quentin buvelot
MANHATTAN MASTERS
HOLLANDSE SCHILDERIJEN UIT THE FRICK COLLECTION
Mauritshuis Den Haag
Waanders Uitgevers Zwolle
Deze publicatie is verschenen bij de tentoonstelling Manhattan Masters Mauritshuis, Den Haag
29 september 2022 t/m 15 januari 2023
deze tentoonstelling werd mede mogelijk gemaakt door de genereuze steun van
American Friends of the Mauritshuis Stichting de Johan Maurits Compagnie Stichting Vrienden van het Mauritshuis Turing Foundation
Mondriaan Fonds
Marjon Ornstein Fonds
The Netherland-America Foundation Bloomberg Philanthropies
Deze tentoonstelling is mede mogelijk gemaakt door de rijksoverheid: de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een indemniteitsgarantie toegekend.
Voorwoord Dankwoord
Een landhuis in New York
Herkomstgegevens tentoongestelde schilderijen Literatuur en bronnen 19 30 35 44 67 81 89 96 98 103
henry clay frick, ondernemer en kunstverzamelaar Het leven van Henry Clay Frick, 1849-1919
Oude meesters, nieuwe wereld: De rivalen van Henry Clay Frick frick & het hollandse landschap frick & rembrandt frick & vermeer frick & hals
Een bezoek aan het Mauritshuis
Larger than life. Zo kan je de geste wel noemen van Ian Wardropper, Anna-Maria and Stephen Kellen Director van The Frick Collection. Twee jaar geleden zegde hij tien Hollandse schilderijen uit The Frick Collection toe voor Manhattan Masters. Met deze tentoonstelling, nog voorbereid door mijn gewaar deerde voorganger Emilie Gordenker, sluit het Mau ritshuis zijn 200ste verjaardag af. Voor lezers die dat nog niet wisten: The Frick Collection (kortweg ‘The Frick’) leent deze werken gewoonlijk niet uit. Zo was het ooit bepaald door Henry Clay Frick (1849-1919), de grondlegger en naamgever van de verzameling en het pand waarin die gehuisvest wordt. In 2015 toon de het Mauritshuis al hoogtepunten uit The Frick Collection, maar die objecten waren niet door Frick zelf aangekocht en vielen daarom buiten de bepa ling. De huidige tentoonstelling is mogelijk door de verbouwing van het pand van The Frick Collection. De collectie is tijdens deze renovatie ondergebracht in het voormalige gebouw van het Whitney Museum aan Madison Avenue, onder de noemer The Frick Madison. Hoogtepunten uit de verzameling zijn ook elders te zien. Zo keerde eerder dit jaar Rembrandts befaamde Poolse ruiter (afb. p. 70) tijdelijk terug naar het paleis van koning Stanisław August in Warschau waar het zo’n 200 jaar geleden hing.
Wardroppers geste heeft alles te maken met de unie ke en langdurige vriendschap tussen The Frick Col lection en het Mauritshuis. Musea die op meerdere fronten gelijkenissen vertonen: beide collecties zijn wereldberoemd en worden getoond in voormalige woonhuizen waar je de werken niet zo zeer op een museale manier ziet, maar binnen een huiselijke sfeer. Dat maakt dat je als bezoeker toch iets van ‘een thuis’ ervaart, ook al is het je eerste bezoek aan zo’n rijk en statig stadspaleis. Ook vergelijkbaar is dat je ná een bezoek aan deze musea beseft dat je getui
ge bent geweest van iets buitengewoon bijzonders, en desondanks, of juist dankzij, nog energie over hebt. Logisch, je komt in een beperkte tijdspanne en in een overzichtelijke ruimte oog in oog te staan met een verzameling magische hoogtepunten uit de kunstgeschiedenis.
Larger than life. Deze woorden gelden ook voor één van de tien werken die naar Den Haag mochten afrei zen: het levensgrote zelfportret van Rembrandt uit 1658. Samen met Quentin Buvelot – de conservator van Manhattan Masters – bezocht ik The Frick ter voorbereiding van deze tentoonstelling. Uiteraard hebben we staan watertanden bij de topstukken van Hals en Vermeer. Bij Rembrandts zelfportret aange komen sloeg Quentin zijn handen ineen en zei eer biedig: “Oh ja”. Ikzelf was niet vergeten dat het een indrukwekkend schilderij was, maar eerlijk gezegd wel dat het een verpletterende indruk maakte. Bij het weerzien voelde ik weer precies datgene wat ik ooit daarvoor ook had ervaren. Rembrandt stijgt, zowel als schilder en als geportretteerde, boven zichzelf uit, alsof je niet meer met een kunstwerk te maken hebt, maar met wezenlijk iets anders. Zonder al te zweverig te willen klinken, het lijkt alsof Rembrandts ziel aan wezig is. Hij leeft. Dit werk heeft de afgelopen eeuwen niet alleen mij, maar miljoenen ogen betoverd. Dat blijkt ook uit het ongekende enthousiasme waarmee een sponsor uit zichzelf aankondigde: ‘als Rembrandts zelfportret van The Frick naar het Mauritshuis komt, dan betalen wij het transport!’. Een genereus aanbod dat zeer welkom was. Graag dank ik de sponsors die de tentoonstelling mogelijk hebben gemaakt: American Friends of the Mauritshuis, Stichting de Johan Mau rits Compagnie, Stichting Vrienden van het Maurits huis, Turing Foundation, Mondriaan Fonds, Marjon Ornstein Fonds, The Netherland-America Foundation en Bloomberg Philanthropies. Deze tentoonstelling
is mede mogelijk gemaakt door de rijksoverheid: de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een indemniteitsgarantie toegekend.
Larger than life. Quentin gaat in dit boek dieper in op de exodus van belangrijke kunstwerken richting de Verenigde Staten rond 1900. Voorgoed verdwenen ze. Zo raakten Nederland en andere Europese landen in mum van tijd talloze kunstschatten kwijt aan Ameri kaanse verzamelaars. Hadden we in Nederland beter op onze spullen moeten passen? Het lijkt erop dat het Amerikaanse verzamelen, waarbij meesterwerken in grote hoeveelheden en snel tempo het continent verlieten, juist een stimulans heeft gegeven aan het cultuurbehoud in Nederland. Deze tentoonstelling is, zoals gezegd, een buitenkans. Nooit eerder kwamen deze werken nadat ze door Frick waren aangekocht, terug naar Nederland, naar het land waar ze zijn ge maakt. De kans dat ze snel nog een keer terugkeren, schatten we niet hoog in. Eens in een mensenleven misschien?
Tijdens de voorbereiding van Manhattan Masters kwam een ander belangrijk schilderij, niet toevallig ook van Rembrandt, voorgoed terug naar Nederland: De vaandeldrager. Van 1 tot en met 30 november is het schilderij voor een maand in het Mauritshuis te zien. Er is vanwege het hoge aankoopbedrag veel discussie over de aankoop geweest, en daar kan en mag men van alles van vinden. Het is goed mogelijk dat we over een paar decennia, of wellicht eerder al, deze discus sie zijn vergeten. Dat wat resteert zal blijdschap zijn dat dit belangrijke schilderij weer bij ons is. Zouden we willen, als dat zou kunnen, dat alle oude meesters weer terugkeren naar Nederland? Nee, want niet alleen functioneren zij als fantastische ambassa deurs voor de kunsten van ons land, maar ook gun
nen we de hele wereld het genot van het kijken naar Hollandse zeventiende-eeuwse schilderkunst. Wel brengen Manhattan Masters en de thuiskomst van Rembrandts Vaandeldrager een andere boodschap met zich mee. Laten we ons erfgoed koesteren. Wij komen en gaan. En deze schilderijen? Die overleven ons.
martine gosselink Algemeen directeur MauritshuisToen het Mauritshuis werd verbouwd enkele jaren geleden, leenden we topstukken uit aan The Frick Collection in New York. Deze tentoonstelling, Vermeer, Rembrandt, and Hals: Masterpieces of Dutch Painting from the Mauritshuis, liep van 22 oktober 2013 tot 19 ja nuari 2014. De selectie bestond uit 15 schilderijen, van Vermeers Meisje met de parel en Rembrandts Loflied van Simeon tot Coorte’s Stilleven met vijf abrikozen en Fabritius’ Puttertje. Het was een eclatant succes voor The Frick Collection, met de hoogste bezoekcij fers in de geschiedenis van het museum. In 2015 was vervolgens in Den Haag The Frick Collection: Kunst schatten uit New York te zien, een mooie selectie van 36 schilderijen en andere objecten, alle verworven na 1919, het jaar waarin Frick overleed. Niet eerder leen de The Frick Collection zo’n groot deel van de eigen verzameling uit. En dat werd gewaardeerd door het publiek, want tussen 5 februari en 10 mei werden in de tentoonstelling ruim 117.000 bezoekers geteld, met Ingrès’ portret van de Comtesse d’Haussonville als pu blieksfavoriet.
Met de komst van 10 Hollandse schilderijen uit de ze ventiende eeuw, op een na alle verworven door Frick zelf, is de cirkel rond. De geselecteerde werken zijn (uitgezonderd de in 1949 door de Trustees verwor ven Ruisdael) nooit meer in Europa aan het publiek getoond nadat zij meer dan een eeuw geleden naar de Verenigde Staten zijn verscheept. Zo was het zelf portret van Rembrandt uit 1658, een van de meest im posante zelfportretten van de kunstenaar, voor het laatst in Europa te zien in 1899, op een tentoonstelling in de Royal Academy in Londen. Wat een buitenkans dat het nu in Den Haag is, voor het eerst weer in Ne derland sinds het in 1815 werd vermeld als het bezit van de Earls of Ilchester (zie p. 100, nr. 6). Voor mij persoonlijk is Manhattan Masters een wensdroom die werkelijkheid is geworden. Juist in de beperking
van de selectie zit de kracht. Ik hoop dat bezoekers van de tentoonstelling het met me eens zullen zijn. Wie raakt er nou uitgekeken op Rembrandt zelfpor tret, Hals’ vrijwel gelijktijdig voltooide mansportret, of Vermeers intrigerende schilderij van twee figuren in een interieur?
Bij het voorbereiden van de huidige publicatie voerde ik een aantal lange gesprekken met de van oorsprong Nederlandse kunsthistoricus Esmée Quodbach. Zij is een expert op het gebied van herkomstonderzoek en de geschiedenis van het verzamelen van Holland se en Vlaamse schilderijen in Princeton, New Jersey. Voorheen was zij werkzaam bij het Center for the History of Collecting van The Frick Collection. Met Esmée sprak ik over de geschiedenis van de verza meling van Henry Clay Frick. Haar vele artikelen over deze onvolprezen kunstverzameling, opgesomd in de literatuurlijst achterin, vormden het vertrek punt voor de huidige publicatie. Het was Esmée die in een mailbericht van 21 juli 2021 het mooie citaat aanleverde waarin Abraham Bredius, oud-directeur van het Mauritshuis, Rembrandts zelfportret uiterst lovend beschreef: ‘De kroon van al wat wij nu zagen was de verzameling Frick op zijn ideaal aan de zee gelegen [buitenhuis] een uur van hier. Welk een ge not was het wéérzien van Lord Ilchesters zelfportret van Rembrandt, het zelfportret van den meester, dat bijna overleevensgroote portret van den schilder, zittend, de rechter hand op een stok leunend, u aan ziend met de uitdrukking van een waarlijk hèm ge oorloofd gevoel van eigenwaarde, zóó dat men er stil onder wordt, “every inch a king,”, schreef ik er eens over’ (zie verder p. 71). Hij zou het geweldig hebben gevonden dat dit onvergetelijke schilderij tijdelijk in hetzelfde pand is te zien als de Rembrandts die hij had verworven voor zijn privéverzameling en in 1946 aan het Mauritshuis legateerde (afb. p. 68). En, pikant
detail, dat Oude vrouw met bijbel uit omstreeks 16551660, nog door Frick verworven als een werk van Rembrandt, in de tentoonstelling onder de naam van diens leerling Carel van der Pluym wordt gepresen teerd. Bredius had Frick al kort na de aankoop van het schilderij op de hoogte gebracht van deze toe schrijving, zo blijkt uit de bewaard gebleven corres pondentie in de archieven van The Frick Collection (zie p. 73). Verder dank ik Sander Paarlberg, conser vator van het Dordrechts Museum, die adviseerde over de toeschrijving van de drie schilderijen van Aelbert Cuyp in The Frick Collection.
De samenwerking met de medewerkers van The Frick Collection is uiterst soepel verlopen, iets om even bij stil te staan. Het Mauritshuis is veel dank verschuldigd aan Xavier Salomon, Deputy Director and Peter Jay Sharp Chief Curator, die veel heeft bijgedragen aan het slagen van dit project. Dank je wel, Xavier! Ook danken wij de medewerkers van The Frick Collection, in het bijzonder Heidi Rosenau, Associate Director of Communications & Marketing; Bailey Keiger, Executive Assistant to the Chief Curator; en de medewerkers van The Frick Art Reference Library, en The Frick Archives, in het bijzonder Julie Ludwig.
Een bijzonder woord van dank aan mijn collega’s van het Mauritshuis, in het bijzonder Edwin Buijsen, hoofd collectie en wetenschap; Faye Cliné, registrar; Boy van den Hoorn, hoofd tentoonstellingstechniek; Daphne Martens, stagiaire; Hedwig Wösten, project leider tentoonstellingen. Ook gaat dank uit naar de volgende personen: Jelena Stefanovic (Studio OTW) en Sappho Pannhuysen (Studio Vrijdag), voor de relatief ingehouden, maar goed doordachte vormgeving van de tentoonstelling; Marloes Waanders, uitgever, en Gert Jan Slagter, voor het elegante ont werp van bijgaand boek en de fijne samenwerking.
Deze uitgave draag ik in liefdevolle herinnering op aan mijn kort na elkaar overleden ouders, Henk Buvelot (1931-2022) en Anna Buvelot-Bos (1934-2022).
In deze uitgave worden de door Frick verworven Hollandse schilderijen besproken als onderdeel van het grotere verhaal over de totstandkoming van zijn verzameling, bijeengebracht in de ‘Gilded Age’. In dit ‘vergulde tijdperk’ rond 1900 verzamelden de aller rijkste Amerikanen de mooiste kunstschatten uit Eu ropa. Hollandse schilderijen uit de zeventiende eeuw waren destijds geliefde verzamelobjecten bij Frick en andere Amerikaanse verzamelaars. Zowel de ten toonstelling als deze publicatie maakt je bewust van de omzwervingen van oude schilderijen, en wat er rond 1900 nog allemaal te vinden was op de internationale kunstmarkt.
quentin buvelot Hoofdconservator Mauritshuis, Den Haag
De onvolprezen kunstverzameling van The Frick Collection in New York is te vinden aan 1 East 70th Street, in het voormalige woonhuis van de kapitaalkrachtige verzamelaar Henry Clay Frick (1849-1919) uit Pittsburgh. Het huis is gebouwd in 1913-1914, naar ontwerp van de Amerikaanse archi tect Thomas Hastings (1860-1929). De neoclassicistische bouwstijl van het compleet vrijstaande pand, gesitueerd tussen Madison Avenue en 5th Avenue met een riant uitzicht op Central Park, herinnert aan Europese gebouwen uit de achttiende eeuw. De kamers van het pand herinneren aan Franse en Engelse interieurs uit diezelfde periode. Bij zijn tame lijk onverwachte overlijden in 1919 liet Frick het gebouw, met vrijwel alle kunst die hij in de loop van zo’n veertig jaar bijeenbracht, na aan het publiek, met een endowment van 15 miljoen dollar. Zijn weduwe, Adelaide Howard Childs Frick, bleef in het pand wonen tot haar overlijden op 4 oktober 1931. Het toezicht kwam in handen van een groep beheerders,
de Board of Trustees, nog altijd een gebruikelijke organisatiestructuur in Amerikaanse musea. Frick bepaalde in zijn laatste wilsbeschikking en testament van 24 juni 1915 dat zijn museum bedoeld was ‘for the use and benefit of all persons whomsoever’. De Trustees kregen als opdracht de bestaande verzameling te beheren en uit te breiden. Ook zag Frick het museum graag als een centrum voor de studie van kunst en cultuur. In 1920 richtte zijn dochter en oogappel, Helen Clay Frick (1888-1984), de onvolprezen Frick Art Reference Library op (afb. p. 97). De opzet van deze bibliotheek is vergelijkbaar met het Haagse rkd-Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, al richt het zich zowel op Europese als op Ame rikaanse kunst. De bibliotheek kreeg een apart gebouw.
Nadat het voormalige woonhuis door de bekende architect John Russell Pope (1873-1937) was aangepast aan het nieuwe gebruik, opende het museum de deuren in december
1935. In het eerste jaar bezochten 135.000 mensen het nieuwe museum. Mede door de groei van de collectie werd het bestaande gebouw in 1977 uitgebreid. Zo kwam er een nieuwe ontvangsthal (met garderobe en winkel) en tentoonstellingszalen. Een verrassende toevoeging was een tuin aan de kant van 70th Street, ontwor pen door de Engelsman Russell Page (1906-1985).
Ten tijde van het schrijven van deze tekst wordt het historische museumgebouw opnieuw onder handen genomen, door Selldorf Architects. De collectie is tijdens de renovatie en uitbreiding van het pand onderge bracht in het voormalige gebouw van het Whitney Museum aan Madison Avenue. Het iconische gebouw uit 1966 is een ontwerp van Bauhausarchitect Marcel Breuer (1902-1981). Een virtueel bezoek aan The Frick Madison is mogelijk via de website van het museum. Daar is ook een link te vinden naar het gebouw aan 1 East 70th Street.
EEN LANDHUIS IN NEW YORK de bouw van het woonhuis, mei 1913 Frick Collection aan 70th Street, New York (met dank aan Selldorf Architects)HENRY CLAY FRICK, ONDERNEMER EN KUNSTVERZAMELAAR
In de laatste drie decennia van de negentiende eeuw was een aantal Amerikaanse families in korte tijd puissant rijk geworden (zie p. 35). Het fortuin werd verdiend met onder meer de aanleg van spoorwegen, de mijnbouw en de productie van rubber. Henry Clay Frick (1849-1919) was een van deze succesvolle indus triëlen en vergaarde met zijn steenkolen- en staalbedrijf een enorm kapitaal. Daarnaast deed hij goede zaken met uiterst winstgevende investeringen. Hoe wel Frick weinig onderwijs had genoten, was hij van jongs af aan goed met cijfers. Zijn rekenknobbel kwam ook van pas als boekhouder van het familiebedrijf, een whisky-distilleerderij in West-Overton, Pennsylvania.
Frick was een geboren ondernemer: al op jonge leeftijd realiseerde hij zich dat de grote hoeveelhe den steenkool in zijn geboortegrond veel waard kon den zijn in de opkomende ijzer- en staalindustrie. Voor de vervaardiging van metaal was door verwar ming gezuiverde steenkool nodig, zogeheten ‘cokes’. Frick leende geld en kocht grote kolenvelden en liet in 1871 vijftig cokesovens bouwen. Zo’n tien jaar later domineerde de ‘H.C. Frick Coke Company’ de almaar groeiende staalindustrie in Pittsburgh. Het leverde Frick zijn bijnaam op, de ‘Coke King’. Al in 1879, op 30-jarige leeftijd, was hij miljonair. Twee jaar later, in 1881, nam hij een aandeel in de whisky-distilleerderij van de familie, om sentimentele redenen.
In dezelfde periode, in april 1881, leerde Henry Clay Frick zijn toekomstige vrouw kennen, Adelaide Ho ward Childs Frick (1859-1931). Op 15 december van dat jaar trad het verliefde stel in het huwelijk in Pittsburgh.
Daar woonden Ada en Clay, zoals ze elkaar noemden, lange tijd in een huis met de naam Clayton. Ze zou den er ruim twintig jaar wonen, van 1883 tot in 1905. In het najaar van 1905 verhuisde het gezin permanent naar New York City. Daar woonden zij eerst tijdelijk in een nog voor William Vanderbilt gebouwd huis aan 640 Fifth Avenue tussen 51st en 52nd Street, tot hun eigen woonhuis eind 1914 werd opgeleverd (pp. 14-15). Het echtpaar kreeg vier kinderen: Childs Frick, gebo ren in 1883, Martha Howard Frick in 1885, Helen Clay Frick in 1888, en Henry Clay Frick Jr. in 1892. Van deze vier kinderen zouden alleen Childs en Helen Clay volwassen worden. Martha stierf in 1891 na een lang ziekbed, Henry Clay Frick Jr. als baby. Childs en Helen waren de founding trustees van The Frick Collection.
Nog voor zijn huwelijk met Ada was Frick begonnen met het verzamelen van schilderijen, als een van de laatste van de groep kunstverzamelaars van de ‘Gilded Age’ (zie pp. 38-41). Het blijft gissen naar de eerste kunstaankoop van Frick. Volgens oude bronnen had hij al op jonge leeftijd belangstelling in kunst. Zo zou hij de wanden van zijn tienerkamer in Pittsburgh heb ben versierd met prenten en schetsen, waarvan en kele mogelijk deels zelf getekend. Een aantekening uit 1871 van een medewerker van Thomas Mellon, de geldschieter van Fricks eerste bedrijf, maakt duidelijk dat Frick niet alleen heel hard werkte, maar al op jonge leeftijd in schilderijen was geïnteresseerd: ‘Lands good, ovens well built; manager on job all day, keeps books evening, may be a little too enthusiastic about pictures but not enough to hurt; knows his business
In juni 1880 reisde de jonge, nog ongetrouw de Frick met drie vrienden door Europa, voor een grand tour; het was de eerste keer dat hij de oceaan overstak. Tussen de vrienden bevond zich Andrew W. Mellon, die zich eveneens tot een belangrijke verza melaar zou ontpoppen (zie p. 41; Frick had veel van zijn rijkdom te danken aan leningen van Andrews vader, de al even genoemde Thomas Mellon). Samen bezochten de vrienden allerlei bezienswaardigheden en musea in het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Italië en Frankrijk. Naar verluidt – want we weten het niet zeker – maakte vooral een bezoek aan de nog altijd onovertroffen verzameling oude meesters van Sir Ri chard Wallace in Londen grote indruk. Het zou zowel Frick als Mellon hebben gemotiveerd ook zelf zo’n hoogwaardige privécollectie op te bouwen. Vermel denswaard is dat jaren later, in 1897, de weduwe van Wallace de kunstverzameling schonk aan de Britse staat. Drie jaar later opende in Hertford House, het voormalige woonhuis van de familie, een openbaar museum onder de naam The Wallace Collection.
Deze bijzondere gebeurtenis zal Frick niet zijn ont gaan. Het zal hem geholpen hebben bij zijn besluit ook zijn eigen verzameling openbaar te maken na zijn dood. Zijn vriend George Harvey memoreerde expliciet aan Fricks bezoek aan Londen in zijn in 1928 verschenen en weinig kritische biografie van de verzamelaar, Henry Clay Frick: The Man. Ook Mellon besloot overigens zijn schilderijen aan de staat na te laten; zijn collectie vormde in 1937 de basis voor de National Gallery of Art, Washington.
In de eerste jaren van zijn verzamelcarrière besteed de Frick geen hoge bedragen aan kunst. Zijn collectie had dan ook een relatief bescheiden start. De vroegst gedocumenteerde aankoop van een schilderij da teert uit februari 1881, toen Frick bij een plaatselij ke kunsthandel voor 260 dollar een rivierlandschap kocht dat een jaar eerder was voltooid door George Hetzel (1826-1899). Deze toen populaire kunstenaar werkte in Pittsburgh, waar zijn werk ook te zien was geweest op tentoonstellingen. Na zijn huwelijk in het zelfde jaar kocht Frick zo nu en dan schilderijen van eigentijdse kunstenaars uit Amerika en Europa, vaak kleinere meesters.
Clayton, het huis van Frick in Pittsburgh Adelaide Frick, met Childs, Helen en Martha, 1888Het contact met zijn buurman, Joseph Woodwell (1842-1911), een welvarende ondernemer die ook als schilder actief was, zou grote invloed hebben op de jonge Frick. Woodwell had nog les gehad van Hetzel, de maker van het genoemde rivierlandschap, dat wel licht op zijn aanraden werd verworven door Frick. De verzamelaar-in-de-dop hoorde van Woodwell over diens verblijf bij enkele kunstenaars in Barbizon, een dorpje in de omgeving van Parijs. Deze Franse land schapschilders waren toen heel geliefd, bij Frick, en ook bij andere Amerikaanse verzamelaars. Datzelfde geldt voor het werk van andere negentiende-eeuwse kunstenaars als William Bouguereau en Jean-Charles Cazin. Frick kocht verscheidene werken van deze schilders. Later zou Frick veel van deze aankopen overigens weer afstoten of inruilen voor andere schil derijen, zoals dat gaat bij een collectie in opbouw.
Eind negentiende eeuw kocht Frick in de Europese kunsthandel nog altijd werken van Barbizon-schil ders, en andere eigentijdse Franse kunstenaars. De meestal zwijgzame Frick schreef hierover in septem ber 1895 aan een bevriende industrieel: ‘The pictu res I purchased abroad have all arrived, are hung on our walls, and we are getting a great deal of pleasure out of them. It seems to me better to have a certain amount of such things than the same value in bonds in the Safe Deposit Company, as you can draw your dividend daily’. Dat schilderijen Frick inderdaad een groot plezier bezorgen, bevestigt hij een maand later nog eens als hij schrijft: ‘I get more real pleasure out of this than anything that I have ever engaged in, out side of business’.
De aankoop in 1899 van het Portret van een jonge kun stenaar, toen nog aan Rembrandt toegeschreven (pp. 76-77), vormt een keerpunt in de geschiedenis van de verzameling. Het is de eerste echt ambitieuze
De Great Gallery in Hertford House, Londen (nu The Wallace Collection), c.1890.
Deze verzameling was voor Frick en andere Amerikaanse verzamelaars een bron van inspiratie.
George Hetzel, Rivierlandschap, 1880. Doek, 114 x 76 cm. The Frick Pittsburgh.philips wouwerman
KAMP MET MILITAIREN, c .1660-1665
Paneel, 43 x 53 cm. The Frick Collection, New York
De Haarlemse schilder Philips Wouwerman (1619-1688) werd bekend als schilder van paarden. Als geen ander wist hij de karakteristieke houdingen en bewegingen van deze dieren vast te leggen. Maar hij schilderde niet alléén maar paarden: ook de wereld daaromheen speelt een belangrijke rol in zijn voorstellingen. Hier zien we soldaten die even pauze houden bij een tij delijke herberg. Sommigen zitten nog op hun paard, al dan niet met een glas bier, anderen zijn al afgestapt. Een van de paarden is even gaan liggen, achter het dier zien we soldaten. Bij het kampvuur rechts zien we nog meer figuren, slapend of rokend, en een vrouw met haar kind op schoot. Wouwerman liet een groot oeuvre achter van zo’n 600 schilderijen, waarvan vele in de achttiende eeuw terecht kwamen in vorstelijke verzamelingen verspreid over heel Europa. Aan de Europese hoven waren voorstellingen met paarden bijzonder geliefd. De achttiende-eeuwse stadhouder Willem V, die de basis legde van de collectie van het Mauritshuis, had negen schilde rijen van Wouwerman, die toen tot zijn kostbaarste schilderijen werden gerekend. Dit schilderij is afkomstig uit de befaamde collectie van de Amsterdamse koopman Pieter van Winter (1745-1807) en zijn dochter, Anna (‘Annewies’) van Winter (1793-1877). Lange tijd genoot de kunstenaar grote roem, zeker ook nog in de tijd van Frick. Toch is Wouwerman niet meer zo bekend als vroeger. In 2008 organiseerde het Mauritshuis daarom een overzichtstentoonstelling van de kunstenaar, de eerste in de geschiedenis.
Johannes Vermeer, De onderbreking van de muziek, c.1658-1659
Doek, 39 x 45 cm
The Frick Collection, New York
Het waren Amerikaanse verzamelaars aan het begin van de twintigste eeuw die ervoor zorgden dat de Delftse schilder definitief tot superstar van de Hol landse zeventiende-eeuwse schilderkunst werd ge promoveerd. Niemand vatte het beter samen dan de bekende Duitse kunsthistoricus en museumdirecteur Wilhelm von Bode, in zijn artikel in The NewYork Times van 31 december 1911: ‘The greatest treasure for an American collector is a painting by Vermeer of Delft’. Frick was overigens niet de eerste Amerikaanse ver zamelaar die een Vermeer kocht. Die eer gaat naar de New Yorkse geldschieter Henry Marquand (zie p. 38), die in 1887 Vermeers Vrouw met waterkan verwierf in Parijs, zonder enige voorkennis over de schilder. Al twee jaar na zijn aankoop schonk hij de Vermeer al aan het Metropolitan in New York, waarvan hij voorzitter was. Het museum zou later nog vier andere schilde rijen van Vermeer verwerven. De Amerikaanse verza melaar Isabella Stewart Gardner in Boston (zie p. 39) kocht in 1892 Het concert van Vermeer, een werk dat nog in bezit was geweest van Thoré. Het was het eer ste Hollandse schilderij dat ze kocht. Acht jaar later, in 1900, legateerde de New Yorkse verzamelaar Collis Huntington Vermeers Vrouw met luit aan het Metro
politan, een schilderij dat hij voor een zacht prijsje op de kop had getikt. Het schilderij bleef overigens nog tot 1925 bij de weduwe van Huntington, die het vrucht gebruik over de collectie van haar overleden echtge noot had gekregen.
Frick kocht zijn eerste Vermeer in 1901, twee jaar na dat hij zijn eerste serieuze oude meester had verwor ven, het toen nog aan Rembrandt toegeschreven Por tret van een jonge kunstenaar (pp. 76-77). Hij woonde toen nog in Pittsburgh. Vermeers Onderbreking van de muziek was hem aangeboden door zijn vaste han delaar, Charles Carstairs van kunsthandel Knoedler. De Vermeer was in de zomer van 1899 in een Engels landhuis ontdekt door Bredius en Cornelis Hofstede de Groot, diens voormalige assistent in het Maurits huis. Het is de vierde authentieke Vermeer die naar Amerika kwam. Het werk heeft wat te lijden gehad van restauraties uit het verleden; kort voor de aankoop werd het opnieuw gerestaureerd. Het bedrag van 26.000 dollar dat Frick voor het schilderij betaalde, was al beduidend hoger dan wat andere Amerikaanse verzamelaars hadden betaald voor hun Vermeers, en hij zou nog hogere bedragen neerleggen voor zijn an
Johannes Vermeer, Dame en dienstbode, c.1666-1667 Doek, 90 x 79 cm The Frick Collection, New York
Tien jaar later, op 11 november 1911, toen Frick al was verhuisd naar New York, kocht hij zijn tweede Ver meer: Soldaat en lachende vrouw. Hij had het schil
derij op zicht gekregen, en na een bezoek van de al genoemde Berlijnse museumdirecteur Wilhelm von Bode en kunsthandelaar Roland Knoedler besloot Frick de Vermeer te kopen. Hij stond toen al bekend als een van de meest vooraanstaande verzamelaars van oude meesters, en als iemand die recordprij zen betaalde voor goede schilderijen. De prijzen voor Vermeers gingen inmiddels door het plafond. Begin 1911 betaalde de verzamelaar Peter Widener,
johannes vermeer
SOLDAAT EN LACHENDE VROUW, c .1657
Doek, 51 x 46 cm. The Frick Collection, New York
Bij de taferelen van Johannes Vermeer (1632-1675) kun je heerlijk wegdromen door de verstilde sfeer, de subtiele weergave van het licht, de kleine glimlichtjes of de sprankelende reflecties. Vaak schilderde Vermeer interieurs met één of twee personen. Op dit schilderij zien we twee fi guren in een intiem samenzijn. De soldaat is van achteren gezien, in de schaduw. De jonge vrouw rechts baadt in het licht, met haar blik volledig op de man gericht. Haar handen rusten op het glas witte wijn. De man en vrouw lijken helemaal in elkaar op te gaan, al zie je bijna niets van het gezicht van de soldaat. Misschien is de voorstelling minder onschuldig dan gedacht. In het zeventiende-eeuwse Nederland werd het drinken van wijn zeker niet aangemoedigd, en over matige consumptie zou losbandig gedrag veroorzaken. Vermeer laat ons echter gissen naar de exacte relatie tussen de man en vrouw, en dat prikkelt de fantasie. De lichtwerking in dit schil derij is subliem uitgevoerd: het licht laat alle oppervlakken in de voorstelling als het ware tot leven komen, ook het stralende gezicht van de vrouw. De kaart aan de wand toont Holland en West-Friesland (regio in Noord-Holland), zoals het Latijnse opschrift in hoofdletters aangeeft: ‘NOVA ET ACCVRATA TOTIVS HOLLANDIAE WESTFRISIAEQ TOPOGRAPHIA’. Verder is leesbaar: ‘HOLLAND’, ‘MARE GERMANICVM’ (de Noordzee, te zien aan de bovenzijde), en ‘DE ZUYDER ZEE’. Deze wandkaart, waarvan de vroegste rond 1620 door Balthasar van Berckenrode is gemaakt, kent latere uitgaven. Ze hingen destijds onder andere in woonhuizen en komen ook op andere schilderijen van Vermeer voor. (Zie de recente publicatie van Rozemarijn Landsman, Vermeer's Maps, New York 2022.) Bij dit schilderij lijkt er geen diepere betekenis in te vinden, tenzij je de kaart relateert aan de aanwezigheid van de soldaat. Hij verdedigt immers het land, al was de situatie in Nederland na het sluiten van de Vrede van Munster in 1648 rustig te noemen. Soldaat en lachende vrouw uit omstreeks 1657 geldt als een van de vroegste én aantrekkelijkste genrestukken van de beroemde schilder. Het was voor het laatst in Europa te zien in 1900, op een tentoonstelling van Hollandse schilderijen in de Burlington Fine Arts Club in Londen. Voor enkele maanden kan het Mauritshuis dit genrestuk van de schilder laten zien, als een vierde Vermeer.
In Manhattan Masters presenteert het 200-jarige Mauritshuis Hollandse schilderijen uit The Frick Collection in New York. Deze beroemde verzameling is gewoonlijk alleen te zien in het voormalige woonhuis van de vermogende verzamelaar Henry Clay Frick (1849-1919), maar een selectie wordt bij hoge uitzondering getoond in Den Haag. In 1935 opende The Frick Collection de deuren voor het publiek. Het wordt beschouwd als een van de mooiste musea ter wereld. De verzameling is van hoge kwaliteit en uiterst veelzijdig. De belangrijkste makers uit de Europese kunstgeschiedenis zijn in New York vertegenwoordigd met schilderijen, beeldhouwwerken, werken op papier en toegepaste kunst.
In deze uitgave gaat alle aandacht uit naar Hollandse schilderijen uit de zeventiende eeuw. In de tentoonstelling zijn topstukken opgenomen van de beroemdste kunstenaars uit die periode, onder wie Rembrandt, Vermeer, Hals en Ruisdael. De tekst behandelt deze schilderijen als onderdeel van het grotere verhaal over de totstandkoming van The Frick Collection, bijeengebracht in de ‘Gilded Age’. In dit ‘Vergulde tijdperk’ rond 1900 verzamelden de allerrijksten van Amerika de mooiste kunstschatten uit Europa. Hollandse schilderijen uit de zeventiende eeuw waren destijds geliefde verzamelobjecten bij Frick en andere Amerikaanse verzamelaars.
aankoop van Frick. In 1896 had hij weliswaar al een andere oude meester verworven, een fruitstilleven van de achttiende-eeuwse Hollandse schilder Jan van Os, maar die aankoop spreekt weinig tot de verbeel ding. Frick kocht zijn vermeende Rembrandt enkele maanden nadat een goede bekende van hem in Pit tsburgh, de vooraanstaande verzamelaar Alexander Byers (1827-1900), ook een aan de kunstenaar toege schreven schilderij had gekocht. Mogelijk was hier sprake van rivaliteit tussen twee verzamelaars. In 1899 kocht Frick minstens 27 andere schilderijen, van oude tot ‘jonge’ meesters. Rond 1900 had Frick in Clayton, zijn huis in Pittsburgh, zo’n 100 schilderijen hangen, verdeeld over de 23 kamers van het relatief bescheiden pand. Tegenwoordig is dit huis het cen trale deel van The Frick Pittsburgh, een cluster van musea en historische gebouwen waar ook veel van Fricks vroegste aankopen worden getoond, inclusief het genoemde rivierlandschap door George Hetzel. De zakelijke verantwoordelijkheden van Frick namen in deze periode af, zeker nadat hij in 1899 ontslag had genomen bij ‘Carnegie Steel Company’, zeven jaar eerder ontstaan uit een fusie van Fricks eigen bedrijf met dat van Carnegie (zie p. 30). Frick kreeg meer tijd om zich serieus op zijn verzameling te concentreren. Hij reisde met zijn gezin vele malen naar Europa, tot in 1914, toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Al in 1896 had het gezin in Den Haag verbleven, waar Frick ook het Mauritshuis moet hebben bezocht (zie p. 96).
Frick kocht bij verschillende kunsthandels, in Ameri ka en ook ver daarbuiten, maar één kunsthandel werd zijn voorkeursleverancier: M. Knoedler & Co., met vestigingen in Amerika en Europa. Frick stond in di rect contact met Roland Knoedler (1856-1932), die de vestiging in New York bestierde, een taak die hij in 1878 had overgenomen na de dood van zijn vader,
www.waanders.nl
Jan van Os, Fruitstilleven, 1769. Doek, 70 x 58 cm. The Frick Pittsburgh Rekening van kunsthandel M. Knoedler & Co., 8 januari 1910