8 minute read
EXTRA OPDRACHTEN
8
Malaria
De malariaparasiet is een eencellig organisme dat bij mensen de ernstige ziekte malaria kan veroorzaken. De malariamug is de tussengastheer van de malariaparasiet. Dat wil zeggen dat de mug wordt besmet met de parasiet, maar er niet ziek van wordt. Als een besmette malariamug een mens steekt, brengt hij de malariaparasiet over op deze persoon. Mensen zijn de gastheer van de parasiet. De malariaparasiet is heel erg soortspecifiek: alleen mensen worden ziek en alleen de malariamug brengt de parasiet over.
a Welk organisme veroorzaakt de ziekte malaria?
◯ malariaparasiet
◯ malariamug
◯ mens b Welke twee gastheren heeft de malariaparasiet? c Beantwoord de twee vragen met ja of nee.
• Kan de malariaparasiet zich verspreiden in een gebied waar geen mensen wonen?
• Kan de malariaparasiet zich verspreiden in een gebied waar geen malariamuggen leven?
9
Relaties tussen soorten
Bij sommige vormen van symbiose is het niet duidelijk of beide organismen er voordeel van hebben. Een voorbeeld zijn zeepokken die op de huid van een walvis vastzitten. De zeepokken hebben voordeel, want ze hebben een woonplaats, reizen mee, komen steeds in vers water en kunnen hun verspreidingsgebied vergroten. Voor zover bekend, heeft deze manier van samenleven geen nadelige gevolgen voor de walvissen.
In de tabel zie je zes mogelijkheden (a t/m f) van de invloed die twee soorten X en Y op elkaar kunnen uitoefenen. Soort X is de walvis is en soort Y is de zeepok. De invloed kan voordelig (+), nadelig (-) of neutraal zijn (0).
Hieronder staan vier mogelijke relaties tussen soorten.
Geef bij elke relatie aan welke regel van de tabel (a t/m f) van toepassing is.
Kerkuil
Muizen zijn het hoofdvoedsel van de kerkuil. De kerkuil vliegt bijna geruisloos, waardoor een muis hem niet hoort naderen. De kerkuil kan bijna zonder geluid vliegen dankzij een aanpassing aan zijn vleugels. De voorste vleugelveer heeft een rij kleine haken die het geluid dempen.
Kerkuil
Mensen die in de buurt van een windmolen wonen klagen soms over geluidsoverlast. Vergelijk een wiek van een windmolen met de voorste vleugelveer van een kerkuil.
Welke vorm moet zo’n wiek volgens jou krijgen om zo min mogelijk geluid te veroorzaken? Teken de vorm die de wieken moeten krijgen.
Meer oefenen met de stof uit deze paragraaf? Kies online voor Herhaling of Plus.
1.5 ALLES HANGT SAMEN
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
• uitleggen dat je de natuur op verschillende niveaus kunt bekijken.
• uitleggen hoe deze niveaus met elkaar samenhangen.
• uitleggen wat een ecosysteem is en voorbeelden noemen.
• uitleggen wat een voedselkringloop is en voorbeelden noemen.
Bij deze paragraaf horen de volgende practicumopdrachten:
• De microscoop (1)
• De microscoop (2)
Overleg met je docent welke je gaat uitvoeren.
Startopdracht
1 Inzoomen vanuit het heelal
Onze aardbol is maar een klein onderdeel van het heelal. Bij het vak biologie bestudeer je de organismen op aarde. Daarbij zoom je steeds verder in op steeds kleinere onderdelen.
Dit heb je nodig:
• internetverbinding
• telefoon
• app om een fotocollage te maken
Dit ga je doen:
1 Zoek een foto van de aarde vanuit de ruimte.
2 Zoek andere foto’s waarbij je steeds een stapje inzoomt.
3 Maak een fotocollage. Begin met de foto van de aarde.
4 Bij je foto’s zitten in ieder geval een foto van een organisme en een foto van een cel.
5 Gebruik minimaal acht foto’s.
Maak de fotocollage.
Theorie
Van organisme tot biosfeer Je kijkt een natuurfilm over de bruine beer. De film begint met een close-up van een berin. De camera zoomt uit en er komen twee jongen in beeld. De berin rent samen met haar jongen weg voor een andere bruine beer. Er leven meerdere bruine beren in dit gebied. Zo’n groep organismen van dezelfde soort die in een bepaald gebied leeft, noem je een populatie
De bruine beren delen hun bos met veel populaties van andere soorten. Ze vinden struiken met bosbessen, in de stam van een omgevallen boom zoeken ze naar de larven van kevers en de berin vangt een zalm. Alle populaties die samen in een bepaald gebied leven vormen een levensgemeenschap ecosysteem biosfeer
De camera zoomt verder uit. Je ziet dat het leefgebied van deze bruine beren een uitgestrekt bos in West-Canada is. In de zomer valt er veel regen en is het aangenaam warm. In de winter kan het heel koud zijn en ligt er meestal een dik pak sneeuw. Dan houden de beren hun winterrust. De levensgemeenschap in het bos vormt samen met de abiotische omgevingsfactoren een ecosysteem levensgemeenschap organisme populatie
De camera zoomt nog verder uit. Je ziet allerlei ecosystemen, zoals gebergtes, steden, woestijnen en zeeën. Alle ecosystemen samen vormen de biosfeer. De biosfeer bestaat uit het bovenste deel van de aardkorst, het aardoppervlak met het oppervlaktewater en het laagste deel van de atmosfeer. De biosfeer bestaat uit alle delen van de aarde waar organismen leven (zie figuur 2).
Samenhang
Van klein naar groot kom je vijf niveaus tegen: organisme, populatie, levensgemeenschap, ecosysteem en biosfeer. De niveaus hangen sterk met elkaar samen. Als de abiotische omgevingsfactoren blijvend veranderen, zal het hele ecosysteem veranderen en verdwijnen er soorten uit de levensgemeenschap. Als bijvoorbeeld door opwarming van het zeewater de zalmen bij West-Canada verdwijnen, verdwijnt een belangrijke voedselbron voor de bruine beren. Daardoor wordt hun populatie steeds kleiner en uiteindelijk komen er misschien geen bruine beren meer voor in dat gebied.
Veel verschillende ecosystemen
Het klimaat en de bodem bepalen welk ecosysteem in een gebied voorkomt. Tropische regenwouden vind je in gebieden waar het altijd heel warm is en vaak regent. De kenmerken van dit ecosysteem zijn: dichte begroeiing, hoge bomen en heel veel organismen. Op delen van de aarde met een ander klimaat en een andere bodem vind je andere ecosystemen, zoals woestijnen, naaldbossen, steppen en savannen.
In Nederland heb je verschillende ecosystemen. Neem bijvoorbeeld de duinen. Belangrijke abiotische omgevingsfactoren in de duinen zijn het zout en de droge bodem. De bovenste laag van de bodem bestaat vooral uit zand dat zoutig is door de invloed van de zee. Het regenwater zakt snel naar de ondergrond. De bovenlaag is daarom vaak heel droog. Er leven weinig soorten organismen (zie figuur 3).
Een ander ecosysteem is de heide. De heide kan alleen bestaan als het onderhouden wordt door bomen en struiken weg te halen en door te begrazen met schapen. Als dat lukt, vind je op de heide enorm veel soorten organismen.
Ecosystemen hoeven helemaal niet zo groot te zijn. Neem een slootje of een klein moeras. De waterdieren en waterplanten vormen samen met de bodem, het water en de lucht ook een ecosysteem (zie figuur 5).
De voedselkringloop in een ecosysteem
In een ecosysteem zijn organismen onderling afhankelijk van elkaar. Het is een systeem van eten en gegeten worden. Planteneters eten planten en krijgen zo voedingsstoffen van planten. Vleeseters eten planteneters en zo worden voedingsstoffen doorgegeven. Hetzelfde gebeurt als vleeseters andere vleeseters opeten.
Planten, planteneters en vleeseters gaan een keer dood. Dode resten zijn het voedsel van de bacteriën en schimmels in de grond. Zij maken daarbij stoffen die planten weer gebruiken als voedingsstoffen. Voedingsstoffen worden dus voortdurend doorgegeven. Je noemt dit een voedselkringloop (zie figuur 6). De pijlen tussen de verschillende organismen geven de richting van de voedselstroom weer.
schimmels
De samenhang verstoord
Soms wordt de samenhang in een ecosysteem verstoord. Bijvoorbeeld wanneer mensen bestrijdingsmiddelen gebruiken om landbouwgewassen te beschermen tegen ziekten. Veel bestrijdingsmiddelen zijn schadelijk voor insecten. Ze gaan ervan dood. Insecten zijn voedsel voor vogels en kleine dieren zoals muizen en egels. Als deze dieren te weinig insecten kunnen eten, neemt hun aantal af. Daardoor neemt ook het aantal roofvogels af dat deze kleine dieren eet.
Door het gebruik van bestrijdingsmiddelen raakt de voedselkringloop dus verstoord. Dat heeft een nadelige invloed op het hele ecosysteem.
Exoten
Wasberen zijn vanuit Noord-Amerika naar Duitsland gehaald zodat mensen op de wasberen konden jagen. In Duitsland zijn er al zo’n 1,5 miljoen en in Oost-Nederland worden ze steeds vaker gezien. Wasberen horen hier van oorsprong niet thuis. Ze hebben hier geen natuurlijke vijanden. Als de aantallen sterk toenemen, gaan ze concurreren met de bunzing en de marter. Dat zijn dieren die hier van nature wel voorkomen.
Organismen die vanuit een ver land hiernaartoe verhuisd zijn en een plekje in de natuur hebben gevonden, noem je exoten. Er zijn ook planten die uit een ver gebied zijn gekomen en het hier goed doen. Een voorbeeld is de Japanse duizendknoop. Deze groeit snel en verdringt andere soorten planten. De Japanse bladvlo wordt tegenwoordig ingezet om de Japanse duizendknoop te bestrijden. De ene exoot wordt bestreden met de andere exoot!
OPDRACHTEN
2 Niveaus in de biologie
Zet de niveaus in de biologie in de juiste volgorde van klein naar groot. Noteer de cijfers 1 t/m 5 in de vakjes.
▢ biosfeer
▢ ecosysteem
▢ levensgemeenschap
▢ organisme
▢ populatie
3 Onderdeel van de biosfeer?
Is een stad een onderdeel van de biosfeer? Kies alle goede antwoorden.
☐ Ja, omdat in steden allerlei levende organismen voorkomen.
☐ Ja, omdat alles waar leven op aarde is bij de biosfeer hoort.
☐ Nee, omdat de stad geen natuurgebied is.
☐ Nee, omdat de stad alleen uit abiotische omgevingsfactoren bestaat.
Niveaus
Tot welk niveau kun je de volgende voorbeelden rekenen? Maak de juiste combinaties.
Die berkenboom heeft een witte stam.
Alle berken op de Veluwe.
Berken zijn goede nestelplaatsen voor vogels en insecten.
Berken en dennenbomen op de Veluwe hebben last van de droogte.
Berken komen over de hele wereld voor.
5 Onderzoek op niveau
• • biosfeer
• • ecosysteem
• • levensgemeenschap
• • organisme
• • populatie
Wetenschappers hebben de volgende vragen. Ze doen onderzoek om die vragen te beantwoorden.
Kies per onderzoeksvraag op welke niveaus het onderzoek plaatsvindt.
Organisme Populatie Ecosysteem Biosfeer
Waardoor neemt het aantal wolven in Nederland toe?
Wat is de beste watertemperatuur in een aquarium om een goudvis te houden?
Waardoor neemt het aantal wilde bijen in Nederland steeds verder af?
Welke effecten heeft een grote vulkaanuitbarsting in de atmosfeer op de wereldwijde plantengroei?
6 Voedselkringloop
Welke organismen in een voedselkringloop kun je vergelijken met een vuilnisdienst die voor recycling van het afval zorgt? ◯ bacteriën en schimmels ◯ planten
7 Voedselkringloop in de zee
◯ planteneters
◯ vleeseters voedingsstoffen schimmels en bacteriën algen garnaal orka vis zeehond
In het ecosysteem van de zee is een aantal organismen afhankelijk van elkaar.
Noteer bij ieder organisme het bijhorende cijfer uit de voedselkringloop.
Extra Opdrachten
8 Menselijk handelen
Lees de volgende voorbeelden van ecosystemen.
1 Een weiland in Nederland waar koeien op grazen. Het gras wordt gemaaid en bemest. De koeien staan een deel van het jaar op stal.
2 Een koraalrif in een oceaan. Het wordt bewoond door vele soorten organismen. Door de opwarming van de aarde worden de oceanen warmer. Daardoor sterft het koraal. Allerlei andere soorten organismen zullen er dan ook niet meer kunnen leven.
Leg bij ieder voorbeeld uit welke rol mensen hebben in dit ecosysteem.
9 Rotsen
Waarom zijn grote, harde rotsblokken in het binnenste van bergen geen onderdeel van de biosfeer?
◯ omdat er organismen op die rotsblokken leven
◯ omdat er geen organismen in die rotsblokken kunnen leven
◯ omdat die rotsblokken onderdeel zijn van de aarde
◯ omdat die rotsblokken abiotische omgevingsfactoren zijn
10 Voedselkringloop is verstoord
Dit schema geeft een voedselkringloop weer in een ecosysteem. Deze voedselkringloop bestaat uit vier populaties die onderling van elkaar afhankelijk zijn.
Wat gebeurt er als er door een ziekte veel organismen in populatie 2 doodgaan?
Kies alle goede antwoorden.
☐ Het aantal organismen in populatie 1 neemt af.
☐ Het aantal organismen in populatie 1 neemt toe.
☐ Het aantal organismen in populatie 3 neemt af.
☐ Het aantal organismen in populatie 3 neemt toe.