Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg niveau 4 theorieboek A en B

Page 1

THEORIEBOEK NIVEAU 4

P3-K1-W1 Stelt het ondersteuningsplan op P3-K1-W2 Ondersteunt cliënt/naastbetrokkenen bij het voeren van de regie P3-K1-W3 Ondersteunt en motiveert een groep cliënten bij activiteiten P3-K1-W4 Ondersteunt de cliënt bij het leggen en onderhouden van contacten en betrekt naastbetrokkenen P3-K1-W5 Voert verpleegtechnische handelingen uit P3-K1-W6 Voert beheertaken uit P3-K1-W7 Voert coördinerende taken uit P3-K1-W8 Begeleidt nieuwe collega’s, stagiaires en/of vrijwilligers

De theorie bevat alle basiskennis en achtergrondinformatie bij het betreffende werkproces en bevat veel voorbeelden uit de beroepspraktijk. De verwerkingsopdrachten sluiten aan bij de leerstof in de theorie. De praktijksituaties zijn realistische beschrijvingen van situaties uit de beroepspraktijk, inclusief opdrachten gekoppeld aan houdingsaspecten, vaardigheden en kenniselementen. De beroepsvaardigheden bevatten opdrachten voor het stapsgewijs aanleren van sociaalagogische, communicatieve, verzorgende en creatieve vaardigheden. Het complete aanbod van Traject Welzijn bestaat uit: - theorieboeken met een heldere en gestructureerde uitleg over de benodigde vakkennis, verduidelijkt met veel praktijkvoorbeelden; - werkboeken met verwerkingsopdrachten, toepassingsopdrachten en evaluatie- / reflectieopdrachten; - digitale omgeving met ondersteunend materiaal voor zowel student als docent. Wil je weten welke materialen er nog meer beschikbaar zijn bij Traject Welzijn? Kijk dan op www.thiememeulenhoff.nl/trajectwelzijn.

Auteurs: C. Telman A.C. Verhoef

Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg MZ Deel A

m a at s c h a p p e l i j k e zorg

MZ Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg MZ Deel A THEORIEBOEK

De leermiddelen uit de serie Traject Welzijn zijn bestemd voor de opleidingen Pedagogisch werk, Maatschappelijke zorg en Sociaal werk. Door de thematische opbouw is Traject Welzijn geschikt voor alle onderwijsvormen en alle leerwegen, past daarnaast in verkorte trajecten en sluit aan bij elke leerstijl. De leerstof is opgebouwd uit: theorie, praktijksituaties en beroepsvaardigheden. Je kunt starten vanuit de theorie of vanuit een (gesimuleerde) praktijksituatie. Wat voor jou het beste werkt.

TRAJECT WELZIJN

Deze uitgave Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg MZ maakt deel uit van de serie Traject Welzijn. De theorie van deze uitgave sluit volledig aan bij onderstaande werkprocessen uit het kwalificatiedossier Maatschappelijke zorg.

Onder redactie van: M.H.A.J. Gloudemans R.F.M. van Midde

9 789006 622157

MBO_TB_190x270mm_PersBegelGHZ_DeelA_N4.indd All Pages

14/09/17 08:22



Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg MZ NIVEAU 4



THEORIEBOEK

NIVEAU 4

Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg MZ C. TELMAN A.C. VERHOEF

Onder redactie van: M.H.A.J. GLOUDEMANS R.F.M. VAN MIDDE

m a at s c h a p p e l i j k e zorg


Colofon Auteurs C. Telman A.C. Verhoef

Redactie M.H.A.J. Gloudemans R.F.M. van Midde Vormgeving binnenwerk en omslag Studio Fraaj, Rotterdam

Fotografie omslag Mathilde Karrèr

Opmaak Imago Mediabuilders, Amersfoort

Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt. Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl

Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze ISBN 978expertise, 90 06 62215 7 en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht groeiende ervaring doen aan de verschillen tussen lerenden Eerste druk, eerste oplage, 2017 en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt. Samen leren vernieuwen.

© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2017

www.thiememeulenhoff.nl

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke Eerste druk, eerste oplage, 2017 toestemming van de uitgever. ISBN 9789006622157

© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2017

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus

1985, Stbl. voorbehouden. 471 en artikelNiets 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvooropgeslagen wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen Stichting PublicaAlle rechten uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, in een geautomatiseerd gegevensbestand, of aan openbaar gemaakt, in enige vorm of Reproductierechten op enige wijze, hetzij elektronisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande van de tie- en Organisatiemechanisch, (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het schriftelijke overnementoestemming van gedeelte(n) uitgever. uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meerzover informatie overvan het gebruik en het maken van in Auteurswet het onderwijs www.auteursrechtenonderwijs.nl. Voor het maken kopieën uit van dezemuziek, uitgave isfilm toegestaan op grond vankopieën artikel 16B 1912zie j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB heeft Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit wettelijke deze uitgave in bloemlezingen, readers andere compilatiewerken (artikel 16 De uitgever ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de bepalingen. Degenen dieendesondanks menen zekere Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www. rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Deze uitgave -neutraal geproduceerd. geproduceerd. Deze uitgave is is volledig volledig CO CO22-neutraal ® Het voor -keurmerk. Het voor deze deze uitgave uitgave gebruikte gebruiktepapier papierisisvoorzien voorzienvan vanhet hetFSC FSC®-keurmerk. Dit betekent betekent dat datde debosbouw bosbouwop voor gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden. eenhet verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.


Ten geleide

De afgelopen jaren zijn de beroepsopleidingen voor Maatschappelijke zorg, Pedagogisch werk en Sociaal werk aangepast aan de ontwikkelingen in de beroepspraktijk. De veranderde eisen aan het beroep en de beroepsuitoefening zijn uitgewerkt in nieuwe kwalificatiedossiers. Deze kwalificatiedossiers, opgebouwd uit kerntaken en werkprocessen, vormen de basis voor de inrichting van de huidige opleidingen binnen Welzijn. De leermiddelen van Traject Welzijn zijn ontwikkeld voor en sluiten aan bij deze kwalificatiedossiers. De beroepskracht Maatschappelijke zorg Beroepskrachten Maatschappelijke zorg werken in allerlei organisaties in welzijn en de gezondheidszorg. Daarbij kan gedacht worden aan de gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg, ouderenzorg, thuiszorg en maatschappelijke opvang. Maar ook in welzijnsorganisaties, justitiële inrichtingen en asielzoekerscentra zijn zij werkzaam. De doelgroep waarmee de beroepskracht Maatschappelijke zorg werkt, is zeer divers en bestaat onder andere uit: • cliënten van alle leeftijden met een verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke beperking; • cliënten van alle leeftijden met een of meerdere (chronische) ziekten en/of problemen, zoals een ouderdomsziekte; • cliënten met een psychiatrische ziekte en/of stoornis, een verslaving, een psychosociaal probleem of gedragsprobleem en cliënten die dakof thuisloos zijn. Het kwalificatiedossier Maatschappelijke zorg vormt de basis voor de inrichting van de huidige

opleidingen voor beroepen in dit domein. Het leermiddelenaanbod voor de opleiding Maatschappelijke zorg – die deel uitmaakt van Traject Welzijn – is gebaseerd op vier belangrijke uitgangspunten: • de leermiddelen zijn ontwikkeld vanuit de beroepsuitoefening. Het beroepsonderwijs binnen Traject Welzijn wordt in belangrijke mate bepaald door de aard van de ondersteuningsvragen en door de context waarin de beroepsuitoefening plaatsvindt; • sterk didactisch concept. De leermiddelen zijn ontwikkeld op basis van leerstijlen en leerervaringen van mbo-studenten. Traject Welzijn houdt rekening met de verschillende leerstijlen van mbo-studenten en verschillende onderwijsstijlen van docenten; • bij de indeling van de leermiddelen is rekening gehouden met de basisfase en de profielfase; • er is rekening gehouden met het perspectief van doorstroming tussen mbo-niveau 3 en mboniveau 4. Het didactisch concept van Traject Welzijn gaat nadrukkelijk uit van bovenstaande uitgangspunten, waardoor het vakbekwame leren optimaal wordt ondersteund en mogelijk wordt gemaakt. Traject Welzijn houdt bovendien rekening met de mbo-student door het taalniveau (2F voor de basisfase, 3F voor de profielfase niveau 4) af te stemmen op de doelgroep en door (praktijk) voorbeelden en (praktijk)opdrachten zo te formuleren dat de mbo-student zich aangesproken voelt. De leermiddelen zijn zo ontwikkeld dat zowel mbo-studenten met een meer theoretische, als


mbo-studenten met een meer praktische inslag er gebruik van kunnen maken. Traject Welzijn is inzetbaar binnen elk didactisch model en biedt de docent de ruimte om zelf invulling te geven aan zijn rol. Traject Welzijn sluit volledig aan bij actuele opvattingen over flexibiliteit en zelfstandig leren. Dat betekent onder andere dat er gewerkt wordt met uitgaven die ingedeeld zijn in thema’s die bestaan uit theorie en de daarbij behorende verwerkingsopdrachten, praktijksituaties en evaluatie middels de studiehulp. Daarnaast komen de beroepsvaardigheden en de houdingsaspecten van de (beginnende) beroepsbeoefenaar expliciet aan de orde. Deze elementen vormen immers een essentieel onderdeel van de beroepsuitoefening. Theoretische onderbouwing Het onderdeel ‘theorie’ voor de basisfase Maatschappelijke zorg bevat alle basiskennis en achtergrondinformatie die hoort bij de betreffende werkprocessen. De leerstof bevat veel voorbeelden uit de beroepspraktijk. De theorieboeken voor de profielfase Maatschappelijke zorg gaan verdiepend in op de verschillende profielen die worden onderscheiden: P1: Begeleider gehandicaptenzorg P2: Begeleider specifieke doelgroepen P3: Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg P4: Agogisch medewerker GGZ P5: Thuisbegeleider P6: Persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen

• verwerkingsopdrachten voor de leerstof in de theorie; • praktijksituaties met opdrachten. De praktijksituaties geven realistische beschrijvingen van de praktijk in de Maatschappelijke zorg. Hierin komen problemen en dilemma’s aan de orde waarmee beroepsbeoefenaren te maken krijgen in hun dagelijkse werk en waarbij van hen verwacht wordt dat ze met een oplossing en aanpak komen; • het aanleren van beroepsvaardigheden. Het onderdeel ‘vaardigheden’ biedt opdrachten die zijn gericht op het stapsgewijs aanleren van sociaal-agogische, communicatieve, verzorgende en creatieve vaardigheden; • thema-opdrachten gericht op integrale verwerking van de afzonderlijke thema’s; • evaluatie met behulp van de studiehulp en reflectie. Deze onderdelen zijn consequent terug te vinden in het volledige aanbod van Traject Welzijn. De combinatie van deze onderdelen maakt het leren vanuit verschillende invalshoeken mogelijk en kan zowel in een onderwijssituatie als in de beroepspraktijk plaatsvinden. Wij hopen dat gebruikers, zowel mbo-studenten als docenten, op een plezierige en zinvolle manier met Traject Welzijn kunnen werken. Heeft u vragen of suggesties, dan stellen wij het bijzonder op prijs als u contact met ons opneemt. Amersfoort, 2017

Redactie en uitgever Werkboeken De werkboeken sluiten, dankzij hun thema- en hoofdstukindeling, naadloos aan bij de leerstof en indeling van de theorie. Dit geldt zowel voor de leermiddelen gericht op de basisfase als voor de leermiddelen gericht op de profielfase. Via de werkboeken kunnen de studenten zich de leerstof eigen maken door middel van:


Inhoud

Thema 1 Oriëntatie op de gehandicaptenzorg 1 1.1 1.2 1.3

1.4 1.5 1.6

2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6

2.7

19

Cliënten in de gehandicaptenzorg 20 Inleiding 21 Wat is gehandicaptenzorg? 21 Mensen met een verstandelijke beperking 21 1.3.1 Het hebben van een verstandelijke beperking 21 1.3.2 Definitie van verstandelijke beperking 21 1.3.3 Indelingen van mensen met een verstandelijke beperking 22 1.3.4 Specifieke syndromen 24 Mensen met een lichte verstandelijke beperking en gedragsstoornis 24 Mensen met een meervoudige beperking 25 Mensen met een lichamelijke beperking 25 1.6.1 Indelingen van mensen met een lichamelijke beperking 25 1.6.2 Progressieve en niet-progressief verlopende beperkingen 27 1.6.3 Ondersteuning van mensen met een lichamelijke beperking 28 Geschiedenis van de gehandicaptenzorg en voorzieningen 29 Inleiding 30 Geschiedenis vóór 1900 30 Van 1900 tot 1955 30 Van 1955 tot 1990 31 Recente geschiedenis (vanaf 1990) 32 Woon(zorg)mogelijkheden verstandelijk-gehandicaptenzorg 33 2.6.1 Wonen in een zorgcentrum/grote zorgorganisaties 34 2.6.2 Woonvoorzieningen voor groepen 34 2.6.3 Kindergezinsvervangende tehuizen 34 2.6.4 Trainingshuizen 35 2.6.5 Wooninitiatieven 35 2.6.6 Ondersteund wonen/begeleid wonen 35 2.6.7 Begeleid zelfstandig wonen 36 Dagbesteding verstandelijk-gehandicaptenzorg 36

1 7


2.8

3 3.1 3.2 3.3 3.4 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5

4.6

Woon(zorg)mogelijkheden lichamelijk-gehandicaptenzorg 36 2.8.1 Zelfstandige woning eventueel met zorg thuis 37 2.8.2 ADL-clusterwoningen/Fokuswoningen 37 2.8.3 Grote woonvormen voor mensen met een lichamelijke beperking 2.8.4 Kleine woonvormen 38 2.8.5 Revalidatiecentra, verpleeghuizen en andere instellingen 38 Van intake tot beëindiging van de hulpverlening Inleiding 40 CIZ en toekenning 40 3.2.1 Intramurale indicatie, zorg thuis 43 Intake 44 Beëindiging van de zorgverlening 44

39

Het ondersteuningsproces 45 Inleiding 46 Ondersteuningsplan en kwaliteit 46 Opzet en structuur ondersteuningsplan 47 Inhoud ondersteuningsplan 48 Totstandkoming ondersteuningsplan 49 4.5.1 Gegevens verzamelen 50 4.5.2 Levensverhaal en persoonsbeeld 51 4.5.3 Perspectief en (hoofd)doelen 52 4.5.4 Activiteiten, afspraken en gewenste bejegening 53 Evaluatie, tussentijdse evaluaties en rapportage 55

Begrippen

56

Thema 2 Deskundige ondersteuning en begeleiding bieden 5 5.1 5.2

5.3

Deskundige zorg en ondersteuning 60 Inleiding 61 Reële, positieve en genuanceerde beeldvorming 5.2.1 Belang van juiste beeldvorming 61 5.2.2 Respectvolle benadering 62 Kenmerken van deskundige ondersteuning 62 5.3.1 Cliëntgericht werken 62 5.3.2 Vraaggericht werken 63 5.3.3 Totale mens als uitgangspunt 63

1 8

61

59

38


5.4

De relatie tussen de cliënt en persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg 5.4.1 Gelijkwaardige relatie 64 5.4.2 Ondersteunende relatie 65 5.4.3 Langdurige ondersteuningsrelatie 67 5.4.4 Vertrouwensrelatie 68 5.4.5 Veiligheid 69

6 6.1 6.2

Begeleiden bij wonen 70 Inleiding 71 Leven en wonen 71 6.2.1 Zorg verlenen in de thuissituatie 71 6.2.2 Kwaliteit van wonen 71 6.2.3 De woonomgeving 72 6.2.4 Contacten met de buitenwereld 72 Ondersteunen bij wonen en leven 73 6.3.1 Ondersteunen bij inrichten en aankleden van de woonruimte 6.3.2 Ondersteunen bij behoefte aan ruimte en privacy 74 6.3.3 Creëren en bevorderen van een passende sfeer 74 6.3.4 Bieden van structuur 75 6.3.5 Zorg dragen voor of begeleiden van het huishouden 75 Begeleiden van groepsprocessen 77 6.4.1 Groepsinteractie 77 6.4.2 Machtsstructuur 78 6.4.3 Groepsnormen 78 6.4.4 Groepsrollen 79 De groep gebruiken als middel 79 De groep begeleiden bij haar ontwikkeling 80 Aandacht geven aan individuele cliënten 81 Begeleiden bij contacten in de leefgroep 82 Zorg voor het dagelijks leefklimaat in een woongroep 82 6.9.1 Levende milieu 83 6.9.2 Dode milieu 84 6.9.3 Vormgeven aan het dagelijks leven 84

6.3

6.4

6.5 6.6 6.7 6.8 6.9

7 7.1 7.2

Begeleiden bij activiteiten 88 Inleiding 89 Organisatie van activiteiten 89 7.2.1 Samenwerking in een team 89 7.2.2 Inkomsten en uitgaven bij activiteiten 7.2.3 Budget en begroting 91 7.2.4 Het beheer van voorraden 91

1 9

89

73

64


7.3

7.4 7.5

8 8.1 8.2

8.3

8.4

8.5

8.6

8.7

8.8

Dagbesteding 93 7.3.1 Belevingsgerichte activiteiten 93 7.3.2 Sport en spel 94 7.3.3 Creatieve activiteiten 95 7.3.4 Muziekactiviteiten 95 7.3.5 Drama-activiteiten 98 7.3.6 Culturele participatie 100 7.3.7 Koken 101 7.3.8 Digitale (media-)activiteiten 102 Arbeidsmatige activiteiten 104 Activiteiten aanpassen 105 7.5.1 Fysieke aanpassingen 105 7.5.2 Cognitieve aanpassingen 106 Samenwerken met en begeleiden van ouders en mantelzorgers 107 Inleiding 108 Houding van ouders 108 8.2.1 Houding van ouders met een migratieachtergrond 109 8.2.2 Opvoedingsstijlen 109 Het verwerkingsproces bij ouders 110 8.3.1 Ontkenning 110 8.3.2 Woede 111 8.3.3 Verdriet 111 8.3.4 Acceptatie 111 Thuis wonen in het eigen gezin 112 8.4.1 Verhuizen naar een woonvoorziening 113 8.4.2 Na de verhuizing 114 8.4.3 Bezoekgedrag van ouders 114 Het belang van een goede samenwerking met verwanten 115 8.5.1 Spilfunctie voor de persoonlijk begeleider 116 8.5.2 Het eerste contact met verwanten 117 8.5.3 Werken aan een goede relatie met verwanten 117 Informele contacten met verwanten 118 8.6.1 Contact met verwanten via telefoon en mail 118 8.6.2 Breng- en haalcontacten 119 8.6.3 Open dagen 119 8.6.4 Familieavonden 120 Formele contacten met verwanten 120 8.7.1 Het familiegesprek 120 8.7.2 Het conictoplossend gesprek 121 8.7.3 Het huisbezoek 122 Familieparticipatie 122 8.8.1 Familieparticipatie op individueel niveau 122 8.8.2 Familieparticipatie op het niveau van de groep 123 8.8.3 Familieparticipatie op het niveau van de zorgorganisatie 123

1 10


Begrippen

125

Thema 3 CliĂŤnten met een verstandelijke beperking 9 9.1 9.2 9.3 9.4

10 10.1 10.2 10.3

10.4

10.5 10.6

10.7

10.8

11 11.1 11.2

127

Mensen met een lichte of matige verstandelijke beperking 128 Inleiding 129 Mensen met een lichte verstandelijke beperking 129 9.2.1 Ondersteunen van mensen met een lichte verstandelijke beperking 130 Mensen met een matige verstandelijke beperking 132 9.3.1 Ondersteunen van mensen met een matige verstandelijke beperking 133 Syndromen 134 9.4.1 Syndroom van Down 135 9.4.2 Foetaal alcoholsyndroom (FAS) 136 9.4.3 Fragiele-X-syndroom 137 Ondersteunen van mensen met een lichte of matige verstandelijke beperking Inleiding 140 Gevoel van eigenwaarde vergroten 140 Begeleiden bij relatievorming en seksualiteit 141 10.3.1 Risico van onwetendheid en misverstanden 141 10.3.2 Seksuele voorlichting geven 142 10.3.3 Meer lijfelijk en minder remmingen 143 10.3.4 Respectvol grenzen aangeven 143 10.3.5 Risico van ongelijkwaardigheid en machtsmisbruik 143 10.3.6 Als verwanten de behoefte aan seksualiteit en relaties ontkennen 145 10.3.7 Handelingsverlegenheid 145 Ondersteunen bij netwerkontwikkeling 145 10.4.1 Gericht werken aan netwerkontwikkeling 146 10.4.2 Algemene begeleiding bij netwerkontwikkeling 148 Sociale rolversterking 149 10.5.1 Werken aan sociale rolversterking 149 Ondersteunen bij het omgaan met negatieve reacties 149 10.6.1 Weerbaarheid vergroten 149 10.6.2 Praten over de interpretatie van situaties 150 Spel en activiteiten 151 10.7.1 Belang van spel en activiteiten 151 10.7.2 Aanbieden en begeleiden van spel en activiteiten 151 Ondersteunen bij werk 152 10.8.1 Succesfactoren voor vinden en behouden van werk 153 Mensen met een (zeer) ernstige verstandelijke beperking Inleiding 155 Mensen met een ernstige verstandelijke beperking 155 11.2.1 Ondersteuning 155

1 11

154

139


11.3 11.4

12 12.1 12.2 12.3

12.4 12.5

Mensen met een zeer ernstige verstandelijke beperking 11.3.1 Ondersteuning 157 SpeciďŹ eke syndromen 157 11.4.1 Rettsyndroom 157 11.4.2 Angelmansyndroom 159 11.4.3 Het syndroom van Prader-Willi 159

156

Ondersteunen van mensen met een (zeer) ernstige verstandelijke beperking Inleiding 162 Communicatie met anderen 162 Veiligheid bieden 164 12.3.1 Structuur in de dagindeling 164 12.3.2 Structuur in de leefruimte 164 12.3.3 Structuur in de omgang en begeleiding 165 Regie over het eigen leven 165 Lichamelijke verzorging 165 12.5.1 Rumineren 166 12.5.2 Problemen met de uitscheiding 166 12.5.3 Huidproblemen 167 12.5.4 Gebitsproblemen en gebitsverzorging 167 12.5.5 Nagelverzorging 168

Begrippen

169

Thema 4

Ondersteuning bij levensloop en bij bijzonder gedrag

13 13.1 13.2

13.3

13.4

De ontwikkeling van mensen met een verstandelijke beperking Inleiding 175 Hoe uit zich een verstandelijke beperking? 175 13.2.1 Te trage ontwikkeling 175 13.2.2 Stilstand in de ontwikkeling 175 13.2.3 Terugval in de ontwikkeling 175 13.2.4 Incomplete ontwikkeling 176 13.2.5 Alarmsignalen ontwikkelingsachterstand 176 Fasen in de ontwikkeling die anders verloopt 176 13.3.1 Kinderen met een verstandelijke beperking 176 13.3.2 Pubers met een verstandelijke beperking 177 13.3.3 Volwassenen met een verstandelijke beperking 178 13.3.4 Ouderen met een verstandelijke beperking 181 Dementie bij mensen met een verstandelijke beperking 185 13.4.1 Verschijnselen van dementie 185 13.4.2 Ondersteunen van demente cliĂŤnten 185

1 12

174

173

161


13.5

Sterven en rouw bij mensen met een verstandelijke beperking 13.5.1 Stervensbegeleiding 186 13.5.2 Begeleiden bij rouw 187

14 14.1 14.2 14.3

Bijzonder gedrag bij mensen met een verstandelijke beperking 190 Inleiding 191 Oorzaken van bijzonder gedrag 191 ADHD bij mensen met een verstandelijke beperking 191 14.3.1 Kenmerkende gedragingen bij ADHD 192 14.3.2 Ondersteunen van cliënten met een aandachtsstoornis 192 Hechtingsproblemen bij mensen met een verstandelijke beperking 193 14.4.1 Oorzaken van hechtingsproblemen 193 14.4.2 Gevolgen van hechtingsproblemen 193 14.4.3 Ondersteunen bij behoefte aan veiligheid en bij hechtingsproblemen Psychiatrische stoornissen bij mensen met een verstandelijke beperking 195 14.5.1 Psychose en schizofrenie 196 14.5.2 Omgaan met psychotische cliënt 197 14.5.3 Stemmingsstoornis 197 14.5.4 Omgaan met cliënt met bipolaire stoornis 197 14.5.5 Angststoornis 198 14.5.6 Omgaan met cliënt met angststoornis 199 14.5.7 Obsessieve-compulsieve stoornis 199 14.5.8 Omgaan met cliënt met obsessieve-compulsieve stoornis 200 Depressie bij mensen met een verstandelijke beperking 200 14.6.1 Kenmerken van depressie 200 14.6.2 Behandeling van en ondersteuning bij depressie 201 Epilepsie bij mensen met een verstandelijke beperking 202 14.7.1 Oorzaken van epilepsie 202 14.7.2 Ondersteunen bij epilepsie 202 Gedragsproblemen bij mensen met een verstandelijke beperking 204 14.8.1 Vormen van probleemgedrag 204 14.8.2 Signaleren van gedragsproblemen bij cliënten 204 14.8.3 Oorzaken en achtergronden van probleemgedrag 205 14.8.4 Herhaalgedrag 205 14.8.5 Splitting 206 14.8.6 Observatie van gedragsproblemen 206 14.8.7 Ondersteunen van cliënten bij probleemgedrag 207 Fysieke agressie bij mensen met een verstandelijke beperking 209 14.9.1 Oorzaken van fysieke agressie 209 14.9.2 Fysieke agressie voorkomen 209 14.9.3 Omgaan met dreigende escalaties 210 14.9.4 Cliënten leren omgaan met de eigen agressie 211 14.9.5 Werken aan je eigen houding en vaardigheden 211

14.4

14.5

14.6

14.7

14.8

14.9

Begrippen

212

1 13

186

195


Thema 5 Cliënten met aandoeningen aan het centraal zenuwstelsel 15 15.1 15.2 15.3 15.4 15.5 15.6 16 16.1 16.2

16.3 16.4 16.5

16.6

16.7 17 17.1 17.2

Anatomie en fysiologie van het centraal zenuwstelsel Inleiding 217 Hersenen 217 15.2.1 Onderdelen en functies van de hersenen 218 Het ruggenmerg 221 Het perifeer zenuwstelsel 222 15.4.1 Reflexen 222 Functies van het zenuwstelsel 223 Zenuwweefsel 224

216

Hersenletsel 226 Inleiding 227 Vormen van hersenletsel 227 16.2.1 Aangeboren hersenletsel 227 16.2.2 Niet-aangeboren hersenletsel (NAH) 228 Oorzaken van hersenletsel 229 Diagnostische onderzoeken 231 Verschijnselen bij hersenletsel 232 16.5.1 Bewustzijnsstoornissen 232 16.5.2 Motorische stoornissen 234 16.5.3 Sensorische stoornissen 235 16.5.4 Cognitieve stoornissen 235 16.5.5 Emotionele stoornissen 236 Verzorging en begeleiding bij hersenletsel 237 16.6.1 Specifieke aandachtspunten 238 16.6.2 Begeleiding algemeen 244 16.6.3 Begeleiding NAH 245 CVA 246 Multiple sclerose en amyotrofische laterale sclerose Inleiding 250 Multiple sclerose 250 17.2.1 Vormen van MS 250 17.2.2 Oorzaken van MS 251 17.2.3 Diagnose MS 251 17.2.4 Behandeling van MS 251 17.2.5 Verschijnselen van MS 252 17.2.6 Verzorging en begeleiding bij MS 253

1 14

249

215


17.3

Cliënten met ALS (amyotrofische laterale sclerose) 17.3.1 Oorzaak van ALS 256 17.3.2 Verschijnselen van ALS 256 17.3.3 Vormen van ALS 257 17.3.4 Behandeling van ALS 257 17.3.5 Prognose ALS 258 17.3.6 Verzorging en begeleiding bij ALS 258

18 18.1 18.2

Spina bifida en dwarslaesie 261 Inleiding 262 Cliënten met spina bifida 262 18.2.1 Vormen van spina bifida 262 18.2.2 Oorzaak van spina bifida 263 18.2.3 Verschijnselen van spina bifida 263 18.2.4 Behandeling van spina bifida 264 18.2.5 Verzorging en begeleiding bij spina bifida 264 Cliënten met een dwarslaesie 265 18.3.1 Oorzaken van een dwarslaesie 267 18.3.2 Plaats van de dwarslaesie 267 18.3.3 Compleet of incompleet 268 18.3.4 Verschijnselen van een dwarslaesie 268 18.3.5 Verzorging en begeleiding bij een dwarslaesie 269

18.3

256

Begrippen

272

Thema 6

Cliënten met aandoeningen aan de zintuigen

19 19.1 19.2 19.3

19.4

19.5

20 20.1

Slechthorendheid en doofheid 278 Inleiding 279 Het gehoor 279 19.2.1 Anatomie van het oor 279 Aandoeningen aan het gehoor 280 19.3.1 Oorsuizen 281 19.3.2 Slechthorendheid 281 Doofheid 283 19.4.1 Aangeboren doofheid 284 19.4.2 Later verworven doofheid 284 Begeleiding en verzorging 286 19.5.1 Hoortoestellen 286 19.5.2 Klachten door hoortoestellen 290 19.5.3 Communicatie met slechthorenden en doven 290 Slechtziendheid en blindheid Inleiding 294

293

1 15

277


20.2

20.3

20.4 20.5 20.6

Het oog 294 20.2.1 Anatomie van het oog 294 20.2.2 Bouw van het oog 294 20.2.3 Werking van het oog 295 20.2.4 Slechtziendheid en blindheid 296 20.2.5 Oorzaken van slechtziendheid en blindheid 296 Oogafwijkingen 297 20.3.1 Vormen 297 20.3.2 Diagnostiek oogaandoeningen 299 20.3.3 Behandeling oogaandoeningen 300 Verstandelijke beperking en slechtziendheid 300 Doofblindheid 301 Ondersteuning 302 20.6.1 Voortbeweging van blinden en slechtzienden 302 20.6.2 Oriëntatieprobleem 303 20.6.3 Communicatie 303 20.6.4 Hulpmiddelen 304 20.6.5 Psychosociale aspecten 304

Begrippenlijst

Thema 7

305

Cliënten met aandoeningen aan het bewegingsstelsel

21 21.1 21.2 21.3 21.4

Anatomie en fysiologie van het bewegingsstelsel Inleiding 309 Botten 309 Gewrichten 310 Spieren 310

22 22.1 22.2 22.3 22.4 22.5 22.6 22.7 22.8

Spierdystrofie 313 Inleiding 314 Algemene informatie spierdystrofie 314 Cliënten met spierdystrofie van Duchenne 315 Cliënten met spierdystrofie van Becker 316 Verschijnselen bij ziekte van Duchenne en ziekte van Becker 317 Onderzoek 318 Behandeling van ziekte van Duchenne en ziekte van Becker 319 Verzorging en begeleiding algemeen 320

23 23.1

Gewrichtsaandoeningen Inleiding 325

324

1 16

308

307


23.2

23.3

24 24.1 24.2

24.3

24.4

Cliënten met artrose 325 23.2.1 Oorzaken 325 23.2.2 Verschijnselen 326 23.2.3 Behandeling 326 23.2.4 Begeleiding en verzorging 327 Cliënten met reumatoïde artritis 329 23.3.1 Oorzaken 329 23.3.2 Verschijnselen 329 23.3.3 Diagnose 331 23.3.4 Behandeling 331 23.3.5 Verzorging en begeleiding 331 Osteoporose, amputaties en complex regionaal pijnsyndroom Inleiding 336 Cliënten met osteoporose 336 24.2.1 Oorzaken 336 24.2.2 Verschijnselen 337 24.2.3 Diagnose en behandeling 337 24.2.4 Verzorging en begeleiding 338 Cliënten met amputatie van ledematen 339 24.3.1 Oorzaken 339 24.3.2 Revalidatie 340 24.3.3 Prothese 340 24.3.4 Verzorging en begeleiding 341 Cliënten met het complex regionaal pijnsyndroom 343 24.4.1 Oorzaken 344 24.4.2 Verschijnselen 344 24.4.3 Diagnose 345 24.4.4 Behandeling 345 24.4.5 Verzorging en begeleiding 345

Begrippen

348

Register

349

Illustratieverantwoording

356

Thema 8 tot en met 13 vind je in deel B.

1 17

335


1 1


1 THEMA

Oriëntatie op de gehandicaptenzorg Kern

bij de zorgvraag. Als persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg kun je al op een vroeg moment in contact komen met de cliënt wanneer het je taak is te zorgen voor een passend ondersteuningsplan.

Werken in de gehandicaptenzorg houdt in: in relatie staan tot met mensen met een beperking. Cliënten doorlopen een traject, dat begint bij de intake en eindigt bij de beëindiging van de hulpverlening. Tijdens het ondersteuningsproces wordt vaak gebruikgemaakt van een ondersteunings- of handelingsplan.

Het ondersteuningsproces Het ondersteuningsplan is een belangrijk middel bij het methodisch werken tijdens de ondersteuning van de cliënt. Het ondersteuningsplan is voor iedere cliënt verschillend. Niet iedere cliënt heeft evenveel ondersteuning nodig en ook niet dezelfde soort ondersteuning. We gebruiken hier het begrip ondersteuningsplan. Er wordt ook wel gesproken over handelingsplan, begeleidingsplan, zorgplan.

Cliënten in de gehandicaptenzorg Cliënten kunnen verschillende vormen van beperkingen hebben. De beperking kan in lichte mate aanwezig zijn, maar kan ook ernstig zijn. Er is sprake van een duidelijke beperking in het intellectuele functioneren. Naast de intellectuele beperking zijn er beperkingen in het aanpassingsvermogen. Geschiedenis van de gehandicaptenzorg en voorzieningen Door de eeuwen heen is men steeds anders gaan kijken naar mensen met een verstandelijke beperking. Hierdoor is in de zorg, ondersteuning en omgang met deze cliënten veel veranderd. De geschiedenis is bepalend voor hoe de zorg nu is. De huidige voorzieningen spelen een rol bij het welbevinden van cliënten. Van intake tot beëindiging van de hulpverlening De zorg in Nederland is professioneel georganiseerd en wordt zorgvuldig geregeld. Iedereen heeft recht op zorg, in de vorm die het best past

1 19


1 Cliënten in de gehandicaptenzorg Op het station in Eindhoven staan zes kleurrijke prullenbakken. Ze zijn beschilderd door vijfig kunstenaars met een verstandelijke beperking. Ze zijn er geplaatst in het kader van het project ‘Beeldend schoon’ waarin het Eindhovense schoonmaakbedrijf ICS, de zorgorganisatie ASVZ en de Nederlandse spoorwegen met elkaar samenwerken. Een van de kunstenaars is Martijn. Hij vertelt: ‘Hallo ik ben Martijn en ik ben 42 jaar. Ik ben dagelijks op het Atelier of bij de La Troupe. Ik kan goed schilderen en dat doe ik vaak hier. Ook werk ik op de Wielewaal, daar maak ik kaarsen op de kaarsenmakerij. Op de Wielewaal is een disco, ik vind het hier heel leuk. Ik hou ook van zwemmen dat doe ik elke dinsdag.’ Martijn houdt van vrolijke en heldere figuren. Hij heeft een tekening en een schilderij gemaakt. Op het schilderij heeft hij mensen op prullenbakken afgebeeld. Hij zegt hierover: ‘Soms ligt er troep. Je moet het zelf erin gooien. Het hoort toch netjes te zijn?’ Martijn vertelt ook: ‘Ik heb de molens bij de rivier getekend. Zou de trein er heen gaan? Ik vind de molens mooi, daar ga ik wel eens met mijn moeder heen.’

1 20


1

1.1

Inleiding

1.3

Werken in de gehandicaptenzorg houdt in: in relatie staan tot mensen met een beperking. Door te spreken over ‘mensen met een beperking’ en niet over ‘mensen met een handicap’, laat je zien dat het gaat om een probleem bij het functioneren en niet om een participatieprobleem. Het probleem bij het functioneren bepaalt namelijk de ondersteuningsvraag die iemand heeft, en dat bepaalt de zorg en ondersteuning die jij geeft.

Mensen met een verstandelijke beperking

In Nederland wonen zo’n 120.000 mensen met een verstandelijke beperking. Iets meer dan de helft daarvan heeft een ernstige of zeer ernstige verstandelijke beperking. Er zijn meer mannen dan vrouwen met een verstandelijke beperking. De verhouding is ongeveer zes mannen op vijf vrouwen. Mensen met een verstandelijke beperking verschillen net zo veel van elkaar als andere mensen. Toch worden ze vaak als één groep gezien. Er zijn veel vooroordelen. Bijvoorbeeld dat ‘ze’ niets kunnen, dat ‘ze’ zielig zijn, dat ‘ze’ er eng uitzien en dat ‘ze’ net kleine kinderen zijn. Dit soort vooroordelen maakt duidelijk dat veel mensen een verkeerd beeld hebben van mensen met een verstandelijke beperking. Elke persoon met een verstandelijke beperking is een individu en heeft dezelfde rechten als iedereen.

Dit hoofdstuk behandelt de volgende onderwerpen: • wat is gehandicaptenzorg? • mensen met een verstandelijke beperking; • mensen met een lichte verstandelijke beperking en gedragsstoornis; • mensen met een meervoudige beperking; • mensen met een lichamelijke beperking.

1.3.1

1.2

Cliënten in de gehandicaptenzorg

Wat is gehandicaptenzorg?

Het hebben van een verstandelijke beperking

Voor mensen met een verstandelijke beperking zijn veel benamingen in omloop, zoals ‘geestelijk gehandicapt’, ‘zwakzinnig’ en ‘mentaal geretardeerd’. Deze termen zijn gelukkig verouderd, maar je kunt ze nog tegenkomen. De juiste term is: ‘mensen met een verstandelijke beperking’. Deze term maakt duidelijk dat: • het om gewone mensen gaat, net als ieder ander; • de cliënt een beperking heeft (hij is het niet!); • er sprake is van een probleem bij het intellectuele functioneren.

In de gehandicaptenzorg krijg je te maken met mensen die een beperking hebben. ‘Gehandicaptenzorg’ is een verzamelterm. Het gaat om zorg, begeleiding en opvang op het gebied van wonen, werk, dagbesteding en onderwijs voor mensen met een lichamelijke beperking, een verstandelijke beperking en een meervoudige beperking. De doelgroep ‘mensen met een beperking’ is erg groot. Als persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg kun je bijvoorbeeld werken met: • mensen met een verstandelijke beperking; • mensen met een lichamelijke beperking; • mensen met een meervoudige beperking; • mensen met een chronische ziekte; • mensen die revalideren.

1.3.2

Definitie van verstandelijke beperking

Het is belangrijk om uit te gaan van een goede definitie van een verstandelijke beperking. De definitie die wereldwijd het meest wordt gebruikt is hier het uitgangspunt.

1 21


Oriëntatie op de gehandicaptenzorg

heid. Bij al deze zaken is een goed begrip van de situatie en de reacties van anderen nodig om correct te reageren. Een persoon met een verstandelijke beperking is daarom niet, of niet goed, in staat zelfstandig deel te nemen aan het verkeer, zelfstandig te wonen, zorg te dragen voor eigen veiligheid en gezondheid enzovoort. Deze situaties stellen eisen aan hem, waaraan hij niet kan voldoen. De mate waarin hij dit niet kan, verschilt per persoon. • De verstandelijke beperking komt voor het achttiende jaar tot uiting. Voor het achttiende levensjaar is duidelijk dat er sprake is van: – een te trage ontwikkeling; – stilstand in de ontwikkeling; – terugval in de ontwikkeling; – een incomplete ontwikkeling.

Bij een verstandelijke beperking is sprake van duidelijke beperkingen in het intellectuele functioneren en aanpassingsvermogen. Bij een beperking in het aanpassingsvermogen kan de cliënt niet handelen naar de normen die horen bij zijn leeftijd. Het gaat om normen op het gebied van sociale vaardigheden, verantwoordelijkheden, communicatie, onafhankelijkheid en zelfredzaamheid. De beperkingen treden op vóór de leeftijd van achttien jaar.

In de definitie komt een aantal aspecten naar voren: • Er is sprake van een duidelijke beperking in het intellectuele functioneren. Dit wil zeggen dat er duidelijk problemen zijn op verstandelijk gebied: (grote) problemen bij het leren, denken en onthouden van zaken. Denk hierbij niet alleen aan theoretische, maar ook aan praktische zaken. Jezelf kunnen aankleden bijvoorbeeld stelt eisen aan je (motorische) vaardigheid, maar je moet ook de volgorde waarin je de kleren moet aantrekken onthouden en (vooral) de logica daarvan inzien. • Naast de intellectuele beperking zijn er beperkingen in het aanpassingsvermogen. Denk bijvoorbeeld aan het vermogen in te kunnen spelen op anderen, op situaties of op gestelde eisen. Een persoon met een verstandelijke beperking heeft er moeite mee onafhankelijk te functioneren en verantwoordelijkheid te dragen. • De cliënt kan niet voldoen aan de normen die horen bij de leeftijd. Wat men kan en niet kan, is leeftijdsgebonden. Als een kind achterblijft in zijn ontwikkeling, kan alleen maar de vergelijking gemaakt worden met andere kinderen van die leeftijd. • Een persoon met een verstandelijke beperking heeft problemen op het vlak van sociale vaardigheden, verantwoordelijkheden, communicatie, onafhankelijkheid en zelfredzaam-

1.3.3

Indelingen van mensen met een verstandelijke beperking

Er zijn drie manieren waarop je mensen met een verstandelijke beperking kunt indelen. Indeling op basis van intelligentie Bij de vraag of iemand een verstandelijke beperking heeft, werd vroeger gekeken naar het IQ (intelligentiequotiënt). Tegenwoordig kijkt men naar meer dan alleen het IQ. Dat is logisch als je kijkt naar de definitie van ‘verstandelijke beperking’. Je moet ook kijken naar het aanpassingsvermogen, en of iemand wel of niet zelfstandig kan deelnemen aan het sociaal en maatschappelijk leven. Indeling naar niveaus In plaats van een indeling naar IQ, is er nu een indeling naar niveaus: • mensen met een lichte verstandelijke beperking; • mensen met een matige verstandelijke beperking; • mensen met een ernstige verstandelijke beperking; • mensen met een zeer ernstige verstandelijke beperking.

1 22


1

Cliënten in de gehandicaptenzorg

Realiseer je dat bij twee mensen van hetzelfde niveau de verschillen altijd groter zijn dan de overeenkomsten. De informatie hierna geeft je een idee van wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn bij een bepaald niveau van functioneren. Mensen met een lichte verstandelijke beperking Mensen met een lichte verstandelijke beperking hebben meestal geen zorg of begeleiding nodig. Zelfstandigheid en zelfredzaamheid zijn bijna altijd mogelijk. Ze kunnen wel ondersteuning en voorlichting nodig hebben, bijvoorbeeld als er bijkomende stoornissen of problemen zijn. Ook een goede communicatie is mogelijk. Houd er rekening mee dat de persoon met een lichte verstandelijke beperking zich bewust is van zijn ‘anders-zijn’.

Figuur 1.1 Iedere persoon met een verstandelijke beperking is een individu

Mensen met een zeer ernstige verstandelijke beperking Mensen met een zeer ernstige verstandelijke beperking leven in een eigen wereld. Ze zijn in zichzelf gekeerd. Ze zijn nauwelijks in staat enige vorm van zelfredzaamheid te ontwikkelen. De motoriek is onvoldoende ontwikkeld. Soms zijn ze bedlegerig. Mensen met een zeer ernstige verstandelijke beperking zijn aangewezen op volledige verzorging en begeleiding van anderen.

Mensen met een matige verstandelijke beperking Mensen met een matige verstandelijke beperking kunnen zich meestal verbaal uiten, al is hun woordenschat beperkt. Ze zijn in staat een behoorlijke vorm van zelfredzaamheid te ontwikkelen. De motoriek is meestal redelijk goed ontwikkeld. Mensen met een matige verstandelijke beperking zijn aangewezen op zorg en begeleiding, waarbij de nadruk ligt op ondersteuning en voorlichting.

Indeling naar ervaringsordening Een andere indeling is die van Dorothea Timmers-Huigens. Haar uitgangspunt is ervaringsordening: de verschillende manieren waarop iemand met een verstandelijke beperking zichzelf en de wereld om zich heen beleeft. Wat kan hij en wat doet hij met zijn ervaringen? Dit is vooral ook van belang bij het doen van activiteiten. Timmers-Huigens onderscheidt: • vormgevend ervaren; • structurerend ervaren; • associatief ervaren; • lichaamsgebonden ervaren.

Mensen met een ernstige verstandelijke beperking Mensen met een ernstige verstandelijke beperking hebben enig contact met de buitenwereld, al gedragen ze zich nogal eens passief. Meestal zijn ze in staat om enige zelfredzaamheid te ontwikkelen. Er kan starheid optreden: iets moet of kan alleen op een bepaalde manier en anders niet. Er is bijna altijd sprake van een zekere ontwikkeling van de motoriek. Mensen met een ernstige verstandelijke beperking zijn aangewezen op verzorging en begeleiding. De zelfzorg moet gedeeltelijk worden overgenomen en ondersteund.

Vormgevend ervaren Vormgevend ervaren betekent dat de cliënt vorm kan geven aan zijn eigen leven. Hij is in staat iets

1 23


Oriëntatie op de gehandicaptenzorg

extra’s, iets eigens toe te voegen aan wat er al is. Hij heeft zijn eigen smaak en maakt zijn eigen keuzes. Hij is bijvoorbeeld in staat zelf te bepalen hoe zijn kamer of huis eruit moet zien en welke muziek hij mooi vindt.

dan heeft hij daar niets aan. Hij kan geen betekenis geven aan wat hij op afstand ziet, hoort of ruikt. Bij het lichaamsgebonden ervaren is het belangrijk gebruik te maken van lichamelijk contact.

Structurerend ervaren Bij structurerend ervaren is de cliënt in staat tot meer ingewikkelde associaties. Hij kan structuur herkennen en aanbrengen. Hij kan meer dan twee zaken met elkaar in verband te brengen. Hij is ook in staat de juiste volgorde aan te brengen in een reeks handelingen. Het opstaan bestaat bijvoorbeeld uit een reeks handelingen: uit bed komen, nachtgoed uittrekken, wassen, scheren, verschonen, aankleden. Deze handelingen moeten in een juiste volgorde worden afgewerkt. Een cliënt die structurerend ordent, is in staat de juiste volgorde aan te brengen in deze (en andere) handelingsreeksen. Hij kan daardoor een redelijk grote zelfredzaamheid bereiken.

1.3.4

Specifieke syndromen

In de gehandicaptenzorg kun je ook te maken krijgen met cliënten met een specifiek syndroom. De bekendste is het syndroom van Down. Mensen die hetzelfde syndroom hebben, kunnen op elkaar lijken maar zijn niet hetzelfde. Ook al vallen de overeenkomsten op, de onderlinge verschillen zijn groter.

Associatief ervaren Bij associatief ervaren kan de cliënt associaties maken: ‘dit hoort bij dat.’ Als bijvoorbeeld de tafel gedekt is, weet hij dat het tijd is om te gaan eten. Als hij zijn pyjama aan heeft, weet hij dat het tijd is om zijn tanden te poetsen. Herhaling speelt een belangrijke rol bij het aanleren van associaties. Je kunt hem dingen leren door ze telkens op dezelfde manier te herhalen.

Figuur 1.3 Een cliënt met het syndroom van Down

1.4

Lichaamsgebonden ervaren Sommige cliënten nemen alleen waar wat ze met hun eigen lichaam ervaren. Dit noem je lichaamsgebonden ervaren. Denk aan knuffelen, aaien, sabbelen, eten. Zet je de cliënt voor de tv,

Mensen met een lichte verstandelijke beperking en gedragsstoornis

Mensen met een licht verstandelijk beperking en een gedragsstoornis hebben speciale aandacht nodig. De gedragsstoornis kan groot of klein zijn. De afkorting voor een grote gedragsstoornis is

Tabel 1.1 Indeling van mensen met een verstandelijke beperking

vroeger

nu

ervaringsordening

debiel

lichte verstandelijke beperking

structurerend en vormgevend ervaren

licht imbeciel

matige verstandelijke beperking

associatief en structurerend ervaren

ernstig imbeciel

ernstige verstandelijke beperking

lichaamsgebonden en associatief ervaren

idioot

zeer ernstige verstandelijke beperking

lichaamsgebonden ervaren

1 24


1

• niet-aangeboren hersenletsel (CVA bijvoorbeeld); • spraak- en/of taalstoornissen.

SGLVG: sterk gedragsgestoorde licht verstandelijk gehandicapten. Deze doelgroep heeft allerlei problemen, bijvoorbeeld (crimineel gedrag, verslaving, psychiatrische stoornissen en/of persoonlijkheidsstoornissen. Dat ze óók een verstandelijke beperking hebben, zien instanties en begeleiders vaak veel te laat.

1.5

Ongeveer 70 % van de bewoners van woonvormen voor mensen met een lichamelijke beperking, heeft ook een verstandelijke beperking. In de lichamelijk-gehandicaptenzorg werk je vooral met de leeftijdsgroep van 0 tot 65 jaar. Ouderen met lichamelijke stoornissen en beperkingen vallen onder de ouderenzorg. Zij wonen zelfstandig, of bijvoorbeeld in een zorgcentrum. Een lichamelijke beperking kan aangeboren of pas later verkregen zijn. Wie op latere leeftijd een beperking krijgt, voelt vaak het pijnlijke gemis van alles wat vroeger wel kon. Wie op latere leeftijd een beperking krijgt, gaat vaak anders tegen zichzelf, anderen en de maatschappij aankijken.

Mensen met een meervoudige beperking

In de gehandicaptenzorg kun je ook te maken krijgen met mensen met een meervoudige beperking. Vooral een combinatie van een verstandelijke en een motorische beperking komt veel voor. Bij een meervoudige beperking hoeft het niet per se om een combinatie van een lichamelijke en verstandelijke beperking te gaan. Een doofblinde cliënt heeft ook een meervoudige beperking. Cliënten met een zeer ernstige verstandelijke, motorische én visueel/auditieve beperking, duid je aan als ‘mensen met een ernstige meervoudige beperking’ (EMB). In de gehandicaptenzorg kun je ook de afkorting ZEVMB tegenkomen. Mensen met ZEVMB hebben zowel (zeer) ernstige verstandelijke beperkingen als (zeer) ernstige motorische beperkingen. Specifieke problemen bij deze cliënten zijn problemen met alertheid, gedragsproblemen, communicatieproblemen en problemen met sociale contacten.

1.6

Cliënten in de gehandicaptenzorg

Figuur 1.3 Motorische beperkingen komen in de gehandicaptenzorg veel voor

Mensen met een lichamelijke beperking

1.6.1

Bij een beperking op lichamelijk gebied kan het gaan om allerlei vormen van beperkingen. Denk aan: • motorische beperkingen; • zintuiglijke beperkingen; • orgaanbeperkingen; • bewustzijnsstoornissen (coma, epilepsie);

Indelingen van mensen met een lichamelijke beperking

Lichamelijke beperkingen kun je op verschillende manieren onderverdelen. Je kunt als eerste kijken naar de aard van de beperking. Een tweede indeling is die naar de oorzaak van de beperking: er zijn aangeboren en niet-aangeboren beperkingen. Een derde indeling is die in zichtbare en onzichtbare beperkingen.

1 25


THEORIEBOEK NIVEAU 4

P3-K1-W1 Stelt het ondersteuningsplan op P3-K1-W2 Ondersteunt cliënt/naastbetrokkenen bij het voeren van de regie P3-K1-W3 Ondersteunt en motiveert een groep cliënten bij activiteiten P3-K1-W4 Ondersteunt de cliënt bij het leggen en onderhouden van contacten en betrekt naastbetrokkenen P3-K1-W5 Voert verpleegtechnische handelingen uit P3-K1-W6 Voert beheertaken uit P3-K1-W7 Voert coördinerende taken uit P3-K1-W8 Begeleidt nieuwe collega’s, stagiaires en/of vrijwilligers

De theorie bevat alle basiskennis en achtergrondinformatie bij het betreffende werkproces en bevat veel voorbeelden uit de beroepspraktijk. De verwerkingsopdrachten sluiten aan bij de leerstof in de theorie. De praktijksituaties zijn realistische beschrijvingen van situaties uit de beroepspraktijk, inclusief opdrachten gekoppeld aan houdingsaspecten, vaardigheden en kenniselementen. De beroepsvaardigheden bevatten opdrachten voor het stapsgewijs aanleren van sociaalagogische, communicatieve, verzorgende en creatieve vaardigheden. Het complete aanbod van Traject Welzijn bestaat uit: - theorieboeken met een heldere en gestructureerde uitleg over de benodigde vakkennis, verduidelijkt met veel praktijkvoorbeelden; - werkboeken met verwerkingsopdrachten, toepassingsopdrachten en evaluatie- / reflectieopdrachten; - digitale omgeving met ondersteunend materiaal voor zowel student als docent. Wil je weten welke materialen er nog meer beschikbaar zijn bij Traject Welzijn? Kijk dan op www.thiememeulenhoff.nl/trajectwelzijn.

Auteurs: C. Telman A.C. Verhoef

Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg MZ Deel A

m a at s c h a p p e l i j k e zorg

MZ Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg MZ Deel A THEORIEBOEK

De leermiddelen uit de serie Traject Welzijn zijn bestemd voor de opleidingen Pedagogisch werk, Maatschappelijke zorg en Sociaal werk. Door de thematische opbouw is Traject Welzijn geschikt voor alle onderwijsvormen en alle leerwegen, past daarnaast in verkorte trajecten en sluit aan bij elke leerstijl. De leerstof is opgebouwd uit: theorie, praktijksituaties en beroepsvaardigheden. Je kunt starten vanuit de theorie of vanuit een (gesimuleerde) praktijksituatie. Wat voor jou het beste werkt.

TRAJECT WELZIJN

Deze uitgave Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg MZ maakt deel uit van de serie Traject Welzijn. De theorie van deze uitgave sluit volledig aan bij onderstaande werkprocessen uit het kwalificatiedossier Maatschappelijke zorg.

Onder redactie van: M.H.A.J. Gloudemans R.F.M. van Midde

9 789006 622157

MBO_TB_190x270mm_PersBegelGHZ_DeelA_N4.indd All Pages

14/09/17 08:22


THEORIEBOEK NIVEAU 4

P3-K1-W1 Stelt het ondersteuningsplan op P3-K1-W2 Ondersteunt cliënt/naastbetrokkenen bij het voeren van de regie P3-K1-W3 Ondersteunt en motiveert een groep cliënten bij activiteiten P3-K1-W4 Ondersteunt de cliënt bij het leggen en onderhouden van contacten en betrekt naastbetrokkenen P3-K1-W5 Voert verpleegtechnische handelingen uit P3-K1-W6 Voert beheertaken uit P3-K1-W7 Voert coördinerende taken uit P3-K1-W8 Begeleidt nieuwe collega’s, stagiaires en/of vrijwilligers

De theorie bevat alle basiskennis en achtergrondinformatie bij het betreffende werkproces en bevat veel voorbeelden uit de beroepspraktijk. De verwerkingsopdrachten sluiten aan bij de leerstof in de theorie. De praktijksituaties zijn realistische beschrijvingen van situaties uit de beroepspraktijk, inclusief opdrachten gekoppeld aan houdingsaspecten, vaardigheden en kenniselementen. De beroepsvaardigheden bevatten opdrachten voor het stapsgewijs aanleren van sociaalagogische, communicatieve, verzorgende en creatieve vaardigheden. Het complete aanbod van Traject Welzijn bestaat uit: - theorieboeken met een heldere en gestructureerde uitleg over de benodigde vakkennis, verduidelijkt met veel praktijkvoorbeelden; - werkboeken met verwerkingsopdrachten, toepassingsopdrachten en evaluatie- / reflectieopdrachten; - digitale omgeving met ondersteunend materiaal voor zowel student als docent. Wil je weten welke materialen er nog meer beschikbaar zijn bij Traject Welzijn? Kijk dan op www.thiememeulenhoff.nl/trajectwelzijn.

Auteurs: C. Telman A.C. Verhoef

Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg MZ Deel B

m a at s c h a p p e l i j k e zorg

MZ Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg MZ Deel B THEORIEBOEK

De leermiddelen uit de serie Traject Welzijn zijn bestemd voor de opleidingen Pedagogisch werk, Maatschappelijke zorg en Sociaal werk. Door de thematische opbouw is Traject Welzijn geschikt voor alle onderwijsvormen en alle leerwegen, past daarnaast in verkorte trajecten en sluit aan bij elke leerstijl. De leerstof is opgebouwd uit: theorie, praktijksituaties en beroepsvaardigheden. Je kunt starten vanuit de theorie of vanuit een (gesimuleerde) praktijksituatie. Wat voor jou het beste werkt.

TRAJECT WELZIJN

Deze uitgave Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg MZ maakt deel uit van de serie Traject Welzijn. De theorie van deze uitgave sluit volledig aan bij onderstaande werkprocessen uit het kwalificatiedossier Maatschappelijke zorg.

Onder redactie van: M.H.A.J. Gloudemans R.F.M. van Midde

9 789006 622157

MBO_TB_190x270mm_PersBegelGHZ_DeelB_N4.indd All Pages

14/09/17 08:26



Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg MZ NIVEAU 4



THEORIEBOEK

NIVEAU 4, DEEL B

Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg MZ C. TELMAN A.C. VERHOEF

Onder redactie van: M.H.A.J. GLOUDEMANS R.F.M. VAN MIDDE

m a at s c h a p p e l i j k e zorg


Colofon Auteurs C. Telman A.C. Verhoef

Redactie M.H.A.J. Gloudemans R.F.M. van Midde Vormgeving binnenwerk en omslag Studio Fraaj, Rotterdam

Fotografie omslag Mathilde Karrèr

Opmaak Imago Mediabuilders, Amersfoort

Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt. Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl

Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze ISBN 978expertise, 90 06 62215 7 en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht groeiende ervaring doen aan de verschillen tussen lerenden Eerste druk, eerste oplage, 2017 en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt. Samen leren vernieuwen.

© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2017

www.thiememeulenhoff.nl

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke Eerste druk, eerste oplage, 2017 toestemming van de uitgever. ISBN 9789006622157

© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2017

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus

1985, Stbl. voorbehouden. 471 en artikelNiets 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvooropgeslagen wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen Stichting PublicaAlle rechten uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, in een geautomatiseerd gegevensbestand, of aan openbaar gemaakt, in enige vorm of Reproductierechten op enige wijze, hetzij elektronisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande van de tie- en Organisatiemechanisch, (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het schriftelijke overnementoestemming van gedeelte(n) uitgever. uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meerzover informatie overvan het gebruik en het maken van in Auteurswet het onderwijs www.auteursrechtenonderwijs.nl. Voor het maken kopieën uit van dezemuziek, uitgave isfilm toegestaan op grond vankopieën artikel 16B 1912zie j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB heeft Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit wettelijke deze uitgave in bloemlezingen, readers andere compilatiewerken (artikel 16 De uitgever ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de bepalingen. Degenen dieendesondanks menen zekere Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www. rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Deze uitgave -neutraal geproduceerd. geproduceerd. Deze uitgave is is volledig volledig CO CO22-neutraal ® Het voor -keurmerk. Het voor deze deze uitgave uitgave gebruikte gebruiktepapier papierisisvoorzien voorzienvan vanhet hetFSC FSC®-keurmerk. Dit betekent betekent dat datde debosbouw bosbouwop voor gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden. eenhet verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.


Ten geleide

De afgelopen jaren zijn de beroepsopleidingen voor Maatschappelijke zorg, Pedagogisch werk en Sociaal werk aangepast aan de ontwikkelingen in de beroepspraktijk. De veranderde eisen aan het beroep en de beroepsuitoefening zijn uitgewerkt in nieuwe kwalificatiedossiers. Deze kwalificatiedossiers, opgebouwd uit kerntaken en werkprocessen, vormen de basis voor de inrichting van de huidige opleidingen binnen Welzijn. De leermiddelen van Traject Welzijn zijn ontwikkeld voor en sluiten aan bij deze kwalificatiedossiers. De beroepskracht Maatschappelijke zorg Beroepskrachten Maatschappelijke zorg werken in allerlei organisaties in welzijn en de gezondheidszorg. Daarbij kan gedacht worden aan de gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg, ouderenzorg, thuiszorg en maatschappelijke opvang. Maar ook in welzijnsorganisaties, justitiële inrichtingen en asielzoekerscentra zijn zij werkzaam. De doelgroep waarmee de beroepskracht Maatschappelijke zorg werkt, is zeer divers en bestaat onder andere uit: • cliënten van alle leeftijden met een verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke beperking; • cliënten van alle leeftijden met een of meerdere (chronische) ziekten en/of problemen, zoals een ouderdomsziekte; • cliënten met een psychiatrische ziekte en/of stoornis, een verslaving, een psychosociaal probleem of gedragsprobleem en cliënten die dakof thuisloos zijn. Het kwalificatiedossier Maatschappelijke zorg vormt de basis voor de inrichting van de huidige

opleidingen voor beroepen in dit domein. Het leermiddelenaanbod voor de opleiding Maatschappelijke zorg – die deel uitmaakt van Traject Welzijn – is gebaseerd op vier belangrijke uitgangspunten: • de leermiddelen zijn ontwikkeld vanuit de beroepsuitoefening. Het beroepsonderwijs binnen Traject Welzijn wordt in belangrijke mate bepaald door de aard van de ondersteuningsvragen en door de context waarin de beroepsuitoefening plaatsvindt; • sterk didactisch concept. De leermiddelen zijn ontwikkeld op basis van leerstijlen en leerervaringen van mbo-studenten. Traject Welzijn houdt rekening met de verschillende leerstijlen van mbo-studenten en verschillende onderwijsstijlen van docenten; • bij de indeling van de leermiddelen is rekening gehouden met de basisfase en de profielfase; • er is rekening gehouden met het perspectief van doorstroming tussen mbo-niveau 3 en mboniveau 4. Het didactisch concept van Traject Welzijn gaat nadrukkelijk uit van bovenstaande uitgangspunten, waardoor het vakbekwame leren optimaal wordt ondersteund en mogelijk wordt gemaakt. Traject Welzijn houdt bovendien rekening met de mbo-student door het taalniveau (2F voor de basisfase, 3F voor de profielfase niveau 4) af te stemmen op de doelgroep en door (praktijk) voorbeelden en (praktijk)opdrachten zo te formuleren dat de mbo-student zich aangesproken voelt. De leermiddelen zijn zo ontwikkeld dat zowel mbo-studenten met een meer theoretische, als


mbo-studenten met een meer praktische inslag er gebruik van kunnen maken. Traject Welzijn is inzetbaar binnen elk didactisch model en biedt de docent de ruimte om zelf invulling te geven aan zijn rol. Traject Welzijn sluit volledig aan bij actuele opvattingen over flexibiliteit en zelfstandig leren. Dat betekent onder andere dat er gewerkt wordt met uitgaven die ingedeeld zijn in thema’s die bestaan uit theorie en de daarbij behorende verwerkingsopdrachten, praktijksituaties en evaluatie middels de studiehulp. Daarnaast komen de beroepsvaardigheden en de houdingsaspecten van de (beginnende) beroepsbeoefenaar expliciet aan de orde. Deze elementen vormen immers een essentieel onderdeel van de beroepsuitoefening. Theoretische onderbouwing Het onderdeel ‘theorie’ voor de basisfase Maatschappelijke zorg bevat alle basiskennis en achtergrondinformatie die hoort bij de betreffende werkprocessen. De leerstof bevat veel voorbeelden uit de beroepspraktijk. De theorieboeken voor de profielfase Maatschappelijke zorg gaan verdiepend in op de verschillende profielen die worden onderscheiden: P1: Begeleider gehandicaptenzorg P2: Begeleider specifieke doelgroepen P3: Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg P4: Agogisch medewerker GGZ P5: Thuisbegeleider P6: Persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen

• verwerkingsopdrachten voor de leerstof in de theorie; • praktijksituaties met opdrachten. De praktijksituaties geven realistische beschrijvingen van de praktijk in de Maatschappelijke zorg. Hierin komen problemen en dilemma’s aan de orde waarmee beroepsbeoefenaren te maken krijgen in hun dagelijkse werk en waarbij van hen verwacht wordt dat ze met een oplossing en aanpak komen; • het aanleren van beroepsvaardigheden. Het onderdeel ‘vaardigheden’ biedt opdrachten die zijn gericht op het stapsgewijs aanleren van sociaal-agogische, communicatieve, verzorgende en creatieve vaardigheden; • thema-opdrachten gericht op integrale verwerking van de afzonderlijke thema’s; • evaluatie met behulp van de studiehulp en reflectie. Deze onderdelen zijn consequent terug te vinden in het volledige aanbod van Traject Welzijn. De combinatie van deze onderdelen maakt het leren vanuit verschillende invalshoeken mogelijk en kan zowel in een onderwijssituatie als in de beroepspraktijk plaatsvinden. Wij hopen dat gebruikers, zowel mbo-studenten als docenten, op een plezierige en zinvolle manier met Traject Welzijn kunnen werken. Heeft u vragen of suggesties, dan stellen wij het bijzonder op prijs als u contact met ons opneemt. Amersfoort, 2017

Redactie en uitgever Werkboeken De werkboeken sluiten, dankzij hun thema- en hoofdstukindeling, naadloos aan bij de leerstof en indeling van de theorie. Dit geldt zowel voor de leermiddelen gericht op de basisfase als voor de leermiddelen gericht op de profielfase. Via de werkboeken kunnen de studenten zich de leerstof eigen maken door middel van:


Inhoud

Thema 1 t/m 7 vind je in deel A

Thema 8 25 25.1 25.2

25.3

25.4

25.5

26 26.1 26.2 26.3

Complexe ondersteuningsvragen en bijzondere zorg 19

Mensen met een meervoudige beperking 20 Inleiding 21 Mensen met een meervoudige beperking 21 25.2.1 Kenmerken meervoudige beperkingen 21 25.2.2 Ondersteunen van mensen met een meervoudige beperking 23 Mensen met een verstandelijke beperking en autisme 23 25.3.1 Verschijnselen van een autismespectrumstoornis 24 25.3.2 Oorzaken van autisme 24 25.3.3 Ondersteunen van cliënten met een verstandelijke beperking en autisme 24 Mensen met een verstandelijke en motorische beperking 25 25.4.1 Oorzaken verstandelijke én motorische beperking 26 25.4.2 Ondersteunen van cliënten met een verstandelijke en motorische beperking 26 Mensen met een verstandelijke en zintuiglijke beperking 27 25.5.1 Mensen met een verstandelijke en visuele beperking 27 25.5.2 Ondersteunen van cliënten met een verstandelijke en visuele beperking 28 25.5.3 Mensen met een verstandelijke en auditieve beperking 30 25.5.4 Ondersteunen van cliënten met een verstandelijke en auditieve beperking 31 Ondersteunen van mensen met een meervoudige beperking Inleiding 34 Gedrag is communicatie 34 26.2.1 Pijngedrag 34 Lichamelijke verzorging 36 26.3.1 Long- en ademhalingsproblemen 36 26.3.2 Problemen met het hart en de bloedsomloop 36 26.3.3 Problemen bij de spijsvertering 36 26.3.4 Problemen met de uitscheiding, huidproblemen 37 26.3.5 Gebitsproblemen 37 26.3.6 Nagelverzorging 37

1 7

33


26.4

Spel en activiteiten 38 26.4.1 Belang van spel en activiteiten 38 26.4.2 Aanbieden van spel 38 26.4.3 Activiteiten: doel en middel 39

27 27.1 27.2 27.3 27.4

Bijzondere ondersteuningsmethodieken 41 Inleiding 42 Benutten van ontwikkelingsmogelijkheden 42 Indeling van ondersteuningsmethodieken 42 Methodieken gericht op kwaliteit van leven en ontwikkelingsstimulering 27.4.1 Persoonlijk activeringsprogramma (PAct) 43 27.4.2 Basale stimulatie 44 27.4.3 Zintuiglijke stimulering 44 27.4.4 Methode Vlaskamp 45 Vaardigheidstraining 46 27.5.1 Zelfredzaamheidstraining 46 27.5.2 Goldsteintraining 50 27.5.3 Eigen initiatief model/begeleid ontdekkend leren 50 Gedragsveranderende methodieken 51 27.6.1 Gedragsmatige aanpak 52 27.6.2 Mediërende aanpak 54 Therapeutische methodieken 56 27.7.1 Anders kijken naar … 56 27.7.2 Gentle teaching en relatietherapie 57 27.7.3 Active support 58 27.7.4 Triple C 58 27.7.5 Oplossingsgericht werken 59 27.7.6 Psychotherapie en vaktherapie 60

27.5

27.6

27.7

Begrippen

62

Thema 9

Specifieke aandachtsgebieden

28 28.1 28.2

28.3

28.4

65

Cliënten met pijn 66 Inleiding 67 Wat is pijn? 67 28.2.1 Oorzaak van pijn 67 28.2.2 Indelingen van pijn 68 Pijnzin, pijngewaarwording, pijnbeleving en pijngedrag 28.3.1 Pijnzin 69 28.3.2 Pijngewaarwording 71 28.3.3 Pijnbeleving en pijngedrag 72 Gevolgen van pijn 74

1 8

69

43


28.5

28.6

28.7

29 29.1 29.2 29.3

29.4 29.5 29.6 29.7

29.8

Observatie van pijn 75 28.5.1 Pijnanamnese 75 28.5.2 Pijndagboek 76 28.5.3 Pijnobservatie 76 Pijnbehandeling 76 28.6.1 Pijnstillers 76 28.6.2 Andere pijnbehandelingen 77 28.6.3 Hulpmiddelen bij pijnbestrijding 77 Aandachtspunten verzorging en begeleiding 78 28.7.1 Beïnvloeden van pijnbeleving 79 28.7.2 Pijnpolikliniek 79 28.7.3 Pijnkenniscentra 79 Cliënten met een beperking en seksualiteit 81 Inleiding 82 Intimiteit en seksualiteit niet altijd vanzelfsprekend 82 Seksualiteit in relatie tot verschillende beperkingen 83 29.3.1 CVA 83 29.3.2 Dwarslaesie 83 29.3.3 Spasticiteit 84 29.3.4 Multiple sclerose 84 29.3.5 Reuma 85 29.3.6 Spierziekten 85 29.3.7 Spina bifida 85 29.3.8 Syndroom van Down 86 29.3.9 Syndroom van Prader-Willi 86 29.3.10 Fragiele-X-syndroom 86 Houding begeleiders bij seksualiteitsbeleving 86 Kinderwens 89 Beleid seksualiteit 90 29.6.1 Melden van seksueel misbruik 90 Aandachtspunten verzorging en begeleiding 92 29.7.1 Intieme handelingen 93 29.7.2 Lichamelijk contact 93 29.7.3 Medicatie 93 29.7.4 De tijd nemen 93 29.7.5 Voorbehoedsmiddelen 94 29.7.6 Maatregelen om seksualiteit te bevorderen 94 Seksualiteit en externe hulpverlening 95

Begrippen

96

1 9


Thema 10 Verpleegtechnische handelingen

99

30 30.1 30.2 30.3 30.4 30.5 30.6 30.7 30.8 30.9

Bevoegd en bekwaam 100 Inleiding 101 Klinische blik 101 Wet BIG 103 Voorbehouden handelingen 104 Risicovolle handelingen 104 Wanneer ben je bevoegd en bekwaam? Zelfzorg en mantelzorg 106 Noodsituaties 106 Aansprakelijkheid 106

31 31.1 31.2 31.3 31.4

Medicijnen 1: van voorschrijven tot toedienen 108 Inleiding 109 Medicijnen algemeen 109 Benaming van geneesmiddelen 110 Wijze van voorschrijven 110 31.4.1 Recepten 110 31.4.2 Etikettering 111 Toedienen van medicatie 111 31.5.1 Enteraal 112 31.5.2 Parenteraal 113 31.5.3 Inhalatietherapie 113 31.5.4 Toedienen van geneesmiddelen per injectie 114 31.5.5 Materialen voor het injecteren 115 31.5.6 Regels voor het toedienen van injecties 116 31.5.7 Complicaties bij injecteren 117 31.5.8 Prikaccidenten 117 Redenen van toediening 118 31.6.1 Symptoombestrijding 118 31.6.2 Causale werking 118 31.6.3 Tekorten aanvullen 118 31.6.4 Profylactische werking 119 31.6.5 Placebo 119 Wijzen van toediening 119 Verschijningsvormen van geneesmiddelen 120 31.8.1 (Strooi)poeders 120 31.8.2 Tabletten 120 31.8.3 Dragees 121 31.8.4 Capsules 121 31.8.5 Dranken 121 31.8.6 Zetpillen 121 31.8.7 Zalven, crèmes en lotions 122 31.8.8 Druppels 122

31.5

31.6

31.7 31.8

105

1 10


31.9

Regels rond geneesmiddelen 122 31.9.1 Wetgeving rondom geneesmiddelentoediening 123 31.9.2 Bevoegdheden en verantwoordelijkheden 123 31.9.3 Distributiesysteem en opbergsysteem van medicijnen 124 31.9.4 Controle op medicijngebruik, registratie en eigen beheer van medicatie 31.10 Samenwerking met externe partners 126 31.11 Registratiesysteem van fouten en incidenten 126 31.11.1 Maatregelen om fouten te voorkomen 127 32 32.1 32.2

32.3

Medicijnen 2: werking en bijwerking(en) 128 Inleiding 129 Hoofdgroepen van medicijnen 129 32.2.1 Analgetica (pijnstillende middelen) 129 32.2.2 Antibiotica 130 32.2.3 Anticoagulantia (antitrombosemiddelen) 130 32.2.4 Anti-epileptica 130 32.2.5 Biologicals 130 32.2.6 Corticosteroïden 130 32.2.7 Cytostatica 131 32.2.8 Diuretica (ontwateringsmiddelen) 131 32.2.9 Hormonen 131 32.2.10 Hypnotica (slaapmiddelen) 131 32.2.11 Laxantia (laxeermiddelen) 131 32.2.12 Maagmiddelen 131 32.2.13 Middelen om bloedarmoede te behandelen 132 32.2.14 Middelen die de bloeddruk beïnvloeden 132 32.2.15 Middelen tegen diarree 132 32.2.16 Middelen voor hart en bloedsomloop 132 32.2.17 Middelen voor de bovenste luchtwegen 132 32.2.18 Middelen voor de onderste luchtwegen 133 32.2.19 Middelen tegen overgevoeligheidsreacties 133 32.2.20 Parkinsonmiddelen 133 32.2.21 Psychofarmaca 133 32.2.22 Vitaminen 133 Werking van geneesmiddelen 133 32.3.1 Dosering van de medicatie 134 32.3.2 Leeftijd en gewicht van de cliënt 134 32.3.3 Voedingstoestand van de cliënt 134 32.3.4 Ernst van de aandoening en andere klachten van de cliënt 134 32.3.5 Effecten van combinaties met andere geneesmiddelen 134 32.3.6 Mate waarin de cliënt zich houdt aan de behandeling 135

1 11

125


32.4

33 33.1 33.2

33.3

33.4

33.5

Bijwerkingen van geneesmiddelen 135 32.4.1 Acute reactie 136 32.4.2 Overgevoeligheidsreacties 136 32.4.3 Invloed op het dagelijks functioneren 136 32.4.4 Resistentie 136 32.4.5 Cumulatie 137 32.4.6 Verslaving 137 32.4.7 Gewenning 137 32.4.8 Nadelige invloeden tijdens de zwangerschap 137 32.4.9 Onderlinge beĂŻnvloeding van voeding en geneesmiddelen 32.4.10 Rekenen bij toediening van geneesmiddelen 137 Verpleegtechnische handelingen 138 Inleiding 139 Bloedglucose meten en insuline injecteren 139 33.2.1 Vingerprik 139 33.2.2 Insuline injecteren 140 33.2.3 Insulinepen 140 33.2.4 Insulinepomp 141 33.2.5 Experimentele toedieningsvormen 142 Sondevoeding toedienen 143 33.3.1 Wat is sondevoeding? 143 33.3.2 Wanneer wordt sondevoeding gegeven? 33.3.3 Soorten voedingssondes 145 33.3.4 Toediening en controles 146 33.3.5 Toedieningssystemen 148 33.3.6 Mogelijke complicaties 149 33.3.7 Extra zorg bij een voedingssonde 150 33.3.8 Psychosociale aspecten 151 Stoma verzorgen 151 33.4.1 Stomata op de darm 151 33.4.2 Opvangmateriaal darmstoma 153 33.4.3 Verwisselen van een stomazakje 154 33.4.4 Stomaplug 155 33.4.5 Huidverzorging 155 33.4.6 Urostoma 156 33.4.7 Psychosociale gevolgen 157 Blaaskatheter verzorgen 158 33.5.1 Urinewegstelsel 158 33.5.2 Soorten katheters 159 33.5.3 Psychische aspecten 161 33.5.4 Verzorging van de blaaskatheter 161 33.5.5 Urinezakken 162 33.5.6 Belangrijke observatiepunten 162 33.5.7 Suprapubische katheter 163

1 12

144

137


33.6

33.7

33.8

Zuurstof toedienen 164 33.6.1 Het ademhalingsstelsel 164 33.6.2 Zuurstoftekort 165 33.6.3 Aandachtspunten 165 33.6.4 Aandoeningen 166 33.6.5 Centraal toedieningssysteem 167 33.6.6 Zuurstof berekenen 167 33.6.7 Belangrijke hulpmiddelen bij zuurstoftoediening Wondverzorging 170 33.7.1 Wat is een wond? 170 33.7.2 Wondgenezing 172 33.7.3 Algemene zorg voor wonden 172 33.7.4 Psychische en sociale zorg 173 Couperen epileptische aanval 174 33.8.1 Persoonlijk epilepsieprotocol 174 33.8.2 Noodmedicatie toedienen bij epilepsie 175

168

Bijlage 1 Basisrekenvaardigheden bij toediening van geneesmiddelen Begrippen

Thema 11 34 34.1 34.2

34.3

35 35.1 35.2

181

Palliatief-terminale zorg 185

Bevorderen van welzijn en comfort 186 Inleiding 187 Palliatief-terminale zorg 187 34.2.1 Palliatieve zorg 187 34.2.2 Terminale zorg 188 Kwaliteit van leven 189 34.3.1 Identiteit 189 34.3.2 Welzijn en comfort 190 34.3.3 Aanvullende zorgvormen 190 Symptomen, complicaties en vitale functies 191 Inleiding 192 Symptoombestrijding en voorkomen van complicaties 35.2.1 Pijn 192 35.2.2 Voeding en voedingsproblemen 194 35.2.3 Problemen met de uitscheiding 196 35.2.4 Vermoeidheid en slapeloosheid 196 35.2.5 Ademhalingsproblemen 197 35.2.6 Sufheid, verwardheid en onrust 197 35.2.7 Angst 198

1 13

192

176


35.3

35.4

36 36.1 36.2 36.3

36.4 36.5

Vitale functies 199 35.3.1 Ademhaling 199 35.3.2 Bewustzijn 200 35.3.3 Bloedsomloop 200 Terminale fase 201 35.4.1 Versterven 201 35.4.2 Palliatieve sedatie 201 35.4.3 Stervensfase 201 35.4.4 Overledene verzorgen 202 Aandachtspunten samenwerking 203 Inleiding 204 Omgaan met de sociale omgeving 204 Wensen omtrent het levenseinde 205 36.3.1 Euthanasie 205 36.3.2 Zorgvuldigheidseisen 206 36.3.3 Wilsverklaringen 207 Intensieve zorgrelatie 207 Samenwerking in de palliatief-terminale zorg 36.5.1 Interdisciplinaire zorg 208 36.5.2 Samenwerken 209

Begrippen

Thema 12 37 37.1 37.2 37.3

208

211

Coördinatie, kwaliteitszorg, voorlichting

213

37.5

Coördineren en afstemmen 214 Inleiding 215 Belang van coördinatie van zorg en ondersteuning 215 Coördinatie van zorg en ondersteuning in woonvoorzieningen 215 37.3.1 Afstemmen van de zorg en ondersteuning met ouders of wettelijk vertegenwoordigers 216 37.3.2 Afstemmen van de zorg en ondersteuning met andere disciplines 216 37.3.3 Afstemmen van de zorg en ondersteuning met andere (zorg)organisaties 219 37.3.4 Afstemmen van de zorg en ondersteuning met dagbesteding 219 Coördinatie van zorg en ondersteuning in de thuissituatie 220 37.4.1 Specifieke instanties en voorzieningen 220 37.4.2 Afstemming van zorg en ondersteuning met mantelzorgers en vrijwilligers 224 Coördinatie van zorg en ondersteuning: afstemming bedreigd 224

38 38.1

Kwaliteitszorg en wetgeving Inleiding 227

37.4

226

1 14


38.2

38.3

38.4

39 39.1 39.2 39.3 39.4 39.5

39.6

39.7 39.8

40 40.1 40.2 40.3 40.4

Kwaliteitszorg in de gehandicaptenzorg 227 38.2.1 Kwaliteit van het bestaan 227 38.2.2 Kwaliteitsdomeinen en het ondersteuningsplan 229 38.2.3 Eigen regie als centrale waarde 229 38.2.4 Voorwaarden in relatie tot kwaliteit van zorg en ondersteuning 230 Klinisch redeneren 230 38.3.1 Klinisch redeneren in zes stappen 231 38.3.2 Klinisch redeneren bij een psychosociale zorg- en ondersteuningsvraag 38.3.3 Gestandaardiseerde communicatiemethode gebruiken 233 Kwaliteitszorg en wetgeving 234 38.4.1 Kwaliteitseisen zorginstellingen 234 38.4.2 Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg 234 38.4.3 Wet medezeggenschap cliĂŤnten zorginstellingen 234

232

Begeleiden van collega’s en stagiairs 236 Inleiding 237 Reectie op je beroepsmatig handelen 237 Dagelijkse steun 237 Intervisie 238 Methodische werkbegeleiding 239 39.5.1 Fasen in de methodische werkbegeleiding 239 39.5.2 Het nut van methodische werkbegeleiding 240 Supervisie 240 39.6.1 Fasen in de supervisie 241 39.6.2 Verslaglegging van de supervisie 241 Coaching van (nieuwe) medewerkers 242 Werkbegeleiding studenten 242 39.8.1 Opleidingsstelsel 242 39.8.2 Fasen in de werkbegeleiding 243

40.5

Voorlichting, advies en instructie 245 Inleiding 246 Verzorgen van voorlichting, advies en instructie 246 Voorlichting, advies en instructie bij mensen met een verstandelijke beperking 247 Voorlichting, advies en instructie bij mensen met een lichamelijke beperking 248 40.4.1 Weerstandskrachten en veranderingskrachten 248 40.4.2 De rol van verwachtingen 250 Ontwikkelingen in voorlichting, advies en instructie 250

41 41.1 41.2 41.3

Hulpmiddelen in de gehandicaptenzorg Inleiding 253 Wat zijn hulpmiddelen? 253 Omgaan met hulpmiddelen 253

252

1 15


41.4

Prothesen en orthesen 254 41.4.1 Prothesen 254 41.4.2 Orthese 254 41.5 Hulpmiddelen voor mobiliteit 255 41.5.1 De rolstoel 255 41.5.2 Transferhulpmiddelen 255 41.6 Tijdhulpmiddelen en taakondersteuners 257 41.7 Incontinentiematerialen en hulpmiddelen voor persoonlijke verzorging 257 41.8 Communicatiehulpmiddelen 257 41.8.1 Analoge communicatiehulpmiddelen 257 41.8.2 Digitale communicatiehulpmiddelen 257 41.8.3 Signaleringshulpmiddelen 258 41.8.4 Communicatiehulpmiddelen voor mensen met een zintuiglijke beperking 41.9 Woningaanpassingen en hulpmiddelen bij wonen en huishouden 259 41.10 Overige hulpmiddelen 260 Begrippen

Thema 13 42 42.1 42.2

42.3 42.4

42.5 42.6 42.7

43 43.1 43.2

261

Gehandicaptenzorg en samenleving

263

Maatschappelijke ontwikkelingen en gehandicaptenzorg 264 Inleiding 265 Maatschappelijke betekenis van de gehandicaptenzorg 265 42.2.1 Versterking van de positie van de cliënt 265 42.2.2 Zorg op maat 265 42.2.3 Professionalisering 266 42.2.4 Participatie in het maatschappelijk leven 266 Belemmeringen bij maatschappelijke participatie 267 42.3.1 Maatschappelijke belemmeringen 267 Volwaardig burgerschap 270 42.4.1 Bevorderen van integratie 270 42.4.2 Community care 273 42.4.3 Inclusie 273 Omgaan met vrijheden en verantwoordelijkheden 274 42.5.1 Weerbaarheid en veerkracht 275 Belangenbehartiging 276 Culturele diversiteit 277 42.7.1 Intercultureel werken 277 Ethische dilemma’s in de gehandicaptenzorg 279 Inleiding 280 Ethische dilemma’s bij de dagelijkse zorg en omgang

1 16

280

258


43.3

44 44.1 44.2

Grote ethische dilemma’s 281 43.3.1 Opvattingen over leven en dood, ziekte en gezondheid 281 43.3.2 Problemen en vraagstukken rondom zeggenschap 282 43.3.3 Dilemma’s en structurele veranderingen in de gezondheidszorg 43.3.4 Het belang van het bespreken van ethische dilemma’s 283 43.3.5 Voorwaarden voor het bespreken van ethische dilemma’s 284

283

Wetgeving en financiering 286 Inleiding 287 Rechten van mensen met een beperking 287 44.2.1 Rechten van mensen met een beperking 287 44.2.2 Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte 44.2.3 Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst 289 44.2.4 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg 289 44.2.5 Ondercuratelestelling, onderbewindstelling en mentorschap 291 44.2.6 Overige wetgeving – in kort bestek 293 44.2.7 Overheidsbeleid 293

Begrippen

295

Register

296

Illustratieverantwoording

302

1 17

289


1 8


1 THEMA

Complexe ondersteuningsvragen en bijzondere zorg Kern

steuningsmethodieken gebruikt. Sommige lijken in aanpak op elkaar, andere zijn heel verschillend. Ieder jaar worden er nieuwe ondersteuningsmethodieken ontwikkeld. Niet iedere methodiek is bij iedere cliënt of bij ieder probleem geschikt, en niet met iedere methodiek mag jij als persoonlijk begeleider aan de slag, maar in die gevallen kun je er evengoed wel bij betrokken worden.

Als persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg moet je met complexe ondersteuningsvragen om kunnen gaan en bijzondere zorg kunnen leveren. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om cliënten met een meervoudige beperking. In de zorg voor mensen met een meervoudige beperking worden vaak bijzondere ondersteuningsmethodieken gebruikt. Mensen met een meervoudige beperking De cliënt heeft een meervoudige beperking als hij twee of meer afzonderlijke beperkingen heeft en iedere beperking afzonderlijk ernstig, omvangrijk en langdurig is. Cliënten met een meervoudige beperking verschillen van elkaar zoals alle mensen. Daarnaast heeft elke cliënt zijn eigen combinatie van beperkingen. Ondersteunen van mensen met een meervoudige beperking Bij mensen met een meervoudige beperking moet je gedrag opvatten als communicatie. Dit geldt in het bijzonder als er ook sprake is van een (zeer) ernstige verstandelijke beperking. Het is nodig om veel aandacht te besteden aan de lichamelijke verzorging. Ook moet je aangepast spel of aangepaste activiteiten aanbieden. Bijzondere ondersteuningsmethodieken In de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking wordt een aantal bijzondere onder-

1 19


25 Mensen met een meervoudige beperking ’s Morgens rond zeven uur wordt Lisa (34 jaar) wakker gemaakt. Persoonlijk begeleider Annet zet een rustig muziekje aan en begroet haar. Zij doet een bedlichtje aan en laat haar in haar eigen tempo wakker worden. Daarna haalt zij haar uit bed en past ondertussen basale stimulatie toe. Rond negen uur haalt een taxi Lisa op om naar de dagbestedingslocatie te gaan. Lisa heeft – zoals iedere cliënt – haar eigen programma bij de dagbesteding. Als Lisa om ongeveer half vijf weer terug is, heeft ze tijd nodig om te schakelen. Het liefst geniet ze van een ontspannend muziekje op haar kamer, voordat ze gaat eten. Na het eten heeft Lisa behoefte aan een rustmoment. Ze vindt het lekker om dan op haar kamer in haar luie stoel te zitten, met een muziekje in een snoezelsfeer, maximaal een half uur. Daarna vindt ze het prettig in bad te gaan en verschoond te worden. Vervolgens gaat ze naar de woonkamer. Daar wordt ze geplaatst in haar draaistoel, zitzak of op het waterbed. Dit duurt tot het koffietijd is.

1 20


25

25.1 Inleiding

Mensen met een meervoudige beperking

bij is dat juist de combinatie van beperkingen compensatie onmogelijk maakt. Je kunt niet precies meer zeggen waar de ene beperking ophoudt en de andere begint.

In de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking krijg je als persoonlijk begeleider ook te maken met mensen met een meervoudige beperking. Wat betekent het hebben van een meervoudige beperking? Deze vraag komt allereerst aan bod. Daarna worden drie beperkingen besproken die regelmatig voorkomen bij mensen met een verstandelijke beperking.

1 Voorbeeld Een kind dat doof is, kan gebarentaal leren en op die manier communiceren. Als het kind doof én ernstig verstandelijk beperkt is, wordt gebarentaal leren veel lastiger. Door de combinatie van beperkingen is het veel moeilijker de doofheid te compenseren.

Dit hoofdstuk behandelt de volgende onderwerpen: • mensen met een meervoudige beperking; • mensen met een verstandelijke beperking en autisme; • mensen met een verstandelijke en motorische beperking; • mensen met een verstandelijke en zintuiglijke beperking.

Er is sprake van een communicatieve beperking De cliënt met een meervoudige beperking is vaak ernstig beperkt in zijn uitingsmogelijkheden. Communicatie gaat niet gemakkelijk. De cliënt heeft moeite duidelijk te maken wat hij wil, wat hij voelt, en anderen begrijpen zijn reacties lang niet altijd. Verbale communicatie is bij een groot aantal mensen met een meervoudige beperking erg moeilijk of onmogelijk.

25.2 Mensen met een meervoudige beperking

Er is sprake van een geremdheid in het totale functioneren Een meervoudige beperking belemmert de totale ontwikkeling en vrijwel alle mogelijkheden. Mensen met een meervoudige beperking zijn beperkt in hun gedragsmogelijkheden. Ze ervaren een belemmering op gebieden zoals zelfzorg, contact leggen, vrijetijdsbesteding (spel, beweging) en werk.

De cliënt heeft een meervoudige beperking als hij twee of meer afzonderlijke beperkingen heeft en iedere beperking afzonderlijk ernstig, omvangrijk en langdurig is. Voorbeelden van meervoudige beperkingen zijn: een combinatie van een verstandelijke en motorische beperking, een verstandelijke beperking die samengaat met autisme, en de combinatie doofheid en blindheid.

1 Voorbeeld Jeanet is 16 jaar. Ze is ernstig spastisch. Haar benen zijn stijf en kruisen rechts over links over elkaar. Haar armen zitten tegen haar lichaam gedrukt. Het is bijna niet mogelijk om haar armen passief te bewegen. Als Jeanet gaat eten, dan moet je het voedsel goed in de hoek van haar mond stoppen, anders duwt ze het er met haar tong weer uit. Jeanet zit overdag in haar rolstoel. Haar rolstoel is gekanteld, zodat ze de hele dag naar de lucht kijkt. Als je contact met

25.2.1 Kenmerken meervoudige beperkingen Welke combinatie van beperkingen er ook is, je komt meestal de volgende kenmerken tegen. Meervoudige beperking komt als één beperking tot uiting Ook al is er sprake van twee afzonderlijke beperkingen, de meervoudige beperking komt als één beperking tot uiting. Dit komt omdat beide beperkingen elkaar beïnvloeden. Probleem hier-

1 21


Complexe ondersteuningsvragen en bijzondere zorg

Een aantal cliënten heeft een ernstige meervoudige beperking Bij een aantal cliënten met een meervoudige beperking is sprake van een ernstige verstandelijke, een ernstige motorische én een zintuiglijke beperking. Deze groep cliënten wordt ook wel aangeduid als mensen met een ernstige meervoudige beperking (EMB). Cliënten met EMB maken gebruik van veel apparatuur, hulpmiddelen en aanpassingen. Vaak slikken ze veel medicijnen en zijn ze aangewezen op sondevoeding. Ziekenhuisopname komt bij deze groep mensen regelmatig voor, vanwege een veelheid aan gezondheidsproblemen.

haar maakt en in haar blikveld komt, kan ze naar je gaan kijken. Om contact met Jeanet te maken, is veel kennis en geduld nodig. Wil je haar aandacht, dan moet je rechts naast haar gaan zitten, zodat je gezicht schuin boven haar verschijnt. Dan zeg je haar naam (doe dit niet te luid!). Herhaal dit enkele keren, pak daarbij haar hand vast en aai over haar gezicht. Na ongeveer een minuut keert Jeanet langzaam haar gezicht naar je toe (als ze je mag, anders gaat het precies de andere kant op!) en kun je verder contact met haar maken. Misschien lacht ze zelfs naar je. Ook al lijkt dit allemaal heel weinig: voor wie Jeanet kent, is het veel! Er is sprake van een tragere ontwikkeling Een kind met een beperking loopt gemakkelijker een achterstand op in zijn ontwikkeling. Dit geldt des te meer voor kinderen met een meervoudige beperking. Door de combinatie van beperkingen is er altijd sprake van een langzamere ontwikkeling op alle gebieden.

Zijn mensen met een meervoudige beperking vaker ernstig ziek dan anderen? In het huis waar persoonlijk begeleidster Sigrid Vermin werkt, wonen zes jongeren met een meervoudige beperking. Hun leeftijd varieert van 12 tot 22 jaar. Drie van de zes hebben het afgelopen jaar elk twee keer in het ziekenhuis gelegen: zes opnames. ‘Voor het jaar om is’, zegt Sigrid eind oktober, ‘zullen we vermoedelijk negen ziekenhuisopnames hebben meegemaakt. En dat is ongeveer ons jaargemiddelde.’

Er is vaak sprake van gezondheidsproblemen Bij een grote groep mensen met een meervoudige beperking is de zorg- en ondersteuningsvraag complex, omdat er een veelvoud aan problematiek is. Mensen met een meervoudige beperking hebben tal van gezondheidsproblemen die medische zorg vragen. Voorbeelden van zulke gezondheidsproblemen zijn: • contracturen; • ernstige vorm van epilepsie; • ernstige obstipatie; • veelvuldige luchtweginfecties of andere ontstekingen; • ernstige voedingsproblemen, zoals niet zelf kunnen eten.

Bron: Vakblad Klik

Deze gezondheidsproblemen kunnen optreden náást de meervoudige beperking, maar ook als gevolg ervan. Figuur 25.1 Bij mensen met een meervoudige beperking komen veel gezondheidsproblemen voor

1 22


25

Mensen met een meervoudige beperking

viduele behoeften en mogelijkheden van de cliënt.

Er doen zich vaak ethische dilemma’s voor Als mensen met een meervoudige beperking opgenomen worden in het ziekenhuis, worden jij en je collega’s geconfronteerd met een complexe zorgvraag. Maar dat is niet het enige, jullie lopen ook tegen ethische dilemma’s aan. Het gaat dan om kwesties zoals: Wat zijn de grenzen van de zorg? Wanneer is nog sprake van enige kwaliteit van leven? Mag je dat voor een ander bepalen?

Continuïteit Het is enorm belangrijk dat een kleine, vaste groep begeleiders de verzorging en begeleiding uitvoert. Continuïteit van zorg is belangrijk om meerdere redenen: • het kost veel tijd om het gedrag van de cliënt te leren begrijpen; • het kost veel tijd, geld en energie om de deskundigheid die nodig is voor deze specifieke zorg en begeleiding aan anderen over te dragen; • je herkent de vooruitgang in de ontwikkeling van een cliënt alleen als je langere tijd met hem werkt en hem beter kent.

25.2.2 Ondersteunen van mensen met een meervoudige beperking Bij mensen met een meervoudige beperking kun je –- door de combinatie van beperkingen – geen gebruikmaken van gewone zorg, begeleiding of opvoeding. Voor elke cliënt is een geheel eigen aanpak nodig. De begeleiding en verzorging kenmerken zich door individualiteit, totaliteit en continuïteit. Individualiteit De zorg, begeleiding en opvoeding moet je aanpassen aan de individuele behoeften en mogelijkheden van de cliënt. In de communicatie betekent individualiteit bijvoorbeeld dat je met alle cliënten op een verschillende manier communiceert. Hulpmiddelen en aanpassingen moeten ook op de individuele cliënt worden afgestemd. Het gebruik van ‘gewone’ hulpmiddelen is door de combinatie van beperkingen bijna altijd onmogelijk.

Figuur 25.2 Cliënten met een ernstige verstandelijke beperking hebben individuele begeleiding en verzorging nodig

25.3 Mensen met een verstandelijke beperking en autisme

Totaliteit Bij de begeleiding en verzorging is het belangrijk om aandacht te hebben voor de totale ontwikkeling, het totale functioneren van de cliënt. Dit betekent dat lichamelijke zorg én het psychisch en sociaal welbevinden van de cliënt aandacht moet krijgen. Vanwege de totaalaanpak moeten verschillende disciplines bij de zorg en begeleiding betrokken zijn. Zo kun je de begeleiding en verzorging optimaal laten aansluiten bij de indi-

Het woord ‘autisme’ is afgeleid van het Griekse woord ‘autos’ dat ‘zelf’ betekent. Dit maakt duidelijk waar het in de kern bij autisme om gaat: het sterk in zichzelf gekeerd zijn van de cliënt. Autisme komt in verschillende varianten voor. Het wordt daarom autismespectrumstoornis genoemd. Een autismespectrumstoornis is een aangeboren stoornis in de informatieverwerking

1 23


Complexe ondersteuningsvragen en bijzondere zorg

in de hersenen. Het gevolg is: beperkingen in sociale contacten en communicatie, beperkte en herhaalde (stereotiepe) gedragspatronen en star gedrag. Van het totale aantal mensen met een autismespectrumstoornis, is ongeveer 20% normaal begaafd en heeft 80% een verstandelijke beperking.

• Stereotiep gedrag: eenzelfde beweging continu herhalen, bijvoorbeeld een wiegende beweging, fladderen met de armen, of wapperen met de handen. • Overdreven gehecht zijn aan een bepaald voorwerp, bijvoorbeeld een magneet, touwtje of blikje.

25.3.1 Verschijnselen van een autismespectrumstoornis

25.3.2 Oorzaken van autisme Als bij een cliënt sprake is van zowel een autistische stoornis als een verstandelijke beperking, dan kan de oorzaak dezelfde zijn, maar dat hoeft niet. Ongeveer een op de drie- tot vierhonderd mensen lijdt aan een autismespectrumstoornis. Uit onderzoek blijkt dat een autismespectrumstoornis in hoge mate een erfelijk bepaalde aandoening is, namelijk in zo’n 90% van de gevallen. Het gaat vermoedelijk om een zwakte in ten minste drie genen. Onderzoek hiernaar is gaande.

Een autismespectrumstoornis is een ernstige en gecompliceerde stoornis. De gevolgen zijn mede afhankelijk van de ernst van de stoornis. Meestal geldt: hoe ernstiger de autismespectrumstoornis, hoe meer en hoe ernstiger de gevolgen. Toch moet je ook bij lichtere vormen van autisme de problematiek niet onderschatten. De lichtere vormen van autisme kunnen voor veel problemen zorgen. De cliënt met autisme verwerkt wat hij ziet, hoort en ruikt op een andere manier. Hij kan informatie niet samenvoegen. Dat leidt tot allerlei beperkingen, extreme onlogische angsten, en vreemd gedrag. Ook hebben cliënten met een autismespectrumstoornis vaak veel moeite met veranderingen.

25.3.3 Ondersteunen van cliënten met een verstandelijke beperking en autisme

1 Voorbeelden

• Over zichzelf praten in de derde persoon: ‘Henk moet ...’, in plaats van ‘Ik moet …’ of eindeloos papegaaien. • Geobsedeerd door draaiende wieltjes, lichtknopjes (aan/uit), een bepaald type auto, of het doortrekken van de wc en alleen daarmee bezig willen zijn. • Een ander niet aankijken, maar langs de ander kijken. • Alleen contact zoeken om eigen behoeften te vervullen (bijvoorbeeld honger, slaap). • Geen schone kleren of schoon beddengoed willen (verandering!). • Onlogische angsten: helemaal panisch worden bij de kapper, of als een rode auto te zien is. • Aan alles likken, alles in de mond stoppen.

Figuur 25.3 Gedragsstoornissen belemmeren de ontwikkeling bij een autismespectrumstoornis

Een autismespectrumstoornis is niet te genezen. Een cliënt met een autismespectrumstoornis zal dus altijd anders dan anderen blijven. Dat wil niet zeggen dat de mate van autistisch gedrag zijn hele leven hetzelfde blijft. Bij sommigen zie je een vermindering van de verschijnselen, bij

1 24


25

anderen een verergering. Meestal geldt: hoe slimmer het kind, hoe meer het bereikt. Een aantal cliënten met een autismespectrumstoornis leeft en woont als volwassene zelfstandig, maar de meesten hebben blijvende zorg en ondersteuning nodig. In de zorg en ondersteuning van deze groep cliënten is een aantal zaken belangrijk.

Mensen met een meervoudige beperking

gevolg is het onwillekeurig samentrekken en trillen van de spieren. De cliënt heeft nauwelijks of weinig controle over de bewegingen. De cliënt met spasticiteit is meestal gedeeltelijk verlamd. Daarbij is sprake van stijve verlammingen: de verlamde ledematen zijn zo stijf als een plank. De spasticiteit kan allerlei nadelige gevolgen hebben, zoals dwangstand van gewrichten, scoliosevorming, heupontwrichting, en een gestoorde mond- en slikfunctie. Als een cliënt een verstandelijke en motorische beperking heeft, dan heeft dat gevolgen voor zijn totale functioneren (lichamelijk, verstandelijk, psychosociaal).

Structuur en regelmaat Structuur en regelmaat zijn erg belangrijk voor deze groep cliënten. Het doel is ervoor te zorgen dat de wereld voor de cliënt overzichtelijk en voorspelbaar is. Een vast dagprogramma biedt zekerheid en houvast. Dit is nodig om paniek en angst te voorkomen. Informeer een cliënt ruim van tevoren over veranderingen. Maak duidelijk wat hij kan verwachten. Bedenk dat enige variatie nodig en goed is. Zonder variaties valt de cliënt terug in obsessies, rituelen en dwangmatig gedrag. Dit is niet wenselijk. De cliënt komt tot niets anders meer dan alleen zijn ritueel, bijvoorbeeld de hele dag de deur open en dicht doen, of de hele dag het licht aan- en uitdoen. Dit gedrag belemmert zijn eigen ontwikkeling en is bovendien erg storend voor anderen.

Gevolgen voor het lichamelijk functioneren Een cliënt met een verstandelijke en een (ernstige) motorische beperking, is beperkt in zijn bewegingen. Weinig bewegen kan leiden tot botontkalking, spieratrofie en contracturen. Er zijn vaak problemen met kauwen, slikken, hoesten en spreken, vooral als er sprake is van spasticiteit. Dit komt omdat ook bij deze bewegingen veel spieren nodig zijn. Spasticiteit kan bovendien (als er geen correctie plaatsvindt) tot scoliose en heupontwrichting leiden. Van spieratrofie is sprake als het spierweefsel vermindert. Bij spieratrofie kunnen gemakkelijker drukplekken (en decubitus) ontstaan. Bij een contractuur is er sprake van een verkorting van de spieren. Hierdoor komen gewrichten vast te zitten. Dit heeft dwangstanden en vergroeiingen tot gevolg. Deze maken niet alleen het bewegen zo goed als onmogelijk, maar zijn ook erg pijnlijk. Je moet contracturen en spieratrofie zo veel mogelijk voorkomen.

25.4 Mensen met een verstandelijke en motorische beperking Bij mensen met een verstandelijke beperking komen veel verschillende vormen van motorische beperkingen voor, zoals: • spasticiteit; • verlammingen van een of meer ledematen; • ataxie (coördinatiestoornissen bij het bewegen).

Gevolgen voor het verstandelijk functioneren Bij de combinatie van een verstandelijke en een motorische beperking, heeft de cliënt grote beperkingen in het opnemen en verwerken van informatie. Hij kan de wereld niet verkennen en daarbij leren kennen, zoals een baby gewoonlijk doet.

Meer dan 30% van de mensen met een verstandelijke beperking is spastisch. Bij spasticiteit is er sprake van een verhoogde spierspanning, in combinatie met afwijkende reflexen en een verstoorde samenwerking tussen de spieren. Het

1 25


THEORIEBOEK NIVEAU 4

P3-K1-W1 Stelt het ondersteuningsplan op P3-K1-W2 Ondersteunt cliënt/naastbetrokkenen bij het voeren van de regie P3-K1-W3 Ondersteunt en motiveert een groep cliënten bij activiteiten P3-K1-W4 Ondersteunt de cliënt bij het leggen en onderhouden van contacten en betrekt naastbetrokkenen P3-K1-W5 Voert verpleegtechnische handelingen uit P3-K1-W6 Voert beheertaken uit P3-K1-W7 Voert coördinerende taken uit P3-K1-W8 Begeleidt nieuwe collega’s, stagiaires en/of vrijwilligers

De theorie bevat alle basiskennis en achtergrondinformatie bij het betreffende werkproces en bevat veel voorbeelden uit de beroepspraktijk. De verwerkingsopdrachten sluiten aan bij de leerstof in de theorie. De praktijksituaties zijn realistische beschrijvingen van situaties uit de beroepspraktijk, inclusief opdrachten gekoppeld aan houdingsaspecten, vaardigheden en kenniselementen. De beroepsvaardigheden bevatten opdrachten voor het stapsgewijs aanleren van sociaalagogische, communicatieve, verzorgende en creatieve vaardigheden. Het complete aanbod van Traject Welzijn bestaat uit: - theorieboeken met een heldere en gestructureerde uitleg over de benodigde vakkennis, verduidelijkt met veel praktijkvoorbeelden; - werkboeken met verwerkingsopdrachten, toepassingsopdrachten en evaluatie- / reflectieopdrachten; - digitale omgeving met ondersteunend materiaal voor zowel student als docent. Wil je weten welke materialen er nog meer beschikbaar zijn bij Traject Welzijn? Kijk dan op www.thiememeulenhoff.nl/trajectwelzijn.

Auteurs: C. Telman A.C. Verhoef

Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg MZ Deel B

m a at s c h a p p e l i j k e zorg

MZ Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg MZ Deel B THEORIEBOEK

De leermiddelen uit de serie Traject Welzijn zijn bestemd voor de opleidingen Pedagogisch werk, Maatschappelijke zorg en Sociaal werk. Door de thematische opbouw is Traject Welzijn geschikt voor alle onderwijsvormen en alle leerwegen, past daarnaast in verkorte trajecten en sluit aan bij elke leerstijl. De leerstof is opgebouwd uit: theorie, praktijksituaties en beroepsvaardigheden. Je kunt starten vanuit de theorie of vanuit een (gesimuleerde) praktijksituatie. Wat voor jou het beste werkt.

TRAJECT WELZIJN

Deze uitgave Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg MZ maakt deel uit van de serie Traject Welzijn. De theorie van deze uitgave sluit volledig aan bij onderstaande werkprocessen uit het kwalificatiedossier Maatschappelijke zorg.

Onder redactie van: M.H.A.J. Gloudemans R.F.M. van Midde

9 789006 622157

MBO_TB_190x270mm_PersBegelGHZ_DeelB_N4.indd All Pages

14/09/17 08:26


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.