HJK-artikel | Spelen met ruimte

Page 1

De wereld van het jonge kind #8 Apr 2022 Special

Ervaringen van jonge

kinderen in en met de ruimte

Spelen met ruimte

In fantasiespel doen jonge

kinderen middels hun verbeeldingskracht de wereld van grote mensen na. Maar hoe komen ze aan hun kennis over die wereld?

En hoe kun je als professional de ruimte inrichten om hen via spel te leren hoe de wereld werkt?

Het fantasiespel, of doe-alsof-spel, wordt geprezen als hoogtepunt van de cognitieve ontwikkeling (Fleer, 2014; Nicopolou, 2019). Een blokje hout of een pak melk kan in de verbeelding van het jonge kind een auto zijn. Een prestatie, met voordelen voor de inrichting van de ruimte in school of IKC: niet al het materiaal hoeft realistisch te zijn. Dat is prettig, want ‘echte dingen’ hebben vaak nadelen. Ze zijn duur, bederfelijk, gevaarlijk of geven rommel. Inderdaad weten kleuters wel wat te doen in de huishoek of het ziekenhuisje - ruimtes die als je goed kijkt helemaal niet levensecht zijn. De meeste kinderen hebben kennelijk voldoende verbeeldingskracht om het leven van grote mensen hierin na te doen.

TEKST
6 HJK Special #8 2022 SpelenSpecial:metruimte
HANNO VAN KEULEN EN MARISKA VENEMA BEELD TOM VAN LIMPT

Kun je door mee te spelen de kennis van kinderen verdiepen?

Toch zie je ook verschillen tussen kinderen. Sommige kleuters weten niet wat je met een theeservies of een hamer moet doen. Wij gaan in op de oorzaken hiervan en richten de aandacht ook op verschillen tussen spel en werkelijkheid. Weinig kleuters lijken zich te branden als de doe-alsof theepot omvalt. De plastic bananen uit het winkeltje worden achteloos in het mandje gesmeten en liggen onder de melkpakken. Fantasiepleisters worden op harige knuffels geplakt alsof die zouden blijven zitten. Waar komt wereldkennis vandaan? Hoe kun je de ruimte inrichten om jonge kinderen in hun spel te leren hoe de wereld echt werkt?

Veel belangrijke ontwikkelingen worden in gang gezet voordat een kind de basisschool binnenwandelt. Kinderen ontwikkelen zich niet door eten, groeien en wachten tot ze vier, tien of twintig jaar oud zijn, maar door waarnemen en doen zodat ze ontdekken wat de wereld aan mogelijkheden te bieden heeft. We beginnen daarom met ervaringen met de dingen in de ruimte die kinderen van nul tot vier hebben,

en trekken dan consequenties voor de inrichting van professionele ruimtes waarin kinderen van verschillende leeftijden opgroeien.

Ruimte geven aan bewegen en doen We komen op de wereld met twee krachtige programma’s in ons hoofd. Het eerste is zintuiglijk: geef aandacht aan wat verandert in je waarnemingsveld. Hersenen zijn geprogrammeerd om te negeren wat hetzelfde blijft en aan te slaan bij verandering: een nieuw geluid, iets dat beweegt, een aanraking (Van der Stighel, 2016). Het tweede programma is motorisch: span je spieren en beweeg wat je kunt bewegen. Die programma’s versterken elkaar. De baby beweegt haar arm en de hand raakt een rammelaar aan een koordje. Het geluid zorgt voor aandacht. Dan gebeurt dit nog een keer, en nog een keer. Zo vormt zich een patroon in hersencellen die een spierbeweging aan een waarneming koppelen. Na een tijdje kan de baby die actie oproepen en het belletje naar believen laten rinkelen. Hangt er geen rammelaar? Dan heb je pech en ontwikkelt dit patroon zich niet. Maar misschien hangt er een spiegeltje dat licht weerkaatst en leer je iets anders. Kinderen die het geluk hebben in een gezond lichaam geboren te worden en die niet verwaarloosd worden, maken op microschaal veel mee, met overeenkomsten maar ook met grote individuele verschillen in het resultaat. Of je lang wordt is bepaald door je DNA, maar of je een goede volleyballer wordt is afhankelijk van de prikkels, hoe je daar motorisch op reageerde, en welke gevoelens dit opriep. Het patroon dat zich vastzet, stelt de één beter in staat tot motorische precisie (Thelen & Smith, 1994). Ook de taal en gebruiken van je ouders of opvoeders hebben invloed en zorgen voor variatie. Niet elk gezin drinkt thee of presenteert er één koekje bij en niet elke moeder hanteert de boormachine. Kinderen spelen om zich voor te bereiden op het leven, en ze oriënteren zich op de rituelen die in hun leefwereld belangrijk zijn. Nadoen, voordat je de zin ervan kunt begrijpen, is een overlevingsstrategie. Het heeft ons gemaakt tot wie we zijn.

Spelen
7 HJK Special #8 2022

Hanno van Keulen was lector Leiderschap in Onderwijs en Opvoeding bij Hogeschool Windesheim in Almere. Hij is nu Opleidingsdirecteur Science

Education & Communication bij de TU Delft

Mariska Venema

is Opleidingscoördinator van de Associate Degree opleiding Pedagogisch

Educatief Professional van Hogeschool Windesheim in Almere. Zij doet onderzoek naar leren van spel met jonge kinderen

We moeten kinderen dus gevarieerd zintuiglijk prikkelen en ruimte geven aan bewegen en doen. Dit zijn startpunten voor de cognitieve ontwikkeling, en voor de bouw en inrichting van educatieve ruimtes, die vaak gebruikt worden door verschillende leeftijdsgroepen die de ruimte anders ervaren (Broekhuizen, 2015).

Kruipend de ruimte ontdekken

Voor een kind van tien maanden is de wereld nogal plat (Van Liempd, 2018). Tafels en stoelen zijn palen die in de weg staan. Ze vormen ook een plek om weg te kruipen. Het is er donkerder en die ervaring is voor veel jonge kinderen positief verbonden met rust, geborgenheid en veiligheid. Heerlijk dus als er lage, donkere prikkelarme plekken zijn. Een ruimte aantrekkelijk inrichten voor kruipers is een uitdaging voor volwassenen. We stappen letterlijk over ze heen. Scheid daarom je looproutes zo goed mogelijk van de kruiproutes. Dat kan met een lage-kastenwand die je dwingt om anders te lopen, terwijl je zicht op de kinderen houdt. Kruipers houden van kleine hoogteverschillen. Een podium met lage treden en bekleed met zacht materiaal is onweerstaanbaar. Daag hen uit met dingen die hun interesse wekken op ooghoogte en niet in hoge kasten met dichte deuren (Van Liempd & Hoekstra, 2011). Aandacht trekken doe je via de zintuigen: beweging, licht, geluid, een balletje dat om een hoek rolt, een gekleurd touw dat ergens naartoe gaat. Probeer eens een doolhof te maken met dozen waar je (onbreekbare) spiegels op plakt. Waar rolt het balletje dan heen?

Mentale kaart

De kruipfase is een grote stap in de ontwikkeling van oriëntatievermogen. Onderzoekers hebben vastgesteld dat een jong poesje dat in een mandje rondgedragen wordt en alles kan zien, daarna, losgelaten, niet de weg kan vinden (Dehaene, 2021). Terwijl een even oud poesje dat zelf rond mocht lopen, dit wel kan. Ook bij kinderen heeft exploratiegedrag invloed op de ontwikkeling van oriëntatie en

ruimtelijk inzicht (Oudgenoeg-Paz et al., 2015). Laat kinderen kruipen naar de plek waar ze verschoond worden of te eten krijgen, en ze gaan die plekken met elkaar verbinden in hun eigen mentale kaart.

Wereld in 3D

Hoe anders is de ruimte voor een kind van veertien maanden. Het heeft de zwaartekracht overwonnen die alles naar beneden trekt. Plotseling is niet wat onder de tafel gebeurt interessant, maar wat erop staat. Het kind begrijpt dat er een bovenwereld is vol nieuwe handelingsmogelijkheden. Het ontdekt het verschil tussen ‘op’ en ‘onder’: de derde dimensie. Vraag een kind van achttien maanden om een theekopje ‘onder de tafel’ te zetten, en ze zal je verbaasd aankijken.

Activiteiten en waarnemingen benoemen

De Zwitserse pedagoog Pestalozzi stelde dat kinderen leren met ‘hart, hoofd en handen’ (zie Brühlmeier, 2010). Ontwikkelingspsychologen vullen aan dat leren ‘multimodaal’ is: spelend leren gebruikt het motorische systeem (bewegen, doen), de zintuigen (zien, voelen) en taal (Carpendale et al., 2020). Het is goed om de activiteiten en waarnemingen van de dreumes te benoemen, bijvoorbeeld als die iets probeert met een theeserviesje. Dan kan het kind dit als samenhangende gebeurtenis opslaan en langs drie wegen uit het geheugen oproepen: door een theekopje te zien, door bewegingen van schenken en drinken, en door woorden te horen uit het scenario: ‘Wilt u ook een kopje thee?’ Zo ontwikkelt spel zich van voorwerpen manipuleren tot betekenisvol nadoen van de rituelen van volwassenen (Pellegrini, 2009).

 8 HJK Special #8 2022
Kinderen spelen om zich voor te bereiden op het leven
Spelen

Licht en schaduw

De lichamelijke ervaring met de zwaartekracht maakt verschillen in de verticale as, zoals boven en onder, betekenisvol voor kinderen. Dit is makkelijker dan het verschil tussen links en rechts. In het horizontale vlak werkt geen kracht, dan maakt het niet uit of iets links of rechts is. Je draait je om, en ‘links’ wordt ‘rechts’: verwarrend! Je moet letterlijk en figuurlijk op je hoofd gaan staan om hetzelfde te bereiken met ‘boven’ en ‘onder’. Maar ook andere natuurverschijnselen laten sporen na. De zon staat boven ons hoofd en alles wat het licht blokkeert werpt een schaduw. Als je over een hobbelig pad loopt, dan verklapt de schaduw of je een kuil of een hobbel nadert. Staat de zon voor je en komt de schaduw naar je toe, dan is het een kuil. Zie je geen schaduw, dan nader je een hobbel. En andersom als de zon achter je staat. Hieraan herken je een ongewenste handelingsmogelijkheid (struikelen), die we geautomatiseerd hebben voordat we in taal kunnen denken: voet optillen bij een hobbel, voet laten zakken bij een kuil. Wanneer we zouden opgroeien in een wereld waar het licht van onderen zou komen, dan zouden we het omgekeerde zien en daar ook naar hebben leren handelen (Ware, 2013).

Spelen met licht en schaduw is prachtig. Gebruik het licht van een beamer eens om met kleuters een schaduwspel te spelen (Wismans et al., 205). Wie kent niet het YouTube filmpje over Jade die haar schaduw ontdekt. Ze wil hem pakken, die schaduw. Ze kijkt wat er gebeurt als ze springt, als ze achteruitloopt. Je hoort iemand zeggen: ‘Dat is je schaduw.’ Maar niemand benoemt de rol van de zon.

Inrichting van educatieve ruimtes Zoals kinderen voortdurend op zoek zijn naar hun handelingsmogelijkheden in de materiële wereld, zo kunnen professionals op zoek gaan naar de ontwikkelingsmogelijkheden die de educatieve ruimtes bieden, of juist niet (Van Keulen & Venema, 2021). Maak foto’s van de huishoek, analyseer hoe kinderen spelen. Welk

materiaal wordt gebruikt? Wat nooit? Is het gedrag dat kinderen tonen een eerste stap naar begrip en beheersing, zoals doen-alsof hete thee inschenken in breekbare kopjes? Nodigt het materiaal uit tot nader onder zoek en probleem oplossen, zoals een echte pleister plakken op een harig beest? Maakt het materiaal uitbreiding van de woordenschat mogelijk, zoals met ‘kwetsbaar’ en ‘bederven’ bij echte bananen? Kun je door meespelen deze kennis verdiepen en culturele waarden overdragen, zoals voorzichtigheid met hete dranken en zorgvuldigheid met voedsel (Bodrova et al., 2019)? Of bestendigt het materiaal de onbegrijpelijkheid van technologie, zoals een plastic föhn of thermometer? Welke ontwikkeling (taal, getalbegrip, planning) kun je stimuleren? Moet je de ruimte misschien anders inrichten en andere spullen inkopen (Kuh, 2014)?

Hopelijk treffen kinderen als Jade pedagogisch medewerkers en kleuterleerkrachten (M/V) die hen helpen rijke relaties te leggen tussen waarnemen, doen, taal en begrip van de materiële wereld.

De literatuurlijst is te vinden op: www.hjk-online.nl/artikelen

Het fantasiespel wordt geprezen als hoogtepunt van de cognitieve ontwikkeling

9 HJK Special #8 2022

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.