Verzorgen in de geestelijke gezondheidszorg niveau 3

Page 1

Werken als Verzorgende IG. Dat is leuk en afwisselend werk. Verantwoordelijk werk ook. Mensen doen een beroep op jou als het gaat om zorg en begeleiding in situaties waarin zij dat tijdelijk of langdurig niet zelfstandig kunnen. Het vraagt van jou dat je beschikt over de juiste competenties. Dit boek bevat de theorie die je nodig hebt om op een verantwoorde manier zorg te verlenen aan mensen die aan jou zijn toevertrouwd. Dit boek – Verzorgen in de geestelijke gezondheidszorg – maakt deel uit van de serie ThiemeMeulenhoff Zorg Basisboeken. Het boek draagt bij aan jouw ontwikkeling van beroepscompetenties. Beroepscompetenties zijn contextgebonden. Ze gelden slechts in bepaalde beroepssituaties, ook wel contexten genoemd. Een context wordt gevormd door personen met een bepaalde aandoening (een cliëntencategorie) in een bepaalde zorgomgeving (een branche). Dit boek gaat concreet over hoe je in verschillende zorgsituaties aan verschillende zorgvragers met verschillende zorgbehoeften zorg kunt verlenen op basis van de meest voorkomende aandoeningen die je kunt tegenkomen in de Geestelijke Gezondheidszorg.

Zorg basisboek Verzorgen in de geestelijke gezondheidszorg

Verzorgen in de geestelijke gezondheidszorg – niveau 3

Verzorgen in de geestelijke gezondheidszorg

Dit boek sluit aan bij de volgende uitstroomverbijzondering: GGZ

Geestelijke Gezondheidszorg

ThiemeMeulenhoff Zorg bestaat uit ThiemeMeulenhoff Zorg Basisboeken, Traject V&V, i-care flex, Verpleegtechniek in Beeld, InCasu en een reeks ondersteunende uitgaven (Anatomie & Fysiologie, Basisboek Pathologie etc.). Kijk voor meer informatie op www.thiememeulenhoff.nl/zorg

9006924343_omslag.indd 3

20-04-11 14:30


Verzorgen in de geestelijke gezondheidszorg


Colofon Auteurs Auke Bos Tieti Hoekstra Marjan Minderhoud Giovanni Timmermans Pieter Visscher

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Beroepsonderwijs Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl of via onze klantenservice (088) 800 20 16 ISBN 978 90 06 92434 3

Inhoudelijke redactie John Vaessen

Eerste druk, eerste oplage, 2011 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2011

Ontwerp Omslag: Enof, Utrecht Binnenwerk: DeltaHage, Den Haag

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande

Fotografie Karin Ligthart, Amsterdam

schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j°

Overige foto’s in deze uitgave Fidder & Löhr, Deventer ANP foto, Rijswijk Arie Kieviet, Hollandse Hoogte, Amsterdam Collectie Spaarnestad Fotoarchief, Haarlem Roger Ressmeyer/Corbis, Amsterdam Transculturele Hulpverlening Riagg Rijnmond, Rotterdam

het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www. stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

2

BEZ LQGG


Inhoudsopgave Woord vooraf

4

1 2 3 4 5

Oriëntatie op de zorgcategorie Psychiatrische stoornis Visie op de zorg voor mensen met een psychiatrische stoornis Juridische aspecten en belangenbehartiging Historisch perspectief Zorgsettings

1 2 3 4

Het verzorgen van mensen met een psychiatrische ziekte De verzorgende in de ggz Het zorgproces in de ggz Coördinatie en kwaliteitszorg in de ggz Ethiek in de psychiatrie

71 72 84 96 108

Categorieën zorgvragers Verzorgen van zorgvragers met schizofrenie of een andere psychotische stoornis Verzorgen van zorgvragers met een stemmingsstoornis Verzorgen van zorgvragers met een angststoornis Verzorgen van zorgvragers met een persoonlijkheidsstoornis Verzorgen van zorgvragers met een eetstoornis Verzorgen van zorgvragers met een somatoforme of een nagebootste stoornis Verzorgen van zorgvragers met een verslaving Verzorgen van zorgvragers met suïcidaal gedrag Verzorgen van zorgvragers met chronische psychiatrische stoornis Verzorgen van allochtone zorgvragers met een psychiatrische ziekte Verzorgen van zorgvragers in de forensische psychiatrie Verzorgen van kinderen en jeugdigen met een psychiatrische stoornis Verzorgen van ouderen met een psychiatrische stoornis Verzorgen van zorgvragers met agressief gedrag

115 116 130 146 160 174 190 200 214 226 244 260 270 282 298

Kernwoorden

315

Index

330

Thema 1

Thema 2

Thema 3

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14

9 10 24 38 50 58

3

BEZ LQGG


Woord vooraf Over Thiememeulenhoff Zorg - Basisboeken De ThiemeMeulenhoff Zorg – Basisboeken zijn competentiegericht naslagmateriaal voor niveau 3 en niveau 4 van het gezondheidszorgonderwijs. Het uitgangspunt van ThiemeMeulenhoff Zorg is het leveren van een bijdrage aan het opleiden van studenten tot competente beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg. De Basisboeken sluiten aan bij het competentiegericht opleiden waarbij aan de beroepspraktijk gerelateerde theorie en leeractiviteiten vanaf het begin van de opleiding tot verzorgende-IG of verpleegkundige centraal staan. De theorie is toegankelijk geschreven en voorzien van veel praktijksituaties. Vragen en opdrachten doen voortdurend een beroep op het beroepsmatig handelen. Dit maakt de ThiemeMeulenhoff Zorg - Basisboeken tot een compleet product dat past in elk didactisch model. Het naslagmateriaal is gerelateerd aan de kerntaken en werkprocessen uit de nieuwe kwaliďŹ catiedossiers. Van hieruit is een vertaalslag naar de kernactiviteiten en beroepsprestaties eenvoudig te maken. Als zodanig is het naslagmateriaal goed te plaatsen in een onderwijsmagazijn. In combinatie met onze digitale producten vormt het een compleet en rijk geschakeerd aanbod aan competentiegericht lesmateriaal, dat ingezet kan worden binnen het competentiegericht leren. Deze variatie aan leermiddelen en werkvormen in combinatie met e-learning (blended learning) verhoogt het leerrendement en bevordert de zelfstandigheid van studenten.

Competenties Competenties zijn de vermogens van mensen om in bepaalde situaties effectief, doelbewust en gemotiveerd te handelen. Een competentie is samengesteld uit kennis, inzichten, vaardigheden, houdingen en persoonlijke eigenschappen. Een competent persoon kan deze elementen geĂŻntegreerd en doelgericht inzetten om de juiste resultaten te bereiken. Er zijn drie typen competenties, namelijk: beroepscompetenties: de vermogens om in beroepssituaties effectief, doelbewust en gemotiveerd te handelen; leercompetenties: de vermogens om in leersituaties effectief, doelbewust en gemotiveerd te handelen; burgerschapscompetenties: de vermogens om in maatschappelijke situaties effectief, doelbewust en gemotiveerd te handelen. Voor verzorgenden-IG, maar ook voor verzorgenden-IG in opleiding zijn alle drie de soorten competenties van belang. Beroepscompetenties heb je nodig omdat je handelen een grote invloed heeft op het leven van mensen. Je hebt een beroep gekozen met een grote verantwoordelijkheid, temeer

4

BEZ LQGG


omdat je als verzorgende-IG zelfstandig besluit, kiest en handelt. Je bent een professional met een eigen bevoegdheid. Leercompetenties zijn van belang omdat het beroep voortdurend in ontwikkeling is. Verplegingswetenschap, maar ook de medische en gedragswetenschappen zorgen onophoudelijk voor nieuwe kennis. Dat maakt het verzorgen tot een vak waarin steeds weer nieuwe leersituaties ontstaan. Burgerschapscompetenties zijn belangrijk omdat het verzorgen midden in de samenleving gebeurt. Het contact met mensen staat altijd centraal. Zorgsituaties zijn maatschappelijke situaties, ongeacht de zorgsetting. De beroepsspecifieke boeken – dus ook dít boek, Verzorgen in de geestelijke gezondheidszorg – zijn geschreven voor verzorgenden-IG in opleiding. Het boek levert een bijdrage aan jouw ontwikkeling van beroepscompetenties. Beroepscompetenties zijn contextgebonden, dat wil zeggen dat ze slechts gelden in bepaalde beroepssituaties, of met een andere woord ‘contexten’. Zo’n context wordt gevormd door personen met een bepaalde aandoening (een cliëntencategorie) in een bepaalde zorgomgeving (een branche). Omschrijvingen van beroepscompetenties kom je in dit boek tegen in thema 3, dat handelt over specifieke cliëntencategorieën. Dit boek gaat over het verzorgen van mensen die hulp en verzorging nodig hebben op psychosociaal gebied. Je moet daarbij denken aan mensen met psychiatrische aandoeningen als schizofrenie, depressie, persoonlijkheidsstoornissen en verslavingsproblemen. De zorg voor deze mensen kenmerkt zich vooral door psychosociale ondersteuning en begeleiding. Je zult wat minder lichamelijke verzorging tegenkomen, maar het kan zich weldegelijk voordoen. Zoals in het geval van verwaarlozing, waarbij mensen in zo’n slechte toestand zijn, dat je vaak eerst daarbij helpt. Bijvoorbeeld door een deken of een maaltijd te regelen. De omgeving waarin je werkt is de omgeving waar degene die je helpt verblijft. Dat kan bij hem thuis zijn, maar vaak is dat ook op straat. Het is mogelijk, dat je werkt in een omgeving waar een aantal mensen gezamenlijk verblijven of onderdak vinden. Het werken in de Geestelijke Gezondheidszorg kan heel dynamisch en veelzijdig zijn. Overigens kun je ook mensen met psychiatrische aandoeningen tegenkomen in de andere branches waarin verzorgenden vaak werken. Dit boek sluit aan bij de volgende uitstroomverbijzondering: GGZ

Geestelijke Gezondheidszorg

In deze boeken komen alle kerntaken en de daarbij behorende werkprocessen op het niveau van verdieping en verbijzondering aan bod.

5

BEZ LQGG


Dit boek sluit aan bij de volgende beroepsprestaties: Fase 2: Beroepsprestaties ontwikkelingsgericht: Vaardig in verpleeg/verplegingstechniek Planmatig zorgverlenen/verplegen 2 Beroepsprestaties kwalificerend: Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden Begeleiden bij (pijn en) verliesverwerking Omgaan met grensoverschrijdend gedrag Hanteren van communicatieproblemen Fase 3: Beroepsprestaties kwalificerend: Verdiepen in de branche Professionaliseren Participeren in kwaliteit van zorg Het boek is ingedeeld in drie thema’s: Oriëntatie op de zorgcategorie Het verzorgen van mensen met een psychiatrische ziekte Categorieën zorgvragers Ieder thema is ingedeeld in hoofdstukken die elk een afgerond geheel vormen. De hoofdstukken vormen samen het bronnenmateriaal voor je verdere verdieping als beginnend beroepsbeoefenaar in één of meerdere uitstroomverbijzonderingen. Het bronnenmateriaal heb je nodig om je de betreffende competenties eigen te maken. Naast theorie kom je praktijkvoorbeelden tegen waarmee je je verdiept in levensechte situaties. In thema 3 tref je competentieopdrachten aan. Deze opdrachten doen een appèl op de competenties die je ook in je beroep nodig hebt, zoals zelfstandigheid, initiatief, keuzes maken en beslissingen nemen. Zo beslis je bij elke opdracht zelf in welke vorm je deze giet en of je de opdracht alleen of met anderen uitvoert. Ook organiseer je zelf bijvoorbeeld het krijgen van feedback.

6

BEZ LQGG


De auteurs hopen dat deze uitgave zal voldoen aan de eisen van de huidige student verzorging. In ieder geval hebben zij geprobeerd de leerstof zodanig te presenteren dat: de inhoud relevant is voor het verzorgend beroep; de verwerking in iedere gewenste leervorm kan plaatsvinden; elk hoofdstuk onafhankelijk van andere hoofdstukken bestudeerd kan worden. De auteurs: Auke Bos Tieti Hoekstra Marjan Minderhoud Giovanni Timmermans Pieter Visscher Eindredactie: John Vaessen

7

BEZ LQGG


8

BEZ LQGG


Thema Oriëntatie op de zorgcategorie In dit thema maak je kennis met de zorgcategorie ‘mensen met een psychiatrische ziekte’ en met de psychiatrische zorg zoals die in Nederland georganiseerd is. Het beschrijven van deze zorgcategorie is geen eenvoudige zaak. Er zijn nogal wat verschillende doelgroepen. Deze zijn gerangschikt naar soorten aandoeningen – diagnosegroepen – waarvan er vele zijn, maar bijvoorbeeld ook naar doelstelling, setting en leeftijd. Denk bij dat laatste bijvoorbeeld aan kinder- en jeugdpsychiatrie en aan gerontopsychiatrie. Bijzondere sectoren zijn de verslavingszorg en de forensische psychiatrie. Wat maakt dat de zorg voor verslaafden en mensen die een ernstig misdrijf hebben begaan tot de psychiatrie gerekend wordt? De psychiatrie is een sector die voortdurend onderhevig is aan verandering. Dat heeft veelal te maken met visie. Dat wil zeggen visie op wat een psychiatrische aandoening eigenlijk is en welke oorzaken er zijn, en visie op hoe er voor mensen met een psychiatrische ziekte gezorgd moet worden. Er zijn tijden geweest dat gedacht werd dat mensen met een psychiatrische ziekte het beste af waren in een van de maatschappij afgesloten inrichting. Er werd ook een tijd precies het tegenovergestelde gedacht, dat de inrichting een ziekmakende omgeving was. Er zijn in de psychiatrie verschillende perioden van richtingenstrijd geweest. In alle therapievormen en denkwijzen die er op dit moment bestaan zie je daar nog veel van terug.

Thema 1

BEZ LQGG

9


1

Psychiatrische stoornis

Psychiatrie is voor de meeste mensen tegelijkertijd iets griezeligs en boeiends. Griezelig, omdat psychiatrische zorgvragers soms onvoorspelbaar en onbegrijpelijk lijken te zijn. Boeiend, omdat mensen bij zichzelf of anderen merken dat een psychiatrisch ziektebeeld iemand zomaar kan overkomen. Over de oorzaken van geestesziekten bestaan allerlei misverstanden. Veel mensen denken dat iemand met een psychiatrische stoornis een traumatische achtergrond heeft, dat hij worstelt met onverwerkte ervaringen uit het verleden. Iemand die zo ziek is, daarmee moet toch iets verschrikkelijks gebeurd zijn? Anderen vinden dat zorgvragers met een psychiatrische stoornis niet normaal zijn. Of dat waar is of niet, het roept wel de vraag op wat dan normaal is. Over al deze aspecten gaat dit onderwerp. Je maakt kennis met de psychiatrische zorgvrager in zijn totale leefwereld.

10

BEZ LQGG

Thema 1


1.1 Psychiatrische stoornissen Een aantal begrippen komt vaak voor in verband met psychiatrische stoornissen. Om goed te begrijpen wat een psychiatrische stoornis is, is het belangrijk die begrippen te verkennen. De bedoelde begrippen zijn: psychopathologie; innerlijk referentiekader; de relatie lichaam en geest.

1.1.1 Psychopathologie

syndroom

De term psychopathologie is afgeleid van de Griekse woorden Psuchè en pathos. Het betekent letterlijk: het lijden van de ziel. De modernere betekenis van psychopathologie is: ziekteleer van de geest. Het gaat over ziekteverschijnselen van psychische aard. Daarmee worden geen ziekten bedoeld, maar de symptomen (verschijnselen) die bij ziekten kunnen voorkomen. Een zorgvrager ‘voelt’ niet het ziektebeeld, bijvoorbeeld een maagzweer, maar heeft last van het symptoom (brandend maagzuur). Wat voelt iemand bij angst? Hij heeft waarschijnlijk hartkloppingen, zweet in zijn handen, buikpijn, een droge mond en de neiging om vaak naar het toilet te gaan. Al deze symptomen vormen samen het syndroom angst. Ziekten zijn combinaties van verschijnselen (symptomen). Psychiatrie is de geneeskunde van ziekten die bestaan uit verschillende combinaties van verschijnselen.

1.1.2 Innerlijk referentiekader Voorbeeld Roy is zes jaar. Hij verblijft op een jongerengroep van een instituut voor mensen met een verstandelijke beperking. Hij heeft veel problemen in de groep en van de school komen allerlei signalen dat zijn gedrag erg storend is voor zijn klasgenoten. Roy heeft last van agressieve uitbarstingen, gooit met dingen en gooit ruiten in. De begeleiding weet niet goed wat te doen en organiseert een overleg met de begeleiders en ouders. In dat gesprek wordt de voorgeschiedenis van Roy duidelijk, evenals welke problemen de ouders zelf hebben. Zijn vader en moeder hebben beiden een verstandelijke beperking. Daarnaast is er bij zijn moeder sprake van psychiatrische problematiek. Deze problematiek is ernstig, zij heeft meerdere psychiatrische opnamen achter de rug. De begeleidend psycholoog van Roy ziet de problemen op school en in de

Thema 1

BEZ LQGG

11


groep nu in een heel ander licht. Het verstorende gedrag van Roy blijkt minder gestoord te zijn. Het lijkt eerder verkeerd aangeleerd gedrag. De reacties die hij heeft aangeleerd pasten in zijn situatie: het was voor hem de enige mogelijkheid om aandacht te krijgen van zijn ouders.

innerlijk referentiekader

Een mens ontwikkelt vanaf het eerste levensjaar een innerlijk referentiekader. Met dit kader kan iemand zijn omgeving beter leren kennen en begrijpen. Het helpt om gebeurtenissen te beoordelen en interpreteren, te zien wat goed en slecht is, en wat dat in het eigen leven kan gaan betekenen. Het eigen referentiekader wordt voortdurend aangepast en bijgesteld, het ontwikkelt zich naarmate de ervaring toeneemt. De meest sterke ontwikkeling van het referentiekader gebeurt in de jeugdjaren en bepaalt grotendeels de eigen kijk op de wereld. Zijn bijvoorbeeld de kinderjaren gekenmerkt door fundamentele geborgenheid, dan zal het kind een referentiekader ontwikkelen waarmee het onbezorgd de wereld inkijkt. Groeit een kind echter op met onzekerheid, dan wordt het referentiekader instabiel en vol negatieve verwachtingen. Het kind zal angstig de wereld inkijken. Mensen met een psychiatrisch ziektebeeld hebben over het algemeen een verstoord innerlijk referentiekader ontwikkeld.

1.1.3 De relatie lichaam en geest

draagkracht

multiconditioneel

12

BEZ LQGG

Lichaam en geest zijn nauw met elkaar verbonden, ze vormen een eenheid. Iemand huilt bijvoorbeeld bij verdriet, beeft van angst of kan zich niet goed concentreren als hij een slaaptekort heeft na een avond stevig doorzakken. De link tussen lichaam en geest geldt ook voor het ontstaan van psychische ziekten. Het grootste misverstand over de oorzaak van psychische ziekten is dat psychische klachten altijd psychische oorzaken moeten hebben. Het idee is dan: hoe ernstiger de zorgvrager eraan toe is, hoe vreselijker de problemen en onverwerkte ervaringen moeten zijn. Maar de meeste psychische stoornissen hebben niets te maken met traumatische ervaringen. Ieder mens heeft van zichzelf en door zijn opvoeding een bepaald vermogen om met problemen om te gaan. Dit wordt de draagkracht van mensen genoemd. Komt iemand problemen draag (last) tegen tijdens zijn leven, dan is in de meeste gevallen de draagkracht voldoende om deze draaglast aan te kunnen. Psychische problemen kunnen ontstaan als – door allerlei oorzaken – de draagkracht niet voldoende is ontwikkeld, of als de draaglast zo hoog is (grote problemen) dat de draagkracht het niet meer aan kan. Over het algemeen kun je stellen dat ernstige psychische stoornissen soms veroorzaakt worden door psychische factoren en vaak door lichamelijke factoren. Meestal echter worden ernstige psychische stoornissen veroorzaakt door psychische én lichamelijke factoren, de stoornis wordt dan multiconditioneel genoemd. Hierbij spelen opvoeding (hoe iemand heeft geleerd iets te verwerken) en cultuur (niet elke cultuur denkt hetzelfde over ziek zijn) ook een rol.

Thema 1


1.2 Een indelingssysteem classificatie

In de psychopathologie en psychiatrie zijn classificaties gemaakt,zodat iedereen zonder vergissingen over dezelfde stoornissen kan praten. Het maakt ook de communicatie tussen vakgenoten gemakkelijker. Het is niet de bedoeling om mensen in hokjes te plaatsen, maar om gedragingen, belevingen of eigenschappen te ordenen. Er is een wereldwijd systeem gemaakt: het DSM-IV classificatiesysteem. DSM-IV staat voor Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, vierde (IV) editie. De indeling volgens de DSM ziet er als volgt uit: psychische stoornissen met somatische oorzaken; aan middelen gebonden stoornissen; psychotische stoornissen; stemmingsstoornissen; angststoornissen; somatoforme stoornissen; dissociatieve stoornissen; eetstoornissen; slaapstoornissen; persoonlijkheidsstoornissen; Alle stoornissen worden uitgewerkt in de volgende paragraaf.

1.3 Stoornissen 1.3.1 Psychische stoornissen met somatische oorzaken organische oorzaak delirium dementie desoriëntatie

Thema 1

BEZ LQGG

Psychische stoornissen met somatische oorzaken zijn psychiatrische ziektebeelden waarvan gedacht wordt dat ze een duidelijke organische oorzaak hebben. Toch spelen psychologische factoren daarbij ook een rol, bijvoorbeeld hoe iemand omgaat met zijn ziekte (draagkracht). Twee vrij bekende ziektebeelden zijn het delirium en dementie. Het delirium ontstaat acuut. De zorgvrager heeft last van stoornissen in het bewustzijn en de aandacht. Hij is verward, kan de omgeving niet helder waarnemen en kan zijn aandacht moeilijk vasthouden. Er is vaak ook sprake van desoriëntatie: de zorgvrager weet niet waar hij is, welke dag het is en met wie hij spreekt. Bij dementie ontstaat langzaam maar zeker een algemeen verval van bepaalde functies. De zorgvrager met dementie zal last hebben van geheugenstoornissen en stoornissen in het denken. Hij zal daardoor nieuwe en complexe situaties niet meer begrijpen.

13


Voorbeeld Gisteren was Marasja bij haar opa op bezoek. Hij heeft altijd erg veel belangstelling voor wat ze allemaal doet. De laatste tijd doet hij een beetje vreemd, hij lijkt steeds meer te vergeten. Een paar maanden geleden heeft Marasja haar middelbareschooldiploma gehaald en haar opa was op de diploma-uitreiking. Hij was heel erg trots. Toen ze gisteren bij hem op bezoek was vroeg hij bij het weggaan: ‘Wanneer ga je nu examen doen?’ Het leek wel alsof hij alles vergeten was.

1.3.2 Aan middelen gebonden stoornissen Sommige stoornissen worden veroorzaakt door het gebruik van verdovende, stimulerende en/ of verslavende middelen, zoals alcohol, drugs en medicijnen. Verdovende middelen, zoals alcohol en kalmeringsmiddelen, hebben een dempende werking op de hersenen. Stimulerende middelen, zoals cocaïne, amfetamine, nicotine en cafeïne, hebben een stimulerende werking op de hersenen. Daarnaast zijn er bewustzijnsveranderende middelen, zoals cannabis, marihuana en lsd, die ook wel ‘tripmiddelen’ genoemd. Het gebruik van tripmiddelen kan leiden tot een versterkte gevoelbeleving (alles lijkt fantastisch en mooi) en een verandering in de zintuiglijke gewaarwordingen (kleuren en geluiden worden intenser beleefd).

Voorbeeld Jishar heeft een erg druk leven. Hij gaat naar school en heeft in de avond een bijbaantje, omdat hij ook graag wat geld wil verdienen. Eigenlijk is het allemaal wat teveel. Aan het eind van de week is hij doodop. Maar de zaterdagavond is eigenlijk de enige avond dat hij uit kan gaan. Dan wil hij eigenlijk niet al te moe zijn. Een vriendin gaf hem een paar weken geleden een pilletje waardoor alle moeheid wel verdwenen leek. Hij voelde zich fantastisch. Het leek wel of hij de hele wereld aankon, alle moeheid in één klap weg. Als hij maandag naar school moet merkt Jishar wel dat zijn moeheid dubbel zo erg lijkt te zijn.

Ook het gebruik van cocaïne kan ernstige psychische gevolgen hebben

14

BEZ LQGG

Thema 1


1.3.3 Psychotische stoornissen

schizofrenie

hallucinatie

Een psychose is een ernstig psychiatrisch toestandsbeeld. De zorgvrager heeft last van stoornissen in het denken en zijn waarneming. Hij is ook de greep op de werkelijke wereld om hem heen kwijt: hij ziet, hoort en ervaart zaken die mensen zonder het ziektebeeld niet meemaken. De meest ernstige psychotische stoornis is schizofrenie. Kenmerkend voor schizofrenie zijn stoornissen in het denken en waarnemen. Een zorgvrager met schizofrenie is verward en legt vreemde verbanden. Hij kan soms de overtuiging hebben dat hij bestuurd wordt door een hogere macht (beïnvloedingswaan). Hij kan ook denken dat hij voortdurend in de gaten wordt gehouden en achtervolgd wordt (paranoïde waan). Daarnaast kan hij last hebben van waarnemingsstoornissen (hallucinaties):hij ziet dingen die er in werkelijkheid niet zijn.

Voorbeeld Astrid laat altijd in het park haar hondje uit. Ze ziet dan vaak een wat oudere man op een bankje zitten. Hij ziet er wat verwaarloosd en eenzaam uit. Het lijkt wel alsof hij in zijn eigen wereld leeft en hij zit ook voortdurend wat in zichzelf te praten. Omdat hij er onschuldig uitziet en nooit vervelend heeft gedaan, begint Astrid op een zonnige dag een praatje met hem over het weer. Hij reageert daar niet op en zegt: ‘Weet je wel dat ik eigenlijk een zoon van koningin Beatrix ben? Dat mag niemand weten en daarom zit ik hier in het park. Maar kijk daar maar eens in de verte. Zie je die twee mannen? Dat zijn mijn bodyguards.’ Als Astrid kijkt ziet ze niemand, alleen twee jongetjes die aan het voetballen zijn.

1.3.4 Stemmingsstoornissen bipolaire stoornis

Thema 1

BEZ LQGG

Stemmingsstoornissen zijn onder andere de depressieve en de bipolaire stoornis (manischdepressieve stoornis). Er is sprake van een depressieve stoornis als er minimaal twee weken achter elkaar depressieve symptomen aanwezig zijn. Depressieve symptomen zijn: een depressieve stemming, interesseverlies, afname of toename van gewicht en eetlust, slaapstoornissen, energieverlies, gevoelens van schuld of waardeloosheid, concentratieproblemen en suïcidale ideeën. Bipolaire stoornis is de moderne naam voor de manisch-depressieve stoornis. Bij de bipolaire stoornis wisselen de depressieve stemming en de manische stemming elkaar vaak af. Er is sprake van een manische periode als de stemming minimaal een week abnormaal opgewekt, euforisch of prikkelbaar is. Deze manische stemming gaat gepaard met een opgeblazen gevoel van eigenwaarde, afgenomen slaapbehoefte en overmatige spraakzaamheid. In zo’n bui overschat de zorgvrager duidelijk zijn eigen

15


vaardigheden of mogelijkheden. Hierdoor kan hij in gevaarlijke situaties terechtkomen (hij denkt dat hij onsterfelijk is) of grote schulden maken.

Voorbeeld Op familiefeestjes is tante Mareen altijd een opvallende verschijning. Vaak zijn haar kleren kleurrijk en is ze erg druk. Ze praat dan voortdurend en haar verhalen zijn erg fantasievol. Denisha vraagt zich dan altijd af of zij niet te erg overdrijft en of de verhalen wel waar zijn. Op andere moment is tante Mareen erg teruggetrokken en praat ze nauwelijks. Ze lijkt dan ook wat verdrietig. Als Denisha op een dag aan haar moeder vraagt of er soms iets aan de hand is met tante Mareen, vertelt haar moeder dat zij eigenlijk altijd al zo geweest is. Zij is vroeger wel een tijdje opgenomen geweest, maar er is eigenlijk nooit iets veranderd.

1.3.5 Angststoornissen Angst is een nuttige emotie. Er is dan ook pas sprake van een angststoornis als de angst irreĂŤle en zelfs hinderlijke vormen aanneemt. Er zijn diverse angststoornissen. Paniekstoornis. De zorgvrager heeft last van paniekaanvallen. Daarbij is sprake van een korte periode van hevige angst met hyperventilatie, hartkloppingen, transpireren, ademnood, pijn of druk op de borst, tintelingen, misselijkheid, koude rillingen, duizeligheid en een onwerkelijk gevoel. Gegeneraliseerde angststoornis (GAS). De zorgvrager heeft last van extreem grote bezorgdheid over uiteenlopende dagelijkse gebeurtenissen, situaties en activiteiten. De zorgen hebben betrekking op relaties, familie, gezondheid van zichzelf en anderen, geldzaken en werk. Posttraumatische stressstoornis (PTSS). De zorgvrager heeft een ernstige en ingrijpende gebeurtenis meegemaakt en deze traumatische ervaring niet goed kunnen verwerken. Hij heeft dan last van herhaaldelijke herbelevingen van het trauma. PTTS kan voorkomen na een ernstig verkeersongeval, geweldsmisdrijf, verkrachting, seksueel misbruik, oorlogssituaties of natuurrampen (zoals een tsunami).

16

BEZ LQGG

Thema 1


Voorbeeld Karina en haar vriendin Sacha zijn de laatste jaren vaak samen uitgegaan. Ze genoten ervan om samen op de fiets op pad te gaan en vaak werd het daarbij erg laat. Hun ouders hebben daarvoor regelmatig gewaarschuwd. Alles ging goed tot een paar maanden geleden. Het was erg laat geworden op een feestje en Karina en Sacha gingen pas in de vroege zondagochtend naar huis. Toen ze onderweg waren, stopte er op een bepaald moment een auto. Twee mannen in de auto probeerden de vriendinnen duidelijk te versieren. Toen ze daar niet op ingingen werden de mannen agressief. Gelukkig kwamen er op dat moment andere mensen aanfietsen en de twee mannen gingen er vandoor. Sindsdien durft Sacha niet meer op de fiets ergens naar toe te gaan. Zelfs naar school wil ze niet meer op de fiets. Haar moeder moet haar iedere dag naar school brengen en weer ophalen. Als Karina dat met Sacha wil bespreken begint ze steeds te huilen.

1.3.6 Somatoforme stoornis somatiseren

De zorgvrager heeft lichamelijke klachten, maar er kan geen medische oorzaak worden vastgesteld. In dat geval kan er sprake zijn van de somatoforme stoornis. Een belangrijk element daarbij is somatiseren. Somatiseren is een verschijnsel dat iedereen wel kent, zoals (meer) hoofdpijn krijgen bij spanning of stress.

Voorbeeld Als klein kind droomde Jasper er al van om op te kunnen treden. Zijn ouders hebben nog allerlei filmopnamen waarop te zien is dat hij aan het playbacken is op muziek van Michael Jackson. Toen hij wat ouder werd is hij zang- en danslessen gaan nemen en langzamerhand is hij steeds beter geworden. Zijn dansleraar heeft hem nu opgegeven voor een auditie. De hoofdprijs van deze auditie is een hoofdrol in een musicalproductie. Jasper heeft samen met zijn leraren voortdurend geoefend. Een paar dagen voor de auditie merkt hij dat zijn nek steeds meer pijn gaat doen en dat hij vanwege de pijn nog nauwelijks zijn armen kan optillen. De huisarts kan geen oorzaak vinden.

Aanslag op de Twin Towers in New York in 2001: voor velen een traumatische ervaring

Thema 1

BEZ LQGG

17


1.3.7 Dissociatieve stoornissen dissociatie

Dissociatieve stoornissen hebben allemaal als kenmerk een sterk aanwezige dissociatie. De gedachten en functies van de zorgvrager ontsnappen bij dissociatie aan de controle van het alledaagse bewustzijn. Lichte vormen van dissociatie kent iedereen, zoals autorijden of ďŹ etsen en ondertussen geconcentreerd luisteren naar muziek. Eenmaal op de eindbestemming aangekomen heb je dan geen idee hoe je er veilig bent gearriveerd. Je hebt je als het ware op de ‘automatische piloot’ verplaatst. Dagdromen, opgaan in een ďŹ lm of boek zijn ook lichte vormen van dissociatie.

Voorbeeld Tijdens de zomer, als vaste bezoeker van een aantal dancefeesten, gaat Rachid helemaal ‘uit zijn bol’ op de muziek. Deze muziek neemt hem helemaal mee. Hij raakt als het ware in trance tijdens het dansen en het lijkt wel alsof de hele wereld om hem heen verdwijnt. Vrienden en vriendinnen ziet hij niet meer. Hij gaat helemaal op in de muziek.

1.3.8 Eetstoornissen anorexia nervosa boulimia nervosa

Twee bekende eetstoornissen zijn anorexia nervosa en boulimia nervosa. Zorgvragers met anorexia zijn ervan overtuigd dat ze te dik zijn. Ze verlangen ernaar gewicht te verliezen en mager te worden. Ongeveer de helft van deze zorgvragers eet wel, maar probeert het voedsel zo snel mogelijk weer uit het lichaam te verwijderen. Zij wekken bijvoorbeeld zelf het braken op door een vinger in de eigen keel te steken. De andere helft van deze zorgvragers beperkt hun voedselinname zoveel mogelijk. Zorgvragers met boulimia nervosa hebben veel voorkomende eetbuien. Zij werken in korte tijd een abnormaal grote hoeveelheid voedsel naar binnen en ervaren een gevoel van controleverlies over het eten. Ook deze zorgvragers zijn bang voor gewichtstoename. Zij laxeren, braken of sporten fanatiek om het gewicht weer kwijt te raken.

Voorbeeld De vriendin van Aisja wordt verliefd op een medescholier en zij vormen sinds enige tijd een stevig koppel. Aisja is ook verliefd op een jongen van school, maar hij heeft helemaal geen aandacht voor haar. Langzaam begint ze aan zichzelf te twijfelen. Als ze voor de spiegel staat begrijpt ze ook wel waarom hij niet geĂŻnteresseerd is. Eigenlijk is ze een beetje te zwaar vindt ze. Ze spreekt met zichzelf af dat ze toch wat minder zal gaan eten en voortaan iedere avond

18

BEZ LQGG

Thema 1


vijf kilometer gaat hardlopen. Dat hardlopen bevalt haar wel. Ze voelt zich prettiger en ook het hongergevoel verdwijnt. Na verloop van tijd gaat Aisja maar niet meer op de weegschaal staan. Haar moeder begint zich ernstige zorgen te maken.

1.3.9 Slaapstoornissen Veel mensen hebben last van slaapproblemen. Slaapstoornissen komen vaak voor als onderdeel van andere psychische stoornissen, zoals angst- en stemmingsstoornissen. Ze kunnen ook voorkomen als onderdeel van lichamelijke stoornissen. Verder kunnen slaapstoornissen op zichzelf staan. De zorgvrager kan niet slapen of juist niet wakker blijven.

Voorbeeld Oma woont bij Alessio in huis. Dat is altijd erg leuk geweest. Zij was er als hij uit school thuiskwam en hij kon altijd bij haar terecht als hij ergens mee zat. Oma was ook altijd een erg actieve vrouw. Ze deed veel in het huishouden en ging vaak met vriendinnen dagjes op pad. Daar is de laatste tijd verandering in gekomen. ’s Nachts loopt oma door het huis te ‘spoken’ en overdag is ze daardoor zo moe dat ze bijna niets meer onderneemt. Vaak valt ze midden op de dag in slaap.

1.3.10 Persoonlijkheidsstoornissen borderline persoonlijkheidsstoornis

Er zijn veel persoonlijkheidsstoornissen. De bekendste is de borderline persoonlijkheidsstoornis. Dit is een complexe en beruchte persoonlijkheidsstoornis, waarbij de zorgvrager erg instabiel is wat betreft emoties, relaties met anderen en het zelfbeeld. Deze zorgvragers zijn vaak in hun vroege jeugd getraumatiseerd als gevolg van misbruik of verwaarlozing. Ze zijn voortdurend bang om in de steek gelaten te worden en proberen dit uit alle macht te voorkomen. Ze zijn vaak impulsief. Hun gebrekkige impulscontrole kan blijken uit allerlei schadelijke gedragingen, zoals middelenmisbruik, onnodige risico’s nemen en roekeloosheid.

Voorbeeld Kelly is achttien jaar. Haar ouders waren vroeger meer bezig met hun carrière dan met de opvoeding van Kelly. Uiteindelijk gingen de ouders van Kelly uit elkaar. Na de scheiding wilde eigenlijk geen

Thema 1

BEZ LQGG

19


van de ouders de zorg op zich nemen. Dan weer was ze een tijdje bij haar vader en dan weer bij haar moeder. Zij ontvluchtte tijdens haar middelbareschooltijd zoveel mogelijk het huis van haar moeder en vader. Zij leert haar vriend kennen, maar die relatie loopt snel mis omdat ze erg jaloers is. Ze wil hem echter terughebben en probeert dat te bereiken door hem te overladen met cadeautjes. Om aan het geld daarvoor te komen steelt zij op haar werk. Als ze ontslagen wordt, probeert ze aangifte te doen tegen haar baas omdat hij haar misbruikt zou hebben. Vrienden verbazen zich erg over haar gedrag, omdat ze haar ook kennen als een lief aanhankelijk meisje.

1.4 Behandelsettings De behandeling van mensen met een psychiatrische stoornis gebeurt op vele plaatsen en vele manieren. Voor de behandeling van mensen met psychische problemen zijn er onder andere drie typen: extramuraal (verblijf thuis en behandeling overdag); intramuraal (daadwerkelijk opgenomen in de behandelsetting); in instellingen die feitelijk of traditioneel niet tot de intramurale en extramurale behandeling worden gerekend, namelijk de instellingen voor deeltijdbehandeling, crisis- en opvangcentra en beschermende woonvormen (ofwel de semimurale instellingen). Als een zorgvrager een beroep wil doen op enige vorm van hulpverlening, krijg hij te maken met ‘lijnen’ in de gezondheidszorg. Afhankelijk van de hulp die hij zoekt, kiest hij de: nullijn: de zorgvrager kan een beroep doen op zelfhulpgroepen en vrijwilligerswerk, zonder tussenkomst van een deskundige; eerstelijnszorg: de zorgvrager kan een beroep doen op de zorg van huisartsen, maatschappelijk werkenden, psychologen en wijkverpleegkundigen, zonder tussenkomst van een deskundige; tweedelijnszorg: de zorgvrager kan een beroep doen op ambulante zorgvoorzieningen, zoals specialisten (psychiaters, poliklinieken van ziekenhuizen), en heeft hiervoor een verwijsbrief nodig van een hulpverlener uit de eerste lijn; derdelijnszorg: de zorgvrager kan een beroep doen op de intramurale, vaak meer gespecialiseerde hulpverlening, en komt hier meestal terecht via de eerste of tweede lijn. Soms, zoals bij spoedopnames, kan de zorgvrager direct terecht.

20

BEZ LQGG

Thema 1


1.5 Behandelproces diagnostiek

De eerste stap in een behandelproces is erachter komen wat er aan de hand is. Dit wordt diagnostiek genoemd. Deze diagnostiek bepaalt vervolgens de eventuele verdere behandeling, het is de schakel tussen de klacht en de oplossing. De zorgvrager (of zijn naaste) formuleert zelf het probleem waarvan hij last heeft en waarvoor hij geen oplossing weet. De hulpverlener probeert daarna een advies te geven. In dit advies staat een aantal aanbevelingen over hoe het probleem aangepakt kan worden. In veel gevallen zal een behandelplan worden opgesteld. Dat plan wordt vervolgens uitgebreid met de betrokkenen (zorgvrager, familie, behandelaar) besproken. Vooral het doel van de behandeling moet voor iedereen duidelijk en acceptabel zijn. Als er sprake is van gezinsproblematiek, kan het nodig zijn dat het gezin gezamenlijk in therapie gaat. In het advies voor een behandeling wordt ook goed gekeken naar de verwachte resultaten en welke inzet en inspanning dit vergt van de zorgvrager en behandelaars. Tijdens de behandeling is het van groot belang om na te gaan of de behandeling het juiste effect heeft. De hulpverlening loopt pas ten einde als het doel, zoals het in het behandelplan omschreven staat, ook daadwerkelijk is bereikt.

1.6 Het team Het aantal werkers en disciplines in de ggz is de laatste jaren enorm toegenomen. Het eerste beroep is dat van de psychiater. Psychiatrie is een medisch specialisme: een psychiater heeft eerst geneeskunde gestudeerd en zich na het artsexamen gedurende 4,5 jaar gespecialiseerd. Deze opleiding kan worden gevolgd in een universiteitskliniek of in een algemeen psychiatrisch ziekenhuis (APZ) dat daartoe een bijzondere bevoegdheid heeft. Het beroep van psychiater is een zogenaamd BIG-erkend beroep. De Wet BIG staat voor de Wet beroepen in de gezondheidszorg. Via deze registratieregeling is er een kwaliteitsgarantie die aangeeft dat de beroepsbeoefenaar gekwalificeerd is om dat te doen wat hij aangeeft te kunnen doen. De klinisch psycholoog heeft aan de universiteit psychologie gestudeerd. Voor de psychiatrie zijn twee richtingen belangrijk, namelijk klinische psychologie en neuropsychologie. Na de basisopleiding tot psycholoog volgt nog een verdere opleiding tot het beroep van BIG-geregistreerd klinisch psycholoog of BIG-geregistreerd klinisch neuropsycholoog. Sinds een paar jaar is er ook het BIG-erkende beroep van gezondheidszorgpsycholoog. Iedere psycholoog die werkzaam wil zijn in de gezondheidszorg, moet deze registratie te hebben. Hij krijgt deze registratie door na het doctoraalexamen nog een tweejarige opleiding te volgen. Psychiatrische zorgvragers hebben dikwijls moeilijkheden met hun relaties, werk, huisvesting of financiële situatie. De maatschappelijk werker is daarom een uiterst belangrijke hulpverlener, vooral kort

Thema 1

BEZ LQGG

21


na de opname en bij de voorbereiding van het ontslag uit de kliniek. Het is niet de bedoeling dat de maatschappelijk werker de problemen voor de zorgvrager oplost door overal achteraan te gaan, maar dat hij de zorgvrager helpt om dat zelf te leren doen. In de psychiatrie zijn allerlei verpleegkundige handelingen onderdeel van de behandeling. De verpleegkundige is dan ook medebehandelaar. Er is een specialisatie voor verpleegkundigen: een opleiding tot sociaal psychiatrisch verpleegkundig (SPV-er). Het beroep van verpleegkundige is ook een BIG-geregistreerd beroep. Naast de verpleegkundige is ook de verzorgende in de geestelijke gezondheidszorg actief. De taak van de verzorgende is dat de zorgvrager goed verzorgd wordt en dat zijn verblijfsomgeving bijdraagt aan het genezingsproces. Al deze werkers werken over het algemeen samen in een teamverband. Het behandelteam bestaat niet uit onderling verwisselbare personen die bij meerderheid van stemmen beslissen. Het team functioneert alleen goed als iedereen zijn bijdrage levert vanuit de eigen verantwoordelijkheid en deskundigheid. Er is in een goed werkend team dus een duidelijke taakverdeling.

Samenvatting In de psychiatrie zijn er verschillende opvattingen over wat normaal en niet-normaal gedrag is. Deze verschillende visies ontstaan door verschillen in opvoeding, cultuur en scholing. Lichaam en geest zijn nauw met elkaar verbonden, ze vormen een eenheid. Dat wordt ook duidelijk in de verschillende ziektebeelden. Het DSM-IV-systeem geeft een indeling in die verschillende ziektebeelden en stoornissen, zoals de aan middelen gebonden stoornissen, psychotische stoornissen, stemmingsstoornissen, angststoornissen, somatoforme stoornissen, eetstoornissen, slaapstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen. Zorgvragers met een psychiatrische stoornis worden behandeld in verschillende settings. Elke zorgvrager heeft daarbij zijn eigen behandelplan dat wordt uitgevoerd door hemzelf en de leden van het team.

22

BEZ LQGG

Thema 1


Werken als Verzorgende IG. Dat is leuk en afwisselend werk. Verantwoordelijk werk ook. Mensen doen een beroep op jou als het gaat om zorg en begeleiding in situaties waarin zij dat tijdelijk of langdurig niet zelfstandig kunnen. Het vraagt van jou dat je beschikt over de juiste competenties. Dit boek bevat de theorie die je nodig hebt om op een verantwoorde manier zorg te verlenen aan mensen die aan jou zijn toevertrouwd. Dit boek – Verzorgen in de geestelijke gezondheidszorg – maakt deel uit van de serie ThiemeMeulenhoff Zorg Basisboeken. Het boek draagt bij aan jouw ontwikkeling van beroepscompetenties. Beroepscompetenties zijn contextgebonden. Ze gelden slechts in bepaalde beroepssituaties, ook wel contexten genoemd. Een context wordt gevormd door personen met een bepaalde aandoening (een cliëntencategorie) in een bepaalde zorgomgeving (een branche). Dit boek gaat concreet over hoe je in verschillende zorgsituaties aan verschillende zorgvragers met verschillende zorgbehoeften zorg kunt verlenen op basis van de meest voorkomende aandoeningen die je kunt tegenkomen in de Geestelijke Gezondheidszorg.

Zorg basisboek Verzorgen in de geestelijke gezondheidszorg

Verzorgen in de geestelijke gezondheidszorg – niveau 3

Verzorgen in de geestelijke gezondheidszorg

Dit boek sluit aan bij de volgende uitstroomverbijzondering: GGZ

Geestelijke Gezondheidszorg

ThiemeMeulenhoff Zorg bestaat uit ThiemeMeulenhoff Zorg Basisboeken, Traject V&V, i-care flex, Verpleegtechniek in Beeld, InCasu en een reeks ondersteunende uitgaven (Anatomie & Fysiologie, Basisboek Pathologie etc.). Kijk voor meer informatie op www.thiememeulenhoff.nl/zorg

9006924343_omslag.indd 3

20-04-11 14:30


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.