MAAS EN WAALS TIJDSCHRIFT VOOR STREEKGKSCH1EDENIS
33/81
TWEESTROMENLAND Ledenadministratie Markt 9-14,6651 BC Druten; voor opgave van nieuwe leden en donateurs, adreswijzigingen en eventuele opzeggingen (vóór l december). Secretariaat Genechtstraat 11,6651 EC Druten; voor correspondentie gericht aan het bestuur. Telefoon 08870-2847. Ere-leden H. van Heiningen, benoemd 2 mei 1969 J.P.M. van Os, benoemd 23 april 1980 Bestuur J.P. van Wezel, vz., Alphen W.P. van der Bent, secr., Druten Mej. W.A. van Buren, penn., Bergharen J.A. van Gelder, vice-vz., Bergharen G.Y.M. Derks-Klabbers, 2e secr., Druten A J. van Hulst, Beneden-Leeuwen J.A. Jansen, Wijchen C.P.J. van Kouwen, Nijmegen Mej. F J. van Oijen, Druten Mr J.B.M. Roes, Beuningen G.A.A. Rooijakkers, Overasselt J. Trijsburg, Appehern Drs C. Visser, Druten
Administrateur Th.A.W. Nagtegaal, Druten
Losse nummers tijdschrift Nrs. 19 t/m 33 voorradig. Per stuk f 5,-. Te bestellen door storting op postgiro 2622012 ten name van penningmeester Tweestromenland, Dorpsstraat 61,6617 AC Bergharen. Kopij Kopij dient getypt, gedateerd en ondertekend te worden gezonden aan de redactie p/a Uilengat 4,6617 AG Bergharen. Kan een artikel niet in machineschrift worden geleverd, dan gaarne in een duidelijk leesbaar handschrift. Afbeeldingen moeten, indien men ze terug wil hebben, aan de achterzijde voorzien zijn van naam, adres en woonplaats van de bruikleengever.
Contributie leden De contributie voor 1981 bedraagt f20,-, naar verkiezing f 30,-, f 40,-, f 50,-, f 100,enz., te voldoen door storting op postgiro 2622012 ten name van penningmeester Tweestromenland, Dorpsstraat 61,6617 AC Bergharen. Lidmaatschap Het lidmaatschap geeft recht op gratis toezending van tijdschrift en nieuwsbrief en op deelname aan excursies en reizen, bovendien toegang tot lezingen, tentoonstellingen, diavoorstellingen en andere evenementen van Tweestromenland. Donateurschap Omdat bij de meeste evenementen geen introductie mogelijk is, bestaat voor leden van gezinnen, waarvan al iemand lid is, de mogelijkheid om donateur te worden voor f 10,- per jaar. Donateurs hebben dezelfde rechten als leden, maar missen het stemrecht en ontvangen geen tijdschrift.
Inhoud Blz.
l Drs R.S. Hulst, Nederzetting Romeinse tijd op Klepperhei Druten, opgraving 1977 (3). 5 Drs J.G.W.R. Dekkers en M.J.J. Bergevoet, Oprichting van het dekenaat Druten (1804). 8 L.W. Loeffen, Pijpen en bruigomspijpen. 13 M J J. Bergevoet, De torentjes van de R.K. kerk te Druten (bladvulling). 14 Literatuursignalement, samenstelling: M J.J. Bergevoet.
Streekarchief Bommelerwaard
T WEESTROM EN LAND MAAS EN WAALS TIJDSCHRIFT VOOR STREEKGESCHIEDENIS Redactie : Martin Bergevoet, Hugo van Capelleveen, Jan van Gelder, Huub van Heiningen en Jac.Trijsburg
NUMMER 33
1981/1
R. S. Hulst
Nederzetting Romeinse tijd op Klepperhei Druten opgraving 1977
(3)
In 1977 is het onderzoek van de voorgaande jaren van de villa uit de Romeinse tijd aan de van Heemstraweg te Druten voortgezet. De opgraving werd op twee onderdelen gericht. Allereerst en voornamelijk kon het onderzochte areaal op het perceel van de volkstuinen (zie Jaarverslag 1976) met medewerking van de gemeente Druten aanzienlijk worden uitgebreid. Daarnaast werd een aantal proef sleuven gegraven op de terreinen ten zuiden van de huishoudschool, ten westen van de volkstuinen. In deze sleuven is het verdere zuidwaarts gerichte verloop vastgesteld van de westelijke begrenzingsgreppel van het villa-complex. Deze greppel blijkt nu over een nog te bepalen afstand zeer ver door te lopen. Ook staat nu vast dat ten oosten van het zuidelijk tracé van de greppel geen noemenswaardige bewoning in de Romeinse tijd aanwezig is geweest. Het onderzoek op het perceel van de volkstuinen sloot onmiddellijk aan bij de noordelijke begrenzing van de opgraving van 1976. Geheel overeenkomstig de verwachting bleek het onderzoek betrekking te hebben op het zgn. open middenterrein van het villa-complex (Jaarverslag 1975). Enkele hoofdpunten zullen thans worden beschreven. Aangetroffen werd een drietal stiepen behorende bij het op een grindbed gefundeerde gebouw dat in 1976 werd blootgelegd (Jaarverslag 1976). Zij zijn een onderdeel van de voortzetting van de doorgaande porticus langs de tweede fase van het eerste gebouw in de zuidelijke vleugel (Jaarverslag 1975). De porticus wordt, maar nu in de vorm van een enkele colonnade, over een korte afstand nog verder in oostelijke richting voortgezet en vindt dan
een haakvormige naar het middenterrein gerichte beëindiging. Ruim l Om verder oostwaarts loopt vanaf een punt dat op één lijn ligt met voornoemde colonnade een smalle standgreppel in noordelijke richting dwars over het middenterrein. Na 20m wordt deze greppel onderbroken voor een 3m brede doorgang, aan weerszijden gemarkeerd door een grote paalkuil. Een tweetal(?) rijen paalkuilen loopt in een iets afwijkende richting vlak achter l
10
- - M'-,
22
Overzicht nederzetting te Druten Schaal l : 800
De opgravingscampagne J 977 betrof het middenterrein van het complex .globaal aangeduid op bijgaande tekening.
de greppel met deze mee. Op dezelfde plaats als de greppel vertonen ook deze palenrijen een gemarkeerde doorgang. Wij zijn geneigd de greppel en de palenrijen (colonnade) in een nog niet aan te geven tijdsvolgorde ééndezelfde functie toe te kennen: die van afgrenzing, op 75m uit het hoofdgebouw, van de kern van het villa complex (pars urbana), tegenover pars rustica). Het in 1978 voort te zetten onderzoek moet ons hieromtrent nader en definitief informeren. Tevens zal dan eindelijk blijken of onze visie van een zgn. formele aanleg met een hoofdgebouw en badgebouw en twee loodrecht daarop georiënteerde vleugels juist is. Het onderzoek van 1977 heeft intussen niets opgeleverd dat tegen deze visie spreekt. Aan de oostelijke rand van het onderzochte terrein is een gedeelte van een west-oost geplaatste houten gebouw aangetroffen. Het is 6m breed en voorzien van een omlopende gaanderij. Op basis van de stratigrafie en de vondsten hoort dit gebouw in een vrij vroege fase thuis, ruim genomen eind 1-IIA. Van deze vondsten dient het amfoorstempel CENHISPSAE vermeld te worden. Opvallend is nu dat dit gebouw op het (oostwaarts) Verlengde middenterrein' is opgetrokken. En uit een latere fase, globaal midden
II-IIB dateren enkele greppels, kuilen en een waterput, die voorlopig ook slechts vragen oproepen met betrekking tot de functie van het terrein ten oosten van de boven beschreven afgrenzing. Deze problemen hangen nauw samen met de eerder gestelde vraag (Jaarverslag 1976) naar de voortzetting van de zuidelijke vleugel van de villa in oostelijke richting. Tenslotte vormen enkele kuilen de neerslag van de laatste activiteiten hier ter plaatse. Reeds eerder (Jaarverslag 1975) is medegedeeld dat in deze periode - eind II of begin III - aan het bestaan van het onderhavige complex een einde komt. De tot heden gevonden fragmenten van muurschilderingen zijn door prof.dr WJ. Th. Peters te Nijmegen in bewerking genomen. Hieruit zal een publikatie voortvloeien.
Verklarende woordenlijst (redactie) amfoor colonnade pars urbana
: kruik of vaas om vloeistoffen of granen in te bewaren : zuilenreeks
: deel van de nederzetting waar (welvarend) werd gewoond pars rustica : deel van de nederzetting waar het boerenbedrijf zich bevond porticus : zuilengalerij stiep : por, stut paal stratigrafie : laagsgewijze opgravingsmethode; in dit verband de plaats die de bewoningssporen in de ligging van de lagen innemen
Uit 1977 is wenig opzienbarends te laten zien, of het moest bijgaande graffito ( is inkrassing) zgn. Het is een merkwaardige naam: TAGUZI (lezing prof. dr J.E. Bogaers te Nijmegen: TAGAZUS).
Van het amfoorstempel CENHISPSAE is geen foto beschikbaar.
S. Dekkers en M. Bergevoet
Oprichting van het dekenaat Druten (1804) Het middeleeuwse dekenaat Maas en Waal (ook wel genoemd dekenaat Zyfflich, later Nijmegen) werd in 1559/1561 losgemaakt van het aartsbisdom Keulen en gevoegd bij het nieuwe bisdom Roermond. Bisschop Lindanus verdeelde in 1569 1) het district Nijmegen in twee kleinere dekenaten, te weten Nijmegen en Batenburg. Tot Nijmegen behoorden de stad en het Rijk, tot Batenburg het eigenlijke Ambt van tussen Maas en Waal. Bij de keuze van Batenburg als hoofdplaats zal wel niet alleen de positie als stad en bannerheerlijkheid hebben meegespeeld. In Batenburg bestonden namelijk op geestelijk gebied nogal wat wantoestanden: het vormsel was er in meer dan veertig jaar niet meer toegediend en de stad was het centrum van waaruit de 'nieuwe leer' werd verkondigd. Dit dreigende gevaar voor de roomse kerk trachtte Lindanus op deze manier te bezweren. Het dekenaat Batenburg was echter slechts een kort leven beschoren: het werd spoedig met dat van Nijmegen verenigd 2).
ling van 1569 (de Maasenwaalse parochies Overasselt en Winssen gingen naar Nijmegen, het Nijmeegse Niftrik kwam bij Druten). Overigens was in 1804 het bisdom Roermond, voor zover het binnen het Franse Keizerrijk viel, opgeheven. De gedeelten, die in de Bataafse Republiek lagen (dekenaten Cuyck, Grave en Nijmegen), bleven voortbestaan als het Apostolisch Vicariaat van Grave. Het decreet van 24 november 1804 3) luidt - vertaald uit het latijn - als volgt: Johannes Baptista Robertus van Velde de Melroy door de Gratie Gods en van de Apostolisch Stoel onlangs Bisschop van Roermond, nu Tweedeling Deze toestand bleef voortduren tot aan de Apostolisch Administrator van het Bataafs komst van de Fransen in 1794. Onder het mot- gedeelte van dit Diocees Primaat van Gelre, to Vrijheid, gelijkheid en broederschap' namen enz., enz. de katholieken in Maas en Waal de oude kerken Aan allen die dit lezen: Zaligheid in de Heer! Zoals het in de kerk, geleid door de H. Geest, weer in bezit en werden de parochies heropgeop zo prijzenswaardige wijze is geregeld, dat de richt. Hierdoor werd het gehele gebied plotseling weer wĂŠl te groot om vanuit Nijmegen Bisschoppen, vanwege hun voortdurende zorg bestuurd te worden. Daarom werd op 24 voor het Godsvolk, dekens of aartspriesters november 1804 het dekenaat Nijmegen in ten plattelande (zoals zij ze noemen) hebben, tweeĂŤn gedeeld. Uit het decreet blijkt, dat die, de last met hen delend, aan het hoofd staan dit gebeurde volgens de grens Rijk van Nijme- van enige parochies, zorgen voor het Volk gen-Ambt van tussen Maas en Waal, echter Gods, toezicht houden op de leefwijze van de met enkele kleine afwijkingen van de verde- priesters door erop te letten, met welk een inzet
Missiegebied
In de Tachtigjarige Oorlog werd het Land van Maas en Waal steeds meer een missiegebied: parochies kwamen zonder pastoors te zitten en kerken werden bestemd voor de hervormde eredienst. Hier en daar werden wel enkele schuilkerken ingericht (al of niet op kastelen), en missionarissen trokken - vaak vermomdrond om de sakramenten te bedienen. Ondanks de grootte van het gebied was het dekenaat niet te groot, omdat het aantal posten (staties) betrekkelijk klein was.
Gezicht in het dorp Druten met middenin de middeleeuwse parochiekerk, gezien vanuit het zuiden;pentekening in kleuren door H. Tavenier (1732-1807)
ieder van hen zijn, hem van Gods wege opgedragen taak vervult, daarvan verslag uitbrengen aan de Bisschoppen en erop toezien, dat niemand het waagt, iets te ondernemen tegen de besluiten van de Synode of die van de Bisschoppen; Zo ook is het nodig, dat de Bisschop op zijn beurt de hem toevertrouwde kudde op alle
manieren terwille is, in zoverre zij (die kudde) Dekens of Aartspriesters heeft, die niet te ver weg wonen, tot wie zij bij minder ernstige problemen haar toevlucht kan nemen, bij wie zij troost vindt in moeilijke omstandig heden en steun tegen vijanden; bovendien wordt zo de clerus, die hen beschouwt als het meer nabije, op hen toeziende oog van de Opperherder,
gedwongen, met des te meer ijver zich in te zetten voor de schittering van Gods Heiligdom, voor het zieleheil van hun schapen en voor hun eigen heiliging. Vandaar dat wij, gelet op de al te grote omvang van ons Nijmeegs district, waarop herhaaldelijk onze aandacht werd gevestigd door de Zeereerwaarde Heer J. van Eek, Zaliger Gedachtenis, laatste deken van dit Dekenaat, hebben gemeend, sindsdien, dat genoemd Dekenaat in tweeĂŤn moet worden gedeeld. Dienovereenkomstig voeren wij bij deze de verdeling door, waarbij wij aan beide delen de naam geven van de belangrijkste plaats, namelijk het Dekenaat Nijmegen, waaronder wij de parochies rangschikken van de volgende plaatsen: Balgoy, Beek, Beuningen, Ewijk, Groesbeek, Heumen, Malden, Millingen, Neerbosch, Nijmegen, Overasselt, Weurt, Wijchen en Winssen; en het Dekenaat Druten, waaronder wij de overige parochies indelen van het vroegere Dekenaat Nijmegen, met name die van; Afferden, Alphen, Appeltern, Batenburg, Dreumel, Druten, Hemen, Horssen, Leeuwen, Maasbommel, Niftrik, Altforst, Puiflijk en Wamel. Wij menen, dat op deze wijze het doel van de instelling van het Dekenaat, tot voordeel en tot nut van de ons toevertrouwde gelovigen, gemakkelijker kan worden gediend en dat zo ook een heilzaam geneesmiddel wordt aangewend, dat uitermate geschikt is, om velerlei misbruiken te voorkomen, dan wel uit te bannen; om dit doel te bereiken, sporen wij de Zeereerwaarde Heren Pastoors van beide districten, allen tesamen, zowel als ieder van hen persoonlijk, aan, om met die Christelijke loyaliteit, die Dienaren Gods past, met ons en met de nieuw te benoemen Dekens krachtig samen te werken, opdat deze taakverdeling, die ten algemenen nutte is ingevoerd, een duidelijk waarneembaar en heilzaam effect zal sorteren. Om beide districten te voorzien van kerkelijke leiders van uitzonderlijke geleerdheid en rechtschapenheid, vonden wij, dat wij, gelet op de bedachtzaamheid en ijver van de Zeereerwaarde Heer en voortreffelijk kloosterling Pater B. Bundjens, lid van de Orde der Predikheren, examinator van onze Synode en Doctor in de Heilige Theologie en van de Zeereerwaarde Heer Reynierus Johannes van Gelder, Pastoor te Druten, en in de Heer ten zeerste ver-
trouwend op hun leefwijze en hun karakter, de laatstgenoemde moeten benoemen tot eerste Deken of Aartspriester van het Dekenaat Druten en de eerstgenoemde tot eerste Deken of Aarts-priester van het Dekenaat Nijmegen, met al de daaraan verbonden rechten, voorrechten en voordelen; in deze geest handelend, stellen wij hen aan en benoemen wij hen, waarbij wij hun alle macht verlenen, ieder in zijn eigen district, om alle dekenale taken te verrichten, totdat wij zulks herroepen. Daarom doen wij een beroep op alle Pastoors van beide districten tesamen, zowel op ieder afzonderlijk, alsmede op alle geestelijken zowel seculieren als regulieren, om hen die wij in vorenstaand decreet benoemden en met onze opdracht vereerden, als wettige Dekens of Aartspriesters te beschouwen en als zodanig te erkennen en de aan hen verschuldigde eerbeid en verering te betonen. Gegeven te Grave, in onze bisschoppelijke residentie, de 24 november 1804. Joannes Baptista Robertus, onlangs Bisschop van Roermond in opdracht van de Zeer Illustere en Zeer Eerbiedwaardige Heer Bisschop F.A. Consgen, Sekretaris.
Noten. 1. J. Habets, Geschiedenis van het tegenwoordige Bisdom Roermond, deel 3, Roermond, 18, p, 297. W.A.J. Munter, Historische Atlas van Limburg en aangrenzende gebieden, He serie: Kerkhistorische kaarten. Kerkelijke drumscriptie van (de tegenwoordige provincie) Limburg en de omliggende gebieden Assen, 1976, p. 16. 2. H. van Heiningen, De Historie van het Land
van Maas en Waal;Zaltbommel, 1965, p. 266-267. Munier, a.w., p. 16-17. L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het Bisdom van 's-Hertogenbosch, deel III: St. Michielsgestel, 1872, p. 194. 3. Brief, aanwezig in het Dekenaal Archief Druten.
L. W. Lotf/ea
Pijpen en bruigomspijpen
De aanleiding tot dit artikel was de bruigomspijp van mijn overgrootvader Willem Loeffen. Bij familieonderzoek bleek van hem nog zulk een pijp te bestaan, bewaard gebleven bij familie in Den Haag. Toen de achternaam Loeffen in de Haagse tak uitstierf, kreeg ik van een neef van mijn vader de beschikking over die pijp. Mijn interesse voor bruigomspijpen en speciaal de herkomst van deze pijp was daarmee gewekt en ik besloot één en ander te onderzoeken. Van het resultaat wil ik in dit artikel mededeling doen. Mijn overgrootvader Willem Loeffen is op 23 juni 1816 in Winssen geboren. Hij
trouwde in Ewijk, volgens de burgerlijke stand, op 3 mei 1844. De bruigomspijp zal dus 'uit 1844 dateren of mogelijk van nog oudere datum zijn. Er zijn kinderen geboren in Ewijk van 1847 tot 1859. In het jaar van de watersnood van 1861 verhuisde hij van Ewijk naar Deest, waar zijn jongste zoon geboren werd, stamvader
van de Haagse tak. Behalve de bruigomspijp, een mooie portretfoto en het bidprentje bewaren nog twee kranteberichten de herinnering aan hem, het ene bij zijn 82ste en het andere bij zijn 90ste verjaardag. Deze kranteberichten vermelden dat hij fruithandelaar was. Toen hij trouwde was hij klompenmaker. Hij overleed, bijna 91 jaar oud, op 17 juni 1907. Tabak en pijpen Nadat de tabak in de loop van de 16de eeuw in Frankrijk en Engeland vanuit Midden-Amerika in kleine hoeveelheden als geneesmiddel werd geïmporteerd, ging men de tabak later roken en gebruikte men pijpen. De eerste pijpmakers in Europa waren de Britten. De vorm ontleende men aan de primitieve pijpjes van rood aardewerk van de Indianen. In Engeland werden ze van witbakkende klei gemaakt. De opkomst van de pijpmakerij is daar voor vele pottenbakkerijen de redding geweest. Britse pottenbakkers, die om godsdienstige of politieke redenen naar de Nederlanden waren uitgeweken, begonnen in Gouda ook pijpen te bakken. Zij hadden hier een goed heenkomen 8
gezocht, omdat Jacobus I in zijn land uitsluitend de 'Church of England' met zijn episcopale organisatie wilde erkennen. Zowel de katholieken als de calvinisten kwamen daardoor in de verdrukking. Toen het pijproken meer in zwang kwam, kon ook hier de pottenbakkersindustrie overschakelen op pijpen. In 1660 ontstond in Gouda zelfs een pijpmakersgilde 1). Omstreeks 1750 werkten in Gouda ongeveer 4.000 mannen en 3.000 vrouwen in de pijpenfabricage! De eerste pijpen hadden een korte steel en een kleine kop of ketel, omdat de tabak nog erg duur was. Later ging men over op een langere steel, omdat men in staat was betere kleimengsels te maken. Toen de prijzen van de tabak lager werden, maakte men ook een grotere ketel. Hoe langer de steel, hoe meer kans op breuk, maar bij vrienden had men zijn vaste
Uit Deeat wordt ons het Tolgende ter pla*t«ng aangeboden: Vrijdag j. 1. werd alhier, rij het ook in
beperkten kring, een niet alledaagsch feest
getierd. De oude Veer W. Loeffen, fruithandelaar, te dezer, plaatse, Tierde zjjn 82e verjaardag. Dat vrienden ei. boren, kennisten en verwanten, den levenlustigen jarige, onder een warmen handdruk kwanten feheiteeren ui wel niemand die hem kent verwonderen, maar er was meer. Op dien dag toch had hjj een viertal dorpagenooten, allen meer
dan 81 jaren oud, bjj zich genoodigd, en een aangenaam gezicht was het, die vier samen 326 jaren tellende, nog zonder bril bon kaartje te zien leggen. Om de pret te volmaken, kwam des namidags de amateur-photograaf J. T. van Gelder een opname onzer vier téestvierenden nemen, zoodat deze beugl\jke Sint-Jansdag ook nog later in herinnering zal big ven. Mogen Loeffen en z\jn vrienden nog menigmaal zoo'n Sint Jan beleven !
* Deert, 25 Jnii. Giiteren vierd* alk'mr de frnitba»delaar Willes» Lot ff en IQD 9U**°
verjaardag. Allea, die hem kennen, zullen begrïpea, dat het hem dien dag aan. ba w g ie» nn belaigitelu'Bg - aiet heeft oatbrokea; zelfs de Harmonie liet har» opwekkeade tooaen ter tijaer eere hooran ea bracht ham «en eeae Jereaade. Deze huid» werd door ham daakbaar aaavaard. la opgeruimde itemmmg bracht h g dai dag door ra steeds bleef hf oaTermond, wel eea bewjjt vaa een iterk g«at«l. W ah•eer men. tia hiwbj gog in aaamerkiag neemt, dat h{| iteedi de eourtmt teelt toader bshalp van e«a bril, mogen wjj wel den wenich uiuprakuj, dat (>ou ken nog eakaie jareo vaa het aardieha leren U»t geoietei.
BID VOOR DE ZIEL VAN ZALIGER
•WILLEM LOEFFEN, Weduwnaar v;m
pijp, dan hoefde men er geen van huis mee te nemen. Als gevolg van de strijd tussen Engeland en de Amerikaanse koloniën, zo'n 200 jaar geleden, kreeg de tabaksteelt en de tabaksindustrie in de Nederlanden een behoorlijke opleving. De aanvoer van ruwe tabak uit Amerika werd namelijk veel minder. Behalve de streken rond Amersfoort, Nijkerk etc., heeft ook het Land van Maas en Waal bij de aanplant van tabak een belangrijke plaats ingenomen. Hoewel dit aspect voor de lezers van Tweestromenland' ongetwijfeld interessant zal zijn, behoort een nadere uitwerking niet in het kader van dit artikel thuis. Meer over dit onderwerp is te vinden in het monumentale proefschrift van dr ir H.K.Roessingh: Inlandse tabak, expansie en contractie van een handelsgewas in de 17de en 18de eeuw in Nederland (Zutphen 1976).
JOHANNA JANSSEN, geboren te Winssen, clcn ?4 •'""' '^'t* <-'n voorzien vun rlc 11.11. SarniiiicutcMi. overleden te Heest, (leu 17 .linii 10117.
Eene eerekroon zijn de hoosu jaren, die op de wenen der gerechtigheid gevonden worden. Prov. XVI: 31. Ik zag om naar de hulp der menschen. doch er was er geen ; maar de Hter is mtjn helper goworden. HU heeft raün zuchten iu blijdschap veranderd.
Eccl. LI: 10. Ps. XXIX: 11.
Ik heb den goeden strijd gestreden, müu loopbaan voltrokken, het geloot bewaard, thans ia m(j de kroon der gerechtigheid, weggelegd. II Tim. IV: 7, 8. Zalig de dooden, die in den Heer sterven. Nu immers, zegt de H. Owst. rusten •/.[}
uit vun hunnen arbeid, want h u n n e werken
volgen hen. Apoc. X I V : 13. Kinderen, bemint elkander met broederHike liefde. Vergeet m ij niet en bidt voor
mij.
Ram. X I I : 10. Esth. IV: t
Iteniinrl zij ovenit tiet II. Mart van .lesus.
R. I.
P.
A. de Klein. Ucest
Stoomdrukker^) „De Maas- en Waler", Drut.en.
Het gebruik van de bruigomspijp is in sommige streken van ons land zeer lang in stand gehou-
Bruigomspijpen In het boek: Maatschappelijk leven onzer voorvaderen 2) staat in het tweede hoofdstuk over de Goudse aardenpijpenfabrieken in de 18de eeuw het volgende: 'Sommige pijpen werden met bloemen en beeldwerk gebakken evenals de latere bruigomspijpen. De boerenlieden bewaarden ze in hunne porceleinkasten en gebruikten ze weder op hun zilveren en gouden bruiloftsfeest'. De bruigomspijp van 1844 van mijn overgrootvader is niet met bloemen gebakken. Het is een gewone lange pijp, voor het bruiloftsfeest versierd met waarschijnlijk witte linten, die nu donker tot zwart verkleurd zijn.
Er hebben bloemversieringen opgezeten, die met metaaldraad en fijn metaalgaas waren verstevigd. Alleen de linten en het metaal 10
den. Hier een bruidegom met z 'n 'broedspiepe'te Marketo in Overijssel
zijn overgebleven. Het gebruik van de bruigomspijp was geenzins plaatsgebonden. Hetzelfde gebruik bestond behalve bij de genoemde boerenlieden eveneens bij de burgerstand. In een artikel over vrijen en trouwen in de bundel 1869 van 'De oude tijd' lezen we: 'Sinds het rooken ingevoerd werd, moest ook voor de versiering der bruigomspijp gezorgd worden, een gebruik nog bij de burgerstand heerschend. Zij werden van ouder tot ouder in de pronkkast bewaard en men rookte op zijn koperen-, zilveren- of gouden bruiloftsfeest nog uit zijn eerste bruiloftspijp' 3). In een artikel over de Noaberschap in Aalten in de bundel 1874 van 'De oude tijd' staat te lezen: 'Is het dat een bruidegom zijne bruid haalt, dan zit deze voor in den wagen,
eene lange Goudsche pijp, - zoo mogelijk een staalpijp, door zijne noabermeisjes met rood, wit en blaauw zijden lint vercierd, te rooken' 4). Wat hier een staalpijp heet, is een bruigomspijp met staal of steel. Uit het Land van Maas en Waal heb ik zo goed als niets over het gebruik vernomen. De meeste pijpen zullen in elk geval verdwenen zijn. Elders had men er anno 1919 nog weet van, want bruiloftsgroepen uit de Zaanstreek en uit Twenthe die toen deelnamen aan het Vaderlandsch Historisch Volksfeest in het Openluchtmuseum te Arnhem, hadden ieder een bruidegom mét een rijkelijk versierde gouwenaar in hun midden 5). Maas en Waal werd daar vertegenwoordigd door de in 1886 opgerichte handboogdoelen 'Ons Genoegen' onder beschermheerschap van de Wamelse burgemeester PJ.M. Schuyt. Volgens DJ.v.d. Ven 'een gilde zonder historie, dat nog maar één koning en één keizersplaat omvoerde, maar op den Waterbergschen doelen bewezen heeft het ernstig met dezen sport te meenen'. Voorts was uit Leeuwen een klompenmakersbedrijfswagen bij de optocht en had de Wamelse burgervader vier in klederdracht gestoken vrouwen bij zich 6). Dit even terzijde.
(% O
Herkomst De bewuste pijp is een Nederlandse kleipijp met een grote kop of ketel en dus zeker niet uit de begintijd, terwijl de stad van herkomst waar men het eerst aan denkt, Gouda is. Naast de ketel bevindt zich een wapentje dat niet anders dan het wapen van Gouda kan voorstellen (fïg. 1). Dit Goudse wapen, beladen met een paal, en ter wederwijde verzeld van drie zespuntige sterren, geeft ons geen doorslaggevend bewijs dat de pijp in Gouda gemaakt is. Alleen het
merk, dat zich onder het hieltje bevindt, kan hierover meer zekerheid geven. Er werden namelijk ook zogenaamde gouwenaars in bijvoorbeeld Amsterdam en Rotterdan gemaakt. Het hieltje is een kort steeltje onder de ketel. In 1641 werd in Gouda een reglement uitgevaardigd dat iedere baas een eigen merk moest zetten, hetgeen in 1660 uitmondde in de oprichting van het pijpmakersgilde. In 1686 ontstond de pijpenmarkt, vrij van staangeld. Er bestond zelfs een Pijpenmand, een bank van lening, die werkte met geld van de stad. Pijpmakers die op de wekelijkse pijpenmarkt niet al hun pijpen verkocht hadden, konden hier, indien zij geld nodig hadden, hun pijpen belenen. Bij een tekort aan eigen pijpen mochten zij alleen pijpen uit het Pijpenpand leveren. In 1663 werd het zetten van gelijkvormige merken uitdrukkelijk verboden; men trachtte de merkenbepalingen te ontduiken door de stelen en koppen van een bijmerk te voorzien. Een reglement van 1686 bepaalde dat de gildebroeder, nadat hij zijn meesterproef had afgelegd, de getekende voorstelling van zijn merk moest inleveren bij de Overheden en Dekens van het gilde. Deze tekening moest zich duidelijk onderscheiden van de andere merken. Omdat sommige merken meer bekend waren, vertegenwoordigen zij een zekere handelswaarde en wilden de erfgenamen van de pijpmaker na zijn overlijden daarover beschikken. Een weduwe die hertrouwde, wilde haar nieuwe echtgenoot zonder proef in het gilde laten inschrijven. Ook kinderen en kleinkinderen konden het merk erven en in het geval van de hertrouwde weduwe gingen bij haar dood de kinderen uit het eerste bed voor, maar de erfgenaam moest dan echter wel proefklaar zijn. Ook het veilen en verhuren van merken kwam veel voor. De prijzen bij verkoop varieerden van enkele tot enkele honderden guldens. Door verhuur voor het leven zagen eigenaars van een "beroemd' merk zich op hun oude dag van een pensioentje verzekerd. Eerst in 1791, toen het pijproken afnam, slaagden de Goudse pijpmakers erin om van de Staten van Holland gedaan te krijgen dat het een ieder buiten Gouda verboden werd het pijpmakersmerk en/of wapen van Gouda te zetten. De bruigomspijp van 1844 is dus waarschijnlijk in Gouda gemaakt. 11
Meer zekerheid daarover biedt een studie over merken 7). Hierin vinden we het lettermerk nr 257 van onze pijp (fig. 2).
AB V
van A. (is Adrianus) heette Pieter Jacobus, zijn bakkerij en fabrieken droegen de naam 'Zenith'. Hoe het merk van Verblaauw bij Van der Want tercht kwam, heb ik niet kunnen achterhalen. Voor de bescherming van de merken werd door de commissarissen van het pijpmakersgilde een merkenkaart bijgehouden. Alle merkverkopen of -verhuringen moesten binnen acht dagen gemeld worden. Een merkenkaart was een groot houten wandbord, waarop letter-, figuur- en cijfermerken waren aangebracht. In 1869 waren nog 111 merken in gebruik.
Zwartjes
Genealogisch kwam er nog een puzzel bij. Er bleken pijpenfabrieken van Zwartjes te bestaan en de moeder van overgrootvader : AVB Merk Willem Loeffen heette Maria Zwartjes. Be: 1767 Inschrijving Herkomst stond er een verband? Ik maakte in Brugge - Ary VerBlaauw, meester contact met nazaten van de familie Zwartjes 25 maart 1767 uit Gouda. Kwamen zij uit Maas en Waal? : A. van der Want Gzn, Afkomstig van Het antwoord was nee; deze familie kwam 1826 oorspronkelijk uit Nederweert en die naam Het jaartal 1826 ligt goed ten opzichte van ontstond daar geheel onafhankelijk van de het huwelijksjaar 1844. De fabrieken van A. familienaam Zwartjes uit Maas en Waal. Daar van der Want waren heel bekend, net als de fa- ontstond de naam ca 1600 in Beuningen met brieken van Goedewaagen. Generaties hadden vele afstammelingen in het gebied van ons een plateelbakkerij en pijpenfabrieken. De zoon Tweestromenland. (fig- 2)
NOTEN: 1 S. Laansma, Het pijpmakersgilde te Gouda. In: Onze voorouders en hun werk. Uitg. Nederlandse Genealogische Vereniging A msterdam 1971. 2 G. Schotel, Maatschappelijk leven onzer voorvaderen. Uitg. Strengholt, Amsterdam en Gijsbers & Van Loon, Arnhem, z.j. 3Het vrijen en trouwen. In: De oude tijd (samensteller D. van der Keilen); Haarlem 1869, blz. 268. 4 E.F.Avenarius, Denoaberschap in Aalten. In: De oude tijd (samensteller J.ter Gouw); Haarlem 1874, blz. 13. 12
SDJ.v.d. Ven, Neerlands Volksleven; Zaltbommel!920. 6a.v., blz. 291 e.v. 7 G. C.Helbers, De merken en het merkenrecht van de pijpmakers te Gouda. P.A. Goedewaagen, De geschiedenis van de pijpmakerij. Gouda 1942. Uitg. in de serie MonographiaeNicotanae, I.T.G. Bremen.
O VERIGE LITERA TUUR: G.A. Brongers, Pijpen en tabak. Uitg. Van Dishoeck. Bussum 1964. J. Schouten, Gouda, vroeger en nu. Uitg. Van Dishoeck. Bussum 1969.
M. Bergevoet
De hoektorentjes van de R.K. kerk te Druten.
zo is, staan deze vier namen niet op zichzelf. We komen ze ook tegen in Maaseik (BelgiĂŤ). De vier \iitersten' van dit stadje worden aangeduid met: kaal, lekker, lui en hovaardig. In Nederlands Limburg kent men ook nog een uitdrukking, die hiermee verband houdt: hij is een uit vier uitersten.
Welhaast iedereen in Maas en Waal kent de namen van de vier hoektorentjes van de katholieke kerk te Druten: lui, lekker, hoveerdig en geen geld. (En meteen daarbij denkt men: Bron: H. Welters; Feesten, zeden, gebruiken en spreekwoorden in Limburg; en de schuld steekt er boven uit!). Venlo,1877,p.99. Geheel afgezien van de vraag, of dit werkelijk
13
LiteratuurSignalement r * "7^rÉ -——""Jf" ^ W ^» & H ""* ii M
1
^H
O
fi
•
,
algemeenheden
INFO, - - gids Druten-Afferden-Deest-Puiflijk 1980-1981 ;(Druten, 1980). 07
perswezen
(GELDER, J.A. van), 20 Jaar Hier en Ginder; in: Hier en Ginder, 21 (1980), p. 82-84. 262.1
geestelijken
HAAREN, J. van, Tien jaar herder, vijftig jaar geleden...;in: De Waalkanter, dd. 6-12-1979. pastoors Dreumel. 331
vakbonden
HALVE, - eeuw Bouw- en Houtbond. 50 Jaar strijd voor sociaal en materieel welzijn; in: De
Waalkanter, dd. 10-1-1980. Beneden Leeuwen. 339.17 handel TALSMA, A., De winkel raakt leeg;in: De Waalkanter dd. 31-l-l 980. . Kleermakerij-kledingwinkel Sanders Druten 1885-1980. 347.9
rechterlijke organisaties
HAAREN, J. van, Het Drutense Kantongerecht; in: De Waalkanter dd. 15-11 -l 979. 351.78 brandbestrijding
BRANDWEER, ~ gemeente Wamel viert gouden jubileum; in: De Waalkanter dd. 13-9-1979. (GELDER, J.A. van), (Verordening op het 14
1
iMrt
•
•
i-
-*-~ '
* '
brandwezen Bergharen) uit 1855;in: Hier en Ginder, 20 (l979), p. 165-170. 352
gemeentebestuur
(GELDER, J.A. van), Installatie in 1934 van burgemeester Luske;in: Hier en Ginder, 21 (1980),p.65,afbn. 355.48 krijgsgeschiedenis
DERIX, J., De Bospartizanen van Baarlo en andere episoden uit het verzet in Limburg; Venlo, 1980, 204 p., afbn., krtn. Uig. Dagblad voor N.Limburg, f 19,50.
Dolle Dinsdag (5 september 1944) veroorzaakte onder de Duitse bezetters een paniekerige, reactie van: wegwezen, zo snel mogelijk! Van deze toestand maakten een aantal ondergrondse groeperingen gebruik om per auto naar Venlo te reizen: de knokploegen Schijndel en Maas en Waal, deze laatste onder leiding van Kees van Sambeek. Het doel in Venlo is, om de bruggen in één aktie in handen te krijgen voor de 'aanstormende' bevrijders. Dit aanstormen blijkt echter op een vergissing te berusten, de plannen worden gewijzigd en de twee knokploegen komen terecht in een dorp in de buurt van Venlo, Baarlo. Om aan wapens te komen werden kleine groepjes Duitse soldaten overvallen; in korte tijd groeide zo het aantal gevangenen tot ca. 30. Ook het aantal leden van de groep groeide, omdat de verzetsgroep Baarlo zich aansloot. De tijdelijke behuizing op een boerderij werd te klein, redenen waarom in de bossen achter Baarlo een boven- en later ondergronds kamp werd gebouwd, dat tot 19 november 1944, de bevrijding van Baarlo, dienst deed. Twee SS-ers probeerden te infiltreren, werden gevangen genomen, en uiteinde-
lijk gefusilleerd. Later gingen ook stemmen op de andere gevangenen te liquideren, doch het hoefde er niet van te komen. Hoewel het dorp Baarlo gedurende de hele periode van ongeveer l O weken het kamp van voedsel en
andere benodigdheden Meef voorzien, werd
er toch - ook door de verzetsmensen - enorme ontberingen geleden. Journalist J. Derix beschrijft deze gehele -toevallige- operatie (waarschijnlijk het grootste contingent Duitse krijgsgevangenen, ooit door de Nederlandse illegaliteit buitgemaakt!j zonder heldenverering; ook de 'deelnemers'hebben hier niet naar gestreefd (geen van hen heeft ooit een onderscheiding ontvangen). Hoewel dit alles zich buiten Maas en Waal afspeelde, speelden streekgenoten er wel een grote- en in ieder geval onbekende- rol in. Misschien een aanleiding om de rol van het verzet in eigen streek eens wat beter te beschrijven, nu het nog kan!! (GELDER, J.A. van), 5 mei 1945-35 Jaar
Bevrijd! - 5 mei 1980;in: Hier en Ginder, 21 (1980), p. 47-55.
(GELDER, J.A. van), Hoek Molenweg-Dorpsstraat Bergharen;in: Hier en Ginder, 21 (1980), p. 107-110. Gebeurtenissen kort na de bevrijding in 1944. 361.9
kruisverenigingen
UYTERLINDE, M.A., 1929 50-jarig bestaan
Christelijke School te Wamel 1979; z.pl., z.jr. (Wamel, 1979), 14 p., afbn. 379.85 recreatie
RIVIERKOERIER, De -, (ed. Land van Maas en Waal);uitg. door de Recreatieschappen in het Rivierengebied in samenwerking met de Stichting VW Gelders Rivierengebied, z.pl., z.jr. (l979), 8 p., afbn. WILLEMS, J., Het Rijk van Nijmegen; uitg.
door de Rabobank Nijmegen, 1979, afbn. ETSEN, - als wegwijzer voor een minitrip; in: Weekend Koerier dd. 22-11-1979. O.a. naar kasteel Wijchen. GELDERS, - Rivierengebied '80/'81; uitg. door de Streek VW Gelders Rivierengebied
Tiel,1980,35p. GRUWEL, F., Je weet niet watje mist; in:
De Brug, dd. 9-4-1980. Kijk-fietsroute door het Rivierengebied. RYK, - van Nijmegen'80. Gids voor vakantie en vrije tijd;z.jr. (Nijmegen, 1980), p., afbn. Uitgave V.V.V.-Nijmegen e.o.. f 2,-.
E.H.B.O., - Boven Leeuwen viert 20-jarig bestaan;in: De Waalkanter dd. 13-12-1979.
Van elke gemeente wapen, geschiedenis, historische gebouwen en andere recreatie-gegevens.
362.6
398:
bejaardenzorg
(GELDER, J.A. van), 25 Jaar Bejaardenbond;
in: Hier en Ginder, 21 (1980), p. 39. Gemeente Bergharen. JAAR, 5 - Stichting Maas en Waals Bejaardenwerk; in: De Waalkanter dd. 28-5-1980.
373.3
lageronderwijs
BOEKHOLT, P.Th.F.M., De Gelderse katholieken en de eerste fase van de schoolstrijd; in: Gelre, 70 (1978/79), p. 169-189. (GELDER, J.A. van), 125 Jaar Prot-Christehjk onderwijs Bergharen 1855-1980; in: Hier
en Ginder, 21 (1980), p. 88. JAAR, 50 - Katholiek Onderwijs in Winssen;
in: De Waalkanter dd. 6-3-1980.
volksverhalen
KROSENBRINK, G J.H, Volksverhalen uit Gelderland;Utrecht/Antwerpen, 1979, 208 P-, afbn., lit., Het Spectrum, f 28,50. Onze Volksverhalen dl. 3. Ah derde van de 14 delen tellende serie 'Onze Volksverhalen'is onlangs uitgekomen 'Volksverhalen uit Gelderland'. De volkskundige H. Krosenbrink heeft hierin een schat (46) aan Gelderse verhalen bijeengebracht, en in een 'Commentaar'toegelicht. Helaas blijkt, dat slechts ĂŠĂŠn Maas en Waals verhaal waardig genoeg is bevonden om in deze bundel opgenomen te worden, nl. no. 27: De juffrouw en de rijke vrijer, dat zich in de omgeving van Wamel af speelt. Een rijke juffer wordt door een rijke jongeman uitgenodigd op zijn kasteel. Kort daarvoor gaat het 15
meisje met de meid een boswandeling maken; ze verdwalen en brengen de nacht door in de kelder van een huis in het bos. Midden in de nacht wordt de kelder geopend en een meisje naar binnen gegooid, gedood en van haar sieraden beroofd. Om de ring te bemachtigen wordt de vinger afgehakt, die echter wegvliegt en onvindbaar blijft. De juffer heeft echter de dader herkend en weet de vinger na het vertrek van de man te bemachtigen. De volgende morgen gaan ze naar huis en de politie wordt ingelicht, die de 'rijke vrijer' weet in te rekenen, waarbij de afgehakte vinger als doorslaggevend bewijs dient. Dit Blauwbaard-motief komt vaker voor en is wijd verbreid, meestal uitgebreider en kleuriger dan in ons verhaal. Een verhaal no. 28 getiteld 'Jonker Adam van Deelen', speelt zich afin Eek en Wiel, maar de samensteller vraagt zich af, of Adam niet verwisseld is met Steven van Deelen, heer van Druten. Een en ander is niet onmogelijk. Mij lijkt dit alles wel wat erg mager. Er bestaan nog veel meer verhalen in Maas en Waal, waarvan er verschillende ook opgetekend zijn. Misschien dat hier een taak ligt voor het Documentatiecentrum ?! 598.2
vogels
VOGELS, -van de Grote Rivieren; Utrecht, 1979,328 p., afbn., krtn., lit., regs., tabn. Het Spectrum, f32,50. onder red. van L.MJ. van den Bergh e.a.; Uitg. door de Stichting Vogelwerkgroep Grote Rivieren. 'In het Rivierengebied hebben de vogels sinds mensenheugenis een belangrijke plaats ingenomen. Het is dan ook merkwaardig, dat er toch zo weinig over de vogels van deze streek is gepubliceerd. Vermoedelijk hangt dit samen met het feit, dat het gebied nooit als eenheid is beschouwd'. De grote verdienste van dit boek is, dat dat nu eens wél is gebeurd.. Gevolg was wel. dat de samenstellers vooral de Lymers en de Ijsselstreek moesten inventariseren. Maar het resultaat mag er dan ook zijn: elke ooit in de streek gesignaleerde vogelsoort wordt erin beschreven en meestal ook afgebeeld, vergezeld van gegevens over aantallen en plaatsen. Dit omvangrijke 'statistische' materiaal wordt voorafgegaan door een aantal inleidende hoofdstukken, over het landschap, de vogelgemeen-
16
schappen, trek, wintertijd, tellingen etc. Duidelijk is, dat de betere bemaling en de daardoor ontstane lagere waterstand van nadelige invloed is geweest op de populaties van veel watervogels. Ook zetten de samenstellers zich nogal ongenuanceerd aftegen de ruilverkavelingsplannen. In dat hoofdstuk worden allerlei al dan niet reëele gevaren die de vogelstand bedreigen, bijeengeharkt, zodat de auteur zich tenslotte afvraagt, of we niet met z 'n allen gek geworden zijn. Hij vergeet daarbij, dat herverkaveling ook landschappelijk verrijkend kan werken. Verder dient de 'habitat'van de boer die nu eenmaal met deze streek verbonden is, ook enige aandacht te krijgen! Vogelliefhebbers zullen dit boek natuurlijk lezen als een re-man, niet-ingewijden - zoals ik - hebben er meer moeite mee. Vooral ook met de verwijzing naar literatuur in de tekst. Daar staat nl. wél aangegeven in welke jaargang van welk tijdschrijft een artikel voorkomt over een bepaalde vogelsoort, maar de auteur wordt niet vermeld. Nazoeken in het achterin opgenomen register van literatuur (alfabetisch op naam van de auteur) is dan ook zéér moeilijk. Ik krijg dan ook de indruk, dat veel in de tekst genoemde literatuur niet in de auteurslijst is opgenomen. 'Het rivierenland is een oer-Nederlands landschap. Omdat in dit gebied tot voor kort de invloed van de mens beperkt was en die van het stromende water erg groot, is het voor ons gevoel nog een van de weinige landschappen waar de natuur overheerst', aldus de omslag van het boek. En de achterkant besluit met: 'Aan ons allen de taak om al dit schoons te behouden'. Een oproep die zeker gehoor zal vinden, niet alleen bij vogelliefhebbers. 627.1
vennen
(WILLEMS, J.),Haterse en Overasseltse Vennenjin: De Brugdd. 14 en 21-11-1979. 63-051 agrarische verenigingen
(GELDER, J.A. van), Boerinnenbond 1930. K.V.O. Bergharen in 't Goud;in: Hier en Ginder, 21 (1980), p. 66-68, afb. (GELDER, J.A. van), Boerinnenbond HernenLeur;in: Hier en Ginder, 21 (1980), p. 87, 88-91.
K.V.O., - Bergharen viert zondag 2 juni gouden jubüeum! ;in: De Waalkanter dd. 28-5-1980.
712
landschap
LUTKE MEYER, G., De zilveren gordel van Nederland;in: Spectrum Atlas van De Ne-
derlandse Landschappen, onder begeleiding van M.F. Mörzer Bruijns en RJ. Benthem, Utrecht/Antwerpen, 1979, p. 124-133, afbn., krt., lit. Het Spectrum, Utrecht, f 24,90. In deze fraai uitgevoerde Atlas van de Nederlandse Landschappen is ruim plaats gereserveerd voor het land van de grote rivieren, omvattende de streek tussen Millingen-ArnhemNieuwegein-Alblasserdam-Oss en Cuyk. Veel (m.i. té veel] aandacht is besteed aan de Betuwe (van de 19 foto 's niet één van Tweestromenland!); zo schijnen alleen daar boomgaarden en belangrijke natuurgebieden voor te komen.... '...dit landschap, dat nog maar zo weinig beroerd wordt door het drukke moderne verkeer... '. Schrijver heeft dan wél een oude landkaart voor zich gehad (en afgedrukt), want de snelwegen, die de laatste jaren zijn aangelegd, worden gewoon even weggedrukt. Ook 'de wat drukker (dan de Maas) bevaren Waal' heeft sindsdien (eigenlijk sinds lang) al aardig vmt schepen verwerkt, als lijnde een van de drukst bevaren waterwegen van heel W.Europa. 'Boomgaarden zorgen in het voorjaar voor toeristisch genot', tenminste, als ze niet gerooid zijn! En waar "veel nieuwe aanplant te bespeuren' is mag Joost weten. De 'dijken (....) vormen een dorado voor botanici', als ze niet ten offer zijn gevallen aan de dijkverzwaring. Dat de 'klei, het zand en het grind' uit juist de uiterwaarden van de grote rivieren gehaald worden bewijzen de grote waterplassen binnen de dijkring. Bij het rijtje van de oude steden ontbreekt Batenburg en het Land van Maas en Waal is rijk aan natuurgebieden. Als voorbeeld hiervan Wijchen met de resten van de oudste rivierloop van ons land in het stadium van verlanding. Dat de Overasseltse en Hatertse Vennen een vogelgebied van Europees belang zijn wordt niet vermeld. Al met al een klein beetje éénzijdig (geogra/M& niet geheel up-to-date (wegen) en té
725.7
restaurants
LEURSE, De - Hof; in: Weekend Koerier dd. 24-7-1980. 725.S
dorpshuizen
LELIE, W.A. van der, 25 Jaar bouwen aan dorpshuizen in Gelderland; Arnhem, 1980, (4), 28, (14)p., bijln., krtn., tabn. uitg. Stichting Gelderland, provinciaal orgaan voor overleg en advies op maatschappelijk terrein.
725.94 monumenten BATENBURGSE, - fietstocht met vele attrakties voor de deelnemers;in: De Waalkanter dd. 21-5-1980. Fietstocht langs monumenten. MONUMENTEN, - fietstocht Batenburg; in: De Brug dd. 21-5-1980. OUDE, Het - stoomgemaal;in: De Waalkanter
dd. 12-6-1980. Gedicht over stoomgemaal Alphen. 726.54 kerken KUSTJENS, P., Geschiedenis der nieuwe
kerk te Wamel (1877-1882); in: De Waalkanter dd. 15-11-1979. KUSTJENS, P., Geschiedenis van Wamel. Bouwvan een kerk (1826-1828); in: De Waalkanter dd. 15-11-l 979. (NILLESEN, J.A.), Hervormde of Sint Joriskerk van Heumen;in: Dichtbij dd. 5-7-1978.
726.7
kloosters
HONDERDJARIGE, - 'dissonant' verdween...;
toeristisch geschetst.
in: De Waalkanter dd. 21-2-1980. Klooster Batenburg. Wordt een gebouw na 100 jaar zo zoetjesaan ondanks alles tóch niet een beetje een deel van het geheel?
725.2
727
winkels
(GELDER, J.A. van), Oude winkel en bakkerij aan de Elzendweg in Bergharen;in: Hier en Ginder, 20 (1979), p. 135-140, afg., tek.
schoolgebouwen
(GELDEI;, J.A. van), Vooonalige lagere school in Hemen;in: Hier en Ginder, 20 (1979), p. 149-153, afb., tek. 17
728.6
boerderijen
(GELDER, J.A. van), Scherpenhof in Leur zo-
als 't was....; in: Hier en Ginder, 20 (1979), p.l21-125,afb.,krt. (GELDER, J.A. van), Hofstede de Zandberg,
hoek Dreef-Kasteellaantje Hemen; in: Hier en Ginder, 21 (1980), p. 31-38, afbn, krt. (GELDER, J.A. van), Van boerderij tot paar-
destal in Bergharen aan Gineind; in: Hier en Ginder, 21 (1980), p. 15-20,afb.,krtn. (GELDER, J.A. van), De Oude Hof in Leur; in: Hier en Ginder. 21 (1980), p. 1-5, afbn., krtn.
728.8
kastelen
(NILLESEN, J.A.), Kasteel Heumen; eens in
de Maasuiterwaarden;in: Dichtbij, dd. 2-81978. 728.9
bijgebouwen
(GELDER, J.A. van), Duiventil in Leur;in: Hier en Ginder, 21 (1980), p. 95-97. 73
beeldhouwkunst
KUIK, C J., Helden op sokkels. Literaire standbeelden in Nederland; Baarn, 1980, 256 p., afbn. Bosch en Keuning Baarn f 19,50. p. 74 no. 62: Pippi Langkoiis, Druten. p. 89 foto 61: Onder moeders paraplu, Wijchen. Aan schrijvers, schrijfsters en hun produkten zijn in Nederland zo 'n 200 standbeelden gewijd, welke langs de openbare weg te vinden zijn. Niet meegeteld zijn de beeldhouwwerken m of tĂŠgen gebouwen. Twee van die werken zijn te vinden in Tweestromenland. In Wijchen staat op de H.Stoel een zandstenen beeld 'Onder moeders paraplu' van Ed van Teeseling (1974), terwijl in Druten bij de bibliotheek een bronzen beeldje staat van Pippi Langkous (Geert Peters, 1972).
737
munt- en penningkunde
GELDER, H.E. van, Muntvondsten. Wijchen
1975;in: Jaarboek Munt en Penningkunde dl. 62-64(1975-1977), p. 171. 18
GELDER, H.E. van, Muntvondsten. Twisk (N.H.) 1975;in: Jaarboek Munt en Penningkunde 62-64 (1975-1977), p. 165-168. Munten Batenburg.
784.051 zangverenigingen VOLOP, - feest rond tien jaar Jongerenkoor Wamel;in: De Waalkanter dd. 18-10-1979.
785.051 muziekverenigingen FANFARE, - 'Excelsior' vitale 80-jarige!; in: De Waalkanter dd. l -l l -l 979. Horssen. HARMONIE, - Eendracht viert 80-jarig jubileum; in: De Waalkanter dd. 244-1980. Deest.
WEYTENS, J., Fanfare 'Na Arbeid Gezelligheid'; Weurt, 1979,16 p, afbn. uitgegeven b.g.v. 60-jarig bestaan. LUSTRUM, 3e - Drumband K.N.A.; in: De Waalkanter dd. 12-6-1980.
Pui/lijk. 796.3-051 verenigingen voor balsporten BOEMERANG, - Komeet viert uitbundig tweede lustrum!; in: De Waalkanter dd. 285-1980. Druten. HEERTUM, H. van, 50 Jaren Leones 19291979. Kroniek van 50 jaren Leones. De voetbalvereniging van Beneden Leeuwen; z.pl., (Ben.Leeuwen, 1979), 187 p., afbn. Te bestellen door f 15,- over te maken op de rekening van Es de Kok bij de Rabobank te Ben. Leeuwen, giro bank: 867917 onder vermelding Boek Leones.
LEEUWEN, B.C. viert haar Ie lustrum;in: De Waalkanter dd. 21-5-1980. Basketbalvereniging Ben. Leeuwen. LUSTRUM, - Maas en Waalse Tafeltennisbondjin: De Waalkanter dd. 21-5-1980.
VOLLEYBALVERENIGING, - BoemerangKomeet viert 10-jarig jubileum;in: De Waalkanterdd. 14-7-1980. Volleybalvereniging Druten. 796.6
fietssport
FIETSTOCHT, - door Land van Maas en Waal; in: De Brug dd. 21-5-1980. 25 Jaar Maas en Waalse Fietstocht vanuit Ewijk. JAAR, 25 -- Maas en Waalse fietstocht;in: De Waalkanter dd. 21-5-1980.
798-051 diersporten-verenigingen POSTDUIVENVERENIGING, ~ 'De Zwaluw' bestaat 25 jaar!; in: De Waalkanter dd. 15-11-1979. Ben. Leeuwen. 801.31 dialecten, naamkunde DIALECT, - heeft oudste rechten; in: Week-
end Koerier dd. 3-7-1980. Gesprek met J. van Os over Maas en Waalse dialecten. HEININGEN, H. van), De naam Druten; in: Infogids Druten-Afferden-Deest-Puiflijk 19801981, (Druten, 1980), p.7,afb.
902
archeologie
HULST, R.S., Verslag van de Provinciale Archeoloog van Gelderland;in: Jaarverslag van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek over 1978, p. 103-111. p. 105: verkenningen diverse woongronden gem. Wamel. Proefonderzoek De Pol Dreumel (nieuwe begraafplaats). p. 108: zandzuiggat Ewijkse Velden (Vlaardingencultuur) Wijchens Meer (Ijzertijd, Romeins, Vlaardingencultuur, Middeleeuws). p. 111: De Itoeni Beneden-Leeuwen (inheems
Romeins). HULST, R.S. en J.W. Noordam, Druten-Nederzetting Romeinse Tijd;in: Jaarverslag van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek over 1978, p. 39-41.
KIEPELENBERG, K. van de (ps. van J. van
TUYN, W.N., De Tinnegieter-Beuningen;in: Jaarverslag A.W.N.-afd. Nijmegen over 1979, p. 16-17.
OS, J. van, Maas en Waals Woordenboek en 22
VELDE, M. van der, De Berendonck geeft oude geheimen prijs; in: Weekend Koerier dd. 244-1980.
Os), Poot.;in: Tweestromenland Nieuwsbrief 1980/1, p. 5-8, afb. verhalen in de streektaal; Zutphen, 1980, 144 p., afbn. De Walburg Pers, f 19,50. Tweesromenlandreeks no. l. Dit 'Woordenboek'zou een eerste aanzet moeten zijn voor meer wetenschappelijk opgezet onderzoek, mogelijk in samenwerking met het Dialectologisch Instituut van de K. U. Nijmegen. Vooral de woorden, die in de diverse beroepen gebruikt worden (werden), kunnen dan vastgelegd worden. Maar er is haast bij, grote haast zelfs. De sprekers van het 'oude dialect' worden steeds schaarser! TR(IJSBURO, J.), Maas ÂŤWaalÂť woordenboek: verschenen;in: Gelders Oudheidkundig Con-
tactbericht 1980/H no. 85 (juli 1980), p. 12-13.
903
prehistorie
BLOEMERS, J.H.F., Engels drop. Een poging tot ontleding van het romanisatieproces in Nederlandjin: Westerheem 29 (2980), p. 152-173,afbn.,tekn. Uitvoerig komt Maas en Waal aan de orde. LOUWE KOOYMANS, L.P., Het onderzoek van neolitische nederzettingsterreinen in Nederland anno 1979;in: Westerheem, 29 (1980), p. 93-136, afbn., lit., tekn. Het Vormer, Wijchen: Michelsbergcultuur; Ewijk: Vhardingencultuur.
19
NOODOPGRAVINGEN, - in Nijmegen een suc- 929B heraldiek, bannistiek cesjin: Dagblad voor N.Limburg, dd. 10-31980. VLAG, De - van de gemeente Druten; in: Info-gids Druten-Afferden-Puiflijk 1980Melding van 'Bataafse nederzetting waarvan 1981, (Druten, 1980), p. 9, afb. onlangs te Druten in het Rijk van Nijmegen
resten zijn gevonden'. 912
kaarten, prenten, dia's etc.
HISTORISCHE, - kaart van Noord-Brabant 1795. De gebieden van de schepenbanken binnen de huidige porvincie Noord-Brabant omstreeks 1795, o. red. van W. van Ham en J. Vriens;Den Bosch, 1980,93 p., krtn., lit., reg.
O.a. enkele plaatsen langs de Maas, die vroeger tot Maas en Waal/Rijk van Nijmegen behoorden. VONK, W.H.P., Wijchen in oude ansichten; Zaltbommel, 1979. Europese Bibliotheek, Zaltbommel, f 28,90. 92
personen
BRAND, M.P.J. van den, Een schets van het voormalig kasteel Het Oirtken of Urtjen bij het veerhuis De Staai te Vierlingsbeek; in: Merlet, uitg. van de Archiefdienst Land van Cuyk, 15 (l 979), p. 17-29. p. 18-22: Udo den Boese, ambtman van Maas en Waal, burggraaf van Nijmegen. HEINES, M., Een agenda van 1850; Baarlo, z.jr.(1980),32p.,afbn. Baarlo se Sprokkelingen no l. Agenda van Thérèsa H. L. van Erp-Holt.
HEUVEL, K.M. van den, Dirkx (van den Heuvel)- (Den) Kolder; in: Gens Nostra, 32 (l979) p. 366. Helena (den) Holder uit Alphen. 929 A
genealogie, families
DOUMA, H., Akten van borgtocht of ontlastbrieven berustende in de dorpsarchieven van het Land van Cuyk, F.: Milljin: Merlet, 15 (1979), p. 100-107; 16 (1980), p. 10-17. bij Ij: J. Vrolijk uit Leur; bij 2): H. Jans uit Leeuwen. REYNVAAN, H.F., Hiebendaal;in: De Nederlandse Leeuw, 97 (1980), pol. 194.
20
WAPEN, Het - van de gemeente Druten;in: Info-gids Druten-Afferden-Puiflijk 1980-
1981, (Druten, 1980), p. 8, afb. 93 D
geschiedenis Tweestromenland
(NILLESEN, J.A.), Meer dan 800 jaar Balgoy; in: Dichtbij, dd. 24-5-1978. 930.2 5 archieven, archivalia ARCHIEVEN, De - in Gelderland; Alphen a.d. Rijn, 1979, XLII, 238 p., regs. Samson, Alphen a.d. Rijn, f35,-. Wat valt er te zeggen van een kloek boek, waarin naast een inleiding van 42 p. over de geschiedenis en taak van de diverse overheidsinstellingen in Gelderland gegevens zijn opgenomen over ca. 3000 archieven, totaal 25 strekkende km., die bewaard worden bij diverse archiefdiensten en andere instellingen in Gelderland? Er was wel de 2-delige 'De Rijksarchieven in Nederland'uit 1972, maar die gaf alleen - en beknopt - de inhoud van de Rijksarchieven weer. Nu dan dit boek, als tweede in een serie van elf. Ik kan maar één ding hopen, nl. dat er een 'stortvloed'van nieuwe Archiefdiensten, aangeworden archieven en verschenen inventarissen zal volgen, die snel een herdruk noodzakelijk zal ' maken. MUNIER, W.A.J., Enkele notities betreffende archivalia van Mgr. J.B.R. van Velde de Melroy, bisschop van Roermond van 17941801 en administrator van de zg. Bataafse Districten van 1802-1824;in: Publications de la Socièté Historique et Archéologique dans Ie Limbourg, 114 (1978), p. 224-238, afbn. Hierin ook archivalia die betrekking hebben op Tweestromenland.
Aankoopfonds Voor verwerving, restauratie en conservering van zaken voor het museum i.o. en het documentatiecentrum is het aankoopfonds ingesteld. Bijdragen kunnen gestort worden op post giro 4460600 (uitsluitend voor het aankoopfonds, niet voor contributies of andere betalingen). Tweestromenland is door de Inspecteur der Registratie en Successie te Nijmegen erkend als een instelling ten algemenen nutte. Derhalve is Uw bijdrage in principe aftrekbaar bij Uw belastingaangifte.
Tweestromenlandreeks De vereniging Tweestromenland beoogt in de Tweestromenlandreeks studies van enige omvang en van bijzondere betekenis voor de kennis van het werkgebied uit te geven. Als eerste deel in deze reeks verscheen op 22 april 1980 het Maas en Waals Woordenboek en 22 verhalen in de streektaai, door Johan van Os met pentekeningen van G. Kuipers. Een herdruk van het boek is komend najaar verkrijgbaar bij de boekhandel of door overschrijving van f 19,50 ten name van penningmeester Tweestromenland, Dorpsstraat 61,6617 AC Bergharen, postgiro 2622012 met vermelding van 'Woordenboek gevraagd'. Bestellingen worden behandeld in volgorde van binnenkomst. De voorraad is beperkt!
WOORDENBOEK BELEEFT HERDRUK Drie maanden na verschijning was het Maas en Waals Woordenboek praktisch uitverkocht. Een herdruk leek gewenst. Over twee maanden rolt een nieuwe (kleine) oplage van de pers. BelangstelExpositie lende leden kunnen voor f 19,50 p.s. In kasteel Hemen heeft Tweestromenland bij Tweestromenland terecht. Na vereen zaal ingericht met een tentoonstelling schjjning wordt de winkelprjjs van f 24,- over 'Paepsche stoutigheden; wat Maas en gehanteerd. Voor de bestelwijze raadple- Waal bewaard heeft uit de tijd van schuilge men achterin de binnenpagina van het en schuurkerken'. Behalve een uitgebreide serie foto's in kleur met begeleidende teksomslag.
Verantwoording a/beeldingen Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort (blz. 2/3 en 4) Rijksbureau Kunsthistorische Documentatie, 's-Gravenhage (blz. 6) L.W.Loeffen, Eindhoven (omslagfoto, blz. 8, 9,11 en 12) Rijksmuseum voor Volkskunde 'Het Nederlands Openluchtmuseum' Arnhem (blz. 10) J. van Oss, Druten (blz. 13) .
ten, wordt ook een diaklankbeeld gepresenteerd over dit onderwerp. Een andere zaal is ingericht door de Stichting Oude Gelderse Kerken met de bedoeling de mensen een indruk te geven welk een rijkdom aan oude kerken (nog) in Gelderland te vinden is. Een diaklankbeeld ondersteunt deze expositie met beelden van aantasting en verwaarlozing. De oproep om donateur te worden van deze stichting, die zoveel goed werk doet,
zou meer gehoor moeten vinden. Toegang: di., do. en za., 10-12 en 14-17 uur; f 2,50, knd f l,25. Behalve de beide tentoonstellingen kan men ook een groot deel van het kasteel zelf bezichtigen. Rondleidingen: W. van Laar, bijgestaan door leden van de tentoonstellingscommissie van Tweestromenland.
Tweede deel in de feeks 'Brief aan het volk van Nederland' Tweehonderd jaar geleden, in de nacht van 25 op 26 september 1781, werd vanuit geblindeerde, rijdende koetsen over grote delen van ons land een boekje verspreid dat groot opzien baarde. Wie de schrijver was, wist niemand, maar de verschillende overheden wilden het maar al te graag weten, want de schrijver ging ervan uit dat ieder mens vrij geboren was en de één over de ander van nature niets te zeggen had. Deze stelling en vele andere 'verlichte' denkbeelden waren, zo weten wij thans, op schrift gesteld door Joan Derk, baron Van der Capellen tot den Poll, heer van Appeltern en Altforst En ze sloegen in als een bom! Dank zij samenwerking tussen Uitgeverij Heureka te Weesp en de Vereniging Tweestromenland zal eind september een nieuwe uitgave het licht zien. Onze leden, prof. dr W.F.Wertheim en zijn echtgenote, mevr. A.H.Wertheim-Gijse Weenink schreven de * inleiding, waarin ook aandacht wordt geschonken aan de band tussen Joan Derk en Appeltern. Het boek is verlucht met vele afbeeldingen, ondermeer van het verdwenen Appelternse kasteel, waar de Brief aan het volk van Nederland geschreven is. De brief zelf is herschreven in hedendaags Nederlands. Evenals de herdruk van het Maas en Waals Woordenboek, het eerste boek in de Tweestromenlandreeks, zal dit tweede boek bij voorintekening slechts ƒ 19,50 kosten. De winkelprijs bedraagt ongeveer ƒ 26,50. Wie nu bestelt door overschrijving van ƒ 19,50 op girorekening 26 22 012 ten name van penningmeester Tweestromenland, Dorpsstraat 61, 6617 AC Bergharen, is verzekerd van een exemplaar. Wie te lang wacht, loopt de kans dat het boek uitverkocht is. Niet zo onwaarschijnlijk, want de eerste druk van het Maas en Waals Woordenboek was vorig jaar in een oogwenk (drie maanden) bijna nergens meer verkrijgbaar.
Foto omslag: Willem Loeffen,geboren te Winssen 23 juni 1816, overleden te Deest 17 juni 1907. Zie blz. 8 e.v.
De St Antoniuskapel te Deest was in de 19de eeuw meesterswoning en school tegelijk. Deest, tochalniet overdadig gezegend met monumenten, moet het gebouw al sinds mensenheugenis missen.
MAAS EN WAALS TIJDSCHRIFT VOOR STREEKGESCHIEDENIS
34/8
TWEESTROMENLAND Opgericht 15 mei 1964. Doel: in zo breed mogelijke kring bevorderen van de belangstelling voor de geschiedenis in al haar aspecten en onder ieder opzicht, in het bijzonder van het werkgebied, het Land van Maas en Waal en het westelijk deel van het Rijk van Nijmegen.
Lidmaatschap Het lidmaatschap geeft recht op gratis toezending van tijdschrift en nieuwsbrief en op deelname aan excursies en reizen, bovendien toegang tot lezingen, tentoonstellingen, diavoorstellingen en andere evenementen en tevens korting op de boekhandelsprijs bij uitgaven in de Tweestromenlandreeks. Contributie De contributie voor 1981 bedraagt f 20,-, naar verkiezing f 30,-, f 40,-, f 50,-, f 100,- enz., te voldoen door storting op postgiro 2622012 ten name van penningmeester Tweestromenland, Dorpsstraat 61,6617 AC Bergharen. ledenadministratie Markt 9-14,6651 BC; voor opgave van nieuwe leden, adreswijzigingen en eventuele opzeggingen (vóór l december). Secretariaat Genechtstraat 11,6651 EC Druten;voor correspondentie gericht aan het bestuur. Telefoon 08870-2847. Ere-leden H. van Heiningen, benoemd 2 mei 1969 J.P.M. van Os, benoemd 23 april 1980 Bestuur J.P. van Wezel, vz., Alphen W.P. van der Bent, secr., Druten Mej. W.A. van Buren, penn., Bergharen J.A. van Gelder, vice-vz., Bergharen G.Y.M. Derks-Klabbers, 2e secr., Druten A J. van Hulst, Beneden-Leeuwen J.A. Jansen, Wijchen C.PJ. van Kou wen, Nijmegen Mej. F J. van Ogen, Druten Mr J.B.M. Roes, Beuningen G.A.A. Roogakkers, Overasselt J. Trijsburg, Appeltern Drs C. Visser, Druten Administrateur Th.A.W. Nagtegaal, Druten
Kopij Kopij dient getypt, gedateerd en ondertekend te worden verzonden aan de redactie p/a Uilengat 4,6617 AG Bergharen. Kan een artikel niet in machineschrift worden geleverd, dan gaarne in een duidelijk leesbaar handschrift. Afbeeldingen moeten, indien men ze terug wil hebben, aan de achterzijde voorzien zijn van naam, adres en woonplaats van de bruikleengever.
Losse nummers tijdschrift Nrs 19 t/m 34voorradig. Per stuk f 5,-. Te bestellen door storting op postgiro 2622012 ten name van penningmeester Tweestromenland, Dorpsstraat 61,6617 AC Bergharen. Wie wat bewaart... In de nota 'Wie wat bewaart...' wordt geschetst welke taken het Maas en Waals centrum voor streekdocumentatie zich stelt. Tweestromenland heeft in de loop van haar 17-jarig bestaan heel wat te bewaren gekregen, terwijl ook elders in de archieven, bibliotheken, documentatiecentra, musea en bij particulieren veel bewaard wordt, dat betrekking heeft op het werkgebied. Wat er bewaard wordt, waar het bewaard wordt en hoe het terug te vinden is, wordt door de Documentatiecommissie vastgelegd, en voor 'gebruik' geschikt gemaakt. Voorts worden de eigen verzamelingen uitgebreid. De nota maakt duidelijk wat er gebeurd is en wat nog moet gebeuren. Ook komen de voorgeschiedenis, de organisatie, de werkwijze en het bestaansrecht - de werkzaamheden zijn op l september 1978 in een eigen onderkomen in de Bibliotheek Wijchen gestart aan de orde, alsmede het kostenaspect. Het boekje, 40 blz. met 10 afbeeldingen, kost f 7,50. Belangstellenden wordt dit exemplaar toegezonden na ontvangst van dit bedrag op postgiro 2622012 ten name van de penningmeester Tweestromenland, Dorpsstraat 61, 6617 AC Bergharen, met vermelding van 'Wie wat bewaart...'.
Inhoud Blz.
l P.Th.FAf. Boekholt, Onderwijzers en hun inkomsten in de eerste helft van de 19de eeuw tussen Maas en Waal. 13 Nelleke Manders, 125 jaar Zusters Franciscanessen in Wijchen.
Streekarchief Bommelerwaard
T WEESTROM EN LAND MAAS EN WAALS TIJDSCHRIFT VOOR STREEKGESCHIEDENIS Redactie: Martin Bergevoet, Hugo van Capeüeveen, Jan van Gelder, Huub van Heiningen en Jac.Trijsburg
NUMMER 34
1981/2
DrP.Th.F.M. Boekholt
Onderwijzers en hun inkomsten in de eerste helft van de 19de eeuw tussen Maas en Waal Als er één gebied in Nederland genoemd kan worden, waar de kloof tussen katholiek en protestant op het einde van de achttiende eeuw tot schier onoverbrugbare proporties is uitgegroeid is, dan is dat wel het Land van Maas en Waal. Wat was destijds het geval? Aan de ene kant zag men een kleine groep protestanten, die het op alle gebieden voor het zeggen hadden en de voorrechten genoten: het bestuur lag in hun handen, zij bezaten de kerken en het onderwijs was hun monopolie. Aan de andere kant waren er de katholieken, verre in de meerderheid, maar weinig ontwikkeld. In feite werden zij behandeld als tweede-rangs burgers; zij bezaten nauwelijks rechten en hadden geen kansen invloed uit te oefenen op welk gebied dan ook. Met de Bataafse omwenteling van 1794-1795 kwam, althans officieel een einde aan deze ongelijkwaardige posities van de twee bevolkingsgroepen. In plaats van bevoorrechting van de protestanten kwam een situatie, waarin de protestanten met katholieken samen moesten leven in vrijheid, gelijkheid en broederschap. Dat kon natuurlijk niet van de ene dag op de andere dag gerealiseerd worden: de protestanten waren niet bereid zonder meer direkt hun bevoorrechte positie prijs te geven en de katholieken stonden weliswaar klaar om daaraan een einde te maken, maar het is de vraag, of onder hen de capaciteiten aanwezig waren om het roer over te nemen. Beide partijen moesten wennen aan de nieuwe toestand en pas na een gewenningsperiode zou in het Land van Maas en Waal geleidelijk een situatie kunnen ontstaan, zoals de Bataafse omwenteling die als iedeaal voor ogen stond. Van rustig en kalm overleg is in dit gebied echter nauwelijks iets terecht gekomen. De katholieken proefden niet alleen de vrijheid, zij wendden die nogal radicaal aan om de bordjes eindelijk te verhangen. In plaats immers van een toestand te scheppen, «waarin zij als gelijkwaardige burgers met de protestanten zouden samenleven en mede in het genot zouden komen van de rechten, die hen tot dan toe onthouden waren, probeerden zij die zaken in handen te krijgen, waar de protestanten eeuwenlang de heerschappij over hadden gehad. Dit, wel enigszins begrijpelijke, maar té ver doorslaande gedrag maakte de protestanten nog angstiger en bezorgder voor hun toekomst. Een reactie was onvermijdelijk. Van het gelijkwaardige naast elkaar bestaan kon hierdoor weinig terecht komen en broederschap heeft de Omwenteling dan ook niet tot gevolg gehad. De gebeurtenissen in de jaren 1794-1795 in het Land
l
van Maas en Waal lieten diepe sporen van verbittering tussen de bevolkingsgroepen achter. De katholieken waren gegriefd omdat zij niet bereikten wat zij zich van de Omwenteling voorgesteld hadden en de protestanten konden moeilijk vergeten, dat zij zo scherp door de katholieken in hun bestaan bedreigd waren. Decennia-lang nog zou de onderlinge twist voortduren en pas maatregelen van bovenaf zouden, althans wat het onderwijs betreft, na lange tijd voor de nodige afkoeling zorgen. Eén van de zaken, waarover beide partijen sedert 1794 vrijwel onafgebroken overhoop gelegen hebben is de school. Wij hebben dit punt van onderlinge twist uitvoerig behandeld in ons boek over 'Het lager onderwijs in Gelderland, 1795-1858' (uitgave van de Walburg Pers, Zutphen 1978) en het heeft weinig zin datgene, wat daar medegeeeld wordt, hier nog eens te herhalen. Degene, die in deze strijd van meer dan een halve eeuw geïnteresseerd is zal, aan de hand van de achter in het boek opgenomen registers, vrij gemakkelijk de loop der gebeurtenissen kunnen volgen. Hij zal dan zien hoe de katholieken in 1794-1795 trachtten de protestantse onderwijzer van de openbare school te verdrijven, hoe aan dit optreden al spoedig een einde werd gemaakt en hoe de katholieken toen hun toevlucht zochten in het oprichten van bijscholen met vaak weinig bekwame katholieke onderwijzers. Vervolgens zal hij kunnen waarnemen, hoe de Gelderse schoolinspectie voorzichtig, maar uiteindelijk resoluut een einde maakte aan het bestaan van dit soort scholen naast de officiële openbare scholen, die door de protestantse onderwijzers geleid bleven. Hij zal vervolgens kunnen constateren hoe de katholieken, telkens als er een vacature ontstond, trachtten een katholiek benoemd te krijgen aan de openbare school, maar ook hoe zelden dit lukte, mede door gebrek aan aanbod van goede katholieke leerkrachten. Dat echter tenslotte vooral de liberale politicus en minister Thorbecke, in de jaren veertig en vijftig van de negentiende eeuw juist in het Land van Maas en Waal een doorbraak in de schoolstrijd forceerde, die er toe leidde, dat steeds meer katholieken als hoofd van de openbare school benoemd werden met als gevolg dat de protestanten zich gedwongen zagen tot het oprichten van eigen bijzondere scholen op die plaatsen, waar de openbare school in katholieke handen was overgegaan. De kenmerkende situatie van het onderwijs in het Land van Maas en Waal van dit ogenblik vindt grotendeels zijn oorsprong in wat er in de jaren 1840-1860 is gebeurd. Als er één gebied in Nederland is, waar de strijd fel gestreden is een eerder dan elders tot een" ontknoping kwam, die leidde tot de verdeelde schoolsituatie zoals we die in Nederland thans nog kennen, dan is het wel het Land van Maas en Waal. Het is hierom, dat de geschiedbeoefening er ten zeerste mee gediend zou zijn, als de lokale geschiedbeoefenaren in het Land van Maas en Waal zich zouden zetten aan de bestudering van de ongetwijfeld overstelpende hoeveelheid materiaal, die in gemeentelijke, kerkelijke en particuliere archieven te vinden moet zijn over de moeizame verhoudingen tussen katholiek en protestant in het algemeen en hun strijd over de school in het bijzonder. Die ontwikkeling tot in details in de verschillende plaatsen na te gaan, kan niet anders dan tot zeer boeiende uitkomsten leiden. Er is in de plaatsen van het Land van Maas en Waal bepaald meer aan de hand geweest, dan die éne affaire, die menigeen wel zal kennen en waarover intussen een kleine bibliotheek, vooral vanuit de wat eenzijdig protestantse hoek, is volgeschreven: die affaire-Gangel uit Appeltern. Soortgelijke affaires zijn er in veel meer plaatsen geweest, misschien wat minder spectaculair dan die in Appeltern, maar het is zeker de moeite waard om daarover eens het licht te laten schijnen. Tot onderzoek daarnaar kan ik de lezers van dit blad slechts opwekken. Los van de schoolstrijd zijn er natuurlijk ook nog wel andere zaken over het onderwijs uit de eerste helft van de negentiende eeuw de moeite van het vermelden
waard. Daarover zal in hieronder een aantal gegevens laten volgen, ontleend aan een tweetal bronnen, die iets meedelen over de onderwijzers en hun financiĂŤle positie in resp. 1800 en 1842, soms aangevuld met gegevens uit andere bronnen, die mij ter beschikking bestonden. Ik zal dat per gemeente doen, maar wijs er bij voorbaat op, dat hier en daar lacunes onvermijdelijk zijn. Naar volledigheid valt wat deze periode betreft alleen maar te streven, maar - helaas - bereikbaar is zij niet.
De oude school van Winssen werd onlangs ingrijpend verbouwd. Gelukkig is dit beeld nog tijdig vastgelegd door de onvolprezen heer J.R. Visker te Beuningen.
Appeltern (gemeente Appeltern) 1800:
De onderwijzer Willem Baar is dan ook koster en voorzanger bij de Hervormde gemeente. Naast vrij wonen, geniet hij een jaarsalaris van de gemeente van f 62,-- en van het Rijk van f 75,-. Aan schoolgeld ontvangt hij per jaar ongeveer f 25,-. Voor zijn kerkelijke diensten krijgt hij de beschikking over diverse stukken land, met een gezamenlijke opbrengst van f 55,-.
Onderwijzer is G. van Ooy, 68 jaar oud. Hij is ook koster en secretaris. Hij ontvangt, naast vrije woning, uit de dorpszetting een inkomen van f 80,- per jaar. Kinderen, die schoolgeld betalen, leveren hem elk 4 stuiver per maand op. 1838: Per l juli van dat jaar neemt de hoogbejaarde J. van Ooy als onderwijzer ontslag. De inkom- Alphen (gemeente Appeltern) sten zijn aanzienlijk toegenomen: van de ge- 1800: meente f 119,-- (voor stookkosten, armen- Onderwijzer is D. Sterk (54) tevens koster, onderwijs en de verzorging van het uurwerk); voorzanger, ontvanger, armmeester en secreeen weiland, met een opbrengst van f 27,--; taris. Naast vrij wonen en de beschikking over twee keurrimmen f 8,-; schoolgelden f 60,- enige landerijen ontvangt hij een jaarinkomen a f 70,-; voor het luiden van de klok en begra- van f 28,- en voor ieder betalend schoolkind ven f 10,-; een rijkstractement van f 60,-; 3 a 4 stuiver per maand. De officiĂŤle school voor het schoonhouden van kerk en paden ondervindt in dit jaar de concurrentie van f 9,-; opbrengst kerkhof en daaropstaande een katholieke bijschool, geleid door B. van vruchtbomen f 10,-; vrije woning en tuin. Eist. - Van Ooy wordt in 1838 opgevolgd door de 1842: bekende B. Gangel, die na eindeloze moeilijk- Johannes de Vletter, sedert 1837 opvolger van heden in 1846 vertrekt naar Hoenderloo. J. Sterk, die toen eervol ontslag kreeg, heeft Van 1846-1853 is de school officieel vacant, ook de gebruikelijke bijbanen van koster en maar wordt zij geleid door de waarnemend voorzanger. Hij kan rekenen op vrije woning, onderwijzer Rutger van Korlaar, die echter een inkomen van de gemeente van f 33,-, nooit een definitieve aanstelling zal krijgen. voor het aflezen van publicaties krijgt hij Nadat minister Thorbecke de knoop in deze f 6,-- en als doodgraver ontvangt hij f 9,~ slepende zaak heeft doorgehakt wordt een per jaar. Zijn belangrijkste bron van inkomsten katholiek tot hoofd van de openbare school zijn de kerkelijke functies, die hem f 171,benoemd: G.W. Kerssemakers. Van Korlaar per jaar opleveren. wordt mj.v. 10 mei 1853 hoofd van de nieuw De Vletter vertrekt in 1846 en de school opgerichte bijzondere protestantse school. Als blijft dan jarenlang vacant en door waarnemers hij in de loop van 1856 vertrekt, blijkt de bediend. Ook hier maakt minister Thorbecke vacature moeilijk te vervullen, maar uiteindelijk een einde aan de twisten door het benoemen krijgt H. van Korlaar in 1857 een opvolger - in 1852 - van een katholiek hoofd der school, in de persoon van G.H. Meijerink, tot dan Antoon Kuipers, die als compensatie voor het hulponderwijzer in Heino. verlies van kerkelijke inkomsten - evenals dat trouwens het geval is met zijn katholieke colAltforst (gemeente Appeltern) lega's in Appeltern en Maasbommel - een 1800: rijkstoelage van f 60,-- per jaar krijgt. Onderwijzer is Jan de Ridder (40) die ook koster en secretaris is. Zijn inkomen is niet Maasbommel (gemeente Appeltern) groot, reden waarom hij de woning, die hem 1800: beschikbaar is gesteld, waarschijnlijk verhuurde Onderwijzer A. Loderus (21) heeft evenals (voor f 42,- per jaar). Hij ontvangt naast de zijn collega in Altforst zijn onderwijzerswoning schoolgelden van 4 stuiver per kind per maand voor f 40,- per jaar verhuurd. Zijn jaartraceen jaarinkomen van f 38,- (f 30,- landerijen tement bedraagt f 61,- uit de dorpszetting en aan schoolgelden ontvangt hij f 50,- per jaar. en f 8,~ uit de armenkas). 1842: Ook hij is koster, voorzanger en secretaris.
De dorpsschool van Leeuwen aan de Waalbandijk rond de eeuwwisseling. Terecht en met succes ijverde Tweestromenland enige jaren geleden voor plaatsing op de ri/ksli/st van beschermde monumenten. Deze school is de laatste, nagenoeg onveranderde 19de-eeuwse school in de streek. Wie laat ons de namen van de mensen op de foto weten? De Leeuwense dorpsschool nu, vanuit het noordoosten. De meesterswoning van de oudere opname is verdwenen. Een 'klompenhok'kwam er voor in de plaats.
1842: Gerardus Silvanus, die in 1850 zal overlijden, is dan onderwijzer. Zijn inkomsten zijn laag: f 36,-- van de gemeente en f 25,- voor het armenonderwijs, naast de schoolgelden. Als koster en voorzanger had hij ook inkomsten, maar het bedrag ervan is niet bekend. Van 1850-1852 heerste ook hier onenigheid over de vervulling van de vacature. Thorbecke maakt er een einde aan met de benoeming van de katholiek Hendrik Janssen. De protestanten stichtten toen een bijzondere school, waarvan op 5 juli 1853 M J. Ramaer het eerste hoofd werd.
Batenburg (gemeente Batenburg) 1800: De niet -genoemde onderwijzer - mogelijk Jan van Batenburg - had zijn benoeming gekregen van de collator, de graaf van BentheimSteinfurt, die hem f 100,- per jaar inkomen gaf. De gemeente deed daar nog eens f 60,-bij, zodat de onderwijzer hier, met nog vrije woning en de schoolgelden, één van de best gesalarieerden uit het gebied was.
stuiver. Er wordt in deze tijd een bijschool vermeld van Sander van Koolwijk. 1842: Adrianus van Schaick van Exter krijgt als onderwijzer f 63,- van de gemeente. Aan schoolgeld ontvangt hij f 40,- maar de belangrijkste bron van inkomsten zijn de kerkdiensten: per jaar f 143,--, de vrije woning en enig land. Een bijzondere school krijgt Bergharen eind 1854. Op 20 december van dat jaar geven B en W en later ook Gedeputeerde Staten toestemming tot de oprichting ervan aan A.A.H. Exalto d'Almaras. Onderwijzer wordt D.M.F. Hage.
Hernen (gemeente Bergharen) 1800:
Joseph de Groen, de onderwijzer, moet rondkomen van de schoolgelden. Al kan hij vrij wonen, breed zal deze 'provisioneel door de ingezetenen aangestelde' onderwijzer het niet gehad hebben, te meer omdat hij ook niets uit kerkdiensten ontving. 1842: 1842: Hernen is één van de weinige plaatsen in GelAlbertus Sluiter, opvolger van Willem Baar, derland, waar toen al een katholiek hoofd die pp zijn beurt Joh. van Batenburg in 1832 van de openbare school was: Hendrikus Ambrowas opgevolgd, was ook organist en koster sius, die ook koster in de R.K. kerk was, wat in de Hervormde Kerk. In de salariëring was lang niet zoveel opleverde als wat de meeste nauwelijks een wijziging gekomen: de eigenaar van zijn protestantse collega's ontvingen, nl. der Heerlijkheid betaalde nog steeds f 100,- f 44,- per jaar. Met nog f 69,- per jaar van de en de gemeente f60,- per jaar. De schoolgelden gemeente en f 70,- schoolgeld moest hij het beliepen f 150,- en voor de kerkelijke diensten zien te redden. De Bataafse Omwenteling heeft Hernen zijn werd f 77,80 ontvangen. De opvolger van Sluiter werd in 1853 de ka- katholieke onderwijzer gegeven en - bij wijze tholiek J.M. Nijland, waarop de protestanten van grote uitzondering - is dit ook daarna zo hun eigen bijzondere school stichtten, met gebleven. Helemaal geruisloos verliep dit overiJ. Siezen als hoofd. Op 6 januari 1854 werd gens niet, want in 1808 kreeg De Groen nog een ernstige reprimande van de schoolopziener de nieuwe school plechtig ingewijd. over de roomse boeken, die hij uit school moest laten verdwijnen. Daarna is het rond Bergharen (gemeente Bergharen) 1800: deze door een katholiek geleide openbare Onderwijzer D.H. Sterk (49) was, zoals bijna school rustig geworden. overal elders, koster en voorzanger, maar hij was ook schout en secretaris van huwelijks- Leur (gemeente Bergharen) zaken. Hij kreeg voor zijn onderwijs geen vast 1800: tractement, had wel vrij wonen en moest het De enige onderwijzer in de gemeente Berghadus vooral van het schoolgeld van 4 stuiver ren, die van de gemeente een salaris ontvangt per kind per maand hebben. Voor leerlingen, is Joh. Gramser; hij krijgt f 60,- per jaar. die ook schrijven leerden, berekende, hij 5 Ook hij woont gratis, heeft de beschikking over
»*^-»v V»»v i
/
f-r^-t-r-/^^^-"-
*y
C^X'/?£-•*
y
>
JTfj: </ l*> *»• <»•»-»••*•/• »-»r- /X^ ii*-''r£~-'*'J* > £&; % iS *••- 6*-T**l(S yr*^- f* ^tir-é^At/fj
7"^
Bestektekening voor scholen met resp. 100 en 50 leerlingen, opgemaakt in 1825. Naar deze voorbeelden moesten in Gelderland de scholen gebouwd worden.
nr r
O
n ~~v*
lL.DLJDli
^
n'
Gif
H.1Ï
LJ
o O
o
/
t •- ?
*
^£t
*/-
wat land en ontvangt verder enige inkomsten uit de schoolgelden. Van kerkdiensten wordt niet meer gesproken. 1842: Dat is in 1842 wel het geval met betrekking tot Matthijs Kalff, die in 1807 komt en in 1857 zijn 50-jarig onderwijzersschap viert ter gelegenheid waarvan een plechtige bijeenkomst in de Hervormde Kerk wordt gehouden en Kalff een zilveren medaille krijgt. De gemeente geeft hem f 55,--, van de kerk krijgt hij f 103,- per jaar en aan schoolgeld ontvangt hij f 40,-.
geloofsgenoot in 1842: hij krigt maar f 75,- van de gemeente, het schoolgeld levert hem f 60,-op en het kosterschap ook hier maar f 5,-. Als Schott in 1846 gepensioneerd wordt, wordt Arnoldus Krootjes zijn opvolger.
Dreumel (gemeente Dreumel) 1800: Mathijs van Seeben (50) tevens koster, ontving uit beide functies een vast inkomen van
f 161,- (f 104,- van landerijen; f 36,- van huishuur en f 21,- van de Geërfden voor het armenonderwijs). Ook hij had, zoals gebruikelijk een vrije woning en schoolkinderen, die het konden betalen, gaven hem 4 stuiver per maand. Op Beuningen (gemeente Beuningen) 13 april 1795 had de minderheid van de be1800: Naast de schoolgelden en vrij wonen, heeft de volking (R.K. 950; Protestanten 54) de protesonderwijzer J.H. Scheers (53) een vast jaar- tantse onderwijzer afgezet, maar de Franse salaris van f 100,-- dat hem door de Geërfden commandant Sauviac was hier tegen opgetrewordt uitgekeerd, die op hun beurt daarvoor den en had gezorgd, dat de onderwijzer met zijn werk kon doorgaan. Toen in juni 1816 een vaenig schoolland bezitten. 1842: cature ontstond, schreven de katholieken reDe katholieken zijn hier al spoedig succesvol questen aan de Koning om een katholieke onbij het krijgen van een onderwijzer van de ei- derwijzer te krijgen. gen geloofsrichting. In 1808 is al sprake van, 1842: dat een katholieke hulponderwijzer in feite In 1830 ontstond opnieuw een vacature, er het onderwijs verzorgt (J.H. Schott, die later werd een advertentie geplaatst, waarin om een naar Weurt gaat). Dé katholieke onderwijzer onderwijzer 'liefst van de R.C. godsdienst' gevan Beuningen uit de eerste helft van de 19de vraagd werd. Diens inkomen zou naast de eeuw is echter Hubertus Willems, die zich schoolgelden bestaan uit f 130,-- tractement van er in 1798 al als huisonderwijzer vestigt, die de gemeente, f 60,- van het Rijk, vrije woning daarna (1806-1813) hulponderwijzer wordt, en enige kleinere inkomsten ten bedrage van waarna hij tot zijn dood in 1853 hoofd zal f 70,-. Onderwijzer werd Ger. Spruytenberg, zijn. Het kosterschap levert Willems in 1842 die er ook in 1850 nog was. maar f 5,- op, de gemeente betaalt hem echter f 100,- per jaar en hij heeft veel leerlingen, Druten (gemeente Druten) want aan schoolgeld ontvangt hij f 148,80. 1800: Onderwijzer is W. Loderus (60) die een jaarWeurt (gemeente Beuningen) salaris krijgt van f 30,-, naast schoolgelden 1800: en vrije woning. Hij is ook koster, voorzanger De door de richter van Nijmegen aangestelde en secretaris voor huwelijkszaken. ConcurJ.H. Bijvanck (60) moet het doen met een rentie heeft hij van een bijschool, geleid door vrij huis, wat land en weinig schoolgeld. Toch A. van Goor. is het daarnaast voor een andere onderwijzer, 1842: waarschijnlijk R.K., nog mogelijk een bestaan Bij alle vacatures, die ontstaan (o .a. 1816op te bouwen: H. de Graaf. 1817 en 1846) proberen de katholieken een 1842: geloofsgenoot als onderwijzer op de openbare H.J. Schott die nog in 1808 in Beuningen door school te krijgen. Lange tijd echter tevergeefs: de schoolopziener betrapt werd op het gebruik in 1842 is onderwijzer Hendrik van Drumpt, van roomse boeken op school, heeft het in alle die ook koster is van de Hervormde gemeente. opzichten in Weurt kariger dan zijn Beuningse Hij heeft een goed inkomen van f 279,-, hem 8
door de gemeente gegeven, f 60,- van landerijen, f 83,50 voor het kosterschap, vrije woning en tuin en schoolgelden, die geschat worden op f 190,--per jaar. Toen Van Drumpt in 1845 overleed en de mogelijkheid bestond, dat een katholiek hem zou opvolgen, vroegen de Hervormden tevergeefs aan de Minister om in dat geval een eigen school voor de protestanten te mogen stichten. Wel besloot de gemeenteraad als compromis, dat er voortaan steeds een ondermeester bij de school aangesteld moest worden, die een andere godsdienst beleed dan de hoofdonderwijzer. Hoofd werd in 1846 Johannes Hendrikus Bosman, hulponderwijzer in Arnhem. Een bijzondere school komt er in 1851, waarvan H.F. van der Vegt hoofd wordt.
Afferden (gemeente Druten) 1800: Hier fungeerde H. Caron (58) die ook koster, armmeester, kerkmeester en secretaris van huwelijkszaken was. Hij moest het doen zonder jaarsalaris, maar kreeg wel vrij wonen en het schoolgeld der kinderen. Concurrentie ondervond hij van de bijschool van B. van den Bergh. Toen Caron overleed, kwam er een katholiek hoofd der school in deze plaats, waar geen Hervormden woonden. Lange tijd is Petrus Josephus Oomen er onderwijzer geweest, die in 1823 uit Puiflijk, waar hij ondermeester was, overkwam. Hij was er in 1850 nog steeds.
zen de predikant voor zijn klacht naar de justitie, maar dit verhinderde niet, dat de ondermeester, Joh. van den Donk tot hoofd benoemd werd. Na zijn overlijden in 1855 zou G. van den Donk hem opvolgen.
Puiflijk (gemeente Druten) 1800: G. de Kadt, tevens koster en secretaris, wordt geconfronteerd met een bijschool, die geleid wordt door de schout A. Wegmans. De Kadt krijgt een jaarsalaris van f 70,-- (waaronder f 15,- van een stuk land) heeft vrij wonen en leeft verder van schoolgelden. Op 25 mei 1806 wordt er een katholieke onderwijzer aangesteld. In 1837 wordt Josef de Wijze benoemd, die dan al enige tijd waarnemer is. Als de school in 1856 vacant wordt, laat de gemeente de keuze vallen op J J. Kerssemakers.
Ewijk (gemeente Ewijk) 1800:
Voor 26 leerlingen geeft de door de richter van Nijmegen aangestelde N. Livius (47) onderwijs in Ewijk. De gemeente voorziet hem verder van een jaarsalaris van f 80,- en vrije woning. Evenals elders leidde de protestant Livius geen gemakkelijk bestaan en in 1808 was het in feite een katholieke ondermeester, die het onderwijs gaf. Toch bleef hij tot zijn overlijden in 1826 officieel aan. 1842: P.N. Lodestein is dan hoofd der school, die in Deest (gemeente Druten) 1848 bedankt. De inkomsten bestaan dan uit 1800: Hier stond H. van Kouwen (45) die ook arm- een gemeentesalaris van f 80,-, een toelage van meester en secretaris van huwelijkszaken was. f 30,- voor verwarming, een bijdrage voor het Evenals zijn collega in Druten kreeg hij f 30,-- armenonderwijs van f 25,-, het schoolgeld van jaarsalaris van de gemeente en moest hij het ca. 70 leerlingen en vrije woning met enige verder doen met de schoolgelden. Er was ook daarbij behorende grond. De opvolger wordt een woning voor hem beschikbaar. Deest is Mattheus Johannes Nabbe, ondermeester in dan de enige plaats in de gemeente Druten, Bemmel. waar geen bijschool is. Tot woning van de onderwijzer dijnde overigens de voormalige St. Winssen (gemeente Ewijk) Antoniuskapel waar ook school gehouden werd. 1800: Toen de school in 1816 vacant kwam, verving Ook hier had de onderwijzer, L. van Beem onmiddellijk een R.-K onderwijzer het (35) het moeilijk. Niet wat zijn salaris betreft, hoofd. Volgens de predikant A.H. Schouten want hij had, naast vrije woning en het schoolhad hij zich gewelddadig in het schoolhuis, geld, van de gemeente een jaarsalaris van waar de weduwe Van Kou wen nog woonde, f 100,--, dat overigens afkomstig was uit de binnengedrongen. Gedeputeerde Staten verwe- kerke-inkomsten, die daarmee bezwaard geble-
ven waren na de overgave ervan aan de katholieken. Pogingen, om ook hier een katholiek ondermeester in feite het onderwijs te laten geven, wist hij - althans in 1808 - nog te verhinderen, maar dat betekende wel, dat de gemeente weigerde de nodige reparaties aan de school te laten verrichten. Zijn inschikkelijkheid om zowel de Heidelbergse, als de (katholieke) Antwerpse katechismus op school toe te laten, kon het lage leerlingenaantal niet verhogen. Over de opvolging van Van Beem is in 1828 veel te doen geweest. De katholieken wilden zeggenschap in de benoeming en wisten de vervulling van de vacature lange tijd op te houden, maar uiteindelijk werd S.E. Snoekx benoemd, die in 1853 zijn 25-jarig jubileum vierde.
Heumen (gemeente Heumen) 1800: Heumen en Malden hadden een gecombineerde school. Een aparte school in Malden kwam pas in 1852 tot stand. Aan deze gecombineerde school was G. Mos tot 1828 hoofd. Hij kreeg in 1800, naast vrij wonen en het schoolgeld, f 50,- van de gemeente. 1842: Hendrik Groene woud, die Mos was opgevolgd, was eveneens hervormd en kreeg voor zijn kerkediensten f 40,-- per jaar. De gemeente had het jaarsalaris intussen gebracht op f 150,--; met vrije woning, ongeveer f 100,-- aan schoolgeld en enige emolumenten kwam de onderwijzer aan een jaarinkomen van f 300,-.
Horssen (gemeente Horssen) 1800: G. Visser (56) kreeg een jaarsalaris van f 65,-ontving f 50,- aan schoolgeld en kon vrij wonen. 1842: De gemeente had toen het jaarsalaris van Jo-
hannes Gelderbloem opgetrokken tot f 82,50. Het Rijk deed er f 60,- bij. Aan schoolgeld kwam ongeveer f 90,- binnen. Niet onaanzienlijk waren zijn inkomsten uit de kerkelijke bedieningen: f 182,-- per jaar.
Overasselt (gemeente Overasselt) 1800: W. Verheyen (68) tevens koster en secretaris ontvangt een vast inkomen van jaarlijks f 131,(f 81,- dorpszetting; f 50,- uit een onbekend fonds, dat de Vrouwe van Druten beheert). Een vrije woning staat hem ook ter beschikking. Het schoolgeld is in deze gemeente lager dan elders nl. 3 i.p.v. 4 stuivers per maand. 1842: Jan Vermeulen wordt in 1818 opvolger van Verheyen en ook deze zal de plaats tot zijn dood, in 1848, trouw blijven. De pastoor doet alle mogelijke moeite om een katholiek benoemd te krijgen. In 1842 krijgt Vermeulen f 102,- van de gemeente, maar als na zijn dood naar een opvolger gezocht wordt, is dit bedrag verlaagd tot f 81,- met nog f 10,50 te vermeerderen, als deze het metriek stelsel onderwijst. De kerkelijke inkomsten zijn in 1848 gelijk gebleven, f 75,-. Het schoolgeld bedraagt f 80,- a f 100,-. In 1850 wordt als waarnemend onderwijzer J. Arts benoemd.
Nederasselt (gemeente Nederasselt) 1800: De onderwijzer, Isaac Gramser (43), moet het met aanzienlijk minder stellen dan zijn collega Verheyen: f6,- uit de armenkas is zijn enige vaste bron van inkomsten en met 3 stuivers schoolgeld per kind, moet er niet van deze baan te leven zijn geweest. De onderwijzerswoning is bovendien ook nog vernield, al krijgt Gramser daar dan f 25,- compensatie voor. Wellicht heeft het kosterschap nog iets aan dit armoedige bestaan veranderd. 1842: Willem Gramser heeft het in elk geval beter gekregen. Van de gemeente krijgt hij f 30,--, een weiland levert hem f 38,- op en aan schoolgeld ontvangt hij f 77,40. Een vrije, woning is er dan ook en het kosterschap levert hem f 138,- op. De collator, baron van Brakell, die dat ook is in Overasselt, keert hem dit laatste bedrag uit.
Wamel (gemeente Wamel) 1800: F. van Hemert (38) is ook koster en secretaris. De gemeente geeft hem f 90,- en een woonhuis, dat van de kerk gehuurd is. Aan school-
10
geld berekent hij 3 stuiver per maand, maar degenen, die ook schrijven en rekenen leren, betalen 6 stuiver. 1842: De gemeente betaalt dan f 180,- aan Gijsbert Lambertus Kruyf uit; het Rijk doet er nog f 60,- per jaar bij. Aan schoolgeld komt er f 80,- binnen en het kosterschap levert hem f 50,- op.
Leeuwen (gemeente Wamel) 1800: Hier is Jan van den Heuvel (30) onderwijzer en tevens koster en secretaris. Hij heeft een vast inkomen van f 70,- en berekent zijn leerlingen 4 stuiver als ze leren lezen, 5 als ze ook leren schrijven en 6 stuivers voor degenen die in het rekenen onderwezen willen worden. Concurrentie ondervindt hij echter van verschillende katholieke onderwijzers, die huisonderwijs geven. Deze onderwijzers vestigden er zich nadat pogingen om de officiĂŤle onderwijzer af te zetten waren mislukt. 1842: Samuel Coenraad van Valkenburg, die na een ruzie van enige jaren eindelijk in 1817 benoemd werd en ook weer koster en voorzanger bij de hervormde gemeente was, kreeg van de gemeente f 170,-, het Rijk gaf ook hem f 60,- en de schoolgelden leverden hem f 100,- op. Aan het kosterschap verdiende hij f 70,--. Als er - naast Appeltern - een gemeente is waar de schoolstrijd fel gestreden is dan is het wel Wamel. Speciaal in Leeuwen hebben de katholieken steeds bijscholen, tegen de druk van hogerhand in, kunnen handhaven. De eerste officieel erkende bijzondere school kwam er echter pas in 1851, met Peter Jacobus van Wiechen als hoofd. Pogingen van het katholieke gemeentebestuur in 1858 om de openbare school over te nemen, die hard aan reparatie toe was, mislukten. Een daartoe aangespannen proces liep eveneens ten nadele van de gemeente af.
Wijchen (gemeente Wijchen) 1800: De onderwijzer Chr. Koets (58) moet zien rond te komen van het schoolgeld en enig land. Dat wordt des te moeilijker als er door de ingezetenen ook nog een bijschool wordt gesticht
waarvan J. Wagner hoofd is. Dat blijft voorlopig zo, want in 1808 wordt zelfs melding gemaakt van twee onwettige bijscholen. Meer dan 50 jaren, van 1806 af, zal J. Kloosterman de openbare school in Wijchen leiden. Pas als het politieke klimaat daarvoor onder Thorbecke gunstig is zullen er officieel katholieke bijzondere scholen ontstaan. De eerste is een meisjesschool, opgericht in 1849 en geleid door Maria Johanna van Duijnen; de tweede een jongensschool, opgericht in 1853, met als hoofd A. de Kreek. Van 1843 af is er in Wijchen ook nog een Franse kostschool van Ivo Opsteken, waar (protestantse) jonge heren een - volgens de berichten - uitstekende opvoeding krijgen.
Niftrik (gemeente Wijchen) 1800: W. Lybers (40) heeft nog minder inkomen dan zijn Wijchense collega. Hij woont in een vrij huis, heeft wat land en enig schoolgeld van zeer weinig kinderen. Dat laatste wordt nog verminderd doordat J. de Graaf er een bijschool heeft geopend. Lybers overlijdt in 1839, na 58 jaren trouwe dienst. Zijn opvolger is Hendrikus Arts van Wezel.
Balgoy/Keent (gemeente Balgoy) 1800: Hendrik Kaub (44) is ook koster, voorzanger en secretaris. Hij is de enige met een vast inkomen in deze gemeente, overigens maar f 14,- per jaar. Vrij wonen kan hij ook en zijn leerlingen berekent hij 4 stuiver per maand. Als Kaub in 1829 overlijdt, wordt Willem Frederik Kalf zijn opvolger, die dat in 1850 nog steeds is. Tot besluit volgen hieronder nog enige meer algemene opmerkingen naar aanleiding van het voorgaande. 1. Op het Gelderse platteland was de post van onderwijzer eeuwenlang gecombineerd met die van koster in de Hervormde kerk. Verplicht was die combinatie niet. In de 'Ordonnantie op de Scholen ten platte Lande' uit 1681 wordt het onderwijzersschap uitdrukkelijk als hoofdberoep aangegeven. Koster mocht de onderwijzer erbij zijn, wanneer het aanstellen van een aparte koster financieel 11
niet te verantwoorden was. In de praktijk werden beide beroepen praktisch op het gehele Gelderse platteland door één persoon uitgeoefend. Zeker in streken, zoals het Land van Maas en Waal, waar de kerkelijke gemeenten klein waren, was de combinatie van essentieel belang. 2. Deze in de praktijk gegroeide combinatie van functies is een van de grootste hinderpalen geweest voor de katholieken om in de eerste helft van de negentiende eeuw onderwijzers van de eigen geloofsrichting benoemd te krijgen. Natuurlijk waren de protestantse kerkbestuurders daar fel op tegen. Niet alleen wensten zij niet, dat een katholiek de school zou leiDe dorpsschoolmeester
^a 12
den, maar ook waren ze ertegen, omdat zij dan zelf kosters moesten onderhouden, wat, zeker in diasporagebieden, vrijwel niet te doen was. Echter ook de burgelijke overheid verzette zich ertegen, omdat zij in de gevallen, waarin de combinatie losgelaten werd, grote financiële steun aan het onderwijs moest gaan geven. Enige katholieke gemeentebesturen in het Land van Maas en Waal hebben overigens door een forse verhoging van hun bijdragen aan het onderwijs gepoogd de weg voor een katholieke onderwijzer vrij te maken. 3. Het systeem van de als verplicht beschouwde combinatie van functies is pas definitief doorbroken door minister Thorbecke, die in weerwil van alle protestanten uit Gelderland, terecht bleef volhouden, dat die combinatie nergens als verplichting was vastgelegd. Pas van ongeveer 1850 af konden zodoende - zij het niet zonder de nodige tegenwerking en vertraging op verscheidene plaatsen katholieke onderwijzers benoemd worden. 4. Het gegeven, dat in de praktijk de onderwijzer ook koster was, heeft er toe geleid, dat steeds meer onduidelijk werd, welke vergoedingen nu voor de ene dan wel voor de andere functie bestemd waren. Toen de Bataafse Omwenteling kwam, kon daarover niemand meer iets met volstrekte zekerheid beweren. Zolang er van geen scheiding sprake was, was er weinig aan de hand maar wanneer die aan de orde kwam liepen de discussies, soms ontaardend in regelrechte ruzies, hoog op. Door Maas en Waalse katholieke gemeentebesturen zijn bijvoorbeeld vele jaren processen gevoerd over het eigendom van het schoolgebouw. In de schoolwet van 1857 zijn uiteindelijk minimum-bedragen genoemd voor de inkomsten van onderwijzers. 5. Juist de omstandigheid, dat met de openbare school financiële vergoedingen voor de onderwijzer en een schoolgebouw verbonden waren, heeft ervoor gezorgd, dat de katholieken er lange tijd op uit waren die openbare school over te nemen, in plaats van te streven naar het stichten van eigen scholen, die men geheel op eigen kosten in stand moest houden. Gezien ook de ermee verbonden consequenties, waren de protestanten eveneens weinig geneigd aan de katholieke wens tot 'overname' van de openbare school tegemoet te komen.
125 jaar Zusters Franciscanessen in Wijchen Nelleke Manders Het was in juni 1980 125 jaar geleden dat de Zusters 'Franciscanessen van Bennebroek' zoals ze officieel heten in huize Tienakker in Wijchen hun intrek namen. Veel is er in die 125 jaar gebeurd, veel hebben de zusters meegemaakt en heel veel werk hebben ze in Wijchen verricht, zowel op het gebied van het onderwijs als op dat van de bejaardenzorg. Huize Tienakker is op het ogenblik een kloosterbejaardenoord, waar 62 bejaarde zusters verzorgd worden. Onder hen zijn er enkele zusters zo oud, dat zij een groot deel van de geschiedenis, die hierna beschreven wordt, uit eigen ervaring kennen. De oudste van hen is 100 jaar. De oudst bekende opname van Tienakker. De kastanje die ervoor staat, is in 1938 geveld. Het klooster heeft nog geen dakkapellen. Hui/e Tienakker, zoals het tegenwoordig weer heet, ligt nog steeds benijdenswaardig rustig, afgezonderd en toch vlakbij het centrum van
Wijchen. Oud en nieuw gaan er in de gebouwen samen. De kapel en de 'oude bouw' dateren van respectievelijk 1865 en 1882. Het is het rechter gedeelte, met de oude entree met puntgeveltje. Het linkergedeelte werd in 1934 bouwvallig verklaard. In een schrijven van Burgemeester en Wethouders werden de Zusters gesommeerd binnen 3 maanden de nodige voorzieningen te treffen. Daarna, waarschijnlijk na gerezen protesten, werd uitstel verleend tot uiterlijk mei 1935. Toch liep het kennelijk niet zo'n vaart, want pas in 1966 werden de plannen tot sloop en herbouw goedgekeurd. In 1967 konden de zusters het feest vieren in een gloednieuw, aan de eisen van de moderne tijd aangepast, gebouw. Wat niet veranderd is en nog uit het allereerste begin stamt, is de grote beukeboom, die voor het huis staat, en het lindelaantje, dat van Tienakker naar de parochiekerk Antonius Abt voert. Dit lindelaantje brengt ons terug in de geschiedenis. Als we daar lopen, onder de bomen die laag boven het weggetje in elkaar overbuigen, wanen we ons in vroeger tijden. Het kost dan ook weinig moeite van hieruit ons klein historisch overzicht te beginnen. 13
liek. Het was dus geen wonder dat de pastoor en de Wijchense gemeenschap de zusters met open armen ontvingen. De zusters hadden immers grootse plannen: ze wilden een meisjesschool oprichten, een "bewaarschool' en een naaischool, en bovendien, om de financiering van dit alles mogelijk te maken, een internaat voor meisjes. Pastoor de Keyser, die pas de bouw van de dorpskerk St.Antonius Abt had voltooid, en als bouwer daarvóór ook al veel ervaring had opgedaan, zou de verbouwing van Tienacker regelen. Dat ging in die tijd aanmerkelijk vlotter dan nu. Naast het oude woonhuis werd een nieuwe vleugel opgetrokken, met drie ruime lokalen. Ongeveer een jaar na de aankoop was alles gereed. Het klooster werd 'Antonius Klooster' genoemd, maar in de wandeling zal de oude naam Tienacker wel gebruikt zijn. Op 11 juni 1855 kwamen Moeder Lucia en drie zusters in Niftrik aan. Ze hadden vanaf Rotterdam met de boot van de beurtschipper gereisd. Vanaf Niftrik ging het per huifkar richting Wijchen. Reizen was toen nog niet wat het nu is. De tocht per boot was al lang en vermoeiend geweest, in de huifkar was het niet beter. De weg was niet veel meer dan een karrespoor, en zoiets als vering kende men ook nog niet. Toen de zusters na de barre tocht in Wijchen uitstapten, stond een groot deel van de Wijchense bevolking hen op te wachten. Men was nieuwsgierig hoe religieuzen eruit zouden Met open armen ontvangen De Congregatie van Zusters Franciscanessen zien. Het viel ze eigenlijk wat tegen. De zusters was 7 jaar tevoren in Rotterdam opgericht, met hadden eenvoudige zwarte kleding aan. Religieuzen waren immers wel toegestaan, maar als hoofddoel: het onderwijs. In die tijd waren er nl. alleen openbare scholen. nog steeds vond men het raadzamer na de Bijzondere scholen waren - afhankelijk van het lange periode van schuilhouden van vóór gemeentebestuur - wel toegestaan, maar moes- 1840, om in het openbaar niet te veel op te ten geheel uit eigen middelen bekostigd wor- vallen. den, dus niet alleen de salarissen van de leerkrachten, maar ook de gebouwen en het onder- Alle begin... Het werk kon toen beginnen. De weg ging niet houd daarvan. In Wijchen was op dat moment maar één altijd over rozen. Als eerste tegenvaller had school, een openbare die uit drie klassen be- de bisschop, Mgr. Zwijsen, geen toestemming stond, en waar 'monsieur' van Lieshoudt de gegeven tot het oprichten van een internaat. Er waren al te veel internaten in deze streek, scepter zwaaide. Het geven van godsdienstles aan een openbare vond de bisschop. Maar zonder deze bron van school was in die jaren streng verboden, al inkomsten was het heel moeilijk om de meisjeswaren de meesters en leerlingen allen katho- school draaiende te houden: van subsidie of
Opwinding rond het lindelaan tje...
In 1816, toen de familie Voss het huis kocht, hoorde het laantje al bij de koop. Het werd gebruikt om snel naar en van de kerk te lopen. De familie Voss verkocht, of liever, ruilde de woning met notaris Roggen. Notaris Roggen deed veel aan het huis, en kocht er veel grondgebied bij, maar..Jn 1854 was Tienakker weer in de verkoop. Wijchen gonsde van de geruchten: 'De notaris failliet... Wie zou Tienacker kopen?' In de bakkerij annex herberg van Gradus en Hanneke van Lieshoudt aan de Touwslagersbaan was het druk, toen in april 1854 de inzet plaats vond voor huize Tienacker met bijbehorend grondgebied. Er waren veel gegadigden, vooral voor de weilanden eromheen, maar er kwamen ook veel mensen gewoon uit nieuwsgierigheid een borreltje drinken, in de hoop iets wijzer te worden. Toen op 13 april de toeslag kwam, weer in hetzelfde café, werd de koper van Tienacker bekend. Het was de heer Th. Vos, die zei te hebben gehandeld in opdracht van Mej. Anne Cornelia Dierckx te Rotterdam, beter bekend als Moeder Lucia, eerste algemeen Overste van de Zusters Franciscanessen te Rotterdam. Dat de Wijchense gemeenschap, die in die tijd voor 98 procent katholiek was, maar - behalve de pastoor en de kapelaan - nog bijna nooit religieuzen had gezien, hier niet snel over uitgepraat raakte, is duidelijk.
14
Het asperge-veld rechts voor het klooster Tienakker herinnert ons aan het feit dat Wijchen ooit nationaal bekend was als centrum van de aspergeteelt. steun voor bijzondere scholen was immers geen sprake. Met hulp van het moederhuis hielden
de zusters het enige tijd vol, tot in 1859 andere moeilijkheden zich aandienden. Het hoofd van de school, zuster Alphonse, werd in 1859 aangesteld als hoofd van een school te Rotterdam. Toen in 1861 nog geen nieuwe zuster/hoofdonderwijzeres beschikbaar was, werd besloten de school in Wijchen te sluiten. In datzelfde jaar was er een grote watersnood, waardoor een groot deel van Maas en Waal overstroomd was. Ook Tienacker was door het water ingesloten en bleef gedurende 14 dagen geĂŻsoleerd. Groot was de schade die in Tienacker en in de dorpen werd aangericht, vooral omdat de watersnood gevolgd werd door een vorstperiode. Na de watersnood schijnt er echter voor de getroffenen zoveel opgehaald te zijn, dat uit die tijd het versje stamt: 'Heer, geef ons heden ons dagelijks brood en om het'taar een watersnood!' Of dit ook voor Tienacker gold, is niet bekend. Wel is na de ramp veel herstel nodig geweest, waarbij tevens de lokalen opnieuw ingericht konden worden voor de nieuwe bestemming: een pension voor bejaarde dames In goede doen'. Het damespension was een
succes, het aantal kostdames groeide al gauw. Een duidelijk teken dat aan dit werk veel
behoefte was. Het pension werd pas na de tweede wereldoorlog beĂŤindigd. De omstandigheden van de zusters verbeterden nu aanzienlijk. In 1865 kon er een nieuwe kapel gebouwd worden, en het oude gedeelte van Tienacker werd geheel herbouwd.
Een eeuw geleden In 1880 begonnen de zusters, op verzoek van het R.K. Armbestuur van Wijchen, met de verzorging van behoeftige ouden van dagen en wezen. Aanvankelijk werd hiervoor door het Armbestuur een noodgebouw ingericht. Later zetten Armbestuur en de zusters dit werk voort in een groot huis aan de Herenstraat, het latere St. Jozefgesticht. Toen in 1921 besloten werd ook een ziekenverpleging voor bejaarden in te richten, trokken de Zusters van Bennebroek zich terug. Zij hadden immers geen gediplomeerde ziekenverzorgsters, daar hun hoofddoel was: het onderwijs. De Zusters van de H.Carolus Borromeus uit Maastricht namen dit werk van hen over, en zo konden de Zusters Franciscanessen zich weer geheel aan het onderwijs wijden. Al in 1898 hadden de zusters weer een school opgericht, een 5-klassige meisjesschool. 15
Het interieur van de kapel van Tienakker vroeger en nu. die deze keer erg floreerde. Voortdurend groeide het leerlingenaantal, en al gauw moest
het aantal klassen verdubbeld worden. Ook de bewaar- en naaischool hadden nieuwe lokalen gekregen. Vlak bij de Tienakker werd een huishoudschool gevestigd en in 1924 werd op Tienakker zelf een nieuwe vleugel bijgebouwd. Alles liep dus naar wens, totdat er weer een ramp plaats vond.
Watersnood Op donderdag 31 december 1925 brak de dijk van de Maas bij Neer-Asselt en zette een groot deel van Maas en Waal weer eens onder water. Ook de zusters op Tienakker werden opnieuw door het water ingesloten. Een van de zusters heeft van deze weken een dagboek bijgehouden, waarin ze heel minutieus vertelt hoe hard het water steeg, en welke maatregelen steeds genomen moesten worden. Enkele fragmenten uit dit dagboek wil ik U niet onthouden, vooral om een beeld te geven van de saamhorigheid 16
en de goede sfeer, die door al die ellende alleen maar verhoogd werd. 'Het water kwam dus nu van alle kanten opzetten. De spreekkamers liepen ook gevaar. Ieder ruimde en droeg maar, wat in haar handen kwam. De zusters bij de dames hadden ook hun handen vol, en dan nog die juffrouwen om zich heen. De zusters uit de keuken, ook al met assistentie, brachten zout, suiker, koffie en thee, ja de hele inhoud van de keukenkasten naar boven. En ondertussen ging het water zijn gang. De wind joeg het water maar steeds op ons aan en als een sluiperig roofdier dat langs een huis kruipt, tot het een ingang heeft gevonden, schoven de golven langs onze ramen. Toen het water eenmaal in de gladde gangen kwam, stond in een halfuur alles vol. Ik heb nog niet verteld dat de electrische centrale geen stroom gaf, dat we ons bij al die misère ook nog met staande petroleumlampen en kaarsjes moesten behelpen'. Aldus een relaas van de zuster-verslaggeefster. Om te vervolgen:
De zusters in optocht door Wijchen op weg naar de kerk bij het 100-jarig jubileum van hun verblijf op huize Tienakker.
Om 7 uur zijn we opgestaan. Het is lelijk, H.Mis op de kapel hebben. Er zijn vlonders stormachtig weer. Er is nog geen meter val gelegd, zodat we aan ĂŠĂŠn kant in de hoge te bespeuren aan het water. Het verschrikke- bankjes kunnen zitten. Daar gaan de jongste of lijkste is, dat ge nergens naartoe kunt. We ook de dunste zusters zitten, en de rest zoveel zijn absoluut ingesloten. Moeder Overste vindt het kan op het koor. Daar we niet aan de Comhet veel te bar dat de zusters telkens door het muniebank kunnen komen zal de pater ons water lopen. Nu zullen we de tafels uit de op onze plaats de H.Communie komen brenrefter halen en in de gang van de nieuwe bouw gen in de bankjes (vandaar dunne zusters)...' zetten, dan kunnen de zusters over de tafels '7 januari: Ik heb vergeten ons menu op te lopen. schrijven van vandaag, en die menu's zijn wel Zr. Romualda en Zr. Egberta stonden straks de moeite waard om vereeuwigd te worden. op de zolder van de juffrouwen te kijken of ze We hebben stamppot gehad van aardappelen ook iemand zagen, want we hebben geen brood meer. In de verte zagen ze mensen voor met rode kool. Omdat er jus doorheen zat hun huis. Toen klapten ze en riepen of ze voor en het morgen vrijdag is, hebben we om half ons brood wilden bestellen. De man gooide vijfde rest opgemaakt. Maar schoteltjes en voreen paar planken op het water en boomde ken zijn schaars in de noodrefter en vooral naar ons toe. Het was Derks. Hij heeft een het water om af te wassen is moeilijk verkrijgvlot in elkaar getimmerd en zal nu geregeld baar. Dat kliekje ging dus op de boterham en werd met mesjes naar binnen gespeeld. Ach, de boodschappen voor ons komen doen...' 'Voortdurend varen er roeibootjes voorbij. we leven toch zo franciscaans! 's Middags komt de grote grijze pan op de taEr zijn een paar honderd mariniers aangekofel en daaruit wordt opgeschept. Je zou het ook men. Die logeren in de meesterschool. Vanniet schaaltje voor schaaltje kunnen gaan hamiddag zagen we zo 'n bootje. Toen het dichterlen, vier trappen af en zoveel bruggen over!' bij kwam zagen we dat meneer de dokter erin zat. Toen ze niet meer verder konden, hesen Eindelijk, op 10 januari, was het leed weer ze de dokter op hun schouders en droegen geleden en konden de zusters beginnen met hem door het water...' het schoonmaken en het herstel van het kloos'Morgen, na een week ontberen, zullen we ter en de scholen. 17
Het oudste gedeelte, links van het klooster is verdwenen. In 1967 verrees op die plaats het veel grotere, moderne gedeelte.
En toen de oorlog In 1927 werd in Alverna een 'bewaarschool' opgericht, waarbij de zusters zeer behulpzaam waren. ledere dag reden er twee zusters met een rijtuig heen en weer. Twee jaar later werd een terrein in Alverna gekocht, aan de Rijksweg, waarop een sanatorium voor de eigen zusters werd gebouwd, Portiuncula, tevens een frรถbelschool, een lagere school voor meisjes en een modevakschool. Na de oorlog kwam daar nog een V.G.L.O. school bij. Tijdens de oorlogsjaren is Tienakker geheel gespaard gebleven, enkele ruiten daargelaten. Kapel, huis, alles is onbeschadigd. 'Wel zijn er vlakbij in het veld bij afgravingen grote onontplofte projectielen gevonden' vertelde Zr. Christina Maria, de huidige Overste van Tienakker, 'maar het gebouw zelf is door niets geraakt'. De zusters zelf beschouwen dit toch eigenlijk als een teken van goddelijke bescherming, vooral ook omdat Tienakker tijdens de laatste oorlogsmaanden een belangrijke rol heeft gespeeld. Bij de bevrijding van Nijmegen en tot kort voor de uiteindelijke algehele bevrijding is Tienakker zelfs hoofdkwartier geweest van de Geallieerden. Verschillende generaals moeten nu nog eigenhandig beschilderde theemutsen van Zr. Theresina op de schoorsteen hebben staan, ge18
kregen als herinnering na hun verblijf op Tienakker. Van deze woelige periode is een heel nauwgezet verslag gemaakt door een van de zusters. 7 september 1944. In de morgen hevige bombardementen van vliegvelden. Sommige mensen liepen de kerk uit van angst. Ongeveer l uur begonnen de Engelsen laag te vliegen, zonder dat erop geschoten werd. Goed 2 uur kwam er een onafgebroken zwerm vliegmachines uit het Westen. Ze vlogen zeer laag. Bosjes parachutisten werden uitgelaten. Invasie! Alles liep uit, de wei in. We zwaaiden met rode en witte zakdoeken, de mensen zelfs met lakens! Aan gevaar dachten we niet en toch zaten er nog Duitsers in Wijchen, die 's avonds om ongeveer 7 uur 'St. Jozef', dat van onder tot boven vol zat met gestolen waar, in brand staken. Wat was dat angstig. Er mocht niet geblust worden. Meerdere grote branden ontstonden in de omtrek. Ook zijn we aan een groot gevaar ontkomen, want wat er rakelings langs ons huis is gegaan, weten we niet, maar zieken en gezonden, alles werd opgeschrikt...' l oktober: Er komen Tommy 's op Tienakker. In een wip hebben ze tenten rond het huis opgeslagen. Ook slapen er in de schuur, en een officier in huis. De kok laat al gauw portretten van
vrouw en kinderen zien'. 7 oktober: De oude bouw wordt opgevraagd, want het hele Engelse leger komt hier, en de Generaal met zijn staf komen op Tienakker. Wat een eer! 8 oktober: Alle zusters, die een rozenkrans kunnen missen, staan die graag af voor onze Tommy 's. Er wordt een net van draden om ons huis gespannen, alsof ze van hieruit de hele wereld op moeten bellen. De Tommy's ontruimen de schuur onder veel plezier. 9 oktober: Vandaag komt Generaal Horricks met zijn staf. De bewaarschool wordt ingericht voor eetzaal. De hoge heren slapen ieder in hun eigen wagen. Die wagens staan in de tuin en om het huis. Het hele huis zit nu vol. Er slapen zelfs soldaten in het lijkenhuisje. 12 oktober: De koning van Engeland komt op het voorplein, waar tal van hoge heren in de rij staan, leder wordt toegesproken en krijgt een hartelijke handdruk. Het bezoek duurde ruim een half uur'. 8 november: De Canadezen komen en de Engelsen gaan weg. Nu komt generaal Simmons met zijn staf. Deze groep is 3 maanden hier geweest. De vorige generaal had bij zijn intrek een souvenir
ontvangen (theemuts en kussen, gemaakt door Zr. Theophila). Deze generaal kreeg met St. Niolaas een kussen en een theemuts, geschilderd door Zr. Theresinia. 19 december: Van december tot april kwamen er vliegende bommen over ons huis. Dat was erg angstig, vooral als de motor stil stond, want dan moest hij vallen. Dat gaf een geweldige plof. Eens op een nacht heeft een der zusters er 30 geteld. Ze werden hier in de buurt, vooral in Niftrik, neergehaald. 6 januari: Er wordt een vliegende bom neergeschoten, waarbij in ons huis 5 grote ruiten aan gruis op de grond vallen. 25 februari: We horen ongeveer half 9 in de avond een plof. Het hele huis wordt aan alle kanten verlicht. 13 grote ruiten vallen rinkelend op de grond. In de verte, achter het kasteel, zien we een grote brand. Er zijn bommen neergegooid, ook een brandbom op het kerkhof van de parochie. We zijn weer wonderbaar gespaard, want de mensen waren van mening, dat het wel op ons gemunt zal zijn geweest, omdat hier het hoofdkwartier was (het was echter juist weg). 13 maart: De Canadezen komen weer met Generaal Foulkens, dezelfde die nu in Holland zit. Ze hebben gewoond in het paleis van Musso19
lini, in een kasteel in Frankrijk en zijn nu overgelukkig met de oude bouw van Wijchen. (Dat hadden we nooit kunnen denken, dat Tienakker nog eens een historisch plekje zou worden). Rond de vijver staan 10 grote woonwagens. De generaal woont bij de grot. Het zijn weer aardige lui. Bijna iedere avond komt er visite bij de generaal. Eisenhouwer, Montgomery en andere hoge heren hebben Tienakker bezocht. Dan werd de hele vatenkast van het voorhuis leeggehaald. Vóór deze groep wegging, hebben de generaal en de brigadiers allen een souvenir gehad. De generaal vertelde, dat dit leger Holland ging bevrijden. Over 2 weken hoopten ze in Rotterdam te zijn...
deringen plaats. Veel religieuzen gingen in kleine groepjes wonen. De kleding veranderde ook. Bij het eeuwfeest in 1955 stonden de zusters nog in vol ornaat op de foto. Lang zwart habijt, grote kappen, grote witte beffen. In 1967 bij de opening van de nieuwe vleugel van Huize Tienakker, was de kap vervangen door een zwarte sluier met smalle witte bies, en in plaats van de bef droegen de zusters een witte halsboord. Nu lopen de meeste zusters in gewone kleding, hoewel er ook in Tienakker nog zusters zijn die geen afstand doen van hun habijt.
Aflossing van de wacht
Alle scholen in Wijchen zijn overgenomen door leken. Het laatste de kleuterschool in 1970. De zorg voor de bejaarde mede-zusters is gebleven. In huize Portiuncula in Alverna worden In alle rust verder Na de oorlog gingen de zusters onvermoeibaar de zieke zusters verpleegd, huize Tienakker is verder met haar werk in het onderwijs. Het een gewoon kloosterbejaardenoord. Op het pension voor bejaarde dames werd, omdat er ogenblik werken in huize Tienakker 27 leken. behoefte kwam aan meer ruimte voor het In 1967 waren dit er drie! Wat het kantje betreft, waar we dit overonderwijs, kort na de oorlog beëindigd. In 1955 werd het 100-jarig jubileum ge- zicht mee begonnen: de gemeente heeft dit 10 vierd. Het was een groot feest, meegevierd jaar geleden van de zusters overgenomen. Het door vele religieuzen die op Tienakker geweest is een heel korte tijd opengesteld geweest voor waren en intussen weer elders werkzaam, en auto's, maar omdat dit de bomen duidelijk geen door de hele Wijchense gemeenschap. De goed deed, is men daar weer snel van teruggekleuterschool was eigenlijk de enige school komen. De 125 jaar aanwezigheid en werkzaamheid die het eeuwfeest ook meevierde, omdat deze al die 100 jaar zonder onderbreking had be- in Wijchen is door de 81 zusters van huize staan. 's-Morgens trokken de ongeveer 100 Tienakker 'binnenshuis' gevierd. Niet omdat zusters in feestelijke optocht, onder triomf- het niet de moeite waard zou zijn, maar omdat bogen door, begeleid door ruiters, fanfares en heel kort daarna het 100-jarig feest van de bruidjes, door het versierde Wijchen naar de bejaardenzorg in Wijchen werd gevierd, waarbij de zusters van Tienakker immers ook heel kerk. Dat de sfeer in Nederland, wat betreft het nauw betrokken waren. Toch is een jubileum bijzonder onderwijs, in die 100 jaar helemaal van 125 jaar zusters in een dorp, zeker in deze veranderd was, wordt wel geïllustreerd door tijd, het apart vermelden meer dan waard. Dat het 200-jarig jubileum nog gevierd zal het feit dat de Algemene Overste van de Congregatie, Zr. Anselma, bij deze gelegenheid worden, is niet erg waarschijnlijk. 'Ach, altot Officier in de Orde van Oranje Nassau werd dus Zuster Christina Maria, 'wij hopen maar benoemd, 'wegens de grote verdienste van de dat ons werk en de geest van onze Congregatie op een andere manier, op grond van andere reCongregatie voor het onderwijs'. De jaren na 1955 werden in heel Nederland gels en misschien ook op een andere plaats, gekenmerkt door een kentering. Bijna alle toch weer opgenomen en voortgezet zal worzusters- en broedersscholen gingen in leken- den. Zo is het in de geschiedenis toch altijd gehanden over. Het hele katholieke leven is in gaan... ' Een wijs woord, vertrouwend in een zo zeer die jaren ingrijpend veranderd. Ook binnen de kloosters vonden grote veran- veranderde toekomst.
20
Aankoopfonds Voor verwerving, restauratie en conservering
van zaken voor het museum i.o. en het documentatiecentrum is het aankoopfonds ingesteld. Bijdragen kunnen worden gestort
op postgiro 4460600 (uitsluitend voor het aankoopfonds, niet voor contributies of andere betalingen). Tweestromenknd is door de Inspecteur der Registratie en Successie te Nijmegen erkend als een instelling ten algemenen nutte. Derhalve is Uw bedrage in principe aftrekbaar bij Uw belastingaangiften.
Twcestromenlandreeks De Vereniging Tweestromenland beoogt in de
KersttentoonsteHing Hernen Van 19 december 1981 t/m 3 januari 1982 exposeert de tentoonstellingscommissie van
Tweestromenland in kasteel Hemen. Men is druk doende om voorwerpen uit particulier
en museumbezit bijeen te brengen om een aantal zalen van kasteel Hemen in te richten in de stijl van een bewoond kasteel 1500-1650. Leden die menen iets te bezitten dat in deze .opzet past,kunnen zich in verbinding stellen met mv Th. Visser-Graauwelman, Hoogstuk 62,6651 ER Druten, telefoon 088704204.
Tweestromeiüandreeks studies van enige omvang en van bijzondere betekenis uit te geven. Als eerste deel in deze reeks verscheen op 22 Verantwoording afbeeldingen april I980het3tow«j Waak Woordenboek en 22 vertalen in de streektaal, door Johan van Biz. Os met pentekeaingen van G. Kuipers. De ongewgzigde, tweede druk verscheen in septem3 Foto J.R. Visker; MWD (is Maals en Waak ber 198-1 en is verkrijgbaar bij de boekhandel of door storting van f 24,50 op postgiro documentatiecentrum) 2622012 ten name van penningmeester Twee5 Foto boven, naar het origineel van H.G. stromenland, Dorpsstraat 61,6617 AC BergJagtenberg- v.d. Heuvel, Alphen (Gld); haren, met vermelding van "Woordenboek geMWD vraagd*. 5 Foto onder, J.R. Visker; MWD Als tweede deei in deze reeks verscheen op 7 Foto naar het origineel in het Rijksarchief 25 september 1981 Aan het Volk van Nederin Gelderland, Arnhem; MWD land, het democratisch manifest van Joon Derk 12 Foto naar de originele houtgravure door van der Capelten tot den Pol, 1781; ingeleid Henry Brown uit de collectie Frederik door prof. dr W.F. Wertbeim en mr dr A.H. Muller (cat. nr 7035), gedateerd 1841 Wertheim- Gijse Weerank. Deze anonieme in het Prentenkabinet v/h Rijksmuseum 'brief werd 200 jaar geleden in de nacht van te Amsterdam; MWD 25 op 26 september 1781 vanuit geblindeerde, 13 Prentbriefkaart, uitg. P.Th. de Kleijn, nr rijdende koetsen over grote delen van ons land 20387,1907?; Tienakker, Wijehen 1.5 Prentbriefkaart, uitg. K. v. Loon, Soestdijk, verspreid en baarde groot opzien. De schrijver nr 53; Tienakker, Wijchen ging ervan uit dat ieder mens vrij geboren was 16 Prentbriefkaart links, uitg. K. v. Loon, en de één over de ander van nature niets te Soestdijk, nr 54;part. verz.; MWD zeggen had. Deze instelling en vele andere 16 Foto rechts, Verbeek, Wijchen; Tienakker, Verlichte' denkbeelden waren, zo weten wij Wijchen thans, op schrift gesteld door Joan Derk, ba17 Foto, nadere gegevens ontbreken; Tienron Van der Capellen tot den Pol, heer van akker, Wijchen Appeltem en Altforst tijderts zijn verblijf op 18 Prentbriefkaart, echte foto, uitg. Bromohet kasteel te Appeltern. En ze sloegen in als grafïa, Amsterdam; Tienakker, Wijchen een bom! 19 Foto, Verbeek, Wijchen; Tienakker, Het boek is verkrijgbaar bij de boekhandel Wijchen (f 26,50) of door storting van f 19,50 op Omslag: Kopergravure, sepiakleurig, door H. postgiro 2622012 ten name van penningmeester Tweestromenland, Dorpsstraat 61,6617 AC Spilman naar eigen tekening, hier - in overeenstemming met de historische situatie - spiegelBergharen, met vermelding van 'Joan Derk beeldig afgedrukt; part. verz.; MWD gevraagd'.
—— Koning Lodewijk Napoleon bezocht in januari 1809 het Gelders rivierengebied, waar door ijsgang vele dijken bezweken waren. Wipmolens zoals rechts in beeld vond men aan de Dreumelse Wetering.
x \ \
MAAS £N WAALS
TIJDSCHRIFT VOOR STREEKGESCHIEDENIS J
v.
35/8
TWEESTROMENLAND Opgericht 15 mei 1964. Doel: in zo breed mogelijke kring bevorderen van de belangstelling voor de geschiedenis in al haar aspecten en onder ieder opzicht, in het bijzonder van het werkgebied, het Land van Maas en Waal en het westelijk deel van het Rijk van Nijmegen.
Lidmaatschap Het lidmaatschap geeft recht op gratis toezending van tijdschrift en nieuwsbrief en op deelname aan excursies en reizen, bovendien toegang tot lezingen, tentoonstellingen, diavoorstellingen en andere evenementen en tevens korting op de boekhandelsprijs bij uitgaven in de Tweestromenlandreeks. Contributie De contributie voor 1981 bedraagt f 20,-, naar verkiezing f30,-, f40,-, f 50,-, f 100,- enz., te voldoen door storting op postgiro 2622012 ten name van penningmeester Tweestromenland, Dorpsstraat 61,6617 AC Bergharen. Ledenadministratie Markt 9-14,6651 BC; voor opgave van nieuwe leden, adreswijzigingen en eventuele opzeggingen (vóór l december). Secretariaat Genechtstraat 11,6651 EC Druten; voor correspondentie gericht aan het'bestuur. Telefoon 08870-2847.
Ere-leden H. van Heiningen, benoemd 2 mei 1969 J.P.M. van Os, benoemd 23 april 1980 Bestuur J .P. van Wezel, vz., Alphen W.P. van der Bent, secr., Druten Mej. W.A. van Buren, penn., Bergharen J.A. van Gelder, vice-vz., Bergharen
Kopij Kopij dient getypt, gedateerd en ondertekend te worden verzonden aan de redactie p/a Uilengat 4,6617 AG Bergharen. Kan een artikel niet in machineschrift worden geleverd, dan gaarne
in een duidelijk leesbaar handschrift. Afbeeldingen moeten, indien men ze terug wil hebben, aan de achterzijde voorzien zijn van naam, adres en woonplaats van de bruikleengever.
Losse nummers tijdschrift Nrs 19 t/m 35 voorradig. Per stuk f 5,-. Te bestellen door storting op postgiro 2622012 ten name van penningmeester Tweestromenland, Dorpsstraat 61,6617 AC Bergharen.
We wat bewaart... In de nota 'Wie wat bewaart...' wordt geschetst welke taken het Maas en Waals centrum voor streekdocumentatie zich stelt. Tweestromenland heeft in de loop van haar 17-jarig bestaan heel wat te bewaren gekregen, terwijl ook elders in de archieven, bibliotheken, documentatiecentra, musea en bij particulieren veel bewaard wordt, dat betrekking heeft op het werkgebied. Wat er bewaard wordt, waar het bewaard wordt en hoe het terug te vinden is, wordt door de Documentatiecommissie vastgelegd, en voor 'gebruik' geschikt gemaakt. Voorts worden de eigen verzamelingen uitgebreid. De nota maakt duidelijk wat er gebeurd is en wat nog moet gebeuren. Ook komen de voorgeschiedenis, de organisatie, de werkwijze en het bestaansrecht - de werkzaamheden zijn op l september 1978 in een eigen onderkomen in de Bibliotheek Wijchen gestart aan de orde, alsmede het kostenaspect. Het boekje, 40 blz. met 10 afbeeldingen, kost f 7,50. Belangstellenden wordt dit exemplaar toegezonden na ontvangst van dit bedrag op postgiro 2622012 ten name van de penningmeester Tweestromenland, Dorpsstraat 61, 6617 AC Bergharen, met vermelding van 'Wie wat bewaart...'.
G.Y.M. Derks-Klabbers, 2e secr., Druten
A J. van Hulst, Beneden-Leeuwen J.A. Jansen, Wijchen C.PJ. van Kou wen, Nijmegen Mej. F J. van Oijen, Druten Mr J.B.M. Roes, Beuningen G.A.A. Rooijakkers, Overasselt J. Trijsburg, Appeltern Drs C. Visser, Druten Administrateur Th.A.W. Nagtegaal, Druten
Inhoud Blz.
l G.H. Keunen, Poldermolens uit de Molenpolder: St. Annamolen te Nijmegen en Beatrixmolen te Winssen.
Streekarchief Bommelerwaard
TWEESTROMENLAND MAAS EN WAALS TIJDSCHRIFT VOOR STREEKGESCHIEDENIS Redactie: Martin Bergevoet, Hugo van Capelleveen, Jan van Gelder, Huub van Heiningen en Jac.Trijsburg
NUMMER 3 5
1981/3
G.H. Keunen
Poldermolens uit de Molenpolder StAnnamolen te Nijmegen en Beatrixmolen te Winssen* Bladerend door het Gelders Molenhoek ziet men al snel dat de St. Annamolen te Nijmegen nu niet direct als een karakteristiek type voor deze provincie kan worden beschouwd. De zware, wat breed uitlopende en met riet gedekte, molen zou men eerder een plaats als watermolen in Zuid-Holland hebben gegeven dan de functie van korenmolen in wat vroeger een klein dorpje onder de rook van Nijmegen was. Een bovenlicht in het achtkant boven de deuren, zoals bij deze molen, zag men in feite alleen maar bij 18de of 19de-eeuwse achtkante watermolens in Midden- of West-Nederland en geeft daarmee het spoor aan. Waarschijnlijk dus een watermolen uit deze streken, die nog de moeite waard was om elders weer te herbouwen. Zo'n watermolen was meestal gebouwd van zwaar grenehout; hecht en sterk volgens de regelen der kunst. Werd hij, om welke redenen dan ook, overcompleet, dan begon men bepaald niet direct met slopen om de onderdelen vervolgens tot brandhout te verzagen. Vaak maakte men de voorgenomen afbraak door middel van publikaties in de krant bekend zodat geihteresseerden konden komen bieden. In slechte staat verkerende en versleten molens kwamen na de afbraak niet meer voor herbouw elders in aanmerking. De 'St. Annamolen' moet op zeker moment inderdaad wel ergens teveel zijn geweest. *) In tegenstelling tot hetgeen in dit artikel gemeld wordt over de korenmolen te Heerewaarden, is het niet uitgesloten dat ook deze molen voorheen als poldermolen in West Maas en Waal heeft gefunctioneerd.
Dit artikel is een nieuwe versie van 'De St. Annamolen te Nijmegen en haar verleden als poldermolen ' gepubliceerd in fg 6, nr 3 van De Gelderse Molen, het orgaan van de Stichting Vrienden van de Gelderse Molen. Men kan het lofwaardig streven van deze stichting steunen door zich op te geven ah donateur. Secretariaat: Goudenregenstraat 94, 6982 BT Doesburg. De stichting geeft een kwartaalblad uit, organiseert de opleiding tot vrijwillig molenaar, alsmede molentochten en contactdagen. Onder elke tien nieuwe donateurs wordt het boekje 'Molens in de vreugd'van J.G. Wiessner verloot. ledere molenliefhebber in Gelderland doet zichzelf tekort ah hij deze stichting niet steunt. l
De onttakelde St. Annamolen met aangebouwde bedrijfruimte te Nijmegen; opname 1975.
Op zoek naar de herkomst Poldermolens konden overbodig worden door grote veranderingen in de waterstaatkundige structuur van een gebied, door verbetering van overige molens, waardoor het benodigde aantal kon worden verkleind, of eenvoudigweg door invoering van stoombemaling. Onwillekeurig reist men dan in de geest door de polders van West-Nederland om het molenbestand rond 1850 langs te gaan. NoordHolland valt eveneens Utrecht, zo al af. ZuidHolland is wat groter en duisterder maar verdwijnt even naar de achtergrond als, door een voorgevoel geleid, de aandacht op het rivierengebied wordt gericht. 'Overcompleet' in dit gebied, bij handhaving van de windbemaling, is welhaast direct terzijde te schuiven. De bemaling werd daar met het voortschrijden van de tijd alleen maar ongunstiger. Eerder meer dan minder molens dus. Een houvast was te vinden in het jaar 1849 dat als bouwjaar voor onze molen wordt op-
gegeven. Invoering van stoombemaling in een polder in dat jaar is erg vroeg in het stoomtijdperk, maar wel mogelijk. De olievlekachtige toename van het aantal stoomgemalen ligt ongeveer in de periode 1865-1890, maar er waren enkele polders die door de nood gedreven hiertoe eerder overgingen.
Een van die eerste stoomgemalen werd in 1846/47 gebouwd in de westelijke punt van het Land van Maas en Waal ten behoeve van de af-
watering van de polders tussen Wamel en Dreumel om de daar aanwezige windbemaling te
vervangen. De jaartallen van de bouw van dit gemaal en de St. Annamolen kwamen vrijwel overeen zodat nu nog de ontbrekende schakel in het verhaal moest worden gevonden. Een telefoontje naar het gemeentearchief te Nijmegen gaf na een snelle zoekactie aldaar het gehoopte resultaat. Uit het archief van de polder kwamen gegevens over de verkoop van molens en ĂŠĂŠn ervan bleek de huidige St. Annamolen te zijn.
Windbemaling in het Land van Maas en Waal In het algemeen worden poldermolens geassocieerd met het lage, beneden zeeniveau gelegen deel van ons land. Hier was immers door het steeds stijgende zeepeil en het inklinkende land de natuurlijke afvloeiing van overtollig water al in de middeleeuwen verloren gegaan, wat tot toepassing van windkracht voor het afvoeren van water leidde. De gebieden tussen de rivieren kwamen echter, hoewel ze stroomopwaarts uiteraard steeds hoger boven zeeniveau komen te liggen, in de loop der tijd echter in net zo'n situatie te verkeren. Vroeger kon nog door middel van sluizen in de dijken op de rivieren worden geloosd. Maar de gemiddelde waterstand in de rivieren steeg langzaam. In het natte jaargetijde en in de winter kon op de Maas- een typische 'regenrivier' zoals vroeger werd geleerd - soms langdurig een hoge waterstand optreden waarbij de sluizen niet open konden en de lozing dus geblokkeerd was. Het is dan ook geen wonder dat men omzag naar windmolens om in deze situatie verbetering te brengen. Door het water op te malen kon ook bij hogere rivierstanden worden afgewaterd. Hiermee werd het al of niet welslagen van de landbouw in feite bepaald. Een mislukte oogst betekende armoede en ellende. Kort voor 1633 stonden in het Land van Maas en Waal zes molens. Deze werden voor de helft geplaatst na een akkoord dat op 30 juli 1630 gesloten werd tussen geĂŤrfden van de dorpen Wamel, Dreumel en Alphen en Marten Rutgers de Beer, Gijsbert Gerrarts, Peter Claessen de Leeuw, Jacob Hendrickss Goudt en Gijsbert en Gerrit Beerenss. Deze laatsten waren molenmakers. Uit het contract blijken verschillende interessante zaken. Allereerst valt er uit op te maken dat er toen al drie molens stonden, want de aannemers verplichtten zich deze te repareren en in goede orde te brengen. Deze drie waren kort na 1600 gebouwd. Bovendien moesten nog de drie nieuwe eikehouten achtkante molens worden gebouwd, die 'net zo goed moesten zijn als de molens in Wieringerwaard, Diemermeer, Purmer of Naardermeer, en nog zoveel meer als nodig zou zijn om de landerijen
van de genoemde dorpen vóór half april van het overtollige water te hebben verlost'. Uit deze opdracht blijkt dat men zich geheel verliet op de ervaring en de deskundigheid van de molenmaker. Niet alleen wat de ambachtelijke kennis en ervaring betreft om een molen te bouwen maar ook voor het ontwerp van het gehele bemalingssysteem. Hij werd blijkbaar ook gezien als technisch adviseur op het gebied van de bemaling; de man die zelf maar alle waterbouwkundige en molenbouwtechnische details moest bepalen. Ontwerper en uitvoerder van zijn eigen plan dus; een situatie waarin bij voorbaat al de kiem voor veel geschillen lag besloten. Dat de faam van de in de eerste helft van de 17e eeuw in Noord-Holland gebouwde droogmakerijmolens tot Maas en Waal was doorgedrongen is ook weer niet zo verbazingwekkend. Marten Rutgers de Beer kwam namelijk uit Holland en was daar voordien Burgemeester van Naarden en tevens de man die voor de droogmaking van het Naardermeer verscheidene molens had gebouwd. De aannemers zouden ook in de molens hun inventie of uitvinding met betrekking tot de schep- en kamraderen moeten aanpassen ten einde het binnenwater op de juiste tijd tot het gewenste peil te kunnen verlagen. De dorpen verplichtten zich om de dijken dicht en op hoogte te houden en de wateraanvoer naar de molens te verzekeren. De beloning van de aannemers zou gekoppeld zijn aan de voorwaarde dat zij met de molens en de door hen in dienst genomen molenaars de landerijen in drie opvolgende jaren op tijd droog zouden hebben en houden. Blijkbaar waren de tijden nogal onrustig, want de dorpen zouden voor bescherming zorgen. Een punt dat vele molenliefhebbers op de bres voor het behoud van de molenbiotoop vandaag aan de dag zeker zal aanspreken, mag niet onvermeld blijven.Ook in die tijd werd de vrije windvang van molens soms door beplanting beperkt maar daar wist men toen wel raad mee. Artikel 18 van het contract luidde aldus: 'Ende opdat de moelens tot allen tijden des to bequamelicker sullen connen malen soo is besproocken, dat alle hoornen, staende honden roeyen (ca. 350m) aen eenig van de moelens opgeruijmt en affgehauwen sullen worden'.
Na de droogmaking van de Beemster (1612), de Purmer (1622) en de Warmer (1626) en de kleinere droogmakerijen in Noord-Holtand legt Jan Adriaanszoon Leegh-water de Schermer droog.
De ringdijk was 9 mei 1633 klaar, op twee doorvaart-openingen na. Begin 1635 is het grootste werk voltooid. Uit dit jaar dateert de kaart van P. Wils (Amst., S. Rogeri se.) 50 x 63 cm.
Het proces van 1633 De molens zijn er gekomen maar het effect was niet naar verwachting. De geërfden van de drie dorpen beschuldigden de molenbouwers ervan dat zij de in 1630 opgenomen verplichting om het land 'bequamelyck droogh te maelen' niet nakwamen. Marten Rutgers de Beer beschuldigde de geërfden er daarentegen van dat zij wetering en sloten niet in orde hielden. In 1633 kwam het voor het Hof van Gelderland tot een proces over deze zaak. De bekende Arnhemse cartograaf Nicolaas Geelkercken kreeg in verband hiermee opdracht van dit Hof de waterstaatkundige situatie aldaar vast te leggen. Op 8 augustus 1633 nam hij ter plekke de situatie op en bracht deze in kaart. Aan de Alphense wetering stonden twee nieuwe zware achtkante molens met brede schepraderen die, wegens het nog steeds ontbreken van sluisjes, niets konden doen. Aan de Dreumelse wetering stonden drie oude geheel verbouwde molens en één nieuwe, die om dezelfde reden niet konden worden gebruikt. De aannemers vonden dat zij alleen de molens hadden te bouwen terwijl de geërfden meenden alleen verplicht te zijn voor de watergangen en kaden te zorgen en niet voor de sluisjes. De laatsten vonden ook de capaciteit van de molens onvoldoende omdat het aantal te klein was in verhouding tot het te bemalen oppervlak. Ook werd erover geklaagd dat de molens veel te zwaar maalden zodat ze alleen bij harde wind goed werkten. Maar dan brak er vaak weer wat waardoor ze stil kwamen te staan. Uit de stukken blijkt dat de directeuren van het Naardermeer indertijd De Beer hadden aangeprezen, mogelijk om van hem af te zijn. Achteraf bleek dat hij in Holland een slechte naam had gekregen en het toen maar in Gelderland was gaan proberen. Ook hier bleek dat de ideeën die aan zijn ontwerp ten grondslag lagen onjuist waren. Men vond dat hij eigenlijk alleen maar goede 'schuyver- of strijckmolens' had gebouwd en meer niet. Hier werden blijkbaar molens mee aangeduid die bedoeld waren om bij wat lagere opvoerhoogten vrij grote waterhoeveelheden uit te malen. Nog heden ten
dage is de term 'strijkmolen' in Noord-Holland in gebruik voor molens die boezems bemaalden! (Alkmaar, Ouddorp, Rustenburg). De eerder genoemde brede scherpraderen zullen wel de 'inventie' geweest zijn. Eind 16e en begin 17e eeuw zijn er door verscheidene lieden, met name in Holland, allerlei nieuwigheden bedacht. Deze hadden alle het doel om met de bestaande watermolen meer te kunnen presteren. In het algemeen kostten deze experimenten veel geld, leiden tot processen en resulteerden in de terugkeer tot het gebruik van de gewone schepradmolens. Ongetwijfeld moet de Dreumelse affaire tegen dit licht worden bezien. Interressant is te vernemen dat zelfs Leeghwater hierbij betrokken is geweest. Hij had in de Naardermeer-situatie voor De Beer's molens gewaarschuwd. De Beer echter had opgemerkt dat Leeghwater weliswaar twaalf molens van hem had vervangen door twintig ouderwetse molens maar de polder was desondanks volgelopen. Leeghwater blijkt de Dreumelse situatie te hebben bezocht en leverde in verband met het proces gedetailleerde kritiek op wat hij daar zo aantrof. In het Naardermeer bleken deze molens al niet te voldoen en de zes molens hier waren naar zijn mening niet genoeg om 3.300 morgen droog te houden. Uiteindelijk kwam er een uitspraak van het Hof in deze zaak waarin de verplichtingen van beide partijen werden vastgesteld, maar pas na een tweede proces in 1635 keerde de rust
weer.
De kaart van 1633 Dank zij de kaart van Geelkercken en de vele processtukken hebben we een goed beeld van de bemalingssituatie in 1633. Bovenaan de kaart is in wat vereenvoudigde vorm aangegeven dat de molens geplaatst waren om tweehoog te kunnen malen. H, C en C waren ondermolens en de drie overigen bovemnolens. Omdat men echter met een in hoogte vaak sterk variërend rivierpeil te maken had, waren de bovenmolens niet altijd nodig. In perioden van laagwater kon men volstaan met slechts de ondermolens te laten malen terwijl er zelfs toen tijden waren dat nog op natuurlijke wijze, door sluisgang kon worden geloosd. Dui-
Kaart uit 1633 van Nico laas Geelkercken, Landmeter van het Vorstendom Gelre en Graafschap Zutphen, waarin de Maas en Waalse afwateringssituatie tussen Alphen en Dreumel naar de rivier de Maas bij de Voornse Schans is weergegeven.
delijk is te zien dat deze drie mogelijkheden in de getekende situatie aanwezig waren. De Dreumelse watermolens zijn gegroepeerd rond de 'Way', de latere boezem, wat wel een wiel of waal geweest zal zijn. Misschien een vroegere doorbraak van een sluis in de Oudendijk ter plaatse van de Dreumelse wetering? tering?
Bijzonderheden zijn onder andere te vinden in het verslag van bevindingen van Leeghwater die uiteraard de Alkmaarse voet als maat hanteert ( l voet is 12 duim is 283 cm). Melding wordt gemaakt van de 'houte sluijs op Dreumel' waarmee de uitwateringssluis in de Bandijk (A) moet zijn bedoeld. Verder worden genoemd: 'die eerste wipmolen van de houten
•4 Transscriptie
E. Hier soude eertijts eenen dam gelegen heb-
/. 2.
3.
4.
A.
B.
C.
ben; om die weteringh te diepen is naer gissinghe omtrent hondert roeden van de moelens, hier was het 3 1/2 diep. Is die Drumense weteringh; was diep 2 1/2 F. Was een sluijsken daer het ene waeter met voet. Was één van de onderste muel; stondt diep het ander gemeen was ende was van den 4 voet ende 2 duijm en hadde een dammevoors dam omtrent hondert roeden, daer boven inde wetering 2 1/2 voet diep ende tien van 6 ofte 7 duijm (tek. 2): 2 voet ennaer gissinghe 21/2 roede wijt, aen wede 3 duijm, is een dammetien, 6 oft 7 dersijden waeren de slooten verlandt. duijm hoogh. Waeren 2 onvruchtbaere muelens, dewelcke G. Is een leegten in den ouden dijck daer het waeter van den Rover met het andere wae't waeter behoorden 3 voet ende 3 duijm ter lichtelijck gemeen kan worden, des hoogh te malen maer kanden 't selve niet Rovers waeter soude van het accoordt van doen doordien datter geen slot van waeterde muelens uijtgeslooten zijn. ende was (tek. 3): Bovenmuel. Was de peijl aen de sluijs 3 voet ende 3 H. h diepste Alffense Muel, daer het waeter 2 voet ende een duijm opgemaelen stonde; duijm boven het binnenwater, daer het den waterganck was breet ende diep als maeswaeter een voet tegen stondt (tek. 4): die andere moelens. 3 voet ende 2 duijm is den pei/l, de maes L Sijn 2 ondichte dammen daer het waeter een voet hooger. duer int landt loopt hadde een dammetien Vordere verclaringe van dese kaert bevan omtrent 6 ofte 7 duijm hoogh boven langende die waetermoelens in maes, waeters, hier behooren sluijsen ofte blafwael met ABCaangewesen. fers te liggen. Is die Drumense sluijs daer het maeswaeter K. Is eenen graeff van 9 voet wijt ende onder naer advenant smal. een voet hoogh tegen stondt. Aan dese sluijs was oock den peijl 3 voet ende 2 L. Is een tochtsloot; het bovenste superfiore 15 voet breet ende naer advenant smal duijm boven het binnenwaeter. ende was omtrent 3 voet diep. Sijn 2 onvruchtbaere muelens uijt reden datter blaffers ofte sluijsen moesten leg- M. Was eenen verlanden graeff. gen, eer men het waeter op sijn behoor- N. Was de hoochste Alffense Muel over de 11/2 voet diep ende soowijt als die andere lijcke hoochten malen konde. moelens ende het waeter was soo hoogh Sijn 2 Drumense moelens dewelcke het gemaelens als die andere muelens. waeter uijt het leegh maelen daar tegenwoerdigh het waeter 2 voet ende 3 duijm
opgemaelen stondt, den waeterganck was voorts 4 voet ende 2 duijm diep ende 50 duijm oft 5 voet wijt.
D. Was een sluijs doer afgevallen steenen verstopt.
O. Is eenen graeff 2 1/2 voet diep.
P.
van 19 voet wijt ende
Was de sluijs aen de Reduijt daer het maeswaeter l voet gegen stonde. Dit alles naer Geldersche moet de roede tot 14 voet ende den voet tot l O duijm.
slui/s aff, 't welck is een bovenmaten; die achtkante moeien daer bij staende, het welck is een ondermolen; de andere viercante ondermolen die daerbij staet en die andere achtkante ondermeulen staende op die Alphense weteringh'. Het is interessant om te zien dat de begrippen wipmolen en vierkante molen hier beide gebruikt worden. De aanduiding vierkante molen is in de 17e eeuw vrij algemeen in gebruik - zeker in Noord-Holland - en is waarschijnlijk de oudste; later verdrongen door de nu zo vertrouwde aanduiding 'wipmolen'. Een Vierkante molen' is dus geen standerdmolen. De eerste wipmolen van de houten sluis af (een bovenmolen) heeft een scheprad, met een diameter van 20 voet en een breedte van 4,5 voet, dat eenmaal rondgaat tegen 12,5 ende ofwel 12,5 : 4 is 3,125 wiekenkruisom- Voorste Molen van de voormalige polder Heilouw wenteling. (Normaal is een breedte van l ,5 d vóór de ruilverkaveling, gezien vanaf de polder2,5 voet of één omwenteling tegen 7 a 9 en- zijde. Wipmolen mét een open scheprad.
1. Vermoedelijke
situatie begin 17e eeuw.
Natuurlijke afstroming door sluis D of be-
rnaling door drie molens.
___
2. Situatie na 1633. Mogelijkheid tot natuurlijke sluis D en B.
den). Het is dan ook geen wonder dat er van het zeer brede eb langzaam lopende rad wel eens wat brak want de druk op kammen en staven van de tandwielen moet wel erg hoog zijn geweest. 'Die daerbij staende achtkante moeien' had een scheprad met een diameter van 24 voet, een breedte van ca. 4 voet 4 duijm em een overbrengingsverhouding van l : 16 enden! Er draaide dus 16 maal een wiek voorbij eer het scheprad eenmaal was rondgedraaid! Leeghwater signaleert dat het hoogteverschil tussen de achterwaterloopbodems van de onderen bovenmolens slechts ongeveer 2 voeten bedraagt; dat was inderdaad veel te weinig. Dit betekende immers dat de bovenmolens veel te laag geplaatst waren om op maximale wijze te functioneren. Deze bovenmolens konden daardoor het water in feite maar zo'n 2 voet hoger brengen dan de ondermolen het zelf al brachten. Dit verschil had zo'n 4 voet moeten zijn! Daardoor moesten de bovenmolens bij een stijgende rivierstand eerder met malen ophouden hetgeen uiteraard een grote beper-
king voor de uitmaling betekende. Bij de andere ondermolen lag de 'waterloopbodem' 8 duijm dieper dan bij de eerstgenoemde. Zowel wat het scheprad als de gaande werken betreft was deze gelijk 'aen die voorgaende', waarmee de achtkant zal zijn bedoeld! De 'waterloopbodem' is ongetwijfeld de vloer van de achterwaterloop; de ligging hiervan is immers bepalend voor de dieptasting van de scherpraderen en daarmee voor het waterverzet. Op de Alphense wetering stonden toen twee achtkante molens met identieke gaande werken die als een tweehoog malende gang waren geplaatst. Ook hier ontdekt men tussen de waterlopen van beide molens een hoogteveverschil van slechts 2 voet. Op grond van het vorenstaande mag worden aangenomen dat de achtkante molens een aantal jaren na de wipmolens zijn gebouwd. Geelkercken tekent ook inderdaad achtkante én wipmolens. De beide achtkante molens staan langs de Alphense wetering aangegeven. Blijkbaar was hier vóór ca. 1633 geen bemaling en
3. Situatie na 1633. Bemaling door de ondermolens bij niet te hoge rivierstand.
4. Situatie na 1633. Tweetrapsbemaling door middel van twee ondermolens, twee bovenmolens en tussenboezem bij een hoge rivierstand.
voerd over het recht om waterleidingen en leigraven te maken door de dorpen Alphen, Wamel en Dreumel. Op een kaart uit 1755 waarop de weteringen etc. in Maas en Waal in beeld worden gebracht, zijn de molens echter niet (meer) te bekennen. Mogelijk zijn ze in 1672 platgebrand of onbruikbaar gemaakt, door de invallende Fransen, die toen ondermeer in Maasbommel grote verwoestingen hebben aangericht. Een aanwijzing geeft een declaratie van kosten uit 1694 die betrekking heeft op de verkoop van oude watermolens, het dorp Wamel betreffende. In de 18de eeuw zijn er verscheidene plannen tot verbetering van de waterafvoer in Maas en Waal geweest waarbij uiteraard onder andere de bouw van molens naar voren kwam. In 1791 waren er in de kerspelen Wamel, Dreumel en Alphen weer plannen om te komen tot de bouw van windmolens. Het moesten er drie worden en daartoe werden zes deskundigen benoemd die samen de plannen maakten. Voor Wamel waren dit M. Noorderdijk, meestermolenmaker en fabriek (hoofd technische dienst) te Noord-Waddinxveen en Hermanus van Duijn, timmerbaas van het Hoogheemraadschap Schieland en meester-molenmaker bij Rotterdam. Voor Dreumel waren het Witte Onderbuijs, gemenelandsmolenmaker te Culemborg en J.F. Blanken, dijkmeester van de Krimpenerwaard; de belangen van Alphen ven molen zijn. Over de vierde - de rechtse bovenmolen - wordt werden behartigd door M. de Jongh, landmeter niets gemeld. Blijkbaar waren hiervan geen ge- en meester-molenmaker te Dalem en Jan den gevens nodig. Bouwmeester, meester-molenmaker te Spijk. In juni 1791 besloten de dorpen tot de bouw De ontwikkeling na 1635 van de molens; achtkante molens met een Een deel van de processtukken en de kaart zijn vlucht met 90 Rijnlandse voeten en een staand bewaard gebleven. Hiermee wordt bewezen dat scheprad met een diameter van 20 voet. de in 1750 gebouwde Maasbommelse watermolen niet de eerste in deze streek was; waar- Herinvoering en verbetering windbemavoor hij wel lang werd gehouden. ling Er zijn trouwens vóór 1630 al, waar- Nog tijdens de bouw in de jaren 1791-1792 schijnlijk kleinere watermolens geweest waar- kwamen er allerlei twijfels ten aanzien van de mee Leeuwen, Puiflijk, Maasbommel en Alt- plannen; niet alleen wat de plaats betreft maar forst op de naar de Maas lopende weteringen ook over het type. Enkele molenbouwers maalden. Het is (nog) niet bekend wat er uit- vonden de Oudendijk een minder goede plaats eindelijk met de in 1633 aanwezige zes molens wegens het gevaar bij dijkdoorbraak en de is gebeurd. Op kaarten uit 1649 en 1654 ko- enigszins beperkte windvang. Ook kwam het men ze nog voor en mogelijk waren ze er nog voorstel om twee in plaats van één scheprad in 1666 want toen werd nog een proces ge- te plaatsen, wat evenmin genade vond. Er was
stonden de drie wipmolens dus aan de Dreumelse wetering. Hoewel uit het voorgaande bleek dat er een achtkante molen moet zijn bijgeplaatst, staat deze niet als zodanig op de kaart aangegeven. Gezien het feit dat het een ondermolen was, moet het een van de twee onder C aangeduide molens zijn. Naar alle waarschijnlijkheid was het de links gelegene en wel om de volgende redenen. Het verslag van Leeghwater begint met opmetingen aan de houten Dreumelse sluis; de sluis in de Bandijk.. Vervolgens geeft hij informatie over de 'eerste wipmolen van de houten sluijs aff 't welck is een bovenmaten'. De verslaglegger is dan van de rivierdijk naar de molens gelopen, langs de voorboezem die van de molens naar de sluis loopt. Op de kaart is aan de linkerkant van dit water een donkere rijn te zien die, gezien de verdere loop, voor een weg of voetpad moet worden aangezien. Aan de rechterkant lag blijkbaar een niet als weg gebruikte kade. Op de topografische kaart van 1847 wordt de linkerkade aangegeven als Burgkade. Dit wijst erop dat hij tot weg of voetpad diende. De dichtst bij de rivier staande molen zal daarom de wipmolen zijn geweest en de linkse van de twee met een C aangegeven ondermolens dus 'die achtkante moeien daerbij staende, het welck is een ondermolen'. De 'andere viercante ondermolen die daerbij staet' moet dan de rechtse met een C aangege-
10
ir-
n
Twee malende schepraderen. Links een staand scheprad en rechts een hellend scheprad
een duidelijke afkeer van deze 'nieuwigheid'. Er werd op gewezen dat er in heel Holland maar vier van zulke molens waren. In 1813 was de bemaling verre van ideaal, want een van de molens was inmiddels afgebrand en de beide andere waren aan groot herstel toe. Dat de afwatering ondanks de bemaling door molens nog niet naar wens was, lag voornamelijk aan het feit dat het rivierpeil vaak nog hoger was dan het hoogste peil tot welke het water met staande schepraderen kon worden opgemalen. Daarbij kwam dat er in de zomer met veel regen vaak slappe winden waren terwijl een grote schepradmolen, met name bij een vrij hoge opvoerhoogte, nogal wat wind nodig had om water te kunnen uitmalen. Door al deze onvolkomenheden konden de molens een groot deel van het jaar niet voldoende werken. Als gevolg hiervan stond bijvoorbeeld begin april 1817 een groot gebied onder water waardoor de grond niet kon worden bewerkt en er in het najaar dus ook niets te oogsten viel. Men meende de oplossing te kunnen vinden in de toepassing van het hellend scheprad dat omstreeks 1770 was uitgevonden door A.G. Eckhardt aan wie hiervoor octrooi was verleend. In 1816 werd het octrooi verlengd ten gunste van diens broer F.F. Eckhardt die nog verscheidene verbeteringen had aangebracht. Uit onderzoek bleek dat, wilde men molens met succes kunnen gebruiken, deze in staat moesten zijn een opvoerhoogte van 7,5 voet (ca. 2,4m) te overbruggen, daar het rivierpeil het grootste deel van het jaar hier beneden
12
bleef. Hellende schepraderen zouden hiertoe in staat zijn, terwijl deze ook nog bij slappe winden water opmaalden; dit in tegenstelling tot de staande schepraderen. Op 19 januari 1819 werd besloten beide, nog bestaande, molens te voorzien van hellende schepraderen. Tevens werd begonnen met het bouwen van een hellend-schepradmolen op de fundamenten van de verbrande molen. Ook werd nog de bouw van een geheel nieuwe hellend-schepradmolen aanbesteed. De eerste ervaringen met deze molens waren bepaald gunstig wat wel blijkt uit een brief van 3 september 1821 van de Dijkgraaf van Maas en Waal, tevens President der Directie van de Watermolenpolders van Wamel, Dreumel en Alphen aan F.F. Eckhardt. Uit de brief blijkt dat de vier molens aan alle eisen voldoen, met het grootste gemak het water tot 7 voet opmaalden en nog hoger zouden hebben kunnen malen als de boezemkaden hoger waren geweest.
De situatie rond de boezem in 1821 In de Boezem kwam de afwatering van drie gebieden te zamen. Het gebied rond het dorp Dreumel loste zijn overtollig water in hoofdzaak via de Bergsteegse Leigraaf op de Boezem. Het ten oosten van de Wamelse Wetering gelegen Lage Veld en Hoge Broek, mogelijk in combinatie met het gebied van Alphen vormde een tweede afwateringsgebied. Tussen deze twee gebieden door liep de Wamelse wetering die tot
^ «•"TE^S TIElA ~*f/' *.-••••••• -'M
ïL*,* --f
.41.4
&<"" ^•*J'ifixt'he
l&Vv--*'''
Waterstaatkundige situatie 1871 met daarin ingetekend de vroegere molens
= Polder Wamel 1430 ha, zomerpeil 5.00 AP > *
- Polders Dreumel en Alphen, te zamen 2190 ha, zomerpeil 4.70 AP _ Schut laken / stuw / sluis
_ Molen - Stoomgemaal - Verbindingsduiker (grondduiker) onder een andere watergang door
= Binnendijk /kade
13
u
De beide uitwateringen in 1839/40
14
Boezemj Buit enwater
B
ÂŤ
=
Wamelse molen
-
Oude Kooimolen
__= Dijk/Kade
c,
_ Oudendykse molen
___ Hoofdwatergang
D,
_ Alphense molen
F
= Alphense sluis = Dreumelse sluis
0
_ Molen
D
= Schutlaken/Sluis
afwatering diende van het meer oostelijk en via sluisje 2 in de Wamelse wetering worden daardoor wat hoger liggend gebied van Wamel. gebracht en door de Wamelse molen op de Duidelijk is dat de beide langs de Wamelse Boezem worden gemalen. Mogelijk werd de wetering gelegen gebieden door hun lagere wetering hiertoe eerst van de polder Wamel ligging in een nadelige positie verkeerden. afgescheiden door sluiting van het Wamelse Aangezien alleen bemaling hierin verbetering schutlaken aan het oosteind van de wetering. kon brengen, verrezen er in 1791 twee molens Wamel lag immers hoger dan Dreumel. Merkaan de Boezem. De Boezem ging nu zelf ook waardig is echter weer dat de situatie bij de als voorboezem - als verzamelpunt - dienen. Wamelse molen blijkens de kadastrale kaart De Wamelse of Maasdijkse molen bemaalde van 1821 nog weer anders was. Hier staat de het gebied rond Dreumel en de Oude Kooy- Wamelse molen duidelijk niet in verbinding molen bemaalde het gebied ten zuidoosten met de Wamelse wetering. Is de situatie tussen van de Wamelse wetering. Bij een lage stand 1821 en 1839/40 misschien veranderd of is van de Maas kon echter ook nog op natuur- een van beide kaarten ten aanzien van dit punt lijke wijze worden geloosd. Via sluisjes naast niet nauwkeurig? Bij voldoende laag buitenwater kon de WaAlphense en Oude Kooymolen liep het overtollige water dan direct op de laagstaande Boezem melse wetering via sluis 3 rechtstreeks op de en vandaar naar de rivier. De molens konden Boezem afstromen en bij een te hoge riviermet hun - vroeger staande - schepraderen het stand kwam de Wamelse molen in dienst. De water tot circa l ,5 meter hoogte opmalen. aanwezigheid van sluis 4 geeft aan dat de weOp die hoogte waren toen ook de kaden rond tering ook water kan laten afvloeien naar het de Boezem afgestemd. Wanneer het Maaswater aangrensende oostelijk gebied. Misschien was boven dit hoogsteÂťpeil rees, sloot de Dreumelse dit om, indien noodzakelijk, de beide andere sluis automatisch zodat het opgemalen water molens mee te kunnen laten helpen. Het beniet meer naar de Maas kon wegstromen. Zou- malingsgebied van de Oude Kooimolen en de den de molens dan nog in bedrijf blijven, dan Oudendijkse molen kan bij laag buitenwater ontstond het gevaar dat de kaden langs de Boe- ook nog via sluis 5 op natuurlijke wijze zijn zem overstroomden met schade en doorbraak- water lozen. Het op de kaart ontbreken van gevaar als gevolg. Na invoering van de hellende sluisjes in de hoofdwatergangen die het polderschepraderen kon de Boezem tot een ca. 0,8 m water naar de Oude Kooimolen, Oudendijkse molen en de Alphense molen voerden maakt hoger peil worden opgehoogd. Hoe nu precies de bemaling functioneerde het waarschijnlijk dat in het gehele bemalingsen wat de exacte grenzen van de bemalen gebie- gebied van de drie molens een en hetzelfde den nu waren is de schrijver hiervan op basis polderpeil werd gehandhaafd. Bij een lage van de beschikbare gegevens niet volkomen buitenwaterstand kon dus ook nog via de duidelijk. De eerste betrouwbare bron is in fei- sluisjes 6 en 7 lozing plaatsvinden en anders te de eerste uitgave van de Waterstaatskaart trad ook de Alphense molen inwerking. Bezien we de kaart dan zijn de namen van maar deze werd voor het betreffende gebied de molens al gauw verklaard. Al omstreeks (Blad Rhenen 3 en 5) pas bewerkt in 1871. De eindbemaling was toen echter al zo'n twintig 1793 wordt gesproken over de molen 'in de jaar vervangen door stoombemaling. Er waren oude Coy' en op de topografische kaart van toen nog maar twee grote afwateringsgebieden. 1821 is aangegeven: Oude Kooymolen. De Enig inzicht geeft nog een kaart uit 1839/ naam wordt duidelijk als we de kaart van 1633 40, waarop riet alleen de Boezem en de Kolk erbij nemen. Boven de 'Way' staat een Vogelbij de Alphense molen zijn aangegeven maar koy', getekend en de Oude Kooymolen werd ook de watergangen en sluisjes (blafferts of geplaatst aan de watergang die van deze vogelschutlakens). Was de Maas en dus ook de Boe- kooi naar de 'Way' liep. Hij stond dus vlakbij zem laag genoeg dan kon het Dreumelse water deze 'Kooi'. Een kooi was een waterpartij op natuurlijke wijze afvloeien via sluisje 1. v met daaromheen bossages en ingericht om Was de rivier te hoog en moest deze sluis watervogels (eenden) te vangen. Met 'oude' gesloten blijven dan kon het Dreumelse water zal mogelijk bedoeld zijn dat de kooi toen al 15
De situatie in 1821
= Boezem/'Buitenwater
. = Dijk l Kade r_ Hoof d watergang _ Kadastrale perceelgrens
_ Schutlaken/Sluis Wamelse molen
A»
=
B«
= Oude Kooimolen
C«
= Oudendijkse molen
D, E
= Bo venmolen (l 7de eeu w)
F
= Vroegere tussenboezem?
grafische kaart aangegeven als Wamelse molen; dit is enigszins bevreemdend omdat hij het gebied van Dreumelbemaalde. Dit moet de molen zijn die als 'Maasdijkse molen' voor afbraak werd verkocht. De verbinding tussen Waaldijk en Boezem staat op de kadastrale kaart van 1821 nog als Maasdijk aangegeven. Deze molen stond hier niet ver vandaan. Vergelijken we de situatie rond de Boezem in het begin 19e eeuw met die rond 1633, dan is er wel enig verschil. Toen stonden de molens veel dichter bij de rivier en kg de Way op polderpeil. In 1791 zijn de molens gescheiden
niet meer bestond. De Oudendijkse molen moet de zuidelijke van de drie zijn geweest omdat hij dicht bij de Oudedijk stond. De noordelijke van de drie staat op de in 1847 verkende topo16
en tot boezem gemaakt. De waarde van de boezem als waterberging zal hier betrekkelijk gering zijn geweest wegens de naar verhouding meest langdurige perioden van hoog Maaswater. Aan de plaatsing landinwaarts zal het gevaar
Landschap bff Dreumel. Tekening, penseel in grijs, door Nicolaas Wicart (l 748-1815). 17
1. Meest waarschijnlijke situatie vóór ca. 1633. Vier te zamen komende watergangen die bij een lage rivierstand via de Alphense sluis af waterden.
2. Natuurlijke afwatering na het bouwen van de gang van twee molens. Naast de bovenmolen zal sluis S l zijn gemaakt.
van dijkdoorbraken en windbelemmering door de rivierdijk debet zijn geweest. Hoewel de kadastrale kaart én oud én nauwkeurig is, kan hierop toch niet direct de situatie van 1633 worden teruggevonden. Ongeveer op de plaats van de Oudendijkse molen stond toen een wipmolen. De ligging van de wateraanvoerende polderwatergang doet vermoeden dat hij op exact dezelfde plaats stond als deze Oudendijkse molen. Op de kaart van 1633 lijkt hij echter min of meer 'op' de Oudendijk te staan en maalt hij duidelijk uit in de tussen D-B gelegen kolk. Misschien stoen hij toen iets zuidelijker, aan de buitenkant van de Oudendijk en is het kadastrale nummer 129 een vroegere molenwerf?
De plaats van de bijbehorende vroegere bovenmolen is nog wel te localiseren. Hij moet aan het eind van de bewesten Oudendijk gelegen hoofd watergang gestaan hebben. Ook de plaats van de andere bovenmolen lijkt nog aanwijsbaar. De exacte plaats van de andere ondermolen is niet te geven. Wel is er in de kadastrale indeling kgs de westkant van de Boezem een strook grond aanwijsbaar waarin misschien de tussenboezem kan worden herkend. Wat opvalt is dat de Oudendijk in 1633 in de Boezem een ander verloop had dan in 1821 en dat het eiland in de Boezem er toen blijkbaar nog niet was.
18
3. Afwatering van Alphen bij een wat hogere rivierstand. De ondermoten ff is in bedrijf voor uitma-
4. Alphense afwatering bij een nog hogere rivierstand middels tweetrapsbemaling.
S, en 82 zijn veronderstelde sluisjes
ling. In de kade van de tussenboezem moet daartoe sluis S 2 zijn gemaakt.
De Alphense uitwatering Omstreeks 1633 werd hier een gang van twee achtkante schepradmolens gebouwd. Aan de hand van de kaart van 1633 is de plaats van deze molens op de kadastrale kaart van 1821 nauwkeurig te bepalen. Merkwaardigerwijs is hier, in tegenstelling tot de Boezem, de molen later veel dichter bij de rivier gezet met alle gevaar van dien. Het is niet zonder meer duidelijk waarom ze eerst zover landinwaarts zijn geplaatst.
Verdere bijzonderheden over de molens Door tijdgebrek kon slechts een beperkt onderzoek worden gedaan. In hoofdzaak werd met raadpleging van de inventaris van het archief van de Molenpolders volstaan. Op 4 september 1793 worden de kosten omgeslagen van het uitgraven van de waterloop 'bij de Dubbelde moolen in de oude Coy'. Dit wijst erop dat de Oude Kooymolen gebouwd was met twee schepraderen: een wat smal rad om te gebruiken bij een hoge buitenwaterstand en een breed rad voor lage buitenwaterstanden. In het eerste geval dan een wat 19
kleinere capaciteit maar in elk geval toch uitmaling en in het laatste geval een grote capaciteit. In het polderarchief zijn nog twee handgeschreven bestekken aanwezig die betrekking hebben op de bouw van de molens in 1791. Een ervan heeft betrekking op een molen onder Dreumel die op l augustus 1791 werd aanbesteed aan 'Albert van de Sande in Holland' voor een bedrag van f 14.600,--. Het blijkt de Wamelse molen te zijn geweest die met twee schepraderen met nagenoeg gelijke diameter maar verschillende breedte moet worden ingericht. De gaande werken weken nogal af van de bij schepradmolens gebruikelijke. Onder aan de korte konigsspil, die rustte op de onderste bintlaag van het achtkant, was een klein spoorwiel dat via twee schijflopen twee verticale spillen in beweging bracht. Beide spillen dreven op hun beurt weer via een benedenschijfloop een onderwiel met scheprad aan. Als maat werd de Rijnlandse maat gehanteerd van 12 duim in de voet en waarbij één voet overeenkwam met 31,39 cm. Het andere bestek betreft de Alphense molen die op dezelfde dag werd aangenomen door Migiel Schoonwater voor f 10.600,-. Deze vrijwel gelijk uitgevoerde molen had als verschil dat hij slechts met één scheprad werd ingericht. De molen 'in d'oude Kooy' werd gebouwd door S. Schalij en B. van Zijl. Aangezien deze ook van twee schepraderen was voorzien, mag aangenomen worden dat hij gelijk was aan de Wamelse molen. Dat er toen drie molens zijn gebouwd blijkt wel uit het feit dat er gesproken werd over een molen 'binnen Dreumel', één 'onder Dreumel' en één 'onder Alphen'. Voor de hand lag dat ieder van de drie bemalingsgebieden een molen heeft laten bouwen. Dat dit de Wamelse of Maasdijkse molen, de Oude Kooymolen en de Alphense molen waren, wordt bevestigd door een kaart van Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen uit 1799. Door allerlei omstandigheden bleken de bouwers niet in staat de molens binnen de vastgestelde tijd te plaatsen. Zo verklaarden S. Schalij en B. van Zijl dat de vertraging in de oprichting van hun molen een gevolg was van overmacht. De van te voren in onderdelen gereedgemaakte molen kon niet worden vervoerd omdat de sluis aan de Vaart (Vreeswijk) 20
niet open mocht wegens de hoge waterstand op de Lek. Dit wordt duidelijker door het gegeven dat er in de 18e eeuw in Jutphaas een molenmaker Schalij gevestigd was die in de provincie Utrecht verscheidene molens bouwde. Blijkbaar werd ook ver van huis werk aangenomen en had men de Oude Kooy-molen in Jutphaas geheel in onderdelen gereed gemaakt. In 1817 wordt gezegd dat een van de molens enkele jaren geleden was verbrand. Daar de Oude Kooymolen en de Alphense molen er toen nog waren, moet dit dus de Wamelse molen zijn geweest. Van de verbrande molen werd ook nog gezegd dat hij een 'hoogwerkend scheprad' had. En de Wamelse molen had immers twee schepraderen! Plannen tot herbouw waren er in eerste instantie wel maar zijn pas
later gerealiseerd. Er is toen wel een conceptbestek voor de herbouw gemaakt waaruit blijkt dat het toen in de bedoeling lag om een molen met één scheprad te bouwen die in alles gelijk moest zijn aan de Alphense molen. De ingewikkelde inrichting met 2 schepraderen is in de praktijk blijkbaar toch niet bevallen. Uit deze gegevens blijkt dat de vierde en laatst gebouwde molen, de Oudendijkse molen moet zijn geweest. Het hierbij behorende bemalingsgebied kon blijkbaar alleen met twee molens op peil worden gehouden! De St. Annamolen dateert dus uit 1819 of 1820 en werd toen als nieuwe hellend-schepradmolen gebouwd. In het polderarchief is ook nog een voorstel aangetroffen om een stenen molen te bouwen. Dit houdt waarschijnlijk verband met de voorgenomen herbouw van de verbrande Wamelse molen. In het voorstel wordt er namelijk op gewezen dat zo'n molen minder brandgevaarlijk is, niet zo kwetsbaar voor water en ijs en goedkoper in onderhoud. Met het gevaar van water en ijs zal bedoeld zijn: overstromingswater en ijsschotsen na dijkdoorbraak als gevolg van de vorming van ijsdammen in de rivier. Dit gevaar was niet denkbeeldig want 'voortijds is den ouden Kooysen molen omver geraakt en de Alphense molen destijds mede geheel verzet en bijna op 't punt geweest is van om te vallen'. De herbouw van de verongelukte Oude Kooymolen vergde toen f 4.582,--; een voor die tijd aanzienlijk bedrag.
Doorsnede en plattegrond van een hellend schepradmolen met watergangen van de Zuidplasmolen bij Moordrecht (l835). 21
Boezem/'Buitenwater
Kade Hoofdwatergang Kadastrale perceelgrens
Schuttaken/Sluis Alphense molen Vroegere bovenmaten Vroegere ondermolen 22
17de eeuw
Stoombemaling Toch bleken zelfs deze hellend-schepradmolens niet de oplossing te zijn. Hier en in de meeste andere dorpspolders van Maas en Waal stond een groot deel van het land de gehele winter en een deel van het voorjaar blank. Deze situatie en de hieruit voortvloeiende armoede deden de Rijksoverheid enkele malen achtereen een algemeen ontwateringsplan voor het gebied ontwerpen. Dat leverde echter weinig resultaat op. Hoewel al in 1836 een besluit
•^
•**•. m. • \\v Bij benadering de plaats van de vroegere molens in de huidige situatie; topografische kaart blad 39 D, herzien 1974, uitgave 1977.
was genomen om een stoomschepradgemaal te stichten, viel in de zomer van 1845 uiteindelijk pas het besluit om voor gezamenlijke rekening een stoomgemaal te bouwen volgens een geheel nieuwe door ir. H. Fijnje van Salverda gedane uitvinding. Na de eerste experimenten met door stoom gedreven pompen, eind 18e en begin 19e eeuw, was men al spoedig voor de eerste toepassing van stoom voor bemalingsdoeleinden weer
overgestapt op de vanouds vertrouwde schepraderen en vijzels. Fijnje was de man die de onvolkomenheden
van de pompen wist te ondervangen met zijn ontwerp van de dubbelwerkende verticale perspomp. De eerste toepassing hiervoor was
die in het stoomgemaal van de polders Wamel, Dreumel en Alphen dat in de jaren 1845-1846 werd gebouwd. Na het overwinnen van enkele kinderziekten werd het gemaal in 1847 defini23
tief in gebruik genomen. Het resultaat was voor die tijd zeer bijzonder. Weldra was het tot over de grenzen bekend; zelfs Hongaarse ingenieurs kwamen kijken. Tengevolge van de aanhoudende kwel, met name sinds 1876, die in de meeste rivierpolders een groot deel van het totale waterbezwaar uitmaakte, moest tot nieuwe maatregelen worden overgegaan. De delen Alphen en Wamel besloten eigen stoomgemalen te bouwen waarna Dreumel het bestaande stoomgemaal overnam. In 1875 werd dit gemaal verbouwd en de oorspronkelijke pomp vervangen door de toen moderne centrifugaalpomp. De oorspronkelijke waterstaatkundige situatie in het gebied van Maas en Waal werd in de jaren vijftig van deze eeuw door ruilverkavelingswerken ingrijpend veranderd.
Afbraak van de molens De molens waren in 1847 na de bouw van het stoomgemaal niet meer nodig en werden in dat jaar verkocht. De Oude Kooymolen werd verkocht aan ene Ambrosius uit Heerewaarden. Het is niet onwaarschijnlijk dat deze hem in de regio bijvoorbeeld weer als korenmolen heeft laten herbouwen. De in de jaren '30 verbrande achtkante grondkorenmolen te Heerewaarden zal het niet zijn geweest. Bestudering van oude afbeeldingen laat zien dat deze molen een kleinere vlucht had dan de afgebroken watermolen. De Maasdijkse molen werd overgenomen door Peter Schenk, molenmaker te Oudesluis, gemeente Zijpe (N.H.). Hij zal de molen evenmin voor brandhout gekocht hebben. Een connectie met de toen in bedijking zijnde Anna Palownapolder in de kop van NoordHolland ligt dan al snel voor de hand. Met een deel ervan - De Westpolder - was in 1844 aangevangen. In 1845 nam Peter Schenk uit Oudesluis de bouw van molen nummer l aan voor een bedrag van f 11.000,--. Deze achtkante vijzelmolen werd op 10 februari 1846 opgeleverd. Het aandeel van deze molenbouwer betrof blijkbaar uitsluitend de opstal want de funderingswerken waren iemand anders opgedragen. In de zomer van 1846 werd de ringdijk van het deel Oostpolder gesloten. Op 26 juni van hetzelfde jaar kreeg P. Schenk de bouw opgedragen van een kapitale watermo24
len bij de Knees voor de somma van f 23.000,-. De hoogte van dit bedrag wijst op algehele nieuwbouw maar toen de afbraak van de molens bij Dreumel bekend werd, zijn die nieuwbouwplannen waarschijnlijk gewijzigd. Er mag dus worden aangenomen dat de Maasdijkse molen als vijzelmolen herbouwd werd te Anna Paulowna en daar in 1913 voor afbraak is verkocht. De opstal van de Oudendijkse molen werd voor f 4.850,- gekocht door P. van de Huy, olieslager te Sint Anna bij Nijmegen, en daar onder de naam van de dorpsheilige weer opgebouwd. Hoe het de Alphense watermolen is vergaan, kan - zelfs niet na enig archiefonderzoek - niet met zekerheid worden gezegd. Volgens de overlevering zou de huidige korenmolen te Winssen vroeger als watermolen bij Alphen a/d Maas hebben gestaan. De fundering van de Alphense molen is in 1957 tijdens de uitvoering van ruilverkavelingswerkzaamheden aan de oppervlakte gekomen en opgeruimd. In het Nijmeegs Dagblad van 27 juni van dat jaar werd hiervan verslag gedaan.
De molen te Winssen Ten einde deze overlevering op mogelijke juistheid te controleren, werd de molen nauwkeurig onderzocht op sporen uit de eventuele Alphense periode. Een blik op de molen maakt het al heel aannemelijk dat hij ooit als watermolen, in plaats van als korenmolen, is gebouwd. Alleen al de grote vlucht van 27,5 m (Gelders Molenhoek) geeft aan dat deze molen oorspronkelijk niet als dorpskorenmolen zal zijn gebouwd. De bovenste helft van het achtkant is duidelijk zwart berookt. Dit wijst op vroegere bewoning; een watermolen dus! De zware eiken spil vertoont verscheidene zwaluwstaartvormige inkepingen die erop wijzen dat hij vroeger een andere functie had. De spil staat op een korte zware draagbalk die, te zien aan de afmetingen en de vellingen aan de hoeken, vroeger te zamen met de huidige spil een lange zware balk heeft gevormd. Even boven het spoorwiel zijn op de spil sporen te zien van vroegere verontreiniging door smeer. Daarnaast zijn er nog plaatsen aanwijsbaar waar vroeger (kinder)binten over deze balk hebben gelegen.
Beltmolen 'Beatrix'te Winssen, een poldermolen die is verbouwd. Opname 1979 De molen is sterk verwaarloosd en ernstig in verval; let op de merkwaardige 'spaarbogen' in de veldmuren van het achtkant. Er is ook nog een sleuf met een boutgat te zien. Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat we te maken hebben met een vroegere korĂźngsspil uit een poldermolen. Maar dan een koningsspil die later als draagbalk is gebruikt voor een verticale spil (getuige de smeersporen) en waarover tevens de bintlaag van een zoldering was gelegd. De zwaluwstaartvormige inkepingen doen de vroegere aanwezigheid van op trek belaste (hangende?) stijlen vermoeden. Met het aanbrengen van enkele (2?) tussensteunpunten zal men de vrije overspanning en de doorbuiging hebben willen verkleinen. Een
spil die tot draagbalk werd gemaakt, zou aanwezig kunnen zijn geweest in een hellendschepradmolen. De hellend-schepradmolens zijn van de Bleiswijkse Droogmakerij hadden bijvoorbeeld zeer lange draagbalken waarop de spil rustte.
Uit het bouwbestek van 1791 blijkt dat de Alphense molen als staand-schepradmolen moet zijn gebouwd. Mogelijk bleek de bestaande koningsspil na de verbouwing tot hellendschepradmolen te kort om als zodanig dienst te blijven doen zodat de spil door een nieuwe werd vervangen. In de onderste bintlaag van het 25
achtkant zijn verder gaten te zien waarin ooit schoren moeten zijn aangebracht; een interessant afwijkend constructiedetail in ieder geval. Zouden deze schoren misschien voor de vroegere draagbalk en/of bovenlagering van de schuinstaande spil van het hellend scheprad hebben gediend? Ook de stoelconstructies, waarin de boveneinden van de staakijzers zijn gelagerd, lijken wel uit een vroegere situatie te zijn 'meegenomen'. De sterkste aanwijzing dat het hier een voormalige hellend-schepradmolen betreft, vormt het spoorwiel; dit is duidelijk het 'spoorwiel' van een dergelijk molen. Het wiel is tot spoorwiel vermaakt door het in diameter te verkleinen en een nieuwe kammenverdeling aan te brengen. De oude, naar binnen gelegde, velg met afgezaagde kammen is nog aanwezig. De kammen waren onder een hoek van 30 graden met het wiel gepkatst. De velg was hiervoor van een afgeschuinde kant voorzien. Een dergelijk groot wiel met schuin geplaatste kammen werd bij een hellend-schepradmolen bovenaan de waterspil aangetroffen! Veel hellend-schepradmolens zijn er niet geweest en daar de molen te Winssen er reeds 26
stond voordat de hellend-schepradmolens van de Zuidplaspolder onder Waddinxveen en Moordrecht werden gesloopt (na 1876), mag aangenomen worden dat hier inderdaad sprake is van de vroegere Alphense watermolen. Een van de steenschijflopen is een vermaakte schijfloop die vroeger voor een heel ander doel moet zijn gebruikt. De oorspronkelijke spiegel (gat voor de spil) van 49 cm en het vroegere aantal van 25 staven doen vermoeden dat het de oude onderschĂŻjfloop uit de hellend-schepradperiode is. Wel blijft nog de vraag waarom er aan de onderste bintlaag van het achtkant geen sporen te zien zijn van de vroegere aanwezigheid van een schaargebint. Volgens het bestek van 1791 moet dit er in het begin zijn geweest. De mogelijkheid dat dit echter niet de in 1791 gebouwde molen is kan niet helemaal worden uitgesloten. Het is niet ondenkbaar dat deze al spoedig weer verloren is gegaan, bijvoorbeeld door brand, en daarna als nieuwe hellend-schepradmolen is herbouwd. In dat geval zou er ook geen spoor van een schaargebint zijn geweest.
De St.Annamolen te Nijmegen in 1905, als bergmolen. De opname is vanaf dezelfde kant gemaakt als de andere afbeelding in dit nummer, zoals aan de dakkisten in het riet te zien is. Het gebouw rechts is nog aanwezig.
De St.Annamolen Ook deze molen is onderzocht op sporen uit zijn watermolenverleden. Het achtkant is zwart berookt wat op vroegere bewoning kan wijzen, maar in dit geval ook (mede) het gevolg kan zijn van zijn vroegere oliemolenfunctie. Merkwaardig is dat de achtkantstijlen hier van eiken
zijn en de veldkruisen en regels van grenen. Meestal werd een achtkant in ĂŠĂŠn en dezelfde
houtsoort uitgevoerd. De onderste bintlaag van het achtkant vertoont geen sporen (kepen of boutgaten) die erop wijzen dat de molen in zijn watermolenperiode een schaargebint heeft gehad. Hieruit 27
moet worden afgeleid dat de molen niet als een staandschepradmolen is gebouwd. Het gebruik van een losse binnenstoel was al aan het einde van de 18de eeuw of het begin van de 19de eeuw geen gewoonte meer. De aanwezige bestekken uit 1791 spreken trouwens duidelijk over het maken van een schaargebint. Hieruit blijkt wat al eerder is aangetoond namelijk dat de molen als nieuwe hellend-schepradmolen is gebouwd. In vergelijking met de molen te Winssen zijn er enkele kleine verschillen in de hoofdafmettingen van beide achtkanten. Gemeten over het onder en b o ventaf element is de binnenwijdte van de St.Annamolen 15 cm kleiner dan die van de molen te Winssen. De hoogte, gemeten tussen het onder- en boventafelement is ca. 10 cm kleiner. De hoofdlijnen van de beide molens komen sterk overeen. Ook is op de foto's duidelijk te zien dat beide molens zowel op de luiken in het achterkeuvelens als op luiken/
BRONNEN:
1. De historie van het land tussen Maas en Waal door H. van Heiningen, Zaltbommel 1965. 2. Tussen Maas en Waal door H. van Heiningen, Zutphen 1972. 3. Verzameling van stukken betrekkelijk de staand- en hellend-schepradmolens, Amsterdam 1822. 4. Stoombemaling van polders en boezems door A. Huet, 's Gravenhage 1885. 5. De Anna Paulownapolder 1846-1946 door C. Keyzer/H. Jonker Hzn., Wormerveer 1946. 28
deuren in de veldmuren verfraaid zijn met geschilderde stervormige motieven. Een streekgebonden versieringswijze zal dit niet zijn geweest. Hemelsbreed gemeten liggen de molens zo'n 12 km van elkaar verwijderd. Aangenomen moet worden dat deze verfraaiingen nog dateren uit de watermolenperiode van beide molens! Van de al in 1905 onttakelde St. Annamolen is de schrijver hiervan slechts twee foto's bekend waarop de molen nog in volle luister is te zien. De ene hangt nog steeds beneden in de molen en de andere is hier afgedrukt en werd bij toeval ontdekt. Hij werd gevonden in een dun foto-albumpje op de zolder van het Prentenkabinet te Leiden (collectie Muller Massis nr. 57.2599). Na een tijd als onbekende molen te boek te hebben gestaan werd hij herkend als de St.Annamolen te Nijmegen.
6. 7. 8. 9.
Inventaris archief Molenpolders. Kadastrale kaart uit 1821. Topografische kaart verkend in 1847. Caarte van het lands tusschen Maas en Waal en van het Rijk van Nijmegen. Ingevolge instructie van den Lt. Coll. Directeur C. R. T. Krayenhoff uit eigene gemeenten stukken verkleind en op eene schaal gebragt van 800 Rh. Roeden op den Rhijnlandsschen duym door M.J. de Man en M.A. Snoek 1799.
10. Topografische en Hydrografische kaart van de beide polderdistricten Het Rijk van Nijmegen en Maas en Waal, behorende bij een ontwerp waterverbetering uit 1839/40. Archief polderdistrict Maas en Waal te Nijmegen.
Aankoopfonds Voor verwerving, restauratie en conservering van zaken voor het museum i.o. en het documentatiecentrum is het aankoopfonds ingesteld. Bijdragen kunnen worden gestort op postgiro 4460600 (uitsluitend voor het aankoopfonds, niet voor contributies of andere betalingen). Tweestromenland is door de Inspecteur der Registratie en Successie te
Nijmegen erkend als een instelling ten alge-
menen nutte. Derhalve is Uw bijdrage in principe aftrekbaar bij Uw belastingaangiften.
Tweestromenlandreeks De Vereniging Tweestromenland beoogt in de Tweestromenlandreeks studies van enige omvang en van bijzondere betekenis uit te geven. Als eerste deel in deze reeks verscheen op 22 april 1980 het Maas en Waals Woordenboek en 22 verhalen in de streektaai, door Johan van
Os met pentekeningen van G. Kuipers. De on-
gewijzigde, tweede druk verscheen in septem-
ber 1981 en is verkrijgbaar bij de boekhan-
del of door storting van f 24,50 op postgiro 2622012 ten name van penningmeester Tweestromenland, Dorpsstraat 61,6617 AC Bergharen, met vermelding van "Woordenboek gevraagd'. Als tweede deel in deze reeks verscheen op 25 september 1981 Aan het Volk van Nederland, het democratisch manifest van Joon Derk van der Capeüen tot den Pol, 1781; ingeleid door prof. dr^W.F. Wertheim en mr dr A.H. Wertheim- Gijse Weenink. Deze anonieme 'brief werd 200 jaar geleden in de nacht van 25 op 26 september 1781 vanuit geblindeerde,
rijdende koetsen over grote delen van ons land
verspreid en baarde groot opzien. De schrijver
ging ervan uit dat ieder mens vrij geboren was en de één over de ander van nature niets te zeggen had. Deze instelling en vele andere Verlichte' denkbeelden waren, zo weten wij thans, op schrift gesteld door Joan Derk, baron Van der Capellen tot den Pol, heer van Appeltern en Altforst tijdens zijn verblijf op het kasteel te Appeltern. En ze sloegen in ak een bom!
Het boek is verkrijgbaar bij de boekhandel
(f 26,50) of dcor storting van f 19,30 op postgiro 2622012 ten name van penningmees-
ter Tweestromenland, Dorpsstraat 61,6617 AC Bergharen, met vermelding van 'Joan Derk gevraagd'.
Kersttentoonstelling Hemen De kersttentoonstelling in kasteel Hernen krijgt wederom de titel "Van Kerst tot Driekoningen'. De tentoonstelling duurt van 19 december 1981 t/m 3 januari 1982, van 14.00 -
17.00 uur. Eerste Kerstdag gesloten. Bezoekers betalen f3,- entree. Jong en oud half geld. Leden van Tweestromenland gratis toegang. Alle voorwerpen zijn beschreven in een tentoonstellingscatalogus, die ter plaatse verkrijgbaar is en rijkelijk is geïllustreerd. Het onderwerp is een bewoond kasteel 1550-1700. Van vele particulieren en musea werden belangwekkende bruiklenen verkregen. Verantwoording afbeeldingen
Rijksdienst voor de Monumentenzorg (blz. 2, 6,8 rechtsboven, 25,26)
J.L. Beijers, Utrecht; veilingcatalogus 7/8 september 1976 (blz. 4) Auteur (blz. 8 onder, 9,11,13,14,16,18,19, 21,22,23) Gemeentelijk Archiefdienst Amsterdam (blz. 12)
Gemeentemuseum Arnhem (blz. 17) Universiteitsbibliotheek Leiden, collectie Muller Massis in het prentenkabinet (blz. 27) De penseeltekening op het omslag berust in het prentenkabinet van de Vereniging Tweestromenland, deel uitmakende van een in bruikleen gegeven particuliere collectie