10 minute read

ZO WERK JE MET VIVO – De biologie van je leven

Je gaat aan de slag met Vivo. Bij Vivo ontdek je waarom het vak biologie belangrijk is voor jou, voor onze samenleving en onze planeet. Hieronder zie je alles wat je in Vivo tegenkomt.

waardoor kun je

5.1 WAAROM REAGEER JE ZOALS JE REAGEERT?

Aan het eind van deze paragraaf kan ik:

Starten Met Het Hoofdstuk

• Het hoofdstuk start met de grote vraag. Deze vraag ga je aan de hand van het hoofdstuk beantwoorden.

• De hoofdstukvraag staat in een overzichtstekening: het grote plaatje Daarin zie je de samenhang met andere hoofdstukken en de belangrijkste zaken van dit hoofdstuk om te onthouden.

• Online vind je de Uitdaging. Dit is een grotere opdracht waarbij je de stof van het hoofdstuk gebruikt.

De Eerste Paragraaf

• In de eerste paragraaf ontdek je waarom het onderwerp van het hoofdstuk belangrijk is, en welke rol het onderwerp speelt in jouw leven. Ook ontdek je hoe het onderwerp samenhangt met andere onderwerpen in de biologie.

Werken Met De Paragrafen

• Bij de paragraaftitel zie je welke iconen uit het grote plaatje horen bij deze paragraaf.

• In de leerdoelen zie je wat je deze paragraaf gaat leren.

• Bij de practica gaat het om doen: je docent bepaalt welke practica je gaat doen. Je vindt deze online.

• In de startopdracht ga je meteen actief aan de slag met het onderwerp van de paragraaf. Zo ontdek je wat je al weet en begrijp je de stof die komen gaat sneller en beter.

Werken In Het Boek Of Online

Je kunt aan de slag in je leerwerkboek of online. In je boek vind je alles wat je nodig hebt: theorie en opdrachten. Deze staan natuurlijk ook online, plus handige extra’s.

Hoofdstuk 5 Waarnemen en gedrag Zintuigen en zenuwstelsel

• waar het geheugen zit.

3 Nummer II III IV V VI is het deel waarmee je tijdens voetballen besluit de bal in het doel te gaan schoppen. 4 Nummers II III IV V VI en dan II III IV V VI zijn op volgorde de delen waarmee je ervoor zorgt dat je tijdens voetballen de bal precies in het doel schopt.

5 Nummer II III IV V VI is het deel waarmee je voelt dat je de bal raakt met je voet.

6 Nummer II III IV V VI is het deel waarmee je de scheidsrechter hoort fluiten, omdat je buitenspel stond.

5 Snelle bromvlieg Op je boterham zit een dikke bromvlieg. Bah! Je probeert de vlieg weg te slaan, maar deze is allang weggevlogen op het moment dat je met je hand op de plek bent waar de vlieg zat. Toch sloeg je zo snel mogelijk! Hoe kan een vlieg veel sneller reageren dan dat jij kunt slaan? Verklaar dit met de bouw van het zenuwstelsel van bromvlieg en mens.

WERKEN MET DE PARAGRAFEN

• Blauwgedrukte woorden in de theorie zijn de belangrijkste begrippen

• In ‘Wist je dat?’-kaders staan weetjes en voorbeelden. Je ziet hoe het onderwerp van de paragraaf terugkomt in het dagelijks leven.

• Iedere paragraaf heeft zes basisopdrachten

Daarna zijn er altijd drie extra opdrachten

• Online krijg je na de zes basisopdrachten een advies op maat om verder te oefenen: Herhaling, Extra of Plus.

5.9 HOOFDSTUKAFSLUITING

KEUZEMENU Hoe leer je de theorie en begrippen uit het hoofdstuk? En hoe leg je de juiste verbanden? Kies een opdracht uit het keuzemenu achter in je boek als hulp bij het leren.

Zintuigen laten je reageren op de omgeving

Waarom reageer je zoals je reageert? zijn er? Je ziet links de verbanden tussen dit hoofdstuk en de andere hoofdstukken. a Leg deze verbanden Hoofdstuk 5 Waarnemen en gedrag Hoofdstukafsluiting

De hersenen sturen alles aan Je maakt je eigen keuzes uit. Noteer je antwoorden in de vakjes. Je ziet rechts iconen die laten zien waar het om draait in dit hoofdstuk. b Leg in je eigen woorden uit wat je ziet en wat je hebt geleerd in dit hoofdstuk. Noteer je antwoorden in de vakjes. Je hebt in paragraaf antwoord gegeven op de grote vraag Waarom reageer je zoals je reageert? Kijk nog even terug naar wat je toen hebt geantwoord. Zou je je antwoord aanpassen na het doorlopen van dit hoofdstuk? Zo ja, wat zou je nu zeggen? Betrek in je antwoord de verbanden en de punten waar-het-om-draait uit het grote plaatje.

Zintuig- en zenuwstelsel kunnen je gedrag beïnvloeden

VERBREDING EN VERDIEPING

• Nieuwsgierig? Ga aan de slag met de extra stof. In de Verbredende paragraaf leg je de verbinding tussen dit hoofdstuk en andere thema’s. In de Verdiepende paragraaf ga je dieper in op de stof van het hoofdstuk.

Hoofdstukafsluiting

• Je kijkt terug op het grote plaatje. Begrijp je de verbanden en kun je de hoofdstukvraag beantwoorden met wat je hebt geleerd?

• Je kijkt terug op de leerdoelen. Wat gaat goed en waar moet je nog aan werken?

• Met de online proeftoets controleer je of je de theorie goed hebt geleerd.

• In Actief leren vind je werkvormen om de theorie te onthouden en begrijpen.

Het mooiste natuurbeeld vind je in Vivo. Prikkelend natuurbeeld zorgt voor verwondering.

De Uitdaging is een grotere opdracht die je op veel manieren kunt inzetten. Als differentiatie, maar ook als vervanging van de toets.

De Uitdaging

Bij elk hoofdstuk hoort een Uitdaging. Deze kun je doen als vervanging van één of meer paragrafen. Gebruik de leerstof om het probleem op te lossen!

Inleiding

Het vak biologie gaat over het leven. Niet alleen over jouw leven, maar over alle leven op aarde. Wat is leven eigenlijk? Iedereen weet dat een steen niet leeft en een kikker wel. Toch is het nog niet zo gemakkelijk om te omschrijven wat leven is. Dit hoofdstuk gaat over leven en onderzoek, de twee zaken waar het bij het vak biologie om draait.

Elk hoofdstuk in Vivo start vanuit samenhang

Hierdoor kunnen leerlingen de leerstof beter plaatsen en begrijpen. In het grote plaatje staan de verbanden binnen de biologie en de belangrijkste zaken uit het hoofdstuk.

Het Grote Plaatje

H2 • Inzoomen Cellen

H3 • Leven op aarde Organismen over al het leven op aarde

Er is steeds een prikkelende vraag die leerlingen in het hoofdstuk leren beantwoorden. De hoofdstukvraag is ook de titel van de eerste paragraaf.

Biologie, wat heb je eraan?

Welke verbanden zijn er?

Waar draait het in dit hoofdstuk om?

Binnen de biologie hangt alles samen

H4 • Bewegen Botten en spieren

H7 • Jouw omgeving en duurzaamheid Leefomgeving

Biologie helpt je om eigen keuzes te maken

Biologisch onderzoek maakt nieuwe oplossingen mogelijk

In de eerste paragraaf ontdekken leerlingen waarom het onderwerp belangrijk is, en welke rol het speelt in hun leven Ook ontdekken ze hoe het samenhangt met andere onderwerpen in de biologie.

1.1 BIOLOGIE, WAT HEB JE ERAAN?

Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• uitleggen waar biologie over gaat.

Heldere leerdoelen geven houvast bij het begrijpen en leren van de stof.

• uitleggen welke onderwerpen in je eigen leven met biologie te maken hebben.

• uitleggen hoe biologie samenhangt met andere vakken.

• uitleggen waarom biologisch onderzoek voor jouw leven belangrijk is.

Startopdracht

1 Jouw idee over biologie

Alle woorden hieronder hebben te maken met biologie. Welke woorden horen volgens jou bij elkaar?

Maak combinaties met de volgende woorden: beweging - dier - klimaat - landbouw - leven - mens - plant - voedsel - ziekte

Vergelijk je combinaties met die van een klasgenoot.

Je mag zoveel combinaties maken als je wilt (er is dus niet één goed antwoord per combinatie). Leg aan elkaar uit waarom jij deze woorden bij elkaar vindt horen.

Theorie

Je hele leven is biologie

Je bent eigenlijk je hele leven bezig met biologie, vaak zonder dat je het doorhebt. Je bent ermee bezig als je een plant water geeft of de hond uitlaat. Je bent zelfs met biologie bezig als je naar school fietst (zie figuur 1).

Sterker nog: voor je geboorte ging het al over biologie.

Het vak biologie gaat namelijk over leven. Bij het vak biologie bestudeer je alles wat met leven te maken heeft. Als je meer over biologie weet, kijk je bewuster naar je eigen leven en alles wat om je heen leeft.

Heldere vormgeving zorgt voor afwisseling en structuur, dat geeft rust en overzicht.

Een wereld vol leven

Je leeft in een wereld met heel veel verschillende soorten levende wezens. Van planten, dieren en mensen tot schimmels en bacteriën. Er is een enorme verscheidenheid aan levende wezens. Van potvissen die meer dan 40.000 kilo kunnen wegen tot micro-organismen die je alleen met een hele goede microscoop kunt zien. Er zijn bontgekleurde dieren, zoals de ijsvogel met zijn prachtige, opvallende veren. Maar je hebt ook dieren die hun best doen om juist niet op te vallen, zoals het groentje: een vlinder die je bijna niet ziet tussen groene bladeren. En dan zijn er ook nog dieren die hun kleuren aanpassen aan de omgeving. Bijvoorbeeld de kameleonspin die van geel naar wit en omgekeerd kan verkleuren (zie figuur 2).

Het beeld in Vivo heeft altijd een functie. Het versterkt, illustreert en legt uit.

In elke paragraaf ontdekken leerlingen waarom het onderwerp voor hen belangrijk is. Zo wordt het onderwerp relevant, dat motiveert.

Al die levende wezens hebben een eigen plaats om te leven. Sommige dieren leven vooral in de lucht, zoals vogels en vleermuizen. Andere leven in water, zoals orka’s, sponzen en algen. Er zijn ook dieren en planten die op het land leven, zoals kamelen en klaprozen.

In leven blijven

Bij het vak biologie kom je veel te weten over levende wezens, hoe zij leven tussen al die andere levende wezens, hoe zij zich voortplanten en hoe zij hun best doen om in leven te blijven.

Elk levend wezen is afhankelijk van zijn lichaam. Daarom onderzoek je bij biologie hoe het lichaam in elkaar zit en hoe het werkt. Als je dit weet, kun je begrijpen wat het lichaam nodig heeft om gezond te blijven. Je leert welke effecten voeding en bewegen hebben op het lichaam en hoe het lichaam zichzelf beschermt tegen beschadiging en ziekte.

Blauwgedrukte woorden zijn de belangrijkste begrippen

Een levend wezen kan alleen in leven blijven in de juiste omgeving. Dit noem je zijn leefomgeving (of milieu). Ook voor jou is de leefomgeving van levensbelang. Het mag om je heen bijvoorbeeld niet te warm of te koud zijn. En er moet voldoende water en voedsel zijn. Een mens kan slechts drie tot vier dagen overleven zonder water en drie weken zonder voedsel.

Mensen hebben hun leefomgeving aangepast om te overleven. Je woont misschien in een goed geïsoleerd huis met verwarming. Je kleren beschermen je tegen kou of juist tegen felle zon. Om voldoende voedsel te hebben zijn mensen gewassen gaan verbouwen en dieren gaan fokken. Tegenwoordig is er op grote schaal landbouw en veeteelt

De leefomgeving bepaalt dus of je kunt overleven én hoe je dat doet. Bij biologie onderzoek je daarom niet alleen het levende wezen zelf, maar ook zijn leefomgeving.

De natuur bestuderen

Biologie, natuurkunde en scheikunde zijn drie natuurwetenschappen. Ook aardrijkskunde valt daar soms onder. Bij deze vakken bestudeer je verschijnselen van de natuur. Wat is eigenlijk het verschil tussen deze vakken?

Bij het vak biologie leer je vooral over de levende natuur. Je verdiept je in levende wezens, in welke omgeving ze leven en hoe ze leven. Bij natuurkunde verdiep je je in de natuurwetten. Je leert bijvoorbeeld over zwaartekracht en geluidsgolven. Bij scheikunde leer je hoe stoffen zijn opgebouwd en hoe ze met elkaar reageren. En bij aardrijkskunde leer je onder andere over het klimaat en de bodem. Bij deze drie vakken gaat het dus over de niet-levende natuur.

Elk van deze vakken heeft kennis uit de andere vakken nodig, want de levende en de niet-levende natuur zijn sterk met elkaar verbonden. Je leert bij biologie bijvoorbeeld hoe levende wezens op warmte en droogte reageren en welke invloed zwaartekracht heeft op de groei (= natuurkunde). Ook leer je bij biologie hoe speeksel in je mond reageert met zetmeel uit een stukje brood (= scheikunde) en welke planten en dieren leven in een gebied met een zeeklimaat (= aardrijkskunde).

Onderzoek door biologen

In je dagelijks leven kom je regelmatig ontdekkingen tegen die door biologen gedaan zijn. Hoe komt het bijvoorbeeld dat de frietjes die jij eet zo lekker zijn? Onderzoekers gebruiken hun biologische kennis om uit te vinden welke aardappels de beste zijn om friet mee te bakken en hoe ze knapperig worden in plantaardige olie.

Biologen doen ook onderzoek naar medicijnen. Je hebt dus voordeel van het werk van biologen wanneer je een paracetamol inneemt tegen hoofdpijn. Of wanneer je een vaccinatie krijgt tegen een ziekte, zoals het coronavirus of HPV (zie figuur 5).

Er zijn veel verschillende soorten biologen en andere professionals met biologische kennis. Ze voeren allemaal andere onderzoeken uit, zoals DNA-onderzoek of onderzoek naar virussen. Ook is er biologische kennis nodig bij onderzoeken naar bijvoorbeeld de invloed van klimaatverandering of de effecten van giftige stoffen op levende wezens.

WIST JE DAT?

Insecten

In 2050 zijn er naar schatting 10 miljard mensen op de wereld. Die mensen moeten allemaal eten om in leven te blijven. Maar is er dan wel voldoende voedsel op aarde? Biologen over de hele wereld houden zich hiermee bezig. Medewerkers van Wageningen University & Research onderzoeken hoe je insecten als meelwormen en sprinkhanen kunt gebruiken als voedsel. Hier zitten veel voordelen aan. Insecten stoten veel minder broeikasgassen uit dan het vee dat we nu eten. Ze planten zich snel voort en hun vlees is net zo voedzaam als dat van koeien of varkens. Maar hoe zorg je ervoor dat mensen een broodje sprinkhaan gaan bestellen?

Opdrachten

2 Het vak biologie

In deze opdracht denk je na over het vak biologie.

a Waar gaat het vak biologie over?

Wist je dat?: leuke feitjes voor aan de keukentafel; hiermee kunnen leerlingen thuis over biologie vertellen.

b Doe deze opdracht met een klasgenoot. Blader door de hoofdstukken van Vivo.

Praat samen over de volgende vragen.

• Welke onderwerpen lijken je interessant om over te leren? Waarom?

• Welke vragen komen in je op als je naar de hoofdstukken van Vivo kijkt?

Verscheidenheid

Er zijn heel veel verschillende soorten levende wezens op deze wereld.

Maak een mindmap over de verscheidenheid in levende wezens op aarde. Denk hierbij aan grote, kleine, opvallende en gecamoufleerde wezens. Denk ook aan de wezens in het water, op het land, in de lucht en in de grond. En vergeet niet dat planten ook levende wezens zijn.

This article is from: