MM& IN WW TUDSCHWFT VOOR ST*&K0ISCHIE>fNIS
25 Ï977
TWEESTROMENLAND Het tijdschrift Tweestromen land verschijnt zo mogelijk viermaal per jaar en wordt aan de leden van de Historische Vereniging gratis toegezonden. C o n t r i b u t i e
leden:
De contributie bedraagt voor 1977 minimaal ƒ 15,-, naar verkiezing ƒ 20,-, ƒ 25,-, ƒ50,-, ƒ100,-, ƒ250,-, uitsluitend te voldoen door storting op giro 2622012 t.n.v.
penningmeester Vereniging Tweestromenland, Zevengeversstraat 6, Druten. Voor 1978 betale men pas contributie als de betreffende acceptgirokaart ontvangen is! L i d m a a t s c h a p :
Het lidmaatschap geeft recht op gratis toezending van het tijdschrift en de nieuwsbrief en
Kopij: Kopij dient getypt, gedateerd en ondertekend te worden toegezonden aan de redactie, uilengat 4, Bergharen. Het is gewenst dat een dubbele regelafstand wordt aangehouden en aan weerszijden een marge van ongeveer 5 cm en dat de achterzijde van de bladen (bij voorkeur A4=21 x 29,7) onbeschreven blijft. Illusstraties moeten, indien men ze terug wil hebben aan de achterzijde voorzien zijn van naam, adres en woonplaats van de bruikleengever. De auteur wordt, als hij daartoe de wens te kennen geeft, een extra nummer van het tijdschrift gratis toegezonden. Kan een auteur niet aan de wens van de redactie voldoen (typen bijv.), dan gaarne overleg!
op deelname aan excursies en reizen, bovendien toegang tot lezingen, tentoonstellingen en dia-avonden enz. A d m i n i s t r a t i e :
Zevengeversstraat 6, Druten; voor opgave van nieuwe leden, adresveranderingen en eventuele opzeggingen (voor l december van het lopende verenigingsjaar). E r e- l i d :
H. van Heiningen (2 mei 1969). B e s t u u r :
J. P. v.Wezel (voorzitter) kerkstr.7, Alphen; Jac.Trijsburg (secr.) maasdijk 20, Appeltern; G.Derks- Klabbers (penn.) zevengeversstr.6, Druten; J.A.v.Gelder (vice-voorzitter) uilengat 4, Bergharen; J.A.Jansen (2de secr.) aalsburg 17-60, Wijchen; G.F.Kaiser (2de penn.) hogestr.98, Druten; J.v.Dinter,
rooysestr.23, Dreumel; H.v.Leeuwen, rooysestr.Sla, Dreumel; mej.F. J.v. Oi jen, molenstr.54, Boven-Leeuwen; G.A.Rooijakkers,
kon.wilhelminastr.22, Overasselt; J.R.Visker v.heemstraweg 50, Beuningen.
Losse
nummers
t i j d s c h r i f t :
Van het tijdschrift Tweestromenland zijn alleen de nummers 19 t/m 25 nog voorradig en los verkrijgbaar door storting van ƒ5,- per exemplaar op giro 2622012 t.n.v. penn.Ver. Tweestromenland, Druten. - 2-
INHOUD Blz. 3: J.P.v.Wezel, Woord vooraf. 4: Redactie, Vermaning bij het 125-jarig. jubileum. 5: P.A.Huurman en H.J.v.Capelleveen, Boerderij Het Paradijs
12: P R O G R A M M A BEZOEK EWIJK
24-9-1977.
13: Jac.Trijsburg, Johanna van Beek. 15: H.C.Ribbius, Johanna van Beek, wonderdadig gered uit den watersnood. 33: W.Janssen, Maas en Waalse zwervers/ Op stap met de bedelnap. 35: F.J.v.Capelleveen, Huis op een prent herkend/Aquarel van Berkenboom is Boschwijk te Neerbosch. 37: Jos v.Haren, Kille koudesj Druten/De Joodse Gemeente van Druten. 47: Lijst van afbeeldingen.
1977
NUMMER 25
Zlweeetromenlanö MAAS EN WAALS TIJDSCHRIFT VOOR
STREEKGESCHIEDENIS
Redactie: Jan van Gelder; Huub van Heiningen; Jac. Trijsburg; Hugo van Capelleveen, ad hoc.
WOORD
VOORAF
Gaarne geef ik gehoor aan het verzoek van de redactie om een woord vooraf te schrijven in dit nummer van het Tijdschrift Tweestromen l and, het eerste nó het 12s-jarig jubileum van de Historische Vereniging op 15 oktober 1976 en bovendien het 25ste in successie! Twee goede redenen om even stil te staan en om te kijken. In Druten, in Hotel Juliana, is de Vereniging opgericht op 15 mei 1964. Wat velen een onmogelijkheid lijkt, om namelijk de oude dorps- en gemeentegrenzen te overschrijden, deed Tweestromenland eenvoudigweg 12^ jaar lang en met succes. Wat wordt er niet veel geschreven en gesproken over het samensmelten van gemeenten, het creëren van gewesten en het scheppen van miniprovincies, juist in onze streek. In weerwil van de onderlinge rivaliteit tussen de dorpen en de wedijver tussen de gemeenten, heeft Tweestromenland zich welbewust ontwikkeld van een lokaal onderonsje tot een waarachtig regionale vereniging met leden in welhaast iedere plaats in het Land van Maas en Waal en het westelijk deel van het Rijk van Nijmegen. Deze ontwikkeling, het uitwaaieren van de Vereniging over de streek, is niet gestaag verlopen, niet langzaam maar zeker. De Vereniging kende somtijds een stormachtige groei met aanklevende bezwaren, waarvan de last op de schouders van het bestuur terecht kwam, gelukkig gesteund door een groot aantal enthousiaste leden. Daarom wil ik deze gelegenheid aangrijpen om allen die de Vereniging hebben opgebouwd en in stand gehouden, hoe kort hun inzet soms ook was, van harte te danken. Van deze
velen noem ik er één met name. En wel om zo'n speciale reden, dat niemand zich tekort gedaan kón voelen. Mevrouw G.Y.M. Derks-Klabbers, die nu al 10 jaar lang bestuurslid is en - nagenoeg ononderbroken - penningmeester. Besluiten wil ik mijn voorwoord met U allen te vragen de Vereniging te blijven steunen, opdat deze de komende 12s jaar nog beter mag gedijen. Het streven van het bestuur blijft onveranderd het bevorderen van de belangstelling voor de geschiedenis in al haar aspecten en onder ieder opzicht, in het bijzonder van het werkgebied. Dat we ons daarbij op den duur van de hulp van een vaste kracht mogen verzekeren, al is het maar voor halve dagen, is onze vurigste wens. J. P. van Wezel, voorzitter.
-3-
V E R M A N I N G BIJ HET 12-^-JARIG JUBILEUM Dsnkt U bij deze titel aan Tjerk Vermaning,
wiens spectaculaire vondsten uit de Steentijd voor vervalsingen zijn uitgemaakt? Of gewoon aan een vermaning, d.w.z. een aansporing? Er is een verband tussen deze Ver-
vindt men soms goud! Een grote handicap is het, wanneer men geen oud schrift kan lezen, het verouderd taalgebruik niet begrijpt, niet weet wóór men zoeken moet en inzicht in de verbanden mist.
maning en onze vermaning te leggen. En het gaat U aan!
12^ jaar bevorderde Tweestromen land de belangstelling voor de geschiedenis in al haar aspecten en onder ieder opzicht, in het bijzonder van het werkgebied. Deze belangstelling delen wij als leden (+ 1100) samen. Maar is die belangstelling zo diep dat daar
onderzoek bij te pas komt, hetzij in de bodem, de archieven, de literatuur of van de monumenten om ons heen? Het hoeven geen spectaculaire te zijn. Of bestaat 12i
jaar
Tweestromenland, goed voor 25 nummers van het Tijdschrift, louter en alleen uit het oplepelen en herkauwen van ouwe kost?
Gelukkig zijn deze hindernissen te overwinnen. De Stichting Contact van Gelderse Oudheidkundige Verenigingen en Musea organiseert sinds jaren een cursusprogramma voor amateur-historici. Vijf reeksen van lessen en voordrachten in het komend winterseizoen vindt men in de speciale cursusgids, die op aanvraag kosteloos wordt toegezonden. Het adres is Hogestraat 7, Dieren. De lessen/voordrachten vinden plaats op zaterdagmorgens, meestal in het Rijksarchief in Gelderland, Markt l, Arnhem. Laat deze vermaning niet vergeefs zijn. De zaak Vermaning - zo hebben we onlangs tot ons genoegen bemerkt - functioneert als
Het is hier niet de plaats om na te gaan in
een aansporing voor de (amateur-)archeolo-
hoeverre in die jaren werkelijk bijdragen
gen om na te gaan of de oudste aard lagen, zelfs in ons eigen werkgebied (op grote diepte) aanwezig, ook aanwijzingen bevatten, die de bewoningsgeschiedenis van ons land aanzienlijk verlengen. Mogelijk wordt de prehistorie toch met een nieuw hoofdstuk uitgebreid en Vermaning gerehabiliteerd. Moge de historie van ons werkgebied bij het volgend jubileum mede door onze vermaning zeer verrijkt blijken, dankzij onze "streekhistorieschrijvers", nieuwkomers en oudgedienden. Aan deze laatsten rest ons een hartelijk woord van dank voor alle bijdragen, die wij in ons aller Tijdschrift Tweestromenland mochten publiceren.
zijn geleverd aan de geschiedschrijving van
ons werkgebied. Dat zou grondiger en beter kunnen bij de publicatie van de Streekhistorische Bibliografie. Hier volstaan wij met de
vermaning om naast consumenten, toch ook producenten, ofwel beoefenaren te zijn. Als dat laatste ras zou uitsterven viel er niets nieuws meer te consumeren. Laten we onze
neus in de originele papieren steken, buiten de bekende boekjes gaan, de ogen goed de kost geven als hier of daar het bodemarchief wordt opengewoeld, herinneringen boekstaven, zaken vastleggen in geschrift, op dia, foto, film en band.
Om op één aspect nader in te gaan: studie van de archivalia is spoorzoeken op bijna geheel braak terrein. Delvend naar kolen
- 4-
REDACTIE
boeröerij Jbet parade» DOOR P. A. HUURMAN
DE OUDERDOM VAN DE BOUWHOF HET PARADIJS
EN H. J. VAN CAPELLEVEEN
Hoe oud de boerderij "Het Paradijs" aan de Waaldijk te Winssen als bouwhof is, weten we niet. L.H.C.Schutjes noemt de bouwhoeve een geestelijk goed en daarmee zou de ouderdom op te voeren zijn tot in de 16e eeuw. Maar hij verzuimt helaas te vermelden uit welke bron zijn gegeven stamt. Hij laat "Het Paradijs" opdraven samen met een groot aantal andere "geestelijke goederen, die reeds in 1607 aan de katholieken ontnomen zijn, toen de eerste predikant, Mattheus van Andernach, de oude kapel innam en de katholieke godsdienst verboden werd" 1). - 5-
DE EERSTE DOMINEE TUSSEN MAAS EN WAAL
De hierboven aangehaalde zinsnede bevat een aantal zaken, die enige opheldering of zelfs verbetering behoeven. Allereerst wordt met Mattheus van Andernach ongetwijfeld de eerste Winssense dominee Matthias Xijlander bedoeld, een pastoor, die de
leer der Reformatie toegedaan was en sedert 1603 als predikant te Winssen optrad, het "Evangelium" verkondigde en daar tot zijn dood in 1637 mee doorging. Naar zijn geboorteplaats Andernach
(een oud Rijnstadje, 17 km van Koblenz) werd hij ook Mattheus Andernacensis genoemd 2).
Het zal duidelijk zijn dat "Andernacensis" een latinisering is van
"van Andernach". "Xijlander" is evenmin een Nederlandse naam. Men mag hierin een samentrekking zien van twee Griekse woorden, die vertaald in het Nederlands neerkomt op "Houtman" of in het Duits op "Holzmann".
Of Mattheus Xijlander uitgerekend in 1607 "de oude kapel innam", is de vraag. Bewijzen daarvan zijn niet voorhanden. Pas in 1617 zien we de gereformeerde gemeente, bestaande uit 20 gezinnen, de kerk een flinke onderhoudsbeurt geven 3). Wel weten we, dat deze predikant als eerste uit de gehele streek op een vergadering van de classis Nijmegen verschijnt samen met de predikant van Neerbosch, Reiner ab Erbrath en wel in het jaar 1607 4). Het is niet onmogelijk dat de "gereformeerde pastoor" Mattheus Xijlander tussen 1603 en 1607 zijn godsdienstoefeningen op het Huis te Winssen heeft gehouden onder de hoede van de Vrouwe van Winssen van wie bekend is dat zij met de overige bewoners van het kasteel eveneens in 1603 "gereformeerd" geworden was 5).
-6-
DE OVEREENKOMST
VAN 1607
Dat hij en zijn geloofsgenoten in 1607 de beschikking zouden hebben gekregen over de kerk en de geestelijke goederen zou afgeleid kunnen worden uit de overeenkomst die de Landdag te Arnhem op voorstel van de R. K. geestelijkheid in het Kwartier van Roermond op 21 april 1607 bekrachtigde en waarin de stelregel werd aanvaard, dat de goederen hun corpora zouden volgen. Het Nijmeegs Kwartier bekrachtigde de overeenkomst op 22 april en de Aartshertogen deden insgelijks op 29 mei van hetzelfde jaar 6). In deze overeenkomst wordt apart vermeld dat de Carthuizers te Roermond bijgevolg weer in het bezit gesteld werden van hun "landeryen tho Winssen gelegen". Hiermee werden de zogeheten "Hannemanse goederen" bedoeld, die door het Hof van Gelre in 1591 onder het beheer van rentmeester Derick van Leuwen waren gesteld en overigens nagenoeg niets hadden opgebracht, omdat niemand ze durfde pachten 7). "Het Paradijs" hoorde daar niet bij, zover we weten. Wel kan men hieronder rekenen: de Grote Hanneman, de Kleine Hanneman, de Poelhof en de Nieuwhof 8). In 1801 werden deze bezittingen van het Carthuizerklooster Bethlehem te Roermond staatsdomein en zijn ze nadien verkocht 9). Als "Het Paradijs" ooit een geestelijk goed was, dan zal deze bouwhof mogelijk in de verwarring van de Tachtigjarige Oorlog door de ĂŠĂŠn of ander in eigendom genomen zijn, iets wat elders ook wel voorgekomen is.
- 7-
BOERDERIJ HET PARADIJS AAN DE WAALDIJK
De vormgeving van de boerderij zelf doet vermoeden dat deze aan het einde van de 18e eeuw is ontstaan. Het is een boerderij van een type dat aan de Waalkant veel voorkomt. De voorgevel heeft vlechtingen onder de dakschilden, een stroomlaag onder de dakvoet en kozijnen met zesruitsschuiframen en luiken. Links van deze gevel is het dak opgelicht. De linkerzijgevel kon daardoor wat hoger worden uitgebouwd. Hij staat ook iets verder naar buiten dan de rechterzijgevel.
DE ZONNEWIJZER VAN 1798
Zeer opmerkelijk is de zonnewijzer, volgens het opschrift daterend uit 1798 en waarschijnlijk op de voorgevel aangebracht door Franse soldaten, blijkbaar mannen van de klok. In ieder geval soldaten, die met hun komst een nieuwe tijd inluidden in de geschiedenis, waarin het "erflyk juk" ingeruild zou worden tegen de "vrijheids-
sonne". Achteraf zal blijken dat ook deze zon niet voor niets opging en dat de vrijheid middels de vorderingen door de Franse bezetters duur betaald moest worden. Men zal gewenst hebben dat de schipbrug bij Alphen, waarover in de nacht van vrijdag, 17 okto-
ber 1794 op zaterdag, de 18e, twee Franse divisies het Land van Maas en Waal binnentrokken, het maar begeven had 10). De zonnewijzer werd - volgens de tekst op de wijzerplaat: "RENO 1933" - in dat jaar vernieuwd. Er zijn mensen in Winssen, die zich dat nog uitstekend weten te herinneren.
ORANJE WEINIG GELIEFD BIJ PATRIOTTEN EN SANSCULOTTEN
Recenter is het herstel in 1964 door de beeldende kunstenaar Huub Kortekaas uit Afferden Gld., die toen nog in de oude kerktoren te Winssen niet ver van "Het Paradijs" woonde. Hij gaf de zonnewijzer zijn opvallende oranje kleur. Een ogenblik terugdenkend aan de bepaald onvriendelijke houding van de Fransen ten opzichte van alles wat iets met monarchie en aristocratie te maken had, kunnen we ons moeilijk voorstellen, dat ORANJE de originele kleur geweest is. In het Franse thuisland joegen de heetgebakerde revoluti-
onairen immers een goed (of kwaad?) deel van de adel naar het schavot om deze te guillotineren. Zelfs de koning van Frankrijk ontkwam daar niet aan. Deze werd, overeenkomstig het vonnis door de Nationale Conventie geveld, op 21 januari 1793 geguillotineerd. Al was in Frankrijk de stoom van de ketel, toen de sansculotten hun leuze van "vrijheid, gelijkheid en broederschap" met zachte
dwang aan Nederland kwamen opleggen, toch hebben zes van deze "bevrijders" op 26 oktober 1794 de "overpragtige Burgt" 11), die te Batenburg stond moedwillig in brand gestoken. Ook Van Heiningen acht het mogelijk dat de soldaten geleid werden door haat tegen de adel 12). Hoe dan ook, oranje was taboe in de tijd van de Franse overheersing. Wie uit wilde komen voor zijn aanhankelijkheid aan de Prins van Oranje, demonstreerde dit door een oranje
strik te dragen.
- 9-
BEWONING NIET ZONDER
GEVOLGEN
In 1933 werd tegelijk met de zonnewijzer de boerderij opgeknapt. Toen werd de linkerzijgevel geheel vernieuwd en iets opgehoogd. In de achtergevel tekent zich de vroegere opening van de getoogde deeldeuren nog zichtbaar af. Een gedeelte is nu dichtgemetseld. De gehele boerderij is overdekt door een rieten wolfdak. De notebomen, die voor het huis stonden, hebben tijdens de Eerste Wereldoorlog het veld moeten ruimen, omdat het hout nodig was om er geweerkolven van te maken. In die tijd woonde de kerkmeester Toon v.d. Wielen in "Het Paradijs". Inwendig is het huis grotendeels gemoderniseerd. De oude balkenzolderingen zijn weggewerkt achter zachtboard. Ook de schouw in
de woonkamer met de twee bedsteden links en rechts hiervan zijn weggewerkt, maar onlangs is de linkerbedstede weer hersteld. Een
raampje hierin kijkt op de deel uit. Zo kon de boer nog eens gemakkelijk een oogje op het vee houden, als dat eens nodig was. Door een smal deurtje is de schouw toegankelijk gemaakt. Hierin zijn de oude bruine zogenaamde schildpadtegels te zien. In de woonkamer liggen onder de houten vloer nog de oude plavuizen.
- 10-
Aan de dijkzijde is het huis onderkelderd. Ook hier bestaat de
vloer nog uit plavuizen. De oorspronkelijke toegang tot de kelder is niet meer aanwezig. Boven de kelder bevindt zich een opkamertje, dat vanuit de gang bereikbaar is. De oude keuken is geheel vernieuwd. Vroeger was er in de keuken ook een schouw, waarin bovendien een bak-oventje was aangebracht. Het stal- en deelgedeelte is nog grotendeels aanwezig in zijn originele staat. Hier kan men het gave gebintenstelsel bewonderen.
Boven het woongedeelte is een zolder die diende voor graanopslag. Zowel in de voor- als in de achtergevel treffen we later dichtge-
metselde nissen aan, die vroeger door een luikje werden gesloten. Op die wijze was het mogelijk om de tabak (!) die op de zolder aan spijlen te drogen hing - naar behoefte - van frisse lucht te voorzien. Een goede beluchting kon de smaak en kwaliteit bepalen.
EEN BESCHERMD MONUMENT
"Het Paradijs" is het eigendom van het Polderdistrict Maas en Waal
en staat op de monumentenlijst van de gemeente Ewijk, waartoe Winssen behoort. Jarenlang hebben we in het idee geleefd dat de dijkverzwaring dit
fraaie pand zou doen verdwijnen. Men rekende er in Ewijk al op dat het gereconstrueerd zou verrijzen aan de Binnenweg, waar het samen met "De Clef", "De Valkenburgerhof" en twee andere charmante boerderijen een schilderachtige buurtschap op zich zou gaan vormen. Volgens de laatste berichten echter, zou men het erover eens geworden zijn, dat "Het Paradijs" onaangetast op zijn oude plaats zal blijven staan. - 11 -
N o t e n 1)
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het Bisdom 's Hertogenbosch, St. Michielsgestel,
2)
P.A. Huurman, De Kerkwisselingen van Winssen, Tijdschrift Tweestromen l and nr.
1876. Vijde deel, blz. 924. 18,
winter 1973, blz. 12. 3) 4)
P.A. Huurman, a . w . , blz. 12. Acta classis Neomagensis 1607.
5) 6)
P.A. Huurman, a.w., blz. 12 en 15. A.J. Maris, De Reformatie der Geestelijke en Kerkelijke Goederen in Gelderland, in
7)
A.J. Maris, a.w., blz. 313, 300.
8) 9)
L.H.C. Schutjes, a.w., blz. 924. Zie ook: A.J. Maris, a.w., blz. 285. L.H.C. Schutjes, a.w., blz. 924.
het bijzonder in het Kwartier van Nijmegen, 's-Gravenhage, 1939, blz. 312, 313.
10)
H. v. Heiningen, De Historie van het Land van Maas en Waal, Zaltbommel, 1965, blz. 205.
11)
J. Wagenaar, Tegenwoordige Staat, 1741, blz. 279.
12)
H. v. Heiningen, a.w., blz. 279.
PROGRAMMA
BEZOEK
AAN
EWIJK
* KASTEEL
DE
DODDENDAAL
* HERBERG/HOEVE ZATERDAG 2 4 - 9 - 1977
* KERK
JOHANNES
DE DE
CLEF DOPER
10.00 uur
Ontvangst en samenkomst in Kasteel De Doddendaal met koffie en'Ewijks vlaaitje'
10.30 uur
De heer E. J. Nusselder uit Delft verzorgt een lezing met lichtbeelden over Kasteel De Doddendaal in z i j n oorspronkelijke en huidige vorm en over de bewoners
12.00 uur
Bezichtiging van Kasteel De Doddendaal
12.45 uur
Koffie met broodjes en sandwiches; lopend buffet, beperkte gelegenheid tot zitten
13.45 uur
Korte rondwandel ing door de tuin van het Kasteel en vertrek
14.00 uur
Bezichtiging van de onlangs gerestaureerde boerderij/herberg De Clef, waarbij de heer Th. Overmars, oud-gemeentesecretaris van Ewijk,de toelichting verzorgt
14.30 uur
De R. K. Kerk van Ewijk met de eeuwenoude toren, die apart aan het kerkhof staat, waar men historisch interessante grafstenen vindt, is ons laatste doel Pastoor Peters zal ons hier ontvangen en vertellen over de geschiedenis der kerkgebouwen en tevens fraaie stukken tonen uit de rijke inventaris
15.30 uur
Einde van onze Ewijk-dag Vervoer op eigen gelegenheid; geeft dit problemen, bel een bestuurslid (blz. 2) Bij het bezoek aan de kerk kan een vrijwillige bijdrage worden gegeven Aanmelding geschiedt
uitsluitend
door overschrijving van ƒ12,50
indien
men LID is, op giro 2 6 2 2 012 ten name van Penningmeester Vereniging Tweestromen land, Zevengeversstraat 6, Druten Elk lid, dat zich aanmeldt, mag maximaal ÉÉN I N T R O D U C E E meebrengen, die ƒ 15,00 verschuldigd is; over te schrijven op dezelfde wijze Deze aanmelding/betaling moet plaatsvinden v ó ó r 12 september aanstaande De deelname is beperkt; bij overgrote deelname volgt tezijnertijd een herhaling
- 12 -
"Het lieve kind, vermoeid en zwak,/Dreef op een elbreed rieten dak,'
jobanna van beek DOOR JAC. TRIJSBURG
Tijdens de tentoonstelling over de watersnood
1925/1926 in oktober/november 1976 in kasteel Hernen, is het langzamerhand legendarisch geworden verhaal van de redding van Hanneke van Beek uit de overstroming van 1861 in tenminste drie verschillende versies opgedoken. Het meest ontroerend is ongetwijfeld het verhaal van het wiegje waarin zij op het woelige water dreef en dat door een heen en weer springende kat voor omslaan werd behoed. Dat het kind al acht jaar was en het wiegje bijgevolg een fabeltje, werd over het hoofd gezien; men sliep indertijd trouwens over het algemeen in bedsteden. Een tweede versie maakte van de wieg een piano (of een vleugel; daar wil ik af zijn). Toegegeven, het onderhavige vaartuig lijkt weinig in overeenstemming met de kommervolle omstandigheden, waarin de Maas en Walers een eeuw geleden verkeerden, om van het drijfvermogen van zo'n instrument maar te zwijgen. Tenslotte hield men het maar op het weinigzeggende, veelomvattende begrip "wrakhout". Niet ver bezijden de waarheid. Het wรณs een gedeelte van het dak van het ouderlijk huis van het meisje. Dit kwamen we te weten uit een brochure, welwillend in bruikleen afgestaan voor deze publicatie door de Hervormde Gemeente Bergharen. U vindt het integraal afgedrukt in dit nummer, volgend op deze inleiding. Zo uitvoerig als we ingelicht worden over "Johanna van Beek, wonderdadig gered uit den watersnood", zo weinig komen we te weten over de schrijver H. C. Ribbius, predikant te Druten. Enige notities kunnen deze lacune vullen.
- 13 -
de zilveren schotels met gelijkluidende inscripties (N.B. "LEERAAR" is anders gespeld) en dezelfde zilvermerken, alsof de overledene met dit posthuum gebaar duidelijk wilde maken dat hij de beide Gemeenten als een eenheid wilde zien. Ten tijde van de watersnood van 1861 was zijn drie jaar jongere broer Johannes predikant in Leeuwen (van 1859 tot 1873). Met de burgemeester ontving deze Koning Willem III, toen hij zich persoonlijk van de toestand op de hoogte kwam stellen. De komst van de koning vinden we gememoreerd in het
monument aan de Waaldijk tegenover het voormalig gebouw van de "Boerenbond"; het mag waarachtig wel eens opgeknapt worden (geldt ook voor de monumenten in Dreumel en Alverna). Het voetstuk van de gekroonde zuil bevat drie marmerplaten met tekst: Aan
KONING WILLEM DEN DERDE en Hoogstdeszeifs Broeder
PRINS HENDRIK. Hermannus Cornelius R i b b i u s ( * 1 5 - 1 2 - 1827, Middelie- + l รณ-l - 1890, Wamel) was de derde zoon van dominee Gerlacus Ribbius (*
17-7-1797, Amsterdam - + 2 7 - 1 - 1 8 7 1 , Tuil) en Elisabeth Neeltje Koopman (* 1805, Amsterdam- + 1879, Zaltbommel). Dit echtpaar had 10 kinderen. Evenals z i j n vader werd Hermannus predikant. Hij is op 23 november 1852 te Druten, zijn eerste standplaats, bevestigd. Z i j n herderlijke zorg strekte zich ook uit over de protestanten in Deest en Afferden; Puiflijk & Leeuwen vormde een andere combinatie. Vier dagen voor zijn intrede trouwde
hij te Deil met Anna Willemina van Gellikum. In Druten werden al hun kinderen geboren (3 zoons, 4 dochters). In 1875 nam hij een beroep aan naar de Hervormde Gemeenten Wamel en Dreumel. Na zijn overlijden in 1890 (hij stierf aan influenza, 63 jaar oud), ontvingen beide Gemeenten een fraai aandenken. Dreumel werd een zilveren avondmaalskan deelachtig, waarop de inscriptie: TER NAGE-
DACHTENIS AAN UWEN OVERLEDEN LERAAR D5. H. C. RIBBIUS 6 JUNI 1875 - 16 JANUARI 1890 (zilvermerken: leeuwtje 2, kopje, jaarletter F (=1890) C B boven vijfpuntsster). Wamel ontving de twee bijbehoren-
- 14 -
Het dankbare Leeuwen.
12 Mei 1874. Een traan in 't manlijk oog, Een troostwoord in den mond. Stond Neerlands Vorst ons bij In dezen bangen stond.
De vloed eischte 37 offers. Een meisje van 8 jaren dobberde 6 dagen op de golven en bleef gespaard. l Februari 1861. In de voorgevel van het huis dat op de plaats van de ouderlijke woning van Manneke verrees, werd een steen gemetseld, die nu nog in een soort siermuur bewaard gebleven is. Tekst:
HIER WERD DEN l FEBRUARI 1861 HENDRIK van BEEK MET VROUW EN VIER KINDEREN DOOR DEN VLOED VERZWOLGEN HUN EENIG OVERGEBLEVEN KIND JOHANNA,DANKBAAR VOOR HARE WONDERDADIGE REDDING,HEEFT
DIT HUIS HERBOUWD IN 1863.
WONDERDADIG GERED UIT DEN
DOOU
M. C. 11IBB1US, Predikant te Druteti.
MET PORTRET EN FACSIMILE.
1-6 FËBRUARIJ 1861, DOQR
C. A. CAMP A «KB.
DE W A T E R S N O O D , DOOR
BENE MAAS- ESI- WAAI.8CHE.
Overgedrukt uit de Ty'datroom.
TIE1,
WED.
D. R. VAN WERMESKERKEN. 1861.
FBZJ8 ÖO CENT
,v
JOHANNA YAN BEEK.
Bang te moede was het in den afgeloopen winter menig hart bij de gedachte aan het 'oogenblik, waarop de rivieren van ons Vaderland, de kluisters, waarin de Wintervorst ze had geslagen, zouden afschudden. En die onrust en vreeze waren niet geheel zonder grond. Toen de stroomen zich vast zetteden ha<3| immers plaats gevonden wat naar menschengeheugenis nooit was geschied : men had toen reeds van ijsverstoppingen gehoord — zelfs vas de treurmare vernomen van meer dan ééne dijkbreuk in den Boe— meierwaard. Was dit reeds genoeg om de harten met zorg te vervullen, de onrust werd levend gehouden door de schier ongekende hoogte, waarop het water stand hield, alsmede door de ongewone dikte en ontzettende hoeveelheid van het ijs, dat, door den sterken stroom, in de rivieren vast op één gedrongen en in elkander geperst was. Zoo lagen daar dan Rijn en Waal en Maas,
als een driehoofdig monster, dat slechts dood en verderf scheen te zullen braken. Intusschen zaten de oeverbewoners, zich bewust van hun gevaarvollen toestand, niet stil. De nood legde hun als eersten pligt op, om zich zooveel mogelijk in geduchten staat van tegenweer te brengen, en zich voor alles gereed te houden. Duizenden haii-
den waren, dagen aan elkander, met de uiterste inspanning bezig, om den dijk door noodkeeringen en kistingwerken in eene sterke vesting te herscheppen, ten einde den vijand, die daar zwaar geharnast voor de wallen lag te sluimeren, bij zijn ontwaken ten strijde wél voorbereid te ontvangen.
TIL
l
2
JOHANNA VAN BEEK.
Niet lang liet zich dit oogenblik wachten. Keeds den 17den Januari] begon het vriezend weder naar verandering te neigen en tegen den Ăźlsten viel er een krachtige dooi in , die onafgebroken, onder begunstiging van sterken mist, bleef aanhouden. De ijsbewegingen, die nu al spoedig op Moezel en Bovenrijn plaats hadden, waren onbedriegelijke voorteekenen , dat ook op Vaderlandschen bodem de ijsgang nabij was. En inderdaad zoo was het. De eerste maand van het jaar zou niet eindigen of de Waalmond zou zich openen, en nadat deze rivier den vorigen dag reeds in de omstreken van Nijmegen meermalen in beweging was gekomen, brak zij in den nacht van 31 Januarij op l Februarij ook verder beâ&#x20AC;&#x201D; nederwaarts op. De opruiming had echter niet geregeld plaats , 't welk dadelijk bleek op de hoogte van Druten. Tegenover deze gemeente bevindt zich, in het midden der rivier, eene hooge zandplaat, waardoor de stroom, over eene lengte van ongeveer 5 minuten, in 2 deelen gescheiden wordt. Een dezer armen , de noordelijke, gewoonlijk //de geul" genoemd, was niet in beweging gekomen, evenmin als de rivier . beneden cle zaudplaat, waar zij , in Irare volle
breedte, onbewegelijk vast zat. Het water , als verwoed over den tegenstand dien het ontmoette , baande zich een uitweg over de Drutensche waarden, en viel, van zware ijsgevaarten overdekt, met geweldige kracht tegen de dijken. Aan het benedeneind der waarden kon het echter niet doorvloeijen. Het muurvaste ijs der rivier aan den eenen en de dijk aan den anderen kant vormden een trechter , die steeds smaller en naauwer werd, en het kon niet anders , of het water, daarin opgevangen, moest tot eene schrikbarende hoogte worden opgevoerd. Onder aanhoudenden was, steeg het spoedig boven noodpeil. De overloop werd gedurig sterker en van een dreigender aanzien. Met hevig gedruisch stortte het water over den dijk en voerde ontzettende ijsstukken met zich , om het vernielingswerk te bespoedigen. Helaas ! dat werk werd ploseling voltooid. Een stuk der kade op den Leeuwenschen dijk werd eensklaps weggestoken en geen menschelijke krachtsinspanning was in staat den geweldigen aandrang verder te keeren. Omstreeks te 6 uren in den morgen van l Februari] viel de gevreesde slag, en had er te Leeuwen even boven den afweg naar Wamel een noodlottige dijkbreuk plaats.
JOHANNA VAN BEET,
O
Een allerverschrikkelijkste verwoesting was het werk van een oogen-
blik. Ongeveer 12 huizen werden in den woest brullenden stroom medegesleept en 37 personen kwamen jammerlijk in de golven om. Hartverscheurend waren de angstkreten, die zelfs boven het gebruisch van den kokenden stortvloed, boven het woedend geraas der instormende ijsmassa, konden worden gehoord. Een akelig gekerm om hulp, die men van den dijk zoo gaarne zou hebben willen, maar met geene mogelijkheid in staat was te brengen, deed veler hart, tot schreijens bewogen, wegkrimpen van namelooze smart. En toch, hoe wijdgesperd de muil van den waterwolf ook gaapte, niet allen zouden in zijne kaken verslonden worden. Het is aandoenlijk te hooren, hoe sommigen, na in de bangste en dreigendste gevaren te hebben verkeerd, op het onverwachtst gered zijn en bij het leven gespaard bleven. Niets overtreft echter de buitengewone en wondervolle bewaring van
J O H A N N A VAN BEEK, wier portret en facsimilé hierbij gevoegd is. Het huis van haren vader, den tabaksplanter Hendrik van Beek, in de Kruisstraat te Leeuwen, tegenover de doorbraak, gelegen, was, even als de overige gebouwen in die buurt, aan den eersten aanval van den ziedenden stroom blootgesteld. Terwijl er aan geen ontvlugten meer te denken was, zocht van Beek met zijn gezin, bestaande uit zijne huisvrouw Catharina van Oijen, eene dienstbode, en vijf kinderen, eene schuilplaats op den zolder. Daar bevond zich tevens bij hen zekere Marcelis van der Ven, verwer van beroep. Deze laatstgenoemde had kort te voren zijn gezin naar den dijk gebragt, doch, daar aangekomen, werd nog één zijner kinderen gemist. Het laat zich begrijpen welk een schrik en ontsteltenis het hart der ouders beving bij deze ontdekking, als ook, dat de vader, zonder bedenken , terug ijlde, om het achtergeblevene op te sporen en zoo mogelijk in veiligheid te brengen. De angst gaf vleugelen aan zijne voeten. Ras heeft hij zijne woning weder bereikt, hoewel niet zonder groote moeite en gevaar, daar het water op sommige punten reeds een aanmerkelijke hoogte begon te verkrijgen. Hij doorwaadt de vertrekken van zijn huis , maar het kind is nergens te vinden — later is gebleken dat het zich alreede op den dijk l*
4
JOHANNA VAN BEEK.
bevond, waar heen het,
in de groote verwarring die er heerschte,
door eene buurvrouw gebragt en voor een wijle uit het oog verloren
was geraakt. Van der Ven droeg hiervan echter geene kennis en daar hem allengs, door den steeds sterkeren overloop en wassenden vloed, de terugtogt werd afgesneden, zag hij zich genoodzaakt bij
van Beek, wiens huis rakelings aan het zijne grensde, in te vlugten. Nu was goede raad duur voor de arme zolderbewoners. Het huis schudt en kraakt, het wordt gebeukt en geteisterd door een stroom, die gedurig feller wordt en alles dreigt te verzwelgen wat hij ontmoet. Op den zolder langer te verblijven is allergevaarlijkst. Elk oogenblik kan hij van een worden gescheurd en onder hen wegzinken. Doch waarheen zullen zij aich dan begeven? Wat kan, in dien doodsnood, waarin zij verkeeren, hun nog eenig uitzigt geven op behoud? Gelijk de drenkeling, die zich vasthoudt aan een stroohalm, bouwen zij, als op een laatste redmiddel, hunne hoop op het strooijen dak van het huis en besluiten zij daarop hun toevlugt te zoeken, om gelaten het lot af te wachten, dat hun verder beschoren zal zijn. Met behulp van van der Ven is er spoedig eene opening in het dak gemaakt, en terwijl deze zich er doorheen gewrongen heeft, gaat van Beek de treurige taak vervullen, om zijne kinderen aan van der Ven over te reiken, opdat zij, door hem geholpen, eene geschikte plaats op de nok van het huis mogen vinden. Ook Johanna, of, zooals ze in de wandeling gewoonlijk geheeten werd, Hanneke, een meisje van bijna 8 jaren *), werd door haren vader opgenomen en omhoog gebeurd, en terwijl hij haar vermaant, zich goed en stevig vast te houden, geeft hij haar tevens een jas over, ter beschutting tegen de koude. De man vermoedde voorzeker weinig, welk een onschatbare weldaad dit kleedingstuk voor het arme kind wezen zou, ja! hoe zij, onder GodÂť zegen en hoede, daaraan voor een groot deel haar behoud zou te danken hebben. Weldra zijn allen op het dak gezeten. Hanneke bevindt zich bij van den Ven boven het achterhuis, van Beek met de overigen meer boven het voorhuis. Het was een verschrikkelijk oogenblik. In het rond klinken door de nevelachtige, donkere lucht, niets dan door*) Zij is geboren den 9 Augustus 1853.
J OH ANNA VAN BEEK.
O
dringende jammerkreten van vrienden en buren, mannen, vrouwen en kinderen, die allen in het bangste doodsgevaar verkeeren. Beueden hen stort een woeste stroom, met ontzettende ijsschollen beladen, zich schuimend en bruischend over de vlakte uit. Wat hij ontmoet sleept hij mede en wat hij medesleept dient slechts om zijne aanvallen te geduchter, te vreeselijker te maken. Ook de woning van van Beek blijft niet gespaard. De muren dreunen en scheuren. Het ijs stuwt een gedeelte omver. Het vee en de varkens worden uit de stallen gesleurd. De vrouw heeft het naauwelijks gezien en er tegen haren man over gejammerd of . . . . zelve valt zij met haar jongste kind in de diepte weg. Dat waren de eerste offers, spoedig zouden nog meerdere volgen. Het voorhuis — met van Beek, de dienstbode en nog drie kinderen — zinkt een oogenblik later in éé"n. Wel heeft van Beek nog gelegenheid zich op eene schuur in de nabijheid te bergen, maar het was slechts om nog een tijd langer van al die jammeren getuige te blijven en daarna zelf spoorloos te verdwijnen in den schuimenden vloed. Zoo waren dan van der Ven en Hanneke de eenige overgeblevenen van het negental, dat tot voor weinige oogenblikken zieh nog bij elkander bevond. Zij zaten nog steeds op het dak. Het arme kind, dat hare dierbaarste betrekkingen op zulk een noodlottige wijze had zien te gronde gaan, dringt zich, onder droevig gekerm, al digter naar van der Ven en klemt zich in doodsangst aan hem vast — maar deze . . . . ach! waarmede zal hij hare droefheid stillen P Hoe haar tot bedaren brengen? Wat zal hij troosten, die zelf zooveel vertroosting noodig heeft. Hun toestand toch bleef allerhagchelijkst.
De geweldige stroom zet onafgebroken zijn vernielingswerk voort. De muurbrokken en gebindten, die het dak nog schragen, worden voortdurend door de ijsschotsen, die zich schuimend omkantelen in den wilden vloed, bestookt en gebeukt, tot dat eindelijk ook dit laatste overblijfsel, onderhevig gekraak, naar beneden gerukt wordt en uit elkander schiet. Ook van der Ven en Hanneke storten omlaag — maar de hand der Voorzienigheid behoedde hen, zoodat. beiden het geluk hebben op een stuk dak te geraken. Met kracht worden ze nu voortgedreven op den sterken stroom. Pijlsnel vliegen ze vooruit, tusschen bergen van ijs, vernielde gebouwen en ontwortelde boomen. Als door een wonder worstelt het brooze hulkje, met
6
JOHAUNA VAN BEEK.
zijne kostbare vracht, er behouden door heen — doch eindelijk,
bij eenige opgaande boomen, daar wordt het, met onweerstaanbare kracht tegen een van deze aangeslingerd en . . . . het stukje dak
scheurt van één. In één oogwenk klemt van - der Ven zich aan de takken vast en terwijl Hanueke hem smeekend toeroept: „Och Ce— lis, laat me niet alleen, houd me toch bij u," doet hij nog eene poging om haar te grijpen, maar het gelukt hem nietj hij heeft slechts even den tijd, om haar nog den jas van haren "Vader toe te werpen, die bijna verloren ging. Van nu af waren de lotgenooten gescheiden.
De boom waarin van der Ven gevlugt was, bood op den duur geen veilige schuilplaats; hij bleek al spoedig niet bestand te zijn tegen den aandrang van het ijs, zoodat van der Ven dezen en later nog éénen verlaten moest, wilde hij in de golven niet medegesleept worden. Na twee malen van boom veranderd te hebben, mogt hij eindelijk een stevigeren bereiken en heeft daarop, met de armen de takken omklemd houdende, 7 uren hangend doorgebragt. Naar ligchaam en ziel uitgeput is hij toen gevonden en gered door eenige schippers uit Bruten 1), die, niet minder dan in 1855 te Dreumel,
ook thans weder de treffendste bewijzen van onverschrokken moed, beleid en menschlievendheid gegeven hebben. Doch keeren wij tot Hanneke van Beek terug. Nadat ze van van der Ven, zoo plotseling gescheiden was geworden, dreef de felle stroom haar verder en steeds verder voort, in de rigting van het dorp Puiflyk. Wie kan aan haar denken, in die omstandigheden, zonder diep medelijden met haar te gevoelen en met groote zorg vervuld te worden, omtrent haar verder lot. Verbeeldt u haren toestand ! Het stukje dak, dat haar draagt, is hoogstens 3 vierk. ellen groot. Het had gerust op de ouderlijke woning. Onder dat dak was zij geboren, had zij gestoeid en gespeeld met broertjes
en
zusjes, had zij de onbezorgde en vreugdevolle dagen eener
1) De namen dier wakkere helden zyn: Jan Gerritsen, Hannis Gerritsen, Qradus Boonik (deze waren de redders van v. d. Ven) , Jacobus Delno, Nicolaas Delno, Dorus Tromp, Francis Vermeulen, Jan van der Wielen. Met het grootste levensgevaar en de edelste zelfopoffering is het hun mogen gelukken meer dan 20 personen, die op boomen, ijsschollen of drijvende daken in hooggaanden doodsnood verkeerden, in veiligheid te brengen.
JOHANNA VAN BEEK.
7
schuldelooze jeugd doorgebragt—enthans— thans is ze een wees, en dat nog slechts acht jaren oud. Met eigen oog heeft ze allen, die ze het liefst had op aarde, in de golven zien omkomen. Thans staat ze alleen op de wereld — en die wereld is op dat oogenblik niets anders dan een stukje dak van 3 vierk. ellen, op een onafzienbaar waterveld — een stukje dak, waarop ze omringd is van tallooze gevaren, blootgesteld aan winden weder, verstoken van alles waardoor ze in de .eerste levensbehoeften kan voorzien. Maar vroeger heeft ze onder dat dak, aan den schoot van hare moeder, hare eerste gebeden uitgesproken, zij heeft er hooren spreken van een hooger wezen, dat Schepper en Vader heet: thans vouwt ze hare handjes en stort in het kinderlijk gebed haar weeklagend hart uit. En dat gebed, hoe gebrekkig in vorm, 't was rijk van inhoud en ging niet verloren op de wijde wateren. De Vader der Weezen heeft het kind in Zijne bescherming genomen en: dien God bewaart is wél bewaard. Na' zes dagen zwervens is Hanneke van Beek gevonden en gered. Het was op den middag van den 7den Februarij, dat er een ranke boot uit Puiflyk voer, naar eene in het veld gelegene woning, toebehoorende aan Q. van der Zandt. Op sterk aanhouden zijner vrouw had hij nog den vorigen dag zich dit vaartuig aangeschaft, het welk thans zijne eerste reis ondernam. Onder het varen merken de gezellen 1), dat er vele voorwerpen, uit de verwoeste woningen afkomstig, tusschen het door wind en stroom bij eengedreven ijs aanwezig zijn, en nadat zij de woning hebben bereikt en de vrouw des huizes er binnen is gegaan, komen zij overeen, om aan de andere zijde van het huis het vloedwater op te varen en te onderzoeken of soms ook daar voorwerpen van belang en waarde ronddrijven. Dit zal in tusschen niet zonder bezwaar kunnen geschieden. Het watervlak schijnt eene zee van enkel ijs, door den stroom en sterken wind opgestuwd en vast inéén gedrongen. Maar de wind heeft ook opene vakken doen ontstaan, geheele gleuven heeft hij schoon gevaagd en van elke ijsschots bevrijd. Met vaardigen roeislag doorklieft de boot zoodanig een geul, terwijl de opvarenden staren en rondzien en zoe1) CotnelU van Dnin, Jan Willem de Lang, Jan Hagens, Cornclis Vincent, Cor-
nelis van Koolwijk, allen arbeiders of boerenknechts te Puiflyk.
8
JOHANNA VAN BEEK.
keil. Spoedig valt huu een blaauw pakje in het oog, dat ginds een weinig verder, bijna aan een zoom van het ijsveld, tusschen de stukken aanwezig is. De bemanning staat in twijfel wat het wezen mogt. De een deukt dat het een kleedingstuk of eenig ander goed is, een ander houdt het voor een drenkeling; niemand vermoedt in de verte, dat onder dat blaauwe pakje nog een menscheiijk
hart klopt. De boot komt inmiddels al nader, terwijl de manschappen nog in het onzekere verkeeren, . . . doch . . . wie beschrijft de ontsteltenis en verbazing die hen schier verpletterend aangrijpt . . . eensklaps komt er beweging in het pakje en rigt zich een menscheiijk wezen overeind. Het is Hanneke van Beek , die opmerkzaam geworden door hetgeen er in hare nabijheid plaats viel, het hoofd en bovenligchaam, zooveel hare krachten dit toelaten, omhoog beurt. Met verdubbelde krachtsinspanning voortgedreven, is het vaartuig weldra tot het plekje doorgedrongen, waar de achtjarige lieveling schreijend hare redding verbeidt. Met de uiterste voorzigtigheid zet een der varensgezellen één voet op het stukje dak , om voorover buigende het kind op te nemen; maar Hanneke komt hem vóór en geeft allereerst den jas aan hem over. Het scheen alsof dit kleedingstuk, waaraan zij zooveel beschutting en verwarming te danken heeft gehad, en dat zulk een treifend gedenkstuk was van de zorg en liefde haars vaders, haar meer nog dan eigen behoud ter harte ging ; althans de jas moest vóór haar in de boot geborgen worden. Was hare eerste daad dus aandoenlijk — wie wordt niet roerend getroffen door het eerste woord, dat van hare lippen kwam ! In de boot opgenomen, werd haar gevraagd //of zij bonger had1', en schreijende sprak zij : //Ja, vader." Arm kind! wist gij niet, dat gij geen vader meer hadt en ook geen moeder meer, geen broertjes of zusjes — dat ge alleen waart op de wereld, beroofd van uwe dierste en trouwste betrekkingen , geheel alleen op de wereld, als eene wees, eene wees van slechts 8 jaren; neen! weerhoud uwe tranen niet — uw lot is diep te betreuren. Op eene verdere vraag, wie zij was en hoe zij heette, gaf zij ten antwoord, dat haar naam //Hanneke" en zij //van grootvader" was, dien ze later aanduidde als //Klaas van Oijen" te Leeuwen, en deze inlichtingen, hoe gebrekkig ook, waren genoegzaam om haar te
JOHANNA VAN BEEK.
9
doen kennen als een lid van het zoo noodlottig omgekomen gezin van, Hendrik van Beek. In weinige oogenblikken komen de manschappen met hun kostbaren schat bij de veld-woning terug, waar de huisvrouw van van der Zandt hen ontvangt. Hanneke, die zoo buitengewoon bewaard is gebleven dat zelfs hare bovenkleederen nog geheel en al droog werden bevonden, gebruikt terstond een stukje brood en gevoelt zich zeer verkwikt bij den warmen kagchel. Spoedig keeren nu allen naar Puiflyk weder, diep in het hart getroffen, bij de aandoenlijke gedachte, dat het nieuwe schuitje, welks aankoop zoo onverwachts had plaats gehad, reeds op zijne eerste uitreize zulk eene kostbare vracht bevaren mogt. Niet ten onregte erkennen allen hierin de hand eener albesturende "Voorzienigheid. Te Puiflyk vond Hanneke een liefderijke ontvangst en zorgvuldige verpleging bij G. van der Zandt. Gelijk zich denken laat, was men begeerig om uit haar eigen mond eenige bijzonderheden, omtrent de lotgevallen die zij ondervonden had, te vernemen. Met naïve eenvoudigheid deelde het zwaar beproefde kind mede: dat zij den meesten tijd van haar omzwerven slapende had doorgebragt, — tegen den avond, als het donker werd en zij zich alleen gevoelde, tusschen die ontzettende ijsbrokken en zoo verre van de menschen verwijderd, werd zij bang en angstig; dan dook zij in den jas van haren vader en sliep gewoonlijk spoedig in;— met dien jas dekte zij zich ook tegen het gure weder en den sterken wind, waaraan zij meermalen bloot stond. — Gebeurde het soms dat een iisschol of ander voorwerp hare brooze ark bedreigde, dan hield ze de //haiïjes" voor de oogen, om slechts het gevaar niet te zien, 't welk telkens gelukkig werd afgewend. — Zij had, naar ze verzekerde, al de dagen, die zij op den vloed had doorgebragt, niets gegeten; — een enkel stukje ijs nu en dan in den mond genomen had haren dorst gelescht, en terwijl ze gaarne eenige van de appelen wenschte te bezitten die zij voorbij zag drijven, en waarbij zij dacht aan hare moeder, die //zulke lekkere" had, zoo durfde zij toch de handen er niet naar uitstrekken, uit vrees van in het water te zullen vallen. Zij had verder nooit om hulp geroepen, maar ook nooit, nabij of van verre, eenig vaartuig ontdekt.
10
JOHANNA TAN BEEK.
Ziedaar in de hoofdzaak eenige bijzonderheden, door het lieve kind zelf medegedeeld. Thans bevindt zij zich bij haren grootvader, Nicolaas van Oijen te Leeuwen, werwaarts zij reeds den dag na hare redding is overâ&#x20AC;&#x201D; gebragt. Juist was er toen eene week verloopen sinds dien rampvollen Vrijdag, dien dag van zooveel jammeren en rouw. "Welk eene onvergetelijke week voor dat kind! Ondanks al hare ontberingen en den invloed van het gure weder waaraan zij voortdurend blootgesteld was, bleef haar gezondheidstoestand bevredigend. Wel waren hare voeten bedenkelijk gezwollen en sterk blaauw gekleurd, doch, onder de bekwame behandeling van Dr. Deelen te Druten, zijn alle verontrustende verschijnselen geweken en bestaat er de meeste hoop, dat Hanneke van Beek nog lang eene levende getuige zal zijn van de trouwe liefde, de almagtige bescherming en de bijzondere Yoorzienigheid Gods. Druten, Febr. 1861. H. c. EIBBIUS.
1-6 F E B R U A R I ! 1861. Het noodsein wuift, ten vreeslrjk teeken; De alarmklok dondert ons in 't oor. O God! weet is een dijk bezweken, De vloed baant bruischend zich een spoor. Hoor 'thnlpgeschrei der dorpelingen, Zie d'angst op 't afgemat gelaat, Dat raad- en hooploos handen wringen; Hoor 't bang gekerm om hulp en baat! De ontwrichte muren barsten, kraken, En hoeve en hut stort kantlend neer, Zij zien een zeek'ren dood genaken . . . . O God, zijt Gij geen Vader meer? De nood stygt hoog en 't angstig kennen Klimt met den aangestoven vloed; Geen magt kan 'thechtst verblijf beschermen, Dat kreunend wankelt op zijn voet. De schotsen, die verdelgend dringen, Doorsnijden grondvest, muur en paal: 't Is of zij doodenzangen zingen, Bij hun verschrikbre zegepraal. Helaas! daar klimt het water weder, Het ijs maait boomen weg als gras, Stort in zijn vaart een woning neder, En ploft haar in den diepen plas.
Waarom toch, water, zoo verbolgen, Waarom toch, ys, zoo woest en wreed, Hebt gij een gansch gezin verzwolgen En bragt ge hier zoo grievend leed P Maar neen! Mag 't ijs zijn offers vellen, En leent het water hem zijn graf, â&#x20AC;&#x201D; God weet den woestaard perk te stellen, En roept hem toe: ÂŤVerderf, laat af!" De kracht van de opgezweepte baren, Die de oorzaak was van duldloos wee, Moest zelve een hulploos wicht bewaren: God gaf 'teen wakende Engel mee!
12
1—6
FEBEUAEIJ 1861.
Wie drijft daar onder bitter weenen Te midden van dien breeden vloed, Waar 't menschenoog slechts ijs ontmoet Op 't afgeworpen rietdak henen?
Wie steekt de handjes, zaam gevouwen, Om hulpe tot den Hemel uit, En snikt en stamelt overluid: »'k Blijf, lieve Heer! op U vertrouwen?" Het is het kind, dat God bewaakte, Dat Hij, zoo wél, ter redding kwam, Toen 't ijs haar, wat zij had, ontnam, En tot een jonge weeze maakte. Zij is het, die zoo vele dagen Voor ons geheel verloren was, Als offer van den breeden plas, Waarin zoo veel hun kerkhof zagen. Snelt toe l snelt toe! met dubble krachten . Het lieve kind, vermoeid en zwak, Dreef op een elbreed rieten dak, Zes bange dagen, zoo veel nachten! O Heer! hoe wonder zijn Uw werken! Zjj is 't! zij is 't! snelt toe, snelt aan! . . . . De Heer heeft wonderen gedaan . . . . Dit kan, moet ons gelooven sterken! Zij is gered, haar droeve bede
Werd eindlijk uit den vloed gehoord; Haar jammerklagt drong voort en voort, De wind dreef haren klaagtoon mede , En God, die haar beschermen zou Voor hongerdood, ellende en kou, Wil zich het jonge kind erbarmen,
En opent voor haar reddende armen. Heb dank, o Heer, voor zoo veel trouw!
Hel, 26 Februarij 1861.
c. A. CAMPAGNE.
DE WATERSNOOD. Dichtregelen eener Maas- en- Waalsohe ten behoeve harer ongelukkige landgenooten. Zilver of goud heb ik niet; maar wat ik heb, geef ik U.
I. Aan mijne Landgenooten. Gezegend Gelderland, waaruit ik ben gesproten! Gij , land van Maas en Waal , zoo vaak door mij herdacht! Wat heb ik op uw grond niet vaak al goeds genoten , Doch meengen traan aan 't leed ten offer ook gebragt l Toen zij aan wie 'k naast God het leven heb Ie danken, Ter neder daalden in des aardrijks kouden schoot, En daar, den worm ten prooi , in 't huis van eiken planken, Nog spraken : «Kind ! zoek God. Uw Ouders ! zij zijn dood ;" Toen dacht ik nog eens na en 'k zag nog eens in 't ronde : Vergeefs ! mijn heil, mijn vreugd , mijn hoop, 't was al voorby ; Niets dat ik om mij heen meer 't mijne noemen konde ; En 't land van Maas- en- Waal had zelfs geen brood voor nuj. En schoon ik nu met God mij elders mag verblijden In 't goede dezer aard, dat 'k dagelijks geniet, — Toch zag men menigmaal mij droeve tranen wijden Aan hen, die ik, helaas! daar ginder achterliet. En 't was me een zoete troost, soms weer eens rond te dwalen Op uwen vruchtbren grond, mij nog zoo lief en waard ; Hoe gaarne hoorde ik dan van 't goede nog verhalen, Mijn Landgenooten! U door 's Hemels gunst bewaard, 'k Verheugde me in Uw heil, en zou me Uw leed niet deren? Zou 'k doof zijn voor die stem: «Doe wat Uw pligt gebiedt!" Neen, 'k luister naar die taal; 'k deed graag Uw klagt verkeeren In dank; maar schatten-goud of zilver — 'k heb ze niet. Wat dan ? Nu luister slechts : Van onder gindsche baren , Klinkt uit Uw graven nog 't: «mijn kind, zoek God!" me in 't oor; Bij Hem dus , die daar redt uit nood en doodsgevaren, Bij 't werken hulp gezocht en voor mijn beê gehoor. Die beê, Geliefden ! luidt: Of 'k naar mijn zwakke krachten , Op liefdes altaar ook een penningske offren moog' ; God geev' 't, en moge thans bij U 't geween vernachten ;
Een morgen vol gejuich verheld're straks Uw oog !
14
DE WATERSNOOD.
II. DE W I N T E B .
't Is Winter — en Natuur als los van alle boeijen, Legde onder 't donzen kleed, het sneeu wkleed, zich ter rust, Door d'adem van den storm , met oorverdoovend loeijen, Als door een wiegelied in stillen slaap gesust. ' Zou 't ook de doodslaap zijn ? want als door schrik bevangen , Kwijnt ieder telgje thans, waaraan zij 't leven gaf; Het veld is dor, het woud laat twijg en takken hangen , 't Gevleugeld zangkoor breekt zijn vreugdeliedren af. Haar gunsteling alleen en haar vertrouwling beide, De nijvre landman weet, dat straks Natuur herleeft; Hij blikt het doodskleed aan , dat ze om zich henen spreidde, Maar dankt vertrouwend God, die rust na d'arbeid geeft. «Na d'arbeid volgt de rust. Verheug U in dien zegen ! «Verheug U in die rust , o landman , en geniet! r/Maar zet toch wachters uit, en let of ge op Uw wegen »Ook in de verte soms den vijand nadren ziet." Zoo spreekt de vorst U toe , die bode van den winter, Die somtijds strenge heer, als Hooger Hand 't gebiedt; Dan waarschuwt hij en dreigt en pijnigt U en vindt er
Vermaak in als hij u in 't onheil storten ziet. Zeg , landman ! hoort gij 't niet, hoe 't glinstrend kleed blijft kraken , En schoon de zon 't beschijnt, niet wegsmelt voor haar gloed ?
De winter toont zijn kracht en blijft van ijver blaken, Tot hij de watren vloert ten rustpunt voor uw voet. r/Geen nood!" zoo antwoordt gij — «nog is er niets te vreezen, »Zoo lang de vijand niet in 't werken wordt gestuit; «Maar wee! als lentes aam den winter durft weerstreven ;
//Dan kiest hij stroom en ijs zich zelv' ten wrekers uit." Maar 't is als of die taal, die taal zoo vol vertrouwen, Die hier d'ervaring sprak , den winter heeft gehoond ; Want eer de weerstand komt, geeft ijs en stroom te aanschouwen, Wat reuzenkracht reeds nu vereenigd in hen woont.
DE WATERSNOOD.
m.
15
DE WATEBSNOOD.
Nog altijd nijpt de kou — nog blijft het sneeuwkleed kraken, Dra heeft de winter weer verwonnen in den strijd, Dra sluit zich 't ijs aan een als om een brug te maken, En is zijn kracht verlamd, dan wordt het zorgenstijd. Niet dan, maar nu, reeds nu — Wat woelt daar langs de wegen ? Waartoe is al wat leeft zoo rust'loos in de weer? Hier komt een waterboö, ginds weer een wacht ons tegen : Zij brengen wreed berigt, al wreeder keer op keer. Waar aan der bergen voet de stroomen zich ontrollen, Verheft de Bijnstroom zich met ongekend geweld En doet met woeste drift zijn wat'ren voorwaarts hollen, Tot hij, op Neêrlands grond, der zee in d' armen snelt. Maar ach! daar sluit zich 't spoor, door d' eeuwen afgebakend, Daar schuift en woedt het ijs en 't pakt zich digt op een, En vormt een vasten muur, den diepen bodem rakend; Waar zal nu, in zijn vaart gestuit, de vijand heen? Reeds wordt der dijken kruin beklouterd door de baren, Waarachter dorp bij dorp als ware 't ligt verschanst; De stroom bereikt den top en schijnt in 't rond te staren, Waar hem de rijkste prooi in 't grijnzend aanzigt glanst. Daar rijst de noodkreet op, men slaat den blik naar boven; De vijand raast nog voort en feller prangt de nood; Vergeefs is dag en nacht het werken, zwoegen, sloven, En waar de dijk bezwijkt, daar dreigt een wisse dood. Weer is het donkre nacht, daar hoort men jammerkreten, Help, Hemel! help en red! 't noodlottig uur is daar. De stroom heeft ovennogt, de dijken stuk gereten, Vernielt al wat hij kan, brengt levens in gevaar. En nog is 't einde niet, geen einde nog aan 't lijden;
De winter overwon en zamelt nieuwe kracht, Als straks de dooi begint den winter te bestrijden, Dan is 't, dat, Maas- en- Waal! U 't dreigend noodlot wacht. Ziet l -weder is het nacht, hoort, hoort! dat ak'lig luijen Waardoor ons klok bij klok weer niets dan jamm'ren spelt; 't Gebulder des kanons zei straks: De Waal gaat kruijen; En, mrjn geboortegrond! Uw dijk week voor 't geweld.
Ifi
DE WATERSNOOD.
Wie, wie vermag het nu d' ellenden af te malen ? 't Vlugt al wat vlugten kan; men jammert, weent en treurt! Hier ziet men 't weerloos kind, daar weer den grijze dwalen; Terwijl ginds huis en hof in d'afgrond wordt gesleurd. En elders drukt de man, trouwe echtgenoot en-vader, Zrjn vrouw en kroost aan 't hart, en bidt den Hemelheer Om uitkomst; maar vergeefs! de vijand komt hun nader, De stroom wordt aller graf, wij zien hen nimmer weer. Dat heeft het oog aanschouwd van nog zoo eind'loos velen, Die 't zelfde lot verbeidt als 't ijs hun' wijkplaats naakt, Den zwakken boomtak breekt, den dijk in twee komt deelen; En toch, ze hopen nog, hun God, hun Vader waakt. Ja, van der daken kruin heft 't oog zich naar den Hoogen, Ziet dan weer om zich heen of ergens redding daagt; Helaas ! 't ziet overal den valen dood voor oogen; De wanhoop smeedt een plan en — 't proefstuk wordt gewaagd. Men stelt zich op gena of ongena in handen Van 't ijs, den vijand zelv', en smeekt hem 't leven af; Die vijand schijnt vermurwd, één schots draagt zeven panden, Tot God, na bangen strijd, aan allen redding gaf. Maar waartoe langer nog en verder voortgevaren Op d'onafzienbre zee, den droeven waterplas; 'k Zou menig treurtooneel en wonder nog ontwaren, Waarbij een steenen hart zou breken als het glas. Naar de geredden heen! daar zal men zich verblijden,
En juichen in hun lot, al zijn ze ook alles kwijt. — Ja, als men niet kon zien, hoe hier die ouders lijden
Hoe ginds een teeder kind om teedere ouders schreit l Dat is te veel voor 't hart, wie kan dat leed verzachten ? Bedroefden! God alleen, en Hij, Hij is getrouw. Wrj willen vol van liefde een and'ren pligt betrachten, U geven van 't geen God ons mild'lijk schenken wou. Komt, landgenooten! komt, wij willen ons vereen'gen ! De Koning gaat ons voor, doen wij zoo braaf als hij,
Om waar het mpoglijk is den zwaren ramp te leen'gen; Dan is Gods liefde ons loon, het loon van u en mij: Dat toch is 't grootste doel, waarom de broedren weenen, Die met ons kindren zijn van 't zelfde huisgezin; Laat liefde ons dan met hen en hen met ons vereenen, De liefde is goed voor 't hart, en heeft den Hemel in.
MAAS EN WAALSE ZWERVERS
op stap met รถe beรถelnap DOOR W. JANSSEN
-33-
FAMILIE VAN DER GREIM
VADERS WIEG IN PEUFELICK
LEEUWENSE BAARDE EN BEDELDE IN LEUTH
BITTERE NOODZAAK
-34-
De heer M. Bergevoet publiceerde onder de titel: "Familie van der Greim", een artikel op blz. 13/14 van het Tijdschrift Tweestromenland, lle Jg., nr. 22, herfst 1975. In dit artikel ging het om een vermelding in het doopregister van de R. K. Kerk van Baarlo (Limburg), waarin sprake is van een doopbediening aan ene Petrus, een zoon van Alard(us) van der Greim en Maria Rem. Voor de lezers van Tweestromenland wel interessant, omdat volgens deze vermelding de wieg van de vader "in Peufelick in regione inter Mosam et Wahalem" had gestaan. De heer Bergevoet meent dan dat "van der Greim" een verschrijving kan zijn van "van der Geijn", een familienaam die tussen Maas en Waal nog steeds veel voorkomt. Hij eindigde zijn artikel met de vraag naar de reden van het verblijf van de ouders in het Limburgse Baarlo, zo ver van Puiflijk en nog verder van Loon op Zand, waar de moeder van Peter geboren was. De heer Bergevoet bleef het antwoord schuldig. Het kan zijn dat de pastoor van Baarlo die op 7 juni 1814 de doop van de kleine Peter te boek stelde, niet alleen de naam van van der Geijn verhaspelde, maar zich ook vergaloppeerde in het Latijn, waarin de aantekening gesteld werd. Wat hij bedoeld kan hebben, kwam ik langs een omweg te weten. In het doopboek van de R.K. Parochie van de H. Remigius te Leuth in de Duiffel vond ik de volgende optekening: Baptisata est 18 - 5 - 1800 Hermina filia illegitima Mariae Groothand ex Leeuwen casu hic elemosynas petentis. Vertaald zou deze optekening als volgt kunnen luiden: Op 18 - 5 - 1806 is gedoopt Hermina, onwettige dochter van Maria Groothand uit Leeuwen, die hier toevallig aan het bedelen was. Wat een tragiek kan er in een paar regeltjes Latijn vervat zijn. In elk geval was het voor mij de sleutel tot de oplossing van de raadselachtige zinsnede "conjugem astiatum Mendie antium", die in de optekening in het doopregister van de R. K. Parochie van Baarlo te vinden is. Ik zou deze vermelding in het doopregister van Baarlo, dat in het gemeente-archief te Venlo bewaard wordt, als volgt willen lezen: 7 juni 1814 hic casualiter natus et baptisatus est Petrus filius legitimus Alardi van der Greim et Mariae Rem, conjugum ostiatim mendicantium . . . Vertaald staat er dan het volgende: 7 juni 1814 is hier toevallig geboren en gedoopt Petrus de wettige zoon van Alard van der Geijn (volgens de verbetering van de heer Bergevoet) en Maria Rem, echtelieden die van deur tot deur aan het bedelen waren . . . Hiermede is dan tevens een verklaring gegeven hoe deze Alard van der Geijn in Baarlo terecht gekomen is. Voor hem en zijn vrouw geldt hetzelfde als voor de ongelukkige Maria Groothand uit het Maas en Waalse Leeuwen, die haar dochtertje Hermina in Leuth liet dopen. Bittere noodzaak had hen van huis en haard verdreven!
AQUAREL VAN
BERKENBOOM IS BOSCHWIJK TE NEERBOSCH
buts op een prent berfcenb DOOR F. J. VAN CAPELLEVEEN
In 1971 verscheen van de hand van dr J.A.Schimmel het prachtige platenboek "Nijmegen in Prent". In dit boek komt onder nummer 27
der afbeeldingen een aquarel voor van Mattheus Berkenboom (16671712) voorstellende een landgoed te Neerbosch. De aquarel, die omstreeks 1700 moet zijn vervaardigd, heeft als eenregelig bijschrift: "Huys en Tuyn van de Heer Rooyesteyn tot Neerbosch". Gezien het ontbreken van verdere gegevens, behalve plaats van signering en het formaat, is de identiteit van het op de afbeelding voorkomende complex de schrijver blijkbaar niet bekend geweest. Het is dan ook verheugend dat het mij bij toeval duidelijk werd met welk huis we hier te maken hebben. Het is vrij zeker het vroegere huis Boschwijk, dat gelegen heeft aan de Dennenstraat te Neerbosch. De Dennenstraat van tegenwoordig echter is belangrijk korter dan vroeger toen deze nog tot aan de Jonkerstraat liep. Thans is het voor ons belangrijke deel van de toenmalige Dennenstraat aan de westzijde van het MaasWaalkanaal gelegen en draagt de naam Lindenhoutseweg. Tot voor
- 35-
kort was er nog een bebouwing, Boschwijk genaamd, dat ongeveer op dezelfde plaats lag waar het oude Boschwijk, dat op onze afbeelding voorkomt, moet hebben gelegen.
VAN
HET KERKJE NEERBOSCH
Bezien we de aquarel wat nader, dan valt het kerkje op dat links aan de horizon zichtbaar is. Dit is het kerkje van Neerbosch, dat qua ligging geheel overeenstemt met die van het kerkje ten opzichte van kortgeleden verdwenen Boschwijk. Bovendien klopt de vorm van het kerkje op de aquarel met die van het kerkje van Neerbosch op de prent van Hendrik Hoogers uit 1788; de vorm is overigens in de loop der tijd niet veranderd.
KAARTEN ALS INFORMATIEBRON
Belangrijker nog is het grondplan van de bebouwing van Boschwijk. Op de afbeelding zien we een herenhuis met tegen de achtergevel een in T-vorm gebouwde boerderijachtige schuur. Op korte afstand daarachter en evenwijdig aan het woongedeelte van het hoofdgebouw, is nog juist een schuurvormige opstal zichtbaar. Deze situering der gebouwen blijkt aangegeven op stafkaart no 533 van 1865. In de directe omgeving en met dezelfde ligging ten opzichte van het kerkje is verder op deze kaart geen, op deze manier gesitueerde gebouwengroep aangegeven. Ook op een andere ongedateerde stafkaart is deze gebouwengroep aangegeven. Gaan we wat verder in de tijd, dan blijkt op een stafkaart van dit gebied uit 1903 het T-vormige gebouw vervangen door een rechthoekig. Ook is op deze kaart te zien dat het nieuwe gebouw dwars is geplaatst op het vroegere woongedeelte en de schuur. Deze schuur is blijkens een kaart van 1910 in dat jaar nog steeds aanwezig. Helaas moeten we constateren dat alle gebouwen van dit complex in de loop der tijd zijn verdwenen, hetgeen, als we de fraaie afbeelding bezien, zeer te betreuren is. Ook de later op deze plaats verrezen gebouwen zijn jammer genoeg, door dit gebied tot industrieterrein te bestemmen, verdwenen.
ENIGE BEWONERS
Uit het bijschrift van de aquarel weten we dat het huis rond 1700 werd bewoond door een zekere Heer Rooyesteyn. Uit een publicatie van Van Schevichaven blijkt echter dat in 1744 Pieter Verschoor de bewoner is. Deze Verschoor was in die tijd raadslid van Nijmegen. Later is hij ook schepen en meermalen burgemeester geweest. In het jaar 1763 wordt hij nog steeds als bewoner van Boschwijk genoemd.
Literatuur Dr J. A. Schimmel, Nijmegen in Prent, (l 971) afbeelding 27. H. D. J. van Schevichaven, Journaal van Mr Justinus de Beyer, heer van Hulzen, over de ja-
ren 1743-1767, (1906). Numaga IV (1957) 73. Stafkaarten l : 25 000 no 533 van 1865, 1903 en 1910 en no 40 C van 1957.
- 36-
DE JOODSE GEMEENTE VAN DRUTEN
fcilie fcouĂśeej bruten DOOR JOS VAN NAAREN
DE ENIGE SYNAGOGE
De recente sloop van de voormalige synagoge aan de Nieuwstraat te Druten is als een mokerslag op het aambeeld van mijn herinne-
IN DE STREEK
ringen terecht gekomen. Herinneringen aan mijn IsraĂŤlitische dorps-
GESLOOPT
genoten, die zonder uitzondering bij iedereen in hoog aanzien stonden. Ze staan me weer voor de geest: de families Drielsma, Manassen, de Winter en van Leeuwen, Jacob Kalker en Louis Heymans. En ik zal U de herinneringen die ik aan hen heb meedelen. Nu met de sloop van deze synagoge het laatste tastbare bewijs van de Drutense Kehilla (= Joodse Gemeente) verloren ging, wil ik een nieuw bewijs leveren in beeld en geschrift. Ik beschouw het als een eer dit nog te kunnen en te mogen doen. Beschouwt U het dan als een eerbewijs. De Drutense synagoge mag dan een bescheiden gebouw geweest zijn, maar het was wellicht het laatste markante restant van Joods volksbestaan in geheel Tweestromenland.
- 37-
SYNAGOGE ZONDER KEHILLA
Nu ik erover nadenk, verwondert het mij, dat het gebouw nog zo lang is blijven staan. In 1906 was de Joodse gemeenschap door
massaal vertrek naar elders zo klein geworden, dat men kennelijk geen minjan (= gebedsgroep van tenminste 10 voor de Joodse wet meerderjarige mannen) kon vormen, want in dat jaar werd de synagoge van de hand gedaan. In 1901 telde de IsraĂŤlitische gemeenschap nog 72 leden. In 1907 waren het er slechts 7. Terecht stelde W.Th. van den Dobbelsteen in zijn artikel: "De Joodse Gemeenschap van Druten in de vorige en in het begin van deze eeuw", (Tijdschrift Tweestromenland nummer 12, december 1971), de vraag naar de reden van deze uittocht. Evenals hij, moet ik het antwoord schuldig blijven.
AAN BRAND ONTSNAPT
Jacobus Bekkers was in 1906 de koper. Op 16 april 1914 brak er brand uit in de omgeving van de synagoge. In de volksmond was deze buurt "de Jodenhoek" geheten. De brand was veroorzaakt door kinderen, die met vuur speelden in de hooischuur van Nad van de Werdt. Deze schuur lag tegenover
stoomwasserij "de Waal" van P. Schoenmakers, waar thans Verkleij sr. woont. Het bleef niet bij de hooischuur; vier boerderijen gingen in vlammen op en een vijfde, waarin drie gezinnen woonden.
Als door een wonder bleef de voormalige synagoge gespaard, maar waartoe? Het aantal Joden is sinds 1906 te gering gebleven om het terugkopen van de oude synagoge mogelijk te maken, laat staan het stichten van een nieuwe. Naderhand verkreeg W.J. Bekkers, een neef van Jacobus Bekkers, het pand in eigendom.
-38-
DE DUITSE TIJD
In de Tweede Wereldoorlog noemde "Die Niederlandische Grundstuck Verwaltung" zich eigenaar van de Joodse begraafplaats in Afferden op de Gelenberg (thans parkeerplaats van het zwembad). Die was eigendom van de Israëlitische Gemeente Nijmegen sedert
1879 (zeker), of 1836 (vermoedelijk). Als de Drutense Kehilla een bijkerk van Nijmegen was, zou daarmee dit eigendomsrecht verklaard zijn. In elk geval bleef de synagoge, die immers particulier eigendom was, van deze maatregel verschoond en bleef de tenaamstelling ongewijzigd.
NA
MONUMENTENJAAR 1975 GESLOOPT
Ongeveer twee maanden na het verstrijken van het Monumentenjaar 1975 liet de laatste eigenaar P.J. Croonen het tamelijk vervallen gebouw slopen. Het half-vergane dak dreigde al eerder naar beneden te vallen. Het pand stond helaas niet op de monumentenlijst
van de Gemeente Druten. Dus was het niet te redden. De slopers waren juist aan de gang, toen de heren van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in het kader van één of ander onderzoek, een k i j k j e kwamen nemen en tot hun grote ontsteltenis niet meer dan puinhopen aantroffen. Er is nog gezocht naar specifieke bouwelementen, maar men kwam te laat, voorgoed te laat.
- 39-
BETERE BUREN HEB IK NOOIT GEHAD
Enige jaren geleden werd schrijver dezes, vlak voor het "Witte Huis", door een onbekende heer aangesproken, die hem vroeg of hij ter plaatse bekend was. Bij het bevestigend antwoord, informeerde hij naar de familie Drielsma, die hier vroeger gewoond had
en waarvan hij een verre nazaat was. De persoon in kwestie was Professor Mr. H.A. Drielsma, Hoogleraar aan de Leidse Universiteit en woonachtig te Heemstede. Hij vertelde, dat hij in de jaren '30 als waarnemend Ontvanger van de Registratie en Domeinen te Druten had gefungeerd. Hij was dus niet geheel onbekend met de plaats, waar eens zijn familie had vertoefd.
In het "Witte Huis" zetten wij ons gesprek voort en toen bleek, dat de oudste zuster van schrijver dezes, Phile van Haaren (thans 88 jaren) met Lien, Roos en Joop Drielsma, oudere familieleden van Prof. Drielsma, de lagere school aan de Hooistraat alhier had bezocht. Wat wij hem verder vertellen konden, was het volgende: In 1891 kwam mijn goede vader met zijn gezin uit Ubbergen, waar hij als Hoofd der Openbare Lagere School werkzaam was, weer naar zijn geboorteplaats Druten, ingevolge zijn benoeming tot Gemeentesecretaris, welke functie hij tot 30 april 1923 heeft bekleed. De heer J. P. van Gorp, zijn voorganger als "eerste penvoerder der gemeente", om met Thorbecke te spreken, was tot Burgemeester van Horssen benoemd. Hij bewoonde "Huize Delenoord" aan de Heersweg. Wij, dat wil zeggen mijn ouders en twee kinderen (de overigen, waaronder schrijver dezes, waren nog niet geboren) kwamen te wonen in een groot ouderwets huis op de hoek van de Nieuwstraat
in het verlengde van de Hooistraat, dat reeds lang geleden is geamoveerd. Wij bewoonden het met twee andere gezinnen. Onze buren waren: aan de ene kant mejuffrouw Cornelia Veenendaal, een lieve ongehuwde dame van Protestantse huize en aan de andere zijde familie Drielsma. Naar ik meende was het hoofd van het gezin, de heer Jonas Hessel Drielsma, somtijds voorganger der IsraĂŤlitische gemeente alhier. Prof. Drielsma verzekerde mij echter, dat niet zijn vader, doch diens vader, Hessel Jonas Drielsma, als gazzan ( = voorzanger) de vieringen had geleid. Zijn vader verzorgde ten kantore van Deurwaarder Willem Frederik Kelly aan de toenmalige
Boterdam (thans Veerstraat geheten) de administratie. Jacq. van Mook heeft er nu zijn zuivel zaak. Later is de familie Drielsma naar het Betuwse Eist vertrokken. Ik hoor het wijlen mijn lieve moeder nog zeggen: "Betere buren heb ik nooit gehad". Dag en nacht stonden zij klaar om, zo nodig, burenhulp te bieden.
Naast de inlichtingen, die wij de heer Drielsma konden verstrekken, ontving hij nog waardevolle gegevens van de Chef der afdeling Bevolking ter gemeente-secretarie alhier, de heer Albert van
Dinteren. Hoogst voldaan keerde de bezoeker huiswaarts en sindsdien is er nog steeds contact met hem. -40-
JIDDISCHE PARNOOSSE HAK, PAK, SAK
In mijn jeugd, een kleine 70 jaren geleden, woonden in ons dorp meer IsraĂŤlitische gezinnen. De kostwinners waren meestal zakenmensen, behoudens, zoals reeds hiervoor vermeld, de heer Jonas Hessel Drielsma. Waar bestonden die zaken uit? Een betere karakteristiek dan Dr. Jaap Meijer in zijn voortreffelijk werk: " Z i j lieten hun sporen achter" (Utrecht, 1964) gegeven heeft van de negotie, waar Joodse kooplieden in de mediene (= provincie) hun bestaan in vonden, vermag ik niet te geven. Daarom citeer ik van blz. 156: '"Jiddische parnoosse: hak, pak, sak'. Vertaald in goed Nederlands: Joodse middelen van bestaan: hak, pak, zak. Maar met deze vertaling zijn wij er voor Nederlandse lezers nog niet. Dus diene als toelichting, dat de Joodse kooplieden in Nederland, gelijk in de gehele diaspora, hun bestaan zochten en vonden in de slagerij (hak), in de kramerij (pak) en in de ongekwalificeerde handel, dikwijls bestaande uit lompen en afval (zak)". -41 -
MANASSEN
VAN LEEUWEN
De karakteristiek gaat ook voor Druten op, zoals U uit het vervolg zal blijken. In de Hooistraat woonde Jozef Manassen, die het beroep van slager uitoefende. Met diens zoon, Izaak, is schrijver dezes op de Openbare Lagere School in gemelde straat geweest. Later vertrok de heer Manassen, met zijn gezin, naar Arnhem en werd de zaak voortgezet door de heer Steph. Rich. Merkus (momenteel Gebr. van Kraay).
Op de hoek van de Boterdam (thans Veerstraat) en Pepermuntstraat
(nu Ambthuisstraat) stond voorheen een groot oud huis, bewoond door de familie van Leeuwen: Abraham, Rosa, Siena en Manneke.
Bram, zoals hij algemeen in het dorp genoemd werd, was een slager, een prima vakman, die zijn klankenkring in Druten en wijde omtrek had. In de geest zie ik Sien nog voor mij, zoals zij elke vrijdag het vlees voor de zondag placht te brengen ..... Na even
in de huiselijke kring vertoefd te hebben en een praatje te hebben gemaakt, moest Sien weer verder om de andere klanten te bedienen vóór zonsondergang, want dan begon de Sabbath die tot zonsondergang zaterdagavond duurde en dan werd er volgens de Joodse traditie niet gewerkt. Ook bij de zusters van J. M. J., die toen het
St. Jacobusgesticht bewoonden en bij de R. K. Pastorie bracht zij elke vrijdag het voor zondag bestemde vlees. Tot op hoge leeftijd was zij een bekende verschijning in de Drutense straten. In latere jaren werd de familie van Leeuwen, toen dit nodig was, door buren en vrienden spontaan geholpen bij hun werk. Waar hun huis
gestaan heeft, is nu een nieuw pand, bewoond door de familie Dekkers. -42 -
JACOB KALKER
In een oud huis aan de Boterdam (thans Veerstraat) ter plaatse waar de heer van Sonsbeek woonachtig is, woonde vroeger de heer Dorus van Mulukom. Hij had een varkenshandel, indertijd werden er veel varkens en biggen voor Engeland in onze streek gekocht. Hij exploiteerde bovendien een cafĂŠ. Na diens overlijden heeft een uit Amsterdam afkomstige IsraĂŤliet, de heer Jacob Kalker, enige tijd in dit pand schapenvlees verkocht. Van varkenshandel kon uiteraard geen sprake zijn, want varkens waren en zijn nog voor de Joodse wet treife (= onrein). Na enige jaren is hij weer naar de hoofdstad des lands teruggekeerd.
-43 -
DE WINTER
Lazarus de Winter, gehuwd met Eva Boas, bewoonde met zijn talrijk gezin een huis op de toenmalige Boterdam (nu Veerstraat). Het wordt thans bewoond door mevrouw Adams-Teunissen. Geen slager, geen "hak", maar manufacturier, dus "pak". Enige van zijn zoons, Samuel en Benjamin gingen met het pak op de rug de boer op. Zij waren destijds vertrouwde verschijningen op de Maas en Waalse wegen. Van Benjamin herinner ik rnij nog, dat hij als loteling van de lichting 1912 uit de gemeente Druten, 's Konings wapenrok droeg
bij het Regiment Grenadiers, het keurkorps van het Vaderlandse leger. Als hij in groot tenue, d.w.z. in het kleurrijk parade-uniform uit die dagen, in Druten kwam, trok hij ieders belangstelling, mede vanwege zijn martiaal voorkomen.
- 44-
Samuel, als "Sommetje" door oud en jong in de streek gekend, was
gehuwd met Rosa Oppenheimer uit Oss. Hij woonde op de Kattenburg, waar thans de heer Th. Baars sr, woonachtig is. Hij is later naar Tiel vertrokken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is hij jammerlijk omgekomen in één der Duitse concentratiekampen, als één van de miljoenen slachtoffers, die het anti-semitische Nazidom onder het Joodse volk heeft gemaakt. Ook zijn vrouw is, naar ik
vermeen, eenzelfde droevig lot beschoren geweest. Met de "Leste Mert" in Druten had de heer de Winter sr. zijn vaste standplaats voor het "Witte Huis". Behalve manufacturen verkocht hij die dag, geassisteerd door zijn trouwe echtgenote en kinderen ook leer en aanverwante artikelen. In die tijd werden er op het platteland nog veel klompen gedragen, zodat klompenleer een zeer gevraagd artikel was.
Andere kinderen uit het gezin van Lazarus de Winter waren, naast genoemde Samuel en Benjamin, Herman en Bet.
In het begin dezer eeuw was de heer Abraham de Winter een nationale figuur van de eerste rang in de humoristenwereld. Hij was een conferencier, die steeds volle zalen trok. Ook in Druten, zijn
geboorteplaats naar ik meen, stond hij verschillende malen op de planken bij winterconcerten van "Orpheus" en "St. Cecilia". Ook hier altijd met daverend succes. Waarschijnlijk hebben er familierelaties bestaan tussen deze vermaarde humorist en de Drutense familie de Winter. Wie waagt zich aan een misjpoochelogie.? (misjpooche = familie, gevoegd bij genealogie). -45-
LOUIS HEYMANS
Tenslotte memoreer ik Louis Heymans. Het huis in de Kromme Elleboog, waar de familie Uittenbogaart woonde, werd mede door hem bewoond. Hij was ongehuwd. Evenals de gebroeders Samuel en Benjamin de Winter, ging hij als koopman met het pak op de rug de boer op. Hij was een zwaarmoedig, eenzaam mens en heeft in de herfst van zijn leven, naar men destijds aannam, in een vlaag van verstandsverbijstering, de hand aan zichzelf geslagen. Hiermee heb ik alle, in mijn herinnering voortlevende, Israëlitische dorpsgenoten de revue laten passeren. Eén, die ik niet gekend heb, maar voor de geschiedschrijving zeker interessant kan zijn, is Tobias Abraham (de) Klein, geboren 15 januari 1860, godsdienstonderwijzer te Rhenen, die in 1891 bij de Drutense kille (kehilla = Joodse gemeente) beroepen werd en vanhier vertrok in 1902 naar Wageningen. Deze gegevens vond ik in het artikel: "De Joodse gemeente van Rhenen, een herinnering" door A.G. Steenbergen, gepubliceerd in Nederlandse Historiën, 10e Jg. no. 5/6, 1976,'p. De synagoge gesloopt, de begraafplaats in 1961 geruimd - de stoffelijke resten zijn herbegraven op het Israëlitische kerkhof aan de Gerard Noodtstraat te Nijmegen - wat rest ons? Herinneringen zoals deze.
-46-
AFBEELDINGEN 1. blz. 1: gravure A.D. Bolswerd naar D.V.Boons; voorstelling van een feestvierend gezelschap; H.v.Heiningen, Tussen Maas en Waal, De Walburg Pers, Zutphen, 1971. 2. blz. 5: foto J.R.Visker, Beuningen, 1977; voorzijde boerderij Het Paradijs teWinssen. 3. blz. 6: kopergravure H.Spilman naar C.Pronck; 't Huis te Winsen, (1732); particulier bezit; 4. blz. 7: kopergravure H.Spilman naar C.Pronck; 't Dorp Winsen in 't Rijk van Nijmegen, 1732; particulier bezit. 5. blz. 8: foto J.R.Visker, Beuningen, 1977; de zonnewijzer van 1798 in de voorgevel van boerderij Het Paradijs te Winssen. 6. blz. 9: kopergravure H.Spilman naarA.de Haan; het kasteel Batenburg van voren, 1732; particulier bezit. 7. blz.10: foto J.R.Visker, Beuningen, 1977; voor- en linkerzijde boerderij Het Paradijs te Winssen. 8. blz.ll: foto J.R.Visker, Beuningen, 1977; dichtgemetselde uitsparing voor tabaksluikje in boerderij Het Paradijs te Winssen. 9. blz.13: foto J.R.Visker, Beuningen, 1977; ere-zuĂŻl watersnood 1961 te Beneden-Leeuwen. 10. blz.14: foto J.R.Visker, Beuningen, 1977; geschilderd jeugdportret ds H.C.Ribbius; part.bez. 11. blz.16: facsimile portret Johanna van Beek, 1861; brochure blz.15/32 eigendom van de Hervormde Gemeente Bergharen. 12. blz.33: prent impr.Emrik & Binger, Haarlem; voorstelling van een meisje dat lucifers probeert te verkopen; ds B.ter Haar Bz., Rijkdom en Armoede/een prentenboek waarin ook wat te lezen staat, H.C.A.Campagne, Tiel, z.j.; (Barend ter Haar Bz. (1831 -1902), Nederlands letterkundige, predikant te Nijmegen, schreef o.a. Antonie van Boekhorst, een Nijmeegse novelle (1852), bewerkte naar Streckfuss De geschiedenis der wereld aan het volk verhaald (1867). 13. blz.35: foto Van Haaren, Wijchen, 1977; aquarel van Mattheus Berkenboom (1667- 1712), omstreeks 1700; 'Huys en Tuyn van de Heer Rooyesteyn tot Neerbos'; overgenomen uit: dr J .A.Schimmel, Nijmegen in prenten, Elmar, Delft, (1971), met goedvinden van de auteur. 14. blz.37: foto W.Croonen, Druten, 1976; sloop van de voormalige synagoge te Druten. 15. blz.38: foto anonymus, Druten, 1971; synagoge te Druten als garage in gebruik. 16. blz.39: foto W.Croonen, Druten, 197.6; Nieuwstraat met voormalige synagoge te Druten. 17. blz.41: foto W.Croonen, Druten, 1976; een van de "kerk"ramen in de voormalige synagoge. 18. blz.42: foto J.H.Engels, Afferden, 1961 of eerder; een grafzerk op de Joodse begraafplaats op de Gelenberg. 19. blz.43: foto W.Croonen, Druten, 1976; sloop van de voormalige synagoge te Druten. 20. blz.44: foto W.Croonen, Druten, 1976; gangetje tussen synagoge en woonhuis te Druten. 21. blz.45: foto W.Croonen, Druten, 1976; rechterzijgevel met "kerk'Vamen, voormalige synagoge te Druten. 22. blz.46: foto dhr Teekema, Wijchen, 1975; plaats op het Joodse kerkhof aan de Gerard Noodtstraat te Nijmegen, waar de stoffelijke resten bij de ontruiming van het Joodse kerkhof bij Afferden verzameld, zijn herbegraven in 1961.
-47-
.MAAS
EN> WAAUS
NIMMER
TIJDSCHRIFT
VOOR
STREEKGESCHIEDENIS
26
JAARGANG
1977
D 011 OS O
TWEESTROMENLAND
Het tijdschrift Tweestromenland verschijnt zo mogelijk viermaal per jaar en wordt aan de leden van de Historische Vereniging gratis toegezonden. Oplage: 1500 stuks.
Contributie
Kopij:
leden:
De contributie voor 1977 bedraagt minimaal ƒ 15,-, naar verkiezing ƒ 20,-, ƒ 25,-, f 50,-, ƒ 100,-, ƒ250,-, uitsluitend te voldoen door storting op giro 2622 012 t.n.v. penningmeester Vereniging Tweestromenland, p/a Zevengeversstraat 6, Druten. Lidmaatschap: Het lidmaatschap geeft recht op gratis toezending van het tijdschrift en de nieuwsbrief en op deelname aan excursies en reizen, bovendien toegang tot lezingen, tentoonstellingen, dia-avonden enz. . . Administratie: Ze venge versstraat 6, Druten; voor opgave van nieuwe leden, adresveranderingen en eventuele opzeggingen (voor l december van het lopende verenigingsjaar). .
Kopij dient getypt, gedateerd en ondertekend te worden toegezonden aan de redactie, p/a Uilengat 4, Bergharen. Kan een bijdrage niet in machïneschrift geleverd worden, dan gaarne in een duidelijk . leesbaar handschrift. Afbeeldingen moeten, indien men ze terug wil hebben, aan de achterzijde voorzien zijn van naam, adres en woonplaats van de bruikleengever.
Voor 1978 bèta Ie men.pas contributie als de betreffende acceptgirokaart ontvangen Is!
E re- l i d : H.van Heiningen, benoemd 2 me» Ï969.
B e st u u r :
INHOUD .
J.P.v.Wezel (voorzitter) kérkstr.7, Alphen; Jac.Trïjsburg (secr.).maasdijk 20, Appeltern; Mevr.G.Y.M.Derks- Klabbers (penningmees- : ter) zevengeversstraat 6, Druten; J.A.v.Gelder (vice-voorz.) uilengat 4, Bergharen; J.A.Jansen (2de secr.) aalsburg 17- 60, Wijchen; G.F.Kaiser {2de penn.) hogestr.98, Druten; J.v.Dinter, rooysestr.23, Dreumél; H.v.Leeuwen, rooysestr.Sïa, Dreumél; me|,F. J.v.Oijen, molenstr.54, Boven-Leeuwen; G.A.Rooijakkers, kon.wilhelminastr.22, Overasse It; J. R. Visker, v. heemstraweg '50, Beunïngen. Losse
nummers
tijdschrift:
Nrs 19t/m 26 voorradig, ƒ5,- per stuk. Te bestellen door storting op ons gironummer.
-2-
Biz. 3: 7:
; "Wij willen Gelderland houden!" Jan Beijer, Verwoeste burcht bij Beunin-
gen. 9: 16: 17: 21: 22: 25:
32: 33:
N.Wielders, De laatste riviervissers. Lijst van afbeeldingen l. _ Tentoonstelling "Druten, 700 jaar paroch iegesch ïedenis". LEZING DRS A.G.SCHULTE 15.11.77 •'OUDE KERKEN", RAADHUIS DRUTEN. Tentoonstelling "Druten, 700 jaar parochiegeschiedenis" -vervolg-. H.K.Roessingh, Het begin van de aordappelteelt en de aardappelcunsumptïe ïn Gelderland. Lijst van afbeeldingen il. Cup vaen de Kannemert, Wie riet hè, kan fieptces make.
Streekarchief Bommelerwaard
1977
NUMMER 26
ZLweestromenlanö MAAS EN WAALS TIJDSCHRIFT VOOR
STREEKGESCHIEDENIS
Redactie: Jan van Gelder; Huub van Heiningen; Jac. Trijsburg;
Hugo van Capelleveen, ad hoc.
WIJ WILLEN GELDERLAND HOUDEN! Het bestuur van de historische vereniging Tweestromen land heeft, desgevraagd, gaarne
adhesie betuigd aan het verzoek van "Gelre" aan de Minister van Binnelandse Zaken om de naam en de identiteit van Gelderland te
bewaren. De inhoud van het desbetreffende schrijven vindt U hierbij onverkort afgedrukt Aan Zijne Excellentie de Minister van Binnenlandse Zaken.
met toevoeging van enkele passende afbeeldingen.
Excellentie, Het bestuur der Vereniging "Gelre" met als doelstelling de beoefening van Gelderse geschiedenis, oudheidkunde en recht, is van mening dat het schromelijk in zijn taak te kort zou schieten, zo het naliet met de grootst mogelijke klem naar voren te brengen dat, welke maatregelen ook noodzakelijk of wenselijk mogen worden bevonden bij het streven naar een efficiënt bestuur op regionaal niveau, de identiteit en de naam van het gewest Gelderland behouden moeten blijven. Men mag het dan al begrijpelijk noemen dat de uitzonderlijk rijke schakeringen in het cultuurpatroon van deze hier ten lande grootste provincie het de buitenstaander soms moeilijk maken haar wezenlijke eenheid aan te voelen, de omstandigheid dat het gewest zich - al die variatie ten spijt - reeds sedert vele eeuwen als een stevig gegrondvest geheel doet kennen, maakt het betoog alleen maar klemmender. Als hertogdom nam Gelderland in de middeleeuwen tussen de West-Europese staten een positie in waarmede rekening moest worden gehouden. Met erkenning - ook toen reeds - van de eigen waarde der delen waaruit het bestond, kende Gelderland vrije Statenbijeenkomsten, lang vóór het Westen deze bezat. Op de tentoonstelling "Middeleeuwse kunst der Noordelijke Nederlanden" in het jubilerende Rijksmuseum (1958) waren de, voor Amerikaanse collecties aangekochte en elders in het buitenland berustende Gelderse getijdenboeken met hun kostelijke miniaturen de allerwege bewonderde getuigenissen van het Gelderse cultuurbezit.
- 3-
Niet dan curiositeitshalve zij eraan herinnerd hoe de Geldersen in het begin van de zestiende eeuw gedurende enige tijd vrijwel geheel Oost-Nederland van Roermond tot de Waddenzee onder hun invloed hebben gehad; relevant is echter dat deze episode een onderdeel uitmaakte van een lange reeks van ook in de Europese politiek doorwerkende oorlogen en andere verwikkelingen ter handhaving van de eigen Gelderse onafhankelijkheid onder een eigen hertog. Zodoende werd het gewest dan ook pas laat en als laatste opgeslokt in het Bourgondische landencomplex van Karel V. Toen dit landencomplex weldra weer uiteenviel in de opstand tegen Philips II en de daaraan ontsproten "tachtigjarige oorlog", betekende dit voor Gelderland dat van zijn vier kwartieren het tweede, het zogenaamde Overkwartier met hoofdstad Roermond, reeds spoedig teloor ging, maar nog bij de Munsterse vredehandel zal de geamputeerde provincie tevergeefs de restitutie ervan vorderen. Hoe genoeglijk of ook wel eens ongenoeglijk de overgebleven drie kwartieren onderling konden kibbelen, is aan alle met het tijdvak vertrouwde historici welbekend. Dezen weten echter ook hoe desondanks Gelderland te midden van de befaamde Zeven ProvinciĂŤn, waar het als enige hertogdom protocollair de eerste plaats innam, zich als het erop aankwam een hecht gesmede eenheid betoonde. In dit tijdperk van ons vaderlands Ancien RĂŠgime was het ook dat de Zutphense, zij het naar de Overijsselse Ridderschap overgehevelde edelman Joan Derk van der Capellen met zijn pamflet "Aan het vplk van Nederland" zoveel als de klaroenstoot gaf tot wat wij thans de democratisering van het staatsbestel zouden noemen. Welnu, wat deze auteur onder meer als zijn opinie verkondigt, is "dat vooral niet Holland, in deesen de agterlijkste, maar G e l d e r l a n d het voorbeeld moest geven met het laten hooren van de volksstem". Bij deze evo- 4-
catie van zijn Gelderse vaderland dacht Joan Derk ongetwijfeld aan de fameuze "plooieriien" waarin, al wat er aan kleine stadsveten bij meespeelde ten spijt, wel degelijk reeds sedert het begin van de achttiende eeuw in Gelderland een onbehagen met de bestaande maatschappelijke structuren tot uitdrukking werd gebracht, zoals dat in Holland en de overige gewesten van de Unie nog niet was verwoord.
Uiteengereten en administratief verontgelderst is Gelderland evenals geheel het overige grondgebied van het voormalige Gemenebest der Zeven Verenigde Nederlanden, alleen in
1798
bij de herverkaveling naar Frans revolutionair model in de extremistische fase van de
Bataafse Republiek. Reeds in 1802
werden evenwel voor ons gewest de oude naam en grenzen
hersteld, welke laatste, in tegenstelling tot bijvoorbeeld die van Holland en Utrecht zelfs vrijwel intact zullen blijven als, Rijn en Waal ten spijt, tijdens de inlijving in Napoleons Keizerrijk het Gelders territoir "DĂŠpartement de l'lssel SupĂŠrieur" heet. Bij de opdoeking van het oude federale staatsbestel der zeven souvereine bondgenoten had onze Gelderse dichter
Staring, zinspelend op het zo aanzienlijke Hollandse overwicht, de verzuchting geslaakt: "Het zal den^ Gelderschen gaan, zoo het den Schotten na hunne vereeniging met de Engelschen gegaan is". Dat zelfs de naam Gelderland nog ooit zou worden bedreigd met degradatie tot historisch curiosum kon evenwel ook Staring niet bevroeden en het zou zeker geen troost voor hem hebben betekend dat bij diezelfde gelegenheid dat grootmoedige Holland zelf eveneens gevaar loopt meedogenloos te worden verknipt. -5-
Hoe alom in den lande en wel met name in het Westen Gelderland als een vanouds vertrouwd, welomschreven begrip geldt, behoeft waarlijk niet verder betoogd; men denke slechts aan de traditionele reisjes naar "het Gelderse" telkenmale als de behoefte zich liet gelden van ongerepte natuur te genieten. Hoezeer dit stuk cultuurpatroon ook in onze letterkunde meespeelt, getuigt bijvoorbeeld - ĂŠĂŠn voorbeeld uit talloze - een auteur als Couperus, via de televisie recentelijk populair geworden in heel wat bredere lagen dan ooit tevoren. Kan men zich in volle ernst de absurditeit voorstellen dat in een, voor de toekomst allerminst denkbeeldige Couperus-uitgave met annotatie bij termen als "Gelderland" of "Gelders" moet worden uitgelegd wat dat was? De Vereniging "Gelre" en, naar moge blijken uit de bijgevoegde adhaesiebetuigingen, zeer velen met haar zijn dan ook van mening dat het doen verdwijnen van Gelderland - en zijn naam - van de landkaart een door niets te verantwoorden schending zou betekenen van wat in vele eeuwen van Nederlandse beschavingsgeschiedenis moeizaam verworven, zorgvuldig behoed en harmonisch gegroeid is. Met gevoelens van de meeste hoogachting,
Namens het bestuur van GELRE, w.g.
J.J.
P.J.
- 6-
Poelhekke, voorzitter
Meij, secretaris
IN
MEMORIAM JAN
BEIJER
Op 29 april 1977 overleed te Beuningen Johan Henri Antoon Beijer, een veelzijdig begaafd man, die zich sinds zijn terugkeer naar zijn geboorteplaats Beuningen verdiepte in de geschiedenis van dit dorp en de omgeving. De informatie die hij gedurende de de laatste jaren van zijn leven verzamelde,
heeft hij te boek gesteld, maar tot een uitgave is het niet meer gekomen. De historische vereniging Tweestromen land verloor in hem een lid met een warme belangstelling voor het wel en wee van de vereniging; hij was juist begonnen met een serie korte bijdragen aan ons tijdschrift. De eerste en helaas ook laatste bijdrage van hem wordt U hierbij aangeboden.
vtrwat&tt hwrrJjt bij bmnttrgptt Beuningen is naast
De
B l a n k e n b u r g
nog een kasteel
rijk geweest, namelijk de zeer sterke burcht De B u n s w a r d , die waarschijnlijk door het kort bestaan, in de vergetelheid is geraakt .
Er woedde in de 14de eeuw in het hertogdom Gelre een felle strijd tussen de Bronkhorsten en de Hekeren. In de tijd rond 1350 was Reinoud III hertog van Gelre. Hij leefde in onmin met zijn broer Edward. In deze familietwist wist Reinoud zich gesteund door _zijn zwager Johan hertog van Kleef, graaf Frederik van Esen en de Hekeren. - 7-
Anderzijds hadden de steden Nijmegen en Tiel de zijde der Bronkhorsten gekozen en met hen kwamen zij in opstand tegen het wettig gezag, hertog Reinoud.
Deze echter sloeg de opstand neer en nam na korte tijd van belegering op 16 april 1353 Nijmegen in en op 26 augustus van
hetzelfde jaar Tiel. Een felle aanhanger van Reinoud was Diderik van Lent. Hij was lid van de hertogelijke raad en burggraaf van Nijmegen, uit welke bediening hij, na de opstand, ontslag genomen had.
In de rustige tijd, welke na deze opstand volgde, wisten de Bronkhorsten zich te herstellen en strijdkrachten te verzamelen. Diderik van Lent veroorzaakte vanuit zijn burcht te Lent en
zijn kasteel De Bunsward onder Beuningen, de stad Nijmegen ernstige en grote moeilijkheden. Dit kasteel, gebouwd op een eiland in de rivier de Waal en waarlangs aan de Beuningse zijde het vaarwater liep, had door zijn bezetting een zodanige greep op de voorbij varende schepen, dat de levensader van de stad Nijmegen als het ware afgesneden werd. De bewoners der stad, gesteund door de Bronkhorsten en aangevoerd door Edward, Reinoud's broer, bestormden het kasteel en
verwoestten De Bunsward. Willem van Berchen, de belangrijkste Gelderse Middeleeuwse historieschrijver, zegt er het volgende van in zijn Gelderse Kroniek *):
"Doch eyndelick syn deze boos-wichten van de Bunsward alle door het bed-stroo gedroopen, d'een van armoede d'ander van eene schadelicke doet, sonder troest van eenige erffgaem onder de minsen weg-geruckt. Als Diderik van Lent, een voorvechter van Reinoud dan uyt syn huys te Lent, dan weder uyt zyn slot de Bunsward onder Boninghe, de stadt van Nimmegen met dagelickse uytvallen niet na en liet, hevet Edward de Bunsward genoomen, om di kneve-laers te verstooren 26 mannen van di bezetting, uytgenoomen een alleen di met behendigheid ontliep,
in het openbaar onthalst en de hoefden aan zecker eenen heuvel ofte poll, di sedert di ryd de naam van Hoef-berg ende draegende, tot meerdere verschrickingen der vyanden, op stae-
ken doen zetten". *) Willem van Berchen, De nobili principatu Gelrie et eius origine, ed. L.A.J.W.SIoet van
de Beele, 's-Gravenhage, 1870; De Gelderse Kroniek van. Willem van Berchen, ed. De Mooy, in: Werken "Gelre", no 24, Arnhem, 1950.
- 8-
OF laatHtf rtimrutBfiprH DOOR
N. WIELDERS
"De Snoekken daar 't al voor moet wijken Zijn 't beeld der Roomsche Catholijken; De gladde Zeelten, die nooit bijten Zijn evenals de Mennonijten Zoo qwaad te grijpen als een Aal. De Baarzen, dapper hoog geprezen, Wiens scherpe vinnen elk moet vrezen, Zijn 't edele nazaat van Kalvijn. De blanke Blaayen, schoon voor d'oogen
Zijn Puriteinen, zoo vol loogen Gelijk een Ai vol zuivel is. De Ruisvorens zijn de Lutheranen, Die zich nooit van 't zuipen spaanen. Het Grundeltjen, van kleiner waarde, Zijn d'Armijnjanen, op der aarde Van macht en heerschappij berooft."
Zeven soorten vis noemt Jan Soet in zijn gedicht "Het Groote Vischnet", waarin hij het Hollandse confessionalisme over de hekel haalt. Soet (1608-1674) was een Amsterdams toneeldichter in het populaire genre en hij heeft beslist - en waarschijnlijk terecht gedacht dat hij met zijn "Vischnet" een groot publiek aansprak. Hij ging er van uit dat zijn lezers en toehoorders een heldere voorstelling hadden van het verschil tussen snoek, zeelt, aal, baars, blei, ruisvoorn en grondel, want aan de hand van dat verschil wou hij juist de hebbelijkheden van diverse geloofsrichtingen karakteriseren. Of het hem gelukt is laten we - met de kerk - in het midden, maar we kunnen er wel zeker van zijn dat een tekstschrijver vandaag de dag, als hij een cabaretliedje zou moeten maken over
een vergelijkbaar onderwerp, onze politieke partijen bijvoorbeeld, naar een heel andere beeldspraak zou grijpen - tenzij de opdracht toevallig was uitgegaan van de Nederlandse Hengelsportfederalie misschien. En ook dan zou hij een andere opzet moeten kiezen: hengelaars werken niet met "het groote vischnet", ze hengelen in- 9-
dividueel op één bepaalde vissoort. Jan Soet heeft duidelijk het oog gehad op een professionele visserij met het drijfnet of de zegen. Kennelijk werd dit bedrijf in de wateren rond het 17de~eeuw-
se Amsterdam nog zo druk uitgeoefend en op de wal door zoveel mensen in spanning gevolgd dat een toneeldichter er sprekende beelden aan kon ontlenen. Dit tijd is nu wel grif voorbij, in Amsterdam en in het hele land.
DE ZEELTPERIODE
-10-
De vraatzucht van de snoek en de gladheid van de aal behoren zeker nog tot de noties van ons volk, maar daar houdt het ichthyologisch besef van de gewone man ook zo ongeveer mee op. Je moet al een verwoed hengelaar, zo geen visserijbioloog, in de arm nemen om uitgelegd te krijgen waarom "gladde zeelten nooit bijten", waarom de blei "blank en schoon voor d'oogen" en het grondeltje "van kleiner waarde" is. Een al te groot kenner moet je ook weer niet pakken, want die gaat met Jan Soet onmiddellijk op de vuist. Hij zal natuurlijk zeggen: mijn soete lieve man, in het visnet hoeft er helemaal niet gebeten te worden. En als we dr Dolf Boddeke mogen geloven, Amsterdammer, sportvisser en visserijbioloog in één persoon, is het niet eens waar dat de zeelt "een slome
bijter" is. "Een merkwaardige misvatting", schrijft hij in zijn boek
"Vissen en Vissen" (Amsterdam 1971), "die ook in hengelsportboeken wel eens opduikt en kennelijk berust op een gebrek aan eigen ervaring. Want de zeelt wordt door volwassen sportvissers vaak als moeilijk of helemaal niet vangbaar beschouwd en weinig bevist. Er staat hier me nadruk volwassen sportvissers, want jeugdige hengelaars in een dorp of een buitenwijk van een stad weten wel beter. Plaatselijk is de zeelt talrijk, vooral in heldere, vrijwel dichtgegroeide sloten en vijvers. Om een dergelijk water met succes te bevissen heeft men vooral tijd en geduld nodig om de situatie goed te leren kennen. En welke volwassene heeft tegenwoordig nog tijd en geduld? Iedereen schijnt altijd 'haast' te hebben. Om te vissen gaan velen ook graag ver weg. Wie in zijn jeugd niet of nauwelijks heeft gevist, heeft de zeeltperiode eenvoudig gemist. Op latere leeftijd gaat men liever vissen in een weidsere omgeving dan een slootje achter het huis."
EEN OUD RAADSEL
Volgens Boddeke is de zeelt niet te sloom, maar de mens te haastig. Hoe bestaat het dan dat Jan Soet drie eeuwen geleden al sprak van "zeelten die nooit bijten"? Toen had de mens toch alle tijd - en nog geen auto om ver van huis zijn kansen op snoek en
- 11 -
brasem te wagen. Het hengeltoerisme bestond nog niet en de directe omgeving van Amsterdam was weids genoeg. Zo'n misvatting kan toch ook geen 300 jaar onweersproken blijven voortbestaan? Plotseling zitten we hier midden in een visserijhistorisch raadsel. Of is het een kwestie van menselijke gedragspsychologie? Misschien geldt de zeeltperiode van Boddeke niet alleen voor de individuele ontwikkeling van de visser, maar evengoed voor de collectieve ontwikkeling van de visserij. Het kan best zijn dat ze ten tijde van Soet al voorbij was, want de socioloog Max Weber stelt dat het calvinisme in de maatschappij de rusteloze geest van het geld heeft losgelaten. De slome zeelt en de haastige mens zijn bijna een proefschrift waard en vanuit welke discipline het thema ook wordt benaderd, op ĂŠĂŠn punt heeft Jan Soet zeker 'beet' gehad: dat mensen en vis elkaar veel te vertellen hebben.
VIS BEWUST E MEDESTANDERS
- 12-
Het proefschrift laat nog op zich wachten, maar dezer dagen kwam er wel een boekje uit dat daarop als voorloper zou kunnen dienen. Het behandelt een stuk visserijhistorie en een stuk menselijke gedragsgeschiedenis. Het is ook in twee delen opgezet: 'De Mensen' en 'De Vis'. Maar de algemene titel die het meekreeg, waarschuwt ons dat de dialoog en de symbiose tussen mensen en vis
verbroken dreigt te worden. 'De l a a t s t e r i v i e r v i s s e r s 1 heet het boekje (nou ja 'boekje', toch altijd nog 132 pagina's op een formaat waar bijna 2 pockets in gaan). Het werd met een combinatie van ouderwets vissersgeduld en hedendaags tempo geschreven door Piet Lobregt en Johan van Os, in opdracht van de Stichting Riviervisserij Nederland te Heerewaarden. Een curieuze uitgave. Het geschrift is namelijk niet in de handel en toch volop verkrijgbaar. De Stichting stuurt het portvrij toe aan al haar medestanders. En wie zijn dat? Dat zijn degenen die 30 gulden over hebben voor het idee dat er iets gedaan moet worden aan het ichtyologisch besef van de Nederlander. De Stichting vindt dat wij weer even 'visbewust' moeten worden als onze voorouders in de Gouden Eeuw.
DE JACHT
OP TREKVIS
Of juist nog visbewuster! Want in de Gouden Eeuw, zo vinden we in het boekje aangetoond, is met de algemene monetisatie van het leven eigenlijk ook de grote klap gevallen op onze visstand. Nadat de protectionistische maatregelen van de middeleeuwse stadsbesturen vervallen waren en het collectief bezit aan viswater overal door een vrije economie uit handen van de gemeenschap of althans de vissersgilden was gebroken, werden onze binnenwateren en vooral de rivieren zo intensief bevist dat de vroegere overvloed aan tal en soorten zienderogen begon terug te lopen. Het eerste slachtoffer was de steur. Daarop volgden de houting, de prik, de zalm, de
- 13 -
elft, de fint en de paling. Zeven soorten dus die in 'Het
Groote
Vischnet' van Soet niet eens voorkomen. Behalve de paling dan, zal een scherpzinnige sportvisser opmerken. Aal en paling is één en dezelfde vis. Inderdaad, maar toch heeft de sportvisser het op aal, de riviervisser op paling gemunt. Paling is aal in een ander biologisch stadium, het laatste tijdperk van zijn leven, waarin hij stadsgrachten en polderwateren verlaat om de rivieren af te trekken op weg naar de Sargassozee, een tocht van zo'n 7000 kilometer. In die zee paait de paling en sterft af. Elk aaltje wordt ergens achter de Azoren in de Sargassozee geboren. Dat zijn dingen die zelfs Jan Soet en zijn visbewust Amsterdams publiek niet wisten. De riviervissers van Moerdijk tot Mi Hingen evenmin, maar ze wisten wel dat aal een katadrome trekvis was die in volvette toestand de dorpen en steden langs de grote rivieren passeerde. En nog beter kenden ze de anadrome trekvissen, zoals de steur, de zalm en de elft, die juist in omgekeerde richting van zee het land in zwommen. We merken wel dat de netten van de riviervissers een heel andere en veel zwaardere inhoud hadden dan 'het groote
vischnet' van Soet. De Amsterdamse stadsvissers haalden alleen maar standvis op: honkvaste zoetwatersoorten van hoogstens een halve meter en een pond of drie, vier. De riviervissers maakten jacht op knapen van één of twee meter. De zalm haalde met gemak een gewicht van 30 pond en een 'Nederlandse' steur van 200 pond was geen zeldzaamheid.
- U-
OVERBEVISSING EN MILIEUBEDERF
In 'De l a a t s t e r i v i e r v i s s e rs' wordt beschreven hoe er aan de
visrijkdom in onze binnenwateren stap voor stap een einde is gekomen. De teruguitgang begon al in de middeleeuwen met het afdammen van kleine waterloopjes en het inpolderen van veeree Itgebie-
den. Tussen 1100 en 1400 werden ook de grote rivieren bedijkt. Meerval en steur verloren hun paaiplaatsen en moesten zich terugtrekken in afgelegen oorden als het Kampereiland, de Heerewaardense doorbraken tussen Maas en Waal of de Biesbosch. De scheepvaartdrukte nam toe en de riviervissers, die eerst met steken, staalbomen en fuiken slechts een plaatsgebonden kleinbedrijf uitoefenden
moesten met hun hinderpalen uit de weg. Mede door de concurrentie van de zeevisserij en het enorme haringaanbcd waren zij gedwongen een mobielere en vangstvergrotende techniek te hanteren. Goedkope vlasgarens stelden hen in staat drijfnetten en zegens te breien waarmee zij 's nachts, ongehinderd door de scheepvaart, de hele breedte van de rivier konden bestrijken. Tussen 1600 en 1750 werd er langs de hele oeverlengte van onze rivieren zo meedogenloos op zalm, elft en houting gevist dat de visstand het niet verdroeg. Na 1750 gingen ook deze soorten met sprongen achteruit.
Landwinning, bekribbing en baggerwerkzaamhaden reduceerden de paaiplaatsen zowel van de standvis als van de t rek vissoorten die niet, zoals de zalm, doortrokken naar zuurstofrijke beken in het - 15-
Europese bergland, maar gewend waren in de wijde rivierarmen, bochten, kreken en strangen op Nederlands grondgebied kuit te schieten. Grotere bevolkingsconcentraties, uit hun wallen barstende steden en de eerste industrieĂŤn begonnen het water plaatselijk te vervuilen, zodat op het eind van de vorige eeuw ook de riviervisserij op zalm snel instortte. De kanalisatie en de verstuwing van
de Maas, de R i j n en de Duitse zijrivieren hebben in de dertiger jaren de deur voor de zalm letterlijk dichtgedaan, ondanks de vistrappen en liften die er hier en daar in de stuwen werden aange-
bracht. Tientallen jaren heeft de Nederlandse Heidemaatschappij door het kweken en poten van stand- en trekvis getracht om deze fatale ontwikkeling te keren, maar het algemene milieubederf in de verontreinigde en opgewarmde rivieren haalde een gore streep door haar rekening.
MUSEALE WACHTPOST
Verdeeld over 15 hoofdstukken wordt in 'De l a a t s t e r i v i e r v i s s e r s ' de ondergang van een typisch Nederlands bedrijf, de riviervisserij, gedetailleerd en kleurrijk geschetst. Iedereen kan dit exclusieve werkje in zijn bezit krijgen door Ć&#x2019;30,- te storten op postrekening nr 3.625.601 ten name van de Stichting Riviervisserij Ne-
derland, Hogestraat 14 te Heerewaarden. De opbrengst van deze eenmalige actie is bestemd om in Heerewaarden, het diepst landinwaarts gelegen vissersdorp van Nederland, tot een permanent documentatie- en expositiecentrum te komen: een museale wachtpost in de strijd tegen de aftakeling van ons waterrijk milieu. Met een subsidie van de Provincie Gelderland heeft de Stichting de hand
weten te leggen op de laatste, compleet ingerichte en opgetuigde vissersboot in het dorp. Zij beschikt over een collectie visnetten,
gereedschappen, fotomateriaal en binnenkort zelfs over een film. Maar de verzameling vraagt uitbreiding en onderdak en vooral een
'pot'
om er naar buiten toe educatief mee te kunnen werken.
1. AFBEELDINGEN Blz. 1: 4: 5: 6:
7: 10:
11:
HH.Ewaldenkerk te Druten, Klouwen 1948. In werkelijkheid bezat de kerk toen geen spits meer. De prent werd in veelvoud uitgereikt om de. herbouw te bevorderen. Duivelshuis te Arnhem, door Karel van Gelre's veldheer Maarten van Rossum gebouwd. Foto J.R.Visker, Beuningen en Van Haaren, Wijchen. "Jr Johan Derk van der Capellen, Heer van der Pol, Appeltern, Altforst &c.&c.&c.", kopergravure door Rein 't Vinkeles, sculp.1786. Origineel in particulier bezit. Titelpagina van "Het Reisje naar Gelderland, of de vervulling van Herman's wenschen/ Uitgegeven ten behoeve der Noodlijdenden van Maas en Waal, te Nijmegen, by J.T. Thieme 1830". Origineel in particulier bezit. Foto "Jan Beijer". Foto "Zak van de kantzegen wordt ingehaald". Origineel Koninklijke Nederlandse Heidemaatschappi j. Foto "Zalm in kantzegen". Origineel Kon. Ned.Heidemij.
12:
Foto "Grote zalm". Origineel Kon. Ned.Heidemij.
13:
Het lot van de meeste Schokkers die op de grote rivieren visten: verbouwd voor de pleziervaart. Deze ligt hier in het Nijmeegse jachthaventje ten oosten van de Waalbrug. Origineel P.Lobregt, Heerewaarden. Vervolg: zie blz. 32.
TENTOONSTELLING
DRUTEN, 700 J A A R PAROCHIEGESCHIEDENIS Honderd \aar geleden werd de huidige parochiekerk gebouwd. Voor de organisatoren van de tentoonstelling leek dit jubileum een welkome aanleiding, de gehele voorgeschiedenis van de kerk te laten zien; dit te meer, omdat in de huidige kerk nog verscheidene voorwerpen uit de Middeleeuwen en de Waterstaatskerk bewaard gebleven zijn. De tentoonstelling is opgezet in samenwerking met de Historische Vereniging Tweestromenland en de gemeente Druten.
INGANG Plattegronden van de E wa I d e n k e r k in meer dan zeven eeuwen: 1) _+_ 1250 kerk, _+ 1400 toren, 1496 nieuw koor, 1610 herstellingen;
2) 1822-1823 herstellingen; 3) 1875-1877 nieuwe kerk gebouwd, 1877 afbraak oude kerk en toren.
MIDDELEEUWEN De p a t r o o n h e i l i g e n , de witte en de zwarte Ewald, gestorven in 693: B o e k : Generale legende der heiligen, 1618;
F o t o ' s : Ewaldenraam in de kerk, +1880, met vier voorstellingen: de Ewalden voor de poort, Heilig Misoffer, marteldood, heiligverklaring; K a a r t : plaatsen, waar deze heiligen werden vereerd: in Duitsland o.a. in Keulen en Xanten en in Nederland in Dordrecht en Hees bij Nijmegen, beide thans hervormde kerken, en Druten, de enige katholieke kerk in Nederland, toegewijd aan deze weinig voorkomende heiligen. Enige
andere
heiligen
met altaren in
de kerk:
Het Ma r ia-altaar werd gesticht voor 1435, de stichting bestaat nog; M a r i a b e e l d van een kruisgroep, Nederrijns, _+ 1480 (Druten); P i ĂŤ t a , Nederrijns, 1450-1500 (Druten);
- 17-
An t on i u s- altaar. Antonius Abt, meestal afgebeeld met een varken en met vlammen, was een zeer populaire noodheilige en werd vroeger vaak aangeroepen als beschermer tegen besmettelijke ziekten (Antoniusvuur) onder mensen en vee (varken);
A n t o n i u s A b t , + 1500, Gelders (Esch);
forst, Appeltern, Bergharen, Dreumel, Druten, Kernen, Horssen, Leeuwen, Neder- en Overasselt, Puiflijk, Wamel en Winssen; voorts waren er Antonius-kapellen in Deest en Maasbommel;
A k t e n van benoeming van vicarissen aan het Maria-altaar te Druten (Rijksarchief,. Arnhem). A k t e : staat van geestelijke goederen uit 1602; van de opbrengsten uit deze goede-
ren werden op het altaar HH.Missen gelezen.
Antonius
A b t , _+ 1540 (St.Agatha); dit
beeld wordt toegeschreven aan de beroemde Heinrich Douvermann, die Maria-altaren maakte voor kerken in Kleef, Kalkar
en Xanten en aan wie ook de PiĂŤta van Afferden (Gld.) toegeschreven wordt; K a a r t : Antonius Abt werd op vele plaatsen in het Land van Maas en Waal vereerd: altaren in Afferden, Alphen, Alt- 18-
Middeleeuws k e r k e l i j k v a a t w e r k : T o r e n m o n s t r a n s , _+ 1500 (Weurt); A q u a m a n i l e (voor handwassing), + 1500 (Batenburg);
Twee koperen k a n d e l a a r s , _+ 1450.
REFORMATIE, CONTRAREFORMATIE, SCHUILKERKENTIJD: 1609-1800 In 1609 werd te Druten de katholieke kerk gesloten en in 1615 kwom de eerste hervormde predikant te Druten. R e f o r m a t ie; S t a t e n b i j b e l , in 1637 te Leiden gedrukt (Batenburg); A v o n d m a a l s s t e l ; een beker is een geschenk van Anna van Nassau- Grimhuizen en Willem Adriaan van Hornes-Batenburg (zie gegraveerd wapen) na 1659 (huwelijk) (Batenburg);
trus Verhoeven. Ook de tinnen voorwerpen wijzen op de armoedige omstandigheden, waaronder de katholieke bevolking toen leefde.
Tabernakelkoffer
voor rondzwerven-
de priesters, 18de eeuw (Megen);
T i n n e n c i b o r i e , 18de eeuw (Leuth); T i n n e n k e l k (Druten); T i n n e n s c h a a l m e t twee a m p u l l e n (wijn, water), 18de eeuw (Kessel); T i n n e n s c h a a l m e t twee a m p u l l e n (wijn, water), 18de eeuw (Puiflijk); T i n n e n a m p u l , opgebaggerd uit de Waal, 18de eeuw; Twee bronzen k a n d e l a a r s , 17de eeuw, (Druten).
D o o p b e k k e n h o u d e r , 1793 (Appeltern); F o t o : Hervormde kerk te Appeltern, een oude dorpskerk aangepast aan de hervorm-
de eredienst (1858 tot heden); de oude dorpskerk van Druten van voor 1800 kan er ook zo hebben uitgezien; G r o o t G e l d e r s P l a c c a e t boek: +_ 1580 werd de katholieke godsdienst verboden.
Na het Concilie van Trente (1545-1563) begon in de katholieke kerk een tegen-hervorm n i a (C on t ra r e f o r m a t i e ) , om het eigen geloof te bewaren en te vernieuwen. Openbare uitoefening van de katholieke godsdienst werd echter verboden en de katholieken waren uitgesloten van openbare ambten. Zilver was in die tijd bij de katholieken zo schaars, dat Ewijk zelfs ee,n houten monstrans liet maken door de Udense beeldhouwer Pe- 19-
flfoonumentale IRcrken tussen flfcaae en B^aal DINSDAG
OP
NOVEMBER
UITNODIGING
MENLAND TUSSEN TE
15
EEN
MAAS
DRUTEN.
VAN
LEZING EN
WAAL
LEDEN
EN
'S A V O N D S
VERZORGEN IN
DE
OVERIGE
Deze bijeenkomst wordt op dinsdag 15 november belegd en is gewijd aan het thema: Monumentale kerken tussen Maas en Waal. Drs A.G. Schulte, verbonden aan de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, zal over dit onderwerp een voordracht houden en deze illustreren met dia's uit eigen bezit, van "Monumentenzorg", uit
de Centrale Diatheek van de Stichting Contact van Gelderse Oudheidkundige Verenigingen en Musea, alsook uit de Tweestromenland-dia-
theek die zich in het Maas en Waals Streekhistorisch Documentatiecentrum bevindt. KERKEN
Om bij voorbaat elk misverstand uit te sluiten
willen we nu vast meedelen dat met "monumentale kerken" méér bedoeld wordt dan alleen
die kerken die op de officiële lijst van door het Rijk beschermde monumenten voorkomen!
- 20-
UUR
DE HISTORISCHE
In het kader van de feestelijkheden rond het 100-jarig bestaan van de HH .Ewaldenkerk te Druten organiseert de Historische Vereniging Tweestromenland een bijeenkomst in het Raadhuis te Druten, die voor leden en overige belangstellenden gratis toegankelijk zal zijn.
MONUMENTALE
8
OVER
ZAL
DRS A . G . S C H U L T E
VERENIGING
TWEESTRO-
MONUMENTALE
BURGERZAAL
VAN
KERKEN
HET RAADHUIS
BELANGSTELLENDEN ZIJN WELKOM
Deze lijst is voor drs Schulte beslist niet maatgevend, als de "monumentwaardigheid" van een kerk (of een ander gebouw) in het geding is. Van verscheidene kerken is geen spoor meer te bekennen, terwijl andere slechts ten dele bewaard gebleven zijn. Ook deze kerken
zullen in de lezing van drs Schulte een plaats krijgen. "Tussen Maas en Waal" mogen we in dit geval
niet samen laten vallen met het werkgebied van de Historische Vereniging Tweestromenland. De kerken die besproken - en bekeken - zullen worden, staan om zo te zeggen in het Polderdistrict Maas en Waal, dat zich van Heerewaarden uitstrekt tot aan de Duitse grens. Nijmeegse kerken zullen echter alleen dan aan de orde komen, waar dit ter verduidelijking van de bouwgeschiedenis van kerken op het platteland
nodig is. Dit territoir valt samen met het gebied dat drs Schulte in opdracht van "Monumentenzorg" bestudeert. Het doet ons daarom bijzonder veel genoegen dat deze bij uitstek deskundige op het terrein van monumenten in ons werkgebied
en daarbuiten, zich desgevraagd bereid verklaard heeft over de kerken te spreken.
PROGRAMMA * Vanaf 7 uur is het Raadhuis geopend en kan de tentoonstelling "Druten, 700 jaar parochiegeschiedenis" worden bezichtigd. * Om 8 uur precies zal de voorzitter van de Historische Vereniging T weestromen l and de aanwezigen welkom heten in.de Burgerzaal. De heer J. P. v.Wezel zal vervolgens het woord verlenen aan drs A.G.Schulte.
* Rond 8.45 uur eindigt het eerste deel van de
lezing van drs A.G.Schulte en zal drs J.G.W. R.Dekkers namens de werkgroep die de tentoonstelling voorbereidde enige toelichting geven op het uitgangspunt en het resultaat. * Tijdens de pauze kan beneden in de hal een kopje koffie worden gebruikt en is er gelegenheid de tentoonstelling te bekijken.
* Na de pauze, die omstreeks 9.15 uur eindigt, vervolgt drs A.G.Schulte zijn lezing en zal hij bovendien nader ingaan op eventueel niet beantwoorde vragen.
* Het eind van de bijeenkomst is bepaald op 10 uur. Wijziging voorbehouden. * Er zijn niet meer dan 100 zitplaatsen. Mochten er zeer veel meer belangstellenden komen, dan behoudt het bestuur van de Historische Vereniging Tweestromen land zich het recht voor, deze te verwijzen naar een volgende gelegenheid, die zo spoedig mogelijk na de 15de november zal worden georganiseerd. * Voor de mogelijkheid tot bezichtiging van de tentoonstelling "Druten, 700 jaar parochiegeschiedenis" verwijzen wij gaarne naar het overzicht, waarin de data en de openingstijden uitgebreid zijn vermeld.
- 21 -
De s c h u i I k e r k van Druten zou in het kasteel kunnen zijn ondergebracht (18de eeuw): K w a r t i e r s t a a t van Hendrik Schenck van Nijdeggen, ridder van de Duitse Orde, eigenaar van het Drutense kasteel;
te Antwerpen. Zij werden geschonken als prijs voor het leren van de katholieke catechismus en dienden om de door de Sta-
ten verboden heiligenverering levendig
P r e n t j e s van perkament, 18de eeuws,
te houden; in kerkboeken en kasten konden ze gemakkelijk bewaard en verbor-
meestal gedrukt en met de hand gekleurd
gen worden.
HERSTEL
NA
DE FRANSE
REVOLUTIE:
1800-1877 F o t o van een oude afbeelding: de Fransen steken de bevroren rivieren over; in 1795 wordt de parochie heropgericht; D e k e n a a l r e g i s t e r , waarin de oprichting van het dekenaat Druten in 1804 werd opgetekend; C i b o r i e , verguld koper ( ! ) , + 1800 (Druten);
C i b o r i e , zilver met vergulde kuip,
+ 1810 gemaakt door de Boxmeerse zilversmid P. A. Tbeonville (Druten); M i ssara l bes l ag, zilver, + 1810 door dezelfde edelsmid (Druten); S c h i l d e r i j van de eerste deken van
Druten, Rein.van Gelder (overl. 181 9); M o n s t r a n s , zilver, + 1810 door P.A. Theonville (Druten); F o t o van de verpondingskaart van Druten uit 1809 (Rijksarchief,Arnhem).
- 22 -
De oude dorpskerk van Druten werd in 1822
eveneens op afgebeeld);
hersteld in waterstaatsstijl; bij gebrek aan
B e e l d : Moeder Anna met sluier (gehuwde staat) met haar dochter Maria met loshangend haar (ongehuwde staat), + 1850
katholieke architekten werd de herbouw van de teruggekregen kerken verzorgd vai'^eiyd door ingenieurs van het ministerie van Waterstaat en gesubsidieerd door de regering:
F o t o van de oude kerk van Druten + 1870; F o t o ' s van de waterstaatskerken te Ewijk en Boven-Leeuwen (katholiek) en te Horssen en Maasbommel (hervormd);
(Druten);
~
K e l k , zilver, in neo-barokstijl, + 1850-
1860 (Druten); ~ S c h a a l met a m p u l l e n , + 1840 gemaakt door de Boxmeerse zilversmid A . J . Bockemeulen, tevens m i s s a a l bes l a g;
F o t o ' s van gestucadoorde jaargetijden in het Witte Huis te Druten van Johan Mar-
tijn Rieff, die ook het kerkinterieur verzorgd heeft; F o t o van het orgel van F.C.Smits (18001876) uit Reek, dat hij in 1842 voor de oude parochiekerk maakte; S c h i l d e r i j , waarop is afgebeeld: Gerardus Petrus van den Bosch, pastoor te Druten 1838-1874 (de oude kerk staat er
NEOGOTISCHE
KERK: 1877-1977
De architekt van deze kerk was dr Petrus Josephus Hubertus Cuypers (Roermond 18271921); het Rijksmuseum te Amsterdam is ook van zijn hand: Portret
van architekt dr P.Cuypers;
Bouwtekeningen
1874
van kerk en
kerktoren te Druten, van de kerkvloer,
muurschildering, preekstoel en communiebank, baldakijn; Fragmenten
en
foto's
van de oude
vloer in het priesterkoor; Foto's
van de muurschildering en van
het glas-in-loodraam uit het dwarsschip; W e e k l i j s t van de steenoven op het kerkeland te Druten; F ot o's Wamelse oven; F o t o p o r t r e t van A.C.J.Dericks, de grote man achter de bouw van de kerk en medefirmant van de steenfabriek Dericks en Geldens, die uit de bouw van de kerk voortkwam; stichtingsakte (1878) van deze fabriek, mode Menboekje 1896, tegeltjes, fabrieksstempel, foto van de fabriek 1896; F o t o ' s : Tekeningen van het St.Josephaltaar en van het altaar van Lucia en
Barbaro; f o t o van de kerkwijding 1883;
-23-
K e l k , in 1898 geschonken aan pastoor C.J.Broeckx, met afbeelding "Ewalden";
T o r e n m on s t r a n s, neogotisch, + 1877 geschonken door de "echtgenoten Carel Bernard Dericks en Cornelia Schouten" V i n c e n t i u s a l t a a r uit de kerk van Druten, ontworpen door atelier Cuypers te Roermond 1893, met f o t o van de tekening; neogotisch altaarkruis, twee neogotische kandelaars en een neogotische altaarlezenaar (+ 1877).
UITGANG Foto's van de verwoesting van de toren in 1945 en de wederopbouw in 1959; Foto's van feestelijke gebeurtenissen en plechtigheden van de laatste vijftig jaar; Bidprentjes van pastoors van Druten; Lijst van de ontwikkeling van de bevolking
te Druten: 1500, 1750, 1850, 1875 tot 1975.
Deze tentoonstelling wordt van 13 november t/m 2 december 1977 gehouden in het Raadhuis te Druten en is dagelijks tijdens de kantooruren te bezichtigen en voorts op zondag 13 nov.
van 12.00 u. - 17.00 u. (officiĂŤle opening door drs W.H.Th. Knippenberg), dinsdag 15 nov. van 17.00 u. - 22.00 u. (lezing door drs A.G.Schutte over de oude Maas en Waalse kerken), zaterdag 19 nov. van 14.00 u. - 17.00 u., zondag 20 nov. van 13.00 u. - 17.00 u. (receptie mgr J.Bluyssen met kerkbestuur), zaterdag 26 nov. van 14,00 u. - 17.00 u. en zondag 27 nov. van 14.00 u. - 17.00 u.
-24-
lj?t begin uan ö? aaröapprltMi rn öe aaröappFlröttfiumpttp tn 5?lö?rlanö DOOR H.K.ROESSINGH
De introductie van nieuwe gewassen is een van de oudste technische vernieuwingen in de landbouw en in sommige gevallen betekende zo'n nieuwe teelt dat hierdoor ook andere veranderingen in de landbouw mogelijk werden. Een zeer bekend voorbeeld is de spectaculaire verandering die het gevolg was van de komst van de aardappel. Het is een voorbeeld van een technische vernieuwing met grote sociale gevolgen. De voordelen van de aardappel waren dat dit gewas op dezelfde oppervlakte twee- of driemaal zoveel zetmeel produceerde als rogge of tarwe. Dit betekende dat er veel meer mensen van dezelfde oppervlakte konden leven. De aardappel kon verbouwd worden in het jaar dat men de grond vroeger braak moest laten liggen en gaf dus een verbetering van de vruchtwisseling en een intensiever gebruik van de grond. De vervuiling van het land met onkruid, die bij de overheersende graanteelt een groot probleem was, werd door de aardappelteelt tegengegaan en binnen zekere perken gehouden. De teelt gaf relatief weinig oogstrisico en was arbeidsintensief. Daardoor was de aardappel een geschikt gewas op de kleine bedrijven die over veel gezïnsarbeidskracht beschikten. Het in gebruik komen van de aardappel als voedingsmiddel betekende een verbetering van het menu van de gewone man, dat vroeger erg eenzijdig was en waarin verse groente vrijwel steeds ontbrak. De aardappel is een belangrijke vitamine C-bron en het algemeen in gebruik komen van de aardappel in de steden heeft in het verleden veel bijgedragen tot het verdwijnen van scheurbuik (vitamine C-gebrek). De aardappel doorbrak de vroegere strenge grenzen die door de overwegende graanbouw aan de voedselproduktie gesteld waren
-25-
AK.ACHIDNA THEOPH. fbrcc; Papas Pcruanorum. C A P . tn, Arachid.Thcoph.fortè,Papas, radix.
en gaf de mogelijkheid van een verdere intensivering van de landbouw. De uitbreiding van de teelt in de 18de en 19de eeuw was in vele streken van Europa van invloed op de ontginning, het ontstaan van nieuwe kleine bedrijfjes en de groei van de bevolking D. De aardappel was in Europa niet bekend vóór de ontdekking van Amerika. Het gewas is afkomstig uit Zuid-Amerika. Het groeide op de hoogvlakten van Peru, Bolivia en Columbia en werd door de Indianen als cultuurgewas verbouwd. In Europa werd de aardappel aanvankelijk slechts in tuinen van kruiden liefhebbers als rariteit gekweekt. Later begonnen hoveniers in de nabijheid van steden aardappels te telen als tuinbouwprodukt en pas veel later is de aardappel ook akkerbouwgewas geworden. Het tot nu toe oudste bericht over het eten van aardappels in Europa is gevonden in rekeningen van een hospitaal in Sevilla, waar in 1573 aardappels werden gegeten die in de nabijheid van deze stad werden geteeld 2). In veel streken heeft het lang geduurd voor de aardappel hoofdvoedsel is geworden. Evenals bij andere nieuwe voedingsgewassen bestond er aanvankelijk vaak een zekere afkeer dit gewas te telen en te eten, maar wanneer deze was overwonnen en het nieuwe gewas eenmaal was aanvaard, ondervond de uitbreiding nauwelijks enige economische belemmering. Deze werd hoofdzake-
lijk bepaald door de stijgende noodzaak van goedkoop voedsel.
-26-
Veelal wordt aangenomen dat in de Nederlanden vooral na de strenge winter van 1740 in het daarop volgende hongerjaar door de hoge graanprijzen de mensen uit noodzaak de aardappel leerden eten en dat daarna de teelt zich veel sterker uitbreidde. Zeker is
wel dat de hoge graanprijzen en vooral een voortdurende stijging daarvan (zoals in de tweede helft van de 18de eeuw) de aardappelconsumptie sterk hebben bevorderd. Het bestaan van aardappelteelt in de Nederlanden dateert echter al van veel vroegere datum. Uit een onderzoek van de Belg Vandenbroeke b l i j k t dat de aardappelteelt in de Zuidelijke Nederlanden aanmerkelijk ouder is dan meestal wordt aangenomen. Reeds ca.
1660-1680 kwam in de El-
zas, in de Vogezen en in Vlaanderen de aardappel als akkerbouwgewas voor. Van hieruit verspreidde de teelt zich in de volgende decennia verder in de Zuidelijke Nederlanden 3). Wat ons land betreft neemt men aan dat de verspreiding van de aardappel gestart is vanuit het zuidwesten, waar de oudste sporen van aardappelteelt werden gevonden in Oostburg (West-ZeeuwsVlaanderen) in 1697 en in het Land van Cadzand omstreeks 1700. Vanuit Zeeuws-Vlaanderen en de Zuidhollandse eilanden zou de verspreiding na ca. 1730 naar het binnenland z i j n opgeschoven. Deze opvatting berust echter op zwakke basis en wat Gelderland
- 27-
betreft wijzen allerlei gegevens op een veel eerder begin. Uit enkele archivalische vermeldingen meen ik te kunnen opmaken dat de aardappelteelt in G e l d e r l a n d in ieder geval al aan het eind van de 17de en de eerste decennia van de 18de eeuw bekend was. De aardappel werd toen als tuingewas naast wortels, kool en knollen in de groentetuin van de boerderij verbouwd en incidenteel ook op de akker. In de jaren '30 van de 18de eeuw schijnt er een uitbreiding te zijn opgetreden. Betekenis als akkerbouwgewas verkreeg de teelt vooral in de tweede helft van de 18de eeuw, toen het gebruik van de aardappel als volksvoedsel in de steden massalere vormen begon aan te nemen. De boven bedoelde oudste gegevens voor Gelderland vond ik in enkele inventarissen van boerenboedels. De aardappel wordt daarin vermeld onder de voorraad eetwaren of als gewas in de tuin: "l cuijp off vleiston met erd appelen", "aartappels.. .in den hof", "een benne met kerdappelen", "l olde ton mit eerdtappelen", "6 schepel aerdappelen". De eerste vermelding dateert al uit 1699 in Bemmel, de overige uit 1715 in het scholtambt Zutphen, uit 1718 in Doornenburg en uit 1719 en 1721 in Putten 4). In 1720 werden in Beuningen uit een boerenboedel 4 zakken, 2 kanissen (= korven), een benneke en een mand met aardappels verkocht 5). Soms staat er ook iets meer bij vermeld, zoals in een boedelinventaris uit Epse (bij Gorssel) uit 1723: "2 volle kuilen met aerdappels, 2 deelen aerdappels in de kelder daer daegelijcks van gebruickt word" 6). In een boedelbeschrijving uit 1723 vinden wij aangetekend: "... twee ackerkens gerioelt met wortelen en aerdappelen..." en "... eenen acker rog en eenen acker toebacq neffens een hoekje met wortelen en aerdappelen, alle op een perceeltje lants van eenen
-28-
halven mergen gelegen tot Druten..." 7). Ook werden wel aardappels aangekocht zoals blijkt uit de afrekening van de momber (voogd) van de minderjarige erfgenamen van een middelgrote boerderij in Herveld. Tussen november en april 1734/'35 kocht hij 4 zakken aardappels 8).
Blijkens deze gegevens was in de eerste decennia van de 18de eeuw zowel op de zandgronden als in het rivierengebied van Gelderland de aardappel al ingeburgerd, niet alleen als hofgewas, maar ook al enigszins als veldgewas. Het betrof waarschijnlijk in hoofdzaak de teelt voor eigen gebruik, maar wij vinden toch ook verzending van aardappels vermeld in de registers van de konvooien en licenten en de binnenlandse paspoorten van het kantoor Arnhem: in maart 1711 gaat Gysbert Arissen met 80 gulden aan aardappels naar Amsterdam, terwijl er in dat jaar ook een partijtje aardappels met een waarde van 40 gulden uit het buitenland wordt ingevoerd, eveneens met bestemming Amsterdam 9). Zoals gezegd nam in de tweede helft van de 18de eeuw de betekenis van de aardappel als voedingsgewas toe. In november 1771 werd het Hof van Gelderland door de Staten gemachtigd om zonodig een verbod van uitvoer van aardappels uit de provincie af te kondigen, indien door de hoge prijzen te veel aardappels naar Holland verkocht zouden worden en het gevaar zou bestaan dat er voor de eigen bevolking niet genoeg over zou blijven. De antwoorden uit de steden en ambten op vragen van het Hof in maart 1772 over de al of niet wenselijkheid van zo'n verbod 10) laten zian dat de aardappel in Gelderland reeds vóór de hongerjaren 1771 en 1772 een algemeen voedsel geworden was, maar dat de teelt zich meestal beperkte tot het voorzien in eigen behoefte en in die van de naaste omgeving. Waar te weinig geteeld werd (of als de oogst slecht was geweest) waren de inwoners gewoon aardappels van elders aan te kopen. Rond de steden was relatief veel aardappelteeIt en een abnormaal grote opkoop tegen hoge prijs voor vervoer naar Holland was een reëel gevaar voor de voedselvoorziening in de steden. Berichten hierover kwamen in maart 1772 uit Zutphen. Men klaagde dat in het scholtambt Zutphen en vooral in Warnsveld de aardappels in gehele partijen werden opgekocht en dan in Zutphen werden verscheept en dat er niet zoveel meer ter markt kwam als voorheen. Uit Arnhem werd echter geschreven dat er niet meer dan vorige jaren was verzonden en dat er nog een aanmerkelijke voorraad in de stad was. Harderwijk meldde aan het Hof wél een vergroting van de uitvoer, evenals Nijmegen. Door de gestegen prijzen vreesde men gebrek bij de behoeftige inwoners als er geen maatregelen zouden worden genomen. De conclusie die men uit de verschillende berichten kan trekken, is dat het probleem de stijgende p r i j s was, die funest voor de armste groepen van de bevolking in de steden kon worden, maar niet dat er te weinig aardappels in Gelderland waren door plotselinge grote opkoop voor vervoer naar Holland. In enkele streken van Gelderland was in de afgelopen jaren de
-29-
- 30-
aardappel teel t reeds een belangrijke plaats gaan Innemen als handelsprodukt. In de Tieler- en Bommelerwaard werden reeds geruime tijd zeer veel landerijen voor de aardappelteeIt gebruikt. Er was een belangrijke uitvoer naar Holland en Utrecht en een uitvoerverbod zou de inwoners grote schade toebrengen, zo berichtte men aan het Hof 11). Velen zouden hun landpacht niet meer kunnen opbrengen omdat de aardappel het belangrijkste handelsprodukt was. De uitvoer was toegenomen en de prijzen waren hoog, maar er waren geen klachten over al te grote uitvoer of gebrek aan aardappels. Opmerkelijk zijn ook de mededelingen uit Hattem. Een grote hoeveelheid boven die men zelf nodig had, werd naar elders vervoerd. Vermoedelijk gingen de aardappels vooral naar de stad Zwolle zoals uit Oldebroek - blijkens een mededeling aan het Hof - de aardappels naar Kampen gingen. Rond het stadje Hattem was de aardappel het voornaamste produkt geworden waarop de meeste kleine bedrijfjes steunden. Grotere kennis over het verschijnen van de aardappel in de hof en op de akker van de boer is van belang voor een beter inzicht in de economische en sociale geschiedenis van Gelderland. Het nieuwe gewas leverde een goedkoop voedsel in de eigen huishouding van de boer en opende geheel nieuwe mogelijkheden voor het kleine bedrijf. De produktie rond Gelderse steden als Arnhem, Nijmegen en Harderwijk is van betekenis geweest voor de voedselvoorziening aldaar. Het bovenstaande is bedoeld om hierop nog eens de aandacht te vestigen en daaraan een vraag te verbinden, gericht aan de vele beoefenaars van lokale geschiedenis in Gelderland en de genealogische onderzoekers. Zij verrichten niet zelden diepgaand onderzoek in plaatselijke bronnen, kammen rechterlijke archieven nauwkeurig uit en onderzoeken in het algemeen bepaald materiaal betreffende een plaats veel gedetailleerder dan dit voor een vakhistoricus die zich met een groter gebied bezig houdt, mogelijk is. Deze is vaak van toe valsvondsten en van attendering door anderen afhankelijk. Mijn vraag is daarom: komt U bij Uw werk toevallig een vermelding tegen over aardappelteelt of aardappelconsumptie v贸贸r 1700 dan is dat een vondst van belang. Wilt U dan even een aantekening maken waar dit gegeven precies te vinden is en dit aan mij doorgeven p/a Afdeling Agrarische Geschiedenis L.H., Hollandseweg l,
Wageningen? Ook
mededelingen over latere vermeldingen, laten wij zeggen van v贸贸r 1730,
zijn welkom, evenals gegevens over aardappelhandel en
aardappelcomsumptie in de steden.
Wellicht dat op deze wijze door samenwerking van velen onze kennis over het begin en de verspreiding van de aardappelteelt en .de aardappelconsumptie in Gelderland aanzienlijk vergroot kan worden.
- 31 -
Noten 1)
R. N. Salaman, The history and social influence of the potato, Cambridge 1949,
1970.
K.H.Connell, The population of Ireland 1750-1845, Oxford 1950,
reprint
pp. 121-162.
2)
B.H.SIicher van Bath, De agrarische geschiedenis van West-Europa (500-1850), Utrecht 1960, pp. 291.
3)
Chr.Vandenbroeke, "AardappelteeIt en aardappelverbruik in de 17de Tijdschrift voor geschiedenis 82 (1969) pp. 49-68.
4)
Rijksarchief in Gelderland: Rechterlijk archief Overbetuwe, inv.no. 481 (Bemmel 1699, boedelinventaris Henrick Ceultjens); archief scholtambt Zutphen, inv.no. 279 (1715);
en 18de
eeuw",
Rechterlijk archief Overbetuwe, inv.no. 481 (Doornenburg 1718); Rechterlijk archief
Veluwe, inv.no. 492 (no. 49, Putten 1721
en no. 50, Putten 1719).
5)
Rijksarchief in Gelderland: Rechterlijk archief Rijk van Nijmegen, inv.no. 237 (no. 4).
6)
Rijksarchief in Gelderland: Rechterlijk archief scholtambt Zutphen, inv.no. 279 (boedel van Albert Claesen en Jenneken Roelofs, op 't Olthof, Epse).
7)
Rijksarchief in Gelderland: Rechterlijk archief ambt van Tussen Maas en Waal, inv.no. 227 (no. 5a).
8)
Rijksarchief in Gelderland: Rechterlijk archief Overbetuwe, inv.no. 482 (rekening van Jan Rycken als momber van de kinderen van zal. Dibbit Hendricx).
9)
Gemeentearchief Arnhem: Oud-archief Arnhem, inv.no. P.M. (convooien en licenten).
10)
Rijksarchief in Gelderland: Archief Hof, inv.no. 2568 (stukken betr. uitvoer van aardappelen uit de provincie, 1772).
11)
Ibidem.
2.AFBEELDINGEN 14: 15:
Door ijsmassa's op het droge gewerkte Schokkers in Dreumel, winter 1940/41. van den Boom, Eindhoven. P.Lobregt (links) en C.v.Zetten (rechts) uit Heerewaarden bij een fraai model Schokker, een van de topstukken op de unieke (eerste) tentoonstelling die zij leden in Heerewaarden organiseerden en die in zekere zin de basis vormt van
Foto G. van een jaren gede Stich-
ting Riviervisserij Nederland.
17-24Tekst bij de foto's is in het overzicht zelf opgenomen. Foto van de Piëta (blz.17) en de monstrans (blz.22) door Jac.v.Oss, Druten; foto kerkinterieur HH.Ewaldenkerk te Druten (blz.23) is een uitgave van W.v.d.Berk, Druten; de overige foto's zijn van 26: 27: 28:
Visker en Van Haaren. Een van de oudste afbeeldingen van de aardappelplant. Houtsnede uit Carolus Clusius, Rariorum plantarum historia, Moretus, Antwerpen 1601, liber IV p.LXXIX. Schilderij sign.Dik Ket. Voorstellende een rode kool, emmer en aardappels. Origineel in particulier bezit. Foto Visker en Van Haaren. Dit is de tot nu toe oudste vermelding die op aardappel teel t en aardappelconsumptie in Gelderland wijst; door de schrijver gevonden in de boedel inventaris van de tabaksteler Henrick
Ceultjens in Bemmel in 1699 (R. A. Geld.: Rechterlijk archief Overbetuwe, inv.no.481). "In elk kuiltje één". Tekening van het aardappels poten door C. Jetses uit Jan Ligthart en H. Scheepstra, Dicht bij huis l, Wolters, Groningen 1902, illustratie tussen p.32 en p.33. 33 e.v.: Tekeningen van Elly Fintelman, Appeltern 1977. 30:
mu rift bit, kan fĂźpkpH mak?..! DOOR CUP VAĂ&#x160;N DE KANNEMERT
WOORDEN WORDEN OUD
"Woorden worden oud en sterven", zegt Sretensky, de hoofdpersoon in de Russische film "Monoloog" 1) tegen zijn kleindochter, als de-
EN STERVEN
ze haar grootvader verwijt dat hij zulke ouderwetse woorden gebruikt. Het verschijnsel dat woorden verouderen, zelfs sterven, beperkt zich niet tot de Russische taal. Het doet zich ook in onze taal voor, waarmee we dan het tot Algemeen Beschaafd Nederlands verheven Hooghollands bedoelen. Sterker nog doet zich dit verschijnsel zich voor in de regio-gebonden talen, die in vrijwel uitsluitend gesproken vorm een bijna verloren, ongelijke strijd voeren tegen het A.B.N. De klankkleur van het plat weet zich, tot wanhoop van het onderwijzend personeel dat de schooljeugd een juiste spelling moet bijbrengen, nog redelijk te handhaven. Het idioom met zijn eigenaardige woorden en uitdrukkingen verdwijnt zienderogen, niet door veelvuldig gebruik, maar juist door het omgekeerde en daarmee is de opname van het volgende verhaal in dit historisch tijdschrift voldoende gerechtvaardigd. -33-
DE GULGER VAEN HASKES MOET
Haske ha 't mooi vur mekaore. Wis 2) da tie trouwde ha tie zuinig geleefd, aelles opzij geleed en vaen zunne cente koch tie toe aeiges un stukske laend, grot genoeg urn nie mer te hoeve moddere op d'n ove 3). Dé trouwe din ie zo laot, da 't niemes 't geleuve kos, wis da ze Ment aeiges zage. Un pront wijf, daor zo 'k niks vaen zegge, mar un baos ..., ach miengs, praot me d'r nie vaen.
Ze brocht ok nog wa buunder laend en enkelde houtpaesse aon, dus daen witte gij 't wel ... de kael de scholk vurbaeine 4), ael is 't un luusterse 5).
Haske wier boer. Waes ie eigeluk ael z'n léve gewist mf z'n kiepe, keujes en wa schaop bè z'n huske aon d'n dijk. Da ha tie meraokels goed verkoch aon d'n één of d'n aendere staedse lettervrèter 6), Zo wier Haske boer. Nie de grutste vaen 't durp, mar toch unne boer ...
en 't laend nie wijd vaen huis, want da 's kort bè de
schooi 7). 't Waes sunt, da z'n vaoder zaoliger 't nie ha meuge belève. Tieje miengs waes vur jaore trug nog jonk gesturve, mar z'n Moet kost grots op 'm gaon. Ze waes in un oudmannehuis,
waor krek zo goed aaw wefkes in zate, en daor vertelde ze 't aelle miengse, wie do 't heure woi en nie. 't Grutste nijs duurt mar drie daag 8), mar Haskes Moet bleef aon de gank, wis da ze d'r
gulger 9) hees gepraat ha ... boerin geworre ware.
- 34-
vaen Haske en Ment, die boer en
IN 'T IENS PAK
"Ge ziet eruit aes unne toddekrèmeler" 10), zé Ment tege Haske, die z'n peppele onderaeinde 11) aon z'n voete schoof."Wie schon git te waerke, ge beschete te kaerke" 12), waes 't antwoord. "Gaon bieje um de uiterwèèrde vaen d'n Ham 13) is aenders gin waerke ... ge komt de mildeur 14) nie deur zonder iens pak 15)", zé Ment en ze mende n't. "Willemien", prebeerde Haske, "ik zeg mar zo ...". Mar Ment zé schieluk: "En da's nog niks te veul gezèèd 16); ge zet 'ne boer, ge gaot aes 'ne boer en aenders niks gin gefiemel". Ekkes laoter waendelde d'r un iens pak deur 't durp mee Has d'r in en de vrallie 17), die bè de winkel vaen Knil de Knèèjert stonde te waawele over de klaein jong, de duurte en aendere wijvepraot, ha'n schik um z'n opschik. Ze stotte mekaore aon, da tie d'r z6 schon uitzaag. Haske stotte de deur vaen 't bierhuis ope, waor da te verpachting gehaawe zo worre. Miengse gonge staon um 'm de geleggenighed te geve naor veure te gaon. Haske vuulde z'n aeige of do ie d'n
Burger 18) aeiges waar. ZO wijd waes 't gekomme. Jee, ha z'n Vat nog geleefd. Die hö aelted op te leste plats gestaon. Taus d'n Hereboer, die zo veul ha do ie wel un kaei goor kon stove 19), goof 'm z'n buil tebak 20) um z'n pepke te stoppe: "Stok mar 's aon Has", ze Taus. En do din ie.
- 35-
KOFFIE
EN GROMMES KRIJ'K THUIS ZAET
De netaris vroeg um stil te haawe en toe begon de bewaorsmaen 21') "Vijftig, zestig ..., niemand meer, eenmaal, andermaal, voor de laatste maal ..., gegund!". "Aelles lup umhoog, behalve ditte, df lup omblèèig" 22), zé Taus en wipte 'ne borrel naor binne. Hij viet 'r medeen un twidde, um reje do ie op één been nie gaon kon 23). W'rum ie bleef zuipe, zin ie nie. Haske lachte aes un getrouwd vuile 24) en zé: "Motte sommedinne gin koffie ..., ge kregt aenders nog 'ne zoette kop, gij". Taus hikte en goof ten antwoord: "Koffie en grommes krij'k thuis zaet" 25). In ins begost Taus te bieje. " 't Is aorighed aes ge 't vol kunt haawe" 26), smiespelde Haske 'm in z'n oor. Mar Taus kost nie ophaawe. Hij gienk mar deur en deur en graawde tege Haske, da ie z'n moei moes haawe, want "un boer en un zog hebbe nooit genog en een heer en een beer, die wille aelted nog meer" 27). Haske kreeg in de gaoter do Taus de aeigeste kwaol ha aes z'n vaoder zaoliger; hij ha krek zo geer un borrel. "Aon hum beschiet niks; z'n vaoders en moeders verstaerf hit ie nog nie zaet aon" 28), heurde Haske z'n moeder nog klaoge. Hij vuulde z'n aeige hels worre. Op 't lest waes ie mf gin riek te voejere 29) en goof ie Taus un sleng 30), da ie vaen z'ne stoel donderde en ekkes vaen de waereld waar. Un hoop herrie in de zaol ..., mar 't waes t'r zo vol, do 't haost gin maen gezien ha. Un stuk of wa kaels brochte Taus naor buite. Haske 'r achteraan. De kaawe wijnd makte Taus z'n oge ope en z'n tong los: "Has, ik krijg aaw nog wel 's" 31). "Op de koffie?", vroeg Haske, "da
kan nie mer, waent ik leg mf aaw nie mer aon 32), witte d6?". En hij sjokte op huis aon.
- 36-
WIE RIET HÈ KAN FIEPKES MAKE
"Ajakkes Haske, zedde gij daor" 33), zé Ment, "en hedde gin slumke meegebrocht 34) vaen Knil de Knèèjert?". "Och gij, mf oewe slom 35)", zé Has. "Schep me mar 'ne Overmaossense telden 36) op", en lee z'n pet op taofel. "Ge kekt aes 'ne uil vur un gutgat 37), vuulde oe aeige nie goed?", zé Ment. Haske bromde. Toen ie 't ète haost op ha en ie z'n pet wir op zette um te gaon, zé ze: "Luste gij 't nie mer, aenders git 't toch naor de kaet?" 38). " 'k Heb Taus d'n Hereboer 'nen oplawabbes gegeve um da ie zó zaet waes, d9 ie z'n aeige arem booi 39)", heurde Ment d're miengs zegge... "Wel hier en ginder, ge lekt 't perd vaen Kristus wel en do waes ok 'nen ezel 40). Ge denkt toch nie, do 't geld vaen Taus vaen blek is 41) ...w6? Witte gij nie, da wie riet hè, fiepkes make
kan 42)". Daor kon ie 't mee doen, onze Haske, mar ik zé toch da Ment 'nen baos waes. Wijve en hitte zen dinger die streek bezitte 43),
prebeer do mar 's te onthaawe.
- 37-
Noten 1) 2) 3) 4) 5)
De Russische film "Monoloog", onder regie van llya Averbach, werd op 15 december van het vorige jaar voor de televisie uitgezonden door de VARA. Wis = tot. Moddere op d'n ove = werken op de steenoven. Het woord "modderen" heeft een negatieve klank ten opzichte van het positieve "werken". De kael de scholk vurbaeine = de echtgenoot de schort voorbinden. Meegedeeld door W. Savelkouls - van Ooyen, Appeltern. Het Franse woord "lustre", heeft de algemene betekenis van glans, of ook wel luister. Met het woord "luuster" wordt een glanzende stof aangeduid, waarvan de schering van katoen en de inslag van wol is. Door een miniem kleurverschil en door een speciale afwerking kreeg de stof een zijde-achtige glans. Het was een zeer gewilde stof voor zondagse schorten. Door te zeggen dat Ment haar Haske een schort van lüdster voorband, wordt nogeens extra beklemtoond, dat zij door met Haske te trouwen het merendeel van het gezamenlijk bezit had ingebracht.
7) 6) 7) 8) 9)
10)
Wijd vaen 't laend, is kort bè de schooi = wie ver van zijn landerijen woont, ondervindt daar schade van. Meegedeeld door M. van Grinsven - de Swart, Appeltern. Een staedse lettervrèter = een stedeling die letters gegeten heeft (= gestudeerd heeft). Wijd vaen 't laend, is kort bè de schooi = wie ver van zijn landerijen woont, ondervindt daar schade van. Meegedeeld door M. van Grinsven - de Swart, Appeltern. 't Grutste nijs duurt mar drie daag = groot nieuws blijft maar drie dagen interessant. Meegedeeld door W. Savelkouls - van Ooyen, Appeltern. De gulger = de keel.
11)
Ze zien eruit aes toddekrèmelers = ze zien eruit als voddenrapers, gelet op hun kleren. KVO-cursisten, Appeltern 1973/74. Peppele onderaeinde = klompen van populierenhout.
12)
Wie schon git te waerke, ge beschete te kaerke = hij, die zich netjes uitdost om naar
13) 14)
zijn werk te gaan, is dezelfde als degene, die er 's zondags naar de kerk slordig bijloopt. Meegedeeld door W. Savelkouls - van Ooyen, Appeltern. D'n Ham = buitendijks land. De mildeur= de middendeur, een deur die het woongedeelte scheidt van het bedrijfsgedeelte. Men was gewend het huis door deze deur te verlaten; de eigenlijke voordeur werd praktisch niet gebruikt.
15) 16)
lens pak = jas, broek en vest van dezelfde stof. "Ik zeg mar zo ...". "En da's nog niks te veul gezèèd". Meegedeeld door G. Janssen, Blauwe Sluis, Appeltern.
17) 18)
De v r a l l i e = de vrouwen. D'n Burger = de burgemeester.
19)
Z6 lang aes ge mar het, daen kunde wel unne kaei (= keisteen) gaor stove = zolang je voldoende bezit, kun je je de vreemdste dingen veroorloven te doen én te kopen. Meegedeeld door W. Savelkouls - van Ooyen, Appeltern.
20)
Buil tebak = tabakszak.
21)
Bewaorsmaen = rentmeester van buitendijkse bezittingen. Hier de afslager.
22)
Aelles lup omhoog, behalve ditte, df
lup omblèèig. Gevleugelde uitspraak van "Fr. de
Pelikaan" uit Beneden - Leeuwen, sprekend over de stijgende prijzen, intussen een borrel naar binnen wippend. Meegedeeld door H. van Heertum, Beneden-Leeuwen.
- 38 -
23) 24) 25) 26) 27)
28) - " 29) 30) 31) 32)
33)
34)
Meegedeeld door J.Hermans/ Appeltern/Blauwe Sluis. Hij lacht aes un getrouwd vuile (= veulen). K VO-cursist en, Appeltern 1973/74. Koffie en grammes krij'k thuis zoet. Gevleugelde uitspraak van B.v.Echteld> Wamel. 't Is Aorighed aes ze 't zo vol haawe. Gevleugelde uitspraak van Wim (van Zee) Soetekouw. Beneden-Leeuwen. Un boer en un zog hebbe nooit genog en un heer en u n beer, die wille aetted nog meer. Meegedeeld door J.A.v.Gruythuysen, Appeltern. Zog = zeug; beer = mannetjesvarken. . . '. Aon hum beschiet niks; z'n vaoders en moeders verstaerf hit ie nog nie zaet aon = bij' hem gedljdt niets; zijn vaderlijk en moederlijk erfdeel jaagt hij er ook nog door. Meegedeeld door W.Savelkouls-van Ooyen, Appeltern. Hij waes mr gïn riek te voejere = hij was zo kwaad dat je-beter bij hem uït de.buurt kon blijven. Meegedeeld door W.Mulders, Appeltern. Een steng = een optater. "Ik krijg aaw nog wel 's" (zei wethouder Gijsbers in een politiek debat met zijn tegenstander Jac.Hulst)...(waarop deze gevat antwoordde:) "06 kan nie mer, waent ik leg mf aaw nie mer aon!". Dit speelde jaren geleden In Beneden - Leeuwen. Meege^ deel d door H.v.Heertum, Beneden-Leeuwen. "A jakkes Kit, zedde gij daor en hedde.gïn slumke meegebracht véur onzen Bamard?", letterlijke aanhaling uit een anekdotisch verhaal, dat in Altforst speelt. In dit geval kwam genoemde Kit terug van wekenlange zware arbeid !n Duitsland. Meegedeeld dóór mevr.Janssen- Deijnen, Altforst. Slumkes = snoepjes. . -
35)
S lom = snoep.
36)
Een Overmaossense telder opscheppe. Meegedeeld door J,v.Ooyen, Appeltern. Aan de Gelderse kant van de Maas gaat het verhaal dat zij die over de Maas wonen onmatig veel plegen te eten. Een teloor = een bord. Hij kekt aes 'nen uil vur un gutgat. Meegedeeld door W.Savelkouls-van Ooyen, Appeltern. In het ABN: hij kijkt als een uil in doodsnood. Gutgat = afvoergat in het spoelhok op de deel. Voor een uil zich via zo'n gat haar binnen of naar buiten wilde begeven, moesten wel alle toegangen tot de deel (onder andere het "uïlegat") versperd zijn. Luste gij 't nog, waent aenders git 't toch naor de koet. Meegedeeld door W.Koningsde Jong, Appeltern. 39) "Z'n aeige arem booi" = zich arm bood. ZO stom aes 't perd vaen Kristus en de waes ok 'nen ezel. Meegedeeld door KV O-cur-
37)
38) 40)
sist en, Altforst 1974/75. 41)
't Geld vaen de boos is nie vaen blek. Meegedeeld door W.Savelkouls-van Ooyen,
Blek = blik. 42)
43)
Witte gij nie, do wie' riet hé, fïepkes make kan? Letterlijk staat hier dat wie riet heeft fluitjes kan maken. In overdrachtelijke zin: wie.geld heeft kan zich veel veroorloven. Wijve en hitte zen dinger die streek bezitte. Meegedeeld door J.A.v.Gnjythuysen, Appeltern.
-39-
VOÖR;LSTREÉKGÊSGHIEDEN1$;
MAAS- EN ;.WAALS^-TUDSGHRIÉT
otU (uk "Èn/ê'S r
*/--!.: -'&/
'
:
!", * "lOppriuifrs jfersaa, yrvpriïf pre 'f
'-
-_ . *
/
:~
^
- -
-
~ -
J
•*
~
*
J
terra
.y
' ''
kto Jarr tn~ufta.vJtvrtaa.~~ /~ ~ '"""
NUMMERï2 .
~
-± ' --
- -r^fï'-
JAARGANG
i
-J l .:
^i-
".
..a
TWEESTROMENLAND
Contributie
leden:
De contributie voor 1978 bedraagt minimaal ƒ 15,-, naar verkiezing ƒ 20,-, ƒ 25,-, ƒ 50,-, ƒ 100,-, ƒ250,-, uitsluitend te voldoen door storting op giro 2622 012 t.n,v. penningmeester Vereniging T weestromen l and, p/a Zevengeversstraat ó, Druten. Lidmaatschap: Het lidmaatschap geeft recht op gratis toezending van het tijdschrift en de nieuwsbrief en op deelname aan excursies en reizen, bovendien toegang tot lezingen, tentoonstellingen, dia-avonden enz. Administratie: Zevengeversstraat 6, Druten; voor opgave van nieuwe leden, adresveranderingen en eventuele opzeggingen (voor 1 december van het lopende verenigingsjaar). E re - l ï d :
H.van Heiningen, benoemd 2 mei 1969. Bestuur: J.P.v.Wezel (voorzitter) kerkstr.7. Alphen; Jac.Trijsburg (secr.) maasdïjk 20, Appeltern; Mevr.G.Y.M.Derks- Klabbers (penningmeester) zevengeversstraat 6, Druten; J.A.v.Gelder (vice-voorz.) uilengat 4, Bergharen; J.A. Jansen (2de secr.) aaisburg 17-60 Wijchen; G.F.Kaïser (2de penn.) hogestr.98, Druten; J.v.Dinter, rooysestr.23, Dreumel; H.v.Leeuwen, rooysestr,81a, Dreumel; me}.F. J.v.Dijen, molenstr.54, Boven-Leeuwen; G. A, Rooi jakkers, kon.wühelminastr.22, Overasselt; j.R. Visker,v.heemstraweg 50, Beunïngen. Losse
nummers
tijdschrift:
Nrs 19 t/m 26 voorradig, ƒ5,- per stuk. Te bestellen door storting op ons gironummer.
-2-
'Het tijdschrift Tweestromen l and verschijnt zo mogelijk viermaal per jaar en wordt aan de leden van de Historische Vereniging gratis toegezonden. Oplage: 1500 stuks. Kopij: Kopij dient getypt, gedateerd en ondertekend te worden toegezonden aan de redactie, p/a Uilengat 4, Bergharen. Kan een bijdrage niet in machineschrift geleverd worden, dan gaarne in een duidelijk leesbaar handschrift. Afbeeldingen moeten, indien men ze terug wil hebben, aan de achterzijde voorzien zijn van naam, adres en woonplaats van de bruikleengever.
INHOUD Blz. 3. M.Bergevoet, Een hïstorïelied voor vier onthoofde edelen. 13. P.Lobregt, Parels uit de Maas. 16. M. Bergevoet, Van der Greim/op stap met de bedelnap. 16. Opsporing verzocht. 17. J.Dekkers en M. Bergevoet schreven een goed boek. 18. WAALGEZICHTEN, lezing met lichtbeelden, Dreumel 28 maart.20. LAND VAN CUIJK & TWEESTROMENLAND, lezing, Wijchen 28 februari. 22. Verslag algemene ledenvergadering op 23 maart 1977 in de Meent te Afferden. 23. Oude nummers. 23. Verslag buitengewone ledenvergadering op 16 mei 1977 in Beneden-Leeuwen. 25. H.Kerkkamp, De leuter, ook bij de steenfabrieksarbeïders tussen Maas en Waai een welbekend en onmisbaar stuk gereedschap, 28. W.T.H.van den Dobbelsteen, Het theekoepeltje, gerestaureerd monument te Druten. 33. C.P.J.van Kouwen, Verdronken goederen? /Het St.Adelbertstift te Aken en het verloren bezit in het Gelderse Rivierengebied. 39. Lijst van afbeeldingen. 39. RUILBEURS. 40. Dorpsplan Wijchen, route naar bibliotheek.
Streekarchief Bommelerwaard NUMMER 27
'
1977
ZLvpeeetromenlanb MAAS EN WAALS TIJDSCHRIFT VOOR
STREEKGESCHIEDENIS
Redactie: Jan van Gelder; Huub van Heiningen; Jac. Trijsburg; Hugo van Capelleveen, ad hoc.
Fpn Ijtatnruluö unnr ui?r anityaafüt tbtitn DOOR M. BERGEVOET
ledereen, die de geschiedenis van het Land van Maas en Waal enigszins bestudeerd heeft, weet dat de vier zoons van Herman van Bronckhorst, heer van Batenburg en Stein, en Petronella Praet van Moerkerken zich hadden aangesloten bij de opstand tegen Spanje; drie van hen hadden het Verbond van Edelen ondertekend en één was zelfs aanwezig bij de aanbieding van het Smeekschrift aan de landvoogdes Margaretha a). Alle vier zouden ze in deze strijd het leven laten. Gijsbert en Diederick werden in 1568 in Brussel onthoofd waarover hieronder meer. Willem b), die Willem van Lumey was opgevolgd als opperbevelhebber der Geuzen liep op 8 juli 1573 bij het Manpad bij Haarlem in een Spaanse hinderlaag. Zijn leger werd verslagen, waarbij drieduizend man zouden zijn gesneuveld. Zelf bezweek hij twee dagen later aan de opgelopen verwondingen. Zijn dood werd niet zo erg betreurd; men verdacht hem ervan op het moment van de aanval dronken geweest te zijn en dus zijn plicht verzaakt te hebben. Absoluut zeker is dit echter niet. De vierde broer, Karel c), werd in 1580 in Keulen door Spanjaarden vermoord. - 3-
VEREERD EN VERGUISD
Wie waren die twee jongste zoons, Diederick en Gijsbert d)? Waren het edele jongelingen, die ten strijde trokken om het vaderland te be-
vrijden van het "bloedig Spaanse juk", of waren het berooide roofridders, die het gemunt hadden op kerkschatten en die steeds dronken,
plunderend en brandschattend door het land trokken? In de historische literatuur worden ze รณf uitbundig vereerd, รณf hardgrondig verguisd, al naar gelang de persoonlijke opvatting van de auteur. Het is dus wel erg moeilijk om op de vraag, wie de gebroeders waren, een objectief antwoord te geven. Desondanks wil ik hen toch in hun laatste levensjaren volgen.
NEDERLAAG NA SUCCESSEN
Nadat het geuzenleger e), onder aanvoering van Hendrik van Brederode, met in zijn gevolg ook zijn neven Diederick en Gijsbert van Ba-
tenburg, aanvankelijk nogal wat succes had gehad (onder andere kregen zij begin 1567 Den Bosch in handen), werd het op 13 maart bij Oosterweel ten noorden van Antwerpen verslagen. Oranje en Brederode vluchtten met nog enkele duizenden anderen naar Duitsland om daar een nieuwe aanval voor te bereiden. Philips van Montmorency, graaf van Horn, legde alsnog de eed van trouw aan de Spaanse koning af. Lamoraal, graaf van Egmond, had dit al in januari gedaan.
MET ROOFBUIT OP EEN BANK GESTRAND
De zonen van Batenburg wisten met een kleine groep te ontkomen en trokken via Nijmegen naar Amsterdam, waar ze tevergeefs probeerden binnen te komen. Nu zat er voor hen geen andere mogelijkheid meer op dan te proberen via Friesland en Groningen - deze laatste stad was nog in handen van de Geuzen - naar het Duitse Embden te komen. Zoekend naar een gelegenheid om de Zuiderzee over te steken, plunderde het legertje van de Batenburgers eerst nog het platteland van Noordholland, waarbij ook de prchtige abdij van Egmond het moest ontgelden. Achter deze plunderingen stak waarschijnlijk het idee, zoveel mogelijk geld te vergaren om in Duitsland voor de tegenaanval te
kunnen gebruiken. In Waterland werd een schipper gedwongen hen over te zetten. Of de zaak verraden was of niet, feit is dat het schip met "bemanning" en buit op een zandbank kwam te zitten, waarna allen gevangen werden genomen door soldaten van de graaf van Arem-
berg. Enkelen werden terstond in Harlingen opgehangen, maar de edellieden werden gespaard om voor hen een losprijs te kunnen vragen. Daarvoor werden ze naar Vilvoorde gebracht om daar gevangen te worden gezet.
ALVA'S BLOEDRAAD
In augustus van datzelfde jaar f) hield Alva zijn intocht in de Neder-
landen. Kort daarop, op 9 september, werden Egmond, Horn en de burgemeester van Antwerpen gearresteerd. Dezelfde dag werd de Raad van Beroerten ingesteld, die recht zou gaan spreken over alle "opstandelingen". Als gevolg van de vele doodvonnissen die deze Raad velde, sprak het volk al spoedig van "Bloedraad". Mei 1568 deden twee broers van Willem van Oranje een inval in het noorden van ons land, waarbij bij Heiligerlee de graaf van Aremberg werd verslagen (hij sneuvelde daarbij). Alva vond nu dat er een voor-
beeld gesteld diende te worden. De gebroeders van Batenburg werden
- 4-
naar Brussel overgebracht, waar ze op l juni met nog een tiental anderen op de Paardenmarkt onthoofd werden. De graven van Egmond en Horn werden op 3 juni op een wagen vanuit Gent naar Brussel overgebracht, waar ze in het Broodhuis gevangen werden gezet. Alva tekende een dag later hun doodvonnis en de volgende dag werd het vonnis op de Grote Markt voltrokken.
HiSTORIELIED
De openbare onthoofding van Egmond en Horn op de Grote en die van de Batenburgers op de Paardenmarkt vier dagen eerder wordt tezamen in een lied beschreven g). De oudste tekst hiervan komt voor in het
bekende "Een
nieu Geusen Lieden Boecxken" uit 1581 met als titel:
"Als nu dit moetwillichste ende die fleur van Ducdalbens Krychsvolck/ die so lange binnen Malthe h) ende elders gheleghen hadden/ verslaghen was/ Duckdalbe met zyn overghebleven Spaenjaerden/ daerom seer verbittert zynde/ heeft de Graven van Egmont ende van Hoorn/ met de Batenburghers ende ander ghevanghen Edelen doen onthalsen. Op de wyse: Waeckt op, ghy Christen al". De melodie is al rond 1550 bekend. Opmerkelijk is, dat in dit lied de onthoofding van de graven van Egmond en Horn het eerst wordt behandeld; dit is - heel diplomatiek - een hiërarchische voorstelling van zaken: een graaf is tenslotte hoger dan een heer. Toch wil ik hier het lied behandelen in de historisch juiste volgorde.
BLOOTSHOOFDS EN BARREVOETS
Van de ter dood veroordeelden bestegen Gijsbert en Diederick i) op de eerste juni 1568 als eersten het schavot, blootshoofds en barrevoets, terwijl ze de zesde psalm zongen: Straft mij niet Heer, in Uw toorn. Helaas voor hen werd hun bidden overstemd door het tromgeroffel. Omdat ze zich niet wilden bekeren hield dat niet op vlak voor de uitvoering van het vonnis. Bij drie mede-veroordeelden, die zich bekeerd hadden, gebeurde dat wel. Na de onthoofding werden de lichamen met de hoofden op de weg buiten de Scharenbergerpoort aan palen opgehangen om daar "ten prooi van luchten ende vogelen" te verteren. Dit gebeurde toentertijd regelmatig. Omdat de broers echter van hoge adel waren, werden hun stoffelijke overschotten na enkele uren opgehaald om bij de Lazaruskapel in ongewijde aarde te worden begraven, naast elkaar in één graf, maar zonder kist.
EGMOND EN HORN
De graven Lamoraal van Egmond en Philips van Horn j) werden niet op de Paardenmarkt, maar op de Grote Markt onthoofd. Deze markt was
vaak toernooiplaats geweest en zal aan de twee Zuidnederlandse edelen niet onbekend zijn geweest; Egmond was in Henegouwen geboren en was stadhouder in Vlaanderen en Artois geweest, Horn was ook nog heer van Bouchout, Cortessem en Hachecourt. De graven waren bij de executie niet geboeid, op erewoord, dat ze niet zouden proberen te vluchten. Ze werden in hun laatste ogenblikken bijgestaan door Martinus Riethovius, de bisschop van leperen, die nog tevergeefs geprobeerd had hun vonnis verzacht te krijgen. Of ze katholiek geworden zijn, is niet zeker; de graaf van Horn zou de 51ste psalm gezongen hebben, hetgeen voor hem het tegendeel bepleit.
- 5-
Afbeelding boven: De melodie van het historielied is ontleend aan het liedboek "Souter liedekens ghemaect ter eeren Gods, op alle de Psalmen van Dauid", Antwerpen 1540. De afbeelding daarvan bereikte ons door F.H.Matter, verbonden aan het Nederlands Volksliedarchief te Amsterdam, waarvoor wij hem zeer erkentelijk zijn {red.}. Afbeelding links: Titelblad van "Een niÂŤu Geusen Lieden Boecxken", 1581. Exemplaar aanwezig in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage.
-7-
De graaf van Egmond besteeg het eerst het schavot, waarop een altaar met crucifix stond. Na hem kwam Horn, die als laatste woorden sprak:
"O Heer, in Uw handen beveel ik mijn geest". Hun stoffelijke overschotten werden eveneens tentoongesteld (althans, zo was bij het vonnis bepaald). Dat van Lamoraal van Egmond is later bijgezet in Sotteghem, een van zijn heerlijkheden; dat van Philips van Horn is in de kerk van Weert ter aarde besteld.
Noten: a)
H.van Heiningen, De historie van het Land van Maas en Waal, Zaltbommel 1965, p.263-264,
b)
268. O.H. Dijkstra, Willem van Batenburg, in: Tweestromen land no.23 (1975), p.20-29. A.J.A.FIament, Willem van Bronckhorst en Batenburg, in: Nieuw Nederlandsen Biografisch
Woordenboek, deel l, Leiden 1911, kol.479. J.Habets, De Loonsche leenen in het tegenwoordig hertogdom Limburg, in: Publications,
jrg.8 (1871), p. 143-145. c)
Van Heiningen a.w., p.272. Flament, Karel van Bronckhorst en Batenburg, in: N.N.B.W., deel l, kol.478.
d) e)
Van Heiningen a. w., p.272-273. Van Heiningen a. w., p.263-264. Flament, D. en G. van Bronckhorst en Batenburg, in: N.N.B.W., deel l,
Habets a.w., p. 145.
kol.475.
Habets a.w., p. 145-147.
f)
Van Heiningen a.w. p.270-272. H.P.H.Jansen, Kalendarium, Utrecht/Antwerpen 1971, p.79. J. S. van Veen, Briefwisseling tusschen Margaretha van Parma en Charles de Brimeu 1560-1567, Arnhem 1914 (Werken Gelre no.ll); brieven no.490 en 492. Flament, D. en G. van Bronckhorst etc., a.v. M.Goote, Lamoraal, graat van Egmont, een omstreden vrijheidsheld, in: Nederlandse Histo-
g) h)
i)
j)
riĂŤn, jrg.ll, no.l (1977), p.27. Habets, a.w., p. 147. Van Heiningen, a.w., p.272. Jansen, a.w., p.81 . F.van Duyse, Het oude Nederlandsche Lied, deel II, Den Haag/Antwerpen 1905, p.1615/19. Malta: Tijdens de oorlog tegen de Moren in Spanje moest Philips II tevens de heerschappij op
de Middellandse Zee verdedigen tegen de Turken. In dit verband werd ook Malta bedreigd, maar wist zich onder La Valetta in 1565 met succes te verdedigen. Habets, a.w., p.27. Van Heiningen, a.w., p.272.
Goofe, a.w., p.27. H .G.A.Obreen, Lamoraal, graaf van Egmond, in: N.N.B.W., deel III, Leiden 1914, kol.
335-339. J.Verzijl, Philips van Montmorency-Nivelle, graaf van Horn, in: N.N.B.W., deel IX,
Leiden 1933, kol.416-417.
1. Alsmen schreef duysent vijfhondert
in dat achtentsestichste jaer, was menich mensch verwondert te Bruyssel int openbaer:
vier Graven edel van bloede, (die) doode men in corten stont, daer toe 1) seer rijck van goede 2);
ick wil se u doen condt 3).
2. Een heer van grooter machten en Grave van Egmont, als een schaep ginck hij ter slachten, want ghecomen was ure en stont.
Men sach daer weenen en trueren so menich man en wijf te Bruyssel binnen der mueren
al om dit wreet bedrijf.
3. Cloeck ginck hij na 4) der stede, daer hij moste sterven desolaet 5), en sprack: "ghij heeren en burghers mede, och isser nu gheen ghenaedt, soo ben ick een arme Grave
daer toe gheen edelman. " Niemant hem antwoort gave; dies 6) sprack den Grave: "nu wel an."
4. De Grave nam sonder trueren een cussen, hoort dit bedien 7), daerop hij den doot wilde besueren 8), en booch daerop zijn knien; te samen leyde hij zijn handen,
ten hemel siende seer soet, Godt doende zijn offerhande, die edel Grave goet.
5. Als zijn knien waren gheboghen en zijn handen waren ghevoecht, een heeft dat sweert wtghetoghen 9), daer men hem zijn hooft af sloegh; sijn bloet sachmen daer stralen, edel van ordens verbont; Godt sal die wrake verhalen van die Grave van Egmont.
Noten: 1)
daertoe: bovendien.
2) 3) 4)
van goede: aan goederen. cond doen: bekend maken. na: naar.
5) 6) 7) 8) 9)
desolaet: eenzaam, verlaten. dies: daarom. bedien = bedieden: mededelen, vertellen. besueren: ondergaan. wtghetoghen: uit de schede getrokken; wt = uut: uit.
- 9-
6. Terstont daer na quam vooren, edel van stam en bloet, die edele Graef van Horen liefhebbende Gods woort soet. Lieflijck sachmen hem daer treden als een slachtschaep in noot, comende ter selver steden daer hij moste sterven den doot. 7. Egmont, die daer lach eenpare 10) ghedeckt met een cleet dicht, wert hij aen zijn voeten geware, dies hij tcleet heeft opghelicht, en sprack met cloecke reden: "sijt ghij daer Egmondt? s i j t ghij mij voor ghetreden 11), so wil ick u volghen terstont."
Baals priester 12) met sijne duchten tradt tot den Grave groot: "gaet van mij," sprack hij met suchten, "want ghij doet mij nu aen den doot;" hij wist wiese waren al voren, des duyvels en sPaus ghebroet van Antechristus 13) gheboren, die daer dorsten na donnosel bloet 14). 9. Een cussen heeft hij ghevonden, daer hij op booch zijn knien al om te sijn verslonden 15); tot den hemel sachmen hem sien. Hij voert wt dese warande 16), sprekende seer onbevreest: "o Heer, in dees offrande, bevel ick u mijnen gheest," 10. Als hij zijn knien had gheboghen, en zijn handen had ghevoeght, een heeft dat sweert wtghetoghen, die den Grave zijn hooft af sloech. Aldus sachmen crincken 17) den edele Grave minoot 18); o Godt, wilt toch ghedincken den tyran, die hem bracht in noot.
- 10-
Noten:
10) eenpare: steeds. H) voor ghetreden: voorgegaan. 12) Baals priester: de bisschop van leperen; de dichter noemt deze bisschop, allerminst vleiend, priester van Baal, een Kana'anitische afgod. 13) Antechristus: de Anti-Christ. 14) die daar het onschuldig bloed willen zien
vloeien. 15) 16) 17) 18)
sijn verslonden: worden gedood. warande: ondermaanse. crincken: krenken. minoot = minioot: bevallig, beminnelijk.
11.
13.
Twee broeders in goede zeden, van Batenburch twee heeren groot, bervoets 19) sachmense treden en bloots hoofts al na den doot, singhende wt helder kelen wt David den sesten psalm: "straft mij niet, Heer, in velen." Tot Godt quam haerlieder galm.
Op den Savel zijn sij ghecomen dees twee jonghe heeren soet, al waer sij met onvervromen 21) moesten storten haer edel bloet; want men sach haer thooft afsmijten met noch thien edel mannen schoon; o Godt, mijn hert wilt splijten, als ick daer op denck ydoon 22).
12. Vrijmoedigh int openbare aenriepen si] haren Schepper groot; de trommelen ginghen allegare en sloeghen daer al accoort; de jongste begost te treuren, hij liet soo menighen traen, omdat het niet mochte ghebeuren, dat die lieden hem conden verstaen 20).
Noten: 19) bervoets: barrevoets. 20) verstaen: horen; wegens het tromgeroffel. 21) onvervromen; vervromen: dapper maken, moed vatten. 22) ydoon: goed, diep; hier: als ik er dieper over nadenk.
14. Groot suchten ende daghen en weenen ghebrack daer niet; men hoorde mans en vrouwen ghewaghen: "o Godt, wat grooter verdriet van dees Nederlandtsche heeren, die men daer doot en brant, met so menich man, dwelck 23) tsijnen vermeeren door Duckdalve, den wreeden tyrant." 15. O Duckdalf met u ghenooten 24), s i j t ghij niet sadt van tbloet dat ghij in Napels 25) hebt vergoten
en voor Mets 26) soo menich man goet? Waren dat niet schelmse wracken 27), dat ghij den onghelesten kalck int broot hebt doen backen? o Nero, verrader end schalck ! 16. Al met u bloedighe tanden, als Pharao en Jesabel, comt ghij in dees Nederlanden, als Herodes quaet en fel, hanghen, moorden en branden,
ontlijven 28) al metter spoet; dus 29) coemt ghij met Babel ter schonden, al om tonschuldighe bloet.
Noten: 23) een andere lezing luidt: " 't welck al doet, f'sijnen vermeeren Ducdalf, den wreeden tyrant;" 24) ghenooten: vrienden, trawanten. 25) Napels; Philips II van Spanje voerde oorlog tegen de Paus en zond daarom Alva naar de Kerkelijke Staat. Deze aarzelde Rome aan te vallen, maar toen de Franse tfoepen hem in Napels dreigden, trok hij nog eens naar het noorden en dwong paus Paulus IV tot een vrede (1556/7). 26) Metz; Alva leidde de veldiocht tegen Frankrijk in Lotharingen en liet Metz belegeren. Hij wist deze stad echter niet te veroveren en moest tenslotte het beleg opgeven (dec 1552-jan
1553). 27) wracken: straffen. 28) ontlijven: lichaam (lijf) en ziel scheiden: doden. 29) dus: aldus, op die manier.
- 12-
Totnutoe is het vangstenboekje van Barend Dirk van Meurs, wiens portret rechts is afgebeeld, het enige schriftelijke bewijs dat Heerewaardense vissers ook "parelvissers" wa-
ren. (Afbeelding van de schrijver).
pnrrlii uit b? maas DOOR P. LOBREGT
"Brood uit het water" noemde Jac. Trijsburg dat onderdeel van zijn artikel "Blauwe Sluis poserend in 1921" in Tweestromen land no. 23, dat over vis, vissers en visserij ging. In deze bijdrage wil ik iets naders vertellen over de alvervisserij, door Trijsburg al aangeroerd, en doe dat willens en wetens onder de kop "Parels uit de Maas". Het vervolg zal U leren dat deze titel niet zo overdreven is, als deze op het eerste gezicht lijkt.
DE ALVERVISSERIJ
Het alvertje (Alburnus lucidus) behoort tot de familie der Karperachtigen onder de Weekvinnigen. Het is een zilverglanzend visje met gemakkelijk loslatende schubben. Het leeft in zoet water. In vroeger jaren kwam het zilverblinkend alvertje op grote schaal voor in de rivier de Maas, vooral in de maand mei. De echte vangsttijd
voor alvertjes was echter augustus/september. Met name de Woerkommers, zoals de vissers uit Woudrichem algemeen genoemd werden, hielden zich met de vangst van deze vissoort bezig. Men zag ze met hun schuiten, uitgerust met zegens, van maandag tot en met vrijdag op de rivier. Ook scharrelaars en vissers, die een nevenbedrijfje hadden, namen hun kansen waar en gebruikten voor hun vangsten het kruisnet. Voordat rond 1914 de vernieuwde visserijwet van kracht werd, ving men met de dichte zegen (een fijnmazige zegen, daarom ook wel móórdzegen genoemd) niet alleen alvertjes, maar ook kleine brasem, met hetzelfde doel: de schubben!
- 13 -
VALSE PARELS
Hef was de vissers begonnen om de zilverkleurige schubben van deze visjes. Eenmaal gevangen, werden de schubben eraf gehaald, fijngestampt tot viszilver (essence d'Orient) en het voornaamste bestanddeel daarvan: de guanine-kristallen, werd gebruikt voor de vervaardiging van kunstparelmoer. Glasbolletjes werden er mee bekleed en als valse parels in de handel gebracht. Zo komen we dus aan onze "parels uit
de Maas". Frankrijk was indertijd een belangrijk land voor de import van dit viszilver. Dankzij de exportmogelijkheden van deze grondstof was alverschrapperij enige tijd een goede bijverdienste. Grote hoeveelheden alvertjes moesten worden verwerkt. De geschrapte visjes werden verkocht b.v. per 100 stuks om te braden en kregen de bijnaam van panharing. Op centrale plaatsen werden de schubben ingeblikt en dan verzonden. Bekende opkopers van alvertjes waren de Joden uit Woudrichem, de Jong uit Heerewaarden en ook wel Roos uit Tiel. De opkoper had dan zijn vaste schoonmakers en verkocht na deze bewerking de schubben en de vis apart.
VISSERS EN VISSERSTUIG
Voor het vissen met een zegen had men zandstrandjes nodig. Daar die aan de benedenloop bijna niet voorkwamen trokken de Woerkommers de rivier op naar plaatsen waar deze (voor de kanalisatie van de Maas) wel voorkwamen, b.v. bij de Blauwe Sluis en verder stroomopwaarts. Deze vissers werkten gewoonlijk met het kleinwant, met netten en fui-
ken, vaak in combinatie met het netwant (= de zegen). De wet van 1914 verbood het vissen op alle standvis in de maanden april en mei (gesloten tijd). Vandaar dat men moest zorgen geen ande-
re vis aan boord te hebben; er werd gecontroleerd! Zelfs het netwant, gebruikelijk bij de alvervisserij, mocht niet in de boot zijn. Had men hiervoor een speciale ontheffing, dan kon dus alleen op alver gevist worden.
JAPANSE CONCURRENTIE
Rond 1930 ging deze bron van inkomsten voor vissers, schrapers en handel verloren. Japan concurreerde zo scherp dat de Europese industrie het viszilver van de alvertjes niet meer afnam en in Nederland was geen industrie die, geprotectioneerd door de overheid, als afne-
mer had kunnen optreden. Het alvertje komt op de Maas nog voor, maar niet meer in zulke hoeveelheden als vroeger, toen scharrelaars met het kruisnet nog kans za-
gen om 2000 pond op ĂŠĂŠn dag te vangen en dan zwijgen we nog over de aantallen die er met de dichte zegen door de professionele vissers uitgesleept werden. Wie er vandaag de dag nog aan wil beginnen, komt niet aan zulke vangsten in zo'n korte tijd en dient bovendien te bedenken dat zijn parels waarschijnlijk voor de zwijnen zullen worden geworpen.
-14-
Barend Dirk van Meurs (derde van rechts) met zijn vrolijke compagnons. (Afb. van de schrijver).
POTLOOD KRABBELS
Bij het nalezen van enige tientallen notitieboekjes, waarin Heerewaardense vissers - met een potloodje - hun vangsten plachten bij te houden, kwam ik nog maar zelden het alvertje tegen. Nu werden die boekjes vooral gebruikt als men voor een langere periode samen met anderen viste, tot in Duitsland toe, en dan waren de alvertjes waar-
schijnlijk niet zozeer in trek. Toch vond ik in één notitieboekje uit + 1910 van Barend Dirk van
Meurs (geboren te Heerewaarden, 9 oktober 1886) nog vermeld: Alver. 500 voor ƒ1,05 200 voor ƒ0,45 25 voor ƒ 0,05 Hier za) waarschijnlijk geen sprake zijn van "stuks", maar van "pond". Lezen we het goed, dan moet dit vangstresultaat gedeeld zijn door: wij + Dirk + Kees. Een zekere Hannes, elders vermeld, was er niet bij en viste dus naast het net.De betreffende zalmschokkers waren uitge-
rust met dobbers, repen, fuiken en een zegen. Vissoorten, die verder in het boekje vermeld zijn en dus op de gezamenlijke reizen gevangen waren, zijn de volgende: paling, aal, barm (= berm), karper, zalm, voorn, blieken "visch".
- 15-
VRIENDELIJK VERZOEK
Boekjes als deze zijn soms buitengewoon boeiend om na te pluizen, vooral als de "boekhouder" van het gezelschap aardig tekende (potloodschetsen van ligplaatsen, o.a. in het Rijnland!) of een dichtader bezat. Ook de "tophits" van die dagen, meest smartlappen, vinden we in een schools, kru Herig handschrift terug en verplaatsen ons voor even naar een tijd, die nog niet zo ver achter ons ligt, maar waarin de omstandigheden wel heel anders waren dan tegenwoordig.
Heeft U iets voorde Stichting Riviervisserij Nederland? Bel of schrijf: tel. 08877- 1350/Hogestraat 14, Heerewaarden. 030X030X030
VAN
DER G R E I M / O P STAP
Onder het tweede deel van de titel schreef de heer W. Janssen in Tweestromen land no. 25 een artikel, bedoeld als reactie op een publikatie onder het eerste deel van de titel van de hand van ondergeschrevene. De heer Janssen, latinist, kwam al lezende tot de conclusie dat de tekst in het doopboek van Baarlo niet juist kon zijn. Hij stelde dan ook een verbeterde versie voor. Dit gaf mij, als niet-latinist, aanleiding tot het vergelijken van de door de heer Janssen voorgestelde tekst met het origineel en daarbij bleek dat de fout niet lag bij de toenmalige pastoor van het Limburgse Baarlo, maar bij on-
MET
DE BEDELNAP
dergetekende. De tekst "conjugum ostiatim mendicantium" (echtelieden die van deur tot deur aan het bedelen waren) blijkt de enige en juiste lezing te zijn. Mijn vermoeden dat deze verre doop iets te maken had met het Franse leger wordt er overigens door bewaarheid; de aanwezigheid van de Franse bezetting en de handelsbeperkende maatregelen die in Parijs genomen werden, hadden bepaald gĂŠĂŠn welvaart gebracht in onze Lage Landen. De heer Janssen wist te vertellen hoe juist mijn veronderstelling was. Heer Janssen, bedankt. M. Bergevoet.
OPSPORING VERZOCHT In l 977 was het 200 jaar geleden dat Walter Pompe, een uit Lith geboortige beeldhouwer, in Antwerpen overleed. Hij wordt beschouwd als een belangrijk vertegenwoordiger van de Zuid-Nederlandse Barok. Veel van zijn werk is reeds bekend, maar talloze stukken moeten nog gelocaliseerd worden. Hiermee houdt het Museum voor Religieuze Kunst, gevestigd in het voormalig Brigitinessenklooster te Uden, - 16 -
zich mee bezig. Aangezien het zeer wel mogelijk is, dat in het studiegebied van onze vereniging nog werk van deze kunstenaar aanwezig is, worden degenen die daaromstrent inlichtingen zouden kunnen geven, verzocht
zich te wenden tot het genoemde museum, correspondentieadres: Vorstenburg l. Uden, telefoonnummer 04132 - 63431 .
NIEUWSBRIEF FEBRUARI 1978/1
J.DEKKERS & M.BERGEVOET SCHREVEN EEN GOED BOEK Tien jaar geleden vroeg deken Coolen aan de
heren Dekkers en Bergevoet om iets op papier te zetten over de bouw van de Cuyperskerk te Druten. Door het onderwerp gegrepen, bleef het onderzoek niet beperkt tot de strikte bouwgeschiedenis van deze kerk; het werd een verhaal over meer dan 700 jaar parochiegeschiedenis, opgetekend in een boek van 104 pagina's, verlucht met talloze foto's en keurig gedrukt door Drukkerij Buil te Druten.
DE H H EWALDEN Beginnend rond 1250 met de eerste vermelding
van de kerk, wordt teruggekeken op het ontstaan van de parochie en de keuze van haar patroonheiligen. Er wordt voorts ingegaan op de bouwactiviteiten in de 14de en 15de eeuw en het kerkelijk leven in die tijd.
SCHUILKERK Na 1550 zien we de "nieuwe leer" in Maas en Waal binnendruppelen, maar pas in het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) in de Tachtigjarige Oorlog kan met de invoering van de Reformatie ernst worden gemaakt. De kerken gaan in hervormde handen over en de katholieken vinden - de Drutense samen met die van Puiflijk en Boven-Leeuwen - vanaf 1663 onderdak in een schuilkerk. Helaas hebben de schrijvers daar weinig over medegedeeld, terwijl toch niet zo lang geleden "De Gelderlander" (271-1973) uitvoerig berichtte dat leden van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland, afdeling Nijmegen en omstreken fundamenten van deze kerk hadden teruggevonden en dat de Gemeente Druten desgevraagd aan het bestuur van de Historische Vereniging Tweestromen land verklaarde deze plaats bij uitbreidingsplannen te zullen ontzien en opnemen in een groenvoorziening.
"KRAKERS" Aan de schuilkerkentijd komt een eind, nadat
de Fransen in 1794 Maas en Waal bezetten. De schrijvers laten zien, hoe de parochie Druten wordt heropgericht en de katholieken de kerk "kraakten". Na veel strubbelingen - eenmaal worden zé er zelfs met de bajonet op het geweer uitgedreven - wordt de kerk in 1800 definitief aan de parochie teruggegeven. In deze tijd wordt Druten ook tot dekenaat verheven. De kerk blijkt nu niet alleen te klein, maar ook bouwvallig te zijn. Er wordt gedacht aan nieuwbouw, maar het blijft bij ingrijpende herstellingen. Aan deze kerk hebben twee kunstenaars gearbeid: de uit Tirol afkomstige stucwerker Johan Martijn Rieff en de orgelbouwer Smits sr. uit Reek, wiens orgel nog altijd één van de pronkstukken van de Drutense dekenale kerk is.
DE NIEUWE KERK 100 JAAR Het hoofdgedeelte van het boek wordt ingenomen door de bouwgeschiedenis van de huidige kerk. Daarbij wordt ingegaan op de achtergronden en de oprichting van een steenoven. Uit deze oven is later de fabriek van Dericks
en Geldens voortgekomen. Van die tijd dateert nog één van de gebouwen, die men thans op het terrein van deze fabriek vindt. Het zou de moeite lonen om na te gaan of dit restant van Drutens jongste industriële verleden niet op de lijst van beschermde monumenten thuishoort. De bouwkroniek wordt besloten met een getuigenverslag van de ingebruikneming. Het laatste hoofdstuk is gewijd aan de tijd van het Rijke Roomse Leven, de Tweede Wereldoorlog, waarin de torenspits sneuvelde en nadien het herstel daarvan. Het boek bevat bovendien een inleidend woord van de bisschop van 'sHertogenbosch, mgr.J. Bluyssen, waarin deze zijn visie geeft op het functioneren van de parochie in de toekomst. Wij wensen de beide schrijvers geluk met hun resultaat en achten het een bijdrage van bijzonder gehalte aan de geschiedschrijving van Druten en wijdere omgeving. Het boek is verkrijgbaar bij het parochiebestuur en kost afgehaald ƒ 5 , - per stuk. Van harte aanbevolen! - 17-
4lBaai0£ztdjt£tt t DREUMEL 28 MAART DINSDAG OP
28
MAART
UITNODIGING
MENLAND
VRIJ
VAN
STREEKARCHIEF
GEHOUDEN
VAN
EEN LEZING
BRUIKMAKING HET
'S A V O N D S
IN
"DE
8
UUR ZAL
DE HISTORISCHE MET
UNIEK
VERENIGING
LICHTBEELDEN
MATERIAAL
D H R . A . H OU T K OO P
VERZORGEN
AFKOMSTIG
T ! E L - BU RE N-C U L E M BOR G . KLEINE
SCHOUWBURG"
TE
TWEESTROMET
GE-
UIT
DE L E Z I N G DREUMEL
WORDT
EN
IS
TOEGANKELIJK.
De heer A.Houtkoop, verbonden aan hei' >;treekarch!ef Tiel-Buren-Culemborg, zal op 28 maart a.s, aan de hand van veel onbekend, origineel archiefmateriaal (foto's, prenten,
kaarren, akten enz.) uiteenzetten welk belang liet archief voor de Maas en Walers heefv, Uiteraard krijgen in dit verband de veren, markten, tollen en andere raakpunten met het Land van Maas en Waal ruime aandacht,
ISOLfMËNT Het bijna spreekwoordelijke isolement van on^
ze streek onder andere door de aanwezigheid van de brede Waalstroom aan de noordzijde laat zich aan de hand van historisch materiaal /ov/el bevestigen als ontkennen! Want in plaats van een onoverkomelijke scheiding ontdekken we niettemin merkwaardig veel historische contacten. Het ,-naakt deze kennismaking met dit archief dubbel en dwars de moeite wciard. Voor hen die er hun licht wiliei gaan opsteken, maar ook voor degenen Hïe een avond a!s deze meer beleven willen om de
"WAALGEZICHTEN" zelf.
-- -
•> £ *• * £ * ft * fr-fr.*.^*-
ïv I
WAAR IS HET ? De lezing vindt plaats in "De kleine schouwburg" (eig. mevr. W.M.Arnoldussen), Rooysestraat 107, Dreumel. Komend van de Wamelse kant, moet men de éérste, brede zijstraat rechtsaf inslaan nó de weg naar het Wamels-Tielse veer. Even ver-
derop staat "De kleine schouwburg" bij een bocht naar links aan de rechterkant. Komend van Heerewaarden gaat men bij het zwenbad "De zeven morgen" linksaf tot de R. K. Kerk (aan de Rooysestraat). Hier slaat men rechtsaf en rijdt door tot men het gebouw links ziet staan.
- 19-
WIJCHEN 28 FEBRUARI
DINSDAG
28
FEBRUARI
UITNODIGING
LAND HET
LAND
LAND
DEN
EEN
DE
LEZING VAN
VAN
IN
VAN
DE
/
EN
WAAL
DE STAD
WIJCHENSE
OVER /
BIBLIOTHEEK
OUDE BANDEN Drs.H.Douma, als archivaris verbonden aan de Archiefdienst Land van Cuijk, zal dan voor leden en belangstellenden uiteenzetten welke betrekkingen er in de loop der eeuwen zoal
UUR
ZAL
DRS.H.DOUMA
VERENIGING
DE
RIJK
GRAVE.
De fonkelnieuwe Wijchense Bibliotheek zal op 28 februari a.s. voor het eerst trefpunt worden voor een bijeenkomst van de historische vereniging Tweestromen l and. Het bestuur van de bibliotheek heeft daartoe welwillend de bovenzaal afgestaan; deze is zowel via de trap als met de lift te bereiken.
-20-
8
HISTORISCHE
VERZORGEN
MAAS
CUIJK
'S A V O N D S
NIJMEGEN
DE LEZING
EN
TWEESTROMEN-
BETREKKINGEN
VAN
IS
VRIJ
OP
WORDT
TUSSEN EN
HET
GEHOU-
TOEGANKELIJK.
geweest zijn tussen de bewoners benoorden en bezuiden de rivier de Maas; hij benut daarvoor de gegevens die voorhanden zijn in het streekarchief, gevestigd in de gewezen garnizoensplaats Grave.
RIJKE BRONNEN Tot het Graafs bezit behoren onder meer het archief van het kapittel St Elisabeth te Grave (Beuningen, Escharen en Niftrïk), de archieven van het Katwijkse en Graafse veer en het familiearchief Walter ( Ba l g o i j en N e d e r a s s e l t ) , om er enkele te noemen
HIT KASTEEL YiS
WUCHEN.
die voor de Maas en Walers interessant kunnen zijn.
zilver is wat zeldzamer. De R. K. Kerk te E wijk heeft een zonnemonsrrans van Christiaan Rijke
KERKSCHATTEN
(1810), die van Overasselt een ciborie van Petrus van de Sanden (1774), terwijl de R.K. Kerk van Wijchen van deze Graafse edelsmid
Dat er relaties zijn geweest met het Land van
Cuijk in het verleden, is benoorden de Maas
twee ampullen (eveneens uit 1774) bezit.
nog vast te stellen aan het kerkzilver, waarvan de herkomst uit de zilvermerken blijkt.
DORPSPLAN WIJCHEN
Bezoekers van de tentoonstelling "Kerkschatten uit Tweestromen land" in 1975 te BenedenLeeuwen weten ongetwijfeld nog dat het groot-
Voor belangstellenden van buiten Wijchen is
ste deel van het R. K. kerkzilver vervaardigd
dat precies aangeeft hisĂŠ de bibliotheek het gemakkelijkst te bereiken is.
is in Boxmeer (ook Land van Cuijk). Graafs
een kaartje vervaardigd, dat op de achterzijde van het Tijdschrift T weestromen l and prijkt en
- 21 -
VERSLAG
ALGEMENE
GADERING IN 1.
2.
3.
4.
5. 6.
OP
D E MEENT
23
vonden. Naar aanleiding hiervan ontstonden bij enkele leden vragen, die door de voorzitter tot genoegen van de stellers en de vergadering beantwoord werden. Dhr. M. Bergevoet mist in de stukken de begroting voor 1977. De penningmeester me j. G.Y.M.KIabbers las deze daarna voor. Daar op de desbetreffende vraag van de voorzitter geen op- of aanmerkingen meer kwamen, kon de voorzitter dit punt als
LEDENVER-
MAART
1977
TE A F F E R D E N
Opening. In zijn openingswoord heette de voorzitter dhr.J, P. v.Wezel alle aanwezigen hartelijk welkom en in het bijzonder pater W.A.Spann, voorzitter van de
HeemkundekrĂŻng De Duffelt. Ingekomen stukken. Verzoek van middelbare scholieren uit Wijchen om documentatie over Tweestromenland. Verder een brief van dhr.Th.W.Derks waarin drie voorstellen worden gedaan welke in het kort hierop neerkomen: I. Werk van de secretaris te verlichten door hulp te bieden eventueel tegen vergoeding. II. Verlichting van de taak van de huidige penningmeesters door een gedeelte van hun taken door betaalde krachten te laten doen. III. Het verzekeren van de bezittingen der vereniging. Deze voorstellen werden door de voorzitter voorgelezen en naar punt 10 van de agenda verschoven om alsdan ter sprake gebracht te worden. Mededelingen. Berichten van verhindering: J.Trijsburg en G. A. A. Rooi jakkers. Verder werd door de voorzitter op de aanwezigheid van de presentielijst gewezen met het verzoek deze te willen tekenen. Verslag van de algemene ledenvergadering te Afferden op 17-5-'76. Na voorlezing door de 2de secretaris werden deze zonder op- of aanmerkingen door de vergadering goedgekeurd. Jaarverslag 1976. Werd na voorgelezen te zijn eveneens goedgekeurd. Rekening, balans en verslag kascommissie 1976. Door omstandigheden konden de jaarstukken niet vooraf in de Nieuwsbrief gepubliceerd worden. De betreffende stukken waren aan de aanwezigen voor de aanvang der vergadering uitgereikt en eerder door de kascommissie in orde be-
7.
8.
9.
10.
afgehandeld beschouwen, waarna hij de kascommissie leden mevr. v. Roosmalen en dhr. Derks dankte voor hun werk. Jaarplan 1977. Na voorlezing hiervan door de voorzitter, stemde de vergadering volledig in met de voorgenomen plannen welke door het bestuur verder uitgewerkt zullen worden en middels de Nieuwsbrief tijdig aan de leden zullen worden doorgegeven. Bestuursverkiezing. Aftredend en niet herkiesbaar was dhr. J.P.M. v. Os. Door het bestuur was kandidaat gesteld dhr. G. A.A.Rooijakkers uit Overasselt. Daar voor de vergadering geen tegenkandidaten gesteld waren, werd dhr. Rooi jakkers bij acclamatie gekozen. Commissies. De voorzitter dankte het scheidende kascommissĂŻelid mevr. v. Roosmalen en stelde voor dhr.H.J.v.Capelleveen te benoemen als lid van de kascommissie voor 1977 en 1978. De vergadering ging hiermede akkoord. Op dezelfde wijze werd dhr. J. v.Dinter benoemd tot lid van de commissie vitrinezorg, die hierin de plaats van dhr.J.Trijsburg gaat innemen. Voorstellen. De voorstellen van dhr.Derks werden door de voorzitter nog ter sprake gebracht. Na enkele overwegingen en suggesties werd door de voorzitter toegezegd deze voorstellen in de bestuursvergaderingen ernstig in overweging te zullen nemen, met de opmerking dat dan aan een contributieverhoging moeilijk te ontkomen zal zijn. Dit zal dan een agendapunt worden voor de volgende algemene ledenvergadering. Dhr. Bergevoet meende de gevraagde hulp van buitenaf te kunnen bekostigen uit de gevormde reserves. Wat
betreft de verzekeringen merkte de alsnog ter vergadering verschenen heer Trijsburg op dat hiervoor al voorlopige inventarislijsten gereed zijn, doch dat deze nog uitbreiding behoeven. Uitbreiding van de archiefcommissie met een lid zou wenselijk zijn. Dhr.J.P.v.Gelder merkte op dat stukken van historische waarde moeilijk te verzekeren zijn vanwege hun onvervangbaarheid. Hiervoor zal uitgezien moeten worden naar een kluis, mogelijk in een of ander leeg komend gemeentehuis. De voorzitter deelde verder mede dat de gewijzigde statuten gereed waren. Daar het gestelde quorum niet aanwezig was, was het niet mogelijk deze door de vergadering goedgekeurd te krijgen. Hiervoor zal opnieuw een bijzondere ledenvergadering opgeroepen worden en wel op 16 mei 1977. Plaats en uur zullen in een volgende Nieuwsbrief bekend gemaakt worden. 11 . Rondvraag. Pater Spann wees op enkele uitgaven van zijn vereniging welke ook voor de leden van Twcostromenland interessant kunnen zijn. Drs.J.G.W.R.Dekkers gaf naar aanleiding van het jaarplan een uiteenzetting van de voorgenomen festiviteiten bij het 100-jarig bestaan der R. K. Kerk te Druten. Hij vroeg in verband hiermede medewerking van de ver-eniging, welke door de voorzitter werd toegezegd, mits het werk onze krachten niet te boven zal gaan. Dhr. Bergevoet zou graag een gedeelte van het reservefonds aangewend willen zien voor de uitgave van de streekhistorische bibliografie weik werk hij graag bij het 15-jarig bestaan der vereniging verschenen zou wil len zien. Mevr.Gennissen uit Beneden Leeuwen biedt haar diensten aan in de vorm van administratieve hulp. 12. De voorzitter sluit te vergadering na iedereen bedankt Ie hebben. Notulist
J.A.Jansen,
OUDE NUMMERS Oude nummers van het Tijdschrift Tweestromen land zijn begerenswaardig geworden. Legio zijn de aanvragen, klein de voorraad. 27 nummers werden uitgebracht, maar alleen de laatste 9 zijn nog verkrijgbaar. Het bestuur o v e r w e e g t die nummers waar de meeste vraag naar is, opnieuw uit te geven. Om de behoefte te kunnen bepalen en een prijs te ramen, verzoeken we ieder die om oude nummers verlegen zit, hiervan de secretaris s c h r i f t e l i j k in kennis te stellen. Gelieve deze kennisgeving te zenden aan het secretariaat van Tweestromenland, per adres Maasdijk 20, Appeltern. Niet voorradig:
"1964, 1967, 1970, 1972, 1974,
nr 1 - 1965, nr 2 - 1966, nr 3 n r 4 - 1968, nrs 5, 6- 1969, nr 7 nrs 8, 9- 1971, nrs 10, 11, 12 nrs 13, 14 - 1973, nrs 15, 16, 17 nr 18.
Leverbaar a Ć&#x2019; 5, - per exemplaar:
T974, nrs 19, 20- 1975, nrs 21, 22 1976, nrs 23, 24 - 1977, nrs 25, 26, 27.
VERSLAG
BUITENGEWONE
VERGADERING IN
OP
16
MEI
LJE_D EN 1977
BENEDEN-LEEUWEN
1. Opening. In zijn openingswoord zei de
voorzitter dat deze buitengewone ledenvergadering werd gehouden in verband met met de definitieve vaststelling van de statuten van onze vereniging. Aanwezig waren 27 leden, inclusief de bestuursleden. 2. Mededelingen. De voorzitter kon mededelen dat de penningen, na een aantal mislukte gietingen, nu op korte termijn
verwacht worden. 3.
Verslag algemene ledenvergadering op 28 maart 1977 te Hernen. Dit werd zonder op- of aanmerkingen goedgekeurd.
Hierna kon de voorzitter de heer W.N. Tuijn, voorzitter van de Archeologische
Aldus goedgekeurd door de algemene ledenvergadering op 16 mei in hotel JurriBnj
Werkgemeenschap Nederland, afdeling
te Beneden-Leeuv/en.
Nijmegen en omstreken, welkom heten.
4. Voorstel contributieverhoging. De vergadering ging akkoord met het voorstel de contributie per l januari 1978 te verhogen tot ƒ 17,50 per jaar, waarvan ƒ5,- gereserveerd zullen worden voor eventueel betaalde hulp. Indien nodig zal het bestuur in een buitengewone ledenvergadering in oktober toestemming vragen voor verhoging tot ƒ 20, -. 5. Statutenwijziging, Vervolgens stelt de voorzitter punt 5 van de agenda aan de orde, te weten: statutenwijziging. De voorzitter deelt mede, dat alle leden tot deze vergadering 14 dagen tevoren zijn opgeroepen en dat in de oproeping is vermeld, dat aan de ledenvergadering zal worden voorgesteld de statuten geheel gewijzigd vast te stellen. Hij deelt tevens mede, dat afschriften van de voorgestelde statuten vijf dagen vóór deze vergadering tot na afloop van de dag waarop deze vergadering wordt gehouden voor de leden ter inzage zijn gelegd ten huize van de bestuursleden van wie de namen en adressen bij de leden bekend zijn. Dat mitsdien aan de vereisten der wet is voldaan, en door de ledenvergadering rechtsgeldig tot statutenwijziging kan worden besloten. Na discussie over de voorgestelde gewijzigde statuten wordt het voorstel tot wijziging in stemming gebracht. Met 27 vóór en O stemmen tegen wordt door de vergadering besloten de statuten der vereniging
geheel gewijzigd vast te stellen, en wel zoals de gewijzigde statuten luiden volgens het hiervoor gemelde afschrift van de gewijzigde statuten, hetwelk voor de leden ter inzage is gelegd. De voorzitter constateert dat meer dan twee/derde der uitgebrachte stemmen hebben gestemd vóór voormelde statutenwijziging, en dat mitsdien door de ledenvergadering is besloten tot statutenwijziging, zoals hiervoor gemeld, welk oordeel van de voorzitter door niemand der aanwezigen wordt betwist. Vervolgens wordt door de vergadering bij meerderheid van stemmen besloten om vorenbedoelde gewijzigde statuten bij notariële akte vast te leggen. De voorzitter en secretaris zullen zich
-24-
hiermee belasten. 6. Streekhistorisch documentatiecentrum. De voorzitter deelde mee, dat het bestuur plannen heeft een streekhistorisch documentatiecentrum in het leven te roepen. De beheerscommissie zou de volgende commissies kunnen omvatten: vitrinezorg, archief, bibliografie. Een dergelijke commissie kan beter werken, geeft meer inzicht, meer controle en biedt meer perspectieven bij aanvragen om subsidies. Waarschijnlijk zullen enkele nieuwe regelingen getroffen moeten worden in het Huishoudelijk Reglement. Leden uit de vroegere commissies kunnen plaatsnemen in de nieuwe commissie. De vergadering ging akkoord. 7. Rondvraag. De heer van de Berk kwam nog even terug op de contributieverhoging. Hij vroeg zich af hoe het bestuur de lopende zaken, waarvan de kosten toch ook aan stijgingen onderhevig zijn, dacht te financieren, als men de verhogingen steeds reserveert? De voorzitter antwoordde, dat de opzet was te reserveren, maar dat de praktijk uitwees, dat de bedoelde reserveringen aangesproken moeten worden onder andere door achterstand van contributiebetalers. Hopenlijk komt hier verandering in door het gebruik van acceptgirokaarten. Tot slot deelde de voorzitter mee, dat me j. G. Y.M. Klabbers, penningmeester, op 18 mei in het huwelijk zal treden met de heer T.Derks. Hierna besloot hij het huishoudelijk deel der vergadering en dankte de aanwezigen voor hun belangstelling. Na de pauze volgde een zeer interessante lezing met dia's door de heer Tuijn over het onderwerp Pre- en Protohistorie van het Land van Maas en Waal. Notuliste F. J. v. Oi jen. Goed te keuren in de algemene ledenvergadering op 9 mei 1978.
DOOR H. KERKKAMP
ïu Uttt?r
Voor Tweestromen land bewerkte publicatie uit het blad van de Oudheidkundige Kring Rheden-Rozendoa l.
OOK
BIJ DE STEENFABRIEKSARBEIDERS TUSSEN MAAS EN
WAAL EEN WELBEKEND EN ONMISBAAR STUK GEREEDSCHAP
Van een Stegenaar (inwoner van De Steeg, red.), die belangstelling heeft voor allerlei oudheidkundige objecten en verschijnselen kregen
we een stukje gereedschap te zien dat voorheen door de arbeiders op de steenfabrieken langs de Gelderse Ussel algemeen werd gebruikt. Uit een soort "feeling" bewaarde hij een exemplaar. Toen hij dezer dagen aan het opruimen was, kwam het hem weer in handen. Van een oom te Rheden, die grindschipper was en in slappe tijden klompen maakte, bracht hij eens zo'n schrabbertje mee, uit afval van peppelhout gesneden. Oom verkocht deze "leuters" aan steenfabrieksarbeiders a 5 cent.
- 25 -
Voor de aardigheid legde hij, onze Stegenaar, het aan een paar oude arbeiders, die op een steenoven gewerkt hadden, voor en vroeg of ze het kenden. Eén hunner riep: "Kijk, daar heb je nog een leuter!" Het is een plat, rechthoekig stukje hout met ronde hoeken en scherpe kanten, aan één zijde lichtgebogen, + 2j x 4 cm, met aan één der hoeken een schuin steeltje. Het geheel is + 12 cm lang. De mannen, die op een steenoven belast waren om met een bats de kipkarretjes met klei te vullen, hadden zo'n leuter in hun broekzak. Af en toe reinigden ze daarmee hun gereedschap - het verlichtte de arbeid - van de aanklevende restjes vette grond. Een soms welkome onderbreking van de zware arbeid. Vielen deze rustpauzes te dicht opeen dan stonden ze te leuteren, lijn te trekken, waarmee geen klei in de kipkar kwam.
Toen we het ons onbekende woord "leuter", waarvan leuteren schijnt afgeleid, in de grote Van Dale nasloegen, bleek deze het te kennen: leutel, leuter, (m) (-s), l . houten schepje voor verschillende doeleinden gebruikt, b.v. tot het schoonmaken van kruiwagens bij graafwerken; 2. (timmerman) maatlatje bij het opspijkeren van de panlatten opeen dak.
EEN TIK LEUTER
MET
DE
Van de bibliothecaris van het Rijksmuseum voor Volkskunde "Het Nederlands Openluchtmuseum" te Arnhem ontving Uw schrijver hierop de volgende reactie: "Hoewel het Woordenboek der Nederlandsche Taal omtrent de etymologie van leuter en leuteren ook niet zeker is, heeft het er toch alle schijn van dat het zelfstandig naamwoord is afgeleid van het werkwoord en niet andersom. Leuteren heeft, kort samengevat, betekenissen als slap, onzeker, (doelloos) heen en weer bewegen, flapperen van zeilen, aarzelen, talmen, haperen, (doelloos) peuteren. In die zin kan het dus gemakkelijk synoniem worden aan lanterfanten. Overal lanterfanten en leuteren mensen wel eens. Om zich een houding te geven neemt men dan wel een stuk gereedschap ter hand, waarmee men aan het nietsdoen de schijn geeft van een-serieuze bezigheid: een schroevedraaier, een verf mes.
De kleiladers op de steenfabriek hadden geen schroevedraaier of verfmes op zak, maar wel een leuter, een houten gereedschapje, waarmee ze een heen- en weergaande beweging langs hun bats maakten om deze te reinigen. Misschien noemden zij dit serieuze karwei wel "leuteren", maar wie dat als synoniem met lanterfanten beschouwde, liep de kans een tik met de leuter te krijgen". Die zou overigens enkel een
vlieg kwaad kunnen doen (schr.). De leuter was vrij algemeen bekend. Ook in het Land van Maas en Waal (meestal van wilgehout, red.) en in Friesland.
- 27-
DOOR W. T. H. VAN DEN DOBBELSTEEN
ly*t t^ffkaf^tit\f GERESTAUREERD MONUMENT TE DRUTEN
Het theekoepeltje, in de volksmond ook wel eens de van Delen-koepel
genoemd, prijkt thans na een grondige restauratie aan de binnendijkse kant van de Waalbandijk te Druten. "De Koepel", zoals hij in de 18de en de 19de eeuw werd genoemd, heeft in de laatste dertig jaren veei moeten "ondergaan", voordat het zover was, dat met de restauratie kon gaan beginnen. Hoewel het er aanvankelijk op leek dat de sloophamer zijn werk moest gaan doen, besefte men bij nader inzien dat een dergelijk oudheidkundig en volkskundig bouwwerkje toch een bepaalde waarde bezit en aldus een blijvende plaats moet hebben en houden in het dorpsgezicht om en nabij de Waalbandijk te Druten. - 28 -
OPDRACHTGEVER
Het gemetselde en gepleisterd geweest zijnd bouwwerk moet in opdracht van een van de van Delens in de 18de eeuw zijn gebouwd. Aangezien ook deze 18de eeuw een periode van honderd jaren telt, is het mogelijk dat een van de "Heren van Delen", die leefden tussen 1700 en 1800, de bewuste opdracht kan hebben verstrekt tot de bouw van het theekoepeltje aan de Waalbandijk. De mogelijkheid is daarom niet uitgesloten dat dit eventueel een van de hierna genoemde personen geweest kan zijn:
VAN
DELEN
Steven van Delen tot Druijten , die in 1684 huwde met Jeanette van der Molen, dochter van Johan van der Molen, in l 680 Heer van Druten. Voornoemde Steven overleed op 10 juli 1716. Hij werd opgevolg door zijn zoon Jan Hendrik van Delen , geboren in 1694 en overleden in 1733. Jan Hendrik had een zoon Steven van Delen, die in de periode 1733 tot 1790 "het heft" in handen kreeg (de mogelijke opdrachtgever). Na hem kwam Nicolaas Jan Hendrik van Delen, 1790 - 1793, een broer van Steven van Delen. Deze Nicolaas overleed op 11 september 1793. Hierna, tot 1796 is er een leemte; in dat jaar werd wederom een Stephen van Delen geboren. Dit was vermoedelijk een zoon van een zoon van Steven van Delen (1733 - 1790) of een zoon van een zoon van Nicolaas Jan Hendrik van Delen (1790 - 1793).
- 29-
HET UITZICHT VAN DE BARON
Men gebruikte het koepeltje als theehuisje. Van daaruit had men een een prachtig uitzicht op de rivier de Waal en de omgeving rond de
Waalbandïjk. Zo zag men waarschijnlijk ook het veerpontje, later genaams "Druten op hoop van zegen" (1891) van de ene oever van de Waal naar de andere oever varen. Laatstgenoemde Stephen van Delen was van beroep landeigenaar en assessor (wethouder) van de gemeente Druten. Hij was gehuwd met Johanna Geertruida Convent, geboren in 1805. Stephen Baron van Delen, zoals hij officieel staat vermeld in stukken, had vier kinderen, t,w.: a. een zoon, geboren 29 november 1834, Jan Hendrik Lodewïjk; b, een dochter, geboren 3 juni 1837, Joanna Catharina; c. een zoon, geboren 3 april 1839, Nicolaas Hans Willem; d. een dochter, geboren 9 januari 1842, Joanna Stephana. Volgens gegevens van de Volkstelling van 1849 woonde de familie van Delen in Wijk D in pand nr. l te Druten (Heersweg 26, "Delenoord"). Vanaf het bewuste Delenoord liep destijds achter het terrein van Boldershof, waar thans die zogeheten "oud bouw" (voorlopig nog) staat, een pad naar de Boterdam (Veerstraat). Dit pad heeft waarschijnlijk gediend om de familie van Delen een kortere weg te bieden van huis naar het koepeltje. De naam van dit pad zegt hierover al genoeg: "Delenspad". Deze naam is tot op de dag van vandaag nog steeds bewaard gebleven voor het pad dat door het "Waalbandïjkparkje" loopt.
-30-
VAN LIEVERLEDE IN VREEMDE HANDEN
In 1872 ging het eigendom van het koepel t je over naar de tweede zoon, Jonkheer Nic. H.W. van Delen, die gehuwd was met Cornelia Maria Elisabeth Catharina Wilhelmina Hermsen. Volgens de aantekeningen in het kadaster moest de toenmalige eigenaar van het koepeltje jaarlijks een bedrag van 23 cent betalen aan dijk-
en polderlasten (1887). Na het overlijden van Jonkheer Nic. H.W. van Delen, op 23 februari 1889, ging het eigendom over naar zijn echtgenote, de weduwe C.M. E.C.M, van Delen - Hermsen en vanaf 1892 tot 1912 was een zekere Mr. J.F.A. Hermsen, van beroep kantonrechter, eigenaar. Dit echter wel samen met zijn broer, een gepensioneerd ambtenaar van Invoerrechten en Accijnzen. Van 1912 tot T941 was het laatstgenoemde alleen, die eigenaar was en in 1941 werd het J.H. Maan en consorten. J.H. Maan was eveneens gepensioneerd ambtenaar en woonachtig te Amsterdam. Dit eigenaarschap duurde tot 1952. Toen werd het koepeltje door de N.V. Scheepswerf Janssen te Druten gekocht. Het was toen al in verre staat van verval.
-31 -
RESTAURATIE
Bij raadsbesluit van 26 augustus 1969 kocht het gemeentebestuur van Druten het bouwwerk met de bedoeling het te restaureren onder supervisie van architect W. A. Heineman te Velp. Met de restauratie werd gestart in de winter (december) van 1970 en geschiedde door Aannemingsbedrijf J.Th. Baars uit Druten. Deze duurde ongeveer elf maanden, waarna het theekoepeltje (Waalbandijk 184) werd verhuurd aan iemand, die het in gebruik heeft als atelier en verblijfsruimte.
Wanneer men thans over de Waalbandijk komt, ziet men het prijzenswaardige resultaat van jarenlang werk tot behoud van dit monument dat in zijn oude glorie is hersteld op zijn aloude plek aan en in de dijk. Bron:
Gemeentearchief Druten.
-32 -
HET ST ADELBERTSTIFT TE AKEN EN HET VERLOREN BEZIT IN HET GELDERSE RIVIERENGEBIED
uprirnnkfn gofรถrrpn? DOOR
C P.J. VAN
KOUWEN
Het was in de Middeleeuwen een gebruikelijke zaak dat koningen en keizers tot meerdere eer en glorie van God of van zichzelf, dat is niet altijd even duidelijk, her en der kerken en kloosters stichtten.
- 33-
STICHTING IN NEVELEN
Zo ontstond ook rond het jaar 1000 in Aken het St Adelbertstift. Wanneer precies, weten we niet zeker. Dat vormt in de rijke historie van deze stad een nog altijd niet geheel opgelost probleem. Was keizer Hendrik II alleen de stichter, of voltooide hij maar wat zijn voorganger Otto III reeds begonnen was? Dat is het punt waar het om gaat. Oorkonden die in deze kwestie klaarheid zouden kunnen verschaffen, bestaan niet meer. Alle nog aanwezige oorkonden die betrekking hebben op de ontstaansgeschiedenis van het St Adelbertstift zijn van Hendrik II uitgegaan. Slechts één oorkonde uit 1018 spreekt van een stichting door Otto III 1).
GELDERSE GOEDEREN
Van Otto III is in ieder geval wel bekend dat hij voornemens was een Benedictijner nonnenklooster te stichten op de Luisberg bij Aken. Dit klooster had de nog jeugdige keizer in 999, kort voor zijn onverwacht overlijden in 1001, rijkelijk met goederen begiftigd 2). In de fundatieoorkonde, die dateert van 27 oktober 997, worden deze voor een groot deel in het Gelderse rivierengebied gelegen goederen opgesomd. Hierin komen wij de volgende, ons niet onbekende plaatsnamen tegen: Veldericke (Varik), Leidon (Lede of Lienden), Umeron (Ommeren), Dheste (Deest) en Maldericke
(Maurik) 3). Deze goederen waren aan Otto III geschonken door Alda, de weduwe van graaf Wildergeld. Varik was een oud koningsgoed dat Otto l rond 970 op voorspraak van Everaker (= Euraclus of Eraclius), de 45ste bisschop van Luik 4), aan graaf Wildergeld geschonken had. In de schenkingsoorkonde wordt verder nog gezegd dat de "curtis" Veldericke gelegen was in het graafschap van Ansfried 5) (= Ansfridus of Aufridus), die vóór zijn verheffing tot bisschop van Utrecht, de 18de 6), graaf van Teisterbant was. Teisterbant besloeg een gebied dat globaal genomen tussen Tiel en Gorkum lag en tussen de Lek en de Maas 7). Het een en ander stemt overeen met de ligging van het huidige Varik.
KONINKLIJK GEBAAR
-34-
Op 7 juli van het jaar 1005 schonk Hendrik II de geestelijkheid van de nieuwe, zo voor het eerst genoemde St Adelbertkerk een tiende van de koninklijke inkomsten van het eiland Walcheren, van Goslar, Dortmund en de kapellen te Ingelheim en op de Luisberg samen met de goederen die Otto III van de weduwe Alda ontvangen had 8). Men veronderstelt dat Hendrik II door zo te handelen in ieder geval een van de stichtingen van Otto III voor de toekomst veilig wilde stellen. Met de bouw van het Benedictijner nonnenklooster was men blijkbaar nog niet begonnen. Dit zou dan ook pas 200 jaar later tot stand komen 9). De opbrengsten van genoemde goederen en tienden zouden, zoals In de Middeleeuwen gebruikelijk was, dienen voor het onderhoud van de geestelijken en tevens voor de verdere bouw en verfraaiing van de stïftskerk.
BONINGE VAN PROOST
DE
De eerste twee eeuwen van het bestaan van het stift blijken de goederen in het Gelderse rivierengebied goed gefunctioneerd te hebben. Na enige tijd kwamen er nog enkele bij zoals Mook, Hedickhuysen en Strijen 10). Proost Dietrich schonk in 1100 een goed in Boninge, met welke plaatsnaam Beuningen bedoeld kan zijn. De 'juistheid van een en ander wordt echter betwijfeld, waarover later
meer 11).
IN
PART1BUS
INFERIORIBUS
In het jaar 1222 bevestigde keizer Hendrik VII het Adelbertstift nog eens in al zijn bezittingen en privileges. Uit de betreffende oorkonde blijkt dat "Vmere, Maldrike, Diest et Valdrike" gelegen zijn "in partibus inferioribus", dat wil zeggen in het laaggelegen land 12). De indentificatie van de plaatsnamen zoals die hiervoor
gegeven is, wordt hierdoor nog eens bevestigd.
WEDIJVER EN WATERSNODEN
Door allerlei interne moeilijkheden kwam er in de loop van de
13de eeuw een einde aan de grote bloei die het stift vanaf het begin gekend had. Er rezen problemen met het stadsbestuur over de rechten die het stift in Aken had, maar het ergste was wel de
onenigheid tussen de kanunniken onderling over de inkomens, plichten en regels. Hierdoor kwam vooral het beheer over de veraf gelegen goederen in het gedrang. Daar kwam nog bij dat de
goederen in het Zuidhollandse en Gelderse rivierengebied in die tijd veel last hadden van overstromingen 13). De eerste vermelding hiervan komen we tegen in 1189. Er werd toen een overeenkomst gemaakt door de proost en de kanunniken van het stift voor een betere verdeling van de inkomsten uit Ommeren, Deest en Varik, wanneer men daar van het water te lijden heeft 14). Deze overeenkomst zou wel eens verband kunnen houden met de rivieroverstromingen van het jaar 1183. In de annalen van de Egmondse abdij wordt namelijk vermeld dat in de maand juli van dat jaar de rivieren als gevolg van zeer zware regenval buiten hun oevers traden. Al het gezaaide werd vernietigd, dorpen werden verwoest en er ontstond een grote hongersnood, zodat veel mensen hun woonplaatsen moesten verlaten en naar elders wegtrokken. Andere bronnen zeggen ons dat in de jaren die hierop volgden tot het begin van de 13de eeuw er in het Duitse Rijn- en Belgische Maasgebied verschillende overstromingen plaatsvonden. Deze zullen toen ongetwijfeld ook hun weerslag in ons rivierengebied gevonden hebben 15).
"RUILVERKAVELING"
Ter voorkoming van verdere moeilijkheden in de toekomst werd door koning Frederik II in 1220 aan de proost van het St Adelbertstift toestemming verleend om verafgelegen bezittingen uit te wisselen tegen andere die meer in de nabijheid lagen 16). Van deze mogelijkheid is echter toen geen gebruik gemaakt.
-- 35 -
BODEMGESCHIEDENIS
Intussen nam het aantal overstromingen steeds meer toe 17). Mede als gevolg hiervan heeft bijvoorbeeld de Waal door uitschuring veel land doen verdwijnen. Zelfs zijn hele stukken van de oude woonkernen weggeslagen. Hierdoor staan de oude dorpskerken van bijvoorbeeld Winssen, Wamel, Hien en Dodewaard in of aan de Waaldijk. Van Deest rijn ook grote stukken buiten de oorspronkelijke bekading terecht gekomen. De archeologie die vaker met sprekende feiten komt daar waar de geschreven bronnen zwijgen, toont aan dat middeleeuwse bewoningslagen van plaatsen als Deest, Druten en Winssen, die uit de 9de tot de 13de eeuw dateren, "begraven" liggen onder jongere afzettingen en overs l opgronden 18).
GOED VERLOREN, AL VERLOREN
Uit een en ander blijkt wel dat de rivieren in die tijd erg actief waren. Bij nieuwe overstromingen die rond 1420 het rivierengebied teisterden, liepen de stiftsgoederen weer ernstige schade op. Het ziet er naar uit dat vanaf die tijd de goederen en rechten van het verafgelegen stift, dat het ook toen weer eens erg moeilijk met zichzelf had, voorgoed waren "weggespoeld" en als geheel verloren
kunnen worden beschouwd 19). o< _
VERDUISTERING Toch vragen we ons af of het verlies van deze goederen niet BINNEN HET KAPITTEL meer een kwestie van slecht beheer, als gevolg van de grote afstand en de interne conflicten, geweest is dan verwoesting door de watenwolf. Bekend is dat proosten van dergelijke kapittels, die de verantwoordelijkheid in dit soort zaken droegen, vaak een volslagen zelfstandig bestaan leidden en soms zelfs geen geestelijke waren. Dit had in 1189 ook al bepaalde problemen gegeven. Hun doen en laten was voor een kapittel vaak niet te controleren. Eventuele verkoop van goederen, misschien wel ten eigen bate, vond buiten het kapittel om plaats. Dit laat natuurlijk geen sporen na in de archieven.
XANTENS KAPITTEL HANDHAAFDE POSITIE
Dit alles in tegenstelling tot het dichterbij gelegen kapittel van St Victor te Xanten, dat door dezelfde moeilijkheden en rampen getroffen werd. Het kon door een beter bestuur en een goede organisatie deze problemen overwinnen en bleef, ondanks alle overstromingen, grootgrondbezitter in Maas en Waal. Hetzelfde kan gezegd worden van het bisdom Utrecht ten aanzien van diens bezittingen in de Betuwe. Wel liepen de inkomsten aanzienlijk terug.
- 37-
Het St Adelbertstift had, met de toestemming van koning rreaerik II uit 1220 om goederen te ruilen, er beter aan gedaan ernst te maken met de ruil van grond. De Benedictijner abdij van St Quentin in Noord-Frankrijk slaagde er wel in om bezittingen, o.a. gelegen in Deest en Rinderen, over te doen aan het Xantens kapittel. Dit gebeurde in het jaar 1212 20). (Slot volgt).
Noten
1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8)
9) 10)
Gotzweiler, blz. 68-69. Gatzwei Ier, blz. 71. Sloet, no. 118; Menthen, blz. 407; Gatzweiler, blz. 71-72. Rotthoff, blz. 98, 138; Muller, no. 38. Schutjes, l, blz. 151. Schutjes, l, blz. 151. Bijpost, blz. 24. Menthen, blz.407; Gatzweiler, blz. 7172. Gatzweiler, blz. 70. Menthen, no. 175-177.
11) Menthen, blz. 408. 12) Menthen, no. 182. 13) Gatzweiler, blz. 75 e.v. 14) Menthen, no. 172; Sloet, no. 375. 15)Gottschalk, blz. 119-121, tabel IV; zij noemt de oorkonde van 1189 niet! 16) Menthen, no. 179. 17) Gottschalk, tabel VI en VII. 18) Pons, blz. 59; Van Kouwen, blz. 12; Van Heiningen, blz. 191 e.v. 19) Gatzweiler, blz. 90. 20) Sloet, no. 434.
Geraadpleegde werken A.C.J. Bijpost, Teisterbant, in: Mededelingen van de Historische Kring West-Betuwe, jg. 4, no. l, febr. 1976, blz. 21-27. Hubert Gatzweiler, Das St.Adalbertstift zu Aachen, in: Zeitschrift Aachener Geschichtsvereins,
jg. 1929. Dr.M.K.E. Gottschalk, Stormvloeden en rivieroverstromingen in Nederland, dl. l, Assen 1971. H. v.Heiningen, De historie van het Land van Moas en Waal, Zaltbommel 1965. C.P. J. v. Kouwen, Middeleeuws aardewerk uit het Land van Maas en Waal, in: Westerheem, jg. XXV, no. l, 1976, blz. 12-16. A.J.Maris, De reformatie der geestelijke en kerkelijke goederen in Gelderland, Den Haag 1939. Erich Menthen, Aachener Urkunden 1101-1250, Bonn 1972. Dr mr S. Mul Ier en dr A.C. Bouwman, Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301, Utrecht 1925. Emil Pauls, Vereinbarung der Proptes Peter b Beek und der Kapitels des St Adelbertstift in Aachen mit dem Orde der Christlichen Miliz Aachener Vorzeit, 1906. L.J. Pons, De geologie, de bodemvorming en waterstaatkundige ontwikkeling van het Land van Maas en Waal en een gedeelte van het Rijk van Nijmegen, Wageningen 1957. Guido Rotthoff, StudiĂŤn zur Geschichte des Reichsguts in Nieder-Lotharingen und Friesland wahrend der Sachsisch-salische Kaiserzeit, Bonn 1953. L.A.J.W.Sloet, Oorkondenboek van het hertogdom Gelre en het graafschap Zutphen, 1872-76.
- 38 -
AFBEELDINGEN Blz. 1. 6. 7. 9.
Houtgravure van de onthoofding van de gebroeders Batenburg, uit één v. d. werken van P.Bor. Reeds vermeld blz. 7. Reeds vermeld. Kopergravure van Egmond, uit: Ernesto Eremundo Frïsïo, .Orïgo & Historia Belgtcorum, Leiden 1619; blz. 211. 10, Kopergravure van Horn, a,v., echter blz. 214. IK Ets van de onthoofding von de gebroeders Botenburg, uït: F.Hogenberg, Historieplaten. 12. Kopergravure van Al va, a. v. bij 9 en 10, echter blz. 190.
13. Reeds vermeld. 15. 18. 19. 21, 25. 26. 27. 28. 29.
30. 31. 32. 33. 36. 37.
Reeds vermeld. Kopergravure Tfel, uit: A.v.SMchtenhorst, Geldersche Geschiedenissen. Kopergravure Tïel, a.v. Gewassen pentekenïng Dreumel, part. col l. Houtgravure kasteel Wijchen, uit: Katholieke Illustratie, (?), vervaardigd door Walter. Reeds vermeld. Reeds vermeld. Reeds vermeld. Theekoepeltje aan de Waalbandijk te Druten, afgebeeld met toestemming Fa.J.v,d.Donk, Dr. Theekoepeltje 3.10.1963, Gelderlander, editie Maas en Waal. Idem d.d. 23.].1970. Wapen van Van Delen, uit: Mr.W. J.baron d'Ablaïng van Giessenburg, De ridderschap van het Kwartier van Nijmegen, 's-Gravenhage 1899. Theekoepeltje 19.3.1971, Gelderlander, ed,M&W. Idem d.d. 14.7.1971. Theekoepeltje dec. 1977, foto Jacq.v.Oss, Druten. Windvaan van het theekoepel t je, a.v. bij 31, Kerk St.Adelbert te Aken, foto C.P,J.van Kouwen, Nijmegen, d.d. augustus 1976. Oude kerktoren en andere bebouwing te Wrnssen aan de Waalbandijk, foto J.R.Vïsker, Beunïngen en L.v.Haren, Wijchen. Kapittelkerk te Xanten voor de verwoestingen in de laatste Wereldoorlog, Gelderlander M&W.
R U I L BEURS——————————Hef bestuur van de vereniging Is voornemens ïn de maand april een ruilbeyrs te organiseren voor leden en overige belangstellenden. Naast prentbriefkaarten en ander topografisch materiaal, zijn er tal van andere zaken die mensen verzamelen. Om een idee te krijgen van de te verwachten belangstelling, juist van de verzamelaars, verzoekt het bestuur
iedereen die voor dit plan voelt, contact op te nemen met één van de bestuursleden.
-39-