Begeleiden niveau 4 werkboek

Page 1

WERKBOEK NIVEAU 4

Begeleiden verpleegkundige



Rondleiding door dit werkboek Het werkboek is verdeeld in thema’s. Een thema in het werkboek sluit precies aan bij een thema in de theorie. Thema 1 Lichamelijke verzorging

1

Themaopening Je leest waar het thema over gaat en welke hoofdstukken en onderwerpen aan de orde komen.

Lichamelijke verzorging is een belangrijk onderdeel van je werk als verzorgende. In dit thema gaat het om de verzorging van de huid, de haren, de slijmvliezen en het gebit. Daarbij is het belangrijk dat je het een en ander weet over de bouw en functies van deze lichaamsdelen. De lichamelijke of hygiënische verzorging is een belangrijk onderdeel van het takenpakket van de verzorgende. In eerste instantie wordt de hygiënische verzorging in de eerste levensjaren van een kind volledig door de mantelzorg gedaan. Naarmate een kind ouder wordt, neemt zijn zelfstandigheid toe, totdat er sprake is van volledige zelfzorg. Soms gaat het mis met de zelfzorg en de mantelzorg. Vaak moet je als verzorgende de hygiënische verzorging dan geheel of gedeeltelijk overnemen. Je hebt hierbij ook de taak om de familie van de zorgvrager in te schakelen. De wens van de zorgvrager komt hierbij altijd op de eerste plaats en daarna die van de familie. Daarnaast zijn er mensen die onvoldoende lichaamsbeweging krijgen om verschillende redenen. Door onvoldoende lichaamsbeweging kunnen allerlei complicaties ontstaan. Ook hier ligt een belangrijke taak voor jou als verzorgende om te weten hoe je bij bepaalde complicaties het beste kunt handelen. Dit thema bevat verwerkingsopdrachten, praktijksituaties, vaardigheden, themaopdrachten, studiehulp, evaluatie en reflectie over de volgende onderwerpen. Hoofdstuk 1: Bouw en functie van huid, slijmvliezen en gebit • huid • slijmvliezen • gebit Hoofdstuk 2: Hygiënische verzorging • doel van de hygiënische verzorging • hygiënische verzorging van de volwassene • de plaats voor hulp • hygiënische verzorging van de baby en het kind Hoofdstuk 3: Complicaties door onvoldoende lichaamsbeweging • decubitus • contracturen • osteoporose • trombose • longontsteking • obstipatie • smetten • blaasontsteking

Verwerking Verwerkingsopdrachten

1 Bouw en functie van huid, slijmvliezen en gebit 1

1

In de theorie staat dat de huid verschillende functies heeft. Een droge, schrale huid gaat eerder stuk, waardoor de huid niet optimaal functioneert. Welke functie van de huid is hier aangetast? a beschermen tegen schadelijke invloeden van buitenaf b lichaamstemperatuur regelen c stoffen uitscheiden d vet opslaan in het onderhuids bindweefsel

2

De huid bestaat uit drie lagen. Hieronder staan zes kenmerken. Vul in de tweede kolom in bij welke huidlaag het kenmerk hoort. Kies uit: opperhuid, lederhuid en onderhuids bindweefsel.

1 10

Het vet in deze laag zorgt voor warmte-isolatie. Er zitten geen bloedvaten in deze laag.

In dit werkboek staan verschillende soorten opdrachten. Deze helpen je om je de benodigde vakkennis en beroepsvaardigheden eigen te maken.

In deze laag zitten zweetklieren. In deze laag zitten pigmentkorrels. Deze laag is dikker op de billen, bovenbenen en bovenarmen. Deze laag bestaat uit de hoornlaag en de kiemlaag.

3

Verwerking Verwerkingsopdrachten helpen je de theorie te leren en te begrijpen. Ze zijn geordend per hoofdstuk.

De huid vertelt veel over iemand. a Beschrijf wat je aan jouw huid kunt aflezen.

1 11

Toepassing Praktijksituaties hiermee pas je de theorie toe in realistische praktijkbeschrijvingen. Vaardigheden om de benodigde beroepsvaardigheden aan te leren. Themaopdrachten grotere opdrachten waarmee je met de kennis en vaardigheden aan de slag gaat. Je werkt dan ook aan belangrijke algemene vaardigheden als samenwerken, informatie zoeken, presenteren, kritisch denken, plannen en problemen oplossen.

Toepassing Praktijksituaties Het gedrag van Jolanda maakt Chaimaa onzeker tijdens de lichamelijke verzorging Chaimaa Chaimaa is tweedejaarsstudent verzorgende IG. In het eerste leerjaar deed ze BPV in een zorgcentrum. Die BPV werd ruim voldoende beoordeeld. Chaimaa werkt nu een week bij de stichting Adamant. Mensen met een beperking hebben daar een zelfstandige woning in een normale woonwijk. Er is een dienstencentrum van waaruit hulp verleend wordt. Elke woning heeft een communicatielijn met dat centrum. Als een bewoner hulp nodig heeft, belt hij naar het dienstencentrum. In haar eerste week heeft Chaimaa kennisgemaakt met alle bewoners en geholpen bij de hygiënische verzorging. Overleg met Hanneke en Chaimaa Begeleidster Hanneke geeft uitleg over hoe de gegevens van zorgvragers vastgelegd worden in een elektronisch zorgdossier. Sommige bewoners vinden het fijn dat er een uitgebreid zorgplan van hen is. Anderen willen geen of nauwelijks informatie in het dossier. De bewoner bepaalt zelf hoe en wanneer hij verzorgd wordt. Hij is zelf actief in het vragen van hulp. ‘Als iemand besluit om een dag niet gewassen te worden, dan respecteren we dat’, vertelt Hanneke. Chaimaa leest het zorgdossier van Jolanda Dan gaat de telefoon. Hanneke neemt op: ‘Komt in orde, Jolanda. Is het goed dat Chaimaa komt? Ja, dat is dat nieuwe meisje dat vorige week begonnen is. Ik zal zeggen dat ze even moet nalezen hoe moeilijk jij bent, ha ha ha!’ Hanneke legt de telefoon neer en vraagt aan Chaimaa: ‘Durf jij het aan om Jolanda zelfstandig te wassen? Je moet wel eerst even in haar dossier kijken. Niet dat het al compleet is, hoor. Jolanda heeft zelf haar persoonsbeschrijving ingetypt, daar stond ze op. Wat er met de rest van het zorgplan moet gebeuren, daar wil ze nog over denken.’ Chaimaa loopt naar de computer en leest het zorgplan van Jolanda. Dan pakt Chaimaa haar jas en gaat.

1 19

THEMA 1 Lichamelijke verzorging

Evaluatie Studiehulp

1 Bouw en functie van huid, slijmvliezen en gebit 1

Stelling 1 De huid is een van de zintuigorganen. 2 Vitamine C wordt in de huid gevormd onder invloed van zonlicht. 3 Bij een verminderde doorbloeding is de huid rood. 4 De huid is overal even dik. 5 Pigmentkorrels bevinden zich in de opperhuid. 6 De buitenste laag van de lederhuid is de hoornlaag. 7 De talgkliertjes bevinden zich in de lederhuid. 8 Het onderhuids bindweefsel bestaat grotendeels uit vet. 9 De lengtegroei van de nagels vindt plaats vanuit het nagelbed. 10 Een volledig gebit van een volwassene bestaat uit 28 tanden en kiezen. 11 Het tandbeen wordt in zijn geheel bedekt door tandglazuur.

Juist Onjuist

◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯

◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯

Hoeveel vragen heb je goed beantwoord?

1 Hygiënische verzorging 2

Stelling Juist Onjuist 1 De hygiënische verzorging heeft meestal alleen invloed op het lichamelijk ◯ ◯ functioneren. 2 Een zorgvrager was je met lekker warm water. ◯ ◯ 3 Smetten is een huidirritatie die kan ontstaan doordat de huidplooien niet ◯ ◯ goed droog gemaakt worden. 4 In fase 2 van smetten is de huid kapot. ◯ ◯ 5 In fase 3 van smetten breng je zinkoxide FNA op de huid aan. ◯ ◯ 6 Neten zijn eitjes van de hoofdluis. ◯ ◯ 7 Bij aanwezigheid van luizen en neten is het gebruik van een ◯ ◯ bestrijdingsmiddel altijd aan te raden. 8 Als iemand hoofdluizen heeft, is dat een teken van een slechte hygiëne. ◯ ◯ 9 Wanneer je iemand scheert met een elektrisch scheerapparaat met een ◯ ◯ scheerblad, moet je op-en-neergaande bewegingen maken. 10 Een fysiologische zoutoplossing kun je gebruiken om de ogen te reinigen. ◯ ◯ 11 Stomatitis is een ontsteking van het oogslijmvlies. ◯ ◯ 12 De teennagels worden in het algemeen recht afgeknipt. ◯ ◯ 13 De vulva was je van schaamheuvel richting anus. ◯ ◯ 14 Zeep is een goed reinigingsmiddel voor de vulva. ◯ ◯ 15 Wanneer je als verzorgende een vrouw moet wassen die menstrueert, kun je ◯ ◯ het best handschoenen dragen.

1 76

Evaluatie Studiehulp een zelftoets waarmee je controleert of je de theorie kent. Antwoorden zijn op te vragen bij je docent. Evaluatie evalueren en reflecteren zijn belangrijke vaardigheden voor jouw toekomstige beroep: zet na elk thema op een rij wat je goed beheerst en wat je actiepunten zijn.


THEMA 5 Zorg voor de bedden

Vaardigheden Een vaardigheid heeft een vaste opbouw: Oefenen Toepassen Transfer Oriënteren

Vaardigheden Bed opmaken, zonder dat de zorgvrager in bed ligt Oriënteren

1

1 2

Bestudeer de theorie over het opmaken van het bed zonder zorgvrager. Bestudeer de beschrijving van deze vaardigheid. Voorbereiding 1 Vertel de zorgvrager wat er gaat gebeuren. 2 Leg of zet de volgende benodigdheden klaar: - niet-steriele handschoenen, een overschort en een wasmand. Voor een bed in de thuissituatie: - hoeslaken; - dekbedovertrek; - kussenslopen. Voor een hoog-laagbed: - boven- en onderlaken; - steeklaken; - deken; - kussenslopen. 3 Creëer voldoende werkruimte rondom het bed. 4 Zet het bed op werkhoogte. 5 Plaats een of twee stoelen aan het voeteneinde van het bed. 6 Verwijder hand- en polssieraden en was of desinfecteer je handen.

Observatielijsten

Observatielijsten Bij de meeste vaardigheden horen observatielijsten. Die vind je direct achter in dit werkboek. De observatielijsten zijn geordend per thema. Bovenaan staat bij welke vaardigheid de observatielijst hoort. Een observatielijst kun je gemakkelijk uit je werkboek halen. Zo kun je ze in de klas of in je BPV laten invullen.

Thema 1 Lichamelijke verzorging

277

Zorgvrager wassen op bed 277 Zorgvrager wassen op bed met wasdoekjes 281 Zorgvrager wassen aan de wastafel, onder de douche of in bad 285 Haren wassen op bed 289 Zorgvrager die zich op bed bevindt, scheren met een elektrisch scheerapparaat 291 Zorgvrager die zich op bed bevindt, scheren met scheermes en scheerzeep 293 Tandenpoetsen van een zorgvrager die zich op bed bevindt 295 Gebitsprothese verzorgen van een zorgvrager die zich op bed bevindt 297 Mondholte reinigen van een zorgvrager die zich op bed bevindt 299 Therapeutische elastische kousen met een open teenstuk aantrekken 301 Therapeutische elastische kousen met een gesloten teenstuk aantrekken 303 Therapeutische elastische kousen uittrekken 305 Hygiënische verzorging van een baby 307

Thema 2 Hulp bieden bij de opname van voeding en vocht Hulp bieden aan een zorgvrager die zelf niet kan eten en drinken Flesvoeding geven 311

Thema 3 Hulp bieden bij de uitscheiding

Uitvoering 7 Trek bij kans op contact met uitscheidingsproducten en bloed handschoenen en/ of overschort aan. 8 Leg de kussens op de stoel(en). 9 Maak sprei en dekens los. 10 Let er tijdens het opmaken van het bed op dat je niet te veel met het beddengoed wappert in verband met hygiëne. 11 Zorg ervoor dat tijdens de werkzaamheden het vuile wasgoed zo min mogelijk in contact met het schone wasgoed komt in verband met hygiëne. 12 Vouw sprei en dekens afzonderlijk in drieën en leg ze over de stoel(en). Het beddengoed mag de vloer niet raken. 13 Doe het bovenlaken in drieën gevouwen in de wasmand. 14 Doe het steeklaken in de wasmand. 15 Leg een eventueel zeil ongevouwen over de stoel(en). 16 Doe het onderlaken in de wasmand. 17 Als je het molton niet verschoont, trek je het glad.

1 260

309

309

313

Hulp bij het gebruik van een po op bed 313 Hulp bij het gebruik van een urinaal op bed 317 Verwisselen van een incontinentiemat 319 Externe katheter of condoomkatheter verwisselen 321 Katheterzak verwisselen 325 Verzorgen van een blaaskatheter 327 Laxerende zetpil toedienen 329 Microklysma (microlax) of fosfaatklysma toedienen 331 Hulp bieden bij het manueel verwijderen van ontlasting 333 Hulp bieden bij het opgeven van sputum 335 Hulp bieden bij braken 337 Hulp bieden bij het inbrengen van een tampon bij menstruatie

339

Thema 4 Hygiënisch en ergonomisch verantwoord werken

341

Handen wassen met (vloeibare) zeep 341 Handen desinfecteren met handalcohol 343 Aan- en uittrekken van steriele handschoenen 345 Creëren van een schoon of steriel werkveld 347

1 275

Iconen helpen je op weg In de kantlijn staan icoontjes. Die geven aan wat je in de opdracht kunt verwachten.

1 1 1 1 1 1

geeft aan dat je een deel van de theorie (nog een keer) leest om de vraag te kunnen beantwoorden. bij deze opdracht werk je samen met anderen. bij deze opdracht heb je een computer met internet nodig om informatie op te zoeken. bij deze opdracht werk je aan je schrijfvaardigheden, bijvoorbeeld met het schrijven van een uitgebreid antwoord, verslag of rapport. bij deze opdracht laat je de uitkomsten zien in een mondelinge presentatie. geeft aan dat het gaat om een creatieve opdracht.

Werken met dit werkboek Vind je het prettig om eerst de theorie te lezen en dan te kijken of je het weet en begrepen hebt? Lees dan eerst de theorie en maak daarna de verwerkingsvragen. Ben je meer iemand die het liefst de theorie doorneemt aan de hand van vragen? Start dan met de verwerkingsvragen en leg je theorieboek ernaast. Werk je het liefst vanuit de praktijk? Begin dan met een praktijksituatie of een themaopdracht en kijk of je de vragen kunt beantwoorden met de informatie uit de theorie.


Inhoudsopgave Thema 1 Persoonlijkheid en gedrag

13

Verwerking 15 Verwerkingsopdrachten 15 Hoofdstuk 1 Persoonlijkheid en gedrag 15 Hoofdstuk 2 Menselijk kunnen: niet iedereen kan hetzelfde 18 Hoofdstuk 3 Ieder mens is uniek 22 Hoofdstuk 4 Richtlijnen voor gedrag: waarden en normen 25 Toepassing 27 Praktijksituaties 27 De persoonlijkheid van Rosalie 27 Het beoordelingsgesprek van Kaylee 29 Sigrid maakt de woongroep gezellig 31 Vaardigheden 33 Anderen respectvol en onbevooroordeeld tegemoet treden Persoonlijkheid en zelfbeeld beschrijven 37 Themaopdrachten 43

33

Evaluatie 46 Studiehulp 46 Hoofdstuk 1 Persoonlijkheid en gedrag 46 Hoofdstuk 2 Menselijk kunnen: niet iedereen kan hetzelfde 46 Hoofdstuk 3 Ieder mens is uniek 47 Hoofdstuk 4 Richtlijnen voor gedrag: waarden en normen 47 Evaluatie en reectie 48

Thema 2 Ontwikkelingspsychologie

50

Verwerking 52 Verwerkingsopdrachten 52 Hoofdstuk 5 Over ontwikkelen 52 Hoofdstuk 6 Baby en peuter 54 Hoofdstuk 7 Kleuter en schoolkind 56 Hoofdstuk 8 Puber en adolescent 58 Hoofdstuk 9 Volwassene en oudere 61 Toepassing 64 Praktijksituaties 64 Kelim past op zijn broertjes Amar en Shanti 64 Marloes neemt niets meer van haar moeder aan 67 Mevrouw Langeland vertelt openhartig over haar leven 69 Vaardigheden 72 Respectvol omgaan met volwassen en oudere zorgvragers 72 Respectvol omgaan met jonge zorgvragers 75 Een positieve lichaamsbeleving stimuleren bij zorgvragers tussen de 12 en 22 jaar Themaopdrachten 82

78


Evaluatie 84 Studiehulp 84 Hoofdstuk 5 Over ontwikkelen 84 Hoofdstuk 6 Baby en peuter 84 Hoofdstuk 7 Kleuter en schoolkind 85 Hoofdstuk 8 Puber en adolescent 85 Hoofdstuk 9 Volwassene en oudere 86 Evaluatie en reectie 87

Thema 3 Communicatie en relatie

89

Verwerking 91 Verwerkingsopdrachten 91 Hoofdstuk 10 Aspecten van communicatie 91 Hoofdstuk 11 Communicatieproblemen 96 Hoofdstuk 12 Gesprekken voeren 99 Hoofdstuk 13 Luisteren en feedback 101 Hoofdstuk 14 Interculturele communicatie 103 Hoofdstuk 15 Gesprekstechnieken 105 Toepassing 110 Praktijksituaties 110 Twee verschillende benaderingen 110 Het verdriet van Marjon 112 Mevrouw Abbas wordt ingelicht 114 Vaardigheden 117 Actief luisteren 117 Adequaat non-verbaal communiceren 122 Contact leggen en onderhouden met de zorgvrager 125 Feedback geven en ontvangen 128 Omgaan met zorgvragers die de Nederlandse taal niet zo goed beheersen Themaopdrachten 136 Evaluatie 140 Studiehulp 140 Hoofdstuk 10 Aspecten van communicatie 140 Hoofdstuk 11 Communicatieproblemen 140 Hoofdstuk 12 Gesprekken voeren 141 Hoofdstuk 13 Luisteren en feedback 141 Hoofdstuk 14 Interculturele communicatie 142 Hoofdstuk 15 Gesprekstechnieken 142 Evaluatie en reectie 144

133


Thema 4 Je beroepshouding

146

Verwerking 147 Verwerkingsopdrachten 147 Hoofdstuk 16 Je beroepshouding als verpleegkundige

147

Toepassing 154 Praktijksituaties 154 De grenzen van Monica tijdens haar BPV 154 Verpleegkundige Judith heeft een burn-out 157 Vaardigheden 159 Echtheid tonen 159 Inlevingsvermogen vergroten 162 Inzicht in je beroepshouding 166 Themaopdrachten 173 Evaluatie 177 Studiehulp 177 Hoofdstuk 16 Je beroepshouding als verpleegkundige Evaluatie en reectie 179

Thema 5 Zorgverlenen aan anderen

181

Verwerking 182 Verwerkingsopdrachten 182 Hoofdstuk 17 Functionele samenwerkingsrelatie Hoofdstuk 18 Ongelijkwaardige relatie 184 Hoofdstuk 19 Zorgvuldig zorg verlenen 187 Toepassing 191 Praktijksituaties 191 Vertrouwen en het kistje van Alexander Professionele nabijheid 194 Vaardigheden 197 Functionele samenwerkingsrelatie 197 Ongelijke relatie hanteren 200 Zorgvuldig zorg verlenen 203 Themaopdrachten 206

182

191

Evaluatie 210 Studiehulp 210 Hoofdstuk 17 Functionele samenwerkingsrelatie Hoofdstuk 18 Ongelijkwaardige relatie 210 Hoofdstuk 19 Zorgvuldig zorg verlenen 211 Evaluatie en reectie 212

210

177


Thema 6 Je als verpleegkundige assertief opstellen Verwerking 215 Verwerkingsopdrachten 215 Hoofdstuk 20 Assertief zijn 215 Hoofdstuk 21 Intimiteit en ongewenste intimiteit

214

217

Toepassing 221 Praktijksituaties 221 André wil meer van Cynthia 221 Ongewenste intimiteiten als Gerard naar bed gaat 224 Renske is bang voor een negatieve beoordeling 227 Vaardigheden 229 Je als verpleegkundige assertief opstellen 229 Op assertieve wijze je eigen mening en wensen naar voren brengen Themaopdrachten 236 Evaluatie 239 Studiehulp 239 Hoofdstuk 20 Assertief zijn 239 Hoofdstuk 21 Intimiteit en ongewenste intimiteit Evaluatie en reflectie 241

Thema 7

Conflicthantering

239

243

Verwerking 244 Verwerkingsopdrachten 244 Hoofdstuk 22 Conflicten 244 Toepassing 247 Praktijksituaties 247 Snel in conflict? 247 ‘Waar ben jíj nou mee bezig?’ 249 Vaardigheden 251 Zorgvuldig handelen in conflictsituaties Themaopdrachten 256 Evaluatie 258 Studiehulp 258 Hoofdstuk 22 Conflicten Evaluatie en reflectie 259

251

258

Thema 8 Begeleiden van zorgvrager en sociale omgeving Verwerking 262 Verwerkingsopdrachten 262 Hoofdstuk 23 Begeleiden van een zorgvrager 262 Hoofdstuk 24 Sociale omgeving van de zorgvrager 264 Hoofdstuk 25 De verpleegkundige als begeleider 265

261

233


Thema 1 Persoonlijkheid en gedrag

1

Mensen kunnen op dezelfde situatie heel verschillend reageren. Als verpleegkundige moet je daar goed mee kunnen omgaan. Door inzicht te krijgen in gedrag, kun je begrijpen waarom iemand zich op een bepaalde manier gedraagt. Waarnemen, het geheugen en het denken hangen nauw samen met gedrag. Het is belangrijk hier meer over te weten, omdat zorgvragers vaak beperkt zijn in hun mogelijkheden op dit gebied. Ieder mens is uniek. Wat zijn overeenkomsten tussen mensen? Waarin verschillen we van anderen? We proberen onszelf en anderen te begrijpen door antwoorden te geven op deze vragen. Maar de persoonlijkheid is geen vaststaand iets. We ontwikkelen onszelf in ons leven en onze persoonlijkheid ontwikkelt zich voor een deel mee. In een samenleving hebben mensen veel verschillende waarden en normen. Je gaat makkelijk om met mensen die dezelfde waarden en normen hebben. Als mensen heel andere waarden en normen hebben, moet je over het algemeen meer moeite doen om een goed contact te hebben. Het is dus goed om hierover na te denken. Dit thema bevat verwerkingsopdrachten, praktijksituaties, vaardigheden, themaopdrachten, studiehulp, evaluatie en reflectie over de volgende onderwerpen. Hoofdstuk 1: Persoonlijkheid en gedrag • wat is gedrag • factoren die het gedrag van mensen beïnvloeden • verschillende vormen van mensenkennis Hoofdstuk 2: Menselijk kunnen: niet iedereen kan hetzelfde • functieleer • waarneming • cognitie • emotie • motivatie Hoofdstuk 3: Ieder mens is uniek • enkele begrippen • overeenkomsten tussen mensen • mensen in hokjes plaatsen • ontwikkeling van de persoonlijkheid • identiteit en zelfbeeld • bouwstenen van de identiteit • zelfbeeld is geen vaststaand gegeven • stilstaan bij jezelf • Johari-venster

1 13


THEMA 1 Persoonlijkheid en gedrag

Hoofdstuk 4: Richtlijnen voor gedrag: waarden en normen • herkomst van onze waarden en normen • veranderende waarden en normen • collega’s met andere waarden • botsing van culturen

1 14


Verwerking Verwerkingsopdrachten

1 Persoonlijkheid en gedrag 1

1

a

Vul de volgende tabel in. Noteer telkens of er bij de activiteiten wel of geen sprake is van gedrag.

Activiteiten

Wel sprake van gedrag

Geen sprake van gedrag

schrijven denken eten luisteren praten moe zijn in coma liggen lachen lezen staan wachten slapen kijken honger hebben

b

De mate waarin mensen hun gedrag zelf kunnen sturen, verschilt. Noem drie ziekten of aandoeningen waardoor mensen minder goed in staat zijn hun gedrag te sturen.

1 15


THEMA 1 Persoonlijkheid en gedrag

c

2

Waarom is het belangrijk dat je als verpleegkundige weet wat de invloed van een ziekte of aandoening is op het gedrag van een zorgvrager? Leg je antwoord uit met een voorbeeld.

In de theorie lees je over de oorzaken van gedrag. Vul het volgende schema verder in.

Innerlijke oorzaken Oorzaken van gedrag Uiterlijke oorzaken

3

a

Noem minimaal vijf gedragingen die je de afgelopen tien minuten hebt vertoond.

b

Geef bij alle gedragingen die je bij vraag a hebt opgeschreven een oorzaak.

c

Geef een voorbeeld van een situatie waarin de fysische omgeving jouw gedrag beĂŻnvloedde.

d

Leg met een voorbeeld uit hoe iemand die niet aanwezig is jouw gedrag toch kan beĂŻnvloeden.

1 16


Verwerkingsopdrachten

1 Persoonlijkheid en gedrag

4

In de theorie worden de termen generaliseren, stereotype en vooroordeel uitgelegd. Welke van de volgende uitspraken hierover is niet waar? a Een gevaar van generaliseren is dat je gedragingen van enkele personen te gemakkelijk toeschrijft aan een hele groep. b Je kunt eerste indrukken wel gebruiken, maar er niet blind op vertrouwen. c Bij stereotypering krijgt een bepaalde groep mensen een stempel opgedrukt. d Generaliseren wil zeggen dat je een of enkele waarnemingen speciďŹ ek maakt. e Een oorzaak van vooroordelen is angst voor het vreemde, het andere.

5

In de theorie staat het verschil tussen alledaagse mensenkennis en wetenschappelijke mensenkennis uitgelegd. Geef in onderstaande tabel bij de begrippen aan of ze te maken hebben met alledaagse of met wetenschappelijke mensenkennis.

Begrip

Alledaagse mensenkennis

Wetenschappelijke mensenkennis

psychologie dagelijkse omgang langdurige studie vooroordelen, gedrag generaliseren systematisch onderzoek kijken en luisteren eerste indruk snelle interpretatie van gedrag

6

a

Een psycholoog heeft verschillende methoden van kennisverwerving ter beschikking. Verbind met een lijntje de omschrijving van de methode met de methode van kennisverwerving.

1 17


THEMA 1 Persoonlijkheid en gedrag

b

Omschrijving methode

Methode van kennisverwerving

Groot opgezet vragenonderzoek, waarbij de onderzochte doelgroep slechts kort mag antwoorden.

experiment

Gericht kijken en luisteren, om zo meer te weten te komen over een bepaalde persoon en zijn gedrag.

testen

CreĂŤren van een kunstmatige situatie, om zo te verwachten gedragsveranderingen te observeren.

enquĂŞte

Meten van gedrag van de mens om zo voorspellingen te doen over dat gedrag.

interview

Doelgericht met een kleine groep mensen praten over een bepaald onderwerp.

observeren

Met welk doel worden de methoden uit vraag a gebruikt?

1 Menselijk kunnen: niet iedereen kan hetzelfde 2

1

In de theorie staat beschreven wat functieleer is en welke functies daaronder vallen. In de tabel hieronder staan omschrijvingen van deze functies. Plaats de juiste functie bij de omschrijving.

Functie

Omschrijving functie Een innerlijke beleving of gevoel. Het opnemen en verwerken van prikkels die op je afkomen. Het vermogen om je dingen te herinneren, om te denken en om te begrijpen. De prikkel die ertoe beweegt om iets te doen of na te streven.

1 18


Verwerkingsopdrachten

1

1

2 Menselijk kunnen: niet iedereen kan hetzelfde

2

Ga naar www.youtube.com en zoek het filmpje met de titel ‘Kunnen we onze hersenen begrijpen?’ op. Hierin vertelt neurologe Valeria Gazzola over een fMRI scanner. Bekijk het filmpje. Leg uit waarom resultaten uit fMRI-scans belangrijk zijn.

3

In de theorie lees je over waarneming. a Geef een voorbeeld waaruit duidelijk wordt dat de aard van een prikkel mede bepalend is voor wat je waarneemt.

b

Geef een voorbeeld waaruit blijkt dat je psychologische toestand mede bepalend is voor wat je waarneemt.

c

Bekijk de afbeeldingen. De twee tekeningen kun je op meer dan één manier zien. Bespreek met een klasgenoot wat je ziet. Zien jullie hetzelfde? Schrijf op wat deze afbeeldingen bewijzen.

1 19


THEMA 1 Persoonlijkheid en gedrag

d

4

Het reukorgaan is voor mensen doorgaans een minder belangrijk zintuig. Noem een voorbeeld van een rol die je reukorgaan kan spelen in je interactie met anderen of in je omgeving.

In de theorie lees je dat het geheugen de opslag, het vasthouden en het terugzoeken van informatie omvat. Mensen beschikken over vijf verschillende geheugens. Vul de zinnen aan door het juiste type geheugen in te vullen. a

Het

geheugen kun je zien als een soort werkblad waarop je

informatie zet om iets mee te doen. b

Je automatische piloot is een goede omschrijving van het geheugen.

c

Een mooi liedje op de radio neem je waar met je geheugen.

d

geheugen maakt je een individu en geeft je

Het het besef van je verleden.

e

Het besef dat een jas een kledingstuk is, wordt geregeld via het geheugen.

5

a

Noem de vier punten waardoor emoties opgeroepen kunnen worden. 1 2 3 4

6

b

Geef een voorbeeld van een situatie waarin een zorgvrager tegenstrijdige emoties laat zien.

a

In de theorie lees je over intrinsieke en extrinsieke motivatie. Streep bij onderstaande zinnen het foute antwoord door. • Emma gaat zwemmen, want daarna voelt ze zich heerlijk ontspannen. Dit is een vorm van intrinsieke / extrinsieke motivatie. • Pim leert goed voor zijn toets, omdat hij veel voldoening haalt uit het goed maken van de toets. Dit is een vorm van intrinsieke / extrinsieke motivatie. • Als Jort zijn zwemdiploma haalt, krijgt hij een cadeau van zijn ouders. Dit is een vorm van intrinsieke / extrinsieke motivatie.

1 20


Verwerkingsopdrachten

2 Menselijk kunnen: niet iedereen kan hetzelfde

b

1

7

8

Manon werkt wat harder nu die nieuwe functie, met loonsverhoging, binnen handbereik is. Dit is een vorm van intrinsieke / extrinsieke motivatie. • Dirk eet een appel om zijn hongergevoel weg te nemen. Dit is een vorm van intrinsieke / extrinsieke motivatie. Leg uit wat het belang van motivatie is als je als verpleegkundige iets wilt bereiken met je zorgvrager.

Vorm groepjes van vier personen. Hieronder staan twee raadsels. Lees het eerste raadsel. Eén persoon krijgt de oplossing van het raadsel van de docent. De anderen moeten nu deze persoon vragen stellen, waarop hij alleen met ‘ja’ en ‘nee’ (en eventueel ‘doet er niet toe’) mag antwoorden. Probeer het raadsel op te lossen. Volg daarbij niet vanzelfsprekende denkpatronen. Vervolgens doen jullie hetzelfde met het tweede raadsel. Nu krijgt een ander persoon de oplossing. a Een man duwt zijn auto naar een hotel. Als hij daar aankomt, beseft hij dat hij failliet is. Hoe is dit mogelijk?

b

Een man komt een gebouw binnen en vraagt iets te drinken. Na een korte aarzeling wordt er een pistool op hem gericht. De man schrikt, maar bedankt de andere persoon en verlaat tevreden het gebouw.

a

Welke invloed hebben tegenstrijdige gevoelens op je wil en je gedrag?

b

Geef een voorbeeld van een situatie waarin een zorgvrager tegenstrijdige gevoelens heeft.

c

Vind jij dat jij zelf over een sterke wil beschikt? Waarom wel of niet?

d

Welke voordelen heeft het in het algemeen om over een sterke wil te beschikken?

1 21


THEMA 1 Persoonlijkheid en gedrag

1 Ieder mens is uniek 3

1

In de theorie staan de termen persoonlijkheid, karakter en temperament uitgelegd. Verbind de term met de juiste omschrijving.

Persoonlijkheid De aangeboren manier waarop je reageert op bepaalde omstandigheden.

1 1

Karakter

Eigenschappen die vanaf jongs af aan bij je horen en niet zomaar veranderen of te veranderen zijn.

Temperament

Het totaal aan eigenschappen waardoor je verschilt van andere mensen.

2

Geef aan of de stelling waar of niet waar is. a De meeste mensen hebben er geen behoefte aan om bij een groep te horen. waar / niet waar b Het heeft onder meer met de cultuur te maken dat mensen vaak op elkaar lijken. waar / niet waar c Het geeft mensen een veilig gevoel door net zo te zijn als anderen, want dan hoor je erbij. waar / niet waar d Mensen gedragen zich in gelijksoortige situaties vaak heel verschillend. waar / niet waar

3

a

Beschrijf in je eigen woorden wat ‘in een hokje plaatsen’ betekent.

b

Waarom moet je als verpleegkundige voorzichtig zijn met mensen in een hokje plaatsen?

a

Ga naar de website www.123test.nl en zoek de Big Five persoonlijkheidstest op. Maak de test voor jezelf. Sla de uitkomst op in een apart bestand. Komt de uitkomst overeen met het beeld dat je van jezelf hebt? Motiveer je antwoord.

4

b

1 22


Verwerkingsopdrachten

c

3 Ieder mens is uniek

In de theorie lees je over het enneagram. In welke enneagramtype herken jij jezelf het meest? Noem een of twee types.

5

Welke van de onderstaande stellingen zijn juist? Er zijn meerdere antwoorden goed. a De persoonlijkheid van mensen wordt bepaald door aanleg, omstandigheden en zelfbepaling. b Karaktertrekken als agressiviteit en sociale vaardigheden hebben geen genetische basis. c Uit onderzoek blijkt dat iedereen even verslavingsgevoelig is. d Aanleg speelt een rol bij de ontwikkeling van de persoonlijkheid, maar ook het sociale milieu is van invloed. e Bij zelfbepaling gaat het om de mogelijkheid om zelf richting te geven aan je eigen ontwikkeling.

6

Maak de omschrijving van de termen identiteit en zelfbeeld compleet door de juiste woorden in te vullen. •

Identiteit is de combinatie van

, en

die

op een gegeven moment bij een persoon horen. •

van zichzelf

Zelfbeeld houdt in dat ieder mens een bepaald

heeft, op een bepaalde manier tegen zichzelf aankijkt. Je zelfbeeld is belangrijk, is van veel van je

omdat dit de

1 1

7

a

.

Maak op een apart papier of op je computer een overzicht van je eigen identiteit. Doe dit net zoals in het schema hieronder is gedaan. Gebruik dezelfde twaalf bouwstenen die onder het schema staan en geef per bouwsteen aan hoeveel waarde je eraan hecht. Weinig waarde betekent een korte staaf en veel waarde betekent een lange staaf.

1 1 2 3 4

2 = = = =

3

lichamelijkheid beroep, werk, functie afkomst milieu, sociale klasse

4

5

6 5 6 7 8

= = = =

7

8

9

levensovertuiging bezit, eigendom kennis, ervaring persoonlijke levensgeschiedenis

1 23

10 9= 10 = 11 = 12 =

11

12

waarden, normen interesse lidmaatschap groepen geslacht


THEMA 1 Persoonlijkheid en gedrag

1 8

b

Vergelijk jouw identiteit (jouw schema) met die van anderen. Bespreek de overeenkomsten en verschillen. Zijn er verrassende resultaten bij?

a

In de theorie lees je over het ideale zelfbeeld. Geef een omschrijving van jouw ideale zelfbeeld.

b

Noem drie punten waar je nog aan wilt werken om dichter bij je ideale zelfbeeld te komen.

c

Het nadenken over jezelf, over je eigen gedrag en de gevolgen daarvan, noem je .

9

a

In de theorie wordt het Johari-venster uitgelegd. Geef van ieder gebied in het Johari-venster een voorbeeld. Kies zo mogelijk een voorbeeld van je eigen gedrag of persoonlijkheid.

b

Vind jij het belangrijk om je open ruimte te vergroten? Waarom wel of niet?

c

Welke manieren zijn er om jezelf beter te leren kennen?

1 24


Verwerkingsopdrachten

4 Richtlijnen voor gedrag: waarden en normen

1 Richtlijnen voor gedrag: waarden en normen 4

1

a

Hieronder staan zes normen. Verbind elke norm met de waarde die eraan ten grondslag ligt.

Norm

Waarde

Ouderen met ‘u’ aanspreken.

vriendelijkheid

Iets van een ander teruggeven.

eerlijkheid

Goed voor jezelf zorgen, twee keer per dag je tanden poetsen.

beleefdheid

Niet met een ander vrijen.

zelfrespect

Er iets van zeggen als een ander voor zijn beurt gaat.

trouw

Je buurman groeten als je hem op straat tegenkomt.

zelfstandigheid

2

Geef aan of de stelling waar of niet waar is. a Het is belangrijk om de waarden en normen van vroeger te kennen, zodat je de beleving en reacties van oudere zorgvragers kunt begrijpen. waar / niet waar b Tegenwoordig gaan de veranderingen van normen en waarden een stuk sneller dan vroeger. waar / niet waar c De vernieuwingen op technologisch gebied hebben weinig invloed op de waarden en normen in de samenleving. waar / niet waar d Vasthouden aan ‘oude’ normen en waarden geeft, vooral bij de oudere zorgvrager, een veilig gevoel. waar / niet waar

3

a

Vind jij dat je als verpleegkundige kennis moet hebben van alle verschillende culturen? Leg je antwoord uit.

b

Hoe kun je het beste omgaan met je eigen vooronderstellingen over bepaalde culturen?

1 25


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.