8 minute read

5.1 Waarom reageer je zoals je reageert?

Aan het eind van deze paragraaf kun je: • • • • uitleggen wat gedrag betekent in de biologie. uitleggen wanneer je bewust gedrag vertoont. uitleggen wanneer je onbewust gedrag vertoont. uitleggen wat het nut kan zijn van gedrag bij mensen en dieren.

STARTOPDRACHT

1 Wat weet je al over gedrag?

Gedrag is een breed begrip. Wat weet jij al over gedrag?

Maak samen met een klasgenoot een mindmap over gedrag.

In het midden van de mindmap staat het woord ‘gedrag’. Zet hieromheen woorden en begrippen die volgens jullie met gedrag te maken hebben.

THEORIE

Reageren op je omgeving

Je omgeving speelt een grote rol in de manier waarop jij je gedraagt. Is het zonlicht fel en kun je hierdoor niet meer goed zien? Dan knijp je waarschijnlijk je ogen dicht of zet je een zonnebril op. Is het erg koud? Dan trek je een warme trui aan. Heb je zin om met een vriendin te kletsen? Dan app je haar om iets af te spreken. En heb je dorst? Dan pak je een glas drinken. Als mens ben je een onderdeel van je omgeving. Je hebt er altijd mee te maken en reageert erop. Dat kan bewust gaan, maar ook onbewust. Zo kan je lichaam al reageren op een pijnprikkel zonder dat je zelf doorhebt dat je je verwond hebt. Bijvoorbeeld wanneer je je hand terugtrekt wanneer je kop thee te heet is. Reageren op je omgeving kan van levensbelang zijn. Je voorkomt verwondingen, blessures of erger.

Gedrag in het vak biologie

Mensen denken bij het woord ‘gedrag’ al snel aan goed gedrag. Een manier waarop je je volgens maatschappelijke normen hoort te gedragen. In de biologie is dat niet wat we bedoelen. Bij biologie kijk je veel breder: gedrag is alles wat je doet in reactie op je omgeving of op signalen van je eigen lichaam, zoals hongergevoel of jeuk.

Gedrag komt tot stand door: • • prikkels: veranderingen die je waarneemt in de omgeving of in je eigen lichaam; een beslissing over hoe je hierop reageert.

Denk maar aan een regenbui. Je krijgt prikkels uit de omgeving en je voelt de druppels op je lichaam. Vervolgens neem je een beslissing: hoe ga ik hierop reageren? Dat kan heel verschillend zijn. Bijvoorbeeld: ik wil niet nat worden, dus ik ga naar binnen. Of: het maakt me niet zoveel uit, ik doe mijn jas dicht en ga door met waar ik mee bezig was.

Ook op kleine dingen reageer je. Je reageert bijvoorbeeld op jeuk door jezelf te krabben.

© Shutterstock / Michal Cervenansky

Figuur 1 Kippenvel krijgen is ook een vorm van reageren op je omgeving.

Weten wat je doet

Soms denk je echt na over hoe je ergens op reageert of hoe je iets wilt doen. Je bent je bewust van je gedrag. Het kan dan om van alles gaan: van het uitstrekken van een arm om iets op te pakken tot een gesprek voeren met een vriend. Je neemt een beslissing en gaat op een bepaalde manier handelen.

Toch denk je niet overal bewust over na. Zo kopieer je vaak automatisch de houding van iemand met wie je praat. Ook reageer je heel vaak uit gewoonte. Je doet het omdat je het al jaren op die manier gedaan hebt. Maar als je wilt, kun je het wel anders doen.

Soms gebeurt er iets waar je lichaam snel op moet reageren. Je lichaam doet dit om je te beschermen. Op dit gedrag heb je helemaal geen invloed. Zo’n snelle reactie van het lichaam heet een reflex. Zo kun je bijvoorbeeld gaan niezen wanneer er een prikkelende stof in je neus komt. Je doet dit onbewust. Je neemt zelf geen beslissing, het gaat vanzelf. Je niest om de stof uit je lichaam te verwijderen.

Soms heeft een reflex ook invloed op je bewuste gedrag. Zo kan je lichaam als reflex speeksel aanmaken wanneer je iets lekkers ziet, bijvoorbeeld een perzik. Je wordt je er vervolgens van bewust dat je zin hebt om de perzik te eten. Of je de perzik dan wel of niet pakt, is een bewuste keuze.

WIST JE DAT?

Reflexen van een baby

Al direct na de geboorte heeft een baby reflexen die helpen om te overleven. Strijk je over de wang van de baby? Dan draait hij automatisch naar je toe, opent zijn mond en sluit zijn lippen om je vinger. Dit is de zoekreflex. Hij gaat direct zuigen zodra hij iets in zijn mond voelt: de zuigreflex. Die is heel belangrijk bij borstvoeding!

Andere reflexen stammen uit een eerdere periode in de evolutie, toen baby’s zich aan de moeder moesten vastklampen om rondgedragen te worden. Zo maakt de baby snel een krachtige vuist wanneer je zijn handpalm aanraakt: de grijpreflex. De greep is zo stevig dat je hem eraan op zou kunnen tillen.

© Shutterstock / Krystyna Taran

De grijpreflex van een baby

Leren en ontwikkelen

Een baby reageert in het begin vooral reflexmatig om te kunnen overleven. Zijn gedrag is grotendeels aangeboren. Maar veel van deze reflexen verliest de baby ook weer. Hoe ouder een kind wordt, hoe bewuster hij gaat handelen. Het kind gaat leren. In het begin kijkt hij daarvoor vaak naar zijn omgeving. Hoe reageren de mensen om hem heen op bepaalde prikkels? Dat gedrag kan het kind overnemen.

Reageren op elkaar

Je gedrag heeft altijd te maken met de prikkels uit je eigen lichaam of je omgeving, waaronder contacten met andere organismen. Je neemt het gedrag van een ander waar en je reageert hierop. Door gedrag kunnen mensen met elkaar communiceren. Je voert bijvoorbeeld een gesprek met een klasgenoot. Je gebruikt dan je stem om te reageren. Er zijn ook andere manieren om te reageren: bijvoorbeeld handgebaren maken of je lichaamshouding veranderen.

Jij reageert dus op wat anderen doen. En anderen reageren ook weer op jou. Dit gedrag tussen soortgenoten noem je sociaal gedrag. Ook dieren communiceren met elkaar via gedrag. Denk bijvoorbeeld aan marmotten die elkaar met piepjes waarschuwen voor gevaar of kleine vogels die hun snavels wijd open doen zodat hun ouders op zoek gaan naar voedsel.

OPDRACHTEN

2 Wat heb je geleerd over gedrag?

Wat weet je na het lezen van deze paragraaf nog meer over gedrag?

Bekijk je mindmap van de startopdracht. Vul de mindmap aan met begrippen die je heb geleerd in de theorie.

3 Bewust en onbewust

Gedrag ontstaat doordat een organisme reageert op zijn omgeving.

a Hoe heet de informatie die vanuit de omgeving binnenkomt bij mensen en dieren? ◯ beslissingen ◯ prikkels

◯ reflexen ◯ zintuigen

Veel menselijk gedrag is bewust, maar heel vaak reageren we onbewust.

b Geef bij de volgende beschrijvingen aan of het gedrag bewust is of onbewust. 1 Na lang wikken en wegen besluit je om die felgekleurde sweater te kopen. bewust | onbewust 2 In een winkelcentrum lopen vrijwel alle mensen op de maat van de muziek. bewust | onbewust 3 Je krijgt kippenvel en de haren op je arm gaan overeind staan. bewust | onbewust 4 Je vangt een bal. bewust | onbewust 5 De bel gaat en je pakt je tas. bewust | onbewust 6 Wanneer mensen om je heen gapen, doe jij dat even later ook. bewust | onbewust

c Beschrijf in je eigen woorden het verschil tussen bewust en onbewust gedrag.

4 Gedrag in de biologie

Soms wordt gedrag gezien als iets positiefs of negatiefs. Denk aan iemand die zegt: ‘Gedraag je eens fatsoenlijk!’. In de biologie is dat niet wat er bedoeld wordt met gedrag.

a Leg uit wat het verschil is tussen gedrag uit het voorbeeld en gedrag zoals het in de

biologie bestudeerd wordt.

b Is sociaal gedrag in de biologie hetzelfde als sociaal gedrag zoals we dat in het

dagelijks leven benoemen? Leg je antwoord uit.

5 Gedrag van een huisdier

Deze opdracht doe je samen met een klasgenoot. Kies een huisdier uit (zoals een hond, kat of konijn). Je kunt het gedrag van je eigen huisdier bekijken of filmpjes zoeken op internet.

Alle organismen reageren op prikkels uit de omgeving.

a Op welke prikkels reageert het huisdier? Hoe ziet die reactie eruit?

Mensen en dieren gebruiken gedrag om contact te leggen.

b Welk gedrag zie je bij het huisdier om contact te leggen met mensen of met andere

dieren?

c Welk typisch gedrag vertoont het huisdier wanneer hij zijn voer heeft opgegeten?

6 Functie van gedrag

Hieronder staan drie voorbeelden van gedrag.

1 Wanneer je honger hebt en iets lekkers ruikt, beginnen je speekselklieren speeksel te produceren. 2 Als een pad een keer gestoken is door een steekvlieg, dan hapt de pad niet meer naar een steekvlieg. Andere insecten eet hij wel, maar de steekvlieg laat hij voorbij gaan. 3 Vissen zwemmen vaak in grote groepen. Ze blijven dicht bij elkaar. Voor een roofdier is het dan moeilijker om de vissen te vangen.

a Wat is in het eerste voorbeeld het nut van het gedrag voor jou?

b Wat is in het tweede voorbeeld het nut van het gedrag voor de pad?

c Wat is in het derde voorbeeld het nut van het gedrag voor de vissen?

De voorbeelden hierboven hebben allemaal iets gemeenschappelijk.

d Als jij de functie van gedrag zou omschrijven in één zin, wat zou je dan opschrijven?

7 Het grote plaatje

Bekijk het grote plaatje van dit hoofdstuk.

a Leg het verband uit tussen bewegen en gedrag (van mensen en dieren).

b Wat is het verband tussen keuzes maken en gedrag?

Gebruik in je antwoord de woorden: beslissing, bewust en persoonlijk

AFSLUITING

8 Waarom reageer je zoals je reageert?

De grote vraag van dit hoofdstuk is: ‘Waarom reageer je zoals je reageert?’

Wat is jouw antwoord op deze vraag?

Gebruik in je antwoord de informatie van deze paragraaf.

This article is from: