Transformeren - hetzelfde anders doen

Page 1

Transformeren

Hetzelfde anders doen

Fokko Witteveen


Inhoudsopgave

Voorwoord Fokko Witteveen

pagina 2

Merel van Dorp

pagina 6

Vruchten

pagina 8

De buschauffeur

pagina 10

Verkeerde been

pagina 12

Dankzij Eva

pagina 14

Lief en leed

pagina 16

Tafels

pagina 18

Minder Marokkanen

pagina 20

Hetzelfde anders doen

pagina 22

Succesformule

pagina 24

Bezield onderweg

pagina 26

Langs de lijn (dubbel)

pagina 28

Doen wat werkt

pagina 30

Landschappen

pagina 32

Het dorp

pagina 34

Brandmerk

pagina 36

Biblebelt

pagina 38

Van hand tot hand

pagina 40

Balans

pagina 42

Geloof in eigen kunnen

pagina 44

Volwassen

pagina 46

Colofon

pagina 48

Inhoud Titel

11


Voorwoord

Transformeren Ik kom nog uit de tijd dat we met de ‘pupillen’ ’s middags om 12.00 uur aan de warme maaltijd zaten. Die maaltijd kwam uit de centrale keuken van de instelling en stond in een kar - ijzeren hond - al om 11.30 uur voor de deur van het paviljoen. Ik kom nog uit de tijd dat ik als groepsleider twee keer per jaar met de jongens naar het kledingmagazijn ging om kleding (beperkte keuze) te passen. Op de gekozen kledij kwam vervolgens een ‘kledingnummer’. Ik kom nog uit de tijd dat eens per week de rieten wasmand met vuile was aan de straat moest staan; nog diezelfde dag kwam een mand met schone was retour! Ik kom nog uit de tijd dat eens per week de tuindienst het gras rondom het paviljoen maaide, de perken aanharkte en de stoep veegde. Ik kom nog uit de tijd dat alle opgenomen kinderen, zonder uitzondering, naar de interne school gingen. En ik kom nog uit de tijd dat de kinderen werden geplaatst in paviljoens en bij hoge uitzondering in een pleeggezin. Zo begon ik in 1976 mijn loopbaan als groepsleider in het jongenshuis Hoenderloo. Voor mij destijds heel gewoon. Ik herkende al die systemen, gebruiken en het dagritme van het dorp waar ik ben opgegroeid. Wij woonden als gezin in een dienstwoning naast het jongenspaviljoen, alwaar mij vader de scepter zwaaide. Het Jeugddorp De Glind (voorheen Rudolphstichting) leek in het dagelijks leven in veel opzichten op het jongenshuis Hoenderloo. Toen ik midden jaren ’80 met mijn jonge gezin neerstreek - opnieuw in een dienstwoning - in het Kinderdorp Neerbosch bij Nijmegen zag ik nog veel terug van dit ‘dorpse’ leven. Het leven in de instelling, een terrein van vele hectares aan de rand van de stad of diep verscholen in de weilanden of bossen, kende haar eigen dynamiek. Het betrof een wereld in een wereld, waarin systemen, gewoonten en rituelen het leven van alledag bepaalden. De pedagogiek van rust, reinheid en regelmaat was diep ingesleten en gold voor alle kinderen. De vierde ‘r’ van relatie kreeg in de jaren

2

Transformeren. Hetzelfde anders doen


’70 en ‘80 geleidelijk aan meer betekenis, met de inbreng van psychologen, orthopedagogen, en door het opleiden van het pedagogisch personeel. De leefwereld en de individuele benadering van kinderen won in de behandeling stap-voor-stap terrein op onderliggende systemen. De chef-kok, de magazijnmeester en de tuinman zagen het met lede ogen aan en dienden zich te schikken in hun nieuwe rol. Veel van deze veranderingen vonden sluipenderwijs plaats; de fluwelen revolutie. En soms was er een opstand(je) voor nodig van jongeren die opkwamen voor hun belangen (Belangenroep Minderjarigen). Of een weerwoord van het pedagogisch personeel dat op de Sociale Academies leerde hoe actie te voeren tegen de gevestigde orde. In de aanloop van de transitie van de jeugdzorg van Rijk/Provincie naar Gemeenten (2015) heb ik een boekje geschreven met de titel: ‘Gewoon doen en gewoon doen’. Aan de hand van voorbeelden uit het leven van alledag en anekdotes uit mijn jeugd heb ik toen een link gelegd met de uitdagingen waar gemeenten destijds voor kwamen te staan. In de afgelopen jaren legde ik met mijn columns voor het tijdschrift JeugdenCo meer het accent op de feitelijke verandering van het stelsel van de jeugdzorg, de (beleid)matige consequenties hiervan, en de opdracht die er ligt om de opgebouwde expertise in de jeugdzorg in- en toe te voegen aan de lokale samenleving.

‘ Transformatie is van alle tijden. Zo ook lief en leed van kinderen en gezinnen’ Opnieuw staan wij voor de opgave om systemen ondergeschikt te maken aan de leefwereld van vooral kwetsbare jeugd en hun ouders. Transformatie is van alle tijden, zo ook het lief en leed van kinderen en gezinnen. Hoe kunnen wij de ambitie, vastgelegd in wetten, tot

Voor woord Fokko Witteveen

3


dagelijkse werkelijkheid maken zonder dat we opnieuw in de bekende valkuil stappen van uitsluitend vastleggen van wetten, regels en voorschriften? Hoe zorgen we ervoor dat het vertellen minstens zo belangrijk is als het tellen. En dat het delen van verhalen en ervaringen essentiĂŤler is dan het rangschikken en ordenen in doelgroepen en het uitdelen van etiketten op basis waarvan zorg te leveren is? Vragen die in het proces van transformatie niet onbeantwoord kunnen blijven. Bij het schrijven van de columns - gebundeld in dit boekwerkje - heb ik gezocht naar deze antwoorden. Opnieuw heb ik mij hierbij laten inspireren door ervaringen en observaties uit mijn directe leef- en werkomgeving. Vaak werd ik op een denkspoor gezet door het gedrag van mijn kinderen thuis of raakte ik geĂŻnspireerd door de gesprekken die ik voerde met de Jongerenraad van Trias. Maar ook de hartverwarmende verhalen van pleegouders en professionals brachten mij op nieuwe inzichten. Voorbeelden uit het dagelijkse leven die tot de verbeelding spreken en als je het wilt zien ook zo voor de hand liggen. We moeten het leven niet ingewikkelder maken dan het is. Veranderen en vernieuwen gaat veelal via de weg der geleidelijkheid en soms is er een opstand(je) voor nodig om iedereen bij de les te houden. Ik wens een ieder veel leesplezier toe en mijn advies is: kijk om je heen, want vaak is het beste dichtbij en dichtbij het beste! Fokko Witteveen Steenderen, maart 2017

4

Transformeren. Hetzelfde anders doen


Ik wil alle mensen bedanken waarmee ik al die jaren met veel plezier heb samen mogen werken. Het delen van de ervaringen en nieuwe inzichten hebben mij steeds weer geïnspireerd om met volle energie de klus te klaren. Ik dank mijn vrouw en kinderen die het mogelijk hebben gemaakt dat ik vanuit een stabiele basis het enerverende werk, soms bol van emotie en niet zelden zonder menselijk leed, met overtuiging heb kunnen uitvoeren. Ik dank mijn vader die me ooit op het spoor heeft gezet om in de jeugdzorg aan de slag te gaan. Ook dank ik hem voor zijn wijze raad die ik heb mogen ontvangen in tijden dat ik het nodig had om lastige dilemma’s op te lossen. Ik dank Merel van Dorp (hoofdredacteur) en Frieda Pruim (eindredacteur) van JeugdenCo voor het redigeren van mijn columns. Zij verstonden de kunst om in de door mij aangeleverde tekst te snoeien zonder de essentie van mijn boodschap geweld aan te doen. Dank aan Louise Dijkmans en Frederica Martens voor de begeleiding van dit boekje. Ze hebben mij alle jaren bij Trias nauw terzijde gestaan bij het te woord staan van de pers en bij het naar buiten brengen van nieuws. En dan nog een speciaal woord van dank aan Jochem, mijn jongste zoon. Met zijn fabelachtige tekenkunst heeft hij dit boekje tot een compleet werk gemaakt.

Voor woord Fokko Witteveen

5


Merel van Dorp

Je beste beentje voor zetten De grootste liefde in Kevins leven is voetbal. Nou kunnen wel meer jongetjes van tien in woede ontsteken als de scheids ‘vet partijdig’ is, of brullend ten aarde storten als het op een botsing met een tegenstander uitloopt, maar Kevin spant de kroon. Mijn zoon Ivan (9), die bij hem in het team zit, begrijpt inmiddels een klein beetje waar dat vandaan komt. Een andere belangrijke liefde in Kevins leven, zijn moeder, verdween namelijk plots en zonder opgaaf van reden uit zijn leven toen hij vier jaar oud was. Tot op heden heeft Kevin niets meer van haar vernomen. Als Kevin kwaad is, moet je maken dat je weg komt, dat hebben zijn teamgenootjes allang in de gaten. Als Kevin vraagt of Ivan wil spelen, zegt Ivan met een tikkeltje angstig en veelbetekenend gezicht tegen mij: ‘Ik kan niet, hè, mama?’. Je weet namelijk nooit wanneer Kevin met beuken begint, en stoppen doet hij ook niet zomaar. De trainer laveert tijdens

6

trainingen tussen baltechnieken aanleren en Kevin kalmeren. Maar tijdens de wedstrijden zet Kevin zijn beste beentje voor en komt zijn ADHD het team ten goede, want zijn energie is onuitputtelijk en hij rent als een bezetene over het veld. Maar zelfs met Kevin in het team winnen ze meestal niet, want dat team bestaat op zijn zachtst gezegd niet uit Johan Cruijffjes in de dop. Ik begin hier over Cruijff, omdat Fokko idolaat is van deze voetballer en in een van zijn vele ontroerende columns voor JeugdenCo beschrijft hoe hij met jongeren van De Glind in het Amsterdamse stadion de befaamde strafschop van Cruijff meemaakt, in 1982. Cruijff doet daarbij het juiste,

Transformeren. Hetzelfde anders doen


door ‘mensen op het verkeerde been te zetten’ (zie pag. 12). In mijn zoontjes team gebeurde helaas het omgekeerde. Een paar weken geleden hoorde ik dat Kevin uit het team was gezet. Te veel spanningen, angstige teamgenootjes, en geen hoop op verbetering. De volgende wedstrijd verloor het team met 15-0. Als je iets weghaalt, gaat er meestal iets verloren. Andersom geldt ook: een tikje meer inspanning kan tot grote winst leiden. Zou de voetbalclub zich dat realiseren? Voor Kevin kan ik alleen maar hopen dat hij (eindelijk?) iemand tegenkomt die zich met net zoveel liefde voor Kevin wil blijven (!) inzetten als Kevin op het veld deed voor zijn club. Zo iemand die de kwaliteiten in een kind ziet en daar iets mee doet. In zijn JeugdenCo-columns attendeerde Fokko ons de afgelopen jaren telkens op kleine dingen die van grote betekenis zijn. Bijvoorbeeld het kleine voorzetje van een medespeler van Johan Cruijff in die wereldberoemde wedstrijd waar Fokko bij was. Zonder dat tikje had Cruijff niet

‘ A ls je iets weghaalt, gaat er meestal iets verloren’

zo spectaculair kunnen scoren. Ik hoop dat iedereen zich mede dankzij Fokko realiseert hoe belangrijk het is om kinderen de bal te blijven toespelen.

Merel van Dorp Hoofdredacteur JeugdenCo

Je beste beentje voor zetten

7


Vruchten

In onze tuin staat een metershoge wilde kastanjeboom die ik koester. Ooit heb ik een kastanje meegenomen van een boom uit mijn geboortedorp, Jeugddorp De Glind, en deze in mijn Achterhoekse tuin gestopt. Nu staat er een volwassen boom die zelf vruchten draagt. Als ik met mijn vader van 96 jaar door De Glind wandel, luister ik naar zijn verhalen over zijn werk in de kinderbescherming, en staan wij altijd even stil bij de bomen. Bij de kroning van Beatrix in 1980, plantte hij, samen met de oudste inwoner van het dorp, een rode beuk in het centrum. En vorig jaar, bij het 100-jarig jubileum van De Glind, plaatste hij een appelboom naast de kerk, met de burgemeester van Barneveld en een cliënt uit één van de gezinshuizen. Beide bomen groeien en bloeien.

‘ W ie had ooit gedacht dat ik in de voetsporen van mijn vader zou treden’ Binnenkort neem ik na ruim veertig jaar jeugdhulpverlening afscheid van de sector en van Trias (logo: een boom). Wie had ooit gedacht dat ik in de voetsporen van mijn vader zou treden. Na een korte carrière in de journalistiek besloot ik om toch als groepsleider aan de slag te gaan, omdat mij dat meer voldoening zou schenken. Mijn vader gaf me een paar adviezen mee. Vanuit zijn geloof wilde hij iets voor zijn naaste betekenen. Hij zei: ‘Ieder kind is een glimlach om Gods mond.’ En ook: ‘Werk elke dag aan je eigen ontslag.’ Met andere woorden: probeer het kinderleed uit te bannen. De jaren zijn verstreken, maar het kinderleed is helaas nog niet de wereld uit.

8

Transformeren. Hetzelfde anders doen


Mijn dochter heeft een baan in de communicatie en stelt maatschappelijke misstanden aan de kaak. Mijn oudste zoon werkt met veel toewijding in het speciaal onderwijs, mijn tweede zoon is hovenier en snoeit, kapt en plant bomen. De jongste drie zonen volgen (beroeps) onderwijs. Ik hoop dat ze daarna hun eigen weg kiezen. Wat is het een voorrecht om op een stralende zomerdag met drie generaties in de schaduw van de kastanjeboom zitten en samen van gedachten wisselen over wat ons drijft. We zijn elkaars ‘kastanjes’, die van generatie op generatie zullen blijven bouwen aan een gedroomde maatschappij.

Vruchten

9


De buschauffeur

Omdat onbekend onbemind maakt, nodigen wij geregeld wethouders en beleidsmakers uit voor een bustoer, om kennis te maken met de jeugdzorg in de eigen gemeente. Zo ontmoeten ze jongeren, ouders, professionals, pleegouders, jeugdzorgboeren en ondernemers. Aan boord ontstaan er spontane gesprekken en worden niet de bus- maar de visitekaartjes uitgewisseld. Elke tocht opnieuw raak ik onder de indruk van de unieke verhalen. Het gaat vaak over hoop, verlangen, dromen van en bouwen aan een toekomst.

‘ I k heb er veel aan gehad en heb nu mijn droombaan’ Eén moment, afgelopen juni, is me in het bijzonder bijgebleven. De betrekkelijk jonge buschauffeur heette ons gezelschap welkom, verzocht ons plaats te nemen en deed een paar een paar huishoudelijke mededelingen (gordels vast, snoeppapiertjes in de prullenbak). Daarna vroeg hij nog even aandacht voor iets persoonlijks: “U gaat vandaag kennismaken met de jeugdzorg. Tot voor kort woonde ik op een kamertrainingscentrum, daarvóór in een leefgroep en van mijn achtste tot mijn twaalfde heb ik in een pleeggezin gewoond. Er worden veel verkeerde dingen gezegd over de jeugdzorg en daar ben ik het niet mee eens. Ik heb er veel aan gehad en door het 1000-jongerenplan (dat kwetsbare jongeren naar werk begeleidt, FW) heb ik nu mijn droombaan. Vanmiddag ga ik mijn eerste meerdaagse trip maken naar Friesland, maar eerst wilde ik deze rit doen. Ik heb dit speciaal aan mijn baas gevraagd. Het is voor mij een hele eer om u rond te mogen rijden langs al het mooie werk van de jeugdzorg.”

10

Transformeren. Hetzelfde anders doen


Spontaan en oprecht een wel heel persoonlijk verhaal. Het raakte de harten van alle inzittenden. Behendig en professioneel manoeuvreerde de chauffeur vervolgens de bus door de straten van Hardenberg. Met een knipoog en een brede glimlach nam hij aan het eind van de ochtend afscheid van zijn passagiers. Toen ik dit voorval een paar weken later aan collega’s vertelde, tijdens een bijeenkomst over missie, visie en drijfveren, wist hij indirect opnieuw velen te raken. Dit gold niet in de laatste plaats voor de collega’s die jarenlang hun handen vol hadden gehad aan deze jongeman, die in zijn jeugd niet te sturen leek en met grote regelmaat uit de bocht vloog.

De buschauffeur

11


Verkeerde been

Johan Cruijff is mijn idool. Een onnavolgbare en wonderschone voetballer. Wat hij met de bal deed, kon hij ook met de taal. Zijn uitspraken waren minstens zo legendarisch als zijn balletachtige (schijn) bewegingen in het veld. Ik was geschokt toen hij in maart 2016 plotseling overleed. Ik kan mij nog goed herinneren dat ik erbij was toen Ajax op 5 december 1982 tegen Helmond Sport speelde. Met de gezinsgroep waarvan ik toen ‘ouder’ was, ging ik erheen. In die jaren kon je nog spontaan naar het toenmalige stadion De Meer in Amsterdam. Aan het loket kocht ik kaarten voor de gezinstribune, met in mijn kielzog een roodharige en een blonde jongen, een meisje van Marokkaanse afkomst, een jongen van Koreaanse en één van Surinaamse afkomst. Een waar regenbooggezin. Ik hoor de kaartverkoper nog in plat Amsterdams zeggen: ‘Zo, jij bent vaak vreemdgegaan!’ Ajax maakte in hoog tempo korte metten met Helmond Sport. De tweede goal was een strafschop. Johan legde de bal op de stip en plaatste de bal opzij naar Jesper Olsen. Deze tikte de bal vervolgens

‘ H ij zei in plat Amsterdams: Zo, jij bent vaak vreemdgegaan!’ subtiel terug naar Johan, waardoor die de bal eenvoudig over de doellijn kon tikken. De keeper en het publiek waren verbijsterd. Zo geniaal had nog nooit iemand een penalty genomen. De beelden gingen de wereld over, en wij waren erbij.

12

Transformeren. Hetzelfde anders doen


Onlangs zat ik weer eens met onze jongerenraad om tafel. Eén van de deel-nemers, een jongen van veertien, nam het woord. ‘Waarom gebruiken jullie eigenlijk het woord jeugdzorg?’ vroeg hij mij. ‘De woorden ouderenzorg en gehandicaptenzorg snap ik, want ouderen en gehandicapten hebben zorg nodig. Maar de term jeugdzorg begrijp ik niet, want kinderen zijn toch zelden het probleem?’ Ik was een moment in verwarring. Op die manier had ik het nog nooit echt bekeken, in de veertig jaar dat ik in de jeugdzorg werk. Maar hij raakte wel de kern. Cruijff had het precies zo kunnen zeggen. Door mensen op het verkeerde been te zetten, zet je ze feitelijk op het juiste been.

Verkeerde been

13


Dankzij Eva

In de vroege ochtend, als ik onze labrador Vito uitlaat, wandel ik in ons Achterhoekse dorp steevast langs een huis waar enkele gehandicapte kinderen en volwassenen begeleid wonen. In de tuin staat een metershoge schommel. Een stalen constructie die piept en kraakt, wat tot in de wijde omtrek is te horen. Een van de bewoners, de twintigjarige Eva, geniet iedere morgen van deze schommel. Heen en weer zwaaiend, zo hoog als ze maar kan, vertolkt ze de levensliederen van zangers als Marco Borsato, Guus Meeuwis en Andre Hazes.

‘ H et herstel van het gewone leven in het gewone leven’ Iedere dag opnieuw geniet ik intens als ik zie en hoor hoe blijmoedig Eva haar dag begint. Soms kan ik er jaloers op zijn, want bij mij begint niet iedere dag met een onbevangen gevoel. Laat staan dat ik ’s morgens altijd zingend met de hond op stap ga. Soms zit mijn kop al vol met kwesties die de aankomende werkdag op de agenda staan. Maar dankzij Eva krijg ik een flinke steun in de rug en kan ik mijn kopzorgen relativeren. Eva en haar medebewoners zijn niet weg te denken uit ons dorp. Zo doen ze volop mee aan het verenigingsleven en aan de talrijke evenementen. Daar zijn wij als dorpsgenoten ‘onmeunig’ trots op. De volmaakte samenleving bestaat niet, sinds die andere Eva de verboden vrucht at om zo een einde maken aan het paradijs op aarde. Wel bestaat de inclusieve samenleving. Om die te bereiken, hebben we met elkaar nog wel een weg te gaan. Het stigmatiseren en buiten de samenleving plaatsen van kinderen en volwassenen met een stoornis, handicap of afwijkend gedrag zit diep verankerd in ons zorgsysteem.

14

Transformeren. Hetzelfde anders doen


‘Het herstel van het gewone leven in het gewone leven’ is al jarenlang mijn credo. Mede dankzij de zwaai- en zangkunsten van Eva kan ik deze visie met overtuiging blijven uitdragen. Het piepen en kraken van de schommel neem ik daarbij graag voor lief, net als alle andere omwonenden. De enige die blaft is Vito, maar dan wel met een kwispelende staart.

Eigen kracht in optima forma

15


Lief en leed

‘Het leven bestaat uit lief en leed, en wie het leed ontkent, ontkent het leven.’ Deze uitspraak heb ik de afgelopen jaren veelvuldig gedaan tijdens mijn talloze gesprekken met wethouders en beleidsambtenaren ter voorbereiding op de transitie van de jeugdzorg naar gemeenten. Veel gemeenten zetten hoog in op jeugdpreventie de komende jaren. Maar ondanks dat zullen er altijd gezinnen zijn die tijdelijk zijn aangewezen op extra hulp en ondersteuning. Wat dat betreft zal de wereld er na de transitie van 1 januari 2015 niet ineens volstrekt anders uitzien. Geen misverstand, ik onderschrijf de uitgangspunten van nieuwe Jeugdwet, want gemeenten voeren in het sociale domein op tal van gebieden de regie. Mede hierdoor kunnen ze meer samenhangend beleid ontwikkelen voor kwetsbare gezinnen en jeugdigen. Het is dan ook een verstandige keuze geweest dat de overheid die het dichtst bij de burger staat, vanaf nu aan zet is. Ik vind het ook goed te begrijpen dat preventief jeugdbeleid een hoge prioriteit krijgt, want voorkomen is beter dan genezen. Met één kanttekening: wie behoefte heeft aan specialistische jeugdzorg om weer een gewoon leven te kunnen leiden, moet daar zonder voorbehoud een beroep op kunnen doen. De volgende voorbeelden uit de praktijk bewijzen het bestaansrecht van de jeugdzorg: • Daphne, Wendy en Wesley gaan gebukt onder de vechtscheiding van hun ouders. • Marieke en Olaf zijn het slachtoffer van kindermisbruik en mishandeling. • Thomas, Achmed en Rianne zitten noodgedwongen thuis omdat ze vanwege hun afwijkende gedrag niet worden toegelaten op een reguliere school. • Elise en Patrick gaan angstig door het leven omdat ze voortdurend worden gepest door hun klasgenoten.

16

Transformeren. Hetzelfde anders doen


• Carla, Evelien en Alida zijn het slachtoffer van loverboys. • Lars en Miranda hebben als kleuters een forse achterstand in sociaal contact, taalontwikkeling en motoriek. • Ingrid, Kevin en Lodewijk kunnen niet meekomen in de complexe en vrijwel volledig gedigitaliseerde samenleving. Dit leed moet met liefde beantwoord worden, want kinderen en tieners hebben aandacht, toewijding, verzorging, bescherming en ruimte nodig om zich te ontwikkelen tot volwassen mensen die later volop kunnen meedoen in onze samenleving. Specialisten in de jeugdzorg kunnen daar een belangrijke rol in spelen.

Lief en leed

17


Tafels

In mijn jeugd moesten we bij rekenen klassikaal de tafels opdreunen. Ruim vijftig jaar later galmen ze nog na in mijn oren. Geldt dat ook voor andere tafels, zoals de zogeheten keukentafelgesprekken die een paar jaar geleden breed werden geïntroduceerd? Andries Baart, geestelijk vader van de presentietheorie en -benadering, waarschuwde vorig jaar dat burgers met dit instrument het risico lopen dat de overheid letterlijk bij ze aan tafel komt zitten in hun privédomein. Biedt een keukentafelgesprek hen de gewenste ondersteuning? Het is nog te vroeg om daar definitief over te oordelen, maar het kritische geluid van Andries Baart is wel volledig op zijn plaats. Want de overheid aan tafel staat haaks op de gedachte dat burgers zelf regie nemen − en daar ben ik een groot voorstander van. Als zorgaanbieder voer ik met grote regelmaat gesprekken met de gemeenten over te leveren hulp en zorg. Ik noem dit gemakshalve maar even snijtafelgesprekken, omdat ze vrijwel altijd gaan over een substantiële korting op het budget. De transformatie en vernieuwing van de zorg komt nauwelijks ter sprake. Daarover wordt elders, aan de zogeheten regietafel, nog slechts op hoofdlijnen en zeer abstract over gesproken.

‘ D enk minder aan de inkomsten, maar richt je op de uitkomsten’ Om in de beeldspraak te blijven zou ik adviseren om de tafels te vervangen door werkbanken. De tijd is rijp om de zorg concreet te vernieuwen, waarbij burgers de belangrijkste inbreng hebben. Zo zijn wij bij Trias onder meer ‘De reis van de held’ aan het voorbereiden voor twaalf jongeren. Het gaat om een zeereis van tien dagen,

18

Transformeren. Hetzelfde anders doen


gecombineerd met ambulante interventies vooraf en na afloop. Het doel is om uithuisplaatsing te voorkomen en/of verblijf in een instelling te verkorten. En de jongerenraad van Trias heeft ervoor gezorgd dat jongeren elkaar na een behandelperiode kunnen blijven ontmoeten om ervaringen uit te wisselen en elkaar zo nodig te ondersteunen. Geef innovatie als zorgaanbieders en gemeente volop de ruimte en durf daarin te investeren. Denk minder aan de inkomsten, maar richt je op de uitkomsten. Toon lef, ga creatief aan de slag en schop zoveel mogelijk tegen tafelpoten aan.

Tafels

19


Minder Marokkanen

Twintig jaar geleden trok ik samen met mijn collega Hans door het Achterhoekse land om kennis te maken met mogelijke crisisopvanggezinnen. De enige voorwaarden die wij aan de selectiegesprekken verbonden, waren dat wij zowel de vrouw als de heer des huizes wilden spreken en dat wij de slaapkamer van het op te vangen kind wilden zien. Op een mooie voorjaarsavond reden we het erf op van een prachtige boerderij met ernaast een manege. Speelgelegenheid te over. Ideaal voor kinderen die na een ernstige crisis even tot rust moeten komen. De keukendeur zwaaide open en de boerin nodigde ons hartelijk uit aan de keukentafel. De koffie stond klaar, evenals een stevige plak Achterhoekse krentenwegge, geserveerd op boerenbontservies. Wat een buitengewone gastvrijheid. Voordat de boerin haar echtgenoot zou roepen, wilde ze één ding van ons weten: “Mijn man wil geen kinderen van Marokkaanse afkomst in huis. Er zijn er volgens hem veel te veel in Nederland. Aangezien jullie een groot tekort aan opvanggezinnen hebben, zal dit wel geen probleem zijn?” Hans en ik keken elkaar aan, stonden op uit onze stoel, veegden onze mond af, bedankten de boerin voor de koffie en het brood, en voordat wij de deur achter ons dichttrokken zei Hans: “Wij zoeken gezinnen met een ruim hart die iets willen betekenen voor kinderen in de knel, zonder ze af te rekenen op hun religie of afkomst, en daarmee een voorbeeld willen zijn voor deze pleegkinderen. Het spijt ons dit te moeten zeggen, maar wij rekenen uw man en u niet tot deze categorie.” Hans overleed twee jaar geleden aan de gevolgen van kanker. Toen zijn lichaam door een haag van familie en vrienden uit alle windstreken van de wereld naar het crematorium werd gereden, moest ik aan dit voorval terugdenken. We namen afscheid van Hans, maar geens-

20

Transformeren. Hetzelfde anders doen


zins van zijn opvattingen over minderheden. De Nederlandse samenleving heeft nog steeds schreeuwend behoefte aan opvanggezinnen die gastvrijheid zonder voorwaarden met hoofdletters schrijven. Hopelijk blijven zij zich melden. Mede dankzij de inspanningen van mensen zoals Hans.

‘ W ij zoeken gezinnen met een ruim hart die een voorbeeld willen zijn’

Minder Marokkanen

21


Hetzelfde anders doen

Kwartiermaker, consulent, generalist, verwijzer, medewerker gecertificeerde instelling, schakelfunctionaris, specialist, consulent-plus, transitiemanager, meeleefgezinsouder, specialistische generalist, buurvrouw-plus, gezinsondersteuner, verkenner, projectleider transitie jeugdzorg, CJG medewerker, toegangsfunctionaris, hoofdaannemer, voordeurmedewerker, lid sociaal wijkteam, onderaannemer, portefeuillehouder, inkoper jeugdzorg, aandachtfunctionaris, wijkaanpakker, coördinerend bewindspersoon decentralisatie, generalistische specialist, cliëntondersteuner, transitie-adviseur.

‘ Wat voor kinderen en gezinnen telt is dat de hulpverlener integer is’ Het zijn zomaar wat namen van nieuwe functies in de jeugdzorg, in zwang geraakt door de transitie. Is hetzelfde anders noemen genoeg voor de grootste operatie van de afgelopen honderd jaar in de jeugdzorg? ‘Hetzelfde anders doen’ is een uitspraak van de monnik Benedictus van Nursia, die leefde omstreeks 480-550. In zijn tijd liep Benedictus al aan tegen de algemeen heersende opvatting dat alles anders moest. Zo waren er allerlei kloosterregels die velen als te streng ervoeren. Benedictus werd bekend door zijn eigen kloosterregel, die hij in de Benedictijner abdij van Montecassino in de regio Lazio, tussen Rome en Napels, schreef. Deze regel wordt nog altijd nageleefd in Benedictijner ordes, en wordt geroemd om zijn wijsheid, eenvoud en gematigde toon. Hij verscheen onlangs in het Nederlands bij uitgeverij Damon. De voornaamste opdracht van Benedictus voor de monniken was: zeven maal bidden per dag, vaste arbeidstijden en een zelfvoorzienende kloostergemeenschap.

22

Transformeren. Hetzelfde anders doen


Dezelfde principes als voorheen, maar net een beetje simpeler dus. Misschien met een tikje meer vrijheid in de invulling van de toewijding aan God. Wat mij betreft zou de transitie er ook zo uit moeten zien. Want wat we door de jaren heen hebben geleerd is: voor kinderen en gezinnen telt het als ze de persoon die komt helpen bij de voornaam mogen noemen, als de hulpverlener de gemaakte afspraken nakomt, als hij integer is en laat blijken verstand van zaken te hebben. In de staatsliedenbuurt van een provinciestad roept achter de voordeur een kind om hulp. Wie hoort het? Wie gaat er naartoe? Is het de kwartiermaker, de consulent, de buurvrouw-plus, de specialist? Of is het gewoon de vrouw of man die al jaren in de staatsliedenbuurt werkt, precies de weg weet, de mensen bij naam kent en het transitiegeweld aan zich voorbij heeft laten gaan?

Hetzelfde anders doen

23


Succesformule

Geconcentreerd was ik een toespraak aan het schrijven voor een symposium over ‘De weg naar succes’, toen mijn zoon Roel (17) mijn werkkamer binnenstoof. Hij wilde snel even een website raadplegen, voordat hij in het kader van zijn sportopleiding op wintersport zou gaan. Ik wilde hem de deur wijzen, maar tot mijn verrassing zag ik dat hij een bos bloemen in zijn handen hield. Hij was, zo bleek, met zijn zaalvoetbalteam zojuist winterkampioen geworden. Ik vroeg wat de weg naar succes was geweest. “Simpel, een kwestie van PTWK”, reageerde hij. “De P staat voor plezier, de T voor trainen, de W voor werken en de K voor kop erbij houden. Mag ik nu even achter de computer?” In ruil voor het aanreiken van deze formule stond ik mijn plek even af. De traditionele jeugdhulpverlener kan na de transitie van de jeugdzorg naar gemeenten begin 2015 wel een flinke dosis PTWK gebruiken, bedacht ik terwijl ik de bloemen in een vaas zette. Door de bezuinigingen komt het plezier in het werk stevig onder druk te staan. Voor velen zal het de vraag zijn of het werk blijft bestaan. Terwijl plezier de basis is voor het uitoefenen van een vak. De P geeft energie. Dat is een van de redenen waarom we in onze organisatie veel tijd besteden aan drijfveren van medewerkers. Door te blijven investeren in training en bijscholing en met de kop erbij goed te luisteren naar wat gemeenten verlangen van de jeugdhulpverlener nieuwe stijl, is het maar de vraag of de sector uitsluitend terechtkomt in een neerwaartse spiraal.

‘ D oor de bezuinigingen komt het plezier in het werk stevig onder druk te staan’

24

Transformeren. Hetzelfde anders doen


Een paar dagen later opende ik het symposium over ‘De weg naar succes’ met de formule PTWK. De zaal zat bomvol met hulpverleners. Ondertussen zag ik in gedachten Roel met een brede glimlach van een besneeuwde berghelling afkomen. Veel toehoorders lieten mij na afloop van mijn toespraak weten dat zij PTWK goed in hun oren hadden geknoopt voor het inslaan van nieuwe wegen. Die formule geeft kort maar krachtig alle essentiële ingrediënten van het vak weer, vonden zij. Met dank aan Roel.

Mensen maken voor morgen

25


Bezield onderweg

“We nemen afscheid van een ontzield systeem en zoeken naar bezieling die om een structuur vraagt.” Deze treffende zin werd onlangs uitgesproken door Tijn Houber, die zich intensief bezighoudt met het transformatieproces van de zorg. In één zin vatte hij het tijdperk samen waarin wij ons bevinden. We zijn onderweg van een systeem dat niet meer werkt en geen antwoord meer geeft op maatschappelijke vragen, naar een zorglandschap dat nog niet op de kaart staat. Het rijk, gemeenten en zorgprofessionals zijn druk bezig dit nieuwe landschap te schetsen. Maar bij iedere schets die ik onder ogen krijg, vaak verpakt in mooie rapporten, merk ik dat de belangen van de schrijvers en een gebrek aan financiële middelen de boventoon voeren. De uitwerking van een nieuwe structuur staat centraal, in plaats van een visie op de gewenste richting. Overigens besef ik maar al te goed dat het een verdraaid moeilijke opgave is om afscheid te nemen van het bestaande en werkelijk nieuwe antwoorden te vinden op onze zorgvragen.

‘ Ik wil toekomstplannen in mijn dossier, want die geven richting aan mijn leven’ Soms komt inspiratie uit onverwachte hoek. Tweemaal per jaar organiseer ik een brainstormsessie met een delegatie van de (advies) raden die betrokken zijn bij Trias. Naast vertegenwoordigers van de ondernemingsraad en de pleegouderraad, nemen cliënten van de cliëntenraad en jongeren van de jongerenraad deel aan deze sessies. De laatste keer ging het over participatie. Eén van de jongeren hield een vurig pleidooi om het zogeheten hulpverleningsplan om te dopen tot

26

Transformeren. Hetzelfde anders doen


toekomstplan: een plan dat gericht is op haar mogelijkheden en niet zozeer op haar problemen. “Ik wens toekomstplannen in mijn dossier, want die geven richting aan mijn leven.� Ze bracht haar voorstel met zoveel kracht en overtuiging dat alle aanwezigen het onmiddellijk omarmden. Een klein, maar veelzeggend stapje in onze zoektocht. Aangereikt door een jongere en niet door een staatssecretaris, een wethouder, een hoogleraar of een bestuurder van een zorgorganisatie. Het pleidooi van het meisje raakte mij diep, omdat hierin een kompas is te vinden voor het bewandelen van een bezielde weg naar een nieuw zorglandschap.

Bezield onder weg

27


Langs de lijn (dubbel)

Er gaat geen weekend voorbij of ik sta langs de voetballijn om de verrichtingen van mijn drie zonen nauwgezet te volgen. Prachtig om te zien hoeveel jonge kinderen vreugde beleven aan deze sport. Minstens zo mooi vind ik het dat er talloze vrijwilligers al vroeg in touw zijn om het spel mogelijk te maken, weer of geen weer. Met andere ouders analyseer ik de wedstrijd en moedig ik de jongens aan. Tussentijds praten we over zaken die ons bezighouden in het dagelijkse leven. Soms vertel ik iets over mijn werk. Ik realiseer me dat veel kinderen uit de jeugdzorg niet meedraaien in dit prachtige weekendcircus. Jammer, want ik gun het elk kind om te genieten van dit gezonde leven van alledag. We hebben kinderen uit de jeugdzorg op een apart speelveld geplaatst: te ver weg van het sportcomplex, dat in vrijwel alle stadswijken en in elk dorp is te vinden. Kunnen kinderen met afwijkend gedrag meedraaien in een sportclub niet aan? Worden ze afgestoten door de gemeenschap? Natuurlijk, kinderen met afwijkend en/of antisociaal gedrag hebben recht op (speciale) zorg. Maar ook het gewone leven kan meer heil bieden dan nu wordt benut.

‘ W e hebben kinderen op een apart sportveld geplaatst’

28

Transformeren. Hetzelfde anders doen


Vanaf het begin van dit jaar ondersteunen jeugdzorgprofessionals van Trias vrijwilligers van acht voetbalclubs in Twente, om te voorkomen dat kinderen voortijdig buitenspel komen te staan. Al deze clubs hadden ervaring met jeugdleden die voortijdig waren afgehaakt vanwege bijzonder gedrag of waren verwijderd van de club omdat de trainers niet wisten hoe ze op hen moesten reageren. Onze professionals leggen hen uit hoe je kunt omgaan met kinderen die onaangepast en/of afwijkend gedrag vertonen en geven tips hoe je dit gedrag vroegtijdig kunt signaleren. Ze onderzoeken samen met de vrijwilligers op welke wijze ze ouders bij hun benadering kunnen betrekken. Ook ontwikkelen ze samen spelmethodes waardoor kinderen op jonge leeftijd leren om onderlinge verschillen te accepteren. Een mooi voorbeeld van hoe het herstel van het gewone leven het beste kan plaatsvinden Ă­n dat gewone leven.

Langs de lijn (dubbel)

29


Doen wat werkt

Een Trias-medewerkster werd, na jarenlang als groepsleidster op een Medisch Kleuterdagverblijf te hebben gewerkt, overgeplaatst naar de afdeling ambulante zorg. ‘Een hele overgang’, vertelde ze me. Ze was gewend om op een vaste locatie te werken met collega’s om zich heen en duidelijke methodieken. Ineens moest ze er in haar eentje op uit. Zo ging ze bij een gezin op bezoek waar de zoon van zeventien al twee jaar nauwelijks van zijn zolderkamer was geweest. Dag en nacht bracht hij door achter zijn computer. De interventies van twee jeugdggz-instellingen hadden niet geholpen; de ouders waren radeloos.

30

Transformeren. Hetzelfde anders doen


‘De zoon kwam wel tweemaal per dag uit zijn vesting om de hond uit te laten’, vertelde de medewerkster. ‘Spontaan stelde ik voor om sámen de hond uit te laten. Daarmee ging hij akkoord. Twee maanden lang hebben we dat drie keer in de week gedaan. Stapje voor stapje kwam het gesprek op gang. Ik vroeg me weleens af wat mijn leidinggevende ervan zou denken. Wat had dit te maken met jeugdzorg? Inmiddels heb ik hem zover dat hij een paar dagen in de week aan het werk gaat in een winkelmagazijn. Langzamerhand bouwt hij ook weer wat sociale contacten op. Ik doe gewoon wat werkt.’

‘ S pontaan stelde ik voor om samen de hond uit te laten’ Later (lente 2016 red.), sprak ik Han Noten, voorzitter van de Transitiecommissie Sociaal Domein. Hij verzuchtte dat er als gevolg van de transitie van de jeugdzorg naar gemeenten maar liefst 160.000 productcodes in omloop zijn. Ik moest denken aan het indrukwekkende verhaal van de Trias-medewerkster over het samen uitlaten van de hond. Dat is ongetwijfeld niet terug te vinden in al die productcodes. Han Noten en ik spraken de vurige wens uit om spoedig afscheid te nemen van die malle codes en de dagelijkse leefwereld weer centraal te stellen in de zorg. Als we ‘doen wat werkt’ als vertrekpunt nemen, is het loslaten van al die productcodes volgens mij op zeer korte termijn realiseerbaar − en een flinke stap voorwaarts. Geen zolderkamers en rekenkamers meer, maar een samenleving waarin meetellen zwaarder weegt dan tellen.

Doen wat werkt

31


Landschappen

Afgelopen zomer heb ik volop genoten van landschappen in Italië, Frankrijk en niet te vergeten in mijn eigen woonomgeving de Achterhoek. Vooral de bergen en rivieren waar de invloed van mensen nauwelijks zichtbaar is, maakten indruk op mij. Geen vooraf bedachte structuren, geen maakbaarheid. Slechts de kracht, de schoonheid en de vrije loop van de natuur. Weer aan het werk heb ik mij verdiept in allerlei recent verschenen publicaties, waaronder een schets van het nieuwe landschap van de jeugdzorg. Een schets gemaakt door experts uit de branche, in samenwerking met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en rijksambtenaren. Opmerkelijk dat er in deze notitie gesproken wordt over toekomstige zorglandschappen. Voor de transitie van de jeugdzorg werd de jeugdzorgsector door criticasters immers meermalen aangeduid als zorgindustrie. Vanwaar ineens de term landschap? Is dat verleidingstactiek van de schrijvers? Ineens moet ik denken aan het gifkastje dat bij mijn schoonvader, fruitteler op één van de Zeeuwse eilanden, verscholen stond in een hoekje van de schuur. Een afgedankt theekastje met daarin allerlei giftige middelen om onkruid te bestrijden. Doodskoppen en vlammen op de etiketten van potten en flessen waarschuwden al te nieuwgierige kinderen en kleinkinderen. Tegenwoordig worden er nog uitsluitend ‘gewasbeschermingsmiddelen’ verkocht; onkruidbestrijdingsmiddelen zijn taboe. Ongetwijfeld zal er in de loop der jaren iets gedaan zijn aan de samenstelling van de middelen, maar het doel blijft om het ene gewas te beschermen ten koste van het andere. Zo is het ook met zorglandschappen: met een mooier woord alleen zijn we er niet, maar ‘landschap’ geeft wel beter aan waar ik naartoe zou willen met de jeugdzorg dan ‘industrie’. Twee visies spreken mij aan, geïnspireerd door de mooie natuur die ik deze zomer zag: een die zich beroept op het natuurlijke, zelfoplossende vermogen van mensen, en een waarbij de beste professional dichtbij is om de gezinnen te ondersteunen dat zelfoplossende ver-

32

Transformeren. Hetzelfde anders doen


mogen te (her)ontdekken. Zo kan er een fraai landschap ontstaan, waarin systemen ondergeschikt zijn aan de menselijke maat en er weer ruimte ontstaat voor afwisseling, variatie en wonderschone willekeur.

‘ I neens moet ik denken aan het gifkastje bij mijn schoonvader’

Landschappen

33


Het dorp

Met een brede glimlach om zijn mond neemt de burgemeester van Emmen het gedenkboek over de geschiedenis van EmmerCompascuum in ontvangst. De overhandiging vindt plaats in het splinternieuwe dorpshuis, waar vrijwel alle voorzieningen onder één dak zijn gebracht. Naast de bibliotheek is er in dit gebouw plek voor een Centrum voor Jeugd en Gezin, een consultatiebureau, een kinderopvanginstelling en een peuterspeelzaal. Een modern integraal kindcentrum waarop alle dorpsbewoners trots kunnen zijn. Ik was daar samen met mijn vader van bijna 95 jaar en zijn twee broers. Bladerend door het boek en tijdens het bezichtigen van de fototentoonstelling kwamen de verhalen los over hun kinderjaren in de Drentse veenkolonie. Armoede troef in de jaren twintig van de vorige eeuw. Nadat ze de lagere school (met den Bijbel) hadden doorlopen, moesten ze als jonge knapen turf steken of kanalen graven. Hun gezin met tien kinderen had iedere cent nodig om het hoofd boven water te houden. Ondanks de eenvoud, armoede en kinderarbeid blikten de broers terug op gelukkige jeugdjaren. Ze hadden het goed met elkaar en roemden de gemeenschapszin. In tijden van tegenslag hielp je elkaar, of je nu communist, socialist of gereformeerd was. De onderlinge verbondenheid was groter dan de ideologische verschillen.

‘ H eb als overheid niet de illusie dat met integrale kindcentra problemen fundamenteel worden opgelost’ Een paar weken eerder was ik bij een congres waar twee hoogleraren meermaals het Afrikaanse gezegde It takes a village to raise a

34

Transformeren. Hetzelfde anders doen


child aanhaalden. Daar moest ik aan denken in Emmer-Compascuum. Welke village bedoelden de hoogleraren? Het dorp van vroeger of het dorp van nu, met alle denkbare overheidsvoorzieningen in ĂŠĂŠn gebouw? Tot ver in de jaren negentig van de vorige eeuw geloofden vele van mijn generatiegenoten heilig in de maakbaarheid van de samenleving: de overheid kon alle problemen oplossen. Maar na vele jaren in de jeugdzorg besef ik dat burgers ten diepste niet ondergeschikt willen zijn aan structuren of afhankelijk willen zijn van de staat. Heb als overheid dus niet de illusie dat met integrale kindcentra problemen fundamenteel worden opgelost. Gemeenschapszin is essentieel: dat mensen bereid zijn elkaar te ondersteunen. Het prachtige dorpshuis is daar hooguit een hulpmiddel bij.

Het dorp

35


Brandmerk

Hoe waarborg je de privacy van cliënten? Staatssecretaris Martin van Rijn moet zich daarover buigen. De Wet bescherming persoonsgegevens is nu zo strikt geformuleerd dat gemeenten en zorgprofessionals er wanhopig van dreigen te worden. Dat moet simpeler, is een veel gehoorde hartekreet. Maar ook weer niet te makkelijk, realiseerde ik me toen ik onlangs met oud-bewoners van Jeugddorp De Glind in het Van ’t Lindenhoutmuseum in Nijmegen was. Daar verkende ik of een soortgelijk museum ook zou kunnen worden opgezet in De Glind. Het museum in Nijmegen gaat over het dagelijks leven van de 20.000 kinderen die de afgelopen 150 jaar in Kinderdorp Neerbosch leefden. Staand bij de maquette van Neerbosch kwamen al snel de aangrijpende verhalen los over wonen in Jeugddorp De Glind. Bij een van de vitrines stokte de adem van enkele bezoekers. In het midden van de vitrine lag een katoenen rol met daarop gedrukte kledingnummers. Ooit moesten de kinderen hun meegenomen kleding (jas, trui, broek, ondergoed, sokken) afstaan aan een naaister die de kledingstukken voorzag van een nummer. “Zolang ik in het dorp zelf verbleef, viel er nog mee te leven”, vertelde een oud-bewoner. “Het nummer verwees namelijk naar het paviljoen waar je woonde. Maar zodra ik het dorp verliet om boodschappen te doen of om naar school te gaan, schaamde ik mij diep en voelde het kledingnummer als een brandmerk.” Uit de verhalen werd al snel duidelijk dat iedereen trucjes had geleerd om het nummer te verbergen. De schaamte was ook zoveel jaar later nog goed merkbaar. Dankzij deze confrontatie zal ik geen moment meer lichtvoetig praten over de bescherming van persoonsgegevens en het zomaar overhevelen van zorgdossiers. Dat kan stigmatiserend werken en de rest van het leven als een last op de schouders van een kind drukken. Misschien moet Van Rijn ter inspiratie voor het privacydossier eens een kijkje nemen in het museum.

36

Transformeren. Hetzelfde anders doen


‘ Z odra ik het dorp verliet om boodschappen te doen schaamde ik mij diep’

Brandmerk

37


Biblebelt

“Minder geld jeugdzorg naar de Biblebelt” kopte het Nederlands Dagblad van 24 mei (2014 red.). Ik ben traditioneel gereformeerd opgevoed in de Gelderse Vallei en heb bijna veertig jaar werkervaring in de jeugdzorg. Ernstig vroeg ik mij af of de gemeenten die het betreft blij moeten zijn met deze ‘beloning’. Zouden zij het inderdaad zo goed doen? Of kan het ook zijn dat ze bepaalde problemen niet zien? Of anders labelen, bijvoorbeeld afwijkend gedrag van jeugdigen als koppigheid en weerbarstigheid, terwijl het ook het gevolg zou kunnen zijn van een stoornis? Nog kwalijker zou het zijn als er in de omgeving van de jeugdige sprake is van totale ontkenning. Ik vrees dat dit nog vrij regelmatig voorkomt in deze gemeenten.

‘ E rnstig vroeg ik mij af of de gemeenten blij moeten zijn met deze beloning’ Als de juiste problematiek na onderzoek en diagnostiek eindelijk aan het licht komt, is er vaak intensieve en langdurige zorg nodig. Die rekening komt straks te liggen bij de gemeenten die met minder geld toe moeten. Zo werd ik enkele maanden geleden gebeld door een wethouder uit een klassieke Biblebelt-gemeente met de vraag of wij als jeugdzorgorganisatie iets konden betekenen voor ongeveer dertig jongeren die op een camping verbleven die in de volksmond ‘camping Tranendal’ heet. Al deze jongeren waren vanwege heftige problemen thuis niet langer welkom. De verantwoordelijk wethouder maakte zich hierover grote zorgen, want het ging niet goed met hen. Mijn advies voor de komende jaren is om het goede in de dorpen van de Biblebelt te behouden: gemeenschapszin zoals klaar staan voor elkaar en samen de schouders eronder. Maar het isolement moet worden doorbroken. Het van oudsher gereformeerde adagium ‘In het

38

Transformeren. Hetzelfde anders doen


isolement ligt onze kracht’ − van de protestantse politicus Groen van Prinsterer − is niet meer van deze tijd. Bij problemen onder jeugdigen moet je deskundigheid van buitenaf betrekken, op basis van inzichten anno 2015, en niet alles op eigen kracht willen oplossen. Tegen de wethouders van de Bilbebelt-gemeenten zou ik willen zeggen: onderken de problemen en neem niet op voorhand genoegen met minder budget.

Biblebelt

39


Van hand tot hand

In Jeugddorp De Glind ben ik geboren en getogen als kind van een paviljoenshoofd. Later werd mijn vader begeleider van de gezinshuizen. We woonden tussen de opgenomen kinderen. De Glind was één grote woon-werkgemeenschap, een gereformeerde kibboets in de Gelderse Vallei. In de jaren tachtig heb ik er met mijn vrouw en kinderen nog een aantal jaren gewoond. In vier jaar tijd hebben we zeventien kinderen in huis gehad.

‘ I n vier jaar tijd hebben we zeventien kinderen in huis gehad’ Dit jaar bestaat het De Glind honderd jaar. Op een speciale website staan verhalen van oud-bewoners: prachtige anekdotes afgewisseld met trieste herinneringen, sommige van mensen die ik ken. Hun levensverhalen geven mij een nieuw, aangrijpend zicht op de werkelijkheid van toen. Vooral het verhaal van John, die in 1965 op zijn dertiende in het jeugddorp werd geplaatst, spookte maandenlang door mijn hoofd. Als kinderen speelden en knutselden we samen op de kinderboerderij van mevrouw Sieling. John had op jonge leeftijd al in verschillende tehuizen gewoond, bij diverse pleeggezinnen en tussendoor weer even thuis bij zijn vader en stiefmoeder. Al vroeg leerde hij hoe hij zichzelf moest beschermen tegen dominante groepsgenoten en pleegouders, die John en zijn zus op een afschuwelijke manier mishandelden en misbruikten. Hij noemt zichzelf een van-hand-tothandkind. Uit zijn verhaal blijkt dat hij een geweldig vermogen heeft ontwikkeld om zich aan te passen aan zijn omgeving. Uiteindelijk heeft hij grotendeels op eigen kracht vertrouwen opgebouwd in zichzelf. Hij is zelfs een aantal jaren groepsleider geweest in De Glind. Een veerkrachtig mens.

40

Transformeren. Hetzelfde anders doen


Vele jaren later zien we nog altijd van-hand-tot-handkinderen in de jeugdzorg. Onvoorstelbaar dat ook in deze tijd kinderen worden rondgepompt in het woud van jeugdzorgvoorzieningen, omdat men simpelweg geen raad met hen weet. Wie de verhalen van John en andere bewoners van De Glind leest, zal constateren dat het anders moet. Bijvoorbeeld door te investeren in initiatieven als de Alliantie Kind in Gezin. Er ligt een unieke kans om het echt anders te gaan doen, nu het jeugdzorgstelsel zĂŠlf van hand tot hand gaat. De verhalen zijn te lezen op 100jaarjeugddorp.nl

Van hand tot hand

41


Balans

In de jeugdzorg zoeken we voortdurend naar een balans: we appelleren aan de eigen kracht van jeugdigen en gezinnen, maar tegelijkertijd hebben we oog voor hun kwetsbaarheid. Of het nu gaat om kinderen in de jeugdzorg of alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Hoe kunnen we hen als professionals stimuleren om zelf in beweging te komen en op eigen kracht door het leven te gaan? Hoe kunnen we latent aanwezige talenten aanboren zodat zij weer perspectief zien? En hoe kunnen we hen tegelijkertijd beschermen tegen kwalijke invloeden die het leven kwetsbaar maken of hebben gemaakt, zodat zij zich veilig voelen? Van oudsher hebben begrippen als vertrouwen, verbondenheid en loyaliteit in de jeugdzorg grote betekenis. Ze zijn de basis van ons handelen, ons bestaansrecht. In een tijd die bol staat van verandering, politiek debat en bezuiniging na bezuiniging, is het invulling geven aan deze begrippen steeds lastiger geworden, in alle lagen van de zorg. Het gaat de laatste jaren hoofdzakelijk om het terugdringen van de instroom, het factureren en declareren van de geboden zorg, stelselwijzigingen en het inrichten van systemen. De balans lijkt zoek te raken. Dit drijft kwetsbare jeugdigen en professionals soms tot wanhoop. Ze voelen zich niet meer gezien.

‘ B edenk dat ieder mens in essentie een zorgeloos bestaan wenst’ De volmaakte samenleving bestaat niet. Kwetsbaarheid en gekwetst worden is van alle tijden. Het kan in ieders leven op de loer liggen, met als gevolg afhankelijkheid van zorg. Het mooiste van ons vak is om samen met jeugdigen te werken aan het bespoedigen van de hulponafhankelijkheid en het herstel van het gewone leven. Wat is

42

Transformeren. Hetzelfde anders doen


daarbij ons kompas in deze roerige tijden? Bedenk dat ieder mens in essentie een zorgeloos bestaan wenst. Wie zit er te wachten op jarenlange afhankelijkheid van een zorgprofessional? Ga terug naar je oorspronkelijke drijfveren: waarom heb je gekozen voor dit vak? Sta open voor nieuwe inzichten en leer iedere werkdag opnieuw. Laat niet los dat er iedere dag weer jeugdigen in de kou worden gezet en bescherming nodig hebben. Je bent van toegevoegde waarde. Uitgerekend in dit tijdsgewricht.

Balans

43


Geloof in eigen kunnen

Ruim 25 jaar geleden organiseerde ik samen met een vriend een bergkamp in de Franse Pyreneeën. Sommige van de elf deelnemers woonden zonder problemen thuis en hadden hun middelbare school met succes afgerond; anderen verbleven in een jeugdzorginstelling en hadden al verscheidene scholen versleten. Niemand had ervaring met wandelen in de bergen, twee weken met een zware rugzak sjouwen en vrijwel geen mens tegenkomen. ‘Echt áfzien en elkaar erdóór helpen’, stond er in de folder. Blaren, lekkende tenten, kapotte rugzakken en gebrek aan lekkernijen teisterden de deelnemers; de sfeer was om te snijden. We vreesden dat we nooit het hoogtepunt (Le Roc Blanc, op 3000 meter) zouden halen. De stemming sloeg om toen we het point of no return waren gepasseerd. Het gezamenlijk koken van eenvoudige maaltijden op simpele kooktoestellen, met water uit stromende beken werd na een dag of vijf het belangrijkste moment van de dag. Bij het kampvuur deelden de jongeren met passie en emotie hun, al dan niet succesvolle, levensverhalen en dromen over de toekomst. Op de tiende dag, zo’n 300 meter onder de top van Le Roc Blanc, kreeg mijn compagnon plotseling een buitengewoon heftige aanval van hoogtevrees. Hij klampte zich vast aan de berg en was met geen stok meer vooruit te krijgen. David, de meest onstuimige en weerbarstige van het stel, nam zeer behoedzaam zijn rugzak over en sprak hem centimeter voor centimeter moed in. Ruim anderhalf uur later bereikten we samen de top. We lieten de tranen de vrije loop en genoten volop van het uitzicht.

‘ I k ben ervan overtuigd dat deze missie kan slagen’

44

Transformeren. Hetzelfde anders doen


Aan dit verhaal moet ik weleens denken nu de jeugdzorg geleidelijk aan transformeert. Ik ben ervan overtuigd dat deze missie kan slagen als we tegenslagen erkennen en we de moed hebben deze te delen; als we kans zien de droom vast te houden en met iets minder genoegen nemen; als we jongeren serieus nemen en hen erbij betrekken; als we ons geloof in eigen kunnen blijven behouden. Het uitzicht is dan adembenemend.

Geloof in eigen kunnen

45


Volwassen

Jennifer schraapte haar keel en nam aarzelend het woord. Eenmaal op stoom vertelde ze openhartig over haar belabberde en onstuimige jeugd en over haar ervaringen met de jeugdzorg. Ze deed haar verhaal tijdens een bijeenkomst waar oud-cliënten uit de jeugdzorg hun ervaringen deelden. Ik was uitgenodigd om mee te luisteren en daarvan te leren.

‘ Z e had ineens het gevoel alleen op de wereld te staan en alles zelf te moeten regelen’ Ruim zes jaar had Jennifer doorgebracht in een instelling. In de laatste fase woonde ze nog een tijdje in een intern kamertrainingscentrum voor een zelfstandigheidstraining. Op haar achttiende (einde bemoeienis jeugdzorg) moest ze de instelling gedwongen verlaten. Ze belandde in een voor haar wildvreemde stad, zonder familie en vriendinnen om op terug te vallen. Komend uit een beschermde omgeving had ze ineens het gevoel alleen op de wereld te staan en alles zelf te moeten regelen. Het heeft Jennifer verscheidene jaren gekost om stabiel in het leven te komen staan. Nu is ze gelukkig getrouwd en de trotse moeder van twee zonen. Het verhaal van Jennifer is aangrijpend en ook schokkend. Toch weet ik, door mijn jarenlange ervaring in de jeugdzorg, dat vooral pleegouders, maar ook professionals, zich tot het uiterste toe inspannen om de kloof tussen jeugd- en volwassenzorg te dichten. Hiermee trachten ze te voorkomen dat jeugdigen zoals Jennifer, die soms jarenlang aan hen zijn toevertrouwd, niet in een groot gat donderen waar ze op eigen kracht moeten zien uit te komen. Soms lukt dit

46

Transformeren. Hetzelfde anders doen


dankzij die persoonlijke betrokkenheid, maar soms ook helemaal niet. Meerdere malen heb ik vernomen dat pleegouders op eigen kosten hun achttienjarige pleegkind bleven onderhouden om te voorkomen dat het zou afglijden. En dat is niet zozeer een gevolg van niet durven los te laten, maar heeft alles te maken met wet- en regelgeving waardoor jongvolwassenen tussen wal en schip belanden. De overheveling van de jeugdzorg naar gemeenten is bij uitstek het moment om voor eens en altijd die kloof te dichten en pleegouders en professionals in staat te stellen om deze jeugdigen zonder (familie)netwerk vertrouwd los te kunnen laten. Op naar een ĂŠcht volwassen stelsel.

Volwassen

47


Colofon

Vormgeving Margriet Twisterling www.twistontwerp.nl Illustraties Jochem Witteveen Druk www.mailtraffic.nl Copyright Š 2017 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever, Fokko Witteveen. Contactadres: f.witteveen@lijbrandt.nl

48

Colofon


In ‘Hetzelfde anders doen’ neemt Fokko Witteveen de lezer, aan de hand van columns, mee in zijn zienswijze over het inslaan van nieuwe wegen. Met het woord ‘hetzelfde’ doelt Witteveen op de passie die hij al die jaren aantrof bij pleegouders, professionals, beleidsmakers, wethouders om concreet iets te willen betekenen voor kinderen en gezinnen in de knel. De betrokkenheid hierbij is onverminderd groot: “Met hart, hoofd en handen zag ik onbeschrijflijk veel inzet van mensen, vaak over eigen grenzen heen. Hoewel de publieke opinie vaak een negatief beeld laat zien van de jeugdzorg, kan ik uit ervaring zeggen, zonder de kritiek van de media in de wind te slaan, dat alle betrokkenen met denk- en daadkracht dag in dag uit werken aan het herstel van het gewone leven van kinderen en gezinnen die om uiteenlopende redenen forse tegenwind ervaren. Zolang wij deze attitude weten vast te houden acht ik de transformatie kansrijk. Door de kinderen en de ouderen die afhankelijk zijn van zorg erbij te betrekken, hen een stem te geven, bij hen de regie te laten acht ik de kans op succes nog vele malen groter. Tegen alle volwassenen die betrokken zijn bij de jeugden opvoedhulp zou ik willen zeggen: ‘Blijf het kind in jezelf ontdekken’.

www.trias-groep.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.