9 minute read

5.8 Verdieping: Verslavingen

Aan het eind van deze paragraaf kun je: • • • • uitleggen wat drugs zijn en enkele voorbeelden geven. uitleggen wat er in je lichaam gebeurt als je verslaafd bent. uitleggen waarom stoppen met een verslaving niet gemakkelijk is. uitleggen hoe impulsoverdracht plaatsvindt.

© Shutterstock / Volha Shakhava

STARTOPDRACHT

1 Wat is verslaving?

Sven en zijn moeder zitten op het terras. Sven doet een spelletje op zijn telefoon, zijn moeder drinkt een glas bier. Zijn zij verslaafd?

Dit heb je nodig: • je telefoon of iets anders waarmee je een filmpje kunt maken

Dit ga je doen: 1 Werk in een groepje van 2-4 personen. 2 Maak een filmpje van maximaal twee minuten waarin je laat zien wat volgens jullie verslaving is. 3 Bekijk minstens twee filmpjes van andere groepjes. 4 Beantwoord de vraag.

Maken de filmpjes van de andere groepen duidelijk wat verslaving is?

Leg uit waarom.

THEORIE

Een kopje koffie

Veel mensen drinken graag koffie. In koffie zit de stimulerende stof cafeïne. Cafeïne heeft een oppeppend effect, wat je het gevoel geeft dat je meer energie en een betere concentratie hebt. Na het drinken van koffie duurt dit gevoel ongeveer vijf uur. Wist je dat cafeïne ook in thee, cola en energiedrankjes zit? Wanneer je elke dag cafeïne binnenkrijgt en dan opeens een dag niet, kun je ontwenningsverschijnselen krijgen, zoals hoofdpijn, slapeloosheid en een slecht humeur. Stoffen die invloed hebben op het zenuwstelsel en die ontwenningsverschijnselen veroorzaken, zijn drugs. Cafeïne is dus een drug en zelfs de meest gebruikte drug ter wereld!

Verslaafd

Wanneer je regelmatig drugs gebruikt, raakt je lichaam daaraan gewend. Je lichaam is dan afhankelijk van de drug. Als je het niet inneemt krijg je last van ontwenningsverschijnselen, zoals hartkloppingen, braken, zweten of hallucinaties. Daarmee maakt je lichaam duidelijk dat het een nieuwe dosis wil hebben. Je spreekt van een verslaving als je de drang niet kunt weerstaan om een nieuwe dosis te krijgen.

Je kunt ook verslaafd raken aan bepaald gedrag. Er zijn dus twee vormen van verslaving: • Een middelenverslaving: Iemand kan niet stoppen met het regelmatig innemen van een verslavende stof. Die persoon is dan verslaafd aan roken, alcohol of slaapmiddelen. • Een gedragsverslaving: Iemand kan niet stoppen met het regelmatig vertonen van een bepaald gedrag. Bijvoorbeeld gamen, gokken of spullen kopen.

Het is makkelijk om verslaafd te raken. Groepsdruk speelt vaak een grote rol. Mensen nemen onbewust het gedrag van groepsgenoten over. Als je vaak van je rokende vrienden een sigaret krijgt, is de kans groot dat je ook gaat roken. Ook zonder groepsdruk kun je verslaafd raken, bijvoorbeeld aan gamen. Veel games bieden je tijdelijke uitdagingen en beloningen, zodat je op dat moment vindt dat je moet spelen. Je wilt niks missen. Games zijn ontworpen om spelers zo veel en zo vaak mogelijk te laten spelen. Voor je het weet, kun je niet meer stoppen.

© Getty Images / Justin Lambert

Stoppen is moeilijk

Als je een middelenverslaving hebt, is je lichaam vaak afhankelijk. Daardoor is het moeilijk om te stoppen. Lichamelijke ontwenningsverschijnselen duren vaak niet langer dan vijf dagen. Maar je kunt ook geestelijk afhankelijk worden. Je denkt steeds aan die verslaving en je hebt er veel voor over om er weer aan toe te geven. Zelfs jaren nadat je bent gestopt kun je deze drang nog hebben.

De oorzaak hiervan is het beloningscentrum in de hersenen. Wanneer dat deel een prikkel ontvangt, komt de stof dopamine vrij. Dopamine geeft je een sterk geluksgevoel. Als je verslaafd bent, is het beloningscentrum erg actief. Er komt dan veel dopamine vrij. Maar wanneer de dopamine verdwenen is, is ook het geluksgevoel verdwenen. Om dat gevoel weer terug te krijgen, stuurt het beloningscentrum signalen naar je voorhoofdskwab.

Hierdoor is het moeilijk om van een verslaving af te komen. Veel mensen lukt dit niet zonder hulp van anderen. De huisarts helpt bij de eerste stap naar hulp. De belangrijkste stap om van een verslaving af te komen is dus het vragen en accepteren van hulp.

Impulsoverdracht en gewenning

Dopamine is een zogenoemde neurotransmitter. Dat is een stof die nodig is om impulsen door te geven tussen neuronen. Dankzij dopamine ontvangen neuronen in het beloningscentrum impulsen, en daardoor ontstaat een prettig gevoel.

Een neurotransmitter wordt gemaakt door het neuron dat een impuls doorgeeft. De neurotransmitter bindt aan een naastgelegen neuron, waardoor dat neuron de impuls kan ontvangen (en eventueel verder doorgeven). De plek waar de neurotransmitter aan de cel bindt, noem je de receptor.

impuls uitloper van cel die impuls afgeeft celmembraan

blaasje met neurotransmitter

neurotransmitter bindt aan receptoren, waardoor de impuls wordt ontvangen en verdergaat neurotransmitter

celmembraan

receptor cel die impuls ontvangt

Figuur 2 Een neurotransmitter zorgt ervoor dat een neuron een impuls ontvangt van een ander neuron.

Je kunt een neurotransmitter vergelijken met een hormoon. Beide stoffen zorgen namelijk voor een effect op andere cellen. Er is ook een verschil. Een hormoon komt overal via het bloed in het lichaam, maar een neurotransmitter blijft in de buurt van de neuronen waartussen de impuls wordt doorgegeven.

Je hebt gelezen dat bij een verslaving veel dopamine vrijkomt. Verslaving heeft nog een ander effect, op langere termijn. Als het beloningscentrum telkens geprikkeld wordt, kan het aantal receptoren voor dopamine afnemen. Het beloningscentrum wordt daardoor minder gevoelig voor dopamine: de verslaafde raakt aan die stof gewend. Het gevaar van gewenning is dat het verslavingsgedrag zal verergeren om toch voldoende dopamine te blijven aanmaken.

HOE ZIT DAT?

Net als neurotransmitters

Een neurotransmitter wordt door je lichaam gemaakt. Je kunt ook stoffen binnenkrijgen die zich als een neurotransmitter gedragen. De stof bindt dan aan de receptor en kan zo een impuls opwekken of juist voorkomen dat een impuls wordt opgewekt. Dit verstoort de normale werking van het zenuwstelsel. Er zijn drugs die dit doen. Die werken verdovend of wekken hallucinaties op. Ook de stof nicotine uit sigaretten bindt aan receptoren voor neurotransmitters. In het beloningscentrum veroorzaakt dit een geluksgevoel, wat roken extra verslavend maakt. Sommige pijnstillers maken neuronen ongevoelig voor impulsen vanuit pijnzintuigen. Zo zorgt verdoving bij de tandarts voor minder pijn.

OPDRACHTEN

2 Verslaafd door groepsdruk

Er zijn twee soorten verslaving: middelenverslaving en gedragsverslaving. Bij het begin van een verslaving kan groepsdruk een belangrijke rol spelen.

Bedenk voor elk type verslaving een situatie hoe iemand door groepsdruk verslaafd kan raken.

3 Geestelijke en lichamelijke afhankelijkheid

Het is vaak erg moeilijk om van een verslaving af te komen. Dat komt doordat de verslaafde lichamelijk en geestelijk afhankelijk is. Bij milde verslavingen is steun van familie en vrienden vaak voldoende. Bij zware verslavingen is er vaak professionele hulp nodig. Dit proces kan zwaar zijn.

Professionele hulp bij een zware verslaving richt zich vooral op één van de twee typen afhankelijkheid.

Op welk type afhankelijkheid zal professionele hulp zich vooral richten: geestelijke of lichamelijke? Leg je antwoord uit.

4 Begin en einde van een verslaving

Een verslaving ontstaat wanneer een gedrag of een middel een verandering in de hersenen veroorzaakt. Met de juiste behandeling kun je deze verandering vaak weer ongedaan maken.

Zet de stappen waarin een gameverslaving ontstaat en ook weer verdwijnt in de juiste volgorde.

Geef met cijfers 1 tot/met 8 de volgorde aan.

De hersenen worden ongevoeliger voor de grote hoeveelheden dopamine.

De verslavingsdeskundige helpt gedurende een periode van weken of maanden om je weerbaar te maken tegen de gedachten over het spel.

Door het geluksgevoel in je hersenen ga je het spel vaker spelen. Ook dan komt er telkens weer veel dopamine vrij en voel je je gelukkig.

In de loop van een aantal dagen neemt de gevoeligheid van je hersenen voor dopamine weer toe.

Je gaat afkicken, waarbij je een periode van minstens een week het spel niet mag en kan spelen.

Je gaat onder behandeling bij een verslavingsdeskundige.

Je speelt een spel dat je erg leuk vindt. Vanuit het beloningscentrum in je hersenen komt veel dopamine vrij, wat een geluksgevoel opwekt.

Wanneer je het spel niet speelt, ervaar je een grote drang om het te gaan spelen. Pas bij het spelen komt er voldoende dopamine vrij om de hersenen een geluksgevoel te laten ervaren.

5 Het opruimen van neurotransmitters

Een kenmerk van neurotransmitters is dat ze na afgifte snel weer zijn verdwenen op de plaats waar ze voor impulsoverdracht zorgen. Dit opruimen gebeurt meestal in een fractie van een seconde. Dat is erg belangrijk voor een goede werking van het zenuwstelsel.

Leg uit waarom het belangrijk is dat neurotransmitters snel opgeruimd worden.

6 Een blokkade van drugs

Voor een normale impulsoverdracht mogen neurotransmitters maar heel kort aanwezig blijven nadat een impuls is doorgegeven. Het lichaam kan op twee manieren de neurotransmitters opruimen:

•via heropname: De cel die de neurotransmitters had afgegeven, neemt de neurotransmitters zelf weer op en kan ze later weer hergebruiken. • via afbraak: Er zijn stoffen aanwezig die de aanwezige neurotransmitters afbreken.

De stof methamfetamine blokkeert in het zenuwstelsel de heropname van de neurotransmitter dopamine. Methamfetamine wordt voorgeschreven als medicijn, maar in hogere hoeveelheden ook gebruikt als drug. Gebruikers ervaren een geluksgevoel en hebben veel energie. ‘Meth’ is zeer schadelijk en verslavend en de ontwenningsverschijnselen zijn heftig.

Op welke manier zorgt het innemen van methamfetamine als drug ervoor dat een gebruiker een geluksgevoel ervaart? Kies de juiste woorden.

Wanneer een gebruiker methamfetamine als drug inneemt, komt de stof onder andere terecht in het beloningscentrum. De neurotransmitter dopamine heeft daar een belangrijke taak. Wanneer methamfetamine de afbraak | afgifte | heropname van dopamine blokkeert, zal de neurotransmitter korter | langer aanwezig zijn dan normaal. Dit zorgt ervoor dat er meer en langer | minder en korter dopamine gebonden is aan de receptoren van de ontvangende neuronen, waardoor deze meer | minder impulsen doorsturen. Dit veroorzaakt een geluksgevoel.

7 Negatieve terugkoppeling

Wanneer je in je vinger snijdt, doet dat direct pijn. Pijnzintuigen sturen dan veel impulsen naar je hersenen. Na een tijdje wordt de pijn minder. Er komen minder pijnsignalen in de hersenen aan waardoor je minder pijn voelt.

Er is sprake van een negatieve terugkoppeling. Dat houdt in dat neuronen het pijnsignaal remmen door remmende neurotransmitters af te geven. Als die remmende neurotransmitters aan receptoren koppelen, kan het ontvangende neuron tijdelijk geen impuls meer opwekken.

Neurotransmitters die bij het ontvangende neuron juist wél zorgen voor het opwekken van een impuls, zijn activerende neurotransmitters. Eén cel kan maar één type neurotransmitter maken.

In de figuur zie je een voorbeeld van een negatieve terugkoppeling in het zenuwstelsel.

pijnsignaal!

pijnsensor gevoelsneuron

neurotransmitters 1 schakelneuronen

2 centraal zenuwstelsel

Schematische weergave van een negatieve terugkoppeling in het zenuwstelsel

Welke twee beweringen over de genummerde neuronen (1 & 2) in de figuur zijn juist? ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ Neuron 1 bezit alleen receptoren voor activerende neurotransmitters. Neuron 1 bezit receptoren voor zowel activerende als remmende neurotransmitters. Neuron 1 bezit alleen receptoren voor remmende neurotransmitters. Neuron 2 bezit alleen receptoren voor activerende neurotransmitters. Neuron 2 bezit receptoren voor zowel activerende als remmende neurotransmitters. Neuron 2 bezit alleen receptoren voor remmende neurotransmitters.

This article is from: