5 minute read
'Een Vink moet vliegen, maar wel met verstand'
DE PASSIE VAN... Alewijn Vink: Paravliegen
‘Een Vink moet vliegen, maar wel met verstand’
De aanloop op het boerenweiland in Nieuwe Niedorp, gelegen vlak achter een klassiek klooster, is even hobbelig als kort. Nog geen twintig meter heeft piloot Alewijn Vink nodig om zijn paramotor de lucht in te krijgen. Even later vliegt de transportondernemer met zijn passagier over de weilanden en vestigt hij enthousiast de aandacht op het mooie West-Friese landschap beneden ons. De windvlagen deren hem niet. “Als ik tien minuten in dit ding heb gezeten, kan mijn dag daarna niet meer kapot. Dit is toch geweldig?!”
tekst: Frank Woestenburg beeld: Glenn Wassenbergh
De beleving
Het rondvluchtje boven de omgeving van het Noord-Hollandse Winkel is inderdaad adembenemend mooi. Via microfoon en koptelefoon vertelt Alewijn Vink over zijn ervaringen in de lucht en wetenswaardigheden over de omgeving. Door meer of minder gas te geven met het 50pk-motortje bepaalt hij de hoogte, richting geeft hij door lichtjes te trekken aan de stuurdraden. Een windvlaag zorgt af en toe voor enige turbulentie. “Als het harder waait dan windkracht 3 moet je eigenlijk niet meer willen vliegen. Dan wordt het minder comfortabel”, zegt hij.
Even later, na de landing op het weiland, is het een kwestie van snel opruimen, inladen en vooral het hek van het weiland weer goed afsluiten. “Anders lopen de koeien straks over de weg, dat willen we niet”, lacht Vink. Het weiland ligt overigens op een paar kilometer van zijn bedrijf en staat officieel geregistreerd als vliegveld. Daar ging overigens een procedure van ruim zeven jaar aan vooraf.
Vink: “Het mooiste vind ik dat vliegen met een paramotortje echt een kwestie is van kleine moeite, groot plezier. Wanneer ik thuis zit en besluit om te gaan vliegen, hang ik een half uurtje later al in de lucht.”
Alewijn Vink (51) is oprichter en directeur van AVW Transport uit Winkel. Met een wagenpark van acht auto’s verzorgt zijn bedrijf de bevoorrading van onder andere auto-, motor- en tuinbouwbedrijven in het gehele land. Sinds negen jaar runt Vink op hetzelfde terrein ook zijn eigen bandenhotel (opslag, reparatie, levering en montage). In de grote garage staan echter niet alleen wagens en banden opgesteld, maar ook enkele paragliders. “Een uit de hand gelopen hobby”, noemt hij het zelf.
Het begin
Het zal zo’n twintig jaar geleden zijn geweest, schat Vink, dat hij een tv-uitzending zag van het educatieve programma Jules Unlimited, waarin presentator Jan Douwe Kroeske de oversteek wilde maken naar Engeland met een paraglider voorzien van een klein motortje. De poging mislukte, maar Vink was verkocht. “Ik vond dat zo indrukwekkend. Ik had altijd al iets met vliegen gehad, maar ik zocht iets wat eenvoudig te ‘handelen’ was en waarbij je niet meteen te maken zou krijgen met allerlei verplichtingen. Juist de eenvoud van het vliegen triggerde mij.”
Het materiaal
Paragliding dus. Samen met zijn zwager schafte hij een paraglider aan en begon de ontdekkingstocht. Aanvankelijk met vallen en opstaan. “We bonden dat ding achter de auto om te kijken wat zo’n windscherm precies doet. Dat ging niet altijd even goed. Maar gaandeweg kregen we het onder de knie en werden we serieuzer.”
De zwagers volgden twee cursussen, in de Betuwe en in de Oostenrijkse Alpen, en schaften vervolgens een lier aan, waarmee ze zich lieten optrekken in de lucht. “We hadden op een gegeven moment zelfs een lierclubje. Maar ideaal was het niet. Je bleef altijd maar kort in de lucht en je was afhankelijk van anderen. Ik wil het ook in mijn eentje kunnen doen.”
En dus schafte Vink een tweede hands rugzakmotortje aan, van zo’n 35 kilogram. Daarmee kon hij in ieder geval met een loopstart opstijgen. “Kwestie van rennen, daarna krijg je vanzelf een lift, de motor trekt je verder de lucht in en hield je daarna ook in de lucht. Op zich functioneerde het. Maar je had ook geregeld een misstart, dat je niet omhoog kwam. Nou, dan lag je tong op je rug en je hart ging tekeer."
Vink was nog niet helemaal tevreden en dus kwam er een karretje. Dat voldeed veel meer aan zijn verwachtingen. Vier jaar geleden zette hij de volgende stap en schafte hij in België de Flanders Twin aan, een paramotortje voor twee personen ter waarde van zo’n 25.000 euro. Het bleek een schot in de roos. “In een goed jaar maak ik wel honderd vluchten. Er zijn zoveel mensen die een keer een vluchtje mee willen maken. Ik werk nu zelfs met een wachtlijst. Ik heb ook wel eens met een spandoek erachter gevlogen: ‘Wil je met me trouwen?’ De reacties zijn altijd positief. Mensen vinden het prachtig. Ja, soms stapt er iemand misselijk uit, maar ook dat maakt de ervaring niet minder bijzonder.”
Het thuisfront
Zijn vrouw is iets minder enthousiast, vervolgt hij in één adem. “Er moet er één op de grond blijven, zegt zij altijd. In het kader van risicospreiding. Mijn dochters en de rest van de familie zijn wel vaker mee geweest hoor. Net als vrienden, buren en dorpsgenoten.”
Vink vliegt met zijn paramotor doorgaans op zo’n 150-200 meter hoogte. Het geeft niet alleen het beste uitzicht op alles wat zich wat zich op de grond afspeelt zonder overlast te bezorgen, maar is in zijn ogen ook een veilige hoogte. “Als je motorpech krijgt, heb je in ieder geval nog de kans een grasveldje te zoeken om het netjes aan de grond te zetten. Ik heb ook wel eens op twee kilometer hoogte gevlogen, maar de ervaring wordt er niet anders door. Het is alleen een stuk kouder.”
De veiligheid
Veiligheid staat bij de geboren en getogen West-Fries hoog in het vaandel. Hij is onder andere lid van de NVVV (Nederlandse Vereniging voor Vrije Vliegers) en via deze organisatie ook verzekerd, tot een bedrag van 1,2 miljoen euro.
“Bij ieder vorm van transport loop je risico’s, maar ik ben geen waaghals. Een Vink moet vliegen, maar wel met verstand. Ik ben bijvoorbeeld nog nooit door slecht weer overvallen. Ik vlieg het eerste stuk altijd tegen de wind in, dat is voor mij een gouden regel. Heen wil je, terug moet je. Op deze manier weet je zeker dat je terugkomt. Als er slecht weer in aantocht is, kom je dat tegen. Wanneer ik dan een druppeltje voel, keer ik om en vlieg ik voor de bui uit terug. Dan sta ik aan de grond en is het boeltje weer ingepakt voordat de bui er is.”
De droom
“Ik heb wel diverse malen te maken gehad met een inklapper, door een valwind. Maar gelukkig kun je dat redelijk goed corrigeren. Dan geef je een ruk aan het touw, waardoor je de wind weer de parachute inpompt en deze weer opent. Als het goed is. Maar ik geef toe, als dat gebeurt, gaat de hartslag wel een stukje omhoog.”
Vink heeft niet de stille wens om – in navolging van Jan Douwe Kroeske – een serieuze poging te wagen om het Kanaal over te steken. Qua afstand zou het kunnen, met een volle tank (60 liter) en een gunstige wind. Voor een trip naar Engeland verkiest hij echter een lijnvlucht. “Maar ik zou morgen deze hele toko weggeven”, zegt Vink, wijzend naar de garage en de auto’s achter hem, “als ik helikopterpiloot zou kunnen worden.”
Concrete plannen in die richting zijn er niet, benadrukt hij. “Het is ontzet tend prijzig. Je moet bovendien veel vlieguren maken om überhaupt je brevet te halen. En ik zit inmiddels op een leeftijd dat ik me afvraag of ik me dat allemaal nog op de hals moet halen. Nee, laat mij maar lekker hiermee spelen. Dit is toch prachtig?!”