeftijd (meisjes). Op dertigjarige leeftijd woont vrijwel geen meisje nog bij de ouders. Van de jongens woont nog een op de twintig bij ‘mama mia’ (het ‘Italiaanse syndroom’). Kinderen die op wat jongere leeftijd dan andere jeugdigen het gezin verlaten, zijn: kinderen uit grote steden, van gescheiden ouders, uit onvolledige gezinnen, uit grotere gezinnen en kinderen zonder confessionele achtergrond (SCP, 2010a). Maatschappelijke ontwikkelingen die bevorderen dat kinderen op jongere leeftijd het gezin verlaten, zijn de toename van de welvaart en de individualisering van de samenleving. Dit opstappen wordt geremd door verlenging van de leerweg en de toename van de mogelijkheid om in het ouderlijk huis een relatief eigen leven te leiden (gedragsvrijheid, eigen kamer, televisie, telefoon, computer, internet, geluidinstallatie en dergelijke, huurvrij wonen en comfort, moeder kookt). Motieven om het ouderlijk huis te verlaten zijn vooral behoefte aan zelfstandigheid en verlangen naar vrijheid. Daarnaast spelen een belangrijke rol bij de beslissing uit huis te gaan: de financiële situatie en de mening van de ouders (het komt voor dat kinderen bij wijze van spreken door de ouders uit huis moeten worden geduwd). Het zijn vooral concrete aanleidingen die kinderen doen opstappen. Kinderen gaan gewoonlijk uit huis om te gaan trouwen, of te gaan samenwonen (6/10), of zelfstandig te gaan wonen (4/10). Dat laatste veelal in verband met werk of studie. Kinderen gaan maar zelden uit huis door moeilijkheden met hun ouders. Terugkijkend zijn de meeste mensen van mening in het gezin een prettige jeugd te hebben gehad. Van de jongeren geeft dan ook 8/10 van de jongens en 7/10 van de meisjes aan van plan te zijn later een gezin te vormen. Hoewel de meeste jongeren (6/10) dit vooraf willen laten gaan door samenwonen. Nieuw is de trend dat kinderen die het ouderlijk huis hebben verlaten weer bij hun ouders gaan wonen (boemerangkinderen, kidadults) en wel een op de vijf meisjes en een op de zeven jongens. Factoren die hierin meespelen zijn vereenzaming, echtscheiding, studie of werk. Meestal gaat het om een in principe korte tijd die echter nog wel eens wil uitlopen (Van Aggelen & Stolpe, 2001). Kinderen vinden in het ouderlijk huis een goede haven om uit te blazen of hun leven weer op de rails te krijgen. Dat kinderen een beroep op hun ouders doen, hangt domweg samen met het feit dat er meestal niet veel alternatieven zijn. Het wordt echter ook in de
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 28
19-04-13 10:23
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
29
hand gewerkt door de goede herinnering die zij hebben aan hun tijd bij hun ouders; veel vrijheid, een vrijheid waarvan ze weer hopen te profiteren. Doorgaans vereist deze overgang nogal wat passen en meten – de nieuwe ‘gast’ brengt soms nogal wat huisraad mee en in enkele gevallen zelfs kinderen – maar op den duur wordt er meestal wel een modus vivendi gevonden. Een andere, veel kleinere, groep bestaat uit kinderen die weer thuis gaan wonen om daar heersende problemen de baas te worden. Te denken is hierbij aan ziekte, conflicten tussen de ouders, geweldpleging, dementie, depressiviteit, riskante gewoonten en suïcidale neigingen.
Problemen tussen ouders en kinderen Dat ouders en kinderen het doorgaans goed met elkaar kunnen vinden, wil niet zeggen dat in de opvoeding alles vlekkeloos verloopt. Ieder gezin kent zijn problemen en probleempjes. Grote opvoedingsproblemen bestaan naar schatting in 1/20 van de gezinnen (Van As, 1999; Du Bois-Reymond et al, 1992; Kreulen & Lakmaker, 2001; Van Gaalen, 2007; Van Gaalen & Dykstra, 2006; Overbeek et al, 2005, 2007). De problemen tussen ouders en kinderen betreffen gewoonlijk concrete, alledaagse zaken op het gebied van huisregels (televisie kijken, eventueel feestjes), huishoudelijke taken (eigen kamer in orde houden, afwassen), taalgebruik, computergebruik, schoolprestaties en huiswerk, geloof en kerkbezoek, keuze van vrienden en vriendinnen, uiterlijk (kapsel, kleding en bijvoorbeeld piercings en tatoeages), vrijetijdsbesteding (uitgaan, tijdstip van thuiskomen), zakgeld en geldbesteding, muziek, en eventueel ook vakantiebestemmingen en riskante gewoonten (roken, alcohol, drugs, gokken). De problemen hebben zelden betrekking op fundamentele onderwerpen. Wat levensvraagstukken en normen en waarden betreft, vertonen kinderen in hun opvattingen grote overeenkomst met hun ouders. Problemen bestaan vooral in grotere gezinnen, arme gezinnen, gezinnen waarvan de ouders een lagere opleiding hebben, eenoudergezinnen, gezinnen met één werkende ouder, allochtone gezinnen en gezinnen met meer jongens dan meisjes (CBS, 2011a). Een methode die door veel ouders wordt toegepast, is te proberen om samen met de kinderen tot oplossingen te komen (collaborative problem solving (CPS)). Oudere kinderen en hun ouders kunnen proberen de problemen uit te praten en eventueel erover te onderhandelen, wat in 9/10 gezinnen gebeurt. Zij kunnen elkaar met de problemen confronteren, uitleg vragen en een eigen mening naar voren brengen en zo ‘in dialoog’ tot een besluit komen. De verbeterde verhouding tussen ouders en kinderen die de laatste decennia vorm heeft gekregen wordt wel toegeschreven aan de overgang van de ‘bevelshuishouding’ naar de ‘onderhandelingshuishouding’. Bij het onderhandelen gaat het niet alleen om het uitwisselen van argumenten. Veel meer is men erop gericht om er samen uit te komen en resultaten te boeken binnen de persoonlijke relatie en de redelijke sfeer (die men niet in gevaar wil brengen).
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 29
19-04-13 10:23
30
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
Onderhandelen vereist van ouders en kinderen de nodige sociale vaardigheid. Het heeft bovendien alleen zin als van beide kanten een zekere openheid wordt betracht. Over het algemeen brengen meisjes problemen gemakkelijker ter sprake dan jongens. Iets dergelijks vinden we bij de ouders, waar moeders er minder moeite mee hebben dan vaders. De onderhandelingspraktijk vertoont een verloop dat samenhangt met de leeftijd van de kinderen. Tot ongeveer acht jaar wordt er niet veel onderhandeld; er wordt wel uitgelegd en verder moeten kinderen de ouders gehoorzamen. Het onderhandelingscircuit ligt tussen de acht en vijftien jaar. Kinderen mogen dan hun eigen argumenten naar voren brengen en worden daartoe ook aangemoedigd. Vanaf vijftien jaar krijgen kinderen een zodanig grote bewegingsvrijheid dat de onderwerpen waarover onderhandeld kan worden snel in aantal afnemen. Kinderen gaan zich bovendien zelfstandiger opstellen en er wordt ook meer zelfcontrole en zelfsturing van hen verwacht. Interessant is dat het resultaat van deze onderhandelingscultuur is, dat zowel ouders als kinderen van mening zijn dat zij de belangrijkste beslissingen nemen en meestal hun zin krijgen! Hoewel kinderen veel met hun ouders bespreken, is de openheid hierbij – zoals bij alle soorten relaties – niet onbeperkt. Zo geven kinderen – niet onbegrijpelijk – hun ouders niet altijd een volledig beeld van hun gedrag in hun vrije tijd. Bijvoorbeeld wat betreft alcohol- en drugsgebruik, seksuele activiteiten en ander ‘grensgedrag’ – om nog maar te zwijgen van ‘over de grens gedrag’ – willen ze nog wel eens het een en ander onder de pet houden. Deels om hun ouders niet ongerust te maken. Hoe groter de geheimhouding, hoe meer psychosociale problemen er in een gezin blijken te bestaan. Een zekere geheimhouding door kinderen van hun activiteiten wordt door ouders gewoonlijk wel door de vingers gezien, onder andere waar men ervan uitgaat dat het hier om ‘kindergeheimen’ gaat. De mate waarin aantal en belangrijkheid van deze geheimen toenemen, (althans in de ogen van de ouders) doet in het algemeen hun tolerantie afnemen. Niet alleen omdat ze vrezen dat kinderen hierdoor in gevaar kunnen komen, maar ook omdat de vertrouwensrelatie wordt geschonden (Finkenauer et al, 2002; Frijns et al, 2005; Keijsers, 2010). Problemen kunnen de relatie tussen ouders en kinderen schaden. Toch groeien ze vrijwel nooit uit tot conflicten. De relatie als zodanig wordt zelden in wezen aangetast. Slechts in uitzonderingsgevallen komt het, op wat latere leeftijd, tot een breuk tussen ouders en kinderen. Het is in concrete gevallen niet altijd even eenvoudig te verklaren waarom er problemen tussen ouders en kinderen bestaan. Nog minder gemakkelijk is het om de oorzaak van de problematiek bij één van de partijen te leggen. Dat komt niet in de laatste plaats doordat de relatie tussen ouders en kinderen het resultaat is van een jarenlange wisselwerking (Rueter & Conger, 1995). De problemen tussen ouders en kinderen kunnen veroorzaakt worden doordat ouders en kinderen, maatschappelijke opgevat, in een andere tijd gevormd worden. Ouders
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 30
19-04-13 10:23
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
31
worden door kinderen weleens als ouderwets beschouwd. Zijzelf zien kinderen nogal eens als te ver voor de muziek uitlopend. Verder verkeren ouders in een andere levensfase dan kinderen en kijken daarom anders tegen het leven aan. Algemeen gesproken zijn kinderen actiever dan ouders en zijn voortdurend met allerlei zaken bezig. Verveling is voor kinderen een ramp. Ze doen dan ook van alles om verveling te verdrijven. Voor ouders, die gewoonlijk een wat bezadigder levenstempo hebben, is dat niet altijd even gemakkelijk bij te benen. Bovendien reageren kinderen door de bank genomen nogal spontaan. Ze gaan af op momentane indrukken, waardoor de situatie meer invloed op hun handelen heeft dan bij volwassenen het geval is. Ze staan daarom open voor verleiding. De spontaniteit van kinderen hangt samen met hun impulsiviteit. De doelen die zij nastreven veranderen relatief snel, hun stemmingen wisselen gemakkelijk en hun emoties veranderen in korte tijd zowel van intensiteit als van kleur (‘himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt’). Kinderen denken, meer dan volwassenen, op korte termijn. Ze doorzien minder de consequenties van hun gedrag en kunnen dan weinig doordachte dingen doen, zonder zich al te veel om de gevolgen te bekommeren. Hierdoor kunnen ze soms tot voor ouders onbegrijpelijk gedrag komen. Kinderen zoeken mogelijkheden om zich te vermaken. Ze zoeken leuke ervaringen waarom gelachen kan worden (kinderen lachen veel meer dan volwassenen). Ze voelen zich ook aangesproken door spanning en sensatie. Soms gaan ze daadwerkelijk op zoek naar de ‘kick van het ogenblik’. Daar komt bij dat kinderen erg gecharmeerd zijn van nieuwigheden, veel meer dan hun ouders, bij wie in de loop van de jaren een zeker conservatisme hun leven binnensluipt. Kinderen willen oude, begane – en soms nog nauwelijks begane – paden verlaten en nieuw ongerepte wegen inslaan, zonder zich al te veel om bestaande gebruiken en tradities te bekommeren. Ze willen vaak iets anders, hoewel hunzelf ook niet altijd duidelijk voor ogen staat wat dat dan wel mag zijn. Ze zijn weetgierig en willen graag weten hoe de wereld in elkaar steekt en zijn erop uit om die te verkennen. En dit niet theoretisch, maar praktisch. Anders gezegd: ze willen het leven zelf beleven. Hierbij trekt het buitengewone: buitengewone gebeurtenissen, buitengewone omstandigheden en buitengewone mensen. Kinderen experimenteren ook veel met nieuwe ervaringen, vooral met sociale rollen. Dat experimenteren is een kwestie van vallen en opstaan. Een belangrijk onderdeel van het experimenteren is het verkennen van grenzen. Kinderen toetsen in allerlei situaties wat kan en niet kan, wat mag en niet mag, niet in de laatste plaats in hun relatie met hun ouders. Een groot deel van wat kinderen doen, is te beschouwen als een spel in de ruime betekenis van het woord. Dat spel is vaak een kwestie van sociaal oefenen, een inspelen op de volwassen wereld, zonder dat aan het gedrag consequenties worden verbonden die in die wereld gelden. Zo leren kinderen hoe zij zich (op den duur) in de volwassen wereld dienen te gedragen. Nauw verwant aan het spelmotief is het sportmotief dat we vooral onder wat oudere kinderen aantreffen. Het accentverschil met het spelmotief is dat er meer nadruk ligt op concurrentie en het leveren van prestaties. Kinderen proberen
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 31
19-04-13 10:23
32
Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling
elkaar te overtroeven in inventiviteit, handigheid en kracht en in lef en bravoure, niet in de laatste plaats om indruk te maken op leeftijdgenoten. Al met al worden regels en gebruiken, die ouders hebben omhelsd of er op zijn minst mee hebben leren leven, door kinderen nogal eens uit het oog verloren. Dat kan de weg openen tot wederzijds onbegrip en belangenbotsingen. Problemen tussen ouders en kinderen kunnen ontstaan als bij ouders sprake is van beperkte opvoedingsvaardigheden. Er zijn ouders die het domweg niet in huis hebben om kinderen op te voeden, in andere gevallen gaat het om onwil. De oorzaken hiervan liggen veelal bij persoonlijke problemen van de ouders, hetzij van chronische, hetzij van meer incidentele aard. Als voorbeelden noemen we frustraties met betrekking tot de eigen opvoeding, ernstige lichamelijke of psychische klachten, persoonlijkheidsstoornissen of persoonlijke tegenslagen (drank- en drugsproblemen, werkloosheid, geen bevrediging in het werk hebben, en dergelijke). Deze problemen kunnen doorwerken op de sfeer in het gezin en op de manier waarop ouders met hun kinderen omgaan. Behalve persoonlijke problemen van ouders kan de relatie tussen ouders primair verantwoordelijk zijn voor problemen met kinderen. Is deze relatie goed, dan straalt dit af op de sfeer in het gezin en vinden kinderen er vastigheid en geborgenheid. Als ouders niet met elkaar kunnen opschieten, of regelmatig onenigheid met elkaar hebben, gaat dat aan kinderen niet voorbij. Integendeel, ze voelen vaak zeer goed aan als er iets aan de relatie tussen de ouders schort. Kinderen vinden het doorgaans erg vervelend als er onenigheid of ruzie tussen de ouders voorkomt. Ouders hebben er gewoonlijk geen idee van hoe naar en bedreigend dit op kinderen overkomt. Hierop wordt door kinderen dan ook veelal opvallend gereageerd via een arsenaal aan mogelijkheden. Kinderen doen soms net of ze er niets van merken en gedragen zich of er niets aan de hand is. Of ze proberen in concrete situaties de zaak te neutraliseren door de aandacht af te leiden (bijvoorbeeld de radio aan te zetten, door tijdens een ruzie te vragen: ‘Hoe laat is het eigenlijk?’, of: ‘Wie weet waar ik mijn boek heb gelaten?’). In andere gevallen kiezen zij rechtstreeks partij voor een van de ouders (wat u daar zegt, slaat natuurlijk nergens op!). In meer ernstige gevallen kunnen kinderen dichtklappen en zich in zichzelf terugtrekken, of ze gaan zich onaangepast en soms agressief gedragen. Het onaangepaste gedrag berust veelal op angst dat de zaken gaan escaleren en uiteindelijk uit de hand zullen lopen (bijvoorbeeld uit vrees dat het op een echtscheiding zal uitlopen). Bij problemen tussen ouders en kinderen vallen vooral kinderen op die de ouders veel zorgen geven door hun chronisch moeilijke gedrag. Speciale aandacht verdienen in dit verband kinderen met een onaangepaste identiteit bij wie onaangepast gedrag een vast onderdeel is van hun gedragsrepertoire, kinderen met storende gedragsafwijkingen (disruptive behavior disorders, DBD). Het ontbreekt deze kinderen aan aangepaste normen en innerlijke remmingen. Al op opvallend jonge leeftijd meten deze kinderen zich een
14308_BW_Opvoeding en persoonlijkheidsontwikkeling (OPO11).indd 32
19-04-13 10:23