WERKBOEK NIVEAU 3
Begeleiden
Deze uitgave Begeleiden maakt deel uit van de serie Traject V&V. De theorie van deze uitgave sluit volledig aan bij onderstaande werkprocessen uit het kwalificatiedossier Verzorgende IG. B1-K1-W2 Onderkent de gezondheidstoestand op somatisch en psychosociaal gebied B1-K1-W6 Begeleidt een zorgvrager B1-K1-W8 Reageert op onvoorziene en crisissituaties
verzorgende ig
De leermiddelen uit de serie Traject V&V zijn bestemd voor de opleiding Verzorgende-IG (niveau 3) en de opleiding Mbo-Verpleegkundige (niveau 4). Door de thematische opbouw is Traject V&V geschikt voor alle onderwijsvormen en alle leerwegen, past daarnaast in verkorte trajecten en sluit aan bij elke leerstijl. De leerstof is opgebouwd uit: theorie, praktijksituaties en beroepsvaardigheden. Je kunt starten vanuit de theorie of vanuit een (gesimuleerde) praktijksituatie. Wat voor jou het beste werkt.
Begeleiden WERKBOEK
De theorie bevat alle basiskennis en achtergrondinformatie bij het betreffende werkproces en bevat veel voorbeelden uit de beroepspraktijk. De verwerkingsopdrachten sluiten aan bij de leerstof in de theorieboeken. De praktijksituaties zijn realistische beschrijvingen van situaties uit de beroepspraktijk, inclusief opdrachten gekoppeld aan houdingsaspecten, vaardigheden en kenniselementen. De beroepsvaardigheden bevatten opdrachten voor het stapsgewijs aanleren van instrumenteel-technische en sociaal-agogische vaardigheden. Het complete aanbod van Traject V&V bestaat uit: - theorieboeken met een heldere en gestructureerde uitleg over de benodigde vakkennis, verduidelijkt met veel praktijkvoorbeelden; - werkboeken met verwerkingsopdrachten, toepassingsopdrachten en evaluatie- / reflectieopdrachten; - digitale omgeving met ondersteunend materiaal voor zowel student als docent. Wil je weten welke materialen er nog meer beschikbaar zijn bij Traject V&V? Kijk dan op: www.thiememeulenhoff.nl/trajectvenv
Auteur: A.C. Verhoef Onder redactie van: C.A. Abrahamse M.H.A.J. Gloudemans
9 789006 910506
Colofon Auteur A.C. Verhoef
Redactie C.A. Abrahamse M.H.A.J. Gloudemans
Vormgeving en omslag
Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt.
Studio Fraaj, Rotterdam
Samen leren vernieuwen.
Fotografie omslag
www.thiememeulenhoff.nl
Peter Bak, Rotterdam
Opmaak
ISBN 978 9006 91050 6 Eerste druk, eerste oplage, 2016
Imago Mediabuilders, Amersfoort
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2016
Fotografie © Ine van den Broek; Martin Hogeboom; Hollandse Hoogte: Sabine Joosten Fotografie; Karin Ligthart; Mirador Media: Koen Bakx / Maria van der Heyden / Anke Gielen; Shutterstock: Lopolo / Monkey Business Images / Racom / STUDIO GRAND OUEST / TijanaM
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Deze uitgave is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
Rondleiding door dit werkboek Het werkboek is verdeeld in thema’s. Een thema in het werkboek sluit precies aan bij een thema in de theorie. Thema 1 Lichamelijke verzorging
1
Themaopening Je leest waar het thema over gaat en welke hoofdstukken en onderwerpen aan de orde komen.
Lichamelijke verzorging is een belangrijk onderdeel van je werk als verzorgende. In dit thema gaat het om de verzorging van de huid, de haren, de slijmvliezen en het gebit. Daarbij is het belangrijk dat je het een en ander weet over de bouw en functies van deze lichaamsdelen. De lichamelijke of hygiënische verzorging is een belangrijk onderdeel van het takenpakket van de verzorgende. In eerste instantie wordt de hygiënische verzorging in de eerste levensjaren van een kind volledig door de mantelzorg gedaan. Naarmate een kind ouder wordt, neemt zijn zelfstandigheid toe, totdat er sprake is van volledige zelfzorg. Soms gaat het mis met de zelfzorg en de mantelzorg. Vaak moet je als verzorgende de hygiënische verzorging dan geheel of gedeeltelijk overnemen. Je hebt hierbij ook de taak om de familie van de zorgvrager in te schakelen. De wens van de zorgvrager komt hierbij altijd op de eerste plaats en daarna die van de familie. Daarnaast zijn er mensen die onvoldoende lichaamsbeweging krijgen om verschillende redenen. Door onvoldoende lichaamsbeweging kunnen allerlei complicaties ontstaan. Ook hier ligt een belangrijke taak voor jou als verzorgende om te weten hoe je bij bepaalde complicaties het beste kunt handelen. Dit thema bevat verwerkingsopdrachten, praktijksituaties, vaardigheden, themaopdrachten, studiehulp, evaluatie en reflectie over de volgende onderwerpen. Hoofdstuk 1: Bouw en functie van huid, slijmvliezen en gebit • huid • slijmvliezen • gebit Hoofdstuk 2: Hygiënische verzorging • doel van de hygiënische verzorging • hygiënische verzorging van de volwassene • de plaats voor hulp • hygiënische verzorging van de baby en het kind Hoofdstuk 3: Complicaties door onvoldoende lichaamsbeweging • decubitus • contracturen • osteoporose • trombose • longontsteking • obstipatie • smetten • blaasontsteking
Verwerking Verwerkingsopdrachten
1 Bouw en functie van huid, slijmvliezen en gebit 1
1
In de theorie staat dat de huid verschillende functies heeft. Een droge, schrale huid gaat eerder stuk, waardoor de huid niet optimaal functioneert. Welke functie van de huid is hier aangetast? a beschermen tegen schadelijke invloeden van buitenaf b lichaamstemperatuur regelen c stoffen uitscheiden d vet opslaan in het onderhuids bindweefsel
2
De huid bestaat uit drie lagen. Hieronder staan zes kenmerken. Vul in de tweede kolom in bij welke huidlaag het kenmerk hoort. Kies uit: opperhuid, lederhuid en onderhuids bindweefsel.
1 10
Het vet in deze laag zorgt voor warmte-isolatie. Er zitten geen bloedvaten in deze laag.
In dit werkboek staan verschillende soorten opdrachten. Deze helpen je om je de benodigde vakkennis en beroepsvaardigheden eigen te maken.
In deze laag zitten zweetklieren. In deze laag zitten pigmentkorrels. Deze laag is dikker op de billen, bovenbenen en bovenarmen. Deze laag bestaat uit de hoornlaag en de kiemlaag.
3
Verwerking Verwerkingsopdrachten helpen je de theorie te leren en te begrijpen. Ze zijn geordend per hoofdstuk.
De huid vertelt veel over iemand. a Beschrijf wat je aan jouw huid kunt aflezen.
1 11
Toepassing Praktijksituaties hiermee pas je de theorie toe in realistische praktijkbeschrijvingen. Vaardigheden om de benodigde beroepsvaardigheden aan te leren. Themaopdrachten grotere opdrachten waarmee je met de kennis en vaardigheden aan de slag gaat. Je werkt dan ook aan belangrijke algemene vaardigheden als samenwerken, informatie zoeken, presenteren, kritisch denken, plannen en problemen oplossen.
Toepassing Praktijksituaties Het gedrag van Jolanda maakt Chaimaa onzeker tijdens de lichamelijke verzorging Chaimaa Chaimaa is tweedejaarsstudent verzorgende IG. In het eerste leerjaar deed ze BPV in een zorgcentrum. Die BPV werd ruim voldoende beoordeeld. Chaimaa werkt nu een week bij de stichting Adamant. Mensen met een beperking hebben daar een zelfstandige woning in een normale woonwijk. Er is een dienstencentrum van waaruit hulp verleend wordt. Elke woning heeft een communicatielijn met dat centrum. Als een bewoner hulp nodig heeft, belt hij naar het dienstencentrum. In haar eerste week heeft Chaimaa kennisgemaakt met alle bewoners en geholpen bij de hygiënische verzorging. Overleg met Hanneke en Chaimaa Begeleidster Hanneke geeft uitleg over hoe de gegevens van zorgvragers vastgelegd worden in een elektronisch zorgdossier. Sommige bewoners vinden het fijn dat er een uitgebreid zorgplan van hen is. Anderen willen geen of nauwelijks informatie in het dossier. De bewoner bepaalt zelf hoe en wanneer hij verzorgd wordt. Hij is zelf actief in het vragen van hulp. ‘Als iemand besluit om een dag niet gewassen te worden, dan respecteren we dat’, vertelt Hanneke. Chaimaa leest het zorgdossier van Jolanda Dan gaat de telefoon. Hanneke neemt op: ‘Komt in orde, Jolanda. Is het goed dat Chaimaa komt? Ja, dat is dat nieuwe meisje dat vorige week begonnen is. Ik zal zeggen dat ze even moet nalezen hoe moeilijk jij bent, ha ha ha!’ Hanneke legt de telefoon neer en vraagt aan Chaimaa: ‘Durf jij het aan om Jolanda zelfstandig te wassen? Je moet wel eerst even in haar dossier kijken. Niet dat het al compleet is, hoor. Jolanda heeft zelf haar persoonsbeschrijving ingetypt, daar stond ze op. Wat er met de rest van het zorgplan moet gebeuren, daar wil ze nog over denken.’ Chaimaa loopt naar de computer en leest het zorgplan van Jolanda. Dan pakt Chaimaa haar jas en gaat.
1 19
THEMA 1 Lichamelijke verzorging
Evaluatie Studiehulp
1 Bouw en functie van huid, slijmvliezen en gebit 1
Stelling 1 De huid is een van de zintuigorganen. 2 Vitamine C wordt in de huid gevormd onder invloed van zonlicht. 3 Bij een verminderde doorbloeding is de huid rood. 4 De huid is overal even dik. 5 Pigmentkorrels bevinden zich in de opperhuid. 6 De buitenste laag van de lederhuid is de hoornlaag. 7 De talgkliertjes bevinden zich in de lederhuid. 8 Het onderhuids bindweefsel bestaat grotendeels uit vet. 9 De lengtegroei van de nagels vindt plaats vanuit het nagelbed. 10 Een volledig gebit van een volwassene bestaat uit 28 tanden en kiezen. 11 Het tandbeen wordt in zijn geheel bedekt door tandglazuur.
Juist Onjuist
◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯ ◯
Hoeveel vragen heb je goed beantwoord?
1 Hygiënische verzorging 2
Stelling Juist Onjuist 1 De hygiënische verzorging heeft meestal alleen invloed op het lichamelijk ◯ ◯ functioneren. 2 Een zorgvrager was je met lekker warm water. ◯ ◯ 3 Smetten is een huidirritatie die kan ontstaan doordat de huidplooien niet ◯ ◯ goed droog gemaakt worden. 4 In fase 2 van smetten is de huid kapot. ◯ ◯ 5 In fase 3 van smetten breng je zinkoxide FNA op de huid aan. ◯ ◯ 6 Neten zijn eitjes van de hoofdluis. ◯ ◯ 7 Bij aanwezigheid van luizen en neten is het gebruik van een ◯ ◯ bestrijdingsmiddel altijd aan te raden. 8 Als iemand hoofdluizen heeft, is dat een teken van een slechte hygiëne. ◯ ◯ 9 Wanneer je iemand scheert met een elektrisch scheerapparaat met een ◯ ◯ scheerblad, moet je op-en-neergaande bewegingen maken. 10 Een fysiologische zoutoplossing kun je gebruiken om de ogen te reinigen. ◯ ◯ 11 Stomatitis is een ontsteking van het oogslijmvlies. ◯ ◯ 12 De teennagels worden in het algemeen recht afgeknipt. ◯ ◯ 13 De vulva was je van schaamheuvel richting anus. ◯ ◯ 14 Zeep is een goed reinigingsmiddel voor de vulva. ◯ ◯ 15 Wanneer je als verzorgende een vrouw moet wassen die menstrueert, kun je ◯ ◯ het best handschoenen dragen.
1 76
Evaluatie Studiehulp een zelftoets waarmee je controleert of je de theorie kent. Antwoorden zijn op te vragen bij je docent. Evaluatie evalueren en reflecteren zijn belangrijke vaardigheden voor jouw toekomstige beroep: zet na elk thema op een rij wat je goed beheerst en wat je actiepunten zijn.
THEMA 5 Zorg voor de bedden
Vaardigheden Een vaardigheid heeft een vaste opbouw: Oefenen Toepassen Transfer Oriënteren
Vaardigheden Bed opmaken, zonder dat de zorgvrager in bed ligt Oriënteren
1
1 2
Bestudeer de theorie over het opmaken van het bed zonder zorgvrager. Bestudeer de beschrijving van deze vaardigheid. Voorbereiding 1 Vertel de zorgvrager wat er gaat gebeuren. 2 Leg of zet de volgende benodigdheden klaar: - niet-steriele handschoenen, een overschort en een wasmand. Voor een bed in de thuissituatie: - hoeslaken; - dekbedovertrek; - kussenslopen. Voor een hoog-laagbed: - boven- en onderlaken; - steeklaken; - deken; - kussenslopen. 3 Creëer voldoende werkruimte rondom het bed. 4 Zet het bed op werkhoogte. 5 Plaats een of twee stoelen aan het voeteneinde van het bed. 6 Verwijder hand- en polssieraden en was of desinfecteer je handen.
Observatielijsten
Observatielijsten Bij de meeste vaardigheden horen observatielijsten. Die vind je direct achter in dit werkboek. De observatielijsten zijn geordend per thema. Bovenaan staat bij welke vaardigheid de observatielijst hoort. Een observatielijst kun je gemakkelijk uit je werkboek halen. Zo kun je ze in de klas of in je BPV laten invullen.
Thema 1 Lichamelijke verzorging
277
Zorgvrager wassen op bed 277 Zorgvrager wassen op bed met wasdoekjes 281 Zorgvrager wassen aan de wastafel, onder de douche of in bad 285 Haren wassen op bed 289 Zorgvrager die zich op bed bevindt, scheren met een elektrisch scheerapparaat 291 Zorgvrager die zich op bed bevindt, scheren met scheermes en scheerzeep 293 Tandenpoetsen van een zorgvrager die zich op bed bevindt 295 Gebitsprothese verzorgen van een zorgvrager die zich op bed bevindt 297 Mondholte reinigen van een zorgvrager die zich op bed bevindt 299 Therapeutische elastische kousen met een open teenstuk aantrekken 301 Therapeutische elastische kousen met een gesloten teenstuk aantrekken 303 Therapeutische elastische kousen uittrekken 305 Hygiënische verzorging van een baby 307
Thema 2 Hulp bieden bij de opname van voeding en vocht Hulp bieden aan een zorgvrager die zelf niet kan eten en drinken Flesvoeding geven 311
Thema 3 Hulp bieden bij de uitscheiding
Uitvoering 7 Trek bij kans op contact met uitscheidingsproducten en bloed handschoenen en/ of overschort aan. 8 Leg de kussens op de stoel(en). 9 Maak sprei en dekens los. 10 Let er tijdens het opmaken van het bed op dat je niet te veel met het beddengoed wappert in verband met hygiëne. 11 Zorg ervoor dat tijdens de werkzaamheden het vuile wasgoed zo min mogelijk in contact met het schone wasgoed komt in verband met hygiëne. 12 Vouw sprei en dekens afzonderlijk in drieën en leg ze over de stoel(en). Het beddengoed mag de vloer niet raken. 13 Doe het bovenlaken in drieën gevouwen in de wasmand. 14 Doe het steeklaken in de wasmand. 15 Leg een eventueel zeil ongevouwen over de stoel(en). 16 Doe het onderlaken in de wasmand. 17 Als je het molton niet verschoont, trek je het glad.
1 260
309
309
313
Hulp bij het gebruik van een po op bed 313 Hulp bij het gebruik van een urinaal op bed 317 Verwisselen van een incontinentiemat 319 Externe katheter of condoomkatheter verwisselen 321 Katheterzak verwisselen 325 Verzorgen van een blaaskatheter 327 Laxerende zetpil toedienen 329 Microklysma (microlax) of fosfaatklysma toedienen 331 Hulp bieden bij het manueel verwijderen van ontlasting 333 Hulp bieden bij het opgeven van sputum 335 Hulp bieden bij braken 337 Hulp bieden bij het inbrengen van een tampon bij menstruatie
339
Thema 4 Hygiënisch en ergonomisch verantwoord werken
341
Handen wassen met (vloeibare) zeep 341 Handen desinfecteren met handalcohol 343 Aan- en uittrekken van steriele handschoenen 345 Creëren van een schoon of steriel werkveld 347
1 275
Iconen helpen je op weg In de kantlijn staan icoontjes. Die geven aan wat je in de opdracht kunt verwachten.
1 1 1 1 1 1
geeft aan dat je een deel van de theorie (nog een keer) leest om de vraag te kunnen beantwoorden. bij deze opdracht werk je samen met anderen. bij deze opdracht heb je een computer met internet nodig om informatie op te zoeken. bij deze opdracht werk je aan je schrijfvaardigheden, bijvoorbeeld met het schrijven van een uitgebreid antwoord, verslag of rapport. bij deze opdracht laat je de uitkomsten zien in een mondelinge presentatie. geeft aan dat het gaat om een creatieve opdracht.
Werken met dit werkboek Vind je het prettig om eerst de theorie te lezen en dan te kijken of je het weet en begrepen hebt? Lees dan eerst de theorie en maak daarna de verwerkingsvragen. Ben je meer iemand die het liefst de theorie doorneemt aan de hand van vragen? Start dan met de verwerkingsvragen en leg je theorieboek ernaast. Werk je het liefst vanuit de praktijk? Begin dan met een praktijksituatie of een themaopdracht en kijk of je de vragen kunt beantwoorden met de informatie uit de theorie.
Inhoudsopgave Thema 1 Persoonlijkheid en gedrag
12
Verwerking 14 Verwerkingsopdrachten 14 Hoofdstuk 1 Persoonlijkheid en gedrag 14 Hoofdstuk 2 Menselijk kunnen: niet iedereen kan hetzelfde 17 Hoofdstuk 3 Ieder mens is uniek 20 Hoofdstuk 4 Richtlijnen voor gedrag: waarden en normen 23 Toepassing 25 Praktijksituaties 25 De persoonlijkheid van Dagmar 25 Het beoordelingsgesprek van Kaylee 27 Sigrid maakt de woongroep gezellig 29 Vaardigheden 31 Anderen respectvol en onbevooroordeeld tegemoet treden Persoonlijkheid en zelfbeeld beschrijven 35 Themaopdrachten 41
31
Evaluatie 44 Studiehulp 44 Hoofdstuk 1 Persoonlijkheid en gedrag 44 Hoofdstuk 2 Menselijk kunnen: niet iedereen kan hetzelfde 44 Hoofdstuk 3 Ieder mens is uniek 45 Hoofdstuk 4 Richtlijnen voor gedrag: waarden en normen 45 Evaluatie en reectie 46
Thema 2 Ontwikkelingspsychologie
48
Verwerking 50 Verwerkingsopdrachten 50 Hoofdstuk 5 Over ontwikkelen 50 Hoofdstuk 6 Baby en peuter 52 Hoofdstuk 7 Kleuter en schoolkind 55 Hoofdstuk 8 Puber en adolescent 57 Hoofdstuk 9 Volwassene en oudere 59 Toepassing 62 Praktijksituaties 62 Kelim past op zijn broertjes Amar en Shanti 62 Fleur van 15 neemt niets meer van haar moeder aan 65 Mevrouw Langeland van 78 vertelt openhartig over haar leven 67 Vaardigheden 70 Respectvol omgaan met jonge zorgvragers 70 Respectvol omgaan met volwassen en oudere zorgvragers 73 Themaopdrachten 76
Evaluatie 78 Studiehulp 78 Hoofdstuk 5 Over ontwikkelen 78 Hoofdstuk 6 Baby en peuter 78 Hoofdstuk 7 Kleuter en schoolkind 79 Hoofdstuk 8 Puber en adolescent 79 Hoofdstuk 9 Volwassene en oudere 80 Evaluatie en reectie 81
Thema 3 Communicatie en relatie
83
Verwerking 85 Verwerkingsopdrachten 85 Hoofdstuk 10 Aspecten van communicatie 85 Hoofdstuk 11 Communicatieproblemen 90 Hoofdstuk 12 Gesprekken voeren 93 Hoofdstuk 13 Luisteren en feedback 96 Hoofdstuk 14 Interculturele communicatie 97 Hoofdstuk 15 Gesprekstechnieken 100 Toepassing 104 Praktijksituaties 104 Het verdriet van Marjoke 104 Mevrouw Nasr wordt ingelicht 106 Twee verschillende benaderingen 109 Vaardigheden 111 Actief luisteren 111 Adequaat non-verbaal communiceren 117 Feedback geven en ontvangen 121 Contact leggen en onderhouden met de zorgvrager 126 Omgaan met zorgvragers die de Nederlandse taal niet zo goed beheersen Themaopdrachten 132 Evaluatie 136 Studiehulp 136 Hoofdstuk 10 Aspecten van communicatie 136 Hoofdstuk 11 Communicatieproblemen 136 Hoofdstuk 12 Gesprekken voeren 137 Hoofdstuk 13 Luisteren en feedback 137 Hoofdstuk 14 Interculturele communicatie 138 Hoofdstuk 15 Gesprekstechnieken 138 Evaluatie en reectie 140
Thema 4 Je beroepshouding
142
Verwerking 143 Verwerkingsopdrachten 143 Hoofdstuk 16 Je beroepshouding als verzorgende
143
129
Toepassing 150 Praktijksituaties 150 De grenzen van Monica tijdens haar BPV 150 Verzorgende Marinka heeft een burn-out 153 Vaardigheden 155 Echtheid tonen 155 Inlevingsvermogen vergroten 158 Inzicht in je beroepshouding 162 Themaopdrachten 169 Evaluatie 173 Studiehulp 173 Hoofdstuk 16 Je beroepshouding als verzorgende Evaluatie en reectie 175
Thema 5 Zorg verlenen aan anderen
173
177
Verwerking 178 Verwerkingsopdrachten 178 Hoofdstuk 17 Samenwerkingsrelaties 178 Hoofdstuk 18 Ongelijkwaardige relatie tussen zorgvrager en zorgverlener Hoofdstuk 19 Zorgvuldig zorg verlenen 183 Toepassing 187 Praktijksituaties 187 Vertrouwen en het kistje van Alexander 187 Professionele nabijheid 190 Vaardigheden 193 Omgaan met afhankelijkheid en zelfstandigheid zorgverlening Ongelijkheid tussen jou en de zorgvrager hanteren 196 Zorgvuldig omgaan met intieme zorg 199 Themaopdrachten 202
193
Evaluatie 206 Studiehulp 206 Hoofdstuk 17 Samenwerkingsrelaties 206 Hoofdstuk 18 Ongelijkwaardige relatie tussen zorgvrager en verzorgende Hoofdstuk 19 Zorgvuldig zorg verlenen 207 Evaluatie en reectie 208
Thema 6 Je als verzorgende assertief opstellen Verwerking 211 Verwerkingsopdrachten 211 Hoofdstuk 20 Assertief zijn 211 Hoofdstuk 21 Intimiteit en ongewenste intimiteit
210
213
180
206
Toepassing 217 Praktijksituaties 217 Elise is bang voor een negatieve beoordeling 217 René wil meer van Angelique 220 Ongewenste intimiteiten als Gerard naar bed gaat 223 Vaardigheden 226 Je assertief opstellen als zorgverlener en als werknemer 226 Op assertieve wijze je eigen mening en wensen naar voren brengen Themaopdrachten 233 Evaluatie 236 Studiehulp 236 Hoofdstuk 20 Assertief zijn 236 Hoofdstuk 21 Intimiteit en ongewenste intimiteit Evaluatie en reflectie 238
Thema 7
236
Begeleiden van zorgvrager en sociale omgeving
Verwerking 241 Verwerkingsopdrachten 241 Hoofdstuk 22 Begeleiden van een zorgvrager 241 Hoofdstuk 23 Sociale omgeving van de zorgvrager 243 Hoofdstuk 24 De verzorgende als begeleider 245 Toepassing 247 Praktijksituaties 247 Meneer Reuver is aan het piekeren 247 Mevrouw Baving rookt graag een shagje 249 Mevrouw Meulenhof wil met rust gelaten worden Vaardigheden 253 Begeleidend gesprek voeren 253 Themaopdrachten 257
251
Evaluatie 258 Studiehulp 258 Hoofdstuk 22 Begeleiden van een zorgvrager 258 Hoofdstuk 23 Sociale omgeving van de zorgvrager 258 Hoofdstuk 24 De verzorgende als begeleider 259 Evaluatie en reflectie 260
Thema 8 Groepen en groepsprocessen
262
Verwerking 263 Verwerkingsopdrachten 263 Hoofdstuk 25 Groepen en groepskenmerken 263 Hoofdstuk 26 Zorgvragers in groepen begeleiden 267
240
230
Toepassing 270 Praktijksituaties 270 Verschillende persoonlijkheden in een team 270 Lisette kan niet alles zeggen op haar werk 273 Rick gaat wonen in woonbegeleidingscentrum ‘Witte de With’ Vaardigheden 278 Zorgen voor een goede sfeer 278 Samenwerken met anderen 281 Themaopdrachten 290
275
Evaluatie 292 Studiehulp 292 Hoofdstuk 25 Groepen en groepskenmerken 292 Hoofdstuk 26 Zorgvragers in groepen begeleiden 292 Evaluatie en reflectie 294
Thema 9 Helpen bij omgaan met ziekte of beperking Verwerking 297 Verwerkingsopdrachten 297 Hoofdstuk 27 Ziek zijn of een beperking hebben Hoofdstuk 28 Leven met een beperking 299 Hoofdstuk 29 Leven met pijn 301
296
297
Toepassing 303 Praktijksituaties 303 Grote zus Myrthe krijgt een broertje 303 Werken in de gehandicaptenzorg? 306 Mevrouw Oomen heeft veel pijn 308 Vaardigheden 311 Empathisch reageren bij aanwezigheid van ziekte of beperking Omgaan met zorgvragers die pijn hebben 315 Themaopdrachten 317 Evaluatie 319 Studiehulp 319 Hoofdstuk 27 Ziek zijn of een beperking hebben Hoofdstuk 28 Leven met een beperking 319 Hoofdstuk 29 Leven met pijn 320 Evaluatie en reflectie 321
319
Thema 10 Conflicthantering en gedragsproblemen Verwerking 324 Verwerkingsopdrachten 324 Hoofdstuk 30 Conflicten 324 Hoofdstuk 31 Zorgvragers met gedragsproblemen
323
326
311
Toepassing 329 Praktijksituaties 329 Snel in conflict? 329 Mevrouw Van Put heeft moeite met autoriteit 331 ‘Waar ben jíj nou mee bezig?’ 333 Vaardigheden 335 Omgaan met minder ernstige vormen van agressief gedrag 335 Zorgvuldig handelen in conflictsituaties 338 Themaopdrachten 343 Evaluatie 347 Studiehulp 347 Hoofdstuk 30 Conflicten 347 Hoofdstuk 31 Zorgvragers met gedragsproblemen Evaluatie en reflectie 349
Thema 11 Begeleiden bij zingeving/ethiek
347
351
Verwerking 352 Verwerkingsopdrachten 352 Hoofdstuk 32 Zorgvuldig handelen bij ethische dilemma’s
352
Toepassing 355 Praktijksituaties 355 Een chromosoomonderzoek voor Jesse 355 Het ziekenhuis kan niets meer doen 358 Vaardigheden 361 Zorgvuldig handelen bij ethische dilemma’s 361 Themaopdrachten 365 Evaluatie 367 Studiehulp 367 Hoofdstuk 32 Zorgvuldig handelen bij ethische dilemma’s Evaluatie en reflectie 368
367
Thema 1 Persoonlijkheid en gedrag
1
In hoofdstuk 1 kijk je goed naar het gedrag van mensen, dus ook van jezelf. Mensen kunnen op dezelfde situatie heel verschillend reageren. Als verzorgende moet je daar goed mee kunnen omgaan. Door inzicht te krijgen in gedrag, kun je begrijpen waarom iemand zich op een bepaalde manier gedraagt. Hoofdstuk 2 behandelt begrippen als waarnemen, het geheugen en het denken. Het is belangrijk hier wat over te weten, omdat zorgvragers vaak beperkt zijn in hun mogelijkheden. Ieder mens is uniek. Daar gaat hoofdstuk 3 over. Wat zijn overeenkomsten tussen mensen? Waarin verschillen we van anderen? We proberen onszelf en anderen te begrijpen door antwoorden te geven op deze vragen. Maar de persoonlijkheid is geen vaststaand iets. We ontwikkelen onszelf in ons leven en onze persoonlijkheid ontwikkelt zich voor een deel mee. In hoofdstuk 4 leer je wat waarden en normen precies zijn. In een samenleving hebben mensen veel verschillende waarden en normen. Je gaat makkelijk om met mensen die dezelfde waarden en normen hebben. Als mensen heel andere waarden en normen hebben, moet je over het algemeen meer moeite doen om een goed contact te hebben. Het is dus goed om over je eigen waarden en normen na te denken. Waar komen ze vandaan? Waarom vind je ze belangrijk? Dit thema bevat verwerkingsopdrachten, praktijksituaties, vaardigheden, themaopdrachten, studiehulp, evaluatie en reflectie over de volgende onderwerpen. Hoofdstuk 1: Persoonlijkheid en gedrag • wat is gedrag • oorzaken die het gedrag van mensen beïnvloeden • verschillende vormen van mensenkennis Hoofdstuk 2: Menselijk kunnen: niet iedereen kan hetzelfde • functieleer • waarneming • cognitie • emotie • motivatie Hoofdstuk 3: Ieder mens is uniek • enkele begrippen • overeenkomsten tussen mensen • mensen in hokjes plaatsen • ontwikkeling van de persoonlijkheid • identiteit en zelfbeeld • bouwstenen van de identiteit • zelfbeeld is geen vaststaand gegeven • stilstaan bij jezelf • Johari-venster
1 12
Hoofdstuk 4: Richtlijnen voor gedrag: waarden en normen • herkomst van onze waarden en normen • veranderende waarden en normen • collega’s met andere waarden • botsing van culturen
1 13
THEMA 1 Persoonlijkheid en gedrag
Verwerking Verwerkingsopdrachten
1 Persoonlijkheid en gedrag 1
1
a
Vul de volgende tabel in. Noteer telkens of er bij de activiteiten wel of geen sprake is van gedrag.
Activiteiten
Wel sprake van gedrag
Geen sprake van gedrag
schrijven denken eten luisteren praten moe zijn in coma liggen lachen lezen staan wachten slapen kijken honger hebben
b
De mate waarin mensen hun gedrag zelf kunnen sturen, verschilt. Noem drie ziekten of aandoeningen waardoor mensen minder goed in staat zijn hun gedrag te sturen.
1 14
Verwerkingsopdrachten
c
2
1 Persoonlijkheid en gedrag
Waarom is het belangrijk dat je als verzorgende weet wat de invloed van een ziekte of aandoening is op het gedrag van een zorgvrager? Leg je antwoord uit met een voorbeeld.
In de theorie lees je over de oorzaken van gedrag. Vul het volgende schema verder in.
Innerlijke oorzaken Oorzaken van gedrag Uiterlijke oorzaken
3
a
Noem minimaal vijf gedragingen die je de afgelopen tien minuten hebt vertoond.
b
Geef bij alle gedragingen die je bij vraag a hebt opgeschreven een oorzaak.
c
Geef een voorbeeld van een situatie waarin de fysische omgeving jouw gedrag beĂŻnvloedde.
d
Leg met een voorbeeld uit hoe iemand die niet aanwezig is jouw gedrag toch kan beĂŻnvloeden.
1 15
THEMA 1 Persoonlijkheid en gedrag
4
In de theorie worden de termen generaliseren, stereotype en vooroordeel uitgelegd. Welke van de volgende uitspraken hierover is niet waar? a Een gevaar van generaliseren is dat je gedragingen van enkele personen te gemakkelijk toeschrijft aan een hele groep. b Je kunt eerste indrukken wel gebruiken, maar er niet blind op vertrouwen. c Bij stereotypering krijgt een bepaalde groep mensen een stempel opgedrukt. d Generaliseren wil zeggen dat je een of enkele waarnemingen speciďŹ ek maakt. e Een oorzaak van vooroordelen is angst voor het vreemde, het andere.
5
In de theorie staat het verschil tussen alledaagse mensenkennis en wetenschappelijke mensenkennis uitgelegd. Geef in onderstaande tabel bij de begrippen aan of ze te maken hebben met alledaagse mensenkennis of met wetenschappelijke mensenkennis.
Begrip
Alledaagse mensenkennis
Wetenschappelijke mensenkennis
psychologie dagelijkse omgang langdurige studie vooroordelen, gedrag generaliseren systematisch onderzoek kijken en luisteren eerste indruk snelle interpretatie van gedrag
6
a
Een psycholoog heeft verschillende methoden van kennisverwerving ter beschikking. In de tabel zie je twee omschrijvingen van methoden van kennisverwerving. Vul in de tweede kolom de methode in die bij de omschrijving past.
Omschrijving methode
Methode van kennisverwerving
Groot opgezet vragenonderzoek, waarbij de onderzochte doelgroep slechts kort mag antwoorden. Gericht kijken en luisteren, om zo meer te weten te komen over een bepaalde persoon en zijn gedrag.
1 16
Verwerkingsopdrachten
b
2 Menselijk kunnen: niet iedereen kan hetzelfde
Met welk doel worden de methoden uit vraag a gebruikt?
1 Menselijk kunnen: niet iedereen kan hetzelfde 2
1
In de theorie staat beschreven wat functieleer is en welke functies daaronder vallen. In de tabel hieronder staan omschrijvingen van deze functies. Plaats de juiste functie bij de omschrijving.
Functie
Omschrijving functie Een innerlijke beleving of gevoel. Het opnemen en verwerken van prikkels die op je afkomen. Het vermogen om je dingen te herinneren, om te denken en om te begrijpen. De prikkel die ertoe beweegt om iets te doen of na te streven.
2
1
In de theorie lees je over waarneming. a Geef een voorbeeld waaruit duidelijk wordt dat de aard van een prikkel mede bepalend is voor wat je waarneemt.
b
Geef een voorbeeld waaruit blijkt dat je psychologische toestand mede bepalend is voor wat je waarneemt.
c
Bekijk de afbeeldingen. De twee tekeningen kun je op meer dan ĂŠĂŠn manier zien. Bespreek met een klasgenoot wat je ziet. Zien jullie hetzelfde? Schrijf op wat deze afbeeldingen bewijzen.
1 17
THEMA 1 Persoonlijkheid en gedrag
d
3
Het reukorgaan is voor mensen doorgaans een minder belangrijk zintuig. Noem een voorbeeld van een rol die je reukorgaan kan spelen in je interactie met anderen of in je omgeving.
In de theorie lees je dat het geheugen de opslag, het vasthouden en het terugzoeken van informatie omvat. Mensen beschikken over vijf verschillende geheugens. Vul de zinnen aan door het juiste type geheugen in te vullen. a Het geheugen kun je zien als een soort werkblad waarop je informatie zet om iets mee te doen. b
Je automatische piloot is een goede omschrijving van het geheugen.
c
Een mooi liedje op de radio neem je waar met je geheugen.
d
Het
geheugen maakt je een individu en geeft je
het besef van je verleden. e
Het besef dat een jas een kledingstuk is, wordt geregeld via het geheugen.
1 18
Verwerkingsopdrachten
4
a
2 Menselijk kunnen: niet iedereen kan hetzelfde
Noem de vier punten waardoor emoties opgeroepen kunnen worden. 1 2 3 4
5
b
Geef een voorbeeld van een situatie waarin een zorgvrager tegenstrijdige emoties laat zien.
a
In de theorie lees je over motivatie van binnenuit en motivatie van buitenaf. Streep bij de zinnen het foute antwoord door. 1 Emma gaat zwemmen, want daarna voelt ze zich heerlijk ontspannen. Dit is een vorm van motivatie van binnenuit / buitenaf. 2 Pim leert goed voor zijn toets, omdat hij veel voldoening haalt uit het goed maken van de toets. Dit is een vorm van motivatie van binnenuit / buitenaf. 3 Als Jort zijn zwemdiploma haalt, krijgt hij een cadeau van zijn ouders. Dit is een vorm van motivatie van binnenuit / buitenaf. 4 Manon werkt wat harder nu die nieuwe functie, met loonsverhoging, binnen handbereik is. Dit is een vorm van motivatie van binnenuit / buitenaf. 5 Dirk eet een appel om zijn hongergevoel weg te nemen. Dit is een vorm van motivatie van binnenuit / buitenaf. Leg uit wat het belang van motivatie is als je als verzorgende iets wilt bereiken met je zorgvrager.
b
1
6
Vorm groepjes van vier personen. Hieronder staan twee raadsels. Lees het eerste raadsel. Eén persoon krijgt de oplossing van het raadsel van de docent. De anderen moeten nu deze persoon vragen stellen, waarop hij alleen met ‘ja’ en ‘nee’ (en eventueel ‘doet er niet toe’) mag antwoorden. Probeer het raadsel op te lossen. Vervolgens doen jullie hetzelfde met het tweede raadsel. Nu krijgt een ander persoon de oplossing. Het is de bedoeling dat je niet op een vanzelfsprekende manier redeneert. a Een man duwt zijn auto naar een hotel. Als hij daar aankomt, beseft hij dat hij failliet is. Hoe is dit mogelijk?
b
Een man komt een gebouw binnen en vraagt iets te drinken. Na een korte aarzeling wordt er een pistool op hem gericht. De man schrikt, maar bedankt de andere persoon en verlaat tevreden het gebouw.
1 19
THEMA 1 Persoonlijkheid en gedrag
1 Ieder mens is uniek 3
1
1 1
In de theorie staan de termen persoonlijkheid, karakter en temperament uitgelegd. Verbind de term met de juiste omschrijving.
Term
Omschrijving
persoonlijkheid
De aangeboren manier waarop je reageert op bepaalde omstandigheden.
karakter
Eigenschappen die vanaf jongs af aan bij je horen en niet zomaar veranderen of te veranderen zijn.
temperament
Het totaal aan eigenschappen waardoor je verschilt van andere mensen.
2
Geef aan of de stelling waar of niet waar is. a De meeste mensen hebben er geen behoefte aan om bij een groep te horen. waar / niet waar b Het heeft onder meer met de cultuur te maken dat mensen vaak op elkaar lijken. waar / niet waar c Het geeft mensen een veilig gevoel door net zo te zijn als anderen, want dan hoor je erbij. waar / niet waar d Mensen gedragen zich in gelijksoortige situaties vaak heel verschillend. waar / niet waar
3
a
Beschrijf in je eigen woorden wat ‘in een hokje plaatsen’ betekent.
b
Waarom moet je als verzorgende voorzichtig zijn met mensen in een hokje plaatsen?
a
Ga naar de website www.123test.nl en zoek de Big Five persoonlijkheidstest op. Maak de test voor jezelf. Sla de uitkomst op in een apart bestand. Komt de uitkomst overeen met het beeld dat je van jezelf hebt? Motiveer je antwoord.
4
b
1 20
Verwerkingsopdrachten
3 Ieder mens is uniek
5
Welke van de onderstaande stellingen zijn juist? Er zijn meerdere antwoorden goed. a De persoonlijkheid van mensen wordt bepaald door aanleg, omstandigheden en zelfbepaling. b Karaktertrekken als agressiviteit en sociale vaardigheden hebben geen genetische basis. c Uit onderzoek blijkt dat iedereen even verslavingsgevoelig is. d Aanleg speelt een rol bij de ontwikkeling van de persoonlijkheid, maar ook het sociale milieu is van invloed. e Bij zelfbepaling gaat het om de mogelijkheid om zelf richting te geven aan je eigen ontwikkeling.
6
Maak de omschrijving van de termen identiteit en zelfbeeld compleet door de juiste woorden in te vullen. a Identiteit is de combinatie van , en
die op een gegeven
moment bij een persoon horen. b
van zichzelf
Zelfbeeld houdt in dat ieder mens een bepaald
heeft, op een bepaalde manier tegen zichzelf aankijkt. Je zelfbeeld is belangrijk, is van veel van je
omdat dit de
1 1
7
a
Maak op een apart papier of op je computer een overzicht van je eigen identiteit. Doe dit net zoals in het schema hieronder is gedaan. Gebruik dezelfde twaalf bouwstenen die onder het schema staan en geef per bouwsteen aan hoeveel waarde je eraan hecht. Weinig waarde betekent een korte staaf en veel waarde betekent een lange staaf.
1 1 2 3 4
1
b
.
2 = = = =
3
lichamelijkheid beroep, werk, functie afkomst milieu, sociale klasse
4
5
6 5 6 7 8
= = = =
7
8
9
levensovertuiging bezit, eigendom kennis, ervaring persoonlijke levensgeschiedenis
10 9= 10 = 11 = 12 =
11
12
waarden, normen interesse lidmaatschap groepen geslacht
Vergelijk jouw identiteit (jouw schema) met die van anderen. Bespreek de overeenkomsten en verschillen. Zijn er verrassende resultaten bij?
1 21
THEMA 1 Persoonlijkheid en gedrag
8
a
In de theorie lees je over het ideale zelfbeeld. Geef een omschrijving van jouw ideale zelfbeeld.
b
Noem drie punten waar je nog aan wilt werken om dichter bij je ideale zelfbeeld te komen.
c
Het nadenken over jezelf, over je eigen gedrag en de gevolgen daarvan, noem je .
9
a
In de theorie wordt het Johari-venster uitgelegd. Geef van ieder gebied in het Johari-venster een voorbeeld. Kies zo mogelijk een voorbeeld van je eigen gedrag of persoonlijkheid.
b
Vind jij het belangrijk om je open ruimte te vergroten? Waarom wel of niet?
c
Welke manieren zijn er om jezelf beter te leren kennen?
1 22
Verwerkingsopdrachten
4 Richtlijnen voor gedrag: waarden en normen
1 Richtlijnen voor gedrag: waarden en normen 4
1
a
b
Hieronder staan zes normen. Verbind elke norm met de waarde die eraan ten grondslag ligt.
Norm
Waarde
Ouderen met ‘u’ aanspreken.
vriendelijkheid
Iets van een ander teruggeven.
eerlijkheid
Goed voor jezelf zorgen, twee keer per dag je tanden poetsen.
beleefdheid
Niet met een ander vrijen.
zelfrespect
Er iets van zeggen als een ander voor zijn beurt gaat.
trouw
Je buurman groeten als je hem op straat tegenkomt.
zelfstandigheid
Welke waarden uit vraag a vind jij het belangrijkst bij het inrichten van jouw leven? Kies er een of twee uit en licht je keuze toe.
2
Geef aan of de stelling waar of niet waar is. a Het is belangrijk om de waarden en normen van vroeger te kennen, zodat je de beleving en reacties van oudere zorgvragers kunt begrijpen. waar / niet waar b Tegenwoordig gaan de veranderingen van normen en waarden een stuk sneller dan vroeger. waar / niet waar c De vernieuwingen op technologisch gebied hebben weinig invloed op de waarden en normen in de samenleving. waar / niet waar d Vasthouden aan ‘oude’ normen en waarden geeft, vooral bij de oudere zorgvrager, een veilig gevoel. waar / niet waar
3
a
Vind jij dat je als verzorgende kennis moet hebben van alle verschillende culturen? Leg je antwoord uit.
1 23
THEMA 1 Persoonlijkheid en gedrag
b
Hoe kun je het best omgaan met je eigen vooronderstellingen over bepaalde culturen?
4
Welke van de volgende uitspraken is niet waar? a Als verzorgende kom je in aanraking met mensen die heel anders zijn opgevoed en waarde hechten aan heel andere zaken dan jij. b Als je normen en waarden botsen met een ander, kun je meebewegen met de ander door begrip te tonen. Dit betekent dat je een compromis zoekt. c Botsen je normen en waarden met een ander, dan kun je bij je standpunt blijven. Hierdoor wordt het conict vaak weggenomen. d Het is mogelijk je aan te passen aan de ander als jullie normen en waarden botsen. Je kunt je dan ongemakkelijk gaan voelen, omdat je normen en waarden niet meer kloppen met je gedrag.
5
In de zorgverlening ga je in eerste instantie uit van de waarden en normen van de zorgvrager. Toch lukt dat niet altijd. a Geef een voorbeeld van wanneer het niet mogelijk is om uit te gaan van de waarden en normen van de zorgvrager. Leg je antwoord uit.
b
Wat wordt van jou als verzorgende in zo’n situatie verwacht?
1 24
Toepassing Praktijksituaties De persoonlijkheid van Dagmar Dagmar in haar eerste baan Dagmar werkt sinds kort als verzorgende in een zorgcentrum. Ze heeft pas haar diploma gehaald en dit is haar eerste baan. Zij kent haar collega’s nog nauwelijks. Dagmar is wat onzeker en zegt nog niet zo veel. Ze kijkt goed hoe haar collega’s werken en probeert op dezelfde manier te werken. Ze is de allerjongste van het team. Haar collega’s omschrijven haar als een stil, teruggetrokken meisje. Dagmar zegt niet veel in de pauzes. Ze geeft antwoord op vragen, maar vertelt niet snel zelf iets. Ze stelt ook weinig vragen over het zorgcentrum en de gang van zaken in het zorgcentrum. Haar collega’s vinden dat ze wat meer initiatief zou moeten nemen. Dagmar is energiek en spontaan Naast haar werk is Dagmar vrijwilligster bij de scouting. Ze organiseert daar activiteiten voor kinderen. Ze doet dit al jaren, samen met acht anderen. Ze vindt het er erg gezellig. Inmiddels heeft ze veel ervaring in het scoutingwerk, waardoor mensen haar vaak om advies vragen. Regelmatig neemt Dagmar de leiding bij de organisatie van activiteiten. Ze heeft ook steeds nieuwe ideeën. Bij de scouting zien ze Dagmar als een zeer energieke, spontane meid, die alles voor de club doet. Ze neemt veel initiatief en spoort anderen aan om mee te doen. Ze zouden haar niet willen missen, want dan zou er veel misgaan. Dagmar denkt na over zichzelf Dagmar merkt van zichzelf dat ze zich bij de scouting anders gedraagt dan op haar werk. Ze worstelt ermee: wie is de echte Dagmar? Is dat misschien de Dagmar zoals ze thuis is: daar kan ze stil zijn, maar ook spontaan. Soms heeft ze een bui en wil ze gek doen, maar ze kan ook rustig in een hoekje op de bank zitten. Een boek lezen of aandachtig luisteren naar anderen. Ze vindt het ook vreemd dat ze bij de scouting gewend is veel straattaal te gebruiken, terwijl ze in het zorgcentrum heel anders praat. Soms droomt ze er zelfs over. In haar droom zegt ze dan bijvoorbeeld tegen een zorgvrager: ‘Supervet man!’
1 25
THEMA 1 Persoonlijkheid en gedrag
1
2
a
Hoe komt het dat collega’s van Dagmar in het zorgcentrum en de vrijwilligers bij de scouting zo verschillend tegen haar aankijken?
b
Welke factoren bepalen het gedrag van Dagmar in het zorgcentrum?
c
Welke factoren bepalen het gedrag van Dagmar bij de scouting?
Verschillende factoren kunnen je gedrag bepalen. Ze komen van binnenuit of van buitenaf. Geef van de gedragsbepalende factoren die je bij opdracht 1 hebt genoemd aan, welke van binnenuit komen en welke van buitenaf. Van binnenuit:
Van buitenaf:
3
Dagmar begrijpt niet goed hoe het kan dat ze bij de scouting zo anders is dan op haar werk. En op haar werk is ze ook weer anders dan thuis. Begrijp jij wel hoe het komt dat Dagmar in deze situaties zo verschillend is? Leg je antwoord uit.
1 26
Praktijksituaties
Het beoordelingsgesprek van Kaylee
Het beoordelingsgesprek van Kaylee Kaylees kijk op de BPV Kaylee doet haar eerste BPV in verpleeghuis Baarnezorg. Ze vindt zelf dat het erg goed gaat. Kaylee kan alle zorgvragers zelfstandig basiszorg geven: wassen, eventuele wonden verzorgen, incontinentiemateriaal verwisselen, in en uit bed helpen. En nog veel meer. Vandaag heeft Kaylee een eerste beoordelingsgesprek met Stef, haar praktijkbegeleider. Stef vraagt aan haar hoe zij vindt dat het tot nu toe gaat. Kaylee vertelt wat zij zoal doet. Ze zegt dat het erg goed gaat. Stef vraagt of er dingen zijn die Kaylee minder goed kan, of die ze moeilijk vindt. Kaylee zegt: ‘Nee, ik zou het niet weten, ik vind het niet erg moeilijk hier. Alles loopt wel goed. Ik leer veel.’ Stef heeft een andere mening Als Stef haar zegt dat hij toch niet helemaal tevreden is, is Kaylee stomverbaasd. Stef vindt dat Kaylee te weinig initiatief neemt. ‘Wat je wordt opgedragen, doe je. Maar je ziet zelf nog niet goed welk werk er ligt.’ Kaylee is het daar niet mee eens: ‘Ik vind dat ik wel veel doe en ik laat juist heel weinig aan jullie over. Er zijn maar weinig BPV’ers die zo hard werken, dat weet ik zeker.’ Waar Kaylee aan moet werken Stef geeft aan dat er nog een punt is waaraan ze moet werken: de omgang met zorgvragers. ‘Ik zie je wel de basiszorg verlenen, maar je bent vooral nog met jezelf bezig. Dat jij het eng of moeilijk vindt, of dat het de eerste keer is dat je iets helemaal zelfstandig doet. Je praat vooral over jezelf. Maar de zorgvrager wil aandacht. Hij wil aandacht voor zijn situatie, hoe het met hem gaat, wie er op bezoek is geweest, hoe de fysiotherapie ging. Ga zo maar door. De zorgvrager moet praten, niet jij.’ Ook hier is Kaylee het niet mee eens. ‘Jullie zitten gewoon continu op mij te letten. Als je dat bij een van de anderen zou doen, zou het je ook opvallen dat die niet altijd alle aandacht voor de zorgvrager heeft. Als ik het eng of moeilijk vind, dan ís dat toch zo? Het is beter dat ik erover praat, dan dat ik er mijn mond over houd. Ja toch?’ 1
Wat gaat er volgens jou mis in dit gesprek? Waarom loopt het gesprek zoals het loopt?
1 27
THEMA 1 Persoonlijkheid en gedrag
2
3
1
a
Kaylee heeft een ander beeld van zichzelf dan Stef van haar heeft. Leg uit waar dit verschil in zit.
b
Hoe komt het dat er een verschil bestaat tussen het beeld dat Stef van Kaylee heeft en het beeld dat Kaylee van zichzelf heeft (haar zelfbeeld)?
a
Is de feedback die Stef aan Kaylee geeft effectief? Waarom wel of niet?
b
Kijk naar het Johari-venster in de theorie. In welk deel van dit venster passen de opmerkingen die Stef over Kaylee maakt?
1 28
Praktijksituaties
Sigrid maakt de woongroep gezellig
Sigrid maakt de woongroep gezellig Sigrid doet haar BPV Sigrid doet haar BPV in een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Ze heeft zelf een oom die een matige verstandelijke beperking heeft en in een woonvoorziening woont. Hij woont in een gezellige woongroep, waar planten staan en waar ook vaak een hondje is. Ze had ongeveer hetzelfde verwacht bij deze instelling, maar het ziet er heel anders uit. Ze vindt het een stuk minder gezellig. Sigrid vindt de woongroep saai Sigrid begrijpt wel dat er een verschil is in niveau. Het niveau van deze woongroep is een stuk lager dan het niveau van de woongroep van haar oom. Je kunt hier bijvoorbeeld niet veel planten neerzetten, want de bewoners kunnen de planten opeten. Maar toch vindt ze dat het nu wel heel ongezellig is. Er zijn geen leuke knuffels op de bank en alles is van kunststof. Zelfs de planten zijn niet echt. Op de eettafel staat niets. Geen vaas met bloemen, maar er liggen ook geen tijdschriften of andere voorwerpen die het wat gezelliger maken. Als ze aan haar praktijkopleider vraagt waarom het zo saai is, antwoordt deze dat de bewoners veel structuur nodig hebben. Bovendien maken een paar bewoners snel spullen kapot. De oplossing van Sigrid Toch vindt Sigrid dat er best wat meer aan de inrichting kan worden gedaan. Na een week vraagt Sigrid of ze wat werkjes mag ophangen die de bewoners hebben geschilderd. Dat mag. Ze hangt enkele werkjes op. Ook hangt ze een papieren mobiel op die ze zelf heeft gemaakt. Harry, een van de bewoners, staart voortdurend naar de werkjes. Hij wiegt er met zijn bovenlichaam bij heen en weer. Petra, die ook in de groep woont, ziet de mobiel en begint te schreeuwen. Ze krijst, wijst ernaar en slaat zichzelf tegen haar hoofd. Vervolgens gaat ze op de mobiel af en geeft er een ruk aan. Een deel ervan valt op de grond. 1
a
Sigrid maakt zich druk om de fysische omgeving van de mensen met een verstandelijke beperking in deze groep. Kun jij je in Sigrid verplaatsen? Motiveer je antwoord.
1 29
THEMA 1 Persoonlijkheid en gedrag
b
Denk je dat bij deze groep mensen met een verstandelijke beperking de inrichting (de fysische omgeving) een gedragsbepalende factor is of niet? Waarom wel of niet?
2
Harry gaat aandachtig voor de werkjes zitten. Zijn de werkjes voor hem een positieve verandering in de kamer? Waarom?
3
Petra is duidelijk niet blij met de mobiel. Daarom kan besloten worden de mobiel weg te halen. a Ben jij het met deze beslissing eens of niet eens? Motiveer je antwoord.
b
Er zijn ook andere oplossingen mogelijk om de woongroep iets gezelliger te maken. Bedenk er twee.
1 30