Het boek VVT deel 2 maakt deel uit van Traject V&V, een compleet aanbod voor de opleidingen Verzorgende IG en Verpleegkundige MBO. Het boek is bestemd voor de opleiding Verpleegkundige MBO en geschikt voor alle leerwegen en/of verkorte en flexibele trajecten. VVT | deel 2
VVT deel 2 bevat, samen met deel 1, alle theorie die nodig is om als beginnend beroepsbeoefenaar in de VVT-branche aan het werk te gaan. De theorie sluit aan bij alle kerntaken en werkprocessen die van toepassing zijn op deze uitstroomverbijzondering. De leerinhouden zijn thematisch en overzichtelijk geordend. Bij het ontwikkelen van de leerinhouden van Traject V&V is uitgegaan van de beroepspraktijk van verzorgenden en verpleegkundigen. Daarnaast is rekening gehouden met de verschillende leerstijlen van studenten. Traject V&V bestaat uit meerdere onderdelen. Naast de theorie in de boeken is er een onderdeel praktijksituaties en een onderdeel vaardigheden. Praktijksituaties en vaardigheden worden in combinatie met ander ondersteunend materiaal aangeboden via de methodesite. Deze combinatie maakt Traject V&V tot een actueel en flexibel aanbod in een juiste mix van blended learning componenten. Met Traject V&V wordt opleiden tot vakbekwaam verpleegkundige optimaal ondersteund. ThiemeMeulenhoff Zorg geeft verschillende methodes en titels voor het MBO uit, waaronder Traject V&V, ZorgBasisboeken, Verpleegtechniek in Beeld, InCasu en Vakuitgaven Zorg (Anatomie & Fysiologie, Basisboek Pathologie e.d.). Kijk voor meer informatie op www.thiememeulenhoff.nl/mbo/zorg.
niveau
4
Auteurs: H. Drenth M.M.T. van Velsen S.M.T. Vogel Inhoudelijke redactie: C.A. Abrahamse M.H.A.J. Gloudemans
VVT Verpleeg-, verzorgingshuizen, thuiszorg deel 2
niveau
4
VVT deel 2 Verpleeg-, verzorgingshuizen, thuiszorg (niveau 4)
H. Drenth M.M.T. van Velsen S.M.T. Vogel Inhoudelijke redactie: C.A. Abrahamse M.H.A.J. Gloudemans
Eerste druk
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Onderwijs Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl of via onze klantenservice (088) 800 20 16 ISBN 978 90 06 92527 2 Eerste druk, eerste oplage, 2013 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2013 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
FSC LOGO
Deze uitgave is voorzien van het FSC-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
Colofon Auteurs H. Drenth M.M.T. van Velsen S.M.T. Vogel
Inhoudelijke redactie C.A. Abrahamse M.H.A.J. Gloudemans
Redactie Bureau Kroon, Almere
Conceptontwerp Projectteam ThiemeMeulenhoff
Ontwerp Omslag: In2vorm, Barchem Binnenwerk: Imago Mediabuilders, Amersfoort
Fotografie
A/Z Grafisch Servicebureau
Alamy: BSIP SA, Caro, Paul Doyle Astma Fonds Leusden Benelux Press
Ine van den Broek
Corbis: Najlah Feanny erasmusmc.nl
Hans Vroege Fotografie
Hollandse Hoogte: Amelie Benoist (BSIP), Peter Blok, Flip Franssen, Arie Kievit, Jaco Klamer, Sake Rijpkema, Mike Schroeder/Argus
Martin Hogeboom (omslag) iStockphoto: Blend_Images Karin Ligthart Fotografie
Mirador Media: Koen Bakx, Anke Gielen, Maria van der Heyden
Nationale Beeldbank: Kuiper
noorvanmierlo.nl: Noor van Mierlo Fotografie Science Photo Library: Dr P. Marazzi
Shutterstock: Auremar, For you design, Andrew
Gentry, Goodluz, Konstantin Gushcha, Levent
Konuk, Monkey Business Images, Stephen Orsillo
UMC Utrecht
zorginbeeld.nl: Frank Muller
(Technisch) tekenwerk
gemmart.nl: Gemma Stekelenburg Ad Gruter
Imago Mediabuilders Floris Oudshoorn
Overig
Den Brok W., Triemstra M., Rademakers J., CQ-index CVA: meetinstrumentontwikkeling. Kwaliteit van zorg na een CVA of beroerte vanuit het patiĂŤntenperspectief.
Perspekt, keurmerk in de zorg,
(www.perspektkeurmerk.nl), PREZO VV&T 2012
Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM,
www.nationaalkompas.nl, Nationaal Kompas Volksgezondheid, versie 4.11, 28 maart 2013
Ten geleide De afgelopen jaren zijn de beroepsopleidingen voor
Leerstijl en leerervaringen hangen samen met
kelingen in de beroepspraktijk. De veranderde eisen
situatie.
verpleging en verzorging aangepast aan de ontwik-
de kenmerken van de student en zijn of haar
aan het beroep en de beroepsuitoefening zijn uitge-
•
Als mbo-verpleegkundige ben je actief op het gebied
•
werkt in een nieuwe kwalificatiestructuur.
van zorg, wonen en welzijn. Je kunt werken in verschillende beroepspraktijken, zoals een ziekenhuis, ver-
Bij de indeling van de leermiddelen is rekening gehouden met de brancheverbijzonderingen voor de verpleegkundige mbo.
Er is rekening gehouden met het perspectief van doorstroming tussen niveau 3 en niveau 4.
pleeg- en verzorgingshuis en thuiszorg, geestelijke
Binnen het competentiegerichte opleiden worden
mensen met verschillende achtergronden en van alle
tenties bij individuele studenten. Bij het verwerven
gezondheidszorg of gehandicaptenzorg. Je werkt voor leeftijden, denk aan: klinische zorgvragers, chronische zorgvragers, revaliderende zorgvragers, zorgvragers met een handicap, zorgvragers met psychiatrische
problemen, kraamvrouwen, pasgeborenen, kinderen en jeugdigen met gezondheidsproblemen. Je werkt
leertrajecten afgestemd op reeds aanwezige compevan competenties staat het zich eigen maken van
kennis en beroepsvaardigheden, in combinatie met de ontwikkeling van de beroepshouding en de persoonlijke vorming, centraal.
vooral met individuele zorgvragers in hun directe
De leermiddelen van Traject V&V sluiten daarbij
bijvoorbeeld in een kleinschalige woonomgeving.
methodesite www.trajectvenv.nl vormen een
omgeving. Daarnaast kun je ook werken met groepen, Bron: Calibris KD’s 2012/2013
Deze structuur, uitgewerkt in kerntaken en werk-
processen, vormt de basis voor de inrichting van de
huidige opleidingen in de gezondheidszorg. De leermiddelen van Traject V&V zijn ontwikkeld voor, en sluiten aan bij, deze kwalificatiestructuur.
Traject V&V is een leermiddelenaanbod voor de
opleidingen verzorgende-IG (kwalificatieniveau 3) en verpleegkundige mbo (kwalificatieniveau 4).
aan. De vaardigheden en praktijksituaties op de
belangrijk onderdeel van het leermiddelenaanbod.
In de praktijksituaties komen problemen en dilemma’s aan de orde waarmee beroepsbeoefenaren te maken krijgen in hun dagelijkse werk en waarbij van ze verwacht wordt dat ze met een oplossing
en aanpak komen. In combinatie met de beroeps-
praktijkvorming wordt de student op deze manier optimaal ondersteund in zijn professionele ontwikkeling.
Traject V&V is gebaseerd op vier belangrijke uit-
Traject V&V houdt rekening met de leeftijd van de
•
het niveau van de doelgroep en door voorbeelden en
gangspunten:
De leermiddelen zijn ontwikkeld vanuit de
beroepuitoefening. Het beroepsonderwijs in de gezondheidszorg wordt in belangrijke mate
bepaald door de aard van de zorgvragen en door
de context waarin de beroepsuitoefening plaats•
vindt (zorgsituaties).
De leermiddelen zijn ontwikkeld op basis van leerstijlen en leerervaringen van studenten.
studenten door het taalgebruik af te stemmen op opdrachten zo te formuleren dat de verschillende leeftijdsgroepen zich aangesproken voelen. De leermiddelen zijn zo ontwikkeld dat zowel
studenten met een meer theoretische als studenten met een meer praktische inslag er gebruik van
kunnen maken. Traject V&V is inzetbaar binnen elk didactisch model en biedt de docent de ruimte om
invulling te geven aan zijn rol van ‘begeleider’ aan
Beroepsvaardigheden
Traject V&V sluit dus aan bij actuele opvattingen
methodesite www.trajectvenv.nl en via
het leerproces van de student.
over flexibiliteit en zelfstandig leren. Dat betekent onder andere dat aandacht is besteed aan verwer-
kingsopdrachten bij de theorie en zelftoetsing. Daarnaast komen de beroepsvaardigheden en de hou-
dingsaspecten van de (beginnende) beroepsbeoefe-
Het onderdeel ‘vaardigheden’, aangeboden via de Verpleegtechniek in Beeld, biedt opdrachten die zijn gericht op het stapsgewijs aanleren van
instrumenteel-technische en sociaal-agogische vaardigheden.
naar expliciet aan de orde. Deze elementen vormen
Deze drie onderdelen zijn consequent terug te
oefening.
combinatie van deze onderdelen maakt het leren
immers een essentieel onderdeel van de beroepsuitIn Traject V&V, inhoudelijk gebaseerd op de kwalifi-
catiedossiers, worden de werkprocessen en brancheverbijzonderingen uitgewerkt in drie onderdelen.
Theoretische onderbouwing
Het onderdeel ‘theorie’, in de vorm van boeken,
bevat alle basiskennis en achtergrondinformatie die hoort bij het betreffende werkproces. De boeken
voor de brancheverbijzonderingen gaan verdiepend in op de zorg in de verschillende branches. Deze boeken kennen eenzelfde basisstructuur. Zo
beginnen ze met een oriëntatie op de betreffende branche en ze eindigen met een thema over
vinden in het volledige aanbod van Traject V&V. De vanuit verschillende invalshoeken mogelijk en kan zowel in een schoolse situatie als in de beroepspraktijk plaatsvinden.
Het didactisch concept van Traject V&V gaat
nadrukkelijk uit van bovenstaande uitgangspunten, waardoor het vakbekwame leren optimaal wordt ondersteund en mogelijk wordt gemaakt.
Wij hopen dat gebruikers, zowel studenten als
docenten, op een plezierige en zinvolle manier met Traject V&V kunnen werken. Heeft u vragen of
suggesties, dan stellen wij het bijzonder op prijs als u contact met ons opneemt.
coördinatie van zorg, kwaliteitszorg en voorlichting
Amersfoort, 2013
betreffende branche en de samenleving. Extra
Redactie en uitgever
in de branche en een thema over de relatie tussen de theoretische verrijking wordt de student geboden via de methodesite.
Beroepswerkelijkheid
Het onderdeel ‘praktijksituaties’, aangeboden via de methodesite www.trajectvenv.nl, geeft realistische beschrijvingen van zorgsituaties uit de praktijk van
de verzorgende of verpleegkundige. Deze praktijksituaties bevatten voldoende problemen en dilemma’s om als aangrijpingspunt te dienen voor het (zelfstandig) leren.
Woord vooraf Met enthousiasme hebben wij, auteurs, gewerkt
Het is altijd een uitdaging om goede leerstof te
maal werkzaam in de gezondheidszorg of in het
betrekking tot veranderde inzichten en behandel-
aan dit boek over de VVT-branche. Wij zijn alle-
onderwijs aan een opleiding voor verpleegkundige en/of verzorgende-IG. We volgen alle ont-
wikkelingen die nodig zijn om ons beroep uit te oefenen op de voet. Deze kennis en onze prak-
tijkervaring hebben we gebruikt bij het schrijven.
Omdat de leerstof zo veelomvattend is, is ervoor gekozen om deze in twee delen onder te bren-
gen. We denken dat we er in geslaagd zijn twee
leerboeken te schrijven die aansluiten bij de huidige onderwijskundige en praktijkontwikkelingen en bij de toenemende behoefte aan leerin-
houd over de ouderenzorg binnen de beroepsopleidingen.
We gaan in op verschillende thema’s gericht op zorgvragers die zorg en of ondersteuning ont-
schrijven. Door de dynamiek van de thema’s, met
methoden, is het soms lastig om langere tijd actueel te blijven. Voor deskundige leerkrachten ligt er de uitdaging de puntjes op de i te zetten, omdat niet
alle details of varianten beschreven kunnen worden. Uiteindelijk is het in de praktijk werken met zorgvragers die ondersteuning nodig hebben de beste
leerschool. Bedenk je dan wel: wat heb ik aan theorie geleerd? Kan ik de door mij opgedane kennis
gebruiken in de praktijk? Kan ik gerichter observaties uitvoeren? En kan ik de signalen oppikken die van belang zijn voor de verpleegkundige zorg en behandeling van de zorgvragers?
Wij hopen dat je na het doorwerken van dit boek en het leren in de praktijk over voldoende vakman-
schap beschikt om als professional in de beroepspraktijk goed te functioneren.
vangen in het verpleeghuis, het verzorgingshuis
Als je dit boek gebruikt is het mogelijk dat je vindt
tal algemene onderwerpen in op zorgvragers
beschreven hebben. Indien dit het geval is horen wij
of de thuiszorg. In deel 1 gaan we naast een aanmet psychogeriatrische aandoeningen, hart- en
vaataandoeningen, aandoeningen aan de hersenen en diabetes mellitus. In deel 2 behandelen
dat het in de praktijk of theorie anders is dan wij
het graag. Voor een volgende herziening nemen wij deze suggesties ter harte.
we zorgvragers met aandoeningen aan het
januari 2013
oncologische aandoeningen, ontstekingen en
Hilda Drenth
nisch zieke zorgvragers in de samenleving
Sylvia Vogel
bewegingsstelsel, aan de longen, in het bloed, en infecties. Ook kwaliteitszorg en ouderen en chrokomen in dit deel uitvoerig aan bod.
Thea van Velsen
IX
Inhoud 1
Zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingsstelsel
1
Anatomie en fysiologie van het bewegingsstelsel
1.2
Botten
1.1
1.3
Inleiding
2
2
Spierweefsel
Zorgvragers met gewrichtsaandoeningen
2.2
Zorgvragers met reumato誰de artritis
Inleiding
2.3
5
2.2.3
Aandachtspunten verpleging en begeleiding
Onderzoek en behandeling
7
Zorgvragers met arthrosis deformans 2.3.1
Oorzaken
2.3.3
Onderzoek en behandeling
2.3.4
12
Symptomen
12
11
12
Aandachtspunten verpleging en begeleiding
2.4.1
Oorzaak
2.4.3
Behandeling
2.4.4
14
Symptomen
14
Aandachtspunten verpleging en begeleiding 14
Zorgvragers met jicht
15
15
Symptomen
2.5.3
Aandachtspunten verpleging en begeleiding
Onderzoek en behandeling
16
3
Zorgvragers met osteoporose en amputaties 17
3.2
Zorgvragers met osteoporose
Inleiding
Oorzaken
17
3.2.3
Diagnose
18
3.2.4 3.2.5
Symptomen
18
Behandeling
18
3.3.1
16
17
Aandachtspunten verpleging en begeleiding 19
Zorgvragers met een amputatie van de ledematen 3.3.2
4
17
3.2.1
3.2.2
3.3
13
14
2.5.1
2.5.2
3.1
9
Zorgvragers met spondylitis ankylopoetica (ziekte van Bechterew)
2.4.2
2.5
6
5
Symptomen
2.3.2
2.4
5
2.2.1
2.2.2
2
3
2
2.1
1
Behandeling
20
20
Aandachtspunten verpleging en begeleiding 21
Verwerkingsopdrachten 24
13
X
2
Zorgvragers met ontstekingen en infecties 27
5
Ziekteverwekkers
5.2
Micro-organismen
5.1
5.3
5.4 6
6.1
6.2
Inleiding 5.2.1
5.2.2
28
28
28
Besmettingswegen
Afweermechanismen
29
Het ontstaan van immuniteit Vaccinatie
32
29
31
Zorgvragers met ontstekingen 33 Inleiding
33
Ontstekingen
33
6.2.1
Vormen van ontsteking
6.2.3
Symptomen
6.2.2 6.2.4 6.2.5
6.2.6
Oorzaken
34
33
34
Verloop van de ontsteking
Voorkomende ontstekingen Verpleegkundige zorg
37
7
Zorgvragers met infectieziekten
7.2
Infectie
7.1
7.3
7.4 7.5
Inleiding 7.2.1
7.2.2
39
39
Besmettelijkheid
Behandeling
46
48
48
8
Zorgvragers met aids
52
8.2
Aids
Inleiding
52
Hiv-virus
8.2.3
Symptomen
8.2.5
8.2.6 8.2.7 9
52
8.2.1
8.2.4
39
Veelvoorkomende infectieziekten
Risicogroepen
8.2.2
36
39
Verpleegkundige zorg
8.1
35
Besmetting
52
40
53
53
Onderzoek en behandeling
55
Voorkomen van besmetting door de zorgverlener 55 Verpleegkundige zorg Voorlichting
57
Verwerkingsopdrachten 59
56
XI
3
Zorgvragers met aandoeningen aan longen en luchtwegen 63
10
Anatomie en fysiologie van longen en luchtwegen 64
10.1
10.2
Inleiding
64
De ademhaling
64
10.2.1 Ventilatie, diffusie, perfusie
66
11
Onderzoek, zorg en begeleiding bij aandoeningen aan longen en luchtwegen 68
11.2
Aandoeningen aan de longen en luchtwegen 68
11.1
11.3
11.4
Inleiding
68
Symptomen
68
11.3.1
Diagnostische onderzoeken
70
11.4.1
Preventieve en therapeutische maatregelen
Algemene verpleegkundige zorg en begeleiding 72
12
Zorgvragers met chronische longaandoeningen 77
12.2
Zorgvragers met astma
12.1
Inleiding 12.2.1
77
Oorzaak
77
12.2.2 Symptomen
77
78
12.2.3 Onderzoek en behandeling
12.3
72
79
12.2.4 Aandachtspunten verpleging en begeleiding 79 Zorgvragers met COPD
12.3.1
Oorzaken
81
12.3.2 Symptomen
80
82
12.3.3 Onderzoek en diagnose 12.3.4 Behandeling
83
82
12.3.5 Revalidatie 85
12.4
12.3.6 Verpleegkundige zorg en begeleiding 85 Longfibrose
86
12.4.1 Oorzaken
86
12.4.2 Symptomen
86
12.4.3 Diagnostiek en behandeling 12.4.4 Verpleegkundige zorg
87
86
13
Zorgvragers met infectieziekten aan longen en luchtwegen 88
13.2
Pneumonie
13.1
Inleiding 13.2.1
88
88
Oorzaken
89
13.2.2 Symptomen
90
13.2.3 Onderzoek en behandeling
90
XII
13.3
Pleuritis
13.3.1
90
Symptomen
90
13.3.2 Onderzoek en behandeling
13.4
13.3.3 Verpleegkundige zorg Tuberculose
91
13.4.1 Symptomen
90
91
13.4.2 Onderzoek en behandeling 13.4.3 Verpleegkundige zorg
92
90
91
14
Verwerkingsopdrachten 93
4
Zorgvragers met oncologische aandoeningen
15
Oncologie
15.2
Oncologie
15.1
Inleiding 15.2.1
98
98
98
Ontstaan van kanker
15.2.2 Oorzaken van kanker 15.2.3 Onderzoek
100
15.2.4 Behandelingen
98
100
100
16
Verplegen van zorgvragers met kanker
16.2
Oncologische zorgvragers in de VVT 104
16.1
16.3
Inleiding
97
104
104
Verzorging van zorgvragers met oncologische ulcera
16.3.1 Verpleegkundige zorg bij de behandelingen
108
109
17
Verwerkingsopdrachten
5
Zorgvragers met aandoeningen aan het bloed, beenmerg en lymfesysteem 117
18
Aandoeningen aan het bloed
18.1
18.2 18.3
Inleiding Anemie
118
118
18.2.1 Verpleegkundige zorg Ziekten van de bloedplaatjes
18.3.1 Trombocytopenie 18.3.2 Hemofilie
18.4
113
122
122
18.3.3 Verpleegkundige zorg Leukemie
123
18.4.1 Acute leukemie
124
18.4.2 Chronische leukemie
118
121
121
122
125
XIII
18.4.3 Leukopenie
126
18.4.4 Chronische myeloïde leukemie (CML) 18.4.5 Verpleegkundige zorg
127
19
Aandoeningen aan het lymfesysteem
19.2
Hodgkin en non-Hodgkin
19.1
Inleiding
129
19.2.1 Hodgkin-lymfoom
19.3
129
131
19.2.4 Verpleegkundige zorg
130
132
Multipel myeloom (ziekte van Kahler) 19.3.1 Symptomen
129
129
19.2.2 Non-Hodgkin-lymfomen 19.2.3 Onderzoek
133
19.3.2 Onderzoek en behandeling 19.3.3 Verpleegkundige zorg
134
133
133
20
Verwerkingsopdrachten 135
6
Coördinatie, kwaliteitszorg en voorlichting 137
21
Coördineren en afstemmen
21.2
Het zorgleefplan
21.1
Inleiding 21.2.1
138
126
138
138
Coördinatie en afstemming van informele zorg
139
21.2.2 Coördinatie en afstemming van professionele zorg
143
21.2.3 Coördinatie en afstemming op regionaal en landelijk niveau 144
22
Kwaliteitszorg 147
22.2
Interne kwaliteitsbevordering
22.1
Inleiding
147
147
22.2.1 Projectmatige kwaliteitszorg 22.2.2 Procesmatige kwaliteitszorg
22.3
22.2.3 Deskundigheidsbevordering Externe kwaliteitsbevordering
22.3.1 Rol van de overheid 155
153
147
148
150
22.3.2 Rol van de zorgverzekeraars 155 23
Voorlichting, advies en instructie 156
23.2
Vormen van preventie
23.1
Inleiding
156
156
23.2.1 Wet publieke gezondheid (Wpg) 157 23.2.2 Preventieactiviteiten op microniveau
159
XIV
23.2.3 Preventieactiviteiten op mesoniveau
23.2.4 Preventieactiviteiten op macroniveau
24
Verwerkingsopdrachten 165
7
VVT in de samenleving
25
Maatschappelijke ontwikkelingen
25.2
Demografische ontwikkelingen
25.1
25.3
25.4 26
26.1
26.2
Inleiding
161
164
171
172
Veranderende opvattingen 175
172
172
De toekomst van het zorgbestel 179 Ethische vraagstukken Inleiding
181
Ethisch redeneren
181
181
26.2.1 Vragen rond (grenzen aan) zelfredzaamheid
181
26.2.2 Vragen rond (grenzen aan) zelfmanagement 182
26.2.3 Vragen rond (grenzen aan) bezuinigingen op gezondheidszorg 184 26.2.4 Vragen rond (grenzen aan) mantelzorg en vrijwilligerszorg 26.2.5 Professionele normen en persoonlijke normen 187
186
27
Wetgeving en financiering 188
27.2
Wet- en regelgeving rond inkomensvoorziening van ouderen en chronisch zieke mensen 188
27.1
27.3
27.4 28
Inleiding
188
Wet- en regelgeving rond de positie van de zorgvrager Wet- en regelgeving rond de financiering van de zorg Verwerkingsopdrachten 196
Bijlage 1
202
Begrippen Register
206
212
190
194
1
Zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingsstelsel
Mevrouw Doelens (65) lijdt al vijftien jaar aan reumatoïde artritis. Helaas ervaart ze elk jaar weer een toename van de pijnklachten. Vooral ’s nachts speelt de pijn op. Ze wordt er wakker van en moet dan soms wel twee pijnstillers nemen. Gelukkig liggen ze klaar op haar nachtkastje, want het opstaan en de trap op- of aflopen is een behoorlijk probleem. Eigenlijk beweegt ze het liefst zo min mogelijk. Sinds kort gebruikt ze in huis een trippelstoel en leidt ze, zoals ze zelf zegt, een zo goed als zittend bestaan. Ook handwerken, wat ze graag doet, lukt niet meer goed. Als ze gaat breien, krijgt ze na een paar minuten al pijn aan haar vingers en worden ze zelfs dik. Ook een pen vasthouden of de mobiel bedienen kosten veel moeite. Door dit alles is ze vaak somber of geïrriteerd, terwijl ze vroeger juist vrolijk en opgewekt was.
2
Zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingsstelsel
1
Anatomie en fysiologie van het
bewegingsstelsel
1.1
Inleiding
Bot bestaat uit onder andere collageen, calcium., bot-
In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan de ana-
tomie en de fysiologie van het bewegingsstelsel. We doen dit beknopt omdat je al voorkennis van het bewegingsstelsel hebt.
Het bewegingsstelsel bestaat voornamelijk uit bot-
ten, gewrichten en spieren. De spieren worden aan-
cellen (osteocyten) en bloedvaten. De collageenve-
zels zorgen voor een bepaalde mate van elasticiteit, zonder collageen zou het bot snel breken. Van bui-
ten naar binnen zijn verschillende delen aan het bot te onderscheiden.
We onderscheiden:
gestuurd door de hersenen en het zenuwstelsel.
1.2
Botten
beenvlies of botvlies (periost), dit vaat- en
zenuwrijke vlies omgeeft het bot en vormt daarmee de buitenbekleding;
substantia compacta (compact hard bot, stevige buitenlaag);
Botten zorgen voor stevigheid en, samen met de
In de botten worden, in het beenmerg, de bloedcel-
raadschuur voor mineralen, zoals calcium. De botten
gevormd door de wervelkolom.
De afbraak en opbouw van bot is een continu proces.
spieren, tot de mogelijkheid om te kunnen bewegen.
binnenlaag);
len aangemaakt. Ook fungeren de botten als voor-
vormen samen het skelet. De as van het skelet wordt
beenvlies substantia compacta (compact hard bot)
substantia spongiosa (harde poreuze binnenlaag) groeischijf
gewrichtskraakbeen
beenmerg
endost (fijn netwerk dat de binnenkant van het bot (mergholte) bekleedt);
mergholte met beenmerg.
De osteoblasten zorgen voor de opbouw, de osteoclasten voor de afbraak. Als het goed is, houdt dit
proces zich in evenwicht. Overheerst de afbraak, dan ontstaat osteoporose. Veel factoren, zoals hormonen (oestrogenen, testosteron), vitaminen (vitamine A
en D) en mineralen (fosfaat, calcium, fluor) spelen in dit evenwicht een rol.
medullaire holte (mergholte)
Figuur 1.1
substantia spongiosa (harde poreuze
Opbouw van een bot
bloedvat
1
Anatomie en fysiologie van het bewegingsstelsel
Gewricht
Een gewricht is de overgang tussen twee botten
waardoor beweging mogelijk is. Het meest beweeglijk zijn de synoviale gewrichten, zoals de schouder,
de elleboog, de heup en de knie, evenals de vele vinger- en teengewrichten. Er bestaan verschillende
soorten gewrichten, vooral de noodzakelijke bewegingen bepalen welk soort gewricht zich op een bepaalde plaats bevindt.
Aan de buitenzijde wordt het gewricht afgesloten
door gewrichtsbanden die het gewricht versterken, beschermen en in evenwicht houden. Behalve
gewrichtsbanden zitten er aan de buitenzijde van de gewrichten ook pezen. Deze vormen de verbinding tussen het bot en de spieren.
Figuur 1.2
Zijaanzicht van een kniegewricht met gewrichtsbanden
1.3
Spierweefsel
Spierweefsel dient voor de beweging van het skelet.
Bij het bewegen van het skelet wordt dwarsgestreept spierweefsel (willekeurig) gebruikt.
Figuur 1.3
Bouw dwarsgestreepte spier
3
4
Zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingsstelsel
Daarnaast bevindt zich in het lichaam veel glad
spierweefsel dat onbewust wordt aangestuurd, zoals de ademhalingsspieren. Het hart vormt hierop een
uitzondering: deze dwarsgestreepte spier wordt wel onbewust aangestuurd.
Spierweefsel bestaat uit spiervezels. Elke spiervezel is omgeven door een dun bindweefsellaagje, het
endomysium. Een aantal spiervezels samen vormen een spierbundel. Vele spierbundels samen vormen een spier.
Doordat de spier zich samentrekt en korter wordt,
vermindert de afstand tussen zijn uiteinden en dus de afstand tussen de botdelen waaraan hij vastzit. Zo ontstaan bewegingen. Om weer te verlengen is
de kracht van een andere spier nodig die de botdelen weer uit elkaar trekt. De spier die deze functie
vervult noemen we de antagonist van de spier. Soms vervult de zwaartekracht de functie van de antagonist.
2
Zorgvragers met gewrichtsaandoeningen
2
Zorgvragers met gewrichtsaandoeningen
2.1
Inleiding
In dit hoofdstuk staan zorgvragers met gewrichts-
aandoeningen centraal. Vaak beperken de klachten en/of afwijkingen zich echter niet alleen tot de
gewrichten, maar kunnen ook spieren en organen
aangetast raken. Als het bot-, spier- of bindweefsel
aangetast is, kunnen deze weefsels hun functie niet meer goed uitoefenen. Bij de verpleging van deze
zorgvragers is het van belang dat je kennis hebt van de oorzaken, de gevolgen en de progressie van deze
aandoeningen. Achtereenvolgens worden reumati-
sche aandoeningen als reumatoïde artritis, arthrosis deformans, spondylitis ankylopoetica en jicht behandeld.
2.2
Zorgvragers met reumatoïde artritis
Reumatoïde artritis openbaart zich vaak tussen het twintigste en veertigste levensjaar, maar de ziekte
kan zich tot op hoge leeftijd manifesteren. Onder de leeftijd van zestien jaar spreken we van juveniele chronische artritis of jeugdreuma. Van de Neder-
landse bevolking lijdt 0,5 tot 1 procent aan reumatoïde artritis.
Reumatoïde artritis wordt beschouwd als een autoimmuunziekte. Er gaat iets mis doordat het
immuunsysteem lichaamseigen cellen en stoffen
als lichaamsvreemd ziet. Het lichaam gaat dan antistoffen tegen de eigen weefsels vormen.
Kenmerkend voor de ziekte zijn de steriele ontstekingen van de perifere gewrichten (voet- en handgewrichten, pols, elleboog, schouder, enkel, knie en
heup). Ook de peesscheden en de slijmbeurzen in de buurt van de ontstoken gewrichten kunnen ontstoken raken. Eerst treedt er een ontsteking op van het synoviaal vlies, de slijmvliesbekleding van de gewrichtsholte. Deze scheidt hierdoor meer
gewrichtsvloeistof af, waardoor het gewricht zwelt
en pijnlijk wordt omdat het gewricht onder spanning komt te staan. Het overmatige gewrichtsvocht bevat zeer veel witte bloedcellen en deze bevatten op hun beurt enzymen die de weefsels kunnen aantasten.
Wanneer de ontsteking lang genoeg duurt, ontstaat ontkalking van het bot rond de ontstoken gewrichten. In een later stadium verweekt en verdunt het kraakbeen en dit zal zelfs volledig verdwijnen. De gewrichtskapsels kunnen verweken en ten slotte
kan het bot aangetast worden. Deze aantasting van het bot noemen we erosies.
Naast gewrichtsschade kunnen er ook zogenaamde
subcutane noduli ontstaan. Noduli zijn verbindweefselde onderhuidse knobbeltjes rond de gewrichten,
meestal op handen, voeten en ellebogen. Deze knobbels zijn aan de buitenzijde zichtbaar.
Typisch voor reumatoïde artritis is de symmetrie, dit wil zeggen dat het rechter- en linkergewricht telkens samen aangetast zijn.
5
6
Zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingsstelsel
bot knieschijf buitenste verdwijnend gewrichtskapsel kraakbeen
verdikt binnenste gewrichtskapsel
binnenste gewrichtskapsel
kraakbeen
gewrichtsholte
aangetast bot
Figuur 2.1
Een ongeschonden en een aangetast kniegewricht
2.2.1
Symptomen
Bij zorgvragers met reumatoĂŻde artritis worden
actieve perioden afgewisseld door inactieve perio-
den. In de actieve periode hebben zij last van pijnlijke, warme, rode en gezwollen gewrichten. Hieraan vooraf gaat vaak een gevoel van algehele malaise,
koorts en een slechte eetlust met gewichtsverlies. De pijn en de zwelling van de gewrichten zijn ’s och-
tends vaak erger. Ook doet zich zogenaamde och-
tendstijfheid voor of stijfheid na langdurig zitten in dezelfde houding. De zorgvrager kan last hebben van vermoeidheid, waardoor hij prikkelbaar en soms depressief kan worden.
De terugkerende steriele ontstekingen vernietigen
(destrueren) geleidelijk aan de gewrichten. Dit leidt ook in de inactieve periode tot pijnlijke gewrichten,
standafwijkingen van gewrichten en een verminderde functie van de gewrichten. Uiteindelijk kunnen gewrichten zelfs volledig verstijven (ankylose).
In de voortgang van het ziekteproces kunnen er aller-
lei complicaties optreden. De aandoening kan immers meer organen beschadigen dan alleen de gewrichten. Pezen en peesscheden kunnen ook ontstoken raken.
Pezen kunnen zover aangetast worden, dat ze scheuren (peesruptuur). Noduli kunnen optreden op
gezwollen buitenste gewrichtskapsel
gevaarlijke plaatsen, zoals in het geleidingssysteem van het hart, en hartritmestoornissen veroorzaken. Er kan een synoviale cyste ontstaan (Bakerse cyste).
Deze cyste ontstaat meestal in de knie en soms in de
schouder. Door de ontsteking verzwakt het kapsel en
kan het gaan uitpuilen van de knie naar de knieholte, of van de schouder naar de bovenarm. Een cyste kan ook barsten, waardoor het vocht uit de cyste in de
kuit of bovenarm zakt. Dit verschijnsel is pijnlijk en kan lijken op een trombosebeen of trombosearm. Als de gewrichten van de wervelkolom betrokken
raken, kunnen de banden rondom de wervels, met
name de nekwervels, slap worden. Hierdoor kunnen
wervels verschuiven. Door deze verschuiving kunnen
zenuwen bekneld raken. Dit kan hoofdpijn geven, nek-
pijn, tintelingen of zelfs verlamming in armen of benen. Vasculitis of bloedvatontsteking kan voorkomen in
de kleine of middelgrote bloedvaten. De ontsteking treedt meestal op in de huid of de nagelriemen. Dit
is zichtbaar door een roodblauwe of roodbruine verkleuring van de huid. Ook kunnen er wondjes zijn. Door het gebruik van medicatie (prednison) kan osteoporose (botontkalking) ontstaan.
De ervaren beperkingen zijn afhankelijk van de
ernst van het ziektebeeld. Er kan sprake zijn van
mobiliteitsproblemen, zoals een verminderde loop-
2
Zorgvragers met gewrichtsaandoeningen
functie of moeilijkheden bij de transfers. Soms kan
2.2.2
De mobiliteitsproblemen worden veroorzaakt door
De diagnose wordt in eerste instantie gesteld op grond
kleine gewrichten van de voeten zijn vaak aangetast
vuld met lichamelijk onderzoek en bloedbepalingen.
de zorgvrager volledige rolstoelafhankelijk worden. de aantasting van de grote gewrichten, maar ook de en verminderd belastbaar.
Er kan ook sprake zijn van ADL-problemen. Deze
Onderzoek en behandeling
van de typische klachten van de zorgvrager, aange-
Er wordt getest op de aanwezigheid van zogenaamde reumafactoren in het bloed en op een verhoogde
worden veroorzaakt door de beperkte mobiliteit en
bezinking. Reumafactoren zijn antistoffen die bij
van de aantasting van de handgewrichten en pezen.
ide artritis, via een zogeheten latexfixatietest, worden
de arm-handfunctiestoornissen, die het gevolg zijn De zorgvrager heeft moeite om huishoudelijke taken of arbeidstaken te verrichten.
ongeveer 80 procent van de zorgvragers met reumatoaangetroffen. Een andere test is de anti-CCP test.
De test bepaalt of en in welke mate er antistoffen
tegen het eiwit CCP (cyclische citrulline peptide) in
het bloed aanwezig zijn. Mensen die niet lijden aan reumatoïde artritis hebben geen antistoffen tegen
CCP in het bloed. De anti-CCP test is met name nuttig om de ziekte in een vroeg stadium te kunnen
vast stellen. Anti-CCP in het bloed betekent meestal dat iemand reumatoïde artritis heeft of zal krijgen. Deze test is veel specifieker dan de reumafactorbepaling, maar in de Nederlandse huisartsenpraktijk wordt de anti-CCP test nog niet gebruikt. Figuur 2.2
Hulpmiddel voor zorgvragers met reuma
Het onderscheid met andere reumatische aandoeningen is echter niet altijd gemakkelijk te maken.
Ook is het beloop van de ziekte nogal wisselend en
Voorbeeld
kan de diagnose niet altijd vroeg gesteld worden. Behandeling bestaat uit:
Tegen de ochtend begint het gedonder. Dan lig ik in bed en
probeer mij uit te rekken, maar als ik niet oppas, schiet het
gelijk in mijn nek! Alles doet zeer en ik moet er gewoon
behandeling met medicatie; oefentherapie;
chirurgische behandeling.
bij denken hoe ik uit bed kom. Ik moet me op mijn kant draaien en me er dan voorzichtig uit laten zakken. Zoiets dus ... Alles langzaam en door de pijn kan ik mij ook niet zo goed concentreren. Als ik dan eindelijk uit bed ben, dan is het lopen op vooral de linkervoet steeds moeilijker. Ik heb van die zooltjes,
Behandeling met medicatie
Eerst behandelt de arts de aandoening met medicij-
nen. Hiermee wordt geprobeerd om het immuunsysteem zo te remmen, dat de gewrichtsontsteking
stopt zonder dat de weerstand tegen ziekteverwek-
maar dat werkt toch niet. Dus ik strompel meer dan ik
kers afneemt. Hij gebruikt daarvoor:
loop, hoewel alles in de loop van de dag beter wordt. Ik
zou vandaag even gaan winkelen voor wat nieuwe kleding, maar ik zie daar zo tegenop. Dat is echt geen uitje meer.
NSAID’s (Non-Steriodal Anti-Inflammatory
Drugs), zoals ibuprofen en diclofenac. Deze middelen verminderen het ontstekingsproces en de
pijn, maar hebben geen invloed op de voortgang
Gerrie (34 jaar)
van de ziekte.
7
8
Zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingsstelsel
DMARD’s (Disease Modifying Anti-Rheumatic
Ergotherapie
Leflunomide en sulfasalazine. Deze middelen
goed gebruik van de aangetaste gewrichten, vaar-
Drugs), zoals methotrexaat, goudverbindingen, verminderen de activiteit van ontstekingen in de gewrichten en hierdoor wordt zo veel mogelijk
gewrichtsschade voorkomen. Ze hebben echter ook flinke bijwerkingen. Een behandeling met een DMARD wordt gestart als er onvoldoende reactie is op behandeling met een gewone NSAID.
Corticosteroïden, zoals prednison. Dit zijn krachtige ontstekingsremmers die, vanwege de bijwerkingen, kort worden gebruikt.
TNF-a blokkers (tumornecrosefactor-alpha), zoals adalimumab (Humira®), etanercept (Enbrel®), certoluzimab pegol (Cimzia®), golimumab
(Simponi®) of infliximab (Remicade®). Deze middelen gaan de werking van het eiwit TNF-a
De ergotherapeut kan voorlichting geven over een digheden trainen en adviezen geven over hulpmiddelen. Ook kan de ergotherapeut de zorgvrager
begeleiden bij het traject van aanschaf of lenen van hulpmiddelen.
De zorgvrager moet zich begeven op het grensvlak
van gezonde belasting en overbelasting. Overbelasting moet in ieder geval voorkomen worden. De
ergotherapeut leert de zorgvrager de gewrichten op een juiste manier te belasten en hoe hij zijn energie het beste kan verdelen. Het gaat hierbij om het
afwisselen van activiteit en rust zodat pijn kan worden voorkomen. Voor iedere zorgvrager ligt dit
grensvlak iets anders. Goede samenspraak met de zorgvrager is noodzakelijk.
tegen. Dit eiwit wordt gemaakt door ontste-
Chirurgische behandeling
artritis blijkt de ernst van de ontsteking samen
uitgevoerd als de conservatieve therapie onvoldoen-
kingscellen. Bij zorgvragers met reumatoïde te hangen met de hoeveelheid TNF-a in de gewrichtsvloeistof.
Oefentherapie
Zorgvragers met reumatoïde artritis worden vaak
Een chirurgische behandeling wordt in principe pas de effect heeft. Artsen proberen met chirurgie ver-
dere afwijkingen te voorkomen, pijn te behandelen
en instabiliteit en functiebeperking te verminderen. We onderscheiden bij gewrichtschirurgie:
begeleid door een fysiotherapeut om soepele
heup, elleboog, schouder) en een aantal vinger-
gewrichten te houden,een goede lichamelijke condi-
gewrichten kunnen door prothesen (kunstge-
tie op te bouwen en vaardigheden te leren.
wrichten) vervangen worden. De prothesen hebben een beperkte levensduur, mede doordat het
Fysiotherapie
De behandeling van de fysiotherapeut richt zich
kunstgewricht los kan gaan zitten.
vooral op het versterken van de spieren rondom een
juist daar optreedt.
tie van gewrichten. De oefeningen zijn zo opgesteld,
waardoor een ander deel van het gewrichtsop-
optreden van ontstekingen kan er aan een herstel-
pervlak belast wordt. Op die manier kan de pijn
programma gewerkt worden. Algemene oefentheraDaarbij gaat het vooral om inspanning, zoals bij lopen en fietsen.
Osteotomie. Door stukken bot weg te nemen, kan een standverandering teweeg worden gebracht,
dat er geen overmatige belasting optreedt. Na het
pie wordt gegeven om de conditie te verhogen.
Synovectomie. Door de slijmvliesbekleding weg
te nemen, vermindert het ontstekingsproces dat
aangedaan gewricht. Door gerichte oefeningen kan de zorgvrager zelf werken aan behoud van de func-
Gewrichtsprothese. Alle grote gewrichten (knie,
verminderen.
Arthrodese. Door een gewricht, vooral enkels,
tenen en polsen, vast te zetten, wordt volledige stabiliteit verkregen. Ook een nekoperatie is
2
mogelijk. Hierbij wordt de halswervelkolom
Wisseling van houding is dus dag en nacht van
Peesreconstructie. Operaties aan pezen en pees-
artritis die dit niet zelf kunnen, zijn afhankelijk van
geheel of gedeeltelijk vastgezet.
Zorgvragers met gewrichtsaandoeningen
scheden vinden over het algemeen in de hand of de schouders plaats. Ook hier kunnen de woeke-
ringen van de synovia rondom de pezen worden
verwijderd om het proces te remmen. Daarnaast kunnen peesaanhechtingen worden verplaatst om de functionaliteit te bevorderen. De pezen herstellen hierdoor.
2.2.3
Aandachtspunten verpleging en begeleiding
In het algemeen omvat de verpleging van een zorg-
vrager met reumatoïde artritis de volgende specifie-
belang. Zorgvragers met een gevorderde reumatoïde ondersteuning van de verpleegkundige.
Vooral na gewrichtsvervangende of andere opera-
ties verkeert de zorgvrager met reumatoïde artritis
in een riskante situatie. Bedlegerigheid moet tot een minimum beperkt worden, het oefenprogramma
moet meteen na de operatie begonnen worden. Een
te lange rustfase leidt tot verstijving van de gewrichten, verlies van spierkracht, risico op infectie en decubitus.
Zwemmen in warm water, fitness, fietsen en wandelen zijn aanbevolen verantwoorde activiteiten voor zorgvragers met reumatoïde artritis.
ke aspecten.
ADL
Mobiliteit
kelijk worden in hun zelfverzorging. Om de zelfred-
Zorgvragers met reumatoïde artritis worden geleidelijk aan minder mobiel. Om dit proces te vertra-
gen, is het belangrijk dat de zorgvrager zorgvuldig omgaat met de belasting van zijn gewrichten. Tij-
dens de actieve fase van de aandoening verloopt de mobiliteit anders dan tijdens een periode van rust.
In de actieve fase bestaat er grote kans op blijvende
schade aan een gewricht en daarom wordt immobilisatie van het ontstoken gewricht aanbevolen. Dit betekent dat de zorgvrager in de actieve fase rust
moet houden voor de ontstoken gewrichten en de spieren in de omgeving daarvan.
In de inactieve perioden betekent dit gedoseerd belasten. Daarmee wordt bedoeld dat de gewrichten wel gebruikt moeten worden, maar op een efficiënte
manier met een evenwicht tussen rust en inspan-
ning. Daarnaast is het goed om een individueel oefenprogramma te volgen om de spieren in conditie en de
gewrichten in beweging te houden. Het verdient aanbeveling om de duur, intensiteit en frequentie van de
Zorgvragers met reumatoïde artritis kunnen afhanzaamheid zolang mogelijk te laten voortbestaan, kan
de zorgvrager gebruikmaken van aanpassingen in de badruimte en woning, zoals handgrepen, iets om op
te zitten in het bad of de douche of een hendelkraan in plaats van een draaiknop. Ook kunnen hulpmiddelen als een aankleedstok of een washand op een
steel ondersteunen in de ADL en hulp van anderen minder nodig maken. In de ochtend kan het bewe-
gen van de gewrichten erg pijnlijk zijn. Pas je tempo
aan en laat de zorgvrager aangeven op welke manier hij begeleid wil worden en hoe de transfer het beste kan plaatsvinden. Probeer te voorkomen dat je de
zorgvrager bij de polsen vastpakt. Een rustige benadering is van belang. Laat de zorgvrager zo veel
mogelijk de dingen doen die hij zelf kan doen. Dit
vergroot het gevoel van eigenwaarde en zelfstandig-
heid. Het overnemen van de zelfzorg moet zo kritisch mogelijk gebeuren. Bespreek wat de zorgvrager wil:
wat ligt wel binnen zijn mogelijkheden en wat niet?
activiteiten langzaam op te bouwen. Te lang in dezelf-
Decubitus
dit bepaalde gewrichten te lang achter elkaar belast.
ten en decubitus te voorkomen. Een dunne huid
de houding zitten moet voorkomen worden, omdat
Een goede huidverzorging is noodzakelijk om smet-
9
10
Zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingsstelsel
door de prednisonbehandeling en de immobiliteit
zorgvrager aan de medicijninname te herinneren,
tusrisico. Dagelijkse huidinspectie is noodzakelijk.
wekkers, alarm instellen op telefoon, een sms-alert
tijdens de actieve periode geven een hoog decubiEen antidecubitusmatras is aan te bevelen.
Voeding en gewicht
De zorgvrager moet een gevarieerde en evenwichtige voeding gebruiken met veel verse groenten en
fruit en voldoende granen. Gember is gunstig tegen
gewrichtspijn. Verse gember bevat bestanddelen die de pijn in de spieren en gewrichten verminderen en de beweeglijkheid verbeteren. Gember kan ook
geraspt in de thee gebruikt worden. Het vermoeden bestaat tegenwoordig dat vitamine D een gunstige werking heeft bij ontstekingsreuma.
Overgewicht is een bedreiging voor het functione-
bestaan er allerlei hulpmiddelen, zoals medicijn-
dienst of een medicatie app voor iPhone of Android. Medicijnen bij reumato誰de artritis kunnen bijwerkingen geven, zoals maag- en darmklachten en
ongewenste huidreacties. Dit is sterk afhankelijk
van het soort medicijn dat is voorgeschreven. Gezien de mogelijke bijwerkingen is het belangrijk om goed te letten op de voorschriften voor het innemen en
voorzichtig te zijn met het gelijktijdige gebruik van andere medicijnen of bepaalde zelfzorgmiddelen. Raadpleeg bijsluiters van medicijnen, signaleer
afwijkingen en breng de arts op de hoogte van de bevindingen.
ren en belast de gewrichten extra. Overgewicht
Reumaconsulent
Aangepast bestek met verdikte, verlengde en of gebo-
(reumaverpleegkundige) werkzaam. De reumato-
moet dan ook voorkomen worden.
gen handvatten kan eten en drinken gemakkelijker maken. Ook licht campingbestek kan handig zijn.
Medicatie
Het is belangrijk om de medicijnen trouw in te
nemen, elke dag op hetzelfde moment. Het kan handig zijn om de medicijntijden aan te passen aan
vaste terugkerende momenten in de dag, bijvoor-
beeld bij de maaltijden of het tandenpoetsen. Om de
Figuur 2.3
Op steeds meer plaatsen is een reumaconsulent
loog kan de zorgvrager verwijzen naar een reumaconsulent of de zorgvrager kan zelf een afspraak maken. De reumaconsulent is gespecialiseerd in
het begeleiden van zorgvragers met reumato誰de
artritis en helpt zorgvragers om te gaan met hun
ziekte en alle dagelijkse beperkingen. Ze geeft voorlichting en bemiddelt bijvoorbeeld bij aanpassingen in de woning.
Standafwijking en functieverlies zijn enkele van de symptomen die optreden bij zorgvragers met reumato誰de artritis
2
Zorgvragers met gewrichtsaandoeningen
Seksualiteit
Het is belangrijk dat er openheid is in de relatie: niet
zorgvrager, maar ook dat van zijn partner. Dingen
Vragen kunnen zijn: is er een taboe rondom seks en
Reuma verandert niet alleen het leven van de
die eerst zo vanzelfsprekend waren, zijn nu soms een groot probleem. Dat kan ook gelden voor de seksualiteit. Chronische vermoeidheid, pijn en
het eigen lichaam als minder aantrekkelijk erva-
ren door vergroeiingen kunnen een negatieve rol spelen in de beleving van seks. Ook de pijn na
het vrijen is vaak heel belastend voor de zorgvrager. Daardoor heeft de zorgvrager vaak geen zin
in seks. Ook bepaalde medicijnen kunnen ervoor zorgen dat de zin in seksualiteit afneemt. Door prednisongebruik kan de potentie eveneens afnemen.
“We hebben nu weer een seksleven” ‘In het begin voelde ik mij zo akelig, ik had nergens zin in en helemaal niet in seks. Als ik eraan dacht dat mijn man op mij zou liggen en hij op mijn pijnlijke heup zou drukken dan hoefde het al niet meer. We leefden een paar maanden zonder seks. Toch merkte ik dat het hem dwars zat. Op een avond hadden we oppas, mijn man en ik zouden naar de film gaan. Toen we buiten waren zei
alleen over de ziekte, maar ook over seksualiteit.
het bespreken ervan? Is er vertrouwen en wederzijds respect? Is er motivatie om alles te proberen wat een ander kan helpen? Is de wil aanwezig om moeite te doen tijdens het vrijen?
Het is belangrijk steeds weer elkaars behoefte en wensen te bespreken, zodat je je kunt inleven in
elkaars situatie en alternatieven kunt bedenken. Wanneer de zorgvrager pijn heeft tijdens seks
zijn er verschillende oplossingen, zoals hulpmiddelen, andere houdingen of vooraf medicatie
gebruiken. Op technisch gebied zijn er voldoende mogelijkheden om tot alternatieve vormen van seks te komen, maar je moet er wel voor open-
staan. De juiste brochures, de patiëntenvereni-
ging en de telefonische reumalijn kunnen ondersteuning bieden.
Reumafonds
Het Reumafonds strijdt voor een beter leven met
reuma. De organisatie komt op voor zorgvragers met reuma en biedt veel voorlichting. Daarnaast finan-
ciert het Reumafonds onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek.
hij; “Weet je wat we doen vanavond? We gaan naar een pornofilm.” “Een pornofilm?” vroeg ik wat onwennig. “Ja”, zei hij, “op de gewone manier gaat het niet meer, dus moeten we maar eens kijken wat er nog meer te koop is.” Ik moest toegeven dat hij gelijk had. We hebben die avond dingen gezien waarvan we het bestaan niet eens wisten en langzaam ook wat uitgeprobeerd. We merken dat het een verrijking was voor ons en dat het beter gaat. We hebben nu weer een seksleven.’
2.3
Zorgvragers met arthrosis deformans
Bij arthrosis deformans (artrose) is er sprake van een structurele slijtage van het gewrichtskraakbeen. Er gaat meer gewrichtskraakbeen verloren dan het
lichaam kan produceren. Kraakbeen is over het algemeen doorzichtig en glad, waardoor de botdelen in
een gewricht soepel over elkaar kunnen draaien en Bron: Reumafonds, Amsterdam
glijden. De vloeistof (synovia) in het gewricht
‘smeert’ alles en zorgt ervoor dat schokken opgevanFiguur 2.4
Voorbeeld uit de folder Reuma en seksualiteit
gen kunnen worden. Als het kraakbeen in kwaliteit
achteruitgaat, wordt het oneffen en ruw en kan het zelfs helemaal verdwijnen. Het bot raakt daardoor
11
12
Zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingsstelsel
beschadigd. Het bot wordt rond, het beschadigde
aanwezig bij bewegen en belasten. In de loop van de
tosen) ontstaan. Dit proces treedt in het algemeen
verder over stijfheid, vooral na een periode van rust.
gewricht dikker en er kunnen botuitgroeisels (exosop in één gewricht. Daarbij zijn de zwaarbelaste
grote gewrichten van de onderste extremiteit (knie
en heup) en de wervelkolom als eerste aan de beurt. Sommige mensen lijden aan een gegeneraliseerde
vorm van artrose (polyartrose), waarbij dan vaak ook de gewrichten van de arm en de hand betrokken
zijn. Over het algemeen is er sprake van polyartrose als er meer dan drie gewrichten zijn aangedaan.
2.3.1
Oorzaken
Artrose ontstaat als een normaal proces van het
dag kan de pijn erger worden. Zorgvragers klagen De functie van de gewrichten is minder en er zijn
misvormingen te zien. Het functieverlies ligt gedeel-
telijk in het gewricht zelf, maar ook in de verminderde spierfunctie, doordat de spier door pijn en stijfheid vaak minder gebruikt wordt.
Bij ernstige artrose kun je het gewricht bij bewegen soms horen kraken. Bij een flinke beschadiging van het gewricht kan er ook een ontstekingsreactie optreden. Het gewricht zwelt en wordt rood.
2.3.3
Onderzoek en behandeling
ouder worden, als gevolg van jarenlange belasting
De diagnose wordt gesteld aan de hand van de
factoren die eveneens bijdragen tot het ontstaan
met röntgendiagnostiek. Opvallend genoeg
van een gewricht. Daarnaast zijn er nog een aantal van artrose. De meest voorkomende risicofactoren voor het ontstaan van artrose zijn:
Overgewicht. Overgewicht verhoogt het risico van artrose voor die gewrichten die het
lichaamsgewicht moeten dragen, zoals in de rug, de heupen en de knieën.
Trauma. Door een trauma, zoals een sportletsel, wordt het gewricht beschadigd.
Overbelasting. Een gewricht wordt overbelast
door een verkeerde houding, door fysiek zware
arbeid, intensief sporten of door steeds herhaalde bewegingen in bepaalde beroepen, zoals in het geval van pianisten, typisten en dansers.
Inflammatoire aandoeningen, zoals reumatoïde artritis en jicht.
Ontwikkelingsstoornissen van het bewegings-
apparaat, zoals heupdysplasie (onvoldoende ontwikkeling van het heupgewricht).
2.3.2
Symptomen
De symptomen ontstaan meestal geleidelijk en kunnen in de loop van de tijd toenemen. Pijn is het
meest kenmerkende symptoom. De pijn is vooral
anamnese en lichamelijk onderzoek in combinatie komen de ernst van de klachten en de ernst van de afwijkingen op de röntgenfoto’s niet altijd overeen. Op een röntgenfoto is te zien dat de
gewrichtsspleet smaller is geworden. Het kraak-
been zelf is op een röntgenfoto niet te zien, en ook niet dat er botuitsteeksels aan de rand gevormd zijn (osteofyten).
De behandeling bestaat uit pijnstilling, oefenthe-
rapie om het spierstelsel optimaal te laten functioneren en het behandelen van de factoren die de klachten doen toenemen. Dit laatste betekent voor veel mensen dat ze moeten afvallen.
Als bij artrose een ontstekingsreactie ontstaat,
moet de zorgvrager gedoseerd rust houden. Het gewricht moet gekoeld worden met ijs of natte kompressen. De fysiotherapeut adviseert een
oefenprogramma waarbij het gewricht mobiel blijft, maar niet overbelast raakt en waarbij de spierfunctie onderhouden wordt.
Bij zeer ernstige pijn en functionele beperkingen
kan chirurgisch worden ingegrepen door een osteotomie of een gewrichtsvervangende operatie (prothese).
2
2.3.4
Aandachtspunten verpleging en begeleiding
In het algemeen omvat de verpleging en begelei-
ding van een zorgvrager met artrose een aantal specifieke aspecten.
Mobiliteit
Zorgvragers met gewrichtsaandoeningen
de zorgvrager zich met diverse hulpmiddelen zo zelfstandig mogelijk douchen en verzorgen. Dit
geldt evenzo voor huishoudelijke taken en hob-
by’s. Buitenshuis kan een loophulpmiddel aan te bevelen zijn. De ergotherapeut kan hierbij goed adviseren en de zorgvrager helpen bij de aanvraagprocedure.
Voor zorgvragers met artrose is aan te bevelen om in
Medicatie
heid en meer pijn. Vooral zorgvragers met overge-
Pijnstilling kan de aandoening wel verlichten. Het is
beweging te blijven. Inactiviteit leidt tot meer stijf-
wicht moeten extra bewegen. Hierbij is jouw ondersteunende houding erg belangrijk. Ook goede bege-
leiding van de fysiotherapeut is van belang. De activiteiten moeten aangepast worden aan de mogelijkheden van de zorgvrager en moeten in evenwicht zijn
met het nemen van rust om de belasting te beperken. Bij artrose van de heup of de knie zijn activiteiten met een lage piekbelasting van het aangedane
gewricht aanbevolen, zoals wandelen, zwemmen of fietsen. Bij problemen met de rug, de heupen of de
knieën moet lang en veel staan vermeden worden.
Artrose kan niet met medicatie worden behandeld. hierbij belangrijk dat de medicatie op de voorge-
schreven tijden ingenomen wordt. Afhankelijk van de situatie worden paracetamol, ontstekingsrem-
mende pijnstillers of opiaatachtige pijnstillers voorgeschreven. Meestal worden ontstekingsremmende pijnstillers, zoals Voltaren®, naproxen, diclofenac of Brufen®, voorgeschreven. Als de pijnstillers onvol-
doende helpen, wordt er soms een injectie met corticosteroïden gegeven. Die heeft meestal echter maar een tijdelijk effect.
Als door ziekte bedlegerigheid optreedt, is het
Pijn
mum te beperken.
aspecten zoals die bij chronische pijn zijn omschre-
belangrijk om de periode van bedrust tot een miniDe verpleging kan in het begin van de dag wat langzamer verlopen door de ochtendstijfheid. Een
warme douche en het doen van oefeningen kunnen dit verhelpen.
Voeding en gewicht
Vooral gewichtsverlies of beperking van gewichtstoename zijn van belang. Dit betekent vaak een
energiebeperkt dieet. Met behulp van de diëtiste kan de voeding worden aangepast.
ADL
Beperkingen van de handgewrichten kunnen
dagelijkse bezigheden bemoeilijken. Gewrichts-
Door de chronische aard van de pijn spelen alle
ven een rol. Probeer erachter te komen in welke situatie de pijn erger wordt en welke maatregelen juist
een gunstig effect hebben op de pijn. Houd hiervoor een pijndagboek bij. Pas een pijnanamnese toe en
gebruik zo nodig pijnscorelijsten. Ontspannings- en afleidingstechnieken kunnen werken. Ook warmtepakkingen en een warm bad kunnen verlichting geven bij pijnklachten.
2.4
Zorgvragers met spondylitis ankylopoetica (ziekte van Bechterew)
ontlastende hulpmiddelen, zoals aangepast
Tegenwoordig spreken we van spondylitis ankylo-
nen nodig zijn. Bij de persoonlijke verzorging kan
rew wordt steeds minder gebruikt.
bestek, elektrische blikopeners en orthesen kun-
poetica (SA). De oude benaming ziekte van Bechte-
13
14
Zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingsstelsel
Bij spondylitis ankylopoetica raken de gewrichten van het bekken en de wervelkolom ontstoken. Als
gevolg van een verharding van de banden langs de
het borstbeen. Daardoor kan de borstkas verstarren, met een benauwd gevoel en pijn als gevolg.
wervels, de tussenwervelschijven en de kleine wer-
2.4.3
de wervelkolom op. Door de ontsteking wordt er lit-
Wanneer er niets wordt gedaan, kan de wervelko-
beenderen (bijvoorbeeld wervels) opvult. Zo raakt
geeft op een röntgenfoto een karakteristiek beeld,
velgewrichtjes treedt geleidelijk een verstijving van tekenweefsel gevormd dat de ruimte tussen twee
het gewricht verstijfd. Het littekenweefsel kan uiteindelijk tot bot omgevormd worden. Het neemt dan de ruimte tussen de twee beenderen in. Het
gewricht is daardoor versteven: de twee beenderen vormen nu als het ware één been. De ziekte treedt vaker op bij mannen dan bij vrouwen en kan zich
openbaren tussen het vijftiende en vijfendertigste levensjaar.
2.4.1
Oorzaak
Ondanks langdurig onderzoek is de exacte oorzaak
lom uiteindelijk in een benige zuil veranderen. Dit de zogenaamde ‘bamboo spine’. Daarom moet de
zorgvrager met SA dagelijks oefenen om de rug zo veel mogelijk beweeglijk en in ieder geval recht te
houden. Op die manier wordt kromgroeien zo veel mogelijk tegengegaan.
Door middel van een operatieve wervelkolomcorrectie kan de houding worden hersteld of tenminste verbeterd. Andere behandelingen zijn:
naproxen).
een remmende werking op het lichaamseigen
rol bij het ontstaan van de aandoening. In sommige
eiwit TNF (tumornecrosefactor). TNF speelt een
families komt de ziekte namelijk bij meerdere perso-
belangrijke rol bij het reumatoïde ontstekings-
nen voor. Als de vader of moeder SA heeft, loopt het
wijzen op SA is de factor HLA-B27. Bij zo’n 90 pro-
cent van de mensen met SA komt deze factor in het bloed voor.
2.4.2
Symptomen
Meestal worden als eerste de gewrichten tussen de bekkenbeenderen aangetast. Daarna raken de
gewrichtjes van de wervelkolom aangedaan. Als de
TNF-a blokkers gebruiken (zoals Remicade®,
Enbrel® en Humira®). Deze medicijnen hebben
schijnlijk spelen bepaalde genetische factoren een
genetische factor waarvan bekend is dat die kan
Ontstekingsremmende medicijnen gebruiken (NSAID’s, zoals ibuprofen, diclofenac of
van spondylitis ankylopoetica nog onbekend. Waar-
kind een risico van 10 procent om het te krijgen. Een
Behandeling
proces.
Fysiotherapie of oefentherapie Cesar of
Mensendieck ten behoeve van houdingsadviezen en instructies voor oefeningen.
2.4.4
Aandachtspunten verpleging en begeleiding
In het algemeen omvat de verpleging van een zorgvrager met spondylitis ankylopoetica de volgende specifieke aspecten.
aandoening verder gevorderd is, dan zien we ver-
Medicatie
benen uitstralende rugpijn. De wervelkolom is
Van belang hierbij is dat de medicatie op de juiste
schijnselen als ochtendstijfheid en een naar de
slechts met grote moeite of helemaal niet zijdelings
te bewegen. Bij sommige zorgvragers ontsteken niet alleen de gewrichten van de rug, maar ook die van
Medicatie vormt een groot deel van de behandeling. manier verstrekt en ingenomen wordt. Als ver-
pleegkundige kun je hierop toezien en zo nodig de
zorgvrager informeren over het belang van een cor-
2
recte inname om de werkzaamheid van de medicatie optimaal te laten zijn.
Gerichte lichaamsoefeningen
De zorgvrager moet lichaamsoefeningen doen om
de wervelkolom en onderrug soepel te houden. Als
de zorgvrager het alleen oefenen niet prettig vindt,
dan kun je hem als verpleegkundige adviseren zich aan te sluiten bij een oefengroep voor mensen met
SA. Ook sporten zoals volleybal, zwemmen, langlau-
Normaliter lost urinezuur op in het bloed. Als er een te hoge concentratie is, doordat de stofwisseling
niet goed verloopt, kan dit zuur neerslaan in een gewricht in de vorm van kleine kristallen. Dit
gebeurt meestal in de grote teen. Dit kan leiden tot plotselinge aanvallen van gewrichtsontstekingen, die gepaard gaan met veel pijn. Jicht komt meer voor bij mannen dan bij vrouwen.
Er bestaan twee vormen van jicht: ‚
fen (beperkt) en nordic walking zijn goed voor men-
gen en rugligging af te wisselen met buikligging. Warmte
Warmte door een bad, een douche, een sauna of een infraroodlamp verlichten de klachten. Dit kan wel
minder prettig aanvoelen als de zorgvrager ontstekingen heeft.
Bewegen en rust
Primaire jicht ontstaat door een erfelijke stoornis van het urinezuurmetabolisme waardoor het
sen met SA.
In bed is het aan te bevelen zo plat mogelijk te lig-
Zorgvragers met gewrichtsaandoeningen
urinezuur in het bloed verhoogd is. ‚
Secundaire jicht is het gevolg van andere aan-
doeningen die de verhoging van het urinezuur
veroorzaken. Leukemie geeft een verhoogde urinezuurspiegel door een toegenomen aanmaak en nierziekten leiden tot een verminderde uit-
scheiding van urinezuur. Ook bepaalde medicijnen verminderen de uitscheiding (furosemide).
2.5.1
Symptomen
In principe kan de zorgvrager alles doen zolang er
Bij een aanval van jicht is er sprake van een pijnlijk,
rust nemen. Het verloop van de ziekte maakt dat de
het gewricht aan de basis van de grote teen. De aan-
maar een balans is tussen in beweging blijven en
mogelijkheden van dag tot dag kunnen verschillen.
Wel is oefenen erg belangrijk om pijn en stijfheid zo lang mogelijk tegen te gaan. Kuren
Kuren (kuuroord) heeft een heilzaam effect op
zorgvragers met SA. Er zijn inmiddels onderzoeken gedaan die aantonen dat drie weken kuren een positiever en langdurig effect op SA heeft dan thuis oefenen.
2.5
Zorgvragers met jicht
Jicht wordt gekenmerkt door terugkerende, pijnlijke ontstekingen in en bij de gewrichten. Ze zijn het gevolg van de neerslag van urinezuurkristallen.
rood en gezwollen gewricht. Meestal gaat het om
val kan gepaard gaan met koorts, algehele malaise
en hoofdpijn. De frequentie van de aanvallen wisselt sterk. In het beginstadium van jicht zijn er tussen de pijnlijke aanvallen doorgaans geen klachten. De
tweede jichtaanval kan ook pas jaren na de eerste
aanval komen. Naarmate de ziekte vordert, neemt de frequentie van de aanvallen toe en worden de gewrichten steeds ernstiger aangetast.
Bij een langdurig bestaande jicht (chronische jicht) ontstaan stijve, in functie beperkte gewrichten,
doordat er steeds meer urinezuur is afgezet in het
gewricht en het gewricht door de herhaalde ontstekingen aan slijtage (artrose) lijdt. Daarnaast ont-
staan er in de omgeving van het gewricht en ook in
de nieren en de oorschelp zogenaamde tophi (harde knobbeltjes). Hierbij is rondom sprake van een urinezuurkristalverbindweefseling.
15
16
Zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingsstelsel
2.5.2
Onderzoek en behandeling
De diagnose jicht wordt gesteld door lichamelijk
onderzoek aangevuld met bloedonderzoek en soms een punctie van het gewricht. Zowel het bloed als
het gewrichtsvocht kunnen onderzocht worden op de aanwezigheid van urinezuurkristallen.
De behandeling bestaat in eerste instantie uit het
verminderen van de ontstekingsreactie met medicijnen en in tweede instantie uit het verlagen van de urinezuurspiegel om nieuwe jichtaanvallen te
voorkomen. Een veelgebruikt medicijn bij een acute aanval is colchicine. Dit middel moet direct bij het
begin van de aanval worden ingenomen. De onderhoudsbehandeling bestaat uit het gebruiken van
het veel voorgeschreven medicijn allopurinol dat de productie van urinezuur vermindert. Soms schrijft
de arts een geneesmiddel (Desuric®) voor dat de uitscheiding van urinezuur bevordert.
Bij ernstig aangetaste voeten kan speciaal vervaardigd schoeisel de pijnlijke gewrichten ontlasten en de loopfunctie in stand houden.
2.5.3
Aandachtspunten verpleging en begeleiding
In de acute fase is het koelen van het gewricht met
ijs of natte pakkingen noodzakelijk. In de niet-acute fase bestaat er vaak geen zorgvraag, zij het dat de
zorgvrager soms langdurig medicatie moet gebruiken om nieuwe aanvallen te voorkomen.
Zorgvragers die weten dat ze erfelijk belast zijn, kunnen risicofactoren beter vermijden. Dat betekent:
Overgewicht vermijden. Overgewicht gaat
meestal samen met een verhoogd gehalte aan urinezuur in het bloed.
Eten van orgaanvlees en schelpdieren beperken. Deze voedingsmiddelen zijn purinerijk en hieruit vormt zich urinezuur.
Drinken van alcohol beperken. Alcohol vermindert de afscheiding van urinezuur door de nieren.
Saunabezoek kan de uitscheiding van afvalstoffen via de huid bevorderen.
3
Zorgvragers met osteoporose en amputaties
3
Zorgvragers met osteoporose en amputaties
3.1
Inleiding
Botten vervullen een aantal belangrijke functies in
het menselijk lichaam. Ze kunnen ook ziek worden,
3.2.1
Er zijn veel oorzaken van osteoporose te noemen:
waardoor een of meerdere functies van de botten
de oestrogenen in het lichaam.
legerigheid en medicijnen. Osteoporose is een
middelen, antidepressiva, anti-epileptica en
dit hoofdstuk komt osteoporose verder aan de orde.
chronisch heparinegebruik kunnen osteoporose
Ook worden in dit hoofdstuk zorgvragers met een
veroorzaken. De bijwerking betreft dan ontkal-
amputatie beschreven. Bij hen is een arm of een
king van het skelet.
been afgezet. Beide aandoeningen worden omschre-
verzorgings- en begeleidingsaspecten aan de orde.
ven en daarna komen de oorzaak, verschijnselen en
botmineralen, vooral kalk. Hierdoor wordt het botweefsel steeds minder sterk. Het gevolg is dat de botten niet meer goed tegen een grote belasting
kunnen en snel kunnen breken (vooral pols en heup)
Vitamine D tekort door bijvoorbeeld slechte voeding. Hierdoor raakt de opname van calcium uit de darmen verstoord. Calcium wordt dan ont-
trokken uit het botweefsel, wat de botten zwakker maakt.
aandoening verliest het bot langzaam steeds meer
Te weinig beweging. Denk hierbij aan rolstoelgebruikers of bedlegerige zorgvragers.
Zorgvragers met osteoporose
Osteoporose betekent letterlijk ‘poreus bot’. Bij deze
Bijwerkingen medicatie. Met name prednison,
maar ook laxeermiddelen, maagzuurbindende
botaandoening waarbij het bot zwakker wordt. In
3.2
Geslachtshormonen. Vrouwen hebben na de
menopauze een verhoogde kans door daling van
verstoord raken. Bot kan zwakker worden door hor-
monale en voedingsfactoren, bepaalde ziekten, bed-
Oorzaken
Bepaalde ziekten of aandoeningen. Een te hard werkende schildklier, astma, reuma, bepaalde
darm- en huidziekten, diabetes mellitus (suikerziekte), anorexia nervosa en levercirrose (ver-
schrompeling van de lever) kunnen osteoporose veroorzaken.
en inzakken (ruggenwervels). De aandoening is in
Overige risicofactoren zijn: niet genoeg calcium via
voor bij vrouwen vanaf de middelbare leeftijd dan
te weinig buitenlucht, hoge leeftijd, orgaantrans-
hoge mate aan leeftijd gebonden en komt vaker bij oudere mannen.
de voeding, roken, veel koffie- en/of alcoholgebruik, plantatie.
17
18
Zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingsstelsel
neuropathische pijn veroorzaakt door inzakking van de wervelkolom, waardoor druk op de uittredende zenuwbanen kan optreden.
Zuurbranden, vaak plassen en een uitbollende buik kunnen ook wijzen op ingezakte wervels.
3.2.3
Diagnose
De diagnose osteoporose kan op diverse manieren worden gesteld:
Na een botbreuk. Op basis van een röntgenfoto kan worden vastgesteld of er sprake is van een botbreuk door osteoporose.
Röntgenfoto van de wervelkolom. Met behulp
van een röntgenfoto kan de wervelkolom met Figuur 3.1
Het kleiner worden van gestalte door osteoporose
3.2.2
Symptomen
Osteoporose laat zich in een vroeg stadium niet zien. De aandoening wordt soms pas voor het eerst opgemerkt als de zorgvrager een bot breekt. Het proces
van osteoporose kenmerkt zich door een aantal verschijnselen:
Botbreuken. Botbreuken kunnen al na een gerin-
(botmassa) kan op een betrouwbare manier
gemeten worden op verschillende plaatsen in het skelet. Meestal worden de heup en de len-
denwervels gemeten. Het DXA-apparaat waarmee dit gebeurt lijkt op een röntgenapparaat.
Hoe lager de botdichtheid, des te groter de kans op een botbreuk als iemand komt te vallen.
Kleiner wordende gestalte (krimpen door inzakken
De behandeling van osteoporose richt zich op de
wervelkolom of houdingsafwijkingen omdat de
van verder botverlies en het voorkomen van bot-
zorgvrager structureel een pijnvrije houding zoekt.
Ademhalingsmoeilijkheden. Deze kunnen optre-
Behandeling
volgende facetten: pijnbestrijding, het tegengaan breuken.
den wanneer het bovenste gedeelte van de wer-
Pijnbestrijding
Pijnklachten:
van oplopende sterkte van. Indien nodig kunnen
velkolom is aangetast.
Botdichtheidmeting. De dichtheid van het bot
3.2.4
van de wervelkolom) en het krom worden van de
ge val of stoot optreden. De bekendste en het beruchtst is de heupfractuur.
ingezakte wervels zichtbaar gemaakt worden.
botpijn zonder dat er sprake is van een botbreuk;
pijn veroorzaakt door botbreuken, waaronder wervelfracturen;
spierpijn als gevolg van een veranderd houdings- en looppatroon;
Over het algemeen schrijft de arts bij pijn pijnstillers opioïden (morfineachtige medicijnen) voorgeschreven worden om de pijn te verlichten. Andere maat-
regelen om de pijn te verlichten kunnen zijn rust en mobilisatie op geleide van de pijn en eventueel fysiotherapie.
3
Zorgvragers met osteoporose en amputaties
Verder botverlies tegengaan en botbreuken voorkomen
Om verkrommingen zo veel mogelijk tegen te gaan,
breuken te voorkomen, zijn een aantal leefregels
hulpmiddelen, zoals een orthopedisch korset.
Om verder botverlies tegen te gaan en nieuwe botbelangrijk, zoals goede voeding (vitaminen en vol-
is een goede zit- en lighouding van belang. Soms
moet het lichaam daarbij worden ondersteund door
doende calcium), voldoende buitenlucht en
Voeding
Daarnaast kan de arts verschillende middelen voor-
speerpunten in de preventie van osteoporose. Vooral
lichaamsbeweging.
schrijven die osteoporose tegengaan, zoals bisfosfo-
naten, SERM’s (selectieve oestrogeenreceptor modulatoren), bijschildklierhormonen, Denosumab (Prolia®) en het middel strontiumranelaat (Protelos®).
Deze medicijnen vertragen de botafbraak of bevorderen de botopbouw.
Er is een bisfosfonaat dat eenmaal per drie of vier
maanden per infuus wordt toegediend. Deze behandeling vindt plaats in het ziekenhuis.
3.2.5
Aandachtspunten verpleging en begeleiding
De verpleging van een zorgvrager met osteoporose is voor een groot deel gericht op maatregelen ter
voorkoming van osteoporose. In het algemeen omvat de verpleging van een zorgvrager met osteoporose de volgende specifieke aspecten.
Houding en beweging
Voldoende lichaamsbeweging heeft een stimulerende invloed op de aanmaak van botweefsel. Te veel
rust geeft een ontkalking van de botten. Voldoende
lichaamsbeweging houdt ook de soepelheid, kracht,
Een goed voedingsadvies is een van de belangrijkste vitamine D en melkproducten moeten aanbevolen worden. Vitamine D zit vooral in verse groenten,
vette vis en margarine. Melkproducten zijn rijk aan calcium. Als verpleegkundige kun je de zorgvrager stimuleren door de juiste informatie te geven. Zo
nodig kan in overleg met een diëtiste een calcium-
rijk dieet worden samengesteld. Soms wordt aanbevolen kalktabletten of vitamine D in tabletvorm in
te nemen. Het is goed om te weten dat te veel alcohol, zout en koffie de voordelen van calciumrijke voeding weer teniet doen.
Zonlicht
In de zomer kan, onder invloed van het ultraviolette deel van het zonlicht, een stof (provitamine) in de
huid worden omgezet in vitamine D. Vitamine D is nodig om calcium te kunnen opnemen. Onder
invloed van (zon)licht maakt het lichaam het zelf
aan. De zon moet dan wel op de huid kunnen schijnen – minimaal een kwartier op handen en hoofd.
Stimuleer de zorgvrager om dagelijks naar buiten te gaan of bied de zorgvrager de mogelijkheid om de zon op te zoeken.
het evenwicht en coördinatievermogen op peil. Dat
Pijn
verpleegkundige moet de zorgvrager zo veel moge-
klachten zo veel mogelijk worden bestreden. Pijn
verkleint de kans op valpartijen en botbreuken. De lijk stimuleren om in beweging te blijven en zo
nodig ondersteuning bieden om het bewegen te
vergemakkelijken. Goede vormen van lichaamsbeweging zijn bijvoorbeeld gymnastiekoefeningen,
Als er sprake is van pijnklachten, dan moeten de kan met medicatie worden bestreden, maar ook door warmte en ontspanningsoefeningen (rode lamp of massage).
wandelen, hardlopen en traplopen. Activiteiten
Medicatie
tie, maar helpen niet om stevige botten te krijgen.
langdurig gebruikt worden. Zodra de zorgvrager
zoals fietsen en zwemmen zijn goed voor de condi-
Medicijnen die osteoporose bestrijden, moeten vaak
19
20
Zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingsstelsel
stopt met innemen, neemt het effect langzaam af.
Daarom is het belangrijk dat de zorgvrager zijn
een deel van het lichaamsdeel waarin het zich
medicatie, zolang de arts die voorschrijft, elke dag
bevindt weg te nemen. Artsen proberen dit tot
trouw inneemt. Als verpleegkundige kun je de zorgvrager hierin stimuleren. Verder is het aan te beve-
Een kwaadaardig gezwel kan het nodig maken
een minimum te beperken.
len om medicatiebijsluiters goed lezen voor een juis-
Bij snel voortschrijdende infecties, zoals koudvuur, kan het nodig zijn het aangedane
te werking. Soms moet de medicatie namelijk op
lichaamsdeel af te zetten om het leven van de
een lege maag ingenomen worden of wordt het
zorgvrager te redden.
afgeraden om binnen een half uur na inname van
Botbreuken voorkomen
3.3.1
den, kan een aantal maatregelen worden genomen.
Al tijdens de operatie houdt de chirurg er rekening
mogen geen kleden losliggen, bij evenwichtsproble-
De plaats van het litteken, de lengte van de stomp
een tablet te gaan liggen.
Om de kans op botbreuken zo klein mogelijk te houHet schoeisel van de zorgvrager moet goed zijn, er
men kan de zorgvrager gebruikmaken van een hulpmiddel. Tegenwoordig zijn er speciale broeken verkrijgbaar met verdikte stukken op de heupen ter
bescherming bij vallen. Verwijder obstakels in en rond de woning zo veel mogelijk.
3.3
Zorgvragers met een amputatie van de ledematen
Na een giftige beet waardoor necrotische zweren ontstaan.
Behandeling
mee dat er een prothese moet worden aangemeten. en het bedekken van het stompuiteinde zijn belangrijke factoren die het succes van de latere prothese bepalen.
Na de operatie is het belangrijk om de wond goed te laten helen en daarna te beginnen met het conisch
zwachtelen van de stomp (zie bijlage 1), waardoor de stomp van boven naar beneden dunner wordt. Dit
heeft tot doel het vocht in de stomp kwijt te raken
en de stompvorm zo te krijgen, dat er een goede prothese voor gemaakt kan worden.
Amputatie betekent een gehele of gedeeltelijke chi-
Verschillende soorten prothesen
schillende redenen om een amputatie te verrichten:
onderscheiden.
rurgische afzetting van een lichaamsdeel. Er zijn ver
Ernstige doorbloedingsstoornissen waardoor er versterving van weefsel optreedt. In de meeste
gevallen wordt dit veroorzaakt door atheroscle-
rose en vaataandoeningen bij diabetes mellitus. Van de zorgvragers waarbij een amputatie van
het been moet worden verricht, heeft ongeveer de helft diabetes mellitus.
Een ongeval kan een lichaamsdeel zo beschadigen, dat amputatie de enige oplossing is.
Na ongelukken (verkeersongelukken, bomexplosies, industriële ongelukken) waarbij een
lichaamsdeel wordt afgesneden of afgerukt.
Er is een groot aantal verschillende prothesen te Voor de arm wordt veel gebruikgemaakt van myo-
elektrische prothesen. Hiermee kan de prothesearm, en vooral de prothesehand, worden aangestuurd
door spieren aan te spannen. Doordat een elektrode op deze spieren geplaatst is, kunnen er signalen
worden doorgegeven aan de hand. Op die manier
kan de zorgvrager leren dingen vast te pakken. Het
vergt veel oefening en handigheid om hiermee om te gaan en de prothese moet ook goed passen. Niet iedereen is in staat om dit te leren.
Prothesen van het been zijn vooralsnog bijna allemaal mechanisch. Je hoeft met de voet geen fijne
3
Zorgvragers met osteoporose en amputaties
grijpbewegingen te maken en de loopbeweging is
Begeleiding voor de operatie
De meeste beenprothesen zijn opgebouwd uit een
een amputatie wordt overgegaan. De meeste zorgvra-
met de resterende spieren goed te leren.
binnen- en een buitenkoker. De binnenkoker is van wat zachter materiaal en zorgt voor een goed contact met het been. Hij laat echter ook voldoende
ruimte op de plaatsen waar het been niet belast
mag worden. De buitenkoker past goed over de binnenkoker en is gemaakt van stug materiaal dat stevig genoeg is om de krachten op te vangen. Aan de
buitenkoker zitten de noodzakelijke kunstgewrichten en het been vast.
De voetprothese kan van verschillende materialen
gemaakt zijn. Het gebruik bepaalt het soort materiaal. Gaat het om een actieve jonge man die veel
sport of om een oudere man met evenwichtsproblemen die er alleen in huis mee loopt? De eerste heeft een flexibele voet nodig en kan het gebrek aan sta-
biliteit opvangen, de tweede moet een stabiele voet
hebben die echter wel zo soepel is, dat het lopen niet te veel energie vergt.
Cosmetische protheses worden niet functioneel
gebruikt. Je kunt er dus niet mee grijpen en niet op
Er wordt vaak een lange weg afgelegd voordat er tot gers hebben al een aantal vaatoperaties achter de
rug. Sommigen hebben daar lange tijd baat bij gehad, anderen hebben dat bijna tegen beter weten in laten doen en met een tegenvallend resultaat. Hun grootste angst, het verliezen van een deel van hun
lichaam, wordt nu werkelijkheid. De rouw begint vrijwel meteen. Gevoelens van verdriet, woede en teleurstelling komen naar boven. Deze kunnen zich ook op jou als zorgverlener richten. Anderen ervaren de
amputatie als een verlossing. ‘Eindelijk de pijn kwijt’
of ‘het been zat me al tijden in de weg’ zijn uitspraken die je soms voor of na de operatie hoort.
Het bespreken van angsten en teleurstellingen voor
de operatie kan de revalidatie na de operatie positief beïnvloeden. Ook de deskundigen voor na de opera-
tie, zoals de revalidatiearts, er vooraf bij betrekken is niet alleen in technisch opzicht handig (adviseren
chirurg), maar de zorgvrager kan zich daardoor ook al instellen op de tijd na zijn operatie.
staan. Ze worden voor de arm en de hand veel
Postoperatieve zorg
sche prothese niet veel oplevert. Sommige zorgvra-
ling, stompzwachtelen en stompharden. De eerste
gebruikt, zeker als het gebruik van een myo-elektrigers hebben zowel een actieve prothese als een cosmetische prothese, afhankelijk van hun bezigheid
gebruiken ze de ene of de andere. Voor het been zijn cosmetische prothesen vaak niet aan te raden.
Meestal zijn ze hinderlijk in het maken van transfers en wordt de zorgvrager afhankelijker van hulp
omdat hij niet kan staan op de prothese. De cosmeti-
sche prothese kan wel de zithouding van de zorgvrager in de rolstoel stabiliseren.
3.3.2
Aandachtspunten verpleging en begeleiding
In het algemeen omvat de verpleging van een zorgvrager met een amputatie van een ledemaat een aantal specifieke aspecten.
De postoperatieve zorg bestaat uit wondbehandetwee zijn bekend. Het harden van de stomp is
belangrijk om de huid geschikt te maken om de prothese te kunnen (ver)dragen. Dit begint meestal
nadat de wond voldoende geheeld is. Goede methoden om de stomp te harden zijn: na het douchen de stomp afspoelen met koud water, opbouwend van
koel naar koud, de stomp met een handdoek droogwrijven, masseren van de stomp en met gestrikte vingers tikken op de stomp.
De fysiotherapeut probeert contractuurvorming te
voorkomen. Doordat de spieren rondom de amputatie vaak van plaats en dus van trekrichting zijn veranderd, neigt het lichaamsdeel tot verkeerde houdingen. Als verpleegkundige speel je hierin een
ondersteunende rol, door tijdens de verzorging de gewrichten te strekken.
21
22
Zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingsstelsel
Bij een boven- en onderbeenamputatie moet de
medicatie die de prikkeloverdracht in het zenuw-
de buik liggen om contracturen te voorkomen. Dit
De afgelopen jaren wordt steeds meer gebruik
zorgvrager een aantal malen per dag een half uur op valt hem niet altijd gemakkelijk en stimulatie is nodig om later problemen te voorkomen.
Fantoompijn
Een bekend fenomeen na een amputatie zijn de fan-
stelsel en de hersenen verminderen of veranderen. gemaakt van een antidepressivum of anti-epilepti-
cum. Op den duur verdwijnen fantoomsensaties en -pijn vaak. Het gebruik van de prothese lijkt dit te bevorderen.
toompijn en fantoomsensaties. De doorgesneden
Mobiliteit
nen, waardoor het lijkt of het geamputeerde
heidstraining. Deze training bestaat niet alleen uit
zenuwen blijven prikkels doorgeven aan de herselichaamsdeel er nog is. Dit kan vreemd aanvoelen of pijn doen. Voorbeelden van fantoomsensaties zijn dat de zorgvrager de fantoomtenen voelt en wil
bewegen of dat de wreef een jeukend gevoel geeft.
Allerlei soorten fantoomgevoelens kunnen voorko-
men. Fantoomgevoelens zijn niet pijnlijk, maar kunnen wel vervelend gevonden worden.
De behandeling van fantoompijn bestaat uit
Figuur 3.2
Het aanbrengen van een prothese vergt enige oefening
De zorgvrager kan al snel beginnen met zelfstandigprothesetraining, maar de zorgvrager moet ook
weer zelfstandig worden in zijn ADL. Daarnaast
moet hij zich ook zonder prothese kunnen redden.
Hij moet zichzelf kunnen wassen, aan- en uitkleden en het toilet bezoeken zonder prothese. Dit is goed
als voorbereiding op de prothesetraining, maar ook noodzakelijk in situaties waarbij de prothese voor
reparatie weg is en de zorgvrager zelfstandig woont.
4
Aan- en uittrekken van de prothese
De zorgvrager heeft in wisselende mate hulp nodig
bij het aan- en uittrekken van de prothese. Dit hangt af van het stadium van de revalidatie en van de bij-
komende aandoeningen. Sommige zorgvragers zullen het nooit zelfstandig leren of kunnen en blijven hierin dus afhankelijk.
Psychische gevolgen
Het verwerken van een amputatie komt overeen met
de fasen van een rouwproces, en soms is daar deskundige begeleiding bij nodig. Ook reacties van de partner, de familie en de omgeving spelen hierbij een grote rol. Schrikken zij van de zorgvrager die een
lichaamsdeel mist of reageren ze met afschuw of
afstand, dan heeft dit zijn weerslag op de zorgvrager.
Het tonen van bereidheid om met de zorgvrager over
zijn gevoelens en bevindingen te praten en het tonen
van begrip kan helpen. Ook het samen bekijken welke mogelijkheden er zijn om de zelfredzaamheid te ver-
hogen, vormt een belangrijke bijdrage aan dit proces. De mate waarin de zorgvrager in staat is om weer
perspectief te zien in de toekomst bepaalt ook zijn motivatie voor de revalidatie. Je kunt met de zorgvrager zoeken naar de doelstellingen die hij heeft voor de toekomst en deze stapsgewijs realiseren.
Seksualiteit
Een amputatie doet de zorgvrager twijfelen aan zijn aantrekkelijkheid en vaak ook aan zijn fysieke
mogelijkheden. De angst om afgewezen te worden
kan veroorzaken dat hij er niet over spreekt. Ditzelfde kan gelden voor de partner. Openheid is noodzakelijk om het vertrouwen te herwinnen en het
gevoel van aantrekkelijkheid en fysieke mogelijkheden terug te krijgen. Aarzel niet om op een geschikt moment hiernaar te vragen, wacht alleen niet te lang op dat geschikte moment. Verwijs zo nodig door naar specialistische hulp.
Zorgvragers met osteoporose en amputaties
23
24
Zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingsstelsel
4 1 1
2
Verwerkingsopdrachten Anatomie en fysiologie van het bewegingsstelsel
Welke functie hebben botten in het lichaam? Noem er drie. Bot bestaat onder ander uit collageen.
a
b
Beschrijf wat collageen is.
Wat is de relatie tussen collageen en het breken van een bot?
3
Bot is levend weefsel. Wat wordt hiermee bedoeld?
4
Wat is de functie van gewrichtsbanden bij een synoviaal gewricht?
5
Leg in je eigen woorden uit hoe een beweging tot stand komt en benoem daarbij de functie van de spieren.
2
Zorgvragers met gewrichtsaandoeningen
1
2
Reumatoïde artritis is een auto-immuunziekte gekenmerkt door steriele ontstekingen van de perifere
gewrichten. Leg in je eigen woorden uit wat hiermee bedoeld wordt.
Mevrouw Huting heeft erg veel pijn door reumatoïde artritis. Ze vraagt aan jou wat ze nog meer kan doen
om de pijn te verlichten en draaglijk te maken, naast de inname van haar pijnmedicatie. Laat je bij je ant-
woord, indien gewenst, ondersteunen door informatie op internet, zoals de website www.reumafonds.nl. 3
Door reumatoïde artritis vertonen de gewrichten aan de vingers van mevrouw Wiersma ernstige ver-
groeiingen. Bij de ADL-activiteiten heeft ze vooral moeite met eten en aan- en uitkleden. Beschrijf welke hulpmiddelen mevrouw Wiersma mogelijk kunnen helpen haar zelfstandigheid zo lang mogelijk te behouden.
4
Geef drie kenmerken waarin artrose verschilt van reumatoïde artritis.
5
Mevrouw Van Beuningen heeft erg last van haar knieën door artrose. De knieën zijn ook erg dik. De arts
van mevrouw Van Beuningen heeft geadviseerd om de gewrichten even te ontzien maar de rustperiode niet te lang te laten zijn. Als jij als verpleegkundige bij mevrouw Van Beuningen komt blijkt dat ze niet meer uit bed is geweest sinds de arts is geweest. a
b
6 a
b c
d
Beschrijf waarom een rustperiode niet te lang mag duren. Hoe reageer je naar mevrouw Van Beuningen toe?
Bedenk drie beroepen die een verhoogde kans geven op het ontstaan van arthrosis deformans. Welke gewrichten lopen bij de verschillende beroepen het grootste gevaar? Welke preventieve adviezen zou je kunnen geven?
Loop je als verpleegkundige ook extra gevaar op arthrosis deformans? Motiveer je antwoord.
4
7
Verwerkingsopdrachten
Meneer Sadik heeft al een paar jaar spondylitis ankylopoetica. Sinds een jaar zijn de klachten, ook de
pijnklachten, verergerd. Meneer Sadik wil nu steeds minder bewegen. Jij wilt hem motiveren om juist wel te bewegen. Hoe pak je dit aan? Wat zeg je?
8
Een zorgvrager met spondylitis ankylopoetica moet bepaalde leefregels in acht nemen. Beschrijf vier
leefregels en geef hier tevens bij aan wat jouw taak als verpleegkundige hierin kan zijn.
9 Jicht ontstaat door het neerslaan van urinezuur. a
Wat is urinezuur?
c
Wat kun je de zorgvrager adviseren om het urinezuurmetabolisme in balans te houden?
b
Leg uit wat urinezuur doet bij jicht.
10 Bezoek op internet de website van het Reumafonds (www.reumafonds.nl) en bekijk deze website.
3 1
2
3
a
Noem vijf vormen van reuma die op deze website beschreven worden en die niet in dit thema aan de
b
Maak van minimaal één vorm een kort verslagje. Beschrijf hierin in je eigen woorden wat de aandoe-
orde komen.
ning is en welke symptomen erbij horen.
Zorgvragers met osteoporose of amputaties
Osteoporose is in hoge mate aan leeftijd gebonden en komt vaker voor bij vrouwen vanaf de middelbare
leeftijd dan bij mannen. Leg uit waardoor dit, volgens jou, komt.
Geef minimaal vijf adviezen die bruikbaar zijn voor de zorgvrager om osteoporose te voorkomen. Gelden
deze adviezen voor alle zorgvragers? Motiveer je antwoord. Welke adviezen gebruik je zelf?
Sinds kort heb je mevrouw Van Asbeck in de zorg. Mevrouw Van Asbeck is terug uit het ziekenhuis na
een heupfractuur. Mevrouw is bekend met osteoporose en ze valt regelmatig. Je wilt de risico’s in kaart
brengen zodat je preventieve maatregelen kunt nemen. Welke vragen stel je aan mevrouw Van Asbeck of
welke onderwerpen stel je aan de orde, zodat je een goed beeld krijgt van de situatie en de valincidenten? 4
5
Osteoporose wordt ook wel de ‘stille ziekte’ genoemd. Beschrijf in je eigen woorden wat hiermee wordt bedoeld.
Beschrijf in je eigen woorden waarom het verlies van een lichaamsdeel door een amputatie gezien kan
worden als het begin van een rouwverwerkingsproces.
6 Kun je als verpleegkundige een bijdrage leveren aan het acceptatieproces? Wat kun jij daarin betekenen voor een zorgvrager met een amputatie?
7
Na de amputatie moet de onderbeenstomp van meneer van Diest konisch gezwachteld worden. Meneer
van Diest vraagt aan jou wat konisch zwachtelen nu precies is en waarom dat zo moet gebeuren. a
b
Beschrijf wat konisch zwachtelen is.
Wat is het doel van deze methode van zwachtelen?
25
26
Zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingsstelsel
8
Beschrijf vier aandachtspunten met betrekking tot de verzorging van de amputatiestomp en beschrijf
vier aandachtspunten die je als verpleegkundige in acht moet nemen bij de zorg voor de prothese van de zorgvrager.
9 Waarom is het leren lopen met een bovenbeenprothese over het algemeen moeilijker dan het leren lopen met een onderbeenprothese?
10 Waarom is het voor de zorgvrager belangrijk dat de prothese er goed en mooi uitziet?
2
Zorgvragers met ontstekingen en infecties
Natasja volgt de opleiding tot verpleegkundige en doet hiervoor BPV op de revalidatieafdeling van een verpleeghuis. Zij zal vandaag meneer Jaspers opnemen. Meneer Jaspers is gevallen tijdens zijn vakantie in het buitenland en heeft daarbij zijn heup gebroken. Hiervoor is meneer Jaspers in het buitenland geopereerd. Nu hij terug is in Nederland zal meneer Jaspers worden opgenomen in het verpleeghuis om verder te revalideren. Natasja is op de hoogte van de procedure die gevolgd moet worden, wanneer zorgvragers opgenomen zijn geweest in een buitenlands ziekenhuis. Zij heeft samen met haar werkbegeleider het MRSA-protocol bestudeerd. De verpleeghuisarts komt ook nog langs om met het verplegend personeel het beleid af te spreken. Voor Natasja is dit een leerzame opname. Ook in de zorginstelling en de thuiszorg zal zij zorgvragers tegenkomen met een infectieziekte waarvoor bepaalde maatregelen moeten worden toegepast.
28
Zorgvragers met ontstekingen en infecties
5
Ziekteverwekkers
5.1
Inleiding
Als verpleegkundige zul je regelmatig zorgvragers met een ontsteking of een infectie tegenkomen in
het verpleeghuis, verzorgingshuis en thuiszorg. Het
is belangrijk dat je op de hoogte bent van de zorg en maatregelen die je dan als verpleegkundige moet nemen. Je moet weten hoe iemand besmet kan
raken. Je moet ook weten wat de natuurlijke afweermechanismen zijn. Dit hoofdstuk geeft algemene
Wanneer ze in een gezonde verhouding aanwezig
zijn worden we niet ziek. Sommige micro-organis-
men zijn op bepaalde plaatsen in het lichaam nuttig, terwijl ze op andere plaatsen in het lichaam
schadelijk zijn. De colibacil in de darmen bijvoor-
beeld, heeft een positieve functie bij de spijsverte-
ring. Daarentegen is de colibacil juist schadelijk als
hij in de urinewegen terechtkomt. Hij kan daar zelfs een urineweginfectie veroorzaken.
informatie over de verschillende soorten micro-
organismen. Ook zal worden ingegaan op de ver-
schillende ontstekingen en infecties die je in verpleeghuizen, verzorgingshuizen en de thuiszorg kunt tegenkomen.
5.2
Micro-organismen
Zoals je weet is een kenmerk van micro-organismen
Figuur 5.1
Van de zeer vele micro-organismen die in de natuur
Ontstekingen en infecties worden vaak veroorzaakt
(ziekteverwekkend) voor de mens. Sommige micro-
Er worden vier groepen pathogene micro-organis-
dat ze niet met het blote oog waar te nemen zijn.
voorkomen, is slechts een heel klein deel pathogeen organismen heb je als mens juist nodig. Denk bij-
voorbeeld aan darmbacteriĂŤn die een belangrijke rol spelen bij het verteringsproces.
Er komen veel micro-organismen voor op de huid, in
de mond- en keelholte en in het darmkanaal. Dit zijn zowel nuttige als schadelijke micro-organismen.
Bacillen
door (ziekmakende) pathogene micro-organismen. men onderscheiden: ‚
Virussen. Ze veroorzaken kinderziekten, zoals
mazelen, waterpokken, rodehond en polio. Griep, verkoudheid en hepatitis worden veroorzaakt door een virus, evenals aids dat veroorzaakt wordt door het hiv-virus.
5
Bacteriën. Streptokokken zijn vaak de oorzaak
van keelontstekingen en wondroos (erysipelas).
afweer die een normale huid bezit, komen huidinfecties vrij vaak voor. Pathogene micro-orga-
rige ontstekingen, zoals bij steenpuisten, huid-
nismen komen wel op de huid voor, maar krij-
ontstekingen en pneumonieën. De tuberkelbacil
gen onder normale omstandigheden geen kans.
is veroorzaker van tuberculose. Pseudomonas- en
Bij kleine wondjes en op plaatsen waar de huid
proteusbacillen komen allebei voor in het maag-
een verminderde weerstand heeft, kunnen ziek-
darmkanaal en zijn te zien bij decubitus en in de
tekiemen ontstekingen veroorzaken. De steen-
urineblaas. Spirocheten veroorzaken onder meer
puist en wondroos (erysipelas) zijn hiervan
geslachtsziekten en de ziekte van Lyme.
voorbeelden.
Schimmels en gisten. Hiertoe hoort het zwem-
merseczeem, sommige nagelontstekingen en de
hepatitis. Bij serumhepatitis kan besmetting
Protozoën. Deze eencellige micro-organismen
plaatsvinden via besmet materiaal, bijvoorbeeld
veroorzaken malaria, toxoplasmose en amoe-
via spuiten. Ook kun je zelf besmet raken door-
bendysenterie.
5.2.1
dat je je prikt aan een naald waarmee je een
Besmettingswegen
zorgvrager met hepatitis hebt geïnjecteerd. Bij
malaria brengt de mug de parasiet rechtstreeks
Micro-organismen verplaatsen zichzelf niet, maar
worden overgebracht. Daarvoor hebben ze wel een transportmiddel nodig. Dit transportmiddel is het
directe contact van mens op mens of van voorwerp op mens of van mens op voorwerp. Vloeistofdrup-
Hematogeen (via het bloed). Op deze manier vindt de besmetting plaats bij bijvoorbeeld
candidaschimmel in de mondholte of vagina.
Cutaan (via de huid). Op deze manier kunnen ontstekingen ontstaan. Ondanks de goede
Stafylokokken komen vooral voor in allerlei ette-
Ziekteverwekkers
in het bloed.
Seksueel contact (via sperma of vaginaal vocht). Dit is het geval bij bijvoorbeeld syfilis, gonorroe, aids en hepatitis B.
peltjes (bij spreken, hoesten, niezen), stofdeeltjes,
5.2.2
ten en en andere voorwerpen kunnen als transport-
Alle soortvreemde stoffen die ons lichaam binnen-
besmette voedingsmiddelen, insecten, instrumenmiddel dienst doen.
Besmetting kan op verschillende manieren plaats-
Afweermechanismen
dringen, zullen door het organisme als vreemd
vinden, namelijk:
Aërogeen (via de luchtwegen). De besmetting
vindt plaats door aan hoesten, druppelinfectie of via stofdeeltjes bij bijvoorbeeld tuberculose. Kinkhoest en longontsteking ontstaan via besmetting van de luchtwegen.
Enteraal (via het maag-darmkanaal). Besmet
voedsel en besmet drinkwater komen in de darmen en het bloed terecht. Op deze manier ontstaan tyfus, paratyfus en salmonella. Bij de
hepatitis infectiosa (leverontsteking) dringt het
virus via het maag-darmkanaal door tot de lever;
Figuur 5.2
Verkoudheid wordt via de lucht overgedragen van een ziek persoon naar een gezond persoon
29
30
Zorgvragers met ontstekingen en infecties
worden herkend en kunnen een afweerreactie
Deze eiwitten noemen we antistoffen of antilicha-
fen zijn ziektekiemen, soortvreemde eiwitten, kleur-
stoffen richten zich tegen de antigenen.
oproepen. Voorbeelden van deze soortvreemde stofstoffen, cosmetica, enzovoort.
De soortvreemde stof waarmee ons organisme in
contact komt, noemen we het antigeen. Ons lichaam beschikt over vier soorten afweermechanismen:
aspecifieke humorale afweer; aspecifieke cellulaire afweer; specifieke humorale afweer; specifieke cellulaire afweer.
Aspecifieke humorale afweer
Iedereen beschikt over dit afweermechanisme, ook als je nooit in contact bent geweest met het anti-
geen. De stoffen kunnen zich in het bloed en in het
weefselvocht bevinden. Humoraal heeft betrekking op de lichaamsvloeistoffen. Ze kunnen antigenen
oplossen of onschadelijk maken. Een voorbeeld hier-
van is interferon. Dit is een eiwit dat zich van nature in het lichaam bevindt en een rol speelt bij de afweer.
Aspecifieke cellulaire afweer
Dit afweermechanisme bestaat uit de fagocytose
van lichaamsvreemd materiaal door granulocyten.
De granulocyten (witte bloedlichaampjes) zullen de bacteriën onschadelijk maken door deze in zich op
te nemen: fagocytose. De fagocyterende cellen kun-
nen het beschadigde weefsel, eventuele micro-orga-
men, ook wel immunoglobulines genoemd. De antiEr is een aantal immunoglobulines (afkorting: Ig)
bekend. Ze verschillen van elkaar wat betreft bouw, grootte en eigenschappen. Zo bestaan er IgA en IgE, die vooral gevormd worden rond de slijmvliezen,
zoals rond de luchtwegen en het maag-darmkanaal. Bij de infectieziekten vormen de verwekkende ziektekiemen antigenen. Het lichaam maakt hiertegen antistoffen die de antigenen onschadelijk maken. Door deze antigeen-antilichaamreactie worden
infectieziekten bestreden. De strijd met een anti-
geen leidt via een soort selectie tot het ontstaan van specifieke cellen, die het antigeen onschadelijk maken.
Als iemand een bepaalde infectieziekte heeft doorgemaakt, zijn er in het lichaam veel meer lymfocyten aanwezig die antistoffen kunnen vormen.
Wanneer je kortgeleden een infectieziekte hebt
doorgemaakt, zijn er veel antistoffen in het bloed aanwezig (verhoogd titer). Na enige weken tot
maanden neemt deze hoeveelheid af, maar vaak
blijven antistoffen gedurende vele jaren aantoon-
baar. In het bloed van een zorgvrager kun je zowel
bepaalde antigenen als antistoffen aantonen. Ook
de concentratie van antistoffen kan worden aangetoond. Het aantonen van antigenen of antistoffen kan nodig zijn om te kunnen bepalen of en welke behandeling nodig is.
nismen en andere verontreinigingen opruimen.
Specifieke cellulaire afweer
Specifieke humorale afweer
zijn ontstaan in de thymus, de T-lymfocyten. Deze
Specifieke humorale afweer wordt gevormd door lymfocyten. De lymfocyten zijn ontstaan uit het beenmerg, de zogenaamde B-lymfocyten. Deze
bevinden zich onder andere in de lymfeklieren, in de milt en in de buurt van de slijmvliezen (onder andere tractus digestivus en respiratorius). Wanneer
soortvreemde eiwitten ons lichaam binnendringen, gaan de lymfocyten eiwitten produceren.
Deze afweer wordt gevormd door lymfocyten die
cellen bevinden zich in het bloed en in het lymfe-
weefsel. Wanneer antigenen het lichaam binnen-
dringen zullen deze lymfocyten zich vermenigvuldigen, waarna ze het antigeen door fagocytose
onschadelijk maken. De strijd met een antigeen leidt ook hier via een soort selectie tot het ontstaan van specifieke cellen, die het antigeen door fagocytose onschadelijk maken.