PALEIS HET LOO pa l e i s h e t l o o een koninklijk huis
Een koninklijk huis
PALEIS HET LOO EEN KON I N KLI J K H U IS sam enstelli ng en r edacti e a n n e- d i r k r e n t i n g
Waanders Uitgevers Zwolle
inhoud Woord vooraf 7 Inleiding en verantwoording 11
1 1.1 1.2 1.3 1.4
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10
2.11 2.12
2.13 2.14 2.15 2.16 2.17
Voorgeschiedenis Het Veluwse landschap rond Het Loo 17 Stadhouderlijke jachtdomeinen 27 De koningswegen op de Veluwe 35 De aankoop van het oude Kasteel Het Loo 39
Prins Willem III en Mary II Stuart De bouw van Paleis Het Loo, 1685-1689 45 De vergroting van het paleis, 1690-1694 65 De tuinaanleg, 1685-1698 72 De exotische plantencollectie 82 Fonteinen en waterwerken 87 Het lanenstelsel 93 Kasteel Het Oude Loo 99 Verdere gebouwen, 1679-ca. 1700 101 De oudste plattegronden 109 De bewoning van Het Loo ten tijde van Willem en Mary 117 De interieurs ten tijde van Willem en Mary 125 De schilderijencollectie van Willem en Mary op Het Loo 133 Aziatisch porselein en Delfts aardewerk op Het Loo 143 Zilver op Het Loo ten tijde van Willem en Mary 153 De bibliotheek van Mary Stuart op Het Loo 155 Het Loo in de prentkunst omstreeks 1700 167 Berichten van ooggetuigen, 1687-1700 177
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
De achttiende eeuw De plattegronden uit 1767 205 De bewoning van Het Loo in de 18de eeuw 212 Tuin en park in de 18de eeuw 223 Verdere gebouwen, ca. 1767-1786 232 De interieurs in de 18de eeuw 241 De schilderijencollectie in de 18de eeuw 245 Serviezen op Het Loo in de 18de eeuw 252 De bibliotheek op Het Loo in de 18de eeuw 256 Berichten van ooggetuigen, 1704-1794 263
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9
De Bataafse en Franse tijd, 1795-1813 Het desolate Loo, 1795-1807 311 De bewoning van Het Loo door Lodewijk Napoleon 313 Veranderingen aan Het Loo onder Lodewijk Napoleon 317 De tuinen in de Bataafse en Franse tijd 321 Verdere gebouwen, 1808-1809 328 De empire-interieurs van Lodewijk Napoleon 333 De serviezen op Het Loo onder Lodewijk Napoleon 339 De bibliotheek van Lodewijk Napoleon op Het Loo 341 Berichten van ooggetuigen, 1795-1812 347
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10
De negentiende eeuw De bewoning van Het Loo in de 19de eeuw 357 Veranderingen aan Het Loo in de 19de eeuw 368 De tuin en het park in de 19de eeuw 373 Verdere gebouwen, 1817-1888 379 Het chalet van prinses Wilhelmina bij Het Loo 393 De moestuinen en het boerenbedrijf 395 Het Koninklijk Nederlandsch Valkeniers-Gezelschap 401 De interieurs in de 19de eeuw 407 De schilderijencollectie in de 19de eeuw 414 Serviezen op Het Loo in de 19de eeuw 423
5.11 De bibliotheek op Het Loo in de 19de eeuw 428 5.12 De wapencollectie van koning Willem III 433 5.13 De planten- en bomencollectie van koning
Willem III 436 5.14 Berichten van ooggetuigen, 1814-1902 440
6 Koningin Wilhelmina 6.1 De bewoning van Het Loo onder koningin
Wilhelmina 459 6.2 Eigentijdse sanitaire voorzieningen 466 6.3 Het nieuwe stallencomplex, 1906-1910 469 6.4 De grote uitbreiding van Paleis Het Loo, 1911-1914 477 6.5 Koningin Wilhelmina als rentmeesteres van tuin en park 485 6.6 Restauraties van Kasteel Het Oude Loo 489 6.7 Verdere gebouwen, 1902-1916 492 6.8 De gedenknaalden bij Het Loo 499 6.9 De inrichting van de koninklijke vertrekken onder koningin Wilhelmina 502 6.10 De schilderijencollectie onder koningin Wilhelmina 514 6.11 Serviezen uit de tijd van Emma en Wilhelmina 520 6.12 De boekencollectie van koningin Wilhelmina op Het Loo 524 6.13 Paleis Het Loo tijdens de Duitse bezetting 529 6.14 De ‘Verzetstafel’ van koningin Wilhelmina 535 6.15 De naoorlogse opvang van oorlogsslachtoffers op Het Loo 537 6.16 Het Loo in de fotografie 542
7 De laatste bewoning 7.1 Paleis Het Loo als koninklijke residentie onder
koningin Juliana 555 7.2 Paleis Het Loo als opvanglocatie voor ontheemden 564 7.3 De hofjachten op Het Loo onder prins Bernhard 569 7.4 De woning van prinses Margriet en haar gezin in de Oostvleugel 572
8 8.1 8.2 8.3
Van paleis tot museum Restauraties van paleis en tuin 579 Museale bestemming 587 Heraanleg van de baroktuin 592
9 Bijlagen 9.1 Boedelinventarissen van Het Loo, 1713-1931 603 9.2 Plattegronden van Paleis Het Loo en het Paleispark,
1685-1979 607 9.3 Het Loo in topografische afbeeldingen, ca. 1693-1702 (1786) 614 9.4 Berichten van ooggetuigen en aanverwante stukken, 1685-1913 624 9.5 Gebouwen, tuinen, waterwerken, standbeelden en veldnamen rond Paleis Het Loo 630 9.6 Historische vertrekbenamingen en vertreknummers in Paleis Het Loo 647 9.7 Verblijfsdata van Willem III en Mary Stuart op Het Loo 659 9.8 Stamboom van de hoofdbewoners van Paleis Het Loo uit het Huis Oranje-Nassau 664
Fotoverantwoording 668 Afkortingen en bijzondere tekens 669 Bibliografie 670 Register 684 Colofon 696
Woord vooraf
In de jaren 2018-2022 is Paleis Het Loo uitgebreid met enkele grote ondergrondse publieksruimten, waaronder een ruimere entree, betere accommodatie voor tijdelijke tentoonstellingen en een nieuwe museumwinkel. Ook kwamen er meer horecafaciliteiten. Het Rotterdamse bureau KAAN Architecten tekende voor het ontwerp, waarvoor de plattegrond en de kenmerkende symmetrie van het paleis en de tuinen als basis dienden. Om de 4.500 m2 brandvertragende asbest, die bij de restauratie van 1977-1984 overal in het paleis was toegepast, uit het gebouw te kunnen verwijderen en de elektrische bedrading, het luchtbehandelingssysteem, de beveiliging en de energievoorziening aan te passen aan de eisen van de tijd, werd gelijktijdig het volledige paleisinterieur ontmanteld en, na de restauratie van het paleis, weer teruggebracht. In de aanloop naar de ondergrondse uitbreiding werden op de basse-cour tal van archeologische ontdekkingen gedaan, die onder meer aantoonden dat op deze plek drieduizend jaar geleden al mensen leefden. De restauratie van het paleis leverde eveneens veel nieuwe inzichten op. Zo ontdekten we bijvoorbeeld, dat de vier paviljoens aan weerszijden van het corps de logis, anders dan tot nu toe werd aangenomen, niet gelijktijdig zijn gebouwd, maar kort na elkaar. De bouwsporen die zijn aangetroffen, laten geen andere conclusie toe. Redenen genoeg dus om de heropening van Paleis Het Loo te markeren met een lijvige studie naar de bouw- en bewoningsgeschiedenis van het paleis. Deze publicatie is een vervolg op het boek Paleis Het Loo : een koninklijk museum, dat in 2012 verscheen bij het afscheid van dr. Johan ter Molen als directeur van Paleis Het Loo. Daarin werden de belangrijkste museale vertrekken van het paleis beschreven en topstukken uit de rijke museumcollectie toegelicht. Aan het nieuwe boek Paleis Het Loo : een koninklijk huis werkten maar liefst eenentwintig auteurs mee. Velen van hen zijn of waren verbonden aan Paleis Het Loo, maar ook experts van buiten het museum geven hun visie op ruim drie eeuwen geschiedenis van paleis en tuinen. Het boek kan daarmee gerust hét standaardwerk over Paleis Het Loo worden genoemd. De kennis van decennialang onderzoek is gecombineerd met nieuwe inzichten, die onder andere bij de recente restauratie zijn opgedaan. De leiding van dit project berustte bij de bibliothecaris van Paleis Het Loo, Anne-Dirk Renting, die niet alleen de opzet voor het boek maakte en de auteurs bijeenbracht, maar ook de werkzaamheden coördineerde en de redactie en eindredactie voerde. Hij werd daarin terzijde gestaan door Angelique van den Eerenbeemd, die verantwoordelijk was voor het bijeenbrengen van het beeldmateriaal. Hun beiden en de auteurs, alsmede de vormgever van het boek, Gert Jan Slagter, en de uitgever, Marloes Waanders, komt veel dank toe voor de voortreffelijke wijze waarop zij dit grote project tot een goed einde hebben gebracht. Mijn dank gaat tevens uit naar het Prins Bernhard Cultuurfonds, het Hendrik Mullerfonds, de M.A.O.C. Gravin van Bylandt Stichting, het Stichting De Gijselaar-Hintzenfonds en het Fonds Apeldoornse Historische Publicaties, die financieel hebben bijgedragen aan de totstandkoming van dit boek. Michel van Maarseveen algemeen directeur
7
8
9
←1
2
Onbekende kunstenaar, Paleis Het Loo in vogelvluchtperspectief, ca. 1699, grafiet, pen in blauw, gewassen, 417 x 564 mm, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort, TH-379
Vermoedelijk Mari Antonius Boer, Vroegste luchtfoto van Paleis Het Loo, gemaakt vanuit een luchtballon, 1912, Spaarnestad Photo, fotocollectie Het Leven, Het Geheugen van Nederland, SFA022820249
Dit is de meest gedetailleerde, meest betrouwbare en perspectivisch meest correcte afbeelding van Het Loo uit de tijd van de koning-stadhouder. Het is een zeer belangrijke visuele bron, met name ook voor de niet-gereconstrueerde tuingedeelten en de naastgelegen gebouwen en boerderijen.
10
Linksboven het nieuwe stallencomplex en de net aanlegde lanen naar het paleis en de Naald. Rechts achter het paleis is de nieuwe Grote Eetzaal te zien. Het corps de logis is nog niet verhoogd, het oude stallencomplex voor de Westvleugel is nog intact en de nieuwe autogarage is nog niet gebouwd. Op de voorgrond de vertakking van het Loolijntje en de spoorlijn naar Zwolle.
Inleiding en verantwoording Gedurende de eerste twee eeuwen van haar bestaan werd Paleis Het Loo vooral gezien als zomerpaleis en vorstelijke residentie en vormde de monumentale status van het gebouw geen hindernis voor voortdurende aanpassingen aan de eisen van de tijd. De traditie, met name waar het de indeling van de vorstelijke appartementen betrof, werd in ere gehouden, maar daadwerkelijke bescherming van de interieurs speelde geen rol van betekenis. De utilitaire functie van het gebouw stond voorop en het verleden had alleen betekenis als decor voor het heden. In het laatste kwart van de 19de eeuw veranderde de kijk op het verleden van historische gebouwen en werd de eerste aanzet gegeven tot een op historisch en bouwkundig onderzoek gestoelde monumentenzorg. Deze ontwikkeling bleef ook in Paleis Het Loo niet onopgemerkt. In Eenzaam maar niet alleen beschrijft koningin Wilhelmina hoe zij in 1898 begon met de inwendige restauratie van het huis, waarbij werd teruggegrepen op de prenten van Daniël Marot en latere verflagen laag voor laag werden verwijderd. Niet onwaarschijnlijk is dat de jonge koningin op deze mogelijkheden was gewezen door haar moeder koningin Emma, die in 1891 was begonnen met het op orde brengen van de koninklijke verzamelingen. Nadat in 1910 tegen de zin van Wilhelmina door het Rijk was besloten tot een ingrijpende verbouwing en uitbreiding van Het Loo, waarbij het aanzien en de beleving van het tot dan nog altijd grotendeels 17de-eeuwse paleis drastisch zou veranderen, verscheen in 1914 het door rijksbouwmeester C.H. Peters samengestelde Kort geschiedkundig overzicht van het paleis “Het Loo” met bijbehorend park, de weerslag van het eerste onderzoek naar de bouw- en bewoningsgeschiedenis van het paleis. In volgende jaren werd het onderzoek voortgezet, wat resulteerde in lange beschouwingen over Het Loo in de Marot-monografie van M.D. Ozinga (1938) en in het overzichtswerk over de Nederlandse tuinkunst van Anna G. Bienfait (1943). Na de abdicatie van koningin Wilhelmina in 1948 werden vanaf 1956 door de architect C.W. Royaards de eerste
plannen gemaakt voor herstel van het 17de-eeuwse paleis. De verwezenlijking van deze plannen, zij het in aangepaste vorm, zou zijn beslag krijgen in de jaren 1977-1984, toen onder leiding van de restauratiearchitect J.B. baron van Asbeck de grote verbouwing uit de jaren 1911-1914 weer grotendeels ongedaan werd gemaakt en het paleis in zijn oude glorie werd hersteld. Het bouwhistorisch onderzoek dat aan deze restauratie ten grondslag lag, resulteerde in het vijfdelige rapport Bouwhistorische documentatie en waardebepaling Rijksmuseum Paleis Het Loo te Apeldoorn van L. Vis en E.J. Nusselder (1985-1993), dat werd voorafgegaan door verschillende kleinere publicaties, waarvan die van Royaards (1972), de heruitgave van Harris (1974) en Van Asbeck & Erkelens (1976) de belangrijkste zijn. Een terugblik op de restauratie biedt het boek Paleis Het Loo : een paleis als museum van toenmalig directeur dr. A.W. Vliegenthart (1999), waarin een uitgebreide bibliografie en een lijst met alle tot dan bekende reisjournalen en dagboeknotities met beschrijvingen van Het Loo werd opgenomen. Gelijktijdig met de restauratie vond ook het eerste diepgaande historisch onderzoek naar de inrichting en de bewoning van het paleis plaats. Dit onderzoek werd in opdracht van het bureau Van Asbeck verricht door mevrouw A.C. Kranenburg-Vos en later aangevuld door anderen. De neerslag van dit onderzoek, in de vorm van vele honderden afschriften en fotokopieën van archiefstukken in vooral het Koninklijk Huisarchief en het Nationaal Archief in Den Haag, is chronologisch geordend in een reeks ordners die tegenwoordig berusten in de bibliotheek van Paleis Het Loo. Ten behoeve van onderhavige publicatie is met name voor de hoofdstukken over de bouw van het paleis, de interieurs en de bijgebouwen uitvoerig gebruik gemaakt van het door Kranenburg-Vos verzamelde materiaal. Van groot belang voor de interieur- en bewoningsgeschiedenis van het paleis was ook de uitgave van de Inventarissen van de inboedels in de verblijven van de Oranjes uit de jaren 1567-1795 door S.W.A. Drossaers en Th.H. Lunsingh Scheurleer (19741976). Een terugblik op het paleis in de periode 1806-1962 verscheen in 1992 onder redactie van E. Elzenga. 11
12
Het idee om te komen tot een synthese van alles dat bekend is over de bouw, de inrichting en de bewoning van Het Loo werd voor het eerst geopperd door dr. Vliegenthart in het voorjaar van 1999. In volgende jaren werd het onderzoek naar de reisjournalen en andere bronnen voor de geschiedenis van Het Loo verder uitgebreid en geïntensiveerd. Vanaf 2009 werden op instigatie van toenmalig directeur dr. J.R ter Molen plannen ontwikkeld voor de uitgave van een driedelige monografie over Paleis Het Loo, waarin de geschiedenis van het paleis en domein, de museale presentatie en de reisjournalen aan bod zouden komen. In 2012 verscheen onder redactie van ondergetekende het eerste deel van deze trilogie onder de titel Paleis Het Loo : een koninklijk museum. Op verzoek van Michel van Maarseveen werden de plannen voor de beide andere voorgenomen delen in de jaren daarna verder ontwikkeld, hetgeen in 2015 resulteerde in de opzet voor het onderhavige werk. Uitgangspunt was één alomvattend overzicht, waarin de resultaten van het historisch en bouwhistorisch onderzoek met de van elders bekende gegevens, zoals overgeleverd in egodocumenten, inventarislijsten, plattegronden en topografische afbeeldingen, zouden worden verwerkt. Omdat niet alle specialisaties in de kring van wetenschappelijk medewerkers en oud-medewerkers van het museum vertegenwoordigd waren, zijn verschillende experts van buiten Het Loo aangezocht en bereid gevonden een bijdrage te leveren. Het resultaat, zoals hier geboden, is deels gebaseerd op – veelal niet eerder gepubliceerd – ouder onderzoek, aangevuld met nieuwe gegevens, deels op nieuw onderzoek. De grootste uitdaging voor de redactie was om alle bijdragen op één lijn te brengen, toon- en kwaliteitsverschillen te verkleinen en de geboden informatie overzichtelijk te presenteren en te ontdoen van minder relevante uitweidingen en verdubbelingen.
nieuwe bouwactiviteiten. Binnen de hoofdstukken is de opzet thematisch van aard. Weerkerende thema’s zijn de bouw van het paleis, de vele verbouwingen in de loop der eeuwen, de bewoning door de opeenvolgende generaties, de ontwikkeling van de interieurs, de verzamelingen schilderijen, serviezen en boeken, de tuinen en de bijgebouwen. Een belangrijke meerwaarde is gelegen in de opname van een groot aantal ooggetuigenverslagen van bezoekers aan Het Loo uit vroeger eeuwen. Aansluitend zijn acht bijlagen opgenomen die orde scheppen in het beschikbare bronnenmateriaal en een handvat bieden bij de vele verwijzingen. Zo zijn in veel hoofdstukken bij de vermelding van specifieke vertrekken achter pijltjes nummers toegevoegd: [→ 00]. Deze nummers verwijzen naar de vertreknummers en plattegronden in § 9.6. De laatste bijlage bevat een stamboom van de hoofdbewoners van Paleis Het Loo van 1685 tot 1975. Ter ondersteuning van de tekst is een groot aantal illustraties opgenomen, uiteenlopend van historische plattegronden, prenten en foto’s tot speciaal voor het boek ontwikkelde infographics en afbeeldingen van historische objecten en kunstvoorwerpen. Door hun bijschriften vormen deze illustraties tevens een tweede verhaallijn in het boek. Doel van het boek is een overzicht te bieden van de complexe en gelaagde geschiedenis van het paleis en zijn bewoning door de eeuwen heen en de vele ingrepen en wijzigingen in de architectuur en de inrichting van het gebouw. Met dit al wil het boek enerzijds een stand van zaken geven, waarop in de toekomst kan worden teruggegrepen en voortgebouwd, en anderzijds een leidraad bieden bij de beantwoording van vragen die voortkomen uit ‘de fusie van herstel en reconstructie met een museale inrichting’, zoals geformuleerd door Erik de Jong in 1985.
Gekozen is voor een chronologische indeling in acht hoofdstukken. Ieder hoofdstuk behandelt een afgebakende periode uit de geschiedenis van Het Loo, vaak in samenhang met een nieuwe hoofdbewoner of een nieuwe bestemming van het paleis en meestal gekenmerkt door
Een onderzoek als het onderhavige kent vele invalshoeken en stoelt op een breed scala aan bronnen met als bijkomend gevolg dat in de loop van de tijd vele personen en instellingen met vragen zijn benaderd. Velen van hen worden elders in dit boek bedankt voor de door een koninklijk huis
hen geboden hulp. Een bijzonder woord van dank geldt de medewerkers van de Koninklijke Verzamelingen, die de auteurs op genereuze wijze inzage boden in de door hen beheerde archieven en te hulp schoten bij het beantwoorden van vragen. Dit betreft met name de oudmedewerkers Charlotte Eymael, Leon Pennings en Harm Robaard en de medewerkers Fieke Julius, Krista van Loon en Elske Ouwehand. Veel hulp werd ook verkregen van verschillende voormalige medewerkers van Paleis Het Loo, onder wie oud-directeur dr. J.R. ter Molen, oud-conservator Renny van Heuven en oud-medewerker Willem Hamer, alsmede van de stadsarchivaris van Apeldoorn Stefan Rutten, stagiaire Else van Sterkenburg
inleiding en verantwoording
en vrijwilliger Huub Ummels. Ik ben hen allen daarvoor zeer erkentelijk. Veel dank tot slot ook aan de auteurs van de diverse bijdragen, zonder wie dit boek nooit tot stand had kunnen komen, en aan mijn collega Angelique van den Eerenbeemd, die mij veel werk uit handen nam bij het bestellen, verzamelen en ordenen van het vele beeldmateriaal. Het onderzoek voor dit boek werd afgesloten op 1 juli 2021. Met deze publicatie komen de resultaten van dit onderzoek voor een breed publiek beschikbaar. Anne-Dirk Renting
13
202
3 DE ACHTTIENDE EEUW
203
204
3 .1
De plattegronden uit 1767 j o h a n d e h aa n
Aan de meest complete serie plattegronden uit de stadhouderlijke periode van Het Loo is de naam van Philip Willem Schonck (1735-1807) verbonden.1 De domineeszoon uit het Noord-Brabantse Hedel voltooide de eerste set in 1767 en werd daarvoor in februari van dat jaar door de Nassause Domeinraad betaald.2 In mei van hetzelfde jaar telde de raad nog eens ruim 158 gulden neer voor twee kopieën van de eerste set.3 Momenteel is nog maar één van deze drie series bekend. Deze serie werd in het midden van de 19de eeuw door het Koninklijk Huisarchief verworven en is in 1987 door koningin Beatrix aan Paleis Het Loo geschonken. Het geheel bestaat uit acht bladen: zeven bladen met plattegronden en één blad legenda, de ‘Memorie dienende tot verklaring der nommers op de plans van het Loo’. Vijf plattegronden zijn elk gewijd aan een bouwlaag van het hoofdgebouw (het corps de logis en de binnen- en buitenpaviljoens; afb. 164-168); op de twee andere zijn de verdiepingen van de Oost- en de Westvleugel weergegeven (zie resp. afb. 179 en afb. 44). De tussenverdiepingen van de oostelijke en westelijke buitenpaviljoens zijn op separate velletjes getekend die op het blad van de ‘eerste verdieping’ van het hoofdgebouw zijn geplakt. In totaal zijn er 224 ruimtes op de plattegronden aangegeven, elk voorzien van een nummer dat correspondeert met de legenda (zie afb. 176). EEN OPMERKELIJKE CARRIÈRE Toen Schonck de opdracht kreeg Het Loo in tekening te brengen, was hij begin dertig en nog maar een jaar in dienst als ‘opzichter van Zijne Hoogheids gebouwen’.4 De functie was vooral technisch van aard en Schonck had er dan ook in december 1765 de landmeterseed voor moeten afleggen. Schonck, wiens ‘industriensen iver en goede bekwaemheden’ al vóór zijn aanstelling door de domeinraad werden geprezen, stond toen aan het begin van een opmerkelijke carrière in stadhouderlijke dienst.5 In 1769 werd hij benoemd tot opzichter van de stadhouderlijke gebouwen in Den Haag en vanaf 1777 mocht hij zich architect van de stadhouder noemen, in welke hoedanigheid hij zelfs een door prins Willem V gesubsidieerde
studiereis naar Parijs kon maken. Tot aan de omwenteling van 1795 begeleidde Schonck tal van stadhouderlijke bouw- en verbouwingsprojecten, waarbij hij ook nog tijd vond voor opdrachten van andere opdrachtgevers, veelal afkomstig uit de kring rond de stadhouderlijke familie. Het werk van Schonck wordt gerekend tot het belangrijkste dat in de tweede helft van de 18de eeuw in Nederland tot stand is gekomen, en is zeer gevarieerd te noemen. Naast de bouwkunst interesseerde Schonck zich ook bijzonder voor de tuin- en landschapsarchitectuur. Hij wordt wel beschouwd als een van de pioniers van de ‘romantische’ landschapsstijl in Nederland, waaraan hij uitdrukking gaf in tuinontwerpen voor onder meer Het Loo (zie § 3.3), Oranjewoud bij Heerenveen en het stadhouderlijk hof in Leeuwarden.6 EEN BETROUWBARE WEERGAVE De door Schonck gemaakte plattegronden van Het Loo zijn zonder enige twijfel de betrouwbaarste plattegronden die uit de stadhouderlijke periode van Het Loo bewaard zijn gebleven. Dat Schonck zijn vak als landmeter verstond, blijkt uit de maatvoering. De door hem afgebeelde ruimten die nu nog bestaan, bewijzen dat. Daarmee bieden de tekeningen ook goed zicht op de maatvoering van de vertrekken die er nu niet meer zijn. Als voorbeeld kan de galerij worden genoemd, waarvan de opmeting van Schonck duidelijk maakt dat de verhouding tussen lengte en breedte 1:3 was (21 bij 63 Rijnlandse voet), zeer waarschijnlijk de oorspronkelijke, 17de-eeuwse verhouding (afb. 169). De serie is ook meteen de meest complete. Zoals gezegd is niet alleen het hoofdgebouw door Schonck in tekening gebracht, ook van de vleugels werd de indeling minutieus vastgelegd. Daarbij werd geen verdieping overgeslagen. Hiermee maken de tekeningen eveneens duidelijk hoe groot het verlies is aan oorspronkelijke ruimtes. Van de indeling die de zolders van het hoofdgebouw en van de gehele Oost- en Westvleugel vertoonden, is niets bewaard gebleven. Zeer instructief is ook de al genoemde legenda, waarop van alle 224 kamers en ruimtes de benaming 205
164 Philip Willem Schonck, Plattegrond van de kelderverdieping van het corps de logis en de binnenpaviljoens, 1767, grafiet, pen en penseel, 540 x 595 mm, Paleis Het Loo, RL3250 De meest complete en nauwkeurige serie plattegronden van Het Loo werd in 1767 voltooid door de architect Philip Willem Schonck. Ook de legenda die bij deze tekeningen hoort, is bewaard gebleven (zie afb. 176), waardoor duidelijk wordt dat de prinselijke ontvangst- en woonvertrekken maar een klein deel vormden van een veel groter geheel.
165 Philip Willem Schonck, Plattegrond van de begane grond van het corps de logis en de binnen- en buitenpaviljoens, 1767, grafiet, pen en penseel, 636 x 756 mm, Paleis Het Loo, RL3251
206
de achttiende eeuw
166 Philip Willem Schonck, Plattegrond van de eerste verdieping van het corps de logis en de binnen- en buitenpaviljoens, 1767, grafiet, pen en penseel, 475 x 755 mm, Paleis Het Loo, RL3252
167 Philip Willem Schonck, Plattegrond van de tweede verdieping van het corps de logis en de binnen- en buitenpaviljoens, 1767, grafiet, pen en penseel, 470 x 670 mm, Paleis Het Loo, RL3253
de pl at tegronden uit 1767
207
168 Philip Willem Schonck, Plattegrond van de zolder- of derde verdieping van het corps de logis, 1767, grafiet, pen en penseel, 380 x 410 mm, Paleis Het Loo, RL3254 169 Piet Kramer, Galerij of Eetzaal van Paleis Het Loo, 1911, glasnegatief, 300 x 240 mm, Gelderland Bibliotheek, Arnhem, GDC002000020 Deze foto toont de galerij in de situatie zoals weergegeven op de plattegrond van Schonck uit 1767. Aangenomen mag worden dat dit de oorspronkelijke situatie was, die heeft bestaan van 1692 tot 1911. In de 18de eeuw werd de zaal behalve als eetzaal ook gebruikt voor concerten en toneelvoorstellingen.
of het gebruik is aangegeven. Deze legenda maakt van de plattegronden ook meteen een van de belangrijkste bronnen voor de bewoningsgeschiedenis van Het Loo (zie § 3.2). Veel van de uit de 18de eeuw daterende boedelinventarissen en reisbeschrijvingen zouden zonder Schoncks tekeningen en legenda nauwelijks te interpreteren zijn.7 EEN PRINSELIJK HUWELIJK ALS AANLEIDING Het is niet zonder meer duidelijk wat de reden was voor de opdracht aan Schonck om Het Loo in kaart te brengen. Het ligt voor de hand een aanleiding te zien in het aanstaande huwelijk van de stadhouder. Dat vond in oktober 1767 plaats in Berlijn, en Het Loo zou de eerste plaats op Nederlandse bodem zijn waar het jonge echtpaar zou verblijven.8 Het huis, dat bij de ouders van de prins in gebruik was geweest als zomerverblijf, zal niet meer hebben voldaan aan de eisen die werden gesteld aan een 208
verblijf voor een jong en ambitieus vorstelijk paar. Al eerder had de vader van de bruidegom plannen laten maken voor een verbouwing, waarbij de westelijke vleugel langs de basse-cour verbouwd zou worden tot gastenverblijf. De plannen werden niet uitgevoerd, maar er bleef een tekening van bewaard, gemaakt door Pieter de Swart (1709ca. 1772), de favoriete architect van Willem IV (afb. 170).9 Het verbaast dan ook niet dat Schonck in februari 1767 niet alleen voor de plattegronden werd betaald, maar ook voor ‘een nieuwe timmeragie’.10 Wat die ‘timmeragie’ precies was, weten we niet, maar het is duidelijk dat het interieur van Het Loo vanaf het voorjaar van 1767 zeer grondig onder handen werd genomen. Plafonds werden gerepareerd, schuiframen weer gangbaar gemaakt en veel, zo niet alle wandbespanningen en vaste stoffering werden vernieuwd.11 Ook kwamen er uit Den Haag letterlijk scheepsladingen en karrevrachten nieuwe meubels, waaronder opmerkelijke zaken als een ‘Groote Engelse de achttiende eeuw
209
170 Pieter de Swart, Ontwerp voor een verhoging en nieuwe inrichting van de Westvleugel van Paleis Het Loo, ca. 1750, grafiet, pen en penseel, 281 x 545 mm, Nationaal Archief, Den Haag, 4.CBM, nr. 91a Pieter de Swart was de favoriete architect van Willem IV. De Swart was bij veel prinselijke projecten betrokken, waarvan de meeste door de vroege dood van de prins niet werden uitgevoerd. Dat geldt ook voor dit ontwerp voor de westelijke vleugel van Het Loo, waarbij de stallen langs de basse-cour zouden plaatsmaken voor gastenkamers.
171 Philip Willem Schonck, Plattegrond van de eerste verdieping van het corps de logis en de binnen- en buitenpaviljoens, 1767, Paleis Het Loo, RL3252 (detail) Tussen galerij en kapel zijn vaag de contouren van een verwijderde vensteropening zichtbaar.
210
de achttiende eeuw
kroon’, waarmee een glazen kroonluchter moet zijn bedoeld; de Domeinraad keurde de 325 gulden goed die hiervoor moest worden betaald.12 Dat bedrag viel in het niet bij de waarlijk vorstelijke som die aan nieuwe stoffering en meubels werd uitgegeven: bijna 43.000 gulden.13 Het vuurwerkpaviljoen dat Schonck voor de ontvangst van de stadhouder en de jonge bruid ontwierp, zal het geheel de nodige extra luister hebben gegeven, al leidde de illuminatie wel tot een nieuwe intensieve schilderbeurt van het gehele huis, omdat het gebouw daardoor ‘swart’ was geworden.14 Eén detail suggereert een bouwkundige wijziging die in de periode dat Schonck de plattegronden tekende, kan zijn doorgevoerd: heel vaag zijn op de plattegrond van de eerste verdieping van het hoofdhuis de contouren zichtbaar van een raampartij of opening tussen de galerij en de kapel (afb. 171), op de plaats waar ook de plattegrond van 1695 een nis of opening suggereert (zie afb. 90a). Deze opening werd voor de afwerking van de tekening door Schonck uitgegumd. De positionering van dit venster, in het verlengde van de deuropening van de bibliotheek, roept vraagtekens op en nodigt uit tot speculeren. Zien we hier wellicht de sporen van een oudere situatie, waarin er vanuit de galerij zicht was op de oostwand en het daar opgestelde Anglicaanse altaar in de kapel? Vanaf 1771 zou er nogmaals een intensieve verbouwingsronde van het interieur plaatsvinden en vier jaar later nog eens. Ook bij die aanpassingen was Schonck betrokken, zoals de vormgeving van de nog bestaande stucplafonds in de beide antichambres aan weerszijden van de grote zaal bewijst. Ze zullen zijn uitgevoerd door Johan(nes) van Gorcum, die in 1775 en 1776 voor twee plafonds met ‘Lijstwerk en ornamenten’ in Het Loo werd betaald.15 Schonck en Van Gorcum werkten in de jaren
daarvoor ook samen in het Oude Hof aan het Noordeinde en de schilderijengalerij die Willem V aan het Buitenhof in Den Haag liet bouwen.16 Het is voorstelbaar dat de plattegronden een rol hebben gespeeld in het onderhoud en het gebruik van het huis. Als er iets nodig was – een reparatie of leverantie – kon men aan de plattegrond de locatie(s) in kwestie ontlenen en ook zal het eenvoudiger zijn geweest om kostenramingen te maken aan de hand van de kwantitatieve en meetkundige gegevens die aan de plattegronden te ontlenen zijn. Op een vergelijkbare manier lijken de tekeningen te zijn gebruikt die Schonck in 1768 maakte van het kasteel van Breda, het Nederlandse stamslot van de stadhouder.17 UPSTAIRS-DOWNSTAIRS Met de plattegronden van Schonck in de hand is het goed mogelijk een virtuele wandeling te maken door Het Loo zoals dat in de 18de eeuw functioneerde. Het doorlopen van alle 224 vertrekken maakt duidelijk, dat het aantal ruimtes met een publiek karakter beperkt was en dat ook de prinselijke ontvangst- en woonvertrekken feitelijk maar een klein deel vormden van een veel groter geheel. Dat grotere geheel bevatte naast een paar zeer grote ruimtelijke eenheden, zoals keukens, stallen en oranjerie, ook tientallen vaak kleine vertrekken en vertrekjes die dienden voor opslag, huishoudelijke en ondersteunende activiteiten en als woonvertrek voor het leger aan personeel dat nodig was om het verblijf van het hof op Het Loo mogelijk en aangenaam te maken. Weinig bronnen die betrekking hebben op Het Loo laten zo beeldend en direct zien wat de betekenis en de ruimtelijke impact was van de machinerie die het vorstelijk bedrijf op Het Loo draaiende hield.
n ot e n 1 PHL, RL3249 t/m RL3256; Smit 1981; Aardoom 2006. 2 NA, 1.08.11, nr. 127, 24 februari 1767. 3 NA, 1.08.11, nr. 127, 15 mei 1767. 4 Smit 1981, 9; Aardoom 2006, 119. 5 NA, 1.08.11, nr. 124, 9 december 1765. 6 Van der Wyck, 1976, 183-248; Smit 1981, 30, 70-72; Tromp 2012, 198-
211; De Haan 2019, 79. 7 D&LS, II, 601-651. 8 Volz 1905. 9 Schmidt 1999, 107, 167-168; J. de Haan, ‘18de-eeuws ontwerp voor Het Loo ontdekt’, op: www. paleishetloo.nl/blog/18e-eeuwsebouwtekening/ (8 januari 2018). 10 NA, 1.08.11, nr. 127, 24 februari 1767.
de pl at tegronden uit 1767
11 NA, 1.08.11, nr. 1124, fol. 173-175; Gelders Archief, 0357, nr. 220, fol. 73-76; J. de Haan, ‘Restaureren voor het oog van het publiek’, op: www.paleishetloo.nl/blog/ restaureren-op-zaal/ (12 november 2018). 12 Gelders Archief, 0357, nr. 220, fol. 76. 13 NA, 1.08.11, nr. 1124, fol 173v.
14 Gelders Archief, 0357, nr. 221, fol. 83. 15 NA, 1.08.11, nr. 3844, fol. 117; nr. 3845, fol. 87. 16 NA, 1.08.11, nr. 1132, fol. 174; Fock 1976, 126-127. 17 Van Wezel 1999, 188-189.
211
3 .2
De bewoning van Het Loo in de 18de eeuw a n n e-d i r k r e n t i n g
De belangrijkste bronnen voor de bewoning van Het Loo in de 18de eeuw zijn de boedelinventarissen van 1734 (1757) en 1763, die hoofdzakelijk informatie over de periode-Willem IV bevatten.1 Daarnaast beschikken we over een serie van zeven gedetailleerde plattegronden met legenda van alle verdiepingen van het hoofdgebouw en de zijvleugels, opgemaakt door stadhouderlijk architect Philip Willem Schonck in 1767, waarin de situatie aan de vooravond van de periode-Willem V is vastgelegd (zie § 3.1). Een met de plattegronden van Schonck corresponderende lijst met vertreknummers en bestemming der vertrekken uit de jaren kort voor 1795, opgemaakt in 1806 door enige oudgedienden van Het Loo voor de intendant baron J.L.T. van Tengnagell (1755-1813), biedt zicht op de woonsituatie onder prins Willem V.2 Deze bronnen konden in enkele gevallen worden aangevuld met gegevens uit reisjournalen en van elders. Helaas zijn er geen boedellijsten uit de periode-Willem V overgeleverd. DE VERERVING VAN HET LOO AAN DE FRIESE NASSAU’S In zijn testament had koning-stadhouder Willem III zijn petekind en achterneef, de jonge Friese stadhouder Johan Willem Friso, als enig en universeel erfgenaam aangewezen.3 Toen echter ook de Pruisische koning Frederik I, als enige nog in leven zijnde kind van Louise Henriette, de oudste dochter van Frederik Hendrik, aanspraak maakte op de erfenis, ontstond een langdurige strijd om de nalatenschap. Het zou tot 1711 duren voor een eerste overeenkomst tot stand kwam en prins Johan Willem Friso zijn erfdeel, waaronder Het Loo, in bezit kon nemen.4 Het noodlot wilde echter dat hij dit moment niet zou beleven. Op 14 juli 1711 verdronk de Friese stadhouder in het Hollands Diep. Zijn aanspraken gingen over op zijn postuum geboren zoon Willem IV, voor wie diens moeder Maria Louise van Hessen-Kassel als voogdes optrad (afb. 172, 173). In de eerste jaren na het overlijden van de koningstadhouder in 1702 berustte de zorg voor Het Loo bij de Staten-Generaal, die als executeurs-testamentair waren aangewezen. In de praktijk werd Het Loo in stand ge212
houden door het vaste personeel van het paleis, de zogeheten domestieken. Stille getuigen daarvan zijn de vele rekeningen voor onderhoud, reparaties, leveranties en de uitbetaling van traktementen (lonen) in de Nassause Domeinarchieven van die dagen. Een enkele keer wordt melding gemaakt van de aanwezigheid van Johan Willem Friso, bijvoorbeeld op 22 november 1709, wanneer hij ‘op ’t Loo in zijn cabinet’ een onderhoud heeft met zijn rentmeester Matthias Sluyter.5 Leden van het huispersoneel waren het ook die, vaak tegen betaling, passerende reizigers rondleidden en hen bij afwezigheid van de prins en zijn gezin de belangrijkste vertrekken toonden.6 Uit verschillende reisjournalen blijkt dat het paleis na het overlijden van Willem III van een politiek machtscentrum en een welhaast verplichte attractie voor reizigers op de Grand Tour veranderde in een buitenplaats die steeds meer werd ervaren als een plek voor contemplatie en herinnering aan een glorieus verleden. In de laatste decennia van de 18de eeuw verschoof ook dit accent en veranderde Het Loo meer en meer in een toeristische attractie en een bedevaartsoord voor Oranjeklanten. PRINS WILLEM IV De afwikkeling van de nalatenschap van de koningstadhouder liet vele jaren op zich wachten. Uiteindelijk werd in 1732 een definitief akkoord bereikt, maar het zou nog tot 1734 duren voor het tot een definitieve verdeling van de goederen kwam.7 Pas vanaf die tijd hebben we weer enig zicht op de bewoning van Het Loo. In dat jaar trouwde prins Willem IV met de Engelse ‘Princess Royal’ Anna van Hannover (afb. 174, 175). Voorafgaand aan het eerste bezoek van de echtelieden werden paleis en tuinen grondig opgeknapt, zoals kan worden opgemaakt uit een brief met bijlage van ‘ordinaris raad en requestmeester’ Johan Duncan (1690-1753) aan de prins.8 Het blijkt dat Willem IV voor zichzelf het prinselijk appartement van Willem III aan de westzijde van het corps de logis verkoos [→ 33-36].9 Uit verschillende reisjournalen is op te maken dat de oude bedkamer van Willem III [→ 35] intact werd gelaten en dat Willem IV het daarachter ge-
172, 173 Pieter van Gunst naar Louis Volders, Prins Johan Willem Friso (1687-1711) en Maria Louise van Hessen-Kassel (1688-1765), ca. 1710, etsen, resp. 582 x 432 en 586 x 438 mm, Paleis Het Loo, bruikleen van de Geschiedkundige Vereniging Oranje-Nassau, A3054, A3054a Johan Willem Friso was door Willem III aangewezen als zijn enige erfgenaam. Door zijn vroege overlijden in 1711 is weinig bekend over zijn gebruik van het paleis. Zijn vrouw Maria Louise van Hessen-Kassel, beter bekend als Maaike Meu, was achtereenvolgens voogdes van Willem IV en Willem V. Zij overleed in 1765.
legen vertrek [→ 34] als zijn privéslaapkamer gebruikte.10 In de brief van Duncan wordt er nog van uitgegaan dat ‘de jonge Princes’ Anna het appartement van Mary aan de oostzijde van het corps de logis zou betrekken. Dit is echter niet gebeurd. Vanwege haar hoge afkomst als koningsdochter kreeg de kunstzinnige Anna het koninklijk appartement van Willem III in het westelijk binnenpaviljoen [→ 37-43], zoals kan worden afgeleid uit het reisjournaal van Anna de Neufville (1742-1782).11 Het privékabinet van de koning-stadhouder [→ 38] werd haar
schilderkabinet. Voor andere creatieve vaardigheden kreeg zij de beschikking over een ‘musiek kamer’ en een ‘kamertie’ voor haar ‘yvoor draaybank’.12 Bij deze vertrekken gaat het waarschijnlijk om de Grote Zaal [→ 27] en het kabinet in het nieuwe appartement van Mary [→ 50] in het oostelijk binnenpaviljoen. De nieuwe slaapkamer van Mary als koningin [→ 49] is mogelijk als gemeenschappelijke slaapkamer van Willem IV en Anna in gebruik geweest.13 Ook uit het journaal van Anna de Neufville blijkt, dat de oude prinses-douairière Maria Louise van
174 Johann Valentin Tischbein (studiokopie), Prins Willem IV (1711-1751), 1751, doek, 86,6 x 69 cm, Paleis Het Loo, RL41623 175 Anna van Hannover (1709-1759) (toegeschreven), Zelfportret, ca. 1740/50, doek, 120 x 98 cm, Koninklijke Verzamelingen, Den Haag, SC/1333 Willem IV liet grootse plannen voor Het Loo ontwikkelen, maar zijn voortijdige dood verhinderde dat deze tot uitvoering kwamen. Zijn echtgenote Anna van Hannover was zeer kunstzinnig. Na het overlijden van Willem IV liet zij een deel van de inboedel van Het Loo overbrengen naar de Hof te Dieren, waar zij graag verbleef.
213
214
176 Philip Willem Schonck, ‘Memorie dienende tot verklaring der nommers op de plans van het Loo geteekent’, 1767, handschrift, 390 x 599 mm, Paleis Het Loo, RL3249 In 1767, ruim voor Willem V en Wilhelmina van Pruisen zich op Het Loo vestigden, bracht stadhouderlijk architect Schonck het paleis uitgebreid en gedetailleerd in kaart op zeven verschillende plattegronden van delen van het gebouw (zie § 3.1). Door de bijgevoegde ‘memorie’ weten we precies welke functie de vertrekken hadden.
215
Hessen-Kassel zich had gevestigd in het appartement van de prins van Vaudémont [→ 9-11] en haar kleindochter prinses Carolina, die in 1760 in het huwelijk zou treden met Karel Christiaan van Nassau-Weilburg (1735-1788), in het appartement dat voorheen werd bezet door de graaf van Albemarle [→ 13, 15, 16]. Opmerkelijk is dat van vrijwel geen van deze bestemmingen melding wordt gemaakt in de boedelinventarissen van 1757 en 1763. Die lijken vooral terug te gaan op de inventaris van 1713 en beschrijven grotendeels nog de situatie zoals die bestond onder de koning-stadhouder. Ook in de kapel lijkt weinig te zijn veranderd. Die blijkt in 1757 nog altijd te zijn ingericht conform de beschrijving van 1713, maar in 1757 worden in een margeaantekening bovendien vier Franse Nieuwe Testamenten en zeven Franse psalmboeken genoemd, alsmede een grote Engelse bijbel en 24 exemplaren van het Book of Common Prayer.14 Dit is opnieuw een aanwijzing voor het parallelle gebruik van de kapel voor zowel de protestantse als de Anglicaanse eredienst, waarbij we in het laatste geval moeten denken aan Anna van Hannover en haar Engelse gevolg.15 OVERIGE APPARTEMENTEN Het appartement onder dat van de prins, aan de westzijde van het corps de logis en oorspronkelijk bezet door Hendrik van Nassau-Ouwerkerk [→ 6, 7], werd onder Willem IV bewoond door de Friese opperhofmeester Gemme Onuphrius van Burmania (1697-1759). Het daarnaast gelegen appartement van Sidney [→ 8] lijkt onder Willem IV een gastenfunctie te hebben gekregen,16 terwijl het aan de andere zijde van het corps de logis gelegen oude appartement van Bentinck onder Willem IV blijkt te zijn veranderd in een biljartkamer [→ 3].17 Wie er was gehuisvest op de eerste verdieping van het westelijk buitenpaviljoen, dus direct aansluitend aan het appartement van prinses Anna in het westelijk binnenpaviljoen, is niet bekend. In de inventaris van 1757 is alleen sprake van een ‘Juffr. Peyn’, die dan het kabinet naast het oude eetzaaltje van de koning-stadhouder bezet. De vertrekken op de daaronder gelegen tussenverdieping [→ 17-20] waren onder Willem IV toebedeeld aan diens opperkamerheer Charles de Saumaise (1704-1770) en zijn vrouw. VERDERE BEWONING Onder de verdere bewoners van Het Loo tellen we de commandant van de garde du corps Arent Carel van Hammerstein (ca. 1660-1717), de opperstalmeester Hobbe van Aylva (1696-1772), de voormalige gouverneur van Johan Willem Friso, Schelto baron van Heemstra (16651733), de latere kastelein van Het Loo Johan Hendrik Roschet, en een freule de Pechalbet.18 Uit de inventarissen van 1757 en 1763 blijkt voorts dat het zogeheten 216
dameskwartier op de tweede verdieping van het corps de logis [→ 53-58] onder Willem IV werd bewoond door de hofdames Milady Herbert en de freules Van Wassenaer, Du Tour en Jennings. De vertrekken die eerder werden bewoond door Constantijn Huygens jr., blijken onder Willem IV door de opperstalmeester Douwe Sirtema van Grovestins (1710-1778) te zijn ingenomen; die van de hofarts in de Oostvleugel door de lijfarts van de prins, prof. Frederik Winter (1712-1760).19 De meeste andere kamers worden in de bronnen aangeduid met de naam van hun oude bewoner uit de tijd van de koning-stadhouder. Ook blijkt dat de indeling van de kamers voor de domestieken en het keukenpersoneel op de zolders en in de vleugels nagenoeg dezelfde is gebleven als onder Willem III. Nieuw is dat men zich om zijn haar of pruik te laten bepoederen naar de zolder van het corps de logis moest begeven, waar een ‘poeyer kamer’ was ingericht (afb. 176).20 Tussen het overlijden van Willem IV in 1751 en de meerderjarigheid en het huwelijk van Willem V in 1767 is Het Loo door de stadhouderlijke familie weinig gebruikt. Een deel van de inventaris, waaronder de ivoor-draaibank van Anna van Hannover, een groot aantal meubelen en veel beddengoed en keukengereedschap, blijkt in 1752 op last van de jonge prinses-douairière naar Dieren te zijn overgebracht.21 Andersom kwam bijvoorbeeld de helft van een Brussels faience servies van Dieren naar Het Loo.22 Na het overlijden van Anna in 1759 volgden acht jaar van leegstand voor de stadhouderlijke appartementen. PRINS WILLEM V In 1767 trouwde prins Willem V met prinses Wilhelmina van Pruisen, dochter van koning Frederik Willem II (afb. 177, 178). Na ingrijpende verbouwingen en herstelwerkzaamheden onder leiding van stadhouderlijk architect Philip Willem Schonck maakten zij nog in datzelfde jaar hun entree op Het Loo. In de komende decennia zouden zij er veelvuldig verblijven, tot kort voor hun gedwongen vertrek naar Engeland in 1795. Het oude appartement van Willem III als prins van Oranje [→ 33-36], waar na diens overlijden eerst vermoedelijk Johan Willem Friso en daarna Willem IV hadden gewoond, werd vanaf 1767 ingenomen door prins Willem V.23 In datzelfde jaar betrok Wilhelmina van Pruisen het nieuwe appartement van de koningstadhouder in het westelijk binnenpaviljoen [→ 37-43], dat in de voorgaande jaren was bewoond door Anna van Hannover. Ook dit keer was het de hoge afkomst van de echtgenote van de stadhouder, die bepaalde dat haar het koningsappartement toeviel. Onder het appartement van Willem V werd het appartement van Ouwerkerk [→ 6, 7] eerst bewoond door de generaal Jacques Adrien Isaac Bigot de Villandry (1709-1775), later door de hofmaarde achttiende eeuw
177, 178 Johann Friedrich August Tischbein, Prins Willem V (1748-1806) en Prinses Wilhelmina van Pruisen (1751-1820), beide 1789, doek, 72 x 58 cm, Paleis Het Loo, bruikleen van de Geschiedkundige Vereniging Oranje-Nassau, resp. A2966 en A2965 Prins Willem V en zijn echtgenote Wilhelmina van Pruisen kwamen graag en vaak op Het Loo, hun Gelders Arcadië, maar zij hadden de tijd niet mee. Vanaf 1785 betekende een bezoek aan het afgelegen Loo niet meer alleen plezier maar vooral ook een vlucht uit de patriotse Haagse werkelijkheid.
schalk, terwijl dat van Sidney [→ 8] biljartkamer werd. Niet duidelijk is wie in de eerste jaren na het overlijden van Maria Louise van Hessen-Kassel in 1765 het appartement van Vaudémont onder prinses Wilhelmina bewoonde. Het naastgelegen appartement van Albemarle [→ 13, 15, 16] werd in de jaren 1767-1782 gebruikt door de voogd en raadsman van de stadhouder, Lodewijk Ernst van Brunswijk-Wolfenbüttel (1718-1788).24 Na diens vertrek werd het ingenomen door de dochter van Willem V, prinses Louise, en dat van Vaudémont [→ 10, 11] door de twee zonen van Willem V, de erfprins Willem Frederik en prins Frederik.25 Op de eerste verdieping van het westelijk buitenpaviljoen, direct aansluitend aan het appartement van de prinses, werden de vertrekken naast het oude eetzaaltje van de koning-stadhouder bewoond door de bewoning van het loo in de 18de eeu w
de kamerdienaar Philip Cuntz en die daarachter [→ 46, 47] door de opperstalmeester Carl August baron von Wülcknitz (1720-1780). Op de daaronder gelegen tussenverdieping huisden de kamerheer en latere opperhofmeester Maurits baron Voigt von Elspé (17201800) en de hofarts prof. Cornelis Hendrik Velsen (17191808) [→ 17-20]. Later in de eeuw blijkt de hofarts over vier vertrekken in de Oostvleugel te beschikken. De apotheker huist dan op het Oude Loo.26 Op de tweede verdieping van het corps de logis, traditioneel het verblijf van de hofdames [→ 53-58], waren de freules Bergheim en Voshol en de hofpredikant Jean Royer (1705-1783) ondergebracht, alsmede de kamerjonkers Carel Edzard de Larrey (1743-1806), Anne Frans Pieck van Zoelen (17361775) en een Van Heiden (Reinhard Adriaan Willem of Sigismund Pierre Alexander). Op de begane grond van 217
het oostelijk binnenpaviljoen huisden in het hoek vertrek [→ 23] de oppergarderobemeester Abraham Philip baron von Dalwigk (ca. 1716-1777) en in het tussenvertrek [→ 22] de bibliothecaris Louis Gertrude de Joncourt (1711-1788). AANTALLEN Een andere manier om inzicht te krijgen in de bewoning van Het Loo is door gegevens uit de inventarissen te kwantificeren. Zo tellen we in de stadhouderlijke appartementen en die voor de naaste hovelingen twaalf ledikanten en op de tweede verdieping van het corps de logis negen, bestemd voor de hofdames, de dominee en de secretaris. In de vertrekken voor de domestieken tellen we 26 ledikanten, 32 kribben en 27 anders genoemde slaapplaatsen (bedstede, ‘eseltje’, slaapbank enz.). Met elkaar telde Het Loo omstreeks het midden van de 18de eeuw dus ruim 100 bedden, net als in de tijd van Willem III. Het Oude Loo werd gebruikt als gastenverblijf en ook wel voor het gevolg van de stadhouder.27 Het telde 17 ledikanten in evenzoveel kamers. Voor het personeel waren er kribben en bedsteden. Verder blijken de keukens in de loop van de 18de eeuw te zijn uitgebreid. Op de plattegrond van 1767 nemen zij bijna de gehele Oostvleugel langs de bassecour in beslag en worden behalve een waskeuken en een mangelkamer ook een lardeerkamer, een vleeskelder en een groentekelder genoemd (afb. 179). In de Westvleugel is sprake van een keuken voor het ‘stalvolk’. Ook het aantal eetvertrekken werd in de loop van de 18de eeuw uitgebreid. In 1767 is in het onderhuis sprake van een ‘Hofmeesters eetzaal’ [→ 67], een ‘keukenschrijvers eetzaal’ [→ 68] en een ‘meide eetzaal’ [→ 69]. Deze eetzalen namen een groot deel van de westzijde van het onderhuis in beslag. De Oude Eetzaal [→ 2] fungeerde als Maarschalkseetzaal28 en op het hogere échelon blijkt onder Willem V bij grotere partijen geregeld gedineerd en gesoupeerd te worden in de Grote Zaal, de galerij (zie afb. 169) en, ’s zomers, in de berceaux of de oranjerie, die dan voor de gelegenheid werd geïllumineerd.29 Voor het ontbijt week men in de zomermaanden wel uit naar een van de paviljoens bij de volière of elders in het park.30 GASTEN EN BEZOEKERS Tot de belangrijkste gasten in de 18de eeuw behoorden koning George I (1660-1727) van Groot-Brittannië en zijn zoon, de latere koning George II (1683-1760), die op doorreis van Hannover naar Engeland op 15 september 1714 op Het Loo werden ontvangen,31 en prinses Carolina van Brandenburg-Ansbach (1683-1737), toekomstig koningin van Engeland, die in oktober 1714 Maria Louise van Hessen-Kassel op Het Loo bezocht in gezelschap van haar op dat moment vijfjarige dochter Anna, toekomstig 218
179 Philip Willem Schonck, ‘Plan van den Linkervleugel van het Koninglyke Lusthuis het Loo in Gelderland’, 1767, grafiet, pen en penseel, 795 x 680 mm, Paleis Het Loo, RL3255 (detail) Op deze plattegrond is te zien dat het grootste deel van de Oostvleugel langs de basse-cour werd ingenomen door de keukens, van boven naar beneden achtereenvolgens: waschhuis (138), kookkeuken (139), braadkeuken (140), bakkerij (141), office (142), provisiekamer en vleeskelder (143), garde mangé en groentekelder (144), lardeerkamer (145) en mangelkamer (146). 180 Georg Balthasar Probst exc., ‘Teeder Afscheid Neemen van Zijne Majesteit, van Haare Koninglijke Hoogheid en Vorstelijke Spruijten op het Loo den 13e Julij 1788’, ets, 274 x 408 mm, Paleis Het Loo, RL8088-2 Na het herstel van prins Willem V als erfstadhouder en een heldenontvangst op Het Loo nam koning Frederik Willem II van Pruisen op de avond van 13 juni (niet ‘Julij’) 1788 in de Grote Zaal geëmotioneerd afscheid van zijn zuster Wilhelmina van Pruisen en het prinselijk gezin.
echtgenote van prins Willem IV.32 Enkele jaren later, in augustus 1717, werd Het Loo opnieuw vereerd met een bezoek van de Russische tsaar Peter de Grote (1672-1725), dit keer vergezeld door zijn tweede echtgenote tsarina Catharina Aleksejevna (1684-1727). Zij werden op Het Loo ontvangen door Maria Louise van Hessen-Kassel, maar hielden verblijf in de naastgelegen herberg van Cornelis Oosterwijck.33 Naar aanleiding van dit bezoek werd de herberg later ‘De Keizerskroon’ genoemd. Andere aansprekende bezoekers waren de Pruisische koning Frederik Willem I (1688-1740), die in 1738 met zijn zoon, de latere koning Frederik II ‘de Grote’ (17121786), een bezoek bracht aan prins Willem IV, en Frederik de Grote zelf, die in 1768 nogmaals kwam, nu met zijn neef en latere troonopvolger kroonprins Frederik Willem II (1744-1797), om prins Willem V en zijn nichtje Wilhelmina van Pruisen te begroeten.34 Frederik de Grote logeerde bij die gelegenheid in het oude appartement van Mary Stuart [→ 28-32], dat sindsdien ook wel bekendstaat als het ‘Pruisisch kwartier’. Anderen die een koninklijke ontvangst ten deel viel, waren koning Gustaaf III van Zweden (1746-1792), die in 1780 Het Loo incognito bezocht,35 en koning Frederik Willem II van Pruisen, die – na het herstel van Willem V als erfstadhouder van de Republiek – op 10 juni 1788 groots werd de bewoning van het loo in de 18de eeu w
ontvangen op Het Loo (afb. 180).36 Bij dergelijke gelegenheden werd gedineerd in de Grote Zaal, waar bijvoorbeeld in 1780 werd gedekt voor 30 couverts. ’s Avonds volgde meestal een concert of toneelvoorstelling in de galerij. HET EINDE VAN HET STADHOUDERLIJKE LOO Toen in de jaren 1785-1786 de politieke spanningen in de Republiek toenamen en de positie van de stadhouder in gevaar kwam, verruilde Willem V Den Haag tijdelijk voor Het Loo, dat aanvankelijk een veilig toevluchtsoord leek te zijn. Op het einde van zijn regering verbleef de prins weer vaker in Den Haag, tot het moment dat zijn positie het onmogelijk maakte daar nog langer te blijven. Nadat de Franse troepen onder generaal Pichegru in 1794 de Republiek waren binnengevallen, vluchtte het prinselijk gezin op 18 januari 1795 in verschillende vissersboten naar Engeland. Tot de laatst bekende ooggetuigenberichten van het 18de-eeuwse Loo behoren enkele brieven van Wilhelmina van Pruisen aan haar dochter prinses Louise, die sinds haar huwelijk in 1790 in Brunswijk woonde. In het voorjaar van 1794 schrijft zij dat zij met haar schoondochter Wilhelmina (‘Mimi’) van Pruisen, sinds 1791 gehuwd met erfprins Willem Frederik, in het paleispark heeft ge219
181 Wilhelmina van Pruisen, Brief aan haar dochter prinses Louise, Het Loo, 2 juni 1794, Koninklijke Verzamelingen, Den Haag, A33, nr. 49 Vermoedelijk de laatste vanaf Het Loo verzonden brief van Wilhelmina van Pruisen. Willem V kwam het hele jaar 1794 al niet meer op Het Loo. In de laatste maanden van 1794 verliet het stadhouderlijk paar Den Haag nog maar sporadisch. Op 18 januari 1795 vertrokken zij in ballingschap naar Engeland. Voor een gedeeltelijke transcriptie zie § 3.9.
220
de achttiende eeuw
wandeld, een van haar liefste bezigheden wanneer zij op Het Loo vertoefde (afb. 181).37 Na dit bezoek zou het twintig jaar duren voor er weer een Oranje op Het Loo kwam (zie § 5.14). Na de vlucht van de stadhouderlijke familie viel Het Loo ten offer aan plunderingen, eerst door de op Osnabrück en Münster terugtrekkende Britse en Hannoverse troepen, daarna door de Fransen, die er een hospitaal vestigden, en tenslotte door revolutionaire burgers van de Bataafse Republiek. Het vaste personeel werd met pensioen gestuurd of ontslagen. In 1795 en volgende jaren werd wat er van het interieur nog restte, naar Den Haag gebracht en per opbod verkocht.38 Een laatste blik de bewoning van het loo in de 18de eeu w
op het dan desolate paleis biedt een memorie uit 1797, waarin de rentmeester Johan Hendrik Roschet jr. zich verontschuldigt niet te hebben kunnen voorkomen dat de Franse soldaten alles hebben verwoest.39 Meubelen, lambriseringen, vensterluiken, houten tussenwanden en tuinbanken blijken te zijn opgestookt als brandhout (zie afb. 223);40 ledikanten vertimmerd tot ziekenhuisbedden; alle lood en koper, van dakbedekking en tuinvazen tot waterleidingen, opgegraven, uitgebroken, aan stukken gehakt en verkocht; marmeren tuinbeelden en tuinvazen omgegooid en stukgeslagen en schilderijen uit de lijsten gescheurd en kapotgesneden. Na vier generaties van vorstelijke bewoning leek het einde nabij. 221