SCHOONGESNEDEN FORMAAT 170 x 243 mm
TECHNIEK
BOUWKUNDE
ALGEMENE BOUWKUNDE VOOR MAKEL AARS
|
DEEL A
O M S L A G T . B . V. P R O E F H O O F D S T U K | D E F. C - P D F
Algemene Bouwkunde voor makelaars DEEL A
A.H.L.G . Bone
4 d e druk
HOGER ONDERWIJS
TM_HO_MakelA_OMSLAG_proefhfdst170x243_DEFINITIEF
07-05-13
Woord vooraf Deze proefhoofdstukken geven u een indruk van de binnenkort te verschijnen herziene boeken Algemene Bouwkunde voor Makelaars deel A en deel B. Algemene Bouwkunde voor Makelaars bevat alle basiskennis voor het onderdeel Bouwkunde van het examen door de Stichting Vakexamen Makelaardij in Onroerende Goederen SVMNIVO. Diverse opleidingsinstituten, fabrikanten en adviseurs zijn betrokken bij deze herziening. Op de volgende pagina’s treft u twee proefhoofdstukken aan: • Hoofdstuk 10: Sterkteleer • Hoofdstuk 14: Gebakken en niet-gebakken stenen en steenconstructies Met behulp van deze hoofdstukken maakt u alvast kennis met de nieuwe druk van Algemene Bouwkunde voor Makelaars.
In de twee herziene boeken zijn de volgende belangrijke wijzigingen doorgevoerd. Hiermee is Algemene Bouwkunde voor Makelaars weer volledig actueel. • Nieuwe voorbeelden en actuele casussen. • Onderdelen rondom regelgeving zijn aangepast op basis van Bouwbesluit 2012. • Duurzaamheid krijgt meer aandacht in de vormen van vernieuwbouw en milieueisen en –aanpassingen. • Bouwmaterialen komen ook in de nieuwste toepassingen aan bod. • Nieuwe productietechnieken worden uitgebreid behandeld. Algemene Bouwkunde voor Makelaars geeft de juiste bouwkundige bagage aan een goede makelaar en aan alle overige professionals die zich met vastgoed bezighouden. Algemene bouwkunde voor makelaars deel A 4e druk. ISBN: 9789006701012 (binnenkort te verschijnen) Algemene bouwkunde voor makelaars deel B 4e druk. ISBN: 9789006701029 (binnenkort te verschijnen)
proefhoofdstuk.indb 1
23-05-13 15:00
2
Inhoud 1 Voorschriften, wetten, verordeningen en vergunningen 1.1 Inleiding 1.2 Wet op de Ruimtelijke Ordening 1.3 Bestemmingsplan 1.4 Woningwet 1.5 Bouwbesluit 1.6 Bouwverordening 1.7 Bouwvergunning 1.8 Berekeningen en onderzoeken bij aanvraag om bouwvergunning 1.9 Overige wetten 1.10 Overige vergunningen 2 Ontwikkelingen ten aanzien van milieu en duurzaamheid 2.1 Inleiding 2.2 Wet- en regelgeving op milieugebied 2.3 Milieubeleid 2.4 Duurzaam bouwen 2.5 Industrieel, flexibel en demontabel bouwen (IFD-bouwen) 2.6 Milieuvriendelijke bouwmaterialen 2.7 Asbest 2.8 Begrippen met betrekking tot milieu en duurzaamheid 3 Belanghebbenden en bouwdeelnemers 4 Tekeningen en bestek 4.1 Tekeningen 4.2 Normalisatie tekeningen 4.3 LACS-methode en NL-SfB-codering 4.4 Bestek en voorwaarden 4.5 Technische omschrijving appartement 5 Prijsvorming 5.1 Inleiding 5.2 Aanbestedingsreglement Werken (ARW) 2005 5.3 Aanbestedingen volgens UAR-EG 1991 en UAR 2001 5.4 Aanbesteding volgens ARW 2012 5.5 Bouwkosten 5.6 Meer- en minderwerk 5.7 Stel- en verrekenposten 5.8 Risicoregeling
proefhoofdstuk.indb 2
6 Het (organisatorische) bouwproces 6.1 Bouwproces 6.2 Bouwgrond en inrichting bouwterrein 6.3 Volgorde in uitvoering 6.4 Opnemen van werk en betalingen 6.5 Opleveringsprocedure 6.6 Eerste weken na oplevering 6.7 GIW-garantie en waarborgregeling 7 Bouw- en woonvormen 7.1 Bouwvormen 7.2 Woonvormen 8 Constructieve opbouw en bouwmethode 8.1 Grondwerk 8.2 Fundering 8.3 Draagconstructie of casco 8.4 Gevels 8.5 Kozijnen 8.6 Daken 8.7 Afbouw en afwerking 8.8 Technische installaties 8.9 Bouwmethode en constructie 9 Sociale woningbouw, architectuur en bouwstijlen 9.1 Sociale woningbouw 9.2 Romaanse bouwstijl (1000-1200) 9.3 Gotiek (1150-1500) 9.4 Renaissance (1515-1630) 9.5 Barok en classicisme (1600-1800) 9.6 Neoclassicisme (1800-1870) 9.7 Eclecticisme (1850-1900) 9.8 Neostijlen (1840-1900) 9.9 Chaletstijl (1870-1900) 9.10 Art Nouveau (1890-1910) 9.11 Art deco (1910-1940) 9.12 H.P. Berlage 9.13 Expressionisme: Amsterdamse School en Haagse School 9.14 De Stijl (1917-1932) 9.15 W.M. Dudok 9.16 Bauhaus 9.17 Functionalisme en nieuwe zakelijkheid: het Nieuwe Bouwen 9.18 Delftse School (1925-1955) 9.19 Geïndustrialiseerde woningbouw 9.20 Structuralisme 9.21 Postmoderne architectuur
23-05-13 15:00
Inhoud 3
9.22 Organische en antroposofische architectuur 9.23 Hightecharchitectuur
16 Bindmiddelen en mortels 16.1 Bindmiddelen 16.2 Mortels
10 Sterkteleer 10.1 Normen bouwconstructies 10.2 Belastingen 10.3 Sterkte en toelaatbare spanningen 10.4 Spanning 10.5 Oplegging en overspanning
17 Beton 17.1 Inleiding 17.2 Betonspecie 17.3 Betonsoorten en grondstoffen 17.4 Eisen aan beton en specificaties 17.5 Gewapend beton 17.6 Betonstaal 17.7 Wapening 17.8 Bekisting 17.9 Beton storten en verwerken 17.10 Betonschade
11 Uitzetten en maatvoeren 11.1 Inleiding 12 Grondwerken 12.1 Bodem en grond 12.2 Grondsoorten in Nederland 12.3 Eigenschappen grond 12.4 Grondkeringen 12.5 Uitlevering en inklinken 12.6 Uitvoering grondwerk 12.7 Bodemonderzoek 12.8 Grondonderzoek 12.9 Wettelijke bepalingen met betrekking tot grondwater 12.10 Bemaling 12.11 Ontwatering
18 Prefab-betonproducten 18.1 Prefab-beton 18.2 Prefab-bouwonderdelen 18.3 Betonnen bestratingsmaterialen
13 Funderingen en kelders 13.1 Eisen aan fundering 13.2 Funderen op staal 13.3 Paalfundering 13.4 Kruipruimte 13.5 Kelder 14 Gebakken en niet-gebakken stenen en steenconstructies 14.1 Inleiding 14.2 Gebakken stenen 14.3 Niet-gebakken stenen 15 Natuursteen en natuursteen constructies 15.1 Eigenschappen en kwaliteit natuursteen 15.2 Soorten natuursteen 15.3 Bewerking natuursteen 15.4 Toepassingen natuursteen 15.5 Vloeren, terrassen en trappen 15.6 Gevelbekleding en binnenwanden
proefhoofdstuk.indb 3
23-05-13 15:00
proefhoofdstuk.indb 4
23-05-13 15:00
Sterkteleer
10
Daken storten in, muren zetten uit en gebouwen verzakken. Vandaar de noodzaak om de krachten te berekenen die bouwkundige constructies moeten opvangen. In dit hoofdstuk worden de begrippen belasting, doorbuiging, knik, oplegging, overspanning en stabiliteit, trek en druk besproken aan de hand van de Eurocodes die in april 2012 van kracht zijn geworden.
proefhoofdstuk.indb 183
23-05-13 15:00
184
10.1 Normen bouwconstructies In de bouwkunde worden alle berekeningen met betrekking tot de sterkte, stijfheid en stabiliteit van constructies gemaakt en gecontroleerd aan de hand van de Eurocodes. Sinds de ingang van het Bouwbesluit 2012 op 1 april 2012 vervangen deze Eurocodes de negen normen in de reeks Technische grondslagen voor de berekening van bouwconstructies (TGB), NEN 6700 t/m NEN 6790. ‘De Eurocodes’ is een verzamelnaam voor een serie Europese geharmoniseerde normbladen voor het toetsen en berekenen van bouwconstructies. Ze zijn opgesteld om ontwerpen te toetsen uitgaande van hedendaagse materialen en methoden. De Eurocodes zijn van toepassing op de constructie van zowel gebouwen als bouwwerken. Met de Eurocodes kan, evenals dit met de normenreeks Technische grondslagen voor bouwconstructies (TGB 1990) het geval was, worden aangetoond dat een bouwwerk het niveau van constructieve veiligheid bereikt zoals vereist in de Nederlandse en Europese bouwregelgeving. Nieuwbouwprojecten worden in het kader van de omgevingsvergunningaanvraag dus getoetst met behulp van de Eurocodes. Alleen door het aantonen van ‘gelijkwaardigheid’ kan nog gebruik worden gemaakt van de TGBnormen. De Eurocodes worden zowel in als buiten Europa beschouwd als een moderne en onderling samenhangende set constructievoorschriften. De codes zijn gebaseerd op de meest recente technische en wetenschappelijke inzichten ten aanzien van het gedrag van constructies en constructiematerialen. Dat betekent dat er ook buiten Europa grote belangstelling is voor het toepassen van de Eurocodes. Landen als Singapore en Vietnam gebruiken ze al, terwijl in belangrijke opkomende economieën als China, India en Rusland seminars over de Eurocodes plaatsvinden. Ook is er sprake van een groeiende samenwerking tussen de wereldwijde normalisatie-organisatie ISO en de Europese normalisatie-organisatie CEN op het gebied van de Eurocodes. Voor de bouw zijn de normen voor het ontwerpen en berekenen van dragende bouw-
proefhoofdstuk.indb 184
constructies van de grootste betekenis. Er zijn ongeveer 320 Nederlandse normalisatienormen van belang voor de bouw. Het is dus niet mogelijk deze allemaal te noemen. Normalisatie veronderstelt afstemming tussen partijen op basis van consensus, met als doel efficiënte, veilige, gezonde en duurzame producten, processen, systemen en diensten. NEN ontwikkelt en beheert niet alleen nationale normen, maar is ook de toegangspoort tot Europese en mondiale normen. We onderscheiden de volgende normen: • de NEN-norm; • de Europese norm; • de Internationale norm; • het Technisch rapport (CEN/TR of ISO/TR); • NEN-EN-ISO; • Technical Specification (CEN/TS of ISO/TS); • Workshopafspraak (CWA of IWA). NEN-Norm Een NEN-norm is een door het Nederlands normalisatie-instituut ontwikkelde norm. NEN is lid van de Europese normalisatie-instellingen en via NEN kunnen marktpartijen invloed uitoefenen op de ontwikkeling van normen. Europese norm (EN) De Europese normen worden merendeels ontwikkeld door CEN en CENELEC. Een Europese norm is vergelijkbaar met een NEN-norm, en geldt voor alle Europese lidstaten. Voor de Nederlandse markt dragen Europese normen de codering NEN-EN. In Duitsland is dat bijvoorbeeld DIN-EN. Normalisatie-instituten zijn verplicht de Europese normen nationaal over te nemen, hierbij is sprake van een implementatieplicht. Internationale norm (ISO of IEC) Een Internationale norm is eveneens vergelijkbaar met een NEN-norm, maar dan ontwikkeld in een mondiale Technische Commissie van IEC of ISO. Ook hierbij kunnen marktpartijen via NEN invloed uitoefenen op de ontwikkeling. Voor internationale normen geldt geen implementatieplicht. Internationale documenten die door Nederland zijn geaccepteerd voeren de codering NEN-IEC of NEN-ISO.
23-05-13 15:00
STERKTELEER 185
Technical Report (CEN/TR of ISO/TR) Een Technical Report (TR) wordt uitgegeven als het wenselijk blijkt om bepaalde gegevens beschikbaar te stellen en heeft een informatief karakter. Het kan hier gaan om een inventarisatie van wettelijke regels en normen of om technische gegevens per land. NEN-EN-ISO Sommige Internationale normen zijn ook Europees geaccepteerd. Deze documenten zijn herkenbaar aan de codering NEN-ENISO. Technische specificatie (CEN/TS of ISO/TS) Voor een voorlopige toepassing wordt de Technical Specification (TS) opgesteld. De technische stand van zaken of de consensus is dan nog onvoldoende om een norm uit te brengen. Ook kan de Technical Specification worden gebruikt voor snelle tussentijdse publicatie van de resultaten van een normontwikkelingstraject. Workshopafspraak (CWA of IWA) Een CWA of een IWA wordt ontwikkeld in een CEN- respectievelijk ISO-workshop in plaats van een Technische Commissie. Deze workshops zijn open voor iedereen die interesse heeft om deel te nemen. Eurocode In het Bouwbesluit 2012 zijn de Eurocodes aangestuurd. Een Eurocode bestaat uit: • een Europese norm (EN) gepubliceerd door de Europese commissie voor standaardisatie (CEN) • elke doorverwezen Eurocode, ook als deze niet als eerstelijnsnorm in bijlage 1 van de Regeling Bouwbesluit 2012 is aangewezen • een Nationale bijlage (NB) In totaal omvat het pakket Eurocodes 58 delen. In aansluiting op de Eurocodes zijn een aantal normen voor uitvoering opgesteld. Europese productnormen worden, voor zover het de bepaling van constructieve eigenschappen betreft, afgestemd op Eurocodes. De opzet en indeling van de Eurocodes is vergelijkbaar met de opzet en indeling van de Nederlandse TGB-serie technische grondslagen
proefhoofdstuk.indb 185
voor bouwconstructies, omdat ook de Euro codes gebruik maken van partiële factoren. In het basisdeel (Eurocode 0) worden de grondslagen uitgelegd. De Eurocodes beginnen met de basisnorm NEN-EN 1990, vergelijkbaar met NEN 6700, die ook de te hanteren belastingcombinaties aangeeft. Daarna worden de belastingen uitgewerkt in NEN-EN 1991, vergelijkbaar met NEN 6702 met tien delen voor de verschillende soorten belastingen op gebouwen en andere constructies. Vervolgens worden de materiaalgebonden delen opgenomen. Net als de serie materiaalgebonden TGB-normen is er een serie met specifieke normen voor de constructiematerialen beton (NEN-EN 1992), staal (NEN-EN 1993), staal-beton (NEN-EN 1994, nieuw voor Nederland), hout (NEN-EN 1995), metselwerk (NENEN 1996) en aluminium (NEN-EN 1999). Tot slot is analoog aan NEN 6740 het Euro codedeel NEN-EN 1997 bestemd voor geotechnisch ontwerp: rekenen aan het draagvermogen en andere sterkte-eigenschappen van de ondergrond. Doordat de Eurocodes (58 normdelen gerubriceerd in 10 codes) zijn gebaseerd op de partiële factoren is in grote lijnen een onderverdeling ontstaan in belastingen en materiaaleigenschappen. Vervolgens is voor de belangrijkste constructiematerialen een eigen Eurocode opgesteld. Voor materialen waarvan (nog) geen Eurocode bestaat is Eurocode 0 – Grondslagen van toepassing. Hierdoor zijn de Eurocodes als volgt ingedeeld: • Eurocode 0 Grondslagen van het Euro codesysteem (serie EN-1990) gaat over de constructieve veiligheid, belastingcombinaties, bruikbaarheid en duurzaamheid. • Eurocode 1 Belastingen op constructies (serie EN 1991) Zes delen van de Eurocode gaan over constructie en detaillering per materiaal (EN 1992 t/m EN 1996 en EN 1999). • Eurocode 2 Ontwerp en berekening van betonconstructies (serie EN 1992). • Eurocode 3 Ontwerp en berekening van staalconstructies (serie EN 1993).
23-05-13 15:00
186
• Eurocode 4 Ontwerp en berekening van staal-betonconstructies (serie EN 1994). • Eurocode 5 Ontwerp en berekening van hout (serie EN 1995). • Eurocode 6 Ontwerp en berekening van metselwerk (serie EN 1996). • Eurocode 7 Geotechnisch ontwerp (serie EN 1997). • Eurocode 8 Ontwerp en berekening van aardbevingsconstructies (serie EN 1998). • Eurocode 9 Ontwerp en berekening van aluminiumsconstructies (serie EN 1999). Voor de constructieve beoordeling van bestaande bouw geldt NEN 8700 (bij ongewone belasting, onvoldoende sterkte, schade, vervorming, verandering van de belasting en aan het einde van de levensduur). De (nieuwe) NEN 8700 is speciaal geschreven om een toets van bestaande bouw, die voorheen beschreven was in de Regeling Bouwbesluit, via de Eurocode mogelijk te maken. 10.1.1 Veiligheid en bruikbaarheid van bouwconstructies Bouwconstructies moeten gedurende een vooraf bepaalde tijd aan eisen van veiligheid en bruikbaarheid voldoen.
Onder een constructie wordt verstaan een systematisch samengesteld en met elkaar verbonden geheel van constructieve elementen die ontworpen zijn om belasting te dragen en voldoende stijfheid te verschaffen. Een constructief element is een fysisch goed te onderscheiden deel van een constructie, zoals een funderingspaal, een kolom, een plaat, een balk of een ligger. 10.1.1.a Constructief ontwerp en Eurocodes Met de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 per 1 april 2012 zijn de grondslagen van het constructief ontwerp gewijzigd, aangezien het bouwbesluit de Eurocodes aanwijst. NENEN 1990 en bijlagen A1 en A1/C2 vervangen de vroegere norm NEN 6702. Daarnaast is er ook in dit geval een NAD (National Application Document) van kracht.
proefhoofdstuk.indb 186
Voor metalen daken en gevels zijn met name de volgende Eurocodes belangrijk: 1 NEN-EN 1990 met A1 en A1/C2: Grond slagen voor Constructief ontwerp (vervangt TGB 1990); 2 NEN-EN 1991-1-3: Sneeuwbelasting (vervangt bijlage B van NEN6702:2007); 3 NEN-EN 1991-1-4: Windbelasting (vervangt bijlage A van NEN6702:2007). 10.1.1.1b Grondslagen NEN-EN 1990 bevat de grondslagen voor de constructieve beoordeling van bouwconstructies. Een constructie moet dusdanig ontworpen en gebouwd zijn, dat deze gedurende de vastgestelde ontwerplevensduur voldoende betrouwbaar is, dus voldoet aan criteria van veiligheid en bruikbaarheid, zonder buitensporig onderhoud. Hiervoor moeten op verschillende onderdelen de grenstoestanden worden getoetst: EQU: verlies van statisch evenwicht GEO: geotechnisch falen (bezwijken van grond) FAT: bezwijken door vermoeiing STR: constructief falen (intern bezwijken) Voor de staalindustrie is STR veruit het belangrijkste onderdeel. Voor de toetsing zal er nog steeds gekeken worden naar permanente belastingen, variabele belastingen en de daarbij behorende veiligheidsfactoren. 10.1.1.1c Veiligheidsfactoren In de Eurocode wordt niet meer gesproken over veiligheidsklasse 1, 2 of 3, maar is een nieuwe indeling gemaakt op basis van “gevolgklassen”. Deze gevolgklassen (Consequence Classes – CC) worden gedefinieerd door het beschouwen van de gevolgen van bezwijken of het slecht functioneren van de constructie. Metalen daken en gevels voor de meeste indus triële hallen en loodsen vallen dus in CC1, die voor woningen en kantoren in CC2 en die voor beursgebouwen en stadions zelfs in CC3. De bijbehorende veiligheidsfactoren zijn met de komst van de gevolgklassen ook gewijzigd.
23-05-13 15:00
STERKTELEER 187
Voor alle drie de CC’s geldt dat de permanente belasting die als gunstig meewerkend mag worden beschouwd, in het geval van windzuiging, met een factor 0,9 mag worden meegerekend. Gevolgklasse NEN-EN 1990
Veiligheids factor permanente belasting
Veiligheids factor variabele belasting
CC1 CC2 CC3
1,10 1,20 1,30
1,35
Verouderde norm NEN 6702
Veiligheids factor permanente belasting
Veiligheids factor variabele belasting
veiligheidsklasse 1 veiligheidsklasse 2 veiligheidsklasse 3
1,20
1,20
1,20
1,30
1,20
1,50
1,65
10.1.1.d Sneeuwbelasting Voor sneeuwbelasting geldt sinds 1 april 2012 de NEN-EN 1991-1-3 met Nationale Bijlage. Er zijn echter geen significante wijzigingen ten opzichte van de vroegere Bijlage B in de NEN6702. Er geldt nog steeds een karakteristieke waarde van 0,70 kN/m2 voor de sneeuwbelasting op de grond. Indien deze karakteristieke waarde vermenigvuldigd wordt met de bekende vormfactor Ce van 0,8 (oppervlak dat vrij aan de wind is blootgesteld), ontstaat weer een sneeuwlast van 0,56 kN/m2. Ook sneeuwophopingen bij hoogteverschillen of afschuiven blijven bestaan en zijn ook in de Eurocode gemaximeerd op 2,80 kN/m2. 10.1.2 Berekenen bouwkundige constructies Het berekenen van bouwkundige constructies is nodig om de afmetingen van de constructie en de onderdelen daarvan te bepalen, met inachtneming van de eisen die in de diverse Eurocodes worden genoemd. Een skelet, maar ook een constructie van muren en balken, is een draagconstructie (ook wordt wel van draagstructuren gesproken). De functie van de constructie is het gewicht van mensen en voorwerpen naar de fundering van een gebouw
Gevolgklasse
Omschrijving
Voorbeelden van gebouwen en civieltechnische werken
CC3
Grote gevolgen ten aanzien van het verlies van mensenlevens, of zeer grote economische gevolgen, sociale gevolgen of gevolgen voor de omgeving Middelmatige gevolgen ten aanzien van het verlies van mensenlevens, aanzienlijke economische gevolgen, sociale gevolgen of gevolgen voor de omgeving
Tribunes, openbare gebouwen waarbij de gevolgen van het bezwijken groot zijn (bijv. een concertzaal) Hoogbouw (H > 70 meter) Woon- en kantoorgebouwen, openbare gebouwen waar de gevolgen van bezwijken beperkt zijn (bijv. een kantoorgebouw) Industriegebouwen van 3 bouwlagen of meer. Gebouwen voor de landbouw waar mensen normaal niet verblijven (bijv. opslagschuren, tuinbouwkassen) Standaard eengezinswoningen Industriegebouwen t/m 2 bouwlagen.
CC2
CC1
Geringe gevolgen ten aanzien van het verlies van mensenlevens, of kleine of verwaarloosbare economische gevolgen, sociale gevolgen of gevolgen voor de omgeving
Metalen daken en gevels voor de meeste industriële hallen en loodsen vallen dus in CC1, voor woningen en kantoren in CC2 en voor beursgebouwen en stadions zelfs in CC3.
proefhoofdstuk.indb 187
23-05-13 15:00
188
over te brengen. De draagconstructie moet veilig en betrouwbaar zijn en moet zo worden ontworpen, dat zo min mogelijk materiaal en vervaardigingarbeid nodig zijn. De berekening kan op twee manieren worden uitgevoerd: • ontwerpberekening, de afmetingen worden bepaald met de maximale spanning die volgens de voorschriften mogelijk is; • controleberekening, voor de afmetingen die zijn gevonden in de ontwerpberekening worden de maximale spanningen en vervormingen berekend en wordt aangetoond dat deze de gestelde grenzen niet overschrijden. Deze berekening is voor Bouw- en woningtoezicht vereist. Bouwkundige constructies moeten weerstand bieden aan diverse soorten belastingen, zoals de belasting door mensen, meubilair, machines, wind en sneeuw. Door belastingen treden er in de constructie spanningen op, waardoor de constructie kan gaan vervormen. Onder vervormingen wordt onder andere verstaan de doorbuiging, hoekverdraaiing, verkorting en verlenging van statische en dynamische aard. Aan deze vervormingen zijn grenzen gesteld evenals aan de toelaatbare spanningen. De toelaatbare spanningen zijn per materiaalsoort verschillend. Een constructie mag nu eenmaal niet bezwijken. Bovendien kan als gevolg van grote vervorming blijvende schade aan de constructie of aansluitende gebouwdelen ontstaan.
10.2 Belastingen In de bouwkunde wordt onderscheid gemaakt tussen permanente en variabele belasting. 10.2.1 Permanente belasting Permanente belasting is de belasting die constant aanwezig is. Enkele voorbeelden hiervan zijn het eigen gewicht van de constructie, de afwerking, zoals tegels op de vloer, en de gebouwdelen die permanent op de constructie rusten, zoals muren, fundering, vloeren, dak, water- en gronddruk en de vaste installaties en indirecte belastingen die worden veroorzaakt
proefhoofdstuk.indb 188
door onder andere krimp, ongelijke zetting en opgelegde vervorming. De permanente belasting wordt aangegeven met G en wordt uitgedrukt in de belasting per m1, m2 of m3. Afhankelijk van het soortelijk gewicht worden bijvoorbeeld de volgende belastingen aangehouden: • metselwerk: 17 tot 21 kN/m3; • gewapend beton: 20 tot 25 kN/m3; • grind op een dak met een dikte van 0,03 m: 0,5 kN/m2; • betontegels met een dikte van 0,03 m: 0,5 kN/m2. Massa per oppervlakte, bijvoorbeeld voor een pannendak met latten, tengels, dakplaten en gordingen: 75 kg/m2. Houten vloer met houten balken met een overspanning van maximaal 4,50 m: 30 kg/m2. Gewicht stalen IPE 300: 42,2 kg/m1. Gewicht vierkant buisprofiel 100 × 100 × 4 : 12 kg/m1.
10.2.2 Variabele belasting Variabele belasting is de belasting die niet permanent aanwezig is, en deze varieert dus tijdens de gebruiksfase. Oorzaken van die extra belasting zijn: • windbelasting; • sneeuwbelasting en dergelijke; • mensen op het dak; • belasting op de zolder; • belasting op de verdieping; • belasting op de begane grond.
De variabele belasting wordt aangegeven met Q. Voor daken wordt een variabele belasting van 1 kN/m2 gehanteerd. Voor vloeren in woningen wordt 1,75 kN/m2 aangehouden en voor winkelgebouwen 5 kN/m2. 10.2.2.a Windbelasting Windbelasting treedt voornamelijk op bij wanden en daken. De volgende windbelastingen worden onderscheiden: • windzuiging (wind blaast van een vlak af); • winddruk (wind blaast op een vlak); • windwrijving (wind blaast evenwijdig aan een vlak);
23-05-13 15:00
STERKTELEER 189
• onderdruk (wind zuigt gebouw als het ware leeg); • overdruk (wind blaast gebouw als het ware op).
dakpannen, gordingen en dakbeschot
vloer
binnenwanden
spouwmuren en buitenkozijnen vloer
binnenkozijnen
vloer
fundering
fundering
Figuur 10.2 Permanente belasting
Gebied I = Waddeneilanden + kop van Noord-Holland II = Zeeland, Zuid-Holland, zuiden van Noord-Holland, Flevoland, Groningen en Friesland III = Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg
Figuur 10.1 Stuwdrukgebieden in Nederland
Belastingen en krachten In figuur 10.2 en figuur 10.3 worden de hiervoor beschreven begrippen permanente en variabele belasting in een tekening weergegeven. De persoon oefent een variabele regen en sneeuw
belasting uit op de vloer. De vloer rust op de muren die de belasting vervolgens overdragen op de fundering. De personen in het gebouw, maar ook de wind-, regen- en sneeuwbelasting worden gerekend tot de variabele belasting. Het gewicht van de vloer op de muur en de muren op de fundering wordt gerekend tot de permanente belasting. Een kracht (F) is de oorzaak van een verandering in de bewegingstoestand van een voorwerp. De eenheid van kracht is de newton, aangeduid met het symbool N (1000 N = 1 kN). 1 N is de kracht die nodig is om een massa van 1 kg een versnelling te geven van 1 m/s2. Dit wordt als volgt omschreven: kracht = massa × versnelling.
wind
Figuur 10.3 Variabele belasting
proefhoofdstuk.indb 189
De kracht die een massa op aarde uitoefent, wordt veroorzaakt door de valversnelling van de zwaartekracht of de aantrekkingskracht van de aarde. Die is ongeveer 9,8 m/s2, dus de kracht in N die een massa op aarde uitoefent is gelijk aan de massa in kg × 9,8 m/s2. De krachten die een rol spelen bij bijvoorbeeld de berekening van de fundering van een woonhuis zijn in figuur 10.8 weerge geven.
23-05-13 15:00
190
Omschrijving en uitwerking diverse belastingen
Representatieve belasting (Qrep) De TGB 1990 verstaat onder representatieve belasting de gemiddelde belasting, met andere woorden, de belastingen die in de praktijk optreden of kunnen optreden en waarbij bij de berekening van de constructie rekening moet worden gehouden. Qrep kan worden verdeeld in: • Qextr: extreme veranderlijke belasting; • Qm: momentane of gemiddelde waarde veranderlijke belasting. Onder het begrip representatief wordt verstaan: • veranderlijke belasting Q, de voorgeschreven en optredende belasting (nuttige belasting); • permanente belasting G, de optredende belasting (eigengewicht).
Figuur 10.4 Balk is niet sterk genoeg omdat de toelaatbare materiaalspanningen worden overschreden Fv
f
Belasting per lengte-eenheid (q) • qg: permanente belasting per strekkende meter (m1); wordt veroorzaakt door het eigen gewicht van de constructie inclusief de belasting die op de constructie rust. Een voorbeeld hiervan is een muur die wordt gedragen door een balk; • qextr: veranderlijke extreme belasting per strekkende meter (m1); wordt veroorzaakt door de veranderlijke belasting op de constructie.
Fv
Figuur 10.5 Te grote doorbuiging
Figuur 10.6 Steunpunt valt weg, geen stabiliteit
10.3 Sterkte en toelaatbare spanningen Sterkte is een belangrijke constructieve mate riaaleigenschap. Sterkte is de spanning waarbij het materiaal net wel of net niet bezwijkt. Dit wordt aangeduid met breuksterkte. In figuur 10.4 is de verticale kracht (Fv) op een balk getekend. Druksterkte is de weerstand van het materiaal tegen indrukking. Zo is de druksterkte van bijvoorbeeld het isolatiemateriaal glaswol kleiner dan van het isolatiemateriaal polyurethaanschuim. Treksterkte is de weerstand die het materiaal biedt als gevolg van trekbelasting. Staal kan grote trekspanningen opnemen.
proefhoofdstuk.indb 190
Elk materiaal moet een bepaalde stijfheid hebben. Als de doorbuiging als gevolg van een belasting te groot is, is het materiaal onvoldoende stijf, figuur 10.5. De doorbuiging is afhankelijk van: • afmeting dragende constructiedeel; • lengte vrije overspanning; • optredende belasting; • materiaal waarvan het dragende constructiedeel is samengesteld. Als een balk op twee steunpunten ligt en één steunpunt valt weg als gevolg van de doorbuiging van de balk, verliest de constructiebalk zijn stabiliteit, figuur 10.6.
23-05-13 15:00
STERKTELEER 191
Om de stijfheid van een materiaal aan te geven, is het begrip elasticiteitsmodulus ingevoerd. De elasticiteitsmodulus wordt aangegeven in N/mm2 en wordt berekend door de tangens van de hoek alfa te berekenen, zie figuur 10.7 (een spanning-rekdiagram van staal). De doorbuiging en de elasticiteitsmodulus zijn omgekeerd evenredig. Dat wil zeggen: hoe groter de elasticiteitsmodulus, des te kleiner de doorbuiging (dus des te stijver het materiaal) en hoe kleiner de elasticiteitsmodulus, des te groter de doorbuiging.
10.4 Spanning Spanning is de kracht gedeeld door de oppervlakte van de doorsnede, en wordt uitgerekend met de formule:
waarin: = spanning (N/mm2); F = kracht (N); A = oppervlakte doorsnede in mm2.
De volgende spanningen worden onderscheiden: • drukspanning: bijvoorbeeld de kracht op het onderliggende metselwerk ter plaatse van een oplegging voor bijvoorbeeld een stalen balk of de kracht die de fundering uitoefent op de onderliggende grond, figuur 10.8; • trekspanning: treedt bijvoorbeeld op als een betonbalk wordt belast. Aan de bovenzijde treden drukspanningen op en aan de onderzijde trekspanningen, figuur 10.9. In het midden van de rechthoekige ligger, dus in het zwaartepunt, is de spanning nul. Een grotere weerstand tegen doorbuiging wordt bereikt door het toepassen van een balk op zijn kant. Denk hierbij aan een steigerplank; door deze op zijn kant te plaatsen ontstaat meer weerstand tegen doorbuiging dan wanneer hij op zijn platte kant ligt. De conclusie is dat de hoogte van balken belangrijker is dan de dikte; • schuifspanning: treedt bijvoorbeeld op bij een ingekeepte raveelverbinding, figuur 10.10; • buigspanning: combinatie druk- en trekspanning, figuur 10.9; • knikspanning: wanneer een kolom op knikspanning wordt belast en de druksterkte wordt overschreden, knikt de kolom uit en bezwijkt, figuur 10.11.
spanning (σ )
F =σ A0
vloeien stugger
tan α = f = E (wet van Hooke) ε trekproef voor staal
breekpunt
begin insnoering brosser zwakker
taaier
plastisch gebied
sterker
De pijlen in de figuur geven de eigenschappen aan van de beproefde staalsoort; al dan niet stugger, taaier enz.
vloeigrens
stijver
slapper
elastisch gebied
weker
α elastische vervorming plastische vervorming breukrek
Figuur 10.7 Spanning-rekdiagram staal
proefhoofdstuk.indb 191
23-05-13 15:00
192
10.5 Oplegging en overspanning 10.5.1 Oplegging De manier waarop een constructieonderdeel, zoals een balk of ligger, wordt ondersteund, wordt in de mechanica een oplegging genoemd. Er zijn drie soorten opleggingen: 1 scharnieroplegging; 2 roloplegging; 3 inklemming.
Figuur 10.8 Krachten worden overgebracht naar fundering
Fv
1 Scharnieroplegging De balk in figuur 10.12 is scharnierend met de muur verbonden. De hoek kan een wijziging ondergaan, maar de verbinding kan zich in horizontale of verticale richting niet verplaatsen.
Figuur 10.10 Raveelverbinding
drukzone
neutrale lijn
belasting
buigend moment M
trekzone
neutrale lijn F1 scheuren
optredende trekspanning
F2
balk onder belasting
Figuur 10.9 Optredende trekspanning
proefhoofdstuk.indb 192
23-05-13 15:00
STERKTELEER 193
lengteveranderingen kunnen ondergaan. Dit komt onder andere voor bij liggers, bruggen, viaducten en spantconstructies. In een van de steunpunten is dan een roloplegging toegepast. Het detail van de oplegging is in figuur 10.13 weergegeven.
Fv
3 Inklemming Een inklemming komt voor bij onder andere steenachtige vloeren en houten balklagen. Als de balk is ingeklemd, kan in hoek α geen wijziging optreden, figuur 10.14. De verbinding kan zowel horizontale als verticale krachten opnemen. Fv
Figuur 10.11 Kolom knikt uit en bezwijkt α F
α
balk scharnierend opgelegd Figuur 10.14 Inklemming balk F
Fv
Fh
schematisering Figuur 10.12 Scharnieroplegging
Fv Fh = 0 stalen plaat ronde stalen staaf stalen plaat
10.5.2 Overspanning Een overspanning is de afstand die een constructiedeel moet overbruggen. De dagmaat (kleinste maat) is de maat tussen de ondersteuningspunten. De theoretische overspanning is de hart-ophartmaat tussen twee opleggingen. Deze maat is voor de constructeur van bouwkundige constructies belangrijk bij het uitvoeren van constructieberekeningen, die ook wel statische berekeningen worden genoemd. De praktische overspanning is de lengte van de toegepaste ligger, figuur 10.15.
dagmaat theoretische overspanning
Figuur 10.13 Roloplegging
2 Roloplegging In bepaalde situaties moet een constructie als gevolg van temperatuurschommelingen
proefhoofdstuk.indb 193
praktische overspanning
Figuur 10.15 Oplegging ligger
23-05-13 15:00
proefhoofdstuk.indb 194
23-05-13 15:00
14
Gebakken en niet-gebakken stenen en steenconstructies
Waar zou een bouwonderneming zijn zonder stenen? In dit hoofdstuk wordt een onderverdeling gemaakt tussen gebakken en niet-gebakken stenen. Voor beide categorieën worden de verschillende soorten, formaten, eigenschappen, eisen en toepassingen toegelicht. Ook steenconstructies worden besproken, waarbij de verwerking met specie of lijm en de eisen aan de dragende, isolerende en constructieve functies aan de orde komen. Als kader gelden de nieuwste eisen met betrekking tot de beoordelingsrichtlijn BRL 1007, die op 3 oktober 2010 bindend is verklaard door het bestuur van IKOB-BKB, en de NEN-EN 1996-1-1 of Eurocode 6. BRL 1007 maakt het mogelijk om de milieutechnische eigenschappen van een product vast te leggen in een kwaliteitsverklaring. Deze kwaliteitsverklaring wordt dan aangeduid als KOMO-productcertificaat of als NL-BSB certificaat (Besluit Bodemkwaliteit). Het NL-BSB certificaat verklaart alleen dat wordt voldaan aan de milieu-hygiënische eisen in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit, terwijl het KOMO-productcertificaat verklaart dat ook aan bouwtechnische producteisen wordt voldaan. Ook voor producenten van producten die niet hoeven te voldoen aan NL-BSB met betrekking tot milieu-hygiënische eisen bestaat de mogelijkheid een KOMO-productcertificaat te behalen. Wanneer het product voldoet aan het door de EG vastgestelde systeem van Attestation of Conformity (verklaring van overeenstemming) met betrokkenheid van een Notified Body (een aangemelde keuringsinstantie), dan mag de producent het product voorzien van een CE-markering. Een CE-markering is altijd een eigen verklaring van de producent.
proefhoofdstuk.indb 243
23-05-13 15:00
244
14.1 Inleiding Stenen worden in twee groepen ingedeeld: • kunststeen, onder te verdelen in gebakken en niet-gebakken steen; • natuursteen. ▶▶ Natuursteen komt aan de orde in hoofdstuk 15.
Kunststeen wordt toegepast in de stapelbouw; de stenen worden met metselspecie of lijm tot muren verwerkt. Voor het berekenen en ontwerpen van steenconstructies geldt sinds 2010 Eurocode 6, Ontwerp en berekening van constructies van metselwerk. Deze Eurocode vervangt de oude Nederlandse normen: • NEN 6790 Steenconstructies TGB 1990, basiseisen en bepalingsmethoden waarin de te gebruiken rekenmethoden, de aan te houden materiaalsterkten en de materiaalfactor zijn aangegeven. De te gebruiken belastingen staan vermeld in de NEN 6702. • NPR 6791, ontwerpregels gebaseerd op de NEN 6790. Eurocode 6 Op 31 maart 2010 zijn de nationale TGBconstructienormen door NEN ingetrokken. Sinds die datum gelden in alle EU-lidstaten de Eurocodes, uniforme Europese normen voor bouwconstructies. De Eurocodes zijn in de Europese Aanbestedingsrichtijn dus het uitgangspunt voor constructieve berekeningen van bouwwerken.
Eurocode 6 voor constructies van metselwerk is ook bekend als NEN-EN 1996. De code geeft constructie-eisen en rekenregels voor ongewapend, gewapend en voorgespannen metselwerk. Eurocode 6 bestaat uit vier delen (elk met een nationale, Nederlandse bijlage): • Algemene regels voor constructies van ongewapend en gewapend metselwerk, NENEN 1996-1-1. • Algemene regels – Ontwerp en berekening van constructies bij brand, NEN-EN 1996-1-2. • Ontwerp, materiaalkeuze en uitvoering van constructies van metselwerk, NEN-EN 1996-2.
proefhoofdstuk.indb 244
• Vereenvoudigde berekeningsmethoden voor constructies van ongewapend metselwerk, NEN-EN 1996-3. Nationale bijlage Het Eurocode-systeem biedt de Europese lidstaten de mogelijkheid om bepaalde waarden en keuzen nationaal in te vullen in een zogenaamde nationale bijlage. Nationale bijlagen kunnen zowel informatief (opmerkingen en toelichtingen) als normatief zijn. De nationale bijlagen bieden bijvoorbeeld ruimte om bepaalde factoren en coëfficiënten met betrekking tot het veiligheidsniveau per land nader in te vullen. De nationale bijlage geldt alleen in het land waar deze is vastgesteld. Daarnaast is het mogelijk dat in een lidstaat ten aanzien van de constructieve veiligheid nog regels bestaan die niet in de Eurocodes aan de orde komen. Deze regels worden dan opgenomen in de zogenaamde ‘restnormen’. Deze restnormen maken geen deel uit van de nationale bijlagen, maar in de Eurocodes worden wel verwijzingen opgenomen naar de bron van deze restnormen. In Nederland is het gehanteerde veiligheidsniveau door de nationale bijlage in principe ongewijzigd gebleven, omdat de bijlage hetzelfde niveau van constructieve veiligheid definieert als het Bouwbesluit 2003. De Europese overheid streeft ernaar op den duur de omvang van de nationale bijlagen te verminderen.
Eurocode 6 geeft geen grote inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de eerder gebruikte TGB-Steenconstructies. Wel regelt Eurocode 6 een aantal zaken die in de oude NEN-normen niet aan de orde komen. De vier delen van de Eurocode 6 omvatten: 1 NEN-EN 1996-1-1 Algemene basisregels Dit zijn algemene basisregels voor gewapend en ongewapend metselwerk. Hiervan is met name de regelgeving voor gewapend metselwerk nieuw voor Nederland. 2 NEN-EN 1996-1-2 Draagvermogen bij brand Dit zijn regels voor de beoordeling van het draagvermogen bij brand. In de delen 1-2 van alle materiaalgebonden Eurocodes en in
23-05-13 15:00
gebakken en niet-gebakken stenen en steenconstructies 245
Eurocode 1 wordt aandacht besteed aan het draagvermogen van de betreffende materialen bij brand. NEN-EN 1996-1-2 is het deel dat dit regelt voor steenconstructies. Deze norm voor het beoordelen van de sterkte van steenconstructies bij brand is nieuw voor Nederland. Dit onderwerp was in de oude NEN-normen niet opgenomen. Het toetsen van het draagvermogen van een steenconstructie bij brandomstandigheden kan worden gedaan met behulp van in de norm opgenomen tabellen. 3 NEN-EN 1996-2 Uitvoering en specificatie / materialen Dit deel gaat over de eisen die gehanteerd kunnen worden bij de specificatie van de diverse materialen die in steenconstructies worden gebruikt, bijvoorbeeld om de duurzaamheid van de materialen gedurende de gebruiksperiode te kunnen garanderen. Deze eisen zijn vaak gerelateerd aan eisen die zijn opgenomen in de specifieke Europese productnormen voor stenen, mortels en nevenproducten voor steenconstructies. Ook geeft dit deel de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de uitvoering, bijvoorbeeld de maatafwijkingen en toelaatbare scheefstanden. In de norm komt een groot aantal onderwerpen aan de orde waar voorheen in Nederland geen regelgeving voor bestond. 4 NEN-EN 1996-3 Berekeningsmethodes Dit deel bevat (eenvoudige) rekenregels voor ongewapend metselwerk en kan worden gezien als de vervanger van NPR 6791. Om meer aan te sluiten bij de Nederlandse bouwpraktijk van steenconstructies is echter een nieuwe NPR uitgegeven, waarin op basis van de uitgangspunten van Eurocode 6 eenvoudige en aanvullende regels zijn opgenomen voor het constructief ontwerp van steenconstructies in Nederland.
14.2 Gebakken stenen Baksteen is een betrouwbaar, duurzaam en milieuvriendelijk bouwmateriaal. De basis voor gebakken stenen is klei, die voornamelijk langs de grote rivieren wordt
proefhoofdstuk.indb 245
aangetroffen. De klei wordt afgegraven of uit het buitenland aangevoerd en op het terrein van de steenfabriek in horizontale lagen op een kleibult opgeslagen. Vervolgens wordt de kleibult verticaal afgegraven, waardoor de eerste menging van de klei plaatsvindt. De klei gaat naar de kleikelder waar verrotting van eventuele plantenresten plaatsvindt. In een toevoerbak wordt de klei doorkneed en in mengmachines met water en stoom soepel gemaakt. Vervolgens kunnen de stenen worden gevormd. De laatste jaren bestaat er steeds meer belangstelling voor het kunnen vergelijken van de onderlinge milieuprestaties van verschillende bouwmaterialen. Om aan deze belangstelling tegemoet te komen is de MRPI (Milieurelevante Productinformatie) ontwikkeld op basis van een levenscyclusanalyse (LCA): van de winning van de klei en andere grondstoffen tot en met het gebakken eindproduct, inclusief het eventueel hergebruik van de baksteen. Het gaat daarbij onder meer om het gebruik van energie en water, het vrijkomen van afvalstoffen, en de aard en omvang van de luchtemissies. 14.2.1 Vormmethoden De volgende vormmethoden voor steen worden onderscheiden: • met de hand; • met vormbakmachine; • met strengpers; • met stempelpers. 14.2.1.a Vormen met de hand De vormer gooit een hoeveelheid klei in een vooraf bezande vormbak, waarin zes of zeven stenen kunnen worden gevormd. Het zand dient om de stenen na het vormen gemakkelijk te kunnen lossen. De overtollige klei wordt daarna afgestreken. Kenmerken van deze stenen zijn: • vijf bezande kanten; • onregelmatige vorm; • min of meer diep geplooid.
Vormen met de hand komt nog maar zeer weinig voor. Tegenwoordig wordt deze steen met de machine nagemaakt.
23-05-13 15:00
246
14.2.1.b Vormen met vormbakmachine Bij vormen met de vormbakmachine gooit de machine een hoeveelheid klei in de bezande vormbak. Kenmerken van deze stenen zijn: • vijf bezande kanten; • strakkere kantige vorm dan handvormsteen; • geen plooien. 14.2.1.c Vormen met strengpers De klei wordt in een lange streng geperst. De draad die achter de persmond van de machine staat opgesteld, snijdt de kleistreng op de gewenste dikte af. Door het verstellen van de draad is de dikte van de steen gemakkelijk te wijzigen. Een geperforeerde steen is altijd een strengperssteen. Kenmerken van deze stenen zijn: • strakke vorm; • soms bezand aan koppen en één strekzijde; • cirkelvormige aftekening op platte kant vanwege afsnijden; • steen kan van gaten zijn voorzien (geperforeerde strengpersstenen); • droging gelijkmatiger doordat de atmosfeer over een groter productieoppervlak ‘aangrijpt’ met als gevolg een doorgaans meer maat- en kleurvaste baksteen. 14.2.1.d Vormen met stempelpers De met de vormbakmachine vervaardigde stenen worden nageperst in een stempelpers waardoor een zeer dicht product ontstaat, dat vooral wordt toegepast voor straatstenen en vuurvaste stenen. Straatbakstenen voldoen aan de eisen van Rijkswaterstaat. Kenmerken van deze stenen zijn: • strak en kantig; • dichte structuur. 14.2.2 Drogen en bakken Nadat het vormen heeft plaatsgevonden, wordt de groene steen of vormeling op twee manieren gedroogd: • op natuurlijke manier in de buitenlucht (in zogenaamde droogschuren); • kunstmatig in droogtunnels of -kamers.
Het drogen gebeurt tegenwoordig vrijwel altijd in een droogkamer. Het bakken gebeurt
proefhoofdstuk.indb 246
meestal in een tunneloven, waarbij de opgestapelde groene stenen door de oven worden gevoerd en er aan de andere zijde als gebakken steen op ovenwagens weer uit komen. De baktemperatuur ligt tussen de 800 en 1100 °C. Hoe hoger de temperatuur, des te harder de steen. Stenen die van ijzerhoudende klei zijn vervaardigd, bakken rood. Stenen die van kalkhoudende klei zijn vervaardigd, bakken geel. Ook krijgt de steen een grauwere kleur naarmate de baktemperatuur hoger is. 14.2.3 Keuring De kleur en het type steen kunnen gekozen worden uit monsters. Deze typemonsters zijn verkrijgbaar bij: • toonkamers bouwmaterialenhandelaars; • toonkamers verkoopkantoren en zelfstandig opererende fabrieken.
Voor het bij de koopovereenkomst horende monster, zoals beschreven in het KOMO/ CE-declaratieformulier, moet het monster bij voorkeur uit de lopende productie worden genomen. KOMO-certificaat In het bestek wordt vaak voorgeschreven dat de stenen met een KOMO-certificaat moeten worden geleverd. Dit certificaat heeft belangrijke voordelen: • er is bepaald aan welke eisen een baksteen moet voldoen, zodat de muur verder technisch kan worden uitgewerkt (mortelsamenstelling, lagen- en koppenmaten, uitvoeringstechnische problemen enzovoort); • in verband met strenge controles voor, tijdens en na de baksteenfabricage is de kwaliteit gegarandeerd volgens de gegevens in het certificaat; • bij eventuele geschillen kan het KOMOcertificaat een oplossing bieden. Om problemen te voorkomen, is het verstandig dat de uitvoerder, als er wordt gewerkt met gecertificeerde steen, controleert of op zijn bouwwerk aanwezig zijn: • vrachtbrieven met CE-declaratieformulier die voorzien zijn van KOMO-sticker;
23-05-13 15:00
gebakken en niet-gebakken stenen en steenconstructies 247
• KOMO-certificaat, figuur 14.1; • vorstbestandsheidsgarantie, volgens
omschrijving steenfabrikant (uit CE-declaratieformulier); • specificatieformulier fabrikant. Als de aannemer de stenen koopt op monster – wat meestal gebeurt – moet er een bemonstering van zestien stenen aanwezig zijn, zodat de uitvoerder en opzichter een goed beeld kunnen krijgen van de te leveren partij qua kleur, structuur en oppervlakte geaardheid.
duidelijkheid oplevert. De CE-markering is echter geen kwaliteitsverklaring. Een product met een CE-markering hoeft niet te voldoen aan specifiek Nederlandse eisen. Om te voldoen aan de Nederlandse regelgeving, zoals het Bouwbesluit en Bouwstoffenbesluit, moet een product zijn voorzien van een KOMO-keurmerk.
CE-markering De Eurocodes vormen de gemeenschappelijke basis voor het uniform vaststellen van sterkte-eigenschappen van bouwconstructies die zijn vervaardigd met bouwproducten. Bouwproducten die voldoen aan de eisen in de Europese productnormen moeten door de leveranciers zijn voorzien van een CE-markering. Deze aanduiding maakt zichtbaar dat het bouwproduct voldoet aan de – volgens gestandaardiseerde testmethodes – vastgestelde eigenschappen. Sinds 1 april 2006 moeten baksteen, beton steen, cellenbeton en kalkzandsteenproduc ten voldoen aan de Europese eisen voor de CE-markering (Conformité Européenne). Andere bouwmaterialen, zoals cement, isolatiematerialen, metselmortels en plaatmateriaal, zijn al eerder voorzien van een CE-markering. Hiermee beoogt de Europese Unie een vrij handelsverkeer tussen de Europese lidstaten. Van bouwproducten die met een CE-markering worden verhandeld, moet een serie productspecificaties worden verstrekt. Alleen de productspecificaties die voor de bedoelde toepassing van wezenlijk belang zijn, moeten worden opgegeven. Al deze producteigenschappen hebben direct of indirect te maken met de veiligheid. De productspecificaties worden vastgesteld volgens de Europees geharmoniseerde testnormen. De opgegeven waarden van een product kunnen maar op één manier worden geïnterpreteerd, wat voor de afnemer
proefhoofdstuk.indb 247
23-05-13 15:00
248
METSELBAKSTEEN Nationale Beoordelingsrichtlijn 1007 d.d. 2010-03-10
Bijlage 9: Model tekst productcertificaat zonder NL BSB
KOMO® productcertificaat
Geïnstalleerd In bouwwerk Nummer: Uitgegeven: Geldig tot: Vervangt: d.d.:
xxx…./05 xxxx-xx-xx …………… …./.. xxxx-xx-xx
Metselbaksteen productnaam
LOGO Verklaring van (naam CI) Verklaring van (naam CI) Dit productcertificaat is op basis van BRL 1007 d.d. nnnn-nn-nn afgegeven door (naam CI), conform het hiervoor van toepassing zijnde (naam CI) Reglement voor (yyyyy) (in te vullen door CI) (Naam CI) verklaart dat: Het gerechtvaardigd vertrouwen bestaat, dat de/het door de producent vervaardigde metselbakstenen bij voortduring voldoen aan de in dit productcertificaat vastgelegde technische specificaties, mits de metselbakstenen voorzien is van het KOMO®-merk op een wijze als aangegeven in dit productcertificaat. Met in achtneming van het bovenstaande metselbakstenen in hun toepassingen voldoen aan de relevante eisen van het Bouwbesluit Dit certificaat is een erkende kwaliteitsverklaring voor het Bouwbesluit overeenkomstig de Tripartiete overeenkomst (Stscourant 132, 2006) en de woningwet. Het certificaat is opgenomen in het “Overzicht van erkende kwaliteitsverklaringen in de bouw” op de website van SBK: www.bouwkwaliteit.nl
Voor (Naam C.I.) XXX, Algemeen directeur
Leverancier/producent Naam bedrijf Bezoekadres Postadres Postcode-woonplaats Telefoon: Telefax : E-mail : Dit certificaat bestaat uit x pagina’s
Bouwbesluit Draagt CE
Beoordeeld is: Kwaliteitssysteem Prestatie systeem in toepassing Periodieke controle
Figuur 14.1a Voorzijde KOMO-productcertificaat
proefhoofdstuk.indb 248
23-05-13 15:00
gebakken en niet-gebakken stenen en steenconstructies 249
METSELBAKSTEEN Nationale Beoordelingsrichtlijn 1007 d.d. 2010-03-10 BOUWBESLUITINGANG Nr afdeling 2.1
Algemene sterkte van de bouwconstructie
grenswaarde / bepalingsmethode Bepaling draagvermogen overeenkomstig 5.2 van NEN 6790
prestaties volgens kwaliteitsverklaring Druksterkte N/mm2.
Opmerkingen i.v.m. toepassing N.v.t.
2.
TECHNISCHE SPECIFICATIE
1.1
Onderwerp Deze kwaliteitsverklaring heeft betrekking op de technische specificatie van de door (bedrijfsnaam). geproduceerde metselbakstenen.
1.2
Merken Op elk afleveringsdocument dient, als bewijs van oorsprong voor de geleverde metselbakstenen, tenminste de volgende informatie te worden vermeld: certificatiemerk volgens nevenstaand certificaatnummer voorbeeld: en voorts: producent afzender en laadadres afnemer en afleveringsadres aantal / verpakkingseenheid sortering / productcode declaraties (evt. ook te plaatsen op ander begeleidend document)
}
1.3
Sortering en Klassen Productgroep/ productsoort/ sortering:
(LOGO)
Certificaat Nr. XXX‌.
Afmetingen:
Afwijkende maten kunnen, binnen de vermelde maattolerantie, in overleg met de fabrikant worden geleverd onder dit certificaat.
1.4
Technische prestatie-eisen
1.4.1
Specifieke technische prestatie-eisen Het product (naam productgroep/ productsoort/ sortering) voldoet aan de volgende specifieke specificaties: Producteigenschap
Declaraties
Norm en/of test-methode
Precisiemetselwerk
Geschikt om toegepast te worden als precisiemetselwerk
Par. 3.1.3.3 van BRL 1007
Gehalte wateroplosbaar sulfaat
Geschikt om toegepast te worden met een afwerking van schilder- of pleisterwerk in een buitentoepassing
Par. 3.1.9 van BRL 1007
Figuur 14.1b  Achterzijde KOMO-productcertificaat
proefhoofdstuk.indb 249
23-05-13 15:00
250
METSELBAKSTEEN Nationale Beoordelingsrichtlijn 1007 d.d. 2010-03-10
Bijlage 10: Model tekst NL BSB® certificaat Geïnstalleerd In bouwwerk
Figuur 14.1c Voorzijde NL-BSB certificaat
proefhoofdstuk.indb 250
23-05-13 15:00
gebakken en niet-gebakken stenen en steenconstructies 251
METSELBAKSTEEN Nationale Beoordelingsrichtlijn 1007 d.d. 2010-03-10
NL BSB® certificaat MILIEUTECHNISCHE SPECIFICATIES Onderwerp en toepassingsgebied Dit productcertificaat heeft betrekking op het door ………… (producent) geproduceerde metselbaksteen voor toepassing in metselwerk. Merken en aanduidingen op de afleverdocumenten (indien redelijkerwijze mogelijk wordt het NL BSB® -merk en het certificaatnummer op het product aangebracht.) De afleveringsbon van ….. (productnaam) wordt gemerkt met het nevenstaande NL BSB® -merk. De afleveringsbon bevat tevens de volgende verplichte aanduidingen: naam van de locatie waar ….. (productnaam) geproduceerd is; de productnaam en geleverde hoeveelheid; (certificaat nr.) klasse indeling: vormgegeven bouwstof; toepassing: …….. (het beoogde toepassingsgebied waarvoor het product is gekwalificeerd); eventuele voorwaarden die gelden voor de toepassing van de bouwstof (met uitzondering of met inbegrip van dynamisch stabiele constructies, in alle oppervlaktewateren of uitsluitend in zeewater of brak oppervlaktewater, of uitsluitend in grote oppervlaktewateren, of uitsluitend in anaëroob milieu) Samenstelligswaarden en emissie De gemiddelde samenstellingswaarden bepaald overeenkomstig AP 04-SB en de gemiddelde emissie bepaald overeenkomstig AP 04-U voldoen voor het beoogde toepassingsgebied aan bijlage A van de Regeling bodemkwaliteit.
TOEPASSINGSVOORWAARDEN
Voor …….. (productnaam), dat als bouwstof wordt aangemerkt, gelden de volgende toepassingsvoorwaarden: het …….. (productnaam) dient te worden toegepast conform de markering op de afleverbonnen, waarin het toepassingsgebied staat aangegeven waarvoor het product is gekwalificeerd. het …….. (productnaam) dient te worden toegepast in overeenstemming met artikel 5, 6, 7 en 33 van het Besluit bodemkwaliteit. (functionaliteit, zorgplicht en herneembaarheid)
VERWERKING
De vervaardiging van het metselwerk moet voldoen aan de eisen zoals omschreven in BRL 2826. Voor ……. (productnaam) zijn verder van toepassing de condities overeenkomstig het Besluit bodemkwaliteit, zoals vermeld bij de toepassingvoorwaarden in dit certificaat.
WENKEN VOOR DE GEBRUIKER
Inspecteer bij aflevering: geleverd is wat is overeengekomen; het merk en de wijze van merken juist zijn; de afleveringsbon alle gegevens bevat. Indien u op grond van het hiervoor gestelde tot afkeuring overgaat, neem dan contact op met: Leverancier te Plaats en zo nodig met: (naam certificerende instelling Controleer of voldaan wordt aan de voorwaarden voor toepassing in de betreffende klasse. Ga na of en door wie melding moet worden gedaan aan het bevoegd gezag. Overhandig bewijsmateriaal (afleverbonnen en certificaat) aan de opdrachtgever. Dit geldt niet bij levering aan natuurlijke personen anders dan in de uitoefening van beroep of bedrijf. De opdrachtgever moet het bewijsmateriaal (afleverbonnen en certificaat) tenminste 5 jaar ter beschikking houden voor inzage door het bevoegd gezag. Dit geldt niet voor natuurlijke personen anders dan in de uitoefening van beroep of bedrijf.
LIJST VAN VERMELDE DOCUMENTEN* AP04 Besluit bodemkwaliteit Regeling bodemkwaliteit
Accreditatieprogramma Bouwstoffenbesluit AP04, versie 3, SIBK, Gouda Besluit bodemkwaliteit, Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden 2007, nr. 469. Regeling bodemkwaliteit, Staatcourant 2007, nr. 247
* Voor de juiste versie van de vermelde normen wordt verwezen naar www.bodemplus.nl of naar het laatste wijzigingsblad.
Figuur 14.1d Achterzijde NL-BSB certificaat
proefhoofdstuk.indb 251
23-05-13 15:00
252 METSELBAKSTEEN METSELBAKSTEEN METSELBAKSTEEN Nationale Beoordelingsrichtlijn 1007 d.d. 2010-03-10 METSELBAKSTEEN Nationale gebakken Beoordelingsrichtlijn 1007 d.d. 2010-03-10 14.2.4 Soorten steen
en Low Density stenen die in figuur 14.1e zijn Nationale Beoordelingsrichtlijn 1007 d.d. 2010-03-10 afgebeeld. Op een aantal modellen wordt Er is een groot aantal soorten gebakken steen. Nationale Beoordelingsrichtlijn 1007 d.d. 2010-03-10 Bijlage 11 Voorbeelden van producten (informatief) nader ingegaan. De BRL 1007 onderscheidt de modellen HighBijlage 11 Voorbeelden van producten (informatief) Bijlage 11 Voorbeelden van producten (informatief) METSELBAKSTEEN Voorbeelden van HD producten Bijlage 11 Voorbeelden van producten (informatief) Voorbeelden van HD producten Nationale Beoordelingsrichtlijn 1007 d.d. 2010-03-10 Voorbeelden Volle steen van HD producten Steen met een “frog” Voorbeelden METSELBAKSTEEN Volle steen van HD producten Steen met een “frog” Volle steen Steen met een “frog” Volle steen Steen met(informatief) een “frog” Nationale Beoordelingsrichtlijn 1007 d.d. 2010-03-10 Bijlage 11 Voorbeelden van producten Voorbeelden van HD producten Bijlage 11 Voorbeelden van producten (informatief) Volle steen Steen met een “frog” Voorbeelden van HD producten Volle steen
Steen met een “frog”
Verticaal geperforeerde steen Verticaal geperforeerde steen Verticaal geperforeerde steen Verticaal geperforeerde steen
Verticaal geperforeerde steen Verticaal geperforeerde steen
Verticaal geperforeerde steen Verticaal geperforeerde steen Verticaal geperforeerde steen Verticaal geperforeerde steen Verticaal geperforeerde steen Verticaal geperforeerde steen Verticaal geperforeerde steen Verticaal geperforeerde steen Voorbeelden van LD producten Voorbeelden van LD producten Voorbeelden van LD producten Verticaal geperforeerd product Verticaal geperforeerd product Verticaal geperforeerd product Voorbeelden van LD producten Verticaal geperforeerd product met Verticaal geperforeerd product met Verticaal geperforeerd product mortelholte handvatten Verticaal geperforeerd product Verticaal geperforeerd product Verticaal geperforeerd Verticaal geperforeerde steen Verticaalmet geperforeerde steen product met mortelholte handvatten Verticaal geperforeerd product met Verticaal geperforeerd product met Verticaal geperforeerd product mortelholte handvatten met mortelholte met handvatten geperforeerde steen Verticaal geperforeerde steen Voorbeelden vanVerticaal LD producten Verticaal geperforeerd product Verticaal geperforeerd product Verticaal geperforeerd product Voorbeelden van LD producten met mortelholte met handvatten Verticaal geperforeerd product Verticaal geperforeerd product Verticaal geperforeerd product met mortelholte met handvatten Verticaal geperforeerd product Verticaal geperforeerd product Verticaal geperforeerd product met tand- en groefsysteem Verticaal product met tand-geperforeerd en groefsysteem met tand- en groefsysteem met tand- en groefsysteem
Horizontaal geperforeerd proHorizontaal geperforeerd proHorizontaal geperforeerd product (voor scheidingswanden) Horizontaal geperforeerd product (voor scheidingswanden) duct (voor scheidingswanden) duct (voor scheidingswanden)
Horizontaal geperforeerd proHorizontaal geperforeerd proHorizontaal geperforeerd product met pleisterprofilering Horizontaal geperforeerd product met pleisterprofilering duct met pleisterprofilering duct met pleisterprofilering
Verticaal geperforeerd product Horizontaal geperforeerd pro- Horizontaal geperforeerd proMETSELBAKSTEEN met tand- en groefsysteem duct (voor scheidingswanden) duct met pleisterprofilering METSELBAKSTEEN Nationale Beoordelingsrichtlijn 1007 d.d. 2010-03-10 Verticaal geperforeerd product Horizontaal geperforeerd pro- Horizontaal geperforeerd proNationale Beoordelingsrichtlijn 1007 d.d. 2010-03-10
met tand- en groefsysteem
duct (voor scheidingswanden) duct met pleisterprofilering
Horizontaal geperforeerd product met mortelruimte Horizontaal geperforeerd product met mortelruimte
Verticaal geperforeerd product Verticaal geperforeerd product
Product voor metselwerk panelen Product voor metselwerk panelen
Figuur 14.1e Gebakken LD en HD producten
proefhoofdstuk.indb 252
23-05-13 15:00
gebakken en niet-gebakken stenen en steenconstructies 253
14.2.4.a Lichtgewichtsteen In deze met de strengpers gevormde binnenmuursteen zitten grote poriën waardoor de steen betere thermische eigenschappen heeft. Andere voordelen zijn: het lichte gewicht, de goede hechting bij het aanbrengen van stukadoorswerk, enigszins geluiddempend bij toepassing als schoonmetselwerk en goed te spijkeren en te zagen. Deze steen is meestal niet vorstbestendig. De manier waarop de poriën zijn ontstaan, hangt af van het steentype. 14.2.4.b Porisosteen De klei is vermengd met zaagsel en kolenslib, de kleur van de steen is geel tot roodbruin. De steen wordt dragend of niet-dragend toegepast. 14.2.4.c Porotonsteen De poriënstructuur bij porotonsteen ontstaat doordat de polystyreenschuimbolletjes, die door de klei zijn gemengd, tijdens het bakken verbranden. Deze steen wordt binnen en buiten en dragend en niet-dragend toegepast. 14.2.4.d Molersteen Molersteen wordt van speciale klei gebakken die is voorzien van kleine poreuze deeltjes. De kleur van de steen is vrij lichtrood en is voorzien van witte puntjes. Deze steen wordt alleen niet-dragend toegepast. 14.2.4.e Holle baksteen Een holle baksteen heeft een holtepercentage van meer dan 20 procent. Er zijn de volgende typen: • A5-steen, ook wel snelbouwsteen genoemd, heeft een holtepercentage van 36 procent. Deze binnenmuursteen wordt vervaardigd met de strengpers. De afmeting is tweemaal de waalformaatdikte plus voeg. De A5-steen wordt verwerkt met de holten verticaal. De buitenzijde is voorzien van inkervingen waardoor een betere aanhechting van stukadoorspecie ontstaat. • Holle bouwsteen wordt toegepast voor het maken van lichte vloerconstructies (staltonvloer) waarover de wapening en vervolgens een betonlaag wordt aangebracht.
proefhoofdstuk.indb 253
14.2.4.f Geperforeerde baksteen Een geperforeerde baksteen heeft een holtepercentage van minder dan 20 procent. De perforaties zorgen voor een betere droging en doorbakking. Ook leveren de perforaties een besparing op van de hoeveelheid klei. Deze steen wordt vervaardigd met de strengpers. 14.2.4.g Verblend- of bekledingssteen en mangaansteen Naast de gewone en de geperforeerde strengperssteen zijn er nog de volgende stenen: • Verblend- of bekledingssteen wordt vervaardigd van speciale, iets fijnere Duitse klei. De steen is massief en geperforeerd in de handel. De perforaties zijn groter dan de perforaties in de gewone geperforeerde strengperssteen. De steen krijgt hierdoor een dichte structuur en wordt zowel geglazuurd als ongeglazuurd toegepast. Het glazuren kan gebeuren met loodglazuur. Dit is doorzichtig zodat het oppervlak van de steen zichtbaar is. Een ondoorzichtige glazuurlaag wordt verkregen door het toepassen van tinglazuur in diverse kleuren. Een verblendsteen is te herkennen aan de inkervingen op de achterkant die haaks op de lengterichting staan. De steen is leverbaar in de kleuren rood, geel, gebroken wit en gesmoord. • Mangaansteen komt geperforeerd en ongeperforeerd voor. Door het mengen van mangaan in het kleimengsel ontstaan zeer donkere bruinachtige stenen die vaak ter decoratie in het metselwerk worden opgenomen. Mangaansteen is leverbaar in waalformaat. ClickBrick Naast de traditionele manier van metselen zijn er ook andere systemen ontwikkeld. Een van deze systemen is het ClickBrick systeem. Alleen de eerste laag wordt traditioneel gemetseld, daarna worden de stenen droog gestapeld en met een rubberhamer vastgezet. Het vraagt een andere techniek, controle en een nauwkeurigheid van werken. Bijbehorende clips van roestvast staal verbinden de stenen onderling, die daarvoor zowel boven als onder groeven hebben. Valspecie komt niet meer voor en voegen is overbodig.
23-05-13 15:00
254
14.2.4.h Vuurvaste steen Daar waar hoge temperaturen optreden, zoals in ovens, kachels en haarden, moet gebruik worden gemaakt van vuurvaste stenen die van chamotteklei zijn vervaardigd en met speciale mortel worden vermetseld. De stenen zijn verkrijgbaar in verschillende afmetingen en vormen. 14.2.5 Formaten Baksteen kent verschillende formaten. De standaardformaten van metselbakstenen zijn: • vechtformaat 210 × 100 × 40 mm; • waalformaat 210 × 100 × 50 mm; • dikformaat 210 × 100 × 65 mm; • F5-formaat 230 × 110 × 57 mm.
Verder zijn er nog speciale steensoorten in de handel: • lilliputformaat 160 × 75 × 35 mm; • ijsselformaat 160 × 78 × 41 mm; • rijnformaat 181 × 87 × 41 mm; • euroformaat 240 × 100 × 80 mm; • kloostermop 280 × 105 × 80 mm. 14.2.6 Verwerkingstechniek van gebakken steen Baksteen kan door middel van drie uitvoeringstechnieken worden verwerkt namelijk: • lijmen; • dunmortel; • metselen.
Metselen is bij de toepassing van baksteen de oudste uitvoeringstechniek, later werden stenen met lijm aan elkaar verbonden en de meest recente vorm is dunbedmetselwerk. Door de uitvoeringstechniek ontstaat een bepaalde voegdikte: • lijmen 2-5 mm, maar afhankelijk van maatspreiding binnen de te verwerken sortering, een gelijmde voeg ligt altijd iets terug en is nooit apart gevoegd. Er wordt hierbij gebruikgemaakt van speciale meng- en doseerapparatuur; • dunmortel 4-9 mm; • metselen 9-15 mm. Dunmortel is een mix van lijmmortel en metselmortel, een hybridemortel dus. Met dunmortel wordt metselwerk met dunne voegen 4-7 mm gemaakt, die normaal gesproken
proefhoofdstuk.indb 254
niet worden gevoegd, zoals dat bij lijmmortel ook het geval is. De mortel heeft een uitstekende hecht- en druksterkte,maar heeft niet de constructieve meerwaarde van een lijmmortel. De dunmortel is ontwikkeld voor traditioneel metselwerk met dunne voegen en wordt met de troffel verwerkt. 14.2.7 Eisen aan metselbaksteen Op 1 april 2006 is NEN 2489 vervallen, waardoor Europese producten voor metselbaksteen niet langer zijn voorzien van de toepassingsklassen (A, B en C) die in deze norm werden genoemd. Sinds 1 april 2006 mag alleen nog metselbaksteen met een CE-markering worden verhandeld. De CE-markering regelt (maximaal) dertien producteigenschappen, maar geeft verder geen informatie over de toepassingsmogelijkheden. Hierin voorziet het (vrijwillige) KOMO-keur. Het KOMO-certificaat wordt afgegeven voor metselbaksteen die wordt geproduceerd en gecontroleerd volgens de geheel herziene BRL 1007. De vraag of een metselbaksteen geschikt is voor bepaalde toepassingen kan wel en moet ook op basis van de gedeclareerde eigenschappen worden beoordeeld. De baksteen wordt geleverd met een CE-declaratieformulier waarop de productspecificaties volgens de nieuwe Europese norm NEN-EN 771-1 zijn aangegeven. De CE-markering geeft aan dat de metselbakstenen volgens deze Europese productnorm zijn gespecificeerd. NEN-EN 771-1 zorgt voor de harmonisatie van de eigenschappen van metselbakstenen en keramische binnenmuurstenen. De product specificaties worden volgens Europese test normen bepaald. 14.2.7.a Nederlandse kwaliteitseisen metselbaksteen Metselbaksteen wordt in Nederland voornamelijk geproduceerd voor situaties waarin aan de visuele kwaliteit hoge eisen worden gesteld. Over visuele aspecten, zoals beschadiging en kromming, is in NEN-EN 771-1 niets terug te vinden. Via aanpassingen van de BRL 1007, de grondslag voor het KOMO-certificaat, worden deze aspecten wel geregeld. De kwaliteitsbewaking van de baksteenproductie is aanzienlijk verbeterd.
23-05-13 15:00
gebakken en niet-gebakken stenen en steenconstructies 255
Figuur 14.2 CE-markering
proefhoofdstuk.indb 255
23-05-13 15:00
METSELBAKSTEEN Nationale Beoordelingsrichtlijn 1007 d.d. 2010-03-10
256
Bijlage 12 Specificatieformulier metselbaksteen (informatief)
Specificatieformulier metselbaksteen
NEN-EN 771-1
HD, categorie I, groep 1, brandgedrag A1 Producttype
Vol
Met
“frog”
Geperforeerd
KOMO-Logo (BRL1007 en CI)
Vormbak Strengpers
Visuele
Kleur
Kenmerken
Handvorm
Certificaatnummer:
Volgens monster
Logo producent:
Omschrijving (vlgs koopovereenkomst) Oppervlakte
Onbezand
Gestructureerd
zichtvlak
Bezand
Geglazuurd
Glad
Geëngobeerd
Afmetingen (mm)
Lengte x Breedte x Hoogte: ………/……….../…………
Maattolerantie gemiddelde maat
T1, T2 of Tm 2)
Maatspreiding
…….…../………../………..
mm voor resp. l, b en h
3)
Aantal:
…….…../………../……….. mm voor resp. l, b en h
Initiële wateropzuiging 1)
IW1 (Zeer weinig zuigend)
(<0.5)
(kg/m².min)
IW2 (Matig zuigend)
(0.5 –1.5)
IW3 (Normaal zuigend)
(1.5 –4.0 )
IW4 (Sterk zuigend)
(>4.0)
Wateropneming 1) Volumieke massa
Leveringsdatum:
Bouwwerk:
Architect:
Vrijwillige wateropneming (massa %) 1)
3
Tolerantie volumieke massa
D1, D2 of Dm 4)
Actieve oplosbare zouten
<
Bruto volumieke massa (kg/m ) 1)
1)
Productsoort:
2)
R1, R2 of Rm 3)
Datum aanvraag:
Aannemer:
4)
…….….. %
Wateroplosbaar Na + K en Mg
Opdrachtgever: S0 S1
Aanvrager:
S2 Vorst-dooi weerstand
F0
Naam, datum en handtekening:
F2, vorstklasse C, BRL 1007 F2, vorstklasse D, BRL 1007
Leverancier:
Warmtegeleidbaarheid 2) λ (W/mK) Waterdampdoorlatendheid Bouwstoffenbesluit Specifieke toepassingen
Naam, datum, handtekening: 2)
µ Ja / Nee
Aanvullende informatie van de producent:
Precisiemetselwerk / kromheid vlgs BRL 1007 Product voor schilderwerk (SO4 ≤ 0.10 %)
Gemiddelde druksterkte 1)
5.0 / 7.5 / 10.0 / 12.5 / 15.0 / 20.0 / 25.0 / 30.0
(N/mm2)
/ 35.0 / 40.0, etc.
Figuur 14.2.1 Specificatieformulier
De productnormen van de verschillende steenachtige materialen kennen een horizontale afstemming. Dit wil zeggen dat in elke norm in dezelfde hoofdstukken dezelfde product eigenschappen worden behandeld. Daar zijn ook eigenschappen bij die voor een specifiek materiaal niet relevant zijn. Als dat het geval is of als een producteigenschap niet relevant is voor een beoogde toepassing, mag worden volstaan met de NPD-declaratie (No Perfor-
proefhoofdstuk.indb 256
mance Determined), wat wil zeggen dat de eigenschap niet is beproefd. Wel beproefd zijn de onderdelen zoals deze op het CE-document zijn aangegeven. De overige productspecificaties zijn vrijwel altijd standaard. Bij de CE-markering, figuur 14.2, moet in een tekening de vorm van het product worden gegeven en in het CE-document ook de gedeclareerde afmetingen.
23-05-13 15:00
gebakken en niet-gebakken stenen en steenconstructies 257
14.2.7.b Specificatieformulier De invoering van Europese richtlijnen voor bouwproducten heeft geleid tot het specificatieformulier op basis van de Europese productnorm NEN-EN 771-1 ‘Specificaties voor metselstenen’, dat in figuur 14.2.1 is afgebeeld. Het specificatieformulier is een productspecificatie en geen kwaliteitsverklaring. Kwaliteit straatbaksteen Europese norm en CE-markering De nieuwe Europese norm NEN-EN 1344 schrijft voor aan welke eisen straatbakstenen moeten voldoen. De CE-markering is hieraan gekoppeld. Deze markering geeft aan dat de straatbakstenen volgens de geharmoniseerde Europese norm zijn gespecificeerd. Er is een aantal nieuwe eigenschappen van kracht: • Mechanische sterkte, opgedeeld in vier klassen. T4 is de hoogste klasse. • Stroefheid (glij-/slipweerstand), aangegeven met klasse U3. • Duurzaamheid, zoals vorst-/dooiweerstand, aangegeven met FP 100. NEN-EN 1344 geeft weliswaar een harmonisatie van de eigenschappen, maar de eisen voor een Nederlandse bestrating zijn hiermee nog niet bepaald. Ook een klassenindeling voor straatbakstenen is in deze Europese norm niet terug te vinden. Standaard RAW Bepalingen In verband met NEN-EN 1344 zijn de BRL 2360 en de Standaard RAW Bepalingen herzien. De klassenindeling voor straatbakstenen in de Standaard RAW Bepalingen is herzien volgens de nieuwe beoordelingsrichtlijn BRL 2360. Het aantal kwaliteitsklassen is in de nieuwe opzet beperkt. De kwaliteit B en de toevoegingen E en G zijn vervallen. Er zijn nu de volgende kwaliteitsklassen: A 0-4, A 4-12 en D. Deze klassen zijn opgesteld op basis van de wateropname van straatbakstenen.
proefhoofdstuk.indb 257
Bouwstoffenbesluit en KOMO-certificaat Behalve NEN-EN 1344 kent Nederland ook het Bouwstoffenbesluit. NEN-EN 1344 voorziet niet in de eisen van het Bouwstoffenbesluit, de KOMO-certificering wel. Deze certificering biedt, met de afgegeven certificaten, de zekerheid dat wordt voldaan aan alle wettelijke eisen. Door KOMO als uitgangspunt te nemen, wordt automatisch voldaan aan de eisen van de CE-markering. KOMO heeft een aantal voordelen: • externe, onafhankelijke keurmeester beoordeelt op basis van partijkeuringen totale productie straatbaksteenfabrieken; • periodieke controle productieproces door onafhankelijk keuringsinstituut; • hogere en uitgebreidere eisen aan kwaliteit straatbakstenen; • toetsing op eisen Bouwstoffenbesluit; • eisen aan maximale wateropname straatbakstenen.
14.3.7.c KOMO kwaliteitsverklaringen Bouwproducten met KOMO kwaliteitsverklaringen voldoen altijd aan de gestelde eisen in het Bouwbesluit en het Besluit Bodemkwaliteit. De erkende kwaliteitsverklaringen zijn te herkennen aan het KOMO-keurmerk of aan het NL-BSB merk. In de Beoordelingsrichtlijnen (BRL’s) worden de wettelijke eisen aan een bouwwerk vertaald naar de toepassing van een materiaal, product of proces in een bouwdeel of in het gehele bouwwerk. Daarnaast bevatten BRL’s ook de gewenste dan wel voorgeschreven markt eisen, zoals deze geformuleerd zijn door alle partijen die bij het bouwproces betrokken zijn. Doel is om een hoogwaardig kwaliteitsproduct tot stand te brengen. Besluit Bodemkwaliteit Het Besluit Bodemkwaliteit (voorheen het Bouwstoffenbesluit) stelt eisen aan het gehalte van gevaarlijke stoffen in en het vrijkomen van gevaarlijke stoffen uit bouwmaterialen die in contact komen met bodemwater. Degene die bouwstoffen zodanig toepast dat zij in contact kunnen komen met regen- of grondwater, moet
23-05-13 15:00
258
kunnen aantonen dat de bouwstoffen en de toepassing ervan voldoen c.q. zullen voldoen aan het Besluit Bodemkwaliteit. Voor het Besluit Bodemkwaliteit zijn vooral productcertificaten van belang. Deze kwaliteitsverklaringen worden door de ministers van Verkeer en Waterstaat en Infrastructuur en Milieu aangemerkt als voldoende bewijs dat aan relevante eisen van het Besluit Bodemkwaliteit is voldaan. De eisen van het Besluit Bodemkwaliteit gaan over de identificatie van de samenstelling van een bouwmateriaal of product en over het maximum uitlooggedrag. In de Handleiding Certificeren Besluit Bodemkwaliteit zijn hiervoor procedures, statische methodieken en, als er geen genormeerde beproevingsmethode bestaat, de beproeving aangegeven. De Toetsingscommissie Besluit Bodemkwaliteit toetst of de BRL’s voldoen aan de genoemde Handleiding, en dus aan de eisen van het Besluit Bodemkwaliteit. In fig 14.2.2 zijn de belangrijkste documenten en normen opgenomen.
KOMO en bestek De bestekschrijver kan met betrekking tot het KOMO-certificaat, -attest, et cetera het een en ander in het bestek opnemen. Hierna volgen een aantal voorbeelden. 1 Eisen voor transport en opslag bouwmaterialen Wil de bestekschrijver de eisen vastleggen voor transport en opslag van bouwmaterialen, dan refereert hij aan de kwaliteitsverklaring. Bijvoorbeeld: “Het transport en de opslag van bouwmaterialen die met een KOMO-kwaliteitsverklaring worden geleverd, dienen te geschieden overeenkomstig de betreffende richtlijnen in die kwaliteitsverklaring.” 2 Vastleggen technische specificatie Wil de bestekschrijver de technische specificatie van een product vastleggen, dan refereert hij aan de producteisen van de beoordelingsrichtlijn of aan de productspecificatie van het attest. Bijvoorbeeld: “De baksteen moet voldoen aan de producteisen van BRL 1007 voor het
proefhoofdstuk.indb 258
KOMO-productcertificaat voor ‘Metselbaksteen’ d.d. ... (volgt nadere specificatie). De systeemelementen moeten voldoen aan de producteisen van het voor het systeem afgegeven geldige KOMO-attest volgens BRL 0902 voor het KOMO-attest voor ‘Bouwsystemen met een draagconstructie van constructief beton’ d.d. ...” enzovoort. 3 Gecertificeerde producten Als de bestekschrijven wil dat er gecertificeerde materialen worden toegepast of dat werkzaamheden door een gecertificeerde onderaannemer worden uitgevoerd, dan refereert hij aan de Beoordelingsrichtlijn (BRL). Bijvoorbeeld: “De bouwstoffen moeten geleverd worden onder KOMO-productcertificaat volgens de genoemde nationale beoordelingsrichtlijn: de dakplaten volgens BRL 0101 voor het KOMO-attest-met-productcertificaat voor ‘houtachtige dakconstructies’. d.d. ...” enzovoort (ter keuze van de bestekschrijver). Voorbeeld van een gecertificeerde aannemer: ‘De hierna genoemde werkzaamheden moeten uitgevoerd worden onder KOMO-procescertificaat volgens de genoemde nationale beoordelingsrichtlijn: het dakdekken van de hellende daken volgens BRL 1513 voor ‘Dakdekken hellende daken’, d.d. ...” enzovoort. 4 Verwerken producten volgens voorschriften attest Wil de bestekschrijver voorschrijven dat de aannemer producten verwerkt volgens de verwerkingsvoorschriften van het attest, dan refereert hij aan het attest. Bijvoorbeeld: “De verwerking van bouwstoffen die onder KOMO-attest (met productcertificaat) worden geleverd, dient te geschieden overeenkomstig de in het KOMOattest (met productcertificaat) voorgeschreven verwerkingsrichtlijnen.” 5 Geattesteerde producten Als de aannemer geattesteerde producten dient te gebruiken dan refereert de bestekschrijver aan de BRL. Bijvoorbeeld: “De hierna genoemde bouwstoffen moeten geleverd worden onder KOMO-attest volgens de genoemde nationale beoordelingsrichtlijn: de vloerelementen volgens BRL 0203 voor KOMO-attest-
23-05-13 15:00
gebakken en niet-gebakken stenen en steenconstructies 259
Publiekrechtelijke regelgeving (Besluit bodemkwaliteit) Besluit bodemkwaliteit Besluit Regeling bodemkwaliteit Bodemkwaliteit Handleiding Certificering Besluit bodemkwaliteit
2007 2007 2007
Normen/normatieve documenten AP04
Accreditatieprogramma Bouwstoffenbesluit AP04, versie 1, Raad voor Accreditatie, Utrecht
2005
NVN 7303:
Monstername van vormgegeven en monolithische materialen
1997
NEN 7360
Uitloogkarakteristieken van vaste grond- en steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen – Termen en definities
1997
NEN 7375
Uitloogkarakteristieken – Bepaling van de uitloging van anorganische componenten uit vormgegeven en monolitische materialen met een diffusieproef – Vaste grond- en steenachtige materialen
2004
TNO-MEP-R 97/284
TNO-rapport: Een verkorte uitloogproef voor bouwkeramische producten, het aantonen van de gelijkwaardigheid met de diffusieproef
TNO-MEP-R 97/357
TNO-rapport: Onderbouwend rapport Milieucertificering Bouwkeramiek
TCKI/99/1256
TCKI-rapport: Bouwstoffenbesluit keramische industrie, toelatingsonderzoeken clusterregeling
TCKI/03/726
TCKI-rapport: Bouwstoffenbesluit keramische industrie, evaluatie 3-jaarlijkse verificatie
TCKI/04/233
TCKI-rapport: Bouwstoffenbesluit keramische industrie, verificatie verkorte uitloogproef
TCKI/06/798
TCKI-rapport: Bouwstoffenbesluit keramische industrie, evaluatie 3-jaarlijkse verificatie
TCKI/06/844
TCKI-rapport: Bouwstoffenbesluit keramische industrie, verificatie verkorte uitloogproef
Figuur 14.2.2 Overzicht Besluit Bodemkwaliteit, normen en documenten
met-productcertificaat voor ‘Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton’ d.d. ...” enzovoort. 14.2.8 Producteigenschappen In deze paragraaf wordt een aantal product eigenschappen van baksteen besproken. De vorstbestandheid komt in de volgende paragraaf aan de orde. 14.2.8.a Druksterkte De druksterkte wordt bepaald volgens NENEN 772-1. De proefstukgrootte is van grote invloed op de druksterkte van de metselsteen. Daarom mag ook de genormaliseerde druksterkte worden opgegeven. Dit is de druksterkte van een steen met een kleinste breedte van exact 100 mm en een hoogte van 100 mm. De genormaliseerde druksterkte wordt bepaald aan de hand van tabel A1 uit NEN-EN 772-1 en voorgesteld door de formule:
f’rep = K · f’αb · f’βm
proefhoofdstuk.indb 259
waarin: f’rep = representatieve druksterkte metselwerk; K = reductiefactor: 0,6 bij metselwerk en 0,8 bij lijmwerk; f’b = steendruksterkte; f’m = morteldruksterkte; α en β = constanten afhankelijk van de soort steen en de manier van verwerking (lijmen of metselen). Voor lijmwerk is voor β de waarde 0, waardoor de sterkte van de mortelvoeg buiten beschouwing wordt gelaten. De meest toegepaste Nederlandse metselbaksteen in gevels heeft het waalformaat met de afmetingen 210 × 100 × 50 mm. Volgens de tabel moet de druksterkte zoals die wordt gevonden op een proefstuk van 50 mm hoog worden gecorrigeerd met een factor 0,75. Categorie I-metselstenen hebben volgens prEN 1996-1-1 een gedeclareerde gemiddelde druksterkte met een waarschijnlijkheid
23-05-13 15:00
260
van minder dan 5 procent dat deze waarde niet gehaald wordt, met andere woorden, een betrouwbaarheidsniveau van 95 procent. De baksteenfabrikant die categorie I-metselbaksteen levert, moet op basis van een geregelde controle kunnen aantonen dat dit betrouwbaarheidsniveau wordt gehaald. De Nederlandse baksteen voor gevels hoort meestal tot categorie I. Het totale volume aan holten van baksteen uit categorie I bedraagt minder dan 25 procent.
dan 0,06 massaprocent natrium en kalk en minder dan 0,03 massaprocent magnesiumzouten. S2 is de beste klasse die kan worden opgegeven. In figuur 14.3 is dit in het overzicht aangegeven.
14.2.8.b Vormstabiliteit en vochtexpansie De vormstabiliteit is de mate waarin een metselsteen uitzet onder invloed van water. Nagenoeg alle baksteenproducten veranderen vrijwel niet in volume door vochtreactie.
Figuur 14.3 Gehalte actieve oplosbare zouten
14.2.8.c Hechtsterkte De hechtsterkte van mortel aan steen is afhankelijk van de steen, het vochtgehalte van de steen, de toegepaste mortel, de verwerkingscondities en de nabehandeling. De fabrikant weet in het algemeen niet welke metselmortel wordt toegepast. Daarom mag een lage, normaal gesproken haalbare waarde volgens tabel C in NEN-EN 998-2 worden opgenomen. Als er geen test wordt uitgevoerd, is dat 0,15 N/mm2 voor metselmortel en 0,30 N/mm2 voor lijmmortel. Deze waarden voldoen in de meeste praktijksituaties. Als in incidentele gevallen hogere waarden nodig zijn, dan wordt dit door middel van beproeving door de mortelleverancier opgegeven. Eisen ten aanzien van buiging staan vermeld in NEN-EN 1052-2, over afschuiving in NEN-EN 1052-3 en overbuiging in NEN-EN 1052-5. 14.2.8.d Gehalte actieve oplosbare zouten Actieve oplosbare zouten kunnen onder invloed van vocht door kristalvorming uitzetten met als gevolg schade aan de steen. Het is voor de constructieve veiligheid dan ook noodzakelijk het gehalte actieve oplosbare zouten te limiteren. Dit gehalte wordt bepaald volgens NEN-EN 772-5. De Nederlandse metselbaksteen valt meestal in klasse S2. Dat wil zeggen, de baksteen bevat minder
proefhoofdstuk.indb 260
Totaal massa % kleiner dan Categorie
Na + K
Mg
S0
Geen eisen
Geen eisen
S1
0,17
0,08
S2
0,06
0,03
14.2.8.e Brandgedrag De Nederlandse baksteen kan zonder testen worden ingedeeld in (de beste) klasse NENEN 13501-1:2007+A1:2009 en (Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen – Deel 1: Classificatie op grond van resultaten van beproeving van het brandgedrag). Dat wil zeggen, de baksteen is zelf niet brandbaar en er komen geen giftige gassen vrij. 14.2.8.f Wateropneming De wateropneming is de hoeveelheid water die een vooraf gedroogde baksteen kan opnemen na 24 uur ondergedompeld te zijn geweest. In tegenstelling tot het tot nu toe gebruikelijke volumepercentage wordt hier het percentage water in massaprocenten gegeven. De gemiddelde wateropneming voor buitenmetselwerk wordt bepaald volgens NEN-EN 771-1 bijlage A en volgens NEN-EN 771-1 bijlage C. 14.2.8.g Initiële wateropzuiging De initiële wateropzuiging is een maat voor de hoeveelheid water die een vooraf gedroogde baksteen in de eerste minuut onderdompeling (5 mm diep) volgens NEN-EN 772-11 kan opnemen. Dit staat bekend als het Hallergetal. Dit getal is als gevolg van het hanteren van andere eenheden in de Eurocode, kg/(m2 × min) in plaats van g/(dm2 × min), een factor 10 kleiner dan vóór 2006. Voor de CE-markering is het niet verplicht de initiële wateropzuiging te declareren. Voor het geven van het juiste morteladvies is dit echter een zeer belangrijk getal.
23-05-13 15:00
gebakken en niet-gebakken stenen en steenconstructies 261
14.2.8.h Maattolerantie De afmetingen en maattoleranties, figuur 14.4, worden bepaald volgens NEN-EN 772-16: 2011 en (Beproevingsmethoden voor metselstenen – Deel 16: Bepaling van de afmetingen) en aanvullingen uit de NEN-EN 771-1. De gemiddelde maat mag in de praktijk een factor T1, T2 of Tm afwijken van de opgegeven gemiddelde maat. Voor het waalformaat liggen de gemiddelde afmetingen van de geleverde partij met tolerantieklasse T1 tussen 204 en 216 mm voor de lengte, 96 en 104 mm voor de breedte, en 47 en 53 mm voor de hoogte. Voor tolerantieklasse T2 is dat voor de lengte, breedte en hoogte respectievelijk tussen 206 en 214 mm, 97 en 103 mm en 48 en 52 mm. De fabrikant kan met Tm kleinere of grotere afwijkingen declareren. Tolerantieklasse T1:
T1:
Tm:
Voorbeeldberekening waalformaat 210 * 100 * 50
±0,40 nominale maat mm of 3 mm afhankelijk van welke de grootste is
± (6 * 4 * 3)
±0,25 nominale maat mm of 2 mm afhankelijk van welke de grootste is
± (4 * 3 * 2)
een afwijking in mm gedeclareerd door de fabrikant (mag ruimer of nauwer zijn dan de andere categorieën)
Figuur 14.4 Tolerantieklassen
14.2.8.i Maatspreiding De maatspreiding wordt bepaald volgens NEN-EN 772-16 NEN-EN 772-16:2011 en (Beproevingsmethoden voor metselstenen – Deel 16: Bepaling van de afmetingen) en aanvullingen uit de EN 771-1 (NEN-EN 7711:2011 en, Specificaties voor metselstenen – Deel 1: Baksteen). De maatspreiding tussen de kleinste en grootste steen uit een partij (willekeurig tien monsters uit een partij) mag niet groter zijn dan de opgegeven maatspreiding, figuur 14.5.
Voor het waalformaat mag in een monster van tien stenen uit een partij het verschil in maat tussen de grootse en kleinste steen voor de lengte, breedte en hoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 9, 6 en 4 mm in maat-
proefhoofdstuk.indb 261
Maatspreidingsklasse R1:
Voorbeeldberekening waalformaat 210 * 100 * 50
±0,6
nominale maat mm
± (6 * 4 * 3)
R2:
±0,3
nominale maat mm
± (4 * 3 * 2)
Rm:
een maatspreiding in mm gedeclareerd door de fabrikant (kan ruimer of nauwer zijn dan de andere categorieën)
Figuur 14.5 Maatspreidingsklassen
spreidingsklasse R1. De fabrikant kan met Rm kleinere of grotere afwijkingen declareren. 14.2.8.j Bruto volumieke massa De bruto volumieke massa schommelt voor de in Nederland gangbare metselbaksteen voor gevels tussen 1600 en 2100 kg/m3. De gemiddelde volumieke massa mag niet meer afwijken dan de opgegeven tolerantiewaarden D1 (10%), D2 (5%) en Dm. Deze waarden zijn onder andere nodig voor het inzicht in de geluidsisolatie van een muur. De fabrikant kan met Dm een kleinere of grotere tolerantiespreiding declareren. In NEN-EN 771-1: 2011 wordt onderscheid gemaakt tussen LD- en HD-producten (respectievelijk lage en hoge dichtheid). Een LDproduct is een metselsteen met een volumieke massa kleiner dan 1000 kg/m3 die wordt toegepast in een beschermde omgeving waar vorst en vocht niet aan de orde zijn. Hierbij gaat het om sterk geperforeerde binnen muursteen. Alle andere producten zijn HD-producten. De Nederlandse gevelsteen met een volumieke massa tussen 1600 en 2100 kg/m3 hoort standaard tot de HD-producten. 14.2.8.k Warmtegeleidbaarheid en dampdoorlatendheid De warmtegeleidbaarheid en dampdoorlatendheid worden ontleend aan de tabellen uit de NEN-EN 1745:2012 en (Metselwerk en metselwerkproducten – Methoden voor het bepalen van thermische eigenschappen). 14.2.8.l Waterdoorlatendheid De producent dient de waterdoorlatendheid te declaren aan de hand van de tabel A1 van NEN-EN 1745.
23-05-13 15:00
262
14.2.8.m Hechtsterkte De hechtsterkte van mortel aan steen is afhankelijk van de steen, het vochtgehalte van de steen, de toegepaste mortel, de verwerkingscondities en de nabehandeling. De fabrikant weet in het algemeen niet welke metselmortel wordt toegepast. Daarom mag een lage, normaal gesproken haalbare waarde volgens tabel C in NEN-EN 998-2 worden opgenomen. Als er geen test wordt uitgevoerd, is dat 0,15 N/mm2 voor metselmortel en 0,30 N/ mm2 voor lijmmortel. Deze waarden voldoen in de meeste praktijksituaties. Als in incidentele gevallen hogere waarden nodig zijn, dan wordt dit door middel van beproeving door de mortelleverancier opgegeven. Eisen ten aanzien van buiging staan vermeld in NEN-EN 1052-2, over afschuiving in NEN-EN 1052-3 en overbuiging in NEN-EN 1052-5. 14.2.8.n Splijtsterkte Aan de splijtsterkte van metselbakstenen worden geen eisen gesteld. Voor constructieve toepassing wordt NEN 6790 bijlage D geraadpleegd. 14.2.9 Vorstbestandheid Over de Europese testnorm EN 772-22 voor de bepaling van de vorstbestandheid bestaat nog geen overeenstemming. De vorstbestandheid moet voorlopig worden bepaald volgens de testmethoden zoals die geldig zijn in het land waarvoor de stenen bestemd zijn. In Nederland wordt de vorstbestandheid van metselbaksteen bepaald als er is bemonsterd volgens NEN-EN 771-1 bijlage A en beproefd volgens NEN 2872 en bijlage 4 van de BRL 1007. Deze moeten voldoen aan vorstklasse C waarbij een declaratie kan plaatsvinden op klasse F2. Voor binnentoepassing geldt F0. Onderzoek heeft aangetoond dat NPRCEN/ TS 77-22 overeenkomt met NEN 2872 vorstklasse C. Vorstklasse D stelt hogere eisen en naast strekken worden er ook koppen beproefd. In Nederland bestaat een uitstekende methode om de vorstbestandheid te meten, mede door jarenlang onderzoek bij TNO Bouw. Het TCKI (Stichting Technisch centrum voor de Keramische Industrie) voert o.a. vorstbestandheids-
proefhoofdstuk.indb 262
proeven op bakstenen uit. Op grond hiervan worden door de Stichting IKOB-BKB en KIWA KOMO-productcertificaten voor baksteen afgegeven. De vorstbestandheidseisen aan baksteen zijn afhankelijk van de toepassing. De BRL 1007 hanteert vier vorstbestandheidsklassen: A, B, C en D. In de EN 772-22 is de laagste vorstklasse F0 (niet vorstbestand) en de hoogste F2 (vorstbestand). Voorlopig worden in Nederland de nieuwe en oude notatie naast elkaar gebruikt: • F0/A: uitsluitend toegepast op plaatsen waar het product niet meer dan vochtig kan worden en op plaatsen waar geen vorstinwerking hoeft te worden verwacht. Bij winterse omstandigheden moet op het tasveld en tijdens de bouw met de bijzondere gevoeligheid rekening worden gehouden. • F1/B: heeft goede droogeigenschappen. Het product is niet fijnporeus en niet damp remmend afgewerkt. Het wordt uitsluitend toegepast op plaatsen waar door oriëntatie (niet regenzijde) en/of beschermende maatregelen, zoals een overstek, het vochtaanbod beperkt blijft. Alleen onder deze omstandigheden is spouwisolatie toegestaan. Bij baksteen met minder goede droogeigenschappen (fijnporeus, dampremmend afgewerkt) moet geheel van spouwisolatie worden afgezien. • F2/C: heeft goede droogeigenschappen. Het product is niet fijnporeus en niet dampremmend afgewerkt. Het wordt toegepast op de regenzijde, in normaal geïsoleerde spouwmuurconstructies en in bergingen en dergelijke. Toepassing in het horizontale vlak, in niet adequaat afgedekte schoorstenen, borstweringen en tuinmuren moet worden vermeden. • F2/D: wordt toegepast in metselwerkconstructies met een hoge waterbelasting of zeer slechte droging van het metselwerk, zoals metselwerk grenzend aan een waterpartij en rollagen op muurafdekkingen en schoorstenen. In Nederland worden alleen F2/C- en F2/Dstenen geproduceerd. Voor strengpersstenen gelden geen aanvullende eisen. Een voorbeeld van een constructie waarbij sprake is van vocht en risico op vorst is afgebeeld in figuur 14.6.1. De vorstbestandheids-
23-05-13 15:00
gebakken en niet-gebakken stenen en steenconstructies 263
ventilatie
open stootvoeg
max. waterpeil
ventilatie
cellulair glas waterpeil
tot twee lagen boven de maximum waterlijn: baksteen vorstbestandheid min. klasse F2/C (voorkeur klasse F2/D). metselmortel type 1 + doorstrijken. PRINCIPE DETAIL AANSLUITING FUNDERING (ONDER WATER)
Figuur 14.6.1 Aansluiting fundering met vorstbestand metselwerk
klasse van de gevelsteen moet minimaal F2/C zijn, de voorkeur gaat uit naar F2/D. Het is aan te bevelen in de lintvoeg direct boven de hoogste grondwaterstand een folie toe te passen. Hierdoor wordt voorkomen dat het optrekkende vocht zich gaat aftekenen in het buitenspouwblad. Het verdient aanbeveling de spouw onder het water op te vullen met een hoogwaardig geëxtrudeerd kunststof schuim, zoals cellulair glas. Vorstbestandheid en anti-bekladdings laag Een grote bron van ergernis is grafitti en bekladding. Het verwijderen van bekladdingen door het stralen van de gevel kan onherstelbare schade opleveren. Soms is het nodig baksteenmetselwerk te voorzien van een anti-bekladdingslaag. Deze laag moet dampopen zijn, omdat er zich anders zakwater achter ophoopt, waardoor de laag of steen kan gaan afbladderen. Als de laag onvoldoende dampopen is, moet er boven de beschermingslaag een waterkering in het metselwerk worden opgenomen ter
proefhoofdstuk.indb 263
voorkoming van zakwater. De vorstbestandheidsklasse van de steen moet minimaal D zijn. Als tot impregneren wordt besloten, moet het totale oppervlak van het metselwerk worden behandeld. Op gemiddeld metselwerk moet, ongeacht de maat of het type product, rekening worden gehouden met een verbruik van circa 1 tot 1,5 liter/m2. Behandeling met een impregneringsmiddel, voorzover het een dampremmende werking heeft, is toegestaan, mits de vorstbestandheidsklasse van de baksteen D is. Als een baksteen met een vorstbestandheidsklasse B of C wordt geïmpregneerd, kan een eventueel eerder door de baksteenproducent afgegeven vorstgarantieverklaring vervallen worden verklaard. Antibekladdingslagen worden meestal over een beperkte hoogte opgezet. De uitvoering van deze werkzaamheden moet door een erkend bedrijf gebeuren, volgens voorschrift van de producent/leverancier van het middel en onder schriftelijke garantie. Drie veilige mogelijkheden:zijn: 1. Permanent systeem: dit is een harde tweecomponenten drielaags coating, deze is zeer zichtbaar (afschrikkend effect). De coating is erg lastig aan te brengen in verband met klimatologische omstandigheden en daarom meer geschikt voor binnentoepassing. 2. Semi-permanent systeem: dit is een systeem op basis van een blijvende coating. De coating is nauwelijks zichtbaar en blijft gedurende lange tijd stabiel. Een eventuele bekladding is met eenvoudige middelen te verwijderen waarna de coating weer hersteld dient te worden. 3. Zelfopofferend systeem: dit verdwijnt met de graffiti en moet later opnieuw worden aangebracht. Voor alle systemen geldt dat het belangrijk is dat de ondergrond na het schoon maken intact blijft.
23-05-13 15:00
264
Vorstbestandheid geperforeerde strengperssteen Geperforeerde strengperssteen heeft ten onrechte een negatief imago wat vorstbestandheid betreft. De vorstschade in gevelmetselwerk als gevolg van het bevriezen van water in de perforaties van enkele tientallen jaren geleden had niets met de perforaties te maken. Volle strengpersstenen die onder precies dezelfde voorwaarden (vooral de vormgeving en de stooktemperatuur) z ouden zijn geproduceerd, hadden zeker niet beter gepresteerd. Geperforeerde strengpersstenen voldoen zonder beperking aan de voor de gekozen toepassing vereiste vorstbestandheidsklasse. Tegen de toepassing ervan in gevelmetselwerk bestaat dan ook geen enkel bezwaar. Bij een deugdelijke detaillering en uitvoering van het buitenspouwblad wordt het (zak-) water uit het metselwerk over de water keringen afgevoerd. Metselmortel is aanzienlijk poreuzer dan de huidige strengperssteen. De hoeveelheid water die de gevel binnendringt, komt dan ook vrijwel uitsluitend via de voegen in het buitenspouwblad. De kwaliteitsaspecten van de metsel- en voegmortel, zoals de dichtheid en aanhechting, zijn bepalend voor de hoeveelheid water die een gevel binnendringt, en niet de aanwezigheid van perforaties in de baksteen. Er is een kans dat er water vanuit de bovenliggende voeg in de gaatjes terechtkomt, maar door de poreusheid van de onderliggende voeg wordt dit water ook snel weer afgevoerd naar de spouw. In het algemeen verloopt het verticale watertransport in gevels met geperforeerde stenen iets sneller dan in gevels met volle stenen, met als gevolg dat het buitenspouwblad eerder droog is. De kans op vorstschade als gevolg van het bevriezen van water in de perforaties is dan ook uitgesloten. De toepassing van de geperforeerde streng perssteen heeft zich inmiddels op grote schaal – in Nederland en vooral in het buitenland – bewezen.
proefhoofdstuk.indb 264
Metselen spouwmuur Om de gewenste kwaliteit te bereiken, moet het ontwerp van de spouwmuur voldoen aan de gestelde eisen. De materiaalspecificaties van de baksteen en de metsel- en voegmortel moeten zijn afgestemd op de beoogde toepassing. Ten slotte moet de uitvoering zorgvuldig gebeuren. Dit houdt onder andere in dat er een voldoende gedimensioneerde luchtspouw van minimaal 40 mm moet worden toegepast. Deze moet zoveel mogelijk vrij blijven van speciebaarden. Bij een spouw met een ontwerpmaat van minder wordt geen gebruik meer gemaakt van een zogenaamde spouwlat voor het verwijderen van speciebaarden. Deze kunnen capillaire werking naar het binnenspouwblad en/of de isolatie veroorzaken, alsmede het onvoldoende opdrogen van het buitenspouwblad door een gebrekkige ventilatie van de spouw. In de gevel moeten derhalve voldoende open stootvoegen worden aangebracht ter plaatse van de fundering, gevelbeëindigingen en boven gevelopeningen. Omdat strengpersstenen een relatief dichte structuur en een lage specifieke wateropzuiging hebben, dragen ze weinig bij aan de waterbuffelfunctie van het metselwerk. Omdat de waterbelasting op de voeg in dat geval groter wordt, verdient het aanbeveling speciale aandacht te besteden aan de kwaliteit van de voegen door ‘vol en zat’ te metselen en de voegmortel extra te verdichten. Door deze maatregelen wordt de hoeveelheid water die in de gevel komt, beperkt. De richtlijnen voor de verwerking van metselbaksteen moeten nauwkeurig worden nageleefd en er moet ook aandacht worden besteed aan de bijhorende preventieve maatregelen en de nazorg. Voor de samenstelling van de metselmortel adviseert KNB mortel toepassingstype a overeenkomstig NEN – en 998-2 (mortelkwaliteit M 5 – M 15) en BRL 1905 toe te passen en bij voorkeur gebruik te maken van een geprefabriceerde mortel.
23-05-13 15:00
gebakken en niet-gebakken stenen en steenconstructies 265
Hiervoor zijn de eigenschappen van metselbaksteen besproken. In fig 14.6.2 is een overzicht afgebeeld van de eisen die getoetst dienen te worden met betrekking tot CE (de eigen verklaring fabrikant en KOMO). Voor KOMO kunnen aanvullende privaatrechtelijke eisen, zoals aangegeven met ‘aanvullend’ worden opgenomen. De figuur 14.6.2 geldt voor producten category i clay masony (metselbaksteen), volgens NEN-EN 771 (tabel Za3a) geldt attestation of conformity (AOC).
14.2.10 STABU Door de invoering van de CE-markering en het vervallen van NEN 2489 worden de productspecificaties op een totaal vernieuwde manier in het STABU-bestek vastgelegd. In de nieuwe STABU-bestekspecificatie wordt geen onderscheid gemaakt tussen binnen- en buitenmuursteen. Door de opsomming van productspecificaties wordt nauwkeurig het toepassingsgebied bepaald. Hieronder volgt de opsomming van achttien productgegevens voor metselbaksteen in het STABU-bestek. De productspecificaties 8.16 tot en met 8.19 zijn geen CE-specificaties, maar aanvullingen uit de BRL 1007. B211212.001.c02 BAKSTEEN (NEN-EN 771-1+w05) 1 Fabrikaat:..... Overeenkomstig het door de aannemer te verstrekken tegenmonster, overeenkomend met het door de directie getoonde monster..... Overeenkomstig het door de aannemer te verstrekken monster..... Monster..... 2 Type: vormbak Type: strengpers Type: handvorm
Type: vol..... Type: geperforeerd..... Type: frog.....
3 LDHD OPMERKING: LD (low density) volumieke massa ≤ 1000 kg/m3 en beschermd; HD (high density) alle andere producten. LD zijn binnenmuurstenen en HD meestal baksteen voor gevels.
Figuur 14.6.2 Eisen aan metselbaksteen met betrekking
4 Begrenzing afwijkingen opgegeven waarden druksterkte (prEN 1996-1-1): categorie I Begrenzing afwijkingen opgegeven waarden druksterkte (prEN 1996-1-1): categorie II OPMERKING: De Nederlandse metselbaksteen wordt als hoogste categorie I geproduceerd!
tot KOMO en CE en Bouwbesluit en algemene specificaties
proefhoofdstuk.indb 265
23-05-13 15:00
266
5 Afmetingen Lengte × breedte × hoogte (mm): ..... 6 Categorie maattolerantie: T1 Categorie maattolerantie: T2 Categorie maattolerantie: Tm* *maattolerantie: lengte ..... breedte ..... hoogte..... 7 Categorie maatspreiding: R1 Categorie maatspreiding: R2 Categorie maatspreiding: Rm* *maatspreiding: lengte ..... breedte ..... hoogte.....
OPMERKING: In Nederland worden geen bakstenen geproduceerd voor gevelmetselwerk met klasse F1. De Nederlandse baksteen voldoet aan de hoogste Europese klasse F2. De toevoegingen C en D verwijzen naar NEN 2872. 15 Bruto volumieke massa (kg/m3): ..... tolerantie D1 (10 procent) tolerantie D2 (5 procent) 16 KOMO-productcertificaat NL-BSB-certificaat 17 Bouwstoffenbesluit: ja/nee
8 Kleur Volgens leveringsmonster..... Volgens omschrijving.....
18 Bestemd voor schilderwerk ja/nee 19 Precisiemetselwerk ja/nee.....
9 Oppervlak: bezand Oppervlak: geglazuurd Oppervlak: glad Oppervlak: gestructureerd Oppervlak: geëngobeerd Oppervlak.....
Het te behandelen baksteenmetselwerk dient voldoende vorstbestand te zijn. Bakstenen die een vorstdooi-weerstand bezitten klasse F2, vorstklasse D, volgens BRL 1007, voldoen aan dit criterium.
10 Druksterkte (N/mm2..... Genormaliseerde druksterkte (N/mm2..... 11 Categorie actief oplosbare zouten: S0 Categorie actief oplosbare zouten: S1 Categorie actief oplosbare zouten: S2 OPMERKING: De Nederlandse baksteen voldoet vrijwel altijd aan de hoogste klasse S2. 12 Wateropneming (% m/m): ..... 13 Initiële wateropzuiging (kg/m2.min): ..... 14 Vorstbestandheid (BRL 1007+prTS 77222): klasse F0 Vorstbestandheid (BRL 1007+prTS 77222): klasse F1 Vorstbestandheid (BRL 1007+prTS 77222 en NEN 2872): klasse F2/C Vorstbestandheid (BRL 1007+ NEN-EN 1344 en NEN 2872): klasse F2/D
proefhoofdstuk.indb 266
23-05-13 15:00
gebakken en niet-gebakken stenen en steenconstructies 267
Normen metselbaksteen: NVN 7303:1997 Monstername van vormgegeven en monolithische materialen NEN 7360:1997 Uitloogkarakteristieken van vaste grond- en steenachtige bouwmaterialen en afvalstoffen – Termen en definities NEN 7375:2004 Uitloogkarakteristieken – Bepaling van de uitloging van anorganische componenten uit vormgegeven en monolitische materialen met een diffusieproef – Vaste grond- en steenachtige materialen NEN-EN 771-1: 2003 Specificaties voor metselstenen – Deel 1: Metselbaksteen, inclusief wij zigingsblad A1:2005 NEN-EN 772-1: 2000 Beproevingsmethoden voor metselstenen – Deel 1: Bepaling van de druksterkte NEN-EN 772-3: 1998 Beproevingsmethoden voor metselstenen – Deel 3: Bepaling van het netto volume en het percentage holle ruimten van baksteen door hydrostatisch te wegen NEN-EN 772-5: 2002 Beproevingsmethoden voor metselstenen – Deel 5: Bepaling van het gehalte aan oplosbare zouten in metselbakstenen NEN-EN 772-7: 1998 Beproevingsmethoden voor metselstenen – Deel 7: Bepaling van de waterabsorptie van trasraamklinkers door koken in water NEN-EN 772-11: 2000 Beproevingsmethoden voor metselstenen – Deel 11: Bepaling van de capillaire waterabsorptie van betonsteen (grind-, licht- en speciaal beton) en natuursteen, alsmede de initiële waterabsorptie van metselbaksteen, inclusief wijzigingsblad A1:2004 NEN-EN 772-13: 2000 Beproevingsmethoden voor metselstenen – Deel 13: Bepaling van de netto en bruto schijnbare volumieke massa van metselstenen (uitgezonderd natuursteen) NEN-EN 772-16: 2000 Beproevingsmethoden voor metselstenen – Deel 16: Bepaling van de afmetingen, inclusief wijzigingsblad A1:2004 en A2:2005 NEN-EN 772-20: 2000 Beproevingsmethoden voor metselstenen – Deel 20: Bepaling van de vlakheid van het oppervlak van betonsteen, kunstmatig vervaardigde natuursteen en natuursteen, inclusief wijzigingsblad A1:2005 NPR-CEN/TS 772-22: Beproevingsmethoden voor metselstenen – Deel 22: Bepaling van de 2006 vorst-dooiweerstand van metselbaksteen NEN-EN 1052-3: 2002 Beproevingsmethoden voor metselwerk – Deel 3: Bepaling van de initiële schuifsterkte, inclusief wijzigingsblad A1:2007 NEN-EN 1745: 2002 Metselwerk en metselwerkproducten – Methoden voor het vaststellen van de ontwerpwaarden voor de thermische eigenschappen NEN-EN ISO 10304-1: Water – Bepaling van opgeloste fluoride-, chloride-, nitriet-, orthofosfaat-, 2007 bromide-, nitraat- en sulfaationen met vloeistofchromatografie – Deel 1: Methode voor water met geringe vervuiling NEN-EN 13501-1: Classificatie op grond van resultaten van beproeving van het brandgedrag 2007 NEN 1047: 1967 Receptbladen voor de statistische verwerking van waarnemingen NEN 2872: 1989 Beproeving van steenachtige materialen – Bepaling van de vorstbestandheid – Eenzijdige bevriezing in zoetwatermilieu NEN 6790: 2005 Technische grondslagen voor bouwconstructie – TGB 1990 – Steen constructie – Basiseisen en bepalingsmethoden NEN-EN 1344: 2002 Gebakken straatsteen – Eisen en beproevingsmethoden NEN-EN 998-2: 2003 Specificaties voor mortels voor metselwerk – Deel 2: Metselmortel
proefhoofdstuk.indb 267
23-05-13 15:00
268
NEN-EN 1052-2: 1999 Beproevingsmethoden voor metselwerk – Deel 2: Bepaling van de buigtreksterkte NEN-EN 1996-1-1: Eurocode 6 – Ontwerp en berekening van steenconstructies – Deel 1-1: 2006 Algemene regels voor gebouwen – Regels voor gewapende en onge wapende steenconstructies NEN-EN 1996-1-2: Eurocode 6: Ontwerp en berekening van constructies van metselwerk – 2005 Deel 1-2: Algemene regels – Ontwerp en berekening van constructies bij brand NEN-EN 45011: 1998 Algemene eisen voor instellingen die productcertificatie-systemen Uitvoeren. Documenten metselbaksteen: TCKI/99/1256 TCKI-rapport: Bouwstoffenbesluit keramische industrie, toelatingsonderzoeken clusterregeling TCKI/03/726 TCKI-rapport: Bouwstoffenbesluit keramische industrie, evaluatie 3-jaarlijkse verificatie TCKI/04/233 TCKI-rapport: Bouwstoffenbesluit keramische industrie, verificatie verkorte uitloogproef TCKI/06/798 TCKI-rapport: Bouwstoffenbesluit keramische industrie, evaluatie 3-jaarlijkse verificatie TCKI/06/844 TCKI-rapport: Bouwstoffenbesluit keramische industrie, verificatie verkorte uitloogproef TNO-MEP-R 97/284 TNO-rapport: Een verkorte uitloogproef voor bouwkeramische producten, het aantonen van de gelijkwaardigheid met de diffusieproef TNO-MEP-R 97/357 TNO-rapport: Onderbouwend rapport Milieucertificering Bouwkeramiek AP04 Accreditatieprogramma Bouwstoffenbesluit AP04, versie 1, Raad voor Accreditatie, Utrecht 2005 Publicatiebladen, Uitvoeringsrichtlijnen en Beoordelingsrichtlijn: PBL0357 Metselwerkconstructies baksteen, bouwblokken en -stenen van beton, cellenbeton en kalkzandsteen (IKOB-BKB) PBL0359 Voegen van metselwerk (IKOB-BKB) PBL0457 Verlijmen van gevelsteen (IKOB-BKB) URL 20-101 Keramische Lijmwerkconstructies (IKOB-BKB) BRL2826 Vervaardiging van metsel- en lijmwerkconstructies en/of voegwerk (IKOB-BKB)
Einde proefhoofdstuk
proefhoofdstuk.indb 268
23-05-13 15:00
SCHOONGESNEDEN FORMAAT 170 x 243 mm
TECHNIEK
BOUWKUNDE
ALGEMENE BOUWKUNDE VOOR MAKEL AARS
|
DEEL A
O M S L A G T . B . V. P R O E F H O O F D S T U K | D E F. C - P D F
Algemene Bouwkunde voor makelaars DEEL A
A.H.L.G . Bone
4 d e druk
HOGER ONDERWIJS
TM_HO_MakelA_OMSLAG_proefhfdst170x243_DEFINITIEF
07-05-13