Auteur
Over ThiemeMeulenhoff
Drs. T. de Vries
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content,
Redactie
leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende
Singeling Tekstproducties,
expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner
Amersfoort
voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de ver-
Opmaak binnenwerk
schillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat
Ton de Vries
leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt.
Tekst en communicatie, Bilthoven Samen leren vernieuwen. Opmaak omslag Enof ontwerp + communicatie,
www.thiememeulenhoff.nl
Utrecht ISBN 978 90 06 43323 4 Eerste druk, eerste oplage, 2018 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2018 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieDeze uitgave is volledig CO2-neutraal
ën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.
geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te
FSC -keurmerk. Dit betekent dat de
regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die
bosbouw op een verantwoorde wijze
desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden,
heeft plaatsgevonden.
kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
®
9006433234_bw.indd 2
6/06/18 16:16
Woord vooraf TaalCompetent is speciaal geschreven voor de studenten van de pabo en de studenten die de tweedegraads opleiding voor leraar Nederlands volgen. Dit leerboek, werkboek en naslagwerk ineen geeft een bondige bespreking van de diverse taalvaardigheden zoals communiceren, spreken en gespreksvaardigheid, stijl, grammatica en spelling. Ook schrijfproducten variërend van zakelijke correspondentie in brieven en e-mails tot onderzoeksverslagen, beleidsnotities en gespreksverslagen komen aan de orde. Alle theorie, voorbeelden en opdrachten staan in één boek, overzichtelijk geordend in zeven modulen: 1 communiceren 2 spreken en gespreksvaardigheid 3 tekstverzorging 4 schrijven 5 stijl 6 grammatica 7 spelling Met TaalCompetent kunt u voor uw student(en) een traject op maat uitzetten, afhankelijk van de diverse leerdoelen. Zo sluit u optimaal aan op uw specifieke onderwijssituatie en de diverse keuzemogelijkheden binnen bestaande verschillende leertrajecten. TaalCompetent is zeer geschikt voor zelfstudie. De opbouw van elk hoofdstuk is functioneel, helder en overzichtelijk: van theorie naar voorbeeld, gevolgd door gevarieerde opdrachten die zeer geschikt zijn voor zelfstandig werken. Op de behandelde stof wordt niet onnodig diep ingegaan. De opdrachten in TaalCompetent zijn afwisselend en veelzijdig en komen tegemoet aan de persoonlijke invulling en behoefte aan kennis bij de student. Met TaalCompetent kan de student actief aan zijn taalvaardigheidsontwikkeling werken en zich optimaal voorbereiden op zijn of haar latere beroep. Daarnaast heeft het boek een uitgebreide naslagwerkfunctie en is het een vraagbaak bij talloze taalkwesties. Bij de voorbeelden in dit boek betekent een sterretje of asterisk (*) voor een woord of zin dat de desbetreffende taalvorm niet correct (gespeld) is. Een duidt op een verwijzing naar een ander hoofdstuk in het boek. Met het uitgebreide register achter in het boek is de gewenste informatie snel te vinden.
Bij TaalCompetent hoort de ondersteunende website www.taalcompetent.nl met daarop alle uitwerkingen, oefenexamens voor de pabo en kennistrainingen. Mijn dank gaat uit naar mevrouw G. de Vries, mevrouw I. Doornink, de heer drs. T.C. Wernsen en dr. S.J. Smith. Hun commentaar en aansporingen vormden een positieve bijdrage. Voor op- en aanmerkingen en opbouwende kritiek houd ik mij aanbevolen. Drs. T. de Vries
Inhoud 1
Bekwaam in communicatie 7
1.1 1.2 1.3 1.4
Communicatiemodel 9 Communicatie, feedback en ruis 11 Tekstdoelen 15 Tekstopbouw 19
2
Bekwaam in spreken en gespreksvaardigheid 25
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Omgangsvormen 27 Omgaan met klachten 31 Omgaan met conflicten 33 Zakelijke gesprekken 39 Presenteren en toespreken 47
3
Bekwaam in tekstverzorging 55
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Correct vormgeven 57 Structuuraanduiders 59 Tekstelementen 71 Invulformulieren 79 Tekstcorrectie 81
4
Bekwaam in schrijven 85
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10
Briefconventies 87 E-mail en faxbericht 97 Structuur brief en e-mail 99 Uitnodigen en afzeggen 107 Klagen 113 Overheden en instanties 117 Relatiebeheer 121 Informeren 127 Solliciteren 169 Journalistiek schrijven 175
5
Bekwaam in stijl 193
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10 5.11 5.12 5.13 5.14 5.15
Spreektaal en schrijftaal 195 Foutieve inversie 196 Foutieve samentrekking 197 Foutieve verwijzing: incongruentie 199 Foutieve woordvolgorde 203 Lijdende vorm 205 Herhaling, tautologie en pleonasme 207 Foutieve beknopte bijzin 209 Ellips en hiaat 210 Contaminatie 211 Verbindingsfouten 213 Dubbele ontkenning 216 Vaste voorzetsels en werkwoorden 217 Woordkeus 219 Beeldspraak 235
6
Bekwaam in grammatica 243
6.1 6.2 6.3 6.4
Wat is grammatica precies? 245 Woordbenoeming 249 Zinsontleden 279 Samengestelde zinnen 294
7
Bekwaam in spelling 299
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 7.9 7.10 7.11 7.12 7.13 7.14 7.15 7.16 7.17 7.18 7.19 7.20
Basisregels spelling 301 Werkwoorden 303 Hoofdletters en kleine letters 317 Getallen, symbolen en eenheden 325 Afkortingen 329 Meervoudsvorming 333 Verkleinwoorden 337 Tussenklank –n 339 Tussenklank –s 341 Oude naamvalsvormen 342 Klinkers en tweeklanken 343 Medeklinkers 346 Aan elkaar, met streepje of los? 349 Vreemde woorden 357 Bijvoeglijke naamwoorden 359 Trappen van vergelijking 363 Alle of allen? 365 Voor- en achtervoegsels 366 Bezitsvorm zelfstandige naamwoorden 367 Leestekens 368 Register 385
1
ďƒ€
Communicatie
Bekwaam in
Communicatie
7
8
1
Communicatie
Wat is communicatie? Communicatie is het delen van informatie in de ruimste zin van het woord. Communicatie is elke vorm van ꞌin verbinding staan met anderenꞌ en daardoor een sociale activiteit, een interactie tussen personen waarin de nadruk ligt op het uitwisselen van gedachten. De behoefte tot communiceren ligt in ieder mens opgesloten. Het effect of resultaat daarvan uit zich in zogenoemde communicatie-effecten. Kunstuitingen zijn ook communicatievormen. Door middel van een film, een boek, een ballet, een schilderij, een mime, enzovoort wil de maker ervan met anderen in contact komen. Zijn kunstwerk is zijn medium dat zijn boodschap bevat. Communiceren lijkt ogenschijnlijk zo gemakkelijk, maar dat is het beslist niet. Elke dag hebben we onze communicatievaardigheden nodig. Maar wat zijn die precies? Hoe moet je wel en hoe moet je niet communiceren? Luisteren, samenvatten en doorvragen De basisvaardigheden voor goed communiceren zijn luisteren naar de ander, samenvatten en zo nodig doorvragen. Deze vaardigheden kun je in veel verschillende situaties gebruiken. Bijvoorbeeld in een-op-eengesprekken, begeleidingsgesprekken en adviesgesprekken. Daarbij gaat het vooral om het goed luisteren naar de ander en proberen het ꞌprobleemꞌ van de ander samen te vatten, te verwoorden, en zo nodig door te vragen om daarna ꞌhulpꞌ te bieden in de vorm van een advies. Aan de orde komen: 1.1
communicatiemodel
1.2
communicatie, feedback en ruis
1.3
1.4
1.2.1
communicatievormen
1.2.2
feedback
1.2.3
ruis
tekstdoelen 1.3.1
soorten tekstdoelen
1.3.2
argumenten
tekstopbouw 1.4.1
leesstrategieën
1.4.2
basisstructuur teksten
1.4.3
structuurmodellen
1.4.4
alinea en kernzin
1
1.2.3
Communicatie
13
Ruis Ruis is een verzamelnaam voor storingen in de communicatie. We onderscheiden verschillende typen ruis: interne en externe ruis intentionele en non-intentionele ruis schriftelijke en mondelinge ruis Interne en externe ruis Met interne ruis bedoelen we dat de communicatie gestoord wordt door de innerlijke toestand van (een van) de communicatiepartners. Bijvoorbeeld: iemand die met z'n gedachten ergens anders zit, of iemand die zich niet goed voelt, kan daardoor (delen van) de boodschap missen. Externe ruis is de verstoring van de boodschap door bijvoorbeeld lawaai, waardoor de ontvanger bepaalde delen van de boodschap mist. Intentionele en non-intentionele ruis Intentionele ruis is ruis die met opzet gemaakt wordt. Er wordt bijvoorbeeld veel lawaai gemaakt zodat de zender niet te verstaan is. Non-intentionele ruis wordt zonder opzet gemaakt. De zender maakt bijvoorbeeld onbewust gebruik van (te) moeilijke woorden waardoor de ontvanger de boodschap niet begrijpt. Schriftelijke en mondelinge ruis Bij schriftelijke ruis is de boodschap onduidelijk. Bijvoorbeeld: een school publiceert de volgende tekst op haar website:
Wij zijn van plan de examenresultaten vrijdag a.s. te publiceren. Is de school nu echt van plan dat aanstaande vrijdag te doen of niet? Bij mondelinge ruis wordt de ontvanger afgeleid door een bepaalde oorzaak. Bijvoorbeeld door het uiterlijk van iemand, zijn taalgebruik of door het geluid van een langsrijdende tram.
Andere vormen van ruis: •
Non-initiële ruis Een spreker noemt niet het echte doel, maar een ander doel. Een spreker heeft zich onvoldoende voorbereid op een gesprek; zijn tekst heeft een slechte opbouw en is duidelijk niet gestructureerd. Een spreker is vaag in zijn bewoordingen.
•
Referentiële ruis Een luisteraar interpreteert een boodschap niet correct.
•
Redundantie Een spreker herhaalt zijn woorden voortdurend. Dit verschijnsel noemen we redundantie.
•
Materiële ruis Een boodschap komt niet goed over als gevolg van technische problemen.
14
1-02x Beantwoord de vragen.
1
Communicatie
1
Is gebarentaal een vorm van verbale of non-verbale communicatie? Motiveer je antwoord.
2
Is een verkeersbord een vorm van verbale of non-verbale communicatie? Motiveer je antwoord.
3
Op welke manier kun je zowel verbaal als non-verbaal aangeven dat je luistert naar je gesprekspartner?
4
Je A B C
glimlacht tegen een collega. Dat is een non-verbale uiting. Dat is een verbale uiting. Dat is zowel een verbale en non-verbale uiting.
5
Je A B C
luistert naar je gesprekspartner, bijvoorbeeld een ouder. Dat kan zowel verbaal als non-verbaal. Dat kan alleen verbaal. Dat kan alleen non-verbaal.
6
Een leerling hangt onderuitgezakt op de bank. Is hier sprake van verbale of non-verbale communicatie?
7
Je neemt deel aan een vergadering. Voortdurend kijk je echter op het schermpje van je mobiel. Is hier sprake is van bewuste of onbewuste communicatie?
8
Een leerling in de klas pinkt een traantje weg als ze hoort dat … . Is hier sprake van bewuste of onbewuste communicatie?
9
Stel, je krijgt een vervelende ouder aan de lijn. Je blijft beleefd en vriendelijk, maar als je het gesprek hebt afgesloten, ga je even naar je collega om je hart te luchten. ꞌBah!ꞌ zeg je, ꞌdat mens kan me het bloed onder de nagels vandaan halen!ꞌ Is hier sprake van feedback? Leg uit waarom.
10 Stel, je werkt als leraar op een basisschool. Op maandag en dinsdag heb je extra hulp gekregen van een onderwijsassistent. Je kunt kopieerwerk en enkele andere taken laten liggen voor haar. De eerste werkdag krijgt zij een hoop papieren die gekopieerd en gearchiveerd moeten worden. Helaas laat zij de stapel vallen en alles ligt door elkaar. Welke feedback geef je? 11 Een docent zegt tegen een ouder: ꞌU moet elke dag de agenda van uw zoon raadplegen om te kijken of hij huiswerk heeft.ꞌ Is hier sprake van ruis? Zo ja, geef aan van welk type.
1
1.3
Communicatie
15
Tekstdoelen Zowel geschreven als gesproken teksten, persoonlijk of zakelijk, hebben altijd een doel.
1.3.1
Soorten tekstdoelen We onderscheiden de volgende tekstdoelen: informeren: het overbrengen van informatie overtuigen: beïnvloeden opiniëren: aan het denken zetten, een eigen mening laten vormen amuseren: vermaken activeren: tot actie aansporen Soms hebben teksten kenmerken van verschillende tekstsoorten. Meestal zal één schrijfdoel prominent aanwezig zijn.
tekstdoel informeren
eigenschap objectief
overtuigen opiniëren amuseren
activeren
subjectief persuasief beschouwend
voorbeeld informatiegids nieuwsbericht studieboek ingezonden brief opiniestuk achtergrondartikel recensie column toneelstuk grappig verhaal reclame-uiting folder, brochure recensie
Informeren Informeren is het verstrekken van gegevens aan een ander. Bijvoorbeeld informatie over iets dat gebeurd is of nog gaat gebeuren. De mening van de schrijver is niet van belang; er is sprake van een objectieve tekst. Overtuigen Overtuigen is een pleidooi houden voor je eigen standpunt, maar op zo’n manier dat je de lezer probeert over te halen zich bij jouw standpunt aan te sluiten. In een overtuigende of betogende tekst is de schrijver eropuit dat de lezer het met hem eens is. Zijn standpunt komt op verschillende plaatsen in de tekst terug. Daarmee is een overtuigende tekst zeer subjectief. •
Strategische structuur Om de lezer te overtuigen wordt vaak een vaste structuur gebruikt die erg effectief is. Allereerst wordt het onderwerp ingeleid met een pakkende eerste alinea. Vervolgens presenteert de schrijver zijn standpunt en daarna volgen de argumenten. Soms worden daarna de argumenten van tegenstanders weerlegd en de schrijver herhaalt zijn standpunt nog eens in de conclusie.
16
1
Communicatie
Opiniëren In een opiniërende tekst wil de schrijver de lezer aan het denken zetten, hem een eigen mening laten vormen, maar ook door te laten merken hoe hij er zelf over denkt. Amuseren Met een amuserende tekst wil de schrijver de lezer vermaken. Bijvoorbeeld in de vorm van een grap, een grappig verhaaltje, gedicht, toneelstuk of column. Activeren Als de schrijver verder wil gaan dan overtuigen, probeert hij de lezer ook tot actie aan te sporen. De mening van de schrijver komt duidelijk naar voren en er is dus sprake van een subjectieve tekst. Persuasief Met persuasief bedoelen we ꞌovertuigenꞌ. Een persuasieve tekst is subjectief. Een schrijver kan echter met feiten aantonen hoe slecht (bijvoorbeeld) de situatie in de vluchtelingenkampen is. Bijvoorbeeld om de lezer ervan te overtuigen dat er hoognodig hulp moet komen. Beschouwend We spreken van een beschouwende tekst als een onderwerp van verschillende kanten belicht wordt. De schrijver noemt bijvoorbeeld de voor- en nadelen, de oorzaken en gevolgen, en aan het eind trekt hij hieruit zijn eigen, persoonlijke conclusie. Subjectief We spreken van subjectief als er sprake is van een mening. Subjectief betekent ꞌpersoonlijkꞌ. In een subjectieve tekst geeft een schrijver zijn mening, wel vaak ondersteund door allerlei feiten en achtergrondinformatie om zijn standpunt te onderbouwen. Objectief We spreken van objectief als er sprake is van uitsluitend feiten en geen meningen. •
1.3.2
In de journalistiek beschouwt men objectiviteit als een neutraliteit of onpartijdigheid en als een voorwaarde voor een goede vervulling van journalistieke taken. Anderen daarentegen menen dat objectiviteit in verslaggeving onmogelijk is, omdat journalisten altijd schrijven vanuit een bepaalde ideologische achtergrond.
Argumenten We onderscheiden standpunt en argument. Een standpunt is een mening, een bewering die de schrijver doet.
Ik vind dat hij gelijk heeft. •
Mening en standpunt Er is echter een verschil tussen een mening en een standpunt. Een standpunt is eigenlijk een mening die nadrukkelijk uitgesproken wordt. Mijn standpunt is …
•
Je spreekt van een ꞌverborgen standpuntꞌ als iemand wél een standpunt inneemt, maar het niet als zodanig formuleert. Een echt herkenningspunt is er niet. De regering had allang moeten aftreden.
2
ďƒ
Spreken en gespreksvaardigheid
Bekwaam in
Spreken en
Gespreksvaardigheid
25
26
2
Spreken en gespreksvaardigheid
Spreekvaardig zijn Mogelijk gaat het spreken je niet zo gemakkelijk af als je eigenlijk wel zou willen. Toch moet je in allerlei situaties in je beroep goed ꞌspreekvaardigꞌ zijn. Uiteraard in je lessen, maar ook in gesprekken met collega’s en ouders. In module 1 zijn reeds de basisbegrippen van ꞌcommunicatieꞌ aan de orde gekomen. In deze module richten we ons op onderwerpen als omgangsvormen die direct te maken hebben met je spreekvaardigheid en je wijze van presenteren. Hoe gedraag je in bepaalde situaties en waarom is dat zo? We behandelen de basisvaardigheden voor het houden van een goed gesprek. Diverse gesprekstechnieken komen aan de orde, zoals beoordelings- en functioneringsgesprekken, werkgesprekken, en het omgaan met conflicten. Uiteraard besteden we ruim aandacht aan het houden van presentaties en gelegenheidstoespraakjes. Aan de orde komen: 2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
omgangsvormen 2.1.1
hoe gedraag je je?
2.1.2
voorstellenen voorgesteld worden
2.1.3
gesprekken voeren
2.1.4
gespreksfasen
omgaan met klachten 2.2.1
klachtengesprek
2.2.2
zelf een klacht indienen
omgaan met conflicten 2.3.1
conflicten
2.3.2
omgaan met collega's
2.3.3
een conflict oplossen
2.3.4
conflictbemiddeling
2.3.5
betrokken bij een conflict
2.3.6
conflicten op de werkvloer
zakelijke gesprekken 2.4.1
werkoverleg
2.4.2
gesprekken met collega's en leidinggevenden
2.4.3
functioneringsgesprek
2.4.4
beoordelingsgesprek
2.4.5
sollicitatiegesprek
presenteren en toespreken 2.5.1
presentatie
2.5.2
gelegenheidstoespraakjes
2
2.4
Spreken en gespreksvaardigheid
39
Zakelijke gesprekken Binnen de instelling of organisatie waar je werkt, communiceer je niet alleen met (je) leerlingen, maar ook met collega’s en ouders. Voortdurend is er overleg nodig en moeten er goede afspraken gemaakt worden. In dit hoofdstuk komen de volgende gespreksvormen aan de orde: 2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.4.4 2.4.5
2.4.1
werkoverleg gesprekken met collega’s functioneringsgesprek beoordelingsgesprek sollicitatiegesprek
Werkoverleg Met een werkoverleg bedoelen we een bijeenkomst die regelmatig terugkeert en waarin collega’s met elkaar praten over zaken die te maken hebben met het werk. 4.8.12 Doel Bij een werkoverleg gaat het doorgaans om twee zaken: evalueren en plannen. Denk bijvoorbeeld aan het evalueren van wat er in een afgelopen tijd is gebeurd, het plannen en voorbereiden van een open dag, het bespreken van een nieuwe werkmethode, het plaatsen van stagiaires, enzovoort. Er kan ook gepraat worden over meningsverschillen die er op een afdeling zijn, over een bepaalde aanpak, informatie over komende veranderingen of andere wensen die er leven. Kortom, het gaat bij een werkoverleg om informeren, problemen oplossen of komen tot een besluit. Afspraken Alle afspraken worden genotuleerd en zijn bindend. Als je deelneemt aan een werkoverleg, bepaal dan ook wat jouw ꞌdoelenꞌ zijn: wat wil je in elk geval zeggen tijdens het werkoverleg? Soms is het verstandiger om een onderwerp ꞌonder vier ogenꞌ met de betrokkene te bespreken en niet tijdens een werkoverleg, waar immers ook collega's bij zullen zijn. Informeel Een werkoverleg typeert zich vooral door de informele sfeer. Als collega’s ken je elkaar goed. Gewoonlijk is je afdelings- of teamleider de voorzitter.
• •
• •
Regels Een werkoverleg is pas zinvol als het voldoet aan de volgende regels: Overleg alleen als het echt nodig is. Te veel overleg is vervelend en werkt remmend op het echte werk. Bereid je altijd goed voor. Zorg dat je de agenda en alle stukken goed hebt gelezen, zodat je weet waar het over gaat. Wil je zelf iets kwijt over een bepaald onderwerp, bereid dit dan goed voor, zodat je dat item kort en bondig kunt uitspreken. Luister goed naar de anderen, laat iedereen uitspreken en probeer begrip op te brengen voor de standpunten van anderen. Blijf altijd zakelijk en zorg ervoor dat je niet geëmotioneerd raakt.
40
2
Spreken en gespreksvaardigheid
2.4.2
Gesprekken met collega’s en leidinggevende(n) In je werksituatie zal het geregeld voorkomen dat je feedback geeft of krijgt in de vorm van kritiek. Maar hoe geef je op een goede manier kritiek? We geven je enkele tips. Spreek altijd je negatieve gevoelens uit. Wacht niet tot later, want de kans op een ongeremde uitbarsting is dan heel groot. Zoek op tijd naar een oplossing.
Heb je met één bepaalde collega problemen, probeer deze dan eerst in een persoonlijk gesprek uit te praten. Lukt dat niet, dan kun je er altijd nog een collega bij halen. • Spui nooit zomaar en direct kritiek. Zoek een geschikt moment. Probeer die persoon even apart te nemen. • Uit je kritiek rustig en niet beschuldigend. Dan is er alle kans dat je collega rustig reageert en niet gelijk in de verdediging gaat. • Probeer als je zelf kritiek krijgt niet meteen in de verdediging te gaan. Denk even rustig na voor je reageert. Vraag uitleg. Bedenk wel dat je van kritiek kunt leren. •
2.4.3
Functioneringsgesprek Een functioneringsgesprek heb je met je direct leidinggevende en richt zich op een afgesloten en een toekomstige periode.
Gespreksonderwerpen Heb je een functioneringsgesprek, dan komen de volgende onderwerpen ter sprake: – je werkomstandigheden; kun jij functioneren zoals jij dat voor ogen hebt en wat er van jou verwacht wordt? – je kennis en vaardigheden; beschik jij over voldoende kennis en vaardigheden om je taak uit te voeren, of heb je behoefte aan bijscholing? – de werksfeer en de bedrijfscultuur; hoe functioneer jij in het team, zijn er persoonlijke problemen om op te lossen? – de kwaliteit van je werk; verricht jij je taken zoals die zijn afgesproken of is het zinvol je capaciteiten op een andere manier te ontplooien? Wat kun je verwachten? Uiteraard bereid je je goed voor. Slim is het om een lijstje met aandachtspunten mee te nemen, bijvoorbeeld het verslag van een voorgaand functioneringsgesprek. Verplaats je in de positie van je gesprekspartner en stel je voor wat jij voor vragen zou kunnen stellen. Inleiding Je gespreksleider zal proberen je op je gemak te stellen. Hij geeft het doel en de duur van het gesprek aan, alsmede de onderwerpen die besproken zullen worden. Voeg jouw onderwerpen daaraan toe. Kern Aan de orde komen de vastgestelde onderwerpen. Zo nodig bedenk je samen met je gesprekspartner mogelijke oplossingen. Luister actief en sta open voor oplossingen. Slot Gemaakte afspraken worden vastgelegd. Veelal vindt er een evaluatie van het gesprek plaats en zo nodig wordt er een vervolgafspraak gemaakt.
2
2.5
Spreken en gespreksvaardigheid
47
Presenteren en toespreken Op verschillende manieren kun je te maken krijgen met presentaties, niet alleen in je werkomgeving, maar ook in je vrije tijd (verenigingsleven, enzovoort.) Tijdens een vergadering of een werkoverleg kan men je vragen een bepaald punt toe te lichten. Ook kan men je vragen een presentatie te houden over een activiteit of een dienst van je school of instelling. Je bent dan niet alleen informatief, maar ook overtuigend en zelfs activerend bezig.
2.5.1
Presentatie Een presentatie is een prima manier om met een groep mensen op een zeer directe wijze te communiceren. Een presentatie behoeft zeker niet moeilijk of eng te zijn. Het volgende komt aan de orde: 2.5.1.1 2.5.1.2 2.5.1.3 2.5.1.4 2.5.1.5
2.5.1.1
voorbereiding spreekschema inleiding – kern – slot hulpmiddelen praktische tips
Voorbereiding Presenteren begint met een goede voorbereiding. Houd rekening met de volgende actiepunten: – Wat is het onderwerp? – Hoe is de samenstelling van het publiek? – Wat wil ik bereiken met mijn boodschap? – Waar moet ik de presentatie houden? – Wat zijn de randvoorwaarden, zoals tijd en beschikbare apparatuur? Hoe kom je aan informatie? 1 Interne bronnen Intern kun je advies vragen bij diverse deskundigen. Of je kunt beschikken over (eigen) documentatiemateriaal, een archief of iets dergelijks. 2 Externe bronnen Je kunt natuurlijk ook extern advies inwinnen bij andere organisaties of instellingen. Internet is vaak een uitstekend hulpmiddel. Wellicht lees je commentaren(reviews) van anderen die je kunnen helpen bij de voorbereiding. 3 Informatie ordenen Verzamel altijd meer informatie dan je kwijt kunt in de (vaak korte) tijd van een presentatie. Het geeft je zelfvertrouwen als je meer weet dan je vertelt, als je zelf een bewuste selectie maakt uit wat je weet. Zorg ervoor dat je meer weet dan de ander. Orden je informatie en selecteer wat je nodig hebt. Zo baken je je onderwerp af. Je doel Zoals reeds gezegd, houd rekening met je doel en doelgroep. Wat wil je precies? Overtuigen, informeren, instrueren, activeren of amuseren? Presenteren, niet voorlezen! Een presentatie is geen lezing. Met een presentatie houd je je publiek ꞌvastꞌ met je blik en probeer je in je voordracht de boodschap te laten beleven.
48
2
Spreken en gespreksvaardigheid
2.5.1.2
Spreekschema Hoe onthoud je je verhaal? Het beste is om te werken met een zogenaamd spreekschema waarin je de inhoud van je verhaal kernachtig op papier zet. Ook de benodigde tijd, hulpmiddelen en aandachtspunten vermeld je hierop. Je spreekschema is een vel papier dat je hebt verdeeld in vier kolommen. We geven een voorbeeld.
Tijd
0.01
Inhoud Inleiding Welkom, mijn naam is …, docent bij …. Graag ga ik u iets vertellen over … Kern Slot Samenvatting geven Vragen laten stellen
Acties Hulpmiddelen
Let op!
sheet 1 en 2 PP
sheet 3 …
Wat noteer je in deze vier kolommen? Kolom 2 Inhoud Hier orden je beknopt (met steekwoorden) de informatie die je gaat verstrekken. Denk aan inleiding, kern en slot. Afhankelijk van je onderwerp kun je op verschillende wijzen te werk gaan. Als je chronologisch een onderwerp behandelt, ga je uit van hoe het vroeger (ꞌtoenꞌ) was, welke ontwikkelingen er zijn geweest, hoe de stand van zaken tegenwoordig (ꞌnuꞌ) is en hoe de toekomst er zal uitzien. Als er sprake is van een ꞌprobleemꞌ, geef dan duidelijk aan wat het probleem is, noem de oorzaak, de gevolgen, maar geef in het verlengde daarvan ook een oplossing of draag een suggestie aan. Je kunt in deze kolom kapstokwoordjes als steun plaatsen. Schrijf zo nodig moeilijke woorden op. Je kunt dan even spieken. Spieken is trouwens niet erg. Zo blijf je goed bij de rode draad van je presentatie. Kolom 3 Acties en Hulpmiddelen In de derde kolom ꞌActiesꞌ zet je alles wat je moet doen. Bijvoorbeeld een overheadprojector of laptop uitzetten na twee sheets als je niet meer sheets hebt of een hand-out (laten) uitdelen, enzovoort. Kolom 4: let op! Zet in deze kolom tips voor jezelf. Bijvoorbeeld: te snel spreken, wiebelen, te veel heen en weer lopen, hummen, enzovoort. 2.5.1.3
Inleiding – kern – slot Jezelf voorstellen Noem je naam, functie en de naam van de organisatie en probeer met een pakkende zin te beginnen. Geef aan hoelang de presentatie duurt. Noem de aanleiding en geef aan hoe je presentatie is opgebouwd, dat wil zeggen, uit welke onderdelen deze bestaat.
Dames en heren, welkom allemaal. Mijn naam is … . Ik ben medewerker (docent) bij … . Graag vertel ik u over … .. of een ꞌgenderneutraleꞌ aanspreking:
Geachte aanwezigen,
3
ďƒ‚
Tekstverzorging
Bekwaam in
Tekstverzorging
55
56
3
Tekstverzorging
Tekstverzorging In deze module geven we in grote lijnen weer waar je rekening mee moet houden als je een tekst gereedmaakt voor ęžŒproductieęžŒ. We geven een aantal aanwijzingen en tips om een tekst zo te kunnen layouten dat deze geschikt is voor publicatie. Van belang is dat je beschikt over voldoende kennis van een tekstverwerkingsprogramma. Wie meer wil weten over het proces van redactie, vormgeving en productie zal vakliteratuur op dit gebied moeten raadplegen. Besef dat het opmaken van ingewikkelde teksten en/of teksten waaraan hoge eisen worden gesteld, specialistenwerk is! Voor professioneel drukwerk blijf je altijd aangewezen op grafici die over het juiste vakmanschap beschikken. Aan de orde komen: 3.1
3.2
3.3
bekwaam in tekstverzorging 3.1.1
lay-out van een tekst
3.1.2
paginaopmaak
3.1.3
desktoppublishing
structuuraanduiders 3.2.1
typografie
3.2.2
paginanummering
3.2.3
alinea's
3.2.4
opsommingen
tekstelementen 3.3.1
omslag en titelpagina
3.3.2
colofon
3.3.3
inhoudsopgave
3.3.4
voorwoord
3.3.5
bijlagen
3.3.6
citaten
3.3.7
register
3.3.8
literatuurverwijzing
3.3.9
illustraties
3.4
invulformulieren
3.5
tektcorrectie 3.5.1
kopij
3.5.2
eindredactie
4

Bekwaam in
Schrijven
Schrijven
85
86
4
Schrijven
Bekwaam in schrijven Hoewel veel communicatie verloopt via de telefoon, sms’jes en allerlei soorten formulieren, 'schrijven' we nog steeds. Wellicht meer dan ooit! In een sms’je of een e-mail aan een bekende is de stijl veelal informeel. Maar voor alle zakelijke, schriftelijke communicatievormen gelden bepaalde regels of voorschriften. Schriftelijk communiceren Met schriftelijk communiceren bedoelen we niet alleen brieven zoals offertes, aanmaningen, klachtenbrieven, verzoeken om informatie, circulaires, enzovoort. Ook een memo, e-mail, advertentie, persbericht, voorwoord, enquête, artikeltje, ingezonden stuk, rapport, advertentie, persbericht, agenda en de notulen van een vergadering zijn vormen van schriftelijke communicatie die in deze module uitvoerig aan de orde komen en toegelicht worden met tal van voorbeelden. Aan de orde komen: 4.1
briefconventies lay-out, briefhoofd, dagtekening, adressering, onderwerp, aanhef, afsluiting en ondertekening, bijlage(n)
4 .2
e-mail en faxbericht
4 .3
structuur brief en e-mail stijl, toon en structuur, inleiding – kern – slot, begin-en slotzinnen
4 .4
uitnodigen en afzeggen uitnodiging, bevestiging afspraak, afzegging, slecht-nieuwsbrief
4 .5
klagen klachtenbrief, beantwoording klachtenbrief
4 .6
overheden en instanties verzoek om medewerking, bezwaarschrift
4.7
relatiebeheer goodwillbrief, visitekaartje, felicitatie, condoleance, bedankje, flyer, poster, folder
4 .8
informeren informatieve circulaire of brief, informatieaanvraag, mededeling, bericht, beschrijving, telefoonnotitie, enquête, voorwoord, instructie, gebruiksaanwijzing, routebeschrijving, samenvatting, beleids- of adviesnota, onderzoeksrapport, gespreksverslag, agenda, notulen en actie- of besluitenlijst
4.9
solliciteren personeelsadvertentie, sollicitatiebrief, curriculum vitae
4 .10
journalistiek schrijven ingezonden brief, internetpagina, persbericht, interview of vraaggesprek, schrijven in de krant, schrijfadviezen
4
4.6
Schrijven
117
Overheden en instanties We bespreken: 4.6.1 verzoek om medewerking, toestemming of bemiddeling 4.6.2 bezwaarschrift
4.6.1
Verzoek om medewerking Voor het aanvragen van bijvoorbeeld een bouwvergunning of een rijexamen kun je 'volstaan' met het invullen van de daarvoor benodigde formulieren. Anders wordt het als het gaat om een verzoek aan een overheidsinstantie om medewerking te vragen voor een evenement, of toestemming te vragen aan een directie voor de organisatie van een bijzondere gebeurtenis. In dergelijke gevallen zul je je verzoek op papier moeten zetten.
Inleiding
In de inleiding vraag je aandacht voor je verzoek en geef je een korte omschrijving ervan.
Kern
In de kern ga je uitgebreider op je verzoek in. Noem argumenten die je verzoek kunnen ondersteunen.
Slot
In het slot spreek je de hoop op een positief antwoord uit.
Basisschool De Tovertuin
Voorbeeld verzoek om medewerking
Boomgaardweg 21 4128 AK DOORNSTAD
Doornstad, 15 februari .... College van B en W van de gemeente Doornstad Postbus 1 6715 LP DOORNSTAD Onderwerp: organisatie lentebraderie Geacht college,
Ook dit jaar willen wij op de eerste zaterdag in april onze lentebraderie houden, en wel op ons schoolplein en de aangrenzende weg. Wij vragen dan ook aan u toestemming om deze braderie te houden.
Het is de bedoeling dat elke groep een kraampje beheert. Daarnaast zullen er enkele kraampjes beschikbaar worden gesteld aan ambachtelijke standwerkers. Op de aangrenzende Boomgaardweg zal de scouting een kleine rommelmarkt opzetten waarvan de opbrengst naar een goed doel zal gaan. Het opzetten en afbreken van de kraampjes en het schoonmaken van het schoolplein en de Boomgaardweg zal door onze ouders gebeuren.
Wij hopen van u een positief antwoord te mogen ontvangen. Met vriendelijke groeten, Basisschool De Tovertuin
J. Doevelaere J. Doevelaere Directeur
118
4-10x
4
Schrijven
Het Bloemhorst College is gevestigd aan de Lageweg in Woesteloo. Sinds twee maanden heeft de school veel last van zijn nieuwe buren: Transportbedrijf Goed op Weg. De werknemers van dit bedrijf gebruiken echter het parkeerterrein van het Bloemhorst College om hun auto te stallen. Dit leidt tot irritaties en de rector van het Bloemhorst College verzoekt de politie om bemiddeling. – Sinds twee maanden veel overlast van Transportbedrijf Goed op Weg. – Werknemers Goed op weg parkeren auto op parkeerterrein Bloemhorst College. – Reeds verschillende keren transportbedrijf hierop gewezen; niet toegestaan te parkeren op terrein school. – Ook laatste poging te praten geen succes; integendeel, Goed op Weg: parkeerterrein Bloemhorst College is openbare weg. – Niet juist! Kunnen aantonen. Uiterst vervelende situatie. – Verzoek contact opnemen met buren; doel: oplossing. – Graag zo spoedig mogelijk reactie. Opdracht: Schrijf de brief van de heer J. van de Weerdhof aan de regiopolitie van Smeede. Datum: 1 oktober. Adressen: Bloemhorst College Lageweg 27 4042 DF WOESTELOO Regiopolitie Smeede Dorpsweg 45 4014 MT SMEEDE
4
4.9
Schrijven
169
Solliciteren Aan de orde komen: 4.9.1 personeelsadvertentie 4.9.2 sollicitatiebrief 4.9.3 curriculum vitae
4.9.1
Personeelsadvertentie Uitgebreide personeelsadvertentie Een personeelsadvertentie heeft een informerend én wervend doel. Een goede personeelsadvertentie bevat uiteraard het logo van de organisatie of instelling. Verder dienen taalgebruik, illustratie(s) en lettertype een eenheid te vormen.
Opbouw
Voorbeeld personeelsadvertentie
Uit welke onderdelen bestaat een 'standaard' personeelsadvertentie? Naam van bedrijf of instelling Functie waarvoor men iemand zoekt Beknopte omschrijving van de werkzaamheden Gestelde eisen of een profielomschrijving Aanvullende gegevens als: arbeidsvoorwaarden, studiemogelijkheden, carrièremogelijkheden Wijze van solliciteren, sluitingsdatum sollicitatie en het sollicitatieadres.
Wil jij de uitdaging aangaan?
Het Rijnvaart College is een brede christelijke scholengemeenschap. De leerlingen zijn verdeeld over twee locaties. De locatie Rijnvaart verzorgt de beroepsgerichte leerweg, de locatie Rijnkanaal leidt op voor de theoretische leerweg, het havo- en vwo-diploma. De school is sterk in leerlingbegeleiding en hecht aan buitenlesactiviteiten. Wij zijn voor het nieuwe schooljaar op zoek naar:
een enthousiaste docent Nederlands, 2e graads voor 0,5 fte.
Wij zoeken een docent, die eigentijds en inspirerend lesgeeft, bereid is nauw samen te werken met de vakcollega’s en die over de grenzen van het eigen vak durft te kijken. Onze nieuwe collega is geïnteresseerd in de onderwijsontwikkelingen die op het Rijnvaart College zijn ingezet en levert daaraan een bijdrage. De lesgroepen zijn met name in de bovenbouw havo en vwo.
Salarisschaal: LC / LD Arbeidsvoorwaarden conform CAO - VO afhankelijke van leeftijd en ervaring
Ben jij de degene die wij zoeken, dan wordt het tijd om ons te schrijven. Voor meer informatie over de functie, bel naar Thea Thijnse, sectordirecteur (020) 12 34 567. Schrijf of e-mail een brief met je cv naar: Rijnvaartcollege, t.a.v. mevrouw T. Thijnse, postbus 456, 2346 YG Rijndorp of e-mail naar t.thij@rijnvaartcollege.nl. Rijnvaart College - meer dan leren!
170
4
Schrijven
Kleine personeelsadvertentie Een kleine personeelsadvertentie plaats je in de rubriek Personeel gevraagd, met een breedte van een of twee kolommen. Je formuleert beknopt, in een soort 'telegramstijl' en je kunt volstaan met het noemen van: • naam van bedrijf of instelling; • functie; • beknopte omschrijving van de eisen; • wijze van solliciteren. Werken onder de zon? SELECTCAMP bv is voor deze zomer op zoek naar: ENTHOUSIASTE CAMPINGMEDEWERK(ST)ERS (min. 18 jr.) Voor zowel de begeleiding als de animatie van onze gasten en het beheren van onze bungalowtenten en stacaravans in Italië, Frankrijk, Kroatië en Nederland. Heb je minimaal 3 maanden de tijd, spreek je Engels en Duits (Frans en Italiaans is een pre) en lijkt het je iets? Bel voor meer informatie 072-5183115, mail info@selectcamp.nl of surf naar www.werkenonderdezon.nl
4.9.2
Sollicitatiebrief Succesvol solliciteren vereist een gedegen voorbereiding, een goede en foutloze sollicitatiebrief, een goed sollicitatiegesprek en natuurlijk een dosis geluk. Vacatures Offline vacatures kun je vooral vinden in de zaterdagedities van de landelijke dagbladen, maar ook in (vak)tijdschriften. Online vacatures vind je via het internet. Tik "vacature" in bij Google en je vindt een groot aantal vacaturesites: Monsterboard, NationaleVacaturebank, Werk, Jobtrack, Meesterbaan, enzovoort. Sollicitatiebrief Besluit je eenmaal te solliciteren, dan schrijf je een sollicitatiebrief met een cv. Een slecht geschreven brief betekent verloren moeite. Je kans op een kennismakingsgesprek is dan verkeken. Besteed dus de uiterste zorg aan je sollicitatiebrief. Lees de advertentie goed! Probeer je een zo goed mogelijk beeld te vormen van de instelling of de organisatie waar je solliciteert. Vaak is er de mogelijkheid om telefonisch informatie in te winnen of om een informatiepakket aan te vragen. Maak daar gebruik van! 2.4.5 Schrijven of met de tekstverwerker? Schrijf je sollicitatiebrief en je cv met de tekstverwerker. Soms vraagt men nadrukkelijk om een met de hand geschreven sollicitatiebrief. Solliciteren per e-mail Solliciteer je per e-mail, houd je dan wat betreft de structuur en inhoud van je brief aan dezelfde eisen die gelden voor een 'gewone' sollicitatiebrief.
5
Bekwaam in
Stijl
Stijl … een kwestie van smaak?
Stijl
193
194
5
Stijl
Taalgebruik in de praktijk Wie een zakelijk tekst opstelt, of dit nu een brief, e-mail, artikeltje of een toespraak(je) is, zal dikwijls ingeburgerde woorden en uitdrukkingen tegenkomen, die kenmerkend zijn voor die zakelijke schrijfcultuur. Voor velen van ons is die cultuur een onbekende wereld. Maar al te gemakkelijk nemen we dan allerlei fouten over! Vaak ongemerkt. We horen het immers elke dag zo! Verkeerde samentrekkingen, verbindingsfouten, contaminaties, turbotaal, jongerentaal, enzovoort gebruiken we te pas en te onpas. Op deze manier wordt onze taalbeheersing er uiteraard niet beter op. Wil je in een goede stijl schrijven, dan is het noodzakelijk dat je 'stijlfouten' kunt herkennen. Aan de orde komen: 5.1
schrijftaal en spreektaal
5.2
foutieve inversie
5.3
foutieve samentrekking
5.4
foutieve verwijzing
5.5
foutieve woordvolgorde 5.5.1
gebrek aan symmetrie
5.5. 2
prolepsis
5.5.3
tangconstructie
5.5.4
anakoloet
5.5.5
samengesteld werkwoord
5.6
lijdende vorm
5.7
herhaling, tautologie en pleonasme
5.8
foutieve beknopte bijzin
5.9
ellips en hiaat
5.10
contaminatie
5.11
verbindingsfouten
5.12
dubbele ontkenning
5.13
vaste voorzetsels en werkwoorden
5.14
woordkeus 5.14.1 hun-hen, u-uw 5.14.2 ergertaal 5.14.3 overbodigheden 5.14.4 indringers in de taal 5.14.5 de juiste taal? 5.14.6 semantiek
5.15
beeldspraak
5
5.1
Stijl
195
Spreektaal en schrijftaal Stijl In geschreven en gesproken taal bedoelen we met stijl de wijze waarop je je schriftelijk en mondeling uit. Zo kan je schrijf- en spreektrant heel alledaags zijn of juist heel verheven of overdreven. Correct formuleren Met correct formuleren bedoelen we dat je kunt redigeren. Dat wil zeggen dat iets op de juiste wijze onder woorden kunt brengen, dat je teksten kunt ontwerpen, opstellen en kunt schrijven. Je maakt géén fouten in je woordkeuze en zinsbouw, zowel in de schrijftaal als in de spreektaal. Standaard Nederlands Dé norm voor correct formuleren, dus voor een goede stijl van spreken en schrijven, is het zogenoemde Standaardnederlands. Maar wat is goed en wat is fout? Talrijk zijn de boeken en websites met informatie hierover. Naast de traditionele opvattingen zijn er uiteraard de moderne, eigentijdse opvattingen over verzorgd mondeling en schriftelijk taalgebruik. Bedenk echter wel, dat de taalnorm altijd in beweging is. Taalconstructies die voor een aantal jaren terug als fout of ongrammaticaal werden beschouwd, lijken nu – zij het geleidelijk – geaccepteerd te worden. Varianten Het Standaardnederlands leren op we op school. Deze taal gebruiken we – als het goed is - in het gewone taalverkeer en altijd in de geschreven taal. Daarnaast bestaat er een aantal varianten: de stadstalen en de dialecten. Denk bij de stadstalen aan bijvoorbeeld het plat Utrechts. Dialecten zijn 'echte' talen. Ze worden gesproken binnen een eigen taalgebied. Bijvoorbeeld het Limburgs, het Twents en het Fries waarbij de laatste als een officiële taal geldt. Formeel en informeel Verder kennen we het verschil tussen formele en informele taal. Formeel taalgebruik passen we toe in officiële stukken en in gesprekken waarin we doelbewust een zekere afstand willen houden. Informele taal is echter de taal van alledag: het dagelijks taalgebruik. Dit onderscheid uit zich zowel in het woordgebruik als in de zinsbouw. Vergelijk bijvoorbeeld de volgende twee zinnen: – Formeel: – Informeel:
Onze doelstelling is meer arbeidsplaatsen te creëren. We willen er graag voor zorgen dat er banen bijkomen.
Spreektaal en schrijftaal Ten slotte is er het verschil tussen de spreektaal en de schrijftaal. De spreektaal bevat veel meer varianten op het correcte Nederlands dan de schrijftaal. Zo bestaat er feitelijk geen betekenisverschil tussen 'dat' en 'wat' in een constructie als 'het boek dat ik kocht' en 'het boek wat ik kocht'. Toch wordt de tweede constructie in geschreven taal als fout beschouwd. In de gesproken taal is het onderscheid tussen dat en wat nagenoeg verdwenen en lijkt het gebruik van wat geaccepteerd. Met de schrijftaal bedoelen we de wijze waarop je je schriftelijk uitdrukt. Zo kan je schrijftrant of je stijl van schrijven heel alledaags zijn of juist heel verheven of overdreven.
244
6
Grammatica
Grammatica moeilijk? Voel je je niet helemaal thuis in de grammatica? Vraag je je mogelijk af wat het nut is van kennis over de Nederlandse grammatica? Allereerst helpt kennis van de grammatica je als je een vreemde taal leert. Immers, je leert die regels gemakkelijker als je ook de regels van je eigen taal goed kent. Kennis van de grammatica, dus van de regels van je taal, geeft je steun bij het voorkomen van fouten. Goed kunnen ęžŒontledenęžŒ helpt je om taalfouten te voorkomen. In deze module grammatica vind je een beknopte behandeling van de traditionele grammatica en leer je hoe je moet ontleden. Stap voor stap gaan we door de regels van de Nederlandse grammatica heen. Als je de regels correct toepast, kun je daarmee direct je taalbeheersing verbeteren! Aan de orde komen: 6.1
6.2
wat is grammatica precies? 6.1.1
taalregels
6.1.2
klank- en woordleer
woordbenoeming 6.2.1
zelfstandig naamwoord
6.2.2
lidwoord
6.2.3
bijvoeglijk naamwoord
6.2.4
telwoord
6.2.5
werkwoord
6.2.6
voornaamwoord
6.2.7
voorzetsel
6.2.8
bijwoord
6.2.9
voegwoord
6.2.10 tussenwerpsel 6 .3
Zinsontleden 6.3.1
persoonsvorm
6.3.2
onderwerp
6.3.3
gezegde
6.3.4
lijdend voorwerp
6.3.5
meewerkend voorwerp
6.3.6
voorzetselvoorwerp
6.3.7
bijwoordelijke bepaling
6.3.8
bijwoordelijke bepaling als zinsdeelstuk
6.3.9
bijvoeglijke bepaling
6.3.10 bijstelling 6.4
samengestelde zinnen 6.4.1
enkelvoudige en samengestelde zin
6.4.2
hoofd- en bijzin
6.4.3
soorten bijzinnen
6.4.4
bijvoeglijke bijzin
6.4.5
beknopte bijzin
6.4.6
neven- en onderschikking
6
6.1
Wat is grammatica precies?
6.1.1
Taalregels
Grammatica
245
Met grammatica bedoelen we alle taalregels samen van een taal. Iedere taal heeft zijn eigen grammatica, maar de regels verschillen vaak sterk of vertonen juist weer grote overeenkomst. Primair gaat het bij grammatica altijd over zinnen. Een zin bestaat uit een combinatie van woorden die met elkaar een goed lopend geheel vormen en een afgeronde betekenis hebben. Tot op zekere hoogte kun je de woorden en combinaties van woorden in een zin in een andere volgorde plaatsen. Vergelijk de volgende woordcombinaties:
(a) We gaan vanavond naar de bioscoop. (b) Gaan we vanavond naar de bioscoop? (c) Vanavond naar de bioscoop we gaan. Hier is weliswaar sprake van dezelfde woordcombinaties, maar ze verschillen in betekenis als gevolg van de verschillen in de woordvolgorde. De gekozen woordvolgorde in zin (c) maakt dat deze zin fout en ongrammaticaal is. De juiste woordvolgorde is afhankelijk van bepaalde grammaticaregels. Uiteraard speelt je taalgevoel hierbij een grote rol. Vergelijk de volgende woordcombinaties:
(a) (b) (c) (d)
*Hun werken zeker mee aan de oplossing van het probleem. *Zijn buurmeisje, die geslaagd is voor het vwo, gaat verder studeren. *Het begrootte bedrag was niet toereikend. *De kandidaat word op handen gedragen.
Grammaticale kennis helpt je de fouten in deze zinnen te voorkomen. In zin (a) moet hun zijn: zij. In zin (b) moet die zijn: dat. In zin (c) moet begrootte zijn: begrote. In zin (d) moet word zijn: wordt. Met behulp van de grammaticaregels kun je beredeneren of iets goed of fout is.
6.1.2
Klank- en woordleer Aan de orde komen de volgende begrippen: 6.1.2.1 6.1.2.2 6.1.2.3 6.1.2.4 6.1.2.5 6.1.2.6 6.1.2.7 6.1.2.8
klinkers, medeklinkers en tweeklanken lettergreep morfeem voor- en achtervoegsels samenstelling afleiding geleed en ongeleed woord woordgroep
258
6
Grammatica
6.2.5
Werkwoord Aan de orde komen: 6.2.5.1
vormen van het werkwoord - hele werkwoord of infinitief - persoonsvorm - voltooid deelwoord - tegenwoordig deelwoord
6.2.5.2
vervoeging van het werkwoord - persoon, getal en tijd - stam - vervoegingsregels - zwakke en sterke werkwoorden
6.2.5.3
wijzen van het werkwoord - aantonende wijs - aanvoegende wijs - gebiedende wijs - onbepaalde wijs
6.2.5.4
soorten werkwoorden 1 zelfstandig werkwoord overgankelijk en onovergankelijk 2 koppelwerkwoord 3 hulpwerkwoord a hulpwerkwoord van tijd b hulpwerkwoord van de lijdende vorm c hulpwerkwoord van modaliteit d hulpwerkwoord van aspect e hulpwerkwoord van causaliteit
6.2.5.5
de acht werkwoordstijden
6.2.5.6
samengestelde werkwoorden - scheidbaar en onscheidbaar
300
7
Spelling
Correct spellen De badinerende Journaallezer trachtte er nog een frivool festijn van te maken in de gotisch-renaissancistische senaatsstee der Staten-Generaal, maar hij kon het gênante debacle niet maskeren: vileine Vlamingen wisten ten zoveelsten male alle eretrofeeën in de wacht te slepen; stiekem hadden zij zich schier eindeloos vermeid in saillante spellingkwesties op dictee-exercities bezuiden de rivieren. Aldus een commentator in een krant, die stelt dat een vermakelijk gezelschapsspel geëvolueerd is tot een ꞌdiabolisch concoursꞌ. Ten gevolge van deze ꞌheilloze donquichotteristischeꞌ trend werd het Groot Dictee elk jaar gekunstelder. Voor echte krankzinnigheid bestonden kennelijk geen grenzen meer. Deze jaarlijkse spellingshow had niets meer met de Nederlandse taal te maken, maar eerder met een brij van exotische woorden, het geheel gelardeerd met de nieuwste bedenksels van spellingdespoten. Het is niet zo erg moeilijk om met spellingfanatici de draak te steken. Anderzijds: we kunnen ook niet om onze spelling heen. De module Bekwaam in Spellen geeft alle spellingregels, in eenvoudige taal en met heel veel voorbeelden. Aan de orde komen: 7.1 7.2.
basisregels spelling werkwoorden
7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 7.9 7.10 7.11 7.12 7.13 7.14
hoofdletters en kleine letters getallen, symbolen eenheden afkortingen meervoudsvorming verkleinwoorden tussenklank -n tussenklank -s oude naamvalsvormen klinkers en tweeklanken medeklinkers aan elkaar, met streepje of los? vreemde woorden
7.15 7.16 7.17 7.18 7.19
bijvoeglijke naamwoorden trappen van vergelijking alle of allen? voor- en achtervoegsels bezitsvorm zelfst. naamwoord
7.20 7.20.1 7.20.2
leestekens punt puntenreeks
7.20.3 7.20.4 7.20.5 7.20.6 7.20.7 7.20.8 7.20.9 7.20.10 7.20.11 7.20.12 7.20.13 7.20.14
dubbele punt vraagteken uitroepteken komma puntkomma aanhalingstekens gedachtestreepje weglatingsstreepje haakjes schuine streep apostrof uitspraaktekens
7.20.15 7.20.16
trema afbreekstreepje
7
7.2
Spelling
303
Werkwoorden Probleemloos werkwoordsvormen schrijven behoeft geen ingewikkelde zaak te zijn. Om de regels voor de werkwoordsvorming goed te kunnen begrijpen, moet je echter wel een aantal grammaticale begrippen kennen. We bespreken 7.2.1 7.2.1 7.2.3 7.2.4 7.2.5 7.2.6 7.2.7 7.2.8 7.2.9 7.2.10 7.2.11 7.2.12 7.2.13
werkwoord: wat is dat? regelmatige en onregelmatige werkwoorden stam van het werkwoord persoonsvorm persoonsvorm tegenwoordige tijd persoonsvorm verleden tijd voltooid deelwoord tegenwoordig deelwoord infinitief of hele werkwoord gebiedende wijs aanvoegende wijs lastige werkwoorden schema werkwoordspelling
Register
385
Register De niet-cursief gezette woorden verwijzen naar een onderwerp, bijvoorbeeld ꞌaaneenschrijven van woordenꞌ. De cursieve woorden verwijzen naar spellingvormen of een oefenopgave, bijvoorbeeld als – dan. Achter de trefwoorden staat het desbetreffende paragraafnummer.
A aaneen of los schrijven van woorden 7.13.1, 7.13.2 aanhalingstekens 7.20.8 ~ bij onderstreept 3.2.1 ~ bij vetgedrukt 3.2.1 aanhef (in brief of e-mail) 4.1.6 aankondigende zin 1.4.4 aanmerking - opmerking OE 5-25 aansprakelijk zijn OE 5-25 aanspreekvorm (in brief of e-mail) 4.1.6 Aantekenen 4.1.4 aantonende wijs 6.2.5.3 aanvoegende wijs 6.2.5.3, 7.2.11 aanwijzend voornaamwoord 6.2.6.5 aardrijkskundige namen 7.3.3 ~ als bn 7.15 abstract zn 6.2.1 abstracte woorden 5.4 accent aigu 7.20.14 accent circonflexe 7.20.14 accent grave 7.20.14 accenttekens 7.20.14 acclamatie, bij ~ 4.8.12.2 accusativus-cum-infinitivo constructie 6.3.4 achtervoegsel 6.1.2.4, 7.18 actief en passief 6.3.4 actielijst 4.8.12.4 activeren (als tekstdoel) 1.3.1 actuele opening (artikel) 4.10.6 adressering 4.1.4 advertorial 4.10.5 adviesnotitie 4.8.9 afbreekstreepje 7.20.16 afbreken (in een tekst) 3.1.2 afkorting 7.5 ~ als nieuwvorming 5.14.4 afleiding 6.1.2.6 afscheidsspeech 2.5.2.3 afsluiting 4.1.7 ~ brief of e-mail 4.1.7
~ presentatie) 2.5.1.3 afzeggen 4.4.3 afzender 4.1.2 agenda 4.8.12 alinea ~ in een tekst 1.4.4, 3.2.3 ~ structuur 3.2.3 ~ in e-mail en brief 4.3.2 alineaverbanden (in een tekst) 1.4.4 allang – al lang 7.13.2 alle of allen? 7.17 alledaags OE 5-27 allesbehalve – alles behalve 7.13.2 alliteratie 5.15.1 allocatie 5.15.2 als 5.11.2.5 als of dan? 5.11.2.1 ambtenarentaal 5.14.2.7 amendement 4.8.12.2 Amerikaans briefmodel 4.1.1 ampersand 7.4.4 amuseren (als tekstdoel) 1.3.1 anafoor 5.15.3 anakoloet 5.5.4 analyserend verslag 4.10.5 anastrofe 5.15.4 anekdotische opening 4.10.6 anglicisme 5.14.4 antecedent 5.11.1, 6.2.6.9 anticipatie 5.15.5 anticlimax 5.15.6 antifrase 5.15.7 antithese 5.15.8 antoniem 5.14.6 antwoordkaart 4.4 apostrof 7.20.13 ~ bij cursief 3.2.1 ~ bij onderstreept 3.2.1 ~ bij vetgedrukt 3.2.1 appellatief 1.1 arbitrage 2.3.4
386
Register argumenten 1.3.2 arresteren, notulen ~ 4.8.12.2 asterisk 7.4.3 asyndeton 5.15.9 attributief 6.2.3 autocorrectie 7.1
B babbeltaal 5.14.3.6 bankrekeningnummers 7.4.1 barbarisme 5.14.4 Bargoens 5.14.5.14 basisregels spelling 7.1 bastaardwoord 5.14.4 BCC 4.2.1 bedankbrief 4.7.2 bedrijvende vorm 5.6 beeldspraak 5.15 begeleidende brief 4.8.10 beginzin (in brief of e-mail ) 4.3.3. bekennen OE 5-26 beknopte bijzin 6.4.5 belanghebbend voorwerp 6.3.5 beleidsnotitie 4.8.9 beleidstaal 5.14.2.7 beletselteken ~ bij cursief 3.2.1 ~ bij onderstreept 3.2.1 ~ bij vetgedrukt 3.2.1 beoordelingsgesprek 2.4.4 bepaald lidwoord 6.2.2 bepaling van gesteldheid 6.3.7 bericht 4.8.3 beschouwend 1.3. beschrijving 4.8.3 besluitenlijst 4.8.12.4 betreft 4.1.5 betrekkelijk voornaamwoord 5.11.1, 6.2.6.9 bevestiging afspraak 4.4.2 bewering-en-besprekingsstructuur 1.4.3 bezitsvorm zn 6.2.1, 7.19 bezittelijk voornaamwoord 6.2.6.2 bezwaarschrift 4.6.2 bij dezen 4.3.3 bijlage 3.3.5, 4.1.7 bijstelling 6.3.10 bijvoeglijk naamwoord 6.2.3, 7.15
bijvoeglijk naamwoord en bijwoord 6.2.3 bijvoeglijke bepaling 6.3.9 bijvoeglijke bijzin 6.4.4 bijwoord 6.2.8 bijwoordelijke bepaling 6.3.7 bijwoordelijke bepaling als zinsdeelstuk 6.3.8 bijzin 6.4.2, 6.4.3 bijzin, beknopte ~ 5.8 blanco stem 4.8.12.2 blijkbaar OE 5-25 blind carbon copy 4.2.1 bonafide OE 5-26 brachylogie 5.15.10 breuken 7.4.1 briefconventies 4.1 briefhoofd 4.1.2 briefmodel 4.1.1 brochure 4.7.4
C C.c. 4.1.7 catchphrases 5.14.5.11 circulaire 4.8.1 cirkelredenering 1.3.2, 5.7 citaat 3.3.6, 4.10.6 citeren 7.20.8 clichÊ 4.3.3, 5.14.2.5 climax 5.15.11 collega’s (omgaan met ~) 2.3.2 colofon 3.3.2 communicatie 1 communicatieadressen 4.1.2 communicatiemodel 1.1 communicatienummers 4.1.2, 7.4.1 communicatieproces 1.1 communicatievormen 1.2 communiceren, schriftelijk ~ 4 comparatief of vergrotende trap 7.16 conclusie (bij artikel) 4.10.6 concreet zn 6.2.1 condoleance 4.7.2 conflict 2.3, 2.3.3, 2.3.5, 2.3.6 conflictbemiddeling 2.3.4 consensus 4.8.12.2 contaminatie 5.10 context 1.1 contradictio in terminus 5.15.12