1990

Page 1

STREEKARCHIVARIAAT BOMMELERWAARD

1>* K<::;!v

:.< Pru'Rd..

Z,m รถfe Nieuwsbrief

T WEESTROM EN LAND MAAS EN WAALS TIJDSCHRIFT VOOR STREEKGESCHIEDENIS

16.111.1990 - verschijnt ten minste vier maal per jaar - NUMMER 64


TWEESTROMENLAND Opgericht 15 mei 1964. Doel: in zo breed mogelijke kring bevorderen van de belangstelling voor de geschiedenis in al haar aspecten en onder ieder opzicht, in het bijzonder van het werkgebied, het Land van Maas en Waal en het westelijk deel van het Rijk van Nijmegen. Lidmaatschap: Het lidmaatschap geeft recht op toezending van tijdschrift en nieuwsbrief, op deelname aan excursies en tevens korting op de boekhandelsprijs bij uitgaven uit de Tweestromenlandreeks. Contributie: De contributie voor 1990 bedraagt ƒ 30,-, men mag ook meer storten bij wijze van gift, te voldoen door storting op postgiro 2622012 ten name van Penningmeester Tweestromenland Aalsburg 17-60, 6602 VG Wijchen. Ledenadministratie: Markt 9-14, 6651 BC Druten, voor opgave van nieuwe leden, adreswijzigingen en eventuele opzeggingen (voor l december),

Drs. C. Visser, Druten J. P. van Wezel, Alphen Administrateur: P. G. Leussink, Beuningen Kopij:

Kopij dient getypt, gedateerd en ondertekend te worden verzonden aan Ton Tielen, redactiesecretaris, Tolhuis 52-37, 6537 SN Nijmegen, tel.: 080-444542. Kan een artikel niet in machineschrift worden geleverd, dan gaarne in een duidelijk leesbaar handschrift Afbeeldingen moeten, indien men ze terug wil hebben aan de achterzijde voorzien zijn van naam, adres en woonplaats van de bruikleengever.

Losse nummers tijdschrift: Nrs. 19 t/m 64 voorradig. Per stuk ƒ 6,-, exclusief ƒ 2,50 verzendkosten. Te bestellen door storting op giro 2622012 ten name van Penningmeester Tweestromenland, Aalsburg 17-60, 6602 VG Wijchen.

Inhoud

Secretariaat: Zwanensingel 259, 6601 GK Wijchen, telefoon: 08894-16247. Ereleden: H. van Heiningen, J.P.M, van Os. Erevoonüter: J. P. van Wezel

3 5 10 11 19

Bestuur: J.L.C. Alkemade, vz., Ewijk J.A. van Gelder, vice-vz., Bergharen W.M.G. Arts, secr., Wijchen J.A. Jansen, penn., Wijchen Mevr. W.M. Berris-Visschers, Wijchen Mevr. G.Y.M. Derks-Klabbers, Druten B.J.H.M. van Elk, B eneden-Leeuwen G.W. van Gelder, Beneden-Leeuwen Mevr. F.J. van Oijen, Druten

G.A.A. Rooijakkers, Overasselt R.A.H. Sauter, Druten W.J. van Sommeren, B eneden-Leeuwen

21 22

31 31

J.E. Bogaers, Wijbulxen in Weurt Joh. Glaap, Een Dreumelse familie van 800 jaar L.W. Loeffen, Reclame W.M.G. Arts, Mijn grootvader Piet van

Petje Nillisen Dr. J.W.C.M. van der Sijp, Tijs Claasen, de eerste Van de(r) Sijp Oud Maas en Waal in Beeld Elsbeth Meijnen en Sjef Daverveld, Het ontstaan van het hof van Gelre en Processen in het ambt tussen Maas en Waal Zoeklicht zonder grenzen In memoriam J. van Gruijthuijsen Nieuwsbrief


T WEESTROMEN LAND MAAS EN WAALS TIJDSCHRIFT VOOR STREEKGESCHIEDENIS Redactie:

Martin Bergevoet, Hugo van Capelleveen, Jan van Gelder, Huub van Heiningen en Ton Tielen.

1990

NUMMER 64

J. E. Bogaers

Wijbulxen in Weurt Aan het Dorpsplein te Weurt, in de gemeente Beuningen, woont 'meester' en 'francofiel' J. H(erman) Blaauw. Niet alleen in zijn tuin, maar ook in zijn huis bevinden zich vele bezienswaardigheden. Zo ligt er in de woonkamer, voor een allesbrander, een groot stuk van een merkwaardig stenen kruis, dat nu en dan dienst doet als bijzettafeltje. Daarop is in gotisch schrift een vierregelige, raadselachtige tekst uitgebeiteld. Het kruis (zie afb., foto P. Bersch) is van harde blauwe, Devonische kalksteen, z.g. kolenkalksteen, die vooral wordt aangetroffen in BelgiĂŤ, in de omgeving van Namen en Doornik, langs de Maas en de Schelde. De grootste oorspronkelijke breedte (van de dwarsbalk) is nog te bepalen: 42 cm. Aan de boven- en onderzijde (van de rechtstandige balk) ontbreekt een gedeelte; de grootste

hoogte bedraagt thans 40 cm. De dikte is 13.5 cm. In oktober 1960 werd het kruis ontdekt door H(ein) S. Engelen, toen deze bezig was de voortuin van zijn boerderijtje (Biezenstraat 2, sinds 1962 Sportlaan 6; thans afgebroken (1)) in orde te brengen. Meester Blaauw wandelde er toevallig langs, nadat het kruis net uit een ongeveer 60 cm diepe kuil was opgedolven. Hij toonde zich er zeer in geĂŻnteresseerd en mocht het van de vinder ogenblikkelijk hebben; kort daarna slaagde hij er - niet zonder moeite - in het achter op zijn fiets huiswaarts te transporteren.

In de weede helft van het

vorig jaar is het de schrijver van deze bijdrage wel heel duidelijk geworden dat m Nederland nauwelijks iemand is te vinden die gespecialiseerd is m het lezen van inscripties in gotisch letter3


schrift. Maar gelukkig woont en werkt in Alkmaar nog steeds de in menig opzicht befaamde mr.dr. J. Belogne, die vele jaren studie heeft gemaakt van 'stenen charters'. (2) Deze was gaarne bereid met behulp van een foto zijn krachten te beproeven op het probleem van het Weurtse kruis. In het hierna volgende is dankbaar gebruik gemaakt van de resultaten van zijn onderzoek. We hebben hier te doen met een vrij normaal grafkruis, dat wel afkomstig moet zijn van een kerkhof. De tekst van het opschrift, dat oorspronkelijk zeker langer is geweest dan vier regels, luidt: [ - - - ] / [d] e . 21 . dach . dec / sterf . wijbulxen / mechiel / ersten / |- - - .

De rechte haken begrenzen een aanvulling; van letters waaronder een punt is geplaatst, zijn nog slechts sporen aanwezig. In de derde bewaard gebleven regel heeft de steenhouwer zich vergist: mechel is later met een i boven de h en de daaropvolgende e uitgebreid tot mechiel. In de inscriptie is dus vernield dat (hoogst

waarschijnlijk in een bepaald jaar) op de 21ste dag van december is gestorven Wijbulxen Mechiel (d.i. Mechiel/Michiel Wijbulxen), (de) eerste . . . De letters zijn zeer goed en uniform uitgehakt, en uitzonderlijk regelmatig geplaatst; het zijn laat-gotische minuskels, op grond waarvan het opschrift kan worden gedateerd op het einde van de 16de eeuw. De grote vraag is nu: wie was Mechiel Wijbulxen? Heeft hij in Weurt gewoond en is hij daar begraven, en wat voor een 'eerste' is hij geweest? De vindplaats aan de Biezenstraat/Sportlaan wijst zeker niet op een voormalige begraafplaats aldaar. Het kruis zou gestaan kunnen hebben op een kerkhof bij de kapel ter ere van de H. Andreas, die reeds in de 13de eeuw te Weurt stond (op de plaats van de huidige parochiekerk) en die ondergeschikt was aan de St.-Stevenskerk in Nijmegen. (3) Overigens dient men te bedenken dat in vroeger tijd, vooral in BelgiĂŤ maar ook in het

zuiden van ons land, veilingen werden gehouden van 'overtollige' grafkruisen, die dan voor een heel ander doel gebruikt konden worden, b.v. als dorpel. Ons kruis

kan dus heel goed 'secundair' in Weurt terecht zijn gekomen. Nog ernstiger is het gesteld met de familienaam Wijbulxen, die voor zover dit na uitvoerige nasporingen te beoordelen valt, volstrekt uniek lijkt te zijn. De 'dorpsgenea-

loog' van Weurt, J.G.G.P. (Hans) van de Griend in Nijmegen heeft nog nooit van deze naam gehoord. Hij is bovendien niet te vinden in het 'Genealogisch repertorium' (4), noch in het 'Nederlands repertorium van familienamen' (5), en evenmin in het 'Algemeen genealogisch-heraldisch repertorium van de Zuidelijke Nederlanden' (6), of in daarvoor in aanmerking komende woordenboeken en bronnenpublikaties. (7)

Aangenomen dat het woord Wijbulxen juist is gelezen, dan ziet het er naar uit dat deze familienaam is afgeleid van een plaatsnaam, een toponiern. Met behulp van het 'Middelnederlandsch woordenboek' is hij vrij eenvoudig te verklaren. Het mannelijk zelfstandig naamwoord buk (buelc, beek, in het Westvlaams buk, bulk) duidt op een omsloten weide, een omheind perk, ook een weide door water omringd. In het voorvoegsel Wijis gemakkelijk het bijvoeglijk naamwoord wijt (wijdt, wit, unde), d.i. ons wijd te herkennen. (8) Wijbulxen zou daarom heel goed een familienaam kunnen zijn die is afgeleid van een toponiem in de betekenis van: omsloten (door een sloot omringde?) wijde, grote Met dit alles is echter nauwelijks iets opgelost van het hier naar voren gebrachte probleem. Dit bevat zoveel onbekenden dat het verder

zinloos lijkt te gaan zoeken naar een functie die Mechiel Wijbulxen in Weurt of elders als eerste bekleed zou hebben. We blijven dus zitten met de irriterende vraag: Wie was die Wijbulxen?

Wie het weet, mag het zeggen. Nijmegen, 1-1-1990


Noten: 1. Kaartblad 40 wesi, coördinaten ±184.550/429. 525. De heer Engelen woont thans in hei pand Pastoor Van der Marckstraat 64, Weurt. 2. Zie o.a. J. Belogne, Stenen charters (oude grafstenen), 4de dr., Amsterdam 1948. 3. A.G. Schulte, De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst, geïllustreerde beschrijving. De provincie Gelderland, Het kwartier van Nijmegen, III: Het Rijk van Nijmegen, westelijk gedeelte, 's-Gravenhage 1982, 36 v. 4. E,A. van Beresteyn/H.L. Kruimel, Genealogisch repertorium, I-II, Den Haag 1972; supplement 1970-1984, samengesteld door P.A. Christiaans en A.J. van der Tang, 's-Gravenhage 1987. - Ook een schriftelijke aanvraag bij het Centraal Bureau voor Genealogie te 's-Gravenhage heeft een negatief resultaat opgeleverd.

5. Deel I-XIV, Amsterdam 1963-1988. 6. Samengesteld door R.J. Leenaerts, I-V', Handzame 1969-1979. Vriendelijke mededeling van P.M.H. Breukers, Cuijk. 7. Met hartelijke dank aan Frank Eliëns, dr. A.E.M. Janssen en dr. A.H. Laeven, die mij achtereenvolgens de weg hebben gewezen in de boekerijen van het Gemeentearchief, het Historisch I n s t i t u u t en de Universiteitsbibliotheek te Nijmegen. 8. E. Verwijs/J. Verdam, Middelnederlandse!] woordenboek, l,'s-Gravenhage 1885 (l969), kol. 1476, s.v. BULC; IX, 's-Gravenhage 1929 (1971), kol. 2523-2528, s.v. wijt. Zie over bulk als geografische naam ookj. Winlder, Geschiedkundig onderzoek der aardrijkskundige namen in Gelderland, Nomina geographica Neerlandica III, 1873, 7-320, speciaal 67.

Joh. Glaap

Een Dreumelse familie van 800 jaar Op 14 november 1981 was er een reünie van de Maas en Waalse familie Van Eek uit Dreumel (zie foto), die met z'n tienen 800 jaren bereikte. Een uniek feit dat de familieraad belangrijk genoeg vond om er even bij stil te staan. Tien A.O.W.-ers uit één gezin. Deze broers en zussen, allen in Dreumel geboren, wonen thans in verschillende plaatsen met nakomelingen tot in verre landen als Canada en Australië. Op dit moment zijn er nog zeven in leven en enkele van hen zijn van 80 nu 90plussers geworden. Uit de historische bijdragen van de kroniek blijkt, dat hun lot als van zovele Maas en Waal-ers, bepaald is door werken op het land, opbouwen en elders weer opnieuw beginnen en soms door vlucht voor het water. Deze familie had een voorliefde voor de natuur en de gezelligheid. De leden ervan kozen meestal een zelfstandig beroep en woonden op hoge leeftijd nog in hun eigen huisje, waarmee wellicht hun onafhankelijkheidszin wordt verklaard. We willen de geschiedenis van Gerardus van Eek, de vader van deze tien, met zijn voorouders in vogelvlucht gaan volgen.

Gradus werd op 22 april 1859 te Dreumel geboren als zoon van Jacobus van Eek en Antonia van den Hork. Hij trouwde op 23 mei 1887 met Arnolda Jansen (geboren op 12 februari 1857 te Wamel en dochter van Hendrikus Jansen en Helena van de Geijn). Uit dit huwelijk werden vijf kinderen geboren in 1886, 1889, een te vroeg doodgeboren tweeling in 1890 en 1892. Op 30 augustus 1892 stierf zijn vrouw Arnolda op 35-jarige leeftijd. Hij hertrouwde op 4 mei 1893 met Gerarda van Vulpen (geboren op 14 december 1868 te Leeuwen en dochter van Willem van Tulpen en Maria van Wolferen). Gradus was klompenmaker en woonde in


het huisje aan de Oude Maasdijk dat hij van zijn ouders had geërfd. Hier werden de kinderen geboren tussen 1894 en 1910. Toen

deze kinderen begonnen op te groeien vertrok de familie in 1911 naar Niel, na eerst het huisje aan de Oude Maasdijk verkocht te hebben aan Jantje van Lent. In die tijd was dat min of meer noodzaak en meerdere grotere gezinnen trokken vanuit Maas en Waal naar het Duitse grensgebied. Maar na enkele jaren had de familie het ook daar gezien en kwam terug weer op Hollands gebied, in Leuth, wat tegen de Duitse grens aan ligt.

De reis was ditmaal niet zo ver, via het Groenestraatje omdat de grenzen nog vrij waren. Tot in de dertiger jaren kon men hier de grens vrij passeren, totdat op bevel van Hitler deze grens werd gesloten. In 1915 dus weer in Leuth en na enkele jaren kocht Gradus de Gradahoeve aan de Duffeltdijk met bijbehorende gronden voor ƒ 2.750,- en ƒ 8.000,- wat in die tijd geen kleinigheid was. Gradus had dus al goed

geboerd. Enkelen van zijn oudere kinderen zijn teruggegaan naar Maas en Waal. De oudste was al in dienst bij de burgemeester van Dreumel en trouwde met Antoon van Oorsouw, een bekend meubelfabriekje in Wam el. De anderen vestigden zich op verschillende plaatsen en begonnen een melkhandel, winkel, kapsalon en aannemersbedrijf. Vermeldingswaard is nog dal de jongste, Gert, enkele jaren geleden in 1975 is gestorven. Hij exploiteerde het 'Gildehuis' in Beek en hij was ook degene die de sport hoog hield in de familie. Een zeer bekend voetballer bij Sparta Rotterdam en de kampioensjaren van NEC. Het was ook toen dat hij kandidaat was voor het Nederlandse elftal. Op latere leeftijd had hij zijn inbreng in het verenigingsleven en was jarenlang lid van de gemeenteraad van Ubbergen. Gerardus van Eek en Gerarda van Vulpen hebben de rest van hun leven in Leuth gewoond en zijn op

respectievelijk 27 juli 1943 en 22 juli 1964 gestorven.

Gerardus van Eek, geb. 22-4-1859 te Dreumel

overl. 2 7- 7-1943 te Leuth.

De vader van Gradus van Eek was Johannes van Eek. Op latere leeftijd bij zijn tweede huwelijk noemde hij zich Jacobus. Hij is geboren te Enkhuizen op 25 maart 1817, zoon van Henricus van Eek en Aaltje Kwaad (Ojuaad). Na de dood van zijn moeder Aaltje in 1825 is hij met zijn vader en jongere zusje Gerritje naar Dreumel gegaan. In 1845 trouwde Johannes voor de eerste maal met Maria van Heek, dochter van de meestertimmerman Jan van Heek en Johannes Peters te Lith (Noord Brabant). Maria overleed op 6 september 1850 op dertigjarige leeftijd. Op 5 augustus 1856 trouwt Johannes (hij

noemt zich nu Jacobus) voor de tweede maal, nu met Antonia van de Hurk, dochter van Gradus van de Hurk en Petronella Vos te Dreumel. Uit dit huwelijk werden twee jongens geboren te Dreumel. Hendrik, geboren 5 augustus 1857 werd onderwijzer

en kreeg twee dochters en Gradus, geboren 22 april 1859, bleef te Dreumel wonen en vestigde zich als klompenmaker.


Jacobus overleed op 6 november 1908, op 90-jarige leeftijd en Antonia van de Hurk op 5 januari 1901, op de leeftijd van 84 jaar. Beiden overleden te Dreumel. De grootvader van Gradus was Hendrik van Eek, die geboren is te Dreumel op 27 februari 1783. Hendrik was de zoon van Lammert van Eek en Jacoba van Doespeck. Wat Hendrik bewogen heeft om naar Enkhuizen te gaan vanuit Dreumel is nog niet geheel duidelijk. Waren het huiselijke omstandigheden of een watersnood, een oorzaak welke in die dagen nog wel eens voorkwam. We weten het niet. Uit overlevering is echter door Jacobus o. a. doorverteld, de vlucht met het varken. Dit zou dus watersnood kunnen betekenen. Inderdaad bij latere naspeuringen is Hendrik naar Enkhuizen gegaan, maar het varken zal hij wel kwijt zijn geraakt vóór die tijd. Citeren we een stukje uit de krant van die dagen: 'Onze rivier De Waal, anderhalf uur boven Tiel de dijk doorbroken hebbende, op drie plaatsen twaalf dorpen onder water gezet en wel op zulk een wijze dat het water in tien dagen tijd gewassen is en gestaan heeft tot een hoogte van 5 voet in de pastorie.' De avontuurlijke tocht van Hendrik, want dat was het in die dagen, bracht hem in Enkhuizen. Hij werkte daar als arbeider en maakte weldra kennis met Aaltje, een jonge weduwe, die gehuwd was geweest met Jurriën Stapert. Aaltje was de dochter van Gerrit Quaad en Saartje Dijkstra. Door de vroegtijdige dood van Jurriën zat Aaltje alleen op de Vissersdijk. Hendrik zal haar wel ontmoet hebben op de 'Meidenmarkt', het plein voor de St. Pancraskerk te Enkhuizen. Zij konden het goed met elkaar vinden. Hij was in die dagen de tijd ver vooruit, want hij ging 'samenwonen' met Aaltje en kreeg drie kinderen. Zij zijn niet getrouwd geweest. Als weduwe woonde Aaltje op de Vissersdijk, later met

Gerarda van Fulpen, geb. 12-12-1868 te Leeuwen overl. 22-7-1964 te Leuth.

Hendrik op de Oude Rietdijk, welke thans de Vijzelstraat heet. Hier zijn hun kinderen geboren. In de officiële geboorteakte staat o.m.: 'Hendrik van Eek, van beroep arbeider heeft verklaard dat het kind van het mannelijk geslacht, hetwelk hij voorstelde de voornaam Johannes te geven, erkennende de vader van het kind te zijn en hetzelf te hebben gehad van Aaltje Quaad, wonende binnen deze stad, welk kind geboren is in het huis staande en gelegen in de Oude Rietdijk,' Enkhuizen, 25-3-1817. Op 28 januari 1820 werd hun dochter Gerritje geboren. Dit kind stierf een week later. Het jaar daarop op 8 juni 1821 wederom een Gerritje. Dat Hendrik en Aaltje niet getrouwd zijn geweest berust op het feit dat Aaltje van Protestantse huize was en Hendrik Katholiek. Dit was in die dagen een ernstig huwelij ksbel etsel. 7


Familie Van Eek uit Dreumel. Zittend v.l. n.r.: Antonia, geb. 1901, Maria, geb. 1900, Adriana, geb. 1894, Margaretha, geb. 1907, (Gerarda geb. 1909 - niet op de foto, in Spanje). Staande v.l.n.r.: Wilhelmus, geb. 1898, Hendrikus, geb. 1897,Johannes, geb. 1903, Wilhelm, geb. 1895, Lambertus, geb. 1909; (Gerardus, geb. 1910, - niet op de foto, overl. 1975).

De familie Kwaad, ook als Quaad geschreven was nogal uitgebreid. De relaties, ambachten, adressen enz. van deze West-Friesche familie zijn bekend. Wanneer Hendrik van Eek te Enkhuizen aankwam is niet bekend. Het zal omstreeks 1809-1813 zijn geweest. Aaltje is 43 jaar oud geworden. Zij is gestorven op 3 mei 1825, zaterdagsavond s om 20.00 uur. Op het Westerkerkhof bij de nog bestaande Westerkerk is ze begraven. De begrafeniskosten bedroegen Ć’ 8,-. In de overlijdensakte wordt Hendrik niet genoemd. Na Aaltjes dood is Hendrik met zijn kinderen Johannes en Gerritje teruggekeerd naar zijn geboorteplaats Dreumel. Hij heeft daar nog zijn oude vader Lammert in

levenden lijve mogen terugzien. De verloren zoon was weergekeerd. Zijn vader stierf op 3 maart 1827 op 89-jarige leeftijd te Dreumel. Hendrik zelf het jaar daarna op 22 mei 1828, 8

hij was 45 jaar. De overgrootvader van Gradus was Lambertus van Eek. Hij is in 1737 te Herpen (Noord-Brabant) geboren als zoon van Jan van Eek. Twee broers van hem voor zover bekend zijn: Leonardus te Wamel en Cornelis te Marcharen (Noord-Brabant). Lambertus was getrouwd met Jacoba van Doespeck. In 1766 werd hun eerste dochter Maria geboren, niet in Dreumel. Op 25 december 1778, de eerste zoon, het eerste kind dat naar alle waarschijnlijkheid wel in Dreumel geboren is. Lammert en Jacoba hebben eerst elders gewoond en het ligt voor de hand dat er tussen 1766 en 1780 meerdere kinderen zijn geweest.


FRAGMENT STAMBOEK VAN ECK TE DREUMEL

Dreumel Hendrika Wilhelmina 1888 Helena 1889 Wilhelm + levenloos kind 1890+ Jacobus Johannes 1892

r

Maria

Jan

Drcume! Dreumel Petrus 1778 Enkhuizen Gertrude I 1780 Genrude 11 1 7 8 1 (Jacobus) Henricus 1783-1828+ Johannes 1817-1908+

Herpen Lambertus 1737-1827+

Bcrnardina I Joh. Daniianus Bernardina II

— Cornelis

Johanna

Leonardus 1747

Jan

Henrica

Johannes

<ÂŁ>

1766

1785 1787 1790 L

Dreumel

Adriana Hcndrlkus 1857 Wilhelm Gerardus 1859-1943+ Hendrikus

Gerritje I 1820-1820+ Gerritje II 1821

Wilhelmus Maria Antonia Johannes Lambertus Margarciha Gerarda Gerardus

1894

1895 1897 + 1898+ 1 900 1901 1903 1905 1907 + 1909 1910-1975+


In de oorspronkelijke aanwijzende tafel van grondeigenaren op het kadaster komt hij later bij de eerste aanwijzing voor te Dreumel. Samen met zijn vrouw had hij reeds een eigen huis en erf op Laak 343. Op 14 juli 1800 overlijd Jacoba Catrina van Doespeck en daarvoor in 1790 en 1791 kinderen van hem. Lamert zijn tweede vrouw Aartje de Leeuw had een dochter toen ze trouwden. Zij stierf weer enkele jaren later op 24 juni 1808 en was 57 jaar. Op 21 april 1809 trouwt Lamert voor de derde maal met de veertigjarige Maria van Weigerden. Deze was weduwe van Bastiaan van Ingen en had eveneens een dochter. De laatste tientallen jaren was hij schaapherder en leefde met zijn hond en schapen in de natuur. Hij bereikte de voor die tijd hoge

leeftijd van 89 jaar. Hij stierf op 3 maart 1827

te D reu mei.

De naam Van Eek komt veelvuldig voor in Maas en Waal, de Tieler- en de Bommelerwaard, alsmede de streek aan de overzijde van de Maas in Noord Brabant.

In 1294 komen we al een Johan van Eek tegen in Afferden. Eveneens in 1309 een Dereck van Eek. In de vijftiende eeuw Gerrit

van Eek in Niftrik. In 1737 was er een pastoor Van Eek in Dreumel. Op de ledenlijst der broederschap van de H. Rozenkrans komen voor: Onze Hendrik, zijn vader Lamert en dochters Maria en Gertrude. Ook een Sophia en Theodorus van Eek.

Reclame Bij de herdenking van het 25-jarig bestaan van onze vereniging op 28 oktober j.1. zag ik in Alphen op de jubileumtentoonstelling'Wel en wee tussen Maas en Waal 1900-1950' een foto van een echtpaar Jacobs uit Winssen uit het begin van genoemde periode. Dit deed mij denken aan een verhaaltje, dat mijn oom Wim Loeffen (1894-1975) mij jaren geleden vertelde over de vrouwelijke helft van dit echtpaar. En een goed verteller was hij! Het genoemde echtpaar Jacobs, later beter te plaatsen als de ouders van Hanne Pijl, vooral bekend uit haar periode als gemeenteraadslid mevr. Gerritsen-Jacobs uit de gemeente Ewijk en de grootouders van Kloontje Gerritsen (bijnaam afgeleid van clowntje), die verongelukte als beroepsduiker in de haven van Rotterdam. In de tijd, dat mevr. Jacobs waarschijnlijk al weduwe was, werd aan de kerk van Winssen na de hoogmis reclame gemaakt met het volgende rijmpje: 'Vrouw Jacobs laat weten, dat zij heeft een bok, Jantje geheten.

Zij vraagt nu iedereen zijn gunsten. Voor een kwartje vertoont Jantje zijn kunsten.' Men moet bedenken dat er ongeveer tachtig jaar geleden nog veel gezinnen waren, waarbij de geit moest voldoen aan de dagelijkse behoefte aan melk. In onze tijd van Sterreclames en de discussie over commerciĂŤle omroepen zien we dat, toen nog niemand van reclamecodes had gehoord, goederen en diensten plaatselijk werden aangeboden, ook buiten de Maas en Waler om. Nog een verhaaltje uit latere tijd (ca. 1935). Een jongen kwam met een geit op hetzelfde adres en de bok had zijn werk gedaan. Toen het op betalen aankwam bleek hij van thuis geen geld te hebben meegekregen. Hij maakte er zich als volgt van af: 'Duet mar furn', wat moest betekenen: Doe het maar weerom. L W. Loeffen 10


W.M.G. Arts

Mijn grootvader Piet van Petje Nillisen Op 15 juni 1866 aanschouwt een nieuwe wereldburger het eerste levenslicht; zijn gelukkige ouders vernoemen hem naar zijn grootvader en geven hem de eenvoudige naam 'Piet'. D e gemeenteambtenaar van de afdeling Bevolking in de gemeente Groesbeek noteert in de geboorteakte, dat aldaar is geboren een kind van het mannelijk geslacht dat de naam ontvangt van 'Peter Bernardus', zoon van de echtelieden Peter Nillesen en Maria Gillissen. De jonge knaap heeft in het prachtige heuvelachtig dorp Groesbeek een zeer voorspoedige jeugd, en de plaatselijke bevolking noemt hem 'Piet van Petje Nillesen'. Dat Piet een gezonde knaap is, blijkt o.a. uit zijn militaire loopbaan die hij als loteling van de lichting van 1886 als nr. 23 op 11 mei 1886 is gestart. Uit de gegevens die staan vermeld in zijn bewaarde militaire zakboekje blijkt dat hij behoorde tot het Corps Genietroepen, Bataljon Mineurs en Sappeurs, 5e compagnie. Zijn beschreven signalement is als volgt: lang l m. 6 dm. en 3 cm., grijze ogen en blond haar, van beroep timmerman. Uit de inschrijvingen blijkt, dat hij op 15 juli 1887 met verlof gaat tot 2 juli 1888. Na een maand dienstplicht krijgt hij op 4 augustus 1888 weer verlof tot 6 augustus 1889. Op 7 september 1889 gaat hij met grootverlof. Vervolgens staat er vermeld, dat hij op 4 juli 1890 in Bergharen arriveert en daar verblijft tot 4 mei 1892; de burgemeester van Bergharen noteert in het boekje dat Piet naar Wijchen vertrekt. De Wijchense burgemees-

duidelijk. Op 29 december 1893 wordt Piet

ingeschreven als hoofdbewoner van dit huis met zijn tante, zijn oom is dan reeds overleden. Vol ondernemingslust en met veel enthousiasme weet Piet zich als timmerman-aannemer te presenteren. Hij geeft zijn jonge timmermansogen goed de kost en spoedig voelt hij zich aangetrokken tot een jong Bergharens meisje. Na verloop van enkele jaren besluiten beiden om de grote huwelijksstap maar te wagen en uit de akte van trouw, die door de Bergharense gemeenteambtenaar op 30 april 1897 wordt opgemaakt, blijkt dat Piet in het huwelijk wil treden met Maria Kruitwagen, oud 35 jaar, geboren te Bergharen op 8 maart 1862, dochter van Willem Kruitwagen en Elisabeth Cornelia Mulders. Het kerkelijk huwelijk werd op 5 mei 1897 voltrokken, en blijkens een speciale, nog steeds in de familie aanwezige gedachtenisoorkonde is het huwelijk ingezegend in de ter maakt een aantekening dat Piet aldaar op kerk van St. Anna te Bergharen. 5 mei is aangekomen. Ter afsluiting van zijn Uit het huwelijk zijn in Bergharen drie militaire dienstplicht ontvangt Piet op l O mei kinderen geboren te weten Wilhelmus Hu1893 van luitenant-kolonel RJ. van Moock bertus (Wim) op 18 mei 1898, Elisabeth een getuigschrift van goed gedrag. Maria Johanna (Bertha) op 25 april 1900 (5 Uit het bovenstaande blijkt dat Piet van uur 's morgens) en Peter Jacobus (Piet) op 9 beroep timmerman is en dat hij in de november 1901. Deze drie kinderen staan periode juli 1890-mei 1892 in Bergharen afgebeeld op een groepsfoto, die in 1906 in verblijft. Volgens een mededeling aan mij Bergharen bij een speciale gelegenheid voor (en door een ingesteld historisch onderzoek de kerkdeur is gemaakt. De foto heeft bevestigd) heeft een oom van Piet, de eveneens in Groesbeek geboren (in 1816) dochter Bertha jarenlang in haar bezit gehad en is voor de eerste maal afgedrukt in het Hubertus Gillissen, in Bergharen in wijk A. nr. 161 een timmermanszaak en dan wordt boek 'Gemeente Bergharen zoals 't was' de trek vanuit Groesbeek naar Bergharen 1818-1984 van J. van Gelder op blz. 5. 11


Huwelijksoorkonde.

12


Foto uit 1906. Op de eerste rij nr.3: Piet Nillesen, nr. 6: Bertha Nillesen en in de tweede rij van boven nr.2: Wim Nillesen, dit naar gegevens van Bertha Nillesen. Helaas kwam aan het jonge geluk in het gezin van Piet een voortijdig einde toen hij in de avond van 12 augustus 1903 om half elf, voor altijd afscheid moest nemen van zijn geliefde vrouw Maria. Piet overweegt een nieuw huwelijk, dat hij volgens de huwelijksakte aangaat op l juli 1904 te Wijchen met Wilhelmina van Gemert, oud 37 jaar, dochter van Johannes van Gemert en Christina van Galen, geboren te Wijchen op 31 augustus 1867. Het tweede huwelijk van Piet bracht hem twee kinderen te weten Johannes Maria (Jan) op 26 september 1905 en Marinus Wilhelmus (Rinus) op 26 oktober 1907. O f h e t de heimwee van Maria was of de ruimere uitbreidingsmogelijkheden voor de zaak dat

Piet deed besluiten om naar Wijchen te gaan, is niet duidelijk. Omstreeks 1910/1911 koopt hij een huis en erf met tuin en bouwland, in totaal 39 aren en 10 centiarcn groot, van Leonardus (Lenart) Roelofs, gelegen aan de toenmalige Zandstraal, nu Kasteellaan nr. 18 tegenover het kasteel. Na enkele verbouwingen gaat Piet in 1911 zich aldaar vestigen als timmerman-wagenmaker. Ook het gezin van Piet en Miena heeft goede en slechte tijden meegemaakt. Op 28 april 1914 overleed op 14-jarige leeftijd hun zoon Piet. Een feestelijk gebeuren was hun 12'/4jarig huwelijksfeest in januari 1917. Ter gelegenheid hiervan is in de zomer van 1917 een foto gemaakt van het voltallige gezin. Piet was een godvruchtig en eerlijk mens. Als het mogelijk was ging hij jaarlijks met de Wijchense bedevaart naar Kevelaer. Hij was lid van het koon je van St.-Fraiisiscus en lid van de H. Familie.

13


l'eler K. Nillesrn.

lloonhiĂźs /c HtTgharrn naar de toestand in 19*> ?.

14


Links: dochter Bertha, rechts: zoon Rinus.

Peter B. Nillesen bij de houtzagerij.

, welke bij verklaart te hebben ontvangen.

, den

//

f. /j>e.

Handtekening van P.B. Nillese met daaronder het militair getuigschrift.

15


Gezinsfoto uit 1917 (12lA-jarig huwelijk). Gedachtenisprentje Peter B. Nillesen.

16

Gedachtenisprentje Maria Krultwagen.


NIEUWSBRIEF

maart 1990

Historische Vereniging voor het Land van Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen West: Tweestromenland. AGENDA

voor de jaarlijkse Algemene Ledenvergadering op donderdag 26 april 1990 welke zal plaatsvinden in Hotel 'Juliana', Kattenburg 1 te Druten, tel.: 08870-12110. Aanvang: 19.30 uur.

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.

Opening. Verslag van de Algemene Jaarvergadering van 27 april 1989. Ingekomen stukken. Jaarverslag van de vereniging. Financieel verslag. Bestuursverkiezing. Benoemingen commissies en secties. Rondvraag (zeer waarschijnlijk zal deze rondvraag worden doorgeschoven naar punt 7 van de jaarvergadering van het museum). 9. Sluiting ledenvergadering.

Stichting Streekhistorisch Museum Tweestromenland AGENDA

voorde jaarvergadering welke eveneens op donderdag 26 april 1990 wordt gehouden aansluitend op de eerder gehouden Algemene Ledenvergadering. 1. Opening.

2. 3. 4. 5. 6.

Jaaroverzicht. Financieel verslag. Benoemingen van medewerkers t.b.v. het museum. Wat verder ter tafel komt Rondvraag (zie punt 8 van bovenstaande vergaderingsagenda).

7. Sluiting. PAUZE

Na afloop van de jaarvergadering volgt na een korte pauze om c.a. 21.00 uur een zeer boeiende videopresentatie van de film 'Der Krieg am Niederrhein'. Met medewerking van het bestuur van het bevrijdingsmuseum te Groesbeek is het ons mogelijk geworden de op video gezette opnamen van deze film met unieke nog nimmer in Maas en Waal vertoonde beelden aan onze leden te presenteren. Deze opnamen zijn gemaakt tijdens de luchtlanding bij Overasselt en Groesbeek en volgen de krijgsverrichtingen in en om Nijmegen met de verovering van de Waalbrug. Deel twee geeft ons beelden van de voorbereidingen op de operatie Veritable met de verovering van de plaatsen Kranenburg, Kleef, Goch, Kalkar en Xanten. En de evacuatie van de bevolking in het oorlogsgebied. Deel drie is genoemd de sprong over de Rijn met de verovering van de brug bij Remagen en de plaatsen Keulen, Wesel, Rees en Emmerik.


De video opnamen zijn alleen bestemd voor leden (met introducee) in verenigingsverband. Niet-leden kunnen zich voor de jaarvergadering opgeven als zodanig en zijn dan ook van harte welkom. In verband met de te verwachten belangstelling is het gewenst tijdig aanwezig te zijn. De zaal is open vanaf 19.00 uur. DE VIJFDE MAAS EN WAALSE GENEALOGISCHE DAG

De genealogische werkgroep Maas en Waal se Geslachten van de Historische Vereniging Tweestromenland organiseert op zaterdag 31 maart 1990 haar vijfde genealogische dag welke wordt gehouden in het prachtige kasteel van Wijchen. De werkgroep zet zich al tien jaar daadwerkelijk in voor hen die stamboomonderzoek doen in het Land van Maas en Waal, door het copiĂŤren en ficheren van oude Doop-, Trouw- en Begraafboeken van de kerken over de periode 1620-1811. Op dit moment zijn ruim 45.000 fiches ingeschreven en de vaste kern van medewerkers zijn nu bezig aan de laatste boeken die direct op het werkgebied van toepassing zijn. Wel in copievorm aanwezig maar nog niet geficheerd zijn de Doop-, Trouw- en Begraafboeken van de Brabantse Maasstreek waarin vele gegevens staan uit de periode 1650-1795 toen de katholieken uit het Land van Maas en Waal in Brabant hun godsdienstige verplichtingen vervulden. De verzameling fiches, boeken en ander documentatiemateriaal is elke woensdagmiddag van 14.00-17.00 uur en elke eerste zaterdag van de maand van 9.30-12.30 uur te raadplegen in het Streekdocumentatiecentrum van de Historische Vereniging Tweestromenland, gevestigd in souterrain van het gemeentekantoor aan de Kasteellaan 24 te Wijchen (zaterdags bereikbaar via de zijingang bedieningsafrit). Een lidmaatschap van de vereniging kost f 30,- per jaar en U ontvangt vier maal per jaar ons geĂŻllustreerd tijdschrift 'Tweestromenland'. De fichescollectie alsmede een gedeelte van het documentatiebestand is op de genealogische dag ter inzage aanwezig. Als gastmedewerker verleent de Nederlandse Genealogische Vereniging met haar streekafdelingen directe medewerking aan deze dag. Zij die onderzoek doen naar een familiewapen kunnen informatie verkrijgen, als ook degenen die hun stamboomgegevens willen opslaan in en verwerken met een computer. Een zeer belangrijke genealogische informatiebron zijn de bidprentjes van overleden familieleden en menige genealoog heeft hier

al aardige resultaten mee behaald. De pas gestartte collectie van de vereniging begint al aardig te groeien, doch zij hoopt op deze dag, ook in copievorm, de collectie nog meer te kunnen uitbreiden. De werkgroep prijst zich evenwel gelukkig dat de bekende bidprentjes verzamelaar Albert van den Heuvel uit Winssen op deze dag met een gedeelte van zijn collectie aanwezig zal zijn. Uitwisseling over en weer moet gezien worden als een soort vriendendienst die aan vele genealogen ten goede komt. De werkgroep die in maart 1980 vanuit de Historische Vereniging Tweestromenland is opgericht kan dit jaar haar lustrum en tegelijkertijd haar vijfde genealogische dag herdenken. De steeds groeiende belangstelling voor de streekgeschiedenis alsmede het genealogisch onderzoek dat door velen wordt gedaan, heeft een gunstig resultaat laten zien voor de vereniging en voor het streekdocumentatiecentrum. Ruim 25 genealogen hebben in de laatste twee jaar hun materiaal beschikbaar gesteld dat verwerkt gaat worden tot een 'Kwartierstatenboek' dat betrekking heeft op het werkgebied van Tweestromenland in Het Land van Maas en Waal. Gezien het grote aanbod van kopij zal getracht worden op 31 maart een inzage exemplaar gereed te hebben. Een gekoesterde wens om het boek op 31 maart geheel klaar te hebben is helaas onmogelijk, daar alles gedaan moet worden door vrijwilligers die, uiteraard, ook nog andere dingen moeten doen. De vijfde genealogische dag wordt dit jaar voor de vierde maal gehouden in het mooie oude kasteel van Wijchen, en vanaf 10 uur zijn de bezoekers welkom. Omstreeks half elf zal er een kort welkomstwoord worden uitgesproken en de afsluiting van deze dag is omstreeks half vier. De toegangsprijs bedraagt / 2,50 per persoon vanaf 12 jaar, bij entree te voldoen. Zij die wensen deel te nemen aan een eenvoudige lunch, kunnen zich aanmelden door storting van f 10,-p.p. via Rabobank Wijchen, giro bank 87.08.24 rekeningnr. 13.54.31.042 t.n.v. werkgroep Maas en Waalse geslachten, W.M.G. Arts, Zwanensingel 259, 6601 GK Wijchen onder vermelding lunch contactdag. Graag zo spoedig moge-


lijk. Beginners en gevorderde stamboom onderzoekers zijn van harte welkom, aangeraden wordt zoveel mogelijk genealogisch materiaal mee te brengen wat kan leiden tot een optimaal resultaat voor u en voor andere bezoekers. Uit ervaring is inmiddels gebleken dat vele bezoekers mooie contacten hebben gemaakt met vaak onbekende familieleden die met dezelfde stamboom bezig zijn. Meer informatie over deze dag is verkrijgbaar bij de heer W.M.G. Arts, Zwanensingel 259, 6601 GK Wijchen. tel.: 08994-16247 of tijdens de openingsuren van het Streekdocumentatiecentrum tel.: 08894-13012. ACCEPTGIROKAARTEN

Om organisatorische redenen vindt u nu pas uw acceptkaart voor de contributie 1990 in het tijdschrift. Een aantal leden heeft reeds hieraan vooraf de contributie voor 1990 overgemaakt waarvoor wij uiteraard erkentelijk zijn. Voor deze leden is de acceptkaart overbodig en willen wij vragen deze als niet verzonden te beschouwen en te vernietigen. De penningmeester Ledenadministratie NIEUWS VAN HET MUSEUM

Plannen voor de toekomst Er worden voorbereidingen getroffen voor een expositie, in het voorjaar, van voornamelijk foto's, over het begin van de Tweede Wereldoorlog, nu 50 jaar geleden, en de bezettingsjaren daarna. Verder hopen we nog dit jaar weer aandacht te kunnen wijden aan de steenfabriek Dericks en Geldens. Tenslotte wordt er gewerkt aan de inrichting, misschien reeds in het najaar, van een stijlkamer van een burgergezin in het begin van deze eeuw. Extra nieuws van het Streekmuseum Op de valreep kunnen wij U nog wat nieuws van het Museum melden. Ter gelegenheid van de lustrumfeesten van het Pax Christi College te Druten is er geld verzameld voor een goed doel. Bij Pax Christi vond men dat voor deze gelegenheid het Museum een goed doel was, waar wij van het Museum het natuurlijk van harte mee eens waren. Op vrijdag 2 februari j.l. kwam een delegatie van Pax Christi ons Museum bezoeken en overhandigde de Conrector, de heer Reynders, op symbolische wijze het bijeengebrachte bedrag, f 5.000,-, aan de heer Alkemade, voorzitter van de Vereniging. Met dit bedrag is de financiering rond van de aankoop van de door ons gewenste stukken uit de nalatenschap van de in 1986 overleden Mej. Spits uit Druten.

Nieuwe schilderijententoonstelling In het Museum wordt niet stil gezeten. De expositie van glas en kristal uit de verzameling van de heer J. van Oss te Druten was op zondag 4 februari j.l. voor het laatst te zien. Met ingang van zondag 18 februari wordt een expositie gehouden van schilderijen van de heren Van Outvorst en Toebast uit Druten. Expositie over Vervoer Verder is er nog steeds de expositie over Vervoer in Maas en Waal, met veel foto's van hondekarren, allerlei andere karren, oude auto's en motoren, pontveren, en natuurlijk de stoomtram. In de kleine benedenzaal staat een grote maquette van de streek, met de verharde wegen, de trambaan en de pontveren, zoals dat was aan het begin van deze eeuw. De klederdrachtzaal is ingericht als een wachtkamer van de tram, met allerlei mensen, wachtend tot de tram aan zal komen.

Een tweede verheugende bericht is dat de RABO banken in de gemeente West Maas en Waal bereid zijn gevonden het Museum financieel te steunen. De voorzitters en directeuren van bijna alle RABO banken in die gemeente zijn in het Museum door ons bestuur ontvangen en rondgeleid. Aan de reacties was te merken dat het gebodene zeer op prijs werd gesteld. De ons toegezegde gelden zullen worden gebruikt om de exploitatie van het Museum te helpen financieren. HET SPIEKER

De volgende personen hebben schenkingen gedaan aan 'Tweestromenland'. De vereniging is hen zeer erkentelijk. Mevr. A. Kamerman, Wijchen: crème tafelkleedje band met naaldkant, bandjes, garen en stoffen. W.en H. Arts, Wijchen: sigarentopknipper en


vingerhoedje. Mevr. Konstapel, Bennekom: 2 witte dames klepbroeken met lijfje, 1 dames rijkostuum. Mevr. G. van Kampen-Janssen, Boven-Leeuwen: plaquette Dericks en Geldens. Via Pater W.Wolken, Nijmegen: Franciscaner pij en sandalen. Mevr. Bos, Ewijk: foto van moeder met poffermuts en bidprentje. Dhr. C.P.J.van Kouwen, Nijmegen: kastje, gemaakt in 1895 op de werf van Meijer te Ben. Leeuwen. Dhr. A.L. Janssen, Deest: huisraad w.o. pannen en klompjes. Mevr. M.van Buren, Bergharen: 2 kettingen (git) voor de rouw. Mevr. Lamers-Tromp, Winssen: rood-wit geruit schoorsteenrandje, 2 blauw-wit-rood geruite kussenslopen. Mevr. Van Eldijk-de Kleijn, Wijchen: 1 crème dameskraag; bandjes met naaldkant. Mevr. C. Koornneef, Wijchen: oliekannen: 1 rode, 1 grijs gewolkte, 2 trommeltjes, theebusje, boordendoos, brillen, sigarenkoker en hoedjes. Dhr. H. Albers, Wijchen: brandweerkleding; 1 broek en 1 lange jas, 3 petten en off. insigne, jasjes bode Nijmegen. Dhr. P. Leussink, Beuningen: zwart veren dameshoedje, 1920. Mevr. Bos, Wijchen: blauw herenkostuum, stropdas, 2 zwarte damesjurken, 1 voile damesjurk. Mevr. Peters-Wessels, Wijchen: oud hengselmandje, resten kant en bloemen voor poffers, diverse garneringen. Van de 'Maaskant', Appeltern: bruidjesjurkje, verpleegsterschortkatoen, molton luier, wit dienstbodeschortje, 2 haarbanden, restje wol. Mevr. Borsten, Wijchen: zwarte stola, blauwe handgemaakte doek, 1 groot wit aardewerk bord. Dhr. Nooteboom, Winssen. Miele wasmachine met houten kuip + wringer. Dhr. W. van Cuijk, Wijchen; timmermansgereedschap; trekzaag, grote handzaag, voorloper (re i se haaf) profielschaaf, en veerploeg z.g.'vèrke'. alles ± 1900-1920. Fam. Van der Horst, Groesbeek: hoge herenhoed en handschoenen, wit katoenen daags damesmutsje, lampenkap, dienborden/schalen. Fam. Van Zwam/Kuipers, Appeltern: oude biezen mat. Mevr. Schokking, Appeltern: glazen vliegenvanger, pijp, pijpstopper, puntenknippers voor sigaren. Mevr. N. van Lent, Beneden Leeuwen: 4

meter stof v. herenkostuum (zwart met streepje) en knopen. Dhr. F. Plamont, Wijchen: 2 voorraadbussen; 1 Verkade, 1 Coöp. ± 1918, 1 koffiemaatje 2zijdig te gebruiken. Dhr. W. van Ooijen, Wamel: oud zwart herenstrikje, Bruikleen: handkarn apparaat. Mevr. Van Kampen, Wijchen: 1 missaal, 1 noveen 3 weesgegroetjes, 1 wegwijs uit 1978, diverse bonkaarten oorlog, krant jubileum Harmonie Puiflijk. Dhr. Beidorff, Groesbeek: timmermanskist met gereedschap, 1 handen 1 trapnaaimachine. BRUIKLENEN:

Dhr. Alkemade, Ewijk: foto 'Het Hof' te Alphen. Mevr. Kamerman, Wijchen: hoekstoeltje. Mevr. De Geer, Maasbommel: foto uit 1931 opening v.d. lagere land- en tuinbouwschool St. Lambertus te Maasbommel. Mevr. J.C.M. Arts-Megens, Boven-Leeuwen: wit gehaakt werkstukje met aangehaakt zakje ± 1900.

Fam. Blitterswijk, Boven-Leeuwen: gedachtenis aan de Geloofsbelijdenis in lijst van: Peter de Weijert Rzn. 8 april 1900. Mevr. Van Beem-de Weijert, Nijmegen: foto's, rijbewijs uit 1934. Dhr. P. van Beem, Nijmegen: handnaaknachine, bril in koker. Wies Be/r/s, tel. 08894-17461.

NAGEKOMEN BERICHT

Correctie In het artikel '25 Jaar Tweestromenland' van J. van Gelder in het jubileumnummer, nr. 62, wordt gesproken over het 'Archeologisch Werkverband Nijmegen e.o.'. Dit moet zijn: 'Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland'.

KOPIJ

Inzending kopij voor nr. 65: vóór 15 mei 1990.


Bij het 25-jarig huwelijk in 1929.

Door zijn energieke en zakelijke inzet niet daarbij de steeds sterker wordende inbreng van zijn kinderen gaat het bedrijf een goede toekomst tegemoet. Enkele uitbreidingen worden uitgevoerd, zoals een kleine winkel voor de verkoop van ijzerwaren, een electrische boomzagerij en een grote loods voor houtopslag. Een geheel nieuwe onderneming wordt de carrosseriebouw (het maken van een z.g. koetswerk over een open frame van een wagen, wat gebeurt met gebruikmaking van hout en metaal). Het eerste frame dat in de werkplaats van een koetswerk is voorzien, was een z.g. T-Fordje. Een foto laat het eerste produkt uit het jaar 1923 van Piet Nillesen nog zien (niet afgebeeld). In 1929 wordt het 25-jarig huwelijk van Piet en Miena herdacht en ter gelegenheid hiervan is de hierbij afgedrukte grote groepsfoto gemaakt. Rechts van Piet zit zijn 89jarige moeder Maria Gillessen (die 93 jaar is geworden) en links van Maria van Gemert, (die haar arm laat rusten op de schouder van Maria) is dochter Bertha afgebeeld.

De opgroeiende jeugd heeft haar eigen toekomstplannen. Zoon Wim gaat op 19 januari 1927 een huwelijk aan met Celine Veras en gaat in Nieuwenhage wonen, en dochter Bertha huwt op 19 april 1933 met Wim Arts uit Haren (bij Megen) en gaat aldaar wonen. Het huwelijk brengt haar vier kinderen. Zoon Jan huwt (burgerlijk huwelijk) op 17 mei 1935 met Antoinette Rinkens en nadien op 5/10 augustus 1948 te Uden met Anna van Hoof, de beide huwelijken brengen hem zeven kinderen. Zoon Rinus huwt te Hernen op 17 augustus 1937 (burgelijk huwelijk) met Rica van Kraay en krijgt 3 kinderen. Piet Nillesen wordt op 21 maart 1934 grootvader van een kleinzoon bij Bertha, en vaak gaat grootvader Nillesen op de fiets naar zijn dochter in Haren. In 1934/35 overweegt Piet om de zaak over te doen aan zijn kinderen Jan en Rinus. De notariĂŤle akte van transport wordt op 6 februari 1935 voor notaris Van Lonkhuijzen te Wijchen opgemaakt. Vermeld wordt dat Peter Nillesen overdraagt aan Johannes en Marinus Nillesen, tesamen vormend de

17


vennootschap 'Gebr. J. en M. Nillesen', een huis met werkplaats, twee houtloodsen, zaagloods, erf en tuin. De ouderdom gaat opa Nillesen niet ongemerkt voorbij en na een langdurig ziekbed sterft hij op dinsdag 30 maart 1943 om 5.30 uur in de morgen, in de leeftijd van 77 jaar. De kinderen Jan en Rinus zetten het bedrijf verder voort en in 1954 wordt er een grote moderne werkplaats bij de bestaande bebouwing gebouwd. Verdere uitbreiding is haast onmogelijk, omdat in het centrum van Wijchen zulk een bedrijf moeilijk gehuistvest kan zijn. Mede daarom wordt besloten een nieuw bouwterrein aan te kopen waarop een werkplaats gebouwd kan worden voor andere werken dan de carrosseriebouw. De houtzagerij, opslagruimten en werkplaats worden gesloopt en de grond wordt te koop aangeboden. EĂŠn van de vele geĂŻnteresseerden is de gemeente Wijchen, die na overleg op 22 juni 1972 tot een accoord komt om de grond aan te kopen. Het College van Gedeputeerde Staten van Gelderland neemt op 4 september 1972 het besluit, dat zij met de voorgestelde grondaankoop accoord gaat. De gemeente Wijchen wil op deze grond een nieuw gemeentekantoor bouwen. De nodige bouwplannen worden uitvoerig besproken en in 1979 is het dan zover dat met de nieuwbouw kan worden gestart. In 1981 kan het nieuwe gemeentekantoor officieel in gebruik worden genomen. De Historische Vereniging Tweestromenland die in 1964 is opgericht heeft een eigen streekdocumentatiecentrum opgebouwd, dat eerst was ondergebracht in een ruimte in de openbare bibliotheek in Wijchen. Helaas werd de vereniging genoodzaakt de gehuurde ruimte te verlaten en moest zij gaan uitzien naar een ander onderkomen, wat uiteindelijk gelukte via een toezegging, dat de vrije ruimte in het souterrain in het gemeentekantoor beschikbaar was voor het streekdocumentatiecentrum van de verenigingIn januari 1988 heeft de verhuizing plaats en op 18 november 1988 wordt de opening van het nieuwe onderkomen officieel door de Wijchense burgemeester J. Steegmans ver-

18

richt. Het nieuwe documentatiecentum is derhalve ondergebracht in een nieuw gebouw dat is gebouwd op grond die eens heeft toebehoord aan mijn grootvader Piet Nillesen. In mijn functie van secretaris van de Historische Vereniging Tweestromenland en als hoofdmedewerker in de werkgroep Maas en Waalse geslachten van de Historische Vereniging Tweestromenland vertoef ik veel in het documentatiecentrum en onbewust dwaal ik dan af naar mijn jeugdjaren toen ik als kleine jongen in Wijchen kwam spelen met mijn neven en nichten. Nu is dit alles voorbij. Wie had ooit kunnen vermoeden dat ik.als kleinzoon van Piet Nillesen, op de grond die eens zijn eigendom is geweest nu werkzaamheden verricht tot nut en voordeel van de Historische Vereniging Tweestromenland. Voor het schrijven van dit artikel heb ik gebruik gemaakt van een verzameling foto's, bidprentjes, het militaire zakboekje, de huwelijksoorkonde en ander persoonlijke bezittingen van mijn grootvader, alsmede van bewaarde akten die in de familie aanwezig zijn. Alles ligt nu op de werktafel uitgespreid, temidden daarvan ligt het oude zilveren zakhorloge van mijn grootvader, dat nog perfekt op tijd loopt. Al denkende aan hem besef ik nu, dat ik hem eigenlijk nooit goed heb gekend. Ik was pas 5 jaar oud toen hij overleed, mijn grootvader Piet van Petje Nillesen.


Dr. J. W.C.M, van der Sijp

Tij s Claasen, de eerste Van de(r)Sijp Naar aanleiding van de in de beide boekjes 'De Stoomtram Nijmegen-Wamel (lit. 1) vermelde stimulerende rol die de twee broers Van der Sijp (Hendrik WJC: 1854-1907, burgemeester van Wainel; Johan WCM: 1856-1943; huisarts te Nijmegen) gespeeld hebben bij de oprichting en instandhouding van de stoomtram, is het mogelijk van interesse iets te schrijven omtrent de stamvader, degene die de achternaam Van der Sijp voor het eerst gebruikte. Wij komen dan terecht bij Tijs Claasen, geboren omstreeks 1670 in Wamel als oudste zoon van een landbouwersgezin met zes kinderen, wonend in het dorp. Gezien de woelige tijden, en de nogal veelvuldige overstromingen was het dorp een veiliger en drogere plek dan de buurt waar de akkers lagen (daar de Wamelse doopregisters niet verder teruggaan dan 1685, kan geen preciese geboortedatum van Tijs achterhaald worden). Omtrent de ouders van Tijs weten we niets, behalve dan dat de voornaam van zijn vader C laas moet zijn geweest. Waarschijnlijk werkte Tijs van jongsaf aan op de boerderij en op het land, waardoor er onvoldoende tijd over bleef om naar school te gaan hij ondertekende alle documenten alleen maar met zijn handmerk (fig. 1). In 1697 wordt voor het eerst melding gemaakt van Tijs, en wel wanneer hij in Wamel op 30 mei in het huwelijk treedt metjantjejacobse Brants (lit. 2). Uit dit huwelijk met Jantje

"V

blijkt, evenals uit de achternamen van de echtgenoten van zowel zijn broers en zusters, als ook uit die van zijn zoon en beide dochters (lit. 2), dat de familie behoorde bij een groep van bekende Wamelse families (Brants, Van Echteld, Van Eisen, Van den Heuvel, Van den Kerkhof, Van Kessel, De Leeuw). Uit de belastinglij sten betreffende familiegeld, consumptie en bieraccijns (lit. 3) kan worden opgemaakt, dat Tijs in vergelijk met de andere dorpelingen een welvarende boer was, zeker binnen de locale omstandigheden. Hij bezat in 1707 tenminste vier ha. bouwland, twee paarden en enkele varkens. In 1710 was hij buurmeester, zo ook in 1720/ 21.

Op alle belastinglij sten en ook op de lijst van inwoners in Wamel van 1709 staat Tijs alleen met de achternaam Claasen vermeld. Pas in 1736, in een notarieel stuk, wordt zijn achternaam voor het eerst als Van de Sijp

<$£~~~ - ^f^r-*~^~*£? " f

i

5>r,< Z^ ,^^ Ch\ ,^c«/ (2vjfr&&^( ^~ /,****+ *3^?w>^O/y/ C4#/*-</£.^ ad/tf?^^,^*^

'

'

/ C--/#WA ,*~>b// /

^ _ . ...-••''JïfjESS^.

^^<^%g$P Zh****,^*»-*-'' -D. *^\

a»-, */?

*

7^&Z„ ^-fci-ri -ï <-/3-~^

Fig. 1: Handmerk van Tijs Claasen (Uit Dorpsboek van Wamel, l 721, bh. 26; inv. 11471. G.A. Nijmegen)

19


j:7*U^ • MA*.

P^$SH

,fi w

'tyfaft?' t^sJ &£i<.?/? Imr'

"

7

„ ^ ^fel 1 -•-•S* ~' -* -''

^|^P^>-. rrf

^Mra^"^.^-:^^

Fig. 2: Akte uit Oud Rechterlijk Archief, Ambt Maas & Waal, boek 135, folio 225. RA Arnhem. 'Tijs vande Sijp en Jantje Brand cederen voor 40 gld aanjacob vande Sijp enjanneke vanden Heuvel een hoeckje land Oost Elias van der Biest Echtg West en Noorden Frans Porbanten Suijd de dijck met... van een dijkweg van 12 vt breedte voor Frans Porbanten en depruijmbomen en put van wederzijde te gebruijcken ent onderhouden, coram Aertjans Salt en D vLienden den 13 junii 1736.'

geschreven, zonder Claasen (lit. 4; fig. 2). Het is dus pas op latere leeftijd dat Tijs het nodig achtte achter zijn naam nog Van de Sijp toe te voegen, blijkbaar om verwarring met een ander te voorkomen. Hij gebruikte hiervoor de veldnaam van de buurt genaamd De Sijp, waar hij inderdaad bouwland bezat. Wanneer hij dit stuk bouwland gekocht of geërfd had is niet bekend, maar in elk geval voor 1727, want toen heeft zijn schoonzoon Oth Otten van Kessel, getrouwd met Aldegonda Tijssen van de Sijp, één morgen (= 2/3 ha) land van hem gekocht, gelegen in De Siep (lit 4.). Met de veldnaam De Sijp (De Siep) wordt een gebiedje aangeduid dat een anderhalve km ten oosten van het centrum van Wamel is gelegen, tussen de Bonderweg(nu Heemstrabaan)'en de Hooge Kamp. Uit de Kohieren van Verponding uit het begin van de achttiende eeuw (lit. 3) blijkt dat de veldnaam op verschillende manieren wordt geschreven: De Sijp, De Zijp(e), De Seijp of De Siep. De kinderen van Tijs gaan de naam Van de

Sijp, in allerlei variaties, vaak gebruiken, meestal voorafgegaan door het patronymicum Tijssen (lit. 6, 7). Het duurt nog enkele generaties voordat de achternaam zich stabiliseert, maar dan wel op drie verschillende manieren: De afstammelingen van Matheus van de Seip (oudste kleinzoon van Tijs) die zich in 1765 als smid in Tiel had gevestigd en het jaar daarop trouwde met Maria Mol,

20

zwermden naar het westen uit. In Rotterdam, Delft en Haarlem treffen we families Van de Seijp aan, en in Amsterdam de tak Van der Zijp. Gijsbert van de Zeijp, de tweede kleinzoon van Tijs, bleef als landbouwer in Wamel wonen. Zijn kinderen kregen bij de doop al de familienaam Van der Sijp, en hebben dat zo gehouden. De laatste van deze tak, zowel in Wamel geboren als gestorven, was de burgemeester Hendrik WJC, hierboven reeds vermeld. Zijn jongste neef Hendrik WCV van der Sijp (1884-1962, burgemeester van Herpen) was de laatste van de familie die grond bezat in De Sijp; omstreeks 1930 werd het verkocht. Literatuur: 1. Van Os,J (1984/1989), De Stoomtram NijmegenWamel (dl l, 2) uitg.: Hist. Ver. Twcestromenland. 2. Coll. Gelderse Huwelijken, Wamel, N.Ger. 16851740. RA Arnhem. 3. Oud Archief Dorpspolder Wamel, inv. 11620 etc. GA Nijmegen. 4. Oud Rechterlijk Archief Ambt Maas &: Waal; protocol van bezwaar Wamel; bk 135 ( 1 7 1 1 1740). RA Arnhem.

5. Oud Archief Dorpspolder Wamel, inv. 11670. GA Nijmegen. 6. Van der Sijp, JWCM (1989) Van Warnelse Grond genealogie families Van der Sijp gedcp. Bibl. Tweestromenland Wijchen; RA Arnhem. 7. Van Reeken, AJ (1974) Wilt U dat even spellen?

Gens Nostra, dl 29, bl/. 375.


Oud Maas en Waal in Beeld De heerjos van Haaren te Druten, U allen welbekend, bewoner van het Witte Huis, gaf twee reacties. De eerste geldt foto nr. 22 uit tijdschrift nr. 58 (zie ook de aflevering van deze rubriek in tijdschrift nr. 59):

- Jonkers uit Druten, dit moet zijn Jacob Jonker; was vele jaren machinist bij de Stoomtram Maas en Waal; woonde met zijn gezin bij de thans gesloten R.K. begraafplaats. - Streef v.d. Geijn uit Puiflijk, dit moet zijn Stephanus (Steef) v.d. Geijn. De tweede reactie van de heer Van Haaren betreft foto nr. 23 uit tijdschrift nr. 59, de postkantoorhouders (zie de aflevering van deze rubriek in de tijdschrift nrs. 60 en 61):

- De derde van links is Jan Croonen, de chauffeur van de bus; hij is afkomstig uit Ewijk en woonde later in Druten (In tijdschrift nr. 60 wordt de derde van links als P. Coenen te Winssen genoemd.). - De zesde van links is Piet van der Zanden te Druten; hij reed per fiets de post van Druten naar de maaskant, met zijn collega's; werd later bevorderd tot besteller bij de PTT en is nimmer postkantoorhouder geweest; in Druten was hij algemeen bekend als 'Piet de Kuster', zijn vader was daar vele jaren koster en organist. Deze keer slechts een nieuwe foto, nummer 30 alweer. Uw inlichtingen, ook over eerder geplaatste foto's, graag schriftelijk aan: C. Visser, De Heuvel 107, 6651 DC Druten.

21


Elsbeth Meijnen en SjefDaverveld

Het ontstaan van het hof van Gelre en Processen in het ambt tussen Maas en Waal Dit artikel bestaat uit twee zelfstandige onderdelen. Allereerst een korte geschiedkundige uiteenzetting van het Hof: het ontstaan, de ontwikkeling, zijn samenstelling en competentie. En dan wordt met name de juridische funktie van het Hof belicht. Daarnaast een bloemlezing van de criminele processtukken van het rechtelijke archief van het ambt tussen Maas en Waal in de periode 1622-1810. Naast de vele namen, geeft dit ook een inzicht in de criminele zaken en de straffen, die geĂŤist werden. Tot slot hopen we dat dit artikel een prikkel moge zijn voor u om nader onderzoek te verrichten in de oud rechterlijke archieven. I. HET ONTSTAAN VAN HET HOF VAN GELRE HET ONTSTAAN EN DE GESCHIEDKUNDIGE ONTWIKKELING KareldeVde(1500-1555), bevreesd als hij is voor de grote macht van Hertog Willem hertog van Gelre en Zutphen, Gulik, Kleef, Berg, Mark en Ravenstein, verovert in 1543 Gelre en Zutphen. Na dit gewapend ingrijpen volgt het Tractaat van Venlo. Dit tractaat heeft tot de Bataafse omwenteling (l 795) als een grondwet voor Gelderland gegolden. In dit tractaat komt een artikel voor waarin gezegd wordt, dat door Karel V een cancelrie (of kanselarij) wordt opgericht waar de onderzaten recht kunnen zoeken en verkrijgen, zonder met uitheemse (d.w.z. romeinsrechtelijke) rechtsvordering te worden bezwaard. De onderzaten behouden het recht op 'ius de non evocando', d.w.z. het recht dat de onderzaten alleen voor de ordinaris gerechten behoefden te verschijnen. Dit recht was een regeling, waarin de verhouding tussen het Heilige Roomsche Rijk en Gelre, Zutphen was vastgelegd. Het gewest had een grote zelfstandigheid om zelf veel te regelen. Hoe de kanselarij, ook wel Raad of Hof genoemd, zich op moest stellen, wordt pas duidelijk door de instructie uitgevaardigd in oktober 1547. De kanselarij is formeel gezien iets nieuws. Maar materieel gezien is zij de voortzetting

22

van de hertogelijke raad en kanselarij van de vroege Gelderse vorsten. Sinds Venlo staat de kanselarij niet meer onder leidingvan een Gelderse hertog, maar van een stadhouder, die is aangewezen door de landvoogd. De laatst genoemde is de plaatsvervanger van Karel V voor het bestuur van de Nederlanden. De stadhouder wordt aangesteld door de landvoogd en benoemt een kanselier als hoofd van de kanselarij hof/ raad van Gelre. Deze structuur riep van het begin af aan verzet op in Gelre en Zutphen, want men zag de stadhouder en zijn raden het Hof (van nu af aan als vaste term gebruikt) als verlengstuk van het Brusselse monarchale stelsel. Voordat de geschiedenis van het Hof van Gelre verder wordt besproken, meer over de samenstelling van dit Hof. SAMENSTELLING De stadhouder mag zelf bepalen wie er in het Hof

zitting hebben. Hij mag iedereen

ontbieden die hij wil. De samenstelling ziet er als volgt uit: EÉN KANSELIER Hij kan de stadhouder vervangen. Naast zich heeft hij twee beroepsjuristen als raden (gegradueerd in romeins en kerkelijk recht), ook wel uitheemse raden genoemd. Zij


werden zo genoemd in verband met hun kennis van het uitheems recht en omdat ze in het begin meestal van buiten Gelre en Zutphen komen. RADEN De uitheemse Raad wordt uitgebreid met vier raden uit de onderscheiden ridderschappen der vier kwartieren (Veluwe, Zutphen, Nijmegen en het Overkwartier), die kennis van het inheemse of costumiere recht (land-, stad-, dijk-, hofrecht) hebben. Ze worden uiteraard inheemse of costumiere

raden genoemd. Het aantal rechtsgeleerden of uitheemse raden is gaandeweg uitgebreid in tegenstel-

waarin hij de Hoge Overheid ofwel de Stadhouder, Kanselier en Raden de nodige eerbied bewijst. Wijziging van de samenstelling van het Hof doet zich ook voor als er nieuwe kanselarij ordonnanties worden vervaardigd. Dat gebeurt in 1579 en 1622/1651. De nieuwe ordonnantie van 1579 (vanaf 1565 al de bedoeling, maar afgekeurd) zorgt ervoor dat de raden alleen geboren landzaten mogen zijn. Het verschil tussen inheemse/costumiere en uitheemse raden valt weg. Onderscheid blijft er tussen beroeps-juristen en niet-juristen ofwel vertegenwoordigers, met name uit de ridderschap. In 1622/1651 wordt in de ordonnantie vastgelegd dat er

ling tot de costumiere of inheemse raden. Deze laatste blijft in aantal steeds gelijk.

naast de kanselier in het totaal negen raden zijn, waarvan drie niet geleerde uit de kwartieren en zes geleerde, wel landzaten,

SECRETARIATEN Verder kent het Hof een drietal secretariaten, te weten:

maar niet per kwartier gekozen.

1. Het bureau van de griffier of eerste secretaris der kanselarij, of 2. Het bureau van de leengriffier of tweede secretaris der kanselarij. 3. Het bureau van de charterbewaarder of derde secretaris der kanselarij. De

eerste secretaris heeft o.a. als taak de processtukken te bewaren. De beide andere secretarissen zijn alleen van belang voor de

Belangrijke jaartallen, wat wijzigingen in het Hof betreft, zijn natuurlijk 1795: de Bataafse

omwenteling en 1802 als de invloed van de Fransen in ons land gaandeweg is toe genomen. Maar deze veranderingen en wijzigingen kunnen beter besproken worden in het geheel van de geschiedkundige ontwikkeling van het Hof, omdat ze daar thuishoren.

bestuurlijke funktie van het Hof. MOMBER

In 1546 treedt er een momber (voogd) tot het Hof toe. hij fungeert o.a. als vervolgingsambtenaar in criminele zaken, zover het Hof ertoe bevoegd was. En hij is belast met twistzaken, welke de landvorstelijke domeinen en hoogheidsrechten in Gelre en Zut-

phen aangingen. We gaan in het kader van dit artikel niet verder in op de funktie van momber. ADVOCAAT Als laatste is de bespreking van de advocaat die tot het Hof toetreedt van belang. Hij moet een graad hebben gehaald op de universiteit wil hij, als verdediger van zaken die voor het Hof verschijnen, toe worden gelaten. Verder moet hij, om bij het Hof ingeschreven te worden, een eed afleggen

TAAK, BEVOEGDHEID, COMPETENTIE Het Hof van Gelre en Zutphen beschouwde zichzelf als souverein Hof of'Parlement': het vonniste (sententieerde) bij arrest. De Grote Raad van Mechelen was niet bevoegd om in Gelderland gewezen vonnissen op enigerlei wijze te behandelen. Karel de V-de was dit

middels het Tractaat van Venlo (1543) overeengekomen, zoals we dat hierboven gelezen hebben. De landsvorstelijke raden, raadkamers of kanselarijen stonden de hertog van Gelre en de graaf van Zutphen terzijde in de uitoefening van het opperrechtschap. Het Opperrechtschap hield het volgende in: l. De plicht om ieder goed recht te verschaffen. 2. Bescherming tegen geweld. 3. Het algemene toezicht op de rechtpleging. 4. Rechtspraak

23


't Hof te Arnhem anno 1742. A/beeldingen uit: Cees Hilberdink, Gelre's Hof Van paardestal tot Huis der Provincie. in beroep. 5. Rechtspraak in zogenaamde cier bevoegd. Dit was meestal een plaatselijke vooraanstaande figuur. geprivilegieerde zaken. In 's Hertogen kamer konden ook leen- en hofrechtelijke In de 15de en 16de eeuw waren de raden, aangelegenheden behandeld worden. raadkamers of kanselarijen moderne kolleRechtspraak in geprivilegieerde zaken beges. De vorst had ook stemrecht in deze trof: zaken met betrekking tot de hoogheid kolleges. Later namen ook rechtsgeleerden en domeinen van de lands'vorst; zaken deel in de raad, waardoor de hertogelijke betreffende diens ambtenaren; zaken, waarrechtspraak beĂŻnvloed kon worden door het bij 'personae miserabiles' betrokken waren; Romeinse recht. klachten over geweigerd recht; 'delicta enorOp 10-10-1547 regelt de kanselarij ordonmia' vervolging en berechting. De rechtspraak werd uitgeoefend in eerste instantie nantie het recht in 34 artikelen. Voor wat betreft de rechtspraak wordt het volgende en omvatte zowel civiele als criminele zaken. geregeld: l. Afbakening taken van de wereldDe Gelderse hertog en graaf was arbiter en handhaver van de landvrede. In criminele lijke rechter en de geestelijke rechter in huwelijkszaken. 2. Voor criminele rechtzaken kon men in de middeleeuwen eri daarna op tweeĂŤrlei wijze procederen: 1. Bij zaken komt er een recht van schikking en kwijtschelding van straf. Doch niet voor delicta enormia was de hertog of graaf ernstige misdrijven. verplicht de dader ambtshalve te vervolgen. Dit leidde tot een inquisitoir proces (ook wel Karel de V-de behoudt echter het recht om genoemd: extra-ordinaris). 2. Ordinaris de ordonnantie te wijzigen. Tegen de kanse(accusatoir) proces, dit was voor minder larij ordonnantie bestond veel ver/et. De ernstig misdrijf. Hiertoe was de gerechtsoffibannerheren, ridderschappen en steden

24


waren niet gehoord; inheemse rechten en gewoonten werden niet gehonoreerd. De Brusselse regering moest nog veel verbeteren. Bezwaren van de Gelderse staten tegen de kanselarij ordonnantie waren samengevat in twaalf punten, o.a.: - Er waren toezeggingen gedaan, doch de erfheer bepaalde zelf hoe hier mee om te gaan. - Inheemse rechten werden door de Provinciale Raad behandeld. Doch men wilde ook nieuwe rechten behandelen en uitspraken doen over nieuwe kwesties. De Landschapsgedeputeerden maakten bezwaar tegen de grote opsomming van niet voor remissie en compositie vatbare misdrijven. Er werd al met al weinig bereikt. De uitvoerige vertogen van de Landschapsgedeputeerden en de geschriften van Kanselier en Raden hebben echter wel het materiaal geleverd voor het concept van een nieuwe kanselarij instructie. Deze werd in 1565 door de afgevaardigden namens de Staten van Gelre en Zutphen aan de Landvoogdes te Brussel aangeboden. In 1579 wordt de nieuwe kanselarij instructie vervaardigd. VERVOLG GESCHIEDKUNDIGE ONTWIKKELING Om de draad weer op te pakken: Gelre en Zutphen hebben vanaf het begin van het tractaat van Venlo (1543) moeite met het Hof. Als onder Alva (van 1567-1573 was hij in de Nederlanden) Brussel probeert het aantal costumiere raden te beperken, is dat tegen de wil van Gelre in. Gelre roert zich daarom meteen, als in 1576 het centrale gezag stil ligt, omdat de landvoogd (opvolger van Alva) is gestorven. De drie plaatsen in het Hof, die open waren gevallen onder Alva, worden direkt opgevuld met costumiere raden. Vervolgens vormen zich Gedeputeerde raden bestaande uit 25 leden, waarin bannerheren, ridderschappen en steden zijn vertegenwoordigd. Deze raden nemen bij afwezigheid van de stadhouder, zijn plaats in met betrekking tot de landsregering, in plaats van de kanselier en raden. In 1578

komt, zoals hierboven al is opgemerkt, er een nieuwe stadhouder in Gelre. Het Hof zal echter van nu af aan uit geboren landzaten worden samengesteld, die aan de landschap Gelre en Zutphen de eed zullen afleggen. Het verzet van de landschap neemt concrete vormen aan. Men vindt dat de ordonnantie van 1547 herzien moet worden. Deze herziening vindt in 1579 daadwerkelijk plaats. Van nu af aan is het Hof geen gewillig werktuig meer van het monarchale bestel, maar staat ten dienste van de Landschap, waaraan de raden zich door hun eed verbonden hebben. De landvoogdes Margaretha van Parma (1580) laat bevelen dat het Hof overgeplaatst moet worden naar Roermond (Overkwartier), maar alleen de koningsgezinden geven daar gehoor aan. Het resultaat is dat er twee Hoven zijn: één die de l i j n van 1543 voo rtzet te Roermond en één, die met de ordonnantie van 1579 verder gaat te Arnhem. De laatste staat centraal in dit artikel. Het afzweren van koning Filips II (ca. 1581) brengt wederom een verandering met zich mee. Tijdens de Republiek heeft elk kwartier zijn eigen Statenvergadering en huishouding; het hoge overheidsgezag berust bij de landschap als geheel. Leden van de ridderschap en afgevaardigden van hoofd- en kleine steden van de kwartieren vertegenwoordigen de Oppermacht des lands, d.w.z. de souvereiniteit van het vorstendom Gelre en het graafschap Zutphen, als zij op de landschap bij elkaar komen. In de perioden tussen de landdagen wordt 's lands Hoogheid of door stadhouder, kanselier en raden vertegenwoordigd of door een deputatie van de Landschap. Men slaagt er in Gelderland niet in naar het voorbeeld van de overige provincies om een college van Gedeputeerden uit de Landschap of gecommitteerde raden van blijvende duur, de zogenaamde 'Gemene Landsregering' te vestigen. Het Hof blijft tot de Bataafse omwenteling met de behartiging van 's lands zaken belast. Na de vrede van Utrecht in 1713 en het derde Barrière tractaat komt het Hof te Roermond onder het Oostenrijkse bewind. De Bataafse omwenteling (1795) brengt een

25


nieuwe orde: Voor het eerst brengt men een scheiding aan tussen bestuurlijke en rechterlijke macht. Het Hof is geen regeringslichaam meer en wordt kort daarna vervangen door het Hof van Justitie. Men stelt leden uit kwartieren aan als burgerrichters, de samenstelling wordt bepaald door de kwartieren. Het Hof van Justitie blijft op dezelfde manier bevoegd binnen het Gelders territoir, als voor de Bataafse omwenteling. Het nieuwe bewind in 1801, ook wel het Uitvoerende bewind genoemd, kondigt een nieuwe staatsregeling af. Het land wordt verdeeld in acht departementen en elk departement krijgt zijn eigen departemen-

tale Gerechtshof. Het Hol van Justitie wordt in het Departement Gelderland vervangen door een departementaal Gerechtshof. De negen leden of Raden van dit gerechtshof worden aangesteld vanuit de kwartieren, drie per kwartier. Het departementeel bestuur stelde de raadsheren en de twee griffiers aan. Het departementaal Gerechtshof heeft dezelfde bevoegdheden als het Hof van Justitie, maar breidt de jurisdictie in criminele zaken uit binnen het gehele departement, behoudens in enige steden, welke Gerechten beperkte criminele rechtsmacht mogen uitoefenen. Deze indeling in departementen vervalt op 28 februari 1811 met de komst van de rechtbanken van eerste aanleg. Men krijgt dan de verdeling in Arrondissementen.

II. EEN BLOEMLEZING UIT DE LIJST VAN PROCESDOSSIERS VAN HET RECHTELIJK ARCHIEF VAN HET AMBT TUSSEN MAAS EN WAAL (1622-1810) Deze bloemlezing betreft alleen de criminele procesdossiers van het ambt van tussen Maas en Waal. Deze dossiers bevinden zich in het Rijksarchief Gelderland te Arnhem. Een aantal zaken zijn hieronder in het kort beschreven en gegroepeerd tot een bepaalde eenheid. De eerste zaak: Thomas Gerritsz. Coijman, gehuwd met de weduwe van Cornelis Willemse van Bronchorst wegens deelname aan de plundering van het dorp Leeuwen in de nacht van l op 2 april 1662 door de inwoners van Wamel en Dreumel. En Christiaen Larnberts, 48 jaar, wonende te Wamel wegens poging om zich te voegen bij de plunderaars, doch Leeuwen niet bereikt en onderweg teruggekeerd. HERBERGEN Herbergen waren plaatsen, die nogal eens aanleiding gaven tot crimineel gedrag. Met name komen we dit opvallend veel tegen in Bergharen. Zo zien we dat in de herberg van Cornelis Hendrickx op 29-7-1694 Gerard Teunissen met een mes dodelijk werd verwond door Gerrit Stevensz. de Cock. Op

15-4-1703 werd Jan Hermansz. met mes-

26

steken en verdere mishandeling zodanig verwond, dat de dood erop volgde. De dader Hendrik Jansz., wonende te Druten, was voortvluchtig. In de herberg van Abraham van Swambach, eveneens te Bergharen, komen we in de periode 1726-1780 de volgende zaken tegen: Frederik van Cranenburg, wonende te Leeuwen, daagde op 28-4-1726 mede aanwezigen uit tot een vechtpartij met het mes. Peter van Wijk, wonende te Bergharen en zijn vrouw Willemijn Cornelissen en zijn zoon Geurt van Wijk ontnamen op 6-101744 de pachter van impost op bier en wijnen Herman Verheij(d)en uit Leur enige papieren en hij werd daarbij verwond. De boete van ƒ 150,- werd betaald. Peter Claassen Pansier, wonende te Affer-

den, sloeg op 27-12-1753 Johannes van Hemmen met de vuist en schold Hendrik van Aken uit. Er werd een boete geëist van ƒ31,-. Een boete van ƒ 50,- werd geëist tegen Geurt Reijers, wonende te Horssen, omdat hij op 20-4-1756 Willem Jans van Batenburg met een mes bedreigde. Bernardus Emont, wonende te Hernen en Peter Janssen Buijs, wonende te Horssen en


Wouter Derks, wonende te Horssen maakten met elkaar ruzie op 28-4-1780 en vochten met messen. Er werd een boete geĂŤist.

Niet alleen in Bergharen werd het mes onjuist gebruikt. Zo lezen we dat Jan Egons, ook wel: van Steenbrugh, te Alphen in zijn herberg de dronken Thonis Crielen dodelijk verwondde met een mes. De dader liet zijn herberg voor wat het was en vluchtte. Willem Jansz. van Druten, alias 'de muscoviter', 31 jaar, geboren te Druten, wonende te leeuwen, tabaksarbeider, werd beschuldigd van manslag op Johannes Francken op 13-5-1736 in de herberg van Jan Franssen te Leeuwen diens buik opengesneden te hebben, zodat deze daaraan gestorven is. Er

volgde echter vrijspraak bij gebrek aan bewijs (28-9-1736). Peter Brands verwondde op 26-7-1755 Tonis Clavercamp zodanig met een mes in de herberg van Jan Cup te Wamel, dat deze daaraan is overleden. De uitspraak was onthoofding, doch Peter was voortvluchtig. HET MES Buiten de herbergen werd het mes ook ter hand genomen om het een en ander te beslechten. Zo verwondde Godefridus van Gelder ten huize van zijn oom Thomas van Gelder, deze met een mes in het gezicht. Jacob van Batenburg, geboren en wonende te Batenburg verwondde op 13-6-1735 Cornelis de Groot zodanig met een mes, dat Cornelis daaraan overleden is. Jacob werd op 7-3-1736 tot ophanging veroordeeld, doch hij was voortvluchtig. In de nacht van 16 op 17 februari 1738 stak Willem Heijnen, wonende te Beuningen, te Nederasselt de soldaat Jacobus Bongaerts met een mes in de buik. Medische hulp komt te laat en hij overlijdt. De wond werd niet dodelijk verklaard. De eis was onthoofding. Doch wegens gebrek aan bewijs werd de zaak niet ontvankelijk verklaard. En Willem was voortvluchtig. Op de kermis te Deest speelde in 1772 zich het volgende af. Op 11 november legden Enneken Janssen de Smit, Mariajanssen 'de Lepper' en Cornelis Gijsberts, haar zoon (allen wonende te

Deest) onjuiste verklaringen af met betrekking tot messteken van Jan Dirksz. Wouters op zijn vaders meid Maria Schilten. Ennekens eis werd niet ontvankelijk verklaard. Maria en Cornelis gingen voor 14 dagen op water en brood. DOODSTRAFFEN: 'ANDEREN TEN AFSCHUWELIJKEN EXEMPEL' Dat doodstraffen op verschillende wijzen werden uitgesproken en uitgevoerd en het lijk in sommige gevallen ter afschrikking werd gebruikt, moge duidelijk worden uit de volgende zaken.

Johannes van Son Leendertsz., alias Uilenspiegel, werd veroordeeld wegens chantage, onder bedreiging van brandstichting en het bezorgen van brandbriefjes. Gerritje Woutersdr. (dochter van Wouter Jansz.) en Geertje Pansier, arbeiders wonende te Deest, bezorgen 's nachts brandbrieven in opdracht van Jan van Son, waardoor zij medeplichtig werden bevonden aan brandstichtingsplannen. De uitspraak was op 26-81713. Johannes werd aan de paal gebonden om levend verbrand te worden. De medeplichtigen worging aan de paal waarna het lijk verbrand wordt. Executie: 5-9- 1713. Cornelis Stevensz. de Cock, 35 jaar, geboren te Horssen, getrouwd en kinderen, werd op 21-3-1716 van zijn bed gelicht en in detentie genomen, daar hij na een uitspraak van 1714 clandestien te Bergharen in een huisje in het ambt is gekomen. Het vonnis luidde: ophanging en het lijk aan een ketting aan de galg. Executie: 18-4-1716. Op 16-10-1741 werd Floris Janssen van de Kerkhoff dodelijk verwond te Wamel. Jan Jacobsz. Leer in 't Velt (alias: Jan Rachelen) de dader was voortvluchtig. Op 29-1-1743 werd te Nijmegen het volgende vonnis gewezen: de hand moet worden afgehouwen, waarna ophanging. De hand aan de galg genageld en vervolgens moet het lijk met ketting aan de galg blijven hangen. In 1722 werd driemaal een uitspraak gedaan tot ophanging. Scherprechter Henricus Chale voerde de executies uit. Het lijk werd aan de paal gebonden en moest blijven

27


hangen 'anderen ten afschuwelijker! exem-

pel'. Bij ĂŠĂŠn daarvan, Hendrik Fransz. Vlottman, 18 jaar, geboren te Luijt in het Land van Cleve, ging daarbij hel volgende

$

nog aan vooraf: hij werd levend geradbraakt, daarna het hoofd niet een bijl eraf en op een staak.

Jan Pietersz., geboren te Malden, arbeider, wonend bij Heijltje Petersdr. wed. van Teunis van Dijck te Overasselt stak op 27-41732 de vrouw van Hubert Hendrikcks, Petronella Teunissen met een mes in de buik, die daaraan stierf. Hij was voortvluch-

tig. Blijkbaar is hij toch weergevonden, want we lezen: 'op een kruis gelegd; onthoofd; lichaam op een rad en hoofd op een paal vastgemaakt (29-7-1732). Gijsbert Janssen (alias Gijsbert de Goort), 27 jaar, geboren te Puiflijk, in arrest te Druten,

werd wegens versturing van brandbrieven aan o.a. Anthonij van de Sand en Zeger de Bie veroordeelt tot worging aan de paal en daarna verbranding aan de paal. Executie te Bergharen op 14-5-1762. ONTHOOFDING De volgende personen werden veroordeeld toe onthoofding. Doch voortvluchtig, waardoor zij hun executie ontliepen. Derk Pietersz. Marchal, wonende te Dreumel, knecht, had op 12-3-1736 te Dreumel Derk Woutersz. zodanig op het hoofd geslagen, dat deze enige dagen 'later daaraan is bezweken. Het vonnis werd uitgesproken op 26-11-1737. Jan Gerritsz., wonende te Horssen, stak op 13-8-1736 Theunis Scheer zodanig met een mes in de buik, dat deze kort daarop overleed. Vonnis: 15-10-1738. Johannes Meulensteen stak op 11-10-1783 te Leeuwen de molenaar Jan van Hemmen dodelijk met een mes. Deze zaak - geprononceerd te Druten - was de laatste zaak (volgens deze inventarisatie), waarbij de doodstraf werd uitgesproken in

het ambt tussen Maas en Waal. De laatste executie vond plaats te Bergharen op 14-51762. Zie hierboven.

28

Gelderland, gesymboliseerd door een zittende vrouw.

OPHANGING Een aantal keren werd de doodstraf door ophanging uitgesproken. De meest in het oog springende van alle processtukken is de zaak tegen de zus en broers van de Van Mechelensen hun complicen. Op 1-10-1733 werd vonnis gesproken en het vonnis luidde: de doodstraf door ophanging. De executie vond plaats op 7-10-1733. Het ging hierbij om de volgende personen: 1. Johanna Francissen van Mechelen, alias Jen, 22 jaar, geboren te Groesbeek, wegens diefstallen, afpersing onder bedreiging van brandstichting, overval en bedreiging van Willern Leijdecker, overspel, enz. 2. Augustinus Francissen van Mechelen, 16 jaar, geboren te Oeffeit, broeder van Johanna, wegens overval met roof op Willem Leijdecker en moord op zijn broer Marten, benevens geldafpersing met bedreiging van


brandstichting. 3. Robbert Francissen van Mechelen, broer van bovengenoemden, wegens diefstal van vlees, kleding, tafelzilver en geld. 4. Peter Dercksz (alias den Smaalen Peet) en zijn broer Dirck Derckz (alias Den Dikken), complicen van de van Mechelen s en diverse kleine diefstallen. De vierde van Mechelen, genaamd Leentje, minderjarige broer, ontliep de doodstraf. Hij werd voor het leven verbannen wegens bedelen, landloperij en medeplichtigheid aan strafbare feiten door de anderen gepleegd.

Voorts werd er nog in de volgende zaken tot ophanging gevonnist. Wouter Jansz. in de Gronde Waaij verwondde dodelijk met een mes op 10-7-1742 te Puiflijk Gerrit Aeldersz. Schouten. Wouter was voortvluchtig, toen het vonnis op 21-11743 werd uitgesproken.

Het betreft het proces tegen Hendrijn de Jongh, Cornelisdr., 20 jaar, geboren te Dreumel. We lazen hierboven dat Johanna van der Wall haar onwettig kind trachtte te doden en de daaruitvoortvloeiende straf. Hendrijn de Jongh had na sexueel kontakt met Jacob van de Bergh haar zwangerschap en bevalling verzwegen. Haar kind had zij in een droge sloot gelegd, 't welk na r.k. doop spoedig overleed. Hendrijn kreeg 4 jaar tuchthuis (8-12-1780). Waaraan kan dat verschil in straf gelegen

hebben? Een antwoord daarop moeten we u schuldig blijven. Met enige fantasie zijn er misschien wel mogelijke antwoorden te geven.

Derk Hermensen, schutter te Leeuwen, 46 jaar, geboren te Leeuwen werd wegens sexueel kontakt met zijn dochter Derkje veroordeeld tot geseling met strop om de hals, brandmerking en daarna verbanning Maarten van Zoelen, r.k., 20 jaar, geboren te (executie: 19-7-1746). Zijn dochter Derkje Hermensen, ongeveer 18 jaar, moet als straf Beuningen als zoon van Toon Merts en Geurde Hendricks werd veroordeelt wegens (wegens sexueel kontakt met haar vader, diefstallen van rundvee en diverse andere waaruit een zoon werd geboren) de geseling en brandmerking van haar vader aanzien, 20 zaken. Vonnis en executie op 8-11-1759 te jaar tuchthuis en daarna verbanning. Bergharen.

VERBANNINGEN Verbanningen voor het leven uit het vorstendom Gelre en het graafschap Zutphen.

Johanna Nagenius, 34 jaar, geboren te Wijchen, naaister en breister te Grave gehuwd met Jacob Demer werd voor het leven verbannen (3-5-1723) wegens kledingdiefstal uit het huis van haar werkgever, de ontvanger Frederick Zievers te Druten. Johanna van de(r) Wal(l), dienstmaagd van ds. Schadde te Druten trachtte op 21-121744 ten huize van ds. Schadde haar onwettig kind van het leven te beroven. Geseling met strop om de hals, brandmerking, 20 jaar tuchthuis en daarna verbanning voor het leven. Het vonnis was op 3-4-1745. De executie op 10-4-1745. In maart 1753 is er een verzoek tot gratie/verkorting van straftijd ingediend. Een andere zaak in 1789 is ter vergelijking hiernaast gezet.

Tot vier jaar verbanning werden veroordeeld in 1758 wegens diverse diefstallen: Aaldert Cornelisz. van der Geijn, 34 jaar, geboren te Puiflijk. Grietje Aertse van Manen, 29 jaar, geboren te IJzendoorn, huisvrouw van Aaldert Cornelis van der Geijn. Zij wist echter uit detentie te Druten te ontvluchten.

Harnske Gijsberts (alias 'Gouverneurs Harns'), geboren te Afferden, 4 kinderen van 4 mannen, o. a. van Cornelis Tromp, schond haar eerdere verbanning en werd beschuldigd van 'slapen' met haar zoon Gerrit Tromp. Zij werd veroordeeld tot 20 jaar tuchthuis (17-3-1725), en daarna verbanning uit de gehele provincie. Zij wordt in verband met haar hoge leeftijd en goed gedrag op 155-1742 uit het tuchthuis ontslagen. Bij het processtuk van Gerrit Cornelisz. Tromp staat bovenstaande beschuldiging omschreven als: 'dat hij in de nacht van 15 op 16

29


januari 1725 geattrappeerd werd dat hij naakt (met of zonder hemd) bij zijn moeder slaapt. Aangezien het tuchthuis overvol is, wordt hij verbannen voor het leven. (P.S.: Het tuchthuis overvol: de moeite waard om nader onderzoek te verrichten naar tuchthuizen). Doch alvorens hij verbannen werd op 17-3-1725 volgde allereerst de executie van een eerdere uitspraak, namelijk strenge geseling. Hiertoe was hij mede veroordeeld samen met zijn complice Herman Flinck - die voortvluchtig was - wegens houtdiefstal, huisbraak en diefstal van etenswaren en geld. BEWAKING Bewaking werd vaak uitgevoerd door rotten. Rotten waren kleine groepen van personen, die elkaar moesten aflossen om een gevange-

ne te bewaken. Desondanks lukte het gevangenen soms toch te ontsnappen. De rot, die op dat moment dienst had, moest zich hierover verantwoorden. Zo gebeurde dat in Puiflijkop 8-6-1715. Het rot: Aeldert Dirckx, rotmeester en zijn rotgezellen: Hendrick Petersz.; Abraham Izaacx; AeldertJanssen;Jan Simonsz.; Gerrit Fransse; Jan Dircx enjohannis den Schoenlapper, moest de gearresteerde Rut Peperkom bewaken. Desondanks ontsnapt de gedetineerde en het rot moest zich daarover verantwoorden. Op 20-11-1726 gaat de scholtus Stroebel met enige ingezetenen van Leeuwen naar Wamel orn daar D. de Haas te arresteren. D. de Haas wordt bij Arien Crustom in een kamer gezet

en bewaakt tot de wagen uit Druten gekomen zal zijn om hem in de gevangenis af te leveren. Dirk de Haas weet echter te ontsnappen vóór de wagen uit Druten arriveert. De ambtman wil de bewakers, die in hun plicht faalden berecht zien. De bewakers waren: Johannis de Leppers, zoon van Peter Jansz. de Leppers; Jan Willemsz., smid; Frederick van Cranenborgh; Jacob Aertsz.; Gijsbert Aertsz.; de vrouw van Bosse, molenaarsknecht; Jan Ariensz. Teunisz.; Dirck Gerritsz. Campsenboer; Christiaan Gerritsz., smid; Frederik

30

Stevensz. Hol; Frans Quint (en knecht? ); Claesjacobsz.; Stoffel Jurriensz., rademaker te Puiflijk; Jan Teunisz. van den Heurk; Thijs Hermensz. Brandts. TENSLOTTE Een tweetal zaken, waarbij we nu onze wenkbrauwen zouden fronsen. Jan Meijer, wonende te Winssen, kreeg een boete van ƒ 100,-, omdat hij zijn onwettige kind r.k. liet dopen. Dit was tegen de wil van de moeder (Lijsje van Hoek), die gereformeerd was (1776). Alida van den Helm, te Druten kreeg een boete van ƒ 25,-, omdat zij op 5-8-1780 ten huize van Gerrit Soetekauw te Druten beviel van een onwettig kind. Bronnen: Dr. A.J. Maris en H.L. Driessen, Het Archief van het Hof van Gelre en Zutphen (I543-) 795), Het Hof van Justitie (l 795-1802} en het departementaal Gerechtshof (1802-181 ]), 1978. Rijksarchief Gelderland, Arnhem. Lijst van de procesdossiers van het rechtelijk archief van het ambt tussen Maas en Waal (1622-1810), Inventarisnummer 182b, Rijksarchief Gelderland, Arnhem.


ZOEKLICHT ZONDER GRENZEN Evenals bij vorige lustrumvieringen van de afd. Kwartier van Nijmegen van de Nederlandse Genealogische Vereniging zal ook bij het vierde lustrum dat op 6 oktober a.s. gevierd zal worden, een bundel genealogische en heraldische artikelen verschijnen. Het gebied waaruit bronnenteksten gepubliceerd worden betreft Nijmegen, Rijk van Nijmegen, de Duffelt, Land van Maas en Waal, en het Oude Kleefse Land (waaronder Kleef e.o., en Noord-Limburg met Gennep). Uit het werkgebied van Tweestromenland worden bronteksten opgenomen over Naamsaanneming te Bergharen en Hernen-Leur (1812); inwoners van Wamel (1709); inwoners van het westelijk deel van het Rijk van Nijmegen in 1693 (Beuningen, Ewijk, Niftrik, Heumen, Malden, Weurt, Winssen en Wijchen); schepenen en buurmeesters van Maasbommel (1670-1813). Voorts wordt een kwartierstaat opgenomen van de bekende kunstschilder Antoon van Welie, afkomstig uit Afferden, met voorouders uit Bergharen, Hernen, Afferden, Ewijk, Wamel, Winssen. Maar ook de overige artikelen kunnen voor stamboomonderzoekers in Maas en Waal van belang zijn. Zo zijn er in het heraldische gedeelte ook wapens van personen uit het Land van Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen opgenomen. Een greep uit de andere artikelen: genealogisch onderzoek aan deze en gene zijde van de grens; landverhuizers (vanuit Nijmegen); Kleefse kadasterkaarten met ca. 2000 eigenaren; weeskinderen; burgerlijst van Kleef; inwonerslijsten van Gennep; morgengaven; studentenlijsten; kwartierstaat Karl Marx (met Nijmeegse voorouders); een naamsregister met duizenden namen; en een lijst van intekenaren. Het geheel staat onder redactie van N.A. Hamers, L.W.A. Berenbroek, drs. G.A. Boomsma, H.Th. Dellman en A.H.A.M. Tieten. De prijs bij inschrijving bedraagt f 35,- (afgehaald) en f 42,- (opgezonden). Intekening zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 1 mei 1990 door storting op postbankrekening 444 68 66 t.n.v. Afd. Kwartier van Nijmegen N.G.V. (L.W.A. Berenbroek, Hengstdalseweg 249,6523 EJ Nijmegen, tel 080-225374, bij wie ook nadere informatie aangevraagd kan worden).

In memoriam J. van Gruijthuijsen Op 19 januari 1990 overleed, voor ons zeer onverwacht, de heer J. van Gruijthuijsen, lid van het Bestuur van het Streekhistorisch Museum Tweestromenland. In het voorjaar van 1988 werd hem gevraagd medewerker van het Museum te worden. Vanaf dat moment heeft hij zich met veel enthousiasme voor het Museum ingezet. In 1989 werd hij lid van het bestuur en had hij ook als zodanig een duidelijke inbreng in het beleid van het Museum. Verder had hij een groot aandeel in de totstandkoming van de jubileumexpositie van de Vereniging. In december sjouwden wij nog met hem met panelen en wissellijsten en het is dan ook eigenlijk onbegrijpelijk dat hij er niet meer is. Wij missen hem zeer.

31


Het Streekhistorisch Museum Tweestromenland te Maasbommel is geopend: in de wintermaanden elke zondag van 14.00-17.00 uur en vanaf 1 mei elke woensdag, zaterdag en zondag van 14.00-17.00 uur, in juli en augustus op woensdag ook van 19.00-21.00 uur. Telefoon: 08876-2316 Postadres: Raadhuisdijk 6, 6627 AD Maasbommel.

Het Documentatiecentrum Tweestromenland, Kasteellaan 24 te Wijchen is geopend:

elke woensdagmiddag van 14.00-17.00 uur, elke eerste zaterdag van de maand van 9.30-12.30 uur (dan zij-ingang). In de maanden juli en augustus gesloten. Telefoon: 08894-13012 Postadres: Zwanensingel 259, 6601 GK Wijchen.

32


STBEEKARCHIVARIAAT BOMMELER WAARD

SOLDATENKRANT

Lees de Nieuwsbrief

T WEESTROMEN LAND MAAS EN WAALS TIJDSCHRIFT VOOR STREEKGESCHIEDENIS

17.VIII. 1990 - verschijnt ten minste vier maal per jaar - NUMMER 65


TWEESTROMENLAND

Drs. C. Visser, Druten J. P. van Wezel, Alphen

Opgericht 15 mei 1964. Doel: in zo breed mogelijke kring bevorderen van de belangstelling voor de geschiedenis in al haar aspecten en onder ieder opzicht, in het bijzonder van het werkgebied, het Land van Maas en Waal en het westelijk deel van het Rijk van Nijmegen.

Administrateur: P. G. Leussink, Beuningen

lidmaatschap: Het lidmaatschap geeft recht op toezending van tijdschrift en nieuwsbrief, op deelname aan excursies en tevens korting op de boekhandelsprijs bij uitgaven uk de Tweestromenlandreeks. Contributie: De contributie voor 1990 bedraagt ƒ 30,-, men mag ook meer storten bij wijze van gift, te voldoen door storting op postgiro 2622012 ten name van Penningmeester Tweestromenland Aalsburg 17-60, 6602 VG Wijchen. Ledenadministratie: Markt 9-14,6651 BC Druten, voor opgave van nieuwe leden, adreswijzigingen en eventuele opzeggingen (voor l december).

Kaft. Kopij dient getypt, gedateerd en ondertekend te worden verzonden aan Ton Tielen, redactiesecretaris, Tolhuis 52-37, 6537 SN Nijmegen, tel: 080-444542. Kan een artikel niet in machineschrift worden geleverd, dan gaarne in een duidelijk leesbaar handschrift Afbeeldingen moeten, indien men ze terug wil hebben aan de achterzijde voorzien zijn van naam, adres en woonplaats van de bruikleengever. Losse nummers tgdschrift: Nrs. 19 t/m 65 voorradig. Per stuk ƒ 6,-, exclusief ƒ 2,50 verzendkosten. Te bestellen door storting op giro 2622012 ten name van Penningmeester Tweestromenland, Aalsburg 17-60, 6602 VG Wijchea

Inhoud

Secretariaat Zwanensingel 259, 6601 GK Wijchen, telefoon: 08894-16247. Erdeden: H. van Heiningen, J.P.M, van Os. Erevoorzitter J. P. van Wezel Bestuur: J.L.C. Alkemade, vz., Ewijk J.A. van Gelder, vice-vz., Bergharen W.M.G. Arts, secr., Wijchen J.A. Jansen, penn., Wijchen Mevr. W.M. Berris-Visschers, Wijchen Mevr. G.Y.M. Derks-Klabbers, Druten B.J.H.M. van Elk, Beneden-Leeuwen G.W. van Gelder, Beneden-Leeuwen Mevr. F.J. van Oijen, Druten C.A.A. Rooijakkers, Overasselt W.J. van Sommeren, Beneden-Leeuwen

Op de voorkant: Afdruk van de Soldatenkram nr. 46, 11 april 1940. In verband met het artikel 'Herinneringen aan de Meidagen van '40' is dit een extra dik nummer. Het septembernummer vervalt. Ook het decembernummer is extra dik in verband met het vervolg van het artikel. Nieuwsbrief


T WEESTROM EN LAND MAAS EN WAALS TIJDSCHRIFT VOOR STREEKGESCHIEDENIS Redactie: Martin Bergevoet, Hugo van Capelleveen, Jan van Gelder, Huub van Heiningen en Ton Tielen.

NUMMER 65

1990

J. W J. Hamilton en G. van den Boom

Herinneringen aan de Meidagen van '40 Jaren geleden had Gerard van den Boom de redactie van het Maas en Waals Tijdschrift voor Streekgeschiedenis Tweestromenland toegezegd zijn herinneringen aan de mobilisatietijd met inbegrip van de 'meidagen '40' op schrift te stellen. Van den Boom maakte destijds als sergeant-stukscommandant deel uit van de 156e batterij luchtdoelartillerie, die in Dreumel en later in Puiflijk stond opgesteld. Door persoonlijke omstandigheden is het tot nu toe bij deze toezegging gebleven. Ter gelegenheid van het feit dat de Duitsers 50 jaar geleden ons land binnenvielen, wilde Van den Boom alsnog zijn belofte gestand doen. Bij toeval kwam de initiatiefnemer van dit artikel in kontakt metjoop Hamilton, destijds vaandrig-batterij officier van dezelfde batterij. Samen hebben ze vele gesprekken gevoerd, waarin oude herinneringen aan de 156e batterij werden opgehaald. Deze gesprekken vormden de basis van dit artikel. In onderling overleg werd besloten dat Hamilton het door beiden aangedragen materiaal voor publicatie zou bewerken. Niet op beider geheugen alleen zal worden afgegaan, maar tevens wordt gebruik gemaakt van het officiĂŤle verslag van de krijgsverrichtingen, bewaarde brieven, rapporten en aantekeningen, alsmede foto's uit de periode '39-'40. Tevens zal een tweetal fragmenten worden geciteerd uit het boek 'De Strijd om ons luchtruim' (van S.H. Hoogterp) waarvoor Hamilton destijds gegevens betreffende de batterij heeft aangereikt. De samenstellers zullen zich beperken tot wat hen van de batterij is bijgebleven. Over andere luchtdoelonderdelen (de Pelotons A, L, O en S, resp. gelegerd te Resteren, Oyen, Ochten en Wamel) die evenals de 156e batterij onder de Commandant 6e Compagnie Luchtdoelmitrailleurs ressorteerden, is hun namelijk niets bekend. Aan de luchtdoelartillerie in de meidagen '40 is tot dusver weinig publiciteit gegeven. Het zal de meeste Maas en Walers, met uitzondering van de bewoners


uit de directe omgeving, waar de batterij destijds stond opgesteld, niet bekend zijn, dat er op hun grondgebied luchtdoelartillerie heeft gestaan. Met deze bijdrage beogen de samenstellers deze lacune in de geschiedschrijving alsnog aan te vullen. Een keuze, gemaakt uit het schier onbeperkt aantal voorvallen, dat zich in die lange mobilisatie-periode en daaropvolgende oorlogsdagen heeft voorgedaan. Dit verslag houdt een nuchtere opsomming in van feiten zoals die zich van 11 november '39 tot en met 15 mei '40 hebben voorgedaan en zoals die door het batterijpersoneel werden beleefd. Namen zijn, een enkele uitzondering daargelaten, zonder voornamen of voorletters vermeld, omdat deze bij de auteur onbekend zijn gebleven. J.W.J. Hamilton

GESCHIEDENIS 156e BATTERIJ LUCHTDOELARTILLERIE

IN HET LAND VAN MAAS EN WAAL (11 november '39-11 mei '40) INLEIDING

Op 10 mei 1990 was het alweer 50 jaar geleden, dat de troepen van Hitler-Duitsland ons land binnen vielen. Een flagrante schending van onze neutraliteit was dit en naar beste vermogen heeft de

Nederlandse land-, zee- en luchtmacht zich daartegen proberen te verdedigen. Tevergeefs! De Nederlandse strijdkrachten moesten na 5 dagen de strijd tegen de overmachtige vijand staken.

Dat dit zonder de hulp van 'sterke bondgenoten' zou gebeuren, lag voor de hand. Maar de hulp ontbrak ten enen male en dus waren we helemaal op onszelf aangewezen! De stelselmatige afbraak, reeds vanaf de jaren twintig-dertig, had van onze krijgsmacht een armetierig, slecht geoutilleerd en nauwelijks geoefend leger gemaakt. Op een enkele uitzondering na bestonden onze verdedigingsmiddelen uit oude, nog uit arsenalen afkomstige kanonnen, handwapens en ander militair tuig. De pacifistische gedachte, die bij grote groepen van de bevolking leefde, ĂŠn gebrek aan geld voor onze defensie waren jarenlang aan de orde van de dag geweest. De lieden die de mentaliteit van 'het gebroken geweertje' aanhingen en het devies 'Geen man en geen cent voor onze verdediging' hadden gepropageerd, mochten zich na de korte, hopeloze strijd, waarvoor vele

goedwillende Nederlanders zich hadden ingezet en honderden van onze mannen het

leven hebben gelaten, op de borst kloppen.! De mannen, die tijdens de voor- en algemene mobilisatie waren opgeroepen en genoodzaakt waren 's lands wapenrok weer aan te trekken, bevonden zich ten tijde van de Duitse inval in de Vesting Holland, het Veldleger, het Ille Legerkorps enz., maar maakten ook deel uit van de beide Brigades A en B, die respectievelijk gelegen waren in de Betuwe en in het Land van Maas en Waal. In het Land van Maas en Waal zelf werden door de aanwezige infanterie- en artillerieonderdelen, met uitzondering van de onderdelen van de 6e Compagnie Luchtdoelmitrailleurs geen gevechtsacties gevoerd. Waar in de loop van dit verhaal verteld zal worden over datgene wat de luchtdoelartilleristen op die l Oe mei te verduren kregen, is het interessant te citeren wat Dr. L. de Jong in het 3e deel van zijn befaamde boek Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog over de Brigade B (waaraan hij enkele regels wijdt) schrijft: '. . . Niet alleen het Illde legerkorps werd benoorden de Waal teruggetrokken maar (volgens plan) tevens de brigade B, die in het Land van Maas en Waal gestaan had. Ook die brigade was de 10e mei niet in de eigenlijke


strijd gemengd geraakt, wel waren er op enkele punten mitraillerende Duitse jagers neergedoken. Het was een nerveuze dag geweest, 's Morgens zag je 'overal soldaten in een

hoekje zitten huilen, terwijl weer anderen hun testament in de zakboekjes zaten in te vullen!' 's Middags kwam er warm eten, 'kapucijners, waarvan ik er', aldus deze dagboekschrijver, 'nog geen tien door mijn keel kon krijgen hoewel ik 's morgens ook nog niets gegeten h a d . . . Het was opvallend, zoveel er gerookt werd, zelfs door hen die vroeger absoluut nooit rookten' (Dr. De Jong haalt kennelijk een dagboekschrijver aan. Opm. V.d. B/ H.).

Tot zover het citaat. Langs diplomatieke kanalen was de Regering er blijkbaar reeds verscheidene malen op geattendeerd, dat een inval van Duitse zijde te wachten stond. Telkenmale was een 'aangekondigde' invasie niet doorgegaan, zodat volgende meldingen misschien niet meer zo au sérieux genomen werden. Zo stond 12 november '39 ook als vermoedelijke invalsdatum genoteerd. Dit was voor het Commando Luchtverdediging toch voldoende reden om te besluiten de luchtverdediging vanaf de grond op te voeren door het plaatsen van een aantal nog in het Depot staande 4 tl-kanonnen (d staat voor: tegen luchtdoelen! 4 het kaliber in cm). Zo'n 15 batterijen a 3 vuurmonden werden snel in gereedheid gebracht (het daarvoor benodigde automaterieel werd gerequireerd, personeel aangewezen of aangetrokken, enz.), om de verschillende, over het land verspreide oorlogsopstellingen, te kunnen gaan bezetten. In de nacht van 10 op 11 november '39 konden in ieder geval al zo'n 6-tal in gereedheid gebrachte 4 tl-onderdelen worden uitgezonden. Daartoe behoorde ook de batterij, die als nummer 156 naar het Veldleger zou worden gestuurd. De 156e batterij en de overige tot de compagnie behorende onderdelen stonden alle permanent paraat. Daarom konden dan ook op die bewuste 10e mei '40 in alle vroegte de eerste vuurstoten worden afgegeven!

VOORGESCHIEDENIS Van de nieuwe lichting dienstplichtigen die op 2 januari 1939 in dienst gekomen was, kwam een aantal in aanmerking voor de sergeantopleiding in de Oranje Nassau Kazerne in Amsterdam. De opleiding aldaar richtte zich uitsluitend op oude Spandaumitrailleurs die in 1918 in Limburg van de door ons land terugtrekkende Duitse troepen waren ingenomen. Na afsluiting van het examen werden de pas klaargestoomden in september 1939 naar de Tesselschadeschool aan de Laat in Alkmaar, die voor het moment als kazerne werd gebruikt, overgeplaatst. Aldaar werden ze tegen verwachting in geconfronteerd met een geheel ander wapen, namelijk een luchtdoelkanon van het type 4 d (d.w.z. kaliber 4 cm. tegen luchtdoelen). De kanonnen waren ontwikkeld door de Zweedse Bofors fabrieken en in licentie in Polen gebouwd. Nog net op tijd, d.w.z. voor de Duitse inval in Polen, waren ze naar Nederland gebracht. De kanonnen waren voorzien van spiegelreflexvizieren en een correcteur. De munitie bestond uit brisantgranaten met schokbuis, lichtspoor en zelfvernietiger. De zelfvernietiger zorgt er voor dat als een projectiel in de lucht het hoogste punt, ook wel cumulatiepunt geheten, bereikt en vervolgens benedenwaarts keert, spontaan ontploft, daarmee voorkomend dat dit op de grond gebeurt. De maximale dracht bedraagt 4 kilometer. Omdat er nog geen officiële voorschriften voor deze nieuwe kanonnen voorhanden waren, werden de mannen provisorisch geïnstrueerd over het gebruik ervan. Daarna werden de sergeanten op hun beun ingezet om de manschappen te gaan opleiden. Ook verschillende sergeanten die van de School voor Reserve Officieren Onbereden Artillerie (S.R.O.O.A.) te Utrecht kwamen en in luchtdoelartillerie waren gespecialiseerd, vervoegden zich bij de bovengenoemde sergeanten in de Tesselschadeschool. Ook zij werden met de 4 tl vertrouwd gemaakt en gingen vrijwel dagelijks met jonge soldaten in Egmond aan de Hoef oefenen. Een aantal sergeanten van de S.R.O.O.A. werden op 19 oktober 1939 tot vaandrig bevorderd. Toen


na enkele weken bleek dat voldoende ervaring met de 4 tl was opgedaan, werden enkele vaandrigs, sergeanten en een groot aantal soldaten aangewezen om een 10-tal batterijen te gaan vormen. Deze waren bestemd voor het Veldleger en een aantal andere plaatsen zoals rond vliegvelden. Over een van deze batterijen gaat het hiervolgende verhaal. NAAR HET VELDLEGER Om vier uur in de ochtend van 11 november

'39 stonden aan de Laat in Alkmaar de sergeanten en manschappen opgesteld van de kersverse batterij luchtdoelartillerie, die het nummer 156 had gekregen en op het punt stond naar een oorlogsstelling in het Veldleger te vertrekken. Waar die zou zijn, was voor de batterijbezetting een vraag, maar voor de Commandant Ille Legerkorps, bij wie de batterijcommandant zich met zijn batterij moest melden, om de definitieve bestemming te vernemen, een wéét! Voorlopig heette het: de 156e batterijluchtdoelartillerie vertrekt om 5.00 uur naar ergens in Nederland . . . De mannen moesten afmarcheren naar het abattoir, waar het materieel van het nieuwe onderdeel al stond opgesteld en door de daar aanwezige heer Verkroost, 2e luitenant der Motorartillerie (!), die als batterijcommandant was aangewezen, in ontvangst was genomen. De vaandrig Hamilton, als batterijofïicier aan de batterijcommandant toegevoegd, moest eerst nog 'Rapport' innemen. Onder het schijnsel van de lantaarns van de Laat - het was nog donker - deed hij dit en vernam van de sergeanten dat behalve een chauffeur en twee kanonniers iedereen present was! In een druilerige, mistige duisternis marcheerde de troep (zo'n zestig man in totaal), bepakt en gezakt met helm, ransel, gasmasker, karabijn en persoonlijke bezittingen naar de reeds geformeerde voertuigcolonne af. Daar aangekomen deponeerden de mannen hun bagage in de goederenauto, namen vervolgens de aangewezen plaatsen in op de banken van de open vrachtauto's, en ... de batterij was tot afmars gereed!

De soldaten Kortman en Apon waren ziek en

soldaat Prasing, die aangewezen was als commandowagen-chauffeur, lag blijkbaar in het hospitaal. De batterijcommandant besloot toen de commandowagen zelf te besturen, hetgeen hij zeker niet met tegenzin kenbaar maakte. Rientjes, de sergeant toegevoegd, en de vaandrig Hamilton, zouden bij hem in de auto plaatsnemen. De overige onderofficieren, de sergeanten Van den Boom, Braun, Kuiper en Vervat, (de stukscommandanten) gingen naast de bestuurders van de kanontrekkers en de reservetrekker zitten. Verder waren daar nog drie munitiewagens, volgestouwd met munitiekisten, een goederenauto, een proviandwagen en een B.S.A. voor de motorordonnans aanwezig. Bij een eerste aanblik van de colonne leek het een ratjetoe van auto's. Verschillende gerequireerde wagens waren erbij, o.a. één van een bouwbedrijf met het opschrift 'Bouwmaterialen' en een vrachtauto van een brouwerij, waarop geschilderd stond 'Amstel Bier'. Bij nadere beschouwing bleek de gehele colonne zich in uitstekende toestand te bevinden. De vuurmonden waren gloednieuw en de commandowagen bleek een prachtige Ford V-8 te zijn. Het instijgen van de manschappen verliep vlot en zeker had de afmars op de vastgestelde tijd kunnen plaatsvinden, ware het niet dat de commandant persé achter een andere, pasgevormde batterij wilde rijden, die ook Vught (Commandant Ille Legerkorps) als bestemming had. Na even wachten bleek, dat die batterij nog niet gereed was en pas veel later zou starten. Toen kon de luitenant worden overgehaald, om de mars dan maar op eigen houtje te maken. Zijn mannen waren bovendien al vanaf 4 uur buiten in touw. Er viel een zachte regen en ze waren nu al half doorweekt. En dan zeker nog langer op die open wagens zitten en wachten op die andere batterij. Geen enkele auto was van een huif voorzien, dus ook de manschappenauto's niet! Na een kort afscheid van een paar officieren, die bij het vertrek hun belangstelling toonden - daartoe behoorden o.a. majoor Veraart, de Depötcommandant, Ile Afdeling, en


De commandowagen met chauffeur Bronkhorst en vaandrig Hamilton voor het huis van Van den Oever te Pui/lijk. de luitenants Visser, Gouman en Meijer Ordonnans Post was Amsterdammer, hij kon de afmars aanvangen. leidde zonder al te veel problemen de Sergeant Rientjes gaf door de open achtercolonne via Amsterdam naar de weg richting zijruit van de commando-wagen het teken Utrecht. De drie in de commando-auto 'motoren aanslaan'. overlegden met elkaar en konden zich aardig Toen de chauffeurs aan zijn opdracht hadhelpen de goede weg te vinden, op de den voldaan, gaf hij met zijn 'spiegelei' het momenten dat de ordonnans ver vooruit het teken: Voorwaarts! De kolonne zette zich verkeer vast moest houden, om de colonne langzaam in beweging: voorop de ordonongestoord te kunnen laten passeren. nans Post, dan de co-wagen en vervolgens de Er moest, vooral van Alkmaar tot Amstersliert van acht vrachtauto's. Twee voertuigen dam, in zeer langzaam tempo gereden bleven achter. De goederenwagen bleek een worden. De mist speelde parten! Ofschoon lekke band te hebben en chauffeur Braam de koplampen van de co-wagen (evenals die van de proviandwagen zou zijn collega van van de overige wagens!) in volle glorie de lekke-band-auto helpen bij het wiel brandden, kon slechts een glimp worden verwisselen. De beide mannen hadden de waargenomen van het oranje nummerbord marsroute en de bestemming (Regina Coeli van de ordonnans, die vlak voor de co-wagen in Vught) opgekregen. Zij zouden de colonreed. In het algemeen was er slechts zo'n tien ne wel spoedig inhalen! meter zicht, zodat de chauffeur en de Een bijzondere handicap was, dat de weg- vaandrig met hun neus tegen de voorruit bewijzering (al dagen?) was verwijderd. Het gedrukt moesten turen. is bijna onvoorstelbaar, hoe hinderlijk dat is Door de omstandigheden heerste er een wat voor mensen, die op de weg zitten en in gedrukte stemming onder de manschappen. minder bekend gebied moeten rijden, laat Ze hadden slechts een korte nachtrust gehad, staan voor een colonne! maar waarschijnlijk ook omdat ze Alkmaar


zo plotseling hadden moeten verlaten. Hun gedachten hadden de meesten waarschijnlijk bij de stad, die ze voorlopig, zeker de eerste tijd, niet meer zouden zien. Waarschijnlijk dachten ze aan wat ze tot nu toe aan vertier,

vriendinnetjes enz. hadden gehad en dan was daar nog die onzekerheid over wat de toekomst hun zou brengen! In 1573 wisten deAlkmaarders het beleg van de Spanjaarden van zich af te schudden. Een monument op de stadswallen duidt nog op die gebeurtenis. Daarop prijkt de zin: In Alkmaar begon de Victorie. Zou voor de mannen van de 156e batterij luchtdoelartillerie in de toekomst de victoriehaan ook nog eens kraaien? De rit verliep buiten verwachting zonder al te veel problemen. Toen eenmaal de weg Amsterdam-Utrecht bereikt was, werd het een stuk gemakkelijker: de mist was opgetrokken, de regen verminderd. Vanuit de commandowagen werden de bevelen gegeven met spiegelei: snelheid opvoeren en afstand nemen. Een eind op weg naar het Zuiden passeerde de motorordonnans. Hij salueerde naar de commandowagen ten teken dat de colonne weer compleet was. De beide achterblijvers hadden zich weer bij de colonne gevoegd! Toen Vught bereikt was, werd besloten te tanken. De bevoorrading begon voor de cowagen. Daarna werden de volgauto's voorzien. Toen de co-wagen vol zat, vertrokken de batterijcommandant de vaandrig en Rientjes naar het Hoofdkwartier van de Commandant Ille Legerkorps, dat in Regina Coeli gevestigd was om zich te melden voor nadere instructies. Deze luidden: Via Oss naar de Maas. Daar oversteken en richting Beneden-Leeuwen rijden en zich daar melden bij de Commandant 6e Compagnie Luchtdoelmitrailleurs, waaronderde batterij zou gaan ressorteren. De batterij moest dus naar Brigade B, gelegen in het Land van Maas en Waal! De vaandrig, die tot zijn tiende in Oss had gewoond, werd geacht de colonne met goed fatsoen richting Oss en de Maas te dirigeren. Dat viel tegen, zonder wegbewijzering, ook al kende hij in zijn jeugd de streek nog zo goed.

Bij Oyen aangekomen, weigerden de men-

sen die daar bij de pont stonden en de colonne aanschouwden, aanvankelijk te antwoorden op de vraag of die op de goede weg was naar Beneden-Leeuwen. De vaandrig wees erop dat zijn mannen al vanaf vijf uur onderweg waren. 'Ze zitten hier niet voor hun eigen plezier. Ze moeten jullie gaan beschermen. Je ziet toch wel dat dit een Nederlandse colonne is! Hij gebruikte krachttermen. Z'n woorden maakten blijkbaar indruk. De mensen verbraken hun stilzwijgen. Was dat als pesterij bedoeld geweest of. .. was het een uiting geweest van verlegenheid? Ja! gullie zit goed. Daorginder (ze wezen naar de overkant van de rivier) motte rechtuut anhouwe, dan komde vanzelf in Beneden-Louwe, vertelden ze toen Aan de overkant reed de luit nog even verkeerd. Hachelijke zaak met een colonne, die op een dijk niet kan keren. Na een ommetje gereden te hebben zat ze goed! Tegen zes uur bereikte de batterij het opgegeven adres. De staf bestond uit Kapitein Hoolboom, commandant 6e Compagnie Luchtdoelmitrailleurs, de luit. Borg, zijn rechterhand en de luit. Meijster, toegevoegd officier van de compagnie. Na verwelkoming stapten Hoolboom en Meijster in de co-auto van de batterij, bestuurd door luit. Verkroost, om te

gaan kijken naar het stelling-terrein in Boven-Leeuwen, waar de batterij in stelling zou moeten gaan. De vaandrig van de dag was ook van de partij. Nauwelijks gestart, vloog de auto met een razende vaart vooruit, schampte een lantaarnpaal, stak toen de weg over naar links en dook in een daar aanwezi-

ge brede, maar gelukkig niet diepe sloot! De auto kantelde maar bleef met de zijkant

boven water uit stekend liggen . . . De soldaten van de colonne, die tijdens het bezoek van de batterijcommandant aan de

commandant 6e compagnie Luchtdoelmitrailleurs netjes langs de weg stond geparkeerd en die getuigen waren geweest van de slip van de co-wagen, snelden naar het half onder water gedoken voertuig en hielpen de onfortuinlijke inzittenden via een portier, dat naar boven was geklapt, op het droge. De


Een kanon 4 tl in rijstelling met culas-overtrek. koffer werd ook leeggernaakt: Van wie is deze sabel? Van wie is dit gasmasker? Van wie deze t a s . . . Toen ieder van de inzittenden zijn eigendommen weer terug had gekregen, werd haast gemaakt met stellingverkennen in Boven-Leeuwen. Terwijl de colonne bleef wachten op bericht dat ze mocht optrekken naar het nieuwe stellingterrein, begaf het hierboven genoemde viertal zich op weg, maar nu in de co-wagen van de compagnie en bestuurd door de heer Meijster! Als oorzaak van de stunt met onze eigen coauto werd zondermeer aangenomen, dat die te wijten was aan oververmoeidheid van de jonge batterijcommandant. In Boven-Leeuwen bleek, dat de stukken op een drassig stuk weiland moesten worden geplaatst. Voor inkwartiering moesten later dan nog wat voorzieningen worden getroffen of men moest zich voor die nacht maar zien te behelpen . . . Toen de colonne kon worden opgehaald en

in Boven-Leeuwen arriveerde, was het volslagen duister geworden. De klok wees tien uur. Besloten werd de stukken 'onuitgepakt' (ze waren omhuld met culas-overtrekken) te laten staan en de volgende morgen in alle vroegte in stelling te brengen. Een wacht voor de nacht werd gevormd en eenieder, die niet hoefde te waken ging naar het huis van familie Van Elk. Daar werd stro op de vloer uitgespreid. Dit moest het eerste kwartier voorstellen van de onderofficieren en manschappen, maar bood de eerste kans om, gekleed en wel, wat te slapen. De onderofficieren hadden het voorrecht dat het stro niet op de vloer maar in enkele ledikanten lag gestort! De volgende morgen, zondag 12 november, zag de wereld er voor de mannen (de meesten waren 'stadsmensen') wat beter uit: het was tenminste weer licht en van een Duitse invasie was nog geen sprake. Ten behoeve van de wacht in de batterij werd provisorisch van ruwe planken een keetje


getimmerd, waarin door de Genie een paar dagen later een raam, een vloer, een deur, een tafel, twee banken en een potkacheltje werden geplaatst. Een paar dagen zijn de sergeanten nog bij de Fam. Beumer in huis geweest, waar ze voor het eerst eens normaal

der stoomgemalen, verzekerde meerdere malen, dat het hem verbaasde dat de Bieskamp was uitgekozen als stellingterrein.

Waarom ons niet eerst gevraagd. De militairen menen zeker dat ze alles het beste weten. Jullie staan daar op de slechtste plek van

konden slapen, na drie dagen en drie

Dreumel!

nachten niet uit de kleren te zijn geweest.

De batterij mannen hebben het geweten,

Op 18 november (zondag) '39 kreeg de batterij als voorlopige definitieve mobilisatie-bestemming D reumei.

daar ze niet lang daarna door het water

Ook die plaats was maar tijdelijk. Maar het zou nog tot in april '40 duren, voor de batterij haar definitieve oorlogsstelling in Puiflijk zou gaan innemen.

keren waren de, voor normale doeleinden zeer bruikbare, 'kistjes' doornat. Het water stond letterlijk in de schoenen. De gehele dag bleven de voeten dan doornat.

moesten baggeren, wanneer ze bij de vuurmonden wilden komen! Binnen de kortste

De overplaatsing naar Dreumel is in de

herinnering gebleven als gepaard gaande met storm en regen. DREUMEL

Het stellingterrein was door de officieren van de 6e Compagnie Luchtdoel Mitrailleurs uitgezocht! Via de Oude Maasijk bij Dreumel reden de drie trekkers met vuurmonden achter zich gekoppeld en een munitiewagen naar de Heerenseweg en kwamen op de Bieskamp, een polder, ingesloten door een boezem (d.i. een brede sloot), waaromheen een kade lag. Het lage polderland was door een dam met de kade verbonden. Voorzichtig manoeuvrerend konden de chauffeurs van de kanontrekkers de vuurmonden het drassige weiland oprijden.

De bodemgesteldheid van de polder bleek allerbedroevendst. De grondwaterstand, die doorgaans al erg hoog was, was in de wintermaanden van dien aard, dat het water

zeker tien cm boven het maaiveld steeg, alle pogingen ten spijt van de in Dreumel aanwezige twee stoomgemalen, die dan permanent bezig waren het water uit de

boezem weg te malen. Met de hulp van enkele boeren, die bij aankomst toevallig in de polder bezig waren, werden de vuurmonden in stelling gebracht

op plaatsen, waarvan de 'deskundigen' zeiden, dat die plaatsen nog enigszins droog bleven, wanneer de rest van de polder onder water zou komen te staan. August Schmidt, de oude machinist van ĂŠĂŠn

10

DE BATTERIJ-STELLING VOOR DE 4TL

Zoals gezegd: de batterij-stelling waar de kanonnen stonden opgesteld was allerbelabberdst. Het terrein was binnen de kortste keren in een modderpoel en later in een watervlakte veranderd. Wanneer de soldaten van de wachtkeet naar de kanonnen moesten hollen bij nadering van Nederlandse vliegtuigen, enige tijd bleven rondvliegen en steekaanvallen op de batterij uitvoerden om de kanonniers gelegenheid te geven om richtoefeningen uit te voeren, dan gleden enkelen in de greppels uit, zaten onder de modder en klei en stormden daarna de platforms van de vuurmonden op, die dan op hun beurt weer bevuild werden met klei en modder. De stukken waren nauwelijks schoon te houden. Al gauw kregen we machtiging om de manschappen van klompen te voorzien. Deze werden gekocht bij J. van Lith te Dreumel. Het betekende voor de dienstdoenden in de batterij een hele verbetering. Het was overigens een koddig gezicht soldaten van ons op klompen te zien lopen. Ze zaten heel wat warmer dan de kistjes. Als die eenmaal nat waren, kreeg je ze niet gauw meer droog. Een poosje ging het goed met de klompen, maar aldra hielpen ook die niet meer. De mannen zonken met klomp en al weg in het water en de natte kleimassa en dan waren hun sokken ook weer nat. Van de batterijleiding mochten de mannen op wacht staan met werkpak aan en het uniformjasje erover.


Het stellingterrein in de Bieskamp tijdens de natte periode. Het wachtkeetje op een eiland.

Richtoefeningen op een overvliegend Nederlands vliegtuig na de winter.

11


Spoedig werd dit tenue door de staf van de

compagnie verboden. Waarom? Ze zagen dat niet in. Op wacht staande moest in het vervolg een veldbroek gedragen worden. Toen het water in de polder wies en de klompen onvoldoende bescherming boden, bleken laarzen weldra nog de enige oplossing. Toen de soldaten klompen kregen, hadden de commandant en de vaandrig voor zichzelf rubber laarzen gekocht. Die voldeden uitstekend. Op de vraag of die ook voor de soldaten mochten worden aangeschaft werd aanvankelijk afwijzend beschikt. 'Ze waren nogal duur en zeker te kostbaar om zo maar voor 40 soldaten te kopen', was het antwoord van de commandant van de staf.

Zuinigheid is evenals geduld een schone zaak, maar in dit geval toch niet. De toestand werd voor de wachtsoldaten onhoudbaar. Toen werd de militaire arts Schröder gevraagd naar de polder te komen om de situatie zelf in ogenschouw te nemen. Na de onder water staande stelling te hebben geïnspecteerd schreef hij een attest, dat het dragen van laarzen voor de manschappen van de 156e batterij noodzakelijk was. Dit zonden wij naar de staf in Leeuwen . . . Het antwoord kwam enige dagen later in de vorm van de fouragewagen volgeladen met rubber lieslaarzen. Of de soldaten die maar even wilden passen. Aller verbazing steeg later ten top: niet alleen de mannen van de 156e waren van laarzen

voorzien, maar de hele compagnie en spoedig daarna zelfs de hele Brigade. CAMOUFLAGE De leiding van de Brigade B zag graag dat de stukken van de batterij gecamoufleerd wer-

den. Ze kregen bevel om alvast één kanon onder kippegaas te verbergen. Na enige tijd zouden dan luchtfoto's gemaakt worden en van het al of niet slagen hiervan zou dan de definitieve beslissing voor de maskering afhangen. De opdracht van de Brigade was snel uitgevoerd. Een groot stuk kippegaas werd in Leeuwen gekocht en de jongens hadden het kanon gauw daarmee bedekt. Er overheen kwam waterpest, dat uit de weteringen werd gevist Dat ene stuk was daarmee goed gecamoufleerd... maar natuurlijk 12

stond daarmee een derde van de batterij niet tot vuren gereed want het nam zeker 5 minuten in beslag om het stuk van gaas en rommel te ontdoen. Dan nog het stuk bemannen, richten en laden. En een vijandelijk vliegtuig, dat een snelheid zou hebben van 300 km/uur zou intussen dan 25 km verder zijn. Bij een snelheid van 220 km/uur bedraagt de verwijderingsafstand in 5 minuten nog altijd 15 km. En dan te bedenken dat de normale vuurtijd maar enkele seconden bedraagt. Daarna is n.l. elk passerend vliegtuig buiten schootsbereik. Een zotte opdracht hadden we dus ontvangen, waaraan we wel al uitvoering hadden gegeven. In de praktijk stelde die niets voor. Na de maskering stond daar dat zielige kanon onder een dikke laag rotzooi. Qua camouflage leek het allemaal zeer geslaagd. Uit de verte maakte het geheel de indruk van een mesthoop. Na enige dagen werd de vuurmond onder de camouflage vandaan gehaald. Kreeg een fikse onderhoudsbeurt en werd toen weer onder het kippegaas verborgen, tevergeefs wachtend op het vliegtuig, dat foto's zou komen maken. Toen dit niet kwam opdagen werd besloten verder maar van iedere vorm van camouflage af te zien! WACHTKEET Op 18 november uit Boven-Leeuwen in Dreumel gearriveerd, moesten de wachtsoldaten in de batterij zich zonder wachtkeet

behelpen. In plaats daarvan hielden ze zich in de cabines van een aantal vrachtauto's schuil, die we bij de batterij hadden geparkeerd. Eindelijk bracht de Genie de in Boven-Leeuwen provisorisch in elkaar getimmerde wachtkeet over. Deze was voorzien van een houten vloer, een raam en een potkachel. Het dak werd afgedekt met asfaltpapier. Door de kieren tussen de planken blies de wind en de enige oplossing zich daartegen te beschermen was, dat de manschappen tegen de zijwanden aan de buitenkant van het keetje graszoden opstapelden. Toen na een paar dagen bij harde wind het asfalt scheurde en wegwoei bevestigden de jongens, vindingrijk als ze waren, een groot dekzeil over het dak van het wachtverblijf en tegen de achterkant. Het


De wachtkeet met daartegen gestapelde graszoden. De wachtkeet met schildwachthuisje en dekzeil.

13


beladen op wacht, om zich enigszins tegen kou te beschermen. Op de signalen van de luitenant en de vaandrig en de protesten van de onderofficieren en manschappen, dat de toestand met de wachtkeet verbetering behoefde, reageerde de staf in Leeuwen niet, waardoor de woede van het batterijpersoneel alleen maar toenam. Er werd zeer veel van onze soldaten gevergd, maar er werd tenaanzien van de wachtkeet weinig gedaan, om het de jongens enigszins geriefelijk te maken. In de nacht van 31 december '39 op l januari '40 had soldaat Wienholds telefoonwacht op het batterijbureau. Er was van Oud op Nieuw weinig te doen en hij had kennelijk gezelschap van soldaat Oosterhof. Deze laatste doodde zijn tijd met het schrijven van o.a. het volgende gedicht:

Batterij-wacht

De soldaten Van der Heyden en Van Leeuwen komen van wacht, hun dekens bij zich. geheel bood de aanblik van een plaggenhut. De wachtkeet, varkenshok was een betere benaming, was een permanente bron van ergenis voor het kader, dat als wachtcommandant moest fungeren en voor de soldaten, wier hoofdtaak het was de batterij permanent te bezetten. ledere soldaat kreeg frekwent batterij-wacht te vervullen. Met het weinige personeel waarover we beschikten, betekende dat voor menigeen 24 uur Ăłp ... 24 uur af. . . 24 uur op ... enz. hetgeen een zware opdracht bleek, vooral tijdens de wintermaanden, wanneer er temperaturen waren van 10 tot 20 graden vorst. Het overkwam sergeant Van den Boom eens, zo vertelt hij, dat hij in het keetje met de rugzijde van zijn jas aan de wand vastgevroren zat, terwijl hij met zijn knieĂŤn tegen het potkacheltje zat. . . En de soldaten? Zij kwamen met dekens

14

Batterijwacht is een baantje waarvan iedereen geniet. Behalve de 4tl-ers, die moeten hiervan niets. ledere keer als zij de wacht doen in of om de batterij hoort men steeds eenieder klagen was ik van die wacht maar vrij. Maar dat is ook te begrijpen, in die kille koude schuur duurt een vierentwintig-uurs wacht zeker achtenveertig uur. Luit, er moet verand'ring komen. Wilt gij met Uw jongens vree? Geef dan gauw een beter keetje! Denk erom, wij zijn geen vee! Wij, wij zijn toch allen mensen en ongeacht welk onderdeel, aan de Nederlandse weermacht geeft men daarmee niet te veel. Wienholds typte het gedicht op de krakkemikkige typemachine. Toen prikten ze het op het prikbord. Het was het enige dat in hun vermogen lag! Een protestgedicht. Staken behoorde niet tot de mogelijkheden


van soldaten. Protesteren tegen hun chefs evenmin en soldatenvakbonden waren er in die tijd nog niet.

Luit. Verkroost, de batterijcommandant, las het gedicht waarschijnlijk pas de volgende dag (Nieuwjaar), toen hij op het bureau kwam. Hij vond het leuk en liet het hangen. De volgende dag 2 januari kwam de vaandrig pas terug van verlof. Hij las het en was enthousiast, maar de luitenant Meijster, de luit. toegevoegd van de staf uit Leeuwen, had er geen goed woord voor over. Toen hij het gedicht op het prikbord zag, was hij gepikeerd. 'Stijlloos' vond hij het en 'schandalig'. Het gedicht moest onmiddellijk worden weggehaald. 'Wat dachten die soldaten wel?' De vaandrig haalde het gedicht van het bord en bewaarde de tekst zorgvuldig. Wienholds, de telefoonwacht had het getypt. Hij beheerste de typemachine. Maar daarna gebeurde er verder niets ... De plaggenhut bleef onveranderd staan. Toen ging, vóór zijn volgende verlof, de vaandrig naar de commandopost in Leeuwen en pleitte nogmaals voor een behoorlijk onderkomen. Hij kondigde aan stappen te ondernemen om iets aan de ondragelijke situatie van zijn mannen te doen. Hij wilde een architect consulteren over hoe zo'n wachtkeet zou moeten worden gemaakt. Kapitein Hoolboom hoorde zijn woorden aan en maakte zogenaamd geen bezwaar, wanneer de vaandrig dat wou doen, dan moest hij het niet laten! Tijdens zijn verlof vond hij Gerard van Bolderik, architect in Ubbergen, bereid om belangeloos iets op papier te zetten. Met prachttekeningen voor een nieuwe behoorlijke wachtkeet keerde de vaandrig van verlof terug, liet de tekening aan de compagnies commandant zien. 'Geef mij ƒ 750,-', zei de vaandrig, 'en ik zorg dat onze mannen er behoorlijk bij komen te zitten en wanneer u niets doet, zal ik het toch hoger op moeten zoeken'. Dit laatste gaf waarschijnlijk de doorslag, dat Leeuwen eindelijk eens oor kreeg voor de toestand waarin de soldaten wacht moesten kloppen. Zeer korte tijd daarna waren Hoolboom en misschien ook Meijster op stap gegaan, belandden in Giessendam, keken rond en... bij de batterij kwam bericht binnen dat een

nieuwe wachtkeet was besteld en zou worden geplaatst. Iedereen van de batterij was dolgelukkig met de nieuwe directiekeet (want dat was het): groen geschilderd met gele randen langs het dak, enz. en aangepast, met britsen voor het wachtpersoneel. Deze keet was zeker niet te vergelijken met het wachtverblijf, dat architect Van Bolderik voor de vaandrig had getekend, maar deze was toch erg blij, dat er nu wat gerief was gekomen voor zijn manschappen. De nieuwe keet was tenslotte gekomen, veel te laat weliswaar, de winter was voorbij. Voor een niet onbelangrijk deel was dat zeker te danken aan het protestgedicht van de soldaat en het drammerige doordrukken van de vaandrig op de commandopost. COMMANDOWISSELING Vlak na de komst van de keet vond er een commandowisseling plaats! De batterijcommandant, de 2e luitenant Verkroost, moest plaatsmaken voor Ie luitenant Meijster, de toegevoegd officier van de compagnie uit Leeuwen. Naar de reden van deze wisseling kon men slechts gissen! Het vertrek van Verkroost verliep geruisloos, zonder enig commentaar van de zijde van de staf! Waar hij heenging is niet bekend geworden. Of hij nog afscheid heeft genomen van zijn troep, is evenmin bekend. Het wennen aan de nieuwe baas was, zeker voor de manschappen die hem alleen van zien kenden, niet gemakkelijk. Hij bleef afstandelijk en miste de jovialiteit van zijn voorganger. MOBILISATIETIJD IN DREUMEL

Het personeel van de 156e batterij had het niet bijster getroffen, dat ze de Bieskamp, ver buiten de kom van het dorp Dreumel

gelegen, als stellingterrein aangewezen had gekregen. De kwartieren voor de manschappen en het

kader waren zo dicht mogelijk bij de batterijstelling gezocht om de soldaten, die geen wachtdienst hadden bij alarm zo snel mogelijk in de batterij te kunnen krijgen. Om de drie stukken volledig te bemannen waren minstens 21 soldaten nodig (7 per vuur-

15


De nieuwe wachtkeet. De batterij in de sneeuw.

16


mond). Het einde van de Oude Maasdijk, toch altijd nog anderhalve kilometer daarvan verwijderd, was de enige geschikte buurt om de troep onder te brengen. Bij het stellingterrein stonden geen huizen. De commandopost werd ingericht bij Van Sommeren, waar op een zolder ook een aantal soldaten kon worden ingekwartierd. Naast de commandopost woonde de weduwe Kooymans, die een paar soldaten in huis nam en een grote schuur tegen het woonhuis aangebouwd beschikbaar stelde om een aantal auto's te stallen en accoord ging dat er ook een groot deel van de munitie werd opgeslagen. Zij beschikte ook nog over een behoorlijke ruimte in huis, die als eetzaal mocht worden gebruikt. Juffrouw Kooymans, een gezellige wat gezette vrouw, was altijd om een praatje verlegen. Ze nam voor iedereen ruimschoots tijd, of het nu de soldaten, de sergeanten, de vaandrig of de luitenant gold. Zij was zeer gastvrij en stond de hele dag met koffie of thee klaar. Bij de Lagarde's sliep ook een groep soldaten. De luitenant had een adres gevonden in de Hoofdstraat van het dorp (fam. Van Welie?), de vaandrig was bij fam. Schmidt (machinist van een stoomgemaal op de Boezemkade) terecht gekomen, terwijl de sergeanten Van den Boom en Vervat liefderijk waren opgenomen ten huize van Toon de Jong aan de Oude Maasdijk 204 en de onderofficieren Braun, Kuiper en Rientjes bij Seef Gerlach onderdak hadden gekregen. Met de inkwartiering zijn er nooit moeilijkheden geweest. De mensen waren kennelijk blij met de militairen: ze brachten wat geld in het laadje en, wat misschien nog belangrijker was, ook leven in de brouwerij! De Oude Maasdijk was een stille buurt, waar weinig te beleven viel. Met name gedurende de wintermaanden was het er voor de weinige bewoners altijd erg saai. Op straat was er geen kip te bekennen... Met de komst van de militairen zou daar beslist verandering in komen. Het duurde niet lang, of de burgers en de militairen waren aan elkaar gewend. Voor de jongens was er trouwens geen andere keus dan zich bij de omstandigheden waarin ze verzeild geraakt waren neer te leggen. Aan

vertier ontbrak het hun ten enenmale. Het parochiehuis, dat als cantine dienst deed voor het personeel van het in Dreumel gelegen Autobataljon, lag op veel te grote afstand van de batterij. De 4 tl-ers bezochten de cantine tijdens de weinige keren dat daarin door O. en O. (dit stond voor Ontwikkeling en Ontspanning!) eens een cabaret- of toneelvoorstelling werd gegeven of wanneer ze eens een film, die daar elke week werd vertoond, wilden gaan zien. De avonden brachten de meesten door in de eetruimte bij juffrouw Kooymans voor een spelletje kaart, om een praatje te maken of wat te lezen. Jonge vrouwen om wat mee op te trekken waren er niet. Hoe geheel anders was het leven voor de soldaten van de collega batterijen, die in grote steden of in de buurt daarvan waren gelegerd. ledere dienstvrije avond konden die naar de stad trekken, kwamen vanzelf in kontakt met vrienden en vriendinnen en konden zich naar hartelust amuseren. Met heimwee dachten de soldaten van de 156e terug aan Alkmaar . . ! Het werk van de luchtdoelmannen van de batterij bestond uit wachtlopen en nog eens wachdopen: 24 uur รณp ... 24 uur af, en dan weer 24 uur รณp en weer 24 uur af. Veel variatie was er in hun leven niet. De tijd dat ze van de wacht in de batterij vrij waren, brachten ze grotendeels door in bed. Tegen etenstijd kwamen ze in de eetruimte genieten van wat ze als hoogtepunt van de dag beschouwden: de warme hap, die hun door de proviandauto vanuit Beneden-Leeuwen, waar de keukentrein stond, werd aangevoerd. Voor de sergeanten, die eveneens bij toerbeurt als wachtcommandant in de stelling moesten dienstdoen, gold eenzelfde regeling. Ook zij vonden het batterijleven eentonig, ondanks het feit dat ze naast de wachtdiensten nog een funktie bij de dagelijkse gang van zaken in het onderdeel hadden. Sergeant Braun was als motortechnisch onderofficier de vaandrig behulpzaam, die o. a. het beheer over het autopark had. Sergeant Rientjes verzorgde de verlofen wachtdienstregelingen. Van den Boom beheerde mee de munitievoorraden en deed fourierswerk. Kuiper en Vervat deden allerlei

17


Een groepje mannen van de 156e in de sneeuw op werkzaamheden t.b.v. het personeel en vervingen de collega's, wanneer die met verlof waren. Voor de soldaten bleven er naast wacht in de batterij vervullen toch ook nog een aantal zaken te verzorgen. Elke wagen had een vaste chauffeur. Deze was verantwoordelijk voor het onderhoud van zijn auto en moest zorgen dat deze permanent in goede conditie verkeerde en altijd rij vaardig was. In de barre winter kwam er van het onderhoud van de carrosserie niet zoveel terecht. Het schoonhouden van de auto's was dan wel problematisch, vooral van de wagens die buiten moesten bivakkeren . . ! Voor het onderhoud van de vuurmonden waren drie serieuze soldaten aangewezen: Huysmans, Van der Heijden en Ramakers die, ook al hadden ze dienst in de batterij, altijd klaar stonden om de stukken te verzorgen. Tijdens de sneeuw- en vorstperiode was dit zeker geen eenvoudige job. Toen de winter voorbij was, werd het voor hen een stuk aangenamer zich van hun taak te kwijten. De chauffeurs reden dan hun

18

mars op de Oude Maasdijk te Dreumel. wagens naar de Bol aan de Waal om hun wagens te wassen en de onderhoudsmensen hoefden niet voor elk akkefietje aan een vuurmond deze naar de garage te laten rijden. De batterijcommandant, de hoogstverantwoordelijke persoon van de batterij, delegeerde veel aan zijn vaandrig-batterijofficier.Bij afwezigheid van de batterij commandant was de batterij officier automatisch zijn waarnemer. Krachtens zijn funktie is de batterij officier de beheerder van de vuurmonden, het automaterieel en de munitie. Dit houdt in dat hij dus ook verantwoordelijk is voor alle zaken, die met het materieel en de munitie te maken hebben. Verder werd hij geacht van alles, wat zich in de batterij afspeelde, op de hoogte te zijn. De vaandrig voelde zich bijzonder bij de batterij betrokken. Wist alles, maar moest ook van alles op de hoogte blijven zo meende hij. Op een gegeven moment werden uit de voorraad karabijnmunitie een vijftal kogels vermist. De dienstdoende wacht in de batterij droeg een geladen karabijn, de rest


van de karabijnmunitie werd in dewachtkeet bewaard. Daar kon iedereen bij. Er bestond goed vertrouwen dat er verder niets mee zou gebeuren. Maar waar waren nu die kogels? Ontvreemd? Door wie dan? Waarom had de dief dan niet een grote hoeveelheid tegelijk meegenomen? Een tweede mogelijkheid kon zijn dat ze door iemand verloren waren, op weg van de stelling naar huis! Maar, zo was dan de vraag: wie neemt die dingen nou mee naar huis.. ? De vaandrig moest de zaak onderzoeken. Dat werd bemoeilijkt, omdat niemand iets wist! In zijn rapport schreef hij de vermissing maar toe aan 'vermoedelijk verlies'. In de sneeuw (de hele weg van de batterij naar de kwartieren was afgezocht!) was tot dusver niets gevonden. Later, na de dooi, zou wederom worden gezocht... Er werd nooit meer iets over die vermissing vernomen, het geval raakte in de vergetelheid. Een andere keer kwam er gedonder over een bevroren motorblok van een der wagens. Toen de vaste chauffeur met verlof was, tapte zijn plaatsvervanger de auto, die net voorzien was van antivries, af in de veronderstelling dat het gewoon water was, dat in de radiateur zat. De wagen stond buiten geparkeerd bij zoveel graden vorst. Sergeant Vrij van het Auto-bataljon had bij de lekkende wagen (deze was n.l. opnieuw van radiateurvloeistof voorzien en bleef lekken) een gescheurd motorblok geconstateerd! De luit. Verkroost, die over dit geval had gerapporteerd, was verder niet op details ingegaan. Toen de luit. vlak daarna met angina in bed lag, kreeg de vaandrig vroeg in de morgen onaangekondigd bezoek van de compagniescommandant (uit Leeuwen) en een kapitein van de motordienst. 'Waar is de luitenant', vroeg kapitein Hoolboom nors. De vaandrig antwoordde: 'Die ligt ziek thuis met keelontsteking Kapitein'. 'Dat komt dan goed uit. We kregen een waardeloos rapport van hem waarin staat dat een der auto's een gescheurd motorblok heeft. Dat slikken we niet. Stel je voor! Een wisselmotor kost Ć’ 500,-, dat moeten we toch op iemand, die daarvoor de schuld draagt, kunnen verhalen. In het rapport van de luit. staat niet wie hiervoor verantwoordelijk gesteld moet wor-

den. Jij bent zijn waarnemer. Je zoekt het allemaal maar eens goed uit en schrijft een degelijk rapport. Wij wachten af, voor we verdere stappen ondernemen. Gegroet en het beste'. Kapitein Hoolboom en zijn collega verlieten het bureau en vertrokken . . . Daar zat de vaandrig toen met een mooie opdracht in zijn maag! Toen hij het hoe en waarom had uitgezocht ging hij naar Den Bosch, naar de garage van de motordienst, waarheen de auto inmiddels door Auto-Bataljon Dreumel was gesleept. Van een technische chef aldaar kreeg hij het verheugende bericht 'dat het motorblok niet gescheurd was, maar dat in het blok de vriesstop was doorgeslagen, die was inmiddels al vernieuwd! Er was dus weinig of niets aan de hand en de batterij kon de auto weer komen halen . . . Met een gerust hart kon de vaandrig aan de kapitein berichten dat er geen nieuw motorblok nodig was en deed verder precies uit de doeken, wat er met de auto in Dreumel gebeurd was. De hele dag zat de vaandrig op zijn bureau en was altijd de pineut, wanneer er weer eens iets gepasseerd was. Dat gebeurde nog al eens wanneer zijn chauffeurs op de weg zaten. De een deed hier eens naast het potje, de ander daar. De motorordonnans zonder opdrachten (zijn rijbewijs was ingetrokken door de staf in Leeuwen) moest tot zijn ergernis wel zijn motor in orde houden. Dagelijks zat hij aan zijn geliefde motor te prutsen en iedere keer opnieuw te poetsen, maar hij mocht er, tot ergernis ook van de vaandrig, niet mee rijden. Een brief wegbrengen was er nooit bij. Die werden altijd

meegegeven met de chauffeurs. Zijn taak was de colonne te begeleiden en die stond uiteraard 'op de plaats rust!' Op 'n keer dat hij weer aan de motor zat te werken, passeerde de vaandrig. Toen Post, de ordonnans, de vaandrig zag vroeg hij: 'Mag ik de motor even proberen. Die staat hier maar te staan, die moet af en toe toch ook eens rijden, anders gaat de motoriek naar de knoppen'. De vaandrig gaf zijn toestemming. Diens bedoeling was: een beetje over de Oude Maasdijk crossen . . .

19


Had klompen bij zich, maar het is de militair verboden op sokken of klompen te chaufferen! Vaandrig moest weer een verhaal verzinnen om zijn man te dekken. Grote grut, wat zijn al die militaire controle-instanties actief . . ! Maar ja, het is beter zó dan dat ze niks doen, peinsde de vaandrig.

Toon de Jong aan het werk achter zijn schuur. Niet veel later ging de telefoon. 'Met de militaire politie in Tiel. We hebben hier ene Post, die rijdt op een motor zonder rijbewijs!' 'Dat kan kloppen', zei de vaandrig, 'hij is even zijn motor aan het proberen, die hij zojuist gerepareerd heeft . . .' 'Dus we kunnen hem laten gaan, alles is in orde?', vroeg de stem aan de andere kant van de lijn. 'Ja', zei de vaandrig. Hiermee was het incident afgewikkeld. Maar toch dacht de vaandrig nog: die Post toch. Hij blijft een schobbejak. Geef je hem een vinger, dan neemt ie meteen de hele hand! Rapporten kwamen met de regelmaat van de klok binnen! Een auto van de 156e batterij Pantserafweer rijdt met chauffeur die en die en heeft dit of dat gedaan . . . Adressering fout . . ! Wij zijn géén Pantserafweer, maar luchtdoelartillerie dus . . . seponeren maar, vond de vaandrig. Volgende rapport: auto nr. zoveel met Ten Kate als chauffeur. Deze reed met sokken.

20

DE LUCHTDOEL HULP IN DE NOOD Eens, op een donkere koude avond, zaten een paar sergeanten, die geen batterijwacht of andere diensten hadden, zich behaaglijk te koesteren bij de kachel in de huiskamer van Seef Gerlach. Ze waren weliswaar bij hem ingekwartierd, maar dan is het eigenlijk niet de bedoeling, dat ze deelnemen aan het huiselijk verkeer. Maar Seef vond het wat leuk, wanneer de heren van de luchtdoel de avond bij hem wilden doorbrengen. De heren hadden altijd wel iets te vertellen dat voor hem nieuw en interessant was, al spraken ze alleen maar over hun wederwaardigheden in de batterij. De sergeanten voelden dat Seef er prijs op stelde, dat ze beneden kwamen zitten en ze maakten dan ook vaak gebruik van zijn aanbod. De vaandrig, die bij de oude Schmidt en z'n vrouw woonde, had sorns behoefte aan wat aanspraak. Met de luit. had hij weinig kontakt, die trok na de dienst gauw naar zijn kwartier. Waar hij 's avonds verbleef, was onbekend. Misschien zat hij vaak bij z'n vrienden van de staf in Leeuwen? De gezelligheid bij Seef was de vaandrig bekend en ook hij trok graag met het gezelschap op, dat in de huiskamer van Seef placht te verblijven. DE LUCHTDOEL IN DREUMEL TIJDENS DE MOBILISATIE Op diezelfde avond ging de vaandrig naar Seef om te buurten. Seef woonde op een steenworp afstand van het batterijbureau, dus was de vaandrig daar nodig, dan was hij daar binnen twee minuten. Na een poosje werd er op de deur geklopt. Juffrouw Van Lent, de buurvrouw van Seef, stak haar hoofd om de deur en vertelde: 'dat 't zo erg was geworden met vader. Die had een beslag gekregen en het is de hoogste tijd


De hele familie De Jong, onze onvolprezen kwartiergeven! Chauffeur Ford wast zijn wagen aan de Bol te Dreumel.

21


Een kanon achter de GMC-trekker op de Weteringdijk te Dreumel.

om de pastoor te verwittigen. Of iemand van de luchtdoel dat zou willen doen, naar het dorp rijden?' Ze was nog niet uitgesproken of sergeant Kuiper, een der aanwezigen, bood aan de pastorie op de hoogte te stellen, en weg was hij. Hij wist wel, wat hij aanbood! Tuk als hij was op zelfs het kortste ritje in een vrachtauto, nam hij iedere gelegenheid te baat om een eindje te rijden. Je kon er donder op zeggen, dat hij nu met de G.M.C., dejumbo, op stap zou gaan. Deze sterke trekker was bij uitstek geschikt om over de spiegelgladde wegen te rijden. De Oude Maasdijk was op dat moment spiegelglad! Even later hoorden de achterblijvers inderdaad de IV-O-IV voorbij ronken. Als een razende Roland sjeesde Kuiper naar het dorp. Een kwartier later hoorden ze weer het geronk, dat hen zo bekend in de oren klonk. De auto was weer terug. De kapelaan werd bij Jantje van Lent afgezet, om deze de

22

Laatste Sacramenten toe te dienen. Toen de bediening gedaan was, reed hij de geestelijke weer in ijltempo naar huis. Het was waarschijnlijk de eerste keer, dat deze zijn werk per auto deed en dan nog wel met een militaire! Misschien voelde hij zich daar boven in een open cabine zittend wel een beetje militair? Nou had ie morgen in ieder geval weer iets om te vertellen, wanneer hij weer in zijn eigen omgeving terug was . . ! Het kwam meer voor, dat er vanuit de burgerij een beroep werd gedaan op de aanwezige luchtdoelmannen, wanneer zij met problemen zat. De vaandrig had er nooit moeite mee hun verzoeken in te willigen. Hij vond het vanzelfsprekend, dat er ook eens een tegenprestatie werd gegeven aan de burgers. Deze laatsten hadden al overlast genoeg van de soldaten. Zij moesten inkwartiering gedogen, schonken overvloedig koffie en hadden de mannen de gehele dag over de vloer!


Op 'n kerkelijke feestdag moest de zoon van Juffrouw Kooymans zijn Plechtige H. Communie doen in de kerk van Dreumel. Om 8.00 uur zou de H. Mis beginnen. De afstand tot de kerk was minstens een halfuur lopen, dus had de familie voor deze belangrijke gelegenheid een taxi besteld. De vaandrig, die de dienst in de kerk wilde bijwonen, kwam tien voor acht uit z'n bureau om in de commandowagen te stappen, toen hij enig tumult hoorde voor het huis van Kooymans. De 1-323 van chauffeur Hordijk stond voor. Den Hartog, een andere chauffeur, sjouwde met een sleepkabel. Wat was er aan de hand? De taxi liet het afweten! Hij wilde niet aanslaan. Geen probleem, hadden de soldaten gezegd. Ze zetten de auto van de luchtdoel vóór de taxi. Een verbinding werd gemaakt e n . . . rijden maar! Na enig trekken sloeg de motor van de taxi aan en kon op eigen kracht z'n weg naar de kerk vervolgen. Toen bleek echter dat de auto van Van Tefelen, die als goede buurman ook naar de plechtigheid wilde gaan, het niet meer deed. Een slippende koppeling! De 1-323 nu daarvoor gespannen. Deze trok de kleine auto van Van Tefelen naar Dreumel. Het was geen gezicht, die combinatie van een grote militaire auto met een klein karretje daarachter op sleeptouw. De stoet, die een zeer merkwaardig schouwspel bood, passeerde ook het kantoor van de Kantonnementscommandant en kreeg onderweg en bij de kerk veel bekijks. Voor de militairen was er een pluim van de burgers, voor hun behulpzame gedrag . . ! BEZOEK H.K.V. Waarschijnlijk omdat de batterijofficier een paar kleine defecten aan de vuurmonden had gemeld aan de staf in Leeuwen (op een van de benen van 'n kanon was een waterpas bevroren en er bleek een klein defect aan een verlichting, allemaal zaken van geen belang, maar die moesten door een technicus van de artillerie-inrichtingen Hembrug worden hersteld!) kreeg hij bezoek van een drietal officieren van het H.K.V. ( Hoofd Kwartier Veldleger). Twee kapiteins en een luitenant kwamen op

een goede dag naar de batterij. Inspectie van de vuurmonden heette het. Er viel, dacht de vaandrig, niet veel te inspecteren. Onregelmatigheden waren reeds gemeld. Wij wachtten op een reparateur! De luit. (een luchtdoelman!) bekeek de vuurmonden zeer nauwkeurig. De vaandrig wees hem op de reeds gemelde defecten en dacht dat het daarmee wel bekeken was. Maar nee! In de projectielkamer van een der stukken zag de luit een fliepertje houtwol zitten. Toen was de boot aan! Hoe dat mogelijk was... wie dat gedaan had. Hij maakte er een complete scène van en was kennelijk zeer tevreden over zichzelf dat ie iets ontdekt had. Goede manier om zich ten opzichte van de beide kapiteins waar te maken! Een paar dagen later kreeg de vaandrig een stoer rapport. Belangrijk daaruit was het stuk dat handelde over het stukje houtwol! Vragen over: hoe dat daar in dat kanon was gekomen en wat er na de constatering van de luitenant aan gedaan was? Antwoord van de vaandrig: De houtwolsnipper was afkomstig uit een kist, waarin de projectielen verpakt zijn. Wij hadden de granaten voor de vuurmonden in de meest zielige verpakking (in houtwol) meegekregen uit Alkmaar. Losse deksels op de kisten en per kist zomaar een aantal projectielhouders met in elk daarvan 4 projectielen in houtwol. Pak je voor een schietoefening zo'n houder uit de kist, dan is het niet te voorkomen dat dan wel eens een stukje houtwol aan een huls blijft zitten, dat dan bij het inbrengen in de loop daarin kon blijven plakken. Hij maakte bij de beantwoording tevens gebruik om te wijzen op de deplorabele verpakking van de projectielen in de kisten en de staat waarin die waren meegegeven. Op de vraag wat er aan gedaan was door de vaandrig om het euvel te herstellen, schreef deze: eruit geblazen! De houtwolgeschiedenis had hem nu hij met dit feit onder zijn neus gedrukt was, wel aan het denken gezet. Met Prasing, een der chauffeurs, die van beroep timmerman was, bekeek hij de verpakking. De houtwol zou worden verwijderd en daarvoor in de plaats kwamen

23


Enkele chauffeurs voor een kanontrekker te Puiflijk. plankjes met vier halfronde uitsparingen, waarin de granaten konden rusten. Twee van dergelijke plankjes per houder werden daarna door Prasing gefabriceerd! Dat was een heel werk voor hem en hij werd dan ook prompt door de vaandrig van wachtdienst vrijgesteld.

Het resultaat was verbluffend. Keurig zaten per kist (waarvan de deksel ook van degelijke z.g. eierkist-sluitingen werd voorzien) de twintig projectielen (in de vijf houders), elk steunend op twee uitgesneden plankjes. Deze methode van inpakken is in het munitiedepot kennelijk overgenomen. Bij

een latere munitie-aanvulling (tijdens de Ie oorlogsdag) bleek, dat alle munitie op deze manier was verpakt! De komische inspectie van H.K.V. had toch nog een positief resultaat opgeleverd. Daar was iedereen bij de 4 d-batterij bijzonder mee gediend!

Anna 36 (telefooncode van de staf in Leeuwen)

24

meldde op een winterse dag, dat in de

loop van de morgen inspectie zou plaatsvinden (van de zijde van het Auto-Bataljon)

van het wagenpark van de batterij. De vaandrig kreeg het bericht binnen en liet onmiddellijk de auto's in colonne plaatsen, petroleum en 'bokkepoten' uit het dorp aanrukken, en gaf opdracht aan de chauffeurs hun wagen als-de-bliksem schoon te maken. Alle aandacht moest op de eerste plaats geschonken worden aan de motorblokken (vandaar de petroleum en de bokkepoten!).

Hoe laat de inspecteurs zouden komen was niet vermeld: 'in de loop van de morgen' is, wanneer je haast hebt, een rekbaar begrip. Het maakte voor de chauffeurs veel uit of de heren om tien uur of om elf uur zouden komen inspecteren. Ieder van de jongens wilde met zijn wagen goed voor de dag komen en ging, toen de schoonmaakspullen binnen waren, als een idioot aan het werk. Aan de buitenkant van de auto's kon uiteraard niet zoveel aandacht worden geschonken. Dat was ook niet belangrijk, vond de


NIEUWSBRIEF VERSLAG VAN DE

ALGEMENE LEDENVERGADERING De jaarlijkse Ledenvergadering is dit jaar gehouden op 26 april in zaal 'Juliana' te Druten. Voorzitter J.L.C. Alkemade opende om 19.45 uur de bijeenkomst en in zijn openingswoord herdacht hij de heer Johan van Gruijthuijsen, die tijdens zijn leven zo aktief is geweest voor de uitbouw van ons museum in Maasbommel. Bij de behandeling van de ingekomen stukken was het bericht dat de heer Albert van de Heuvel om gezondheidsredenen moet stoppen met zijn werk, dat hij heeft gedaan voor de werkgroep Maas en Waalse Geslachten en zijn werkaandeel bij verschillende tentoonstellingen die vanuit de historische vereniging zijn georganiseerd. Ook kon de voorzitter mededeling doen dat het kwartierstatenboek van de werkgroep Maas en Waalse Geslachten in de maand mei/juni kan worden gepresenteerd. Het zal uitkomen in de Tweestromenlandreeks' nr. 11. Het jaarverslag gaf een duidelijk beeld van wat de vereniging het afgelopen jaar heeft ondernomen. Het jubileum met daarbij de uitgave van het boek 'Stoomtram NijmegenWamel deel II' waren de belangrijkste gebeurtenissen. De aftredende bestuursleden t.w. mw. W.M. Berris-Visschers en de heren Alkemade en Van Elk zijn bij acclamatie herkozen. De voorzitter maakte kenbaar, dat er grote behoefte is aan medewerkers in verschillende secties en werkgroepen. De Evenementencommissie die voorheen bestond uit drie personen t.w. mw. F. van Oijen en de heren Jansen en Rooijakkers zag 2 van haar medewerkers vertrekken t.w. mw. Van Oijen en de heer Jansen. Dankzij een zeer speciale oproep van de voorzitter nemen de heren Latta en Leussink zitting in de Evenementencommissie. Wegens afwezigheid van de heer J.P. van Wezel, voorzitter van het museum, zal de heer Alkemade ook deze vergadering leiden. Uit het jaarverslag blijkt dat het aantal bezoekers stijgende is, en dankzij de volle inzet van

augustus 1990

vele medewerkers is het museum een van de toppers van de vereniging. De huidige financiĂŤle positie is erg moeilijk maar vanuit het museumbestuur wordt alles ondernomen om de zaak draaiende te houden. De nieuwste plannen zijn om een z.g. 'Club van Honderd' te gaan oprichten met de bedoeling bedrijven te gaan benaderen lid te worden van deze club met een minimale inleg van / 100,-. De collectie Streekdracht, onder leiding van mw. Berris, trekt veel bezoek en een uitbreiding van medewerkers is dringend nodig. De heren van de kascommissie t.w. H.P.M, de Groen en A. Kamerman verlenen de beide penningmeesters dĂŠcharge. In de nieuwe kascommissie hebben zitting de heren De Groen en Latta. Bij de rondvraag wordt gevraagd naar de toestand van de monumentenstichting Baet en Borgh, waarop de voorzitter antwoordt: er zijn problemen ontstaan binnen het bestuur en via een publicatie in de vorm van een zwartboek is dit naar buiten gebracht. Vanuit de historische vereniging is er contact geweest met Baet en Borgh en momenteel is er geen contactpersoon tussen de historische vereniging Tweestromenland en Baet en Borgh. Andere contacten brachten geen oplossing. De andere leden maakten geen gebruik van de rondvraag, zodat de voorzitter kon overgaan tot sluiting van de Algemene Ledenvergadering. JAARVERSLAG 1989 VERENIGING

Algemene leden vergadering In zaal 'De Arend' in Winssen is op donderdag 27 april 1989 de Algemene Ledenvergadering gehouden. Een verslag hiervan is gepubliceerd in de Nieuwsbrief juli 1989 in tijdschrift 'Tweestromenland' nr. 61, en is tevens op de jaarvergadering van 26 april 1990 aangeboden.

Bestuur

Tijdens de jaarvergadering van 27 april 1989 heeft mevrouw W.A. van Buren kenbaar gemaakt zich niet meer kandidaat te stellen voor


een functie binnen het bestuur. De aftredende bestuursleden de heren J.A. Jansen en W.J. van Sommeren stelden zich wederom beschikbaar. In de loop van het jaar 1989 heeft de heer R.A.H. Sauter zijn ontslag ingediend. Ledental Er is een kleine stijging van het aantal leden bij onze vereniging. Op 1 januari 1990 telde de vereniging in totaal 868 leden.

Jaarverslag De meeste aktiviteiten die in 1989 binnen de vereniging hebben plaatsgevonden zijn vermeld in de Nieuwsbrieven. In dit jaaroverzicht worden alleen de belangrijkste punten aangehaald met daarbij een overzicht van de aktiviteiten van werkgroepen en secties. Het verenigingsjaar 1989 stond volledig in het teken van het 25-jarig jubileum van onze vereniging. In 1988 en 1989 zijn verschillende bijeenkomsten geweest om vooral te zorgen dat het jubileumboek 'Stoomtram Nijmegen-Wamel deel II' en het jubileumnummer van ons tijdschrift 'Tweestromenland' tijdig gereed te hebben voor onze leden. Op 28 oktober heeft in het dorp Alphen de feestelijke bijeenkomst plaatsgevonden van het zilveren jubileum. In het eeuwenoude kerkje verwelkomde het bestuur haar genodigden; waaronder de Gelderse Gedeputeerde J. van Dijkhuizen. Uit handen van voorzitter J.L.C. Alkemade nam de gedeputeerde het jubileumboek in ontvangst. Dit prachtige boekwerk is van de hand van de heer Johan van Os uit Puiflijk, dat een vervolg is op het eerste deel dat in 1984 bij ons 20-jarig bestaan is uitgekomen. Het werk van de auteur alsmede de uitvoering van druk en layout, dit laatste is uitgevoerd door drukkerij fa. Buil uit Druten, maakt het boek tot een kwaliteitsboek voor de regionale geschiedenis dat een goed compliment ruimschoots heeft verdiend. De Gedeputeerde bracht in zijn dankwoord de goede verhoudingen die er zijn tussen provincie, gemeenten en vereniging tot uiting met 'anders stond ik hier niet'. In dorpshuis 'De Hucht' is daarna door de gedeputeerde de jubileumtentoonstelling 'Wel en Wee tussen Maas en Waal 1900-1950' officieel geopend. De Tentoonstellingscommissie' heeft veel tijd beschikbaar gesteld om de jubileumexpositie in al haar facetten gerealiseerd te krijgen voor de jubileumviering en nadien voor haar

rondgang door het Land van Maas en Waal. Tijdens de jubileumviering in Alphen heeft de heer H. Meijer uit Nijmegen het eerste exemplaar van de Tweestromenland verjaardagskalender1 aangeboden aan de heer Alkemade, voorzitter van de vereniging. Wij zijn verheugd dat de heer Meijer voor de realisatie van deze verjaardagskalender zoveel werk heeft gedaan tot voordeel van de historische vereniging. In verband met ons 25-jarig jubileum heeft de 'Evenementen commissie' op 23 september de jaarlijke excursie over de landsgrenzen laten gaan. Met twee bussen zijn ruim 90 leden naar Bentheim, Steinfurt en Munster geweest. In Steinfurt ontving Prinz Oscar van Steinfurt uit handen van vice-voorzitter, Dhr. J. van Gelder, een legpenning met inscriptie en een afbeelding van het huidige gemeentewapen van de stad Batenburg dat eens tot de bezittingen van de vorsten van Bentheim heeft behoord. Al met al mogen zowel het bestuur als de medewerkers en de leden terugzien op een zeer goed geslaagde viering ven het 25-jarig jubileum van onze Historische Vereniging Tweestromenland. Het vele werk dat voor de organisatie i.v.m. de jubileumviering is gedaan heeft in grote trekken tot terugslag geleid in die aktiviteiten welke behoren tot de vaste taken van werkzaamheden in de vereniging. De werkgroep 'Streekdracht en Mode' heeft veel werk verzet dat nodig is geweest voor de expositie in het museum en het verder afwerken van haar jaarlijks programma. De medewerkers aan onze 'Boekentafel' hebben op alle expositiedagen van onze jubileumtentoonstelling hun beste krachten ingezet. De omzet over 1989 laat positieve verkoopresultaten zien welke voor het financiĂŤle kostenplaatje van de vereniging weer enige opklaring brengt. De sectie Topografisch Historische Atlas heeft in 1989 de laatste hand gelegd aan het vastleggen van een beschrijvingssysteem voorde kaarten, foto's en dia's welke behoren tot de collectie van de Atlas. Verder werd een begin gemaakt met het opstellen van een thesaurus, de lijst van trefwoorden en hun onderlinge relaties, die nodig is om het zoeken naar bepaalde afbeeldingen te vergemakkelijken en mogelijk te maken. De vele reeds aanwezige beschrijvingen, voornamelijk van de dia's kunnen nu in het nieuwe systeem worden ingepast. Er is ook een begin gemaakt met de aankoop van bergruimte om de verschillende aanwezige zaken beter en


meer verantwoord op te bergen. Door het Gelders Oudheidkundig Contact is in deze advies uitgebracht. Eertijds lag bij de Atlas de nadruk op de dia's. Nu komen de aanwezige foto's meer in de aandacht. De laatste jaren is het fotobezit enorm uitgebreid, zonder dat tegelijk gezorgd werd voor de toegankelijkheid van dit bezit. Daar wordt nu meer aandacht aan besteed. Ook wordt getracht het bezit aan topografische kaarten uit te breiden. De werkzaamheden binnen de sectie zijn wat vertraagd door het werk voor de jubileumexpositie, anderzijds heeft dit de Atlas veel nieuwe foto's opgeleverd en een uitbreiding van de prentbriefkaarten collectie. Het 'redactieteam' van ons tijdschrift Tweestromenland' heeft, dankzij de medewerking van vele auteurs, in 1989 weer vier tijdschriften kunnen uitgeven, wat dankzij de medewerking van Drukkerij Van der Louw te Berkel en Rodenrijs is gerealiseerd. Van de hand van de heer J. van Gelder, vice-voorzitter van de vereniging en redactievoorzitter van ons tijdschrift, is in ons jubileumnummer onder de titel '25 jaar Tweestromenland' een overzicht gepubliceerd. Teleurstellend is geweest, dat de uitgave nr. 60 te laat bij onze leden is aangeboden i.v.m. de uitnodiging tot bijwoning van de jaarlijkse Algemene Ledenvergadering en de daaraan gekoppelde dia-lezing van de heer De Wit uit Eefde over zuivelfabrieken in Nederland, welke op 27 april in Winssen heeft plaatsgevonden. Nog meer dan voorheen zullen de redactieleden moeten toezien en zorgdragen dat het tijdschrift tijdig bij de drukker is aangeleverd, zodat een extra zware werkdruk wordt voorkomen en de leden tijdig hun tijdschrift kunnen ontvangen. De sectie 'Literatuur1 heeft in 1989 weer de nodige boeken kunnen aankopen die direct of indirect van toepassing zijn op het werkgebied van de vereniging. Dankzij de goede onderlinge samenwerking tussen de sectie Literatuur en de medewerkersvan het Streekdocumentatiecentrum zal ons centrum hiervan sterk profiteren tot voordeel van de vele bezoekers. In 1989 heeft het Streekdocumentatiecentrum een bezoekersaantal mogen behalen van 410. Van dit grote aantal zijn de meeste (95%) geĂŻnteresseerde stamboomonderzoekers die op grote schaal gebruik maken van de aanwezige gecopieerde Doop-, Trouw-, en Begraafboeken en de fichescollectie van de werkgroep Maas en Waalse Geslachten. In 1989 heeft deze werkgroep ongeveer 70

banden kunnen toevoegen van Doop-, Trouwen Begraafboeken die alle betrekking hebben op de Brabantse Maaskant. De werkgroep verleende haar medewerking bij de 5de Gelderse Genealogische Contactdag die in april in Tiel is gehouden. Het 'documenteren' van de aanwezige collectie boeken en tijdschriften in ons Streekdocumentatiecentrum wordt door onze documentalisten nauwkeurig uitgevoerd. In de vakantieperiode (eind augustus) heeft onze documentaliste het duizendste boek dat deel uitmaakt van onze collectie in het stamboek kunnen inschrijven. Vanuit het team van medewerkers is de wens gekomen, dat getracht moet worden meer medewerkers te krijgen die zich daadwerkelijk willen inzetten om een goed functioneren van het documentatiecentrum te kunnen waarborgen in de vorm van een betere toegankelijkheid tot de collectie foto's, dia's, boeken en tijdschriften alsook voor de pas gestarte (inmiddels al 2000 exemplaren tellende) bidprentjes collectie, welke alle betrekking hebben op ons werkgebied. Andere aktlviteiten Het vele werk dat is verzet i.v.m. de organisatie voor ons jubileum is de reden geweest dat vanuit de vereniging geen medewerking is verleend aan de landelijke Monumentendag en aan de Batenburgse dag. STREEKHISTORISCH MUSEUM TWEESTROMENLAND

Het Streekhistorisch Museum in 1989

Het jaar 1989 werd begonnen met de toen nog lopende expositie van schilderijen van de heer E. van Heek uit Beneden Leeuwen, die zeer veel belangstelling trok. l n januari werd deze expositie vervangen door een over het Waterschap. Deze laatste werd indertijd als tijdelijk aangekondigd, maar heeft toch tot in december gestaan. Oorspronkelijk zou in het voorjaar een tentoonstelling over de steenfabriek van Dericks en Geldens te Druten worden ingericht. Dit moest echter helaas worden uitgesteld. In het voorjaar werd wel de klederdrachtzaal opnieuw ingericht als een wachtkamer van de stoomtram, dit in het kader van de expositie over Vervoer in de streek. In het najaar werd deze expositie definitief ingericht, waarbij ook een grote maquette van de streek, aangevende de stand van zaken inzake wegen, stoomtram en pontveren in het begin van deze eeuw, werd geplaatst.


Financieel jaarverslag over 1989 van het Streekhistorisch Museum Tweestromenland BALANS van het museum per

31-12-1988

31-12-1989

- in guldens Vaste activa Inventaris Vlottende activa Vorderingen op korte termijn Rekening-courant Hist. Vereniging Liquide middelen

Eigen vermogen Reserve

Voorzieningen Doelsubsidies Kortlopende schulden Schulden op korte termijn Rekening-courant Hist. Vereniging

BALANS van de Historische Vereniging Tweestromenland per

p. m.

p.m.

8.307,50 0,00 10.386,77

19.613,32 3.363,56 5.555,00

18.694,27

28.531,88

-5.125,07

-9.133,96

0,00

26.863,15

19.081,65 4.737,69

10.802,69 0,00

18.694..27

28.531,88

31-12-1988

31-12-1989

- in guldens Vaste activa Inventaris

p.m.

p.m.

Vlottende activa Voorraden Vorderingen op korte termijn Rekening-courant museum Liquide middelen

4.885,00 15.927,77 4.737,69 13.350,34

19.997,50 11.202,78 0,00 29.968,90

38.900,80

61.169,18

Eigen vermogen Reserve

11.073,19

11.193,33

Voorzieningen Publicatiefonds

19.685,51

21.628,97

8.142,10 0,00

24.983,32

38.900,80

61.169,19

Kortlopende schulden Schulden op korte termijn Rekening-courant museum

3.363,56


De vaste collecties, over het vroegste verleden van de streek en die over oude ambachten, werden verder uitgebreid met schenkingen en bruiklenen. Tijdens de kerstdagen werd een expositie

gehouden van de verzameling van de heer Jo van Oss te Druten, met glas en aardewerk, alles verband houdend met het bewaren en drinken van wijn en andere alcoholica.

CURSUS GENEALOGIE STAMBOOMONDERZOEK BEGINNERS

Start: eind september om de twee weken op donderdagavond in het Gemeentearchief in Nijmegen. Docente: H.M. Aben-Nederpeld. CURSUS GENEALOGIE VERVOLGCURSUS

Start: eind september om de twee weken op donderdagavond in het Gemeentearchief te Nijmegen. Docent: N.A. Hamers.

In het verslagjaar werd de outillage van het Museum uitgebreid met een geluidsinstallatie, waarmede door het gehele gebouw pasCURSUS OUD SCHRIFT sende achtergrondmuziek ten gehore kan Start: eind september om de twee weken op worden gebracht. Tevens kunnen nu mede- donderdagavond in het Gemeentearchief te delingen aan publiek en personeel worden Nijmegen. Docent: H. de Heiden. gedaan. Informatie: Volksuniversiteit Nijmegen, In 1989 werd het Museum door in totaal 2505 mensen bezocht. Dit is ca. 500 meer dan in Groesbeeksedwarsweg 36, 6521 DM Nijmegen, 1988. Van deze ruim 2500 mensen maakten er 874 deel uit van een van de rondgeleide 080-230958. groepen. VIDEO-PRESENTATIE

Het jaar 1989 eindigde met een zeer verdrietige gebeurtenis, de ernstige ziekte van een van de bestuursleden, de heer J. van Gruijthuijsen. Op 19 januari 1990 overleed hij, toch nog zeer onverwachts. In hem verloor het Museum een zeer gewaardeerd medewerker, met een grote inbreng in zowel de besluitvorming als in de dagelijkse werkzaamheden. Wij zullen hem nog lang missen.

In verband met het niet doorgaan van de video-presentatie 'Der Krieg am Niederrhein' na de jaarvergadering, is deze vertoning verplaatst naar het najaar. Aankondiging hiervan in ons volgend tijdschrift. KOPIJ Inzending kopij nr. 66: vóór 15 oktober 1990.

REIS 199O MAASTRICHT


REIS 1990 MAASTRICHT Op 29 september a.s. gaat onze jaarlijkse reis naar Maastricht, het knooppunt van waterwegen: de Maas, de Zuid Willemsvaart, het Jujianakanaal en het (Belgische) Albertkanaal. Na een koffiestop in het plaatsje Thorn, met zijn prachtige witgekalkte huisjes en de mooie Stiftskerk, reizen we door naar Maastricht met z'n bijna 1500 historische bouwwerken. Er zijn nog resten van Romeinse huizen en torens en de gerestaureerde middeleeuwse omwallingen, bolwerken en poorten. Centraal in het oude Maastricht ligt het Vrijthof. Vanaf het Vrijthof zijn de genoemde historische bijzonderheden binnen een loopafstand van zo'n 15 minuten te bereiken. Wij kozen voor een bezoek (met gidsen) aan de St. Servaasbasiliek met de schatkamers. Deze St. Servaas is een kruisbasiliek uit de 10e-12e eeuw welke onlangs is gerestaureerd (is nu bijna klaar). Na de lunch bezoeken we het Bonnefantenmuseum, waar we worden ontvangen voor een inleiding met dia's, waarna bezichtiging van het museum. Tot slot volgt een wandeling door het oude Maastricht. In verband met mogelijke problemen bij het wandelen (+ eventueel slecht weer) kunt U zelf kiezen voor: 1. Een vrije wandeling ±11/2 uur o f . . . 2. Een stadswandeling onder leiding van gidsen, duur ±11/2 uur, waarvan de extra kosten f 2,50 pp bedragen. Dit moet U bij Uw aanmelding reeds opgeven, zodat wij tijdig voor voldoende gidsen kunnen zorgen (in groepjes van maximaal 20 personen). De reiskosten bedragen f 57,50 pp of / 60,- (incl. stadswandeling), dit geldt voor leden en 1 introducé. Hierin zijn begrepen alle kosten voor bussen, koffie, lunch, gidsen en entrees. Deze kosten te voldoen vóór 8 september a.s. op: Postrekening nr. 2622012 of op Rabobank Wijchen nr. 11 27 01 493 t.g.v. Penningmeester Tweestromenland onder vermelding Reis 1990. Aanmelding voor deze reis is mogelijk tot uiterlijk 8 september a.s. door inzending van het aanmeldingsformulier aan: P.G. Leussink, Haagstraat 68, 6641 AK Beuningen. Hopelijk tot ziens op onze reis. De Evenementen Commissie Hierlangs afknippen!

AANMELDINGSFORMULIER REIS 1990 MAASTRICHT In te zenden uiterlijk vóór 8 september a.s. Naam en voornamen:

straat + huisnummer:

1. ........................................

..........................................

neemt deel aan de wandeling:

Postcode/Woonplaats: ................................

JA* / 60,-; of NEE* f 57,50

Naam en voornamen:

straat + huisnummer:

2. ........................................

..........................................

neemt deel aan de wandeling:

Postcode/Woonplaats: ................................

JA* f 60,-; of NEE* f 57,50

* Doorhalen wat niet van toepassing is. Zie beschrijving. Telefonisch bereikbaar onder nr. ..................................... / .....................................

Datum: ............................................. Handtekening: ............................................. 6


STREEKHISTORISCH MUSEUM TWEESTROMENLAND

Nieuws uit het Museum In het Streekmuseum te Maasbommel is een nieuwe expositie te zien over 'Mobilisatie en bezetting tussen Maas en Waal' omdat 50 jaar geleden ons land in de Tweede Wereldoorlog betrokken werd. De bevrijding in 1944/1945 wordt overal uitvoerig herdacht maar aan het begin van de oorlog wordt veel minder aandacht besteed. In het Museum wordt dat nu eens anders gedaan. Alle foto's die over die begintijd in onze streek gevonden konden worden zijn daar nu te zien. Bij voorbeeld van in de streek ingekwartierde soldaten. Sommigen van ons zullen zich dat nog goed kunnen herinneren. Verder zijn er foto's van de gevechten aan het Maas-Waalkanaal. Op de Grebbeberg werd door vele jongens uit de streek meegevochten en daarom wordt ook daar aandacht aan besteed. Uit de bezettingstijd zijn er minder foto's gevonden. Maar dat wordt dan weer goedgemaakt door de vele voorwerpen die in die tijd zo'n grote rol speelden in de strijd om het bestaan. Ook de propaganda van de vijand en de NSB kunt U hier nog eens ondergaan. En U kunt zien hoe een Nederlandse soldaat er voor de oorlog uitzag en hoe een Duitse soldaat er bijliep. En wat voor wapens en munitie ze gebruikten. Kortom, de sfeer van die tijd herleeft nog eens in het Museum. Deze expositie kunt U de gehele zomer en ook nog in het najaar bezoeken. Verder is er nog de expositie over het vervoer vroeger in de streek en zijn er nog steeds de oude ambachten en klederdrachten te zien. Elke zondag- en woensdagmiddag van 2 tot 5 uur. GENEALOGISCH NIEUWS

Rijksarchivaris F. Keverling Buijsman bij de opening van de vijfde Maas en Waalse Genealogische Dag. de storm ramp die in november 1910 over ons land raasde en in Wijchen de korenmolen heeft verwoest waarbij de zoon alsook de knecht van de molenaar het leven verloren. Het is zeer interessant om via kerk- en gemeentearchief, kranten en andere informatiebronnen het verleden tot leven te brengen, aldus de rijksarchivaris. De dag die goed is bezocht heeft bij vele stamboomonderzoekers een gunstige indruk achtergelaten. Het nieuwe kwartierstatenboek van de werkgroep oogstte veel belangstelling bij de bezoekers en menigeen heeft via het namenregister en verdere raadpleging veel aanvullende genealogische informatie verkregen. De vele gast-medewerkers hadden over belangstelling niet te klagen en over en weer zijn positieve resultaten behaald. Na afloop was iedereen tevreden over deze dag en hopelijk zien wij elkaar weer op de zesde Maas en Waalse genealogische dag in 1992.

Genealogische dag KWARTIERSTATENBOEK

De vijfde genealogische dag welke op 31 maart 1990 in het kasteel van Wijchen is gehouden maakt duidelijk dat de belangstelling voor het opdiepen van gegevens uit het verleden nog steeds bij de bezoekers aanwezig is. Rijksarchivaris F. Keverling Buijsman bracht tijdens zijn openingswoord tot uiting, dat de genealogische onderzoekers meer moeten gaan werken aan een aangeklede stamboom. Als voorbeeld haalde hij aan

Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de 'Historische Vereniging Tweestromen land' heeft de werkgroep Maas en Waalse Geslachten een kwartierstatenboek samengesteld van 29 Maas en Waalse families. Het resultaat is een fors boekwerk van 300 bladzijden met daarin een register van duizenden namen. Het merendeel van de kwartieren heeft betrekking op Maas en Waalse families die


reeds gedurende eeuwen in het gebied woonachtig zijn. In het boekwerk zijn o.a. opgenomen vele foto's, bidprentjes en persoonlijke gegevens over de beschreven voorouders. In 1984 is binnen de werkgroep het plan ontstaan om een Maas en Waals kwartierstatenboek te gaan uitgeven en een ad-hoc commissie van vier personen is gestart met de eerste werkzaamheden. In 1986 onderging de ad-hoc commissie een uitbreiding van drie personen en er werd een principe-afspraak gemaakt om in 1989, bij het 25-jarig jubileum van de vereniging, het boek te presenteren. Helaas bleek dit toen niet haalbaar en werd de presentatie doorgeschoven naar de vijfde Maas en Waalse genealogische dag welke op 31 maart 1990 is gehouden. Op deze genoemde dag was een inzage exemplaar aanwezig en vele geĂŻnteresseerde geneaiogen hebben het boek bij voorbestelling aangekocht. Het boek wordt via de bekende 'Tweestromenlandreeks' door de vereniging uitgebracht in A4 formaat. Het is een eenmalige uitgave en de oplage is zeer beperkt.

De werkgroep Maas en Waalse Geslachten is op deze dag ook aanwezig, daar ons werkgebied aansluit bij de provincie Limburg. BIDPRENTJESCOLLECTIE

De bidprentjescollectie van de werkgroep Maas en Waalse Geslachten is inmiddels uitgegroeid tot 2000 exemplaren, welke alfabetisch zijn gerangschikt. Voor verdere uitbreiding van deze collectie houden wij ons aanbevolen, eventueel in de vorm van fotocopieĂŤn. De collectie is toegankelijk tijdens de openingsuren van het Streekdocumentatiecentrum. CORRECTIE

In Tweestromenland nr. 62 is op pag. 52 sprake van het 'archeologisch werkverband Nijmegen'. Dit moet zijn: Archeologische Werkgemeenschap Nijmegen. CURSUSOVERZICHT GELDERLAND EN OVERIJSSEL

Al het ingezonden materiaal is met medewerking van de heer P. Lemmers uit Malden in de juiste vorm gegoten met een uitstekend eindresultaat. Het Maas en Waals Kwartier-, statenboek is te bestellen via Rabobank Wijchen, gironummer van de bank 87 08 24 t.n.v. W.M.G. Arts, inz. Werkgroep Maas en Waalse Geslachten banknummer 13 54 31 042, onder vermelding 'Kwartierstatenboek'. Bij overschrijving via bank op bank moet in de kolom 'betalingskenmerk' om administratieve reden ook Uw naam en adres vermeld worden. Het boek kost f 39,50 en voor toezending per post dient f 5,50 extra te worden betaald. Meer i nformatie is verkrijgbaar bij de heer Arts te Wijchen: tel. 08894-16247. Het boek is ook afhaalbaar op het Streekdocumentatiecentrum op de gebruikelijke woensdagmiddag (zie openingstijden achterzijde van dit tijdschrift). LIMBURGSE GENEALOGISCHE CONTACTDAG

Op zaterdag 22 september a.s. organiseren de beide Limburgse afdelingen van de N.G.V. hun eerste Limburgse Genealogische Contactdag welke wordt gehouden in het Cultureel Centrum de Oranjerie te Roermond: Kloosterwandplein 12-16. Aanvang 9.30 uur. Meer informatie is verkrijgbaar bij de heer H.A.F. Beulen te Heerlen, tel. 045-416920, na 18.00 uur.

8

Het Gelders Oudheidkundig Contact heeft samen met de Culturele Raad Overijssel een cursusboekje uitgegeven. In dit boekje wordt het cursusaanbod voor de regionale historici en museummedewerkers in Gelderland, Overijssel en Utrecht op overzichtelijke wijze gegroepeerd. Door deze gemeenschappelijke publikatie worden cursisten in staat gesteld een keus over de provinciegrens heen te maken. In de brochure worden dertig cursussen en studiedagen beschreven, verdeeld over de hoofdstukken Musea en Geschiedbeoefening. Onder de categorie Musea zijn onder andere opgenomen cursussen registratie en documentatie, behoud en beheer en interne communicatie. Onder het hoofdstuk Geschiedbeoefening worden onder andere vermeld cursussen oud schrift, genealogische bronnen, historische geografie, marken in Oost-Nederland, een cursus computer en geschiedenis en studiedagen Wederopbouw in Gelderland na de Tweede Wereldoorlog. Het Cursusoverzicht is gratis verkrijgbaar bij het Gelders Oudheidkundig Contact, Postbus 359, 7200 AJ Zutphen, tel.: 05750-11826, bij de Culturele Raad Overijssel, Jacob Catsstraat 25, 8023 AE Zwolle, tel.: 038-537527 en bij de Federatie Stichts Cultureel Erfgoed, Mariaplaats 23, 3511 LK Utrecht, tel.: 030343880.


vaandrig. Die lui kijken natuurlijk voornamelijk naar de motoren! En zo was het ook! Met verbazing zagen ze onder de motorkap-

pen de als nieuw uitziende motoren en hadden alleen maar goede woorden voor de chauffeurs over. Het drietal officieren, dat de inspectie kwam doen, dacht dat de jongens alleen maar voor de bovenkant van de motoren belangstelling hadden en wellicht de rest, die toch aan het gezicht onttrokken was, maar lieten zitten

De heren-inspecteurs kropen toen onder de auto's (het was geen gezicht), die mannen onder de wagens liggend, in de sneeuw en de modder!), bekeken de motorblokken nauwkeurig van onderen en ... moesten constateren dat ze er ook daar verzorgd uitzagen. Bij hun vertrek complimenteerden zij de chauffeurs voor hun zorg voor de auto's. De jongens voelden zich zeer gevleid en de dag kon voor hun niet meer kapot. Enkele dagen later meldde de luitenant Borg zich per telefoon. De vaandrig nam aan en hoorde een korzelige luit. vragen: 'of hij (de vaandrig) niet lekker was om in Dreumel petroleum te halen voor de auto's. Hij wist toch dat alles, dus ook petroleum, betrokken moest worden via Leeuwen. Nu was daar een rekening door de staf ontvangen, die dus extra aan een particulier moest worden betaald . . . " De vaandrig plofte bijna toen hij dat gezanik over die paar liter petroleum hoorde. In plaats van een woord van waardering voor zijn chauffeurs kreeg hij dit op z'n brood .. . De vaandrig antwoordde: 'Luit. toen U bericht gaf dat er inspectie zou komen, wist ik niet of dat over een half uur, een uur of over anderhalf uur zou zijn. Er moest nog veel gebeuren: de auto's opstellen hierbuiten en de chauffeurs de auto's inspectiegereed laten maken. Ik heb in het dichtstbijzijnde winkeltje een paar liter petroleum laten halen, die kon ik natuurlijk niet meer via Uw bureau laten halen, met de kans dat dat helemaal geen petroleum in huis had. De inspectie was om tien uur. De jongens hebben hun uiterste best gedaan om goed voor den dag te komen. De auto's zagen er onberispelijk uit. Zij kregen een compliment

van de inspecteurs. Dit geldt ook voor de staf, U weet nu dat U in Dreumel een goede troep hebt zitten waar ook U trots op moogt zijn! Ik hoop dat U kunt billijken dat ik de schoonmaakvloeistof, die kost maar een paar centen, hier heb laten halen.' De luit. bond in: 'Nou da's goed dan. Ik zal de petroleum betalen'. In Naarden waren voor drie dagen schietoefeningen gepland. Een stuk van de 156e zou ook deelnemen. Aan de ene kant vonden de jongens het wel leuk om mee te mogen gaan, aan de andere kant was het geen pretje om in de barre koude die 150 km te rijden. De luit. en de vaandrig zouden elkaar afwisselen. Eerst ging de luit., dan de vaandrig en dan weer de luit. Van deze afspraak kwam niets terecht. Vlak voor de tocht meldde de luit. zich ziek. Nu moest de vaandrig gaan, de tweede dag sergeant Rientjes en op de derde dag weer de vaandrig. Met een geselecteerde bezetting reden ze naar Naarden. Ze hadden pech. De oefening werd al spoedig afgelast, toen bleek dat het vliegtuig met de manche (sleepzak) daarachter (het doel!), door de laaghangende wolken op 500 m. vliegend, niet kon worden waargenomen. Er hing een behoorlijke mist ook nog, en tot overmaat van ramp, waren op het IJsselmeer, dat bedekt was met ijs, tientallen mensen aan h e t . . . schaatsen. Op een schot in de lucht, dat een harde knal gaf, reageerde niemand. Wachten tot de mist en de zware wolken waren opgetrokken en ze het vliegtuig wĂŠl zouden kunnen zien, had geen zin. Voor de groep uit Dreumel zat er niet veel anders op dan huiswaarts te keren. Hetgeen ze toen ook maar deed! Grensoverschrijdingen door Duitse vliegtuigen waren, zo gingen tenminste de verhalen, niet van de lucht. Daar zou de batterij toch eerst eens wat aan proberen te doen! Na ampele overwegingen werd besloten, dat de batterij in het grensgebied stelling zou nemen. De manschappen werden op een avond opgetrommeld, de batterij tot aJfrnars gereed gemaakt en daar vertrok de troep in z'n geheel naar Eist (bij 25


Nijmegen). Op een weiland langs de straatweg naar Arnhem werden de stukken in stelling gebracht en de overtollige soldaten (de wacht bleef uiteraard achter) mochten in een café tegenover het stellingterrein zich wat zien te vermaken. De volgende morgen vroeg was iedereen bij de vuurmonden aanwezig, wachtend op die grensoverschrijdingen, die nu dan maar

moesten gebeuren. Er gebeurde niets! Na nog een poosje wachten besloot de commandant maar weer op te breken en naar Dreumel terug te keren. Aldus geschiedde. Een paar uur later stond de 156e weer op haar oude stekkie in de Bieskamp! LICHTSIGNALEN Tijdens de wintermaanden is Dreumel, zoals waarschijnlijk ook de rest van Nederland, in

de ban geweest van het fenomeen 'lichtverschijnselen'. Wat daaronder precies verstaan moest worden, is nooit duidelijk geworden. Er waren geruchten ... en nog eens

geruchten... en vele vragen: waaruit bestaan ze . . ? Wie zendt ze uit. . ? Voor wie zijn ze bestemd . . ? Welke betekenis hebben ze . . ? Zijn het stralen hoog in de lucht schijnend,of

bestaan ze uit lichten op de grond waarneembaar, die aan en uitgaan met kortere of langere onderbrekingen, zoals dat met morsetekens het geval is? In de krant werd er aandacht aan geschonken en ook de radio zou zich niet onbetuigd

hebben gelaten de schrik onder de mensen door geruchtenverspreiding te helpen vergroten. De lichtverschijnselen werden in verband gebracht met vijandelijke activiteiten; ze zouden berichten of boodschappen inhouden . . ! De batterijbezetting bleef niet voor de geruchten gespaard! Sommigen van ons wilden daar het hunne toch wel eens van weten en trokken op onderzoek uit. Met z'n tweeën of drieën gingen de mannen van de batterij op pad in de hoop persoonlijk ook eens zo'n verschijnsel waar te nemen. Op een punt, ver van de batterij gelegen, werd in de barre kou, terwijl het gehele gebied onder een dikke sneeuwlaag bedekt lag, post gevat en tijdenlang in de verte en in de lucht getuurd ... en warempel . . . dan

26

nam men in de verte meerdere malen een straal waar, die vertikaal naar omhoog scheen, even in die richting bleef schijnen en dan naar links waaierde... en dan uitdoofde. Kortere of langere tijd later werd wederom een dergelijk verschijnsel gezien. Op een stafkaart werd een lijn getrokken vanaf het observatiepunt naar de plek, waar de stralen te zien waren geweest. Soms verscheen opnieuw een dergelijke straal,

maar deze waaierde dan voor de variatie naar rechts naar omlaag en verdween vervolgens uit het gezichtsveld. Na deze waarnemingen werd een ander observatiepunt gekozen. Dan werd, wanneer men weer getuige was van het lichtverschijnsel, nogmaals een lijn getrokken naar het punt waar ditmaal het verschijnsel was opgetreden. Vervolgens slopen de onderzoekers naar de buurt van de kruising der lijnen ... en kwamen tot de teleurstellende ontdekking, dat de stralen werden veroorzaakt door de koplampen van auto's, die daar ter plaatse van een laaggelegen weg een dijk opreden, en vervolgens naar links dan weer naar rechts afsloegen. De straal, gevormd door de koplampen, waaierde derhalve naar links of naar rechts, afhankelijk van de rijrichting van de auto! Waren de auto's op de weg op de dijk aangekomen, dan verdwenen de stralen, want dan schenen ze weer horizontaal ... en verdwenen daardoor dus uit het gezicht van de waarnemers. Tijdens een andere speurtocht zag men in de verte een licht, dat ontstoken werd. Even later ging dat uit. Na geduldig wachten en turen kwam daar weer dat licht, dat, na kortere of langere tijd ook weer uitging. Dat was toch wel heel merkwaardig. Wat zou daar achter zitten? Soms bleef het langer aan en ging dan uit. Soms bleef het maar kort branden . . . Voorzichting liepen de mannen in de richting vanwaar het'lichtsignaal' kwam. Ditleek toch duidelijk op een 'lichtsignaal'. Of niet soms . . ? Dichterbij gekomen onderscheidden ze in de duisternis een silhouet van een boerderij. Nader onderzoek en inwinning van informatie bracht de oplossing: wanneer in de


boerderij iemand naar bed ging, ontstak hij/ zij in de slaapkamer voor kortere of langere tijd het licht en draaide dit dan weer uit. Kwam er later weer iemand die ging slapen, dan gebeurde hetzelfde: licht aan... licht uit ..! Ook dit raadsel was voor de onderzoekers hiermee opgelost. Andere lichtverschijnselen hebben ze nooit waargenomen. Bestonden die 'lichtverschijnselen', waar zoveel over gesproken werd, eigenlijk wel? De batterij mensen geloofden er niet meer in. Een of ander 'overspannen hoofd' had in de duisternis misschien eens een 'lichtverschijnsel' waargenomen, er geen verklaring voor kunnen vinden en het op zijn manier geïnterpreteerd, er vervolgens ruchtbaarheid aan gegeven en vanaf dat moment zijn die 'lichtstralen' een eigen leven gaan leiden, zo veronderstelden ze. Bij de batterij bezetting verflauwde de belangstelling voor het geloof in het verschijnsel na bovengenoemde waarnemingen al gauw. Na een poosje hoorde je er niemand meer over spreken en werd er in de krant weer eens gewag van gemaakt, dan bestempelden onze jongens dat, schouderophalend, met: onzin . . ! PAARDEKRACHT

Eens kwam ir. Bout van de artillerie-inrichtingen één van de stukken nazien. De correcteur van het kanon zat onbewegelijk vast. Op het stellingterrein was het één blubberboel, er lag sneeuw en het was ijskoud. Daar kon hij niet werken en hij wilde dat de vuurmond naar onze garage gesleept werd. De militairen moesten zich wel hoeden dat er geen sporen gemaakt werden, die zouden dan vanuit de lucht erg goed zichtbaar zijn . . ! De G.M.C.-trekker, onze Jumbo, werd ingezet om het karwei te klaren. Maar niks hoor: deze draaide zich bij het optrekken van de vuurmond zelf diep in de blubber, dat hij geen meter vorderde, ondanks de hulp van een paar potige soldaten, die batterijwacht verrichtten. Goede raad was duur. Toen kregen ze een ingeving: als we voor dit werk eens over een paar paarden konden beschikken! Soldaat Hartog, die zelf boer was en goed bevriend met de boeren uit de omgeving, werd opgedragen te proberen aan wat paarden-

hulp te komen. Hij ging weg en een halfuur later kwam hij terug met twee paarden, die gemend werden door de zoon van Seef Gerlach en boer Lagarde van de Oude M aas dij k. De dieren werden aan het werk gezet. Ze kregen het hard te verduren, maar met de nodige aanmaningen, vloeken en sakkeringen en hulp van de soldaten, gelukte het om het onwillige, weggezakte stuk op de boezemkade te krijgen. De G.M.C., inmiddels weer voor zijn dienst gereed, nam de taak van de paarden over en bracht de vuurmond naar waar het zijn moest. De poppenkast met de paarden had intussen een paar uur gevergd. De vaandrig gaf, uit eigen zak, 35 cent per persoon aan de bereidwillige helpers en dacht dat daarmee de zaak naar genoegen geregeld was. Enkele uren later lag er op zijn bureau een briefje. Tot zijn verbazing zag hij, dat het een rekening was van de heren Lagarde en Gerlach, die voor de geboden hulp ƒ 4.50 vroegen. Eerste reactie van de vaandrig: zijn ze nu helemaal be . . ? De luit., die de rekening zag, vroeg: Wat? Kosten die geleende paarden geld? Hij vond dat schandalig . . ! De vaandrig, gepikeerd dat de boeren met een vordering kwamen: 'we betalen geen cent, die hulp mogen ze ons toch wel aanbieden'. Hij liet sergeant Kuiper komen en vroeg hem eens met Gerlach te gaan praten. 'Zeg namens mij, dat ik het onzin vind!' Even later kwam Seef Gerlach aanzetten met de vraag of de vaandrig de rekening maar wilde verscheuren. Die was als grap bedoeld. Hij bood ook nog zijn verontschuldiging aan. Wanneer de rekening werkelijk als grap bedoeld was, dan hadden de helpende boeren er in ieder geval twee, de vaandrig én de luitenant, behoorlijk mee op de kast gekregen. NACHTELIJK UITSTAPJE Op 9 maart '40 zat de vaandrig in de cantine in Dreumel te kijken naar een voorstelling van O. en O. De spelers deden hun best de liedjes,

27


Een kanon is met ĂŠĂŠn wiel bij het inrijden van het batterijterrein van de brug gegleden en wordt er met vereende krachten weer op gezet.

28


schetsjes en conférences op het soldatenpubliek over te brengen. Een gezellig uur was voorbij, toen een kapitein van het Auto-bataljon zachtjes naar voren kwam geslopen, om de spelers niet uit hun concentratie te halen. Bij de vaandrig gekomen verzocht hij hem even mee naar de gang te gaan. D e vaandrig voldeed, eveneens voorzichtig lopend, aan dit verzoek en kreeg, buiten de zaal gekomen, de vraag om mee te doen aan een zoekactie. Er was in de omgeving van Dreumel een verdachte auto gesignaleerd. Vermoedelijk was die bijjachtenberg (of Jagtenberg?) geweest en dié stond bekend als N.S.B.-er. Mogelijk was er elders al op de wagen geschoten. Dat moest onderzocht worden. De verschillende wegen van en naar Dreumel moesten worden afgezet en passeerde de auto een der uitvalswegen van het dorp, dan moest deze worden opgebracht naar Dreumel. Aan de vaandrig dus de vraag of hij mee wilde zoeken. Hij moest dan sergeant Van den Boom, die inmiddels al gewaarschuwd was door veldwachter Leenders, op het batterijbureau ophalen. Samen moesten ze dan richting Rossum gaan posten en daar wachten of de auto misschien zou passeren. De wegen naar Wamel en Alphen zouden door andere militairen worden afgezet. De vaandrig wilde uiteraard zijn medewerking geven. Het kenteken van de gezochte auto was: M 56678. Pasop, je weet niet wie er in de auto zit of zitten. Neem zaklantaarns mee en ga gewapend, was het advies dat hij nog mee kreeg. De vaandrig reed snel naar de commandopost, waar Van den Boom met een geladen karabijn al op hem zat te wachten. Vlug de zaklantaarns gepakt en de revolver, toen gingen beiden op stap. Het verhaal indachtig, dat bij een dergelijke opsporing onlangs door inzittenden, die aanvankelijk achter de voorbank verborgen zaten, op de aanhouders was geschoten, reden de beide mannen aan het eind van de Oude Maasdijk richting Rossum. Eerst een stuk over een kronkelende dijk, dan boog de weg rechtsaf landinwaarts naar omlaag. Daar was een lang stuk rechte weg dat bij Bato's (steenfabriek!) links af sloeg. Bij die bocht

was een goede plek om de auto met de neus richting Dreumel te parkeren. Toen ze een uur hadden gewacht en uitgekeken naar de dijk, verschenen daar drie auto's. Soms verdwenen de lichten even uit het oog, dan waren ze daar weer en dan verdwenen ze (bochten in de dijk!) enz. Toen de auto's de dijk afreden kwamen ze recht op de mannen af. Van den Boom liep de auto's tegemoet, met zijn lantaarn sommerend om te stoppen. Toen ze stil hielden stond de vaandrig tegenover de sergeant, maar aan de andere zijde van de auto's. Toen de inzittenden de vaandrig herkenden, klonk vrolijkheid uit de wagens. 'Maar... U zat daarstraks nog in de zaal'. Het waren de spelers van O. en O. die in Dreumel hadden opgetreden. De vaandrig herkende de troep meteen. Er werd nog wat gepraat en gelachen, toen vervolgden de spelers hun weg. Daarna brak het saaie wachten weer aan. 'Hoe lang worden wij geacht hier te staan', vroeg de vaandrig aan zijn metgezel. Deze wist het ook niet. Tegen half elf verscheen in de verte op de dijk weer een auto. De mannen keken gespannen toe. Weer dat verschijnen en verdwijnen van het licht en toen kwam de auto recht op hun af. De vaandrig startte zijn commando-auto en kwam richting auto, die op het stopteken van Van den Boom stilstond. Toen liep deze, schijnend met de lamp op de auto, eerst vóór bij de kap, bescheen hij de nummerplaat. 'Dit is 'm', zei hij tegen de vaandrig, die de rechterkant van de auto was genaderd, z'n hand aan de trekker van de revolver, die hij los in de zak van z'n overjas droeg. Hij hoorde de sergeant even door het zijraam van de auto met de bestuurder praten. Tevoren hadden de beide mannen zich ervan overtuigd, dat er behalve de bestuurder geen andere inzittenden waren (ook niet weggedoken achter de voorbank!). De sergeant opende het rechter zijportier naast de bestuurder en stapte in de auto, die zich direct daarna in beweging zette om te keren. Toen reed de auto de weg die hij gekomen was, richting Dreumel. De bestuurder had hij gevraagd hem naar het dorp te rijden, waar hij dringend naar toe moest. Wat de chauffeur gedacht moet hebben toen

29


TIJ ^omoatrni' 3 Luchtdnplaiitrail'-suï'S. 156a

3t.Lu.A.

-, -

Rapport.

On Zaterdag 9 Maart 1940 das avonda te 22.00 kwam de veldwachter Leenders aiJ in m>n kwartier halen en dealde mij jtiJV •

mede dat hij bij Jacht-nberg te Moordhulzen een verdachte auto ( M 58678,eigenaar Hendrik» alt Hedel ) voor £• deur h»d ---• .. \ #rv • "'•".

zien staan. Ik begaf mij naar het Bt.Bureau, waar na overleg besloten werd, dat vdg.Hanilton en ik op de wog tuaschen jOreumel en Rossum genoemde vagen zouden aanhouden. We

. „•..-.

/.r

.. p= • •-•' •-.

•plaatsten -Ie sommandnwagen on de zijweg naar Bato'a 'erf «a • —•— ...

..•- ••'.' .-;'•-' <•<

hielden verschillende vagena aaa. Om ongeveer 22.30 verscheen ->;-7 'Ar

••

T^-: • •-••

bovengenoemde wagen. On de verdachte» wagen goed teraknnnen -,

...

.. - ; , . . - .

Tr

onderzoeken stapte ik in en verzocht de chauffeur naar Creumel ps.

• v;-'- '

te rij een, waar ik zei de eec spoed boodnchap te ia«* •oetair dban.. •>. : .. • .

' . .-

.•

V<,*>**>itfMi^!';

Bij. de wa'oht Van 3 - V Au t. Ba t. aangekomen liet ik nem; -stoppen. : ; : >u". .

' -v

.

Ik deelde hem mede dat ik even a'n sending moeat volbrengen •a .

-'i' . .

en zijn wagen misschien nog nomlig had. Mij wachtte in de waoht

.-».- •

.-•'- n.

en ik onderzocht inmiddels de verdachte wagen.De veldwachter» ea lt.de Vrl'ea a»rive«rrlen tnrwid-l ik hiermede bezig waa. Aan of * '••'•• •• • '-*• in de wagen werd nleta verdachts gevonden zoodat ik hem weer

moest laten vertrekken.

4*1

1 J

•••«•..:"

Veldleger, 13 Maart 1940.

" "7:2 r.

d*/. JoA^ori. G\'JQ/U.; ob*+.~2><>«/n-

30


hij aan zijn verzoek voldeed, weten de mannen niet. Hij moet de vaandrig met zijn commandowagen toch óók gezien hebben. Met normale gang reed de auto naar het centrum van Dreumel, naar de cantine. De vaandrig volgde op korte afstand. Hier werd de bestuurder binnen op 'n bank gezet, terwijl de auto van binnen en van buiten werd nagekeken. Niets abnormaals te vinden, met name geen kogelgaten in de carrosserie of materiaal waarmee lichtverschijnselen zouden kunnen worden gegeven. De man bleef rustig wachten. Toen het onderzoek niets had opgeleverd, mocht de bestuurder weer in zijn auto plaatsnemen en vertrekken. Dit betekende het einde van een speurtocht naar een verdachte wagen. De sergeant en de vaandrig reden naar hun kwartieren (het was inmiddels 11.30 uur geworden), een illusie, om een belangrijke vondst te doen, armer, een ervaring, hoe het voelt op een verdachte auto te jagen, rijker . . .

succesvol einde zou brengen en in de enorme troep, die er op dat moment in de commandopost van de batterij heerste, aardig orde wist te scheppen. 'Es kijken, oh hier een bon voor 60 liter voor jou Dijk, voor de IV-O-IV. Ritsema voor de 10665. Zorg ervoor dat je de hekken van de wagen niet verliest. Laat ze anders maar hier. Jij gaat dus in Leeuwen kolen halen. Weetje waar je zijn moet?', vroeg de vaandrig. 'Jawel vaandrig, achter bij de fourier, kan ik gaan?', vroeg de chauffeur. 'Wacht even, neem deze brief mee voor de kapitein'. 'Ford voor de 339 krijg je 40 liter. Jij haalt daarna Van der Heijden en Huysmans op en rijdt met hen naar de stelling. De loop van stuk 4 wil ik in de garage hebben. Pas op bij de brug en neem dekzeilen mee, dat er geen zand in de projectielkamer komt.' 'Ik zal er voor zorgen', zei de soldaat. Hakkenklakkend verlieten de mannen het bureau en even later sloegen buiten de motoren aan. Wagen voor wagen jakkerde voorbij het kleine bureau en zonder te kijken wist de vaandrig precies welke auto voorbij EEN UURTJE OP HET reed. Hij kende zijn wagens aan het geluid BATTERIJBUREAU van de motor. Spoedig was er niets meer te Zoals gewoonlijk was het druk op het bureau horen dan het eentonige getik van de van de 156e batterij luchtdoelartillerie. De vaandrig, waarnemend batterijcommanmachine in de hoek. dant, zat achter het bureau en was bezig 'Nou maar 'ns kijken wie d'r nog allemaal soldij moeten krijgen, je kunt de lui zelf benzinebonnen in te vullen. De chauffeurs van die wagens stonden fluisterend bij de achterna sjouwen om ze hun geld te geven, anders zit ik daar volgende week nog mee te deur op hun beurt te wachten om de bonnen in ontvangst te nemen. Ze moesten de kijken. Een stelletje ongeregeld is het hier. wagens eerst voltanken, alvorens ze er op uit De ene helft zit op wacht, de andere ligt te gingen om hout en kolen te halen, enz. pitten en de rest is met verlof of slingert met Getankt moest worden bij Salet op de hoek de wagens naar Zaltbommel, Tiel of Leeuvan de Oude Maasdijk. In de hoek aan een wen of weet ik waar heen.' oude werktafel beukte sergeant Braun op de Het was tegen de sergeant-van-de-week oude en aftandse schrijfmachine, die van de Braun, dat de vaandrig, zonder enige reden staf in Leeuwen in bruikleen was gekregen. overigens, aan het uitpakken was. Hij had niet veel succes, want de man was geconcenGrote vellen papier lagen over de tafel treerd bezig en liet z'n chef maar raaskallen. uitgespreid. Hij stelde verloflijsten samen. Hij vond dat een pokkewerk, maar was er 'Ja', zei hij op een gegeven ogenblik. Dat sloeg dan misschien nergens op, maar 't gelukkig bijna mee klaar. De telefoonwachtduvelstoejager, soldaat klonk vast beter dan maar te blijven zwijgen en misschien hield de vaandrig dan wel eens Bronkhorst, in z'n normale doen chauffeur van de commandowagen, hanteerde met op met z'n gezanik. Uit de kast haalde de verve stoffer en blik en men kreeg waarlijk de vaandrig een geldkist te voorschijn en een dikke map met allerhande paperassen. 'Daar indruk dat hij de strijd tegen de stof- en zandhopen in het commandohok tot een krijg je nu niet bepaald gauw inzicht in',

31


vond ie. De een krijgt zoveel, de ander een paar cent minder of meer', en tot overmaat van ramp vroegen de soldaten dan meestal ook nog, waar ze groot gelijk in hadden, hoe het nu weer zat met hun centen. Er waren er altijd wel een paar bij, die geen wachtgeld kregen. Die drie cent meer en de grotere verschillen zaten hem meestal in het aantal dagen verlof in de afgelopen week genoten, dat scheelde dan weer in het aardappelschilloon, dat betaald moest worden. Nauwelijks was hij met de geldcontrole begonnen, of de telefoon begon ongedurig te rinkelen en riep hem uit z'n werk. Dat kwam nog al eens voor op de commandopost en ofschoon een telefoonwacht voorhanden was, gold de afspraak, dat deze zich niet met de telefoon zou bemoeien wanneer ĂŠĂŠn der onderofficieren, de vaandrig of de luit. aanwezig waren. 'Hier Richard 24', zei de vaandrig. 'Jawel, die is thuis, hoezo? Ach! Nou mooie boel is dat. In orde, ik zal hem direct sturen. Ja, daar kunt u op rekenen .. . Ja, onmiddellijk kapitein.' Met een plons kwam de hoorn op de haak. 'Het autobataljon vraagt onze hulp. Of we de G.M.C.-trekker willen sturen met een paar stevige kabels. De verlofgangersbus voor Zaltbommel is in een sloot gegleden en ze hebben geen takelwagen. Die staat in Den Bosch! Fraaie zaak hebben we toch. Behalve op vliegtuigen jagen houden we er ook nog een bergingsbedrijf op na.' 'Moeten ze 'm nu direct hebben, vaandrig', vroeg Bronkhorst. 'Ja, en nu is me dejumbo met Dijk op sjouw. Ga vlug met de 10706 naar Salet, daar is ie nog wel aan het tanken en laat hem direct richting Zaltbommel rijden, dan ziet ie vanzelfwaar ie zijn moet. Neem jij de kabels voor hem mee. Verdere hulp is niet nodig. De bus zit vol mensen!', antwoordde de vaandrig. Paul Bronkhorst vloog weg en nog geen minuut later gleed de co-wagen over het glibberige dek richting Dreumel . . . HOOG BEZOEK EN EEN BLUNDERENDE BATTERIJ-OFFICIER

Op een morgen kondigde de luitenant Borg aan, dat 's middags de Brigade Commandant, de kolonel Lucardie, een bezoek wilde brengen aan de batterij!

32

Er kwam dus werk aan de winkel. De stukken werden inderhaast schoon gemaakt door de geschutsonderhoudsmensen Van der Heijden en Huysman, de voorraad projectielen geordend en netjes onder de dekzeilen geborgen en de batterijwacht aangezegd, dat ze zich tijdens het bezoek vooral keurig moesten gedragen . . . De vaandrig wilde goed voor de dag komen, trok zijn beste pakje aan, was tijdig in de stelling aanwezig, wachtend op het bezoek. Het tijdstip van aankomst was niet vermeld. In de loop van de middag verschenen op de kade een drietal militaire commandowagens. Ze stopten bij de dam, die toegang gaf naar de stelling. Een aantal officieren, voor de vaandrig merendeels onbekende heren, stapten uit en kwam naar de stukken. Kapitein H ooiboom en de batterijcommandant vergezelden het gezelschap. De vaandrig liep het gezelschap tegemoet en toen dit tot op korte afstand was genaderd, meldde hij zich, zoals hij dit op de school had geleerd. Stram in de houding en saluerend zei hij zijn rang, naam en funktie. Toen hij de saluerende hand naar beneden had gebracht stak hij deze ter begroeting van de kolonel uit, die hem tot een meter afstand was genaderd. De kolonel Lucardie negeerde (en terecht!) de uitgestoken hand... Toen zei kapitein Hoolboom, de compagnies commandant: 'Vaandrig, wilt U de kolonel uitleg geven over de vuurmond!' 'Graag kapitein', antwoordde de vaandrig en vergezelde het gezelschap naar het dichtst bij staande kanon 4 tl. Staande op het platform van het stuk begon hij zijn verhaal, dat hij al honderden malen tijdens instructies aan soldaten en chauffeurs had afgedraaid: dit is een 4 d vuurmond, kaliber 4 cm., d staat voor tegen luchtdoelen ... en wees op de handles voor kaarthoek en elevatie en de correcteur, nadat hij verteld had, dat de bezetting van een vuurmond uit zeven bedieningsmanschappen bestond en uitgelegd had hoe het met de signaallampjes zat, die boven de ogen van de stukscommandant (tevens afvuurder) zaten en die gingen branden, wanneer de kaarthoek en de elevatie-bedienden beiden gericht waren, enz. enz.


De richten, zittend achter de kaarthoek en elevatievizieren. Bij de functie van de lader gekomen vertelde keek, incasseerde stralend het compliment. De vaandrig maakte toen ongevraagd de hij hoe de laadhefboom omlaag werd geduwd om een houder met vier projectielen opmerking: 'Ja kolonel en dat hebben we te danken aan het fantastische werk van onze in het magazijn te zetten. De vaandrig, met een houder van vier projectielen in de hand, geschutsonderhoudsmensen Huysmans en zei toen: 'en dan poten we de projectielen..' Van der Heijden', in de hoop dat de Brigade Kapitein Hoolboom onderbrak hem met commandant de beide soldaten bij zich zou 'Wilt U niet van die onparlementaire woorroepen en een pluim zou geven. Deze den gebruiken . . ? reageerde niet en liet de opmerking van de De vaandrig stamelde: 'Eh ... oh pardon', vaandrig voor wat die was, nam afscheid en terwijl hij zijn hersens in een fraktie van een vertrok met zijn gezelschap richting comseconde pijnigde met te denken welk woord mandowagens, die op de Boezemkade stonden! De vaandrig had veel om over na te hij dan moest gebruiken. 'Poten' gebruikte hij namelijk altijd bij zijn instruktie. En dan denken: die hand, die geweigerd was . . . dat brengen we? Nee, dat is niet goed. En dan... 'poten' van die projectielen ... en de (daar had ie een naar zijn mening beter opmerking over zijn voortreffelijke gewoord gevonden) plaatsen we de houder met schutsonderhoudsmannen . . ! projectielen in het magazijn', vervolgde hij Een mens is nooit te oud om te leren ... en zijn uitleg. Het gezelschap was verder zijn leven lang stak hij, wanneer hij voor een tevreden met de uitleg en praatte nog even meerdere of hogergeplaatst iemand stond, na. Toen zei de kolonel tegen luitenant nooit meer als ĂŠĂŠrste zijn hand uit bij een Meijster: 'Uw kanonnen zien er prachtig begroeting . . ! verzorgd uit. Mijn complimenten.' De luitenant, die nooit naar de vuurmonden omUit de dagboekaantekeningen van de vaan33


drig citeren we: 'Op 9 april '40, de dag waarop Duitsland Noorwegen binnenviel, werd voor alle zekerheid het verlof van de soldaten ingetrokken. De toestand was critiek geworden door de buitenlandse verwikkelingen en de wending, die er in de politieke wereld had plaatsgegrepen. De 156e batterij luchtdoelartillerie, waarbij ik als batterij-officier was ingedeeld, lag in Dreumel in stelling. Sinds 18 november '39 hadden wij ons aldaar genesteld en beschikten over 'n klein hok, dat als batterijbureau dienst deed (bij Van Sommeren, Oude Maasdijk te Dreumel). De batterij commandant de heer Meijster was met verlof en zou de volgende dag terugkeren. Ik zwaaide toen de scepter en was verantwoordelijk voor 't wel en wee van de batterij. 's Middags werd door de radio mededeling gedaan dat voor bepaalde onderdelen der krijgsmacht de verloven moesten worden ingetrokken. Bij ons mochten 's middags Van der Heijden, Kruize en Jouwstra met verlof gaan. Van der Heijden zou thuis een bruiloft bijwonen en verheugde zich daar reeds lang tevoren op. De knaap had niemand meer op de wereld en woonde bij een voogd in. Ik belde na het radiobericht de commandopost in Leeuwen. Wij, 156e batterij, waren administratief ingedeeld bij de 6e compagnie luchtdoelmitrailleurs, zodat wij daarvan eten en soldij ontvingen en de kapitein compagnies commandant (Hoolboom) ook mijn indirecte commandantwas. Dat wij zo afhankelijk waren, heeft ons vaak onaangenaamheden bezorgd, die voorkomen hadden kunnen worden. Over de vraag of onze jongens al of niet met verlof mochten, bestond nog geen zekerheid. Het werd wel de hoogste tijd de lui naar het dorp Dreumel te laten brengen, waar de bus wachtte om hen naar Zaltbommel te vervoeren. Tegen drie uur kwam toestemming om ze te laten gaan! Ik liet direct 'n vrachtauto voorkomen en de mannen konden vertrekken. Om 3.15 uur, toen ze weg waren, rinkelde de telefoon: 'Wil je de lui terug halen! Voor de luchtdoelartillerie is het verlof inderdaad ingetrokken. Zo luidde het laatst ingekomen bericht'. 34

Ik had behoorlijk de pest in om zélf de lui

terug te roepen, maar deed het toch maar en reed naar het dorp. In de bus zaten de verlofgangers van Dreumel: allemaal soldaten van de motordienst en 3 van de luchtdoel.

Alleen de luchtdoelmensen moesten uit de bus komen, de rest kon blijven zitten . . ! Ik voelde weer eens heel duidelijk hoe wij, luchtdoelmensen, altijd 't haasje zijn, wanneer er een vuiltje aan de lucht is. Waarom allen niet over één kam geschoren en van iedereen het verlof ingetrokken? Bij een plotselinge inval van de vijand moet de luchtdoel wél paraat zijn, maar de andere onderdelen niet? Dat ging boven mijn pet. Nog zie ik die teleurgestelde gezichten van onze jongens voor me! Vooral Van der Heijden had het er kwaad mee. Ze hadden echt de smoor in. En terecht ja.. .'dienst gaat nu eenmaal voor het meisje' en zo was dat ook nu, en ik kon het ook niet helpen. Thuis gekomen bij de kwartieren bleek de stemming hopeloos. Ook de sergeanten waren niet te spreken. Zelfwas ik de laatste weken ook niet meer met verlof geweest, omdat we onlangs nog twee dagen naar Eist moesten met de batterij (beletten dat er schendingen van het luchtruim boven ons grondgebied aan de grens zouden plaatsvinden). Om ongeveer 5.00 uur belde de kantonnementscommandant, kapitein Van Mechelen, op en deelde het volgende mede: al het personeel consigneren in de kwartieren en voertuigen laden ... Ik vroeg me af: hoe zit dat met ons? Wij zitten hier toch in een vaste stelling en hebben toch niets met bevelen, die waarschijnlijk voor de veldartillerie bestemd zijn, van doen? Ik vroeg informatie aan de commandopost in Leeuwen (Ie luit. Borg) en vernam van hem dat we rustig hadden af te wachten en voorlopig niets moesten ondernemen. Ik achtte het desondanks raadzaam onze auto's voor een eventuele mars in gereedheid te laten brengen en voelde uit het gesprek met de heer Borg, dat hij mijn opvatting deelde! Direct daarna gaf ik mijn mensen opdracht de auto's te controleren: tanken, water


ren vast wel wat bekoeld zijn, hoopte hij. De luit. vroeg mij waarom ik alle auto's Toen aan mijn opdracht was voldaan, liet ik buiten had gezet. Ik vertelde hem over de de wagens in colonne voor het batterijzaken, die zich die middag hadden afgebureau plaatsen en maakte alvast een schespeeld en de telefoontjes, die ik had gehad en dat ik daarom onze batterij (zonder vuurma voor hoe straks, wanneer we mรณesten monden uiteraard) vast voor vertrek in opbreken, de werkverdeling moest zijn, om gereedheid had laten brengen. Met afkeuzo vlot mogelijk te kunnen vertrekken. Een stuk van de avond was met dit voorbering in zijn stem kreeg ik te horen, dat het reiden gevuld. De sergeanten kregen ieder allemaal niet gemoeten had! hun opdrachten, 's Avonds kreeg ik nog Ik trok me van zijn opmerking niets aan en ging naar bureau. Ook de luit. kwam daar, meer idee van de stemming onder de mannen. Ik was op 'n gegeven moment bij evenals alle onderofficieren. Het liep tegen Kooymans in het eetlokaal en trof daar de elf uur en boven ons was een hels spektakel. weduwe aan. Zoals altijd maakte ik met haar Wiersma gebruikte niet te noemen uitdrukeen praatje. Even later was er 'n enorm kingen en had het als maar over z'n meid. De sergeanten Braun en Vervat keken vanuit kabaal van buiten en Jansen en Wiersma hun ooghoeken naar mij en gaven een kwamen, zo bleek, stomdronken, vloekend en lallend de eetzaal binnen. Vele andere knipoog. Alles bij elkaar vond ik de hele situatie wel een beetje komisch. We zaten mannen waren intussen ook in beschonken daar nog een tijdje half slaperig te wachten toestand geraakt alvorens zij de eetruimte op de dingen die zouden gaan gebeuren . . . betraden en het geheel vertoonde een aanblik van een lawaaierige bende. Er was Aanvankelijk leek het erop, dat we daar voor niets tegen te beginnen. De mannen kwamen niets zaten te zitten, maar om 12 uur zo uit de kroeg van juffrouw Vink en, rinkelde de veldtelefoon zeer vervaarlijk. nauwelijks binnen, kregen ze woorden onHier Anne 36, de luitenant Borg! Ja hier met der elkaar. Het draaide op een reuze vechtRichard 24, met Meijster! De batterij moest partij uit! Stoelen en tafels vielen om ons onmiddellijk tot afmars gereed gemaakt heen. Vrouw Kooymans schreeuwde soldaat worden en vertrekken naar de nieuwe oorWiersma toe, die ontzettende taal uitkraamlogsstelling in Puiflijk en daar in stelling gaan de. Bijna sloeg de kachel tegen de vlakte en juffrouw Kooymans geraakte in haar eigen De vaandrig had dus niet voor niets zijn huis tussen de deur bekneld . . . maatregelen genomen, dat gaf de commanIk deed alle moeite de dronkelappen bij hun dant wel toe. nekvel te grijpen en de straat op te smijten, Het bevel uit Leeuwen verwekte een hele maar dat lukte me niet. consternatie. Een batterij beschonken kerels, Enige hulp kwam later van de onderofficiedie net een beetje rustig begonnen te worden ren en na enige tijd werden Jansen en en nu de hele klim-bim tot afmars gereed Wiersma, de ergsten van het stel, over de moesten gaan brengen: in de nacht de modderige Oude Maasdijk naar hun kwarstukken uit het veld halen ... de munitie tier (boven het kleine batterijbureau) geladen, enz. en dat in beschonken toestand. sleurd. Ze waren nauwelijks op straat, of ik Gelukkig waren de mannen van de batterijhoorde de D.K.W. van de luitenant. Hij wacht nog fris . . ! Alles bij elkaar scheen het kwam naar aanleiding van berichten die hij een onmogelijke taak. Maar alles is mogelijk ook gehoord had, extra terug uit Rotterdam op deze wereld en we belandden in de loop en zag de hele rommelboel van zijn mannen van de nacht nog heelhuids in onze nieuwe aan. Hij deed er verder niets aan en vond het oorlogsopstelling aan de Puiflijksestraat! ook maar het beste de boel voorlopig op z'n beloop te laten. Een en ander was het gevolg (Wordt vervolgd) van het intrekken van de verloven, begreep hij en de volgende dag zouden de gemoedebijvullen, banden op spanning brengen, verlichting controleren, enz.

35


A. Vermeulen

De rituele moord in Appeltern (1900) Vervolg In nummer 63 van 'Tweestromenland' hebt U kunnen lezen hoe totale godsdienstwaanzin Mettinus Scherff er toe bracht zijn 41-jarige knecht Jan Brenkman in één slag morsdood te slaan. De duivel die vanuit Emma Levoir bezit genomen had van Brenkman, was nu definitief verslagen. Groot was het feest in de boerderij van Mettinus Scherff aan de Sluis in Appeltern op die gedenkwaardige zaterdag 3 februari 1900. Het psalmgezang werd alleen onderbroken door een vlugge hap krentebrood, het drinken van wijn en een paar uurtjes slaap. Eén der hoofdpersonen was Henri Spiering, de 'Blekke dominé'. Toen de politie hem op zondagmorgen arresteerde en de woedende menigte hem toeriep 'Gooi hem kapot' of'Verzuip hem', schreeuwde hij 'Ik ben de arme Heer Jezus, niemand kan mij iets misdoen'. ROOMSEN WOEDEND

Eerst in de loop van zondag 4 februari drong het gebeurde goed tot de bevolking door. Eenieder ging naar de Vroegmis of de Hoogmis en de moord 'bij dien stellen Protestant' zal heel wat meer onderwerp van gesprek zijn geweest dan het Epistel en Evangelie van de vijfde zondag na Driekoningen. Burgemeester G.W.L. Thompson van Appeltern liet reeds om 4 uur alle herbergen sluiten en verbood elke vorm van samenscholing. De huizen van o.a. Scherff en Spiering werden streng bewaakt nadat er al de nodige ruiten waren gesneuveld. Vooral de snel ter plaatse zijnde marechaussee zorgde er voor dat de meeste stenengooiers naar huis gingen. Toch werden er in de nacht van zondag op maandag bij veel Protestanten de ruiten ingegooid. De grootste onrust ontstond maandagavond toen niet alleen bewoners van Altforst, Appeltern en Maasbommel maar ook veel vreemden vernielingen aanrichtten aan de woningen van de secteleden. Aan de woning van ds. De Leeuw in Altforst werd voor meer dan 100 gulden vernield, vooral ook het huis van landbouwer Visser in Altforst moest het ontgelden, hier werden zelfs de opleggers op het dak vernield en gaten in de muren gestoten. Zo ging het ook bij Sonneveldt op 36

de Blauwe Sluis en bij de weduwe Levoir in Maasbommel. Manschappen van de marechaussee uit Nijmegen en Oss moesten de rust herstellen. Dinsdagmorgen pakte ds. De Leeuw uit Altforst zijn spulletjes bijeen en kon toen onder geleide van de marechaussee een veiliger heenkomen zoeken. Ook in Batenburg werd een samenscholingsverbod afgekondigd. De boerderij van de weduwe Scherff moest dag en nacht bewaakt worden. Een pogrom tegen de familie Scherff en hun sectegenoten was lang niet uitgesloten en burgemeester Van Hövel tot Westerflier moest enige malen persoonlijk ingrijpen om erger te voorkomen. Het feit dat de broers van Mettinus Scherff, die beiden bij de moord aanwezig waren, niet werden gearresteerd, zorgde in Batenburg voor veel onrust. Op last van officier van justitie bezoekt de arts dr. Ruysch, namens hem het gezin Levoir in Maasbommel. De jonge meisjes vertelden hem dat er grote dingen gebeurd waren. In het aanbrekende Duizendjarig Rijk zouden zij de wereld erfelijk bezitten, nu zij door 'de Koning' waren verlost van de duivel. Volgens dr. Ruysch waren ze hysterisch. Ook bezocht hij het huis van de moord waar de vrouw van Mettinus Scherff juist al het bloed had opgedweild en de blaaspijp waarmee de moord was gepleegd weer


keurig had schoon gepoetst. Ze overvoerde de dokter met bijbelteksten en ze was er heilig van overtuigd dat haar man weer spoedig thuis zou komen. Ook zij werd overgebracht naar een krankzinnigeninrichting. Toen de twee zoons van de weduwe Scherffuit Batenburg op de Wychense markt een drachtige koe probeerden te verkopen lukte dit niet omdat alle aspirantkopers zeiden dat het beest wel van de duivel bezeten moest zijn. Onder geleide van de politie en een scheldende volksmenigte keerden beiden terug naar Batenburg. Donderdag 22 februari vertrokken alle marechaussees omdat de rust scheen te zijn teruggekeerd. *• KOMT PROTESTANTS HEEREWAARDEN TE HULP?

Ondanks het vertrek van de marechaussee bleef het onrustig. Volgens de geruchten zouden er ook in Wamel en Druten aanhangers van de inmiddels beruchte secte wonen. Het hoofd van de Protestantse school van Appeltern had pastoor F.J.M. Lambermont gedreigd dat als de rellen tegen de Protestanten niet ophielden, de Protestanten uit Heerewaarden hun geloofsbroeders uit Appeltern te hulp zouden schieten. De pastoor was hierdoor niet verontrust omdat er ook al geruchten gingen dat in Yzendoorn een vijftigtal Protestanten het doden van hun plaatsgenoot wilden wreken op de Protestantse fanatici. ONGEWENST BEZOEK

Eind februari besloten een zoon en een dochter van de weduwe Scherff uit Batenburg hun eenzame schoonzus, de vrouw van Mettinus, te bezoeken. Nauwelijks waren ze in hun open tilbury herkend of honderden Appelterners, katholiek zowel als protestants, lieten hun werk in de steek en renden de straat op. De burgemeester en de veldwachter, W. v.d. Mooren, stonden machteloos. Onder een hagel van keien en stenen moest het bezoek al snel rechtsomkeert maken. Ook dat was niet gemakkelijk omdat de straat bedekt was met stukken hout en takkenbossen om de paarden te laten struikelen. Met bebloede hoofden keerden ze

weer terug naar Batenburg. In Appeltern werden die dag de herbergen reeds om 11 uur gesloten en een paar van de grootste onruststokers ingesloten. EEN WAARDIGE REACTIE VAN DE HERVORMDE GEMEENTE ALTFORST/ APPELTERN Ondertussen had de gevluchte ds. De Leeuw uit Altforst onderdak gevonden bij de godsdienstonderwijzer Van Meerten te Eist bij Rhenen. In een ingezonden artikel in de 'Stichtse Courant' verklaarde hij nooit gehoord te hebben over een in Appeltern wijd vertakte secte. Eerst na 25 januari, na de genezing van een zieke (een lid van de familie Scherff) had hij er wat van gehoord. Men begon te profeteren en allerlei wartaal uit te slaan. Vooral de 28-jarige Mettinus Scherff (de eigenlijke moordenaar) sprak over dwaze zaken. Trouwens deze Scherff was bij hem bekend als een man van een zeer geringe ontwikkeling. Volgens hem sloeg de algemene antipathie van de Roomsen niet alleen op de moordenaars maar op het gehele Protestantse deel der bevolking. Hij zag geen reden om zich als predikant terug te trekken en zou daarom, zodra het weer rustig was, terugkeren naar Altforst. C.G. Backer, stemgerechtigd lid van de Hervormde gemeente Altforst/Appeltern antwoordde hem via de 'Nieuwe Tielse Courant' als volgt: 'Ds. De Leeuw, die voor de volkswoede moest vluchten, spreekt onwaarheid als hij zegt van geen secte te weten. Zijn Eerw. heeft sommige van deze samenkomsten die vaak tot middernacht duurden persoonlijk bezocht. Hij noemde deze zelfs 'Onze Kring'. Het pleit niet voor zijn opmerkingsgave wanneer hij de enorme dweepzucht niet heeft opgemerkt. Ds. De Leeuw noemt M. Scherff nu onontwikkeld maar ruim twee jaar geleden heeft hij alle moeite gedaan om hem in de kerkeraad te krijgen en zijn benoeming tot kerkvoogd was grotendeels te danken aan de beĂŻnvloeding door ds. De Leeuw. Ook is er geen sprake van echte geloofshaat tussen Rooms en Protestant omdat tijdens de rellen bij geen enkel weldenkend Protestant schade is veroorzaakt' .

37


Het huis van Mettinus Scherf te Blauwe Sluijs. De Graafse Courant van 24 februari schreef dat bovenstaand stuk geschreven was op aanraden en medeweten van meerdere Protestanten uit Appeltern en omliggende dorpen. Letterlijk schreef de redacteur: 'Hoewel wij, katholieken, er met alle geweld tegen op gekomen zijn, het hebben bewezen dat hier geen geloofshaat bestaat, zo moeten wij het toch zeer in de Heer Hacker prijzen dat hij als Protestant ons openlijk van de aangewreven smet zuivert'. 'Sommige bladen schijnt het te spijten dat er geen geloofshaat bestaat. Men had dan nog eens op die 'domme onverdraagzame katholieken' kunnen schelden naar hartelust. Het vervolg van Dominees drijven kan geen ander zijn dan, dat hij hier zijn ambtsuitoefening onmogelijk heeft gemaakt'. De krant raadde hem aan het beroep uit Daarle en Daarlerveen (Ommen) maar vlug aan te nemen, in Appeltern had hij alle vertrouwen verloren.

38

KERKDIENSTEN IN HERVORMDE KERK APPELTERN HERVAT De eerste drie zondagen durfden de Protestanten nog niet samen te komen voor het houden van de wekelijkse kerkdienst. 25 Februari was het weer zover. Men liet de dienst leiden door de alom gerespecteerde Ds. A.A. Schouten, predikant te Wamel. Onder diepe stilte werd zijn predikatie aangehoord. De preek tintelde enerzijds van verontwaardiging en anderzijds van een diep medelijden. Als thema had hij gekozen Lucas hoofdstuk 23 vers 34: 'Vader vergeef het hen want zij weten niet wat zij doen'. In de loop van maart verschenen er van deze leerrede bij Campagne in Tiel twee oplagen. De prijs bedroeg 25 cent. Toen begin maart in de Hervormde kerk van Maasbommel een bijeenkomst gehouden werd waarbij ook Spiering, Dibbits en Visser aanwezig waren, werden de aanwezigen buiten opgewacht met ketelmuziek en door een dreigende menigte gevolgd. Dibbits uit Appeltern moest door twee agenten worden


beschermd. Ook Visser uit Altforst moest het ontgelden. Het hoofd van de Christelijke school van Appeltern werd omsingeld; hij besloot over het veer naar Megen te vluchten. Hij kwam niet verder dan het Maasbommelse veer huis waar hij zwaar bedreigd werd. Gelukkig lieten zijn achtervolgers hem gaan nadat hij hen een aanzienlijk bedrag aan dranktractaties had betaald. Ondertussen was de vrouw van Mettinus Scherff zover dat ze voortdurend zei het gebeurde in haar huis te betreuren en zelfs haar man was van zijn 'Ziekte' bekomen. BESLUITEN KERKERAAD APPELTERN Nadat de kerkeraad van de Hervormde gemeente van Appeltern en Altforst kerkelijke straffen had uitgedeeld aan de deelnemers aan de moord, tevens besloten tot een schrijven waarin hulde werd gebracht aan de burgemeester in verband met zijn zo beleidsvol optreden en waarin ook gesteld werd dat er volstrekt geen reden bestond om de woedeuitbarstingen van het volk als een blijk van godsdiensthaat te beschouwen. De pastoors uit de betrokken dorpen waren bereid deze brief te ondertekenen. Het classicaal bestuur van Nijmegen was het eens met het besluit van de Kerkeraad om de deelnemers aan de rituele moord te ontslaan uit hun kerkelijke bedieningen. VREEMD

Inderdaad heel vreemd doet het aan te lezen dat de Synodale kommissie op 5 juni de einduitspraak doet dat het ten laste gelegde onchristelijke levensgedrag met betrekking tot de notabelen J.W. Dibbits Sr., J. Visser en J.C. Scherff ten onrechte is gebeurd. De beslissingen van de kerkeraden van Appeltern en Batenburg en die van het classicaal bestuur van Nijmegen werden hierdoor vernietigd en de beide kerkeraden moesten alle gemaakte proceskosten op eigen rekening betalen. METTINUS SCHERFF, EEN MOORDENAAR OF EEN ONGELUKKIG LIJDER? De geneesheer-directeur van het Christelijk

krankzinnigengesticht Veldwijk te Ermelo

had intussen onderzoek gedaan naar de geestestoestand van Mettinus Scherff en zijn drie metgezellen in het Rijkskrankzinnigengesticht in Medemblik. In het maandblad 'Bethesda' zei hij: 'Wij menen, als oudste geneesheer in dienst der Vereniging voor Christelijke verzorging van krankzinnigen en zenuwlijders in Nederland, bevoegd te zijn, in deze een deskundig oordeel uit te spreken'. Hoogst persoonlijk had hij de patiĂŤnten onderzocht en hij was er vast van overtuigd dat ze totaal ontoerekeningsvaatbaar waren en dat men hen evenmin strafbaar mocht stellen als een typhuspatiĂŤnt die in hoge koorts zich uit een raam te pletter werpt en daardoor zelfmoord pleegt. Geen wonder dat de plaatselijke bevolking weinig vertrouwen had in de gevolgde rechtspleging, dit te meer omdat de dorpsbewoners die een aandeel hadden in de rellen die na de moord plaats vonden wel tot weken of maanden gevanggenisstraf veroordeeld werden. Zo werd H.A. v. D. uit Maasbommel vanwege zijn aandeel in de aangebrachte vernielingen door het gerechtshof in Arnhem veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf. In tegenstelling tot de boven aangehaalde bewering van de geneesheerdirecteur van het krankzinnigengesticht van Ermelo was de directie in Medemblik al gauw tot de conclusie gekomen dat de betrokken personen helemaal niet krankzinnig waren. Spiering en de gezusters Levoir werden al na drie maanden naar huis gestuurd. Mettinus Scherff heeft men waarschijnlijk wat langer vast gehouden. In alle geval niet langer dan tot februari 1901 toen hij een bezoek bracht aan zijn familie en sectegenoten in Batenburg, Appeltern en Horssen. In Appeltern hield het volk zich rustig toen hij doodbedaard naar zijn boerderij reed. Wel klonk hier en daar 'moordenaar, moordenaar'. Ook vroeg men hem of hij soms het bloed kwam opdweilen. Onrustiger werd het weer in Batenburg waar vier extra veldwachters opgeroepen werden. Doodbedaard begroette hij daar het publiek met vriendelijke gebaren. Samen met zijn moeder vertrok hij naar Almkerk bij Woudrichem vanwaaruit hij nog lange jaren als een heerboer de

39


Bosche veemarkt trouw bezocht. Spiering zocht met vrouw en vijf kinderen een veilig heenkomen in Valburg, terwijl de weduwe Levoir met haar dochters naar Rotterdam vertrok. VELDWACHTER W. van der MOOREN IN EEN MOEILIJKE POSITIE

De woede uitbarstingen van het gewone volk na de moord op Jan Brenkman bezorgden de plaatselijke politie veel extra werk dat niet altijd op de juiste wijze werd gewaardeerd. Wel had de minister zijn bijzondere tevredenheid betuigd t. o.v. de veldwachters W. v. d. Mooren en A. v. d. Pol, maar deze brief was nauwelijks binnen of onbekenden sloegen met een knuppel de ruiten van zijn woning aan de Tuut in Appeltern aan gruzelementen. In de zelfde nacht van zondag op maandag werd bij collega Sonderlo in Altforst de deur ingetrapt. Het feit

dat V.d. Mooren protestant was maakte zijn positie er niet gemakkelijker op. Zijn verzoek

aan G.S. zijn jaarsalaris van fl. 230.— met fl. 50.— te verhogen werd begeleid door een negatief advies van de gemeente omdat de

veldwachter volgens de gemeente een geheel onjuiste voorstelling van zaken had gedaan,

het ergste was nog dat hij schreef over 'vrouw en kinderen' terwijl hij geen enkel kind te verzorgen had. Toen G.S. toch besloot het verzoek van V.d. Mooren in te willigen ging

de Maasbommelse gemeenteraad in beroep bij de Kroon. V.d. Mooren had deze verhoging beslist niet nodig omdat hij behalve een

geheel eigen woning rond zijn huis ¥t bunder weiland, een boomgaard, wat teelland, en een moestuin had liggen. Wat er ook van zij, veldwachter Van de Mooren vertrok precies een jaar na de moord naar zijn volgende standplaats Ameide. OOK BURGEMEESTERS HADDEN HUN ZORGEN

Toen burgemeester Baron Van Hövell tot Westerflier van Batenburg tijdens een van de vele relletjes persoonlijk tussenbeide wilde komen, werden hem 'de schandelijkste scheldwoorden' toegeschreeuwd. Ondanks dat hij Katholiek was werden ook bij hem 40

De N.H. pastorie te Altforst, woonhuis van ds. De Leeuw. ruiten ingegooid. Ook moest hij de extra politiemensen die hij nodig vond voor de handhaving van de openbare orde gedeeltelijk uit eigen zak betalen. De sfeer in Batenburg vond hij dusdanig dat hij zich, na toestemming van de raad, in Malden vestigde. De burgemeester van Appeltern had een vordering op het Rijk van niet minder dan fl. 277,90. Gedeeltelijk bestond dit bedrag uit de kosten van het overbrengen der gevangenen naar Medemblik. Volgens G.S. ging het hier om vier krankzinnigen. De gemeente vond dat het hier ging om misdadigers en de overbrenging van misdadigers was niet voor kosten van de gemeente. Bovendien had de burgemeester de nodige reiskosten gemaakt en hij moest opdraaien voor de kosten van veldwachters die hij niet had gevraagd te komen. Zo trof hij op het moordterrein veldwachter V.d. Scheer uit Wamel aan met tal van collega's. In een schrijven aan de Commissaris der Koningin schrijft hij 'Met de hand op het hart en in volle waarheid


De N.H. pastorie te Altforst met links nog zichtbaar de N.H. kerk. verklaar ik dat ik rijksveldwachter Van der Scheer uit Wamel en al zijn bedoelde collega's op en om het moordterrein ontmoette, zonder te weten wie hen gezonden had noch wie de afzending gevraagd had.' Burgemeester Thompson zat bovendien met de moeilijkheid dat hij begin 1902 voor een periode van vijfjaren moest worden herbenoemd. Sinds het jaar van zijn benoeming in 1878 was dat altijd min of meer een proforma aangelegenheid geweest. Nu lag dat totaal anders. Zelfs van officiĂŤle zijde had hij gehoord dat zijn herbenoeming lang niet zeker was. Enkele openlijke vijanden hadden zich niet geschaamd de vurigste laster en verdachtmakingen over zijn persoon te verkondigen. Ofschoon zijn tegenstanders nauwelijks 1% van de bevolking uitmaakten had men er de grootste moeite mee gehad om hun brutale leugens te ontzenuwen. De gemeenteraad van Appeltern stond in zijn geheel achter de burgemeester. In een brief aan de Minister van Binnenlandse zaken schreef de raad o.a. dat de burge-

meester zich steeds en onafgebroken heeft doen kennen als rechtvaardig, onpartijdig, eerlijk, ridderlijk, goedig en behulpzaam. Voor de minste der minderen was hij zeer gemakkelijk te genaken, niet alleen op het gemeentehuis maar ook in zijn woning, niet alleen bij dag maar ook in de avond en nacht. Nooit trof men hem aan in een ongepaste toestand, noch bij feestelijkheden noch bij verkopingen, verpachtingen of aanbestedingen, noch op reis of in zijn woning en ook niet in het vroege of late avonduur. Deze laatste alinea doet wat vreemd aan als we in de krant lezen dat deze zelfde burgemeester in 1901 voor de rechtercommissaris moest verschijnen wegens belediging van veldwachter Van der Scheer uit Wamel die hem bij zekere gelegenheid bekeurd had vanwege openbare dronkenschap. De zelfde Heer T. was ook al eens eerder veroordeeld geweest tot een geldboete. Geen wonder dus dat burgemeester Thomp-


son ook uit officiële bron had vernomen dat zijn herbenoeming allesbehalve zeker was. Niettemin gingen op zaterdag in Appeltern de vlaggen uit. Om 8 uur was de blijde tijding via de telegraaf binnengekomen en weldra wapperde er van nagenoeg elke woning de nationale driekleur. Het was een goed idee geweest van de gemeenteraad haar brief aan de minister te laten ondertekenen door alle hoofden van gezinnen en door alle personen die een zelfstandige positie bekleedden, zowel Katholiek als Protestants. Ondanks het slechte weer trok een menigte van kinderen, allen in het zondagse pak, voorzien van vlaggetjes, en toepasselijke liedjes zingend, door de kom van het dorp. Een steeds aangroeiende menigte sloot zich bij de kinderen aan gevolgd door het wapperende vaandel van zangvereniging 'St. Cecilia' en de fier op hun paarden gezeten ruiterij. Ook in het huis van de burgemeester was het een komen en gaan van inwoners die

hem kwamen feliciteren. Het uitbundige verhaal over de herbenoeming van burgemeester Thompson doet

VIERDE LUSTRUMVIERING AFD.

vreemd aan als we bedenken dat de dader en de voornaamste aanstichters van de Appelternse moord intussen al weer genezen verklaard waren van hun krankzinnigheid en alweer lange tijd vrij rond liepen. Het is niet waarschijnlijk dat de woede van nauwelijks twee jaar geleden zich nu hooguit beperkte tot de zes gezinshoofden die bovengenoemde brief niet hadden willen ondertekenen. Zeker is dat de rechtsgang rond de rituele moord van Appeltern het rechtsgevoel van vele eenvoudige Maas en Walers niet versterkt heeft. Bronnen: 1. Wim Zaal in 'Gods Onkruid - Nederlandse secten

2. 3. 4. 5. 6.

en Messiassen', Meulenhof. Johan van Os in de 'Gelderlander' van 9-8-72. Tweestromenland no. 36. Tielse en Graafse Courant 1900. Gemeentearchief gemeente West Maas en Waal. 'Batenburg, eeuwenlang twistappeP, H. van Heiningen.

Met hartelijke dank aan de heer G.J. Kouwenberg, archivaris gemeente West Maas en Waal.

KWARTIER VAN NIJMEGEN

Op zaterdag 6 oktober 1990 viert de afdeling Kwartier van Nijmegen haar vierde lustrum. Het programma luidt, samengevat: 10.30 11.00

uur uur:

12.00 13.30

uur: uur:

13.45 15.45

uur uur

16.1518.00 uur:

Ontvangst met koffie in het Gemeentearchief, Mariënburg 95 te Nijmegen. Opening van de expositie 'Nijmegen in kaart gebracht' door de gemeentearchivaris, mr. W.J. Meeuwissen; het betreft tevens de bekroonde inzendingen van de prijsvraag 'Een huis en zijn bewoners'. Uitreiking van de prijzen. Daarna bezichtiging van de expositie. Sluiting van de expositieruimte. Kolpinghuis, Smetiusstraat 1, Nijmegen. Opening door de voorzitter van de afdeling, de heer N.A. Hamers. Lezing door Dr. G.P. van de Ven, getiteld: Topografische kaarten. Presentatie van de jubileumuitgave 'Zoeklicht zonder grenzen', door de heer L.W.A. Berenbroek. Informeel samenzijn.

Er is een mogelijkheid om deel te nemen aan de gezamenlijke lunch in het Kolpinghuis (12.0013.15 uur); kosten daarvan f 16,- over te schrijven op postbankrekening 5492827 t.n.v. Penningmeester Kwartier van Nijmegen N.G.V. te Mook. Dit moet dan wel geschieden vóór 15 september 1990. Intekenaars op het jubileumboek kunnen het op de dag van de lustrumviering na de presentatie in ontvangst nemen; anderen kunnen het zich tegen de dan geldende prijs aanschaffen.

42


Geert van Dinteren

Afbeelding van 't Huis te Druten en de middeleeuwse kerk van Druten Van 't Huis te Druten zijn afbeeldingen bekend (1) evenals van de middeleeuwse kerk van Druten (2). In de literatuur over deze gebouwen werd tot nu toe geen afbeelding van 't Huis te Druten en de middeleeuwse kerk van Druten tezamen vermeld (3). Onlangs heb ik echter een afbeelding ontdekt van 't Huis te Druten, gezien aan de achterzijde, de Leeuwense kant, met daarbij op de achtergrond een gezicht op de middeleeuwse kerk van Druten. De afbeelding betreft een gravure, anoniem, voorzien van het onderschrift: "t Huis te Druten.' (Afbeelding 1) (4).

Afb. l

't ĂŻliiis te Driiten.

Hoe de ligging van 't Huis te Druten ten opzichte van de middeleeuwse kerk was is te zien op afbeelding 2 (5). Hopelijk is deze vondst aanleiding tot nader onderzoek: gaat de gravure terug op een bepaalde tekening; aan wie is deze toe te schrijven; maakt deze deel uit van een reeks; datering. Noten: 1. Onder andere in: - H. van Heiningen, De historie van het Land van Maas en Waal. Zaltbommel. 1965. Afb. 32 tgov. p. 129. - M.J.J. Bergevoet en J.G.W. R. Dekkers, Parochiekerk uitgegeven bij gelegenheid van het 100-jarig bestaan

43


Afb. 2

*•

2. 3.

4. 5.

van de H.H.Ewaldenkerk te Druten. Druten. 1977. p. 26. - A.G. Schulte, Het Land van Maas en Waal. 's-Gravenhage. 1986 (in de reeks De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst), p. 84, Afb. 82; p. 85, Afb. 84. Van Heiningen, o.c., Afb. 6. tgov. p. 33; Bergevoet en Dekkers, o.c., p. 13; Schulte, o.c.,p. 64, Afb. 44; p. 65, Afb. 45; p. 66, Afb. 48 (de middeleeuwse toren met de Waterstaatskerk). Met name: Van Heiningen, o.c., pp. 128-132; p.p. 194-195; p.p. 197-200; pp. 201-245; Bergevoet en Dekkers, o.c, pp. 9-45; J.H. Manders, Het Land tussen Maas en Waal, Zutphen. 1982-2. pp. 121-126.; Schulte, o.c., pp. 63-66; pp. 84-86; en de correspondentie met drs. A.G. Schulte september-oktober 1989. Foto: P. Venbrux, Universiteitsbibliotheek Nijmegen. Een gedeelte van de kaart van de Kadastrale Gemeenten Druten en Puiflijk. Kaart uit Kuypers Gemeenteatlas, 1867. Foto (een vergroting): P.Venbrux, Universiteitsbibliotheek Nijmegen. Voor de situatie in 1820, zie: Schulte, o.c., p. 59, Afb. 37.

Foto's-copyright geert van dinteren.

NASCHRIFT REDACTIE Bij eerdere publicatie van dit artikel in Tweestromenland nummer 63 zijn in de tekst een

aantal vervelende fouten geslopen, waardoor het artikel gedeeltelijk foutieve informatie bevat. Bovendien werden de bijgeleverde afbeeldingen op de verkeerde grootte afgedrukt. Daarom wordt dit artikel nogmaals aan de lezers aangeboden, nu met de juiste informatie en met de afbeeldingen op de juiste - en ware - grootte. 44


Ton Tieten

Uit de polderarchieven: De buurmeesterseed In de kerspels en heerlijkheden van vóór 1810 was het buurmeersterschap een van de laagste bestuursfuncties die een persoon kon bekleden. Nog lager stonden alleen de kerk-, arm- en gildemeesters. Schouten en schepenen waren veel meer in tel. Niettemin had de functie van buurmeester toch wel enig aanzien: alleen de wat rijkere en aanzienlijkere personen kwamen ervoor in aanmerking. Het beste is deze functie - qua prestige - te vergelijken met die van wethouder. Enige voorstelling van de taken en verantwoordelijkheden van de buurmeester kan men afleiden uit de eed die buurmeesters moesten afleggen en waarvan een versie uit 1756 bewaard is gebleven in een register van besluiten van de Dijkstoel van het Ambt van Maas en Waal. (1) De eed wordt hier weergegeven in een gemoderniseerde spelling. 'Eedt van de Buurmeesters in den Ampt van tusschen Maas en Whaal'.

gemene dorpslasten, wat namen die ook hebben mogen, zullen uitgezet worden enige penningen onder blinde post, direct of indirect; dat wij toezien zullen dat alle posten de eigenlijke nature en oorsprong van haar gepretendeerde schuld en vergoedinge ter goeder trouw uitdrukken en specificeren zullen, en ter contrarie gebeurende, dat wij de gemene naburen alsmede de geĂŤrfden zulks zullen bekend maken. 6. Dat wij ook nooit complotten ('comploe-

1. Wij loven en zweren opregte Buurmeesteren te zullen zijn van het kerspel . . . 2. (Wij loven en zweren) Dat wij alle de Buurwerken vromelijk en getrouwelijk zullen doen maken ter plaatse daar zulks vereist wordt, en dezelve die gemaakt zijn, zullen doen onderhouden en bewaren naar vereis van zaken. 3. Dat wij oprechte aantekening van landszaken, die in dit kerspel voorvallen, zullen doen; en van de penningen onze administratie aangaande zullen doen behoorlijke rekening en bewijs. 4. Dat wij gerdurende de tijd van onze

administratie goed regard zullen nemen op de maten en gewichten binnen dit kerspel, ten einde niemand daar door bedrogen of gekort mag worden.

5. Dat wij niet toestaan of gedogen zullen dat in de uitzettingen of omslagen van de

terijen') zullen maken of helpen maken tot nadeel van den lande of iemand anders, en uitheemse tienden of andere goederen te pachten of en te huren minder dan voor de rechte waarden; en dan die voorschreven tienden of goederen uit te doen of aan te houden voor een meerdere prijs en het verschot onderling te verdelen, of te profiteren, direct of indirect, en dat wij ook nooit daaraan participeren zullen.

7. Dat wij verder zullen doen en nakomen al hetgeen ons van de heer Ambtman zal worden bevolen.

8. Dat wij almede die Ridderschap en diegene die vrijgesteld zijn door de Hoge 'Overigheid' (!) met geene biljetten en inkwartieringen zullen mogen bezwaren, en dat wij in het algemeen het beste van voornoemd kerspel bevorderen en het kwaadste daarvan naar ons vermogen te weren en voorts ons in alles houden en 45


gedragen. Zowaar helpe ons God Almachtig. Deze versie van de eed is ondertekend door

Hendrik Biel en zijn grootvader Gerard Biel. Noot:

J. Biel. Johan Biel, inwoner van Tiel, was de

landschrijver van het Ambt van Maas en

i- Gemeentearchief Nijmegen, Archief Voormalig

Waal, dat wil zeggen dat hij de leider was van

Polderdistrict Maas en Waal, inventarisnummer

het ambtelijk apparaat van het Ambt. Als zodanig was hij de opvolger van zijn vader

, o 10 .

GHEPRINTTE NYMEGHEN. DRUKKERS, UITGEVERS EN BOEKVERKOPERS TE NIJMEGEN 1479-1794

In het N ijmeegs Museum Commanderie van Sint Jan is van 15 september tot en met 21 oktober 1990 een expositie te bezichtigen over drie eeuwen boekgeschiedenis in de vaderstad van de eerste die in ons land een (met losse lettertekens) gedrukt boek uitgaf, Gherit van der Leempt. In 1473 had hij te Utrecht deze beslissende stap gezet; zes jaar later zag zijn eerste publikatie in zijn eigen stad het licht. Daarmee begon voor de keizerstad een tot op de dag van vandaag belangrijke tak van nijverheid. De expositie omvat het eerste gedeelte van de geschiedenis van het Nijmeegse boek tot aan de komst van de Fransen in november 1794. In die ruim drie eeuwen heeft een vijfenveertigtal boekdrukkers en/of uitgevers een groot aantal boeken, pamfletten en plakkaten doen verschijnen. De bekendste onder hen zijn Petrus Elsenius in de zestiende eeuw, Nicolaes van Hervelt, Andries van Hoogenhuysen en Reynier Smetius in de zeventiende, en Hendrik Heymans, Isaac van Campen en de familie Van Goor in de achttiende eeuw. Zij produceerden drukwerk dat voornamelijk via de lokale markt werd afgezet. De tentoonstelling geeft dan ook een beeld van drie eeuwen culturele belangstelling in Nijmegen, weerspiegeld in de uitgeversfondsen. Onder de gelijknamige titel verschijnt een uitvoerige studie van de hand van Paul J. Begheyn S.J. en Els F.M. Peters. Dit rijk geĂŻllustreerde boekwerk, dat verschijnt als deel 6 in de serie 'Catalogi van het kunstbezit van de Gemeente Nijmegen', geeft enerzijds een beschrijving van het boekbedrijf van alle Nijmeegse drukkers en uitgevers, anderzijds wordt een zo volledig mogelijke lijst van al het door hen vervaardigde drukwerk gepresenteerd. Openingstijden: dagelijks van 10.00-17.00 uur, zondag van 13.00-17.00 uur.

46


Het Streekhistorisch Museum Tweestromenland te Maasbommel is geopend: in de wintermaanden elke zondag van 14.00-17.00 uur en vanaf 1 mei elke woensdag en zondag van 14.00-17.00 uur. Telefoon: 08876-2316 Postadres: De Heuvel 107, 6651 DC Druten. Het Streekdocumentatiecentrum Tweestromenland, Kasteellaan 24 te Wijchen is geopend: elke woensdagmiddag van 14.00-17.00 uur, elke eerste zaterdag van de maand van 9.30-12.30 uur (dan zij-ingang). In de maanden juli en augustus gesloten. Telefoon: 08894-13012 Postadres: Zwanensingel 259, 6601 GK Wijchen.

47


'IKZAL

STBEEKARCHIVARIAAT BOMMELERWAARD

T WESTROM ENLAND MAAS EN WAALS TIJDSCHRIFT VOOR STREEKGESCHIEDENIS

21.XII. 1990 - verschijnt ten minste vier maal per jaar - NUMMER 66


TWEESTROMENLAND

Drs. C. Visser, Druten

J. P. van Wezel, Alphen Opgericht 15 mei 1964. Doel: in zo breed mogelijke kring bevorderen van de belangstelling voor de geschiedenis in al haar aspecten en onder ieder opzicht, in het bijzonder van het werkgebied, het Land van Maas en Waal en

het westelijk deel van het Rijk van Nijmegen. Lidmaatschap: Het lidmaatschap geeft recht op toezending van tijdschrift en nieuwsbrief, op deelname aan excursies en tevens korting op de boekhandelsprijs bij uitgaven uit de Tweestromenlandreeks. Contributie: De contributie voor 1990 bedraagt ƒ 30,-, men mag ook meer storten bij wijze van gift, te voldoen door storting op postgiro 2622012 ten

name van Penningmeester Tweestromenland Aalsburg 17-60, 6602 VG Wijchen.

Administrateur: P.G. Leussink, Beuningen Kopij: Kopij dient getypt, gedateerd en ondertekend te worden verzonden aan Ton Tielen, redactiesecretaris, Tolhuis 52-37, 6537 SN Nijmegen, tel: 080-444542. Kan een artikel niet in machineschrift worden geleverd, dan gaarne in een duidelijk leesbaar handschrift. Afbeeldingen moeten, indien men ze terug wil hebben aan de achterzijde voorzien zijn van naam, adres en woonplaats van de bruikleengever. Losse nummers tijdschrift:

Nrs. 19 t/m 66 voorradig. Pet stuk ƒ 6,-, exclusief ƒ 2,50 verzendkosten. Te bestellen door storting op giro 2622012 ten name van

Penningmeester Tweestromenland, Aalsburg 17-60, 6602 VG Wijchen.

Ledenadministratie: Markt 9-14, 6651 BC Druten, voor opgave van nieuwe leden, adreswijzigingen en eventuele opzeggingen (voor l december).

Inhoud

Secretariaat: Zwanensingel 259, 6601 GK Wijchen, telefoon: 08894-16247. Ereleden: H. van Heiningen, J.P.M, van Os. Erevoonitter: J. P. van Wezel

Bestuur:

J.L.C. Alkemade, vz., Ewijk J.A. van Gelder, vice-vz., Bergharen W.M.G. Arts, secr., Wijchen J.A.Jansen, penn., Wijchen Mevr. W.M. Berris-Visschers, Wijchen

Mevr. G.Y.M. Derks-Klabbers, Druten B.J.H.M. van Elk, Beneden-Leeuwen G.W. van Gelder, Beneden-Leeuwen Mevr. FJ. van Oijen, Druten G.A.A. Rooijakkers, Overasselt WJ. van Sommeren, Beneden-Leeuwen

Op de voorkant: Afdruk van de Soldatenkrant. In verband met het artikel 'Herinneringen aan de Meidagen van '40' is dit evenals nummer 65 een extra dik nummer. Het septembernummer is vervallen. Nieuwsbrief


T WEESTROM EN LAND MAAS EN WAALS TIJDSCHRIFT VOOR STREEKGESCHIEDENIS Redactie: Martin Bergevoet, H ugo van Capelleveen, Jan van Gelder, Huub van Heiningen en Ton Tielen.

1990

NUMMER 66

J. W J. Hamilton en G. van den Boom

Herinneringen aan de Meidagen van '40 Vervolg op het eerste deel van GESCHIEDENIS 156e BATTERIJ LUCHTDOELARTILLERIE IN HET LAND VAN MAAS EN WAAL DE NACHTELIJKE VERPLAATSING

Het telefoontje van de staf uit BenedenLeeuwen had men op dat middernachtelijk uur helemaal niet meer verwacht Maar nu

het dan toch gekomen was zorgde het er in ieder geval voor dat de bezetting van de batterij-commandopost per seconde klaar

wakker was geworden. Er kwam werk aan de winkel en al wist iedereen eigenlijk al wel wat hem te doen stond, de vaandrig had in de

loop van de avond samen met de andere onderofficieren al besproken wat er allemaal gedaan moest worden voor het geval de batterij moest opbreken - in vlot tempo

rijpositie te laten brengen, de kanon-munitie voor het inladen in de munitie-auto gereed

te laten zetten, zich over de voorraad karabijnmunitie te ontfermen en de manschappen met hun persoonlijke bezittingen

(eventueel dekens, enz.) te verzamelen, opdat ze met de trekkers naar de Oude Maasdijk zouden kunnen meerijden. Het

gehele personeel van de batterij moest in vechttenue (revolver, karabijn, helm, gasmasker, ransel, enz.) bij de colonne op straat samenkomen, wanneer de persoonlijke bezittingen waren gepakt en deze met dekens, lakens, kussens én strozakken in de goederen-auto waren gestouwd.

werden de taken nog even doorgenomen. Toen dat gebeurd was ging ieder zijns weegs

Alles wat meegenomen kon worden, mocht

en toog aan de slag. De sergeanten gingen,

mee! Het meubilair: bureau, werktafel, de

om te beginnen, de troep wekken, die over.

stoelen, de banken uit de wachtkeet en de

verschillende kwartieren verspreid lag. Daarna werden de chauffeurs van de kanontrekkers en één munitie-auto naar de batterijstelling in de Bieskamp gedirigeerd, om de stukken en de daar aanwezige patronen op te halen. De wachtcommandant kreeg opdracht de kanonnen uit de schietstand in de

bedden, alsmede de D. K. W. van de luitenant en eventuele fietsen van de sergeanten zouden de volgende dag worden opgehaald. Die waren niet direct nodig. Op straat was er al gauw een drukte van belang door het heen en weer geloop en het komen en gaan van met pakken, plunjezak-


ken en strozakken sjouwende soldaten. Ook de kwartiergevers met hun familieleden en vele belangstellende buurtbewoners waren de straat opgekomen om 'hun jongens' een afscheidsgroet te brengen. De mensen waren geschokt door het plotselinge vertrek van de militairen en realiseerden zich dat het afgelopen zou zijn met de 'gezellige drukte' die de militairen door hun komst naar de Oude Maasdijk hadden gebracht . . ! De jongens beschouwden de verhuizing als een 'uitje'. Ze zouden nu weer eens naar een ander gebied gaan en waren benieuwd wat ze daar zouden gaan aantreffen. In Dreumel hadden ze een goede tijd gehad, bij vriendelijke mensen verbleven. Ondanks dat waren ze helemaal in om weer eens in een andere omgeving te gaan kijken. Tegen vier uur was het zover dat voor de batterijcolonne het sein tot de afmars kon worden

gegeven. De soldaten hadden in de laadbakken van de auto's plaatsgenomen, de sergeanten zaten naast de chauffeurs van de trekkers en de luitenant Meijster met zijn sergeant-toegevoegd Rientjes en de vaandrig Hamilton zouden door chauffeur Bronkhorst met de commando-wagen naar de nieuwe bestemming worden gereden. Wat die bestemming precies was wist niemand behalve de luitenant' 'In de buurt van Puiflijk' was alles wat de onderofficieren van hem hadden vernomen ... De motorordonnans Post, die van de luit wist dat hij de colonne tot BovenLeeuwen tot het huis van Van Elk, waar ze in november bij onze aankomst in Maas en Waal een week in stelling hadden gestaan, moest begeleiden, reed voor de colonne uit. Hij zat als een vorst op zijn 'paard' en deed zijn werk als van ouds voortreffelijk (verkeer tegenhouden dat uit de zijwegen kwam), zodat aan niets te merken was, dat zijn rijbewijs voor zoveel maanden ingetrokken was geweest. Tot B oven-Leeuwen reed iedereen van de colonne in een bekende omgeving, maar daar aangekomen moest de commandant zijn chauffeur aanwijzing geven hoe nu verder te rijden. De ordonnans, die het vanaf nu verder ook niet wist, hield de commando-wagen maar

goed in de gaten of ging naast de colonne rijden. 'We zijn er bijna. Nu is het niet ver meer', sprak de luit toen. Zichzelf misschien geweld aandoend, dat hij genoodzaakt was een stuk van zijn 'geheim' prijs te geven . . ? De heer Meijster had de weg naar de nieuwe stelling al wel vele malen gereden. Langer geleden waren de besprekingen met staf waarschijnlijk al begonnen, toen gezocht moest worden naar een plaats waar de batterij haar definitieve oorlogs-opstelling zou moeten gaan betrekken. Daarnaast had hij kennelijk ook meegeholpen bijkomende zaken te regelen (zoals later zou blijken): o.a. de inkwartiering van zijn troep. Dat de luitenant de nieuwe lokatie tot het laatst toe voor zijn mannen geheim had gehouden, zijn onderofficieren, en zelfs zijn batterij-officier (=de waarnemend batterijcommandant!) niet bij de voorbereidingen of het plannen maken had betrokken, is hem door niemand in dank afgenomen en heeft er bepaald niet toe bijgedragen de verstandhouding tussen hem en zijn ondercommandanten en soldaten ook maar enigszins te verbeteren! Slechts een klein eindje de Puiflijkse straat (tussen Boven-Leeuwen en Puiflijk) ingereden, moest de colonne halthouden voor een tamelijk groot woonhuis met stallen daarachter, die omgeven waren door uitgestrekte boomgaarden. Het hele complex bleek eigendom te zijn van de heer Van den Oever. Deze heer -hij noemde zichzelf boer en dat

hebben wij toen ook maar gedaan - was kennelijk van onze komst op de hoogte gesteld. Op dit vroege uur (het zal half zes zijn geweest) stond hij al op ons te wachten. Boer Van den Oever was een flink gebouwde, vriendelijke en, zoals later bleek, ook een erg behulpzame en gastvrije man, die ons direct uitnodigde 'eerst de boel maar eens te komen bekijken'. Wij zouden dus kennelijk bij hĂŠm ingekwartierd worden! In een grote stenen koestal achter het huis zou, zo vernamen we van hem, de helft van het batterijpersoneel onderdak krijgen. De stal was keurig schoongemaakt en de boer vertrouwde ons toe dat hij zijn vee voor deze gelegenheid al naar elders (de wei?) had


overgebracht.

door een sloot daarvan gescheiden, stonden

Op de betonnen vloer (met een grote gleuf in

op die straat een tiental hoge bomen, die een eventueel schieten in die richting volkomen

het midden) moesten de soldaten maar vast

een plaatsje zoeken voor hun strozakken en bagage. Later, wanneer die gearriveerd waren, konden alsnog de bedden worden geplaatst. Een 450 meter verderop, aan de

rechterkant van de weg stond een mandenmakerij. Daar kon de andere helft van de troep zich gaan installeren. Tegen de koestal aangebouwd was een behoorlijke (stenen) ruimte om de munitie onder te brengen. Daarna liet hij ons het huis van binnen zien.

onmogelijk maakten. Naar het Oosten en Noord-Oosten was er een weids gezicht, met in de verre verten uitzicht op de torens van Druten en Puiflijk.

Naar die richting een ideaal schootsveld. Naar het Noorden en Westen werd het uitzicht belemmerd door hoge bomen en bosschages (Noorden) en fruitbomen (Westen), die op zo'n 150 meter afstand stonden.

kleine kamers op de l e verdieping beschik-

De luitenant vertelde enthousiast 'de bomen langs de straat zullen zeer binnenkort worden omgezaagd en het schootsveld, waar

baar, terwijl een daartegenover liggende

jullie zo'n bezwaar tegen maken, zal dan

zolder bestemd was om de vijf sergeanten onderdak te verschaffen. Na het huis bekeken en de 'opkamer' bezichtigd te hebben, die als batterij-bureau beschikbaar kwam, gingen we naar de

aanmerkelijk beter worden. De geschutstellingen moeten nog beschilderd worden. Daar komen witte kozijnen en ramen met dwars en lengte latjes, zodat ze op afstand op grote kippehokken gaan lijken. De commandopost zal in het midden van de drie dekkingen komen en er uit gaan zien als een mesthoop of iets dergelijks. Verderop langs de zijkant van het weiland zullen nog een schuilplaats en een afwachtingsdekking worden gebouwd, die het model krijgen van kleine hooibergen. Het geheel moet straks de indruk geven van een hoenderbedrijf. Wij deelden zijn enthousiasme en zagen in gedachten alles al voor ons! Het geheel, zoals ons dat werd voorgespiegeld, leek ons wel, maar we zouden eerst maar eens afwachten tot ze (de Genie?) die nare populieren kwamen omhakken. De aanwezigheid van diĂŠ bomen hield ons op dit moment het meeste bezig! De aanwezigheid van de geschutdekkingen vonden we uniek. We hadden daar zeker niet op durven hopen. Ze bestonden uit dubbelwandige schotten (op 3/4 meter van elkaar) waar tussen zand was gestort. Op het zand was jute gespannen, om te verhinderen dat (stuif)zand in het mechanisme van de vuurmonden zou kunnen waaien. De dekkingen zagen er stevig uit. Er was bij elk van de dekkingen een ingang met een van balken gemaakte oprit. Binnen de stellingen

Voor de luitenant en de vaandrig waren twee

mandenmakerij.

Toen allen zich in hun nieuwe verblijven hadden genesteld, werd het wachtpersoneel dat de vorige dag de dienst in de Bieskamp was begonnen en nog tot 12.00 uur wacht moest houden, opgedragen de stukken in de nieuwe stelling in de schietstand te brengen. Drie kanontrekkers en een munitiewagen werden naar de nieuwe stelling gestuurd. De luitenant begeleidde ons en daar aangekomen zagen we tot onze niet geringe verbazing dat op het terrein (een klein weiland gelegen aan de Puiflijkse straat) een drietal geschutdekkingen waren gebouwd, waarin de kanonnen konden worden opgesteld. Die dekkingen waren helemaal nieuw voor ons en we waren daar bijzonder gelukkig mee. Nu zouden de stukken niet meer open en bloot hoeven te staan en, wat belangrijker is, de kanonniers zullen zich beschut voelen tegen eventueel aanvallende vliegtuigen! In een oogopslag konden we zien dat we met een fijn terrein te doen hadden. Een vaste droge grond, in tegenstelling tot die welke we in de Bieskamp gewend waren. Maar, en dat zagen we ook meteen, het schootsveld hier was beduidend slechter dan in Dreumel. Hadden we daar een schitterend schootsveld

met vrij uitzicht naar alle kanten, op dit kleine weiland, vlak naast de Puiflijkse straat,

lagen zware geschutbeddingen met uitsparingen, om de stukken in schietstand (met

uitgeklapte benen) in de grond met zware


ijzeren balken ('haringen') te kunnen fixeren. Naar de Oostzijde waren, over vrijwel de gehele lengte, in de dekkingen uitsparingen gelaten om, zonodig, landdoelen onder vuur te kunnen nemen (richting o.a. van de Puiflijkse straat). In korte tijd hadden de mannen van de wacht de stukken in stelling gebracht. Voor het eerst binnen geschutdekkingen! De wachtkeet, die nog in de Bieskamp stond, zou misschien nog een poosje wegblijven. Gedurende de nacht moesten de soldaten (met uitzondering van de uitkijk/luisterpost) maar zolang in de mandenmakerij (vlak tegenover de stelling) schuilen! MOBILISATIETIJD IN PUIFLIJK Wanneer tot zover de verhuizing naar wens is verlopen, hebben we alleen nog behoefte aan de in D reumei achtergebleven spullen: de houten kribben voor de manschappen en het meubilair om ons batterij-bureau in te richten. Een aantal soldaten en een drie of vier auto's

gaan o.l.v. sergeant Van den Boom terug. Na een paar uur staan de bedden rechts gericht in de koestal en de mandenmakerij. De mooiste meubels werden uit de 'opkamer' in veiligheid gebracht en de werktafel, het bureau en wat stoelen daarvoor in de plaats gezet. We beloven plechtig het andere spul, vloerkleed enz. met zorg te behandelen. Een 'opkamer' is niet de geschikte plaats voor een militair bureau! De Verbindingsdienst is al met de aanleg van de telefoonverbinding met de centrale van de Brigade B bezig. De wachtkeet is nog niet overgebracht. Zodra die gearriveerd is, zal ook de telefoonverbinding daarmee tot stand worden gebracht. Nu breekt de periode mobilisatie in Puiflijk voor ons aan. Al snel zijn de mannen in hun nieuwe situatie gewend. Veel valt er niet te beleven. Er is geen cantine, er is geen café. Dat hebben de mensen gauw door. Wat er wél is benauwt hen het meest: de verloven zijn en blijven ingetrokken! Het weer is goed en de mannen die vrij zijn, dat wil zeggen geen batterij-wacht hebben, lopen in de buurt wat rond om die te verkennen. Ze hebben het allemaal al gauw gezien. Waar ze

zich ophouden is in de twee kwartierruimtes:

de koestal en de mandenmakerij. De verveling begint parten te spelen. In D reumei waren daar nog wel burgers, waar ze een praatje mee konden maken. Hier rest, wat conversatie betreft, een gesprekje met de familie Van den Oever. En die zijn maar met z'n tweeën en hebben hun eigen werk. Voor de een of ander komt er eens bezoek van thuis. Dat is sporadisch. Omdat we maar een kleine bezetting vormen, bestaat het werk voor de manschappen voor een belangrijk deel uit wachdopen en nog eens wachtlopen. Af en toe wordt permissie gegeven eens een dagje een stad in de buurt te bezoeken. Van deze faciliteit maken slechts enkelen (de sergeanten!) gebruik. Het betekent niet veel, maar het is toch iets. Behalve de munitie die bij de stukken ligt (± 100 projectielen per vuurmond) ligt de voorraad in de stenen schuur die tegen de koestal is gebouwd en vlak achter het woonhuis ligt. Boer Van den Oever is niet zo gelukkig met de situatie zoals die nu is. Stel de bliksem slaat in de schuur! Hij moet er niet aan denken. Wij nemen een groot deel van zijn bezorgdheid weg doordat we een professioneel

gebouwde bliksemafleider op de schuur laten plaatsen. Wanneer die klaar is, is Van den Oever gelukkig. Trouwens zo'n afleider geeft ons allemaal een gevoel van veiligheid! Zoals gezegd: de voorzieningen die we in Puiflijk hebben zijn prima. Het leven is veel minder hectisch dan in Dreumel. Het werken in het heerlijke voorjaarsweer is aanmerkelijk prettiger dan in de winter en het modderige Dreumel. Wij missen de sneeuw en de barre koude dan ook helemaal niet! De chauffeurs verzorgen op z'n tijd de auto's. De stukken worden regelmatig onder handen genomen, maar zijn hier nooit zo vuil als we in de winter gewend waren. Sporadisch moet er een wagen naar Leeuwen voor bezoekers van de tandarts... de dokter. De Geestelijke verzorging is op een laag pitje komen te staan: we zien geen aalmoezenier


Dejuncker 52, die op het Leeuwense veld een noodlanding maakte, gefotografeerd enkele weken na de capitulatie. De gesneuvelde piloot lag er bij begraven. Staart van de Ju 52 met beschadiging aan het hoogteroer.


of legerpredikant meer. Die heren bleven na hun dienstje meestal nog wat hangen en met hun toehoorders een praatje maken. In de buurt waren de stellingen voor de infanterie-onderdelen gebouwd ... er lagen mijnenvelden ... er was op verschillende plaatsen inundatie. Het zag er allemaal indrukwekkend uit en gaf een zeker vertrouwen dat we, indien nodig, ons mannetje wel zouden kunnen staan wanneer die tenminste van plan was om te voet of met een enkele tank te komen! Zo' n tank zou toch zeker diep in de modder wegzakken en wat de batterij betreft: die kon de hele Puiflijkse straat van aanvallers met motorvoertuigen vrijhouden ..! De stemming onder de jongens ging met de dag achteruit. Ze werden gauwer geïrriteerd, waren lusteloos en hingen maar wat rond te hangen. Ze begonnen schoon genoeg te krijgen van dat eindeloze wachten. Ze verlangden naar actie. Een enkele maal kon je beluisteren: 'Laat ze nou onderhand maar komen' (dat 'sloeg' dan op een of andere vijand die het beliefde om ons land aan te vallen). De portee van wat ze uitkraamden ontging hen ten enenmale . . .

's Avonds begon het betrekkelijk vroeg donker te worden. Het alléén rondjes lopen tussen de geschutdekkingen in de batterij werd door sommigen niet op prijs gesteld. Ze waren bang en bleven het liefst in de buurt van het wachtverblijf. Op een donkere avond besloot de vaandrig nog een kijkje in de batterij te nemen en zich wat bezig te houden met de soldaten die wachtdienst hadden. Hij komt het stellingterrein op via het bruggetje dat het verst van de wachtkeet gelegen was. Ofschoon hij niemand ziet in de duisternis hoort hij plotseling roepen: 'Wie is daar' en vóór hij antwoord kan geven

neer je iets of iemand hoort roep je: 'Halt, sta of ik schiet'! Dat moet je een paar maal herhalen tot je weet wie je voor je hebt. Dan kun je altijd nog schieten. Je loopt met een karabijn zonder vergrendeling en schiet er onmiddellijk op los. Was je nota bene bijna op m'n begrafenis kunnen komen.' De soldaat- chauffeur Wienholds is zich een hoedje geschrokken, net als de vaandrig, en belooft in het vervolg de karabijn te vergrendelen, wanneer hij wacht moet lopen!

In de wachtkeet is ook enige consternatie ontstaan. Iedereen is gerustgesteld dat het allemaal goed is afgelopen. Tot en met de negende mei verloopt mobilisatietijd in Puiflijk zonder verdere vermeldenswaardige gebeurtenissen. Wel blijft het eentonig en saai en de verloven bij voortduring ingetrokken! 10 mei '40, ± 4.00 uur

In de nacht van de l Oe mei klinken om een uur of vier, kwart over vier, een aantal schoten, met een ritme van twee-per-seconde. In huize Van den Oever waren alle bewoners, ruw in hun slaap gestoord, plotseling klaar wakker. De vaandrig wist onmiddellijk dat het schoten waren door een van de

stukken van de batterij gelost! Die schieten toch niet zomaar, dacht hij nog, daar moet iets aan de hand zijn. Hij hoorde een vervaarlijk geronk. Vliegtuigen! en hij vliegt zijn bed uit. Uit de kamer van de sergeanten hoort hij rumoer en roepen. In sneltreinvaart bereikt hij de sergeanten, die zich voor het raam staan te verdringen en schreeuwen:

'daar . . . daar . . . vliegen er een heleboel'! Met moeite kan hij tegen de duistere hemel silhouetten zien voortbewegen. Het is niet moeilijk daarin vliegtuigen te herkennen, die

blijkt op een anderhalve meter van hem vandaan de schildwacht (de luister- en

met een doordringend geronk overvliegen, "t Zijn denkelijk Engelsen die uit Duitsland

uitkijkpost) te staan, die met zijn karabijn richting bezoeker een schot lost. Rakelings vliegt de kogel langs het hoofd van de

terugkomen . . . of Duitsers die op weg zijn naar Engeland? Kom mannen! Laten we vlug naar de batterij gaan, daar staat Rientjes alleen met een kleine wacht.' In ijltempo trekt iedereen z'n uniform aan. De vaandrig gaat eerst nog naar de kamer van de luit, maar die is kennelijk al weg. De kamer is leeg. Da's ook gauw. Waarom heeft

vaandrig, die bijna recht in de loop kijkt en de mondingsvlam ziet. 'Ben je nou helemaal beduveld? Kijk wat je me daar bijna hebt

aangericht. Je staat hier nota bene met een karabijn op scherp. Dat is verboden! Wan-


hij niet even contact met ons opgenomen, Zonder zich verder met de anderen te

schending van onze neutraliteit, omdat, door wie dan ook, over Nederlands grondgebied wordt gevlogen.

bemoeien haast de vaandrig zich naar het

Een juiste afstandbepaling is eigenlijk nog

stellingterrein. Nog drie sergeanten volgen hem op de voet. Van den Boom bedenkt zich

niet mogelijk. Wat te zien is zijn de silhouetten tegen een donkere lucht. De luit heeft desondanks enkele salvo's laten geven (waar de onderofficieren, die bij Van den Oever sliepen, wakker van zijn geworden). Wat later wordt het lichter aan de hemel. De vliegtuigen zijn duidelijker te onderscheiden en dan worden tenslotte ook de kruizen op de rompen en onder de vleugels zichtbaar. Het zijn dus Duitse machines!

voor hij de deur uitging?

geen moment en gaat zich om de munitie bekommeren. Die hebben we straks misschien nodig, dan staat die alvast klaar op de auto's. Zo snel als mogelijk wordt de munitie uit de stenen schuur in de munitie-auto's

geladen. Iedereen die handen heeft steekt de helpende hand toe. Boer Van den Oever en zijn vrouw zijn beiden al present en als ware bananenkist-sjouwers stouwen ze mee de kisten in de auto's. Ze zijn blij dat de kisten met dat gevaarlijke spul vast worden opgeladen. Je kunt nooit weten . .! Als ze klaar zijn met inladen, begeeft ook Van den Boom zich naar de batterij. 10 mei '40, 4.15 uur Als de vaandrig in de batterij komt blijkt de

batterijcommandant, de heer Meijster, al aanwezig te zijn. Hij is waarschijnlijk door de wachtcommandant ontboden omdat het aantal uit het Oosten komende vliegtuigen zó enorm groot is, dat er, naar zijn mening, met een volledige bezetting onder een leidinggevende het vuur op moet worden geopend. De mensen om de stukken te komen bemannen zij al opgeroepen en komen een voor een de wacht versterken. De vliegtuigen zijn nog niet te onderscheiden, d.w.z. de herkenningstekens zijn nog niet zichtbaar. Van welke nationaliteit de toestellen zijn is trouwens niet zo belangrijk. Nederlandse vliegtuigen vliegen niet van een uur na zonsondergang tot een uur vóór zonsopgang. In dit geval pleit de aanwezigheid van zo'n groot aantal toestellen er uiteraard tegen dat ze van Nederlandse oorsprong zouden zijn. Over de origine van de vliegtuigcolonne kan nog worden gediscussieerd. Zijn het Engelse machines die terugkomen van een grootscheepse aanval op Duitsland of is hier sprake van een raid op Engeland, uit te voeren door de Duitse luchtvloot? Voor ons geldt alleen dat hier sprake is van

Waarheen ze op weg zijn is nog niet duidelijk. Voorlopig houden we het op een raid op Engeland. Die mening kan, vinden we al gauw, niet worden stand gehouden. Het merendeel dat in colonne-verband overvliegt bestaat namelijk uit transportvliegtuigen (J unkers 52). Zou voor een aanval op Engeland niet eerder van bombardementsvliegtuigen gebruik gemaakt worden? Er wordt door de batterij onder de leiding van de luitenant en de vaandrig, die elkaar afwisselen, meerdere keren gevuurd, omdat we menen dat de gemeten afstanden dat wel toelaten. Hoe de jongens op de stukken ook hun best doen, er wordt iedere keer opnieuw mis geschoten. Waar ligt dat nu aan? We zoeken de reden voor ons falen in het feit dat de manschappen nog te gehaast te werk gaan. Ze missen de innerlijke rust en kalmte om het ingewikkelde kanon, vooral onder deze omstandigheden, naar behoren te bedienen en verder, dat mogen we niét onderschatten, ontbreekt bij ons allen iedere vorm van ervaring! Schieten is een kunst die wij nog niet onder de knie hebben. Er moet veel geschat worden en onze schattingen zijn blijkbaar niet goed. Telkens opnieuw wordt weer een poging gewaagd, maar iedere keer zitten we naast het doel. Het is om crazy van te worden. Een luitenant van een naburig infanterie-onderdeel komt tussen de bedrijven door heel even een praatje maken. 'Het gaat niet zo best, hè? Met een hartgrondig 'Nee' beamen we dat. In ons hart komt de door ons onuitgesproken vraag op: 'Zou U het niet eens van ons willen overnemen?'...


We hebben ook te maken met het feit dat de ouderen onder ons door het vervaarlijke geronk van de vliegtuigen en het indrukwekkende beeld dat de colonne biedt, nogal bang zijn geworden en de kanonnen niet meer durven (of willen) bedienen. Wij besluiten hieraan tegemoet te komen door ze van schieten vrij te stellen. Met bange honden is het slecht hazen vangen. De mannen kunnen zich met andere hand- en spandiensten bezighouden. Toen de batterij uit Alkmaar vertrok (11 nov. '39) hadden we de beschikking over een aantal jonge lichtingers, die allemaal voor de 4tl zijn opgeleid. H et waren jonge luchtdoelartilleristen. Om al de te vormen batterijen te bemannen waren er veel te weinig van deze jonge mannen. Bij gebrek aan personeel zijn toen een aantal oudere lichtingers (variërend van 30 tot 36 jaar) bij de luchtdoelartillerie

gedetacheerd. Het zijn veldartilleristen (van het praehistorisch kanon 7 veld) die, omdat ze bij hun eigen wapen overcompleet zijn, naar de luchtdoelartillerie overgeplaatst werden omdat dit wapen niet over voldoende eigen personeel beschikt. Ze zijn herkenbaar aan de leren stukken in hun broeken en laarzen met sporen. Uiteraard heeft men ook aan deze mensen een korte (!) luchtdoel-opleiding gegeven. Bij ons, waar het gros van de kanonniers uit oude lichtingers bestond, kregen de mensen van 'de veld' tijdens de uren dat ze wachtdienst in de batterij moesten vervullen regelmatig oefening op onze stukken. De bezetting is in de afgelopen tijd marginaal geworden. Zeker 14 mensen zijn inmiddels, om welke reden dan ook, bij de 156e vertrokken. Wij beschikken op 10 mei nog maar over 7 jonge luchtdoelartilleristen, 14 oude lichtingers, 10 chauffeurs, l ordonnans en 3 afstandmeters (en l ziekenverzorger). Wanneer we de 'oude lichtingers' vrij stellen beschikken we nog maar over 18 geschutbedienden. Per stuk hebben we minstens 6 man nodig. Dat is in totaal precies 18 man (zonder de 3 extra munitie-aanvoerders dan wel te verstaan!). Met zo'n kleine groep is er

10

van elkaar afwisselen of rusten géén sprake meer. Voor de chauffeurs een bijzonder zware klus: overdag op de stukken (van 's morgens vroeg tot 's avonds laat) en dan in de nachtelijke uren nog achter het stuur, wanneer de batterij dan eventueel verplaatst moet worden! De chauffeurs maken geen van allen bezwaar om geschutsdienst te doen. Daar zijn we erg blij om. Ook wanneer de chauffeurs de stukken op die vroege 10e mei zijn komen bemannen, lukt het ons niet om van de vliegtuigencolonne één toestel te raken . . ! Naargelang er meer gevuurd wordt komt, zo is onze indruk, er meer ervaring. De schoten komen dichter bij de doelen te liggen. Dat wijzen de lichtsporen uit. Wanneer tijdens het overvliegen het zicht verbeterd is en wij de toestellen beter kunnen zien (maar de boordschutters in de transportvliegtuigen ons ook in hun vizier krijgen!) horen we aanhoudend prrrrt. . . prrrrt. . . prrrrt. Het geluid wordt veroorzaakt door de boordmitrailleurs in de Junkers'-machines. Van de aanvliegende en passerende vliegtuigen ho-

ren we dat geluid vrijwel permanent Dat maakt ons bang. Het schieten is op ons gericht, zo mogen we aannemen, maar, een 'regen' van kogels, die we elk moment verwachten, is tot dusver nog niet in onze batterij-stelling gevallen. De vaandrig heeft zijn helm vergeten en stelt er onder deze omstandigheden bijzonder prijs op die nu te dragen. Hij laat zijn metalen hoofddeksel door een der ouderen uit de boerderij ophalen. Een kwartier later voelt hij zich een beetje gelukkiger, nu hij ook een helm op heeft. De glanzende helmen én de op de geschutdekkingen liggende granaten zijn vast lekkertjes voor de mannen daar boven in de lucht. In de sloot laat hij de helmen nat maken en vervolgens door het zand halen. Nu ze met wat modder bedekt zijn, zullen ze misschien aan het oog van de boordschutters onttrokken worden. De felblinkende koperen hulzen worden zoveel mogelijk met stukken zeil bedekt. 10 mei '40, 4.45 uur Tegen 4.45 uur vliegt een escadrille transportvliegtuigen noordelijk van de batterij


richting Druten. De batterijcommandant laat het vuur openen en waarachtig, we raken de voorste van de drie. Dit is ons eerste succes. Na drie kwartier schieten! Elders in dit artikel wordt beschreven hoe het met de machine vergaat (relaas van Van den Boom en fragment door majoor S.H. Hoogterp). Van den Boom heeft zich, na zich eerst met de munitie te hebben beziggehouden in de boerderij, allang weer bij ons gevoegd. Een der eerste zaken waar hij zich nu met een groepje soldaten mee bezighoudt is het met een schop verwijderen van de schildjes met leeuw, die op de helmen gesoldeerd zitten. Hij doet dit uit voorzorg, omdat kogels op de zachte koperen schildjes niet afketsen. De maatregel is ons inziens alleen afdoende wanneer een helm inderdaad door een schampschot wordt geraakt.

HET RELAAS VAN GEKARD VAN DEN BOOM Van het voorste vliegtuig van een escadrille 3 motorige transportvliegtuigen (Junkers 52) dat pi. minus 4.45 u. noordelijk van de batterij richting Druten vliegend geraakt

werd, brak een vleugel af, die brandend als een fakkel met een nog draaiende motor als een espenblad naar beneden dwarrelde. De rest van het toestel schoot nog even door maar stortte toen in de buurt van Druten neer, waar het met een dreunende slag de grond raakte en een vuurzee veroorzaakte. Drie van de inzittenden sprongen er uit, waarvan er een met zijn parachute in de buurt van de batterij neerdaalde. De richters van een kanon volgden de parachutist, die langzaam naar beneden zweefde. Ze hadden daar vast geen andere bedoeling mee dan om een geintje te trappen, maar de man aan de chute die een loop voortdurend op zich gericht ziet heeft dat mogelijk toch als bedreigend ervaren. Hij ontdeed zich van zijn koppelriem mét revolver en gooide die naar beneden. Op ongeveer 20 meter van ons vandaan daalde de parachutist, raapte zijn parachute bij elkaar en kwam naar ons toe. Dat was de eerste en enige Duitser in uniform die ik in de vijf oorlogsdagen van dichtbij zag: Luftwaffe grijs uniform, met op de beide revers oranje-gele patjes met 3

'vogeltjes'. De vlieger meldde zich bij onze luitenant en feliciteerde deze dat we hem hadden 'abgeschossen'. De luitenant maakte de indruk (zo herinner ik me) dat hij de man volkomen negeerde. Na ons over zijn valscherm ontfermd te hebben werd hij door een paar in de buurt liggende infanteristen afgevoerd. Naar ik later vernam zijn er op de eerste oorlogsdag 70 krijgsgevangenen gemaakt in het Land van Maas en Waal, allen uit neergeschoten vliegtuigen afkomstig. Ze werden opgeborgen in een Rijnaak te Leeuwen, nog naar Rotterdam vervoerd en vandaar op transport gesteld naar Engeland. Een anderjunkerstoestel werd blijkbaar aan de staart geraakt en moest om ± 7. l O uur een noodlanding maken op het Leeuwense veld. Er zat een mortier-peloton in. Het werd door infanteristen bestormd en de inzittenden (die overigens geen weerstand boden!) met uitzondering van een van de piloten, die zwaar gewond was, gevangen genomen. Enige tijd later moet de piloot, die in zijn laatste ogenblikken werd bijgestaan door onze veldpredikant, ds. Cremer, zijn overleden. Als bijzonderheid kan nog verteld worden dat ik in dit laatste vliegtuig een briefje vond waarop geschreven stond: 1500 mtr. Wir fallen l m/p sec. (deze woorden waren doorgekrast!) Können wir auf dem nachsten Platz landen?

Op een (kerk)scheurkalender, gedateerd 13 en 14 oktober '50 (?), las ik een stukje dat hoogstwaarschijnlijk de beschrijving geeft van de wijze waarop aan de vlieger uit bovengemeld vliegtuig de laatste bijstand verleend werd door de veldprediker. Ik citeer daaruit: '... wie goed rondkijkt kan nog iets ontwaren op kleine afstand. Twee mannen zijn daar. De een ligt op de grond uitgestrekt en de ander hurkt bij hem neer. Het zijn de dodelijk gewonde Duitse officier en een 11


Het interieur van de Mandenmakerij. Resten van een door ons neergeschoten vliegtuig.

12


Hollandse veldprediker. 'Gij zijt zwaar gewond', zegt de veldprediker, 'zoudt ge bang zijn als ge moet sterven?' 'Neen', zegt de officier zacht, 'ik ben voor de dood niet bang.' 'En waarom is het dat ge de dood niet vreest', zo vraagt de dominee. Dan wacht hij met spanning op het antwoord van de stervende. Er zijn er immers in die dagen wel, die menen rustig in Hitler te kunnen sterven. Na een ogenblik van stilte komt het antwoord: 'omdat ik geloof, dat de Heere Jezus Christus mijn Zaligmaker is . . . " Dankbaar en ontroerd vouwt de Hollandse dominee zijn handen en samen met zijn

ding gebroken? Uit de machine moet een compleet mortierpeloton gekomen zijn, dat direct krijgsgevangen gemaakt is. De chef piloot was gewond. In de voorruit van de stuurhut zien

vijand, de stervende Duitser, bidt hij, onder

krijgen we van de staf telefonisch de opdracht om in Halfweg munitie voor onze 4tl

het dreunen van het geschut en het geronk der vliegtuigen. Geen uur later werd de vlieger, naar wij hopen en geloven mogen, opgenomen in Gods Heerlijkheid! Naar het vlees 'vijanden', maar ĂŠĂŠn in Christus . . .' Tot zover het citaat. Een lichte mitrailleur met munitietrommels

van dit vliegtuig werden bij ons gebracht. Een smid heeft een soort standaard gemaakt, een ijzeren pen met daarop een houder waarin de mitrailleur past. Nu zullen we de Duitsers met een van hun eigen wapens kunnen beschieten (het vizier is nog in mijn bezit!). De hele morgen was er publiek op de been, dat naar het schieten kwam kijken. Voor hun eigen veiligheid hebben we de mensen herhaaldelijk weggejaagd. Einde van het relaas. 10 mei '40, 7.10 uur Het is al over zevenen wanneer de gelegenheid gunstig lijkt om op een transportmachine te schieten. Wij raken zijn staart, waarna het toestel hoogte verliest en moet landen. Hij doet dat op een uitgestrekt veld ten zuiden van onze batterij. Wanneer we later de gelegenheid krijgen om de Duitse vogel te bekijken blijkt, dat hij met een gebroken linker landingsgestel op de grond staat. Een stuk van de staart is er inderdaad afgeschoten. Maar of wij verantwoordelijk zijn voor het defecte landingsgestel, weten we niet. Mogelijk is dat tijdens de noodlan-

we een groot gat. Hierdoor is waarschijnlijk

een stuk van een ontplofte granaat geslagen, die de vlieger heeft getroffen. Niet lang na de landing zou de vlieger zijn overleden. Een en ander vernemen we uit verhalen die ons later verteld zijn. 7.30 uur

Om ongeveer kwart over zeven of half acht te gaan halen. Wij zijn nog lang niet door onze voorraad heen, maar we juichen de aanvulling die gepleegd moet worden toe. Alleen . . . we moeten nu (wie weet voor hoe lang) niet alleen twee van onze auto's missen maar ook, en dat is erger, twee chauffeurs. En we zitten toch al zo krap in ons personeel. Twee wagens vertrekken met de chauffeurs Frasing en Ritsema. 8.00 uur Even na acht uur komt het bericht binnen dat Nederland officieel in oorlog is met

Duitsland. Uren zijn we al op overvliegende Duitse toestellen aan het schieten, omdat wij nog altijd in de mening verkeren, dat er sprake is van een schending van ons grondgebied. Dit belette ons niet te proberen ze onder schot te krijgen. Nu weten we zeker dat we niet met een raid op Engeland te doen hebben, maar dat Nederland-zelf het doelwit is van onze Oosterburen! De batterij-commandant en de vaandrig verzamelen ieder een helft van de aanwezige manschappen om zich heen en brengen deze op de hoogte van hetgeen zojuist bekend is geworden. De vaandrig zegt ongeveer het volgende (of woorden van gelijke strekking): 'Mannen! De oorlogstoestand tussen Nederland en Duitsland is een feit geworden. De vele vliegtuigen die we hebben zien overkomen zijn dus bestemd om ons land te

13


veroveren. Wij moeten ons van nu af tegen de Duitsers proberen te verdedigen. Wij kunnen dat niet anders dan door zoveel mogelijk van hun vliegtuigen uit te schakelen. Wij gaan door op de wijze waarop we de hele morgen al bezig zijn. Het is onze plicht ons te verdedigen . .. Het gaat om het belang van ons land, om onze grond. De Duitsers zijn vanaf dit ogenblik onze vijanden! Mannen! Zet 'm op . . !' 'Mijn land verdedigen? Man! De Duitsers zitten misschien allang in Losser . . . daar hebben ze mijn gezin misschien al gevangen genomen of doodgemaakt... of straks gaan ze mijn vrouw verkrachten . . !' Een ander reageerde met:' Praat me niet over 'mijn land .. .' Mijn leven lang was er hier in Holland geen werk voor mij ... ik werd naar Duitsland gestuurd. Daar verdiende ik mijn brood ... en nu moet ik dan déze grond gaan verdedigen? Vergeet het maar! Dat beetje Nederlandse grond dat ik heb, zit in mijn bloempotten en die heb ik nog moeten stelen ook! En de Duitsers mijn vijanden? Vergeet dat ook maar. Die lui daar zijn béter voor mij geweest dan welke Hollander dan ook . . !' Daar stond de vaandrig dan. Hoewel dan wel al 21 jaar, maar 'met een bek vol tanden'.. . tegenover mannen die vrouw en kinderen hadden en op dit tijdstip met hun gedachten bij hun gezin zijn, terwijl hijzelf niet eens getrouwd is ... en dus mooi praten heeft. . . en moest toegeven: misschien hebben ze verdorie nog gelijk ook . . ! Wat de luitenant tegen zijn troepje gezegd heeft weten we niet. Wat ze in het korte gesprek naar voren hebben gebracht bleek al gauw vergeten. De mannen toonden zich allen bijzonder coöperatief en deden wat van hen gevraagd werd. Zij vormden samen maar een klein team, maar wel een waarop je kon rekenen. Er heerste op die eerste oorlogsdag en tijdens de daarop volgende dagen een prettige geest onder de manschappen. Er zijn geen onvertogen woorden gevallen.

14

8.15 uur Tegen kwart over acht komt er een 'doel' aanvliegen waarop de batterij haar kracht gaat beproeven. De alleen-vlieger wordt onder vuur genomen. Nu is het wéér prijs. Het begint er op te lijken dat, wanneer het 'aanbod' maar goed is -, dus op bruikbare afstand ligt - de problemen waar ze in de vroege ochtend nog mee kampten voor een goed deel zijn opgelost. 8.20 uur Om tien voor half negen wordt nogmaals een kans geboden. Op een 1000 of 1500 m hoogte passeert er weer een argeloze Duitser. De mannen stellen hun kanonnen, die vervolgens de granaten beginnen uit te braken. Het resultaat: een brandende Ju 52, die nog even richting de Betuwe vliegt en dan neerstort. 9.00 uur In de loop van de morgen, we schatten dat het rond de klok van negen was, hebben de Duitsers nog een verrassing voor ons in petto. Hoog boven de batterij wordt een groot cirkelvormig rookgordijn gelegd. De batterij is kennelijk als hinderlijk ervaren en het gordijn moet de aanvliegende vliegtuigen op haar aanwezigheid attenderen. Wanneer de naderende toestellen het rookgordijn waarnemen gaan ze beduidend hoger vliegen of vliegen met een wijde boog om ons heen. Er is op dat ogenblik weinig wind, maar de 'rook'lost zich na korte tijd toch op, dan wordt de scéance nog eenmaal herhaald! Een raadsel blijft waarom de Duitsers om ons uit te schakelen, geen gebruik maken van bommen. Wij prijzen ons gelukkig dat ze ons niet gebombardeerd hebben. De gevolgen van een bombardement zouden voor ons kleine groepje desastreus geweest zijn! 9.45 uur De batterijcommandant en de aan hem toegevoegde vaandrig wisselen elkaar regelmatig af om de leiding over de batterij te nemen. In het algemeen gaat het zó dat wie van beiden het eerst een geschikt doel ziet aankomen zijn kracht daarop, tesamen met


de mannen, mag beproeven. De sergeanten-stukscommandant Rientjes,

gedoofd. Niemand van ons is gesteld op dit soort

Van den Boom, Braun, Kuiper en Vervat

'tractaties' van 2 cm-granaten.

gaan bij toerbeurt 'op de bok' zitten, achter de correcteur en het afvuurpedaal van de

Rondom kijkend probeert de vaandrig te ontdekken of hij een manier kan vinden om de bescherming van het rond de dekkingen lopend personeel nog wat te helpen vergroten. Hij heeft iets op het oog, wanneer zich een nieuwe 'gast' komt aankondigen: er klinkt geronk uit het Westen! Een Junkers 52 komt in zicht. Wanneer de afstandmeter 3400 doorgeeft, geeft de vaandrig aan de stukscommandanten het bevel: vuren!

kanonnen. Zo komt ook ieder van hen aan zijn trekken.

De zon aan de hemel begint zo zoetjes aan te stijgen. De stralen worden warmer. Het moet vandaag niet té warm worden, want dat zal de werkzaamheden van de kanonniers maar bemoeilijken. Onafgebroken (vanaf vannacht drie-vier uur) staan de mannen op hun posten en verrichten al het nodige om, wanneer dat van hen gevraagd wordt, de overvliegende toestellen onder vuur te nemen. Gelukkig hebben ze dat op deze morgen al vier keer met succes gedaan. Voor een rechtstreekse aanval (met liefst drie Messerschmitt's 109) die nu wordt uitgevoerd, lijken de piloten van tevoren met elkaar de afspraak gemaakt te hebben, dat elk van de drie één geschutdekking voor zijn rekening neemt tijdens de duik die ze nu gaan inzetten. De jagers komen ongezien over de hoge populieren gevlogen, die naast ons terrein langs de straat staan en duiken met een rotsnelheid vuurspuwend op de dekkingen af. Vervolgens trekken ze met een steile bocht naar omhoog en verdwijnen dan boven de boomgaarden, die noordwestelijk van de batterij staan. Wij schrokken ons te pletter toen we de vuurspuwende monsters recht op ons af zagen komen. Ze denderden toen op zo'n dertig meter hoogte en een oorverdovend lawaai producerend over ons heen. Wij hadden de indruk dat ze met 2 cmprojectiel schoten. Onze veronderstelling was juist! In de aanvliegroutes naar de geschutdekkingen zien we op gelijke afstanden van elkaar in de grond grote ankervormige gaten. Het hoge, kurkdroge gras er omheen is in brand gevlogen. Het vuur wordt onmiddellijk met onze schoenen en de kolven van karabijnen

9.55 uur De kanonnen doen hun werk! Een paar seconden later wordt de middelste motor van de grote machine getroffen. Nog even

vliegt het toestel door en duikt dan vrijwel loodrecht naar beneden. Met een enorme dreun boren de motoren zich een paar meter in de grond. Van dit vliegtuig blijkt niets bruikbaars meer te zijn overgebleven. 10.15 uur Uit het Kistentransportflugzeug, zoals de

Junkers 52 ook genoemd wordt, dat we zo tegen tienen uit de lucht hebben gehaald zijn toch nog drie bemanningsleden gekomen. Zij hebben zich per parachute kunnen redden. Misschien een kwartier later passeren drie Duitsers, omringd door Nederlandse militairen met het geweer-in-de-aanslag, onze stelling. Ze zijn blootshoofds en dragen grijze overalls. Ik zag dat ze naar ons keken. Zij groetten correct met hun hoofden naar mij. Dienstpichtig soldaat-chauffeur Ford, die naast mij stond, riep: 'Ich gratuliere Ihnen mit Ihre Rettung'. 'Danke, danke schön', hoorden we terugroepen. Toen riep een der mannen naar mij: 'Haben Sie uns abgeschossen!? Op mijn antwoord: 'Dasz hat unsere Flakbatterie gemacht', riep dezelfde man: 'Ach, dasz war wunderbar. Ich könnte die Granaten nicht entweichen'. Zijn opmerking kwam op mij over alsof ze het over een jachtwedstrijd hadden. Zij moesten dan eenden voorstellen en wij de

15


jagers. Maar intussen ... ik realiseerde me deksels goed dat als wij niet proberen hen te raken, zij wel alles zouden doen om ons te treffen . . ! Er was op dat moment niets te doen (vuurpauze) en ik liep toen even naar de straat. Bij de mannen gekomen boog ik de revers van de overalls opzij en zag hun vliegeruitmonsteringen. Ik herhaalde de woorden van soldaat Ford en ze dankten ook mij daarvoor. Vervolgens gespte de Hauptmann-Flieger de pilot-chute los van de grote parachute die de boordwerktuigkundige (of navigator) met zich meedroeg en wilde die aan mij geven. 'Zum Andenken', zei hij. Ik stond al klaar am die in ontvangst te nemen, toen het plots door mijn hoofd flitste: Je mag niets van de vijand aannemen! Net op tijd kon ik de Officier kenbaar maken dat ik de

chute niet mocht aannemen. Hij toonde begrip en zei toen: 'Ach, bedauere sehr!' Daarna groetten ze ten afscheid 'AufWiederschauen'. Ik antwoordde ook 'Auf Wiederschauen' en had er zwaar de pest in dat ik zo ethisch was geweest. Belachelijk. We hadden de chute ook van de mannen kunnen afnemen. Het zou een aardige trofee voor de

batterij geweest zijn. De Duitsers liepen toen met de stoet infan-

teristen om zich heen de Puiflijkse straat af, op weg naar de inlichtingen-officier van de Brigade. Ik keek ze nog even na en dacht: zo dat zijn dus onze vijanden, maar realiseerde me op dat ogenblik nog niet, dat ze over vijf dagen onze overwinnaars zouden zijn! In de

batterij teruggekomen wierp ik nog een blik naar de plaats waar de machine (1000 m van ons vandaan) was neergestort en in mijn hoofd speelde de vraag wat er met de drie

andere inzittenden gebeurd was (in een Junkers 52 zitten behalve de bemanningsleden nog drie boordschutters). Ik veronderstelde dat zij om het leven waren gekomen. Daarom had ik de piloten er niet naar durven vragen... Even dacht ik nog aan de ouders of vrouwen van de dodelijk getroffen slachtoffers die de batterij deze morgen mogelijk al heeft gemaakt. Binnenkort vallen er bij hen wel briefjes in de bus met de mededeling:

Ijzeren Kruis in de envelop bijgesloten. En daar mogen die luidjes het dan hun verdere

leven mee doen . . ! 10 mei '40, Âą 11.00 uur Het zal tegen elven zijn wanneer op de weg die pal naast de batterij loopt een militaire commando-wagen uit de richting Puiflijk nadert. De auto stopt bij de vlonder die aan de Puiflijkse kant ligt. Een overste stapt uit en loopt in gezelschap van een tweede officier (zijn adjudant?) het stellingterrein op. Er wordt op dat moment, bij gebrek aan goede doelen, niet geschoten. De vaandrig heeft de komst van de officieren bemerkt en loopt ze tegemoet en meldt zich met: Vaandrig Hamilton, batterij-officier van de 156e batterij luchtdoelartillerie! De overste begroet hem vriendelijk, salueert terug en zegt: 'Ik ben overste Smit (Schmidt?) van het 26ste Regiment Infanterie (het is de vaandrig ontgaan of hij daarbij het woord commandant in de mond heeft genomen, maar denkt inderdaad dat het de hoogste baas van het Regiment is). Vervolgens stelt hij de officier voor, die hem vergezelt. De overste neemt het woord: 'Wij zijn getuige geweest van jullie schieten. Jullie hebt vanmorgen al voor meer dan een half miljoen uit de lucht geschoten. Mijn complimenten! Gaat zo door met je mannen!' Dan spreekt de overste nog even verder: 'Als het zo doorgaat zal het niet te vermijden zijn dat er slachtoffers vallen. Er kunnen misschien nog wel andere moeilijkheden komen. Probeer die het hoofd te bieden. Houden jullie moed! En, oh ja, spreek niet met je mannen over wat ik gezegd heb over

slachtoffers!' Na deze goedbedoelde woorden wil hij de vaandrig niet langer ophouden en neemt haastig en hartelijk afscheid. De beide heren

lopen naar hun auto terug, die even later z' n weg over de Puiflijkse straat vervolgt. De vaandrig bleef ze nakijken en voelt zich door het bezoek, ondanks wat de batterij misschien nog boven hoofd hangt, beslist bemoedigd. 'Onze verrichtingen en inspanningen zijn dus niet onopgemerkt gebleven

'Ihr Sohn' of 'Ihr Mann ist gefallen'. Als

... ze hebben bewondering gewekt . . .

laatste eerbetoon wordt er misschien een

zoveel zelfs dat een hogere officier van een

16


7

:::sav/r:.,

f :

/ | l''r ^;}/ t -i' ^ •!'fil', '^?~~föf^7r-*^ v !/•' /lOt/nB :i .r.4J-*ö^ \\! ^wffi-< '' £-%r l/ ; --- "rb ' " • /' r

1 l'vv-^ -"; ":>w// "^w'i".- --ij-'-^lrvi^

ll4fV

/

/

. A - . - : - - \ ' |V/'

^^--i^rJ,^^

l/ 'M

fe^ e •L^r"

,&i

t—(-•"•'-•'j.

....-

--'"•;-'_-T-^'

*\\vrf .rL.--lï.>_..... ••',' lY T^ r-j-..^

^1^

'i" // r / / / "NV" MW//-4-•• •

"--:;-"~-. •''>'-'''—-^ //c

^l^Wlf^j^m \--

'

^i^2>»t-,

Geschutdekking voor de 4tl. Naar het Oosten uitsparing voor schieten op landdoelen. Dit bleef er over van de Ju 52, rfte zich loodrecht in de grond boorde.

17


ander onderdeel zich de moeite getroost de mannen van de 156e te komen complimenteren en een hart onder de riem steken . . !' Plotseling verscheen een Messerschmitt 109. De jager dook van boven de boomrand (100150 m van de batterij vandaan) met een razende snelheid uit Noord-Westelijke richting en kwam recht op de voor hem dichtstbijzijnde geschutdekking, waarin zich behalve de stuksbediening en de stukscommandant Vervat ook de vaandrig Hamilton bevonden, aangestormd. De machine was door niemand eerder gezien. Het scheerde voor de aanval werd ingezet blijkbaar al over de boomtoppen. Buiten de geschutstelling stond, met zijn neus naar het Westen gerichteen munitie-auto, volgeladen met projectielen die uitgeladen moesten worden om iedere kanonopstelling van de nodige munitie te voorzien. Sergeant Van den Boom had de munitie laten aanvoeren en stond op het moment van de aanval links naast de auto. Toen de aanval werd ingezet liet hij zich plat op de grond vallen. De auto kreeg twee treffers: een voorband werd lekgeschoten en de radiateur doorboord. Tot aller geluk was de munitie niet geraakt! Van den Boom rende na de beschieting de kanondekking in. Daar had zich het volgende afgespeeld:

Een van de kogels floot rakelings tussen de vaandrig en Paul Bronkhorst (die met een houder met vier projectielen naast hem stond) en doorboorde de linker achterband van de vuurmond. Paul hoorde blijkbaar de schietende aanstormende jager en boog zich met zijn projectielen diep voorover (in de richting van de aanvallende machine). Een mitrailleurkogel drong onder de helmrand aan de rugzijde door zijn uniformjas, vloog richting onderlichaam, perforeerde daar wederom de uniformjas en boorde zich vervolgens in de houten geschutbedding ..! Hier was sprake van een schampschot, zonder dat de huid van de rug van soldaat was getroffen! De vuurmond had een aantal treffers gekregen, maar . . . wat ook niet mis was: een van de kogels had een op de dekking gelegen huls van een projectiel geraakt. Deze was opengebarsten, de granaat vloog op de grond (de geschutbedding), het vrijgekomen

18

buskruit uit de huls ontbrandde en stak de jute op de dekking mede in brand. Sergeant Vervat bedacht zich geen moment, bukte zich voorover, pakte het op de bodem liggende projectiel en smeet het over de reling van de omheining. Toen gingen de sergeanten Vervat en Van den Boom onmiddellijk het ontstane vuur op de jute op de dekking met de kolven van karabijnen uit slaan. In het uniformjasje van Bronkhorst waren het in- en uitvoergat van de kogel zichtbaar. Dat de kogel de man niet dodelijk getroffen had, was een wonder en kon misschien worden verklaard uit het feit dat soldaat Bronkhorst in diep gebukte houding had gestaan toen hij getroffen werd of dat hij met een holle rug had gestaan!? Dat de kogel die precies tussen de vaandrig en de soldaat passeerde en de band had geraakt geen der beide mannen getroffen had, was een opluchting van beiden waard! De jager, die allang verdwenen was, had voor een korte maar hevige consternatie gezorgd en ons de schrik van ons leven bezorgd. Veel tijd om bij het gebeurde stil te staan was er niet. De schade aan de vuurmond toegebracht waardoor deze tijdelijk buiten werking gesteld was, moest worden opgenomen. De lekke banden van de munitie-auto en de vuurmond dienden zo snel mogelijk hersteld te worden en de herstelploeg van de

compagnie moest verwittigd worden opdat de radiateur van de auto gerepareerd zou worden. Die had er bijgestaan als een paard dat stond te plassen! De schade aan de vuurmond viel erg mee. De evenwichtscilinders, waarin zich grote veren bevinden die bewerken dat de elevatie kan worden ingesteld (de loop omhoog en omlaag gedraaid kan worden), waren geraakt. Aanvankelijk kon er geen elevatie gegeven worden, omdat er deuken waren in de cilinders. Door met kracht de loop naar boven en naar beneden te draaien liep dat op den duur toch soepeler, zodat het kanon weer gebruikt kon worden. In het stalen deurtje, aan de zijmantel van de vuurmond, was de scharnierzijde als het ware dicht gesoldeerd met het lood uit een kogel. Het deurtje (dat als een brandkast-deurtje imponeert) was niet meer open te krijgen. Na lang


hakken met een beiteltje kon het lood verwijderd worden en funktioneerde het deurtje weer als normaal. Het losse projectiel dat door sergeant Vervat buiten de dekking was gegooid, werd door de vaandrig in een sloot gedeponeerd. Bij Paul Bronkhorst zat er de schrik danig in (niet te verwonderen!). De vaandrig, die van

dat ik bang was. Mijn bangigheid zou die van hen misschien kunnen versterken?' vertelt

de vaandrig later openhartig wanneer de batterij-tijd weer eens ter sprake komt. Een poosje is het stil in de lucht. De jongens

hebben 'rust op de plaats' maar blijven uitkijken en luisteren.

dorst verging, vroeg de soldaat op een gegeven moment om voor hem op de

boerderij van Van den Oever wat water te gaan halen, zijn veldfles te vullen. Bereid als altijd, wilde Paul dat wel doen, maar . . . schichtig naar boven kijkend, waar wel ergens een vliegtuig vloog, vroeg Paul: 'Mag ik wachten tot dit vliegtuig weg is?' Natuurlijk vond de vaandrig dat best. 'Het heeft helemaal geen haast. Wacht maar even. Twee minuten later vroeg de soldaat weer: 'Mag ik

effe wachten tot dat vliegtuig voorbij is.' Het eind van het liedje was wel dat de vaandrig voorlopig (en tot laat in de middag) geen

11.45 uur Er klinkt geronk in de lucht, dat sterker en sterker in de batterij doorklinkt. Daar komt er dus weer een aan! De kanonniers zitten op

hun stoeltjes en hebben de lopen al naar het Zuiden gedraaid. Van die richting lijkt het vliegtuiggeronk te komen. Dat wordt even later bevestigd, wanneer een grote machine in zicht komt. De getallen die

de afstandmeter-bediende afroept worden op de vuurmonden ingesteld. Het toestel Ju

water meer van zijn trouwe soldaat heeft

52) vliegt pal over de batterij, op zo'n 1200 m hoogte. Wanneer de machine de luchtruimte

gekregen en naar een slok water moest

boven de batterij nog niet bereikt heeft maar

blijven smachten . . !

de afstand gunstig is geworden, geeft de

Wanneer na de aanval de rust is weergekeerd

vaandrig bevel om te vuren. Al direct na de eerste salvo's ziet hij een oranje-rode sliert uit het toestel komen. Het is een vuurstraal

en de opdrachten voor de reparaties en de radiateur zijn gegeven, laat de vaandrig een

die waarschijnlijk door het treffen van de

paar ijzeren platen die in de wei liggen en

brandstof in de rechter vleugel wordt ver-

gebruikt zijn als grondplaten voor de zandauto's die zand voor de dekkingen hebben

oorzaakt. De machine staat in brand! Dan geeft hij het fluitsignaal 'Staakt het vuren', waarop de kanonnen onmiddellijk gaan

aangevoerd, tegen de zijwanden van de

zodat bij een onverwachte aanval de buiten

zwijgen. Op een brandende machine mag niet geschoten worden, zo meent hij zich van

de dekkingen vertoevende soldaten daarach-

de militaire lessen te herinneren. De 'militai-

ter dekking kunnen zoeken. Het werkje is gauw gefixed. De platen

re ethiek' verbiedt dat, speelt door zijn

geschutdekkingen plaatsen. In scheve stand,

hebben niet veel te betekenen, maar ze

vergroten de kans op dekking bij de steekaanvallen op de batterij. De vaandrig zelf is,

hoofd. Hij blijft het toestel met de batterijkijker volgen . . . verdraaid . . . het vuur lijkt gedoofd. Heb ik me toch vergist? Ik heb toch

duidelijk een vuurstraal uit de vleugel zien

dat wil hij gerust bekennen, ook bang voor

komen ... Het vliegtuig is inmiddels een

de jagers die het op de batterij gemunt

eind in Oostelijke richting gevorderd. De

hebben. De luitenant, de afstand-bediende en hijzelf staan tijdens het schieten ongedekt midden tussen de drie geschutdekkingen. Hij probeert zijn eigen angst te onderdrukken, althans de mannen niet te laten merken dat hij die heeft. Het meest is hij bevreesd dat

seconden lijken uren voor hem. Dan denkt hij: waren we maar doorgegaan met schie-

zijn mensen bespeuren dat hij angst heeft. 'Ik was bang dat de soldaten zouden merken

ten! Nu hebben we met mijn ethiek toch wel een aardige kans gemist... Hij heeft dat nog niet gedacht of hij ziet dat de machine nu duidelijk in brand staat. In lichter laaie zelfs en dan duikt het toestel naar beneden. Er is iemand uitgesprongen, die zich met zijn

19


parachute wil redden . . . maar tot zijn ontzetting ziet hij dat het valscherm zich niet opent! Deze dwarrelt met een 'poppetje' eraan als een witte sliert naar omlaag! De manschappen op de stukken hebben de machine met het blote oog gevolgd en zijn eveneens getuige geweest van de noodlottige val van de parachutist. Later horen we dat de Ju 52 in de inundatie bij Afferden is neergekomen. Het was de eerste keer in het leven van ons allemaal dat we met een dergelijke trieste zaak geconfronteerd werden. Dat we voor onze ogen een mens zagen doodvallen heeft de vreugde van wĂŠĂŠr een vliegtuig geraakt te hebben behoorlijk getemperd. 13.08 uur Om even over enen patrouilleert een 'eenzame' jachtkruiser (Messerschmitt 110) in de buurt. Misschien is hij wel op zoek naar ons. Het is een tweemotorig toestel met een dubbele staart en heeft iets weg van onze eigen G l. Op een gegeven ogenblik neemt de batterij haar kans waar. En met succes! De machine is ergens bij de dijk in de buurt op de grond

gekomen. Het voorstuk is uitgebrand. Het achterstuk (de staart) is intakt gebleven . . . Wat er met de beide inzittenden gebeurd is? Wij weten het niet. 10 mei '40, in de vroege middag. Even nadat een Messerschmitt 110 met succes onder vuur is genomen, wordt aan de batterij-officier gemeld dat er een vuurmond is uitgevallen. Dienstplichtig soldaat Huysmans, een van de geschutverzorgers, is de vervelende boodschap komen brengen. 'Tijdens het schieten is op een gegeven ogenblik een patroon maar ten dele in de loop verdwenen. De huls steekt nu zo'n centimeter of tien uit het achtereinde van de loop. Met Van der Heijden (ook geschutverzorger!) heb ik geprobeerd de huls naar buiten te trekken, maar dat is niet gelukt.' De hapering is de vaandrig niet eerder

opgevallen. Hij rent meteen naar de batterij-comman-

20

dant en brengt deze van het euvel op de hoogte. Dan gaat hij vlug bij de 'weigeraar' kijken. Wat de vaandrig vooral benauwt is, dat hij nauwelijks weet wat met storingen te doen, hoe die te verhelpen. In dat opzicht is de opleiding bij de 4tl in Alkmaar misschien tekortgeschoten of wisten onze instrukteurs daar zelf geen goede raad mee? Als regel werd meegegeven: bij het voorkomen van storingen moeten technische specialisten van de Artillerie Inrichtingen Hembrug Zaandam of Delft worden ontboden of de defecte vuurmond naar de A. I. worden gebracht. Het flitst door zijn hoofd: stel ik kan niets doen, waar haal ik dan onder dĂŠze omstandigheden een kanontechnicus vandaan? Bij de bewuste vuurmond gekomen ziet de vaandrig wat Huysmans hem al verteld heeft en probeert zich een beeld te vormen van wat er in de loop precies aan de hand is. Wat nu te doen? Ik kan proberen met de wisstok het projectiel via de monding van de loop naar buiten te stoten. Een linke zaak lijkt me dat. Trekken aan de huls is niet gelukt, de beide helpers hebben dat al geprobeerd. We missen daar kennelijk het goede gereedschap voor. Blijft over, het projectiel verder in de loop te stoten, dus de geleiband verder in de trekken zien te krijgen. Dan moet er dus flink tegen de hulsrand gestoten worden. Dat kan ik proberen met de wisstok, maar is ook een linke onderneming! Hij besluit tot het laatste. In ieder geval is oppassen geboden, opdat de ontstekingsdop niet wordt geraakt. De huls is niet gemakkelijk te bereiken. De mannen trachten door het nodige te demonteren ruimte te scheppen om met de lange wisstok tegen de hulsrand te kunnen slaan en tevens een 'steunpunt' de stok te vinden, zodat deze tijdens het stoten steun blijft houden en de kans verkleind wordt de ontstekingsdop te raken. Een en ander blijkt uitvoerbaar. Nu aan de slag. Dan begint het stoten tegen de hulsrand. Het moeilijke karwei kan niet langdurig worden volgehouden. De mannen besluiten elkaar af te wisselen. Na verloop van tijd is er enige vordering te bespeuren. De huls is een klein


stukje verder in de loop verdwenen. Dat geeft moed en de pogingen worden hardnekkig voortgezet. Tenslotte is het projectiel in de kamer verdwenen en zit de huls volledig in het achtereinde van de loop. Nu moet het sluitstuk langzaam naar omhoog worden gebracht. Dit lukt prima. Dan nog proberen of het schot gelost kan worden. Zal het afgaan? Om het schot met de hand te lossen moet er op een hefboom, die naast de mantel van de vuurmond zit, worden geslagen. De vaandrig wil zijn mannen geen risico laten lopen en besluit zelf de hefboom te bedienen. Hij stuurt zijn helpers op enige afstand, gaat naast de vuurmond staan en... bloembe zegt de vuurmond, nadat hij op de hefboom heeft geslagen. Het projectiel heeft op normale manier de loop verlaten en boort zich een weg door de lucht vlak boven de grond van het Leeuwense veld waarop deze gericht staat. De drie werkers slaken een zucht van verlichting. De inspanningen, die ze zich in de hitte van de dag hebben getroost, zijn niet voor niets geweest' De vaandrig meldt opgelucht aan zijn batterij-commandant: 'de vuurmond is weer tot vuren gereed!' Het gepriegel met de huls heeft zeker een uur of anderhalf inspanning van de mannen gevergd. 10 mei '40. Namiddag tot avond. De eerste oorlogsdag loopt ten einde! Aan de invasie van de honderden vliegtuigen die in colonne-verband in de vroege morgen noordelijk van de batterij passeerden, was na 3 kwartier of een uur een einde gekomen. De toestellen, meest transportvliegtuigen, boden een onvoorstelbaar schouwspel en produceerden een enorm, doordringend en zwaar geluid. Zo hadden we een inval van onze Oosterburen nooit kunnen denken. We wisten nauwelijks dat Duitsland over zo'n grote luchtvloot beschikte! De groepen Junkers 52 werden voorafgegaan door rechtsgerichte formaties van vijf of zes jagers. Ook formaties bombardementsvliegtuigen vlogen in de colonne mee. Soms zagen we de jagers (Me 109) tegelijk of na elkaar om hun as draaien (halve roll?) ze vielen dan als het ware naar beneden en waaierden vlak boven de grond uit. Dit verlaten van de colonne

stond ons helemaal niet aan. We vreesden het ergste van deze furieuse jagers. Tegen kwart voor vijf waren al verschillende uit het Westen terugvliegende vliegtuigen gesignaleerd. Die kwamen, zo vermoedden

wij terug na hun opdracht (uitwerpen van parachutisten) uitgevoerd te hebben. Waar ze vandaan kwamen was ons onbekend. De terugkomers kornen alléén vliegend of in groepen van twee - drie of meer toestellen bij elkaar door het luchtruim boven ons of in de

buurt van de batterij. De meeste toestellen vlogen toen aanmerkelijk hoger dan tijdens de invasie. Een enkele maal gelukte het ons in de morgenuren er een neer te schieten!

In de late middag verdween de zon en maakte de warmte plaats voor een verfrissende koelte. In de middaguren hoefden we niet meer in actie te komen. De mannen bleven wel op hun stukken zitten en luisteren en opletten of er geen machine in aantocht was, die zich op bereikbare afstand bevond. Ze waren langzamerhand moe en hongerig geworden. Aan dit laatste maakte onze proviandauto een einde. Als een kudde jonge hongerige paarden renden de mannen op de metalen bakken af, waarin het eten werd aangevoerd en lieten hun eetketels vullen. Het menu was: aardappels met capucijners, gebakken uien met gebakken stukjes mager spek en saus. Een voor een spoedden de soldaten zich met hun portie naar de geschutdekkingen om die daar, gezeten op een der benen of geleund tegen een platform of op een stoeltje van een 4tl, naar binnen te smikkelen. De meesten van ons realiseerden zich toen helemaal niet dat dit vandaag onze eerste eten was. Na de maaltijd voelde iedereen zich een ander mens. We konden er nu weer tegen. De moeheid leek, nadat we de stevige maaltijd verorberd hadden op slag te zijn verdwenen en de afgelopen dag nog eens overziend, maakte zich een gevoel van tevredenheid en geluk van ons meester, 't Was me een dagje geweest, maar we waren er allemaal nog en dat vonden héél wat! De activiteit in de lucht was, naargelang de dj d in de middag vorderde, sterk afgenomen. Nu was er hier of daar sporadisch een

21


Ju 52 met afgebroken linker landingswiel. Op de romp is duidelijk een afbeelding van Engeland te zien. Interieur van de Ju 52 met de banken waarop de parachutisten hadden gezeten (mortierpeloton).

22


vliegtuig te horen of te zien maar van de noodzaak van een actieve bestrijding was geen sprake meer. Toen het tegen zevenen liep mocht het merendeel van de troep afnokken. Een

schappelijke uitwisseling van 'Weltruste' en

'Hou

doe' gingen de mannen uit elkaar!

Het is tegen half tien geworden. Voor de vaandrig naar zijn kwartier gaat, wil hij nog

wachtcommandant en een wacht voor de

even in het wachtverblijf gaan kijken. Een

batterij waren aangewezen en, met uitzon-

paar soldaten liggen al op de brits te slapen.

dering van een uitkijk/luisterpost (die tussen

De anderen zitten, al of niet met hun hoofden daarop gesteund, om de tafel

de stelling door moest blijven lopen), begaf iedereen zich naar de wachtkeet om daar, bij toerbeurt, te proberen een beetje te slapen.

Al was de tijd van komen 's morgens om vier uur al gegaan, de tijd van gaan was voor de vaandrig en zijn beide helpers, Huysmans en Van der Heijden nog niet gekomen... de kanonnen, die die dag behoorlijk werk hadden geleverd, moesten nog hun onderhoudsbeurt krijgen. Wat dat laatste precies inhield, wisten de drie mannen, bij gebrek aan onderhoudsvoorschriften niet.

Met een beetje gezond verstand en wat onderling overleg hoopten ze evenwel de stukken een goede beurt te kunnen geven. Uit de onderdelenkisten werden de verschillende smeermiddelen en olie gehaald. De lopen werden met een wisstok doorgehaald om kruitdelen en stukjes achtergebleven metaaldelen te verwijderen en vervolgens de

reservelopen door nieuwe uit de kisten vervangen. Dat was voor drie mensen geen licht karwei, maar ze kregen wat hulp van een paar soldaten die nog wat in de stelling waren blijven rondhangen (het was een mooie avond!) en belangstelling kwamen tonen voor het werk van de drie. Naarmate het uur verstrijkt wordt het donkerder, zodat dan op de tast of bij het karige schijnsel van een zaklantaarn gewerkt moet worden.

Toen de kanonnen er, naar beste weten van

geschaard, die verlicht wordt door een lampje dat aan een auto-accu is aangesloten. De wachtcommandant meldt routinematig dat 'alles in orde en rustig' is. 'Een paar man heb ik buiten staan.' De vaandrig wenst hem een goeden wacht en vertrekt. Een paar minuten later, wanneer hij richting van de boerderij van Van den Oever loopt (hij is de mandenmakerij al gepasseerd) hoort hij plotseling uit de duisternis in een norse toon: 'Halt! Wachtwoord!' roepen. Twee silhouetten, die hij eerst nog niet gezien heeft,

komen dichterbij. Het zijn twee met geweer gewapende soldaten, die hem nu staande houden. De vaandrig kijkt er van op. 'Wachtwoord? Is er vandaag een wachtwoord uitgegeven? Daar weet ik niets van. Ik ben vaandrig Hamilton, batterij-officier van

de 156e batterij luchtdoelartillerie die een eindje verderop staat en die op vliegtuigen heeft geschoten. Ik ben vanaf vier uur

vanmorgen permanent in de batterij geweest, zojuist hebben we de kanonnen nog

schoon gemaakt, maar mij is niks van een wachtwoord bekend. Er is vandaag niet over

gebeld en we hebben ook geen ordonnans gezien. Ik ben nu op weg naar mijn kwartier,

een eindje verderop.' De beide mannen geloven de vaandrig gelukkig op zijn woord. 'Wij hebben dat schieten gezien', zeggen ze

de mannen, weer piekfijn bijstonden, alle

nu wat amicaal geworden. 'Jullie hebben

glijdende en bewegende delen onder han-

fantastisch geschoten. U zult wel moe zijn en moet nu gauw gaan slapen. Het wachtwoord

den waren genomen, de munitievoorraden aangevuld en op orde waren gelegd, was het volgens de vaandrig wel bekeken.

Hij liet zijn mannen naar hun kwartier gaan, maar niet voor hij op zijn beste (imitatie)Brabants (Van der Heijden was een Brabander!) had gezegd: 'Da Ge bedankt zijt, da witte' en' Gullie moet nou mar gaon slaopen, da hedde wel verdiend.' Na een vriend-

is: schaaldier. Wij wensen U een goeden nacht!' De soldaten (van een ander onderdeel) deden een stap opzij en lieten de

verbaasde vaandrig passeren. Deze vervolgde toen ongestoord zijn weg. Naar huis lopend piekert hij nog na: wat is dat nou. Een wachtwoord zonder dat ze ons dat hebben doorgegeven. Gelukkig zijn het

23


rustige en redelijke jongens. Stel je voor dat het een paar heetgebakerde knapen waren geweest, dan had me dat wie weet wat voor trammelant kunnen geven. Ik zal er met de luit over praten, neemt hij zich voor, maar vraagt zich dan af: waar zal die zijn? Is hij bij het eten geweest? Vanmiddag met dat gedonder met die huls heb ik hem nog even gesproken. Misschien is hij wel naar de staf toe, een beetje napraten over de toestand in de batterij vandaag? Hij moet hondsmoe zijn, was nota bene al vóór mij in de batterij vanmorgen. Eindelijk in zijn bed liggend kan hij de slaap niet vatten. Er zijn zoveel dingen gebeurd, die hem door het hoofd spelen . . .

mandenmakerij in de weer om hun hele boeltje bij elkaar te slepen en in de goederenwagen te laden. Het was weer het bekende liedje: de persoonlijke spullen en strozakken en dekens pakken ... en de overbodige zaken laten staan (bedden, bureau, stoelen, enz). Alle lege hulzen, die de vorige dag al in de munitie kisten zijn gestopt, waar ze als projectielen uitkwamen, nemen we ook mee. Misschien kunnen die later weer gebruikt worden voor de aanmaak van nieuwe patronen in de munitiefabriek? (Wat een heerlijke optimisten waren we toen nog!) (Volgens De Jong, deel 3, blz. 164, moest veel materieel en munitie worden achtergelaten, bij ons dus niet.)

11 mei '40, ± 5.00 uur. Een paar uur later, hij heeft blijkbaar toch een poosje geslapen, hoort hij rumoer en gestommel in het huis. Zijn horloge wijst een stukje na vieren. De luitenant komt binnen en zegt: 'Kom, opstaan. We moeten gaan opbreken en naar Tiel!' De vaandrig sputtert even: 'Wat nou alweer weg? We hebben op de grond nog

11 mei '40, ± 6.00 uur. Omstreeks 6.00 u. is het wel zover dat de stukken uit stelling kunnen, maar dan horen we in de verte vliegtuiggeronk. Het blijkt een alleenvliegende machine te zijn. Kijken welke richting hij gaat! We moeten maar even wachten. De mannen (de wacht met wat helpers voor de munitieverlading) klimmen op de stukken. Het toestel komt in zicht en vliegt op betrekkelijk korte afstand van ons vandaan, wanneer door ons het vuur geopend wordt. Met succes! Het stort evenwel buiten ons zicht neer. Dat we dat 'bij het scheiden van de markt' mochten meemaken ontketent een enorme vreugde bij de manschappen. Als we dit festijn beleefd hebben is het toch echt tijd aan het bevel 'tot afmars gereed maken' gehoor te geven. De wachtsoldaten worden vervangen door anderen, die al met het pakken van hun spullen klaar zijn. Nu kunnen zij ook vlug hun strozakken enz. gaan ophalen en in gereedstaande auto laden. De colonne wordt vervolgens op de straat opgesteld, in de richting van de boerderij van Van den Oever. Als de soldaten nog niet zijn ingestapt, stuift vanuit de verte een snelle jager dichterbij, rikketikkend met zijn mitrailleur. Iedereen rent zo snel hij kan tussen de kleine huizen, die daar langs de straat staan en zoekt dekking. Wanneer de machine, zonder schade aangericht te hebben, gepasseerd is,

geen Duitser gezien.' 'De hele Brigade B is aan het opbreken. De troepen gaan bij Tiel over de schipbrug en die moeten we gaan beschermen', licht de commandant nog toe. Hoe het bericht was binnengekomen, weten we tot op de dag van vandaag nog steeds niet. Waarschijnlijk kreeg de telefoonwacht (in het batterij-bureau) de opdracht om de luitenant aan de telefoon te roepen en vernam deze het rechtstreeks van de staf. Misschien was er een ordonnans aan de deur geweest om het bevel schriftelijk aan de heer Meijster te overhandigen? De sergeanten, die ook door de baas gewekt waren, gingen op hun beurt aan de slag om alle soldaten wakker te maken en aan het werk te zetten. De wacht kreeg de mededeling dat de batterij opdracht had gekregen naar Tiel te vertrekken. Voorlopig moesten de stukken in stelling blijven staan. Straks zouden nog nadere opdrachten volgen. De chauffeurs rijden de nodige wagens naar de stelling en binnen een minuut of tien waren de soldaten van de koestal en de

24


NIEUWSBRIEF

december 1990

FILMVERTONING 'DER KRIEG AM NIEDERRHEIN' Deze reeds eerder aangekondigde film in Tijdschrift 64 zal worden vertoond op 15 januari 1991 in zaal Heumeshof, Past. Houtmanstraat te Ewijk. Een unieke film met authentieke opnamen van de krijgsverrichtingen en evacuatie in het grensgebied van september 1944 tot maart 1945.

Met medewerking van het bestuur en de Vereniging van Vrienden van het Bevrijdingsmuseum te Groesbeek. Het is ons mogelijk geworden de opnamen van deze film met unieke nog nimmer in Maas en Waal vertoonde beelden aan onze leden te presenteren. Deze opnamen zijn gemaakt tijdens de luchtlanding bij Overasselt en Groesbeek en volgen de krijgsverrichtingen in en om Nijmegen met de verovering van de Waalbrug. Deel twee geeft ons beelden van de voorbereidingen op de operatie Veritable met de verovering van de plaatsen Kranenburg, Kleef, Goch, Kalkar en Xanten. En de evacuatie van de bevolking in het oorlogsgebied. Deel drie is genoemd de sprong over de Rijn met de verovering van de brug bij Remagen en de plaatsen Keulen, Wesel, Rees en Emmerik. De opnamen zijn alleen bestemd voor leden (met introducee) in verenigingsverband. Niet-leden kunnen zich als zodanig opgeven en zijn dan ook van harte welkom. In verband met de te verwachten belangstelling is het gewenst tijdig aanwezig te zijn. De zaal is open vanaf 19.00 uur. De film wordt op zeer boeiende wijze ingeleid door Pastoor Thüring uit Groesbeek.

INZENDING KOPIJ Voor tijdschrift nr. 67 moet de kopij vóór 15 februari 1991 bij de redactie of het secretariaat binnen zijn.

Kerk van het witte stadje Thorn. EXCURSIE MAASTRICHT De deelnemers aan onze jaarlijkse excursie brachten een bezoek aan de bekende toeristenplaats Thorn, waar een koffiestop werd gehouden, om van daar verder te gaan naar het einddoel van de excursie naar de stad Maastricht. Alle deelnemers bezochten de prachtige St. Servaasbasiliek. Daarna was er de mogelijkheid om zelf verder de stad te bezichtigen, of gebruik te gaan maken van een speciale stadsrondleiding met gidsen. Tijdens de rondgang met de gids zijn zowel o.a. het bekende Vrijthof als ook andere oude gebouwen en de prachtige oude stadsplaat-


Vinketoren met stuk stadsmuur in Maastricht. Riviertje de Jeker in Maastricht.

Kapel naast O. L. V. Kerk met wonderbeeld O, sterre der Zee

te

Maastricht.


jesbezocht. Een kleinefotoreportagevandhr. C. Aanholt uit 's-Hertogenbosch getuigt van een goed geslaagde dag, ondanks dat de tijdsplanning wat in de verdrukking is gekomen.

jt/y^

' ^W1-

.-ripimutor—

_X n VSTREEKHISTORISCH MUSEUM TWEESTROMENLAND

Nieuws uit het Museum

In het Streekmuseum te Maasbommel zijn momenteel nog steeds twee exposities te zien, n.l. de expositie over het vervoer zoals dat vroeger ging in de streek, en die over de Mobilisatie en de bezetting. Omstreeks half december wordt deze expositie vervangen door een tentoonstelling van tekeningen van de heer Ger Mulder te Wijchen. De heer Mulder heeft in de jaren zestig en zeventig veel tekeningen gemaakt in de streek, waaronder enkele van nu verdwenen boerderijen. Het belooft een mooie expositie te worden, die tot eind februari volgend jaar te zien zal zijn. De zaal met klederdrachten wordt ook weer veranderd. Omstreeks half december wordt daar een tentoonstelling ingericht met handwerken aan textiel en kleding, en van proefen merklappen, alles uit de streek uit de tijd van voor de laatste wereldoorlog. Indien U nog interessante zaken wat dat betreft bezit en deze voor de expositie beschikbaar wilt stellen kunt U contact opnemen met mevr. W. Berris, tel. 08894-17461. Hoelang deze tentoonstelling zal duren is nu nog niet bekend. Nu al kan gemeld worden, dat omstreeks eind februari volgend jaar een expositie wordt ingericht over vestingwerken om Gelderse kastelen, onder de titel 'Gelderse steden omsingeld'. Tegen die tijd zal daar op deze plaats meer aandacht aan worden geschonken. Het Museum is elke zondag- en woensdagmiddag open van 2 tot 5 uur.

HET SPIEKER

Schenkingen: Dhr. Alkemade, Ewijk: Brandweerhelm Beuningen, beige met koperen 'kuif' 1950, gekleurde kaart 'Nederland bevrijd', tekening C. Jetses '45-'46. Dhr. W. van Hulst, Beuningen, lijst voor bovengenoemde kaart. Dhr. W. Bunnik, Beneden Leeuwen: Broekenpers. Rozenkrans met houten kralen in lederen zakje. Liederenboekje v.d. H. Alphonsusparochie 1907. Mevr. Borsten, Wijchen: 1 wit damesnachthemd met kant, 1 wit linnen sierkleedje handgeborduurd, 1 witte damesjasschort (drogisterij). Mevr. De Waal, Winssen: 1 bol papiertouw 1940, kinderslofjes van papiertouw, bietenriek, knopenhaakje voor schoenen, biggentang om te ringen, snoeizaag, pikhouweel, riszaag, kortzaag, blauw drinktuitje, zwarte herenstropdas met drukker, los wit herenboord, touw v. dorsmolen. Mevr. J. de Wildt-Peters, Hernen: oud herenen damesondergoed. Mevr. E. Wijnacker, Wijchen: kookboeken 1900 en 1950, glazen vliegen/wespenvanger, rieten mand, toiletemmer met deksel en rieten hengsel, div. stoffen. Mevr. Carpay-Herkenrath, Maasbommel: oude knopen, drukkers en gordijnringen. Mevr. Van Kampen, Winssen: plaquette 'Leeuwen 1940-1945', gemaakt bij Dericks en Geldens te Druten. Fam. P.L. Spin, Ewijk: 1 paar zwarte marechaussee-laarzen, 6 knopen. Mevr. D. Gerritsen, Beuningen: resten van kanten mutsenbol wit, groene trommel beschilderd met schepen en slot, wit flanellen herenonderhemd. Mevr. F. Wijtmans-de Wijert, Amsterdam: witte gehaakte pyamazak. Mevr. Leenders, Nijmegen: 3 knotten vooroorlogse katoen rose en blauw, popje. Mevr. Thoonen, Malden: witte onderrok en zwarte struisveren boa met kwastjes. Mevr. Brouwers-van Sommeren, Dreumel: 1 zwarte heren 'klepbroek', 1 zwarte damesjas, 1 zwarte dameshoed met bont, 1 zwarte damesparapluie, 1 zwart damesschort met rode bloemetjes.

Bruiklenen: Dames Bruisten, Beuningen: 1 hoge zwarte herenhoed ± 1850, 1 zwart damesjakje ± 1900, 1 zwarte damespellerine ± 1910, 1 donkerbruine damesbontkraag met handmof


± 1906, uit de oorlog: uit resten van vliegtuig gemaakte juslepel en schuimspaan, brisantbom, brandbom, stamkaart, textielbonnen en 2 sigarettendozen. Mevr. J. v.d. Wert, Maasbommel: 3 borrelglazen. Dhr. Laurant, Beneden Leeuwen: handmelkkar met bussen. Mevr. Van Wijk-van Wijk, Beuningen: 1 witte rouwmuts, 1 witte kanten muts, 1 witte katoenen muts met 2 stroken, in doos voor margarine van ± 1940.

Schenkingen t.b.v. het Streekhistorisch Museum: Dhr. J. Melssen, voorz. RABO-bank Ewijk: Lijmpot in keteltje voor meubellijm. Dhr. H. de Tije, Beuningen, houten rolstoel ± 1910. Dhr. G. van Os, Boven Leeuwen: Uzeren bietenschoonmaakrol voor bietensnijmachine. Dames Bruisten, Beuningen: Bidprentje van Theodora Bos-Willems uit Ewijk. Iedereen hartelijk dank voor uw schenking/ bruikleen. Als u iets heeft voor ons museum of documentatiecentrum, neem dan kontakt met ons op. Wies Berris-Visschers, 08894-12817.

ZESDE GELDERSE GENEALOGISCHE CONTACTDAG De 6de Gelderse Contactdag voor geneaiogen zal worden gehouden op 13 april 1991 in Motel Van der Valk te Tiel. De entree bedraagt f 5,-. Nadere informatie is verkrijgbaar bij de heer W.M.G. Arts van de Werkgroep Maas en Waalse Geslachten, Zwanensingel 259, Wijchen.

NIJMEEGS MUSEUM COMMANDERIE VAN SINT JAN

Traditie en mode in de paramentiek. Tentoonstelling naar aanleiding van het 60-jarig bestaan van het atelier Stadelmaier te Nijmegen. De liturgische gewaden die van oudsher in de katholieke kerk een grote rol gespeeld hebben, ondergingen in de loop der eeuwen naar vorm en decoratie veranderingen, maar nooit zijn deze zo spectaculair geweest als in deze eeuw. Op de fase van een enorme, historisch gerichte en vaak semi-industriële produktie voor en omstreeks 1900 ziet men allerwegen pogingen om deze tak van kunstnijverheid in overeenstemming te brengen met de ontwikkeling in de 'nieuwe religieuze (beeldende) kunst'. Na de jaren '50 spelen vorm, materiaal en functie de hoofdrol en neemt de versiering een minder belangrijke plaats in. Van het zeer grote aantal ateliers waarin zich deze ontwikkelingen in ons land afspeelden rest nog slechts een enkel, het nu 60 jaar bestaande atelier Stadelmaier te Nijmegen. De tentoonstelling schetst de geschiedenis van de paramentiek, met de nadruk op de periode 1930-1990.

Openingstijden: Dagelijks van 10-17 uur, zondag van 13-17 uur. 12 januari t/m 17 februari 1991: Traditie en mode in de paramentiek. Tentoonstelling naar aanleiding van het 60-jarig bestaan van het Atelier Stadelmaier te Nijmegen. Openingstijden: Dagelijks van 10-17 uur, zondag van 13-17 uur.

Het bestuur van de Historische Vereniging Tweestromenland wenst zijn leden prettige feestdagen en een gelukkig 1991!


loopt iedereen, schichtig naar boven kijkend naar waar de Messerschmitt 109 is verdwenen, weer naar de auto's terug. Je weet nooit of de knaap van plan is om terug te komen! De jager komt niet terug, maar wanneer al een aantal manschappen in de wagens zijn geklommen klinkt er weer vliegtuiggeronk. Een Junkers 52 vliegt op vrij geringe hoogte en kruist loodrecht de colonne. Een pracht kans gaat onze neus voorbij menen we, want de stukken staan in de rijstand en hangen achter de trekkers. Een paar enthousiastelingen die nog op de straat staan schieten dan, het lijkt of ze dat voor hun lol doen, met hun karabijnen (!) op het overvliegende toestel. Wie precies die stunt uithalen, weten we niet meer. In ieder geval zijn daar natuurlijk onze motor-ordonnans Post bij en zijn vrindje Wiersma (waar we al zoveel mee te stellen hebben gehad!) die daar staan te paffen . . . Wij hebben ze al een beetje 'gek' verklaard, als we een vuurstraal opzij langs het toestel zien komen . . . Verdomd, de machine staat in brand! Wij kunnen onze ogen haast niet geloven, maar de mannen hebben uit de 'vrije hand' raak geschoten. Op afstand, waarschijnlijk in de Waal of in de Betuwe, moet het zijn neergestort! De morgen van de lle mei is voor ons behoorlijk enerverend geweest. Behalve een vroege rĂŠveille, in verband met ons vertrek, zijn daar ook nog die twee vliegtuigen die zijn neergehaald en de vuurspuitende jager, die ons nog even de schrik op het lijf kwam jagen. De hele troep was in een uitbundige stemming gekomen, toen we tegen 6.10 u. (?) startklaar stonden. De heer en mevrouw Van den Oever kwamen naar de colonne en nemen bij iedere auto hartelijk afscheid van allemaal. Hun 'het aller-allerbeste' klinkt zeer welgemeend! Zij hebben ons gastvrij ontvangen . . . ons logies gegeven . . . zijn steeds behulpzaam geweest en hebben in een belangrijke periode in ons leven met ons meegeleefd ... Wij zullen de Van den Oevers nooit vergeten en blijven deze mensen erg dankbaar! De vaandrig, die de colonne zal leiden, heeft in de voorste auto (een kanontrekker) plaats-

genomen. De luitenant Meijster is al vooruit gegaan om in Tiel naast de schipbrug een plaatsje voor de batterij te zoeken. Het sein voor vertrek wordt gegeven. De colonne zet zich in beweging. De mars verloopt langzamer dan we hadden verwacht. In de buurt van Beneden-Leeuwen is de straat al behoorlijk gevuld met troepen en materieel van de Brigade B-onderdelen, die zich naar de pontonbrug bij Tiel begeven om naar de overkant van de rivier te gaan. Ordonnans Post weet ons aardig langs de vele militairen te leiden, maar Wamel gepasseerd en op de dijk gekomen is het een drukte van belang geworden, zodanig dat we met onze auto's muurvast komen te zitten. In al dit tumult stevenen twee soldaten op de vaandrig af en vragen hem het wachtwoord! Met ingehouden woede - wie komt er nu op dit moment om een wachtwoord zaniken antwoordt de vaandrig: schaaldier en vervolgt onmiddellijk: 'maar mensen komen jullie dat nou in deze drukte vragen? Wij komen uit Puiflijk, moeten als de donder proberen aan de overkant te komen. We moeten die brug beschermen tegen aanvallende vliegtuigen. Help ons liever er door te komen!' 'Schaaldier is niet helemaal goed', blijven de twee soldaten over het wachtwoord doorborduren. 'Ja jongens dat heb ik gisteravond laat toch van twee soldaten gehoord, die mij, toen ik van de batterij kwam en er ook naar vroegen. Je hoort en ziet toch dat we Nederlandse militairen zijn van een Nederlands onderdeel: de luchtdoelartillerie. Wij hebben haast, laat ons erdoor of help ons liever erdoor komen. We staan helemaal ingesloten, we moeten naar de brug!' 'U moet schaaldier zeggen en dan tegelijk een hand op uw hoofd leggen. Dat is nu het wachtwoord!', legden de soldaten uit. 'Nou dat is goed. Ze hebben ons gisteren noch vandaag een wachtwoord doorgegeven. Maar laat ons erdoor', gaf de vaandrig als antwoord. De soldaten lieten toen de colonne doorgaan en deden alles om voor de auto's een weg te banen tussen de militairen door. . .

25


we de vriendelijke gaven aan, we hadden tot 11 mei '40, Âą 6.30 uur. Tegen halfzeven passeerden we de pontonbrug van Wam el naar Tiel. De luitenant Meijster stond ons aan het eind van de brug op te wachten. Hij had een plekje gevonden (pal naast de brug) waar de batterij in stelling kon gaan. Hoewel het onvoorstelbaar druk was bij de oprit lukte het ons onze auto's vlakbij te parkeren. Tegen een uur of zeven stond de batterij schietklaar, met de lopen gericht naar de overkant van de stad omdat we aanvallen op de overtrekkende troepen op de brug verwachtten. Er gebeurde niets en een ware slachting, waarvoor alle mogelijkheden aanwezig waren wanneer de Messerschmitts actief zouden worden, bleef gelukkig uit! Verschillende malen werd een vliegtuig onder vuur genomen, maar zonder resultaat. In het rapport van Van den Boom wordt

melding gemaakt van het feit dat we eenmaal bijna de toren van Wam el hebben geraakt. Hij zag dat aan de lichtsporen van de afgeschoten granaten. Aanvankelijk stond de stadsmuur van Tiel vol publiek om het gebeuren gade te slaan (de batterij schoot in zuidelijke richting). Zodra we een keer in noordelijke richting schoten, dus over de hoofden van het publiek heen, waren de belangstellenden binnen een paar seconden verdwenen. Tegen het middaguur, de troepen hadden de brug gepasseerd, zou de brug worden uitgevaren. Voor de batterij betekende dat: einde opdracht! Zij werd naar Rijswijk aan de Lek gedirigeerd. De luitenant is naar Maurik vertrokken, waar de staf al neerstrijken. Waarschijnlijk heeft in de vroege middag stellingverkenning plaatsgevonden door onze commandant met de staf. De batterij marcheerde o.l.v. de vaandrig af naar Rijswijk. De tocht leek op sommige plaatsen, waar veel burgers langs de weg waren samengehoopt, op een ware triomftocht. We reden (i.v.m. de drukte van de trekkende militairen van de Brigade) in

langzaam tempo. Vele malen moesten we stoppen om brood, koffie en versnaperingen in ontvangst te nemen. Met graagte namen

26

dan toe nog niets gegeten! Bij de afslag naar Rijswijk ving de commandant ons op en reed ons voor naar Rijswijk. Aan het einde gekomen van de dijk aldaar moesten de trekkers vrij steil naar beneden rijden, een weiland in tegenover Wijk bij Duurstede (in de uiterwaarden). 11 mei '40, Âą3 16.00 uur. Het weiland was omzoomd met wilgebomen. Ze waren niet hoog, maar wij voelden ons toch een beetje beschermd voor zicht vanuit de lucht. Waar iedereen ondergebracht was, is ons ontgaan. De vaandrig lag vlak tegenover de stelling ingekwartierd bij de familie Paap, die aan de dijk woonde, de sergeanten bij de familie C.G. van Mourik te Rijswijk. Middageten is 's avonds niet meer gekomen. Wij hadden daar begrip voor omdat de keukentrein de gehele dag natuurlijk ook op mars was geweest. De jongens waren nog een beetje verzadigd van het brood en de koffie, die onderweg door de burgers was aangeboden. In de avonduren stond de batterij wel paraat, maar er was, op een enkele machine na die op te grote afstand vloog, niet veel te beleven. De stukken stonden weer open en bloot en daar moesten de soldaten zeker weer aanwennen. Ze groeven L-vormige, diepe greppels naast de vuurmonden, waardoor ze zich enigszins beschermd zouden voelen wanneer de platforms onder hun voeten te heet zouden

worden gemaakt door stekende jagers of bommen en ze mogelijk nog in dekking zouden kunnen gaan. De avond verliep rustig en saai. De koude begon parten te spelen en de meeste mannen dropen, toen dat werd toegestaan, af naar hun kwartieren. De wachtcommandant en de wacht bleven in de stelling achter en moesten de koude trotseren. Gedurende de nacht hebben de soldaten zich bezig gehouden met het kappen van grote takken van de wilgebomen, die ze ter camouflage op de L-vormige greppels legden. 12 mei '40, de gehele dag. De zondagmorgen verliep zonder schokkende gebeurtenissen. De gehele bezetting


De uitgebrande Me 110.

Resten van een door ons neergeschoten vliegtuig.

27


was in de stelling aanwezig, maar verveelde zich stierlijk. In een van de greppels wordt de lichte Duitse mitrailleur in stelling gebracht die voor ons uit de Junker, die op het Leeuwense veld was neergestreken, is gehaald en door een smid tot een bruikbaar wapen is getoverd (standaard!). Omdat er niets te beleven viel (behalve oplettend uitkijken en luisteren) gingen een paar van de boerenknechten onder ons zich

in de naaste omgeving verdienstelijk maken met het melken van koeien! Tegen half een moesten we aan de slag. Op een gegeven moment vlogen namelijk een drietal machines, even later gevolgd door een tweede escadrille, in de buurt van de batterij. Een tweetal daarvan werd onder vuur genomen en ... geraakt! De toestellen zijn brandend naar beneden gekomen. Het is waarschijnlijk dat nog een derde vliegtuig door ons in moeilijkheden is gekomen en heeft moeten landen. Ook in de middag zijn we in actie geweest. Het resultaat was dat er een toestel snel hoogte verloor... In de vroege middag werden we verrast door de komst van pap. Het was dan geen volledige middagmaaltijd die ons werd aangeboden, maar pap is altijd beter dan niets. De jongens die de eetketels bij zich hadden, konden daar lekker van smikkelen. De vaandrig had zijn ketel natuurlijk (!) niet bij zich en viste naast de pap. Soldaat Oosting, van de oude garde, bemerkend dat zijn baas dus niet te eten had (stom om zo'n eetketel te vergeten!) at de helft van zijn portie op en gaf daarna zijn eetketel met lepel aan de vaandrig en zei: 'DĂŠ, opeten!' Hoewel getroffen door de sympathieke geste van Oosting antwoordde hij: 'Nee, die moet jijzelf opeten.' De soldaat drong aan: 'Nee. Ik heb genoeg gehad en u hebt niks.' Toen nam hij de ketel van de soldaat aan en at, in het begin zichzelf wat vermannend omdat dit de eerste keer is dat hij uit andermans bord moet eten en met 'n lepel moet eten, waar een ander al van gegeten heeft. . . De verdere middag bestaat uit wachten en rondhangen om de stukken. De luitenant is spoorloos. Hij is waarschijnlijk bij de staf in Maurik. Tegen zes uur verschijnen er plotseling een

28

aantal broden met de nodige boter erbij. De broden worden in hompen gebroken en rondgedeeld en allen krijgen een flink stuk boter erbij. Een en ander wordt met graagte ontvangen en opgegeten. De etenswaren zijn, zo vernemen we later, 'gevorderd' van een bakker en van een of andere winkel door de luitenant. Beleg had er, wat ons betreft, ook nog bij gekund, maar hiermee zijn we ook al heel tevreden. Om zeven uur komt de luitenant. Hij verzamelt de troep om zich heen en vertelt wat hij gehoord heeft over de situatie in het land. De staf heeft hem daarover ongetwijfeld ingelicht. 'Morgenvroeg zal de Grebbe door Engelse vliegtuigen worden bestookt. De Duitsers

zijn daar op verschillende plaatsen doorgedrongen. De vliegtuigen worden in alle vroegte verwacht en zullen worden vooraf gegaan door Nederlandse vliegtuigen, die de weg zullen wijzen.' Het klinkt erg aannemelijk en wij verheugen ons al op hun komst. 'De Fransen zijn in zuidelijk Nederland binnengerukt en komen Nederland helpen. De toestand in Nederland zelf is vrij gunstig . . . onze verdediging werkt prima en kan de toestand goed aan.' Een beter bericht had de baas ons niet kunnen brengen! 13 mei '40, vanaf de vroege ochtend. De nacht ging voor de batterijwacht voorbij als iedere koude nacht. De mensen zijn wel wat gewend (denken we aan de koude in Dreumel doorstaan!) maar ze zullen blij zijn geweest dat, na vele uren wachtkloppen in de

open lucht zonder de gelegenheid te hebben een moment te slapen, de morgen aanbreekt. Het is vandaag Tweede Pinksterdag en het weer belooft goed te worden. In alle vroegte zijn allen in de batterij aanwezig, om getuige te kunnen zijn van de komst van de Engelsen. Hoe laat het toen was, weten we niet meer, maar op een gegeven moment wordt uit de verte motorgeronk gehoord. In het begin is dat nog niet sterk maar zwelt aan tot we boven onze hoofden een drie of viertal kleine Nederlandse vliegtuigen zien (de oranje driehoeken op de romp en de vleugels). De vliegers


vliegen 'huisje-boompje-beestje' en zitten op zo'n 50 meter hoogte wanneer ze over ons heen vliegen. Wij zwaaien allemaal naar boven en ... de piloten zwaaien terug! Dat zijn dus de verkenners of de gidsen voor de Engelsen. De Engelsen, die natuurlijk met een grote groep komen, kunnen elk ogenblik verschijnen. Maar nee hoor. Zij komen niet! Een uur hebben we nog op hen zitten wachten. Dan geven we dat wachten teleurgesteld op. Sommigen geven commentaar: 'Schei uit man! Hoe willen diĂŠ ons komen helpen, ze hebben zelf niks . . .' 'En de Fransen? Die kun je ook op je buik schrijven, Die spelen natuurlijk Jeu de boules . . .' Richting Grebbeberg kijkend zien we de Nederlandse toestellen om beurten naar boven vliegen en dan duikvluchten maken op de stellingen op de grond. Het is geen spectaculair gezicht, maar het doet ons goed dat de Hollanders zo actief bezig zijn. (Over de werkelijke toestand bij de Grebbe weten we absoluut niets!)

De enige van ons die zich realiseert wat voor een dag het vandaag is, is sergeant Van den Boom. Hij zou, wanneer alles normaal was geweest, zich vandaag verloven met een meisje dat hij in Alkmaar heeft leren kennen: Jannie Asma. Het heeft voor hem niet zo mogen zijn. Bij de planning van deze dag, die heugelijk had moeten worden, is er geen rekening mee gehouden dat de oorlog wel eens uitgebroken zou kunnen zijn . . . Tot ongeveer drie uur gebeurt er in Rijswijk niets noemenswaardigs. Zo interessant de 10e mei is geweest, zo saai verloopt tot nu toe de 13e. Wachten... uitkijken en luisteren... en rondhangen in het weiland. Tegen 15.00 uur komt er wat werk voor de mannen. De batterij moet naar de overkant van de Lek worden verplaatst. Nu om vanaf de overzijde de pont te beschermen. De batterij zal niet in een keer in haar geheel worden overgebracht. Veiligheidshalve zal dit in drie tempi geschieden. Het eerste stuk wordt uit stelling gehaald en tegelijk met een paar auto's naar

de overkant gestuurd, waar het stuk in stelling gaat. De twee andere stukken staan

dan nog tot vuren gereed. Dan volgt het tweede stuk en wanneer dit in Wijk bij Duurstede in de schietstand staat, volgt numero drie. We staan vrij gauw tot vuren gereed. Het heen en weer varen van de pont vergt tijd. De batterij staat vlak naast het object dat we

moeten beschermen, maar er worden geen aanvallen op het veer gedaan. Het heeft er

alle schijn van dat we weer tot nietsdoen gedoemd zijn. Verschillende malen hebben we toch nog het vuur kunnen openen. Tijdens de eerste en de derde maal dat we schieten hebben we een vliegtuig blijkbaar zodanig geraakt, dat de beide toestellen in oostelijke richting moeten dalen. Zo iets bizonders we het de eerste malen vonden treffers te maken, zo gewoon beginnen we dat nu te vinden. Alles went, ook vliegtuigen neerschieten, blijkbaar! Wanneer het al donker begint te worden krijgen we opdracht uit stelling te gaan en ons naar Vreeswijk te begeven. De auto's waren in Rijswijk al geladen. Nu de stukken nog achter de trekkers hangen en de munitie in de munitiewagen laden . . . (gebruiksvoorraad) dan kunnen we afmarcheren.

13 mei '40, avond. Langs de noordelijke Lekdijk rijden we naar Vreeswijk. De dijk is maar smal. Datfeitdeert ons niet maar ... er zijn duizenden militairen (afkomstig van de Grebbe?) via de dijk op weg naar het Westen, achter de Waterlinie. Ze hebben hun hele hebben en houden van hun onderdelen bij zich: voertuigen, paardentraktie enz. Er is geen doorkomen aan en we zijn genoodzaakt netjes op de plaats, die we in de eindeloze colonne hebben veroverd, te blijven. Ons tempo bedraagt maar zo'n vier kilometer per uur. ledere keer moeten we halthouden . . . we schieten niet op. Het wordt kouder en de jongens springen van de auto's en besluiten te gaan lopen. Als de nacht vordert slaat de vermoeidheid van onze chauffeurs toe. Zij hebben bizonder lange dagen gemaakt vanaf die vroege ochtend op 10 mei. De hele dag op de stukken gestaan, zoals vandaag en dan nu

29


weer achter het stuur in dit sukkeldrafje. Sergeant Van den Boom zit naast chauffeur Dijk in de open cabine van de G.M.C. (Jumbo). Om zich tijdens de koude nacht wat te verwarmen zit hij op de bodem onder het dashboard. Hij hoopt zo wat te kunnen profiteren van de warmte van de motor. Een paar jongens zitten nog in de laadbak, verder ligt daar bagage. Op een gegeven moment, wanneer de dijkweg een bocht naar links maakt, voelt hij het lichaam van de chauffeur boven op zich vallen. De auto rijdt rechtdoor van de dijk naar beneden ... de chauffeur, die in slaap is gevallen, is per seconde wakker, schuift terug op zijn zitplaats, schakelt de voor- en achterwiel aandrijving in, draait heftig aan het stuur, zodat de auto weer op de dijkweg komt. Een en ander gebeurt zo snel, dat de auto op dezelfde plaats in de colonne terecht komt. Gelukkig was de auto met het kanon er achter op het talud niet gekanteld maar we hoorden achter ons wel veel gestommel van schuivende bagage en manschappen! De vaandrig zit naast chauffeur Prasing, in de laatste wagen van de colonne. Hij ziet zijn chauffeur knikkebollend achter het stuur en vraagt: 'Zal ik het van je overnemen? Je hebt erge slaap, geloof ik.' Prasing wijst het aanbod af. Het stuur overgeven komt zijn eer te na. Hij zegt dat het nog wel gaat. En dan gebeurt het: de auto die voor hen rijdt, met een fiets achterop gebonden, moet stoppen omdat de hele colonne halt houdt. Prasing is dat ontgaan en rijdt, weliswaar met geringe snelheid, door en botst tegen de voor hem rijdende wagen, waardoor de fiets precies in het midden geraakt wordt en goed is voor de sloop: de voorvork, de stangen, de achtervork en de beide velgen vertonen allemaal een knik . . . Prasing is dan meteen wakker. De auto's blijken geen schade te hebben opgelopen. Tijdens de nog lange rit die voor hem ligt, is hij in het land van de 'wakkeren' gebleven! Naarmate de uren verstrijken naderen we stukje bij beetje het einddoel van onze reis: Vreeswijk. De luitenant, die al in de vooravond vertrokken is, heeft inmiddels stelling verkend. Hij staat ons op te wachten op de plaats waar we het dorp moeten inrijden en 30

coached ons naar de Wiersdij k, waarnaast de batterij in stelling moet komen met als opdracht: bescherming Vreeswijk (waar inmiddels al duizenden en nog eens duizenden militairen zijn geconcentreerd achter de Waterlinie). 14 mei '40, Âą 4.30 uur. Rond half vijf staat de batterij op een weiland, dat grenst aan de tuinen van een rij huizen, die langs het Merwedekanaal staan. Het schootsveld is matig. Vooral beperkt richting Wiersdijk en richting van de huizen. We liggen wel dicht bij het dorp dat we moeten beschermen. Veel andere keus is er niet, dus we moeten het er maar mee doen. De auto's hebben we in een boomgaard, die aan de andere kant van de Wiersdijk ligt, geparkeerd. Zo heeft niemand daar last van. De vaandrig heeft inkwartiering gekregen bij de familie Koekman, die het dichtst bij de batterij woont. Hun tuin grenst namelijk aan het weiland waarin de kanonnen staan. De sergeanten Vervat en Van den Boom bij de familie Visser, hoek Handelskade/Wiersdijk. In de morgenuren is er weinig luchtactiviteit. Af en toe wordt gevuurd, maar zonder resultaat. In de loop van de morgen wordt door iedereen van de infanterie die maar een geweer heeft of een ander handwapen of mitrailleur geschoten. De vaandrig is net even op zijn inkwartieringsadres. Hij hoort het schieten en begrijpt niet dat de batterij zich stil houdt. Hij kijkt naar buiten en ziet op geringe hoogte twee Nederlandse G I's passeren . . . Geen wonder dat zijn mannen niet vuren. De afbeeldingen van de Nederlandse vliegtuig-herkenningstekens (oranje driehoeken) die op alle soldatenkamers, cantines enz. ophangen, hebben niet veel gebaat. ledere niet-luchtdoelartillerist schiet nu, zonder op de herkenningstekens te letten . . . Een trieste zaak vinden we dat. Wat een ervaring voor de vliegers van misschien wel de laatste G l' s waarover onze luchtmacht nog beschikt! In de middag weigert een vuurmond zijn dienst. De reden voor de weigering is niet direct aan te wijzen. We laten het stuk naar


de boomgaard slepen, waar het gedemonteerd wordt. Dan wordt duidelijk wat er aan de hand is. De transportas van het sluitstuk is gebroken. Over een reserve-as beschikken we niet. Dit is een ernstige kwestie, die alleen door specialisten kan worden verholpen. De vaandrig besluit in de nacht van 14 op 15 mei met het stuk naar Delft te rijden (Artillerie Inrichtingen). Daar moet men in staat zijn de reparatie uit te voeren! Wanneer de dag verloopt krijgen de mensen, net als gisteren, geen warme maaltijd. Zou de keukenwagen nog steeds niet gebruiksgereed zijn? En waar blijven dan die zogenaamde noodrantsoenen? Hoe de mannen aan eten komen is niet duidelijk. Waarschijnlijk zijn het weer de burgers, die aan hen inkwartiering verschaffen, "die wat van eigen voorraad afstaan. Dat overkomt de vaandrig ook, die van de familie Koekman eten krijgt! 14 mei '40, in de middag. Bij herhaling attendeerde de radio-omroeper de luisteraars erop dat de radiozenders (c.q. stations) mogelijk door de vijand kunnen worden bezet. Indien dat gebeurt zullen ongetwijfeld berichten door de vijand worden uitgezonden die vals zijn. Zolang u onze stemmen hoort, is hier niets aan de hand. U moet naar de voor u bekende stemmen luisteren. Wanneer door ons een mededeling wordt gedaan, komt die van Nederlandse zijde. Hoort U een vreemde stem, wantrouw dan het bericht. Zolang de zenders in Nederlandse handen zijn, zullen wij de berichten blijven voorlezen... Indien dat niet meer het geval is, dan hoort U ons niet meer! In de batterij is het meestentijds rustig in de namiddag. Wij beschikken nog maar over twee stukken! Tegen half zeven vliegen twee escadrilles (een eind uit elkaar) die worden beschoten. Ze worden door ons en onze 2 tl-onderdelen onder vuur genomen.EenJ drietal van deze toestellen vliegt, snel hoogte verliezend, in zuid-oostelijke richting, terwijl ze de bommen die ze aan boord hebben laten vallen. In de richting van Vianen komen die in een weiland terecht. Een aantal koeien wordt dodelijk getroffen.

Om zeven uur (19.00 u.) vernemen we bij monde van de omroeper dat Nederland heeft gecapituleerd. Voor zover we dat ons kunnen herinneren volgt hierna de proclamatie van generaal Winkelman, met de motivering waarom hij besloten heeft de wapens te laten strekken. Met gemengde gevoelens nemen we kennis van het sombere bericht. Het komt op dat moment als een volslagen verrassing. We wisten niet wat zich in het land, met name in Rotterdam had afgespeeld. De capitulatie blijkt reeds om vijf uur (l 7.00 u.) te zijn afgekondigd en bekendgemaakt. Ons werd daarvan geen mededeling gedaan. Begrip voor het besluit kunnen we zeker opbrengen. De oorlog had volgens ons niet veel langer meer kunnen duren, ook al hadden de Duitsers niet naar het middel van het bombarderen van een van onze grootste steden gegrepen. Al de troepen van Brigade B, het Illde Legerkorps en de Grebbeberg zijn al naar het Westen, achter de waterlinie teruggetrokken. Wat moet die troepenconcentratie op zo' n klein stukje grond nog gaan uitrichten? Een paar dagen hadden wij het met onze batterij nog wel kunnen rekken, maar dan zouden we door onze munitievoorraad heen zijn. En wat dan? Onze bondgenoten, waar Nederland alle hoop op had gevestigd, hebben het moeten laten afweten... De strijd is door ons verloren. Wij hebben het zien aankomen dat die op deze manier zou eindigen. Een enkeling in onze groep heeft het er kwaad mee. Zou nog willen doorvechten. Maar waar? De oorlog is voor niets gevoerd. De Nederlandse krijgsmacht is roemloos ten onder gegaan!

Periode na 14 mei '40 De dagen die op de capitulatie volgen zijn verre van interessant De duizenden soldaten in Vreeswijk hangen maar wat rond in het stadje. Sommigen spelen kaart, een accordeon speelt Wij zijn allemaal krijgsgevangenen, maar merken daar niets van. Een Duitse soldaat op een motor die in de buurt komt en de vele soldaten ziet, maakt rechtsomkeert' Misschien een week later moeten we de kanonnen, de auto's en de munitie gaan

31


Resten van een door ons neergeschoten vliegtuig.

32


inleveren. De colonne wordt voor het huis van de Koekmans opgesteld. We voelen ons allemaal bedonderd als we onze batterij zien wegrijden. Een paar dagen later wordt het personeel van de 156e naar Gorkum overgebracht. We belanden, na afscheid genomen te hebben van de sympathieke familie Koekman met dochters Annemarie en Non, in de Citadel-kazerne in Gorkum. Niet lang zijn we daar geweest. We moesten terug naar Puiflijk! De geschutstellingen bleken bij aankomst te zijn dichtgetimmerd. Een bord daarbij: Gevaarlijk! Wij weten niet waar dat op slaat. Van ons is er niets achter gebleven. De vaandrig mag naar huis. Werd ontboden op de K.M.A., waar hij vóór de mobilisatie begon, zijn studie voor artillerie beroepsofficier zou gaan voortzetten. Nu krijgt hij daar wiskunde, om naar Delft te gaan. Voor

hem hoeft het niet meer. Hij gaat medicijnen studeren! In Boven-Leeuwen vinden Vervat en Van den Boom onderdak bij fam. Van Dinter (met zoon Harry en een dochter) wonend aan de Waaldijk. Deze Harry heeft in Tweestromenland nr. 21 zijn herinneringen aan de laatste oorlogswinter vastgelegd. Een foto van wat er van het huis na de bevrijding is overgebleven, staat op de omslag. Op 28 juni '40 mochten de mannen van de 156e afzwaaien. Zij kregen een grootverlofpas (ondertekend door de Ie luitenant H.P. Wiegman van 3-II-7 Regiment Artillerie). Daarna hebben ze afscheid van elkaar genomen. Misschien met een beetje weemoed in het hart, maar zich ervan bewust dat 'hun' batterij niet eerloos aan het einde van haar bestaan is gekomen!

Twee fragmenten uit de jaren 50, waarin de 156e batterij al ter sprake is gekomen.

stelling staat, biedt alleen naar het Oosten en

De heer S.H. Hoogterp, destijds Majoor bij de Luchtmachtstaf, schreef het belangwekkende boek 'De Strijd om ons Luchtruim' (uitgegeven te 's-Gravenhage bij de Gebroeders Van Cleef in 1950) waarin o.a. de wederwaardigheden van de verschillende in Nederland opgestelde luchtdoelbatterijen staan vermeld. Ook aan de 156e Bt.Lu.Azijn een tweetal fragmenten gewijd. De gegevens daarvoor werden door de vaandrig Hamihon, die zelf deel uitmaakte van de batterij, aangereikt. Hieronder citeren we deze fragmenten: Sedert haar oprichting in November 1939 staat de batterij onafgebroken tot vuren gereed. Het personeel doet dienst in ploegen, die elkaar op gezette tijden aflossen. Op dit ogenblik, 10 Mei 1940, even voor het opgaan van de zon, zijn de batterijcommandant, l sergeant en 16 korporaals en soldaten in de batterij stelling aanwezig. De rustploeg is in een boerderij op 500 m en in een schuur (v.d.B/H.: mandenmakerij!) op 200 m afstand gelegerd en kan door middel van

electrische schellen worden gealarmeerd. Het weiland waarop de 156e Bt Lu.A. in

Noord-Oosten een onbeperkt uitzicht. In deze richtingen kijkt men uit over weilanden en akkers. Op de voorgrond zijn de gevechtsopstellingen van de infanterie te onderscheiden, in de verte zijn boomgaarden zichtbaar waarboven de torens van Druten en Puiflijk omhoogrijzen. Door de vele beperkingen in haar gezichtsen schootsveld is de batterij niet in staat om in alle sectoren van het omringende luchtruim haar volledige gevechtskracht tot ontwikkeling te brengen. Bovendien is zij zeer kwetsbaar voor vijandelijke aanvallen in scheervlucht. Naar het Oosten en NoordOosten kan zij evenwel krachtig vuur brengen en het is dan ook in deze richtingen, dat zij belangrijke schietresultaten zal weten te bereiken. In de stellingen van de 10e Bt. Lu.A. te Rhenen (op de Koerheuvel) en de 156e Bt. Lu.A., West van Druten, benevens bij de pelotons van 2tl in hun omgeving, zowel op de Grebbeberg als in de Betuwe en het Land van Maas en Waal, hoort men om 4 uur 3 motorgeronk. Eerst is het nog niet meer dan een ververwijderd gezoem, doch snel wordt dit sterker. De manschappen lopen alvast naar hun stukken. Allen turen het luchtruim

33


af en trachten in de ochtendhemel iets te ontdekken.

'Daar een vliegtuig!' roept een stem en meerdere kreten weerklinken: 'Daar, daar, twee, drie, vier . . !' Uit Oostelijke richting nadert een aantal zwarte stippen, zij zijn slechts moeilijk te onderscheiden. 'Op Uw posten - vliegtuig!' schreeuwen de batterij commandanten. Al wie nog in de lucht staat te staren, snelt naar zijn plaats bij vuurmond of instrument. Bij 156 Bt. Lu.A. schakelen de reeds op hun stoeltjes gezeten richters de lampen van hun reflexvizieren in. De kanonnen steken dreigend omhoog, de afvuurders gespen zich de hoofdbanden om met de daaraan bevestigde - op hun ogen

gerichte - rode signaallampen. Laadhefbomen vliegen klikkend achterover en ratelend vallen de houders met geschutpatronen in

de magazijnen van de 4 cm kanonnen. In de stelling van de 156 Bt. Lu.A. klinkt het bevel: 'Voorste vliegtuig - helling 90 -snelheid 50.' De richters drukken met de voeten hun signaalknoppen in, ten teken dat zij gericht zijn (een voor de kaarthoek, een voor de elevatie, V.d.B/H.). Voor de ogen van de afvuurders flitsen de signaallampen aan.

Koortsachtig stellen deze de gecommandeerde snelheid en helling in en na een korte blik(naar het vliegtuig, V.d.B./H.) draaien zij de koerspijlen van hun correcteurs evenwijdig aan de vliegrichting. 'Zes en veertig honderd . . . vier en veertig honderd . . . twee en veertig honderd', klinkt het uit de commandopost, waar de afstandmeter staat opgesteld. Ingespannen draaien de afstandinstellers op de vuurmonden aan hun handwielen, het doel komt binnen vuurbereik: 'acht en dertig honderd . . . zes en dertig honderd . . .' Op dat moment trappen bij de 156e batterij de afvuurders op hun afvuurpedalen. Onder geweldig lawaai komen, schuddend en trillend, de kanonnen van de 4tl in werking. Een hels gehamer

verdooft het oor. In de batterij kijken vele van de manschap-

pen in spanning omhoog. Allen hopen op treffers. Het vuur ligt echter mis, want de 34

vijand vervolgt onverstoord zijn koers en verdwijnt in Westelijke richting. Het doordringend gedreun van de motoren sterft weg en het wordt weer stil. Deze stilte duurt evenwel niet lang, want terwijl de richters hun vuurmonden weer in de neerwaartse stand draaien en men nog nakaart over de

gemiste kans om eens een vliegtuig neer te schieten, klinkt er opnieuw motorgezoem uit het Oosten, zwaarder dan dat van zojuist. Weer verschijnen zwarte stippen aan de hemel, welke de werkingssfeer van de batterij binnenvliegen en weer doorschokt na enkele bevelen een koortsachtige activiteit zowel de manschappen als het geschut. De 10e en de 156 Bt.Lu.A. staan nog slechts aan het begin van hun gevechtsactie! De uit het Oosten aanvliegende formaties worden door nieuwe gevolgd! Tevens komen ook vliegtuigen terug uit het Westen. Dit zijn jagers die heen en weer vliegen en dus patrouilleren boven de Betuwe en het Land van Maas en Waal. Hun hoogte bedraagt 2000 m en meer zodat de pelotons van de 2tl, welke hier in het gebied van de grote rivieren staan opgesteld, voorlopig niet aan het vuur kunnen deelnemen. De 156e Bt. Lu.A. (bij Druten) ziet de vliegtuigenstroom Noord van zich passeren. De stuksbedieningen werken als nooit te voren en de kanonnen geven de ene vuurstoot na de andere af. Het gaat zeer ordelijk toe bij de stukken, doch de mannen zijn waarschijnlijk toch te haastig en te opgewonden. Voor het juist schatten van de koersrichting en de snelheid is routine nodig en dit geldt ook voor het goed bijstellen van de zich voortdurend wijzigende doelafstanden. Doordat de kanonniers nog nimmer met scherp hebben geschoten ontbreekt hun deze routine ten enemale.

De stukscommandanten volgen met het blote oog de lichtsporen van de projectielen. Steeds weer zien zij de lichtbanen op min of meer grote afstand het doel passeren. Wel trachten zij door de stand van de richtcorrecteur te wijzigen, de ligging van het vuur te verbeteren, maar dit is een kwestie van proberen, welke tijd vergt. Meestal is het vliegtuig reeds buiten bereik gekomen,


voordat, al zoekende, tenslotte een betere instelling van het instrument is gevonden. De batterijcommandant, de luitenant Meijster, commandeert zijn stukken dan telkens

machine, parachutes ontplooien zich en drie poppetjes zeilen aan witte halve bollen statig door het luchtruim naar beneden. Het zware, driemotorige Junkersvliegtuig vliegt

weer op een volgend vliegtuig. Zodra dit binnen een afstand van een drietal kilome-

de gehele linkervleugel af. Als een espenblad

nog even verder, maar dan breekt plotseling

dwarrelt deze naar beneden, langzaam en brandend als een fakkel. De rest van het vliegtuig schiet nog door en stort dan in een snelle duik en geheel in rook en vlammen af aan. gehuld, naar beneden. Een dreunende slag weerklinkt: de machine is in de richting van Langzaam maar zeker rijst in de batterij de Druten - op enkele kilometers afstand van de spanning. Het neerschieten van toestellen welke op 1000 tot 2000 m hoogte vliegen, batterij - tegen de grond geslagen. In de verte stijgen grote rookwolken op. Nog lange tijd lijkt voor een batterij van 4tl een taak welke blijft het wrak onder luid geknetter branden. bijna niet valt te vervullen. Maar de wil om een vliegtuig te treffen groeit tot men De afgebroken vleugel is 500 m verder neergekomen en vormt eveneens een vlamgeprikkeld raakt tot het uiterste. Men zweert dat het thans de volgende keer raak zal zijn. mende en rokende puinhoop. De stemming Er treedt een rust in welke voortkomt uit een onder de manschappen is thans opgewekt geworden en de luitenant Meijster meldt ijzige vastberadenheid. Het is kwart over vijf geworden (4.45 uur! V.d.B./H.). Behalve opgetogen per telefoon aan de kapitein transportvliegtuigen van Oost naar West ziet Hoolboom, commandant van de 6e Commen thans ook Junkerstoestellen vliegen, pagnie Lu. Mitrs., welk succes zijn batterij welke terugkeren naar Duitsland. zojuist heeft behaald. Een drietal daarvan passeert de batterij op Een van de piloten van het vliegtuig komt betrekkelijk geringe hoogte in het Noorden. vlakbij de batterij neer. De kanonniers maken zich dadelijk meester van zijn para'Voorste vliegtuig', commandeert de luitenant Meijster gelijk zovele keren reeds op chute. Deze vormt weldra de krijgstrophee deze ochtend. Ingespannen volgen de ka- van de batterij, welke de mannen gedurende nonniers bij de vuurmonden dit nieuwe alle verdere oorlogsdagen in triomph met doel, de afstand is 3500 m. Het fluitsignaal zich mede voeren. Zij vormt het symbool om te vuren blijft nog uit en fracties van van hun vasthoudendheid en hun overwinseconden lijken uren. Ja ... daar klinkt ning. Zij is het tastbaar bewijs van wat de eindelijk het sein om te schieten. De kanon156e batterij wel vermag. Dat dit niet gering nen branden los en even later zweven de is zal de vijand spoedig ervaren. brisantgranaten met hun rode lichtsporen In de loop van de ochtend schieten haar reeds als kleurige vuurballen rondom de kanonniers nog 6 andere transportvliegtuiJunkersmachine. De lichtbanen liggen schitgen neer en des middags bovendien een terend en plotseling schiet een oranjerode Messerschmitt-jachtvliegtuig (Me 110). vuurstraal uit het vliegtuig te voorschijn. Op elk der volgende oorlogsdagen halen zij Scherp tekent de gloed daarvan zich aftegen 2 vliegtuigen neer, zodat hun totaal resultaat de hemel. Onmiddellijk daarna spuiten tenslotte stijgt tot 16 machines. lange zwarte rookslierten uit de machine: het vliegtuig is getroffen, de Duitser staat in KrijgsvenĂŻchtingen van de 6e Compagnie brand! 'Hoera, hoera, die is raak! Hij zit. Kijk Luchtdoelmitrailleurs hem gaan!', hoort men allerwege roepen, Volledigheidshalve volgt hieronder het Geook buiten het stellingterrein, bij de infantevechtsbericht datÂą l mnd. na de Capitulatie rie in de buurt en bij de toekijkende werd uitgegeven en bestemd was ter inforburgers. matie van de C. Brigade B. Drie stippen springen uit de zwaar getroffen ters is gekomen, laat hij opnieuw het vuur openen en beginnen de pogingen om het lichtspoor op het doel te brengen van voren

35


Krijgsverrichtingen van de 6e Compagnie Luchtdoelmitrailleurs met inbegrip van de 156e bt.lua., van 10 tot en met 14 mei 1940. (Opm. auteur: het bericht werd opgesteld in de c.p. van de ccmp. door een lid van de Cie. die

zelf de strijd ter plekke niet heeft meegemaakt.) De gehele compagnie was den 10 Mei 1940 te 3.00 evenals de voorafgaande dagen volledig strijdvaardig in de oorlogsopstellingen, nl.:

coĂśrdinaten stafkaart c.p. 156 bt. lua. Pel. L.

Pel. O. Pel. A. Pel. S.

164.20 - 432.80 167.90 - 432.85 163.90 - 431.75

(=Beneden Leeuwen) (Puiflijksestr, tussen Puiflijk en Boven-Leeuwen) (tussen Wamel en Ben. Leeuwen)

162.65 - 426.75

(Oyen, gebied Ille Legerkorps)

168.15 - 436.65 (Ochten, Brigade A) 169.10 - 438.45(Kesteren, Brigade A)

Direct bij het aanbreken van den dag werd door alle onderdelen het vuur geopend. Uitsluitend Duitsche vliegtuigen werden waargenomen, die vlogen van Oostelijke naar

Westelijke richting op een hoogte van varieĂŤrend tusschen 2000 en 4000 meter. Met de mitrailleurs werd dientengevolge weinig gevuurd. De volgende resultaten werden bereikt: a. 156 bt. lua. plm. 4.45 l vliegtuig neergehaald plm. 7.10 id. neergehaald plm. 8.15 id. plm. 8.20 id.

(Junkers 52!) Ju 52, vrijwel behouden geland) Ju 52, brandend neergekomen Ju 52, brandend neergekomen in gezagsgebied

plm. 9.15 plm. 9.55 plm. 11.45

id. id. id.

Brigade A. Ju 52 staart geraakt, neergekomen in Wamel. Ju 52 brandend neergekomen nabij de batterij, Ju 52 brandend neergeschoten (neergekomen bij inundatie Afferden).

plm. 13.08

id.

Messerschmitt 110, jachtvliegtuig.

b. Pel. L. Tusschen 9.00 en 9.30 werd een toestel beschoten, dat landde in de buurt van Wamel (waarschijnlijk is dit toestel ook door

zijn. In het algemeen kan gezegd worden, dat de vijandelijke luchtwerkzaamheid in de och-

de batterij gemeld). Te 11.45 werd een vliegtuig brandend neergeschoten. c Pel. A. heeft met zekerheid in den loop van den morgen 2 bommenwerpers neergehaald, terwijl dit van 4 andere waarschijnlijk genoemd mag worden. d. Pel O. heeft geen directe resultaten te melden; wel werden enkele vijandelijke formaties vliegtuigen uit elkaar gedreven. e. Pel. S. heeft eveneens met zekerheid 2 vliegtuigen neergehaald (l in de inundatie, l in den Rijn), terwijl 5 a 7 vliegtuigen geraakt en waarschijnlijk op grooten afstand gedaald

tenduren veel grooter was dan in de middaguren. Ook werd later op veel grootere hoogte gevlogen, vooral in de omgeving waar de batterij 4tl. stond opgesteld ('s morgens waren boven de batterij rookseinen (auteurs: rookgordijnen!) gegeven door de vliegtuigen). De inzittenden van de afgeschoten vliegtuigen redden zich in vele gevallen met valschermen; zij werden dan zonder tegenstand gevangen genomen, Verscheidene directe aanvallen met mitrailleurvuur werden uitgevoerd vooral op de batterij en Pel. S., waarbij de volkomen in

36


gereedheid zijnde dekkingen een zekere beschutting gaven. Een band van de 4tl werd getroffen, alsook de banden van een paar munitiewagens, waarin echter onmiddellijk

door de herstelploeg der comagnie werd voorzien, evenals in het soldeeren van een lekgeschoten autoradiateur. Ook werd een houder projectielen op een vuurmond 4tl. getroffen (auteurs: deze lag op de omheining van een geschutstelling), hetgeen een begin

van brand veroorzaakte, maar door kordaat

aangevangen. Voor het wegnemen van deze brug te plm. 12.00 werd afgemarcheerd eveneens naar de brug bij Eek en Wiel,

alwaar de stelling vt. 159.85- 444.00 te 14.00 werd ingenomen. De 156e bt. lua. ontving bevel 'Tot afmarsch

gereed' te plm. 5.30, waarna te 7.00 de stelling vt. 158.70 - 433.00 betrokken werd

om den verderen terugtocht van de Brigade

optreden van 2 stukscommandanten werd erger voorkomen.

B over de schipbrug van Tiel te beveiligen, welke taak te 12.30 beëindigd kon worden, omdat de brug op dat tijdstip werd wegge-

Totaal werden op deze dag met de 4d. 1400 schoten afgegeven, met de 2tl plm. 3250

nomen. Gemarcheerd werd toen naar Rijswijk, alwaar een stelling in vt. 152.50-441.50

schoten, terwijl met de mitrailleurs weinig gevuurd was.

werd ingenomen ter bescherming van het

veer aldaar te 16.00.

Storingen bij het materieel kwamen niet voor (wél bij de 156e batterij! auteurs). Munitieaanvulling in Halfweg had in den loop van

De c.p. der compagnie werd eveneens in de

den dag plaats tot 1900 patronen 4tl. en 6000 patronen 2tl.

157.15 - 441 45.

11 Mei 1940. Verschillende onderdeden der compagnie werden in den nacht van 10 op 11 Mei verplaatst. Pel. O. Door het wegnemen van de pontonbrug te Oyen te plm. 17.00 nog op 10/5 verloor het peloton zijn directe taak van bescherming van den Maas-overgang; aanvankelijk werd toen het onderdeel in stelling gebracht aan den Noordelijken oever van de Maas (vt. 162.70 - 427.20) ter bescherming van de aldaar aanwezige troepen. Bij het invallen van de duisternis werd het peloton gedirigeerd naar vt. 157.95 - 430.30 ter hescherming van de pontonbrug tussen Dreumel en Zennewijnen. Tot plm. 13.00

ochtenduren verplaatst naar Maurik vt.

De resultaten van dezen dag zijn: a 156 bt. lua. Voor het verlaten van de stelling te 6.00 in Puiflijk werden twee

vliegtuigen neergeschoten (Bij het tweede vliegtuig stond de batterij tot afmarsch gereed, maar een karabijnschot van een der bedieningsmanschappen deed brand ontstaan, waarop het vliegtuig brandend neerstortte). Bij de bescherming van de schipbrug in Tiel werd wel enkele malen het vuur geopend, maar zonder resultaat. Directe aanvallen op de brug kwamen tijdens de aanwezigheid van de batterij bij de brug niet voor, terwijl er weinig en hoog gevlogen werd. In Rijswijk werd wel enkele malen gevuurd, maar zonder waarneembare treffers.

den 11/5 werd deze taak vervuld, waarna het peloton verplaatst werd naar de schipbrug bij Eek en Wiel ter bescherming vam dezen

b. Pel. L. heeft bij de bescherming van de brug in de vroege morgenuren 2 laagvlie-

overgang. Een stelling in vt. 159.60 - 444.05

Wiel werd slechts 2 x het vuur een moment geopend, maar zonder waarneembaar resultaat.

werd te plm. 15.00 ingenomen; wel werd hier enkele malen gevuurd maar zonder

gende vliegtuigen neergeschoten. Bij Eek en

resultaat. Pel. L. Ontving 's nachts te 2.00 de opdracht stelling te nemen bij de schipbrug van Tiel, welker bescherming in vt. 159.15 - 432.35 nog voor het aanbreken van den dag werd

c. Pel. O. heeft bij de beveiliging van de brug tusschen Dreumel en Zennewijnen eveneens 2 vliegtuigen neergeschoten. Eén

daarvan was een, direct het peloton aanvallend, met een 2 cm kanon bewapend, 37


Messerschmitt-jachtvliegtuig, waarvan de bestuurder, een officier, door den Pel. C. werd gevangen genomen. Het andere toestel stortte meer zuidelijk in de Waal. d. Pel A. meldde, dat één Messerschmitt 110 aangeschoten werd, die waarschijnlijk ook daarna in Lienden gedaald is. Ook werden treffers op bommenwerpers verkregen, die daarop hun koers wijzigden.

e. Pel. S. werd wel enkele malen door jagers aangevallen, maar zonder resultaat; overigens werd zeer hoog gevlogen. In het algameen kan gezegd worden, dat verkenners vele vluchten uitvoerden, maar steeds buiten bereik der eenheden. Niettegenstaande de enkele heftige aanvallen werden bij de compagnie personele noch materiële verliezen geleden. 12 Mei 1940. De laatstelijk ingenomen opstellingen van den 11 Mei werden gehandhaafd met de volgende resultaten:

a. 156 btlua. plm.12.30 werden 2 Duitsche escadrilles van 3 vliegtuigen beschoten,

waarvan 2 machines brandend neerstortten. Waarschijnlijk heeft nog een derde vliegtuig moeten landen. Ook later in den middag werd gevuurd, waarbij een vliegtuig snel hoogte verloor.

b. Pel. L. en O. meldden zeer geringe activiteit van de vijandelijke luchtmacht. Een viertal malen werd het vuur geopend, maar steeds waren de machines buiten het bereik van de 2tl.

c. Pel. A. heeft te 6.00 een Heinkel-toestel onder vuur genomen, dat in de inundatie is terechtgekomen, terwijl in Lienden een Duitsch vliegtuig heeft moeten dalen. d. Pel. S. Verschillende vijandelijke verkenningen werden buiten bereik uitgevoerd. Een lichtkogel, afgeschoten door een verkenningsvliegtuig boven de stelling is waar-

genomen. Ook dezen dag werden geen eigen verliezen geboekt.

38

13 Mei 1940. Ook in de morgenuren werden

de reeds eerder genoemde stellingen gehandhaafd. Omstreeks 15.00 zouden, in overleg met C. Brigade B, de 156 bt. lua. en de c.p. verplaatst worden naar den Noordelijken oever van den Rijn naar resp. Wijk bij Duurstede en Amerongen. Maar voordat volledig gevolg was gegeven aan dat voornemen, moesten de pel. L. en O. den verderen terugtocht aanvaarden te plm. 15.30; voorlopig werden deze onderdelen gedirigeerd op Wijk bij Duurstede via Amerongen. Door oponthoud arriveerden zij aldaar bij het invallen van de duisternis, waarop deze onderdelen direct naar Vreeswijk werden gedirigeerd. Inmiddels was de batterij in stelling gekomen te plm. 16.00 in vt. 151.70 - 441.75. Aldaar werd de bescherming van den terugtocht vervuld tot het invallen van de duisternis. Tot zoolang was daar tevens de c.p. gevestigd. De staf der compagnie, de keukentrein, goederentrein etc. was echter te 17.00 reeds naar Vreeswijk gemarcheerd.

De terugtocht der batterij en c.p., eveneens naar Vreeswijk, vorderde geruimen tijd nl. tot het aanbreken van den volgenden dag, daar talrijke colonnes met paardentractie voorgingen en passeeren op den Lekdijk onmogelijk was. Ook de pelotons A en S verlieten op den 13 Mei hun oorspronkelijke stellingen te Ochten en Resteren. In de ochtenduren (8.00) werd pel. S door artillerie gebombardeerd. Met kleine tusschenpoozen sloegen de granaten in tusschen de dekkingen, waarbij slechts één watermantel van een mitrailleur danig verwoest werd, welk euvel onmiddellijk door eigen personeel hersteld werd

(gelascht). Ook pel. A. werd door - vermoedelijk eigen artillerie gebombardeerd, terwijl door eigen infanterievuur één man gedood werd en een ander zwaar gewond. In den namiddag werd het bevel voor den terugtocht ontvangen. Pel. A. moest zijn materieel achterlaten, daar achter de tweede waterkeering steeds gevuurd werd. De vereenigde pels A. en S werden toegewezen aan


44 en 46 R..I. Die cpn. waren bij aankomst aldaar reeds verlaten; in den nacht werd naar Vianen teruggetrokken, alwaar den volgenden dag de verkeersbrug beschermd moest worden. Resultaten: a. 156 bt.lua. In Rijswijk werd nog wel enkele malen het vuur geopend, maar zonder resultaat. Bij Wijk bij Duurstede werd nog een drietal malen het vuur geopend, waarbij zoowel de eerste als de derde keer telkens een vliegtuig snel hoogte verloor en op korten afstand in Oostelijke richting moest dalen.

b. Voor zoover de pelotons nog in stelling stonden werd een enkele vijandelijke verkenner onder vuur genomen, maar zonder resultaat. In het algemeen was er dien dag een zeer geringe vijandelijke luchtactiviteit.

14 Mei 1940. Direct bij het aanbreken van den dag werden na het ontvangen van de opdracht: bescherming Vreeswijk de volgende stellingen verkend en ingenomen door de

onderdeden: c. p. 156 bt. lua. Pel. L Pel. O Pel. A en S

Vreeswijk, 135.00 134.75 135.05 133.65

Dorpsstraat - 447.15 - 446.25 - 446.95 - 446.50

De vijandelijke luchtactiviteit was grooter dan den vorigen dag; er werd hoog gevlogen. Meerdere malen werd door alle onderdeden het vuur tegelijkertijd geopend met de volgende resultaten: In de morgenuren werd waargenomen, dat 2 vliegtuigen geraakt werden, die hoogte verloren en op eenigen afstand zijn gedaald. In den namiddag werden 2 escadrilles, die verspreid vlogen, heftig door de onderdeelen beschoten, waarbij 3 vliegtuigen snel hoogte verloren, zich van hun bommen ontlastten en op afstand in Z.O. richting gedaald moeten zijn. Kort daarop werd de capitulatie bekend. Resumeerende: 32 vliegtuigen neergehaald, terwijl er waarschijnlijk nog 10 machines gedaald moeten zijn.

6e Comp. Lu.Mitrs. Commandant Nr 2575 Beneden Leeuwen c.p. 22 Juni 1940 Onderwerp: Dagboek der compagnie.

Betreft: Uw schrijven Sectie I nr 2028 , dd. 31 Mei 1940 Door deze bericht ik U, dat het dagboek der compagnie tijdens de krijgsverrichtingen verloren is gegaan. In mijn gevechtsbericht over het tijdperk van 10 Mei tot en met 14 Mei, hetgeen ik U deed toekomen onder mijn nr. 2332 dd 28 Mei 1940, zijn echter reeds vele bijzonderheden uit het oorspronkelijke dagboek vermeld. De navolgende aantekeningen moge ik U dan ook aanbieden als een aanvulling op bovengenoemd gevechtsbericht. 10 Mei 1940

Het ontstaan van de oorlogstoestand tusschen Duitschland en Nederland werd geconcludeerd uit het radiobericht: Het vliegveld Welschap wordt gebombardeerd; terwijl parachutisten uitgeworpen worden. Het bovenstaande werd bevestigd door latere radioberichten, terwijl door inductie op de telefoonlijn het doorgeven van

39


den graad van strijdvaardigheid 4 was vernomen omstreeks 4.00 uur.

Omstreeks 7.00 uur werd het bevel van Sectie 1.6 van het H.K.V. ontvangen aanvullende munitie rantsoenen voor 4 tl en 2 tl te halen bij het kruithuis te Halfweg. De twee munitiewagens, die onmiddellijk werden gezonden, keerden eerst in de avonduren terug (ongeveer 8.00 uur) nadat zij hun opdracht hadden uitgevoerd. Omstreeks 17.00 uur werd via een ordonnans van C. Pel. O. vernomen, dat de schipbrug bij Oijen was weggenomen, waardoor het betreffende onderdeel zijn eigenlijke taak niet meer kon vervullen. De nodige maatregelen, stelling verkennen enz. werden uitgevoerd om het Peloton aan de noordzijde van de Maas in stelling te brengen. Toen zulks geschied was, werd te omstreeks 19.00 uur van C. Brigade B. het bevel ontvangen: Peloton O onverwijld in stelling nabij Dreumel, ter bescherming van de schipbrug over de Waal tusschen Dreumel en Zennewijnen. Deze opdracht werd nog uitgevoerd voor het invallen van de duisternis. 11 Mei 1940 Te omstreeks 2.00 uur werd van de c. p. der Brigade het bevel ontvangen, om Pel. L. te verplaatsen nabij de schipbrug bij Tiel ter bescherming van laatstgenoemd object. Nog voor het aanbreken van de dag was het betreffende onderdeel aldaar gevechtsklaar aanwezig. Plm. 5.30 werd door den C. Brig. B. het bevel gegeven de 156e Bt. naar Tiel te verplaatsen, eveneens ter bescherming van de schipbrug. Omstreeks 6.00 stond de batterij in zijn nieuwe stelling tot vuren gereed. Als nieuw legeringsgebied voor de 6e comp. Luchtdoel mitrailleurs was door C. Brig. B. aangewezen het kantonnement Maurik. De bescherming van de schipbruggen (Tiel en Dreumel-Zennewijnen) werd voortgezet, tot de bruggen werden weggenomen. Mondeling werd in Tiel het bevel ontvangen, daarna de onderdelen te dirigeren naar het veer van Rijswijk en de schipbrug bij Eek en Wiel. Zulks geschiedde, terwijl tegelijkertijd de commandopost (c.p.) der compagnie naar Maurik verplaatst werd. Het contact met het stafkwartier der Brigade (c.p.) was toen verbroken. Dit werd eerst hersteld telefonisch in de nacht van den 11 op den 12 den Mei. 12 Mei 1940 Geen verdere bijzonderheden. 13 Mei 1940 Omstreeks 15.00 bevalC. BrigadeB. de gehele compagnie (c. p., 156eBt. Lua, Pel. L,

Pel. O) te verplaatsen naar den noordelijken Rijn-Lekoever; waarbij de c.p. gevestigd zou worden te Wijk bij Duurstede. C. 156 Bt. Lua ontving de nodige bevelen, terwijl tijdens de verplaatsing van de c.p. via de schipbrug bij Eek en Wiel omstreeks 15.15 uur bleek, dat deze brug werd weggenomen, weshalve den pelotons O en L onmiddellijk bevel werd gegeven te

Wijk bij Duurstede een afwachtingsstelling in te nemen met verplaatsing langs den noordelijken oever. Via het veer van Rijswijk werd de 156e batterij Lua en de c.p. naar Wijk bij Duurstede verplaatst.

In W bij D werd direct contact gezocht met den kantonnementscommandant aldaar (C-3V- Aut.Bat.) omstreeks 16.00 uur. Telefonisch contact met den c.p. van de

Brigade was niet meer mogelijk, omdat C-3-V-Aut. Bat. kort daarvoor het bevel had 40


ontvangen terug te trekken naar Vreeswijk. Daar de Brigade in zijn geheel naar Vreeswijk terug zou trekken, werden de staf der comp., benevens de Pels. L en O naar Vreeswijk gedirigeerd onder leiding van den oudsten onderofficier. De c. p. en de 156e Bt. Lua. bleven tot het invallen der duisternis te Wijk bij Duurstede. Inmiddels was door mondeling contact met sectie I van de Brigade de gevolgde gedragslijn goedgekeurd. De terugtocht van de 156e Bt. en de Cp. langs den Noordelijken Lekdijk vorderde den gehelen nacht, daar het marschtempo de 4 km. per uur niet overschreed, terwijl zeer lange tijden halt gehouden moest worden.

Bij het aanbreken van den dag werd voorrang verleend aan laatstgenoemde colonne, zo dat na het verkennen van de stellingen omstreeks 4.00 op den 14 Mei de drie onderdelen der comp. rondom Vreeswijk gevechtsklaar waren opgesteld. 14 Mei 1940 Het bevel, dat de wapens neergelegd moesten worden, werd door den commandant mondeling op den c.p. van de Brigade ontvangen, hetgeen onmiddellijk aan de onderdelen werd doorgegeven. De pels. A en S der compagnie waren gesteld onder de bevelen van Commandant Brigade A. Deze onderdeden vervulden hun taak in de oorspronkelijke oorlogsopstellingen tot in den namiddag van den ISden Mei. Toen bleek dat de Brigade terugtrok, werd door den D et. C. van deze onderdeden mondeling contact gezocht met de leidingvan de Brigade. De pelotons werden toen toegewezen aan resp. C-44 R.I. en 46 R.I. Daar ook deze onderdeden reeds teruggetrokken waren, werd o.l.v. de D et. C. gemarcheerd naar Vianen, waar op den Noordelij ken oever van de Lek de verkeersbrug over de rivier werd beschermd. Toen werd het contact met de c. p. der compagnie, die in Vreeswijk was gevestigd, hersteld. De munitie-aanvulling van deze onderdeden had op den 11 den Mei via de C.P. der comp. plaats gevonden.

Den Heer C. van de Brigade B. Stafk. Brigade B. w.g. C. 6e Camp. Lu. Mitrs.

NABESCHOUWING In het voorgaande hebben we getracht een indruk te geven van de wijze waarop ons batterij-personeel de mobilisatie-periode is doorgekomen en de belangrijkste gebeurtenissen verteld die zich op de 10de mei 1940 en de daarop volgende dagen, tot en met de capitulatie, in de batterij hebben voorgedaan. Zonder ook maar echt een idee ervan te hebben wat oorlogvoeren eigenlijk betekent en zonder de minste ervaring (wie had er wel oorlogservaring in Nederland?) zijn

we als onervaren broekjes in de strijd betrokken geraakt. Ons was ingeprent dat Nederland, sinds voor ons onheugelijke tijden neutraal, haar neutraliteit koste wat kost wilde handhaven. Wanneer die neutraliteit geschonden dreigde te worden, moesten we proberen die te verdedigen. Als vanzelfsprekend en plichtsgetrouw hebben we ons dan ook allemaal ingezet, om aan de invasie uit het Oosten naar beste vermogen het hoofd te helpen bieden. Een enkele maal misschien, dat was bij het

41


aanschouwen van de enorme overmacht waar tegenover we ons land geplaatst zagen (wij hoefden alleen maar naar boven te kijken!) of na een felle vliegtuigaanval op ons gericht, die we met z'n allen dan gelukkig weer overleefd hadden, overviel ons de vraag of de wijze waarop we bezig waren wel zin had. Zou door onze houding en onze activiteit het door de vijand beoogde doel werkelijk ongedaan gemaakt kunnen worden? In ons hart hadden we toen al gerede twijfels daarover! Zonder er verder veel over na te denken (we hadden toen trouwens andere zaken aan ons hoofd), zetten we die opkomende gedachten uit onze kop en gingen door met onze poging de indringers, waar wezelf mee geconfronteerd werden, van katoen te geven. Wanneer we, achteraf (!), de door de 156e batterij luchtdoelartillerie behaalde resultaten vergelijken met die welke door de 14 andere opgestelde 4 tl-batterij en in ons land zijn gescoord, dan is er voldoende reden om trots te zijn op de door onze mannen geleverde prestaties. In totaal zijn door de gezamenlijke 4 cm-batterijen zo'n 52 vlieg-

tuigen neergeschoten. Van dat aantal staan er zeker 16 (zie de krijgsverrichtingen, elders in dit artikel opgenomen) op naam van de 156e

batterij. Het punt waar de batterij op 10 mei '40, stond opgesteld lag toevallig in de zone van de heen- en terugvliegroute van een groot deel van de in ons land binnengedrongen vliegtuigen. Laten we het schootsveld van de batterij buiten beschouwing (dat was naar het Oosten en Noord-Oosten goed, naar het Westen, Noord-Westen en Noorden matig en naar het Zuiden als zeer slecht te kwalificeren), dan had de batterij de pech dat van de honderden vliegtuigen er niet meer geraakt konden worden omdat ondanks de betrekkelijk geringe hoogte waarop ze toen vlogen (pi. minus 100 m) de afstand tussen batterij en vliegtuig meestal te groot bleek en de gemoedstoestand waarin de mannen verkeerden (spanning) en hun onervarenheid een zéér grote rol hebben gespeeld!

42

Het bewijs dat de mening van deze of gene, die meent te moeten stellen dat het voor een luchtdoel-batterij gemakkelijk is om langzaam- en laagvliegende vliegtuigen te raken, zeer ongenuanceerd is, is door de 156e batterij duidelijk geleverd. Een buitenstaander van het luchtdoel-gebeuren dient zich te realiseren dat, wil men een laag- en langzaamvliegend doel treffen, dan aan een aantal factoren moet zijn voldaan. Bepalen wij ons voor een toelichting tot een batterij 4d.: De bevelvoerende duidt het vliegtuig aan, dat onder vuur moet worden genomen en geeft de geschatte snelheid door aan de stukscommandanten die de correcteurs bedienen. De afstandmeter-bediende (afstandmeter genoemd!) meet de steeds veranderende afstanden naar het opgegeven doel. Deze afstanden worden door de afstandinstellers op de vuurmonden ingesteld. De mannen die de kaarthoek (zijwaartse beweging van een kanon) bedienen (met behulp van spiegelreflexvizieren) en de elevatie-bedienden (die de loop in op- of neerwaartse richting draaien) geven, wanneer zij goed gericht menen te zijn, dit middels pedalen die ze dan intrappen, door aan de stukscommandanten-correcteurinsteller. Boven de ogen van deze mannen gaan dan rode signaallampjes branden, bevestigd aan een band om het hoofd, ten teken dat ze mogen vuren door een afvuur-pedaal in te trappen. Maar. . . voor deze mannen mogen schieten moeten ze op hun correcteurs de geschatte snelheid, de geschatte helling van het doel (horizontaal, stijgen of dalen) en de geschatte richting ingesteld hebben. Nogmaals: de snelheid, de helling en de richting van het doel zijn geschatte waarden . .! Blijkt de afstand naar het doel te groot, dan geeft de afstandinsteller dat aan de correcteur-afvuurder door en ... mag deze niet (verder) schieten. Om raak te schieten zijn er per kanon op zijn minst vijf personen (kanonniers) nodig, die aan de vuurmond te juiste informatie moeten geven. De munitie-aanvoer moet dan wel gegarandeerd. Conclusie: er zitten aan het werken met een (voor die tijd) moderne vuurmond méér


'haken en ogen' dan een leek kan bevroeden. Met lede ogen en woede in ons hart moesten we aanzien dat de stroom vliegtuigen (die uit het Oosten kwam) en de batterij op die vroege 10 mei '40 passeerde, vrijwel ongestoord zijn weg naar het Westen kon vervolgen. Dikwijls hebben wij ons met die drie kleine stukken in dat grote gebied tussen Nijmegen en Zaltbommel en tussen de Maas en de Waal alleenstaand en daardoor onmachtig gevoeld. Hadden in de buurt nog maar een tiental collega-batterijen gestaan, uiteraard verspreid opgesteld, dan was de slag de vijand toegebracht ongetwijfeld vele tientallen malen groter geweest, vooropgesteld dat de batterijen dan niet onmiddellijk door bommen uitgeschakeld waren geweest' Toen we op de Tweede Pinksterdag (13.5. '40), zo menen we ons stellig te herinneren, nog op een weiland of soort uiterwaard naast het veer van Wijk bij Duurstede naar Rijswijk in stelling stonden, vernamen we bij geruchte dat de Koningin en een groot aantal leden van de Regering naar Engeland waren uitgeweken. Onze reacties waren: 'Nee toch! 't Zal toch niet waar zijn!' Verbazing en vertwijfeling maakten zich van ons meester en we vroegen ons onwillekeurig af: waar vechten we eigenlijk nog voor? Moeten we nog verder gaan? Anderen dachten: Gelukkig, de Koningin is in veiligheid! Het vertrek van onze hoogste gezagsdragers werd gevoeld als een v l u c h t . . . en wij, Nederlandse soldaten, mochten nooit aan vluchten of overgeven denken en moesten nota bene blijven vechten tot de laatste man! Zo was ons op de militaire school bijgebracht. Wij zijn doorgegaan! Minder gemotiveerd misschien dan aan het begin van de strijd en met meer twijfels in ons hart. Véél later dan op die middag begrepen we pas goed, dat er wel degelijk redenen waren voor onze Gezagsdragers om het Bestuur over ons land elders voort te zetten. Hoe men in die dagen en daarvoor over het handhaven van onze neutraliteit én over militarisme dan ook dacht, wij, en met ons de mannen die deel uitmaakten van de 156e batterij luchtdoel-

artillerie, smaken nog steeds de voldoening dat we destijds 'Den Vaderlant Ghetrouwe' zijn gebleven! Nog even willen we terugkomen op hetgeen we in de Inleiding schreven, een 'dagboekschrijver' citerend uit het boek van dr. L. de JongWij, die op die lange dag van de 10e mei '40 de mannen van de 15 6 e aan het werk hebben gezien, hun houding en gedrag hebben kunnen observeren en getuigen zijn geweest van hun inzet, vastberadenheid en plichtsbetrachting, hebben wel onze eigen mening over de woorden van die 'dagboekschrijver'. Wij kwalificeren de woorden van deze zegsman op zijn zachtst als ongenuanceerd en zijn zelfs geneigd die verder als prietpraat af te doen. Over 10 mei '40 staat in het boek: het was een nerveuze dag geweest... Wel! De 10e mei en de daarop volgende dagen hebben wij als spannend ervaren. Bij ons werd er niet in een hoekje gegriend, een testament geschreven noch zenuwachtig gerookt en de capucijners (toevallig hetzelfde gerecht!) met spek, uien en aardappels van onze compagnies-kok hebben wij ons bijzonder goed laten smaken. Ook wij hadden overigens die hele dag nog niets gegeten . . ! Wij werden, ons inziens, met een paar onvergeeflijke fouten geconfronteerd, die grote konsekwenties voor ons zouden gehad kunnen hebben en die we niet willen verhullen: 1. Bij de keuze van het definitieve stellingterrein (aan de Puiflijkse straat) is geen zorgvuldigheid betracht. De batterij-stelling was slecht gekozen. Qua schootsveld hadden we slechts het NoordOosten en het Oosten ter beschikking. De vraag is gerechtvaardigd waarom gedurende de maand dat we in Puiflijk lagen (10 april tot 10 mei '40), dus voor het uitbreken van de oorlog, de bomen die naast het stelling-terrein aan de Puiflijkse straat stonden niet zijn omgehakt (zoals was toegezegd). 2. Een tweede vraag, waar we nooit ant43


woord op hebben gekregen, is: Waarom

volgende morgen in Wamel werd naar

moest de munitie-aan vulling in Halfweg

het wachtwoord gevraagd. Ook toen wist de vaandrig, die de colonne naar Tiel moest begeleiden, niet dat er wederom

geschieden? Wij moesten het op de 10e mei een hele dag doen met twee chauffeurs en twee munitie-wagens minder. In

Halfweg aangekomen vernamen onze beide mannen dat er in Rossum (fort St. Andries), dus betrekkelijk vlakbij munitie voor de 4tl-batterij lag opgeslagen. Het bevel om de munitie-voorraad aan te vullen was gekomen van Sectie 1.6 van het

Hoofd Kwartier Veldleger en via de staf van de 6e Compagnie Luchtdoelmitrailleurs in Leeuwen aan ons doorgegeven.

Waarom werd ons eerder (toen we in Dreumel lagen) al niet 'ns verteld dat er vlakbij een voorraad munitie (voor ons bestemd) aanwezig was? Een omissie van de staf van de Compagnie, van de Brigade of van H.K.V.? De wachtwoord-affaire! Er was dus kennelijk op 10 en 11 mei '40 een wachtwoord uitgegeven.

Waarom heeft ons dat niet bereikt? De aanhouding van de vaandrig op de avond van de 10e mei, toen hij het antwoord schuldig moest blijven toen twee soldaten hem daarnaar vroegen, had wel eens anders kunnen aflopen! Ook de

44

een wachtwoord was uitgegeven. Wie maakte de fout om de batterij-mensen niet op de hoogte te brengen? 4. Het capitulatie-bevel (bevel om de wapens te strekken) werd, zo vernamen we pas enige uren later, reeds om 17.00 u. op 14 mei '40 op de commandopost van de Brigade B-commandant bekend gemaakt. Alle onderdelen van de 6e Compagnie

Luchtdoelmitrailleurs, zo staat in een rapport door die Compagnie uitgegeven (dat we pas later in handen kregen) werden hiervan op de hoogte gebracht. De 156e batterij moest evenwel pas om 19.00 u., via de radio vernemen dat de Nederlandse krijgsmacht had gecapituleerd . . ! De vraag aan wie of welke instantie de bovengenoemde feilen moeten worden toegeschreven, is nimmer beantwoord. Wij hebben die nooit meer uit onze herinnering kunnen bannen!


i s

W IJK B S~*

Fragment uit de gedrukte kaart.

DE NIJMEEGSE BINNENSTAD MET HUISNUMMERING INGETEKEND OP DE KADASTERKAART ANNO 1830

De vrijwilligersgroep 'Nijmegen in kaart gebracht' heeft in samenwerking met het Gemeentearchief Nijmegen twee kaarten, anno 1830, uitgebracht die samen de oude vestingstad Nijmegen weergeven. Deze kaarten zijn door Hans Giesbertz nagetekend naar de oudste kadastrale kaarten. In plaats van de kadasternummers zijn de wijken A, B, C en D met hun huisnummers vermeld. Dit was de huisnummering die in de periode 1830-1880 in gebruik was.

De kaarten zijn een prachtig hulpmiddel om het huis van voorouders te localiseren, vooral omdat het bevolkingsregister (bij het Gemeentearchief Nijmegen aanwezig) in de meeste gevallen het huisnummer vermeldt. Het is daarnaast ook een zeer nauwkeurige tekening van de oude Nijmeegse binnenstad,

zoals die nagenoeg ongewijzigd heeft bestaan tot aan het bombardement van 1944. Omdat de oplage in september binnen een maand was uitverkocht, zijn de kaarten in een beperkte oplage herdrukt. De kaarten zijn te koop bij het Gemeentearchief Nijmegen, MariĂŤnburg 95. De kaarten zijn op A2 formaat (42x59.4 cm), de prijs is f 3,- per kaart en de complete serie van twee kaarten kost / 5,-. Namens de vrijwilligersgroep 'Nijmegen in kaart gebracht' Hans Giesbertz Sprongstraat 22 6573 BP Beek-Ubbergen tel. 08895-43756

Gemeentearchief Nijmegen MariĂŤnburg 95

Nijmegen tel.:080-235110

45


PUBLIKATIES uit de TWEESTROMENLANDREEKS

ledenprijs

dl dl dl dl dl dl dl dl dl dl dl

1 Maas en Waals woordenboek 2 Aan het volk van Nederland 3 Leeuwen en Elisabeth 4 Boldershof 5 Ewijks klooster 6 Stoomtram deel 1 7 Schoolstrijd Appeltern 8 Wee den vergetenen (watersnood 1926) 9 Dorp Horssen 10 Stoomtram deel II 11 Kwartierstatenboek (in copievorm) kosten porto

nietledenprijs

uitverkocht / 9,75 i 18,50 Ć’18,50 f 13,50 uitverkocht / 9,75 uitverkocht uitverkocht f 30,00 f 39,50 f 5,50

/ 9,75 f 25,00 f 25,00 f 15,00 f 9,75

f 35,00 f 39,50 f 5,50

U kunt alle publikaties van de Tweestromenlandreeks bestellen door overschrijving op postgiro 26 22 012 tnv. Penningmeester Tweestromenland, Aalsburg 17-60, 6602 VG Wijchen.

46


Het Streekhistorisch Museum Tweestromenland te Maasbommel is geopend: in de wintermaanden elke zondag van 14.00-17.00 uur en vanaf 1 mei elke woensdag en zondag van 14.00-17.00 uur. Telefoon: 08876-2316 Postadres: De Heuvel 107, 6651 DC Druten. Het Streekdocumentatiecentrum Tweestromenland, Kasteellaan 24 te Wijchen is geopend: elke woensdagmiddag van 14.00-17.00 uur, elke eerste zaterdag van de maand van 9.30-12.30 uur (dan zij-ingang). In de maanden juli en augustus gesloten. Telefoon: 08894-13012 Postadres: Zwanensingel 259, 6601 GK Wijchen.

47


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.