1980

Page 1

Huis Doddendaal te Ewijk vanuit het zuidoosten (Foto Monumentenzoig 1956)

MAAS EN WAALS TIJDSCHRIFT VOOR STREEKGESCHIEDENIS

32/80


TWEESTROMENLAND Ledenadministratie Markt 9-14,6651 BC Druten;voor opgave van nieuwe leden en donateurs, adreswijzigingen en eventuele opzeggingen (vóór l december). Secretariaat Genechtstraat 11,6651 EC Druten; voor correspondentie gericht aan het bestuur. Telefoon 08870-2847. Ere-leden H. van Heiningen, benoemd 2 mei 1969 J.P.M. van Os, benoemd 23 april 1980 Bestuur J.P. van Wezel, vz., Alphen W.P. van der Bent, secr., Druten Mej. W.A. van Buren, penn., Bergharen J.A. van Gelder, vice-vz., Bergharen G.Y.M. Derks-Klabbers, 2e secr., Druten J. van Winter, Dreumel J. A. Janssen, Wijchen G.F. Kaiser, Druten CPJ. van Kou wen, Nijmegen Mej. F.J. van Oijen, Druten G.A.A. Rooijakkers, Overasselt J. Trijsburg, Appeltern J.R. Visker, Beuningen Administrateur Th.A.W. Nagtegaal, Druten Losse nummers tijdschrift Nrs 19 t/m 32 voorradig. Per stuk f 5,-. Te bestellen door storting op postgiro 2622012 ten name van penningmeester Tweestromenland, Dorpsstraat 61,6617 AC Bergharen.

Kopij Kopij dient getypt, gedateerd en ondertekend te worden gezonden aan de redactie p/a Uilengat 4,6617 AG Bergharen. Kan een artikel niet in machineschrift worden geleverd, dan gaarne in een duidelijk leesbaar handschrift. Afbeeldingen moeten, indien men ze terug wil hebben, aan de achterzijde voorzien zijn van naam, adres en woonplaats van de bruikleengever.

Contributie leden De contributie voor 1980 bedraagt f 20,-, naar verkiezing f 30,-, f 40,-, f 50,-, f 100,enz., te voldoen door storting op postgiro 2622012 ten name van penningmeester Tweestromenland, Dorpsstraat 61,6617 AC Bergharen. Lidmaatschap Het lidmaatschap geeft recht op gratis toezending van tijdschrift en nieuwsbrief en op deelname aan excursies en reizen, bovendien toegang tot lezingen, tentoonstellingen, diavoorstellingen en andere evenementen van Tweestromenland. Donateurschap Omdat bij de meeste evenementen geen introductie mogelijk is, bestaat voor leden van gezinnen, waarvan al iemand lid is, de mogelijkheid om donateur te worden voor f 10,- per jaar. Donateurs hebben dezelfde rechten als leden, maar missen het stemrecht en ontvangen geen tijdschrift.

Inhoud Blz.

l R.Besangon, Ter herinnering aan Piet Lobregt 3 R.S.Hulst, Nederzetting Romeinse tijd op Klepperhei Druten (2) 6 M.Bergevoet en J.Dekkers, Gerard van Erichem, een getrouwde pastoor 7 P. van Dinteren, Middeleeuwen in scherven te Winssen 8 E.C. barones van der Borch tot VerwoldeSwemle, De Doddendaal te Ewijk 21 J.Trijsburg, Ciborie uit de Puiflijkse schuurkerk 22 H. van Helvoort, De kerken van architect C.Franssen in Maas en Waal 37 Jos. van Haaren, Druten, bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog 41 J.Trijsburg, Appeltern, een fruitige plaatsnaam 42 Literatuursignalement, samenstelling: M.Bergevoet


Streekarchief ' Sommelerwc öommeierwaard

TWEESTROMENIAND MAAS EN WAALS TIJDSCHRIFT VOOR STREEKGESCHIEDENIS Redactie: Martin Bergevoet, Hugo van Capelleveen, Jan van Gelder, Huub van Heiningen en Jac.Trijsburg

1980/1

NUMMER 32

R. Besanfon

Ter herinnering aan Piet Lobregt Begin Augustus 1979 overleed te Heerewaarden op 51-jarige leeftijd Pieter Willem Lobregt en daarmee kwam een vroeg einde aan een werkzaam en vruchtbaar leven. Blijft voor velen de maatschappelijke activiteit nagenoeg beperkt tot de dagelijkse taak in beroep of bedrijf, voor Lobregt was de 'vrije' tijd gevuld met werk, werk en nog eens werk. Een deze rusteloze mens typerende situatie, waaraan pas geleidelijk een eind kwam, toen in de laatste jaren zijn lichaam hem meer en meer in de steek liet. Dat werk was van uiteenlopende aard. Het begon met meedoen en al gauw leiding geven aan jeugdwerk: organiseren van kampen, fietstochten, vakantie-besteding, enzovoorts. Later het jarenlang regisseren van opvoeringen van de door hem opgerichte toneelvereniging. Hij was daarnaast spelend en besturend lid van de plaatselijke Harmonie, E.H.B.O.'er, organisator van shows, revue's en tentoonstellingen, deelnemer aan acties voor natuurbehoud en 8 jaar lid van de Gemeenteraad. In dit volbezette leven kwam een breuk toen in 1958 zijn jonge wouw overleed. Hij kwam toen te staan voor het verwerken van het zware lijden dat hij had meegemaakt en van de eenzaamheid die vóór hem lag. Hij zocht en vond steun in de systematisering van zijn vrije-tijd-werk, dat nu steeds meer doelbewust

werd gericht op het onderzoek van de geschiedenis van Heerewaarden en naaste omgeving. Hij begon zich in te werken in de bestaande literatuur, verzamelde gegevens over bronnen en leerde zich zelf het raadplegen van die vaak moeilijk toegankelijke archivalia. Geen geringe opgave voor iemand voor wie het onderwijs ophield na de lagere school. Gedreven door een nooit aflatende zucht naar Veten' en door een ingebouwde kritische zin bewaard voor onzorgvuldigheid, vulde hij langzamerhand vele bundels met aantekeningen over plaatselijke onderwerpen als: de forten Sint Andries en Nassau, watersnoden en hoog water in de jaren 1693 - 1825, dijk- en waterrecht, de geschiedenis van de Nederlands Hervormde gemeente, muurstenen, het Sint Lucasgilde.enz. Waar de riviervisserij eeuwenlang een der belangrijkste economische activiteiten in Heerewaarden is geweest, kreeg dit onderwerp bij uitstek zijn aandacht. Hij legde de grondslag voor de kennis van die bedrijfstak, die in de jaren 1850 - 1950 geleidelijk ten onder is gegaan. De door hem, met medewerking van zijn vriend de heer C.J. van Zetten, in 1971 georganiseerde tentoonstelling over het recente verleden van die riviervisserij in Heerewaarden gaf de stoot tot de oprichting van de Stich-

1


In 1971 organiseerde P. Lobregt (links) met

onder de vlag van Tweestromenland in het

C.J.

Drutens gemeentehuis te zien was

van Zetten (rechts) in Heerewaarden

een visserijtentoonstelling, die later ook ting Riviervisserij Nederland, waarvan hij bestuurslid werd. Het door hem verzamelde historisch materiaal was de basis voor het door deze stichting uitgegeven boekje 'De laatste riviervissers' van de hand van hemzelf en de heer Johan van Os in 1977. In al dit werk werd hij sinds zijn hertrouwen in 1969 bijgestaan door zijn tweede vrouw, die veel heeft bijgedragen aan de onderwerpsgewijze afronding van zijn werk. Plannen om tot publikaties te komen, waarvan de realisatie werd geremd door een (ten dele vermeend) gebrek aan uitdrukkingsvaardigheid als gevolg van een betreurenswaardig tekort aan onderwijs, zijn nauwelijks tot uitvoering gekomen door een slopende kwaal die hem het leven de laatste jaren heeft vergald.

Alleen in Tweestromenland, Maas en Waals Tijdschrift voor Streekgeschiedenis verscheen van zijn hand twee artikelen. Het eerste in nr 23 (1975) Oeververbindingen met Heerewaarden, pp. 48 - 53 en het tweede in nr 27 (l 977) Parels uit de Maas, pp. 13 -16. Zijn actief werk in de dorpsgemeenschap is niet vergeten. De vruchten van zijn historische arbeid liggen in vele dossiers op verder gebruik te wachten. De herinnering aan zijn persoon is, voor wie hem hebben gekend, een hartverwarmend bewijs hoeveel een mens, die van start moest gaan met een minimale vorming en wie tegenslagen niet werden bespaard, door karakter, wilskracht en doorzettingsvermogen, kan bereiken.


R.S. Hulst

Nederzetting Romeinse tijd op Klepperhei Druten opgraving 1976

(2)

Het onderzoek naar de overblijfselen van een villa uit de Romeinse tijd nabij de Van Heemstraweg Druten is voortgezet (zie Jaarverslag 1975). De voortgang van de nieuwbouw van de huishoudschool maakte het mogelijk met de medewerking van betrokkenen de opgraving op de bouwplaats zelf af te ronden. Hiermede werd bereikt dat de plattegrond van het 30 x 15-16 m grote hoofdgebouw van het villacomplex werd gecompleteerd. Bovendien konden, zeer tot verrassing, de deels volledig, deels slechts tot op de basis uitgebroken muurfunderingen van een stenen badgebouw worden vastgelegd. Dit gebouw staat op geringe afstand ten noordoosten van het hoofdgebouw en lijkt aldus de reeds veronderstelde functie van dat gebouw te bevestigen. Het badgebouw is in de richting west-oost opgetrokken, meet 13.80 x 6.20 (buitenwerks) en bevat een drietal grote vertrekken naast enige kleinere. Het behoort tot het (axiale) 'Reihentypus'. De stookkuil bevindt zich aan de westelijke korte wand. Nabij de noordwestelijke hoek werd een 2 x 2 m grote vierkante waterput aangetroffen. Het gebouw dateert uit de 2de eeuw. Een grote hoeveelheid materiaal is uit de volgestorte put tevoorschijn gekomen, o.m. bouwmateriaal en vele fragmenten muurschildering. Een aparte vermelding verdienen het zeer spaarzaam voorkomende stempel VEXEXF op een hypocausttegel (CIL XIII/6,2) en het amfoorstempel SAXOFER. Funderingsresten van het Romeins badgebyuw onder het plein van de HNO-school

te Druten, afm. 13.80 x 6.20 m (Foto ROB 1976)


Militair dakpanstempel VEXEXF uit de waterput van het badgebouw (Foto ROB 1976)

Amfoorstempel SAXOFER uit de waterput van het badgebouw (Foto ROB 1976) De opgraving is voor het overige volledig gericht geweest op de zuidelijke vleugel van de villa en het zuidelijk aangrenzende terrein. Hiermede is het onderzoek nu gevorderd tot op het ten oosten van het schoolterrrein gelegen areaal volkstuinen. In overleg met de gemeente Druten zal dit terrein, voorafgaand aan de uitbreiding van de volkstuinen, in enkele campagnes worden onderzocht, hetgeen een aanzienlijke uitbreiding en correctie (?) zal betekenen van het beeld dat wij ons van het villa-complex kunnen vormen.

De zuidelijke vleugel is nu reeds met ca 70 m oostwaarts verlengd. Van west naar oost gaande treffen wij hier allereerst aan een vermoedelijk tweeschepig gebouw ter breedte van bijna 8 m, op een grindbed gefundeerd. Helaas is dit gebouw doorsneden door een brede sloot, maar waarschijnlijk sluit het aan op de porticusvleugel van de tweede fase van het gebouw dat ten westen hiervan was gelegen (Jaarverslag 1975). Op zeer korte afstand volgt een 6.25 x 5.00 m grote en 0.65 m diepe kuil. Hoewel zulks niet onomstotelijk is komen vast te staan komt ons de gedachte van een hutkom hierbij plausibel voor. Deze kuil kan vermoedelijk vrij vroeg gedateerd worden, d j. ca eind I - vroeg II. In de opvulling van de kuil zijn een smalle muurfundering en op een later tijdstip een korte goot aangelegd die een samenhang lijken te vertonen met het boven genoemde gebouw. Wederom op korte afstand volgt een drietal houten gebouwen, allen van een omlopende gaanderij voorzien. Het eerste is eenschepig en meet 9.5 x 6 m. Aangaande de datering kan slechts worden vastgesteld dat dit gebouw doorsneden wordt door een waterput met een laat-2de eeuwse of latere vulling. De volgende twee gebouwen zijn tweeschepig en beide 18 x 7 m groot. Zij zijn haaks op de gebruikelijke west-oost richting geplaatst. Men krijgt de stellige indruk dat, waar deze twee gebouwen een praktisch identiek plattegrond bezitten, hier in feite van twee fasen van ĂŠĂŠn


Hoofdgebouw met badgebouw en eerste twee bijgebouwen vanuit het westen; schaalmodel vervaardigd door leerlingen van de HNO-school voor de opening van de school op 20-4-1977 (Foto ROB 1977) gebouw sprake is. De plattegrond die blijkens een doorsnijding de oudste fase representeert staat met de noordelijke korte zijde in de rooilijn van de zuidelijke villa-vleugel. In de tweede fase is het gebouw op dezelfde plaats 13 m zuidwaarts opgeschoven. De datering is 2de eeuws. Het is intussen de vraag of de zuidelijke vleugel van de villa nog een vervolg vindt in oostelijke richting. Toekomstig onderzoek zal moeten uitwijzen of een oostelijk langs het laatstgenoemde gebouw in noord-zuidrichting lopende greppel een afgrenzing vormt. Een tweede vanaf ongeveer de zuidwestelijke hoek van de eerste fase van hetzelfde gebouw naar het zuiden lopende greppel is in de loop van de 2de eeuw buiten gebruik geraakt. Uit deze greppel stamt een tegulafragment met een retrograde rondstempel van Legio X Gemina, dat identiek lijkt met Holdeurn pi. XXVII, 32. Ongeveer 50 m ten zuiden van de villagebouwen ligt, in dezelfde oriĂŤntering, de plattegrond van een houten gebouw dat met zijn tweeschepige constructiewijze en zijn wandgreppels geheel de inheemse traditie vertolkt. De plattegrond wordt doorsneden door de twee eerder genoemde greppels. Ook de geassocieerde vondsten, globaal te dateren eind I - begin II, maken duidelijk dat hier de eerste fase van de bewoning vertegenwoordigd is. Het inheemse aardewerk neemt een relatief grote plaats in.

Vergrote afbeelding van de knop van een bronzen naald uit de waterput van het badgebouw (Foto ROB 1976)

De breedte van het gebouw bedraagt ruim 6.20 m. De lengte mag opvallend of zelfs abnormaal groot worden genoemd, meer dan 42.50 m (de plattegrond is niet compleet). Duidelijk tot uitdrukking komt het feit van een verbouwing; het aantal nokpalen in het centrale woongedeelte is namelijk te groot. Niet uitgesloten is dat met de verbouwing een verlenging gepaard ging. Daarop lijken weer twee dwars-


greppels in de plattegrond te wijzen. In dat geval blijft de aanvankelijke lengte nog altijd 37.50 m. Het centrale woongedeelte wordt nog geaccentueerd door twee rijen van vier

Dakpanstempel van het l Ode legioen, tussen ca 70 en ca 105 na Chr. gelegerd te Nijmegen (Foto ROB 1976)

palen buiten de wanden: een al dan niet toegevoegde gaanderij (?). Tenslotte, tijdens deze campagne is duidelijker dan bij de voorgaande de aanwezigheid komen vast te staan van een bewoning uit de (verm. Midden-) Ijzertijd. Het is met de sporen van deze bewoning gesteld als reeds meer dan eens geconstateerd, laatstelijk nog te Ewijk (Jaarverslagen 1973 en 1974): een zich ophopen in enkele losse clusters die iedere interne differentiatie ontberen. Inzicht in de geologische opbouw van het terrein werd verschaft in de vorm van een 260 m lange boorraai van zuid naar noord, opgenomen door de heer W.J.M, van der Voort, Stichting voor de Bodemkartering, Wageningen. Het onderzoek wordt in 1977 voortgezet.

J. Dekkers en M. Bergevoet

Gerard van Erichem, een getrouwde pastoor In de vijfde eeuw werd in de westerse kerk het celibaat voor geestelijken ingevoerd. In de kerkhistorie zijn er tijden geweest waarin deze wet echter niet of nauwelijks werd onderhouden; rond 1510 blijkt, dat één op de acht geestelijken in het aartsdiakonaat Xanten een boete moet betalen wegens schending van de gelofte van celibaat 1). Ook in ons onderzoek naar de kerkgeschiedenis van Druten zijn we zo'n getrouwde geestelijke tegengekomen, nl. Gerardus, plebaan (is pastoor) van Erichem. Op 25 juli 1310 verkochten Johan en Aleida van Asperen aan de abdij Gravendaal bij Goch enkele percelen land in Druten. Ze beloofden daarbij, dat ze deze goederen van alle lasten zouden vrijwaren, speciaal van de aanspraken die onder andere de erfgenamen van een zekere Gerardus, de oud-plebaan van Erichem deden gelden 2). Drie maanden later verscheen deze Gerard inderdaad voor Godfried Tengnagell (richter tussen Maas en Waal) en Gerhard Brewe ( de dagelijkse richter van Druten) om afstand te doen van zijn aanspraken. Hij bracht hierbij zijn hele familie mee, te weten zijn zoon Wolter en Nesa en Aleid, dochters van zijn overleden zoon Everard. Verder werd nog een Greta genoemd, minderjarige dochter

van zijn overleden zoon Gerhard. Voor haar traden Herman van Scornenberg en de genoemde Wolter als voogden op 3). Drie jaar later komen we dezelfde Gerard tegen in een akte van de abdij Camp. Hij verkocht toen al zijn goederen in Bergharen waaronder de molen, voor 250 pond kleine tournosen, aan dit klooster. Dank zij deze oorkonde kunnen we de familie completeren, want wederom werden een aantal familieleden meegebracht: zijn zoon Wolter met echtgenote Ida, Herman (van Scornenberg) met zijn vrouw

Goyburg en Jordan met zijn zuster Beatrix. Gerard zélf was inmiddels pastoor van Macharen geworden 4).


Samenvattend kunnen we de volgende 'stamboom' opzetten:

Gerardus: 1310 oud-plebaan van Erichem 1313 pastoor in Macharen l Wolter x Ida

Everard overleden in of voor

1310

Gerhard

overleden in of voor 1310

Goyburg x

Herman (van Scornenberg)

l

Nesa

Aleyd Greta 1310 minderjarig

Jordan en Beatrix zijn niet te plaatsen. Mogelijk zijn het kinderen van Wolter en Ida of van Herman en Goyburg.

2 NOTEN

H. ten Boom, De bevestiging van de gereformeerde kerk in het Land van Maas en Waal en de aangrenzende dorpen van het Rijk van Nijmegen; in: Ned. Archief voor Kerkgeschiedenis, nieuwe serie deel 50 (l970) p. 204.

3 4

R. Scholten, Das Cistercienserinnen-Kloster Graf enthal oder Vallis Comitis zu Asperden, Kleve, 1899, p. 205-206. Scholten, a.w., p. 206. M. Dicks, Die Abtei Camp am Nieder rhein, Kempen, 1913, p. 229-230. L.H.C. Schutjes. Geschiedenis van het bisdom van 's-Hertogenbosch, deel IV, St. Michielsgestel, 1876, p. 19 t.m. 24 vermeldt Gerard niet als pastoor van Macharen.

P. van Dinteren

Middeleeuwen in scherven te Winssen Door tussenkomst van mevr. A. van WoezikAarts te Druten kwam ik in 1974 in het bezit van enige grote kogelpotscherven, grijskleurig, die enkele jaren voordien bij graafwerk aan de Wethouder van Beuningenstraat 18 te Winssen aan het licht kwamen. De bewoner van dit

adres, de heer Reuvers, vond op ongeveer 150 cm diepte oude potscherven, die eerder deel uitmaakten van een grote bolvormige kogelpot. Verder is te vermelden een hals- en een buik-

fragment met oor van een 13de-eeuwse kan van vroeg steengoed met boven de ooraanzetten een fries van indrukken, die gelijk van vorm en formaat zijn. De oppervlaktekleur is lichtbruin op een grijze scherf.

Vergelijk: Catalogus Kunstgewerbe Museum der Stadt Kรถln (1971); Steinzeug nr 91; bearbeitet von Gisela Reineking- von Bock.


E. C. barones van der Boren tot Verwolde-Swemle

De Doddendaal te Ewijk

Velen onder U zullen de Doddendaal van oudsher kennen, zoals het ligt langs de Van Heemstra weg: een romantisch, wit, bijna onhollands landhuis, temidden van een moerassig gebied, vol met wuivende rietpluimen. Eigenlijk werd de rentmeestersfamilie Van Koolwijk door eenieder beschouwd als eigenaar van de Doddendaal; zij woonden daar ook al sinds 1825. Enige jaren na de Tweede Wereldoorlog waren zij ook werkelijk bezitter van dit huis, maar in 1956 werd de Duitse Freiherr von Nagel-Doornick-Vornholz weer wettig eigenaar van de Doddendaal. De Von Nagels hebben altijd het huis Vornholz in Westfalen bewoond. In 1972 werd het huis Doddendaal gekocht door de heer W.G. van Vliet te Nijmegen. Een eerste plan tot restauratie werd gemaakt door architectenbureau D. Wijma uit Velp en op verzoek van de heer Van Vliet, die een zeer grote historische belangstelling heeft, werd besloten een ruime plaats aan historisch onderzoek toe te kennen. Onder de leiding van dr Renaud verrichtten twee studenten van de T.H. te Delft onderzoek in het gebouw en in het omliggende terrein. Tegelijkertijd werd door ondergetekende een archiefs'tudie aangevangen in het huisarchief. De gezamenlijke resultaten zouden in belangrijke mate mee helpen het restauratieplan aan te vullen. Bij de restauratie was bovenal de toekomstige bestemming bepalend: het huis zou een restaurant worden waarbij de zalen gebruikt konden worden voor recepties, feestelijke bijeenkomsten, vergaderingen en besloten diners; op de verdieping werd een woning ingericht. Het huisarchief van de Doddendaal, waaruit vele historische gegevens zijn geput, bevindt zich bij baron van Nagel tot Vornholz te Vornholz. Het 19de-eeuwse gedeelte van het archief berust in het Rijksarchief Gelderland te Arnhem, (overigens ongeihventariseerd), waar eveneens microfilms van het archief uit Vornholz aanwezig zijn. De Doddendaal ligt in een gebied dat door de eeuwen heen geteisterd is door wateroverlast: kwelwater, dijkdoorbraken en slechte ontwatering waren allesbepalend in het Tweestromenland. Daar moerassige plaatsen van nature strategisch voordelig zijn, is het niet voor niets geweest dat juist hier een versterkt huis is gebouwd, dat zijn naam zeer waarschijnlijk ook aan het weelderig groeiende riet dankt: 'Dodde' betekent riet l). Vóór de naam Doddendaal werd het huis 'hof' of 'huys tot Ewick' genoemd. De middeleeuwen

funderingen van een tufstenen huis zijn opgegraven, die misschien wel behoorden tot het In het jaar 1332 gaf graaf Reinald II van genoemde huis. Gelre een 'huys,hoffstat,bogaerunderoesmole Graaf Reinald II was in de jaren twintig tot Ewic gelegen' met 77 morgen land in erf- van de veertiende eeuw volop bezig zijn Gelpacht aan Robert van Appeltern 2). Het is niet derse territorium uit te breiden door aankoop zeker of dit de Doddendaal zelf al is geweest, van heerlijkheden. Hij verwierf zich macht daar ten westen van de Ewijkse kerk destijds door verschillende bevoegdheden in handen


Huis Doddendaal vanuit het zuidoosten in 1731. Gewassen pentekening door A. de Haen (Gemeentemuseum Arnhem)

Huis Doddendaal vanuit het noordwesten in 1731. Gewassen pentekening door A. de Haen (Gemeentemuseum Arnhem)


te krijgen en daarnaast allerlei land- en dijk- uit de zuidoosthoek van de voorgevel duidt rechten te verlenen en uit te vaardigen. In het er wellicht op, dat men de bedoeling heeft kader van deze politiek kan men de aankoop gehad hier later een grote heektoren te van het Ewijkse huis zien. Want de graaf had de bouwen, hetgeen nooit is gebeurd. Aanvankelijk stond het zojuist beschreven goederen inderdaad gekocht van Diederik van Meurs, alvorens hij Robert van Appeltern ermee rechthoekige huis in het water; pas later heeft beleende in 1332. Het is mogelijk en zelfs niet men er een ringmuur met ronde hoektorens heeft gehad op het bouwen van het nieuwe omheen gebouwd en de ruimte tussen huis en versterkte huis, later de Doddendaal geheten. nieuwe buitenmuur aangevuld, zodat er een erf Zulke versterkte huizen betekenen voor de om het huis ontstond. Wanneer dit precies landsheer immers afbakening en beveiliging gebeurd is, laat zich vooralsnog moeilijk bepalen. In 1442 word de erfdochter Elisabeth van zijn gebied. Zo wordt nu aangenomen dat de Dodden- van Buren beleend met 'de heerlickheyt... daal in de tweede helft van de veertiende eeuw borch, huys ende hoff tot Ewick' 3). Hier vertot stand is gekomen. Het langgerekte huis schijnt in de beleningsakten voor het eerst de van 33 x 12 meter is verdeeld in twee ruimtes benaming 'borch'. Misschien mag men op grond in de verhouding l : 2. Ditzelfde patroon van hiervan aannemen, dat de ommuring tot stand opbouw vindt men terug in de woonbouw gekomen is. Hoewel het ook nog in het begin van het complex van Ammersoyen, dat van van de zestiende eeuw gebeurd kan zijn. Zoals reeds aangeduid, was de ringmuur Dussen en Muiden of de woontorens van Balgoy en Onsenoort (Nieuwkuyk), die, met voorzien van ronde hoektorens, waarvan de aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, funderingen bij een onderzoek zijn teruggealle in de tweede helft van de veertiende eeuw vonden. De grootste toren, op de zuidwestzijn gebouwd. De binnënmuur, waartegen hoek, staat afgebeeld op de tekening van De aan beide zijden een schouw zat, suggereert Haen en werd pas na 1825 afgebroken. Na die dat er slechts twee ruimtes waren per verdie- tijd is ook de zuidoostelijke toren gesloopt, ping. Men moet zich echter bedenken, dat die als onderdeel van het daar gelegen bouween ruimte van c. 1 9 x 1 9 meter in de meeste huis in het archief voorkomt ftoom op 't gevallen door verplaatsbare houten schotten bauwhuijs' inv. nr. 334). De datum 1825 is toch van een indeling werd voorzien. Zo kon ontleend aan het rond die tijd vervaardigde de indeling ook naar believen worden gewij- kadastraal minuutplan, waarop beide torens zigd. nog zijn getekend. Of het vierkante gebouw Een belangrijke vondst uit de eerste fase op de noordoosthoek van de omwalling een van het bestaan van de Doddendaal daterend bouwhuis dan wel een hoektoren is geweest is de oorspronkelijke hoofdtoegang, die in is onduidelijk; Op de tekening van De Haen de muur tussen de kleine zaal en de vijftiende- (achterkant) lijkt het een soort bouwhuis eeuwse aanbouw nog duidelijk herkenbare of berging. Het is niet duidelijk of het huis zijn twee sporen heeft achtergelaten. Op de zolders zijn voorts zitnissen van verdwenen vensters aanbouwen, waarvan de zuidelijke verdwenen teruggevonden en ook van twee schouwen is, heeft gekregen vóór of na het tot stand zijn de restanten bij het onderzoek van het komen van de ringmuur. Over de verdwenen muurwerk tevoorschijn gekomen. De boven zuidelijke aanbouw geeft de tekening van vermelde zitnissen waren aanleiding om na te De Haen (voorzijde) enige aanwijzigingen, gaan of de muren vroeger hoger zijn geweest. zoals bijvoorbeeld de dakmoet, balkgaten Twee tekeningen van Abr. de Haen uit 1731 en een gewelfaanzet. Bij opgravingen werden (Gemeentemuseum Arnhem) tonen dit inder- de afgekapte muren en ook een put teruggedaad onmiskenbaar. Als men deze afbeeldingen vonden. Daar deze aanbouw niet staat op een met de huidige toestand vergelijkt, moet men plattegrond die in 1553 vervaardigd is (deze wel tot de conclusie komen, dat het muurwerk plattegrond is tot ons gekomen in de vorm van het hoofdblok sedertdien met ongeveer van een copie uit 1599, behorend bij een vier meter verlaagd is. De zonderlinge hap proces; in het vervolg van het verhaal wordt 10


Plattegrond huis Doddendaal. Detail van een manuscriptkaart behorend bij een proces in 1599 (Rijksarchief Gelderland, Arnhem)

- Kaart van landerijen en huis Doddendaal door J.H. van Suchtelen anno 1766 (Rijksarchief Gelderland, Arnhem)

11


deze

plattegrond met de laatstgenoemde steeds nieuwe versterkingen nodig en daartoe datum aangeduid), neemt men aan dat hij toen kocht hij o.a. de Doddendaal. Echter de Nijal weer was verdwenen. Mogelijk is hij ten megenaren voelden de nabijheid van dit hergevolge van de verwoestingen rond 1528 togelijk bolwerk als een bedreiging en zo be-

(beleg

Doddendaal

door

Nijmegenaren)

verdwenen. De noordelijke groep aanbouwen bestaat uit een rechthoekige woonruimte

(waarvan de lengte-as merkwaardigerwijze evenwijdig loopt met die van het hoofdblok), voorzien van een uitgebouwd privaat en een traptoren. Zowel de woonruimte als de traptoren

bezaten in die vroege tijd een lessenaarsdak, zoals bij De Haen nog is te zien. De traptoren is kennelijk iets later aan het ensemble toegevoegd (koude voegen). Wel onderstrepen de haaks op elkaar staande gewelfjes boven de wenteltrap het laat-middeleeuwse karakter van deze aanbouw.

stormde een groep burgers de Doddendaal in 1528:

'Doe men die Doddendaell innaem, een deell van den burgeren in enen aeck daer gevaeren. Item enen aeck gehuertt, aen Arnt Pieck ende Geryt die Wijze myt vuell burgeren in voeren nae den Doddendaell. Als nu den Doddendaell gebrant was....'. Verder lezen we (in het rekenboek der stad Nijmegen, 1528), dat twee tonnen bier werden gebracht naar de Doddendaal als betaling voor deze lieden, die het huis hadden ingenomen en afgebroken. Het totaal weerloos geworden huis werd toen weer door Dirc van Stepraedt teruggekocht.

Toen Karel van Gelre in 1526 de Doddendaal kocht werd een inventaris opgesteld 6). plattegrond uit 1599, is niets bekend. Uit dit document zijn de eerste summiere geIn het interieur valt de oorspronkelijke gevens over het huis gekomen. Verschillende verdiepingshoogte nog af te leiden uit de hoog- vertrekken worden genoemd zoals: kelder, Over de voorburcht, zoals die staat op de

te van de vensternissen, die alle nog de oude positie en hoogte hebben. De vensters zelf dateren uit de zeventiende eeuw en de roedeverdeling is achttiende- of negentiende-eeuws. De gewelven in de kelder (half ton-, half kruisgewelf) zijn zeker nog middeleeuws, maar zijn vermoedelijk voorafgegaan door houten balklagen. Een oude muurtrap, in gebruik voordat de traptoren gebouwd was, bevindt zich nog

in de oostelijke keldermuur. In 1489 kocht Godert van Stepraedt de Doddendaal 4). De Van Stepraedt's stamden uit Westfalen en hun bezit Stepraedt lag in WestDuitsland. Zij behielden de Doddendaal tot 1743. waarna het via vrouwelijke lijn in andere families geraakte. De Van Stepraedt's zijn door de tijden heen het meest verbonden gebleven met de Doddendaal.

De zestiende eeuw Na deze tijd van bouwen en uitbreiden ging de Doddendaal met de Van Stepraedt's in de zestiende eeuw een zware tijd tegemoet. Tussen 1526 en 1528 moest Dirc van Stepraedt, de tweede bezitter uit deze familie, de Doddendaal tijdelijk afstaan -verkopen- aan hertog Karel van Egmond 5). In de langdurige Gelderse oorlogen, die hertog Karel voerde tegen de centraliserende Bourgondische macht, had hij 12

zolder, keuken, zaal en 'staetkamer'. We kunnen ons wel enige voorstelling maken waar zich deze ruimtes in huis bevonden. Moeilijker wordt dat met bijvoorbeeld het brouwhuis en de bottelarij, die zouden zich bevonden hebben in een van de kelders, maar misschien ook wel op de voorburcht. De inventaris licht ons ook in over enige meubilering van de kamers. In de zaal bleven lange tafels en banken staan

en in de 'staetkamer' stond een grote bedstee met een 'heemsel en gardinen'. Een groot, nieuw, uitgesneden 'triesoor' (buffet of pronkkast) met een 'averheemsel daer mit die kamer versiert is,....' wilde Dirc van Stepraedt liever niet achterlaten, maar nadat de hertog hem nog twee extra braadspitten toezegde, liet hij dit meubelstuk toch achter. Alle op het huis aanwezige voorraden spek, gepekeld vlees, meel, haver, bier, boter, brandhout en buskruit bleven achter. De tijd schreed voort en Gelre verloor haar onafhankelijkheid, ondanks het streven van Karel van Gelre, en raakte zo met de Verenigde Nederlanden in de Tachtigjarige Oorlog. Als gevolg hiervan kreeg Doddendaal in 1585 een Spaanse bezetting 7). In datzelfde jaar was Nijmegen namelijk overgelopen naar Spaanse zijde. Toen Maurits in 1590 kwam om Nijmegen weer te heroveren is de Doddendaal


Portret van Johan van Stepraedt (gestorven 1628), olieverf รณp doek, anoniem meester, gedateerd 1619, huis Doddendaal Ewijk (Foto Monumentenzorg 1974)

Portret van Maria van Dordt (gestorven 1638), olieverf op doek,anoniem meester, gedateerd 1619, huis Doddendaal Ewijk (Foto Monumentenzorg 1974)

Huis Doddendaal vanuit het noordoosten (Foto Monumentenzorg 1956)

13


in de as gelegd. Het zware muurwerk bleef wel overeind staan, maar van enig houtwerk zal na deze tweede aanval zeker geen spaander gespaard zijn gebleven.

De Van Stepraedt's in Nijmegen Behalve dit 'buiten' Doddendaal bezaten de Van Stepraedt's ook een huis binnen de stadswallen van Nijmegen. Voor bezitters van grote huizen was dit geen ongebruikelijke toestand: in de zomer woonde men buiten, in de winter verbleef men in de stad, waar het in het kleinere huis natuurlijk veel comfortabeler was. Het stadshuis van de Van Stepraedt's heette eveneens Doddendaal en vanaf 1587 vindt men deze naam ook in gebruik voor de straat waaraan het huis stond (voordien geheten 'alden graft'). Dirck van Stepraedt verwierf het Nijmeegs stadsrecht in 1535 en stichtte vermoedelijk dit huis. Een afbeelding ervan zien we op de geëtste stadsplattegrond van Nijmegen door J. Blaeu (1649) 8) naar een tekening van de Kleefse schilder-landmeter Hendrik Feitman. In de jaren zestig van de zeventiende eeuw had het huis een grote verbouwing ondergaan, zoals te zien is op een tweede, geschilderde plattegrond van de stad van Feitman uit 1669 (Nijmeegs Museum 'Commanderie van St. Jan'). In 1678 werd in dit huis, nu geheten Palsterkamp en niet meer in het bezit van de familie Van Stepraedt, de Vrede van Nijmegen getekend. Tijdens de vredesbesprekingen had het huis gediend als ambassadeurswoning voor de afvaardiging van de Staten Genraal 9).

Wederopbouw in de 17de eeuw De herstellingen zijn vroeg in de zeventiende eeuw aangevangen door Johan van Stepraedt, die sinds l 587 met de Doddendaal was beleend. Van Johan, van zijn vrouw Maria van Dordt en van hun vijf kinderen hangen portretten op de Doddendaal. Ze dateren allen uit 1619 en verkeren, na de recente restauratie, in uitstekende staat. Behalve deze zeven portretten zijn er nog twee oudere portretten uit 1595 en 1598, van twee zusters van Johan, Agnes en Walravina. De laatste heeft ons een schitterend album Amicorum nagelaten met daarin verzen en opdrachten van een aantal vooraanstaande Gelderse edellieden 10). 14

Op te maken uit de vroeg-zeventiende eeuwse balken met sleutelstukken en de venstergehengen in de noordelijke aanbouw, heeft het eerste herstel hier plaats gehad. Na de dood van Johan van Stepraedt bleef zijn weduwe Maria van Dordt op het huis wonen. Bezitter van de Doddendaal was hun oudste zoon Reyner van Stepraedt. Aangezien hij geen erfgenaam had besloot hij zijn goederen te vermaken aan de kinderen van zijn broer Dirc, heer tot Indoornick, die woonde op het Loo. In 1655, negen jaar voor zijn dood, gaf Reyner het volledige beheer over zijn Doddendaalse goederen al in handen van Dirc 11). Bij diens administratie behoort een groot aantal rekeningen betreffende herstelwerkzaamheden aan de Doddendaal tussen 1656 en 1662. We lezen dat de kelders weer in gebruik werden genomen en dat de trap werd vernieuwd. Ook werd er gewerkt aan nieuwe vensters, aan het nieuw groot salet, aan de melkkelder en het bakhuis, evenals aan het bouwhuis en brouwhuis. Grachten werden uitgebaggerd en bruggen hersteld. Grote hoeveelheden materiaal waren hiervoor nodig zoals: 'IJsselsteen, deelen (houten vloerplanken), raamhout, kalk, glas, estryken (plavuizen), lijnolie ( om mee te verven), loot en soldeer''12). Wat deze verbouwingen tenslotte tot stand hebben gebracht is niet in een enkele zin te zeggen. Belangrijk om te realiseren is dat het grote woonblok toen niet meer met één grote kap is afgedekt, maar met afzonderlijke kappen boven de verschillende bouwdelen. Een brief uit 1798 van rentmeester M.F. Boner (uit Vornholz) 13) illustreert dit: 'Das Haus Dordendahl ist ein altes, steinemes sehr massives Gebaude, aber ohne Tach. Jedoch hat man inwendig zwischen den Hauptmauern und über den Ausbau wider ein leichter und schlichtes Dach angebracht, welches aber von aussen nicht zu sehen ist'. De tekeningen van De Haen geven dit beschreven beeld volledig weer. De noordelijke aanbouw en de traptoren, beide onder een lessenaarsdak, zijn netjes in orde gebracht in 17de-eeuwse stijl. Direct erachter bevond zich de ruimte die schijnbaar geen dak had, volgens de geciteerde Duitse brief, maar die 'inwendig zwischen den Hauptmauern' een dak bezeten moet hebben. In


PUBLICATIE D

e Hooglnvelgebore Heer H: A: BARON VAN N A G E L L , Vry Heer van

Doddcndacl, Ilccr van Vornholcz, Slangenborg en Neycnbeck, geheyme Raed van Zyn Ccurvorftclykc Doorl: van Cculen, grooc Droflard des Ampts Scromberg; en die Hooghwelgcbore Vrouwe JO.VNNA. ELISABETHA Baronellè van DOOR.NICK, zjfl voornemens in den Ampce van Overbetuwe in het Dorp Lcnt ten huyzc van Gerhardus Kricncn, op den 18. Juny 1771. des voormiddags précis ten 10 uuren re doen inzetten, en op den 18. July daaraanvolgende te liten gaan den finalen toeflagh over derzelver Hooge en Vrye HecrlykheitDoddendael, met zyn Heercn Huys. Gragten HofFen Boomgaarden, eykc en ype Plantagie privarive, Jagt en capitale Vificreyen Salm en Prikken vangft op de WaM, liet recht van begevinge der Vicarie gefundeert in de Kerck van Ewyk, voorts het Veer over de Whaal, confiderabcle Tiend, Erfpagt- en

Thinien en verdere rcgalien, met zyn ondergehorige Bcuwhoff Hofïteden en Landcryen binnen dyks, neffens eengrote partey Uyterweerden en Rysweerden,by yder der Percelen fpecificq opgegeven, te famen gelegen in het Ry k van Nymegen onder het Kers pel Ewyck, ongevheer anderhalf uur van de Stad Ny megen, zynde ten deelen allodiacl en ten declen Lheenrocrig ten Zutphenfcn Rechten aan den Furftendom Gelre en GraatTchap Zutphen. Zullende de Veyling d»ar van gefchieden in Percelen ca ook in Mafla.

i. ParC De hoge Heerlykhcid Doddendael, bèneffens een Lheencamer privative Jagt in deHeerlykhcid. Bcgeving van een Yicaric in de Kerck van Ewyk,een kelder offgrafftede in de Kcrck aldaar* Het recht van Salm en Prikken vangll op de \t'haal Het recht en genot der Ryder guldens 44. Theins boender, met het recht van verhoeken der naamen m cas van alicnatic off verftcrfF.

Behorende verder tot die Perceel het Huis Doddendiel met zyn fchuuren en gragten, binnen en buyten hoven en boomgaerdcn, als den Bvboomgaard kcrlewal, het hufkcnen den ouden Boomgaard. 3 Mcrgen een hond Bouwland den NV'ingerskamp. Tient vrey. Het jonge opgaande lïykc Bolch daar naaft aan.

Den Toom Pis. De Pas in 't Reyrcck en het ncerhoekjc. Het zogenaamde grote Bofch de queliing uff'W'uiVeksbolch, met de ypen Allee langft de Queldam.

De Moffl- Waey me: zyn Viücrcy en willige pis. Zynde zoo verre aan Verkopere toebehoort-™€? palen afgehaakt. De liickovcnle \facy met de VidC-rcv en willige' pas.

*

"

Valkcnburghs Huis, Schuur, Bergh en Boomgaard, met de Vyde de Laak groot omtrent l. merge 5. hont 1 j . Mergcn i. hont Bouwland, gcnaamt 't Rot.

f( Merge Bouwland genaamt den ouden \feycr, Ticnt vry. Beneflèm de willige p»s op den ouden Vf'eyer.

De oude Veyerfe off Doddendaelle \\"a.iy met zyn bepoting. Drie uiterweerdengenaamt de klcincPol, grote Pol enR.ysweerd,in verponding aangeflagenop 17 mergen l; hont Een Erfpagt uit het Erff de Z\\-aan doende Jaarlyks 6 gl. 6 ft. neffensde willige pas voor en ageer de Zwaan. i. Perc. T.. Merge 5. hont Bouwland, genaamt de Rav^ns Hoftert_ 3. Pcrc. Het Ruitcrsland met het Boomgiartrje groot 5. fnergc 2. hont. 4. Perc. De Scheve Hoftert, zyn Je i. morge 4. hont Bouwland. 5. Perc. De Hoge Hoftert, zynde i. merge Boawljnd, met de halve bepoting op 't ftraatje, voorts met hef

Bfc pasje tuffchen dit Perceel en het 3.

6. Perc. Den-Heften Hoftert, zynde i. merge 4. hpnt Bouwland, met den Blatenplak en de daar op Iraande

zwaare Eylte Bootnen.

7. Perc. Het Huis en een akker Tabaksland , thans bewoond by Laurens Parquin met i. merge 4. honr Bouwlind den Bnjghluunp, en met nog i. merge 2. hond Bouwland, grnumt Evtjen Tyflen Hoflert.

8. Perc. Het Vheer over de Whaal aan den Bccrtfen Dam met zyn Vheerhuis neflcns een Uiterweerd genaamt den Beertweerd, »ls mede ! pan in een uiterweerd boven en uu h« Vheerhuis gelegen met een Voetvheer «an den hoek v»n Winffen.

9. Perc. De gerechte halflcheid der Uiterwecrden Ryswecrdcn Willige piflcn RierKanen pn mpirile Viflèleyen lis anders.

Wurvsnde «-edcrhelfte un den Hooghwelgeb. Heer Baron TOI Romberg Heer vin Winflen toebehoort. Zynde de onverdeelde Weyweerden met den aankleven van dien voor het geheel in verponding aangeflagen op 117. meigen V

hont 16. roeden.

En de Rysweerden in het geheel op 18. mergen ir. roeden.

j o. Pcrc. Een gerecht derde part van den gclielcn Óroven of Koorn Thiend onder Ewyk en DoddendaeL n. Perc. EenalloJiale I lofïïede op de zogenaamde Vcluwe, beflaandc uit Huis, Hof, Boomgaard, Bouwen Tabaksland, leggende mair voor i. merge in de laden langelkgen. Verder zullende voorlchreve E1IT Parceelen te famen en in eene malTii worden geveylt. -- -/ —-- --—"•-. jwrpo {icnuiMM wwuciiuc up uvu nuux uwuienaaei f oy wewe \MU*9f

melte de Gegaedigdeni mede unweyzinge kunnen bekomen.

Zegget Voort. Te A R N H E M , Gedrukt by G TAM VLEUTEN, BoekdruUer in de Koningftraat. !£»._

Aankondiging van veiling van huis en goed Doddendaal in 1771 (Archief Vornholz

inv.nr. 711, Rijksarchief Gelderland Arnhem) 15


het begin van de onderzoekingen voor de restauratie kon men zich nog geen voorstelling maken hoe dit dak geconstrueerd geweest was. Maar toen de zoldervloer boven de zaal werd opgenomen vond men één belangrijke aanwijzing over de vreemde constructie: de moerbalk van de zaal was van bovenaf bijna geheel uitgehold door verrotting, iets dat alleen zo geworden kon zijn door een lekkende zakgoot. Terzelfder tijd kwam uit het huisarchief een brief tevoorschijn uit 1792, waarin de zeer desolate toestand van de Doddendaal wordt beschreven door een timmerman en een metselaar. Een passage uit die brief verklaart deze dak-constructie boven de zaal: Dat onder andere allernootzakelijkst is, dat de lode tinning (goot) tusschen de twee swaere dacken boven de groote zaal worde opgenomen en gerepareert, terwijl daer door, de swaere balk dwars door voorn.zaal leggende, door verrotting dreigt te sacken, waar door gevolglijk de twee dacken op die balk staande in groot gevaar van in te storten zijn'. 14). Twee daken kwamen dus inderdaad samen in een zakgoot. Een vierde dak werd gezet boven het middelste gedeelte van het oude middeleeuwse bouwblok, dat door het optrekken van een nieuwe dwarsmuur (parallel aan de oudste scheidingsmuur) in twee delen werd verdeeld. Op de tekening van De Haen (voorkant) ziet men dit zadeldak nog net boven de oude muren uitsteken. De overgebleven ruimte zuidelijk van dit middengedeelte heeft in het geheel geen afdekking gekregen, maar fungeerde vermoedelijk als een soort binnenplaats. Het inwendige van de Doddendaal in de zeventiende eeuw zal in grote trekken geleken hebben op de bestaande toestand, behalve dat de 'binnenplaats' nu onder de grote kap zit. De vertrekken kregen moer- en kinderbinten plafonds. Nieuwe schouwen kwamen in de zaal, middenkamer en noordelijke aanbouw. Over de laatste lezen we dat ze in 1792 (in dezelfde brief die hiervoor werd genoemd) zeer bouwvallig zijn geworden. Het 'nieuw groot salet' was zeer waarschijnlijk de kleine middeleeuwse zaal en iets later wordt ook melding gemaakt van 'Mijns Heers Kamer', die zich waarschijnlijk in de aanbouw heeft bevon16

den. Het middeleeuwse deel (met mogelijk een aanbouw er aan vast in de binnenplaats) is later bekend als de keuken (1792). Op de binnenplaats bevond zich een bakhuis, hetgeen werd afgeleid uit een mededeling dat de kelder onder het bakhuis op zekere dag werd leeggemaakt om hersteld te worden (1661). Uit de rentmeestersrekeningen bleek ook dat veel werk werd gedaan aan de bouwhuizen. Het is niet bekend of de voorburcht in de zeventiende eeuw nog gebouwd was. De tekening van De Haen van de achterkant van de Doddendaal geeft twee bouwhuizen: één naast de brug (hiervoor kwam ter sprake of dit een oude waltoren geweest is of een bouwhuis) en een tweede langs de oostelijke walmuur. Beide gebouwen staan nog op het rond 1825 vervaardigde kadastraal minuutplan

Schuilkerk in de Doddendaal Intussen was er nog iets heel anders gaande. Sinds enige tijd werden, ook in het land van Maas en Waal, de katholieken vervolgd en was het verboden kerkdiensten te houden. Vanaf

ca 1660 hebben de Van Stepraedt's de kelder onder de Doddendaal ter beschikking gesteld als schuilkerk. Tevens woonden de pastoors, verschillenden afkomstig uit het Franciscanerklooster te Megen, op het huis 15). In 1688 schreef Peter Reynder van Stepraedt het volgende: 'Ende alsoo P. de Gastro over de 15 iaer in mijn huys gewoent heeft, ende daer in de kercke gehouden heeft, ende van mij is onderhouden geweest....' verder hoopte hij dat God hem zou belonen voor 'de kosten die ick van de pastoor oft pater hebbe, en overlast van eene gemeynte van 500 oft 600 persoenen, die in mijn huys daer ter kercken komen...' 16). In de kelder werd de oude middeleeuwse scheidingsmuur uitgebroken om een grote kerkruimte te verkrijgen. Het is goed mogelijk dat dit gebeurde in 1661, wanneer enige rekeningen zijn genoteerd: 1661 - 'aerde, steen en geruijs van steen ui/t die kelders...gekruyt. 'Verder '12 gelaes raemtjes in den kelder'. Tezelfdertijd werd het zuidelijke keldergedeelte ook weer in gebruik genomen: 1661 - '22 daegen aerde kruyen uyten kelder onder het backhuys' 17).


Huis Doddendaal vanuit het zuidoosten (Foto Monumentenzorg 1974)

Vogelvlucht terrein en huis Doddendaal uit het zuidoosten (1974) door E.J. Nusselder

17


Over het interieur van de schuilkerk zijn enige dingen bekend. Het altaar heeft aan de noordzijde gestaan. Ernaast (oostelijk) werd de dagkant van de vensternis afgekapt zodat een soort nis ontstond om een beeld in te zetten. De gehele versternis werd versierd met een sterrenbeschildering, die vaag nu nog te zien is. Van de meest noordelijke gewelfpijler werden de hoeken afgeschuind om de achterin gezeten gelovigen toch een redelijk zicht op het altaar

vensters moeten hersteld worden gelijk ook allernootzakelijkst sprei banden en gordingen onder het nieuwe rieten dack boven de schuur moeten gebragt worden; dit een en ander om daer door de winden uijt de gebouwen te keeren, de dacken en solders voor 't inwaaren van regen en sneuw, en dus voor alle schaden en nadeel te bevreiden...'.

De Doddendaal in de 19de eeuw

Toch komt het herstel op gang, baksteen wordt verkregen door oude stukken walmuur dichtgezet) zit nog een wijwatersbak. Tot 1745 kerkte de katholieke bevolking op af te breken en de stenen schoon te bikken 18). Het is jammer dat het archief na ca. 1803 de Doddendaal, daarna kreeg de parochie Ewijk toestemming een kleine kerk met pastorie te niet meer geĂŻnventariseerd is zodat we over het verdere verloop van de reparaties niets bouwen. precies weten. Enige hulp biedt nog wel het omMen vraagt zich toch wel af waarom de Dod- streeks 1825 vervaardigde kadastraal minuutdendaal nooit beter is hersteld in die tijd of plan. Hier zijn de oude bouwhuizen en twee kort daarop. De oorzaak moet men waarschijn- torens nog op aangegeven, dit alles moet dus lijk zoeken in het feit dat de Van Stepraedt's pas na die tijd zijn afgebroken. In zijn boekde Doddendaal vanaf 1655 niet meer als hoofd- 'Wandelingen door Gelderland' tekent Mr. A. verblijf zagen. Bijna een eeuw lang werd het W. van Engelen (1847) het verhaal van renthuis alleen bewoond door de pastoors of pa- meester van Koolwijk op dat de oude hoge ters. Wel kwam de familie regelmatig logeren middeleeuwse muren (zoals bij De Haen) nog zoals blijkt uit de rekeningen. Toen in 1743 in deze eeuw werden afgebroken. Vervolgens te verschaffen. In de oude kerktoegang (nu

de Doddendaal eigendom werd van de familie Van Doornick verminderde de binding van de

familie met het huis nog meer en toen in 1769 Herman A. von Nagel tot Vornholz de Doddendaal erfde, wilde hij direct van het bezit af en begon pogingen te doen het te verkopen. Toen dit niet lukte bleef het uiteindelijk wel zijn

is de grote kap over het gehele gebouw gezet, zonder overigens de vroegere indeling te wijzigen. Later in de negentiende eeuw zijn twee nieuwe bouwhuizen en een brug gebouwd. Het hele huis kreeg in de loop der tijd een zeer 19de eeuws karakter en bij de restauratie

is getracht hiervan de sfeer te bewaren, voorbezit en later dat van zijn zoon. Al die tijd al te zien in het schilderwerk bijvoorbeeld. Tijdens de restauratie is duidelijk geworden was de Doddendaal meer en meer in verval geraakt en uitgewoond door verschillende dat erg veel herstel werd verricht met oud matehuurders. De brief uit 1792 (zie boven) be- riaal. Dit maakte het dateren van de verschilschrijft die erbarmelijke staat: (dat) 'vier lende zaken erg moeilijk. In de "binnenplaats' op sig selvs staande dacken, gemetselde boven- werd bijvoorbeeld een aanmetseling tegen de en benedene trappen, deur- en andere roemen muren aangebracht van oudere stenen. Lang en vensteren etc. gelyk ook oude vervallene geloofde men hier met een oude, jazelfs middelschoorstenen en binnenmuren in gevaer ston- eeuwse muur te doen te hebben, waarin men den in te storten... dat onder andere allernoot- vreemd genoeg echter geen enkele aanwijzing zakeli/kst is, dat de lode tinning tusschen de kon vinden over het oude gebouw, bijvoorbeeld twee swaere dacken boven de groots zaal wor- de balkgaten. Tenslotte begreep men hier met den opgenomen en gerareert, - dat wijders een 19de-eeuwse aanmetseling te doen te hebook den bovensten solder, welke legt boven ben, waarachter elk mogelijk ouder overblijfde kamer die sig boven de kookkeuken be- sel was verdwenen. Het is bij de restauratie vind, geheel vergaan en daerdoor die kamer niet de bedoeling geweest om het hele gebouw voor de bewoonderen onbruykbaar is. En niet \iit te kleden' en zo zijn er een aantal dingen minder, nog verscheidene dak- en anderen nooit opgehelderd. De bedoeling om dit zo 18


Huis Doddendaal, overwelfde kelder, de voormalige schuĂźkerk, gezien naar het noordwesten (Foto stg Kastelen Documentatie)

Huis Doddendaal, zaal op het noorden na restauratie (Foto stg Kastelen Documentatie)

19


Huis Doddendaal, langsdoorsnede

AB, naar opmeting van Architectenbureau D. Wijma, Velp (Tekening Monumentenzorg, H.W. van der A"1 Voet). 4L__

vreemd vergroeide gebouw zo goed mogelijk te behouden is steeds het belangrijkst gebleven, hoewel enige concessies ten behoeve van de nieuwe functie onvermijdelijk waren.

Behalve de in de noten opgenomen literatuur

wil ik graag verwijzen naar de volledige literatuurlijst in: E.C. barones van der Borcht tot VerwoldeSwemle, Huis Doddendael, deel XXXVIII uit de serie Nederlandse Kastelen, 36 e. v. Een wat uitgebreider verhaal over de Doddendaal: E. C. barones van der Borcht tot VerwoldeSwemle, 'De Doddendaal te Ewijk', Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, jrg. 74, af 1.1,1975. NOTEN 1 F. Gorissen, 'Die Burgen im Reich von Nimwegen, ausserhalb der Stadt Nimwegen', Niederrheinisches Jahrbuch, IV, 1959,115. 2 P.N. van Doornick en J.S. van Veen, Acten betreffende Gelre en Zutphen 11071415, Haarlem 1908, 89-90. 20

LEGEttDA

3 J.J.S. baron Sloet, J.S. van Veen en Jhr. A.H. Martens van Sevenhoven, 'Register op de Leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en Zutphen. Het kwartier van Nijmegen', Werken Gelre, Arnhem 1924, 36. 4 zie noot 3 5 H.D.J. van Schevichaven, 'Nymegen en Karel van Egmond', Bijdragen en Mededelingen Gelre IV, 1901, 29. 6 G. van Hasselt, Geldersch Maandwerk I, 102 e.v. 7 J. S. van Veen, 'Krijgsbedrijven in de omstreken van Nijmegen in het jaar 1584', Bijdragen en Mededelingen Gelre XXX, 1927,231. 8 In 'Toonneel der Steden van de Vereenighde Nederlanden', Amsterdam 1649. 9 M.A.F. T. van Son, 'Het huis Paktercamp of Doddendaal'in: De vrede van Nijmegen, catalogus tentoonstelling in 'Commanderie van St. Jan', 1978, 75 e.v. 10 E.H. van Doominck, Album amicorum van Walraven van Stepraedt', Bijdragen en Mededelingen Gelre XVI, 359. 11 Archief Vomholz Inv. nr. 332. 12 Archief Vornholz Inv. nr. 334 13 Archief Vomholz Inv. nr. 713. 14 Archief Vomholz Inv. nr. 885, sub 31. 15 L.H.Chr. Schutjes, Geschiedenis van het Bisdom 's-Hertogenbosch, St. Michielsgestel 1872,631. 16 Archief Vomholz Inv. nr. 733. 17 Archief Vomholz Inv. nr. 334. 18 Archief Vomholz Inv. nr. 885.


J. Trijsburg

Ciborie uit de Puiflijkse schuurkerk Welbeschouwd is van geen enkel voorwerp uit de inventarissen van de R.K.kerken te Druten, Puiflijk en Leeuwen (Boven en Beneden) helemaal zeker of dat behoord heeft tot de inventaris van de schuurkerk, die van 1663 tot 1816 bij de grenssteen van Puiflijk heeft gestaan. Het lijstje van pastoor Petrus Reesen uit 1727 vergeleken met de lijsten die in 1973 door mgr. H. van Helvoort, P. Gerlach O.F.M. Cap. en drs W.H.T. Knippenberg van de genoemde kerkinventarissen vervaardigd zijn, roept vragen op die zonder verdergaand onderzoek van de archieven niet te beantwoorden zijn. Er is echter ĂŠĂŠn opvallende uitzondering, te aardig om niet te vermelden; In het bezit van de R.K.parochie H. Johannes Baptist te Puiflijk bevindt zich een ciborie van verguld zilver met een inscriptie onder de voet die bijna voor zichzelf spreekt. Deze inscriptie luidt: 'Tempore persecutionis hoc ciborio usi catholici de Puijflijk CM. ', hetgeen wil zeggen dat de katholieken uit Puiflijk c si. deze ciborie ten tijde van de vervolging hebben gebruikt. Met de afkorting c.a. (is cum annexis: met wat daarbij behoort) verwijst de 'graveur' naar andere plaatsen: Druten en Leeuwen; bij gebrek aan een eigen passend onderkomen namen de katholieke inwoners van deze dorpen hun toevlucht tot de - op het bekende strategische punt geplaatste Puiflijkse schuurkerk. De kelk, waarin de hosties werden bewaard, is 33 cm hoog, met deksel en bijbehorend kruis 43,5 cm. De middellijn van de cuppa meet 12 cm, van de voet 17 cm. Merken ontbreken. De ciborie dateert waarschijnlijk uit de 18de eeuw.

Ciborie van verguld zilver met inscriptie onder de voet, 18de eeuws, R.K.kerk Puiflijk (Foto's J.R. Visker en J. van Haaren)

Een aanvulling op het artikel 'De schuilkerk te Puiflijk', door M. Bergevoet en J. Dekken gepubliceerd in nr 31 van het Tijdschrift Tweestromenland, bh. 13-15.

21


H. van Helvoort

De kerken van architect C.Franssen in Maas en Waal

(3)

Alvorens de bouwgeschiedenis van de R.K.kerk

10.

te Bergharen aan bod komt, zullen in het kort de werkzaamheden van architect C. Franssen vermeld worden, die volgden op de bouw van de R.K.kerk te Nederasselt, die als het vijfde project staat genoteerd.

In het Register Memoriale van de parochie Bergharen berust een zeer merkwaardige si-

6. De parochiekerk van Heyen (gemeente Bergen), gewijd aan de H. Dionysius, werd in

1890 door architect C. Franssen van een torenspits voorzien. In de oorlog 1940-1945 werd deze kerk verwoest.

7. Van 1890-1899 werd de parochiekerk van Riethoven (gemeente Westerhoven), gewijd aan de H. Willibrordus, gerestaureerd en vergroot. Deze restauratie hield bovendien de bouw van een nieuwe spits op de toren in. De

parochie behoort tot het bisdom 's-Hertogenbosch. 8. De parochiekerk van Niftrik (gemeente

Wijchen), gewijd aan de H. Damianus, heeft 'Abraham nooit gezien'. In 1892 gebouwd moest deze in 1940 bij de Duitse inval tijdens de meidagen worden opgeblazen door de Nederlandse Genie om een beter schootsveld te verkrijgen. Achteraf zou blijken dat deze verwoesting geheel overbodig was, evenals van een aantal dijkpanden. De gebruikelijk uitvoerige beschrijving van deze Maas en Waalse kerk is daardoor niet mogelijk. Enkele foto's

vergoeden iets van het gemis. De tegenwoordige

Bergharen, H. Anna, 1893

1. Bouwgeschiedenis tuatie-tekening van 3 kerken plus pastorie op

hetzelfde terrein. Er staan nl. op: a. de schuurkerk uit de 18de eeuw;b. de waterstaatskerk van 1833;-

c. de kerk van architect C. Franssen van 1893.

a. De 18de-eeuwse schuurkerk Op 8 maart 1795 deed Reinier van Gelder de H.Mis in een boerderij en .....bouwde een

schuurkerk met pastorie. Op 14 november 1797 tekende hij in zijn memoriaalboek op, dat de schuurkerk ingezegend was. Deze schuurkerk was inderdaad een echte schuur, aangebouwd tegen de nieuwe pastorie, en evenals deze in klei gemetseld. Ze was laag van muren, gepleisterd en ongeplaveid. Zij was met een strooien dak gedekt.

Een later geschenk van f 100,- was voor een vloer van rode plavuizen. In 1807 werd er van geschreven, dat zij bouwvallig was en gelegen op een laag stuk land, zodat er tijdens overstromingen geen dienst in kon worden gedaan. In de winter van 1799-1800 waren de dijken

van Maas en Waal bezweken, en het water ver-

kerk werd in de jaren 1941-1942 gebouwd door de Bossche architect SchĂźtz. Van de inventaris

oorzaakte de instorting van de nieuwe schuurkerk. Zij werd echter herbouwd. Reinier Johan

van deze kerk dateert geen enkel stuk uit de negentiger jaren van de vorige eeuw. De parochie behoort tot het bisdom 's-Hertogenbosch. 9. Met de bouw van een transept en een priesterkoor aan het schip van de parochiekerk van Geffen in 1893 werd deze kerk, gewijd aan de H. Maria Magdalena,,vergroot. De parochie

van Gelder, kapelaan te Ewijk, was in 1795, 28 maart, naar Bergharen gekomen, om de wederoprichting van de parochie voor te bereiden. Op 27 maart kreeg hij de aanstelling tot pastoor te Bergharen, en werd de parochie Bergharen opgericht. Reinier Johan van Gelder werd op 18 november benoemd tot pastoor te Druten en te Bergharen opgevolgd door Jo-

behoort tot het bisdom 's-Hertogenbosch.

22


Tekening Waterstaatskerk R.K.parochie Bergharen plm. 1830-1893 in Register Memoriale Bergharen (Foto J.R. Visker en J. van Haaren)

- Plattegrond Waterstaatskerk R.K.parochie Bergharen, tekening in Register Memoriale Bergharen (Foto J.R. Visker en J. van Haaren)

23


sephus Godefridus van Gelder op 22 november 1803. Deze twee pastoors waren broers van elkaar.

b. De waterstaatskerk van 1833 Pastoor Franciscus van Clarenbeek, opvolger in 1817 van Josephus Godefridus van Gelder,

deed nog in hetzelfde jaar een beroep op de regering, om de bouwvallige schuurkerk te vervangen door een nieuwe kerk, en hij vroeg daartoe subsidie. Pas in 1829 kwam er inderdaad aan toezegging f 4.500,-- subsidie. Onder leiding en toezicht van een rijksarchitect werd een nieuwe waterstaatskerk op 8 februari 1830 aangenomen door aannemer H. van den Elft uit Mill en nog in hetzelfde jaar

geweest, maar ook bij de bouw van de waterstaatskerk waren de parochianen in opstand gekomen, toen er nog een rijkssubsidie moest komen, van f 900,- voor vloer, plafondering, schilderwerk enz. De parochianen hadden op een van hoger hand gelaste inschrijving voor de waterstaatskerk slechts f 79,50 gegeven en de pastoor Van Clarenbeek ontmoette, bij de bouw van de waterstaatskerk bij de parochianen een onwelwillende houding. Nu schreven sommige parochianen aan Mgr W. v.d. Ven, dat de kerk van architect C. Franssen te klein was, nauwelijks groter dan de waterstaatskerk. Dat was natuurlijk een klacht, waarop de bisschop bij pastoor Deenen reageerde met zijn

voltooid, zonder vloer, plafondering, schilderwerk enz. Uit de situatie-tekening blijkt de ligging van de waterstaatskerk, die 2 meter van de pastorie en 2.80 meter van de latere kerk van architect C.Franssen stond. Ze werd op 31 juli 1839 ingezegend. Gaandeweg werd het aantal inwoners van Bergharen zo groot, dat deze waterstaatskerk werkelijk veel te klein werd. Het R.K.kerkbestuur besloot daarom in 1892 over te gaan tot de bouw van een geheel nieuwe kerk.

schrijven van 3 februari 1893. Hij schreef allereerst over de bewering van de parochianen, vervolgens over het feit, dat alleen de fundamenten er pas lagen, dat de kerk dus gemakkelijk vergroot kon worden, enz.

c. De tegenwoordige kerk Op 25 augustus 1892 zond het kerkbestuur plantekeningen met begroting ter goedkeuring aan Mrg. W. v.d. Ven, en ontving daags daarop de bisschoppelijke machtiging, no 2373. De

ging door. Op 29 maart 1893 schreef de bisschop opnieuw aan het kerkbestuur, dat er een viertal parochianen bij hem op audiëntie waren

De architect ging toen naar Mgr W. v.d. Ven om

aan te tonen, dat de nieuwe kerk groter was dan de waterstaatskerk, groot genoeg voor Bergharen, 1892. In een schrijven van 10 februari 1893 betuigde Mgr W. v.d. Ven zich bevredigd. Maar....de oor-

log van die parochianen tegen het kerkbestuur

begroting van architect C. Franssen beliep f 35.840,-. De laagste inschrijver was Ger. Mestrum uit Tegelen met f31.183,-. Toen de kerk klaar was, bleek zij echter f 37.262,73 te hebben gekost, buiten 5 procent honorarium aan de architect. Omdat bij de waters-

nood van 1861 gebleken was, dat de waterstaatskerk te laag lag en met de pastorie onder water was gelopen, besloot het kerkbestuur het peil van de nieuwe kerk zo hoog te leggen, als de hoogste waterstand bij de doorbraak van 1861 aanwees. Dat dit besluit wijs was, bleek bij de overstroming in 1926, toen de kerk nog vrij bleef van instromend water. Maar nog vóór de bouw begon, waren parochianen het kerkbestuur aangevallen over de grootte van de kerk. Het kan toevallig zijn

24

geweest, die verklaard hadden, dat ook naar het oordeel van een door hen geraadpleegde architect, het voor het volk beschikbare gedeelte te klein was.

Mgr achtte het thans, om verantwoord te zijn, nodig, de kerk door een deskundige, de heer Goyarts uit Tilburg, te laten opnemen.

Het resultaat was, dat de plannen ongewijzigd werden uitgevoerd. Maar het menings.verschil tussen pastoor en parochianen bleef, ook toen de kerk voltooid was, en heeft de pastoor tot aan zijn dood zwaar op de maag gelegen; nog 40 jaar na de bouw, moest men het geregeld horen. Ik geloof, dat het tijd is, om met heel andere argumenten, dan in 1892 gebruikt werden, te gaan werken, teneinde een eigen oordeel te kunnen vormen in deze treurige aangelegenheid. Het Registrum Memoriale geeft in hoofdstuk


Tekening voor- en zijaanzicht R.K. pastorie met schuurkerk Bergharen (l 797-1844) in Register Memoriale Bergharen (Foto J.R. Visker en J. van Haaren)

Tekening zijaanzicht R.K.pastorie met schuur Bergharen (1844-1894) in Register Memoriale Bergharen (Foto J. R. Visker en J. van Haaren)

<s:ÂŤii*;>

25


VII een statistiek van 1795 tot 1935 van een niet, omdat deze buitenmuur dan in de wateraantal katholieken, communicanten (12 jaar) staatskerk terecht was gekomen en vanzelfen doopsels. Voor het jaar 1831 zijn door de sprekend ook de twee torens met het ingangsgemeente Bergharen opgegeven 612 katholie- portaal. ken. Om het aantal kerkbezoekers te berekenen Maar dan had men geen kerk meer gehad, om moet men er het aantal kinderen beneden 7 jaar aftrekken. Dit aantal is bekend door het aantal doopsels van 1825-1831 is 130. Het aantal kerkbezoekers is dus einde 1831: 482. Nu moet men wel aannemen in die jaren, dat een aantal mensen naar de twee H.H. Missen ging, die zondags gedaan werden. Laat ons veronderstellen, dat dit aantal hoog was : een kwart deel. Dan kwamen er 482 en 120 is 602 mensen naar de kerk en had de kerk ongeveer 300 zitplaatsenn nodig, inclusief de plaatsen op het zangkoor. De bevolking nam in de 19de eeuw in Bergharen toe en ook de katholieken. De gemeente geeft voor 1901 op: 690 katholieken.. In dat jaar zijn er dan kinderen beneden 7 jaar 118. Er zijn dan 690 min 118 is 572 kerkbezoekers. Als we nu weer een kwart deel erbij tellen voor 2x naar de H. Misgaan, komen we aan 572 plus 143 is 715 kerkgangers. Er moesten toen dus 358 zitplaatsen zijn in de kerk, inclusief de plaatsen op het zangkoor. De tegenwoordige pastoor, de Z.E. Heer R. Loverbosch heeft mij bericht, dat er 340 zitplaatsen in de kerk zijn. Maar.......nu worden voor de kinderen van 7-12 jaar niet meer gebruikt de 40 losse kinderzitplaatsjes, die in de vorige eeuw wel gebruikt werden. De conclusie uit deze berekening is: de kerk was groot genoeg en de opstandige parochianen hadden ongelijk. Nu gaan we echter nog een argument opvoeren, dat de kerk niet kon worden vergroot met een travee, zoals Mgr v.d. Ven meende, dat nog kon gebeuren, omdat de fundamenten er alleen maar lagen. Daartoe moeten wij nog eens kijken naar de situatie-tekening. Wij zien daarop in de tegenwoordige kerk allereerst beurtelings een vierkante pilaar en een ronde zuil in het schip. Deze afwisseling noemt men 'Stützen Wechsel' en één travee is de afstand tussen twee vierkante pijlers. De kerk heeft dus maar twee traveeën met een lengtemaat van 6,8 meter ieder. Als er nu één travee had moeten bij komen, had de buitenmuur 6,8 meter moeten opschuiven naar de waterstaatskerk toe. En dat kon

tijdens de bouw te kerken. Ook zelfs een halve travee was niet mogelijk geweest, want dan waren torens en hoofdingang nog altijd in de waterstaatskerk terecht gekomen. De kerk werd op 24 september 1894 geconsacreerd.

II Algemeen karakter der kerk Jan Kalf vermeldt in zijn boek 'De katholieke kerken in Nederland', dat de kerk van Bergharen sterk herinnert aan de kerk te Nes aan de Amstel. Ik moet deze uitspraak heel wat relativeren. De enige overeenkomst is de aanwezigheid van een vieringtoren; alle andere delen zijn geheel verschillend. Bovendien was er in Bergharen een dringende reden voor een vieringtoren, omdat een toren vóór de kerk hoogstwaarschijnlijk terecht was gekomen binnen in de waterstaatskerk. De afstand tussen de sluitmuur van de zijbeuken en de buitenmuur van de waterstaatskerk was 6 meter; - de afstand van de sluitmuur van het middenschip tot de waterstaatskerk was 2,60 meter. Als de kerk uitwendig herinnert aan een andere kerk, dan is het t.o .v. de zijgevels aan de kerk van Nederasselt. Deze heeft ook ronde ramen in het schip en twee spitsboogramen in iedere travee van de zijbeuken. De kerk van Bergharen is een driebeukige, neo-gotische kruisbasiliek, waarvan het dwarspand maar heel weinig uitsteekt buiten de zijbeuken. Naar het uiterlijke geoordeeld, is er allereerst één ingangspartij, geflankeerd door twee torentjes. In deze ingangspartij ligt op de begane grond de hoofdingang; op de verdieping het zangkoor en de ruimte voor het orgel. Deze ingangspartij is even breed en even hoog als het middenschip. Daarna zou men zeggen, naar het uitwendige geoordeeld, dat er tussen ingangspartij en dwarspand vier traveeën zijn; daar wijzen vooral de contreforten en de ramen op. Als men echter binnen is, ontmoet men een 'Stützen Wechsel', waardoor de vier in twee traveeën veranderen en de afdekking door twee ribstergewelven gebeurt, zodat er maar drie


Portretfoto Wilhelmus Deenen, pastoor te Bergharen 15 november 1883 tot zijn overlijden op 9 juli 1900; geboren te Vierlingsbeek 14-9-1835, priesterwijding 21-5-1864, kapelaan te Nijmegen 6-10-1864, deservitor te Velp 13-7-1867, kapelaan te Alphen 15-4-1870, vandaar naar Bergharen.

Situatie van de R.K.kerken te Bergharen, linksboven kerk 1894, rechts pastorie max. lengte schuurkerk 1797 (stippellijn schuurgevel 1844 en dubbel gelijnd achtergevel 1884), midden Waterstaatskerk 1830 (Foto J.R. Visker en J. van Haaren)

R.K.kerk Bergharen van C. Franssen, voltooid 1893, vanuit het zuidwesten

27


gordelbogen zijn, die de ribstergewelven insluiten. Men mag deze architectuur daarom dubbelzinnig, tweeslachtig en onlogisch noemen. En vervolgens mag men zich dan ook nog de vraag stellen of in zulk klein dorp een zodanig dominerende kerk wel past bij de eenvoud van de omliggende dorpswoningen. Als er vóór de kerk geen plaats was voor een toren, was het dan misschien niet beter geweest de beide ronde torentjes wat meer nadruk te geven, en de vieringtoren helemaal weg te laten. In onze ogen van de tweede helft der 20ste eeuw is deze kerk te triomfantelijk. Maar....mag men met onze ideeën een definitief vonnis stellen? Dat schijnt niet eerlijk en objectief te zijn. Achter deze vieringtoren staat, even hoog als het middenschip, het priesterkoor met twee muurvlakken parallel aan de lengte-as van de kerk en drie, die de sluiting van het priesterkoor vormen. Ook het dwarspand is even hoog als het middenschip en priesterkoor. De sacristieè'n hebben bij deze kerk geen zelfstandig dak gekregen, maar de voortzetting van het lessenaarsdak van de zijbeuken. De vieringtoren, die vierkant is, heeft twee geledingen metselwerk, vier hoektorentjes en een achthoekige hoge, slanke spits. De zijbeuken eindigen, zoals in de vroegere kerken van architect C. Franssen weer in twee sluitmuren zonder kapellen met alleen maar een spitsboognis. Uitwendig kan met dit alleen zien aan de voorgevel, want de tweede sluitmuur zit in de scheidingsmuur tussen dwarspand en de sacristieën.

III Uitwendige detaillering A Ingangs-voorgevel De voorgevel heeft maar één ingang. Deze is gevat in een 5x teruggaande spitsboognis, boven de deuren ligt de natuurstenen onderdorpel van een bovenlicht, dat precies de spitsboog volgt. Het bovenlichtraam is dubbel met drie verticale geledingen en wordt geflankeerd door twee kleine spitsboograampjes. Boven deze spitsboognis is als versiering nog aangebracht, tussen de contreforten, loodrecht op de voorgevelmuur een topgevel, afgedekt met natuursteen en hogel. Hij is aan weerszijden 28

ingesloten door een reeks van bakstenen spitsboogjes, die tussen twee natuurstenen sierlijsten zijn gevat. De topgevel zelf heeft op de hoogte van de natuurstenen bovendorpel van de ingang ter weerszijden een bakstenen sierlijst, die herhaald wordt op gelijke hoogte als de bovensierlijst van de twee reeksen spitsboogjes. Boven deze spitsboogjes volgt een zeer groot vierkant muurvlak tussen de contreforten met in 't midden een zeer groot roosvenster van natuursteen, verdeeld in acht velden, die in het midden bijeen lopen tegen een grote, ronde, natuurstenen ring en die aan de buitenkant nog zijn versierd met twee rondboognisjes op ieder veld. In de hoeken van het vierkant vier ondiepe baksteennisjes met in natuursteen gebeeldhouwde symbolen van de vier Evangelisten. Het vierkant eindigt boven op de hoogte van de baksteen-sierlijst met een reeks spitsboogjes er onder, zoals ze onder de goot van het zadeldak is aangebracht; - en deze sierlijst wordt gewoon als einde van het vierkant doorgezet. Boven deze sierlijst begint de topgevel, afgedekt met natuursteen en een hogel. De topgevel is ingedeeld in zeven spitsboognisjes, die telkens hoger worden en waarvan er drie langgerekte vensterspleten hebben.

B De eindmuren der zijbeuken en de twee trap torens; de zijgevels der kerk. De voorgevelmuur heeft bij elke hoek twee contreforten. Tegen de buitenmuur van het schip staan aan weerszijden een ronde traptoren, juist in de hoek, waar de sluitmuur van de zijbeuk tegen de schipmuur aanloopt. Ter hoogte van de goot van het zadeldek begint de bekroning van de traptoren, eerst met een ronde slanke trommel, gelijk aan de omtrek van de traptoren, en versierd met twee eenvoudige baksteen-sierlijsten, en daarna met een zeer slanke, hoge, ronde spits. Achter de traptoren begint de uitwendige, architectonische vormgeving van de schipmuur en de zijbeuk-muur. Zoals reeds opgemerkt, zou men vier traveeën aan het interieur toeschrijven, als men de gekozen vormgeving uitwendig ziet. Allereerst is de zijbeuksluitmuur naast de traptoren ingedeeld in twee vakken: a) de benedenste met één spitboognis van bak-


R.K.kerk Bergharen uit het zuidoosten vanaf de Dorpsstraat (Foto J.R. Visker en J. van Haaren)

29


steen. Evenals in de vier vakken van de zijvensters zijn ingedeeld met in 't midden beuk zit er onder de nis een natuurstenen daarboven een rond raam in de top van de onderdorpel even goed als onder de zijspitsbogen ;beukramen; - en evenals de zijbeukramen, c) iets er boven twee kleine baksteen-nisjes;bij het begin van de spitsboog, een dubbele d) midden boven de lange spitsboogramen een baksteen-sierlijst hebben, zo heeft de nis in achtdelig natuurstenen roosvenster met grode zijbeuk-eindgevel dit ook. te ring in 't midden en voor ieder veld slechts Dit benedenste vak loopt tot de sierlijst onder één rondboognis aan de buitenkant ;de goot van het lessenaarsdak. Daar begint de e) een natuurstenen sierlijst op de hoogte van met natuursteen afgedekte halve topgevel, de derde versmalling van de contreforten; waarvan slechts een deel te zien is, ingedeeld f) het bovenste deel van deze lijst dient als in drie spitsboognissen met natuurstenen onderdorpel voor drie spitsboogramen (midonderdorpel. Nu zal ik één indelingsvak van zijdelste wat hoger), die al in de topgevel beuk en schip beschrijven van beneden naar staan ;boven.: g) naast en boven de drie ramen zijn nissen te a) plint met smalle, natuurstenen overgang;zien van twee spitsboogjes. b) baksteensierlijst, natuurstenen onderdorpellijst onder de twee zijbeukspitsboogramen;-

c) boven de twee ramen een bakstenen sierlijst onder de goot van het lessenaarsdak en iets naar beneden voor ieder vak een spitsboogjes-sierlijst van zeven boogjes;d) het zijbeuk-lessenaarsdak;e) de schipmuur met een groot rond raam, waarboven dezelfde sierlijsten zitten onder de goot van het zadeldak, als bij de zijbeuk onder de goten ;f) de contreforten zijn alle afgedekt met natuursteen, boven en bij verbredingen.

De topgevel van het dwarspand is met natuursteen en met een hogel afgedekt.

D Het priesterkoor Dit heeft eerst twee vakken parallel aan de lengte-as van de kerk. Zij hebben ook dezelfde architectuur als de buitenmuur van het kerk-

schip : a) dezelfde baksteensierlijst met een spitsboogjes-sierlijst (zes boogjes in het eerste vak en zeven in het tweede vak);b) eenzelfde rond raam. Daarna komen drie muurvlakken voor de afC Het dwarspand De twee muren van het dwarspand, loodrecht sluiting van het priesterkoor, drie zijden van op de schipmuur, hebben: een achthoek. Alles is hetzelfde als bij schip a) dezelfde sierlijsten onder de goot van het za- en eerste priesterkoortraveeën, behalve dat deldak als de schipmuur ;het ronde raam vervangen is door de langgerekb) een raam, gelijk aan het ronde raam van te drie keer teruggaande spitsboognissen, waarin het schip;het raam. c) vlak vóór de contreforten van het dwarspand staat een liseen, ter beëindiging van de spitsboogjesreeks en naast de liseen een smalE De toren le, langgerekte spitsboognis. Het dwarspand krijgt voor de sluitmuur op de De toren begint met een natuurstenen lijst twee hoeken dubbele contreforten. De op- juist boven de nok van de zadeldaken. De toren bouw van deze sluitmuur is als volgt: is vierkant en heeft op de hoeken uitspringende a) boven de plint een muurvlak tot aan de eer- lisenen. Alle zijden van de toren zijn aan elkaar ste versmalling van de contreforten. Tussen gelijk. de contreforten zit hier een smalle natuur- Het is dus voldoende, een zijde te beschrijven. stenen sierlijst en daarop een onderdorpel Het metselwerk is verdeeld in twee trommels, van de zeer brede en zeer hoge baksteen-nis;- die aan elkaar gelijk zijn. b) in deze nis allereerst twee dubbele spitsboog- De lisenen hebben in iedere trommel twee ramen, die ieder weer in twee spitsboog- spitsboognissen naast elkaar. In de nissen zit 30


Interieur R.K.kerk Bergharen, het middenschip gezien naar de ingangszijde met orgelbalkon (Foto J.R. Visker en J. van Haaren) 31


overal een langgerekte vensterspleet. In de onderste trommel zitten in het midden twee spitsboog-galmgaten. Boven deze galmgaten in de tweede trommel in 't midden een wijzerplaat. Het metselwerk eindigt met een baksteenlijst. Dan komt een hoge, slanke, achthoekige torenspits. De ruimte, die door de achthoekige spits bij de gemetselde hoeken overblijft, wordt opgevuld door vier vierhoekige torentjes, die op de gemetselde lisenen staan.

IV Inwendige detaillering A Ingangsportaal Dit portaal is rechthoekig en is afgedekt met drie ribkruisgewelven van baksteen. In het portaal zitten ook de deuren naar de traptorens.

B Ingangsmuur binnen de kerk Boven het ingangsportaal ligt de orgelruimte met het zangkoor. Deze ruimte is afgedekt met een ribkruisgewelf. Vóór het zangkoor, in de

kerk, staat een bakstenen spitsboogborstwering

naar de zuil. De ronde zuilen hebben natuurstenen kapitelen, eerst ronde met een versiering van gestileerde bladen en daarop achthoekige lijstkapitelen, die opvangen: a) liseen met natuurstenen basement en kapiteel ter opvanging van een rib van het stergewelf;b) scheibogen schip ;c) scheirib zijbeuk;De pijler tussen de twee ronde zuilen heeft ter hoogte van het kapiteel van de ronde zuilen ook een natuurstenen kapiteel voor: a) scheiboog schip ;b) scheirib zijbeuk ;c) ribben van de ribkruisgewelven zijbeuk. De dubbele liseen ter opvanging van de scheiboog over het middenschip heen, loopt ononderbroken op tot het kapiteel bij de geboorte van scheiboog en gewelf. De buitenmuren van de zijbeuken hebben natuurstenen draagstenen, waarop de ribben en scheiribben rusten. Tegenover de pijlers rusten deze draagstenen op dubbele lisenen;- tegenover de zuilen op enkele lisenen. Zo langzaam aan kunnen we ons nu een voorstelling maken van

met 15 open spitsboogjes. Deze borstwering staat op het onderste gedeelte van de ingangsmuur, dat ingedeeld is één travee. in drie spitsboognissen: a) een pijler plus een ronde zuil plus een pijler;-

a) twee voor een beeld en b) daar tussen de b) deze drie zijn verbonden met uiterst spitse, spitsboognis met de ingangsdeur en bovenlicht, zo niet spichtige spitsbogen ;dat gelijk is aan het bovenlicht boven de buiten- c) boven ieder der scheibogen van het 'Stützmuur. enwechsel' zitten twee bakstenen sierlijsten met daartussen drie spitsboognissen;C Het middenschip tussen ingang en d) boven de middelste spitsboognis zit een rond dwarspand raam ;Uitwendig vier traveeën, zijn het er in het mid- e) boven op de ronde zuil is, zoals reeds opgedenschip slechts twee, omdat architect C. merkt, een liseen aangebracht, die opgaat Franssen hier een 'Stiitzen Wechsel' toepast, tot aan het gewelf. Daardoor deelt deze zoals te zien is op de tekening. liseen de ene travee in twee gelijkvormige De ronde natuurstenen zuilen zijn aan elkaar helften;- zo ontstaat de verwarring over één gelijk, maar de vierkante bakstenen pijlers niet. of twee traveeën; De viering-pijlers zijn zwaarder en meer geleed. f) dit alles wordt afgedekt door één stergeDe pijlers hebben alle dubbele lisenen, die opwelf tussen twee scheibogen boven de pijgaan naar de scheibogen a) van het schip b) lers. van de zijbeuken c) naar de ronde zuilen d) van het dwarspand. De basementen van de pijlers zijn van baksteen, Noot bij b). met een natuurstenen overgang. De ronde zuiHet lijkt er haast op, dat terwille van de gelen hebben basementen, van natuursteen, ringe afstand tussen waterstaatskerk en achthoekig en daarboven rond als overgang nieuwe kerk (2,60 m) de spitsbogen tussen 32


Interieur R.K.kerk Bergharen, priesterkoor (Foto J.R. Visker en J. van Haaren) 33


pijlers en zuil te spichtig zijn geworden. Wellicht was een grotere afstand tussen pijler en zuil, waardoor de scheiboog wat ruimer was geworden, nodig geweest. Nu detoneert deze spichtige boog.

Boven de scheiboog zitten spitsboognissen en een rond raam, zoals in het schip.

F Priesterkoor met driehoekige sluiting De eerste twee traveeën liggen parallel aan de lengte-as van de kerk. De wanden zijn als volgt

E Dwarspand met viering De vieringpijlers lopen zonder onderbreking

door kapitelen op tot de hoogte van de halve hoogte van de twee spitsboognissen onder de ronde ramen. Op die hoogte dragen deze pijlers natuurstenen blad kapitelen. Op de spitsbogige gordelbogen van de vieringpijlers rust een achtdelig bakstenen ribkoepelgewelf op pendentiefs. Dit gewelf heeft in 't midden een grote ribring met vulling ter doorlating van de klokken. In de pendentiefs zijn de symbolen van de vier

Evangelisten geschilderd. De vieringpijlers hebben op het niveau van de kapitelen der ronde

zuilen alleen stukken natuursteen ingemetseld om de scheibogen naar de zuilen en naar de lisenen van de zijbeukmuren op te vangen. Links en rechts van de vieringkoepel staan de traveeën van het dwarspand, één aan iedere kant. Deze traveeën zijn even breed als de zijbeuken. Vanuit de zijbeuken naar voren gaat

men eerst onder een spitsbogige scheiboog door. Vervolgens doorloopt men het dwarspand naar voren en dan volgt de tweede muur van het dwarspand, die op de begane grond een spitsboognis heeft (geen kapel) waarin

ingedeeld: a) een deur in een spitsboog, alleen in de eerste travee;b) daarboven een baksteen sierlijst, waarop een spitsboognis staat ;c) boven de spitsboognis weer een baksteen sierlijst; d) een rond raam;De muurvlakken der driehoekige sluiting hebhen een sierlijst. Daarboven zijn drie gebrandschilderde ramen aangebracht met spitsboogsluiting. Als afscheiding der zeven muurvlakken zijn dubbele en enkele en geknikte lisenen aangebracht, waarop schalken staan met een natuurstenen bandje, zoals architect C. Weber veel gebruikte, ter hoogte van de sierlijst. De schalken hebben natuurstenen basementen en natuurstenen bladkapitelen, ter opvanging van de ribben der bakstenen gewelven. De eerste priesterkoortravee heeft een ribkruisgewelf; - de tweede met de driehoekige sluitvlakken een zesdelig ribstergewelf van baksteen. Trouwens alle gewelven zijn van baksteen.

VI Conclusie

Op 't ogenblik is de vroegere beschildering van de kerk ondergewit, om de lijnen van de constructie beter te doen uitkomen. Dat is dan het zijaltaar is geplaatst. Zoals boven reeds opgemerkt, is deze beëin- ook wel gebeurd, maar b.v. het spichtige van diging van de zijbeuken een karakteristiek van de scheibogen in het middenschip komt daarmenige kerk van architect C. Franssen, welke door scherp uit, terwijl de beschildering vroeger beëindiging ook bij middeleeuwse kerken is de zwakke punten meer bemantelde. Daarom te vinden. De afgebroken kerk van Heeswijk, is dit overkalken zeer jammer. Als de felle uit plusminus 1500, had deze oplossing ook. tegenstelling tussen baksteen en verblendsteen De sluitmuur van het dwarspand heeft een in- en de fel-witte muurvlakken kon worden verwendige versiering gekregen van twee brede zacht, dan zou het interieur veel mooier zijn. spitsboogomlijstingen, de eerste vanaf de VII Meubilair vloer tot aan het gewelf; - de tweede alleen a) Het oude orgel werd in 1894 in de nieuwe boven met een aanzet van de spitsboog en kerk overgeplaatst. verder tot aan de vloer bepleisterd. b) De preekstoel werd in 1901 overgenomen Daardoor steekt de sluitmuur van het dwarsvan de R.K.Kerk te Beuningen. pand iets, plusminus l meter buiten de zij- c) De communiebank werd in 1902 geleverd beukmuren uit. door M. van Bokhoven te Den Bosch, die De traveeën van het dwarspand, naast de in 1906 eveneens de zijaltaren van Maria en viering, zijn afgedekt met ribkruisgewelven. Joseph leverde. 34


- Barokke preekstoel in de R.K.kerk te Bergharen, in 1901 gekomen uit Beuningen (Foto J.R. Visker en J. van Haaren)

35


d) De biechtstoelen zijn van 1917, gemaakt door J. Custers te Stratum. e) De kruisweg werd in 1916 geschilderd door F. Knirsch te Boxtel, naar het origineel van schilder Janssen uit Antwerpen, aanwezig in de kerk van Veghel. f) Het hoogaltaar werd voltooid in 1901. g) in 1903 kwam er een beeld van de H.Franciscus van Assisiè'. h) in 1921 kwam er een beeld van het H.Hart van Piet Gerrits. i) In 1896 kwam er een beeld van de H.Antonius van Padua, gemaakt door J.A. Oor te Roermond. j) In 1907 werden draperieÍn geschilderd achter het hoogaltaar.

Het fraaie lijnenspel van de gewelven van viering en deels ook van middenschip en dwarspand (Foto J.R. Visker en J. van Haaren)

36

k) In 1914 kwamen weer enige nieuwe kerkbanken, gemaakt door Mestrum te Venlo. 1) In 1916 werd de kerk geschilderd inwendig door Emm. Perey te Venlo. m)In 1922 werd de retabel van het hoogaltaar verwijderd en in plaats daarvan werd het altaar versierd met engelen figuren, gemaakt door G. Hoppen te Laren N.H. n) Het zeer oude beeld van O.L.Vrouw ter Nood Gods, tijdens de vroegere eeuwen naar het kasteel te Hernen gebracht, en later daar naar de parochiekerk, wordt op last van Mgr A.F. Diepen, wederom aan de

parochie Bergharen afgestaan, in 1928 in de kerk geplaatst en op 29 mei 1939 in een nieuw gebouwde veldkapel.


Jos. van Haaren

Druten, bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog Als de dag van gisteren herinner ik mij vrijdag 31 juli 1914, een stralende zomerdag, die de bloedige wereldkrijg, als nooit tevoren gekend, inluidde. Ik was toen volontair op de gemeentesecretarie in mijn geboorteplaats Druten, waar mijn vader sinds 1891, om met Thorbecke te spreken 'eerste penvoerder der gemeente' was. Op gezette tijden droeg hij als reserveofficier bij het 44ste Bataljon Landweerinfanterie 's konings wapenrok en moest jaarlijks 14 dagen voor herhaling in dienst. Midden juli 1914 had hij van zijn commandant een telegram ontvangen, dat luidde: 'Houdt U gereed voor mobilisatie'. Op die bewuste vrijdag, de 31ste juli, 's middags ongeveer drie uur, kwam burgemeester Willem Verheijen zeer geagiteerd naar het Ambtshuis waar de gemeentesecretarie was gevestigd, met een zo juist ontvangen regeringstelegram, dat luidde: 'Alle miliciens en land weermannen met spoed opkomen. Datum van opkomst l augustus'. Mijn vader regelde de lopende zaken, nam afscheid van de burgemeester en het toen nog zeer schaarse secretariepersoneel (twee volontairs) en spoedde zich huiswaarts om zich in militair uniform te steken. Dezelfde dag moest hij met de tram van vijf uur naar de naastbijzijnde garnizoensstad, Nijmegen, om zich bij zijn commandant te melden. Als een lopend vuurtje had het nieuws zich door het dorp verspreid. Overal stonden groepjes mensen, die met onverholen belangstelling de biljetten lazen, die in allerijl door de gemeenteveldwachter, Marinus Bernardus Wolvenne waren aangeplakt en waarop met grote letters de landverdedigers werd medegedeeld dat zij zich de volgende dag naar hun mobilisatiebestemming moesten begeven. Het middernachtelijk uur was reeds gepasseerd toen te onzen huize hevig aan de bel werd getrokken. Op de stoep stond Piet van der Zanden, de telegrambesteller met een dĂŠpĂŞche waarin de reserveofficier werd opgeroepen zich onmiddellijk naar zijn mobilisatiebestemming te begeven. Ten gevolge van de overstelpende drukte op de telegraaflijnen was het telegram zeer verlaat. De persoon waar het om ging, was intussen reeds lang op zijn mobilisatiebestemming gearriveerd. De volgende dag, zaterdag l augustus 1914, bood ons dorp reeds vroeg in de morgen een ongewone aanblik. Een bonte mengeling van uniformen trok aan het oog voorbij. Miliciens, ingedeeld bij het 11de Regiment Infanterie te Nijmegen, of bij het 8ste Regiment Infanterie te Arnhem, moesten zich naar Ede begeven. De milicienkannonniers, die veelal bij het 3de Regiment Vesting Artillerie te Gorinchem hadden gediend, vonden hun mobilisatiebestemming in de forten van de Hollandse Waterlinie, evenals hun oudere wapenbroeders die inmiddels naar de Land weer waren overgegaan. De infanteristen van de Landweer hadden Tiel als mobilisatiebestemming, vanwaar zij later naar andere plaatsen werden gedirigeerd. Dan waren er nog de manschappen van de Genie, de Grenadiers en Jagers, de Veldartillerie, de Rode en Blauwe Huzaren, de Gele Rijders, de Zeemiliciens, enz., die zich naar de in hun zakboekje vermelde opkomstplaats begaven. 37


In die dagen volgde de ene oorlogsverklaring na de andere, als gevolg van de moord op de Oostenrijkse troonopvolger, kort tevoren te Serajewo gepleegd. Niet lang daarna stond het grootste gedeelte van Europa in vuur en vlam. In het najaar van 1914, toen de forten van Antwerpen in het schootsveld van de vijandelijke artillerie kwamen te liggen, vluchtten de inwoners van de Sinjorenstad massaal naar het gastvrije Nederland. Ook onze streek kreeg zijn deel van de vluchtelingen. De inwoners deden wat in hun vermogen lag om hen ter wille te zijn. In de oorlogsjaren bloeide de smokkelhandel aan onze grenzen als nooit te voren. Ouderen onder ons herinneren zich nog ongetwijfeld het toen populaire chanson: 'Als 't 's avonds donker is, en het maantje er niet is, dan wordt er zo menig pond boter en vet over de grens gezet'. Eveneens was het toen zeer en vogue: 'Pa hoe gaat het aan de(n) IJzer, vroeg de .Kroonprins aan de(n) Keizer. Slecht mijn zoon, want we kunnen er niet door, want de dappere Belgen liggen er nog voor'. De rampzalige oorlog was reeds enige tijd oud en het einde lag nog in een ver verschiet, toen de Landsregering op middelen zon om de oudere landweerplichtigen, die reeds van l augustus 1914 af onder de wapenen waren, door jongere strijdkrachten af te lossen. De Minister van Oorlog, Luitenant-Generaal Bosboom en diens militaire adviseurs komt de eer toe hiervoor het initiatief te hebben genomen. Bij de volksvertegenwoordiging werd het ontwerp Lanstormwet 1915 ingediend. Dat beoogde hen, die destijds waren vrijgeloot of wegens broederdienst van de mili-

taire dienst waren vrijgesteld, de plaatsen van de oudere landverdedigers in te laten nemen. Uiteraard als bij geneeskundig onderzoek geschiktheid was gebleken. Dit onwerp viel in goede aarde en werd tot wet verheven. Als ik mij goed herinner was de landstormjaarklasse 1915 de eerste die 's konings wa-

penrok moest dragen. De jaarklasse 1907 werd als laatste in 1918 opgeroepen. Wie had bij het uitbreken van de bloedige wereldkrijg kunnen vermoeden dat het oorlogstempeest pas in november 1918 zou zijn uitgewoed toen op de elfde van die maand keizer Wilhelm II bij Eijsden over de Nederlandse grens kwam en hier ten lande asiel vroeg en kreeg? Degenen die deze spannende jaren hebben meegemaakt, zoals schrijver dezes, zullen

de gebeurtenissen van deze turbulente periode in onuitwisbare herninnering bijgebleven zijn. Bijlage I. Miliciens uit de gemeente Druten die op l augustus 1914 onder de wapenen moesten komen ingevolge het mobilisatiebevel van Slijuli tevoren: Hendrikus Antonius Boerboom (milicien-korporaal), Louis in den Bosch (Administratie-

38

troepen), Jacobus Bouwman, Gerardus van den Broek, Antoon Buil, Andreas Johannes van Coolwijk, Jacobus van Dijk, Lambertus Duijs (milicien-sergeant), Herman Elbers (milicienkorporaal, later bevorderd tot milicien-sergeantkok), Wilhelmus Geurts, Henri van Haaren E.E.zn (Hooistraat), Henri van Haaren Th. zn (Waaldijk; milicien-sergeant; in het burgerleven commies der directe belastingen te Rek-


H.F. van Haaren, vader van de schrijver, in het tenue van officier van het 44ste Bataljon Landweer-Infanterie (Foto schrijver)

Het regeringstelegram met de oproep voor de miliciens en land weermannen, dat op 31 juli om 14.32 op het telegraafkantoor te Druten werd ontvangen (Archief gemeente Druten)

gemeente Eibergen), Jacobus Aaldert van den Hatert, Jozef van Hemert, Marinus van der Heijden (Compagnie Hospitaalsoldaten,later gedirigeerd naar Mook), Adriaan van Kessel, Jacobus Aaldert van Kleef, Johannes Koenders C.zn, Marinus Kuijpers J.zn, Peter Peters, Petrus Reijnen, Martinus Dominicus Sanders (Administratietroepen), Martinus Soer (milicien

sergeant, later bevorderd tot sergeant-majoor; in Druten e.o. beter bekend als 't Sjoerke), Hendrikus de Vaan, Matthijs Vos, Gerardus P. van der Zandt. Zij hadden allen gediend bij het 8ste of 11 de Regiment Infanterie en moesten grotendeels zich in Ede melden, vanwaar zij later veelal naar Woerden werden gedirigeerd.

ken,

39


Adriaan van Deijzen P.zn, Wilhelmus van Deijzen en Benjamin de Winter behoorden tot het Regiment Grenadiers en Jagers.

of in Kamp Waalsdorp moest melden.

Lambertus van As, Johan Deijnen (woont thans, 99 jaar oud, in het Drutens bejaardenhuis) Hendrik van Elk, Cornelis van den Heuvel, Wouterus van den Heuvel, Johannes Koppers, Nico G.M. van den Ho ff, Hendrikus Johannes Marinus Kuipers J.zn, Theodorus Schiks, WilKoenders (milicien-korporaal), Cornelis van helmus Th. van Suilen, Lambertus Vissers, de Pol en Wilhelmus van Wijk hadden bij het Theodorus Vissers, Paulus Gerardus van der 3de Regiment Vesting Artillerie te Gorinchem Zanden (bekend organist en pianist uit die tijd), Mobilisatiebestemming (waarschijnlijk) 's-Gravenhage of Kamp Waalsdorp.

gediend en vonden hun mobilisatiebestemming

in hun militair zakboekje vermeld; Nico van den Hoff in Boskoop. Johannes Wardien, afkomstig uit Rotterdam,

heeft als milicien-kanonnier mogelijk bij een ander Regiment Vesting Artillerie gediend.

Johannes Dominicus van Dongen, Hubertus van Ommeren, Johannes Maria Stevens en Hendrikus Vos hadden gediend bij het Regiment Blauwe/Rode Huzaren en vonden hun mobili-

Adrianus van der Zandt.

Zij hadden als milicien-kanonnier gediend bij het 3de Regiment Vesting Artillerie in de Mer-

westad Gorinchem en behoorden eveneens tot het XVIIde Landweerdistrict. Als mobilisatiebestemming hadden zij veelal een der forten in de toenmalige Hollandse Waterlinie of een plaats in de kop van Noord-Holland.

Willem van Suilen moest zich melden te Uitwijk, gemeente Almskerk, ten zuiden van Gosatiebestemming (waarschijnlijk) in Venlo/ rinchem, in Noord-Brabant en werd ingekwartierd in de boerderij van de familie Colijn, Utrecht. Hendrikus Vos is tijdens de mobilisatie gedu- waar eens de grote staatsman, dr Hendrik Corende geruime tijd te Schore (Zeeland) onder lijn werd geboren. Tevens vonden daar kwartier, twee uit Horssen de wapenen geweest bij het toenmalige legeronafkomstige wapenbroeders, Frans Hoes en derdeel: Troepen in Zeeland. Johannes van Oosteren. Niet lang daarna deden zich ernstige ziekteBijlage 2 verschijnselen voor bij Frans Hoes en Willem Landweerplichtigen uit de gemeente Druten van Suilen. Het was in die dagen smoorheet die op l augustus 1914 onder de wapenen en het is niet onmogelijk dat het drinken van moesten komen ingevolge het mobilisatiebe- ongezuiverd water de oorzaak was. Beide patiĂŤnten werden in allerlijl naar het militaire vel van 31 juli tevoren: Arnold van Amstel, Hendrikus Brouwers, Ri- hospitaal te Gorinchem vervoerd, waar thypus chardus (Rijk) van Buuren, Hermanus den Daas, werd geconstateerd. Dr Biegel, de chef-arts Hendrikus Geurts, Francois van Haneghem, van de infirmerie, en het verplegend personeel Gijsbertus van Heereveld, Henricus Lodewijk waren dag en nacht in de weer om de gevaarKuijpers (landweer-korporaal), Henri Otten, lijke ziekte te bezweren. Helaas mocht dit voor Frans Toelen, Waltherus van der Zandt G.zn. Frans Hoes niet baten. Na enige tijd bezweek Zij hadden hun eerste oefeningstijd bij een hij aan de gevolgen van de kwaadaardige, niet Regiment Infanterie volbracht, de meesten te bewingen koortsen. Met militaire eer werd bij het 8ste of het llde, met uitzondering van hij te Gorinchem ter aarde besteld. Willem Francois van Haneghem en Johannes Egidius van Suilen zweefde geruime tijd tussen leven Markus. Deze laatsten hadden als milicien ge- en dood, maar tenslotte nam de ziekte een goediend bij de afdeling Jagers van het Regiment de keer, mede dank zij de niet aflatende zorgen Grenadiers en Jagers. Allen behoorden tot het van dr Biegel en diens assistenten. Pas in novemXVIIde Land weerdistrict. Mobilisatiebestem- ber 1914 mocht hij voor de eerste maal na zijn ming: Tiel, vanwaar men naar Ede werd gediri- mobilisatie op die gedenkwaardige zaterdag, geerd, met uitzondering van Johannes Egidius l augustus tevoren, hersteld, naar huis, waar dit Markus, die zich waarschijnlijk te 's-Gravenhage merkwaardig gebeuren feestelijk werd gevierd. 40


J. Trijsburg

Appeltern, een fruitige plaatsnaam

Voor wie het nog niet wist, deelt Herman J.P J. Vandommele in zijn artikel 'De appel en de Nederlanden', blz. 23-28 in: Spiegel Historiael (jg 13, 1978) mee dat plaatsnamen als Appeltern (1139), Apeldoorn (1170), Pomecia hun herkomst danken aan de verspreiding van de appel in de Middeleeuwen door Europa. De schrijver deelde desgevraagd mede wel deskundig te zijn in de geschiedenis van vruchtensoorten, doch niet in de plaatsnaamkunde. Daarom is hij, om er zeker van te zijn dat de in zijn boek 'Appelen voor miljoenen, de geschiedenis van de Paradijsappel tot Golden Dilicious' aangehaalde toponiemen wel degelijk iets met appelen te maken hadden, te rade gegaan bij prof. dr M. Gijsselinck van de Rijksuniversiteit Gent, een autoriteit op dit gebied. Genoemd boek, dat waarschijnlijk in 1980 zijn derde druk zal beleven, was het uitgangspunt voor het artikel van Vandommele in Spiegel Historiael. De herleiding van de plaatsnaam Appeltern NOOT tot appelboom, zoals door F.J. van Capelleveen en M. Bergevoet in dit tijdschrift 1) is l F.J. van Capelleveen, Plaatsnamen in Maas voorgesteld, heeft hiermee aan zekerheid geen Waal en het westelijk deel van het Rijk wonnen. van Nijmegen. In: Kontaktblad van de hisHet jaartal 1139 dat de schrijver als oudste torische vereniging voor het Land van Maas vermelding van Appeltern noteert, kan nog en Waal en Rijk van Nijmegen, nr 10 (1971), wel door oudere vervangen worden, maar 25-30. dat doet weinig af aan de plezierige gedachte M. Bergevoet, Plaatsnamen (Maas en Waal). dat de Appelterners wellicht acht a negen In: Kontaktblad van de historische verenieeuwen lang verstandig snoepen door appels ging Tweestromenland: nr 11 (1971), te eten! 4-5. 41


LiteratuurSignalement r-™ ~tr~£>irsm'""" Heiligen.

OVERMARS, Th., Een 'bijkans' vergeten heilige;in: De Waalkanter dd. 12.7.1979.

St. Antonius

373.3 Lager onderwijs BOEKHOLT, P.Th.F.M., Het Lager Onderwijs in Gelderland, 1795-1858;Zutphen, 1978, 406 p., afbn., lit., regs., tabn. (Gelderse Historische Reeks no. XI); Zutphen, De Walburg Pers, f 55,-.

De laatste jaren staat het (lager) onderwijs nogal in de belangstelling. J. Brepoels schreef in 1967 over 'Het Lager onderwijs in de provincie Limburg 1815-1830'en E.P. deBooy over 'De weldoet der scholen. Het plattelandsonderwijs in de provincie Utrecht van 1580 tot het begin der 19e eeuw'(Utrecht, 1977). Dit als greep uit de veelheid. En dan nu het lijvig werk van Boekholt, waarin hij het gehele 'lager' onderwijs in de provincie behandelt. Onder 'lager' verstaat hij dan alle onderwijs, met uitzondering van dat aan de Latijnse scholen en de universiteiten. Bovendien geeft de auteur meer dan hij belooft, nl. ook een groot voorafgaand hoofdstuk over de situatie vóór 1795. Boekholt weet aan de hand van een enorm aantal archiefstukken de 'invloed van de school op de omgeving en die van de omgeving op de school' - zoals hij zelf in de inleiding zegt duidelijk te maken. Hij schildert, hoe de nieuwe onderwijswetgeving in vele Gelderse gemeenten werkte of niet werkte, hoe de reactie van de - vaak katholieke - bevolking daarop was, en hoe het kwam, dat één van de bedoelingen, nl. een voor alle gezindten aanvaarbare norm van 42

onderwijs, niet kon worden verwezenlijkt. Ook blijkt, hoe moeilijk soms gedachten, die tot een wet aanleiding geven, in de praktijk worden verwezenlijkt. Om op Maas en Waal over tegaan: deze streek speelt in het boek enkele malen een hoofdrol. Voor het eerst in de eerste maanden van 1795, als de katholieken na de Franse inval de kerken kraken. Tegelijkertijd werden ook op vele plaatsen katholieken als onderwijzers benoemd. Franse troepen maakten hier in mei van hetzelfde jaar rigoreus een einde aan, en de klok werd teruggezet. Na 1800 moesten de katholieken via oogluikend toegestane 'bijscholen' aan voor hen geschikt onderwijs zien te komen. Tussen 1818 en 1830 kon een enkele maal een klein succesje worden geboekt bij vacatures voor onderwijsplaatsen. Dit leverde echter geen enkele hoofdonderwijzersplaats op. De tweede maal, dat onze streek een hoofdrol speelde, was bij de Belgische Opstand in 1830, toen onwillige schutters zich verstopten, om niet tegen hun geloofs-broeders te hoeven strijden. De troepen van Van Dam van Isselt (later schoolopziener!) bezetten Maas en Waal korte tijd, om de rust te herstellen. De opstand ging door, maar had verder geen directe gevolgen voor het onderwijs hier. België werd in 1839 onafhankelijk. Een nieuwe Grondwet werd in Nederland in 1840 ingevoerd. Dit leverde de regering een groot aantal petities op van katholieken, echter nauwelijks uit het Gelderse. De derde maal, dat Maas en Waal de boventoon voerde, was in de jaren 1843 en volgende. In genoemd jaar ontstond de 'Appelternse Schoolquaestie'. De protestantse hoofdonderwijzer daar wilde - ondanks herhaaldelijke aansporingen daartoe, zowel van katholieke als van hervormde zijde - niet van zijn leerstellig onderwijs afstappen en kreeg ontslag aangezegd,


waartegen hij zich bleef verzetten. Deze kwestie leidde enerzijds tot het ontstaan van een protestantse bijzondere school in 1853 , terwijl anderzijds door de liberale wetten - en direct ingrijpen van Thorbecke - steeds meer scholen in Maas en Waal een katholiek als hoofd kregen. Waar dit onmogelijk bleek, werden bijzondere katholieke scholen opgericht, zoals de eerste in Gelderland te Neerbosch. In 1858 was de toestand, zoals die in 1795 was, geheel gewijzigd in het voordeel van de katholieken. UYTERLINDE, M.A., 50-Jarig bestaan Chr. School te Wamel;in: Tweestromenland no. 31 (1979), p. 6-12, afbn. Korte historische karakteristiek van de Christelijke School te Wamel.

726.54 Kerken BERGEVOET, M. en J. DEKKERS, De schuilkerk te Puiflijk;in: Tweestromenland no. 31 (l979), p. 13-15, afbn., lit. Over de plaats en de inrichting van de schuilkerk voor de dorpen Druten, Pui/lijk en (Boven) Leeuwen van 1663 tot 1795. Interessant is ook de vermelding, dat de Drutense katholieken rond 1795 een uitwijkmogeüjkheid hadden wanneer de schuilkerk onder water stond, nl. een nog niet teruugevonden huis te Druten. HELVOORT, H. van, De kerken van arch. C. Franssen in Maas en Waal; in: Tweestromenland no. 31 (1979), p. 19-34, afbn., bijln.

In deze tweede aflevering wordt voornamelijk de kerk van Nederasselt behandeld. 728.1 Woonhuizen SON, M.A.F.T. van, Het huis Palsterkamp of Doddendaal;in: De Vrede van Nijmegen, catalogus van de tentoonstelling in het Museum De Commanderie van St. Jan te Nijmegen, 1978, p. 75-77, afbn.;lit.

In dit huis, eigendom van de familie Van Stepraedt te Ewijk, werd in 1678 de Vrede van Nijmegen gesloten. 728.6 Boerderijen (GELDER, J.A. van), Hoek Wijk - Dorp Bergharen; in: Hier en Ginder, jrg 20 (1979), p. 93-99, afbn., krt. Boerderij 't Rouwe Hufke.

728.8 Kastelen BORCH TOT VERWOLDE-SWEMLE, E.C. barones van der, Huis Doddendael;z.pl., 1979, 38 p., afbn., lit., tek. (serie Nederlandse Kastelen, uitg. door de Ned. Kastelenstichting en de Kon. Ned. Toeristenbond A.N.W.B. XXXVIII). Een nieuw boekje uit deze handige en informatieve serie over kastelen in Nederland. De tekst is deels een herhaling en samenvatting van een artikel van de schrijfster in het Bulletin van de Kon. Ned. Oudheidkundige Bond, jrg. 74(1975). TROMP, H.M.J., Kijk op Kastelen; AmsterdamBrussel, 1979,144p. afbn., krtn., lit. Elsevier, f32,50. Het boek wil een totaalbeeld van de Nederlandse kastelen presenteren, waaronder ook de 27 Gelderse kastelen. Een aantal daarvan staan ook in Tweestromenland, zoals Batenburg, Ewijk, Hemen en Wychen. Van het huis te Druten wordt een gravure van C. Pronk afgebeeld. De Puiflijkse kastelen Holt en Darop worden alleen terloops als voorbeelden van verdwenen burchten genoemd. Het boek is fraai verlucht, niet alleen met foto 's, maar ook met een paar aanhalingen uit kronieken en liederen. Twee van deze laatste zijn nog onlangs - met commentaar en verklarende woordenlijst - verschenen in Tweestromenland, nl. Met lust willen wi singhen (lied over de bedevaart van o.a. de heer Batenburg naar het H.Land) en een historielied over de onthoofding van de gebroeders Van BronckhorstBatenburg op de Paardenmarkt te Brussel in 1568. In de bronvermelding zijn echter de twee betreffende artikelen niet te vinden. Ter afsluiting van het boek worden een aantal auto-routes opgegeven. Een geweldige service natuurlijk, maar waarom Maas en Waal/Rijk van Nijmegen daarbij niet voorkomen is onduidelijk. 902 Archeologie

ES, W.A. van, Das niederlandische Flussgebiet von der Römerzeit bis ins Mittelalter: ein archaologisches Forschungsprogram: in: Festschrift zum 75-jaihrigen Bestehen der RömischGermanischen Kommission (Beiheft zum Be43


richt der R.G.K., 58,1977), Mainz, 1979, p. 105-126, afbn., lit. (R.O.B.-Overdruk no. 116, 1977,22 p. Drie van de grootste onderzoeksobjecten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (R.O.B.) liggen in het rivierengebied, t. w. het oostelijk rivierengebied ten tijde van de romeinse tijd, gestart 1970 met als centrum Nijmegen, de Kromme Rijn in romeinse tijd en middeleeuwen, begonnen 1967, Dorestad en als derde urbanisatie en verhouding stad-land in het rivierengebied in de late middeleeuwen (Dordrecht, Nijmegen). In de romeinse tijd was het gehele rivierengebied bewoond, zij het dan dat de mogelijkheden beperkt bleven tot de hogere delen. In de laat-romeinse tijd neemt de bevolking af, maar loopt soms door tot in de 12de eeuw, om dan weer uit te groeien. Problemen zijn de veranderende rivierlopen en het ontbreken van vindersgeluk. Uit het westelijk deel van het rivierengebied zijn uit de romeinse tijd huizen bekend met 3 schepen, zg. Wohnstallhauser (tegelijkertijd woning en werkplaats of winkel). Uit Druten en Ewijk is sinds kort een meer lokaal type bekend, deels 3-, deels 2schepig. In Druten is deze inheemse kern uitgegroeid tot een gallo-romeinse villa, met tegulae, hypocaustum en wandschilderingen. Daarnaast komen inheemse hoeves voor. De nederzetting te Ewijk heeft een geheel inheems karakter met twee hoeven van het 3/2-schepig type. HULST, R.S., Wychen;in: Bulletin Kon. Ned. Oudheidkundige Bond, jrg. 78 (1979), p. 89.

Vondsten uit de Ijzertijd, Romeinse tijd, Merovingen/Karolingen-tijd en late middeleeuwen uit Het Wychense Meer.

HULST, R.S. en J.W. NOORDAM, Nederzetting Romeinse tijd op Klepperhei te Druten: in: Tweestromenland no. 31 (1979), p. 3-5, afbn.

In de Romeinse tijd hebben op de Klepperheide te Druten enkele gebouwen gestaan, die samen een geromaniseerde nederzetting vormden. Toch spreekt het lokale element door de romeinse vernislaag heen, in de vorm van een huis met deels drie-, deels tweeschepige plattegrond.

Deze vorm komt in dezelfde tijd ook te Wins44

sen/'Ewijk voor (zie bovenstaand artikel van A. van Es). LAET, S.J. de, Prehistorische culturen in het Zuiden der Lage Landen ;Wetteren, 1979, 689 p. afbn., krtn., lit., reg. De tweede, geheel herziene druk van dit werk telt 128 pagina 's meer dan de eerste (verschenen in 19 74). Een en ander was nodig om de huidige stand van zaken in de archeologie weer te kunnen geven. Het werk geeft een overzicht van de prehistorie in de Lage Landen (Nederland, België en gedeeltelijk ook het aangrenzende -hogere- Rijnland) tot en met de Ijzertijd. Ook Tweestromenland speelt hierin regelmatig een rol; voornamelijk Wychen, maar ook diverse andere plaatsen! YPEY, J., Quelques aspects de l'archéologie

mérovingienne auxPays-Bas;in: Centenaire de l'Abbé Cochet 1975. Actes du Culloque

International d'Archeologie, Rouen, 1978, p. 573-585, afbn., krtn., lit. (R.O.B.-Overdruk no. 112,1979,13p., afbn., krtn., lit.).

De heer Ypey stelt twee culturen vast in de merovingische tijd in Nederland, nl. een noordoostelijke (Drente) met Engelse kenmerken en een centraal-zuidelijke (Rivierengebied, Brabant, Zuid-Limburg) met frankische invloeden. Scheidslijnen zijn niet strikt aan te geven, beïnvloeding over en weer komt veel

voor (b. v. Engels glas in Bergeyk). Voor Maas en Waal neemt Beuningen een belangrijke plaats in met een pas ontdekt mannen-graf en het graf van een rijke dame (waarbij ook romeinse voorwerpen gevonden werden). 929A Genealogie

AELST, M.P.R.C. van. Van Aelst-Verthuizen (Varthuizen);in: Gens Mostra, jrg. XXXIV (1979), p. 252. De familie Van Aelst kwam voor in Dreumel. LEMMENS, G.W.C., Van de(r) Poel-Suppers; in: Gens Nostra, jrg. XXXIV (l979), p. 249. De familie Suppers kwam voor te Ewijk. OSNABRUGGE, M. van, Van Ossenbruggen;

in: Gens Nostra, jrg. XXXIV (l979), p. 247.


Tweestromenlandreeks De vereniging Tweestromenland beoogt in de

Zelf zegt hij er van: 'In hun totaliteit tonen deze leesteksten, hoop ik, aan hoe vast Knil met haar primitieve uitdrukkingsmiddelen

Tweestromenlandreeks studies van enige omvang en van bijzondere betekenis voor de kennis van het werkgebied uit te geven. Als eerste deel in deze reeks verscheen op 22 april 1980 het Maas en Waak Woordenboek en 22 verhalen in de streektaal, door Johan van Os met pentekeningen van G. Kuipers. Deze uitgave is tot stand gekomen dankzij samenwerking tussen De Gelderlander Pers, De Walburg Pers en Vereniging Tweestromenland (Zutphen 1980; 141 blz.;f 1950). De woorden, in dit boek verzameld, uitgelegd en toegelicht, zijn door Johan van Os in de loop van eenjaar of twintig met bewuste en vooral onbewuste medewerking van honderden streekgenoten opgetekend in het Land van Maas en Waal. Afgezien van detailstudies op gebied van veldnamen, klompenmakerstaal en visserijtermen is het dialect in het Land van Maas en Waal nooit wetenschappelijk onderzocht en dus ook niet op papier vastgelegd. Het in dit boek opgenomen materiaal omvat bijna 1000 woorden. Dat betekent uiteraard niet dat daarmee de hele Maas en Waalse woordenschat is weergegeven. Ten eerste heeft de schrijver zich opzettelijk beperkt tot de dagelijkse omgangstaal en alles wat een vakterminologisch karakter draagt, buiten beschouwing gelaten. Zelfs uit de echte boerentermen is alleen datgene opgenomen wat in het algemene spraakgebruik een rol speelt en voor alle streekgenoten van communicatieve betekenis geworden is. Ten tweede is ook alles achterwege gebleven wat naar vorm en inhoud in de maat loopt met het officiĂŤle Nederlands. De lijst omvat dus, zou je kunnen zeggen, slechts die woorden die in de streektaal gewoon en alledaags zijn, maar in de landstaal zonderling en opvallend. De woordenlijst wordt voorafgegaan door 22 leesteksten als proeven van levend taalgebruik. De meeste ontboezemingen zijn van Knil van

Expositie In kasteel Hernen heeft Tweestromenland twee zalen ingericht met een tentoonstelling over 'Kastelen tussen Maas en Waal, vroeger en nu', bestaande uit foto's. Daarnaast exposeert de vereniging 'Kastelen in Europa', bestaande uit maquettes van het Internationaal Kastelen Instituut, gevestigd in kasteel Rosendael bij Arnhem. Er zijn ook bodemvondsten en bouwmaterialen te zien. Voorts - in miniatuur - de belegering van een kasteel en de ontwikkeling van een kasteel van een eenvoudige houten versterking op een

de Kiepelenberg, de schuilnaam waaronder Van Os in 'De Gelderlander' of Tweestromenland' eerder in de streektaal publeceerde. Krul (is Cornelia) is dan een volksvrouw die op zeer humoristische wijze - niets en niemand sparend - zegt wat ze denkt. Ook laat Van Os enkele familieleden van Knil aan het woord.

heuvel tot een zwaar versterkte burcht aan het eind van de middeleeuwen. Toegang: di., do. en za., 10-12 en 14-16 uur; f 2,-, kind f l,-. Behalve de tentoonstelling staat ook een groot deel van het kasteel zelf voor bezichtiging open. Rondleidingen: W. van Laar.

nog in de schoenen staat, hoe wankel en wazig anderzijds een taal kan worden, als zij van deftigheid naast haar schoene gaat lopen en haar eigen wortels uit het oog en het hart verliest'. Het boek is verkrijgbaar bij de boekhandel of door overschrijving van f 19,50 ten name van penningmeester Tweestromenland, Dorpsstraat 61,6617 AC Bergharen, postgiro 2622012 met vermeldine van *Woord(ÂťTihnpV gevraagd'. Bestellingen worden behandeld in volgorde van binnenkomst. De voorraad is beperkt! Aankoopfonds Voor verwerving, restauratie en conservering van zaken voor het museum i.o. en het documentatiecentrum is het aankoopfonds ingesteld. Bijdragen kunnen gestort worden op postgiro 4460600 (uitsluitend voor het aankoopfonds, niet voor contributies of andere betalingen). Tweestromenland is door de Inspecteur der Registratie en Successie te Nijmegen erkend

als een instelling ten algemenen nutte. Derhalve is Uw bijdrage in principe aftrekbaar bij Uw belastingaangifte.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.