1984

Page 1

MAAS EN WAALS TIJDSCHRIFT VOOR STREEKGESCHIEDENIS

TWEESTROMENIAND 15. X. 1984 - verschijnt ten minste vier maal per jaar - NUMMER 43


TWEESTROMENLAND Opgericht 15 mei 1964. Doel: io zo breed mogelijke kring bevorderen van de belangstelling voor de geschiedenis in al haar aspecten en onder ieder opzicht, in het bijzonder van het

G.A.A. Rooijafckers, Oveiarasek A. Smits-Koks, Weurt

Drs. C. Visser, Druten.

werkgebied, het Land van Maas en Waal en het

Administrateur

westelijk deel van het Rijk van Nijmegen.

P.G. Leussink, Beuningen

Lidmaatschap

Kopij

Het lidmaatschap geeft recht op gratis toezending van tijdschrift en nieuwsbrief en op deelname aan excursies en reizen, bovendien

Kopij dient getypt, gedateerd en ondertekend te worden verzonden aan de redactiesecreta-

ris J. Trijsburg, Maasdijk 20,6629 KC Appel-

toegang tot lezingen, tentoonstellingen, dia-

tem, Kan een artikel niet in machineschrift

voorstellingen en andere evenementen en tevens korting op de boekhandelsprijs bij uitgaven in

worden geleverd, dan gaarne in een duidelijk

de Tweestromenlandreeks. Contributie De contributie voor 1984 bedraagt f 25,', naar verkiezing f 30,-, f 40,-, f 50,-, f 100,-enz., te voldoen door storting op postgiro 2622012 ten name van pennengmeester Tweestromenland Dorpsstraat 61, 6617 AC Bergharen.

Ledenadministratie Markt 9-14,6651 BC Druten; voor opgave van nieuwe leden, adreswijzigingen en eventuele opzeggingen (vóór l december). Secretariaat Genechtstraat 11,6651 EC Druten; voor correspondentie gericht aan het bestuur. Telefoon:

leesbaar handschrift. Afbeeldingen moeten,

indien men ze terug wil hebben, aan de achterzijde voorzien zijn van naam, adres en woonplaats van de bruikleengever.

Losse nummers tijdschrift Nrs. 19 t/m 43 voorradig. Per stuk f5,-. Te be-

stellen door storting op postgiro 2622012 ten name van penningmeester Tweestromenland, Dorpsstraat 61,6617 AC Bergharen.

Inhoud Blz.

08870-2847.

C.P.J. van Kouwen, In zes stappen door de Maas en Waalse prehistorie

Ere-leden H. van Heiningen, benoemd 2 mei 1969 J.P.M. van Os, benoemd 23 april 1980

A.J. van Weel, De strijd om het bezit van 10

Bestuur J .P. van Wezel, vz., Alphen W.P. van der Bent, secr., Druten Mej. W.A. van Buren, penn., Bergharen J.A. van Gelder, vice-vz., Bergharen G.Y.M. Derks-Klabbers, Druten W.H. Frentz,Wamel J.A. Jansen, Wijchen Ir. A. Kamerman, Wijchen T. de Kock-Willems, Ben.-Leeuwen Mej. F.J. van Oijen, Druten

15 20

22 23

Batenburg tussen het Heilige Roomse Rijk en Philips II (1568-1576) Johan van Os, De rietdekker H. van Helvoort, De kerken van architect

C. Franssen in Maas en Waal (6) Het Spieker Stoomtram herleeft in boek Stoomgemaal Appeltern behouden

Omslagfoto: De rietsnijder, afb. l bij het artikel van Johan van Os over de rietdekker, zie bh. lOe.v.


Streekarchiet Bommelerwaard

TWEESTROM EN LAND MAAS EN WAALS TIJDSCHRIFT VOOR STREEKGESCHIEDENIS Redactie: Martin Bergevoet, Hugo van Capelleveen, Jan van Gelder, Huub van Heiningen, Ans Talsma-Saaijer, Ton Tielen en Jac. Trijsburg

NUMMER 43

1983/IV

C.P.J. van Kou wen

In zes stappen door de Maas en Waalse prehistorie Een zesdelige expositie van bodemvondsten uit de streek rouleerde in 1977/78 via de Tweestromenland-vitrines die in zes Rabobanken tussen Maas en Waal waren opgesteld. De begeleidende teksten van de samensteller van deze wisselexpositie, de conservator van het Oudheidkundig Museum te Wijchen, de heer C.P.J. van Kouwen, genoten speciale belangstelling van onderwijzend personeel. Het verzoek uit het onderwijs om ze samen in ons tijdschrift te publiceren, wordt hierbij gaarne ingewilligd. De Steentijd tot 1500 v. Chr. In het Mesoliticum, d.w.z. de middensteentijd, ongeveer 8000 jaar voor het begin van de jaartelling werden de hogere zandgronden van Heumen tot Altforst van tijd tot tijd bezocht door rondtrekkende jagers en vissers. Het waren na de ijstijden de eerste mensen van wie de aanwezigheid in deze streken aangetoond is. In het Neoliticum, d.w.z. de late steentijd, ongeveer 3000 jaar voor het begin van de jaartelling vestigden zich de eerste vaste bewoners tussen Maas en Waal. Deze mensen bewoonden kleine nederzettingen aan de oevers van kreken en rivieren, ook in de lagere kleigebieden. Naast de jacht en de visserij hielden zij zich met landbouw bezig. Het oudste aardewerk dat we kennen is door hen gebakken. Hun nederzettingen zijn gevonden bij Wijchen, Hemen en in het Ewijkse Veld. De bijzondere mooie klokbekers dateren uit een periode die 1800 jaar voor het begin van de jaartelling ligt.


De Bronstijd 1500 tot 700 v. Chr. Een periode, die ongeveer 1500 jaar voor het begin van de jaartelling begint en gekenmerkt wordt door de invoer van bronzen gereedschappen en sieraden uit Ierland en ZuidDuitsland. De bevolking, die in hoofdzaak op de hogere zandgronden woonde, hield zich naast de akkerbouw ook met veeteelt bezig. In de late bronstijd en de vroege ijzertijd neemt de bevolking sterk toe, hetgeen o.m. blijkt uit de vele grafvelden in en rond Wijchen. Dat zoveel aardewerk uit deze periode bewaard is gebleven, is het gevolg van de begravingswijze. Nadat een dode op de brandstapel was gecremeerd, werd zijn as in een als urn gebruikte pot gedaan. Het geheel werd op een daarvoor bestemde plaats begraven. Het zijn deze urnen die we vrijwel compleet terugvinden, terwijl we in de nederzettingen zelf in hoofdzaak scherven van gebruiksgoed kunnen verwachten.

De Vroege Ijzertijd 700 tot 350 v. Chr. In de vroege ijzertijd worden naast de hoge zandgronden ook de lagere oeverwallen, die langs de rivieren ontstaan zijn, door mensen gebruikt. Uit deze perioden dateren de beroemde vorstengraven van Oss en Wijchen. Veel aardewerk bleef onaangetast bewaard in de urnenvelden: begraafplaatsen, waar men de crematieresten van de doden in urnen begraven heeft. Deze vindt men in het hooggelegen stuif duinengebied. In de nederzettingen vindt men nagenoeg uitsluitend fragmenten van gebruiksaardewerk. De nederzettingen vinden we het meest op de lagere oeverwallen.


De Late Ijzertijd 350-0 voor Chr. In deze periode van onze geschiedenis kennen we een grote bevolkingsdichtheid in het rivierengebied. Akkerbouw en veeteelt zijn de voornaamste middelen van bestaan. Kenmerkend zijn de glazen sieraden, die men in verhoudingsgewijs grote hoeveelheden in de nederzettingen terugvindt. Ze zijn merendeels diepblauw van kleur, vaak versierd met een gele zig-zag-streep. Omdat in de late ijzertijd het gebruik om de doden te cremeren en in een urn te begraven niet meer in zwang was, vindt men zelden gaaf aardewerk. Ook de glazen armbanden vinden we in fragmenten terug, maar minder aangetast dan het latere Romeinse glas, hetgeen samenhangt met de kwaliteit! Aangezien de grondstoffen voor de glasbereiding hier niet voorkomen (zilverzand, kalk en kleurstoffen als kobalt, mangaan etc.) zou het glas in ruwe vorm ingevoerd kunnen zijn. Misschien uit het Zuid-Duitse Manching.

De Romeinse Tijd 0-405 na Chr. In het begin van de Romeinse tijd treffen we hier een bevolking aan die de Bataven genoemd wordt. Landbouw en dan vooral de veeteelt zijn de middelen van bestaan. Na de Bataafse opstand (69-70) werd deze streek vanuit Nijmegen gekoloniseerd. Zo werden bijvoorbeeld langs de Waal en bij Wijchen en Hernen grote landbouwbedrijven gesticht, die

het voedsel moesten produceren voor de Romeinse bezetter. De inheemse bevolking nam na verloop van tijd veel gebruiken van de Romeinen over. Zo zien we bij het begraven van de gecremeerde doden naar Romeins voorbeeld de bijgaven verschijnen voor de reis naar het hiernamaals. Als gevolg van overstromingen en oorlogen verdwijnt aan het einde van de 3e eeuw het overgrote deel van de bevolking en eindigt in 405 de Romeinse heerschappij.


lende dorpen van onze streek bouwputten gegraven worden, riolering wordt gelegd enz. Vooral wanneer dit in de oude dorpskommen gebeurt, kunnen er vaak archeologische zaken aan het licht komen die belangrijke gegevens bevatten over de vroegste bewoningsgeschiedenis van een bepaalde plaats. Maar het is helaas nog vaak zo dat er op het kritieke moment niemand in de buurt is met enige kennis van zaken, die er naar kijkt, zodat deze interessante zaken doorgaans weer ongezien verloren gaan. Degenen die beroepshalve met grondwerkzaamheden belast zijn, uitzonderingen daargelaten, zijn meestal niet zo erg geinteresseerd in het vinden van 'oudheden'. De volgende dag ligt er al een dikke laag zand in de bouwput. Het werk moet doorgaan. Er moeten dus veel meer mensen komen die Tenslotte het boek der ongeschreven historie willen lezen Over de historie van onze streek is de laatste en niet bang zijn om een paar laarzen aan te jaren veel gepubliceerd. Echter over de tijden trekken om al het graafwerk in hun omgeving waarvan we geen schriftelijke getuigenissen eens te controleren. Heus: iedere bodemspoor bezitten, zijn we nog steeds niet zo best ge- of scherf heeft zijn historie. Denk niet dat dit ĂŻnformeerd. De prehistorie, de Romeinse tijd werk erg moeilijk is of te 'geleerd'. Voor ieen de vroege middeleeuwen zijn over het alge- mand met interesse is het vrij gemakkelijk om meen nog een gesloten boek voor ons. En te leren. toch is dit boek dagelijks bij de hand. Het Hebt u interesse? Schrijf eens een briefje wordt zelfs regelmatig door verschillende lie- of bel eens op, dan kunnen we eens zien wat den opengemaakt, doch meestal niet om het we kunnen organiseren om u op weg te helpen. te lezen. C.P. J. van Kouwen, Met deze beeldspraak zult u wel begrijpen Boksdoomstraat 84, wat ik bedoel: gegevens over genoemde tijden Nijmegen. kunnen we alleen maar in onze bodem vinden! Telefoon: 080-775463. Het komt herhaaldelijk voor dat er in verschil-

De Middeleeuwen 5de tot 15de eeuw

Na de Romeinse tijd breekt er een periode aan van enkele eeuwen waarover we maar weinig weten. Het gebied tussen Maas en Waal werd regelmatig overstroomd. De rivieren zetten daarbij klei af, die alle bewoningssporen uit voorgaande tijden bedekte. In de 9de eeuw, wanneer de Karolingische vorsten hun macht naar deze streken uitbreiden en de rivieren weer rustiger worden, neemt de bevolking weer toe. Nijmegen en Tiel worden dan belangrijke handelsplaatsen. De 'Koningsstraat' verbond deze twee centra met elkaar over land. In de 10de en llde eeuw zullen de meeste dorpen gesticht zijn en ontstaat het beeld van de streek zoals we dat nu nog kennen.


A.J. van Weel

De strijd om het bezit van Batenburg tussen het Heilige Roomse Rijk en Philips II (1568-1576)1 In de strijd om het bezit van Batenburg stond het Verdrag van Augsburg van 1548 centraal.

In dit verdrag was vastgelegd, dat de landsheerlijke gebieden van Keizer/landsheer Karel in de Nederlanden met hun middellijk en onmiddellijk toehorige en ingelijfde geestelijke en wereldlijke vorstendommen, prelaturen, digniteiten, graafschappen, vrij- en heerlijkheden en bijbehorende vazallen, onderdanen en verwanten - op een hier niet ter zake doende uitzondering na - aan de competentie van de centrale gerechten van het Rijk, de Rijkshofraad en het Rijkskamergerecht, zouden worden onttrokken. De leenbanden met de betreffende gebieden, tezamen de Bourgondische Kreits vormend, zouden echter in stand blijven. Bovendien zouden zij deel uit maken van het Rijk en zitting houden in de Rijksdag. Op grond van het verdrag waanden Karel en na hem Philips II zich sterker dan tevoren in staat binnen de Nederlanden ten koste van de traditionele zelfstandigheid van deze gebieden en zonder steekhoudende juridische

argumenten een grote bestuurlijke centralisatie door te voeren en de reformatie te bestrijden. Het is echter maar al te goed bekend, dat de inspanningen hiertoe leidden tot het uitbreken van een opstand, die later de naam tachtigjarige oorlog zou krijgen. In het verloop van deze oorlog werden de zeven noordelijke Nederlanden, verenigd in de StatenGeneraal, geleidelijk dragers van de souvereiniteit2. Hierbij heeft de totstandkoming van de Unie van Utrecht en de afzwering van Philips daarna de volkenrechtelijk beslissende rol gespeeld. Bij het begin van de opstand maakte Willem van Bronckhorst, de heer van Batenburg en verder o.m. ook nog van Anholt en Stein, deel uit van een groep criticasters op het regime van Philips, die zich hadden verzameld rond Willem van Oranje. Het staat vast, dat hij de reformatie een warm hart toedroeg. Maar zijn

Uit naam van Philips II (zie afbeelding boven) liet Alva in 1569 beslag leggen op Batenburg.

rol destijds als opstandeling is ons niet erg duidelijk geworden. Toch liet Alva hem niet

ongemoeid. Als inleiding tot een procedure in Brussel tot confiscatie van Willems vermogen liet Alva op 4 mei 1569 in naam van Philips II 'dass hauss und herrligkeyt Bottenberg sambt seinem zubehor, gereitten guttern unnd vorrath mit gewerter handt berennen, auffheissen und entlich innemen.' Deze gewelddaad was voor Willem, die zich tijdens de overval vermoedelijk in Keulen bevond, aanleiding om steun te zoeken bij het Rijk. Hij betoogde dat hij landsheer was van Batenburg en dat Batenburg behoorde tot de


Alva (zie afbeelding boven) liet, ondanks alle argumenten daartegen, het beslag op Batenburg voortduren. Westfaalse Kreits.. De inbezitneming van Batenburg was daarom illegaal en het Rijk diende hem tegen deze inbreuk op zijn rechten te beschermen. Willems betoog was als volgt onderbouwd. In 1500 was op de Rijksdag in Augsburg besloten het Rijk onder te verdelen in zes Kreitsen. Bij ĂŠĂŠn daarvan, de Westfaalse Kreits, was Batenburg ingedeeld. Hierin was nadien geen verandering gekomen; ook niet toen Gelre, dat Batenburg geografisch geheel omringde, in 1543 van Westfaals Bourgondisch was geworden. Dit bleek volgens Willem uit een aantal leenbrieven, waarvan de laatste dateerde uit 1566. Deze getuigden, dat Batenburg direct in leen werd gehouden van de koning/keizer en dat de heer van Batenburg onder meer met het muntrecht f'freie muntze') en het markt recht f'frei jairmarckt') werd verleid. Ook bracht Willem naar voren, dat Batenburg in 1432 op de matrikei voor de rijksheervaart was vermeld. Dit duidde, althans voor dat moment, op het bestaan van landsheerlij kheid. Vervolgens was op de moderationsdag 8

in Worms in 1566 besloten er bij de Rijksdag op aan te dringen, dat Batenburg opnieuw op de rijksmatrikel zou worden geplaatst. In 1564 hadden de Staten van Gelre de heer van Batenburg verzocht in Arnhem voor hen te verschijnen 'tot onderhoudingh goeder nabuyrschap doch syn...vryheydt onnadelig.' Dit was eveneens een argument voor Willems Westfaalse landheerschap, want volgens de jurist Conringius was het 'more gentium' (volkenrechtelijk) gebruikelijk alleen tegenover degene, waarop men geen hoger recht had, neutraliteit, vriendschap en nabuurschap te betrachten. Er zij echter wel op gewezen, dat de Staten van Gelre op dat moment nog geen souvereiniteit uitoefenden. Tenslotte verdient ook de 'salveguardia' van de Keizer uit 1567 vermelding. De Keizer verklaarde hierin, dat Willem, diens echtgenote en zijn kinderen en bezittingen en al hun onderdanen en de bezittingen van die laatsten onder de keizerlijke 'schutz und schirm' werden geplaatst. Wie op deze personen en/of goederen enige aanspraak meende te kunnen maken, mocht deze alleen geldend maken via een procedure voor een centraal Rijksgerecht. Overtreders van dit gebod werden bedreigd met bestraffing wegens landvredebreuk. Alle onderdanen van de Keizer werden aangespoord te zorgen voor de naleving ervan. Ondanks al deze argumenten zijn wij er niet van overtuigd, dat Batenburg inderdaad een Westfaalse landsheerlijkheid was. In 1534 had de heer van Batenburg, toen zijn heerlijkheid was veroverd door de landsheer van Gelre, Karel van Egmond, Batenburg namelijk teruggekocht onder de belofte, dat hij zou bijdragen in de militaire lasten van het Kwartier van Nijmegen. Keizer Maximiliaan II, mogelijk gedragen door een, naar velen schrijven, onverzoenlijke haat tegen Philips en zijn sympathie voor de reformatie, gaf echter nooit blijk van deze twijfel; en vele standen evenmin. Willem richtte zijn verzoek in de eerste plaats achtereenvolgens tot de Westfaalse Kreitsdag, de Deputationsdag en de Keizer. Zij gaven hem alle gelijk en bevalen Alva het beslag op Batenburg op te heffen. Alva zijnerzijds volstond met zonder enige nadere motivering te antwoorden, dat Batenburg Bourgondisch was. Het beslag duurde


<£ttictaettaDc$eps/

gewoon voort, omdat het Rijk wegens interne verdeeldheid, angst voor betrokkenheid bij de oorlog in de Nederlanden en militaire zwakte niet tot enig krachtdadig optreden kon besluiten. In 1570 richtte Willem tenslotte zijn bede om hulp tot de Rijksdag. Op dat moment was het beslag op Batenburg door een verstekvonnis omgezet in een confiscatie. De Westfaalse Kreits ondersteunde de bede. De argumenten, die de verzoekers teberde brachten en het antwoord van de Bourgondische Kreits, weken niet af van hetgeen hiervoor vermeld werd. De Rijksdag gaf de Keizer in overweging om het geschil met inachtneming van het Verdrag van Augsburg langs diplomatieke weg te beslechten. De Keizer probeerde dit inderdaad, maar de nota's, die werden gewisseld, betekenden alleen een voortzetting van de reeds begonnen nee-ja-dialoog. Batenburg bleef bezet. Het Rijk bleef machteloos toezien.

Na afloop van dit diplomatieke initiatief heeft de Deputationsdag nog enkele halfslachtige pogingen ondernomen om Willem in zijn recht te herstellen. Willem sneuvelde in 1573, maar zijn weduwe streed voort voor Batenburg. In 1576 bracht zij de 'zaak Batenburg' voor de Rijksdag in Regensburg. Het Rijk begon zich naar het scheen te bezinnen op nieuwe diplomatieke stappen, maar dit bleek toen plotseling niet meer nodig. De weduwe, die naar wij aannemen optrad namens Willems zoon en erfgenaam Joost, had Batenburg namelijk langs een andere weg verkregen. De 'deus ex machina' was de Pacificatie van Gent. Krachtens dit verdrag tussen de Nederlandse provincies werd restitutie van Batenburg verleend. De Pacificatie liet echter de betrekkingen van de provincies met Rijk onverlet. De vraag of Batenburg nu Westfaals of Bourgondisch was bleef hierdoor onbeantwoord. Een staats- en volkenrechtelijke evaluatie van het voorgaande relaas leidt tot de volgende conclusie. De Keizer en Philips waren het er kennelijk over eens, dat het Verdrag van Augsburg een soort staatsgrens in het leven had geroepen tussen de Bourgondische Kreits en de rest van het Rijk. Dit blijkt uit het feit, dat Philips enige onbetwiste aanspraken op het Gelderse grondgebied kon maken, terwijl

MalltinOrniDr~(rbinfcl mirlpnjrrgril/rancrrbr. 4n(K4typiu bliccm «patn «tytrn bftdi «r i<»oumibM.rt*.».>c|f«»W«n-

ntd B]Kt(T«OTtc«irm««iittettuHc«nin)c«ni ttiCwimr/ «•nr altt nt rgtMg(;f.

Mot Priuili-gic dctCo. M«icKcyt.

C Cteistnt iirtw tDnntf türte jfelatt taii »twffe1e< br mrïBirtwt ban Ramont / gt}too;ai Bunker tin Co. aSmcdcft.

öe Pacificatie van Gent leidde tot teruggave van Batenburg. Philips anderzijds nooit heeft getracht ook Anholt en Stein in bezit te nemen. Over het verloop van deze grens hadden de staatshoofden evenwel verschil van mening. Zij meenden beiden, dat Batenburg binnen hun territoir lag. Philips achtte zich daarom bevoegd om Batenburg in het kader van de centralisering en de bestrijding van de ketterij zonder enige inmenging te confisqueren. De Keizer anderzijds voelde zich verplicht om zijn onderdaan Willem tegen buitenlands molest te beschermen. De restitutie van Batenburg bracht geen oplossing van dit conflict. Over het verloop van de grens is zelfs nog ruim honderd jaar lang getwist maar toen tussen de Keizer en de StatenGeneraal. 1

) Deze publicatie is een samenvatting van

'Der Streit und den Besitz Batenburg zwisschen dem Reien und Philipp II (15681576)'verschenen in Der Staat, 1982, bh. 528-549. 2 ) Waar wordt gesproken van staats- en volkenrecht is geen sprake van deze begrippen in hun huidige betekenis. De lezer dient onder deze begrippen voorlopers van de tegenwoordige te verstaan.


Johan van Os

DE RIETDEKKER Zijn materiaal, zijn werk en zijn gereedschap

een rieten dak moet je 'riet' hebben vandaag de dag.

Riet is een grassoort die overal ter wereld voorkomt en eigenlijk ook op alle soorten grond kan groeien, maar de voorkeur geeft het toch aan een zompige bodem. Ons land is daarom vanouds een rietland. Het ranke pluimgewas nodigt niet alleen uit om er naar te kijken of er zelfs naar te luisteren, zoals Guido Gezelle deed, maar het kan ook op allerlei manieren praktisch worden gebruikt. Op de steenovens werd de groene steen vroeger met rietmatten tegen slagregen en hagel beschut. Geen tuinder of hij wapent zich met rietmatten tegen de vorst. Vóór de uitvinding van het steengaas werkte ieder stucadoor op riet. Maar de belangrijkste toepassing blijft het rieten dak. Riet is op de eerste plaats bouwmateriaal, 'n Enkele keer zie je nog wel eens zijwanden van droogschuren die uit riet bestaan. Hoe verder je teruggaat in de tijd, hoe groter gedeelte van onze huizen en schuren uit riet was opgetrokken. Zeker in Maas en Waal. Riet stond binnen ieders bereik en kostte weinig of niets. Bekend is het verhaal van de Haagse dames die in de vorige eeuw een reisje naar Gelderland maakten om wel te doen onder de gedupeerden van een watersnood, en die half Maas en Waal gehuisvest vonden in 'hutten van riet en biezen.' Op het ogenblik dreigt ons land een rietarm gebied te worden. Alleen Friesland, de Kop van Overijssel en enkele streken in Noord-Holland leveren nog een beetje bruikbaar dekriet. Het grootste deel van het tegenwoordige rietdekkersmateriaal moet ingevoerd worden uit Frankrijk, Oostenrijk, Hongarije, Polen vooral en RoemeniÍ. Ook het werkterrein van de rietdekker is een heel ander geworden. Lag er in de eerste helft van deze eeuw nog 'een bunder riet' op elke boerderij, nu leggen de boeren liever golfplaten en vindt de rietdekker zijn voornaamste klanten onder bewoners van villa's, landhuizen en rustieke bungalows. Voor

Riet, stro of golfplaten

10

Voor in de 12e en 13e eeuw de grootschalige produktie van baksteen en dakpannen op gang begon te komen, bestond de hele bebouwing van ieder dorp, behalve misschien de tufstenen kerk, uit gebinten die met planken, teenhouten vlechtwerk, riet en stro waren bekleed en gedekt. En nog verder terug in de tijd, toen de Romeinen onze streken bezet hielden of eerder, kenden de inheemse bewoners zelfs geen planken: ze zaten onder en tussen het riet, ze hebben er zelfs op geslapen. Door inpoldering, ontginning en afwatering werd de overvloed aan rietgewas op de komgronden in de middeleeuwen gaandeweg verdrongen. Ook in de uiterwaarden moest het riet tussen de dijk en de zomerkaden wijken voor grasland. De bevolkingsregisters van de vorige eeuw wijzen uit dat er toen in Maas en Waal, wegens tekort aan riet, meer stro- dan rietdekkers woonden. Alleen al het dorp Leeuwen telde in 1840 zes strodekkers: Johannes van Sommeren, Hendrik de Wild, Hendrik en Francis Meijer, Hendrik van den Hurk en Judocus van Hees. Maar of ze nu daken legden van stro of riet, de techniek - zeg maar gerust de kunst - van het vak is dezelfde gebleven.

Meterprijs Rietdekken blijft handwerk. Mechanisatie is niet mogelijk in dit vak. Maar de hoge transportkosten die rusten op het materiaal, de vele manuren die er in het werk zelf gaan zitten, en de hoge premies die de brandverzekering daarna weer vraagt, hebben het rieten dak niet uit kunnen roeien. Er zijn nog altijd zo'n 300 rietdekkers in Nederland. Hoorde rietdekken vroeger tot de laagstbetaalde beroepen, tegenwoordig is het financieel zeker geen onaantrekkelijk vak. Niet alleen bij zijn werk zit de rietdekker hoog, maatschappelijk is hij ook een heel eind opgeklommen. Een rieten dak oogt goed. Het zou niet


passen op een flat, maar een laag gebouw geeft het met zijn zachte welvingen iets vrouwelijks. Het is trouwens ook warm en veilig. In het Nederlandse landschap zal het zelden detoneren. Het is stormvast en heeft een groot isolerend vermogen. De meterprijs mag het dan tot een luxe en bijna tot een statussymbool gemaakt hebben, daar staat weer tegenover dat de luxe in dit geval erg milieuvriendelijk is en voor een oud stukje ambachtelijke cultuur nieuwe toekomstmogelijkheden geschapen heeft.

Tussen boeiplank en vorsten Ingewikkeld kun je de techniek van het rietdekken niet noemen. Maar zo makkelijk als de rietdekker op het dak te volgen is, zo moeilijk is hij na te volgen. Je handen en zelfs je knieĂŤn moeten er naar staan en aan het oog mag ook niet veel mankeren: het moet een 'heilig oog' zijn, zeggen de rietdekkers in Maas en Waal. Op het basisraamwerk van opleggers en slieten (tegenwoordig latten) brengt de rietdekker eerst een spreilaag aan ter dikte van een centimeter of drie. Het daarvoor bestemde riet bestaat uit lange, volgroeide stengels van een buigzame, taaie en blanke kwaliteit. De eigenlijke deklaag zal er straks vlot overheen moeten schuiven. In de eerste fase werkt de rietdekker van boven naar beneden. Bij het leggen van de deklaag gaat hij andersom te werk: van beneden naar boven. De rietdekker begint op de zogenaamde boeiplank, die 11


rechtstandig tegen de muurplaat zit om het dak een beetje boeiing (is: knelling) te geven. Van de boeiplank worden de eerste bossen riet op een dikte van ongeveer 25 centimeter over de eerste sliet gelegd: stoppels omlaag, toppen omhoog. Precies boven de sliet komt de dekgar; het riet zit dus tussen sliet en dekgar, die door middel van de dekhaak met elkaar verbonden worden, zodat iedere bos riet vastgeklemd komt te zitten. De dekgar is een teenhouten stok, of liever een rij van zulke stokken, die met een schuin bijgesneden vlak aan de uiteinden op elkaar passen. Met zijn dekhaak, het voornaamste gereedschap, naait de rietdekker de bossen riet als het ware op het dak vast. Vroeger gebruikte hij daarvoor een wis of band/e (is: teenhouten twijg), tegenwoordig een roestvrije draad. De dekhaak vervult bij het 'naaiwerk' een drieledige functie. We kunnen er ook drie onderdelen aan ontdekken: aan het ene eind een spitse punt, aan het andere eind een krul, in het midden een bruggetje. Met de punt van de dekhaak werkt de rietdekker eerst een wis dwars door het riet tot

12


l. Korte dekspaan met zetje; 2. Zetje of krukje; 3. Stopbord, voor reparatiewerk; 4. Dakhaak, om boom of juffers in te leggen; 5. Houten haken of hieken, worden gebruikt om de laag riet vast te hechten; 6. Knecht of hechthaak, wordt gebruikt bij het uit de hand aanleggen van de laag riet.

onder de sliet. Dan keert hij de dekhaak om, steekt hem opnieuw door het riet, pakt met de krul de wis of draad weer op en haalt die onder de sliet door naar boven. Voor de derde keer gaat de dekhaak het riet in, nu weer met de punt, die onder de opvolgende sliet wordt gestoken. Het bruggetje komt daarbij op de dekgar te zitten. Op het gekrulde uiteinde van de dekhaak zet de rietdekker zijn knie en drukt zo dekgar en riet naar beneden, vast op de sliet. Zijn handen heeft hij dus even vrij. Hij legt een knoop in de wis, die onder de dekgar weggewerkt wordt. Tegenwoordig draait hij met de nijptang zijn draad aan elkaar. Er zijn ook rietdekkers die de dekhaak niet aandrukken met hun knie, maar met de schouder. Zij gebruiken daarbij hun dekspaan als hulpstuk. Hun (rechter)schouder wil er wel eens naar gaan staan. Zijn de eerste bossen riet op deze manier op het basisraam vastgebonden, dan klopt de rietdekker met zijn dekspaan of drijfbord de euzen/oziĂŤn (is: dakrand) gelijkmatig bij. De volgende serie rietbossen komt met de stoppels een stukje over de eerste dekgar heen te liggen en zo schuift de rietdekker telkens ca. 25 centimeter op - van sliet tot sliet, richting nok. ledere keer als er een rij bossen tussen sliet en dekgar is vastgezet, klopt hij de stoppels in de schuine dakstand. Wat er aan de nok uiteindelijk aan toppen oversteekt, wordt afgesneden of -gezaagd. Over de noknaad gaan

de vorsten. Vroeger waren dat soms omgekeerde graszoden, tegenwoordig altijd de bekende langwerpige, maar omgebogen tegels van de

Makkumer Aardewerk- en Tegelfabriek. Bij het begin van zijn werk bouwt de rietdekker een eenvoudige steiger, maar al gauw

moet hij het dak op. Hij werkt dan vanaf een boom, die met grote haken op het dak wordt vastgehangen. Bij het verhangen van de boom op een nieuw dak of bij kleine reparaties aan een oud dak maakt hij gebruik van de dakleer: een stoeltje dat ook weer met grote halen door het riet heen aan de slieten of latten wordt Verankerd'. In plaats van slieten worden tegenwoordig vrijwel altijd gewone panlatten gebruikt. Eertijds bestonden zowel de opleggers als de slieten uit rond hout. Op vierkante

(pan)latten zouden de wissen afgeknapt zijn; bij toepassing van ijzerdraad vormen de scherpe hoeken van de panlatten geen bezwaar. De rietdekker brengt zijn materiaal op maat met de rietezel: een snijtoestel met zwengelmes.

Uit zijn verband Een vakkundig gelegd rieten dak gaat zelfs aan de weerkant zo'n 30 jaar mee. 'Uit het weer' kan het wel 60 jaar liggen. Sterke slijtage wordt zichtbaar doordat de dekgarren door beginnen te schemeren. Het dak is dan erg dun aan het worden en de dekgarren gaat rotten. Het verband raakt er uit en bij felle windstoten kan er makkelijk een gat in het dak vallen. Het wordt tijd de rietdekker er bij te roepen. Hij zorgt dat u droog en warm blijft zitten. Maar hoewel hij altijd met de zon mee werkt, is zijn eigen positie op het dak dikwijls niet zo comfortabel. Een pastoor in de jaren '20 viel dat ook al op en hij riep tegen de rietdekker:

13


'Ge zijt 'ne mooie, gij. 'n Aender werkte d'r onder én èèiges zitte in de regen.' 'En gij daen?' riep de rietdekker terug. 'Gij trouwt ael die mooie brüdjes én 'n aender gee t'r mee nao bed.'

/. Dekstoel, klauw of kluiver; 2. Dekspaan of drijfbord.

Bronnen

'Het rieten dak', uitgegeven ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Vakfederatie van Riet- en Strodekkers, Zegveld 1980. Mondelinge mededelingen van Albert van den Heuvel, Winssen; Waltherus van Sommeren, Boven-Leeuwen.

14


H. van Helvoort

De kerken van architect C. Franssen in Maas en Waal

(6)

Onderstaand artikel is de zesde aflevering in een serie over de kerken van architect Gaspar Joannes Hubertus Franssen (1860-1932) in Maas en Waal. In 'Tweestromenland', Maas en Waals tijdschrift voor streekgeschiedenis, verschenen afl. 1: Personalia (nr. 29, 1978/11), afl. 2: Personalia (slot) en R.K. Nederasselt (nr. 31,1979/11), afl. 3: R.K. kerk Bergharen (nr. 32, 1980/1), afl. 4: R.K. kerk Weurt (nr. 37,1982/11), afl. 5: R.K. kerk Weurt, de middeleeuwse toren (nr. 38,1982j UI). Alvorens de bouwgeschiedenis van de R.K. kerk te Beneden-Leeuwen aan bod komt, zullen in het kort de werkzaamheden van architect C. Franssen vermeld worden, die volgden op de bouw van de R.K. kerk te Weurt, die als het 14de project staat genoteerd. Tezijnertijd zullen achtereenvolgens de hoofdstukken gepubliceerd worden over de kerken van C. Franssen te Beuningen, Appeltern en Horssen. Redactie H. Alphonsus te Beneden-Leeuwen. 15. 'Ledigheid is des duivels oorkussen', moet Gaspar Franssen gedacht hebben. Terwijl in hoort tot het bisdom Roermond. Deze kerk is Weurt het priesterkoor met twee traveeĂŤn van in de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan. 19. In Weurt wist men het schip met drie trade nieuwe kerk verrees, werd te Mierlo-Hout in 1895 een kerk, gewijd aan de H. Lucia, ge- veeĂŤn te voltooien, doch in Haps bouwde men bouwd. Mierlo-Hout ligt in de gemeente Hel- in 1897 een complete St. Nicolaaskerk. De pamond. De parochie behoort tot het bisdom rochie behoort tot het bisdom 's-Hertogenbosch. 's-Hertogenbosch. 16. In 1896 waren niet minder dan drie ker20. In hetzelfde jaar werd in Enschot, gemeenken in aanbouw. Ze werden zogezegd 'uit de te Berkel en Enschot, de St. Ceciliakerk neergegrond gestampt'. Ten eerste in Donk, gemeente zet. De parochie behoort tot het bisdom 's-HerBeek en Donk, waar de kerk, gewijd aan de H. togenbosch. Leonardus, werd gebouwd. De parochie behoort tot het bisdom 's-Hertogenbosch. 17. Ten tweede in Asten, waar Franssen de kerk H, Maria Praesentatie, liet verrijzen. De parochie behoort tot het bisdom 's-Hertogenbosch. 18. Ten derde en ten laatste bouwde hij in Blerick in 1896 de St. Antoniuskerk. Blerick ligt in de gemeente Venlo en de parochie be-

21. Drie bouwprojecten per jaar lijkt welhaast

de gewoonte te worden, want als in Weurt de kerk, gewijd aan de H. Andreas, met de bouw

van een nieuwe toren, wordt voltooid, verrijst in Lith eveneens in 1898 de kerk, die gewijd is

aan de H. Lambertus. Deze parochie behoort ook tot het bisdom 's-Hertogenbosch. Met de bouw van de H. Alphonsus te Beneden-Leeuwen wordt in hetzelfde jaar begonnen.

15


22. Beneden-Leeuwen, H. Alphonsus de Liguori, 1898-1900. I. Bouwgeschiedenis Tot 1900 was de parochie Beneden-Leeuwen een onderdeel van de parochies Leeuwen en Wa-

mel. 't Beneden-Eind hoorde bij Leeuwen, 't

bouwen kerk en pastorie werd gekozen arch. C. Franssen, Roermond. De grond, waarop de kerk en pastorie zouden worden gebouwd, werd

geschonken. Zoals arch. C. Franssen was, wilde hij de kwaliteit van de grond kennen. Daarom werd er in april 1898 een grondboring gedaan, en bevon-

den, dat het vaste zand eerst bereikt werd op Zand bij Wamel. Toen Pastoor M.A. van Weert een diepte van 5-7 meter, zodat het terrein tot in de kerk te Leeuwen (Boven) mededeelde, dat die diepte moest worden uitgegraven en met hij een prachtige, nieuwe kerk wilde bouwen, zand aangeplempt. De aanbesteding van kerk werd er door de bewoners van 't Beneden-Eind en pastorie had plaats in oktober 1898. Van de een plan uit de zeventiger jaren opgerakeld, dat kerk werden niet gebouwd 2 voorgeveltorens en er een kerk moest gebouwd worden in 't Bene- l travee. Aannemer werd F. Raaijmakers uit den-Eind. Amsterdam. Het werk had een gunstig verloop, Pastoor van Weert zei daarop, dat men in 't totdat men aan de bouw begon van de koepelBeneden-Eind niet alleen moest kakelen, maar achtige dakruiter, die in steen was gedacht. Er ook eieren leggen. deden zich toen scheuren voor en men vreesde Er werd daarna een Commissie benoemd, die voor verzakkingen. Pastoor van Weert liet toen in 3 dagen tijds fl 50.000,- aan 'eieren' ophaal- de stenen dakruiter vervangen door de houten, de. Daarmee was de kogel door de 'kerk'. Mgr. die nu op de kerk staat. In het parochiĂŤel meW. v.d. Ven stemde met de oprichting van een morieboek schreef hij, dat niemand wel ooit, nieuwe parochie in. Als architect voor de te althans zeer moeilijk, zou kunnen vinden, waar

Interieur R.K. Kerk te Beneden-Leeuwen vanaf het hoogaltaar.

16


de verzakking had plaats gehad. Maar . . . . sinds dezelfde dag werd de nieuwe parochie BenedenLeeuwen opgericht, die als patroon kreeg de H. Willibrordus; - de kerk kreeg als 2e patroon de ook nog wel elders. Waaraan ze te danken zijn, H. Alphonsus de Liguori. Pastoor van Weert is ondergetekende niet geheel duidelijk. Er zit werd waarnemend pastoor te Leeuwen-Benenamelijk boven de viering, binnen in de kerk den. Hij bedankte later voor Leeuwen-Boven en een stenen koepel op pendentiefs. Pastoor van werd op 6 augustus 1901 benoemd tot pastoor Weert spreekt over een stenen koepel op het van Beneden-Leeuwen. kruispunt van de zadeldaken van schip en transept, groter dan de houten, koepelachtige dak- II. Beschrijving van de kerk ruiter, die hij heeft laten bouwen. Maar 't is ook mogelijk, dat de koepel op pendentiefs, binnen A. Algemeen karakter van de kerk in de kerk, de scheuren heeft veroorzaakt. De kerk is namelijk zo buitengewoon hoog, dat het De kerk te Leeuwen-Beneden is de eerste neoniet te verwonderen zou zijn, dat de krachtlij- romaanse kruisbasiliek van arch. C. Franssen. nen in de vieringpijlers, kort bij het maaiveld, Zij is niet volgens het ontwerp afgebouwd; dan zeer dicht bij de randen van de 'kern' van de had er nog één travee aan het schip moeten bijpijlers hebben gelegen, of zelfs er over heen. gebouwd worden en 2 torens in de voorgevel. Verder verliep de bouw ongestoord. Op 6 au- De voorgevel is daarom maar als voorlopig begustus 1900 werd de kerk geconsacreerd en op doeld, al bestaat er maar heel weinig kans, dat het ontbrekende ooit zal worden aangevuld. Vóór het middenschip staat het ingangsportaal met 3 ingangen. Ter weerszijden van het ingangsportaal staan 2 kapellen. Alle 3 deze Voorgevel R.K. Kerk te Beneden-Leeuwen; de bouwmassa's zijn afgedekt met tegen de kerk lidtekens van de beschietingen in de winter aanlopende zadeldaken, die in een voorlopige, 1944/45 zijn goed te zien. slechte verhouding staan tot de hoogte van de eveneens voorlopige sluitmuren van schip en zijbeuken. Vóór de 2 traveeën beginnen, is er nog een voorlopige ruimte gemaakt, begane gronds met een vlak plafond; op de verdieping de ruimte voor zangkoor en orgel, afgedekt met een voorlopige kap. Het middenschip heeft 2 traveeën met een 'Stützen-Wechsel'. De zijbeuken hebben daarom 4 traveeën. Het transept, even hoog als het middenschip, heeft naast de vieringkapel ter weerszijden l travee. Het priesterkoor heeft l travee, volgens de lengte-as, waarbij aansluit een vijfhoekige afsluiting, die schuin tegen de priesterkoor-muur is aangebouwd op een verre van architectonisch verantwoorde wijze. Naast het priesterkoor is ter weerszijden l kapel gebouwd met laag, vlak plafond, uitwendig afgedekt met een lessenaarsdak; 't is alles helemaal neo-romaans, en geeft de indruk, toegevoegd te zijn aan het oorspronkelijke ontwerp. Uitwendig, maar evenzeer inwendig geeft de kerk de indruk veel te hoog te zijn met als gevolg uitwendig logge, veel te zware bouwmassa's en inwendig een overdaad van détails om de lange jaren zitten er nu - in 1976 - enkele flinke scheuren in de zijbeuk-buitenmuren, en wellicht

17


hoogte te verdoezelen. Deze eerste kerk in neoromaans is mislukt. Gelukkigerwijze is de tweede neo-romaanse kerk, door arch. C. Franssen in 1904 in Heer bij Maastricht gebouwd, totaal anders en zeer evenwichtig. B. Uitwendige détaillering Het is niet nodig, om aan het uitwendige veel aandacht te besteden. De architectonische vormgeving is zo hybridisch, dat men maar zeer moeilijk enige leidende gedachte kan bespeuren. C. Inwendige détaillering

Het interieur is zo overdekt met allerlei détails, dat men door de bomen het bos bijna niet meer ziet.

Interieur van de R.K. Kerk te Beneden-Leeuwen gezien in de richting van het koor, waarin het hoogaltaar zich onder een groots baldakijn bevindt.

18

Deze is iets beter dan de uitwendige détaillering. Maar men kan de vraag stellen: zou het niet beter geweest zijn, een gothische détaillering toe te passen. Dan zouden alle verhoudingen en alle onderdelen waarschijnlijk beter op elkaar zijn afgestemd en bij elkaar hebben aangesloten. Het interieur is zo overdekt met allerlei détails, dat men door de bomen het bos bij-


na niet meer ziet. De 2 traveeën van het middenschip hebben het systeem van de 'Stützen-

wechsel'; maar het natuurstenen aanloopgedeelte van de bogen op de ronde zuil en het pendant ervan bij de pijlers doet vreemd aan; vooral de middenlissen in het priesterkoor met

haar verhoogd kapiteel, dat geen pendant heeft en de horizontale balken onder de schilderingen in die travee plaatsen de beschouwer voor raadsels. De kooromgang is waarschijnlijk alleen

maar gebouwd om rijkdom ten toon te spreiden. Hij maakt in de kerk geen enkele indruk.

Daar zal het baldakijn over het hoogaltaar ook wel schuld aan zijn.

D. Meubilair Dit is wellicht nog het mooiste van de kerk. En de parochianen zijn niet karig geweest met geschenken. Jammer dat in het parochieel memo-

rieboek de namen van de beeldende kunstenaars niet zijn vernoemd. De tombe van het hoogaltaar, tegelijk met 2 beelden van de H.H. Harten er naast, kwam in 1900. In 1901 kwamen beelden van a) H. Alphonsus, b) H. Bernardus, c)

H. Johanna de Chantal, d) O.L. Vrouw van

Lourdes. In 1902 kwam er een opstand voor het hoogaltaar en de mooie Communiebank. In

1903 kwamen er beelden van a) H. Willibrordus, b) nog 'ns H. Alphonsus, c) H. Franciscus van Assisié. In 1904 kwamen a) het zijaltaar van St. Joseph, b) het beeld van de H. Antonius van Padua, c) het beeld van de H. Joannes de Doo-

per, d) het beeld van H. Moeder Anna. In 1908 kwam er een biechtstoel, in 1907-1909 kwam de kruisweg. In 1910 kwam de preekstoel. In 1912 kwam het baldakijn over het hoogaltaar, waarbij de beelden van de HU. Harten en de opstand verdwenen. In 1936 kwam de doop-

vont. Menig meubelstuk is zeker ontworpen door arch. C. Franssen. E. Conclusie

Al is er architectonisch veel op de kerk aan te merken, toch heeft zij iets sacraals over zich. Men zal er gemakkelijk tot bidden komen. En is dat niet het voornaamste, wat men van een

kerk kan zeggen?

19


HET SPIEKER Het doel van de Vereniging Tweestromenland is om de belangstelling te bevorderen voor de geschiedenis, in het bijzonder van de streek. Dit

traal Gelders Museumdepot, een opslagplaats waar vakbekwame beheerders en restauratoren zorg dragen voor dit bezit. De Sectie Streekmuseum wil de informatie over bruikleden, schenkingen en aankopen publiceren in een afzonderlijke rubriek in het tijdschrift Tweestromenland en noemt deze rubriek: 'Het Spieker'. Waarom deze naam? J. Harenberg, die ongeveer 20 jaar geleden met A.I.J.M. Schellart onderzoek verrichtte naar

doel tracht de vereniging op zeer uiteenlopende wijze te bereiken. Het houden van tentoonstellingen is daar één van. Daar is de vereniging vijf jaar na de oprichting, die op 15 mei 1964 plaats vond, mee begonnen. Geen enkele activiteit van de vereniging komt 'spiekers' en het boekje 'Spiekers zoeken' puaan zoveel mensen ten goede als het houden van bliceerde, leverde de onderstaande toelichting: exposities. Een boeiende lezing kan 75 mensen trekken, een excursie 120, een diavoorstelling 'Het begrip 'spieker' stamt uit de tijd toen boeenkele honderden, terwijl het tijdschrift naar

1.200 adressen gaat, maar een expositie van enkele weken betekent voor enige duizenden een aangename en leerzame ervaring. Komen de meeste activiteiten voor het grootste deel ten goede aan de leden van de vereniging, exposities worden door iedereen bezocht. Het is niet overdreven als we stellen dat de vereniging hiermee een algemeen belang dient en in een duidelijke behoefte voorziet. Zo trok de tentoonstelling 'Kribben kijken in kasteel Wijchen' in december 1983 ruim 7.500 bezoekers, een aantal waar menig museum een heel jaar voor draait. Het mag derhalve nauwelijks verwondering wekken dat de vereniging in haar beleidsplan 'Wie wat bewaart .. .', uitgebracht in 1981, aandacht besteedt aan het plan om tot een historisch museum voor de gehele streek te komen. Er is verzameld, gedocumenteerd en gerestaureerd. Er

ren de pacht nog in natura betaalden, dat wil zeggen in graan. De ontvanger van die pacht moest dat graan ergens opbergen. Het moest zoveel mogelijk beschermd worden tegen diefstal en vraat van ongedierte. Men bouwde daartoe een torenachtig gebouw, doorgaans op een hoogte gelegen en beschermd door één of meer grachten. Een dergelijk gebouw bezat een (gewelfde) kelder, een woongedeelte voor de opzichter en één of meer graanzolders. Het gebeurde wel dat de pachtheer zelf in het spieker ging wonen en dat het gebouw meermalen vergroot werd, uitgroeide tot een edelmanswoning en soms de status van havezathe

verkreeg. Dit is ondermeer gebeurd bij het huis Boedelhof te Eefde, eens het bezit van de familie Van derCapellen.

Het type huis is vroeger zo algemeen geweest, dat ook de gewone buitenhuizen in die vorm geis gezocht naar een geschikte huisvesting. Er is bouwd werden, hoewel die in geen enkele relaook een - zij het beperkte - financiële basis ge- tie stonden met de oorspronkelijke bestemschapen. ming. Ze werden echter wel spieker genoemd. Na ruim twintig jaar lijkt de tijd rijp om serieus Ook de hertogelijke jachthuizen buiten Arnaandacht te geven aan de eerste wens van de op- hem werden spiekers genoemd, zoals het Gulrichters van de vereniging: de stichting en in- den- en Süveren Spieker en het spieker Hulckestandhouding van een cultuur- en natuurhisto- stein. Vooral bij de IJsselsteden kwamen dergerisch museum voor het Land van Maas en Waal lijke buitenhuizen in vrij grote concentraties en het westelijk deel van het Rijk van voor. Binnen afzienbare tijd zal Tweestromenland Men onderscheidde landsheerlijke, heerlijke, het museumplan 'Vijf voor twaalf presenteren. kerkelijke en boerenspiekers. Weinige zijn overDe Sectie Streekmuseum, die het plan heeft op- gebleven. Van afbeeldingen kennen we een gesteld, heeft besloten om de leden van Twee- spieker in Wamel, terwijl er aan de Nijmeegse stromenland te informeren over het museumbe- kant van de Jonkerstraat in Weurt, achter het zit van de vereniging. Zoals bekend is de Twee- Kinderdorp Neerbosch, nog een originele spiestromenland-collectie gedeponeerd in het Cen- ker staat.

20


Dan de betekenis van het woord. Reeds in de Salische Wet, ontstaan tussen 486 en 507, briek waarin de lezers in het vervolg de lijst van wordt het woord 'spicarium' genoemd: Wie het' aanwinsten voor de Tweestromenland-collectie zullen aantreffen. Wie meehelpt om dit bezit te waagt een spieker of andere opslagplaats van de vergroten, kan rekenen op de toezending van oogst in brand te steken, zal gestraft worden. een schitterende kaart van het werkgebied van Hier is een spieker een korenschuur. Het Latijn- Tweestromenland. se woord voor korenaar is 'spica'. De opslagplaats van die 'spicae' werd spicarium genoemd, Heeft U iets te schenken, in bruikleen te geven welk woord verbasterd/vereenvoudigd werd tot of te verkopen, stelt U zich dan in verbinding spieker. Hieruit valt meteen op te maken dat de met ĂŠĂŠn van de leden van de Sectie Streekmuseschrijfwijze 'spijker' misleidend is. um: In het Duits heet een pakhuis nog altijd 'Speivoorzitter: ir. A. Kamerman, Oud Ravensteinsecher' en opslaan is speichern. Grappig is het weg 8, 6602 AD WIJCHEN; tel. 08894-15227; woord 'Stromspeicher' voor accu. secretaris: J.H. Reijnen, Meerstraat 2, 6655 AS PUIFLIJK; tel. 08870-3421; ing. HP.W. Albers Arendstraat 10, 6601 AW WIJCHEN- tel' Het begrip 'spieker' staat dus voor een opslag08894-16203; drs. J.G.W.R. Dekkers, Hogeplaats, die ruimte en veiligheid biedt tegen instraat 20, 6651 BL DRUTEN; tel. 08870brekers en ongedierte. Het lijkt de Sectie 2482; J. van Dinter, Rooysestraat 23,6621 AH Streekmuseum een zinnig benaming voor de ru- DREUMEL; tel. 08877-1266.

Wamel: huis Pollestein of Spijker en de kerk op de achtergrond; gewassen pentekening door C. Pronk.

21


STOOMTRAM HERLEEFT IN BOEK! De stoomtram, die een halve eeuw geleden nog door het Land van Maas en Waal reed, herleeft op lezenswaardige wijze in de zesde uitgave van de Tweestromenlandreeks. De oprichting van Stoomtram Maas en Waal is een streekgebeuren geweest dat de gemoederen 20 jaar lang in beroering heeft gehouden, en eenmaal tot stand gekomen, bewees het trammetje het hele Land van Maas en Waal en het aangrenzende Rijk van Nijmegen 32 jaar lang zijn goede diensten. Het sloot onze streek aan op het spoorwegnet, haalde ze uit haar isolement en bracht ze in verbinding met het landelijke en zelfs met het internationale gebeuren.

Het hele gebied heeft de invloed daarvan ondergaan en de herinneringen aan het trammetje zelf

zijn nog lang niet verbleekt. 'De Stoomtram Nijmegen-Wamel'zoals het rijk geïllustreerde boekwerk heet, is geschreven door publicist en streekhistoricus Johan van Os uit Puiflijk. Hij heeft zich daarbij echter terzijde laten staan door tal van medewerkers, die konden zorgen voor een overvloed aan uniek materiaal, zoals foto's, documenten, ritstaten, etc. Het boek omvat 144 pagina's, met 90 foto's en is verkrijgbaar in de boekhandel en op het secretariaat van Tweestromenland, Genechtstraat 11, 6651 EC Druten. Prijs f 28,-; voor leden f 25,-.

Winkel en café De Korenbloem van de familie Dorus Wütems-Driessen te Beuningen.

22


STOOMGEMAAL APPELTERN BEHOUDEN Nog in het jaar van de oprichting van de Maas en Waalse Monumentenstichting wist het bestuur zich te verzekeren van de verwerving van het eente monument, het stoomgemaal te Appeltern, De stichting i» op 2 februari in het leven geroepen en werd 'Baet en Borgh' genoemd. De naam is ontleend aan een 17de-ecuwse modificatie van 'Batenburg' en kan gewoon uitgesproken worden al* 'Baat en Borg'; op de kanonnen die één van de graven van Horne als Heer van Batenburg voor het eerlang geruïneerde slot in Batenburg heeft laten gieten, thans in Burgsteinfurt opgesteld, staat de spreuk: GOD IS MIJN HORN BAET EN BORGH. Het in groei bij andere Gelderse steden achtergebleven Batenburg ligt verstild en schilderachtig aan de rechter Maasoever in het Land van Maas en Waal. Het telt tientallen rijksmonumenten op een steenworp afstand van elkaar en is een tiental jaren geleden aangewezen als beschermd stadsgezicht. Een toepasselijker naam voor de Maas en Waalse Monumentenstichting is nauwelijks denkbaar. De stichting wil niet anders dan tot baat van de monumenten tussen Maas en Waal borg staan voor een zo goed mogelijk behoud. Welbeschouwd is alles snel en voorspoedig gelopen! Op 19 november 1983, veertien dagen na het eerste officiële onderhoud dat Baet en Borgh mocht hebben met de dijkgraaf van het Polderdistrict Groot Maas en Waal, de heer ir. N. de Voogd, en de secretaris, de heer L. Cornielje, besloot het Gecombineerd College om het stoomgemaal te Appeltern voor f 14.500,aan de Maas en Waalse Monumentenstichting te verkopen. Ruim de helft van het bedrag was al toegezegd door de gemeenteraden van Appel-

Wat Baet en Borgh in minder dan geen tijd lukte, heeft niettemin een schier eindeloze voorgeschiedenis. Toen in 1975 de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk een tiental stoomgemalen in bescherming nam,

was 'Appeltern' daar niet bij. Toen gold als doorslaggevend criterium voor plaatsing op de rijkslijst het aanwezig zijn van de inventaris:

stoommachines en -ketels. Naar later bleek, had men bij de inventarisatie dit gemaal eenvoudig over het hoofd gezien, evenals 'Halfweg' en 'Kamerik' die later werden toegevoegd. De Vereniging Tweestromenland liet het daar niet bij zitten en heeft sindsdien bij het Polderdistrict op behoud aangedrongen. In de vorm van twee verschillende rapporten werd op rijks- en provinciaal niveau en in de kring van monumentenbeschermers voor 'Appeltern' de nodige belangstelling gewekt. De oprichting van de Maas en Waalse Monumentenstichting vormde van deze activiteiten de sluitsteen; niet voor niets is Baet en Borgh net als het in 1973 opgerichte Milieufront Maas en Waal te beschouwen als een dochter van Tweestromenland. Werd indertijd van het Milieufront gesproken als van 'een wilde loot', zo kan men van Baet en Borgh zeggen dat deze stichting 'een goede stek' is. Dat deze stek snel wortel schiet en tot wasdom komt in het Maas en Waalse, is de wens van

Het bestuur van de Vereniging Tweestromenland.

tern en Batenburg. Een succes dat men dankte

aan de burgemeester beider gemeenten, HJ.J. Aalders, die voor het behoud van het stoomgemaal als waterstaatkundig monument had gepleit. Er waren zijns inziens al te veel gemalen voor andere doeleinden in gebruik gekomen of zelfs geruïneerd. Andere gemeenten volgden het goede voorbeeld. Een woord van dank is hier wel op zijn plaats!

23


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.