17 minute read
Wie ik ben? Volg me maar
Powervrouwen
Op een warme zomerdag spreidt de kroonprinses haar vleugels. De bruidsvlucht, het voortplantingsritueel, is begonnen. De prinses geeft daarmee een startsein aan de mannetjes om te paren. Je zou het de ‘mierenmanier’ van consent kunnen noemen. Tot aan dit moment hebben de mannetjes namelijk netjes gewacht en hun pootjes thuis gehouden. Pas nadat het vrouwtje omhoog is gevlogen, stijgen ook de mannetjes op. De prinses mag vervolgens een mannetje uitkiezen waarmee zij wil paren. Vaak is het hoogst vliegende mannetje de gelukkige. Na de daad valt het mannetje dood neer; zijn werk zit erop. Alle andere mannetjes storten ook ter aarde, hun leven gegeven voor de kans op seks. De prinses daalt rustig neer en nestelt zich onder de grond om de larven ter wereld te brengen. Na de huwelijksnacht heeft ze haar eigen kolonie gesticht. Deze mierenkolonie kan ze voortdurend aanvullen met jonge larven; hier is geen nieuwe bruidsvlucht voor nodig. Met haar goed gevulde ‘spermatank’ kan ze namelijk ruim tien jaar larven op aarde zetten en haar kolonie in stand houden. Hierdoor mag ze zichzelf haar leven lang ‘mierenkoningin’ noemen. Terwijl de mannelijke larven rustig een nieuwe bruidsvlucht van een ‘kroonprinses’ afwachten, ontwikkelen de meeste vrouwelijke larven zich tot ‘werksters’. Zij bouwen het volledige gangenstelsel, zorgen voor genoeg voedsel en beschermen de koningin. Elke werkster heeft haar eigen specifieke rol binnen de kolonie. Zo zijn er ‘verkenners’ die boven de grond zoeken naar voedsel en ‘voorraadbeheerders’ die vervolgens het voedsel opslaan. Ook zijn er ‘vroedvrouwen’ om de larven te verzorgen en zorgt een groepje ‘soldaten’ ervoor dat het nest beschermd wordt tegen indringers. En laten we de technische dienst niet vergeten, want zonder deze handige ‘klusjesvrouwen’ zal het nest in puin vallen. In een mierenkolonie vervult iedere werkster haar specifieke rol binnen een volautomatisch systeem. Hierdoor realiseren de werksters zonder horten of stoten complexe ondergrondse bouwwerken. Er is geen onderlinge discussie en geen conflict. Via zo’n twintig feromonen (geur-signalen) stellen ze elkaar op de hoogte van alle belangrijke nieuwtjes en mogelijke gevaren. De hele groep weet precies wat er na zo’n geur-signaal moet gebeuren.
Advertisement
Tijdens een picknick in de tuin kietelt er zomaar één over je been
Eén mier is op zich niet zo intrigerend. Maar wanneer je deze mier volgt naar haar nest en observeert wat zij samen met alle werksters voor elkaar krijgt, beland je in een ingenieuze samenleving waar de mens wellicht nog wat van kan opsteken.
Een week lang houden we onze mieren nauwlettend in de gaten. Op Wineke’s nachtkastje staat een neon-groene gel-boerderij. Bij Marije staat een blauwe variant op de keukentafel. Hoewel de dames niet veel terugzeggen tijdens het diner, is het gezelliger dan alleen eten. In de boerderij valt namelijk altijd wel iets te zien. Het ene moment zijn ze collectief aan het graven door de glibberige gel. Het andere moment liggen ze in een van de U-vormige gangen te rusten. De gel verandert geleidelijk in een door mieren ontworpen wonderwerk van tunnels.
De Mieren-Messias
Een lage, diepe toon die gehoorgangen vult met spannende, bijna horrorachtige muziek. Een zwart beeldscherm. Je zou verwachten dat er een mysterieuze illusionist in het beeld verschijnt die een goocheltruc gaat doen, maar in plaats daarvan verschijnt een lief ogende, tengere jongeman met een brede glimlach op het beeldscherm. De muziek verandert in een speels achtergrondmuziekje en de tengere jongeman, die onder de naam Jan-Peter gaat, begint gepassioneerd te vertellen over verschillende mierenboerderijen. Al snel blijkt dat hij minstens zo enthousiast is over mieren als over het gebruiken van geluidseffecten in zijn video’s. Op het eerste gezicht lijkt Jan-Peter, eigenaar van het YouTube-kanaal ‘mierenboerderij.nl’, gewoon een fanatieke hobbyist. Maar wie verder duikt in zijn leven, ziet dat de mier niet enkel zijn hobby is maar symbool staat voor een brede ideologie. Behalve dat hij gebiologeerd is door hun ingenieuze systemen, vernuftige uitvindingen en complexe rolverdeling die iedere mier lijkt te begrijpen, is Jan-Peter vooral gefascineerd door de mentaliteit van de mier. Er zijn namelijk maar weinig dieren zo onbaatzuchtig als de mier. In Jan-Peter’s boek ‘Mieren zijn helden’, dat buiten zijn informatieve functie een soort ode aan de mier is, haalt hij een voorbeeld aan waarin dit duidelijk wordt. In de zoektocht naar voedsel moet door een groep verkennende mieren een stuk water overgestoken worden. Ondanks dat de betreffende mierensoort niet kan zwemmen, gaat zij te water. De eerste mieren die te water gaan, zorgen dat de mieren die hen volgen over hen heen kunnen kruipen, om zo de overkant te bereiken. Tragisch genoeg gaan de eerste mieren kopje onder en komen zij niet meer boven water. ‘Deze mieren hebben hun leven gegeven voor de anderen. Zouden wij, als mensen, dat voor een ander doen?’ vraagt Jan-Peter zich af. Daarnaast heeft een mier niet voor niets twee magen: de eerste om het voedsel in te bewaren voor haar mierenmaatjes, de tweede om zichzelf van voedingsstoffen te voorzien. De ‘volksgezondheid’ en de belangen voor het grotere geheel staan dus altijd op nummer één. De opvattingen van Jan-Peter over mieren zijn verdergaand dan dat het leukere huisdieren zijn dan een kat en een konijn: ‘God heeft de mieren gemaakt om een voorbeeld voor ons te zijn’. Als eerste mierenhouder van Nederland en verspreider van de mieren-ideologie, fungeert Jan-Peter als de Messias van de mier.
In de gangen van het internet
Jan-Peter is niet de enige die zijn lofzang over de mier bezingt op het internet. Op een ‘mierenpagina’ van het internationale online forum Discord zijn 1674 gebruikers actief. Het ene na het andere bericht wordt uitgewisseld; hulp bij elk mierenvraagstuk is altijd nabij. Zodra we een account aanmaken, worden we direct welkom geheten door ‘Cheeto’,
Idk ants are just cool
‘Nick the Trainer’ en ‘Polyharchis Hotdogi’. Zij vragen gelijk naar de mieren die we houden, en ondanks het warme welkom (‘have a seat’, ‘welcome’, take some notes boi!’) worden we direct afgestraft als we vertellen een ‘gel-boerderij’ te hebben: deze is ongeschikt. ‘Okay, I’ll try to be nice about it, but they’re just awful’ brengt Cheeto ons bij. Door de uitgebreide uitleg over waarom gel-boerderijen not done zijn, schemert toch een bepaalde verontwaardiging over onze onwetendheid. En dan, snel nadat wat basistips zijn uitgewisseld en onze gel-boerderij is gebasht, gaan de Discord-gebruikers weer verder met de orde van de dag. De meest ingewikkelde termen worden afgewisseld met memes over mieren. Opvallend is hoe fanatiek ook deze mierenhouders zijn. Behalve dat ze ontzettend veel specifieke informatie over talloze mierensoorten weten op te dreunen, geeft het merendeel - nadat we ernaar vragen - aan dat mierenhouden een fundamenteel deel van hun leven is en dat ze gemiddeld meer dan twintig uur per week online zijn op Discord. Ook geven sommige gebruikers aan dat ze waardevolle vriendschappen hebben gesloten binnen de mieren-community. Maar, in tegenstelling tot Jan-Peter, lijken de Discord-gebruikers niet op missie om de wijze lessen van de mier over te brengen op anderen en linken ze de hobby niet direct aan een concrete ideologie. Ze zijn minder filosofisch over hun passie voor mieren: Cheeto maakt er niet veel meer woorden aan vuil dan ‘idk ants are just cool’. Toch zijn de fanaten niet weg te slaan van hun mierenboerderijen en computers, en blijkt ook hier dat mierenhouden duidelijk meer is dan het houden van mieren.
De wondere wereld van de mieren(houder)
Mierenhouders wijden een groot deel van hun tijd en energie aan het verzorgen en bestuderen van de kriebelige insecten. Op deze manier maken zij zichzelf onderdeel van de fascinerende wereld van de mier: een strak georganiseerde wereld waarin zo goed samengewerkt wordt dat de kleine wonders hun samenleving alsmaar blijven ontwikkelen. De mierenhouders zitten boven op die ontwikkelingen. Via YouTube filmpjes, blogposts en vurige Discord-discussies houden ze elkaar op de hoogte. Ideeën worden uitgewisseld, biologische en maatschappelijke lessen worden gedeeld en vriendschappen worden gesloten. Mierenhouden is op deze manier naast een persoonlijke passie of hobby ook een sociale activiteit. Daarbij lijkt mierenhouden, voor mierenhouders zoals Jan-Peter, een ideologie waar een collectief streven uit voortkomt. De interessante biologie van de mier werkt als bron van inspiratie; een voorbeeld van hoe wij als mensen onze samenleving zouden moeten inrichten. De mierenwereld is een wereld waarin eerst aan de ander wordt gedacht: ze hebben niet voor niets twee magen. Daarbij wordt er niet uitgegaan van ‘zwakkeren’ of ‘sterken’, want iedere mier draagt op haar eigen manier een steentje bij aan het grotere geheel. Menig mierenhouder lijkt niet enkel gefascineerd door het uitgekiende samenspel van de beesten, maar ook geïnspireerd door het sociale - misschien zelfs socialistische - karakter en hun één voor allen, allen voor één mentaliteit. De harmonieuze en duurzame wijze waarop mieren met elkaar samenleven, roept vragen op over hoe de (westerse) mens de maatschappij vandaag de dag inricht. Zo brengen de kleine zespotige dames heel wat teweeg, en bewerkstelligen ze niet enkel hun eigen ingenieuze samenleving maar ook een ‘wonderwereld’ voor de mens.
Helaas. Wineke’s werksters ploeteren nog enthousiast rond in de gel, maar bij Marije ligt de helft van de dames met de pootjes omhoog. We mailen Jan-Peter over deze teleurstellende ontdekking. Hij is direct behulpzaam: een nieuwe mierenfamilie komt in een reageerbuisje richting onze brievenbus. Nu we hem toch spreken, stellen we gelijk een vraag over zijn liefde voor de inventieve insecten: ‘Zou je liever een mier zijn of een mens?’. Nog dezelfde dag ontvangen we een antwoord: ‘Ik zou liever een mens zijn in een samenleving zoals mieren het voortleven’. En gelijk heeft ie, want mieren zijn een mirakel.
Monsters and Murderers
Reflections on the horrible things our minds can create in the dark
The sun settles just below the horizon, light no longer reaching alleys where street lights are lacking. Trams, trains and buses pull into their final terminals. Doors are closed behind backs, brief moments before hallway lights are turned on. Light switches are flicked off, curtains closed, books and reading glasses left to gather dust on nightstands. In a few moments, people’s worlds go from bright to dark; the minds start to wander. Text Marie Voerman Image Islay Kilgannon
Afear of the unknown is something that comes as natural to people as breathing does at times. This goes for countless aspects of life, such as being diagnosed with an illness or even something as mundane as a first day at a new job. The moment we cannot know or predict what is going to happen with a degree of certainty, a natural sense of anxiety sets in. Yet, there is an aspect of the unknown that we have to face every day: the dark. The dark represents a cumulation of the fears of the unknown. We cannot see enough to find our bearings and are afraid that there might be something lurking in the shadows that we cannot protect ourselves against. So once the darkness comes and the things we know are blanketed by pitch-black nothingness, our minds start to fill in the blanks with the worst-case scenarios, even in places we know like the back of our hands. corner. Did it just move? Shit. You scoot towards your bedside table, almost there now. To turn on the light, you’ll have to take your hand out from beneath the covers, so you’ll have to find a way to protect yourself. You could take the book on your bedside table and use it as a weapon, throw it once the light is on, create a distraction; then make a run for it. Yes, that could work! Okay, deep breath, you’re at the bedside table. The air is cold as your shaky hand peeks out of the covers and readies itself next to the light switch. The blanket entirely abandons your upper body when your other hand wraps itself around the spine of the book. No turning back now. Go! Light floods the room and you hurl the book to the corner as hard as you can. The next thing you feel is embarrassment as, with a thud, your book hits the floor. In the light, you see no monster with a lumpy back lurking in the corner, no tilted head regarding you creepily. Just your pile of dirty laundry on a chair, now pathetically falling apart from the damage your book did. A sock drops from the pile and joins your book on the floor. Damn it.
You’re safe under the covers
Fear creeps up your spine as you narrow your eyes, trying, somehow, to zoom your vision in on what you think you see in the corner. Is that…? Thoughts race through your mind. “It can’t be, right?”. But doubt comes in. You’re safe under the covers. Maybe if you keep them wrapped around your shoulders you can inch closer to your bedside table to turn on the light, get a better look. Don’t look away from the corner, though. Keep your eyes peeled. After some deep breaths, you slowly scoot your butt a little closer to the left, feet dragging behind. A toe manages to slip out from beneath the blankets and your soul momentarily leaves your body as you anticipate the clawed hand grabbing your foot. As quickly as possible, you tuck your toe back under your blanket of safety. But panic settles in when you realise you looked away from the The not-being-able-to-see aspect of the dark is obviously the most threatening feature, sparking the fear of the unknown. But often it is not only pitch-black darkness that creates fear. In his book ‘The Phenomenon of Life’, philosopher Hans Jonas states that sight has become the model of perception. By just seeing, our minds can already assess a situation much better than by any other means of sense. According to Jonas, seeing can make us understand crucial things about life. Conceptions such as existing in the same space as other objects, how we should feel about the things around us and what our relation to things around us is, are essential. We need to be able to visually observe this information and process it in order for us to understand, physically and socially, how to act. Taking away our sight by being plunged into darkness, whether fully or partially, can thus create a sense of distress because the sense we are most dependent on to inform us of our surroundings disappears. The streetlights are not working. You furrow your eyebrows, rethinking your journey. You usually take this route due to the welllit path it offers past the subway. But with the streetlights out, the cobblestone path ahead of you suddenly seems daunting. Trees flank one side, a small hill with subway tracks the other. For a moment, your mother’s words of warning cross your mind. Not to walk home alone when it’s dark, to put your keys between your fingers to use like a weapon when needed. You decide to briefly put your mother’s words aside as needless worrying and to keep walking, using your phone flashlight as your safety beacon. It’s only a five-minute walk, after all. Just to be safe, however, you pause your music to hear your surroundings better. Bad decision. The moment your music stops, your flashlight flickers. You frown at your phone, trying to unlock the screen and see what’s wrong, only to find your phone glitching at frozen intervals. At the same moment the panic of possibly losing your one source of light sets in, you hear footsteps behind you. Okay, think. You can try to press your home button ten times, but maybe your phone won’t even work for emergency signals. No-one is near, so screaming “Fire!” won’t help. The footsteps are getting closer, fast. Your heart is pounding in your ears and your flashlight completely abandons you. A good three-hundred metres in the distance, you see a solitary streetlight. Maybe you can make it there. Strapping your backpack tighter around your shoulders, you start running. The person behind you is faster. You feel them close to you and decide to give up, instead squeezing your eyes shut, bracing for impact and mentally preparing yourself for the consequences. But nothing happens. The footsteps pass as quickly as they come. Slowly, you blink away the dazed feeling, re-focussing your vision on your supposed attacker. Instead, all you see is the back of a jogger as they pass under the streetlight and disappear in the darkness behind it. Your phone flickers back on. Safe once again.
It’s not illogical that our minds can think up worst-case scenarios when faced with the unknown of the dark. According to Jonas, our sight namely always offers us a full ‘visual field’, which allows us to understand whether we are in a place that is safe, better than we could depending on other senses. Without sight, we are thus unable to assess the safety of our situations. Psychologist Alicia Clark states that when we are suddenly faced with the dark before being able to take precautionary steps such as locking doors, we can go into a panic-mode. For some, this panic goes further than worries when faced with dark rooms or dimly-lit sidewalks. Darkness, created by our own doing and gone in the literal blink of an eye, can be enough to turn the unknown into the horrible. Seeing as we are used to constantly absorbing horrible things, it’s no wonder that these fears fester and bubble up the moment we are left vision-less. The question we are left with then, however, is: what do we do? We know fear of the dark is natural, that it makes sense for us to fill in the blank spaces of the unknown with the worst-case scenario. But do we just deal with this fear forever? There are plenty of adults who just cope with their fear of the dark every day. And as Clark supposes, we could, of course, always take safety precautions so we are prepared for when darkness comes. But, as we have seen in both real life and in the stories throughout this essay, there is usually nothing hiding in the dark other than imaginations we didn’t know we could think up. Rather than going against the fear of the dark, maybe we could lean into it. The dark unknown may seem frightening, but what if we engage with it differently? What if the dark is not a fearful unknown filled with monsters and murderers? What if it were simply made of opportunities?
Well, you can’t see them, so what’s the harm?
The electricity has been out for longer than it usually is. Blackouts are not unfamiliar in your building, with your shitty landlord never fulfilling his promises. But this time it has gone on long enough for your electronic devices to be drained from their batteries. It’s been your book and your candle for a while now, but the candle is also dangerously close to taking its last breath. For a moment, you sit and think. Only the faint ringing in your ears and the sound of your defrosting fridge dripping accompany your thoughts. You have no other candles left, but you could always ask your neighbours. Or you could visit a friend, find some light and solace there? But, the more you think of finding a ‘solution’, the less appealing it sounds. You kind of liked the dimming light of the candle, the solitude of the black-out. Maybe you could just let the candle go out and see what happens. You might not be able to continue reading, but the story in your book will be the same tomorrow morning and your fridge will still be defrosted. You could just allow yourself to sit there, alone with your thoughts. And the things that could hide in the shadows once that candle flickers out? Well, you can’t see them, so what’s the harm? The candle huffs out and darkness envelops you. You take a deep breath, allowing your eyes to close. The thoughts racing through your mind die down as you relax. You hear some rustling in the corner of the room. You smile, imagining your pet clumsily navigating the dark. You relax deeper into the couch, rolling back your shoulders and imagining the many things that could be happening around you. After all, when in the dark, everything could be hiding, or nothing at all. How wonderful is that?