Sluijters en de modernen
Collectie Nardinc
Sluijters en de modernen
2
Inhoud 4
Singer en Nardinc. Een som der delen
38 Jan Sluijters in Parijs
Nieuwe Nardinczalen. Een ontwerp van Bedaux de Brouwer Architecten
46 Leo Gestel
Jan Rudolph de Lorm
38
Kunstenaars
Roby Boes en Anne van Lienden
Jan Rudolph de Lorm 8
Collectie Nardinc. De gezamenlijke kunstliefde van Jaap en Els Blokker
Roby Boes 18
Vrijheid – Blijheid. Het modernisme van Jan Sluijters en tijdgenoten
Caroline Roodenburg-Schadd 34
Laatste loodjes. Jan Toorop, ‘Avond’ (voor de werkstaking)
Henk van Os
168
58 Kees Maks 68 Piet van der Hem
172 Noten
72 Ferdinand Hart Nibbrig 74 Théo Van Rysselberghe
185 Literatuur
76 Jan Sluijters en het landschap 86 Herman Gouwe
188 Personenregister
88 Jo Koster 92 Co Breman 94 Hendrik Jan Wolter 96 Jan Sluijters als portrettist 102 Mommie Schwarz 104 Jaap Weijand 106 Jan Sluijters en abstractie 112 Wim Schuhmacher 114 Arnout Colnot 116 Herman Bieling 120 Jakob Nieweg 122 Charlotte van Pallandt 126 Jan Toorop 128 Jan Sluijters en het naakt 138 Kees van Dongen 140 Else Berg 144 Wim Oepts 146 Johan van Hell 148 Ferdinand Erfmann 150 Sal Meijer 152 Toon Kelder 154 Harrie Kuyten 156 Dirk Filarski 158 Charley Toorop 160 Dick Ket 162 Quirijn van Tiel 164 Willy Boers 166 Carel Willink
191 Colofon
4
Singer en Nardinc
Jan Sluijters, Zomer in Laren met tram ‘De Gooische Moordenaar’, 1910 (detail)
Een som der delen
Ruim honderd jaar geleden begon het Amerikaanse echtpaar William Henry Singer jr. en Anna Singer-Brugh in hun Larense villa De Wilde Zwanen kunst te verzamelen, van de Franse schilders van Barbizon, de Haagse School, Amsterdamse impressionisten en de schilders van Laren. Deze werken vonden hun eindbestemming in het Singer Museum dat in 1956 door Anna Singer werd geopend ter nagedachtenis aan haar echtgenoot. Zo’n 25 jaar daarna strijkt er opnieuw een kunstminnend echtpaar neer in het Gooise kunstenaarsdorp: Jaap en Els Blokker. In hun Larense villa Nardinclant ontwikkelen ook zij een passie voor het verzamelen van kunst. Met één verschil: waar de Singers zich richtten op de impressionisten, concentreren de Blokkers zich gaandeweg op de avant-garde die daarop volgt, die van de Nederlandse modernisten. Daarbij leggen zij een grote voorliefde aan de dag voor het werk van Jan Sluijters, die in Laren zijn meest vernieuwende luministische schilderijen maakte. Met ruim veertig werken vormt hij de kern van de zogenaamde Collectie Nardinc, omringd door tijdgenoten als Leo Gestel, Kees van Dongen, Kees Maks, Jan en Charley Toorop en vele anderen. De eerste keer dat ik het echtpaar Blokker mocht ontmoeten was in 2009 tijdens een opening in Singer. Gezeten aan hun stamtafel in De Wilde Zwanen, omgeven door vrienden, verwelkomden zij mij hartelijk in hun Singer, waar zij al vele jaren als supporter aan verbonden waren. Jaap was lange tijd gangmaker en bestuursvoorzitter van het legendarische Laren Jazz (uit de jaren zeventig), dat hier van 2004 tot 2017 opnieuw werd gehouden. Na het overlijden van Jaap in 2011 nam Els zijn rol binnen dit grote muziekevenement over. Enkele maanden na het overlijden van Jaap bezocht ik Els in hun nieuwe Larense huis. Het was een bezoek om nooit te vergeten. In de entreehal was het meteen raak. Ik werd er “verwelkomd” door Carel Willink, in een prachtig zelfportret met zijn tweede vrouw Wilma (afb. p. 6). Bovenaan de trap prijkte een monumentaal
Jan Rudolph de Lorm
Spaans dansgezelschap van Kees Maks. Een galerij met topstukken van Jan Sluijters, Leo Gestel en tijdgenoten leidde tot het heilige der heiligen: een speciaal ontworpen kunstzaal waar “de eyecatchers” hingen. Een opmerkelijke parallel met de Art Gallery in de Blaricumse villa Nederheem die de Singers in 1937 hadden betrokken. In huize Blokker werd ik getroffen door de enorme kwaliteit van de collectie en ik realiseerde me dat deze naadloos aansloot bij de top van de Singerverzameling. Ik kon het niet laten de wens uit te spreken om ooit iets met deze kunstschat in Singer te mogen doen. Op dat moment durfde ik niet te hopen dat die droom in de toekomst zou uitkomen. En hoe! Op 10 april 2018 werd het geweldige nieuws bekendgemaakt dat Singer Laren de Collectie Nardinc van Jaap en Els Blokker geschonken kreeg. En dat niet alleen. Dankzij het Larense verzamelaarsechtpaar kon het museum ook worden uitgebreid met een aantal Nardinczalen en een nieuwe tuinkamer. Verderop leest u over het bijzondere ontwerp van Bedaux de Brouwer Architecten dat inmiddels gerealiseerd is. De afgelopen decennia kent het verzamelbeleid van Singer Laren eenzelfde focus als die van de Collectie Nardinc: het Nederlands modernisme. Omdat het niveau van de Collectie Nardinc evenwaardig is aan het beste van Singer, ontstaat bij samenvoeging een som-der-deleneffect. Hiermee is het mogelijk om de geboorte en bloei van het Nederlands impressionisme en modernisme permanent en op het hoogste niveau te tonen. Singer Laren is daarvoor bij uitstek de geschikte plek, omdat veel van de kunstenaars in kwestie op ‘de heilige grond’ van Laren en Blaricum gewerkt hebben. Voordat we de twee collecties samen exposeren, presenteren we eerst de Collectie Nardinc in de tentoonstelling Sluijters en de modernen aan de wanden van de gloednieuwe museumzalen.
5
Dit boek toont en beschrijft de geschonken kunstwerken. In een inleidend essay neemt conservator Roby Boes de lezer mee in de geschiedenis van de verzameling. Samen met collega-conservator Anne van Lienden is zij tevens verantwoordelijk voor de teksten over de kunstenaars en hun werken uit de Collectie Nardinc. Kunsthistoricus Caroline Roodenburg-Schadd schetst in haar bijdrage de ontwikkeling van het Nederlands modernisme aan de hand van hoogtepunten uit de Collectie Nardinc. En last but not least geeft Henk van Os een nieuwe visie op een van de sleutelwerken in de Collectie Nardinc en in het oeuvre van Jan Toorop: ‘Avond’ (voor de werkstaking). In 2021 overhandigde Prinses Beatrix de Zilveren Anjer van het Prins Bernard Cultuurfonds aan Els Blokker-Verwer met de volgende woorden:
6
‘Zij heeft als een moderne mecenas, een beschermer van de kunst, haar privécollectie geschonken aan Singer Laren. Ze krijgt de prijs voor haar bijzondere en vrijwillige inzet voor cultuur.’ Het is veelzeggend dat Anna Singer in 1957 dezelfde eer te beurt is gevallen voor de oprichting van het Singer Museum en haar steun aan Nederlandse kunstenaars. Hoe mooi is het dat de geschiedenis zich herhaalt dankzij twee geweldige vrouwen die hun passie voor kunst willen delen met velen. Namens mijn collega, algemeen directeur Evert van Os, de Commissie van Beheer en de hele gemeenschap van Singer Laren wil ik Els BlokkerVerwer uit de grond van ons hart bedanken. Dit geweldige geschenk zal de geschiedenis van Singer Laren blijvend kleuren. Wij zijn verguld dit cadeau uit te mogen pakken en te delen met iedereen die van kunst houdt.
De entreehal van Jaap en Els Blokker in hun voormalige woning in Laren > Carel Willink, De schilder en zijn vrouw, 1957 (detail)
7
8
Collectie Nardinc
Leo Gestel, Jonge vrouw voor een spiegel, ca. 1910 (detail)
De gezamenlijke kunstliefde van Jaap en Els Blokker
Roby Boes
“De Collectie Nardinc is door Jaap en mij met heel veel liefde, plezier en passie opgebouwd. De collectie hoort bij Laren en bij Singer Laren voel ik me thuis. Ik vind het heel belangrijk dat de collectie bij elkaar blijft en ik hoop dat mensen die straks naar de schilderijen komen kijken, daar enorm van genieten, net zoals Jaap en ik dat altijd hebben gedaan.” — Els Blokker-Verwer 9
Dinsdag 10 april 2018: een dag om nooit te vergeten voor Singer Laren. Groot op de voorpagina van het NRC Handelsblad prijkt het nieuws dat Els Blokker-Verwer de privécollectie, die zij samen met haar man Jaap Blokker bijeen heeft gebracht, schenkt aan Singer Laren (afb.). Het museum ontvangt niet alleen hun omvangrijke verzameling Nederlandse moderne kunst, maar ook een financiële bijdrage waarmee Els de aanbouw van de nieuwe Nardinczalen mogelijk maakt, evenals het toekomstige behoud en beheer van de collectie.
In 1963 krijgt Jaap Blokkers belangstelling voor kunst een eerste impuls wanneer hij op 21-jarige leeftijd een cursus kunstgeschiedenis volgt in Florence. Een paar jaar later leren Jaap en Els elkaar kennen en ze trouwen in 1967. Het jaar daarop, tijdens een verblijf in Londen, wordt de kiem gelegd voor hun gezamenlijke verzamelpassie. In de privécatalogus die ze in 2009 in eigen beheer uitgeven, beschrijft Jaap hun ‘Rembrandtavontuur’ op de Londense rommelmarkt waar ze op zoek zijn naar een paar antieke meubels voor hun eerste woning in Amstelveen: ‘Opeens hielden wij stil. Wij zagen ‘Het’ beiden tegelijk: een schilderijtje op paneel met een kop van een oude man met baard in een mystieke lichtbundel. We keken elkaar aan en fluisterden: “Dat lijkt wel een schilderij van Rembrandt met dat licht.”’2 Vooral Jaap is enthousiast over hun ‘ontdekking’, maar de ontnuchtering volgt al gauw. Zowel de Londense als de Amsterdamse taxateur die ze bezoeken constateert dat het werk weliswaar uit de tijd van Rembrandt komt, maar dat het van een leerling of navolger moet zijn, waardoor de waarde niet veel meer dan enkele honderden guldens bedraagt. ‘De eerste les was geleerd, en er zouden nog vele volgen’, aldus Jaap.3
10
Buitenland�13,�Opinie�17-1�9 nrc.nl
ALGEMEEN�HANDELSBLAD�(1828)�EN�NIEUWE�ROTTERDAMSE�COURANT�(1844)
JAARGANG�48 NO.�16�0
PRIJS�€2�,6�0
N�RC-�s�p�e�c�i�a�l Hoe algoritmes ons dagelijks leven beïnvloeden In�het�nieuws�7 Cultuur�C1-7
SCHENKING
Singer Laren krijgt collectie van Blokker Els Blokker, de weduwe van zakenman Jaap, schenkt het Gooise museum geld voor een nieuwe vleugel én een verzameling schilderijen. Daarnaast zijn er werken van tijdgenoten als Leo Gestel, Kees van Dongen, Jan Toorop en andere kunstenaars, die soms net als Sluijters deel uitmaakten van de Larense kunstenaarskolonie. Els Blokker laat in een videoboodschap weten dat ze haar liefde voor kunst en voor Laren graag wil delen. Ze noemt het „een beetje egoïstisch” om nog langer alleen van haar collectie te genieten. „De schilderijen zijn van anderen geweest, en nu geef ik graag weer de gelegenheid aan andere mensen om ervan te genieten.” Voor het echtpaar Blokker was Singer Laren „een tweede huiskamer”. In de videoboodschap over haar gift spreekt Els Blokker over „een thuisgevoel” en zegt ze dat ze geen ander museum zou weten waaraan ze de collectie zou willen schenken. Toen Singer Laren een ‘artist impression’ presenteerde van een ‘Jaap en Els Blokker vleugel’ zegde de schenkster toe ook de kosten van die nieuwbouw voor haar rekening te zullen nemen, op de voorwaarde dat het de Nardinc-vleugel zou gaan heten. Binnenkort worden architecten uitgenodigd om een pitch te doen voor een gelijkvloerse uitbreiding. Singer Laren mikt erop de nieuwbouw over tweeënhalf jaar in gebruik te nemen
Door�onze�redacteur Arjen�Ribbens LAREN. Singer Laren heeft van Els Blokker-Verwer (1947), de weduwe van zakenman Jaap Blokker, een schenking ontvangen die naar schatting van NRC enige tientallen miljoenen euro vertegenwoordigt. Els Blokker doet het Gooise museum haar Nardinc Collectie cadeau, een verzameling van ruim honderd schilderijen van Nederlandse avantgardisten van rond 1900. Singer Laren ontvangt van Blokker bovendien de middelen om een nieuwe vleugel aan het museum te bouwen, waar de werken vanaf eind 2020 worden getoond. Door de schenking wordt Singer Laren hét museum van het Nederlands modernisme, zegt directeur Jan Rudolph de Lorm. „Dit is een heel groot ding in de geschiedenis van het museum.”
Nardinc Collectie
Portret�van�Greet�van�Cooten (1885-1967)�uit�1910,�een�van�de�veertig�schilderijen�van�Jan�Sluijters die�Singer�Laren van�de�erven�Blokker�kreeg.�Van�Cooten�was�op�dat�moment�de�maîtresse�van�Sluijters.�Later�trouwden�zij.
21°�C
Het�blijft�zonnig, maar�plaatselijk�kan er�een�(onweers)bui vallen.�Matige�wind.
Inhoud Opinie�17-19�|�Familieberichten�S4-5 Media�C4-7�|�Economie�E1-7�| Ca�r�r�i�è�re�E9�|�Sport�E10-11�|
Jaap Blokker (1942-2011) was tot vlak voor zijn dood bestuursvoorzitter van de detailshandelsketen Blokker. Geadviseerd door een drietal kunstkenners bouwde het echtpaar Blokker vanaf de jaren zeventig de Nardinc Collectie op, vernoemd naar het huis in het Gooi waar het paar woonde, Huize Nardinclant. Hart van de Nardinc Collectie zijn [+]�Singer�Laren�zit�in�een�flow veertig schilderijen van Jan Sluijters. pagina�C8
B�e�zo�r�g�i�n�f�o�r�m�a�t�i�e
Lees�NRC�ook�online
n�rc�.�n�l�/s�e�r�v�i�c�e�of�088�572�0572
Zo�geregeld Ga�naar�nrc.nl/activeer
ma�t/m�vr�08.00-19.45�uur,�za�11.00-16.30�uur
x(7B0BB4*KKLKKT( +?!#!,!#!{
Van de Romantische School naar de 20ste-eeuw Na dit eerste avontuur bezoeken ze veel tentoonstellingen, musea en veilingen samen met Eduard Wiltink, de zwager van Els met wie ze een goede band heeft. Hij heeft kunstgeschiedenis gestudeerd, is eveneens verzamelaar en steekt hen met zijn enthousiasme aan. Op 17 april 1972 kopen Jaap en Els bij een antiquair in Zeist hun eerste twee kunstwerken: een pasteltekening van Leo Gestel en een aquarel van Suze Robertson. De pastel Jonge vrouw voor een spiegel van Gestel bevindt zich nog steeds in de collectie (afb. p. 11). De somber stemmende aquarel van Robertson verkopen ze jaren later om plaats te maken voor lichter en moderner werk. Deze eerste aankopen van vroegtwintigste-eeuwse kunstenaars vormen aanvankelijk een uitzondering. Jaap en Els beginnen met het verwerven van achttiende- en negentiende-eeuwse schilderijen
BELGIË�&�LUXEMBURG�€ 3�,1�0
Het ‘Rembrandtavontuur’
Hongaarse ve�r�k�i�e�z�i�n�g�e�n West-Europa moet leren leven met een assertief en trots Oost-Europa
COLLECTIE�SINGER�LAREN,�SCHENKING�COLLECTIE�NARDINC�2018
Het verzamelen van kunst is de grootste gezamenlijke passie van Els en Jaap, die in 2011 op 69-jarige leeftijd overleed. In ruim veertig jaar hebben ze een indrukwekkende kunstverzameling opgebouwd, bestaande uit ruim veertig kunstwerken van Jan Sluijters en meer dan zeventig werken van tijdgenoten.1 Terugblikkend op die periode ontvouwt zich de geschiedenis van het persoonlijke verzamelavontuur van Jaap en Els, dat ten grondslag ligt aan de Collectie Nardinc.
Dinsdag 10 april 2018
Op 10 april 2018 prijkt het Portret van Greet van Cooten van Jan Sluijters groot op de voorpagina naast het artikel van Arjen Ribbens in het NRC Handelsblad
van de Romantische School, waaronder een zeegezicht van Johannes Christiaan Schotel en (winter)landschappen van Jan H.B. Koekkoek, Fredrik Marinus Kruseman en Isaac Ouwater. Els is snel uitgekeken op deze traditionele, realistische voorstellingen die weinig aan de verbeelding overlaten. Volgens Jaap kan Els ‘geen koetjes, kippen en zoete plaatjes’ meer zien.4 Els vertelt dat ze vanaf het begin op zoek is naar meer ‘spanning’ in hun verzameling.5 Haar passie gaat uit naar de moderne kunst en ze neemt het voortouw om in die richting te verzamelen. In de jaren tachtig begint ook Jaap langzamerhand meer waardering te krijgen voor de modernisten. De verhuizing naar Laren en hun contact met verscheidene kunsthandelaren, onder wie Loek Brons en Renée Smithuis, en ontmoetingen met de kinderen van Jan Sluijters spelen hierbij een
belangrijke rol. Vooral Renée Smithuis, naast kunsthandelaar ook verzamelaar en expert op het gebied van de Bergense School, zou een grote invloed krijgen op hun ‘aankoopbeleid’, zoals Jaap het zelf noemt.6 Vanaf 1988 adviseert zij Jaap en Els over aankopen en verbreedt ze hun kennis over de Nederlandse moderne kunst. Ze wijst hen op interessante werken die ter veiling worden aangeboden en biedt voor Jaap en Els op veilingen wanneer zij zelf niet kunnen. ‘Met haar aanstekelijke enthousiasme en haar betrouwbare en waardevolle adviezen wist zij ons warm te maken voor schilders als Charley Toorop, Kees Maks en niet te vergeten Jan Sluijters’, schrijft Jaap in 2009.7 Al gauw ontstaat een hechte vriendschap met Renée waarin ze hun passie voor kunst, verzamelen en ondernemerschap met elkaar delen.
Leo Gestel, Jonge vrouw voor een spiegel, ca. 1910, pastel op papier, 64 x 49 cm, Singer Laren, schenking Collectie Nardinc
11
Thuis in Laren De focus op het verzamelen van twintigste-eeuwse kunst valt ook samen met de verhuizing naar het Gooi. In 1975 gaan Jaap en Els in Naarden wonen en in 1980 verhuizen ze naar Laren, waar ze op loopafstand van Singer komen te wonen. Regelmatig bezoeken ze tentoonstellingen in Singer, waar ze zich al gauw thuis voelen. Het is op deze plek waar ook Jaaps liefde voor de Nederlandse twintigste-eeuwse kunst opleeft en in het bijzon-
der voor schilderijen vervaardigd in de kunstenaarsdorpen Laren en Blaricum. Door de jaren heen kopen ze werk van bekende en minder bekende Larense kunstenaars, zoals Anton Mauve en David Schulman, die een duidelijke link hebben met hun woonplaats (afb.). Ook het schilderij Gezicht op de Brink, Laren (1935) van de Larense schilder Willem Knip, waarop prominent het beroemde café Het Bonte Paard is afgebeeld, krijgt een plek in hun verzameling (afb. p. 13).
David Schulman, Blaricum in de sneeuw, ca. 1915-1920, olieverf op doek, 44 x 88 cm, Singer Laren, schenking Collectie Nardinc Anton Mauve, Schapen op de hei, ca. 1885-1888, olieverf op doek, 50 x 80 cm, Singer Laren, schenking Collectie Nardinc
12
Een Amsterdams straatgezicht van Frans David Oerder verwerven ze, omdat het Jaap herinnert aan de buurt waar hij werd geboren. De afgebeelde kiosk herkent hij nog uit zijn kinderjaren (afb.). In 1985 kopen Jaap en Els hun eerste drie naaktschilderijen van Sluijters (afb. p. 131 en 134).8 Het vrouwelijk naakt blijft voor hen door de jaren heen een geliefd onderwerp. Nog steeds is Els uitgesproken over dit thema: ‘Wat is er mooier dan een vrouwelijk naakt. Ik hou ervan.’9 In 1989 verwerven ze een monumentaal zelfportret van Carel Willink met zijn tweede vrouw Wilma. Een realistisch geschilderd doek, de stijl waar Jaap van houdt, maar met de nodige ‘spanning’ en moderniteit die Els aanspreken (afb. p. 166). Els herinnert zich nog goed de aankoop van het schilderij Bevrijdingsfeest van Willy Boers als een van de eerste moderne werken in hun verzameling (afb. p. 164). Ze wordt aangetrokken door de vrolijke kleuren en lijnen wanneer ze het bij vrienden thuis ziet hangen en overtuigt Jaap ervan dit te willen aankopen. Nadien vinden meer feestelijke schilderijen hun weg in de collectie, zoals de Variétédanseres van Kees Maks en Koninginnedag, Den Haag van Ko (Jan) Cossaar (afb. p. 58 en 14). Eind jaren tachtig verwerven ze hun eerste luministische landschap van Sluijters bij Christie’s Amsterdam (afb. p. 16-17). Het werk heeft zeven jaar eerder op een tentoonstelling in Singer gehangen en Els neemt het voortouw om dit kleurrijke schilderij te kopen.10
Willem Knip, Gezicht op de Brink, Laren, 1934, olieverf op doek, 67 x 60 cm, Singer Laren, schenking Collectie Nardinc Frans Oerder, Figuren op de hoek van het Sarphatipark en de Ceintuurbaan, Amsterdam, ca. 1928, olieverf op doek, 41 x 81 cm, Singer Laren, schenking Collectie Nardinc
13
Hendrik Jan Wolter, Lente-ochtend in Veere, ca. 1914, olieverf op doek, 63 x 75 cm, Singer Laren, schenking Collectie Nardinc
94
Hendrik Jan Wolter 1873-1952 ‘stemming, ruimte, atmosfeer…!’
Tijdens zijn opleiding in Antwerpen maakte Hendrik Jan Wolter kennis met het neo-impressionistische werk van onder anderen Théo Van Rysselberghe en Emile Claus. Na zijn terugkeer in Nederland in 1899 schilderde Wolter eerst nog een tijdlang realistische figuurstukken en landschappen, maar geleidelijk richtte hij zich steeds meer op het vlotte en plein air schilderen.1 In 1904 vestigde hij zich in het landelijke Laren, waar Ferdinand Hart Nibbrig en Co Breman al enige jaren woonden. Net als zijn Larense vrienden paste Wolter de pointillistische techniek niet dogmatisch toe. ‘Het tintelende, vibreerende van hun kleur trok hem aan, toch is hij te veel schilder om wetenschappelijk pointillist te worden’, schreef een kunstcriticus later over hem.2 De omgeving in het Gooi bood hem echter weinig inspiratie. Liever trok Wolter eropuit naar verder gelegen oorden. In de zomers van 1910 tot 1914 schilderde hij een serie impressies van de Engelse zuidwestkust met korte, dynamische penseelstreken in heldere kleuren.3 Wolter vond ook in Nederland steeds nieuwe plekken waar hij de zinderende werking van het zonlicht op het landschap kon vastleggen op doek.4 Een voorbeeld is Lente-ochtend in Veere dat vermoedelijk ontstond in het voorjaar van 1914 (afb. p. 94).5 Begin 1915 exposeerde Wolter drie schilderijen met de titel ‘Veere’ op de eerste tentoonstelling van de Hollandsche Kunstenaarskring, waarvan hij een van de oprichters was.6 De criticus Nathan Wolf prees het licht en de atmosfeer in zijn Zeeuwse schilderijen, waaronder ‘een gezicht op het Veersche stadhuis, met den slanken, rijzigen toren, vol fijne toontjes en zachte lichten.’ 7 Wolter was inmiddels verhuisd naar Amsterdam, waar het uitzicht uit zijn atelierraam aan de Amstelkade een onuitputtelijke inspiratiebron
Anne van Lienden
voor hem vormde. In vlotte olieverfschetsen, die tot voorbeeld dienden voor grote doeken, registreerde hij de vluchtige stemmingen op verschillende momenten van de dag in alle seizoenen. Hij had daarbij vooral aandacht voor de ‘atmosferische lichtwaarden’, aldus een criticus.8 Een voorbeeld van een dergelijke studie is Voorjaarslandschap langs de Amstel (afb. p. 187).9 Het toont de rivier gehuld in zacht, nevelig ochtendlicht, geschilderd met een tonaal palet in koele tinten blauw en grijs. Achter de Nieuwe Amstelbrug zijn in de verte het Amstelhotel en Carré te zien. In het voorjaar van 1916 werd Wolter vanwege de ‘koele overwogenheid’ van zijn inzending op de tweede tentoonstelling van de Hollandsche Kunstenaarskring door de criticus Nathan Wolf gepositioneerd als de tegenpool van Jan Sluijters, ‘de grootmeester van de kleur en het effekt’.10 Over een van Wolters schilderijen, vermoedelijk het paneeltje uit de Collectie Nardinc, schreef Wolf enthousiast: ‘Zijn kleine Amstel-schilderij, − groot gezien deze Amstel met Amstelkade! – geeft wel sentiment, en fijn sentiment: zon en atmosfeer zijn hier tot een prachtig effekt verwerkt.’11 In 1925 vatte een andere criticus Wolters werk in drie woorden krachtig samen: ‘stemming, ruimte, atmosfeer…!’12 Begin dat jaar was Wolter benoemd tot hoogleraar aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Hij werd verkozen boven de andere sollicitanten, onder wie Leo Gestel, Willem van Konijnenburg en Jan Sluijters. Die laatste bezat volgens een van de hoogleraren ‘wellicht te weinig objectiviteit’ om de afdeling schilderkunst te leiden.13 Daarmee ‘won’ de gematigde modernist Wolter het van de voorheen ‘ultramoderne’ Sluijters.
95
96
Jan Sluijters als portrettist
< Jan Sluijters, Portret van Greet van Cooten, 1910, olieverf op doek, 41 x 33 cm, Singer Laren, schenking Collectie Nardinc Greet van Cooten, omstreeks 1910
Je kunt er niet omheen: de vurige, directe blik van Greet van Cooten in haar portret uit 1910 (afb. p. 96). Met felle oranjerode, blauw-turquoise en paarse kleurcontrasten heeft Sluijters zijn verliefdheid voor zijn nieuwe vriendin verbeeld (afb.). Twee maanden na zijn eerste ontmoeting met Greet in januari 1909 was Sluijters zo gek op haar dat hij zijn eerste vrouw Bertha en hun eenjarige dochter verliet.1 Hij schilderde het portret in de periode dat ze samen in Laren woonden van 1909 tot 1911. Vanaf 1907 had Sluijters voornamelijk landschappen geschilderd, maar rond 1910 ontwikkelde hij een hernieuwde interesse voor figuurstukken.2 De gevoelsexpressie die hij in zijn luministische
Roby Boes
landschappen uitdrukte met stralende kleuren en een losse penseelvoering is ook zichtbaar in de portretten uit die tijd. Niet alleen het verbeelden van de sensatie van het licht stond in de figuurstukken centraal, Sluijters wilde ook uitdrukking geven aan het ‘innerlijk licht’ en de psyche van zijn modellen.3 Het Portret van Greet van Cooten vlamt door het scala aan emoties dat Sluijters erin heeft willen verbeelden. De kleuren zijn fel, bijna schreeuwerig, en Greets blik is betekenisvol. De close-up van haar hoofd, dat net niet in het beeldvlak past, het ietwat hoge standpunt en het weglaten van details in haar gezicht versterken de emotionele directheid van haar blik. Kijkt ze zelfverzekerd en doortastend, of eerder bedachtzaam en terughoudend? Hierover verschillen de meningen en dat maakt het een intrigerend schilderij. Sluijters was in 1911 van mening dat mensen moeite zouden moeten doen om zich in te leven in de gevoelens van anderen en ook ‘andere’ kunst te begrijpen.4 Hij doelde niet op kunst naar model of ‘realistische afbeeldingen van de gewoonste zaken’, maar kunst die anders was dan ze tot dan toe kenden.5 Veel mensen waren daar volgens hem ‘te lam en te beroerd’ voor.6 De criticus Kickert behoorde in ieder geval niet tot deze groep. Na het zien van portretten van Sluijters bij de Larensche Kunsthandel in 1908 omschreef hij Sluijters al als een experimenterende en bevlogen kunstenaar. Kickert zag in zijn portretten een ‘innerlijk leven, iets van het onweetbare dat achter de oogen, in lippen, om handen leeft, iets van dat wat achter de verf moet beven, leven!’ 7 Het is precies dat ‘onweetbare’ innerlijke leven dat Sluijters zo goed heeft weten te vangen in de blik van het portret van Greet. Hierin slaagt hij ook bij het Portret van Greet van Cooten met hoed, dat hij omstreeks dezelfde tijd schilderde (afb. p. 98). In dit portret is haar gezicht plastischer weergegeven door de verscheidenheid aan toetsen in uiteenlopende kleuren. Met dynamische penseelstreken heeft Sluijters haar kapsel en hoed verbeeld.
97
98
99
100
Jan Sluijters, Portret van mevrouw Frankfurther, 1936, olieverf op doek, 92 x 71 cm, Singer Laren, schenking Collectie Nardinc < Jan Sluijters, Portret van een jonge vrouw in roze negligé, ca. 1928, olieverf op doek, 66 x 50 cm, Singer Laren, schenking Collectie Nardinc << Jan Sluijters, Portret van een dame, ca. 1912, olieverf op doek, 54 x 49 cm, Singer Laren, schenking Collectie Nardinc <<< Jan Sluijters, Portret van Greet van Cooten met hoed, ca. 1910, olieverf op doek, 53 x 42 cm, Singer Laren, schenking Collectie Nardinc
In het Portret van een dame is mogelijk Dina Diependaal afgebeeld, een geprezen mezzosopraan die vanaf 1913 veel optrad in Nederland (afb. p. 99). Hier valt niet zozeer de penseelvoering op, maar juist de compositie van grote kleurvlakken en het oranjerode ‘aura-achtige’ fond. Een soortgelijke achtergrond van kleurbanen had Sluijters in het werk van Kees van Dongen bij Sint Lucas in 1911 gezien.8 Sluijters liet zich hier duidelijk inspireren door de fauvistische schilderijen van Van Dongen, die hij erg bewonderde.9 De grote ogen en de felle, contrasterende groene en paarse kleuren in het gelaat van Portret van een jonge vrouw in roze negligé roepen eveneens associaties op met Van Dongens vrouwenportret-
ten (afb. p. 100). Vanaf de jaren twintig groeide het aantal portretopdrachten dat Sluijters ontving. Hierin koos Sluijters vaker voor een meer realistische weergave en gladdere toets, zoals goed te zien is in het Portret van mevrouw Frankfurther (afb.). In 1941 deed Sluijters een beeldende uitspraak over zijn werk als portretschilder: ‘Natuurlijk probeer ik altijd om het wezen van een mensch te schilderen, het uiterlijk komt daarna. […] Ik zie iemand bijvoorbeeld in grijze tinten of in een bepaald blauw…. Mocht ik een verkeerden tint hebben dan ontdek ik dat met hetzelfde gevoel van physieken afkeer alsof ik valsch op een piano hoor spelen of met een spijker krassen over zink.’10
101
Mommie Schwarz, Heuvellandschap, ca. 1912, olieverf op karton, 68 x 84 cm, Singer Laren, schenking Collectie Nardinc
102
Mommie Schwarz 1876-1942 Een expressief kunstenaar in verf en gezelschap
Omstreeks 1905 had de kunstenaar Samuel L. (Mommie) Schwarz al meer van de wereld gezien dan zijn meeste tijdgenoten. In 1897 was hij als 20-jarige jongeman vanuit Zutphen met zijn broer naar New York vertrokken.1 Later in een interview omschreef Schwarz zichzelf als een trekvogel en vertelde dat de lust om te reizen en de wereld te zien hem al jong had bevangen.2 In 1902 keerde Schwarz terug naar Europa om een half jaar lessen te volgen aan de Antwerpse academie, waarna hij in de zomer van 1903 opnieuw de oceaan overstak. In de bruisende metropool New York verkoos hij liever ‘het moeilijke bestaan van een kunstenaar’, dan koopman te worden en in de zaak van zijn broer te werken.3 Hij leerde er naar eigen zeggen tekenen en schilderen, werkte voor tijdschriften en ontwierp boekomslagen en affiches.4 Wat hij precies maakte in deze jaren, voor wie hij werkte en of hij succes had met zijn werk is nog nauwelijks bekend.5 Feit is dat Schwarz rond 1900 een van de eerste Nederlandse moderne kunstenaars was die voor langere tijd in New York verbleef. Pas jaren later volgden andere kunstenaars uit Nederland, zoals Adriaan Lubbers (1916), Willem de Kooning (1920) en Piet Mondriaan (1940). In 1908 of 1909 keerde Schwarz voorgoed terug naar Europa, waar hij al gauw een kunstenaarskoppel vormde met zijn nicht Else Berg. Samen reisden ze via Berlijn en Parijs naar Amsterdam. Op aanraden van Jan Sluijters en Leo Gestel bleven ze rond 1910 in Nederland wonen en wisselden Amsterdam geregeld af met het kunstenaarsdorp Bergen.6 Schwarz en Berg raakten niet alleen bevriend met Sluijters en Gestel, al gauw behoorde een scala aan artiesten uit de kunsten theaterwereld tot hun vriendenkring.7 De veelzijdig kunstenaar en architect Hildo Krop (18841970) was een van hen. Het expressieve, aan twee zijden beschilderde werk uit de Collectie Nardinc behoorde tot de kunstverzameling van Krop (afb. p. 102 en 25). Hij zou het rechtstreeks van Schwarz gekocht hebben.8 Dat is heel goed mogelijk, want de twee bevriende kunstenaars waren vanaf 1916 lid van de Hollandsche Kunste-
Roby Boes
naarskring, reisden in 1925 samen naar Parijs en kwamen regelmatig bij elkaar over de vloer.9 Op foto’s van feesten binnen de Amsterdamse kunstkringen is Schwarz geregeld te zien in opvallende uitdossingen: tijgertemmer, toreador, niets was hem te gek.10 Volgens de schilder Raoul Hynckes was er geen gelegenheid waar ‘de volmaakte komediant’ Schwarz niet voor werd uitgenodigd. Door zijn vrolijkheid en gevoel voor humor was hij ‘de ziel van elke feestvreugde’, aldus Hynckes.11 Op een krantenfoto uit 1931 zien we hem met een hoge bontmuts op de verjaardag van Berg waar onder anderen Krop, Gertrud Leistikow en Greet van Cooten bij aanwezig waren (afb. p. 31). Het expressieve werk uit de Collectie Nardinc past bij de extraverte persoonlijkheid van Schwarz: met een explosie van pure, contrasterende kleuren in een waaier aan penseelstreken heeft hij een glooiend landschap verbeeld. Dezelfde ongemengde kleuren rood, groen en blauw gebruikte hij voor het stilleven met geranium op de andere zijde. Schwarz maakte beide voorstellingen vermoedelijk in de periode 1911-1913. In die tijd reisde Schwarz samen met Berg door Italië, debuteerden ze in Nederland bij Kunstzaal De Roos in 1912 en exposeerden ze het jaar daarop bij de Moderne Kunstkring, Sint Lucas en De Onafhankelijken.12 Hun kleurrijke werk bleef niet onopgemerkt in de pers.13 De onderdirecteur van het Rijksmuseum, Willem Steenhoff, zag in 1913 overeenkomsten tussen het werk van Gestel en Schwarz, maar concludeerde na vergelijking van hun beider inzending lovend dat Schwarz uitdrukking gaf aan ‘een meer uitspattende schildersdrift’.14 Bij de tentoonstelling van Sint Lucas datzelfde jaar raadde hij zijn lezers specifiek aan om de schilderijen van Schwarz te bekijken, nadat hij zelf door de kleurwerking een sensatie had beleefd.15 Mogelijk was ook het werk uit de Collectie Nardinc hier te zien.16 Het schilderij toont in ieder geval aan dat Schwarz, net zozeer als Sluijters en Gestel, zijn expressies vormgaf in felle, niet naturalistische kleuren en een onstuimige penseelvoering.
103
Jaap Weijand, Stilleven met rode bloemen, 1913, olieverf op doek, 75 x 100 cm, Singer Laren, schenking Collectie Nardinc
104
Jaap Weijand 1886-1960 Te midden van de avant-garde
Kort na 1900 experimenteerde Jaap Weijand, net als zijn tijdgenoten Jan Sluijters en Leo Gestel, met de nieuwste kunststijlen. Met zijn landschappen en stillevens opgebouwd uit korte streepjes in felle kleurcontrasten werd Weijand rond 1910 gerekend tot de radicale groep Amsterdamse luministen.1 Weijands schilderij Stilleven met rode bloemen uit 1913 roept zijn luministische werken van een aantal jaar eerder nog in herinnering door de lichte kleuren en witte strepen, die de bloemen als stralen omringen (afb. p. 104). Tegelijkertijd is de invloed van het Franse kubisme zichtbaar in de wijze waarop Weijand de vormen in de ruimte heeft geschilderd. De objecten lijken enigszins te zweven en zijn geschilderd met vereenvoudigde brede vlakken in overwegend primaire kleuren. Bijna alle verf heeft Weijand haast boetserend met een paletmes opgebracht. De vlakbehandeling roept associaties op met de schilderijen van Paul Cézanne (1839-1906), een van de belangrijkste voorlopers van het kubisme. Cézanne herleidde de natuur tot geometrische vormen als kubussen, cilinders en kegels en trachtte de driedimensionale wereld door middel van aaneengeschakelde kleurvlakken te verbeelden. Bij de eerste tentoonstelling van de Moderne Kunstkring in Amsterdam in 1911 waren twee werken van Weijand te zien naast dat van Cézanne en andere Franse kubisten, onder wie Pablo Picasso en Georges Braque.2 Twee jaar later, in 1913, droeg Sluijters zijn bestuursfunctie bij de Moderne
Roby Boes
Kunstkring over aan Weijand, waarmee diens positie te midden van de avant-garde werd bezegeld.3 Weijand schilderde Stilleven met rode bloemen dat jaar vermoedelijk in Bergen, waar hij tussen 1911-1914 verbleef en later weer zou terugkeren.4 Het schilderij past door de bijzondere combinatie van bovenbeschreven stilistische kenmerken duidelijk in een overgangsfase naar een expressionistische schilderstijl.5 Omstreeks 1913-1914 begon een groep kunstenaars in Bergen te schilderen met brede penseelstreken en grote vlakken, in overwegend donkere kleuren en sterke lichtdonkercontrasten.6 Ieder van hen afzonderlijk streefde naar vernieuwing en expressie. Hun aanwezigheid in Bergen werd in de zomer van 1913 voor het eerst goed zichtbaar op een groepstentoonstelling in kunstzaal De Zeester in Bergen aan Zee.7 Een recensent merkte op dat de oudere exposant Jan Toorop een buitenstaander was tussen ‘de nieuwste schilderkunst’ van de ‘jongeren’, waartoe hij onder anderen Charley Toorop, Arnout Colnot en Jaap Weijand rekende.8 Hij noemde Weijands inzending het ‘zuiverst’ van allemaal.9 Mogelijk was ook Stilleven met rode bloemen er te zien. De sprekende, verzadigde kleuren in het stilleven zijn typerend voor Weijands oeuvre. Hij beschouwde kleur als de essentie van de schilderkunst. In 1942 schreef hij daarover: ‘Wij hebben in kleur zoo’n prachtig altijd aanwezig aanknopingspunt dat als ons bloed voor den geest is.’10
105