'l. MAAS ' EST- WAALS
i- -
NUMMER 28:
MEI 1978 . _
TIJDSCHRIFT
VOOR
STREEKGESCHIEDENIS
TWEESTROMENLAND
Het tijdschrift Tweestromenland verschijnt zo mogelijk viermaal per jaar en wordt aan de leden van. de Historische Vereniging gratis toegezonden. Oplage: 1500 stuks.
Contributie
Kopij:
leden:
De contributie voor 1978 bedraagt minimaal ƒ 15,-, naar verkiezing ƒ'20,-, ƒ 25,-, ƒ 50,-, ƒ100,-, ƒ250,-, uitsluitend te voldoen door storting op giro 2622 012 t.n.v. penningmeester Vereniging Tweestromenland, p/a Zevengeversstraat 6, Druten. Lidmaatschap: Het lidmaatschap geeft recht op gratis toezending van het tijdschrift en de nieuwsbrief en op deelname aan excursies en reizen, bovendien toegang tot lezingen, tentoonstellingen, dia-avonden enz.
Kopij dient getypt, gedateerd en ondertekend te worden toegezonden aan de redactie, p/a Uilengat 4, Bergharen. Kan een bijdrage niet in machineschrift geleverd worden, dan gaarne in een duidelijk leesbaar handschrift. Afbeeldingen moeten, indien men ze terug wil hebben, aan de achterzijde voorzien zijn van naam, adres en woonplaats van de bruikleengever.
Administratie: Zevengeversstraat 6, Druten; voor opgave van nieuwe leden, adresveranderïngen en eventuele opzeggingen (voor l december van het lopende verenigingsjaar).
E re - l i d :
INHOUD
H.van Heiningen, benoemd 2 mei 1969.
Blz.
Bestuur: J.P.v.Wezel (voorzitter) kerkstr.7. Alphen; Jac.Tnjsburg (secr.) maasdijk 20, Appeltern; Mevr.G.Y.M.Derks- Klabbers (penningmeester) Zevengeversstraat 6, Druten; J.A.v.Gelder (vice-voorz.) uilengat 4, Bergharen; J.A.Jansen (2de secr.) aalsburg 17-60 Wijchen; G.F.Kaiser (2de penn.) hogestr.98, Druten; J.v.Dinter, rooysestr.23, Dreumel; H.v.Leeuwen, rooysestr.Bla, Dreumel; mej.F. J.v.Oijen, molenstr.54, Boven-Leeuwen; G. A. Rooi jakkers, kon.wilhelminastr.22, Overasselt; J.R.Visker,v.heemstraweg 50, Beuningen. Losse
nummers
tijdschrift:
Nrs 19 t/m 28 voorradig, ƒ5,- per stuk. Te bestellen door storting op ons gironummer.
-2-
3. DrsH.Douma, De betrekkingen tussen het Land van Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen met de stad Grave en het Land van Cuïjk (serie: Maas en Waalse relaties). 14. Prof.dr W.F.Wertheïm en mr dr A.H. Werthelm-Gijse Weenink, Een straatnaam na bijna twee eeuwen. 19. C.P.J.van Kouwen, Verdronken goederen? /Het St.Adelbertstift te Aken en het verloren bezit in het Gelderse Rivierengebied (tweede helft). 23. BUSREIS ZATERDAG 3 JUNI 1978. 25. Behoud Appelterns Stoomgemaal. 26. JAARVERGADERING 30 MEI 1978. 27. Noordbrabants Museum, Het kind ïn de wieg, 28. M. Bergevoet, Strenge winter met overstroming. : 29. A.J.van Koolwijk, Huis Doddendaal te Ewijk. 47. Lijst van afbeeldingen.
Streekarchief Bommelerwaard
NUMMER 28
1978
ZLweeetromenlanb MAAS
EN WAALS
TIJDSCHRIFT VOOR
STREEKGESCHIEDENIS
Redactie: Jan van Gelder; Huub van Heiningen; Jac. Trijsburg; Hugo van Capelleveen, ad hoc. Martin Berge voet, ad hoc.
DE BETREKKINGEN TUSSEN HET LAND VAN MAAS EN WAAL EN HET RIJK VAN NIJMEGEN MET DE STAD GRAVE EN HET LAND VAN CUIJK
maafi ?n waalH? relatie DOOR DRS. H. DOUMA
Het Land van Cuijk kende in prehistorische tijden al een vrij dichte bewoning met nederzettingen te Escharen, Cuijk, Haps, Boxmeer, Vierlingsbeek en Overloon. Van nog groter belang was het spoor, dat de Romeinen nalieten langs de weg naar het zuiden van Nijmegen naar Blerick. Opgravingen te Cuijk brachten een Romeins legerkamp aan het licht. Uit de Frankische tijd weten we daarentegen zeer weinig.
Ook het tijdperk van Karel de Grote met zijn gouwvorming blijft voor ons vaag. Uit de namen van heiligen, die patroon werden, kunnen we ongeveer afleiden dat de Sint Maartenskerk van Cuijk uit de 9de eeuw moet stammen en dat de Sint Petruskerk van Boxmeer van iets jonger datum is. Toen de omvang van de dekenaten omtrent het jaar 1000 een vastere vorm kreeg, maakte het Land van Cuijk deel uit van het uitgestrekte aartsdiakonaat Kempenland van het bisdom Luik. Het dekenaat Cuijk had eveneens een grote omvang en besloeg het gebied langs de Maas vanaf Blerick tot en met het latere 's-Hertogenbosch. Hieruit kunnen we concluderen dat de kerk van Cuijk een centrale plaats innam, misschien samenhangend met de komst van de heren van Cuijk.
- 3-
HEREN VAN CUIJK
Het schijnt dot de heren van Cuijk van oorsprong uit het oude graafschap van Teisterbant komen met als haard de plaatsen Malsen en Meteren. Het werk van dr Jan Wap licht ons hierover uitvoerig in, zij het dat we vooral de oudste geschiedschrijving kritisch dienen te lezen. Met smart wachten we intussen op het verschijnen van een publikatie van de heer Coldewey. De heren van Cuijk moeten zich ongeveer in de llde eeuw in of bij Cuijk hebben gevestigd. Vanwege een gedeeltelijke verlegging van de bedding van de Maas en grondige verwoestingen is tot nu toe geen spoor van dit bouwwerk teruggevonden. De heren van Cuijk stonden aanvankelijk rechtstreeks onder de keizer. Op den duur konden ze zich niet handhaven tegenover de opkomende hertogen van Brabant en de graven van Gelre en Holland. Leden van het geslacht van Cuijk waren verwant aan het geslacht Amsberg, leverden bisschoppen aan de zetels van Luik en Utrecht en bekleedden het burggraafschap van Leiden. Zij waren verwikkeld in de moord op graaf Floris V, vochten bij Weeringen in 1288 en bij Kortrijk in 1302, en vertoefden regelmatig bij de koning van Engeland. Na een verloren oorlog tegen de Hollanders verplaatsten ze hun residentie van Cuijk naar een plek, waar spoedig de stad Grave zou ontstaan. Omtrent 1140 bouwden ze een kasteel aan de monding van de rivier de Raam bij de Maas. Toch vernemen we zeer weinig van de bescheiden nederzetting rondom deze burcht. We kennen een stadsrecht van 1233 of 1234 in een 14e eeuws afschrift, hetgeen echter niet op ons Grave
maar op het Waals-Brabantse Grez betrekking heeft. Graafse schepenen komen we voor het eerst tegen in het jaar 1254 in het Cartularium van de Betuwse abdij Marienweerd, die onder Mill en Escharen rijke goederen bezat. Van alle heren en vrouwen van Cuijk geniet Jan van Cuijk, regerend van (1254) 1265 tot 1308, de grootste bekendheid.
- 4 -
Hij ommuurde de stad Grave en begiftigde het in 1290 gestichte gasthuis van Sint Catharina met de helft van de novaaltienden door het gehele Nederambt van het Land van Cuijk in het jaar 1294, terwijl de andere helft ten deel viel aan de pastoors van Cuijk, Beugen, Boxmeer en Sambeek.
GRAAFSE GASTHUIS
Het Graafse gasthuis verwierf in de loop der eeuwen steeds meer tienden van gronden die tot ontginning werden gebracht. Daarnaast schonken velen geld, goederen en renten weg aan deze charitatieve instelling voor de armen. Zodoende beheerde het gasthuis uiteindelijk een uitgebreid goederenbezit, liggende onder Grave, Escharen, Gassel, Cuijk, Beers, Linden, het Hollanderbroek, Wanroy, Mill, Velp, Reek, Herpen, Zeeland en ook bescheiden over de Maas, zoals te Balgoy, Keent, Over-en Nederasselt en Bergharen. Het zeer rijke gasthuisarchief is nagenoeg ongeschonden bewaard gebleven. Ongeveer 1500 perkamenten met meestal gave zegels maken er de trots van uit. Na het archief van de Bossche gasthuizen komt dat van het Sint Catharina-gasthuis te Grave in de provincie Noord-Brabant bij instellingen en stichtingen op de tweede plaats. Het mag een wonder heten dat dit archief, waarvan de rekeningen beginnen bij 1447, zo gaaf is gebleven, ondanks het feit dat bij de belegering van 1674 geheel Grave in puin werd geschoten, ja dat toen zelfs de kapel van het gasthuis verwoest werd.
KAPITTEL ELISABETHSKERK
Op het einde van zijn leven stichtte heer Jan van Cuijk in het jaar 1308 een kapittel bij de Graafse Elisabethskerk, bestaande uit zes kanunniken en een kapitteldeken. We weten niet wanneer de Sint Elisabethskerk gebouwd is. Laten we het maar houden op de periode 12601300. Van deze romaanse kerk is bijna niets meer over. Alleen enig muurwerk, aangetroffen bij de huidige restauratie, getuigt hier nog van. Het grootste deel van de tegenwoordige kerk is van de jaren 1505-1516 en van het midden van de 16e eeuw. Door een gelukkig
- 5-
toeval was de gemeente Grave in het voorjaar van 1977 in staat het nog bij een particulier berustende archief van het Graafse kapittel aan te kopen, bestaande uit een dertigtal charters, beginnende met de stichtingsakte van 1308. Hierin schenkt Jan van Cuijk aan het kapittel goederen onder meer gelegen bij Tiel. Ook maakt de oorkonde melding van een rente van 3 malder haver en 3 malder rogge uit de goederen van Schoneberghe onder Overasselt. We zien hier dus dat Jan van Cuijk nog een sterke band had met het gebied noordwaarts van de Maas gelegen.
BRABANT EN GELRE
- 6-
De heren van Cuijk zijn in de 14e eeuw niet meer opgewassen tegen de toenemende invloed van Brabant en Gelre. In 1323 geeft heer Otto het Land van Cuijk in leen aan de hertog van Brabant, waarna deze alles weer aan Otto in leen geeft. De tanende heren van Cuijk wenden zich meer naar de heerlijkheid Hoogstraten en komen geheel in Brabants vaarwater. Tenslotte doet vrouwe Johanna van Cuijk in 1400 afstand van het merendeel van het Land van Cuijk en de stad Grave ten behoeve van de opkomende hertog van Gelre, heer Willem van Gulik. Wel blijft een hoger leenverband met Brabant bestaan. Tot het jaar 1471 is het dan allemaal Gelre in het Land van Cuijk. De belangrijkste oorkonden en privileges, berustend in het archief van het klooster Sint Agatha en het Graafse stadsarchief zijn uitgevaardigd door Gelderse hertogen en voorzien van hun hertogelijk zegel in rode was. Vooral hertog Arnoud van Gelre resideerde dikwijls op het kasteel te Grave. Toen hij in meningsverschil lag met zijn zoon, ontvoerde deze zijn vader in
een koude januarinacht van het jaar 1465. Na zijn dood kreeg hertog Arnoud een groots grafmonument in de Elisabethskerk. Helaas viel dit ten offer aan het bombardement door de Fransen in 1794, maar enkele jaren daarna richtten bestuurders van de Bataafse Republiek in de z i j muur van het koor een nu nog aanwezig zijnde gedenkplaat op.
SLAG BIJ NIFTRIK
De stad Grave balanceerde steeds tussen de hertogdommen Brabant en Gelre. In 1386 belegerden de Brabanders de stad en twee jaar later, in 1388, rukten Brabanders gesteund door Franse hulptroepen op naar het noorden om Gelre te veroveren. Dit leger werd echter verpletterend bij Niftrik verslagen door hertog Willem van Gulik. Uit dankbaarheid richtte deze in 1392 aldaar een kapel op, gewijd aan Sint Victor. Het was de gewoonte dat een monumentale kerk een kapittel kreeg. Boven zagen we al dat Jan van Cuijk in 1308 zulk een kapittel aan de
Graafse Sint Elisabethskerk verbond.
NIFTRIK EN BEUNINGEN IN HET GRAAFS KAPITTEL
Daar hertog Arnoud de stad Grave steeds goed gezind was, deed hij in 1438 pogingen om het Graafse kapittel zijn hertogelijke kapel te Niftrik toe te schuiven. Ook toen maalden administratieve molens langzaam, zodat paus Nicolaas V pas bij bulle van l februari 1451 de kapel van Niftrik, tegelijk met de kerk van Cosmas en Damianus te Beuningen bij het Graafse kapittel incorporeerde. Deze bul berust nog in het
Graafse kapittelarchief met enkele andere perkamenten betreffende Beuningen en Niftrik. Er schijnen rond de eeuwwisseling een paar oorkonden betreffende Niftrik aan de pastoor aldaar te zijn gegeven. Het kan - 7-
zijn dat deze in de jongste oorlog verloren zijn gegaan. Maar in ieder geval, door een toeval bevinden zich nog steeds een achttal oorkonden
betreffende Beuningen en Niftrik in het archief van het Graafse kapittel, thans eigendom van de gemeente Grave. We vernemen hieruit, dat Gerardus Koenen in 1458 rector was van de kapel van Niftrik, tegelijk
met zijn Graafse kanonikaat. In 1490 wordt deze pastoor van Escharen. De Escharense kerk was intussen eveneens in 1486 in het Graafse kapittel geĂŻncorporeerd. Onduidelijk is hierbij wel, dat kanunnik Koenen dan deel uitmaakt van het kleine kapittel van Sint Joris op het kasteel te Grave. De stad was twee kapittels rijk. Dat van Sint Joris echter was vrij onbeduidend en archivalia zijn ons bijna niet overgeleverd.
Een andere oorkonde licht ons in over een geschil tussen Karel de Stoute als collator van de kerk van Beuningen en hertog Adolf van Gelre in 1475. De grote hertog wilde na de dood van pastoor Hubertus van Zandwijck heer Syrnon Godefridi als opvolger, terwijl de vasalhertog heer
Everhardus de Heringhen voordroeg. Natuurlijk trok het machtige bestuursapparaat van Karel de Stoute aan het langste eind; door toedoen van de kapitteldeken van Grave en de officiaal van Xanten wordt Symon pastoor van Beuningen.
BEUNINGEN NAAR HET NIJMEEGS KAPITTEL
De kerk van Beuningen schijnt omtrent 1480 geĂŻncorporeerd te zijn geworden in het kapittel van de Sint Stevenskerk te Nijmegen. Aldaar had Catharina van Bourbon een kapittel gegrondvest, dat pas na jaren na veel moeite van de grond kwam. Ook de kerken van Cuijk en Ewijk werden in dit Nijmeegse kapittel betrokken. Het grotendeels verloren gegane archief licht ons nogal slecht over deze zaken in. De Beuningse pastoor van Zandwijck wordt nog een paar keer genoemd in stukken van het klooster Sint Agatha in verband met beleningen van goederen van dit klooster op het Stevenskerkhof te Nijmegen. De kapel van Niftrik wordt nog in een rentenboekje van omtrent 1560 bij het Graafse kapittel vermeld. Ook lezen we daar van de Strijdkamp en van enkele goederen gelegen onder de Teers.
GRAVE EN ORANJE
Ten tijde van Karel de Stoute werden de stad Grave en het Land van Cuijk tot de administratie van 's-Hertogenbosch gerekend. Doch in 1485 plaatste keizer Maximiliaan Grave en Cuijk rechtstreeks onder zijn gezag. Lang duurde dit niet, want Maximiliaan verkeerde meestal in grote geldnood, zodat al in 1496 een verpanding plaats had aan Cornelis, heer van Zevenbergen. Na een lossing volgden hierna verpandingen van de stad Grave en het Land van Cuijk aan Floris van
Egmond, diens zoon Maximiliaan van Egmond en in 1559 aan Willem van Oranje, gehuwd met Anna, de dochter van voornoemde Maximiliaan. Willem van Oranje bleef pandheer voor zover in de spoedig uitbrekende Tachtigjarige Oorlog de Spanjaarden niet de baas waren. Na de overgang van Grave in 1602 werd dit alles nader geregeld tussen de Staten-Generaal en Prins Maurits in het jaar 1611. Het Land van Cuijk draaide voortaan mee in de grote molen van de Raad en Rekening van Zijne Hoogheid in Den Haag, in de wandeling de Nassause Domeinraad genoemd. Nog altijd voert onze koningin Juliana de titel van barones van de stad Grave en het Land van Cuijk.
'l IV
- 9-
GRAAFSE BROEDERSCHAPPEN
FAMILIEARCHIEF WALTER
GRAVE VESTINGSTAD
Keren we even terug naar het laat-middeleeuwse Grave. Zoals iedere stad had ook Grave vele geestelijke broederschappen binnen zijn muren. De stad is nog in het gelukkig bezit van de rijke archieven van de Sint Elisabethsbroederschap, opgericht in 1459, van de Onze Lieve Vrouwebroederschap van 1440 en van restanten van andere broederschappen. De archiefdienst Land van Cuijk bezit nogal wat charters van de Graafse broederschap van het Venerabele of Heilig Sacrament, gesticht in 1438. Deze broederschappen hadden talloze bezittingen buiten Grave, waaronder enkele gelegen over de Maas, onder Over-en Nederasselt. Daarnaast heeft de gemeente Grave het familiearchief Walter
in haar bezit. Ook hierin bevinden zich enkele oorkonden betreffende Balgoy, Keent, Over-en Nederasselt. Petrus Malingrez was secretaris van de heerlijkheid Balgoy en Keent en had aldus nauwe relaties met vrouwe Everdina van Weede, wier grafsteen nog ligt voor het prachtige barokaltaar van de kloosterkerk van de Capucijnen te Velp. Groot was immer de invloed van de belegeringen van de vesting Grave op de omgeving. Vooral de verovering van de stad door de hertog van Parma in 1586 was voor de nabije dorpen verwoestend. Een
geduchte rol speelde hierbij de Wortelschans onder Nederasselt. Bij de verovering door prins Maurits in 1602 was deze schans, nu genoemd het halvemaans bolwerk, wederom van groot belang. Bij al deze belegeringen staan we niet te lang stil, behoudens bij dat van het jaar 1674. Nadat de Fransen bijna het gehele grondgebied van de Republiek
- 10 -
hadden ontruimd, hielden ze Maastricht en Grave nog vast, hopend op gunstiger tijden. In diverse boekwerken kunt U het relaas van dit allesverwoestend beleg nalezen. Enorm werd er soms gevochten om de belangrijke schans onder Nederasselt. (Willem III resideerde op het kasteel te Wychen, Rabenhaupt op het huis te Balgoy). Na dit beleg werd de vestingbouwkundige Menno van Coehoorn belast met de herbouw en modernisering van de vesting Grave. Hij legde rondom de stad enkele bastionnen aan, genaamd Blauwkop, Bekaf, Hartenaas, Kastele en Oranje, terwijl het kroonwerk aan de overkant naar hem de Coehoorn werd genoemd. In de 18e eeuw bleef Grave een zeer sterke vesting met geregeld een garnizoen van 1200 man, zodat de bouw van enkele kazernes nodig was. Toch heerste er vrede in het Maasstadje tot de komst van de Fransen in 1794. Bijna had de vesting zich reeds overgegeven, toen generaal de Bons hef heft in handen nam en verdedigingswerken opwierp. Wel wrd daarbij de toren van Nederasselt gesloopt.
DE AMBTMAN
Ten tijde van de Republiek was het hoofdbestuur van het Land van Cuijk met landschrijver en leenkamer meestal te Grave en soms te Cuijk gevestigd. Hoogste ambtenaar was de ambtman. Meestal was dit een telg uit het geslacht van Steenhuijs. Daar zij heer waren van Heumen, Malden en Oploo, resideerden ze vaak op hun kasteel te Heumen.
HET KRUIMELBISDOM
Ook besteden we nog even onze aandacht aan de merkwaardige kerkgeschiedenis van Grave van rondom 1800. Nadat de Fransen bijna het gehele bisdom Roermond hadden geliquideerd, restten daarvan nog de dekenaten Grave (Cuijk), Nijmegen en Oruten. Van dit rompgebied werd de bisschop van Roermond, baron van Velde de Melroy, de geestelijke herder. Hij kreeg zijn residentie in de Rogstraat te Grave in het jaar 1801. Veelal was hij op vormreis en ook was hij veel aan de hoven van Lodewijk Napoleon en later van koning Willem I. Toen van Velde de Melroy zwakker werd, werd de kruisheer Gerardus Hermans, vanaf 1805 pastoor van Overasselt, zijn waarnemer of vicarisgeneraal in 1813. Later werd hij pastoor van Grave. Het kruimelbisdom was echter geen grootse toekomst beschoren; in 1840 werden de drie districten officieel bij het apostolisch vicariaat van 's-Hertogenbosch gevoegd, zij het aanvankelijk onder veel gemor.
HET GRAAFSE VEER
Belangrijk is nog de positie van het Graafse veer. We horen hiervan voor het eerst in 1381. Steeds is dit veer in particuliere handen geweest. Ook dit archief is bewaard gebleven en behoort aan de familie van Haren te Venray. Geregeld horen we van een geschil tussen de Graafse gouverneur en de veerman over het overzetten van troepen of het aantasten van de Veerweg onder Nederasselt in verband met de aanleg van het kroonwerk aldaar. Ook loopt er in de jaren van de 17de eeuw een proces van de Graafse veerman tegen de marktschipper uit Keent, die geregeld tegen het veerrecht in mensen uit Grave meeneemt naar de overkant en zelfs onder Nederasselt pleegt af te zetten. Het Graafse veer was altijd van veel belang voor de verbinding Nijmegen-Den Bosch. - 11 -
STILTE ROND GRAVE
LAATSTE ONTWIKKELINGEN
- 12 -
In de 19e eeuw bleef Grove een vesting van de eerste klas; zelfs werd bij de Brugpoort het geweldige Bomvrije gebouwd. Maar toch dommelde men in. Het buiten werking stellen van de vestingwet even na de Frans-Duitse oorlog van 1870 had voor het stadje grote veranderingen kunnen brengen. Zo hoopte men op de aanleg van een spoorlijn van Nijmegen via Grave naar Den Bosch. Maar helaas, mede door de traverse van de Beerse Maas bleek dit niet mogelijk. En zo miste Grave de boot. Een kleine middenstand trachtte zich te handhaven. Enkele goudsmeden leverden hun eenvoudige sieraden aan de omwonende boerenbevolking. Op het eind van de 19de eeuw vertrok het garnizoen en de plaatsing van enkele instellingen van rijkswege kon dit alles niet goedmaken. Steeds verder werd de vesting gesloopt, het ene bolwerk na het andere ravelijn viel onder de moker. Met moeite wist men de zo machtige Hampoort buiten dit alles te houden. Grave gleed nu steeds verder af, nog levendig gehouden door het veer. Maar toen na de verwoestende overstroming van 1926 de Maasverbeteringen ter hand werden genomen, stond er ook een brug op het programma. In 1929 volgde de opening van de toenmaals langste overspanning van Europa. Het gevolg was dat het veer opgeheven werd, zij het niet op een fijnzinnige manier. Nog jaren heeft de familie van Haren met het Rijk overhoop gelegen over de hun inziens veel te lage schadevergoeding. Voortaan snelden de auto's langs Grave heen. Toch wist de stad door middel van busverbindingen met Wychen, Oss, Nijmegen en Den Bosch op verkeersgebied een klein centrum te blijven.
DE GRAAFSE COURANT
De Graafse Courant werd in 1853 opgericht door de firma van Dieren, later Verhaak en bestaat nog steeds, zij het als advertentieblad. Helaas zijn de leggers niet volledig en van vóór 1890 enorm slecht en dus niet meer raadpleegbaar. Een schat van gegevens omtrent het Land van Cuijk !s door de Archiefdienst geklapperd. Maar deze krant besloeg voorheen een veel groter terrein. Vandaar dat er nog een lawine van artikelen onder meer betreffende het Land van Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen in deze leggers verborgen zit. Aldus hoop ik te hebben aangetoond dat er steeds een belangwekkende band geweest is tussen de gebieden noordwaarts over de Maas en het Land van Cuijk, speciaal de stad Grave.
- 13 -
DOOR PROF. DR W. F. WERTHEIM EN MR. DR. A. H. WERTHEIM GIJSE WEENINK
??n
atraatnaam na bijna tuie? pntw?n Het is een goed idee geweest van de gemeente Appeltem, een straat te vernoemen naar J.D. van der Capellen tot den Pol, die sinds de dood van zijn vader (in 1780) ook heer van Appeltern en Altforst werd. Joan Derk, baron van der Capellen tot den Pol (1741-1784) was een van de oorspronkelijkste en intelligentste staatslieden uit onze vaderlandse geschiedenis. De bekende historici Jan en Annie Romein hebben hem dan ook terecht opgenomen onder de "Erflaters van onze beschaving". Dat Joan Derk van der Capellen toch bij het Nederlandse publiek als figuur niet algemeen bekend is geworden, ligt aan verschillende oorzaken.
DE VERLICHTING
- 14 -
Ten eerste wordt bij de behandeling van onze vaderlandse geschiedenis altijd alle aandacht gegeven aan de 17de, de "gouden" eeuw. De 18de eeuw, waarin Van der Capellen leefde, verbleekt wat in het licht van die gouden glans. Toch was diezelfde 18de eeuw ook in ons land "de eeuw van de verlichting" waarin allerlei nieuwe ideeĂŤn over de menselijke en maatschappelijke verhoudingen veld wonnen. In de geschriften over de Verlichting speelde de Amerikaanse Vrijheidsoorlog tegen Engeland een belangrijke rol. In ons land was Van der Capellen de voornaamste voorvechter van de Amerikaanse vrijheidsstrijders als voorbeeld van een echte democratische beweging. Hij correspondeerde met leidende Amerikaanse politici, zoals George Washington, Benjamin Franklin en John Adams.
THUIS IN APPELTERN
Joon Derk's politieke werkzaamheden speelden zich ten dele af in de provincie Overijssel, waar het landgoed de Pol gelegen was, en waar hij als lid van de Ridderschap in de Provinciale Staten bekendheid kreeg door zijn strijd voor de afschaffing van de voor de boeren drukkende Middeleeuwse drostendiensten. In het Huys te Appeltern vestigde Joan Derk zich na de dood van zijn vader. Deze had zijn bezittingen erg verwaarloosd; Joan Derk had driekwart jaar nodig om de zaken weer op orde te brengen. Zo liet hij een rijswaard aan de Maas rooien, waardoor hij vanuit het kasteel een "allerplezierigst gezigt op de Maaze" kreeg, en "eene Visscherij zonder wedergade". Hij leerde de toen reeds grotendeels roomskatholieke boerenbevolking van het Land van Maas en Waal goed kennen. Door zijn eenvoud en vriendelijkheid was deze bewoner van het Appeltemse kasteel algemeen zeer geliefd. Zijn sympathie voor de katholieken, die van alle burgerrechten verstoken waren in de Verenigde Republiek, blijkt uit de volgende passage in een brief aan zijn vriend Pieter Vreede: "De toestand der Roomschen in ons Land doorboort mij de ziel! Ik zal mij, wil ik mij niet volstrekt nutteloos maken, echter wel wagten van daar zelfs veel van te spreeken. Tot stellige onderdrukkingen (en dit heb ik getoond) zou ik nimmer de hand leenen: maar hun staat - voorals nog - te verbeeteren is ondoenlijk. Geduld is in deezen de beste medicijn. De vrijheid van schrijven, verwagt ik, zal allengs de volgende geslagten verlichten en rekkelijker maaken."
- 15 -
AAN HET VOLK VAN NEDERLAND
- 16 -
Een beslissend jaar in Van der Capellen's leven werd 1781. De Republiek was in oorlog met Engeland geraakt (de 4de Engelse Zeeoorlog) die voor ons zeer ongunstig verliep. Volgens Van der Capellen lag een groot deel van de verantwoordelijkheid voor de tegenslagen en nederlagen bij de stadhouder Prins Willem V, die pro-Engels was (zijn moeder was verwant aan het Britse koningshuis) en als opperbevelhebber van de vloot ernstig te kort was geschoten. In het Huys te Appeltem, met het prachtige uitzicht op de Maas vanuit zijn werkkamer, schreef hij in enkele weken tijds een zware aanklacht tegen de Stadhouder, die hij anoniem, onder de titel "Brief aan het Volk van Nederland", publiceerde. Dit geschrift, dat ook wel het Nederlands "Democratisch Manifest" is genoemd, is geprezen als "een meesterstuk van betoog en zeggingskracht". Direct na verschijning van het boekje werden grote bedragen door de aanhangers van de Stadhouder uitgeloofd om er achter te komen wie de schrijver was - maar Van der Capellen en enkele van zijn vrienden, waaronder de doopsgezinde predikant F.A. van der Kemp (die aan de totstandkoming en verspreiding van het geschrift stellig had meegewerkt), wisten het geheim van Appeltern goed te bewaren. Dit is de tweede reden waarom Van der Capellen bij het Nederlandse publiek weinig bekend is gebleven. Ondanks het verbod op verspreiding en bezit van het pamflet werd het overal in den lande herdrukt en stukgelezen en het maakte een overweldigende indruk.
- 17 -
Pas een jaar of twaalf geleden is - wat al sinds lang werd vermoed - onomstotelijk komen vast te staan, dat Joan Derk van der Capellen tot den Pol inderdaad de schrijver was van "Aan het volk van Nederland". Toen is het geschrift ook voor het eerst sinds de Patriottentijd herdrukt x). In de laatste jaren van zijn leven gold Joan Derk van der Capellen als de onbetwiste geestelijke voorman van de democratische stroming binnen de Patriottenbeweging in Nederland. De schrijvers van de "Erflaters" hebben Joan Derk van der Capellen, op grond van zijn voor zijn tijd vooruitstrevende ideeĂŤn, dan ook met recht "de grondlegger van de moderne democratie in Nederland" genoemd.
x) Joan Derk Baron van der Capellen tot den Pol, Aan het Volk van Nederland - Het Democratisch Manifest (1781), ingeleid door prof. dr. W.F. Wertheim en Mr.A.H. Wertheim - Gijse Weenink, De Bezige Bij (Amsterdam), 1966.
tSfc
- 18 -
HET ST ADELBERTSTIFT TE AKEN EN HET VERLOREN BEZIT IN HET GELDERSE RIVIERENGEBIED (tweede helft)
urrรถrnnkftt gnrรถrrrn? DOOR
C P.J. VAN
Aan het einde van stift weer pogingen in krijgen. De zoon van persoonlijk mee. Maar
KOUWEN
de 15de eeuw worden door het St Adelberthet werk gesteld om het verlorene terug te Frederik I I I , Maximiliaan, bemoeit zich er blijkbaar zonder het gewenste resultaat 21).
- 19 -
Tot 1618 zou het duren, voordat men weer pogingen doet om verandering te brengen in de situatie. Onder het nieuwe bewind dat begon met deken Johan Neuman werd een kanunnik aangewezen, die moest onderzoeken op welke manier de verloren goederen weer terug te krijgen waren 22). Als gevolg hiervan werd in 1623 een overeenkomst gesloten met de "Ordo Militiae Christiana", een organisatie die onder andere tot doel had verloren bezit van R. K.kerken en kloosters, gelegen in gebieden die door de reformatie werden beheerst, te beschermen en terug te winnen. Er werd voor de tijd van tien jaar een overeenkomst gesloten waarin bepaald werd dat wanneer de bemoeienissen van de Militia met succes zouden worden bekroond, deze een kwart en het stift driekwart zouden krijgen van de goederen in Strijen, Ommeren, Varik, Deest en Maurik 23). Beuningen ontbreekt in deze opsomming, zo goed als in elke andere van oudere datum, wat een reden temeer is om te twijfelen aan de juistheid van het eerdergemelde bericht van schenking in 1100.
- 20 -
Dat deze inspanningen vruchteloos bleven, verbaast ons niets. Het ging tenslotte om goederen die lang voor de reformatie vervreemd en/of verdwenen waren. Men zal bovendien weinig medewerking ondervonden hebben van de toenmalige bestuurders, die de reformatie waren toegedaan en het ook in het Gelderse rivierenge-
bied voor het zeggen hadden. De betreffende overeenkomst is dan ook niet verlengd. We kunnen dus gevoeglijk aannemen dat het St Adelbertstift zijn bezittingen hier voorgoed kwijt was. Als "bewijs" hiervan mag dienen, dat het St Adelbertstift in de
administratie, die in de 17de eeuw door speciaal voor dit soort goederen aangestelde rentmeesters werd bijgehouden, in geen enkele hoedanigheid voorkomt (24). Na in de 17de en 18de eeuw nog een beperkte bloei gekend te hebben, is het stift na ongeveer 800 jaar bestaan, op 9 juni 1802 op last van de Franse bezetter opgeheven. Een lot dat het deelde met de voor ons meer bekende geestelijke instellingen, zoals het Xantens kapittel en het Benedictijner nonnenklooster Gravendaal 25). De stiftskerk is sindsdien in gebruik als parochiekerk in het centrum van Aken. De vraag die ons nog rest is waar de goederen en rechten van het St Adelbertstift uit bestaan hebben. Over Varik zijn we het best geinformeerd. Zo weten we uit een oorkonde van 1020 dat een vrije vrouw, Meinsa geheten, zich horig maakte aan het stift om zo een huwelijk aan te kunnen gaan met een zekere Bodekin, een stiftshorige 26). In 1217 sluiten Johan van Neusden en zijn zoon Arnold, leenmannen van het St Adelbertstift, een overeenkomst met proost Sibodo aangaande de rechten die het stift op hun eigendommen had. De opbrengsten hiervan moesten "in curia Valrike" voldaan worden 27). Uit het voorgaande kunnen we opmaken dat het bezit in Varik bestond uit landerijen met daarop een horige bevolking, terwijl ook bepaalde goederen en rechten in leen waren gegeven aan de plaatselijke ridderschap. Men kan veilig aannemen dat soortgelijke situaties in de andere genoemde plaatsen ook regel waren. Wanneer in 1251 te Ommeren de "villicus" Gerardus namens het stift een geschil bijlegt met Rudolf van Medelen, weten we dat het stift hier in ieder geval ook tienden inde 28). Helaas zijn er over Deest, Lienden en Maurik geen duidelijke aanwijzingen omtrent de aard van de goederen en rechten die het St Adelbertstift hier bezat. Mogelijk kunnen de archieven van het stift, die in het Hauptstatsarchiv te Dusseldorf bewaard worden, hierin nog enig licht brengen. Noten: 21)
Gatzweiler, blz. 86.
22) 23)
Gatzweiler, blz. 96-98. Pauls, blz. 30-51.
25) 26) 27)
Gatzweiler, blz. 120. Menthen, blz. 408; Sloet, no. 148. Menthen, no. 177; Sloet, no. 447.
24)
Maris, index.
28)
Sloet, no. 733.
- 22 -
NI!
NIEUWSBRIEF M El l 978/2
waar deelnemers vandaan komen. Buiten de streek kan ook gestopt worden in Zaltbommel bij het station voor deelnemers van buiten de streek die daar behoefte aan hebben. Ons eerste reisdoel in Kasteel Ammersoyen. Hier wacht ons de koffie met gebak met daarna de rondleiding door dit alleszins bezienswaardige kasteel onder de deskundige leiding van de heer van Duimen. De restauratie van Kasteel Ammersoyen, eigendom van de Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen, kwam onlangs gereed. Bij het uitgraven van de gracht kwamen talrijke voorwerpen tevoorschijn, die een uniek beeld geven van het leven in het kasteel vanaf de stichting. Deze collectie is als "museum van vondsten" te bezichtigen. Onze volgende stop is in het Zuidhollandse stadje Woudrichem, onder Maas-en-Walers beter bekend als "Woerkom", dat generaties riviervissers heeft opgeleverd. Met de verontreiniging van het water was het voor de vissers onmogelijk geworden hun brood op het water te verdienen. Het wapen van de stad - twee
BUSREIS ZA.3
JUNI A.S.
Het programma van de TWEESTROMENLANDdagexcursie op zaterdag 3 juni a.s. ziet er als volgt uit: Om acht uur 's morgens stappen de eerste deelnemers in de reisbussen. De laatsten om negen uur. De bussen zullen namelijk net als bij de reizen ter gelegenheid van het 10-jarig en het 12i-jarig jubileum (de eerste naar Xanten en
de tweede naar Anholt) ZOVEEL MOGELIJK HALTEPLAATSEN in het werkgebied aandoen, om zo min mogelijk mensen moeite te geven
bij het reizen naar een instapmogelijkheid. De "Waalkantse" bus start in Nijmegen, de "Maaskantse" in Wijchen, beide vanaf het station. Onderweg wordt gestopt in die dorpen - 23 -
zalmen - houdt de herinnering aan hef vissersbestaan nog levend, evenals het visserijmuseum dat een uitstekend beeld geeft van hoe het geweest is. Na een stadswandeling (er is een schitterende kerk, er zijn wallen en bastions, er is een gracht en er zijn straten met huis na huis monumentale panden, waarbij ook het "Huis van Jacoba van Beieren") gaan we naar het Arsenaal voor een uitgebreide koffietafel. Bij ons bezoek aan het - boven het Arsenaal gelegen visserijmuseum - zal ons op deskundi-
ge wijze verteld worden over het vissersleven, visserslatijn en de bijbehorende attributen uit het verleden. Wie Woudrichem bezoekt, mag Loevestein niet vergeten, dat precies op het punt ligt "Waar Maas en Waal tesamen komen. En Gorkum rijst
van ver." De dichter Tollens, die deze regels neerschreef, moet dit beeld vanuit Woudrichem
hierlangs
gezien hebben. De oude staatsgevangenis "Slot Loevestein", bekend bij ieder schoolkind vanwege de ontsnapping van Hugo de Groot met behulp van zijn vrouw en zijn dienstmaagd in een boekenkist. De kist staat nog in het kasteel te kijk. Laten we hopen dat het de echte is, want, helaas,er zijn er meer! Loevestein, gesticht als roofriddernest, ligt nog altijd binnen zijn wallen. We kunnen er komen met een bootje vanaf Woudrichem, maar ook over land met de bus via de Andelsche Sluis. Na de thee of iets anders, zullen we ons laatste hoogtepun't van deze dagreis bezichtigen: de Nederlands Hervormde Kerk in Brakel, onder welke Gelderse gemeente Loevestein thuishoort. Tot het kostbare bezit van deze kerk behoren de gebrandschilderde ramen met wapens van families, die Maas-en-Walers bekend moeten zijn, o.m. v.Balveren en v.Wijhe.
afknippen
AANMELDINGSFORMULIER TWEESTROMENLAND-BUSREIS 3 JUNI 1978 Ondergetekende, de heer / mevrouw / mejuffrouw naam, voorletters ..................................................................... adres, woonplaats ..................................................................... telefoonnummer(s) ......................... geeft zich hierbij op als deelnemer(ster) aan de Tweestromenlandbusreis op 3 juni 1978 naar Ammersoyen, Woudrichem, Loevestein en Brakel. Het verschuldigde bedrag van Ć’40,00 (voor niet-leden, die als introducee meegaan Ć’45,00) is overgemaakt op gironummer 2622012 ten name van penningmr Tweestromen l and, zevengeversstr 6, Druten, m e t vermelding v a n T w e e s t r o m e n i a n d - b u s r e i s 3 j u n i 1 9 7 8 . Dit formulier of een afschrift moet uiterlijk 30 mei 1978 ontvangen zijn op het secretariaat,, maasdijk 20, Appeltern. Handtekening
BEHOUD A P P E L T E R N S S T O O M G E M A A L Een rapport zal moeten uitwijzen of het Appelternse Stoomgemaal waard is om als monument behouden te blijven voor het nageslacht. Aldus luidde de conclusie van een gezamenlijk overleg van een aantal deskundigen met het bestuur van de Historische Vereniging Tweestromen land, dat onlangs in Maasbommel heeft plaatsgevonden. In dat rapport zal aangegeven moeten zijn in welke opzichten van een "monumentwaardig" pand gesproken kan worden en tevens wat - in geval van behoud - de bestemming zou kunnen zijn, want sinds de komst van het nieuwe dieselgemaal "Bloemers" aan de Nieuwe Wetering te Appeltern staat het oude op non-actief.
OFFICIEEL BEZOEK Over het stoomgemaal bestond al geruime tijd contact tussen de vereniging en het Polderdistrict Maas en Waal, eerst met dijkgraaf P.Ermers, na zijn onverwacht overlijden met waarnemend dijkgraaf W.G.Dijen en tenslotte met
de huidige dijkgraaf L.R.S.M'üskens, zij het steeds informeel. Dit mondde uit in een officieel bezoek van een afvaardiging van het Tweestromen landbestuu r met enige deskundigen onder leiding van A.C.M.Steggehuis ing., verbonden aan het polderdistrict, aan het gebouw. De deskundigen zijn: J. M. Bos, secretaris Behoud van Monumenten van Bedrijf en Techniek; F.M. N.Hattink, voorzitter Museumadviescommissie van het Gelders Oudheidkundig Contact; H.Mooibroek, secretaris van de Gelderse Monumentencommissie van het Gelders Genootschap en J.A.Spoel, secretaris van de Gelderse Molencommissie.
MONUMENTWAARDIGHEID Het polderdistrict is eigenaar van het complex dat uit de jaren 1918/19 dateert. De wet stelt een ouderdom van minstens 50 jaar als eis voor opname. Hieraan voldoet het stoomgemaal. Maar dat is niet genoeg. Het moet ook van (kunst-)historisch belang zijn of herinneren aan een historisch feit. Het werkelijke belang van het gebouw is gelegen in de aanwezigheid van de originele stoommachines en ketels, gefabri-
ceerd door Stork (1917). In geheel Nederland zijn slechts een tiental stoomgemalen compleet met inventaris bewaard gebleven. Deze staan nagenoeg allemaal op de monumentenlijst. Appeltern bij toeval niet. Dat gemaal is tijdens de inventarisatie, die weliswaar zeer grondig werd uitgevoerd, over het hoofd gezien. Het - door sloop - ontbreken van de voor stoomgemalen zo typerende schoorsteenpijp en het voor stoomgemalen vrij jonge tijdstip van "geboorte" (te zien aan de bouwstijl) zijn daar waarschijnlijk debet aan. Van het type stoommachine, waarvan er in Appeltern twéé aanwezig zijn, is er verder maar één bekend. Bij het Appelternse stoomgemaal is bovendien de kolenschuur nog intact. Op enkele gevallen na, zijn overal elders de kolenschuren gesloopt.
RAPPORT De zin van het maken van een rapport stond of viel met de bereidheid van het polderdistrict voorlopig van "aantasting" af te zien. Inmiddels is een gunstige beschikking ontvangenl
- 25 -
Het polderdistrict verklaarde dat, hangende het onderzoek, niets ral worden ondernomen dat het gebouw of de inrichting zou kunnen schaden. Het rapport is vooral bedoeld om de minister van CRM voldoende argumenten aan te reiken voor plaatsing van het complex op de monumentenlijst, waardoor een restauratie met subsidie van de verschillende overheden: Rijk, Provincie en Gemeente tot de mogelijkheden behoort om het in stand te houden. Een verantwoorde exploitatie zal echter van doorslaggevende betekenis zijn voor de instandhouding op de lange duur. Hoe die te bereiken, is een vraag
waar Tweestromen land het antwoord op hoopt te kunnen geven; de vereniging neemt met name de bestemmings- en exploitatiemogelijkheden onderde loep. De heer Bos verklaarde zich bereid al die gegevens te verschaffen die noodzakelijk zijn om aan te geven hoe groot
de betekenis is van het feit dat in het stoomgemaal de originele inventaris intact is. De heer Mooibroek zorgt voor een omschrijving ten aanzien van de gebouwen en de naaste omgeving als bijdrage aan het rapport dat door Tweestromenland zal worden uitgebracht. Alle deskundigen hebben toegezegd aan verdere beraadslagingen te zullen deelnemen.
JAARVERGADERING
Dinsdag 30 mei a.s. wordt U verwacht in CafĂŠ De Vrijboom, Van Heemstraweg/hoek Kloosterstraat te Beuningen voor de algemene ledenvergadering (jaarvergadering), aanvang acht uur (20.00 u.). Agenda Algemene Ledenvergadering 30/5/78
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Opening door de voorzitter, J.P.v.Wezel Ingekomen stukken Mededelingen Verslag Buitengewone Ledenvergadering op 16 mei 1977 te Beneden-Leeuwen Jaarverslag 1977 Financieel verslag 1977, balans per 1/1/78, verslag kascommissie 1977. Jaarplan 1978 Bestuursverkiezing. Aftredend en herkiesbaar zijn de heren J.P.van Wezel en H. van Leeuwen. Tegenkandidaten dienen zich voor de aanvang der vergadering schriftelijk bij de voorzitter bekend te maken.
9. Commissies, opheffing en instelling, benoemingen. Kandidaten kunnen zich be- 26 -
kend maken staande de vergadering.
10. Voorstellen 11 . Rondvraag 12. Sluiting Nota Benei
Bij agendapunt 9 kunt U onder andere het voorstel verwachten tot benoeming van de heren M. Bergevoet en H.van Capelleveen in de redactiecommissie. Bovendien zal bij dit punt het besluit van de Buitengewone Ledenvergadering van 16/5/77 om een commissie tot beheer van het streekhistorisch documentatiecentrum in te stellen, ten uitvoer worden gelegd door de benoeming van een aantal leden in deze commissie.
(De legendevorming rond de redding van Johanna van Beek verklaard; zie ook: Tijdschrift Tweestromen land 25)
hrt ktniï
in ör uitnj TEKST: NOORDBRABANTS MUSEUM TE 's-HERTOGENBOSCH
DE LEGENDE
In 1421 werd het noordelijk deel van de huidige provincie Noord-Brabant getroffen door een watersnood toen de vele kleine riviertjes en stromen er buiten hun oevers traden. Omdat de overstromingen begonnen op de feestdag van Sint Elisabeth, heeft men de ramp naar deze heilige genoemd. Het spreekt vanzelf dat het verlies van land, huizen en bezittingen lange tijd in de herinnering van de mensen is blijven voortleven; de verhalen erover werden van generatie op generatie overgeleverd en daarmee ontstond tevens de legendevorming erover. Eén van die legenden is het verhaal van "het kind in de wieg". Tijdens de grote watersnood zou een kind in een rieten wiegje als een minuskuul bootje op het water gedobberd hebben. Doordat de wieg aan het hoofdeinde zwaarder was dan aan het voeteneinde, vanwege de overhuiving, dreigde hij naar een kant over te hellen, en om te vallen, waardoor het kind zeker verdronken zou zijn. Volgens de legende zou een kat als tegengewicht op het voeteneinde zijn gaan zitten, waardoor de wieg in evenwicht bleef, en na afloop van de stormramp veilig en
wel aan wal belandde.
IN DE KUNST
De schrijver Chrysostomus van Napels, die in 1514 een reisbeschrijving maakte van zijn tocht door de Nederlanden, heeft de mondeling overgeleverde legende genoteerd. Ruim honderd jaar later werd het door de Dordrechtse geschiedenisschrijver Matthijs Balen herschreven en in de 18e eeuw is het verhaal in de Nederlandse literatuur algemeen bekend. Minder aandacht kreeg het van schilders en tekenaars. Op de oudst bekende voorstelling van de Elisabethsvloed (1480) is het kind in de wieg nauwelijks zichtbaar en dat geldt eigenlijk ook voor de 16e en 17e eeuwse afbeeldingen.
- 27 -
WeingOrtner (zie afbeelding) was door dit detail echter waarschijnlijk meer geboeid. Hij beeldt het niet alleen groter af, maar geeft de voorstelling ook een meer gunstige plaats in de totale compositie. Waarop die bijzondere belangstelling van WeingQrtner berust? Waarschijnlijk op zijn gevoeligheid voor romantische elementen die typisch was voor het midden van de vorige eeuw, terwijl de schilder uit 1480 de redding van het kind meer beschouwde als ĂŠĂŠn van de kleine details voor een schilderij dat op de eerste plaats bedoeld was als een weergave van Gods wonderbare redding van een veel groter aantal hulpelozen uit het alles vernietigende water.
STRENGE WINTER
MET OVERSTROMING
ledereen heeft het erover: de winters van vroeger, dat waren nog eens winters, daar zijn die van tegenwoordig zomers bij. In een aantekeningenboekje van de schoolmeester Simon Teeuwen uit Blerick (tegenover Venlo) blijkt dit ook weer eens: "Anno 1798 den 26 discember heeft die maas sig vast gesat met ijs tot den 30 januarij 1799 is sij losgegaan daar groot perijkel waas maar god heeft ons hiervoor angelukt en bewaert maar in het maaswols heeft sij grooten schade gedaan so daar gantse dorpen bijna alle menschen en bees-
ten verdronken zijn". Deze overstroming als gevolg van het kruien van het ijs is ook bekend uit twee boekjes, t.w. l . Merkwaardige brief uit Nijmegen wegens de ellende aldaar door het water veroorzaakt. Benevens de zonderlinge redding van sommigen door de Goddelijke voorzienigheid (25 febr. 1799); schrijver onbekend, plaats van verschijning en jaar waarschijnlijk Nijmegen 1799. 2. C. Zillesen, Beschrijving van den watersnood in 't jaar 1799 in verscheidene gedeelten van ons vaderland door ijsverstoppingen veroorzaakt, Amsterdam, 1800. Enkele jaren eerder had de Maas ook al dichtgezeten: in de
winter van 1794 op 1795 konden de Franse troepen over de dichtgevroren rivieren ons land binnentrekken (althans het noordelijke deel; het zuiden hadden ze al). M. Bergevoet
Bron: Gemeentelijke Archiefdienst Venlo, Familiearchief no. 161 - 28 -
- 29 -
In 1895 schreef de emeritus-pastoor A. J.van Koolwijk een interessante historie van het huis Doddendaal. Die historie is toen in stukken gepubliceerd in de Gelderlander en daarna herhaaldelijk geciteerd in allerlei studies. De tekst is echter nooit volledig gepubliceerd en hoewel on ongetwijfeld bepaalde mededelingen van de bejaarde priester-historicus aan de hand van nieuwere onderzoekingen zouden kunnen worden aan-
gevuld, acht de redactie van Tweestromenland dit verhaal waardevol genoeg om het in de oorspronkelijke tekst weer te geven. Pastoor van Koolwijk heeft vele jaren gewerkt op wat we thans de Nederlandse Antillen noemen en ook daar al liet hij geen gelegenheid voorbij gaan om geschiedkundig en archeologisch onderzoek te verrichten. Hij legde bijvoorbeeld in Ceru Noka grafvelden bloot van de oorspronkelijke bewoners van deze eilanden. Er is veel door hem gevonden en beschreven materiaal in het Archeologisch Instituut aldaar en in het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden.
h u i s iiniiiiruLianl Ir nn ij k DOOR A. J. VAN KOOLWIJK
Onder de merkwaardige kasteelen in het Rijk van Nijmegen komt eene voorname plaats toe aan het Huis Doddendaal te Ewijk. Ik zal trachten er eene geschiedkundige beschrijving van te geven na eerst van het nog bestaande gedeelte een vluchtige schets geleverd te hebben. Op ongeveer li uur van Nijmegen, vóór dat men het dorp Ewijk bereikt, ligt ter rechterzijde van den weg naar Druten, te midden van hoog opgaande eikenboomen, het kasteel Doddendaal. Nauwelijks is men, van Nijmegen komende, het dorp Beuningen voorbij, of men ontwaart reeds op een kwartier afstand de hooge witte muren, het leien dak en het torentje van het adellijk slot. Ook vanaf het dek der op de rivier de Waal varende schepen heeft men uit de verte een schoon uitzicht op het hoog en schilderachtig gelegen huis. Langs twee lanen kan de wandelaar den eenigen toegang of de poort van het eenzaam gelegen kasteel bereiken. Vooreerst vanaf den reeds vermelden publieken weg door eene allee van jonge eikenboomen, de "nieuwe weg" genaamd, die omstreeks 1825 door den rentmeester I.H.van Koolwijk is aangelegd en ten tweede vanaf de Waaldijk, door eene laan van eeuwenoude eiken, welke laan, in vroegere tijden, toen de dijk de eenige communicatieweg
was, ook alleen naar het kasteel heenvoerde. Tegenwoordig is deze in onbruik geraakte voerweg door twee hekken afgesloten.
- 30 -
Hoe meer men het kasteel nadert des te beter bemerkt men deszelfs hooge oudheid. Eene breede moerassige met riet begroeide gracht omgeeft de half gesloopte ringmuren. Tusschen muur en gracht ter plaatse waar eens het water stroomde, zijn hazelaren geplant, is een moestuin aangelegd en spreiden abrikozen-, perzikenen andere leiboomen tegen den buitenmuur hun breede takken uit. De muur zelve is als een rutne met mos, gras en wilde planten bewassen. Van de wallen bestaat slechts een gering gedeelte, de zoogenaamde "kerswal" aan de Noord westzijde van het kasteel.
Eene, op eenige steenen boogen rustende steenen brug geleidt tot de ijzeren traliepoort, die geregeld des morgens en des avonds wordt geopend en gesloten. Op het binnenplein gekomen heeft men op ongeveer veertig meters recht voor zich het front en de trappen van het kasteel en onmiddellijk in aansluiting met de poort ter rechter- en ter linkerzijde twee tot stallen, werk- en bergplaatsen ingerichte gebouwen. Tusschen een sierlijk met een ijzeren hek omgeven tuintje en een met rozen beplant grasperk voert een breede kiezelweg naar het hoofdgebouw. Als men zeven trappen is opgegaan staat men op een bordes met een zitbank ter linker- en de hoofddeur ter rechterzijde. Deze laatste van zwaar eikenhout is van buiten met ijzeren knoppen en klopper en van binnen met stevige grendels en sloten voorzien. Op gelijke wijze zijn alle ramen der eerste verdieping met ijzeren traliĂŤn versterkt.
- 31 -
Door een donkeren smallen kronkelenden gang komt men in een groot vierkant vertrek met eenen breeden vooruitspringenden schoorsteen en eenen met plavuizen belegden vloer. Dat hier het middenpunt van het huis is bewijzen de zes deuren, die allen naar ver-schillende kamers en gangen heenvoeren. Geen wonder dat soms een gehaaste en minder geroutineerde bezoeker bij het heengaan een verkeerde deur opent en vervolgens in de war raakt. Eene deur ter rechterzijde van het centraal vertrek geeft toegang tot een groote zaal, waarin negen portretten der familie Stepraedt, de vorige bezitters en bewoners van het kasteel, zijn opgehangen. De Spaansche kleedij, de b r eed e kanten kragen en de hoog opgekamde haren geven aan de ouders en kinderen het eerbiedwaardig voorkomen van don's en donna's uit den Spaanschen riddertijd. Op het portret van den ouden heer is ter rechterzijde het wapen der Stepraedts en het jaartal 1619 aangebracht. De andere kamers van het twee verdiepingen hoog gebouw bevatten geene bijzonderheden. Alleen kan men nog bemerken, dat aan de linkerhelft van het front van het oorspronkelijk vierkant kasteel, welke muren een dikte van li meter hebben, in later tijden een gebouw is toegevoegd, waarin meer bepaaldelijk de eigenaren van het huis verblijf hielden; dit uitspringend gedeelte heeft minder dikke muren en vertoont vooral aan de dakramen den Spaanschen bouwtrant. Van de ruime kelders, die onder de gebouwen doorloopen, is alleen de groote kelder te vermelden, omdat hij, zooals later gezegd zal worden, in de zeventiende en de eerste helft der achttiende eeuw aan de dorpen Ewijk, Winssen, Deest, Beuningen en Weurt tot parochiekerk heeft gediend. Men ziet er nog een stenen wijwatersbak en de plaatsen waar het altaar, de banken en een beeld, waarschijnlijk dat van O.L.Vrouw gestaan hebben. Vroeger had men rechts bezijden de trappen van het kasteel toegang tot dezen kelder, thans zijn de breede deuren weggenomen en is de ingang dichtgemetseld. Na deze korte beschrijving van het tegenwoordig Doddendaal verhaal ik verder wat mij van de geschiedenis van dit huis bekend is.
Omtrent de herkomst van den naam Doddendaal (in oude handschriften en op oude landkaarten steeds Dodetail of Dodendael), bestaan slechts gissingen. Van der Aa 1) zegt, dat volgens sommigen Dodendaal (evenals het aan de overzijde der Waal gelegen Dodewaard) aan Dodo, eenen aanvoerder der Anglosaksen zou herinneren, die in de vijfde eeuw naar Brittanie zou zijn overgestoken en daar Dodesdorp zou hebben aangelegd. Tegen deze meening
strijdt dat de naam Dodendaal niet voor 1379 in authentieke akten voorkomt, daarom is ook volgens van der Aa meer waarschijnlijk, dat Dodendaal heenwijst op een vroeger daar aangelegde begraafplaats en beter nog op een of ander daar plaats gevonden moorddadig gevecht. Zoo bestaat ook te Nijmegen de wijk Doddendaal, die naar ik gis dezelfde herkomst heeft. Immers vóór de uitbreiding der vestigwerken in 1467 was de tussen de Broer- en Molenstraat
- 32 -
staande Windmolenpoort, eene vesting of buitenpoort en lag de Doddendaal, eertijds een plein, buiten de stadsmuren. Daar, op het toengenaamde Stadsdael, leverde 1374 Adolf, graaf van Kleef, met andere edelen aan de burgers van Nijmegen een hardnekkig gevecht, waarin 350 Nljmegenaars werden gevangen genomen en de overigen gedood 2). Vermoedelijk is dientengevolge de Stadsdael in Dodendael en dit laatste door verbastering in Doddendaal veranderd. Evenzoo vind ik het zeer aannemelijk, dat het kasteel te Ewijk, dat meermalen is belegerd, ook zijn tegenwoordigen naam aan eene of andere slachting ontleent en tengevolge der meer vloeiende uitspraak Doddendaal is genoemd. Dit heeft meer zin, als wanneer men Doddendaal van het oud-hollandsch dodden = slapen afleidt of wanneer men Dordendaal schrijft (afkomstig van het dorde = derde en daal = deel) omdat de graaf van Gelder in 1379 den heer van Ewijk, Johan van Appeltern, met een derde deel van het hoog gericht beleende.
- 33 -
Ik zeide zooeven, dat Doddendaal v贸贸r de veertiende eeuw niet in de geschiedenis voorkomt. Dit wil niet zeggen dat het v贸贸r dien tijd niet bestond, maar toen werd het de hof of het huis te Ewijk genoemd. Deze benaming hof vordert eene toelichting. Het woord hof had vroeger een andere beteekenis als tegenwoordig. Een hof (curtis) was een grondbezit, een adellijk goed met heerlijke rechten over landhoeven, woningen, vrijen en lijfeigenen. Edele heeren bezaten in den beginne hunnen hof in eigendom, maar later, toen zich de macht van den Graaf van Gelder uitbreidde, werden velen door vrije verkiezing of uit nood aan den Graaf leenplichtig, d.w.z. zij erkenden den Graaf als eigenaar van hunnen hof en verbonden zich hem in oorlogen bij te staan en tot dat doel van hunnen hof of versterkt kasteel een o p e n h u i s voor den Graaf te houden, zoodot hij ten allen tijde gerechtigd was het door zijn krijgsvolk te bezetten. Doorgaans stonden mindere edelen hunnen hof in eigendom aan den Graaf af, onder voorwaarde, dat hunnen familie ten eeuwigen dage met dit grafelijk goed zou beleend blijven. Ook bisdommen, abdijen, kloosters en kerken ontvingen toen ter tijde van keizers, koningen en edelen ridderlijke goederen, tollen en gronden, waarmede zij anderen weder beleenden. Dat het huis te Ewijk van den beginne een versterkte plaats of
kasteel geweest is, zal moeilijk kunnen bewezen worden. Toch is dit met het oog op de toestanden in de elfde en twaalfde eeuw niet onwaarschijnlijk; toen immers gold dikwijls het recht van den sterksten. Aangenomen dat het tegenwoordige kasteel het oud huis te Ewijk is, dan kan men heden nog gemakkelijk nagaan hoe het oudtijds moet geweest zijn. Op het ruim en vierkant binnenplein stond een vierkant gebouw met hoogere muren dan thans, een zware poort in spitsbogenstijl van steen opgetrokken en eene ophaalbrug belette den toegang. De ringmuren hadden een hoogte van minstens vier meters boven het binnenplein en een breedte van 2j meter. Op de muren stond op ieder der vier hoeken een ronde toren, waarvan de laatste op den zuidwesten hoek om zijn bouwvalligheid omstreeks 1825 is afgebroken. Een diepe en breede gracht omgaf den buitenmuur en werd verder door eenen hoogen wal ingesloten. Niettegenstaande alle nasporingen heb ik nergens eene afbeelding van het oud huis te Ewijk aangetroffen. Eene overlevering wil, dat voor de poort van het kasteel een ander gebouw gestaan heeft. Dit is zeer aannemelijk omdat in de beleeningsakten gesproken wordt van huis en hofstede en huis en burcht. Dat deze versterkte plaats meermalen is belegerd, blijkt uit de geschiedenis. Dit wordt daarenboven bevestigd door de steenen en metalen kogels, dien men bij het afbreken in den buitenmuur heeft gevonden. Ook wil de overlevering, dat ten noorden van het kasteel bij
den zoogenaamde "Kweldam" een galgenveld geweest is. Dit van het gebouw, het volgende van zijn bewoners. - 34 -
Reeds in de twaalfde eeuw bloeide in het Rijk van Nijmegen het geslacht van de Meeren van Ewijk, die tot de voorname edelen van het graafschap van Gelder behoorden. Sedert jaren was dit geslacht in het rustig bezit van de tienden van de kerk van Wijchen 3), toen Herman, proost van het kapittel te Sijflich zijne rechten deed gelden. Het daarover gevoerde proces eindigde met de uitspraak, dat Rudolf, heer van Ewijk, die goederen onwettig bezat en dat hij ze aan het kapittel te Sijflich moest teruggeven. Rudolf was inmiddels gestorven en zijne zonen Ernest en Rudolf schijnen nalatig geweest te zijn, daaraan te voldoen. Daarom werd de ker-
- 35 -
kelijke ban tegen hen uitgesproken. Dit had tengevolge, dat Ernest en Rudolf mede namens hunnen afwezigen broeder Hubert, hunnen oom Lodewijk, hunne moeder Elisabeth, hunnen zuster Bertha en Lutgardis de vrouw van Ernest den 20 Juni 1242 voor Burggraaf en schepenen van Nijmegen afstand deden van hunne rechten en de verklaring aflegden, dat zij en hunnen erfgenamen den proost en het kapittel van Sijflich in het rustig bezit der tienden zouden laten 4). Eenige schrijvers hebben zich in den naam van Ernest, heer van Ewijk, vergist en hem abusievelijk Rutger genoemd. Om die reden is het niet waarschijnlijk dat Rutger, heer van Grevich, die de oorkonde van de stichting van het klooster Gravendaal te Asperen bij Goch in het jaar 1255 onderteekende, tot het geslacht van de heeren van Ewijk behoorde. Wel vinden wij Ernest, heer van Ewijk vermeld in een oorkonde van 12 Augustus 1258, waarbij de Apostelkerk te Keulen hare inkomsten te Nijmegen aan de ridders van St.Jan aldaar afstaat 5). Een ander voornaam Geldersch geslacht had in het Rijk van Nijmegen belangrijke bezittingen. Zoo verkocht Theodorich van Appeltern den 13 Maart 1250 aan het klooster Marienwaard zijne goederen te Weurt, hem aangekomen van zijnen grootvader Johan en zijne grootmoeder Bertha, welke goederen hij in gemeenschap bezat met de kinderen van zijnen broeder Johan, van welke Johan (12 jaren oud) als medeverkooper handelt 6). Niet onwaarschijnlijk is het, dat bijvoorbeeld door het huwelijk van Johan van Appeltern met Bertha van Ewijk later die heerlijkheid aan hem is overgegaan. Althans den 13 Maart 1307 verklaart Johan van Appeltern, heer van Ewijk, voor Philips van Hemert, rechter tusschen Maas en Waal, dat hij aan een altaar in de kerk van Ewijk jaarlijks uit zijn landerijen schuldig is 10 pond kleine denarien. Schutjes 7) haalt het archief van Doddendaal aan, maar omdat dit thans op het huis Vornholts bij Munster bewaard wordt, ben ik niet in de gelegenheid om dit en andere dergelijke stukken na te zien. Johan van Appeltern treedt in twee belangrijke oorkonden als raadsman en als getuige van den Graaf van Gelder op. Vooreerst den 19 October 1316, toen Zalt-Bommel door graaf Reinald met stads-vrijheden en voorrechten begiftigd werd en ten tweede den 3 September 1318 bij de uitspraak van Willem, graaf van Holland in de geschillen tusschen graaf Reinald en zijnen zoon 8). Geheel ten onrechte zeggen eenige geschiedschrijvers dat Robert van Appeltern door den graaf Reinald van Gelder in het jaar 1300 met het huis te Ewijk beleend is. Dit had plaats in het jaar 1332 en daarom was Robert waarschijnlijk een zoon van Johan van Appeltern 9). De betreffende authentieke akte is daarom vooral belangrijk, wijl zij eene voor den heer van Ewijk beduidende vergrooting van grondgebied aangeeft. Bij dezelve werd hij niet alleen met een hem vroeger toebehoorend goed, maar met andere door den graaf aangekochte kinderijen beleend. Om dit te verstaan moeten wij weten, dat de graaf van Meurs
- 36 -
in de jaren 1270 en 1278 door den aartsbisschop van Keulen met de goederen te Ewijk en te Beuningen beleend werd 10), Ook
zien wij in eene akte van 1303 van 28 Juni, dat een zeker ridder Theodorich van Gronauwen als waar en wettig patroon der kerk te Beuningen 11) aan graaf Reinald het hout en de eikels in het
bosch te Beuningen verkoopt 12). Bij gelegenheid dat later tusschen deze twee leenmannen twist ontstond, wees de aartsbisschop van Keulen den 13 September 1308 de goederen en tienden benevens de kerkgifte te Ewijk en te Beuningen aan Dirk, graaf van Meurs, toe 13). Bedoelde goederen 14) kocht de graaf van Gelder van den heer van Meurs en zijne broeders en van de erfgenamen van Diderik van Gronauwen; zulks
wordt uitdrukkelijk in de oorkonde van 27 December 1332 vermeld. Deze goederen benevens zijn huis, hofstede, boomgaard en rosmolen onder Ewijk gaf de graaf aan Robert van Appeltern tegen een jaarlijksche betaling van 120 ponden 10 schellingen en 6 pennin-
gen in erfpacht. Ook blijkt uit deze akte, dat de Heer van Ewijk een cijns had in die goederen, die op 20 ponden geschat werd. Aanmerking verdient, dat van die verschillende landerijen, die met naam en grootte worden opgegeven, een drietal tegenwoordig nog dezelfden naam dragen. Graaf Reinald II had misschien aan niets meer behoefte dan aan
geld. Daarom verpandde hij reeds den 26 April 1336 aan den ridder Robert van Appeltern de erfpacht te Ewijk voor 805 ponden, 2 schellingen en 6 penningen 15). Of deze verpanding later is afgelost, is mij niet gebleken. Van de kerkgifte te Ewijk wordt geen gewag gemaakt. Dit was
waarschijnlijk onnoodig, omdat men wel wist, zooals de aartsbisschop van Keulen Hendrik II zich uitdrukte 16) dat zij aan die goederen verbonden was 17). Ook dr.Binterim 18) haalt een handschrift aan uit de XIII eeuw. getiteld: Liber procurationum et petitionum archidiaconi xantenis, waarin staat aangeteekend, dat in de 16de eeuw de heer van Doddendaal het begevingsrecht had in de
kerk te Ewijk 19). De heeren van Ewijk hebben dan ook steeds tot omstreeks 1600, toen de katholieke parochiale kerk in de handen van de protestanten overgegaan was, van dit recht gebruik gemaakt.
Wel schonk CatharĂŻna van Bourbon, hertogin van Gelder, den 14 Mei 1469 bij uitersten wil het patronaat der kerk te Ewijk aan het op te richten kapittel der St. Stephanuskerk te Nijmegen, maar
het is mij niet bekend, dat dit collegie ooit dit recht heeft uitgeoefend 20). Robert van Appeltern is in 1331 getuige bij de huwelijksvoorwaarden tusschen graaf Reinald van Gelder en Alionora, zuster van
Eduard III, koning van Engeland en in Maart 1332 bij de beleening van Tilman van Groesbeek met de heerlijkheid Persingen 21). Toen Robert bij zijn overlijden geen zonen naliet, ging de heerlijkheid aan Johan, den zoon van zijnen broeder Willem van Appeltern over. Volgens Schutjes 22) werd hij in 1379 met huis, hofstede, dagelijks gericht en een derde deel van het hoog gericht van Doddendaal te Ewijk beleend. De hierop betrekking hebbende - 37 -
- 38 -
oorkonde heb ik nergens kunnen opsporen. Jan van Appeltern treedt in 1368 als getuige op bij de huwelijksvoorwaarden tussen Eduard van Gelder en Catharina, oudste dochter van hertog Albrecht van Beijeren 23). Al spoedig werd hij door zijnen zoon Dirk opgevolgd, die in 1387 als heer van Ewijk voorkomt. Reeds in 1361 had de jonge ridder Dirk den windmolen en het gemaal te Ewijk en te Winssen van Reinald, hertog van Gelder in erfpacht ontvangen 24). In 1371 zien wij Dirk van Appeltern vermeld als vriend en raadsman van Mechteld, hertogin van Gelder 25). Zijn zoon Jacob was de laatste heer van Ewijk uit zijn geslacht, omdat hij in 1415 de heerlijkheid verkocht aan Otto heer van Buren. Het zegel van het geslacht van Appeltern was een St.Andrieskruis met ruiten 26). Niet lang verbleef het adellijk goed te Ewijk aan het geslacht der heeren van Buren; toen Otto reeds in 1417 overleed, werd hij door zijns broeders zoon Johan, ambtman van den hertog van Gel-
der, in het Land van Maas en Waal opgevolgd 27). Ridder Johan had bij zijne vrouw Eleonora van Bersselen, slechts eene dochter
met name Elisabeth. Deze huwde in 1441 met Gerard van Kuilenburg en zoo kwam het huis Doddendaal aan dat adellijk geslacht. Elisabeth stierf in 1451 en haar zoon Jasper, gehuwd met Johanna de Ia Roche verkocht in 1484 het erfgoed zijner moeder aan ridder Johan Bol. De brieven van dezen verkoop van het jaar 1484
en 1486 berusten in het archief Doddendaal op het huis Vornholtz. Johan Bol behoorde waarschijnlijk tot de edelen van het Rijk van
Nijmegen; in het verbond dier edelen van het jaar 1436 komt een ridder Hendrik Bol voor 28). Door dien verkoop ging aan ridder Johan Bol over het huis, de burcht, 31 morgen landerijen, de kerkgifte en de verdere heerlijke rechten van Doddendaal. Zijne eenige dochter Bel la huwde met Gotfried van Stepraedt, die in het jaar 1491 met Doddendaal beleend werd. Het geslacht Stepraedt of Stempraede is van Westphaalschen oorsprong en voerde in rood een zilveren met goud gekroonden leeuw, het veld bezaaid met 8 zilveren blokjes. Helmteeken: de uitkomende gekroonde leeuw of ook wel een zilveren in rooden vlucht. Het riddergoed Stepraedt, waaraan dit geslacht zijnen naam ontleent, ligt onder Walbech in Pruisen nabij de grenzen van Hollandsch Limburg en behoort nog heden aan het geslacht van Nagel
Doomick. Een eeuwigen dank zijn naast God de katholieken van een groot gedeelte én van het Rijk van Nijmegen én van het Land van
Maas en Waal én zelfs van de Betuwe aan de Stepraedts van Doddendaal verschuldigd, omdat deze katholieke familie meer dan eene eeuw in de geestelijke behoeften der omliggende katholieke dorpen voorzag door paters van de Sociëteit van Jezus en later Paters
Franciscanen op haar kasteel te onderhouden en daar eenen ruimen kelder voor de Goddelijke diensten beschikbaar te stellen. In die tijden stroomden op zon- en feestdagen van heinde en verre de van hun parochiekerken beroofden katholieken naar het huis Doddendaal
- 39 -
om er de H.Geheimen te vieren en onderrichting en troost en sterkte te zoeken. Toen weerklonken in dien somberen kelder als weleer in de catacomben te Rome de gezangen der geloovigen en de opwekkende stem van den ijverigen priester. Wat zoude er van de verstrooide schapen zonder herder geworden zijn, indien niet de familie Stepraedt zich hunner ontfermd had? Daarom rust zonder twijfel de zegen Gods op dit vroom geslacht, dat nog in zijne katholieke afstammelingen de Van Nagel Doornik's voortleeft. Moge de met het wapen der Stepraedts versierde zerk, die in het priesterkoor der oude aan de katholieken weergegeven kerk te Ewijk het graf dier familie dekt, steeds dankbare gevoelens bij het nageslacht opwekken! Wat toch is den katholiek kostbaarder dan de gave en het behoud des geloofs? Ook in de kloosterkerk der door de Stepraedt's hoog geschatte Paters Franciscanen te Megen is nog een monument aanwezig dat van den vromen godsdienstzin dier familie getuigt. Het is het hoogaltaar met een kostbaar schilderstuk, de kruisiging voorstellende, dat Peter van Stepraedt in de maand Augustus van het jaar 1688 heeft doen oprichten, onder voorwaarde dat Paters en Broeders voor den bloei zijner familie zouden bidden. In April 1856 is dit altaar en het daarboven geplaatste wapen der Stepraedt's op kosten der Hoogwelgebore Vrijvrouwe van Nagel Doornik geboren gravin van Merveldt gedeeltelijk hernieuwd. Van Godfried van Stepraedt bestaat in het archief Doddendaal een akte van 17 Juli 1510, waarbij hij verklaart aan den priester, Simon Goerdts (vicaris) met raad en op verzoek van den pastoor en de naburen van Ewijk het beneficie van O.L.Vrouw en van den H. Stephanus in de kerk te Ewijk op te dragen; mis doende wekelijks een mis. Verder verklaart hij dat aan deze cure door hem en door de naburen nog eenige renten zijn toegevoegd en daarmede nog andere inkomsten zullen worden vereenigd, omdat het bestaande karig was, doch dat de vicaris dan doen zal aan gemeld altaar aan de noordzijde, wekelijks twee missen en aan het altaar aan de zuiderkant eene mis en dat van deze drie missen de priester er eene celebreeren zal op den huize Doddendaal zoo dikwijls de heer dit verlangt, met uitzondering der vier hoogtijden en eindelijk, dat de beneficiant te Ewijk zal moeten resideeren 29). Uit de betreffende
akte blijkt, dat reeds Tn het begin der zestiende eeuw op het huis Doddendaal gelegenheid was om de mis te lezen. Godfried van Stepraedt werd door zijnen zoon Dirk opgevolgd die in 1515 met Doddendaal beleend werd. Deze verkocht in 1526 het huis Doddendaal aan Karel, hertog van Gelder, die den eersten September 1528 het huis en de hofstede Doddendaal weder verkocht en opdroeg aan denzelfden Dirk van Stepraedt en zijne vrouw Aghes van Doornick, onder voorwaarde van de heerlijke rechten volgens leenrecht voor het hof van Gelderland te verheffen 30). Het oude en aanzienlijke geslacht Van Dornick of Doornick voerde tot wapen in zilver een rooden dwarsbalk en tot helmteeken een rooden hoed met opgeslagen zilveren rand, waarop een naar rechts ziende zilveren hazewindhond met gouden halsband zit. Het ontleende zijnen naam aan de heerlijkheid Dornick in Over-Betuwe
- 40 -
tusschen Lent en Bemmel gelegen. Het slot van dien naam werd in de 14de eeuw verwoest. Dirk van Stepraedt had vijf kinderen: l. Johan, gehuwd met Elisabeth van Wachtendonk, zij sterven kinderloos; 2. Hendrik, gehuwd met Catharina van Gelder; 3. Peter, gehuwd met Anna van den Aher, overleden zonder kinderen na te laten; 4. Bel la, gehuwd met Johan van Salland en 5. Gerd tot den Uilenburgh. In 1538 treedt Dirk's oudste zoon Johan en in 1544 zijn tweede zoon Hendrik als heer van Doddendaal op. Dezes twee zonen Dirk en Reinier, de laatste gehuwd met Johanna van Rechteren, werden in 1555 en 1558 achtereenvolgens beleend. Dan volgde Johan Reinier's zoon, gehuwd met Maria van Dordt vrouwe tot Varick in 1593. Deze heer voerde in 1599 een proces tegen zijn jongere broeders en zusters. Hij beweerde, dat het huis Doddendaal met singels, wallen, grachten, heerlijkheid enz. hem alleen aangeerfd was. Zijn jongere broeders en zusters, zich op het Zutphensche leenrecht beroepende, hielden het tegendeel staande. Hetzelfde had plaats met de heerlijkheid Indoornick en daarenboven was er nog verschil over het verdeelen van sommige leengoederen. Onder andere beweerde klager dat hem toekwam het voordeel van de leengoederen Grondsfoort en daarbij liggende landerijen. Ten aanzien van het huis Doddendaal verklaart het hof van Gelderland den eischer niet ontvankelijk, ten aanzien van Indoornick dat dit naar Kleefs recht den oudsten broeder toekomt en op Grondsfoort verklaart het hof, dat aale broeders en zusters gezamenlijk recht hebben 31). Voordat Johan Stepraedt heer van Doddendaal werd, had dit kasteel in 1590 een zware belegering ondergaan bij gelegenheid van het ontzet van Nijmegen door den graaf van Mansfeldt 32). Vermoedelijk is die schade door de bestorming en verbranding dan het kasteel Doddendaal toegebracht, spoedig hersteld geworden, want de heer Johan van Stepraedt, spreekt in bovenvermeld proces in 1599 van huis, singels, grachten enz. Een der op den huize Doddendaal aanwezige portretten der familie Stepraedt stelt ridder Johan voor, die, zooals naast zijne afbeelding te lezen staat, op den eersten November 1619 den ouderdom van 50 jaren bereikt had. In het jaar 1607 vestigde zich de eerste predikant te Ewijk en nam hij de aan de Katholieken ontnomen parochiekerk in bezit. Dat bij het onbeduidend getal protestanten zijn inkomen hoogst karig moet geweest zijn, laat zich begrijpen. Temeer omdat de pastorie- en vicariegoederen aan den katholieken heer van Doddendaal verbleven waren. Daarom werd Reinier van Stepraedt, die zijnen vader in 1629 was opgevolgd, door Everhard Wolters, predikant te Ewijk in het jaar 1638 voor het gerecht gedaagd, omdat hij de katholieke pastorie- en vicariegoederen niet wilde afstaan. Bij sententie van het hof van Gelderland moest de gedaagde binnen 14 dagen den hove vertoonen alle onder hem rustende brieven, charters en andere bescheiden, aangaande de betwistte pastorie- en vicariegoederen en werd een derde deel der vicariegoederen aan den predikant toegewezen 32).
- 41 -
- 42 -
Waarom ontving de predikant niets van de pastoriegoederen?
Omdat de heeren van Doddendaal in de geestelijke behoeften der katholieken voorzagen, door een ordensgeestelijke op hun kasteel te herbergen. Een onder het kasteel aanwezige kelder had toen de ruime van twee zijbeuken voorziene parochiekerk vervangen. Deze overwelfde kelder, die steeds door velen met belangstelling wordt bezocht, is ongeveer 19 meters lang, negen meters breed en wordt in het midden door vijf vierkante zuilen van vier meters omvang geschraagd. Aan de noordzijde in het bovengedeelte van den kelder ziet men in de zuil tusschen twee ramen een vierkante opening, ter plaatse waar het altaar gestaan heeft. Deze opening bevatte
gedeeltelijk het tabernakel. Ter rechterzijde van het altaar bevinden zich onder het raam een paar ijzers. Hieraan was naar gissing de biechtstoel bevestigd. Ter linkerzijde van het altaar is de muur naast het raam nisvormig uitgehouwen om er een beeld in te plaatsen. Het altaar zelf, dat zeer eenvoudig zal geweest zijn, is in het
jaar 1796, toen de kerkelijke diensten op Doddendaal hadden opgehouden, aan de kerk te Winssen geschonken. Aan beide zijden van het altaar bevinden zich in de zijmuren een negental lange verticale groeven, die de plaatsen der banken aanwijzen. Achter in den kelder was aan de oostzijde de uitgang voor het volk. Daar ziet men nog een wijwatersbak van blauwen steen in den muur. In het midden van den kelder aan de oostzijde is een smalle trap, nu gedeeltelijk dichtgemetseld, welke in den bovengang van het kasteel eindigde en waarlangs de priester en de kasteelbewoners tot den kelder daalden. De inrichting van deze plaats tot parochiekerk was niet ondoelmatig, omdat volgens gissing ongeveer 800 rnenschen aldaar de H.diensten konden bijwonen. De heer Mr.A.W.Engelen schrijft in zijn "Wandelingen door Gelderland", dat de kelders van Doddendaal ingeval van watersnood droog blijven. Dit is echter bij de overstrooming van 1861 niet gebleken. Het is hier de plaats om die reeks van ijverige, apostolische mannen, zoo van de Sociëteit van Jesus als van de nederige volgelingen van den H.Franciscus van Assisie te vermelden, die meer als eene eeuw op Doddendaal het katholiek geloof hebben verkondigd en wier werkkring zich over vijf omliggende dorpen en zelfs tot in de Betuwe uitstrekte. Aan de welwillende opgave van den Z.E.Pater A.v.Lommei S.J. heb ik de naamlijst te danken der E.E. P. P.der Sociëteit van Jesus. Zij zijn: Gualterus Alkemade (1643-1649), Leo de Meyer (16491650) en Gulielmus Meldert (1650-1671). Voor de E. E. P. P.Franciscanen neem ik liefst over de aanteekening van Pater Knors uit het doopboek van de kapel van den Doddendaal anno 1672. "De geestelijken die hier dienst hebben gedaan in en na de revolutie waren Paters van de Sociëteit van Jesus, van welke de laatste was Pater Meldert, die in het jaar 1672 uït eigen beweging om zekere reden is vertrokken. Van die tijden
- 43 -
bestaa* geen doopboek. Dit i's zeke r om de hagchelijke gebeurtenissen toen te tijde verloren gegaan. De volgende waren Franciscanen, van welke de eerste is: R.P.Augustinus de Gastro, die dit boek begonnen heeft (1672-1687). De tweede is: R.P.Weerts, maar deze is hier slechts drie [aren verbleven, na welken tijd hij Guardiaan van het klooster te Megen is geworden (1688-1691). N o t a : Augustinus de Gastro keert in 1691 terug en sterft in 1703 op den Doddendaal. "De derde is: R. P.Franciscus Meijer (1703-1720). De vierde is: Petrus de Wolf (1720-1741); ook hij overleed in 1744 op den Doddendaai. De vijfde ben ik: Antonius Knors (1741 - 1745 l Januari). Deze allen zijn en worden onderhouden door de liefdadigheid der adellijke familie van Stepraedt of van Slangenburg, tot ik, na hier 7 jaren, te weten drie als socius en vier als pastoor in rustig bezit te hebben doorgebrachi, den eersien Januari 1745 ben weggezonden. Onder deze gemeenie benooren: Doddendaal, Ewijk, Winssen, Beuningen, Weurt en Deest". Peter Antonius Knors moest l Januari 1745 het huis Doddendaal verlaten krachtens placaat der Staten-Generaal van 19 October 1731, waarbij aan ordensgeestelijken de uitoefening van geestelijke bedieningen in de provincie Gelderland was verboden. In het jaar 1664 ging de heerlijkheid Doddendaal van Reinier van Stepraedt over op Johan van Indoornik, den zoon zijns broeders. Deze Johan was tevens eigenaar van het Loo bij Apeldoorn, dat in 1683 door aankoop eigendom werd van prins Willem de derde en thans het verblijf is onzer Vorstelijke Familie. Na den dood van Johan werd in 1667 zijn broeder Peter Reinier met Doddendaal beleend. Ridder Peter Reinier van Stepraedt was een groot weldoener van het Franciscanerklooster te Megen. Hij onderhield niet slechts een en soms twee Franciscanerpriesters op den Doddendaal, maar hij schonk ook in de kloosterkerk te Megen het hoogaltaar, dat nog heden die kerk versiert. Toen Lodewijk XIV in 1672 met zijn zegevierend leger langs den Rijn in Gelderland viel, had het kasteel Doddendaal andermaal veel te verduren. De geschiedschrijver Tirion heeft aangeteekend dat in de jaren 1672 en 1702 het zwaar muurwerk van het huis Doddendaal zeer beschadigd is 33). In het jaar 1720 werd Peter Reinier door zijnen zoon Dirk Johan van Stepraedt opgevolgd. Als een bewijs dat toendertijds zelfs goede gronden weinig waarde hadden dient, dat door den heer van den Doddendaal in het jaar 1740 de zeer aanzienlijke, bij het kasteel gelegene bouwhof "De Oude Weyer" aan Wouter Peters verkocht werd voor vierduizend gulden 34). Door het huwelijk van Maria Agnes, dochter van Dirk Johan van Stepraedt, met Willem Gaspar van Doornick, heer tot de Woningh, kwam in 1744 Doddendaal aan het geslacht Doornik. Van Maria Agnes is op het kasteel Woningh, bij Dinslaken, nog een portret aanwezig. Hare eenige dochter Johanna Elisabeth huwde Herman Adolf,
- 44 -
vrijheer van Nagel tot Vornholtz en erfde Doddendaal in 1769.
Haar zoon Willem, vrijheer van Nagel erfde Doddendaal en Indoornik in 1783. Diens zoon Clemens August, kocht in 1805 het huis Winssen, dat in 1815 gesloopt werd. Eene afbeelding van dit huis vindt men
in "Het verheerlijkt Nederland" 35). Door dien aankoop werden de landerijen behoorende tot Doddendaal met 196 ha. vergroot. Zijn zoon August huwde met Bertha, Gravin van Mermeldt en
werd heer van Doddendaal. Thans behooren Doddendaal, Woningh, Indoornik en Stepraedt aan diens zoon Clemens August, gehuwd met Maria, gravin van Stolberg Stolberg, woonachtig te Vornholtz.
Hiermede eindig ik de beschrijving van een huis, zoo belangrijk voor de katholieke geschiedenis van Gelderland. Doddendaal met zijn zwaar muurwerk staat daar als een blijvende herinnering aan hetgeen ons voorgeslacht om wille van het geloof heeft gedaan en
geleden. Zware stormen zijn in den loop der tijden over het Rijk van Nijmegen en het Land van Maas en Waal losgebroken, maar het geloof is behouden gebleven. Gelukkig de bevolking die deze herinnering levendig houdt! Gelukkig het dorp waar de moeder, als de vergulde weerhaan met het wapen der Stepraedt's op het torentje van Doddendaal haar in de middagzon tegenblinkt, tot haar kind zegt: "Mijn kind, ziet gij dat gouden sterretje? Dóór - 45 -
op dat hooge huis leefde eens een brave familie, die het geloof in onze streken heeft bewaard. Daar hebben Paters Jezuteten uit België en Paters Franciscanen uit Megen, toen onze pastoors verjaagd en onze kerken gesloten waren, honderd jaren in een donkeren kelder mis gelezen. Daar hebben zij gepredikt en gebeden. Vandaar hebben zij de omstreken verzorgd en zóó is ons volk katholiek gebleven. God zegene voor die weldaad het huis, den bezitter en de bewoners!"
Noten:
1. A. J. van der Aa, Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, dl 3, Gorkum, 184, p.396.
2. J. in de Betouw, Annales Noviom. W. van Berchem, Gelderse kroniek (naar het Hamburgse handschrift uitgegeven door A.J.de Mooy, Arnhem, 1950 als Werken der Vereniging Gelre nr 24). J.I.Pontanus, Historiae Gelricae Libri XIV, Harderwijk, 1639, boek 7, p.317. 3. L.A. J.W.SIoet, Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutphen tot op den slag van Weeringen, deel 2, Den Haag, 1973, p. 635 (nr 631).
4. Sloet, a . w . , dl 3 (?), p.1127. 5. Sloet, a.w., dl 2, p.713 (nr 717). 6. L.H.C.Schutjes, Geschiedenis van het bisdom van 's-Hertogenbosch, dl 3, St Michielsgestel,
1872, p.630. 7. P.Nijhoff, Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, dl l, Arnhem, 1830, p.163 en 182 (nr 178). 8. Nijhoff, a.w., dl l, p.298 (nr 267).
9. Sloet, a.w., dl 2, p.892 (nr 919) en dl 3 (?), p.966 (nr 998). 10. Nijhoff, a.w., dl l, p.87(nr79). 11. Nijhoff, a.w., dl l, p.104 (nr 101).
12. Nijhoff, a.w., dl l, p.355 (nr 309). 13. A.J.Binterim en J.H.Mooren, Die Erzdiöcese Köln bis zur Französischen Staatsumwalzung, dl l, Dusseldorf, 1892. 14. Nijhoff, a.w., dl 4, Arnhem, 1847, p.426 (nr 477). 15. Nijhoff, a.w., dl l, p.267 (nr 252) en 275 (nr 259). 16. Schutjes, a.w., dl 3, p.629.
17. Nijhoff, a.w., dl 2, Arnhem, 1833, p.231 (nr 161-162). 18. Nijhoff, a.w., dl 2, p.158 (nr 105).
19. Nijhoff, a.w., dl 3, Arnhem, 1839, p.5 (nr 1).
20. Nijhoff, a.w., dl 2, p.233. 21. Nijhoff, a.w., dl 4, p.27. A.K.W.Voet van Oudheusden, Hist. Beschr. van Culemborch, Utrecht, 1753, dl l, p.79-83. 22. Nijhoff, a.w., dl 4, p. 130 (nr 158). 23. Schutjes, a.w., dl 3, p.630. 24. G.van Hasselt, Geldersch Maandwerk, dl l, Arnhem, 1807/1808, p.105-109. 25. Archief Hof van Gelre, Civiele Sententien dl 4, p.71 en 120. 26. A. van Meerbeeck, Chronycke van de gansche werelt, Antwerpen, 1620, p.720.
27. Archief Hof van Gelre, Civ.Sent.dl 7, p.34 en Pleidooiboeken dl 12, (22-11-1638). 28. A.W.van Engelen, Wandelingen door Gelderland, Groningen, 1847. /l741. 29. J.Wagenaar, Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden, dl 13: Gelderland, A'dam, 30. Memoriaal van J.Scheers, koster-schoolmeester te Beuningen.
- 46 -
AFBEELDINGEN
Blz l.
Kopje van een putto, 18de-eeuws, afkomstig uit de schuilkerk op het slot Doddendaal, in het bezit van de R. K. Parochie St.Jan Baptist te Ewijk, ïnventarisnr A14; foto J.R.Visker, Beuningen en L,v.Haren, Wijchen.
4. Middeleeuwse keuken op Mari'énweerd te Beesd; foto J.R.Visker en L.v.Haren. 5. Fragment charter Jan van Cuijk, berustend in het streekarchief Land van Cuijk te Grave; foto J.R.Visker en L.v. Haren.
6. Links: zegel Arnoud van Gelre; rechts: gedenkplaat in de St.EÜsabethskerk te Grave voor "Arnaud/Hertog van Gelderland..."; foto's J.R.Visker en L.v,Haren. 7. Bul met zegel van paus Nicolaas d.d. l febr.1451; foto J.R.Visker en L.v.Haren. Arch.L.v.C. 9. Reprint uit: Dr Jan-J.F.Wap, Geschiedenis van het Land en der Meeren van Cuyk, Utrecht 1858. 10. Verwoest Grave; foto naar prent J.R.Visker en L.v.Haren. 12. Graafse veer; foto naar prentbriefkaart in part.coll. door J.R.Visker en L.v.Haren. 13. Hampoort te Grave; foto J.R.Visker en L.v.Haren. 14. Detail beeld van J.D.van der Capellen, vervaardigd door Giuseppe Ceracchi, dat zich bevindt in de tuinen van de villa Borghese op de Monte Pincio te Rome; foto Jac.v.Oss, eerder gepubliceerd in De Gelderlander van 24/4/75, beschikbaar gesteld door de redactie ed.M&W. 15. Huis Appeltern; reprint. 16. Gezicht op de bebouwing op en bij de kasteelplaats te Appeltern; foto J.R.Visker en L.v.Haren. 17. Schets van de beeldhouwer G.Ceracchi, model 2 voor een monument voor j.D.van der Capellen, waarvoor de onderscheiden beelden wél zijn vervaardigd én grotendeels betaald, doch nimmer werden afgeleverd l Lïtt.: Hetty Wertheim-Gijse Weenink and W.F.Wertheim, A Dutch Tribune of the People in Rome, Mededelingen van het Nederlands Instituut te Rome, dl xxxvi 1974; foto Jac.v.Oss, Druten. 18. Twee gemeentewerkers tonen bij de werkplaats in Maasbommel het straatnaambord dat binnenkort in het dorp Appeltern geplaatst zal worden; foto J.R.Visker en L.v.Haren. 19. Kerk St.Adelbert te Aken, foto C.P. J.v.Kouwen, Nijmegen d.d. augustus 1976. 20. Links en rechts: voor- en achterzijde van een loden zegel behorende bij een bul van paus Gre-
gorius vint, gegeven aan het St.Adalbertstift te Aken;(Jrkunde 14) Hauptstaatsarchïv Düsseldorf. 21. Urkunde 7 juli 1005, Hauptstaatsarchïv Düsseldorf; zie: Tljdschr.Tweestromenland 27, p.34. 23. Kasteel Ammersoyen; foto J.R.Visker en L.v.Haren. 23. Rechts: Het Arsenaal te Woudrïchem; foto J.R.Visker en L.v.Haren.
24. Reprint. 25. Stoomgemaal te Appeltern; foto Jac.v.Oss, Druten,
26. Café de Vrijboom; prentbriefkaart uitgegeven door Joh.Poelen te Beuningen vóór 12/8/39. 27. Detail schilderij uit het Noordbrabants Museum te 's-Hert ogen bosch van Henrïcus Weingartner
(1791-1858) De St.Elisabethsvloed, olie verf/doek, 185x267 cm. 1857, inv.nr.8849; foto J.R.Visker en L.v.Haren. 29. Het slot Doddendaal te Ewïjk vanaf de toegangspoort; foto J.R.Visker en L.v.Haren.
30. Portretfoto van A.J.v.Koolwijk door Fotografie de Doelen, Amstef 2, Amsterdam, Joh.L.v.d. Heijden, directeur; foto dateert van na 1893.
31. Het slot Doddendaal te Ewijk vanuit het zuidoosten; foto J.R.Visker en L.v.Haren. 33. Lïnkertrapgeveltje met een hartvormige versiering van kogels; foto J.R.Visker en L.v.Haren.
35. Rechtertrapgevel t je met een kruisvormige versiering van kogels; foto J.R.Visker en L.v.Haren. 38. Grafzerk voor "Joncker Derick vö" Stepraede here té doddëdael milder gedacht bit got D de ziel Int jair ons herê" mcccccxxxviu" die zich bij de oude kerktoren te Ewijk bevindt; foto J.R.Visker en L.v.Haren. Een "-" heeft de waarde van de letter "n". (Onvolledige transcriptie). 42. Achter-, onder- en voorzijde van een houten monstrans met monogram PBVH? "Fecit in Uden
16/4/1782 VOOR Den Eerwd. HEER Van Meulen Pastor te Eeywyk; in bruikleen afgestaan door de R. K.Parochie St.Jöhannes Baptist aan het Bisschoppelijk Museum (thans in net Museum voor Religieuze Kunst te Uden); het zou in de schuilkerkentïjd op Doddendaat gebruikt zijn; het materiaal: hout, duidt op grote armoede; foto J.R.Visker en L.v.Haren. 45. Huis Doddendaal vanuit het zuidoosten in 1731; gewassen pentekening door A.de Haan; reprint. 48. Zie l.
MAAS „EN
.-NUMMER 29
;
NOVEMBER 1978
'WAALS - TIJDSCHRIFT
VOOR
STREEKGESCHIEDENIS
TWEESTROMENLAND
Het tijdschrift Tweestromenland verschijnt zo mogelijk viermaal per jaar en wordt aan de leden van de Historische Vereniging gratis toegezonden. Oplage: 1500 stuks.
Contributie
Kopij:
leden:
De contributie voor 1978 bedraagt minimaal ƒ 15,-, naar verkiezing ƒ 20,-, ƒ 25,-, ƒ 50,-, ƒ 100,-, ƒ 250,-, uitsluitend te voldoen door storting op giro 2622 012 t.n.v. penningmeester Vereniging Tweestromenland, p/a Zevengeversstraat 6, Dnjten. Lidmaatschap: Het lidmaatschap geeft recht op gratis toezending van het tijdschrift en de nieuwsbrief en op deelname aan excursies en reizen, bovendien toegang tot lezingen, tentoonstellingen, dia-avonden enz.
Kopij dient getypt, gedateerd en ondertekend te worden toegezonden aan de redactie, p/a Uilengat 4, Bergharen. Kan een bijdrage niet in machïneschnft geleverd worden, dan gaarne in een duidelijk leesbaar handschrift. Afbeeldingen moeten, indien men ze terug wü hebben, aan de achterzijde voorzien zijn van naam, adres en woonplaats van de bruikleengever.
Omslagfoto: standerdmolen "De Zeldenrust" te Overasselt.
Administratie: Zevengeversstraat 6, Druten; voor opgave van nieuwe leden, adresveranderingen en eventuele opzeggingen (voor l december van het lopende veremgïngsjaar).
INHOUD
E r e- l I d :
H.van Heiningen, benoemd 2 mei 1969. Bestuur: J.P.v.Wezel (voorzitter) kerkstr.7, Alphen; Jac.Trijsburg (secr.) maasdijk 20, Appeltern; Mevr.G.Y.M.Derks- Klabbers (penningmeester) Zevengeversstraat 6, Druten; j.A.v.Gelder (vice-voorz.) uïlengat 4, Bergharen; J.A.Jansen (2de secr.) aalsburg 17-60 Wljchen; G.F.Kaiser (2de penn.) hogestr.98, Druten; J.v.DInter, rooysestr.23, Dreumelj H.v.Leeuwen, rooysestr.Sla, Dreumel; mej.F. J.v. Dijen, molenstr.54, Boven-Leeuwen; G,A,Rooïjakkers, kon.wilhelminastr,22, O-*. rasse!t; J.R. Visker, v.heemstraweg 50, Be<j -ingen. Losse
nummers
t i j d s c h r i f t :
Nrs 19 t/m 28 voorradig, ƒ5,- per stuk. Te bestellen door storting op ons gironummer. - 2-
Blz. 3. Dr ir A.C. Zeven, Op zoek naar stambonen. 10, H. Manders, In gemeenten Overasselt en Heumen: drie molens en een romp. 16. Ad Rietveld, Onze houtwallen. 19. In memoriam J.M. Smolders. 20. Literatuursignalement. 23. Arend Houtkoop, Bronnen voor de geschiedenis van Maas en Waal in het Tielse gemeentearchief. 37. M.J.j. Bergevoet en drs J.G.W.R.Dekkers, Van Delft, een familie vernoemd naar een verdwenen Maas en Waalse buurtschap. 41, Mgr H.v.Helvoort, De kerken van architect C.Franssen in Maas en Waal (dl 1). NIEUWSBRIEF in geel katern: I. Ochtendbezoek gemeentearchief Nijmegen II. Middagbezoek Stevenskerk Nijmegen. III. Jaarverslag 1977.
NUMMER 29
NOVEMBER
~r> . i s . ZTweeetromenlanb MAAS
EN
WAALS
TIJDSCHRIFT
VOOR
1978
Streekarchief Bommelerwaard
STREEKGESCHIEDENIS
Redactie: Martin Bergevoet; Hugo van Capelleveen; Jan van Gelder; Huub van Heiningen; Jac. Trijsburg.
0p ÂŁ0?k naar atambntmt door
DR IR
A.C. ZEVEN
In jrg. 26 (1977) vindt U een artikel over de aardappelteelt van de hand van Dr. H.K. Roessingh. Hij wijst hierin o.a. opdat de aardappel uit Zuid-Amerika komt en rond 1700 en eerder verspreid moet zijn in Gelderland. Andere gewassen uit Zuid-Amerika werden en worden verbouwd in Gelderland, De gewone tabak en de boerentabak zijn voorbeelden van gewassen, die nu (bijna) verdwenen zijn. Daarentegen vindt de laatste jaren een explosie plaats van de teelt van snijmais, een gewas afkomstig uit Centraal-Amerika. Een ander gewas afkomstig uit Zuiden Centraal-Amerika is de gewone boon. De gewone boon wordt om twee doelen verbouwd: l . om zijn jonge vruchten, we noemen dan het gewas slaboon of princesseboon, en 2. om zijn zaden. De laatste worden dan gekookt en al of niet gestampt en gezeefd gegeten. Van de laatste is de bruine boon een bekend voorbeeld. Zowel de slaboon als de droge boon worden of als stok (klim)boon geteeld of als stamboon. De eerste klimmen en hebben dus een stok nodig, omdat zij wel 2-3 m. hoog worden. De tweede worden
- 3 -
ca. 40-60 cm. hoog en staan op eigen stam. De gewone boon, wetenschappelijk bekend als Phaseolus vulgaris, moet niet verward worden met de pronkboon of pronkers (Phaseolus coccineus). Deze komt ook uit Centraal-Amerika. De jonge peulen worden meestal gesneden en als snijboon gegeten; de gekookte zaden worden vaak tesamen met gekookte appel gegeten. Men kent ook stok- en stamvormen. Daarnaast worden stokvormen met rode bloemen wel als sierplant geteeld: vandaar die naam. Deze bonen moeten niet verward worden met de tuinboon en veldboon. Deze behoren tot ĂŠĂŠn soort Vicia faba, afkomstig uit het Nabije Oosten. De tuinboon is een grootzadige worm, waarvan wij de jonge, onrijpe zaden eten, terwijl de veldboon kleinere zaden heeft, die in rijpe toestand worden gegeten. De grote zade van de veldboon is aanleiding tot andere namen zoals wierboon, molleboon, paardeboon, Waalseboon en duiveboon.
fiij de afbeelding Een t e k e n i n g van een b o n e p l a n t uit 1 5 5 4 . Dus de boon was al heel snel na de ontd e k k i n g v a n Amerika ( 1 4 9 2 ) i n E u r o p a i n gevoerd en geteeld in t u i n e n . Oe boon had nog een h a l f w i l d e e i g e n s c h a p : het g e d e e l t e l i j k openspringen van de peul. Deze t e k e n i n g i s u i t h e t C r u i j d e n h o e k van Kembert Dodoens (l)odonaeus). Hij noemde de boon Roomsche Boonken. Uit de b e s c h r i j v i n g b l i j k t dat deze naam ook voor de pronkboon gebruikt werd. De boonk l e u r e n die men toen al k e n d e , waren rood, geel, w i t ,zwart en gespikkeld. Wij kennen naast deze kleuren nog de lev e r k l e u r , maar misschien beschouwde Dodoens d e z e k l e u r a l s g e e l .
VERZAMELEN VAN OUDE BOONRASSEN
- 4 -
De reden van mijn artikel is niet om U op de hoogte te brengen van de verschillende boonsoorten en -vormen, maar omdat ik op zoek ben naar oude rassen van de stamvormen van de gewone boon, die om de droge zaden geteeld wordt. Waarom doe ik dat? Door de moderne veredelingsmethoden worden steeds betere bonenrassen gekweekt. Dit betreft dan vooral de slaboon waarbij gelet wordt op draadloosheid en vliesloosheid ( geen harde peul). Maar ook worden nieuwe rassen gekweekt, die resistent z i j n tegen ziekten en plagen. Dit laatste geldt ook voor de stamboonvorm van de droge boon. Deze nieuwe rassen ver-
Bloeiende kievitsbonen bij M.Vermeulen te Batenburg, f o t o V&vH
vangen de oude rassen, en over enige jaren kent men het oude ras alleen nog uit herinnering en verhalen van anderen. Dit laatste werd mij opnieuw duidelijk toen ik op Walcheren zocht naar de Walcherse
witte boon. Dit ras werd tot 20-25 jaar geleden nog algemeen verbouwd. Door zijn grote gevoeligheid voor een virusziekte is het vervangen door moderne bruine boonrassen. Nu teelt niemand de Walcher-
se witte meer en niemand kon mij dit ras nog leveren J
LANDRASSEN
Het is niet bekend wanneer de gewone boon in Gelderland binnen is gekomen. Of dit uit archief-onderzoek ooit duidelijk zal worden is
een open vraag. Vermoedelijk zal door het gebruik van de naam boon voor gewone boon, pronkboon en tuin/veldboon het vaak niet duide-
lijk zijn, welke bonesoort men bedoelt. Kijken wij echter nu in Nederland naar de stamvormen van de gewone boon, dan zien wij dat
oude rassen nog bij kleine tuinders en liefhebbers te vinden zijn. Welke zijn deze oude rassen en hoe ontstonden z i j ? In Nederland komen een aantal bonenrassen voor en uit onderzoek blijkt dat er enige binding is tussen ras en streek. Zo vinden wij in Noord-Holland de (witte) krombek, de gele citroen en de Noord-Hollandse bruine. In Zuidoost Friesland wordt de Friese woudboon geteeld; deze wordt ook in Groningen en Drente verbouwd en heet dan Groninger strogele. In Friesland vinden wij nog een kleinzadig type de krobbeboon. Op Walcheren en Schouwen werd tot voor 25 jaar de Walcherse witte geteeld,
- 5-
Kievitsbonen van M.Vermeulen te Batenburg (links) en J.L.M.Straatman te Druten (rechts) . foto V&vH
- 6 -
op de Veluwe vooral de purpergepikkelde kievitsboon en in de Rivierkleigebieden de witte eiboon. Dit zijn meestal de officiĂŤle namen; meestal kent men alleen de naam, die plaatselijk gebruikt wordt. Zo
wordt de witte eiboon ook wel vroege witte, witte Zeeuwse, of Witte genoemd. Hij wordt gekenmerkt door zijn bolle vorm van de witte, geaderde zaden. Hij wordt vaak beschreven, dat hij zaadvast is en dus niet verbastert met andere bonerassen. Dit komt door z i j n vroegheid. Hij bloeit voor de andere rassen uit. Naast deze grotere rassen vinden wij nog andere zoals Blokkerbonen, Kogelbonen en soldaten- of tekenboontjes met zijn merkwaardige tekening die enige overeenkomst heeft met een stram in de houding staande soldaat. Deze rassen zijn zogenaamde landrassen, boerenrassen of tuinder selecties. Een landras is een ras dat in een bepaald gebied onder invloed van de daar heersende omstandigheden onder weinig selectie ontstaat. Men kiest de beste zaden van gezonde planten voor de volgende teelt. Raakt men de zaden k w i j t dan vraagt men wat bij een buurman. Soms belast zich iemand met de zaadteelt op grotere schaal en kan men bij de zaadhandel zaad van het landras kopen. Zo ontstonden landrassen van bonen, maar ook van tarwe, gerst, spruitkool etc. Men herkende een bepaald type als 'goed' en wilde dan dit type opnieuw telen. Zo kan ook de gebondenheid van een bepaald ras met een streek ontstaan. In Noord-Hol land kent men de gele citroenboon als goed en teelt men deze jaar-in-jaar-uit. In de Rivierkleigebieden kent men de witte eiboon als goed en teelt men deze jaar-in-jaar-uit.
VERZAMELEN VAN OUDE RASSEN
Waarom verzamel ik de oude bonenrassen? Er zijn twee redenen waarom ik dit doe. Door de veredeling worden nieuwe bonenrassen gekweekt, die voor bepaalde eigenschappen beter zijn. EĂŠn zo'n eigenschap kan ziekte-resistentie zijn. Het oude ras wordt dan vervangen, maar het bezit vele andere, goede, eigenschappen. Deze kunnen gebruikt worden door kwekers om nog betere rassen te kweken. Men kan
van de particuliere kwekers niet verwachten, dat zij verzamelingen aanleggen. Dit is een taak van de overheid. Helaas is deze gedachte bij de Nederlandse overheid onvoldoende doorgedrongen en bezitten wij geen centrale instantie, die verzamelingen van oude rassen aanlegt en deze rassen levend in stand houden. In mijn 'vrije' tijd probeer ik materiaal te verzamelen om dit dan aan buitenlandse instanties te geven. Daar wordt het wel in stand gehouden. Dan is tenminste het oude
Nederlandse ras, ook voor de Nederlandse kweker, behouden. De tweede reden is dat deze landrassen, die dus in een bepaalde
Bloeiende witte polboon bij H.v. Wetten te Appeltern. foto V&vH
streek zijn ontwikkeld, op eenzelfde kultuurhistorisch niveau staan als monumenten en klederdrachten. Gelukkig bestaan er in Nederland wel instanties - overheid en particulier - die de instandhouding van monumenten, door retauratie, en klederdrachten, in musea verzorgen. Monumentenzorg en openluchtmusea zijn hier prachtige voorbeelden van.
- 7 -
Verder creëert de overheid hier en daar 19e-eeuwse-akkers, de z.g. onkruidakkers. Maar een dergelijke akker mag niet verbouwd worden
met een modern ras. Voor een 19e eeuwse rogge-akker heeft men een 19e eeuws roggeras nodig. Maar is die er nog? Wie kent de Veluwse kruiprogge nog? Voor mij was het een belachelijk gezicht om in het
T.V. programma 50 miljoen Nederlanders op een middeleeuwse markt varkens van moderne rassen te zien rondlopen. Of de makers van het
programma wisten niet dat het varken in de Middeleeuwen nog sterk op een wild zwijn leek, of zij dachten dat de kijkers het wel niet zouden zien.
H.v.Wetten te Appeltern houdt
een witte polbonenras in stand, foto V&vH
WAAR ZIJN NOG OUDE RASSEN TE VINDEN?
- 8 -
Aangezien ik het verzamelwerk in mijn ' v r i j e ' t i j d doe, kan ik niet alles aan en heb ik mij - helaas - moeten beperken tot één gewas: de rassen van de stamboon, die om zijn droge zaden worden verbouwd. Maar waar vindt men deze rassen? Daar toe ben ik eerst 'de boer opgegaan'. Dit was erg tijdrovend, omdat je bij elke boer wel een tijdje moet praten over de neef die ook in Wageningen studeert, over het weer e.d. Tevens bleek mij dat de stamboon voornamelijk in kleine percelen door liefhebbers voor eigen consumptie wordt geteeld. Ik zou dus huis-aan-huis moeten aanbellen en vragen of men ook bonen verbouwt. Dit gaat niet vandaar dat ik blij ben, dat Uw redactie mij vroeg iets over de bonen te schrijven. Ik verzoek U dan ook vriendelijk, mij, indien U een oud boneras teelt, 10-20 zaden in een stevige enveloppe te zenden. De portokosten zullen U in postzegels worden vergoed. Mocht U enkele achtergrondsgegevens er bij willen schrijven,
Al drie generaties lang houdt de familie Vermeulen te Batenburg dit ras van bruine bonen in stand! f o t o V&vH
dan wel graag, ik kan alles gebruiken, ook als U denkt dat Uw buurman hezelfde materiaal bezit, en opstuurde. Mocht U nog oude rassen hebben van andere gewassen, dan ontvang ik daarover ook garne bericht. Tot slot nog een advies. Sinds 1925 worden geoogste bonen aangetast door de larven van de bonekever. Deze doorboort de boon op vele plaatsen. Na verpopping komt de kever uit de boon en legt dan eieren op nog niet aangetaste bonen. Na enige tijd is de oogst vernietigd.
Men kan de bonekever bestrijden door na het oogsten en drogen de bonen te dorsen en de gedorste bonen voor een week in de diepvrieskist of in het vrieslichaam van de koelkast te leggen. De lage temperatuur beschadigt de boon niet - dat doet zij ook niet als U de boon in de vrieskou in de schuur bewaart - terwijl de bonekever gedood wordt. U moet dit elk jaar doen, omdat Uw bonen elk jaar opnieuw aangetast kunnen worden. Bij voorbeeld een groothandel in bonen ontdekt dat een partij bonen aangetast is door de bonekever. Hij kan dan de bonen
alleen nog aan de boer als veevoer kwijt. Bij de boer kunnen de bonekevers vrij komen en zich gaan verspreiden in de hoop een bonenplant
in Uw tuin te ontmoeten. Dr A.C. Zeven, p/a Instituut voor Plantenveredeling, Landbouwhogeschool, Lawickse Allee 166, Wageningen.
- 9 -
IN GEMEENTEN OVFRASSELT EN HEUMEN:
öm mnUn0 m wn rnmp door
H. MANDERS
Winteropname van de standerdmolen te Overasselt na
restauratie, foto Rooijakkers
Nederland gaat van ouds door voor een land van molens en klompen. De klompen z i j n zeldzaam geworden en helaas ook van de molens moet gezegd worden, dat ze in de loop der tijden meer en meer zijn verdwenen uit ons landschap. Er is een tijd geweest dat Nederland meer dan 10.000 molens telde "één op nog geen vijf honderd inwoners", zoals oud-commissaris der Koningin Mr. H. W. Bloemers het uitdrukt in zijn voorwoord van het in 1968 verschenen Gelders Molenboek. Gelukkig is na de oorlog de activiteit steeds groter geworden om althans de nog bestaande molens- ongeveer 800 windmolens in heel Nederland waarvan 103 in Gelderland - zoveel mogelijk te behouden. En terecht. We moeten nu wel heel zuinig zijn op de molens die we nog hebben. Binnen de gemeenten Overasselt en Heumen treffen we nog zegge en schrijve 3 molens aan en een romp: twee standerdmolens in de dorpen Overasselt en Nederasselt, een korenmolen in Heumen en een romp die nog resteert van de korenmolen aan de Rijksweg te Malden. Niet veel, maar wel interessant en volop het bewaren waard.
- 10 -
Boven en onder links: "De Maasmolen" op zijn oude plaats en in verval, foto's Rooij akkers Rechtsboven in opbouw, foto v.d. Cruijsen Rechtsonder de feestelijke ingebruikname. Rooijakkers
STANDERDMOLENS ZIJN ZELDZAAM
Tot het oudste type windmolens rekent men de standerdmolens. In heel Nederland zijn er vandaag nog ongeveer 45 van, waarvan in de provincie Gelderland nog maar 10 exemplaren. Twee daarvan vindt men in de gemeente Overasselt. Standerdmclens waren door de wing gedreven korenmolens. Ze zijn
oorspronkelijk ingericht voor twee koppels stenen, aangedreven door het grote aswiel. (In Alphen aan de Maas zijn drie koppels stenen). De standerdmolen heeft een vaste onderbouw. De fundatie bestaat uit visr voeten (teerlingen) van metselstenen, waarop twee balken (kruisplaten)
kruislings over elkaar komen. Op het kruispunt wordt de standerd geplaatst, een eiken balk van ca. 75 cm. in het vierkant, die even onder de kast een ronde vorm krijgt. Het is de standerd, gesteund door vier paar schoren of steekbanden, die het eigenlijke molenhuis - de zgn. kast - draagt. Een heel gewicht. Bij goede wind bevond zich bovendien in de kast van een in vol bedrijf zijnde molen ook nog 3 Ăś 4000 kg graan of meel. Een constructie die in een vijfhonderdtal jaren bewezen heeft aan het gestelde doel te beantwoorden.
"DE MAASMOLEN' IN NEDERASSELT
De standerdmolen aan de Molenweg te Nederasselt is nu zo'n 237 jaar oud. Het is de windkorenmolen " De Maasmolen". De huidige molen dateert nl. van 1741 . Voordien stond dichter bij de Maas een andere molen waarvan al in 1650 gesproken wordt, toen toebehorende aan de abdis van Nieuwklooster (of Gravendaal) bij Goch. Volgens het Gelders Molenboek waaraan we deze gegevens ontlenen, kwam de molen in de loop van de 17e eeuw in handen van de molenaar Wilhelm Hendrixen, die hem in 1692 verkocht aan Arnold van der Moeien, heer van Overasselt. In het begin van de 18e eeuw kwam de molen met andere goederen in Over- en Nederasselt aan het geslacht Ten Hove. Bij een doorbraak van de Maasdijk werd de molen door het water verwoest. Daarom liet de toenmalige eigenaar, David ten Hove, heer van Sleeburg onder Overasselt, de nieuwe molen in 1741 meer landinwaarts bouwen. Zijn dochter Wendela Eleonora, douairière van Jan Carel Godin, heer van Boelestein, erfde in 1787 de molen en verschillende andere goederen in Nederasselt. Op 10 januari 1803 werd de molen in eeuwigdurende erfpacht uitgegeven aan de molenaar Hendrik Heynen die al in 1794 als molenaar wordt genoemd. Toen de eigenaresse in 1814 stierf kwam de molen in eigendom aan de 3e familie Heynen en wel tot 1894. In dat jaar werd A. Dijkmans eigenaar. Vanaf 1924 kwam de molen in handen van L.F. van Haren. De molen is sinds 1970 eigendom van de gemeente Overasselt.
In de baansteen (een oude grafsteen) is uitgebeiteld: rust in vrede. De windvaan bevat de letters H.H. In de kast komt men nog een paar jaartallen tegen: 1809 J. Klooster, 1860 G. v.d. Broek, op een vang-
ijzer staat het jaartal 1741. Het grondvlak van de kast is 5.65 bij 4.15. De eerste verdieping de maalzolder is 3.15 m hoog: de tweede verdie-
ping, de steenzolder is 5,70 m hoog. Er is een vierkante stenen onderbouw met dakleer bedekt.
- 12 -
"ZELDENRUST"
In Overasselt aan de Hoogstraat stond de andere standerdmolen, de windkorenmolen "Zeldenrust". Deze molen is ter plaatse in 1890
IN OVERASSELT
verrezen, maar wel veel eerder gebouwd. Eerste eigenaar in Overasselt was G. Jacobs en wel tot 1906. Daarop volgden als eigenaren Mâ&#x20AC;&#x17E;
A. Pigmans (1906-1919), Th. A. Derks (1919-1929), F. de Kleyn (1929-1946) en de gezusters P. en M. de Kleyn (1946-1948). De laatste molenaar was H.A. Thijssen, De molen is in 1736 in Geert rui den berg gebouwd en vandaar verplaatst naar Raamsdonkveer. In 1890 is de molen overgebracht naar O-
Links: "De Zeldenrust"
na de storm van 1973. Rechts: "De Zeldenrust"
in restauratie in 1977. f o t o ' s Rooi j akkers
verasselt. Op de windpeluw staat vermeld: Zeldenrust en onder de hijskap: Anno 1800. De vierkante onderbouw is hier met hout bedekt. De houten kast heeft een grondvlak van 5.85 bij 4.10 m. Evenals in Nederasselt is het wiekenkruis door Gebr. Pot vervaardigd. De vlucht meet bij beide molens 24 m. De eerste verdieping, de maalzolder, is 3.25 m. hoog, de tweede verdieping, de steenzolder 5.45 m. hoog. De kast is bedekt mei licut en daarop dak leer. De molen is thans ook eigendom van de gemeente. Met de restauratie is men nu bezig. Daarbij wordt de molen verplaatst naar de Oude Kleefse Baan.
"JOANNUSMOLEN' IN HEUMEN
De windkorenmolen "joannusmolen" aan de Vosseneindseweg in Heumen is van een heel ander type. Het is een grondzeiler op een natuurlijke hoogte in 1894 gebouwd door de eerste eigenaar J. Jetten. In
1921 kwam de molen aan A. J. Jetten en tot voor kort is de molen ei-
Links de Joannesmolen met vader en zoons J et ten. Rechts de molen aan de Rijksweg in Malden toen de kap nog niet was verdwenen.
gendom van de familie Jetten gebleven. \\\. is de molen door de gemeente aangekocht en staat op de nominatie voor een restauratie teneinde de molen te behouden voor het nageslacht. De subsidie-toezegging voor 1980 daarvoor is binnen. De ronde stenen molen is met een houten kap bedekt, waarover dakleer. Het wiekenkruis is eveneens van de Gebr. Pot en de vlucht
beloopt ook hier 24 m. De grondverdieping is 3.60 m hoog en met een diameter van 6.30 bij 7.70. De eerste verdieping, de steenzolder, is 3.25 m hoog. De tweede verdieoing, de luizolder, is 2.15 m hoog en de derde verdieping, de kapzolder, meet tot de kruiring l .70 m. De
ashoogte van het kruiwerk ligt op 3.10 m hoogte. De as is afkomstig uit de poldermolen van de Zegen- en Molenpolder onder Rhoon (ZH). Toen daar de molen werd vervangen in 1879 door een stoomgemaal, ging de as naar Heumen. Deze as van gietijzer en 5.10 m lang dateert van 1857 of eerder. - 14 -
MALDEN: ALLEEN MAAR EEN ROMP
Het dorpje Malden moet het helaas alleen maar doen met een molenromp en wat herinneringen daaraan die voortleven in de nieuwe Molenwijk. Dat er al heel vroeger een molen is geweest, is zeker. Al in een
dossier van 1348 is sprake van een "molen" behorende bij de oude heerlijkheid. In zijn "Geschiedenis van de oude hoge heerlijkheid Malden" zegt Dr J.A. Nillesen dat er in een beschrijving van de heerlijkheid Malden 1787, toen de heerlijkheid in het bezit was van de stad Nijmegen, wordt vermeld: "Een Moolen is er ook niet". Maldenaars moesten toen met hun koren naar Heumen, waar wel
een molen stond, al ver vóór de huidige Joannusmolen. In 1770 wordt gewag gemaakt van de koren-, wind en rosmolen van Heumen, met een halve morgen land, dat alles in pacht bij Jacob van Alphen. De molen aan de Rijksweg in Malden - een grondzeiler- verloor in de laatste oorlog de kap en kwam daarmede buiten dienst. Deze molen dateert van 1878. Nadat de kap was verdwenen, werd in 1956 ook het binnenwerk van de molen gesloopt. Het is aan deze molen dat in de naburige nieuwbouw Molenwijk enige straatnamen blijven herinneren.
DE OUDE MOLENHOEK
Tot 1924 had Heumen ook nog een fraaie standerdmolen in de oude Molenhoek, naar deze molen genoemd. Deze stond op de plaats waar
nu de winkel van de familie Reintjes is gevestigd. Hij was aanvankelijk eigendom van J. Cleve. In 1908 werd hij aangekocht door Fr. Lelieveld. Deze verkocht de molen omstreeks 1921 aan de gebroeders Van Bergen te Mook. Omstreeks 1924 is de molen door brand geheel verwoest.
- 15 -
door
AD
RIETVELD
Deze bijdrage werd eerder gepubliceerd in Wagenwegen (jrg 5, nr 1), het mededelingenblad van de Vereniging Oud-Wagen i nge n.
on^p fumtumUttt Houtwallen hadden bij onze voorouders de functie van veekering of perceelsscheiding. Men had nog niet de beschikking over afrasteringen van prikkeldraad of schrikdraad zoals wij die nu kennen. Bovendien hadden die houtwallen nog een aantal voordelen. Ze bestonden meestal uit elzen, eikenhout, wilgen, meidoorn, braamstruiken en vele bloemen en planten. Door een juiste plantencombinatie werd een vrijwel ondoordringbare wal verkregen. Wel moest deze om de v i j f a tien jaar gekapt worden, anders werd hij te hoog (ongeveer vijf meter) en wierp teveel schaduw op het gewas. Het kappen gebeurde meestal bij winterdag, wanneer het werk op de boerderij niet zo druk was. Het leverde de eigenaar heel wat hout op, wat ook ĂŠĂŠn van de belangrijkste functies was. Men had namelijk geriefhout nodig voor het vervaardigen van bonestaken en palen voor erfafzetting, terwijl de rest als brandhout werd benut.
Twee uitersten: kortgeknipt en uitgestoeld. foto V&vH
Het brandhout werd gemaakt van de vaak kromme stammetjes en van de uitgesnoeide dunnere takken. Van deze dunnere takken maakte men takkebossen, die gebruikt werden voor het stoken van de varkenspot of de waspot. Of ze werden verkocht aan bakkers in de omgeving, die ze gebruikten om hun ovens te stoken. - 16 -
Voor het veld zag de boer de voordelen van zo'n houtwal als volgt. Door de hoogte werd de windkracht sterk verminderd. De verdamping bij een droge wind ging niet zo snel, waardoor het gewas langer voch-
tig bleef. Terwijl de temperatuur achter zo'n houtwal ook hoger bleef, doordat de wind daar geen koelte kon brengen.
Meidoornhagen bij Balgoij. foto V&vH
Onkruidzaden werden in de wal opgevangen, wat duidelijk te zien is als men ziet wat op zo'n wal groeit. Ook de koeien zochten er graag beschutting bij onweer, wat de melkproduktie weer ten goede kwam. En hoeveel potten bramen op brandewijn zouden er gemaakt zijn van bramen die geplukt waren van de struiken in houtwallen? Het was ook de moeite waard om een bijenkorf in de buurt te plaatsen; de bijen konden hun honng verzamelsn uit de wilde planten die er groeir. den, zodat ook hier een voordeeltje te behalen viel. In de wallen huisden tevens veel verdelgers van schadelijke insecten, die op natuuilijke wijze trachtten op te 'ossen wat wij nu door dood- of wegspuiten
proberen te bereiken.
Maar nu moet men niet denken dat zo'n houtwal alleen maar voordelen had. Zeker niet! Eén van de voornaamste nadelen was dat zo'n wal in het veld teveel ruimte inneemt. Hij is, met de vaak naastliggende greppel, al gauw drie a vier meter breed en dat is eigenlijk land verspillen. Ook zijn houtwallen met een stilstaande greppel ernaast vaak een broedplaats voor schadelijke insecten, die bij koeien uierontsteking kunnen veroorzaken. Wat vaak tot het opruimen van het besmette vee leidde. En het melken op een warme windstille dag in de zomer was ook geen pretje.
Zeer verwaarloosde houtwal n a b i j de ruïne van de kapel van S t . W a l r i c k te Overasselt• f o t o V&vH - 18 -
In de oogsttijd als het nat en windstil was, was er het nadeel dat
de oogst niet goed droogde. Het gewas dicht bij de houtwal ondervond nogal wat concurrentie van de wortels van de houtwal. En de in de wal levende hazen en konijnen richtten ook nog wel wat wildschade aan. Om over de in de wal levende muizen maar niet te praten.
Nu hebben we wel gesproken over de voor- en nadelen van de houtwal, maar over het landschap is nog niets gezegd. Maar als we een weidelandschap of een golvend korenveld doorsneden zien door
houtwallen met hun verschillende kleuren, dan zien we toch een landschap dat een lust voor het oog is. En al kan de boer daar niet van eten, het is jammer dat ze verdwijnen en daarmee het karakteristieke van het
landschap.
IN MEMORIAM J.M.SMOLDERS. Vrij plotseling is op zaterdag 11 november jl. de heer Johannes Maria Smolders in zijn woon-
plaats Altforst overleden. De heer Smolders heeft van 18 oktober 1968 tot 16 april 1971 de Vereniging Tweestromen land bijzonder goede
diensten bewezen. Aanvankelijk bij het bestuur gevraagd om organisatorisch en redactioneel behulpzaam te zijn, werd hij ten slotte degene die tot de benoeming van een nieuwe
secretaris alle secretariaatswerkzaamheden verrichtte. Tot enkele jaren na zijn aftreden bleef hij actief, met name waar het de vervaardiging van het toen nog gestencilde blad van T weestromen l and betrof. Behalve zijn verdienste voorde vereniging heeft de heer Smolders grote betekenis gehad
voor de dorpen Altforst en Appeltern. Op 9 augustus l 905 te Altforst geboren als zoon van het hoofd van de plaatselijke lagere
school, zag hij kans reeds op 18-jarige leeftijd de kweekschool St.Joris te 's-Hertogenbosch met succes te voltooien. Dat hij zo jong reeds als onderwijzer aan de Servatiusschool te
Appeltern kon worden benoemd, was mogelijk omdat hij na zijn lagere schooltijd bij meester
Niet onvermeld mag blijven dat hij tot zijn overlijden, dat is meer dan 50 jaar, organist was van de St.Donatuskerk te A l t f o r s t . Voorts
was hij van 1928-1962, dat is 34 jaar lang, kassier van de Boerenleenbank te A l t f o r s t . Deze laatste functie bracht het lidmaatschap van de NCB met zich mee. Bij het 50-jarig jubileum van de plaatselijke afdeling kon hij de plaatselijke gemeenschap en in zekere zin ook de geschiedschrijving een dienst bewijzen door tal van foto's, prentbriefkaarten en andere afbeeldingen op dia te zetten en te vertonen.
Jan Elemans (klas 1 , 2 , 3 ) en zijn vader F. Smolders (klas 4, 5, 6) in Altforst, slechts 2 jaar zelfstudie - met hulp van meester Jansen
Een beminnelijk mens, die anderen met hartelijkheid en warmte tegemoet kwam, is van ons heengegaan. Mogen zij die dit verlies lijden,
te Megen - nodig had om toegelaten te kunnen
worden tot de kweekschool. Van de onderwij-
troost vinden bij de gedachte dat hij veel voor anderen heeft betekend en kracht uit het ge-
zersbond afd. Megen is hij jarenlang secretaris
loof dat hij met hen deelde, in het bijzonder
geweesi. Op 6'-jarige leeftijd is hij - met 42
z i j n echtgenote, mevr.A.M.M. Smolders-van Eeden.
dienstjaren - rnet pensioen gegaan.
Tr.
19
Ten vervolge van de bibliografie van het Land van Maas en Waal en het westelijk deel van het Rijk van Nijmegen verschijnt hier voor het eerst LITERATUURSIGNALEMENT als vaste rubriek. Hierin zullen artikelen en boeken die in voldoende mate betrekking hebben op het werkgebied van T weestromen land vermeld worden en in bijzondere gevallen besproken worden. Omdat de bibliografie, die mogelijk in de loop van 1979 zal verschijnen, op l januari 1978 werd afgesloten, zullen de vermeldingen in deze rubriek in hoofdzaak betrekking hebben op publicaties na deze datum.
De redactie.
262.2 Parochie. GREEP, Een -- uit 60 jaar kerkhistorie "Ewijk"; in: D.Wk., jrg. 16, no. 16 (20-4-1978). JAREN, Zestig â&#x20AC;&#x201D;, chroniek van de parochie St. Jan de Doper te Ewijk 1917-1977; Ewijk, 1978. OVERMARS, T h . , Fleurig en Geurig; in: Zestig Jaren, chroniek etc., denis E w i j k ) i
Ewijk, 1978. (kerkgeschie-
PETERS, A., Inleiding en Geschiedkundig overzicht; in: Zestig Jaren, chroniek etc., Ewijk, 1978. (kerkgeschiedenis Ewijk). "Zestig Jaren, chroniek van de parochie St. Jan de Doper te E wij k l 917-1 977" is de titel van de bundel, die verschenen is bij de gelegenheid van de zestigste verjaardag van de konsekratie van de kerk te E w i j k . Pastoor A. Peters neemt hierin de "Inleiding en Geschiedkundig overzicht" voor z i j n rekening, Th. Overmars vertelt "Fleurig en Geurig herinneringen uit het "rijcke roornsche leven" van die periode". Pastoor Peters is er in geslaagd om een beknopt overzicht te geven van de geschiedenis van de parochie E w i j k , speciaal natuurlijk van de bouw van de kerk. Dit grotendeels gebaseerd op archivalia uit het parochie-archief, waarvan een aantal is afgedrukt. De prenten van de heer G. Kuipers zijn alleraardigst en zeer sfeervol. Alleen had men papier kunnen besparen, door het verhaal van de heer Overmars uit te typen, zoals dat ook met het eerste deel is gebeurd. De 86 pagina's herinneringen hadden dan zeker tot wat bescheidener aantal teruggebracht kunnen worden. Z i j n suggestie om de naam Doddendaal te geven aan de samengevoegde gemeenten Ewijk en Beuningen l i j k t mij historisch minder juist. De eeuwen door hebben de dorpen volkomen onafhankelijk van elkaar bestaan. Alleen de schuilkerk op de Doddendaal hebben ze - relatief korte tijdgemeen gehad.
S(CHIMMELPENNINCK) V(AN) D(ER) O(YE), (C.O.A.), Druten; in: G.O.C., no. 76 (1978), p. 30. (boekbespreking Bergevoet en Dekkers, Parochiekroniek). - 20 -
34 RECHT, WETGEVING. BROUWER, T., Grenspalen in Nederland; Zutphen, 1978. Behandeld worden o.a. gemeentegrenzen (Overasselt, Horssen, Appeltern, Heumen, Alphen, Dreumel, Ewijk, Batenburg en Beuningen)
jachtgrenzen (Leur, Horssen en Heumen) en perceelsgrenzen (Wamel), met hun aanduidingen in het landschap: de grenspalen. Hoewel de auteur tamelijk volledig is, heeft hij er in Tweestromenland toch enkele gemist (b.v. tussen Appeltern en Horssen en Kerspel Appeltern en Appelternse Wetering.
343 Strafrecht. JELGERSMA, H.C., Galgebergen en galgevelden; Zutphen, 1978. Dit boek biedt méér dan de titel doet vermoeden, nl. een beschrijving van alle lijfstraffen, zoals die voor 1795 werden toegepast. Voor wat betreft Tweestromenland, komt Bergharen aan de orde. 361.9
Hulp bij bijzondere gebeurtenissen.
E.H.B.O., Jubilerende—afd. Druten-Puiflijk; in: D.Wk., jrg. 16, no. l (5-1-1978). (25-jarig
bestaan). 373.3 Basisonderwijs. JUBILEUMFEEST, ~
125 jaar Gravin van Rechterenschool (Appeltern): in: D.Wk., jrg. 16 no. 10
(9-3-1978). 627.517 Overstromingen.
BERGEVOET, M.J.J., Strenge winter met overstroming; in: Ts. no. 28 (1978). p.28. KIND, Het — in de wieg; in: Ts. no. 28 (1978), p.27-28. 63-051 Verenigingen van landbouwers. BOERIN, Van — tot agrarische vrouw; in: D. Wk.,
jrg. 16 no. 12 (23-3-1978). (K.V.O. afd.
Ben. Leeuwen 25-jarig bestaan).
664 Produktie van brood; molens. MOLENROUTE, — in het Rijk van Nijmegen; Nijmegen, 1978 (uitg. Streek-V.V.V. Rijk van Nijmegen). In tegenstelling tot wat de titel doet vermoeden, bevat het boekje géén uitgewerkte route, zelfs geen kaartje met aanduiding, waar de molens te vinden zijn. De beschrijving van de
molens (zonder foto!) is goed. 725.4 Industrieele gebouwen; fabrieken. (GELDER, J.A. van), Smederij Bergharen verdwijnt; in: H. en G.,
jrg. 19 (1978), p. 55-58.
725.9 Diverse openbare gebouwen. STOOMGEMAAL, Behoud Appelterns —; in: Nieuwsbrief Tweestromenland 1978/2 (in Ts no. 28,
1978), p.25-26. MONUMENTWAARDIG, --?; in: D.Wk.
jrg. 16 no. 21 (25-5-1978). (stoomgemaal Appeltern).
- 21 -
728.6 Boerderijen.
(GELDER, J . A . van), Heuvelsrust 1687; in: H. en G., jrg. 19(1978). p.13-18. (Bergharen). En passant wordt hier het een en ander verteld over de diverse rechtbanken van Bergharen in vroeger tijd. (GELDER, J.A. van), Wevershof (of Boschlust) in de Molenhoek in Hernen; in: H. en G., (1978), p.27-31. (GELDER, J . A . van), Weezenhof in Leur; in: H. en G.,
728.8
jrg.19
jrg. 19(1978), p. 41-46.
Kastebn.
(GELDER, J.A. van), Huis te Leur; in: H. en G.,
jrg. l 9 (1978). p.1-4.
KOOLWIJK, A . J . van, Huis Doddendaal te Ewijk; in: Ts. no. 28 (1978), p.29-46. 737 Munt-en penningkunde.
S(CHIMMELPENNINCK) V(AN) D(ER) O(YE), (C.O.A.), (Muntvondst) Wamel (1974); in: G.O.
C. no. 76(1978), p.33. 796.7 Motorsport.
DRUTEN, M.C.C. -- viert 10-jarig bestaan; in: D.Wk., jrg. 16 no. 22 (1-6-1978). (Motorcrossclub). 912 B Foto's. DOOS, U i t d ' o u w e — .... (Marktplein Druten); in: D.Wk., jrg.lóno. 6(9-2-1978). DOOS, U i t d ' o u w e - - .... (Waaldijk Druten); in: D.Wk., jrg. 16no. 7(16-2-1978). DOOS, U i t d ' o u w e - - .... (Moleneinde Druten); in: D.Wk., j r g . l ó n o . 8(23-2-1978). DOOS, U i t d ' o u w e - - .... (Najaarsmarkt Druten); in: D.Wk., jrg. 16 no. 9(2-3-1978).
DOOS, Uit d'ouwe — .... (Café De Kikvorsen Altforst); in: D.Wk., jrg. 16 no. 10 (9-3-1978). 92
BIOGRAFIEËN.
WERTHEIM, W . F . en WERTHEIM-GIJSE WEENiNK, A.H., Een straatnaam na bijna twee eeuwen; in: Ts. no. 28 (1978), p.14-18. (Johan Derk van derCapellen tot den Poll). 929 A
Genealogieën.
BUURMAN, D. J. G., Ligt Albertina Carolina van Ba l veren- van By landt begraven in de kerk te Ooy?; in: v . T . n . N . , jrg. 8 (1978), p.3-6. (Weurt).
WYNAENDTS VAN RESANDT, W., Losse aantekeningen uit allerlei archieven II; in: D.N.L., jrg. 95 (1978), k. 128 en 130. (Van Beuningen en Van Heumen). 93 D Geschiedenis van Tweestromenland.
DOUMA, H., Maas en Waalse relaties: de betrekkingen tussen het Land van Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen met de stad Grave en het Land van Cuijk; in: Ts., no. 28 (1978), p. 3-13.
- 22 -
NI!
NIEUWSBRIEF NOVEMBER l 978/3
ooe^oek GEMEENTEARCHIEF NIJMEGEN Zaterdag l 6 december 1978 kunnen maximaal 30 personen, die lid zijn van onze vereniging, deelnemen aan een ochtendbezoek aan het Gemeentearchief Nijmegen. Tussen half tien en tien uur wordt men verwacht in het gemeentearchief, dat sinds kort een riante huisvesting heeft gekregen in het geheel gerestaureerde Arsenaal aan de Marienburg tegenover de kapel. Na een kopje koffie zal de heer H.G.M, de Heiden, die aan het archief verbonden is, een inleiding houden. Onder zijn leiding zullen
Specinnl voor dit bezoek van de leden van onze vereniging is toegezegd dat een aantal originele stukken wordt getoond en toegelicht. Voor de bestudering van de geschiedenis van ons werkgebied zijn bepaalde archieven, onder meer het archief van het Polderdistrict Maas & Waal, van het grootste belang. Wij hopen met name degenen die actief de geschiedenis van onze streek met behulp van archiefmateriaal zouden willen bestuderen, te mogen
verwelkomen. Omdat de ruimte voor de ontvangst van groepen beperkt is, kunnen niet meer dan 30 deelnemers worden toegelaten. Maakt U s.v.p. gebruik van de aanmeldingsstrook, of schrijft U de gegevens over op een briefkaart. De aanmeldingen worden behandeld in volgorde van
de deelnemers vervolgens het archiefgebouw
binnenkomst. Zonder tegenbericht wordt U op
bezichtigen.
de aangekondigde'tijd in het Arsenaal verwacht!
AANMELDINGSFORMULIER
BEZOEK
NIJMEGEN
16-12-'7
z.o.z.
V E R Z E N D E N
AAN
POSTBUS
175
TE
WIJCHEN
a ca o(Q
©
fc$7
^\A
S T E V E N S K E R K NIJMEGEN
Zaterdagmiddag l 6 december 1978 is ieder lid van harte welkom voor een bezoek aan de Stevenskerk te Nijmegen. Introductie is toegestaan. Om twee uur u i t e r l i j k worden de deelnemers daar verwacht. De rondleiding wordt verzorgd door de heer H.G.M, de Heiden. Op de Hundisberg, een der Nijmeegse heuvelen ligt de Stevenskerk, gebouwd tussen de jaren 1254 en 1559, en daardoor in stijl variërend van Romaans tot Laatgotisch. Een fraai bouwwerk, enkele jaren geleden gereedgekomen na een lange restauratie, welke nodig was, nadat de kerk bij het bombardement van Nijmegen op 22 februari 1944 zwaar was beschadigd. Aan de buitenzijde treft men het zogenaamde Zuiderportaal aan; in de kerk zelf o.a. het uit het einde van de 18de eeuw daterende grote König-orgel, de graftombe van Catharina van Bourbon, hertogin van Gelre en stichtster van het kapittel, alsmede enkele l óde-eeuwse wandschilderingen. De toren dateert in zijn onderste gedeelten uit de 13de eeuw; de bovenste verdiepingen zijn enige malen herbouwd. De Renaissance-spits uit 16041605 is na verwoesting in 1944 vrijwel in de oude vorm hersteld.
Voor degenen die zowel aan het ochtendbezoek aan het gemeentearchief als aan het middagbezoek aan de Stevenskerk deelnemen, is een gezellige koffietafel ingericht in de Waag ! Kosten van deelname op de dag zelf afrekenen! l . Ochtendbezoek aan het Arsenaal
2.
Koffietafel in de Waag
ƒ 2,50
ƒ12,50
3. Middagbezoek aan de Stevenskerk ƒ 2,50
jiierlangs ü^kmpj>en_(of overschrijven op een briefkaart) verzenden aan postbus 175 te Wijchen!
AANMELDINGSFORMULIER
BEZOEK
NIJMEGEN
l 6- l 2- ' 78
Ondergetekende, de heer / mevrouw / mejuffrouw naam, voorletters
.................................................................
adres, woonplaats
.................................................................
telefoonnummer(s)
.................................................................
geeft zich hierbij op voor deelname aan
O*
Ochtendbezoek gemeentearchief
ƒ
2,50
O* Koffietafel in De Waag
ƒ 12,50
O* Middagbezoek Stevenskerk
ƒ
2,50
Het verschuldigde bedrag zal op de dag zelf persoonliik worden overhandigd aan de penningmeesters. Plaats
Datum
Handtekekening
JAARVERSLAG 1977
Oudheidkundig Museum Frans Bloemen te
Wychen en uit particuliere verzamelingen
In 1977 organiseerde de Historische Vereni-
(door de conservaloi van het Wychens mu-
ging Tveestromenland weer tal van activiteiten voor haar leden en hun introducees. Het merendeel van deze activiteiten kon door willekeurige belangstellenden worden bezocht. Zij vonden plaats op zes verschillende data en werden coor middel van de Nieuwsbrief aan de leden bekend gemaakt. Bovendien was de regionale en lokale pers zo vriendelijk regelmatig aandacht te schenken aan de door T weestromen land ontwikkelde activiteiten en initiatieven. Bijeenkomsten vonden plaats in de maanden februari, maart, april, mei, september en november. Zo te zien een overmoedige start en een bijna jammerlijke aftocht, maar de schijn bedriegt. Juist in de laatste maanden van het jaar werden behoorlijke prestaties geleverd voor de uitgave van het Jubileumnummer 25 van het Tijdschrift Tweestromen land en de nummers 26 en 27 van hetzelfde blad, waarvan het laatste door enige tegenslag pas na de jaarwisseling verscheen. Op de inhoud van de zo juist genoemde nummers komen wij in het vervolg van dit verslag terug. Wat de spreiding van de activiteiten betreft: wij kwamen bijeen in Wijchen, Hernen, Beneden-Leeuwen, Ewijk en Druten, terwijl de Jubileumreis op 24 september ter gelegenheid van het 12j-jarig bestaan naar het Duitse grensgebied voerde, waar de waterburcht te Anholt, ooit met Batenburg en Stein verenigd in de hand van de heren van Bronckhorst, het voormalige Cistercienser nonnenklooster Graefenthal en de voormalige dekenale kerk te Zyfflich, alsmede de Nicolatkirche te Kalkar werden bezocht. Het reisgezelschap telde ruim 100 deelnemers. Wat de aard van de overige activiteiten betreft: er vonden vier lezingen plaats. De eerste in Wychen door dr. J.M.G. van der Poel uit Wageningen over de landbouw in de prehistorie, op 28 februari. Deze lezing viel ramen met de presentatie van het Tweestromenland-vitrineproject 1977. Zes vitrines, gevuld met bodemvondsten uit het
seum, de heer C. P. J. van Kouwen), kon-
den bezichtigd worden voordat ze gedurende één jaar in de Rabo-banken te Heumen, Wychen, Horssen, Batenburg, Beuningen, Dreumel en Alphen geplaatst werden. De vitrine uit Wychen verhuisde wegens de verbouwing van de Rabo-bank ter plaatse naar de Rabobank te Büven-1 eeuwen. De tweede lezing werd verzorgd door de heer W.N. Tuijn uit Nijmegen, voorzitter van de afdeling Nijmegen en omstreken van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland, op l 6 mei te Beneden-Leeuwen over de pre - en protohistorie van het Land van Maas en Waal. Voorafgaand aan de lezing vond de buitengewone ledenvergadering plaats, waarin de statuten van de vereniging definitief werden goedgekeurd en besloten werd een Commisie tot beheer van het Streekdocumentatiecentrum in te stellen. De derde lezing vond plaats in Ewijk
op 24 september door de heer E.J. Nusselder uit Delft, di.e ons kennis bijbracht over de reconstructie van de geschiedenis van
monumentale gebouwen, in het bijzonder van de bouwgeschiedenis van kasteel de Doddendaal, waar wij vergaderd waren. Na de uitgebreide bezichtiging van het
kasteel onder leiding van de heren Nusselder en Weeve en de lunch in "de holle kies", vergastte de heer Th. Overmars, oudgemeentesecretaris van Ewijk, ons op humoristische wijze op anekdotische bijzonderheden rond boerderij/herberg De C lef. Wij waren in de gelegenheid deze herberg, waarvan de restauratie bijna gereed was, van binnen rustig te bekijken. Aansluitend bezochten wij de middeleeuwse kerktoren en vervolgens de R. K. Kerk St. Johannes Baptist, alwaar pastoor Peeters enig inzicht verschafte in de geschiedenis van de Ewijkse parochie en haar kerken. De uitstalling
van Ewijkse kerkschatten oogstte veel bewondering en vormde een bijzondere afsluiting van een geslaagde Ewijkdag. De vierde en laatste lezing werd ver-
zorgd door drs. A.G. Schulte, die zijn Ie-
zing, over "Monumentale kerken tussen Maas en Waal", evenals de vorige sprekers aan een schitterende reeks dia's had gekoppeld. In dit geval waren er steeds twee gelijktijdig naast elkaar geprojecteerd, opdat men tal van vergelijkingen
betreft had de redactie drie mogelijkheden:
publicatie van oud en ongepubliceerd of anderszins moeilijk toegankelijk materiaal; bijdragen van leden en bijdragen van auteurs, die daarom verzocht waren. Van deze drie mogelijkheden is gebruik gemaakt.
kon maken. Een buitengewoon interessante
Het is te begrijpen dat de redactie bij voor-
belevenis, die door de aanwezigen in het Drutens gemeentehuis op 15 november hogelijk werd gewaardeerd. De lezing vond plaats in het kader van de viering van het 100-jarig bestaan van de R. K. Kerk St. Ewalden, een schepping van architect P. Cuypers. Bij dezelfde gelegenheid gaf drs.
keur bijdragen van leden wenst te publiceren. Het vergt echter veel t i j d om deze bij-
J.G.W.R. Dekkers uit Venlo een toelichtipg bij de tentoonstelling "Druten, 700 jaar parochiegeschiedenis". Deze tentoonstelling, die naar schatting 2000 bezoekers heeft getrokken, werd gerealiseerd door een werkgroep, die formeel geen binding had met de vereniging, maar wel uit Tweestromen land-leden was samengesteld en adviezen ontving van drs. W.H.T. Knippenberg uit 's-Hertogenbosch, die in het verleden vrijwel steeds betrokken was bij de tentoonstellingsprojecten van de vereniging. Door publicatie van het overzicht van de tentoonstel ling in de Nieuwsbrief van de vereniging en het beschikbaar stellen van een aantal overdrukken aan het organiserend kerkbestuur ter verspreiding onder de Drutense bevolking, was de vereniging daadwerkelijk betrokken bij de festiviteiten in
Druten. In de samenstelling van het bestuur kwam op 28 maart te Hemen enige verandering. In de plaats van de heer J.P.M, van Os uit Puiflijk, die te kennen had gegeven niet verkiesbaar te zijn, werd de
dragen geschikt te maken voor publicatie. Nu de drukker van het tijdschrift ons de mogelijkheid heeft gegeven de artikelen naar
behoefte te illustreren, zonder verhoging van de drukkosten, is daarvan ruimschoots gebruik gemaakt. De vervaardiging van het blad tot het moment van opname met behulp van off-setapparatuur geschiedde geheel door de redactie en enkele medewerkers, hetgeen financieel een aantrekkelijke wijze
van productie is. Bovendien was men persoonlijk verantwoordelijk voor de opmaak, hetgeen weliswaar een tijdrovende, maar
niettemin veel voldoening schenkende bezigheid bleek te zijn. Ten slotte werden in de loop van het
verslagjaar voorbereidingen getroffen voor de uitgave van de Streekhistorische Bibliografie en het Watersnoodgedenkboek 1926, de institutionalisering van het Streekdocumentatiecentrum, de inrichting van twee zalen in kasteel Hernen met een semi-perma-
nente tentoonstelling en het behoud van het Stoomgemaal te Appeltern. Het aantal leden bleef in de loop van het verslagjaar rond de 1100 zweven, zij het dat het aantal aanvankelijk iets daarboven kwam. In een poging de achterstand in de contributiebetaling in te halen door wanbetalers geen Nieuwsbrieven en Tijdschrif-
heer G.A.A. Rooijakkers uit Overasselt
ten meer te zenden, daalde het aantal le-
bij acclamatie benoemd. In de loop van het verslagjaar verschenen drie Nieuwsbrieven; twee afzonderlijk in februari en in mei en ĂŠĂŠn opgenomen in het Tijdschrift Tweestromen land nummer 26 in oktober. Van het Tijdschrift verschenen de nummers 25, 26 en 27, respectievelijk in september, oktober en het voor december bedoelde nummer in februari 1978. Wat de inhoud
den tot iets onder de 1100.
Het bestuur meent terug te kunnen zien op een goed verenigingsjaar en hoopt van
harte dat de leden die totnutoe de vereniging een warm hart toedroegen dit ook in de komende jaren zullen blijven doen. Vastgesteld in de algemene ledenvergadering te Beuningen, 30-5-1978.
BRONNEN
VOOR
MAAS EN W A A L IN
DE GESCHIEDENIS
VAN
HET T I E L S G E M E E N T E A R C H I E F
maaa ?n uiaalfi? r?latt?0 door
foto's bij dit artikel zijn van J.R.Visker en L.v.Haren (elders
in dit nummer afgekort V&vH).
AREND HOUTKOOP
Op dinsdag 28 maart 1978 mocht ik voor de leden van Uw vereniging een inleiding houden over die bronnen in het Tielse gemeentearchief, die van belang geacht kunnen worden voor de geschiedenis van het Land van Maas en Waal. De resultaten van mijn onderzoekingen voor die lezing waren dermate groot, dat het de redactie van het blad Tweestromenland en mijzelf nuttig leek, die vast te leggen in een publikatie. Het gemeentearchief van Tiel is een van de drie gemeentearchieven, die zijn aangesloten bij het Streekarchivariaat Tiel, Buren en Culemborg. Aan dit Streekarchivariaat zijn momenteel twee gekwalificeerde krachten en twee niet-gekwalificeerden verbonden. Het bestuur bestaat uit de burgemeesters en de gemeentesecretarissen van de aangesloten gemeenten. Het gemeentearchief van Tiel is gevestigd op het adres: Burgemeester Meslaan 98, in het voormalige gemeentehuis van Wadenoyen in Drumpt (nu een wijk van Tief).
- 23 -
Het Tielse gemeentearchief bevat naast de grote archieven van de gemeente zelf (gesplitst in het oud-archief tot 1813 en het nieuw-archief) een twintigtal archieven en archiefjes en ĂŠĂŠn collectie. De voor
u als onderzoeker van de geschiedenis van het Land van Maas en Waal belangrijke archieven zal ik verder in mijn verhaal behandelen. De enige collectie is die van tekeningen en gravures betreffende de Tielse
held ChassĂŠ, wiens heldhaftige verdediging van de citadel van Antwerpen in de Belgische Vrijheidsoorlog tot de verbeelding van zijn tijdgenoten sprak. Voor onderzoekers, die de wetenschappelijke bibliotheek in Arnhem wel wat ver vinden, kan het nuttig zijn te weten, dat het
Tielse gemeentearchief ook een rijke bibliotheek bezit. Voorts bevat de collectie leggers van Tielse kranten vanaf 1815. Zover ik weet is die elders niet zo volledig aanwezig. Deze bevat in ieder geval een schat aan gegevens, die niet verwaarloosd mag worden bij de studie
van de historie van het Land van Maas en Waal. Verder is van belang de kaartenverzameling en de topografische atlas. Het lijkt mij nuttig
de betekenis van de archieven, de bibliotheek en de kaartenverzameling voor de geschiedenis van het Land van Maas en Waal in aparte hoofdstukken aan te tonen.
- 24 -
ARCHIEVEN
Het oud archief van de gemeente Tlel bevat een keur van archivalia met betrekking tot het Land van Maas en Waal, die ik heb ondergebracht in de volgende categorieĂŤn: a. stukken betreffende de staatkundige situatie en het belastingstelsel, b. stukken betreffende de waterstaat en het ambtsbestuur. c. stukken betreffende bezittingen van de stad aan de overkant van de Waal en stukken betreffende het veer. d. stukken betreffende tolvrijheid van Tielenaars. e. diverse stukken. In rubriek a. bevindt zich onder inventarisnummer 93 een register met oude rechten van Tiel opgemaakt in de 16e eeuw met daarin de landbrief van Maas en Waal. Onder invnr. 560-567 zijn beschreven de rollen van verpachting van 's lands generale middelen en die van het kwartier van Nijmegen over Tiel en Zandwijk. De verpachting van deze belastingen geschiedde aanvankelijk t.o.v. de Tielse schepenen en later t.o.v. diezelfde schepenen versterkt met gecommitteerden uit de ambten Maas en Waal en Neder-Betuwe. In de rol van verpachting van de gemene middelen van het Nijmeegse kwartier onder het Tielse comptoir (inv.ru. 566) worden per plaats de pachter en de opbrengst van de verpachting in de jaren 1784 tot en met 1793 opgetekend. De opbrengsten van de verpachting geven een goede indicatie van economische
- 25 -
fluctuaties in een bepaalde streek. Zo bedroeg de opbrengst in Leeu-
wen voor het jaar 1785 f.905,- en die voor 1789 maar f.450,- (dus nog minder dan de helft) om weer grillig op te lopen naar de opbrengst van f. 1060,- in het jaar 1793. Bijzonder interessant is ook inv.nr. 576 met stukken betreffende de inning van het zevenjaarsgeld van 1552-1783. Aangezien Tiel de belangrijkste versterkte stad was in het militair zo belangrijke Betuwse land (dit geldt met name zeer sterk voor het begin van de 80-jarige oorlog) moesten eens in de zeven jaar de steden Buren en Culemborg en een aantal dorpen in de Nederbetuwe, de Tielerwaard en het Land van Maas en Waal een bijdrage leveren voor het onderhoud van de Tielse fortificaties. Voor Heerewaarden en Dreumel bedroeg die bijdra-
ge 8 goldgulden en voor Wamel en Leeuwen 11 goldgulden. Dat de dorpen in het Land van Maas en Waal niet ontzien werden, blijkt uit het feit, dat een stjd als Buren slechts 9 goldgulden betaalde.
b. stukken betreffende de waterstaat en de betrekkingen van Tiel met het ambtsbestuur. Dat de zorg voor de waterhuishouding goed werd uitgeoefend, was natuurlijk van vitaal belang voor Tiel en vandaar dat het stadsbestuur nauwe betrekkingen onderhield met de ambtman van Maas en Waal. In
het oud-archief van Tiel bevinden zich een veertigtal brieven van ambtmannen uit de 18de eeuw; een niet gering aantal als men bedenkt dat de ingekomen stukken vroeger met minder zorg werden omringd dan thans. De van het ambtshuis te Druten verzonden brieven waren afkom-
stig van leden van de families Van Randwijk, Van Delen, Van Balveren en Van Byland. In 1607 kwam een akkoord tot stand tussen de magistraat van Tiel en de ambtman en gecommitteerden van het ambt van Maas en Waal, waarbij de stad Tiel het recht kreeg verschreven te worden (een convocatie te krijgen) voor die vergaderingen, waarin de ambtsrekeningen werden vastgesteld en de ambtsbegrotingen werden goedgekeurd. Een belangrijk recht, waarmee Tiel een stem kreeg in de financiĂŤle huis-
houding van het ambt Maas en Waal. Kennelijk beviel het ambtsbestuur die invloed van de overkant al heel gauw slecht, want in de ja-
ren 1630-6 diende voor het Hof van Gelre, de toenmalige hoogste rechtsinstantie in het gewest, een proces tussen het Tielse stadsbestuur
en het ambtsbestuur over het niet verschrijven van Tiel bij de uitzetting van de ambtslasten (inv.nr. 1196). Ook in 1749 was weer een dergelijk conflict gaande, maar nu werd de stadhouder erbij gehaald (inv. nr. l 189). De commissies en instructies voor de gecommitteereden van de stad voor het afhoren van de ambtsrekeningen bevinden zich onder inv.nr. l l 9/ en afschriften van de ambts-en di jkzettingen zelf onder inv.nr. l l 98 en 1479.
- 26 -
- 27 -
Bi] de archiefstukken In deze rubriek wil ik niet zo lang stil staan, aangezien zij vooral de verwerving van twee en een derde morgen land nabij de veerplaats van Wamel en het beheer van dat voor het Tielse veer van vitaal belang zijnde stukje land betreffen. Er zijn rapporten
van landmeesters over de preciese afbakening, rekeningboeken met betrekking tot het leggen van nieuwe kribben en verbalen van verpachting. Ook betreffende het veer van Tiel naar Wamel zijn diverse stukken in het oud archief van Tiel aanwezig; de daarin geĂŻnteresseerde onderzoeker zal ze gemakkelijk in de inventaris van dat archief kun-
nen opzoeken.
Het veer van Tiel op Wamel is naar de oud burgemeester van Tiel N.F. Cambier van Nooten ons in zijn aan de geschiedenis daarvan gewijde studie onthult al heel oud en was in de middeleeuwen gesplitst in een allodiale helft en een helft leenroerig aan de hertog van Gelre. In 1594 zag Diederik Vijgh, ambtman van Nederbetuwe, die om zijn machtige positie ook wel de koning van Tiel genaamd werd, kans door twee uitgekiende huwelijken het gehele veer in eigendom te krijgen. Zijn eerste vrouw bezat namalijk de allodiale helft, terwijl zijn tweede echtgenote de dochter was van de bezitter van de leenroerige heift. Na de dood van de kleinzoon van Diederik Vijgh kwam het tot een gerechtelijke verkoop van het veer en de nieuwe eigenaar werd in 1682
de stad Tiel. Hoewel elders in Nederland al eerder gierponten in gebruik waren genomen, ontstond de behoefte aan een gierpont in Tiel eerst in 1785 en nog weer negen jaar later kon de eerste gierpont in gebruik worden genomen. De eerste stalen gierpont van het veer Tiel-Wamel was d.-' in 1898 te Leeuwen op do werf Meyer gebouwde Zeldenrust, welk vaartuig na meer dan een halve eeuw dienst gedaan te hebben in 1953 eindelijk rust kreeg en van de sterkte van de Tielse veervloot werd afgevoerd. In 1957 werd de laatste gierpont van het Wameise veer uit de vaart genomen en vervangen door vrij varende veerboten, welke op hun beurt het veld moesten ruimen voor de vaste oeververbinding, de toibrug.
- 28 -
De betrekkingen op waterstaatkundig terrein leidden ook wel eens tot grote conflicten, waarvan een voorbeeld is dat wat door mij gechargeerd de Voornse gatoorlog genoemd wordt. Wat was het geval? Het ambtsbestuur besloot in 1677 het Voomse gat of kanaal af te dammen. (Het Voornse gat was een stroomarm boven Heerewaarden, die uiteindelijk in de jaren 1729 en 1730 werd afgedamd). Dat besluit stootte op verzet bij het Tielse stadabestuur en herhaalde bemiddelingspogingen van prins Willem III hadden niet het beoogde effect. Op 17 september 1677 vond op uitnodiging van Tiel te Ophemert even boven de Hemertse molen bij het gewezen fort Nassau een conferentie plaats met vertegenwoordigers van Buren, Culemborg, Zaltbommel, Leerdam en Ac-
quoy, waaruit blijkt dat de hele streek de afdamming van het Voornse gat nogal hoog opnam. Tiel deed dat in elk geval, want op 15 en 16 oktober rustte de stad (verder gepraat kennelijk beu) een expeditie uit om de in het Voornse gat gelegde rijsdam op te breken en het kanaal
weer te openen. Met deze missie werden belast de burgemeesters Lidth de Jeude en Bodeck, die met een groot getal opgecommandeerde burgers van Tiel en acht voor de gelegenheid ingehuurde arbeiders in zes gecharterde schuiten naar het strijdtoneel voeren. Noemenswaardige
tegenstand ondervonden de Tielenaars bij hun akties overigens niet, zodat de totale (Voornse gat) oorlog Tiel slechts 100 gulden en 4 stuiver kostte. Opvallend daarbij was, dat de uitgaven aan brandewijn een grotere som vergden dan de uitgaven aan kruit en lood en wel respectievelijk 6 gulden 8 stuiver tegen 5 gulden en 16 stuiver. c. Stukken betreffende bezittingen van de stad Tiel in het Land van Maas en Waal en betreffende het veer.
- 29 -
d. stukken betreffende de tolvrijheid te Batenburg. Voor de handel waren onze grote rivieren, toen de landelijke in-
frastructuur nog in het geheel niet ontwikkeld was, (zie blz.6) als het net van spoor-en autowegen tegenwoordig. Vervoer per as ging immers (zie blz. 6) nog over gebrekkige grintwegen van net zoveel belang (zie blz. 5). Dat belang werd ook ingezien door allerlei land heren, die van het relatief drukke verkeer op de waterwegen wilden profiteren
door het instellen van tollen. Zo'n tol bezat het stadje Batenburg. De Tielenaars bezaten kennelijk het recht van tolvrijheid te Batenburg. Wanneer dat recht verworven werd is niet bekend en was ook in de 16de eeuw niet meer bekend, aangezien toen een conflict uitbrak tussen de heer van Batenburg en de stad Tiel in welk conflict de hertog
Karel van Gelre tussenbeide kwam door de heer van Batenburg te bevelen maar eens te bewijzen dat die van Tiel niet in het bezit waren van het recht van tolvrijheid. Iets later, in 1557, werd weer geprocedeerd door de heer van Batenburg tegen de stad Tiel tezamen met Zaltbommel over dezelfde kwestie. Het procesdossier is afgezien van de stukken betreffende de tol-
vrijheid van belang voor de Batenburgse geschiedenis, omdat hierin een groot aantal leenakten betreffende de heerlijkheid in afschrift aanwezig zijn (inv.nr. 194), e. stukken van diverse aard. Van de enkele stukken in deze rubriek vraag ik Uw speciale aan-
dacht voor de akte van 23 oktober 1454, waarbij het Tielse stadsbestuur, als opperste gasthuismeesters, Ott van Middelwijc aanstellen als regeerder en bewaarder van het gasthuis te Maasbommel. Het toezicht over dit Maasbommelse gasthuis berustte klaarblijkelijk bij de regenten van dat van Tiel, die op hun beurt weer verantwoording verschuldigd waren aan het Tielse stadsbestuur.
- 30 -
^AARTENVERZAMELING
Een apart onderdeel van het oud-archief vormt de collectie oude kaarten, die zeker niet zonder belang is. Er is een kaart van 1655 van de hand van Dirck Heuff van een ridse gelegd door de heer van Hernen beneden de Tielse schoordijk; een kaart van 1656 van B.L. Bayonville van een gedeelte van de Waal; een kaart van 1752 van een rijswaard behorende aan het kerspel Wamel en nog een van 1756 van een weiwaard onder Tiel en Dreumel aan weerszijden van de Waal gelegen. De beide laatste kaarten zijn van de hand van J. Leempoell.
ANDERE ARCHIEVEN
Andere archieven in de Tielse archiefbewaarplaats, die materiaal bevatten voor de geschiedenis van het Land van Maas en Waal: Het nieuw-archief van de gemeente (dus
het archief van 1813
tot circa
1930) is een heel groot en rijk archief (ca l km lang), maar dit archief is helaas nog in het geheel niet toegankelijk gemaakt. Na inventarisatie zal het waarschijnlijk een rijke bron blijken te z i j n voor de geschiedenis van uw streek. Interessant en reeds door een inventaris op fiches ontsloten is het archief van de Coรถperatieve Vereeniging voor Fruit-en Groentehandel Gelriu, een veilingvereniging die van 1897 tot 1902 met aflopend succes functioneerde en in het laatst genoemde jaar failleerde. Dit faillissement ging met veel onenigheid en slepende processen gepaard.
- 31 -
waarvan de verslagen vele kolommen in de Tielse couranten vulden.
Interessanter voor u is echter het feit, dat er van Gelria plaatselijke afdelingen ontstonden te Leeuwen (met
25 leden) op 7 juni en te Wa-
mel (met 17 leden) op 25 juni 1898. Verder waren er nog leden van Gelria in Heerewaarden, Dreumel, Puiflijk en Druten. EĂŠn van de mede-oprichters van Gelria was H.W.J.C. van der Sijp, burgemeester van Wamel.
DEMOGRAFIE
- 32
Voor de tegenwoordige t i j d geldt, dat veel inwoners van het Land van Maas en Waal in Tiel hun werkzaamheden gevonden hebben en dus naar deze stad zijn gemigreerd of dagelijks naar hun werk pendelen, welk verschijnsel met moderne sociologische methoden is bloot-en vastgelegd. Het leek mij interessant eens na te gaan of er in de verleden tijd ook al veel mensen uit het Land van Maas en Waal naar Tiel migreerden; hef pendelen was natuurlijk gezien het ontbreken van snelle en doelmatige verkeersmiddelen slecht mogelijk. Om een antwoord te vinden op deze vraag heb ik een onderzoekje ingesteld in de collectie retroacta burgelijke stand (op het gemeentearchief van Tiel in kopie aanwezig), het lidmatenregister van de Hervormde gemeente en de burgersignaten.
In genoemde bronnen bleek het demografisch onderzoek vaak bemoeilijkt, zo niet onmogelijk gemaakt te worden door het ontbreken van de vermelding van de herkomst van de migranten. Onderzocht werd door mij hoe vaak personen uit het Land van Maas en Waal vermeld werden in het burgerboek over de jaren 1648-1678, waarin in totaal 261 ingekomen burgers aangetekend zijn. Bij slechts 28 van hen, dus iets meer dan 10% werd slechts de herkomst aangegeven. Van die 28 blijken er twee uit Druten te komen, drie uit Leeuwen en één uit Sint Andries; in totaal dus zes uit het Land van Maas en Waal die met elkaar ongeveer een kwart uitmaken van die migranten waarvan de herkomst bekend is. De uitkomst van dit onderzoek liet zich heel moeilijk verifiëren met andere demografische bronnen. Zo bleek uit het lidmatenboek van de Nederlands Hervormde gemeente te Tiel wel een regelmatige migratie vanuit het Land van Maas en Waal, maar deze stroom statistisch hard t3 maken was gezien de geringe getallen moeilijk. Hierbij moet natuurlijk niet uit het oog verloren worden, dat het merendeel van de bewoners van het Land van Maas en Waal Rooms Katholiek was, van welke kerkelijke gemeenten de lidmatenregisters helaas geheel ontbreken. Verder werd door mij onderzocht de herkomst van de gehuwden bij de Hervormde gemeente te Tiel. Zo traden in het jaar 1700 Slechtparen in het huwelijk, waarbij uiteraard 62 personen betrokken waren onder wie een eenzame Dreumelse weduwe. In 1725 lag de verhouding anders. Van de 40 echtparen en dus 80 personen bleken zeven personen uit het Land van Maas en Waai afkomstig; een kleine tien procent dus. In 1750 bleek van de 44 in de echt verbonden personen geen één van de overkant van de Waal te komen, terwijl in 1775 van de 64 personen drie uit respectievelijk Druten, Leeuwen en Dreumel afkomstig waren. Het enige wat men uit deze steekproeven kan concluderen is dat de migratie vanuit het Land van Maas en Waal naar Tiel aanwijsbaar is, doch aan v r i j grote schommelingen onderhevig was.
DE BIBLIOTHEEK
Het doel van de bibliotheek bij het streekarchivanaat is alle literatuur betreffende het verleden van Tiel en omstreken te verzamelen, terwijl daarnaast zoveel mogelijk wordt verzameld van dat wat licht kan werpen op onze tijd als die verleden t i j d is geworden. Daarom wordt er naar gestreefd (met de nadruk op gestreefd, want haalbaar is het helaas nog niet altijd) alle publicaties te verzamelen.Daaronder vallen stevige handboeken over bijvoorbeeld watersnoodrampen, maar ook de reclame-krantjes van demelkboer om de hoek en het hele scala daartussen. Onze bibliotheek kent zes afdelingen te weten A. Algemene geschiedenis, B. Gelderland, C. de Betuwe, D. Tiel, E. Archivistiek en F. Archiefinventarissen. De laatste afdeling wordt vooral op peil gehouden door schenkingen van andere archiefinstellingen. Het streven is er vooral jp gericht de afdelingen B. Gelderland tot en met D. Tiel zo veel mogelijk te completeren en dat gelukt ons door aankopen en enkele schenkingen redelijk.
- 33 -
Als bronnen voor de geschiedenis van het Land van Maas en Waal
in de bibliotheek van het Tielse gemeentearchief zijn vooral van belang de gemeenteverslagen van Tiel (en dan weer vooral de verslagen van de Kamer van Koophandel en Fabrieken met de vele gegevens Letreffende de economische situatie in onze streek) de Tielse almanakken en de Tielse kranten. Vooral op de redelijk complete series krantenleggers zijn wij erg trots, te meer daar zij een rijke bron voor allerlei historische gegevens vormen en ons een kijkje gunnen in het doen en laten van de gewone burgers in vroegere tijden en ons laten zien hoe hij dacht en wat hem bewoog. Aanwezig zijn leggers van het Tielsch Stads-en Arrondissements Weekblad, de Tielse Courant, de Nieuwe Tielse Courant, de Tielenaar, de Waalbode, Stad en Streek, de Nieuwe Krant en de Zakengids. Om u het belang van de kranten nader aan te tonen, heb ik eens gekeken wat voor nieuws uit het Land van Maas en Waal de Tielsche Courant, Nieuws-enadvertentieblad voor Tiel, Zaltbommel, Tieler-en Bommelerwaarden, Neder-en Overbetuwe en Maas en Waal (de redactie had zoals u ziet heel wat pretenties) in het eerste kwartaal van 1878 bevatte. Al dat nieuws kregen de abonnees overigens voor f.1,(één gulden dus) een heel kwartaal in huis bezorgd, hoewel weer niet dagelijks maar alleen op maandag, woensdag en zaterdag. Zo is er in één y-ar. de eerste nummers een bericht over J.W. Steens Zijnen te Wamel, die als steenfabrikant een waar mensenvriend wordt genoemd, die trouwe en langdurige dienstvervulling van zijn on-
- 34 -
* ****H'*i <**«- 8fc&*KW£i4£-. S>"£.'dW<l;si*
:.i*s'StMiSmifoKt' » s**1 •«• *>"••-' • ••-•• IJ^*»!*»,!*™ « Wit» -1" »<» f M». :-: -::;: %fa**& *« s?** ****«>.
|«S**SSiï*W!OW 6«Hii»iAS3> XK Aï,tïïK»'s tx.z'tirrimmmsxï.xiKo t A* «ras w I.'H«
:*• :,:.'. ^ : SA^<ï8e£*:«*Ag é<H;;H:!Mft;*?>:.
ÜliS <SJ ^« '^.:iS ï>* a.H ^;V l i < w a < o: i - . ^ -.,.>,
^^ • • > : : • .v •,.^:,;-
^<:
^. ; i:
,^^*...:, .
:
.
-
-
:
.
•
•
•. v-.: .
.
•
-. ;
•
derhorigen (zo staat het er letterlijk) hoogschat en naar waarde weet te belonen. Vijf van zijn arbeiders hadden 17 jaar bij hem op de fabriek gewerkt en werden ter ere daarvan door hem vereerd met een keurig zilveren horloge. De redactie van de Tielsche Courant schreef verder: "Dat de naam van de heer Steens Zijnen hierdoor onder zijn personeel met ere wordt uitgesproken is te begrijpen evenals dat de juichroon lang zal hij leven op de fabriek nu en dan de lucht doet weergalmen". In een volgende krant wordt gemeld, dat op het hulpkonioor der brievenpost te Wamel in de loop van het jaar 1877 meer dan 53 duizend poststukken werden ontvangen of verzonden. Uit Heerewaarden wordt gemeld, dat door de plotseling gezwollen waterstand die gemeente weer voor de eerste maal dat seizoen tot een eiland werd gevormd. Grappig als veel andere advertenties is die waarbij te koop wordt aangeboden een Hond-Karnmolen. Te bevragen bij het hulpkanioor te Heerewaarden.
In de Tielse Courant van 2 februari 1878 trof ik een verslag aan van de vergadering van de afdeling van Maas en Waal van de Maatschappij van Landbouw te Leeuwen op welke vergadering H. van der Sijp te Wamel het voorstel deed een harddraverij voor paarden te organiseren en voor dat doel tevens een waarborgfonds in te stellen. De notaris te Druten deed een voorstel maatregelen te nemen tot het doen verkrijgen van een betere waterlossing. Het verslag van genoemde vergadering geeft een goed overzicht van de naar aanleiding van de diver-
se punten gevoerde discussies.
- 35 -
:
"oeslag.
•< .-.-• .- s\ J-, !"*$,#«. li-
IS*:I:NT Ï-:SÈ - ;- . >.*••• \- VS,L ;
.ÏI<?3'HK7% ?ÏSM-'-Sï$\& :• • ••,', • •-'
•
:-
B.
-
ï*f,*«V|
%<
* 1 =* ii«»l r* ^
'WLAM),
EXTM-lüvIS
M««
: op> SZtoia-clcstgr JJB O-ototoexr 1,0*7®,
, -
,-.-,':.ï.:- !
6>3Sa&<s
i i i- Y <' ;' '
N
*'
!
i«-< TH;i, naar UKisTEX, XUUE^KX nt
JJN6EWA8 ii ÏIWB «Alm, — w
Mt»;»*;s»A»i. »l *«»«?. .»! »;> «««.««..i ^•ï^^>'!i<.ï-Ui -,*s
;? -.-v: '
JKXilJKM^
'« ï«r^-'V'i«Mw, aatMrf'^SK * « d8S
, , s , .,,,„j ''"
"
'-"'- 1 -
, s; .
-
-•
il J. Dl J S^tó §?*»* *ss Ï»«J5C üss«ï^
J',1 J N ÏK BEKOMEN:
alle soorten wan f Jts. *••«*,«
«j^ #'^«** , f S.^«
Weer in een andere krant kwam het verslag voor van een avondje poëzie van het Departement van het Nut voor 't Algemeen waarin Van de Garde weer optrad met een lezing over de toen gevierde schrijfster Mina Kruseman, terwijl een zekere De Kempenaer zijn licht liet schij-
nen over de tragische schrijver Piet Paaltjens, Omdat het blad waarin dit artikeltje geplaatst wordt, dat van een historische vereniging is, lijkt het mij leuk met het volgende verhaal te eindigen. Blijkens de krant werd op de laatste zaterdag in maart een belangrijke vondst gedaan te Druten. Tijdens het ontschepen van een lading grint werden een kleine dertig stuks oude zilveren munten gevonden uit de veertiende eeuw. Het grint en dus vermoedelijk ook de muntschat was afkomstig uit de Waal beneden Nijmegen en was daar door een baggermachine opgehaald en in een aak gestort om naar Druten vervoerd te worden. Met het bericht over deze muntschat wil ik dit verhaal beëindigen, maar niet alvorens nog eens gewezen te hebben op de schat aan gege vens, die her en der in de collecties van het gemeentearchief van Tiel schuil gaan, en niet alvorens iedere lezer van dit verhaal voor een bezoek aan ons archief uit te nodigen.
- 36 -
EEN FAMILIE, VERNOEMD NAAR EEN VERDWENEN MAAS EN WAALSE
BUURTSCHAP M . J . J . B E R G E V O E T en J.G.W.R.DEKKERS
Zegel van groene was uit het Oudarchief van de gemeente_Doesburg
Familiewapen Van Delft: een zwart schild, beladen met een balk van zilver, in het bovenste deel twee
maliĂŤn ,van zilver
De heer C. van Kouwen heeft in T weestromen land no. 19 l) de aandacht gevraagd voor het verdwenen gehucht Deinssen tussen Deest en Winssen. Van dit soort "Spookdorpen" zijn er in het Land van Maas en Waal meer geweest, bijvoorbeeld Delft, Volgens Van der Aa 2) was Delft een "buurschap, gelegen in het kwartier, district en arrondissement en 3.15 uur west van Nijmegen, kanton en gemeente en 15 min. noordoost van Druten, aan den Waaldijk". Hij haalde hiermee een oude naam naar boven: een Godfried
van Delft wordt al in 1297 (o. '98) 3) genoemd. In 1343 is een Godert van Delft heemraad tussen Maas en Waal, 4) evenals een naamgenoot in 1482. 5) Tussen 1396 en 1398 worden verschillende leden van deze
familie genoemd in Wamel en Leeuwen. 6) Een Joost van Delft, die in 1504 ambtman van Maas en Waal was, 7) werd een jaar later beleend met de heerlijkheid en hofsfad Maasbommel, met het gemaal en de veerstat aldaar. 8) Ook buiten ons gebied treffen we leden van deze familie aan: Gue-
devert was in 1402 en 1403 schepen van Doesburg, Gaedert in 14061424. 9) In 1428 bezaten Gherit Baers, Mr Aernt, Gadert en hun zuster Bye goederen aldaar. 10) Te Zutphen woonde in 1455 een priester Willem van Delft. 11) In de Betuwe was een Baers in 1436knape; 12)
een Gerrit werd in 1457 beleend in Echteld, evenals zijn broer en diens zoon. 13) Nicolaus was in 1481 rector in het klooster Eymeren bij Eist 14) en Herman in 1570 zelfs heemraad van de Nederbetuwe. 15) Behalve in twee nederkwartieren van Gelre kwam de familie van Delft ook voor in het Overkwartier en wel in Grubbenvorst (nu Noord-Lim-
burg) waar o.a. in 1460 een Herman werd beleend met het huis en de heerlijkheid Baersdunck. 16) Volgens J.M. van Winter 17) stamt deze familie uit het eerder genoemde gehucht. Zij rekent ze tot de "vrije ridderschap", waartoe ook families behoren als van Appeltern, van Deest, van Druten, van Ewijk enz. - 37 -
De vraag blijft, waar we Delft moeten zoeken. Zo gemakkelijk als Van der Aa suggereert is het toch niet, want op geen enkele ons bekende kaart is het gehucht te vinden. Gezien de beschrijving zouden we het moeten zoeken in de richting van de Stationsstraat in Druten, een buurt die in de volksmond bekend staat als Klein Afferden. Hiertegen pleit echter wel de hoge ouderdom van deze laatste naam: al in 1567 wordt Cleyn Afferden genoemd in een grensbeschri jving van tiendplichtige akkers van het kapittel van Xanten in Druten. 18) Al met al blijft het een groot vraagteken. Tot slot volgt hieronder een staat van leden van de familie Van Delft. Er is niet geprobeerd een complete stamboom samen te stellen. Alleen is aangegeven waar en wanneer bepaalde leden voorkomen. Slechts als in de bron zĂŠlf de familieband blijkt, is dit vermeld. Bij verder genealogisch onderzoek zal ook de naam Van Deest betrokken dienen te worden; het is niet geheel uitgesloten, dat in het verleden voor de naam Van Delft abusievelijk Van Deest is gelezen, en omgekeerd. Godfried
1297(98)
getuige te Alphen
Weiier, p.225.
Godfried
1316
hof te Overasselt
Scholten, 19) p.223.
Godfried
1319
goederen te Deest
Scholten, p.214.
Godert
1343
Wei Ier, p.485
Reynero
1346
heemraad Maas en Waal
Godfried
1348
Niftrik
Weiier, p.526.
Wolter
1348
Niftrik
Weiier, p.526.
1353
zoons van Wolter te Wamel
Weiier, p.555
Alsem
1369
Wamel
Van Heiningen, Tussen, p.630.
Baers
1 369, 87
Wamel
idem.
Daem
1369,82, Wamel 87,94
idem.
Bruno
1372
Wilkes, Quellen, p.
Van Heiningen, Tussen,
p.630.
Wolter en ) Godfried )
213. Wolter
1382,87 Maasbommel
Van Heiningen, Tussen,
p.630. Hendrik
1387
met kinderen te Wa-
idem.
mei en Leeuwen. Steven
1398
Wamel
Guedevert
1402,03 schepen Doesburg
idem. Van Winter, p.313
Van de Ven, reg,232, 238. - 38 -
Ga(e)dert
1406,22, schepen Doesburg
24
Van Winter, p.313. Van de Ven, reg.252,
374,414. Gadert
1421,24 gegoed te Doesburg
Van de Ven,
reg. 368,
413. Gadert
1420
Rutger en Herman
1422
beleend in Wamel
idem.
in Wamel op Die Hof-
Onessen. 20)
stede; zoons van Ude
en Geert ruyd Gherit Baers 1424
tiendplichtig te Alphen Wilkes, 21) Inventar, en Dreumel no. 1270.
Gherit Baers
gegoed te Doesburg zij waren broers en zuster. Gadert was
Mr. Aernt Gadert Bye
Gherit
1428
Van Winter, p.313 Van de Ven,
reg.451 .
weduwnaar van HiHegard.
1428
zoon van Gadert en
Van de Ven,
reg.451.
Hillegard; was in dit
jaar reeds overleden Baers
1436
Herman
1436,42
Willem
1455
priester te Zutphen
Gerrit
1457
beleend te Echteld
Leenakteboekp.449.
Herman Ude
1460 , 1462 '
zoons van Herman: beleend met het huis en de heerlijkheid
de l 'Escai lle
knape in de Betuwe
Van Winter, p.313. idem. idem.
Baersdunck
Herbert
1463,69, broer van voornoemde Leenakteboek en Kits, 73 Gerrit; beleend te 22) p.113. Echteld en Alde Avezaat
Nicolaus
1481
rector klooster Eyrreren
Maris, p.243.
Joost
1482,15 01
zoon van Herbert, beleend te Echteld
Leenakteboek p.449.
Bertha
1488
zuster of dochter van Leenakteboek p.87 en Joost; trouwt in dit d'Ablaing 23) p.88 en jaar met Herman van 139. de Poll, heer van Leeuwen; zij waren de grootouders van de bekende ambtman Jacob Mom(m)
- 39 -
Gadert
1482
heemraad Maas en Waal
Van Heiningen, Tus-
sen, p.502.
Joost
1504
ambtman Maas en Waal
idem p.45
Joost
1505
beleend met de heerlijkheid Maasbommel
Leenakteboek.
Herman
1570
heemraad Nederbetuwe
Van Heiningen, Tus-
trouwt Steven van
d'Ablaing, p.95 en
Oianda
1591
sen, p.572.
277.
Rummelaar; zij was
zuster van Aleyd
Aleyd
na 1598 voor l 605
trouwt Hendrik Vos van Avezaat; beide
idem.
waren dochters van
Roelof en Bata (Beatrix) Vos van Avezaat
Noten:
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
10. 11. 12.
Kouwen, C. van, Deinssen; in: Tweestromen land no. 19(1974), p.27-28. Aa, A . J . van der, Aardrijkskundig woordenboek van Nederland, dl. III; 1841, p.247. Wei Ier, P. Urkundenbuch des Stiftes Xanten I: 590-1359; Bonn, 1935, p.225. Weiier, a.w., p.485. Heiningen, H. van, Tussen Maas en Waal; Zutphen, 1971, p.502. Heiningen, a.w., b i j l . A, p.630. Heiningen, a.w., p.45. Sloet, J . J . S . en Martens van Sevenhoven, A.H., Register op de leenakteboeken van het vorstendom Gelre en het graafschap Zutphen: Kwartier van Nijmegen; Arnhem. Winter, J.M. van, Ministerialiteit en ridderschap in Gelre en Zutphen; Arnhem, 1962, p.313. Ven, A. J. van de, Het Oud-Archief der gemeente Doesburg, dl. II: Regesten; Doesburg, 1950, rege;t. 232, 238, 252, 374, 414. Winter, a.w., p.313; Ven, a.w., regest 451 . Winter, a.w., tabel Bla blad l no.ll (Archief Zutphen regest 789). Winter, a.w., tabel Bla blad l no l l .
13. Winter, a.w.,
14. Maris, A. J.,
p.313; Sloet etc,,
a.w.,
p.449.
De reformatie der geesteli jke en kerkelijke goederen in Gelderland; Den Haag,
1939, p.243, 15. Heiningen, a.w., p.572. 16. H. de l ' E s c a i l l e , Les Fiefs du Haut Quartier de la Gueldre; in: Publications, jrg.31 (1895), p. l 60. Winter, a . w . ,
19. 20. 21. 22. 23.
p.313.
Wilkes, C., Quellen zur Rechts- und Wirtschaftsgeschichte des Archidiakonats und Stifts Xanten; Bonn, 1937, p. 552. Scholten, R., Das Cislercienserinnen-Kloster Grafenthal oder Val lis Comitis zu Asperden im Kreise Kleve; Kleve, 1899. Driessen, H.L., Gegevens over de geschiedenis van eenige parochies in het tegenwoordige bisdom Den Bosch; in: Bossche Bijdragen, jrg. 17 (l 940-41), p.282-283. Wilkes, C., Inventar der Urkunden des Stiftsarcivs Xanten; Kรถln, 1952. Kits Nieuwenkamp, H., Nederlandsche Familiewapens, IV; 1936. Ablaing van Giessenburg, W.J.d', De Ridderschap van het Kwartier van Nijmegen; Den Haag, 1899. "
- 40 -
ör k?rk?n uatt arrljL r.franjsfi^n in rnaae rn uiaaL
door
Mgr. H.van Helvoort.
PERSONALIA sen, geboren op 16 oktober 1736 te Tegelen
den op: 1. Frans Willem Beelen, broer van de bruid, 35 jaar, wonende te Belfeld, van
en de laatste postmeester van Tegelen uit de
beroep tabaksfabrikant; 2. Hubert Godfried
familie Franssen, met Anna Catharina van Aerssen werden 10 kinderen geboren. Als negende Jacobus Godefridus Franssen, ge-
de te Belfeld, van beroep tapper; 3. Albert Hoezen, 52 jaar, wonende te Belfeld, van
Uit het huwelijk van Gaspar Eugenius Frans-
Beelen, broer van de bruid, 28 jaar, wonen-
boren op 3 mei 1782 te Tegelen. Jacobus
beroep onderwijzer; 4. Godefridus Doesborg
Godefridus Franssen, die als beroep bij zijn
37 jaar, wonende te Belfeld, tabakskerver;
huwelijk opgaf "ackersman", was 41 jaar
5. De ouders van Josephus Hubertus Franssen. Josephus Hubertus Franssen overleed op
oud, toen hij op 10 februari 1824 huwde te Tegelen met Joanna Margaretha Peeters die
2 december 1888 te Tegelen. Z i j n vrouw,
- op 20 maart 1786 geboren - bij haar hu-
Anna Catharina Beelen overleed op 8 april 1912, eveneens te Tegelen. Zij werden bei-
welijk opgaf 37 jaar te zijn. Zij verklaarde van beroep "keukenmeid" te zijn.
Uit dit huwelijk werden 3 kinderen geboren. Als derde Jozef Hubertus Franssen, geboren te Tegelen op 4 augustus 1831 . De-
den begraven te Tegelen op het nieuwe kerkhof, waar zij het eerste koopgraf hadden gekregen en waar later ook hun zoon, architect C.Franssen en zijn vrouw zouden wor-
ze Jozef Hubertus Franssen huwde met Anna
den bijgezet.
Catharina Beelen, geboren op 8 augustus
De familie Franssen was van oudsher een zeer welgestelde en in hoog aanzien staan-
1833 te Belfeld. Vader Jacobus Godefridus Franssen, die te Tegelen bij zijn huwelijk
de familie. De beroepen die de familiele-
had opgegeven "ackersman" te zijn, gaf nu
den, boven genoemd, opgeven bij verschil-
op van beroep "tapper" te zijn. De zoon,
lende gelegenheden, wijzen ook op de welstand en de rijkdom die zij hadden. In onze dagen kunnen wij de financiële draagwijdte van de gebruikte woorden niet meer aanvoelen zoals in de t i j d dat zij gebruikelijk waren. Alleen één voorbeeld hiervoor: het beroep: "ackersman". Dit woord betekent: eigenaar van landerijen. En het is zelfs in onze levensdagen nog zeer goed bekend in Tegelen, waar in die plaats allerlei stukken grond lagen en nog liggen, eigendom van de familie Franssen. Wat niet als beroep in het bevolkingsregister van Tegelen staat, maar wat b l i j k t uit het belastingarchief der gemeente, is dat de vader van arch.C.Franssen ook pannenfabrikant geweest is. Hij was in 1871 zeker "pannenbakker". Wanneer de fabriek is opgericht en hoe lang zij bestaan heeft, kan uit de gemeentelijke belastinggegevens
Jozef Hubertus Franssen gaf als beroep te Tegelen op: "akkerman", maar dat was vóór z i j n huwelijk. In Belfeld, bij zijn huwelijk, gaf hij op "wasbleker" te zijn; terug in Tegelen, waar hij met vrouw en kinderen woonde, gaf hij als beroep op: "kaarsenma-
ker". Bij het huwelijk op 2 juli 1857 te Belfeld gesloten, was Josephus Hubertus Franssen 26 jaar oud en zijn vrouw Anna Catharina Beelen 24 jaar. Anna Catharina gaf bij
het huwelijk op geen beroep te hebben. Zij was de dochter van Pieter Matthijs Beelen, koopman te Belfeld, en van Agnes Lucia Kessels. In de huwelijksakte staat aangetekend dat de ouders van Anna Catharina op de huwelijksdag beiden reeds enige tijd overleden waren: haat vader stierf op 27 september l 845 en haar moeder op 23 februari 1854. Als getuigen bij het huwelük tra-
- 41 -
niet worden afgeleid, maar in 1883 betaalde hij voor 4 ovens nog Ć&#x2019; 40,--. Hij overleed op 2 december 1888. Uit het boek "Tegelen" van pastoor Driessen blijkt dat de pannenschap van Joseph Franssen lag in de Stationsstraat (thans kwekerij FaassenHouba). Uit zijn huwelijk werden 3 kinderen geboren. Als tweede Gaspar Joannes Hubertus, geboren op 14 mei 1860 te Tegelen. Deze Gaspar wil ik in het vervolg van zijn leven en loopbaan volgen, want hij is de architect geworden van de kerken die ik wil beschrijven.
In Tegelen volgde hij de lagere school. In Venlo de HBS. Volgens familieoverlevering heeft hij onderricht gekregen in de klassieken en de archeologie van zijn heeroom mgr Gaspar Joannes Hubertus Franssen, die pastoor van Ittervoort was van 18691879. Na 1879 was mgr Franssen rector van het klooster St Elisabeth te Heythuijsen en van '.885 tot 7 mei 1888 rector van de zusters Ursulinen te Grubbenvorst. Op 7 mei
1888 overleed hij. Mgr Franssen was bisschop geweest van Flores en had de toen regerende sultan van Djokjakarta tot het Christendom gebracht. Om zijn wankele gezondheid moest mgr Franssen terug naar Nederland. Het is zeker dat arch.C.Franssen met zijn heeroom niet alleen over archeologie heeft gesproken, maar ook praktisch opgravingen met hem heeft verricht. De resultaten ervan zijn wellicht nog in Antwerpen in een museum te zien. Maar wanneer? Toen mgr Franssen rector werd te Heythuijsen in 1879, was arch.C.Franssen nog maar 19 jaar oud. De familieoverlevering wil dat de studie van arch.C .Franssen bij Coquerill in Seraing ongeveer 3 jaar geduurd heeft. Het is voor mij waarschijnlijk geworden dat arch.C.Franssen in 1883 te Sambeek de restauratie geleid heeft van de gescheurde en verzakte pijler in de kerk. Waarom dit laatste? In het memorieboek van de parochie Sambeek staat een relaas van de restauratie van de pijler, dat vrijwel gelijk is aan de farnilieoverlevering, zoals zijn dochter, mevr.L.Gitmans-Franssen, het verloop van de restauratie te Sambeek mij vertelde! Men mag dus aannemen dat er in de 4 jaren van 1879 tot 1883 veel met arch.C .Franssen gebeurd is. Hij is waarschijnlijk vrij kort na de HBS van 1878-1879 te Ittervoort geweest en is daarna naar Seraing gegaan. Terugkomende uit Seraing zou hij wel eens de tweede opzichter kunnen zijn geweest die pastoor Wol laert in 1881 aan arch. P. Cuypers voor de restauratie van de kerk te Sambeek vroeg. Arch.C.Franssen was wel in 1881 nog maar 21 jaar, maar zijn jaren te Seraing zijn wellicht zeer vruchtbaar geweest voor zijn grote aanleg voor constructie en restauratie, die hij meermalen toonde te bezitten. Wederom een familieoverlevering neemt aan dat arch.C.Franssen, wellicht na Sambeek, ook nog opzichter geweest is bij arch.Kayser te Maastricht. Maar erg lang zal dat toch wel niet geweest zijn, orndat hij - mede op aansporing van pastoor Wol laert - in 1890 zelfstandig architect werd. Hij woonde toen nog in Tegelen en was nog ongehuwd.
(wordt vervolgd)
- 42 -