Mark Brusse by uitgeverijdekunst

‘To restore silence is the role of objects’ Samuel Beckett: Molloy (Olympia Press), 1959

De nomadische kunstenaar Jan Teeuwisse

L’artiste nomade

Jan Teeuwisse

Voor tal van Nederlandse kunstenaars is een buitenlands verblijf essentieel geweest voor hun ontwikkeling. Een prijsvraag als de Prix de Rome stond zelfs in het teken van de internationale oriëntatie. Toch kwam het merendeel na korte of langere tijd weer voorgoed terug. Er zijn ook tussengevallen bekend. Een twaalf jaar durend verblijf in Parijs van de beeldhouwer Han Wezelaar resulteerde in zijn opname in een dictionaire van de moderne, Franse beeldhouwkunst. Nu was de École de Paris zo internationaal doordrenkt dat het wel zo makkelijk was om een Roemeen als Brancusi, een Zwitser als Giacometti of een Spanjaard als Picasso tot het Franse culturele erfgoed te rekenen. Daar is ook wel iets voor te zeggen want zonder het licht van de Provence was Van Gogh misschien wel zijn leven kort modderige tristesse van de Drentse aardappeleters blijven schilderen. Sommige Nederlandse kunstenaars beviel het zo goed in den vreemde dat ze nooit zijn teruggekeerd. De 16e-eeuwse Haagse beeldhouwer Adriaen de Vries belandde via het Florentijnse atelier van Giambologna uitein-

Pour nombre d’artistes néerlandais, le séjour à l’étranger a joué un rôle capital dans leur parcours. Même un concours comme le Prix de Rome était placé sous le signe de l’orientation internationale. La plupart rentraient au bercail après une période plus ou moins longue, mais on connait également quelques cas « intermédiaires ». Pour le sculpteur Han Wezelaar, un séjour de douze ans à Paris s’est soldé par une entrée au dictionnaire de la sculpture moderne française. L’École de Paris était, somme toute, tellement internationale qu’il n’y avait qu’un pas à franchir pour intégrer un Roumain comme Brancusi, un Suisse comme Giacometti ou un Espagnol comme Picasso au patrimoine culturel français. Une appropriation qui se défend, car que serait devenu Van Gogh sans la lumière de la Provence ? Sa courte vie aurait peut-être été consacrée à la représentation de la boueuse tristesse des mangeurs de pommes de terre au fin fond de la province néerlandaise. Certains artistes néerlandais se sont tellement plus à l’étranger qu’ils ne sont jamais revenus au pays. Né à La Haye au seizième siècle, 4

Mark Brusse is het voorbeeld van de nomadische kunstenaar bij uitstek want hij beschouwt de aarde als zijn huiskamer. Tussen 1960 en heden woonde en werkte hij

in steden en dorpen in alle werelddelen, van Parijs tot Japan, van New York tot Ecuador, van Berlijn tot Korea, van Venetië tot Benin. Die 60-jarige wereldreis ving rond 1960 aan toen een beurs van Maison Descartes hem in staat stelde langere tijd in Parijs te verblijven. Parijs dat toen nog net aantrekkingskracht wist uit te oefenen op jonge kunstenaars die drommels goed wisten dat het nieuwe centrum van de moderne kunst inmiddels aan de andere kant van de oceaan was komen te liggen. Het zinderende Parijs van het interbellum was enigszins sleets geworden. Zadkine en andere avant-gardisten van weleer draaiden er nog wel hun riedels af maar New York was nu toch echt the place to be. Aldaar had een pionier als Brancusi immers veel eerder op erkenning mogen rekenen dan in zijn eigen stad Parijs. Het naoorlogse Parijs trok nog wel de jonge mannen (en de door de mannen niet-erkende jonge vrouwen) van Cobra en na hen de in Arnhem opgeleide generatie van Mark Brusse, Klaas Gubbels, Jan Cremer en Rik van Bentum. Parijs was rond 1960 dan wel min of meer vieux jeu, het

le sculpteur Adrien de Vries travailla à l’atelier du sculpteur Jean Bologne à Florence avant de rejoindre Prague, où il fut nommé sculpteur de la cour impériale de Rodolphe II, un collectionneur passionné. Sur le rocher monégasque, Kees Verkade, un autre sculpteur néerlandais, s’était mis au service de la cour des Grimaldi pour échapper à une existence sous perfusion dans les polders d’un pays connu pour la générosité de son système d’assistance publique pour les artistes. Sur les conseils de Charley Toorop, le peintre Wim Oepts se rendit à Paris pour ne plus quitter Montmartre. Cornelis Zitman, quant à lui, prit le large pour échapper au service militaire dans les Indes orientales néerlandaises. Faisant escale par hasard à Caracas, il développa une fascination pour la population des favelas. Pour d’autres artistes, la terre entière est leur patrie, même si cette dernière catégorie connait également quelques variantes. Karel Appel se limitait par exemple à l’Occident et multipliait les voyages entre la France, l’Italie et les États-Unis, sans oublier Amsterdam, sa ville natale, qu’il visita de plus en plus souvent vers la fin de sa vie.

Mark Brusse est l’exemple parfait de l’artiste pour qui le monde n’a aucune frontière. Depuis 1960, il a habité et travaillé dans une succession de villes et de villages de tous les continents, de Paris au Japon, en passant par New York, l’Équateur, Berlin, la Corée, Venise et le Bénin. Un voyage au long cours de 60 ans entamé vers 1960, lorsqu’une bourse de la Maison Descartes lui offrit un long séjour à Paris. À l’époque, Paris exerçait encore une certaine attraction sur les jeunes artistes, même s’ils savaient pertinemment que le nouveau centre artistique mondial se trouvait désormais de l’autre côté de l’océan. Le Paris de l’entre-deux-guerres avait beaucoup perdu de son effervescence. Si Zadkine et d’autres avant-gardistes d’autrefois y avaient encore leurs habitudes, New York était devenue incontournable. Beaucoup plus tôt qu’à Paris, sa ville d’origine, un pionnier comme Brancusi y avait obtenu la reconnaissance du public. Mais le Paris de l’après-guerre attirait encore les jeunes hommes (et les jeunes filles non reconnues par eux) de CoBrA et, après eux, la génération formée à l’École des

delijk in Praag waar hij hofbeeldhouwer werd van de manische verzamelaar, keizer Rudolf II. Een andere hofbeeldhouwer, maar dan op de Monegaskische rots van de Grimaldi’s, was Kees Verkade die een polderbestaan aan het infuus van de BKR niet zag zitten. Schilder Wim Oepts ging op advies van Charley Toorop naar Parijs om de rest van zijn leven in Montmartre te blijven. Cornelis Zitman stapte op een boot om zijn dienstplicht in Nederlands -Indië te ontlopen en belandde bij toeval in Caracas waar hij verslingerd raakte aan het volk uit de favela’s. Maar er zijn ook kunstenaars die de ganse wereld als hun thuis beschouwen al kent ook dit type zijn varianten. Zo hield Karel Appel het bij het Westen en pendelde tussen Frankrijk, Italië en de Verenigde Staten om op zijn oude dag steeds vaker ook Amsterdam aan te doen, zijn geboortestad.

gaf nog wel geboorte aan de beweging van het Nouveau Réalisme, met kunstcriticus Pierre Restany als profeet en kunstenaars als Arman, Yves Klein, Daniël Spoerri, Jean Tinguely, César, Christo en Niki de Saint Phalle als zijn volgelingen. Dit was het Europese antwoord op Angelsaksische bewegingen als Pop Art, Neo-Dada en Fluxus met Andy Warhol, Roy Lichtenstein, Larry Rivers, Claus Oldenburg en Joseph Beys als prominenten. Van het Parijs van Restany vertrok Mark Brusse vervolgens naar de New Yorkse bohème van Andy Warhol en zo verkreeg ook zijn artistieke vorming een nomadisch karakter. De jonge en reislustige Mark Brusse kwam in direct contact met alle stromingen die de naoorlogse Westerse kunst zo hevig hebben beroerd en bij alle onderlinge verscheidenheid vereend waren in de definitieve afrekening met de klassieke tradities van de beeldende kunst. Het complete waarden en normensysteem dat eeuwenlang de kunst had beheerst, werd in deze wilde jaren aan de kant gezet en in musea, kunstenaarsverenigingen en academies woedde een strijd

tussen oud en nieuw. Maar de nomadische Brusse trok verder en terwijl in het Westen de conceptuele kunst ook het object en het ambacht – tijdelijk - om zeep hielp, dompelde hij zich onder in en laafde zich aan de cultuur, het ambacht, de denkwereld van verre oorden als Japan, Korea en Benin. Het was geen vlucht maar een logisch vervolg op de eeuwige trektocht van een kunstenaar die zich laat leiden door zijn nieuwsgierigheid, fascinatie en verwondering, altijd op zoek naar nieuwe inspiratiebronnen en kennelijk wars van bezit, standing of andere maatschappelijke bevestiging. Vanaf dat moment is de nomadische kunstenaar Mark Brusse ook niet meer onder te brengen in een groep, beweging of stroming. Het concept is leidend in zijn kunst maar hij is een verteller die gebruik maakt van magie en symbooltaal, gevonden voorwerpen en ambachtelijke technieken. Een eenling die zich inspireert op en aan de slag gaat waar het leven hem brengt. Voor Nederland is Mark Brusse een kunstenaar die in die wilde jaren ’60 volop is verzameld door de musea en particuliere

Beaux-Arts d’Arnhem aux Pays-Bas, comme Mark Brusse, Klaas Gubbels, Jan Cremer et Rik van Bentum. Si elle faisait déjà vieux jeu vers 1960, la capitale française vit pourtant la naissance du Nouveau Réalisme, avec le critique d’art Pierre Restany en prophète et, à sa suite, les artistes Arman, Yves Klein, Daniel Spoerri, Jean Tinguely, César, Christo et Niki de Saint Phalle. C’était la réponse européenne aux mouvements anglo-saxons du pop art, du Neo-Dada et de Fluxus, avec leurs figures de proue Andy Warhol, Roy Lichtenstein, Larry Rivers, Claus Oldenburg et Joseph Beuys. Quittant le Paris de Restany, Mark Brusse rejoignit la bohème new-yorkaise d’Andy Warhol, conférant à son parcours artistique un caractère nomade. Mark Brusse, jeune et pérégrin, s’imprégna de tous les courants qui ont profondément chamboulé le champ artistique occidental, unis – malgré toute leur diversité – dans la volonté de rompre définitivement avec les traditions classiques des beaux-arts. Ces années mouvementées allaient voir une profonde remise en question des schémas 6

verzamelaars die verbonden waren met de opkomst van de moderne kunst en inmiddels deel uitmaken van de Master Narrative van het klassieke modernisme. Met Woody van Amen en Pieter Laurens Mol behoort Mark Brusse tot het handjevol Nederlandse kunstenaars en generatiegenoten die recentelijk weer in de belangstelling van de grote internationale musea voor moderne kunst zijn gekomen. Van hen is Brusse ongetwijfeld de kunstenaar le plus woke avant la lettre. Symbolisch voor het nomadisch kunstenaarschap van Mark Brusse en zijn verhouding tot Nederland is misschien wel dat zijn bekendste werk op Nederlandse bodem staat opgesteld in de hal van Schiphol, onze nationale uitgang naar het verre en het vreemde.

Mark Brusse, november, 2021 Mark Brusse, Novembre, 2021

normatifs et esthétiques qui, jusque-là, avaient dominé l’art, plaçant musées, cercles artistiques et académies au centre d’une querelle entre anciens et modernes. Le nomade Brusse ne s’arrêta pas en si bon chemin et, alors que l’Occident embrassait l’art conceptuel, éliminant de fait les notions d’artéfact et de métier, il s’immergea dans les systèmes de pensée du Japon, de la Corée et du Bénin, succombant aux cultures et métiers de ces contrées lointaines. Plus qu’une fuite, cette démarche s’inscrivait logiquement dans l’errance éternelle d’un artiste se laissant guider par sa curiosité, sa fascination, sa candeur, toujours à la recherche de nouvelles sources d’inspiration et, apparemment, insensible à la propriété, au standing et à d’autres formes de reconnaissance sociale. Dès lors, l’artiste nomade Mark Brusse ne se laisse plus enfermer dans les cocons d’un groupe, d’un mouvement ou d’un courant. Si le concept guide son œuvre, il est avant tout un narrateur maniant la magie, le langage des symboles, les objets trouvés et les techniques artisanales. Un atome solitaire qui trouve

l’inspiration et travaille là où le courant de la vie l’emporte. Pour les Pays-Bas, Mark Brusse est un artiste qui, dans le tumulte des années soixante, était largement courtisé par les musées et les collectionneurs attachés à la montée de l’art moderne et façonnant ce qui allait devenir le métarécit du modernisme classique. Avec Woody van Amen et Pieter Laurens Mol, Mark Brusse figure parmi la poignée d’artistes néerlandais qui, aujourd’hui, retiennent à nouveau l’attention des grands musées internationaux d’art moderne. Pour eux, Brusse est sans nul doute l’artiste le plus woke avant la lettre. À l’image du nomadisme de son parcours et de son rapport aux PaysBas, l’œuvre la plus connue de Mark Brusse sur le sol néerlandais se trouve dans le hall de l’aéroport de Schiphol, la sortie nationale vers les contrées lointaines et étrangères. Tout un symbole.

Jacob’s Dream, 2011, hout, verf, glas, 180 x 54 x 34 cm Jacob’s Dream, 2011, bois, peinture, verre, glas, 180 x 54 x 34 cm

Unanswered Questions, 2016, hout, steen, diverse objecten, 110 x 71 x 50 cm Unanswered Questions, 2016, bois, pierre, objets divers, 110 x 71 x 50 cm The Grey Moment, 2016, geverfd hout, keramiek, glas, 67 x 65 x 27 cm The Grey Moment, 2016, bois peint, céramique, verre, 67 x 65 x 27 cm

Zaaloverzicht met No Name Just a Feather, 2001, hout, glas, veer, geschilderd, 85 x 51 x 104 cm, coll. Centre Pompidou, Parijs. Prise de vue de la salle avec No Name Just a Feather, 2001, bois, verre, plume, peint, 85 x 51 x 104 cm, coll. Centre Pompidou, Paris.

Little Guardian of Silence, 2013, geverfd hout, keramiek, hars, 81 x 81 x 28 cm Little Guardian of Silence, 2013, bois peint, céramique, résine, 81 x 81 x 28 cm Too Much for my Small Head, 2007, hout, hars, textiel, verf, 67 x 40 x 32 cm Too Much for my Small Head, 2007, bois, résine, verf, peinture, 67 x 40 x 32 cm

Tiens?, 2007, hout, hars, verf, 40 x 50 x 22 cm Tiens?, 2007, bois, résine, peinture, 40 x 50 x 22 cm A Very Long Story, 2004, hout, metaal, textiel, verf, 150 x 61 x 53 cm A Very Long Story, 2004, bois, métal, textile, peinture, 150 x 61 x 53 cm Smile at the Foot of the Ladder, 2016, beschilderd hout, 52 x 52 40 cm Smile at the Foot of the Ladder, 2016, bois peint, 52 x 52 40 cm

Tu te rends comptes?, 2012, hout, gloeilamp, plastic, bont, verf, 141 x 64 x 44 cm Tu te rends comptes?, 2012, bois, ampoule, Plastique, fourrure, peinture, 141 x 64 x 44 cm

Tree, 2020, hout, verf, 50 x 36 x 34 cm Tree, 2020, bois, peinture, 50 x 36 x 34 cm

Coup de Main, 1982, terracotta, 40 x 34 x 30 cm Coup de Main, 1982, terracotta, 40 x 34 x 30 cm Hotel Casa Flores, 2006, hout, was, glas, textiel, verf, 81 x 32 x 32 cm Hotel Casa Flores, 2006, bois, résine, verre, textile, peinture, 81 x 32 x 32 cm

Stupa 11, 2011, gebakken klei, handbeschilderd, 18,5 x 22 x 23 cm Stupa 11, 2011, argile cuite, peinte à la main, 18,5 x 22 x 23 cm

The Fish in Question 1, 1989, Shino klei, geglazuurde gebakken Shigaraki, 44 x 44 x 24 cm The Fish in Question 1, 1989, Argile Shino, Shigaraki ceramique émaillé, 44 x 44 x 24 cm

Brion’s Fish, 1989, Shino klei, geglazuurde gebakken Shigaraki, 31 x 40 x 40 cm, particuliere collectie Brion’s Fish, 1989, Argile Shino, Shigaraki ceramique émaillé, 31 x 40 x 40 cm, collection particulière